RIJKSMIDDELENBEGROTING

BELGISCHE KAMER VAN VOLKSVERTEGENWOORDIGERS ________

Gewone zitting 2002-2003 ________

RIJKSMIDDELENBEGROTING voor het begrotingsjaar 2003

CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS DE BELGIQUE ________

Session ordinaire 2002-2003 ________

BUDGET DES VOIES ET MOYENS pour l’année budgétaire 2003

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

BELGISCHE KAMER VAN

CHAMBRE DES REPRÉSENTANTS

28 oktober 2002

28 octobre 2002

RIJKSMIDDELENBEGROTING

BUDGET DES VOIES ET MOYENS

voor het begrotingsjaar 2003

pour lannée budgétaire 2003

DE BELGIQUE

VOLKSVERTEGENWOORDIGERS

________

________

I — 5529 KAMER · 5e GEWONE ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE

2002 2003

CHAMBRE · 5e SESSION ORDINAIRE DE LA 50e LÉGISLATURE

2

DOC 50

2080/001

De regering heeft dit wetsontwerp op 24 oktober 2002 ingediend.

Le gouvernement a déposé ce projet de loi le 24 octobre 2002.

De « goedkeuring tot drukken » werd op 28 oktober 2002 door de Kamer ontvangen.

Le « bon à tirer » a été reçu à la Chambre le 28 octobre 2002.

AGALEV-ECOLO CD&V FN MR PS CDH SP.A VLAAMS BLOK VLD VU&ID

: : : : : : : : : :

Anders gaan leven / Ecologistes Confédérés pour l’organisation de luttes originales Christen-Democratisch en Vlaams Front National Mouvement Réformateur Parti socialiste Centre Démocrate Humaniste Socialistische Partij Anders Vlaams Blok Vlaamse Liberalen en Democraten Volksunie&ID21

Afkortingen bij de nummering van de publicaties :

Abréviations dans la numérotation des publications :

DOC 50 0000/000: Parlementair document van de 50e zittingsperiode + het nummer en het volgnummer QRVA : Schriftelijke Vragen en Antwoorden HA : Handelingen (Integraal Verslag) BV : Beknopt Verslag PLEN : Plenum COM : Commissievergadering

DOC 50 0000/000 : Document parlementaire de la 50e législature, suivi du n° et du n° consécutif QRVA : Questions et Réponses écrites HA : Annales (Compte Rendu Intégral) CRA : Compte Rendu Analytique PLEN : Séance plénière COM : Réunion de commission

Officiële publicaties, uitgegeven door de Kamer van volksvertegenwoordigers Bestellingen : Natieplein 2 1008 Brussel Tel. : 02/ 549 81 60 Fax : 02/549 82 74 www.deKamer.be e-mail : [email protected]

KAMER · 5e GEWONE ZITTING VAN DE 50e ZITTINGSPERIODE

2002 2003

Publications officielles éditées par la Chambre des représentants Commandes : Place de la Nation 2 1008 Bruxelles Tél. : 02/ 549 81 60 Fax : 02/549 82 74 www.laChambre.be e-mail : [email protected]

CHAMBRE · 5e SESSION ORDINAIRE DE LA 50e LÉGISLATURE

DOC 50

3

2080/001

INHOUDSTAFEL

TABLE DES MATIÈRES PREMIÈRE PARTIE

EERSTE DEEL Blz.

Page

Wetsontwerp ..........................................................................

6

Projet de loi ............................................................................

6

Wetstabel ...............................................................................

15

Tableau de la loi .....................................................................

16

Titel I — Lopende ontvangsten .............................................

16

Titre I — Recettes courantes .................................................

16

Sectie I — Fiscale ontvangsten ............................................. Hoofdstuk 18 — FOD Financiën ......................................

16 16

Section I — Recettes fiscales ................................................ Chapitre 18 — SPF Finances ..........................................

16 16

Sectie II — Niet-fiscale ontvangsten ..................................... Hoofdstuk 02 — FOD Kanselarij van de Eerste Minister . Hoofdstuk 03 — FOD Begroting en Beheerscontrole ...... Hoofdstuk 04 — FOD Personeel en Organisatie ............. Hoofdstuk 11 — Federale Diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden ......... Hoofdstuk 12 — FOD Justitie ........................................... Hoofdstuk 13 — FOD Binnenlandse Zaken ..................... Hoofdstuk 14 — FOD Buitenlandse Zaken ...................... Hoofdstuk 15 — Internationale Samenwerking ............... Hoofdstuk 16 — Defensie ................................................ Hoofdstuk 17 — Federale Politie en Geïntegreeerde Werking .............................................................................. Hoofdstuk 18 — FOD Financiën ...................................... Hoofdstuk 21 — Pensioenen ........................................... Hoofdstuk 23 — FOD Tewerkstelling en Sociaal Overleg Hoofdstuk 24 — FOD Sociale Zekerheid ......................... Hoofdstuk 25 — FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu ........................................ Hoofdstuk 32 — FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie ................................................................... Hoofdstuk 33 — FOD Mobiliteit en transport ................... Hoofdstuk 44 — POD Sociale Integratie, strijd tegen de armoede en sociale economie ....................................

20 20 21 21

Section II — Recettes non fiscales ....................................... Chapitre 02 — SPF Chancellerie du Premier Ministre .... Chapitre 03 — SPF Budget et Contrôle de la Gestion .... Chapitre 04 — SPF Personnel et Organisation ............... Chapitre 11 — Services fédéraux des affaires scientifiques, techniques et culturelles .............................................. Chapitre 12 — SPF Justice .............................................. Chapitre 13 — SPF Intérieur ............................................ Chapitre 14 — SPF Affaires étrangères ........................... Chapitre 15 — Coopération Internationale ...................... Chapitre 16 — Défense .................................................... Chapitre 17 — Police fédérale et fonctionnement intégré

20 20 21 21

30 35 37 40

48

Chapitre 18 — SPF Finances .......................................... Chapitre 21 — Pensions .................................................. Chapitre 23 — SPF Emploi et Concertation sociale ........ Chapitre 24 — SPF Sécurité sociale ............................... Chapitre 25 — SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement ..................................... Chapitre 32 — SPF Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie ............................................................. Chapitre 33 — SPF Mobilité et Transport ........................ Chapitre 44 — SPP Intégration sociale, lutte Contre la pauvreté et Economie sociale .....................................

Titel II — Kapitaalontvangsten ..............................................

50

Titre II — Recettes de capital ................................................

50


50 50


50 50

Sectie II — Niet-fiscale ontvangsten ..................................... Hoofdstuk 02 — FOD Kanselarij van de Eerste Minister . Hoofdstuk 11 — Federale Diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden ......... Hoofdstuk 12 — FOD Justitie ........................................... Hoofdstuk 13 — FOD Binnenlandse Zaken ..................... Hoofdstuk 14 — FOD Buitenlandse Zaken ...................... Hoofdstuk 16 — Defensie ................................................ Hoofdstuk 18 — FOD Financiën ...................................... Hoofdstuk 19 — Regie der Gebouwen ............................ Hoofdstuk 23 — FOD Tewerkstelling en Sociaal Overleg Hoofdstuk 25 — FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu ........................................ Hoofdstuk 32 — FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie ................................................................... Hoofdstuk 33 — Mobiliteit en transport ............................

50 50

50 50

56 57

Section II — Recettes non fiscales ....................................... Chapitre 02 — SPF Chancellerie du Premier Ministre .... Chapitre 11 — Services fédéraux des affaires scientifiques, techniques et culturelles .............................................. Chapitre 12 — SPF Justice .............................................. Chapitre 13 — SPF Intérieur ............................................ Chapitre 14 — SPF Affaires étrangères ........................... Chapitre 16 — Défense .................................................... Chapitre 18 — SPF Finances .......................................... Chapitre 19 — Régie des Bâtiments ................................ Chapitre 23 — SPF Emploi et Concertation sociale ........ Chapitre 25 — SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement ..................................... Chapitre 32 — SPF Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie ............................................................. Chapitre 33 — SPF Mobilité et Transport ........................

Titel III — Opbrengst van leningen ........................................ Hoofdstuk 18 — FOD Financiën ......................................

59 59

Titre III — Produits d’emprunts .............................................. Chapitre 18 — SPF Finances ..........................................

59 59

22 22 23 26 27 28 29 30 35 37 40 41 43 45

51 51 51 52 52 53 55 55 56

TWEEDE DEEL

22 22 23 26 27 28 29

41 43 45 48

51 51 51 52 52 53 55 55 56 56 57

DEUXIEME PARTIE

Vergelijkende tabel en uitgewerkte staat ..............................

61

Tableau comparatif et développements ................................

61

Titel I — Lopende ontvangsten .............................................

62

Titre I — Recettes courantes .................................................

63

4

DOC 50

2080/001


62 62


63 63

Sectie II — Niet-fiscale ontvangsten ..................................... Hoofdstuk 02 — FOD Kanselarij van de Eerste Minister . Hoofdstuk 03 — FOD Begroting en Beheerscontrole ...... Hoofdstuk 04 — FOD Personeel en Organisatie ............. Hoofdstuk 11 — Federale Diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden ......... Hoofdstuk 12 — FOD Justitie ........................................... Hoofdstuk 13 — FOD Binnenlandse Zaken ..................... Hoofdstuk 14 — FOD Buitenlandse Zaken ...................... Hoofdstuk 15 — Internationale Samenwerking ............... Hoofdstuk 16 — Defensie ................................................ Hoofdstuk 17 — Federale Politie en Geïntegreerde Werking .............................................................................. Hoofdstuk 18 — FOD Financiën ...................................... Hoofdstuk 19 — Regie der Gebouwen ............................ Hoofdstuk 21 — Pensioenen ........................................... Hoofdstuk 23 — FOD Tewerkstelling en Sociaal Overleg Hoofdstuk 24 — FOD Sociale Zekerheid ......................... Hoofdstuk 25 — FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu ........................................ Hoofdstuk 31 — Middenstand en Landbouw (pro memorie) ............................................................................... Hoofdstuk 32 — FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie ................................................................... Hoofdstuk 33 — Mobiliteit en transport ............................ Hoofdstuk 44 — POD Sociale Integratie, strijd tegen de armoede en sociale economie ....................................

70 70 70 70

Section II — Recettes non fiscales ....................................... Chapitre 02 — SPF Chancellerie du Premier Ministre .... Chapitre 03 — SPF Budget et Contrôle de la Gestion .... Chapitre 04 — SPF Personnel et Organisation ............... Chapitre 11 — Services fédéraux des affaires scientifiques, techniques et culturelles .............................................. Chapitre 12 — SPF Justice .............................................. Chapitre 13 — SPF Intérieur ............................................ Chapitre 14 — SPF Affaires étrangères ........................... Chapitre 15 — Coopération Internationale ...................... Chapitre 16 — Défense .................................................... Chapitre 17 — Police fédérale et fonctionnement intégré

71 71 71 71

87 99 99 101 107

124

Chapitre 18 — SPF Finances .......................................... Chapitre 19 — Régie des Bâtiments ................................ Chapitre 21 — Pensions .................................................. Chapitre 23 — SPF Emploi et Concertation sociale ........ Chapitre 24 — SPF Sécurité sociale ............................... Chapitre 25 — SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement ..................................... Chapitre 31 — Classes moyennes et Agriculture (pour mémoire) .......................................................................... Chapitre 32 — SPF Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie ............................................................. Chapitre 33 — SPF Mobilité et Transport ........................ Chapitre 44 — SPP Intégration sociale, lutte Contre la pauvreté et Economie sociale .....................................

Titel II — Kapitaalontvangsten ..............................................

128

Titre II — Recettes de capital ................................................

129


128 128


129 129

Sectie II — Niet-fiscale ontvangsten ..................................... Hoofdstuk 02 — FOD Kanselarij van de Eerste Minister . Hoofdstuk 11 — Federale Diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden ......... Hoofdstuk 12 — FOD Justitie ........................................... Hoofdstuk 13 — FOD Binnenlandse Zaken ..................... Hoofdstuk 14 — FOD Buitenlandse Zaken ...................... Hoofdstuk 15 — Internationale Samenwerking ............... Hoofdstuk 16 — Defensie ................................................ Hoofdstuk 18 — FOD Financiën ...................................... Hoofdstuk 19 — Regie der Gebouwen ............................ Hoofdstuk 23 — FOD Tewerkstelling en Sociaal Overleg Hoofdstuk 24 — FOD Sociale Zekerheid ......................... Hoofdstuk 25 — FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu ........................................ Hoofdstuk 31 — Middenstand en Landbouw (pro memorie) ............................................................................... Hoofdstuk 32 — FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie ................................................................... Hoofdstuk 33 — Mobiliteit en transport ............................

128 128

129 129

138 140

Section II — Recettes non fiscales ....................................... Chapitre 02 — SPF Chancellerie du Premier Ministre .... Chapitre 11 — Services fédéraux des affaires scientifiques, techniques et culturelles .............................................. Chapitre 12 — SPF Justice .............................................. Chapitre 13 — SPF Intérieur ............................................ Chapitre 14 — SPF Affaires étrangères ........................... Chapitre 15 — Coopération Internationale ...................... Chapitre 16 — Défense .................................................... Chapitre 18 — SPF Finances .......................................... Chapitre 19 — Régie des Bâtiments ................................ Chapitre 23 — SPF Emploi et Concertation sociale ........ Chapitre 24 — SPF Sécurité sociale ............................... Chapitre 25 — SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement ..................................... Chapitre 31 — Classes moyennes et Agriculture (pour mémoire) .......................................................................... Chapitre 32 — SPF Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie ............................................................. Chapitre 33 — SPF Mobilité et Transport ........................

Samenvattende tabel .............................................................

144

Tableau récapitulatif ...............................................................

145

72 72 74 78 80 82 84 86 98 98 100 106 108 110 116 120

128 128 130 130 130 130 132 136 136 136 138 138

DERDE EN VIERDE DEEL Toelichtende staat ..................................................................

109 111 117 121 125

129 129 131 131 131 131 133 137 137 137 139 139 139 141

TROISIEME ET QUATRIEME PARTIE 158

VIJFDE DEEL Verrichtingen van het Bestuur der Domeinen .......................

73 73 75 79 81 83 85

Notes justificatives .................................................................

158

CINQUIEME PARTIE 408

Opérations de l’Administration des Domaines ......................

408

DOC 50

5

2080/001

BIJLAGE

ANNEXE

Inventaris 2002 van de vrijstellingen, aftrekken en verminderingen die de ontvangsten van de Staat beïnvloeden ...........

Inventaire 2002 des exonérations, abattements et réductions qui influencent les recettes de l’Etat .....................................

Deze bijlage zal afzonderlijk gepubliceerd worden.

Cette annexe sera publiée séparément.

6

DOC 50

2080/001

EERSTE DEEL

PREMIÈRE PARTIE

WETSONTWERP ______

PROJET DE LOI ______

ALBERT II, K ONING DER BELGEN,

ALBERT II, ROI

DES

BELGES ,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, ONZE GROET.

À tous, présents et à venir, S ALUT.

Op de voordracht van Onze minister van Begroting, van Onze minister van Financiën en op het advies van Onze in Raad vergaderde ministers,

Sur la proposition de Notre ministre du Budget, de Notre ministre des Finances et de l’avis de Nos ministres qui en ont délibéré en Conseil,

HEBBEN WIJ BESLOTEN EN

BESLUITEN

WIJ :

NOUS AVONS

ARRÊTÉ ET ARRÊTONS

:

Onze minister van Begroting en Onze minister van Financiën zijn gelast in Onze naam bij de Kamer van volksvertegenwoordigers het wetsontwerp in te dienen waarvan de tekst volgt :

Notre ministre du Budget et Notre ministre des Finances sont chargés de présenter en Notre nom à la Chambre des représentants le projet de loi dont la teneur suit :

Artikel 1

Article 1er

Deze wet regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 74, 3° van de Grondwet.

La présente loi règle une matière visée à l’article 74, 3° de la Constitution.

Art. 2

Art. 2

Voor het begrotingsjaar 2003 worden de lopende ontvangsten van de Staat geraamd :

Pour l’année budgétaire 2003, les recettes courantes de l’État sont évaluées :

Voor de fiscale ontvangsten, op ........... Voor de niet-fiscale ontvangsten, op ....

EUR 40.643.737.000 EUR 3.595.942.000 ____________________

Pour les recettes fiscales, à ................. Pour les recettes non fiscales, à ..........

EUR 40.643.737.000 EUR 3.595.942.000 ____________________

Zegge te samen ....................................

EUR

Soit ensemble .......................................

EUR

44.239.679.000

overeenkomstig Titel I van de hierbijgaande tabel.

44.239.679.000

conformément au Titre I du tableau ci-annexé.

Art. 3

Art. 3

Voor het begrotingsjaar 2003 worden de kapitaalontvangsten geraamd op de som van 695.389.000 euro, overeenkomstig Titel II van de hierbijgaande tabel.

Pour l’année budgétaire 2003, les recettes en capital sont évaluées à la somme de 695.389.000 euros, conformément au Titre II du tableau ci-annexé.

Art. 4

Art. 4

Voor het begrotingsjaar 2003, wordt de opbrengst van leningen geraamd op 23.808.817.000 euro, overeenkomstig Titel III van de hierbijgaande tabel.

Pour l’année budgétaire 2003, le produit d’emprunts est évalué à 23.808.817.000 euros, conformément au Titre III du tableau ci-annexé.

DOC 50

7

2080/001

Art. 5

Art. 5

De op 31 december 2002 bestaande directe en indirecte belastingen, in hoofdsom en opdeciemen ten behoeve van de Staat, worden tijdens het jaar 2003 ingevorderd volgens de wetten, besluiten en tarieven waarbij de zetting en invordering ervan worden geregeld, met inbegrip van de wetten, besluiten en tarieven die slechts een tijdelijk of voorlopig karakter hebben.

Les impôts directs et indirects, en principal et décimes additionnels au profit de l’État, existant au 31 décembre 2002, seront recouvrés pendant l’année 2003 d’après les lois, arrêtés et tarifs qui en règlent l’assiette et la perception, y compris les lois, arrêtés et tarifs qui n’ont qu’un caractère temporaire ou provisoire.

Art. 6

Art. 6

De toepassing van de artikelen 3 en 4, §1, van de wet van 28 december 1954, houdende de Rijksmiddelenbegroting voor het dienstjaar 1955, is verlengd tot 31 december 2003.

L’application des articles 3 et 4, § 1er, de la loi du 28 décembre 1954 contenant le budget des Voies et Moyens pour l’exercice 1955, est prorogée jusqu’au 31 décembre 2003.

Art. 7

Art. 7

De Koning kan, binnen de perken en onder de voorwaarden die Hij bepaalt, vrijstelling van belasting verlenen voor de inkomsten van leningen die in 2003 door de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de provincies, de agglomeraties, de gemeenten en de openbare instellingen of organismen, voornamelijk in het buitenland zouden worden uitgegeven of geplaatst, en in het bijzonder de Schatkistbons in vreemde munt. Wat de inkomsten van de effecten betreft van deze leningen die zouden gehouden worden door Belgische verblijfhouders, kunnen de fiscale vrijstellingen echter alleen worden verleend aan de financiële instellingen of de hiermee gelijkgestelde ondernemingen en de professionele beleggers bedoeld in artikel 105, 1° en 3°, van het KB/WIB 92, alsmede, onverminderd de toepassing van artikel 262, 1° van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, aan de rechtspersonen bedoeld in artikel 220 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

Le Roi peut, dans les limites et aux conditions qu’Il détermine, accorder des exonérations fiscales aux revenus des emprunts qui, en 2003, seraient émis ou placés principalement à l’étranger par l’État, les communautés, les régions, les provinces, les agglomérations, les communes et les établissements ou organismes publics, et en particulier les Bons de Trésor libellés en monnaies étrangères. En ce qui concerne les revenus des titres de ces emprunts qui seraient détenus par des résidents belges, les exonérations fiscales ne peuvent toutefois être accordées qu’aux seuls établissements financiers ou entreprises y assimilées et investisseurs professionnels visés à l’article 105, 1° et 3°, de l’AR/CIR 92, ainsi que, sans préjudice de l’application de l’article 262, 1° du Code des impôts sur les revenus 1992, aux personnes morales visées à l’article 220 du Code des impôts sur les revenus 1992.

Art. 8

Art. 8

§ 1. Om het tekort van de ontvangsten in verhouding tot de uitgaven voor het jaar 2003 te dekken, met inbegrip van de terugbetalingen van leningen en de eventuele uitgaven als gevolg van de financiële beheersverrichtingen bedoeld in § 3, 1° hierna, of om de tijdelijke schatkistonevenwichten in de loop van het begrotingsjaar te dekken : 1° wordt de Koning gemachtigd om openbare leningen uit te geven. Wanneer de Koning een algemeen uitgiftekader voor leningen heeft bepaald dat de grenzen van de bevoegdheden vastlegt die kunnen worden gedelegeerd, kan de minister van Financiën gemachtigd worden om, tijdens het begrotingsjaar, de leningen die binnen dit kader vallen uit te geven;

§ 1er. Pour couvrir l’insuffisance des recettes par rapport aux dépenses de l’année 2003, en ce compris les remboursements d’emprunts et les dépenses éventuelles résultant des opérations de gestion financière visées au § 3, 1°, ci-après, ou les déséquilibres passagers de trésorerie au cours de l’année budgétaire : 1° le Roi est autorisé à émettre des emprunts publics. Lorsque le Roi a fixé un cadre général d’émission d’emprunts qui détermine les limites des pouvoirs qui peuvent être délégués, le ministre des Finances peut être autorisé à émettre, au cours de l’année budgétaire, les emprunts qui entrent dans ce cadre;

8

2° wordt de minister van Financiën gemachtigd om Schatkistcertificaten, Schatkistbons of om het even welk rentend financieringsinstrument verschillend van de openbare leningen uit te geven; 3° de leningen bedoeld in 1° en 2° hierboven kunnen zowel in België als in het buitenland worden uitgegeven, en zowel in euro als in vreemde munt. § 2. Het beheer van de overheidsschuld heeft als voornaamste doel de financiële kost van de Staatsschuld te verminderen in het kader van een beheer van de marktrisico’s en van de operationele risico’s rekening gehouden met de algemene doelstellingen van het begrotings- en het monetair beleid. Het beheer van de overheidsschuld heeft eveneens als doel de financiële kost te verminderen van de schuld van de openbare entiteiten, te onderscheiden van de eigenlijke Staat, van de centrale overheid. Daarom stelt de minister van Financiën, op voorstel van het strategisch Comité van de schuld dat werkt binnen de administratie der Thesaurie, de algemene richtlijnen vast die van toepassing zijn op het beheer van de Staatsschuld; deze richtlijnen hebben in het bijzonder betrekking op de structuur van de portefeuille van de schuld en op het niveau van de risico’s die daaraan kunnen verbonden zijn. Het strategisch Comité van de schuld neemt de uitvoeringsmaatregelen voor deze algemene richtlijnen. Deze laatste omlijnen de uitvoering van de eigenlijke financiële verrichtingen door het Agentschap van de schuld opgericht binnen de administratie van de Thesaurie. § 3. De minister van Financiën wordt gemachtigd : 1° om iedere financiële beheersverrichting af te sluiten binnen de grenzen gesteld in § 2 hiervoor. Onder financiële beheersverrichting wordt verstaan : a) de dagelijkse beheersverrichtingen van de Schatkist, meer bepaald de financiële verrichtingen die noodzakelijk zijn om het dagelijks kasevenwicht te waarborgen; b) de omruilingen van effecten; c) de aanpassing van de contractuele voorwaarden of van de terugbetalingstermijnen van bestaande leningen, gedaan in overleg met de geldschieters en conform de marktvoorwaarden; d) alle soorten beleggingen, met inbegrip van deze die noodzakelijk zijn voor de continuïteit van de financiering van de Schatkist; e) de interestswaps en de deviezenswaps, de opties, de termijncontracten en elk ander instrument van het financieel, budgettair en kredietrisicobeheer dat verband houdt met de Staatsschuld en die toegelaten zijn door de minister van Financiën in toepassing van § 2 hiervoor; f) de aankoop van effecten van de Staatsschuld op de secundaire markten; g) de tijdelijke terbeschikkingstelling via cessie-retrocessieverrichtingen of andere verrichtingen met een gelijkaardig economisch effect, van schatkistcertificaten

DOC 50

2080/001

2° le ministre des Finances est autorisé à émettre des certificats de trésorerie, bons du Trésor ou tout instrument de financement portant intérêt autre que les emprunts publics; 3° les emprunts visés aux 1° et 2° ci-dessus peuvent être émis aussi bien en Belgique qu’à l’étranger, en euros et en monnaies étrangères. § 2. La gestion de la dette publique a pour principal objectif de minimiser le coût financier de la dette de l’État dans le cadre d’une gestion des risques de marché et des risques opérationnels et dans le respect des objectifs généraux de la politique budgétaire et de la politique monétaire. La gestion de la Dette publique a également pour objectif de minimiser le coût financier de la dette des entités publiques de l’administration centrale, autres que l’État proprement dit. À cette fin, le ministre des Finances détermine, sur proposition du Comité stratégique de la dette fonctionnant au sein de l’administration de la Trésorerie, les directives générales applicables à la gestion de la dette de l’État; ces directives portent en particulier sur la structure du portefeuille de la dette et sur le niveau des risques qui peuvent lui être associés. Le Comité stratégique de la dette prend les dispositions d’application de ces directives générales. Celles-ci encadrent la réalisation des opérations financières proprement dites par l’Agence de la dette constituée au sein de l’administration de la Trésorerie § 3. Le ministre des Finances est autorisé : 1° à conclure toute opération de gestion financière dans les limites déterminées en application du § 2 cidessus. Par opération de gestion financière, on entend : a) les opérations de gestion journalière du Trésor, à savoir les opérations financières qui résultent de la nécessité d’assurer l’équilibre journalier de caisse; b) les échanges de titres; c) l’adaptation des conditions contractuelles ou termes de remboursement d’emprunts existants, réalisée en accord avec les prêteurs et conformément aux conditions du marché; d) les placements de toute nature, y compris ceux nécessaires à la continuité du financement du Trésor; e) les swaps d’intérêt et les swaps de devises, les options, les contrats à terme et tout autre instrument de gestion des risques financiers, budgétaires et de crédit liés à la dette de l’État et autorisés par le ministre des Finances en application du § 2 ci-dessus; f) les achats de titres de la Dette de l’État sur les marchés secondaires; g) les mises à disposition temporaire, via des opérations de cession-rétrocession ou autres qui ont un effet économique semblable, de certificats de trésorerie et

DOC 50

2080/001

en lineaire obligaties aan de primary dealers en recognized dealers die markthouder zijn in het elektronisch « inter-dealer broker » systeem, aangeduid door de Schatkist voor de markt van Belgische Schatkistwaarden, teneinde de goede werking van de secundaire markt te verzekeren. De Schatkist kan die tijdelijke terbeschikkingstelling uitbreiden tot andere instellingen die markthouder zouden zijn in hetzelfde elektronische systeem. De tijdelijke terbeschikkingstelling van effecten, zoals beschreven in eerste lid, kunnen ook betrekking hebben op gesplitste effecten van lineaire obligaties; 2° om, in afwijking van artikel 6 van de wet van 2 augustus 1955 houdende opheffing van het Fonds tot delging der Staatsschuld en van artikel 7 van het koninklijk besluit van 27 februari 1956 tot regeling van de werking van de Amortisatiekas opgericht door genoemde wet, bij de rijkskassier ter aflossing teruggekochte effecten aan toonder in bewaring te houden om ze, indien nodig, beschikbaar te stellen voor de omzetting van inschrijvingen op naam of van gedematerialiseerde waarden; 3° om, naast de omruiling van effecten van bestaande leningen tegen nieuwe lineaire obligaties, de intrestprorata’s van de effecten in omloop te betalen aan de rechthebbenden door middel van lineaire obligaties; 4° krachtens de overeenkomst van 5 januari 1994 afgesloten met de Nationale Bank van België, gedematerialiseerde effecten ter vertegenwoordiging van de Staatsschuld te creëren, die dezelfde eigenschappen hebben als deze van de in omloop zijnde effecten, met het oog op het uitlenen van deze effecten op korte termijn aan de Nationale Bank van België in functie van de behoeften van haar effectenclearingstelsel; 5° over te gaan tot de uitgifte van de gedematerialiseerde effecten uitgedrukt in vreemde munt, voorafgaand aan de valutadag van hun inschrijving, opdat de investeerders kunnen beschikken over deze effecten op de bedoelde valutadag binnen de clearingstelsels bedoeld in artikel 1, § 2, b en c van het koninklijk besluit van 14 juni 1994 tot vaststelling van de regels van toepassing op het aanhouden op rekening van gedematerialiseerde effecten uitgedrukt in vreemde munten of in rekeneenheden andere dan euro; 6° over te gaan tot de uitgifte van schatkistcertificaten en lineaire obligaties, in te schrijven op een rekening van de Schatkist binnen het effectenclearingstelsel van de Nationale Bank van België teneinde de verrichtingen voorzien in 1°, g) mogelijk te maken. § 4. 1° In afwijking van artikel 4 van de gecoördineerde wetten van 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit, worden de opbrengsten van de financieringsinstrumenten op korte termijn (Schatkistcertificaten, Schatkistbons en gelijkaardige instrumenten) evenals de opbrengsten voortvloeiend uit de verrichtingen bedoeld in § 3, 1°, g) gestort op thesaurierekeningen of orderekeningen van de Thesaurie; 2° teneinde de continuïteit van de financiering van de Schatkist te verzekeren, zijn de machtigingen bedoeld

9

d’obligations linéaires aux primary dealers et recognized dealers qui sont teneurs de marché dans le système électronique « inter-dealer broker » désigné par le Trésor pour le marché des valeurs du Trésor du Royaume de Belgique, afin d’assurer le bon fonctionnement du marché secondaire. Le Trésor peut étendre ces mises à disposition temporaires à d’autres institutions qui seraient teneur de marché dans le même système électronique. Les mises à disposition temporaires de titres, telles que décrites à l’alinéa 1er peuvent également porter sur des titres scindés d’obligations linéaires; 2° par dérogation à l’article 6 de la loi du 2 août 1955 portant suppression du Fonds d’amortissement de la dette publique et de l’article 7 de l’arrêté royal du 27 février 1956 réglant le fonctionnement de la Caisse d’amortissement créée par ladite loi, à maintenir en dépôt auprès du Caissier de l’État, des titres au porteur rachetés pour l’amortissement, afin de les affecter, si nécessaire, à la conversion d’inscriptions nominatives ou de valeurs; 3° complémentairement à des échanges de titres d’emprunts existants contre des obligations linéaires nouvelles, à liquider les paiements de prorata d’intérêt afférents aux titres en circulation, au moyen de la remise aux ayants droit d’obligations linéaires; 4° conformément à la convention du 5 janvier 1994 avec la Banque Nationale de Belgique, à créer des titres dématérialisés représentatifs de la dette de l’État, ayant les mêmes caractéristiques que celles des titres en circulation, en vue de prêter ces titres à court terme à la Banque Nationale de Belgique en fonction des besoins de son système de compensation de titres; 5° à procéder à l’émission de titres dématérialisés libellés en monnaies étrangères préalablement au jour de valeur de leur souscription, afin de permettre aux investisseurs de disposer de ces titres audit jour de valeur dans les systèmes de compensation visés à l’article 1er, § 2, b et c de l’arrêté royal du 14 juin 1994 fixant les règles applicables au maintien en compte de titres dématérialisés libellés en monnaies étrangères ou en unités de comptes autres que l’euro; 6° à procéder à l’émission de certificats de trésorerie et d’obligations linéaires à porter en compte du Trésor dans le système de compensation de titres de la Banque nationale de Belgique en vue de rendre possibles les opérations prévues au 1°, g). § 4. 1° Par dérogation à l’article 4 des lois coordonnées du 17 juillet 1991 sur la comptabilité de l’État, les produits des instruments de financement à court terme (certificats de trésorerie, bons du Trésor et instruments assimilés) ainsi que les produits résultant des opérations visées au § 3, 1°, g) sont versés sur des comptes de trésorerie ou d’ordre de la trésorerie; 2° afin d’assurer la continuité du financement du Trésor, les autorisations visées au § 1er, 1° et 2° s’appli-

10

DOC 50

in § 1, 1° en 2° eveneens van toepassing op de leningen waarvan de voorwaarden worden vastgelegd in de loop van de voorgaande begrotingsjaren en waarvan de opbrengst wordt gestort in de loop van het jaar 2003; 3° de minister van Financiën wordt ertoe gemachtigd een thesaurie in vreemde munt te beheren om elke weerslag op het voeren van een monetair beleid van de verrichtingen in vreemde munt uitgevoerd in het kader van het financieel beleid van de Schatkist, te vermijden; 4° de opbrengsten van de leningen die voortvloeien uit het afsluiten van financiële beheersverrichtingen van de Schatkist, alsmede : a) de voorlopige uitgaven voor het vormen van activa en de bijgaande kosten; b) de ontvangsten betreffende het realiseren van de gevormde activa, de bijkomende uitgaven en de opbrengsten voortvloeiend uit deze activa, kunnen worden geboekt op speciale financiële rekeningen in euro of in vreemde munt, die daartoe geopend zijn bij de Nationale Bank van België, los van de directe rekening van de Schatkist en die door de minister van Financiën worden beheerd. De gevormde activa kunnen ook worden ingeschreven op speciale effectenrekeningen in euro of in vreemde munt, geopend op naam van de Schatkist bij het effectenclearingstelsel van de Nationale Bank van België of bij andere nationale of internationale clearingorganismen. De minister van Financiën bepaalt, indien nodig, de beheersen de openingsmodaliteiten van die rekeningen, alsmede de modaliteiten met betrekking tot het periodieke saldo ervan. § 5. De minister van Financiën kan aan de ambtenaren-generaal van de administratie der Thesaurie, evenals aan de leden van het personeel van het Agentschap van de schuld opgericht binnen de administratie der Thesaurie die hij aanwijst voor de door hem voorziene specifieke taken het volgende delegeren : a) de machtiging om binnen de grenzen voorzien door de Koning, in functie van de schatkistbehoeften, het bedrag en de financiële voorwaarden van de uitgiftes van openbare leningen bepaald bij § 1, 1°, alsook de nodige machtigingen voor een goede afhandeling van deze uitgiftes, vast te stellen; b) de machtigingen bepaald bij §§ 1, 2°; 3, 1° tot 6° en 4, 3° en 4°.

2080/001

quent également aux emprunts dont les conditions sont fixées au cours des années budgétaires précédentes et dont le produit est versé au courant de l’année 2003; 3° le ministre des Finances est autorisé à gérer une trésorerie en monnaies étrangères pour éviter tout impact sur la conduite de la politique monétaire des opérations en monnaies étrangères effectuées dans le cadre de la gestion financière du Trésor sur la conduite de la politique monétaire; 4° les produits d’emprunts résultant de la conclusion d’opérations de gestion financière du Trésor ainsi que : a) les dépenses provisoires relatives à la constitution d’actifs et les coûts annexes; b) les recettes afférentes à la réalisation des actifs constitués, les dépenses annexes et les revenus découlant de ces actifs, peuvent être enregistrés sur des comptes financiers spéciaux, en euros ou en monnaies étrangères, qui sont ouverts à cette fin à la Banque Nationale de Belgique, indépendamment du compte immédiat du Trésor, et qui sont gérés par le ministre des Finances. Les actifs constitués peuvent aussi être inscrits en comptes de titres spéciaux en euros ou en monnaies étrangères, ouverts au nom du Trésor dans le système de compensation de titres de la Banque Nationale de Belgique ou auprès d’organismes de clearing nationaux ou internationaux. Le ministre des Finances détermine, le cas échéant, les modalités d’ouverture et de gestion de ces comptes ainsi que celles afférentes à leur solde périodique. § 5. Le ministre des Finances peut déléguer aux fonctionnaires généraux de l’administration de la Trésorerie ainsi qu’aux membres du personnel de l’Agence de la dette constituée au sein de l’administration de la Trésorerie qu’il désigne pour les tâches spécifiques prévues par lui : a) le pouvoir de fixer, dans les limites prévues par le Roi et en fonction des besoins du Trésor, le montant et les conditions financières des émissions d’emprunts publics visés au § 1, 1°, ainsi que les pouvoirs nécessaires à la bonne fin de ces émissions; b) les pouvoirs visés aux §§ 1er, 2°; 3, 1° à 6° et 4, 3° et 4°.

Art. 9

Art. 9

De minister van Financiën wordt ertoe gemachtigd om op de lasten van Staatsleningen in mindering te brengen : 1° de inkomsten van de plaatsingen van de opbrengsten van leningen in euro gedaan in het kader van de beheersverrichtingen van de Schatkist bedoeld in artikel 8, § 3, 1°; 2° de inkomsten van de plaatsingen van de opbrengsten van leningen in vreemde munt, gedaan in het ka-

Le ministre des Finances est autorisé à porter en déduction des charges d’emprunts de l’État : 1° les revenus des placements de produits d’emprunts en euros effectués dans le cadre des opérations de gestion du Trésor visées à l’article 8, § 3, 1°; 2° les revenus des placements de produits d’emprunts en monnaies étrangères effectués dans le cadre

DOC 50

11

2080/001

der van de beheersverrichtingen van de Schatkist bedoeld in artikel 8, § 3, 1°; 3° de inkomsten of de kapitalen toegewezen aan de Schatkist als gevolg van beheersverrichtingen van de Schatkist inzake interesten- of deviezenswaps of andere financiële derivaten voor de indekking van risico’s, uitgevoerd met behulp van staatsleningen met als doel de financiële lasten ervan te verminderen.

des opérations de gestion du Trésor visées à l’article 8, § 3, 1°; 3° les revenus ou capitaux attribués à l’État suite à des opérations de gestion du Trésor en matière de « swap » d’intérêt ou de devises ou autres produits financiers dérivés de couverture des risques, réalisées au moyen d’emprunts de l’État et aux fins d’en alléger les charges financières.

Art. 10

Art. 10

In afwijking van artikel 17 van het koninklijk besluit n r 150 van 18 maart 1935 tot samenschakeling van de wetten betreffende de inrichting en de werking van de Deposito- en Consignatiekas en tot aanbrenging van de wijzigingen daarin, krachtens de wet van 31 juli 1934, zal de rentevoet van de in 2003 uit te keren interesten voor de bij de Deposito- en Consignatiekas in bewaring gegeven consignaties, vrijwillige deposito’s en borgtochten van alle categorieën, door de minister van Financiën worden vastgesteld.

Par dérogation à l’article 17 de l’arrêté royal n° 150 du 18 mars 1935, coordonnant les lois relatives à l’organisation et au fonctionnement de la Caisse des Dépôts et Consignations et y apportant des modifications en vertu de la loi du 31 juillet 1934, le taux des intérêts à bonifier en 2003 aux consignations, aux dépôts volontaires et aux cautionnements de toutes catégories confiés à la Caisse des Dépôts et Consignations, sera fixé par le ministre des Finances.

Art. 11

Art. 11

Met het oog op de uitvoering van artikel 5, § 1, van de verordening (EEG) nr 1941/81 betreffende een geïntegreerd ontwikkelingsprogramma voor de achtergebleven gebieden van België, worden de financiële middelen voor de projecten die onder hun bevoegdheid vallen, gestort op de begrotingen van de Gewesten. Deze financiële middelen worden voorafgenomen op de terugbetalingen aan de Belgische Schatkist, waartoe de Europese Gemeenschappen ten titel van inningskosten gehouden zijn luidens artikel 3, 1°, vijfde lid, van het besluit van 21 april 1970 van de Raad van ministers van de Europese Gemeenschappen betreffende de vervanging van de financiële bijdragen van de Lidstaten door eigen middelen van de Europese Gemeenschappen, goedgekeurd door de wet van 23 december 1970. De over te hevelen bedragen worden bepaald door de minister van Financiën, zoals beslist of voorzien door de EEG-Commissie.

Pour les projets relevant de leur compétence, en vue de la mise en œuvre de l’article 5, § 1er, du règlement (CEE) n° 1941/81 concernant un programme de développement intégré pour les zones défavorisées de la Belgique, les moyens financiers à affecter sont versés aux budgets des Régions. Ces moyens financiers sont prélevés sur les remboursements au Trésor belge que les Communautés européennes sont tenues d’effectuer, au titre de frais de perception, aux termes de l’article 3, 1°, cinquième alinéa, de la décision du 21 avril 1970 du Conseil des ministres des Communautés européennes relative au remplacement des contributions des États membres par des ressources propres aux Communautés européennes, approuvée par la loi du 23 décembre 1970. Les montants à transférer sont déterminés par le ministre des Finances en fonction des concours décidés ou prévus par la Commission des Communautés européennes.

Art. 12

Art. 12

Met het oog op de uitvoering van artikel 11 en artikel 18, § 2, van verordening (EG, EURATOM) n r 1150/ 2000 van de Raad van 22 mei 2000, houdende toepassing van Besluit 94/728/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen, worden de vastgestelde niet geboekte rechten, die tijdens controles aan het licht komen, vermeerderd met de rente, ter beschikking gesteld van de Europese Commissie.

En vue de la mise en œuvre de l’article 11 et article 18, § 2, du règlement (CE, EURATOM) n° 1150/2000 du Conseil du 22 mai 2000 portant application de la décision 94/728/CE, Euratom relative au système des ressources propres des Communautés, les droits constatés non comptabilisés, décelés à l’occasion des contrôles, augmentés de l’intérêt sont mis à la disposition de la Commission européenne.

12

DOC 50

2080/001

Deze vastgestelde rechten vermeerderd met de rente worden in afwijking van artikel 3 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, voorafgenomen op de terugbetalingen aan de Belgische Schatkist, waartoe de Europese Gemeenschappen ten titel van inningskosten gehouden zijn luidens artikel 3, 1°, vijfde lid, van het besluit van 21 april 1970 van de raad van ministers van de Europese Gemeenschappen betreffende de vervanging van de financiële bijdragen van de Lidstaten door eigen middelen van de Europese Gemeenschappen, goedgekeurd door de wet van 23 december 1970.

Par dérogation à l’article 3 des lois sur la comptabilité de l’État, coordonnées le 17 juillet 1991, ces droits constatés augmentés de l’intérêt sont prélevés sur les remboursements au Trésor belge que les Communautés européennes sont tenues d’effectuer, au titre de frais de perception, aux termes de l’article 3, 1°, cinquième alinéa, de la décision du 21 avril 1970 du Conseil des ministres des Communautés européennes relative au remplacement des contributions des États membres par des ressources propres aux Communautés européennes, approuvée par la loi du 23 décembre 1970.

Art. 13

Art. 13

Overeenkomstig artikel 53, 1° van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur en door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, en rekening houdend met : — de in artikel 4, § 5 van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989 bedoelde toewijzing van nalatigheidsinteresten, last van verwijlinteresten, forfaitaire en proportionele fiscale boeten op de artikel 3 van dezelfde bijzondere wet bedoelde gewestelijke belastingen; — de in artikel 5, § 3, tweede lid bedoelde toestand waarbij het Vlaamse Gewest met ingang van het aanslagjaar 1999 instaat voor de dienst van de in artikel 3, 5° van dezelfde bijzondere wet bedoelde onroerende voorheffing; worden de in artikel 3 van dezelfde bijzondere wet bedoelde overdrachten inzake gewestelijke belastingen, verhoogd met voormelde interesten en boeten, voor het begrotingsjaar 2003 geraamd op 2.756.636.000 euro voor het Vlaamse Gewest, op 1.276.575.000 euro voor het Waalse Gewest en op 757.435.000 euro voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.

Conformément à l’article 53, 1° de la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des communautés et des régions, modifiée par la loi spéciale du 16 juillet 1993 visant à achever la structure fédérale de l’État et par la loi spéciale du 13 ju&illet 2001 portant refinancement des communautés et extension des compétences fiscales des régions, et compte tenu :

Art. 14

Art. 14

Overeenkomstig artikel 53, 2° van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur en door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, en rekening houdend met de wet van 23 mei 2000 tot bepaling van de criteria bedoeld in artikel 39, § 2 van dezelfde bijzondere wet van 16 januari 1989, worden de in artikel 36 van dezelfde bijzondere wet bedoelde overdrachten voor het begrotingsjaar 2003, met

Conformément à l’article 53, 2° de la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des communautés et des régions, modifiée par la loi spéciale du 16 juillet 1993 visant à achever la structure fédérale de l’État et par la loi spéciale du 13 juillet 2001 portant refinancement des communautés et extension des compétences fiscales des régions et compte tenu de la loi du 23 mai 2000 fixant les critères visés à l’article 39, § 2 de ladite loi spéciale du 16 janvier 1989, les transferts visés à l’article 36 de ladite loi spéciale pour l’année budgétaire 2003, y compris les soldes de décompte probables de l’année budgétaire 2002, sont estimés à 9.273.665.402 euros

— de l’attribution des intérêts de retard, de la charge des intérêts moratoires ainsi que des amendes fiscales fixes et proportionnelles sur les impôts régionaux visés à l’article 3 de cette même loi spéciale; — de la situation visée à l’article 5, § 3, deuxième alinéa, où la Région flamande assure elle-même, à partir de l’exercice d’imposition 1999, le service de l’impôt en matière de précompte immobilier visé à l’article 3, 5° de ladite loi spéciale; les transferts en matière d’ impôts régionaux visés à l’article 3 de ladite loi spéciale, majorés des intérêts et amendes susvisés, sont estimés pour l’année budgétaire 2003 à 2.756.636.000 euros pour la Région flamande, à 1.276.575.000 euros pour la Région wallonne et à 757.435.000 euros pour la Région de BruxellesCapitale.

DOC 50

13

2080/001

inbegrip van de vermoedelijke saldi van de afrekening van het begrotingsjaar 2002, geraamd op 9.273.665.402 euro voor de Vlaamse Gemeenschap en op 6.248.620.745 euro voor de Franse Gemeenschap. Overeenkomstig artikel 59 van de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap wordt de in artikel 58 nonies van dezelfde wet bedoelde overdracht voor het begrotingsjaar 2003, met inbegrip van het vermoedelijk saldo van de afrekening van het begrotingsjaar 2002, geraamd op 4.964.781 euro voor de Duitstalige Gemeenschap.

pour la Communauté flamande et à 6.248.620.745 euros pour la Communauté française.

Conformément à l’article 59 de la loi du 31 décembre 1983 de réformes institutionnelles pour la Communauté germanophone le transfert visé à l’article 58nonies de ladite loi pour l’année budgétaire 2003, y compris le solde de décompte probable de l’année budgétaire 2002, est estimé à 4.964.781 euros pour la Communauté germanophone.

Art. 15

Art. 15

Overeenkomstig de artikelen 53, 3° en 35octies van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur en door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, worden de in de artikelen 34 en 35ter tot 35septies bedoelde overdrachten voor het begrotingsjaar 2003, met inbegrip van de vermoedelijke saldi van de afrekening van het begrotingsjaar 2002, geraamd op 4.331.833.498 euro voor het Vlaamse Gewest, op 2.743.690.512 euro voor het Waalse Gewest en op 576.305.121 euro voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.

Conformément aux articles 53, 3° et 35octies de la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des communautés et des régions, modifiée par la loi spéciale du 16 juillet 1993 visant à achever la structure fédérale de l’État et par la loi spéciale du 13 juillet 2001 portant refinancement des communautés et extension des compétences fiscales des régions, les transferts visés aux articles 34 et 35ter à 35septies pour l’année budgétaire 2003, compte tenu des soldes de décompte probables de l’année budgétaire 2002, sont estimés à 4.331.833.498 euros pour la Région flamande, à 2.743.690.512 euros pour la Région wallonne et à 576.305.121 euros pour la Région de Bruxelles-Capitale.

Art. 16

Art. 16

De overdracht bedoeld in artikel 65bis van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur en door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, wordt voor het begrotingsjaar 2003 geraamd op 20.591.742 euro voor de Franse Gemeenschapscommissie en 5.147.935 euro voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

Le transfert visé à l’article 65bis de la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des communautés et des régions, modifiée par la loi spéciale du 16 juillet 1993 visant à achever la structure fédérale de l’État et par la loi spéciale du 13 juillet 2001 portant refinancement des communautés et extension des compétences fiscales des régions, pour l’année budgétaire 2003 est estimé à 20.591.742 euros pour la Commission communautaire française et à 5.147.935 euros pour la Commission communautaire flamande.

Art. 17

Art. 17

De overdracht bedoeld in artikel 46bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, laatst gewijzigd door de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen en door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten, wordt voor het begrotingsjaar 2003 geraamd op 25.739.677 euro.

Le transfert visé à l’article 46bis de la loi spéciale du 12 janvier 1989 relative aux institutions bruxelloises, modifiée par la loi spéciale du 13 juillet 2001 portant transfert de diverses compétences aux régions et aux communautés ainsi que par la loi spéciale du 13 juillet 2001 portant refinancement des communautés et extension des compétences fiscales des régions, pour l’année budgétaire 2003 est estimé à 25.739.677 euros.

14

DOC 50

2080/001

Art. 18

Art. 18

De overdrachten ten voordele van de gemeenschappen en de gewesten worden naargelang het geval, gestort hetzij op een toewijzingsfonds voorzien in de Algemene Uitgavenbegroting, hetzij op een rekening van de Ordeverrichtingen van de Thesaurie.

Les recettes au profit des Communautés et des Régions sont versées, selon le cas, soit à un fonds d’attribution ouvert au budget général des Dépenses, soit à un compte d’ordre de Trésorerie.

Art. 19

Art. 19

Deze wet treedt in werking op 1 januari 2003.

La présente loi entre en vigueur le 1er janvier 2003.

Gegeven te Brussel, 24 oktober 2002

Donné à Bruxelles, le 24 octobre 2002

ALBERT,

V AN KONINGSWEGE :

ALBERT,

PAR

LE

ROI :

De minister van Begroting,

Le ministre du Budget,

Johan VANDE LANOTTE

Johan VANDE LANOTTE

De minister van Financiën,

Le ministre des Finances,

Didier REYNDERS

Didier REYNDERS

DOC 50

15

2080/001

WETSTABEL

TABLEAU DE LA LOI

TABEL VAN DE ONTVANGSTEN

TABLEAU DES RECETTES

16

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

17

18

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

19

20

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

21

22

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

23

24

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

25

26

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

27

28

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

29

30

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

31

32

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

33

34

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

35

36

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

37

38

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

39

40

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

41

42

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

43

44

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

45

46

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

47

48

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

49

50

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

51

52

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

53

54

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

55

56

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

57

58

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

59

60

DOC 50

2080/001

Gezien om te worden gevoegd bij Ons Besluit van 24 oktober 2002.

Vu pour être annexé à Notre arrêté du 24 octobre 2002.

ALBERT,

ALBERT,

V AN KONINGSWEGE :

PAR

LE

ROI :

De minister van Begroting,

Le ministre du Budget,

Johan VANDE LANOTTE

Johan VANDE LANOTTE

De minister van Financiën,

Le ministre des Finances,

Didier REYNDERS

Didier REYNDERS

DOC 50

61

2080/001

TWEEDE DEEL

DEUXIÈME PARTIE

VERGELIJKENDE TABEL

TABLEAUX COMPARATIFS

van de ontvangsten gedaan in de loop van de jaren 1977 tot 2001 van de vooruitzichten aangenomen voor het jaar 2002 en van de ramingen voorgesteld voor het jaar 2003

des recettes au cours des années 1997 à 2001 des évaluations adoptées pour l’année 2002 et des estimations proposées pour l’année 2003

1. Vergelijkende tabel 2. Samenvattende tabel : totalen per departement van de tabel 1 ______

1. Tableau comparatif 2. Tableau récapitulatif : totaux par département du tableau 1 ______

62

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

63

64

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

65

66

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

67

68

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

69

70

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

71

72

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

73

74

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

75

76

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

77

78

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

79

80

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

81

82

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

83

84

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

85

86

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

87

88

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

89

90

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

91

92

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

93

94

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

95

96

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

97

98

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

99

100

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

101

102

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

103

104

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

105

106

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

107

108

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

109

110

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

111

112

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

113

114

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

115

116

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

117

118

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

119

120

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

121

122

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

123

124

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

125

126

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

127

128

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

129

130

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

131

132

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

133

134

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

135

136

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

137

138

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

139

140

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

141

142

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

143

144

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

145

146

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

147

148

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

149

150

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

151

152

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

153

154

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

155

156

DOC 50

2080/001

DOC 50

2080/001

157

158

DOC 50

2080/001

DERDE DEEL

TROISIÈME PARTIE

TOELICHTENDE STAAT

NOTES JUSTIFICATIVES

tot staving van het wetsontwerp houdende de Rijksmiddelenbegroting voor het begrotingsjaar 2003

à l’appui du projet de loi contenant le budget des Voies et oyens pour l’année budgétaire 2003

Art. 5

Art. 5

Overeenkomstig de bepalingen van artikel 111 van de Grondwet moet artikel 5 voor 1 januari 2003 worden goedgekeurd, om de inning van de belastingen met ingang van die datum mogelijk te maken volgens de wetten, besluiten en tarieven die de invordering regelen van de op 31 december 2002 bestaande directe en indirecte belastingen.

Conformément aux dispositions de l’article 111 de la Constitution, l’article 5 doit être voté avant le 1er janvier 2003, afin de permettre la perception des impôts à partir de cette date, d’après les lois, arrêtés et tarifs qui régissent le recouvrement des impôts directs et indirects existant au 31 décembre 2002.

Art. 6

Art. 6

De bepalingen van de artikelen 3 en 4, § 1, van de wet van 28 december 1954 houdende de Rijksmiddelenbegroting voor het dienstjaar 1955, moesten worden ingevoerd om de Administratie der directe belastingen in de mogelijkheid te stellen na het verstrijken van de aanslagtermijn (31 december 1954) over te gaan tot het vestigen : 1° van nieuwe of aanvullende aanslagen in de extrabelasting op de in oorlogstijd behaalde exceptionele inkomsten, winsten en baten (wet van 16 oktober 1945), die eisbaar worden in geval van gehele of gedeeltelijke teruggave van de speciale belasting op de winsten voortvloeiend uit leveringen en prestaties aan de vijand (wet van 15 oktober 1946); 2° van aanslagen in de gewone belastingen die het gevolg zijn van de herziening van de speciale of extrabelasting (zie Kamer van volksvertegenwoordigers, zitting 1954-1955, Gedr. St. 4 - I, nr 1, blz. 58, 59 en 60). De toepassing van voormelde artikelen 3 en 4, § 1, werd van jaar tot jaar verlengd en, de laatste maal, tot 31 december 2002, bij artikel 6 van de wet van 24 december 2001 houdende de Rijksmiddelenbegroting van het begrotingsjaar 2002. Aangezien er na 31 december 2002 nog betwistingen inzake speciale of extra-belasting zullen bestaan die nog niet definitief opgelost zullen zijn, is een nieuwe verlenging van die bepaling aangewezen.

Les dispositions des articles 3 et 4, § 1er, de la loi du 28 décembre 1954 contenant le budget des Voies et Moyens pour l’exercice 1955, ont dû être prises pour permettre à l’Administration des Contributions directes d’établir après l’expiration du délai d’imposition (31 décembre 1954) : 1° les cotisations nouvelles ou complémentaires à l’impôt extraordinaire sur les revenus, bénéfices et profits exceptionnels réalisés en période de guerre (loi du 16 octobre 1945) qui deviennent exigibles en cas de remise totale ou partielle de l’impôt spécial sur les bénéfices résultant de fournitures ou de prestations à l’ennemi (loi du 15 octobre 1945); 2° les cotisations aux impôts ordinaires qui résultent de la révision de l’impôt spécial ou extraordinaire (voir Chambre des représentants, session 1954-1955, Doc. 4-I, n° 1, pp. 58, 59 et 60). L’application des articles 3 et 4, § 1er précités a été prorogée d’année en année et, la dernière fois, jusqu’au 31 décembre 2002 par l’article 6 de la loi du 24 décembre 2001 contenant le budget des Voies et Moyens de l’année budgétaire 2002. étant donné qu’il subsistera encore, après le 31 décembre 2002, des litiges non définitivement tranchés en matière d’impôt spécial ou d’impôt extraordinaire, une nouvelle prorogation de ces dispositions s’impose.

DOC 50

159

2080/001

Art. 7

Art. 7

Ingevolge de algemene strekking van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (inzonderheid van de artikelen 261 tot 269) is de roerende voorheffing eveneens van toepassing op inkomsten van leningen die door de Staat, de gemeenschappen, de gewesten, de provinciën, de agglomeraties, de gemeenten en de openbare instellingen of inrichtingen worden uitgegeven. Om haar leningen in het buitenland met succes te kunnen plaatsen werd de overheid onder het vorige belastingstelsel steeds ertoe genoopt die leningen uit te geven met een verzaking van de inning van de roerende voorheffing op de intresten van die leningen. Er bestaat geen reden om te veronderstellen dat die voorwaarde niet zal worden geëist voor de leningen die de Staat in de toekomst op de buitenlandse markten zal uitgeven. Zoals voor het jaar 2002 past het in de mogelijkheid te voorzien die leningen met fiscale vrijstelling uit te geven, binnen de grenzen en onder de voorwaarden die door de Koning zullen worden bepaald. Artikel 7, 2 e lid, bepaalt derhalve dat de Koning, onverminderd de toepassing van artikel 262, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, de verzaking van de inning van de roerende voorheffing op de intresten van leningen die zijn toegekend of betaalbaar gesteld aan de belastingplichtigen die onderworpen zijn aan de rechtspersonenbelasting, kan uitbreiden. Artikel 262, 1°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bepaalt dat wat de inkomsten van kapitalen en roerende goederen van Belgische oorsprong betreft die zijn toegekend of betaalbaar gesteld zonder enige inhouding of storting van roerende voorheffing en verkregen door de belastingplichtigen als bedoeld in artikel 220 van hetzelfde Wetboek, in zoverre een roerende voorheffing verschuldigd is overeenkomstig de vigerende wettelijke en reglementaire bepalingen, deze roerende voorheffing verschuldigd is door de verkrijger van de inkomsten. Met andere woorden, artikel 7, 2e lid, staat de Koning toe te verzaken aan de inning van de roerende voorheffing aan de bron op de intresten betaald aan de belastingplichtigen die onderworpen zijn aan de rechtspersonenbelasting, zonder een definitieve vrijstelling te kunnen verlenen ten name van deze verkrijgers voor dewelke de roerende voorheffing de eindbelasting uitmaakt. De verkrijgers van de intresten zijn, in dit geval, de schuldenaars van de roerende voorheffing en zijn persoonlijk gehouden aangifte inzake roerende voorheffing op deze intresten te doen. Overeenkomstig artikel 267, 7 e lid van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, worden de inkomsten in deze hypothese geacht te zijn toegekend of betaalbaar gesteld op de laatste dag van het belastbare tijdperk waarin zij door de verkrijger onderworpen aan de rechtspersonenbelasting zijn verkregen.

Eu égard à l’économie générale du Code des impôts sur les revenus 1992 (notamment aux articles 261 à 269), le précompte mobilier s’applique également aux revenus des emprunts émis par l’Etat, les communautés, les régions, les provinces, les agglomérations, les communes et les établissements ou organismes publics. Pour assurer le placement de ses emprunts à l’étranger, l’autorité a toujours été amenée, dans le système fiscal antérieur, à assortir l’émission de ces emprunts d’une renonciation à la perception du précompte mobilier sur les intérêts de ces emprunts. Rien ne permet d’affirmer que cette condition ne sera pas exigée pour les emprunts que l’Etat devrait à l’avenir émettre sur les marchés étrangers. Il s’indique donc de prévoir, comme on l’a fait pour l’année 2002, la possibilité de faire bénéficier ces emprunts d’une exonération fiscale dans les limites et aux conditions que le Roi déterminera. L’article 7, alinéa 2, prévoit dès lors que le Roi peut étendre la renonciation à la perception du précompte mobilier sur les intérêts d’emprunt attribués ou mis en paiement à des contribuables assujettis à l’impôt des personnes morales, sans préjudice de l’application de l’article 262, 1°, du Code des impôts sur les revenus 1992. L’article 262, 1°, du Code des impôts sur les revenus 1992 prévoit en ce qui concerne les revenus de capitaux et biens mobiliers d’origine belge qui sont attribués et mis en paiement sans aucune retenue ni versement de précompte mobilier et recueillis par les contribuables visés à l’article 220 du même Code, que dans la mesure où un précompte mobilier est dû conformément aux dispositions légales et réglementaires en vigueur, ce précompte mobilier est dû par les bénéficiaires des revenus. En d’autres termes, l’article 7, alinéa 2, autorise le Roi à renoncer à la perception du précompte mobilier à la source sur les intérêts payés à des contribuables assujettis à l’impôt des personnes morales, sans pouvoir accorder une exonération définitive de précompte mobilier dans le chef de ces bénéficiaires pour lesquels le précompte mobilier constitue l’impôt définitif.

Les bénéficiaires des intérêts sont, dans ce cas, les redevables du précompte mobilier et sont personnellement tenus à la déclaration en matière de précompte mobilier sur ces intérêts. En vertu de l’article 267, alinéa 7 du Code des impôts sur les revenus 1992, les revenus sont dans cette hypothèse censés attribués ou mis en paiement le dernier jour de la période imposable au cours de laquelle ils sont recueillis par les bénéficiaires assujettis à l’impôt des personnes morales.

160

DOC 50

Art. 8

2080/001

Art. 8

§ 1. Verantwoording van de bevoegdheid tot uitgifte van leningen

§ 1. Justification du pouvoir d’émission d’emprunts

Dit artikel wil de beginselen van uitgifte van staatsleningen vastleggen en de efficiëntie van het schuldbeleid verhogen door een soepele aanpassing van de modaliteiten en voorwaarden van uitgifte van leningen toe te laten, meer bepaald omwille van de grote verscheidenheid van interestvoeten en technieken van uitgifte. Daarom wordt aan de Koning de bevoegdheid toegekend om de algemene uitgiftevoorwaarden te bepalen van de publieke uitgiften, gedefinieerd als diegene die verhandelbaar zijn op de officiële Belgische en/of buitenlandse beurzen, en wordt aan de Minister van Financiën de bevoegdheid gegeven om alle andere effecten van de Staatschuld uit te geven. Met « openbare lening » bedoelt men een lening van de federale Staat waarvoor de Minister van Financiën : 1) de notering aanvraagt op een voor het publiek toegankelijke Belgische of buitenlandse gereglementeerde markt in de betekenis eraan gegeven door de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten; 2) en/of de notering aanvraagt op een effectenbeurs die gevestigd is buiten de Europese Unie en die gedefinieerd wordt als een markt waar de verrichtingen openbaar zijn en waar iedereen financiële instrumenten, die op deze markt genoteerd zijn, kan aankopen of verkopen. Daarenboven is het aangewezen om, wanneer de Koning een algemeen kader van uitgifte van leningen heeft vastgesteld, dat bijvoorbeeld uitgiften door regelmatige aanbestedingen (zoals de lineaire obligaties) of uitgiften gerealiseerd op basis van een contractueel programma (zoals voorzien voor bepaalde leningen die voornamelijk uitgegeven of geplaatst worden in het buitenland) tot voorwerp heeht, de Minister van Financiën, omwille van de zeer snelle ontwikkeling van de markten, toe te laten te beschikken over de bevoegdheid om over te gaan tot de uitgifte van leningen binnen het algemeen uitgiftekader vastgesteld door de Koning.

Cet article a pour but de fixer les principes d’émission des emprunts de l’Etat et de renforcer l’efficacité de la gestion de la dette en permettant une adaptation souple des modalités et conditions d’émission des emprunts en raison notamment de la grande variabilité des taux et des techniques d’émission. C’est la raison pour laquelle il confère au Roi le pouvoir de fixer les conditions générales d’émission des emprunts publics et pour laquelle il donne au Ministre des Finances le pouvoir d’émettre tous les autres titres de la dette de l’État.

§ 2. Het beheer van de staatsschuld : basisbeginselen

§ 2. La gestion de la dette de l’État : principes fondamentaux

Deze bepaling heeft twee doelstellingen : a) enerzijds definieert zij het algemeen aspect van het beheer van de Staatschuld door de notie « marktrisico » juist te bepalen; b) anderzijds omschrijft ze nauwkeurig het verloop van het te volgen beslissingsproces inzake het beheer van de Staatsschuld. 1° Wat het algemeen aspect van het beheer van de Staatsschuld betreft, wordt er een essentieel onderscheid gemaakt tussen het « beheer van de marktrisico’s » en het « beheer van de operationele risico’s » :

La présente disposition poursuit deux objectifs : a) d’une part, elle définit l’aspect général de la gestion de la dette de l’État, en précisant la notion de « risque de marché »; b) d’autre part, elle précise la séquence du processus de décision relative à la gestion de la dette de l’État.

Par « emprunt public », on entend un emprunt de l’Etat fédéral pour lequel le Ministre des Finances : 1) demande la cotation sur un marché réglementé belge ou étranger au sens de la loi du 2 août 2002 relative à la surveillance du secteur financier et aux services financiers, ouvert au public; 2) et/ou demande la cotation sur une bourse de valeurs mobilières établie hors de l’Union Européenne, définie comme un marché où les transactions sont publiques et où quiconque peut acquérir ou céder des instruments financiers inscrits à ce marché. En outre, il s’indique, lorsque le Roi a fixé un cadre général d’émission d’emprunts qui fait par exemple l’objet d’émissions par adjudications régulières (telles les obligations linéaires) ou d’émissions réalisées sur base d’un programme contractuel (tel que prévu pour certains emprunts émis ou placés principalement à l’étranger), de permettre au Ministre des Finances de disposer, en raison de l’évolution très rapide des marchés, du pouvoir de procéder aux émissions des emprunts à réaliser dans le cadre général d’émission fixé par le Roi.

1° Pour ce qui concerne l’aspect général de la gestion de la dette de l’État, une distinction essentielle est faite entre la « gestion des risques de marché » et la « gestion des risques opérationnels » :

DOC 50

2080/001

— onder « marktrisico » verstaat men voornamelijk rente- en wisselkoersrisico’ s, inclusief de risico’ s verbonden aan de herfinanciering van de Schatkist; — onder « operationele risico’s » verstaat men meer specifiek de kredietrisico’s en de risico’s inzake de afwikkeling van de verrichtingen evenals de « technologische » risico’s (informaticasystemen, telecommunicatie, enz.). 2° Wat het beslissingsproces betreft, dient er een duidelijk onderscheid gemaakt te worden tussen de strategische doelen en de operationele modaliteiten van de beslissingen : a) de strategische doelen : beschrijving van het proces : lid 2 van § 2 situeert het niveau van de collegiale actie van het strategisch Comité van de schuld, werkend binnen de Administratie der Thesaurie. Dit Comité groepeert, onder de leiding van de Administrateur-generaal van de Thesaurie, de vertegenwoordiger van de Minister van Financiën en de hoge leiding van de Administratie der Thesaurie belast met de Staatsschuld, alsook de leiding van het Agentschap van de schuld. Het strategisch Comité van de schuld maakt een ontwerp van algemene richtlijnen toepasselijk op het beheer van de Staatsschuld. De algemene richtlijnen beschrijven op een kwantitatieve manier de structuur van een typeportefeuille van de schuld (« benchmark debtportfolio ») die als referentie dient voor het beheer van de Staatsschuld in zijn risico- en kostendimensies. Zij beschrijven eveneens de limieten van de risico’s die het beheer van de bestaande portefeuille kan nemen in verhouding tot de typeportefeuille. De algemene richtlijnen worden onderworpen aan de goedkeuring van de Minister van Financiën. b) de operationele modaliteiten : Het strategisch Comité van de schuld neemt de toepassingsbepalingen van de algemene richtlijnen. Het Agentschap is in het bijzonder belast met de eigenlijke financiële verrichtingen met eerbiediging van de algemene richtlijnen. De integratie van dit Agentschap in de Administratie der Thesaurie legt de nadruk op de keuze om zowel het strategisch als het operationeel beheer van de schuld in handen van de Schatkist te laten die onder de bevoegdheid van de Minister van Financiën handelt. Wat de vermindering betreft van de financiële kost van de schuld van de openbare entiteiten, te onderscheiden van de Staat, is het omwille van een efficiënt beheer van de overheidsfinanciën opportuun om de Staat toe te laten om financieringsverrichtingen uit te voeren voor rekening van deze entiteiten. De Staat kan zich immers goedkoper financieren. Onder openbare entiteiten verstaat men deze entiteiten die behoren tot de sector overheid zoals bepaald door het Europees stelsel van rekeningen (ESR 95).

161

— par « risque de marché », on entend principalement les risques de taux et de change, incluant les risques liés aux refinancements du Trésor; — par « risques opérationnels », on vise plus spécifiquement les risques de crédit et de règlement des opérations ainsi que les « risques technologiques » (systèmes informatiques, télécommunications etc …). 2° En ce qui concerne le processus de décision, une distinction claire est faite entre les buts stratégiques et les modalités opérationnelles de ces décisions : a) les buts stratégiques : description du processus : l’alinéa 2 du § 2 situe le niveau de l’action collégiale du Comité stratégique de la dette fonctionnant au sein de l’Administration de la trésorerie. Ce Comité regroupe, sous la direction de l’Administrateur général de la trésorerie, le représentant du Ministre des Finances et la haute direction de l’Administration de la trésorerie en charge de la dette de l’État ainsi que la direction de l’Agence de la dette. Le Comité stratégique de la dette définit un projet de directives générales applicables à la gestion de la dette de l’État. Les directives générales décrivent de manière quantifiée la structure d’un portefeuille-type de dette (« benchmark debt portfolio ») qui sert de référence à la gestion de la dette de l’État dans ses dimensions de risques et de coût. Elles décrivent également les limites des risques que la gestion du portefeuille existant peut prendre par rapport au portefeuille-type. Les directives générales sont soumises à l’approbation du Ministre des Finances. b) les modalités opérationnelles : Le Comité stratégique de la dette prend les dispositions d’application des directives générales. L’Agence de la dette est, en particulier, chargée de la réalisation des opérations financières proprement dites dans le respect des directives générales. L’intégration de cette Agence au sein t de l’Administration de la trésorerie souligne le choix de maintenir la gestion tant stratégique qu’opérationnelle de la dette entre les mains du Trésor agissant sous l’autorité du Ministre des Finances. En ce qui concerne la diminution du coût financier de la dette des entités publiques de l’administration centrale, autres que l’État, il est opportun, dans un but de gestion efficiente des finances publiques, d’autoriser l’État à effectuer des opérations de financement pour compte de ces entités. En effet, l’État peut obtenir des conditions de financement moins onéreuses. Par entités publiques, il faut entendre les entités qui appartiennent au secteur des administrations publiques tel que défini dans le système européen des comptes (SEC 95).

162

DOC 50

2080/001

§ 3. De financiële beheersverrichtingen van de Schatkist : algemene beschrijving van de operationele modaliteiten

§ 3. Les opérations de gestion financière du Trésor : descriptif général des modalités opérationnelles

De financiële beheersverrichtingen van de Schatkist met inbegrip van de dagelijkse beheersverrichtingen, vereisen een reglementair kader dat soepel genoeg is opdat de Schatkist vlug zou kunnen reageren op de bewegingen van de markten en de kansen zou kunnen aanwenden die er zich voordoen. Een opsomming van functionele taken verbonden aan het beheer van de Staatsschuld, hernomen in § 3, 1° van het huidige artikel, wordt hierna nader omschreven. Zij bevestigt dat deze beheersverrichtingen moeten gerealiseerd worden in het kader van de algemene richtlijnen voorzien in § 2. Zij laat eveneens het gebruik toe van elk ander beheersinstrument geboden door de financiële markten, gebruik dat niettemin verbonden blijft aan de toelating van de Minister van Financiën. 1° Onder dagelijkse beheersverrichtingen van de Schatkist (onder a) ) dient men de financiële verrichtingen te verstaan die voortvloeien uit de noodzaak om het dagelijks kasevenwicht te waarborgen (leningen en plaatsingen op de monetaire markt, repo’s, enz …). 2° Het financiële beheer van de Staatsschuld omvat eveneens elke financiële operatie die gedaan wordt in het algemeen belang van de Schatkist, met inbegrip van de plaatsing van financiële overschotten en van bepaalde leningsopbrengsten. De Minister van Financiën moet dus, om de belangen van de Schatkist beter te kunnen dienen, gemachtigd zijn om zijn toevlucht te nemen tot elk instrument dat wordt of zal aangeboden worden door de financiële markten. De financiële beheersverrichtingen kunnen in geen geval nadeel toebrengen aan de geldschieters en vereisen het akkoord van laatstgenoemden indien zij de contractuele leningsvoorwaarden wijzigen, doch evenwel enkel in geval zij de rechten aanvankelijk voortvloeiend uit de betrokken lening inperken. Deze verrichtingen kaderen in de algemene richtlijnen waarvan hierboven sprake en beogen één of meerdere van de volgende doelstellingen :

Les opérations de gestion financière du Trésor, en ce y compris les opérations de gestion journalière, demandent un cadre réglementaire suffisamment souple qui permette de réagir rapidement face aux mouvements des marchés et de saisir les opportunités qui s’y présentent. Un inventaire des tâches fonctionnelles liées à la gestion de la dette de l’État, repris au § 3, 1° du présent article est précisé ci-après. Il confirme que ces opérations de gestion doivent être réalisées dans le cadre des directives générales prévues au § 2. Il autorise aussi l’utilisation de tout autre instrument de gestion qui serait offert par les marchés financiers, utilisation cependant liée à l’autorisation du Ministre des Finances. 1° Par opérations de gestion journalière du Trésor (sous a)), il faut entendre les opérations financières qui résultent de la nécessité d’assurer l’équilibre journalier de caisse (emprunts et placements sur le marché monétaire, repos, etc.); 2° la gestion financière de la dette de l’État couvre également toute opération financière réalisée dans l’intérêt général du Trésor, en ce compris le placement des excédents financiers et de certains produits d’emprunt. Le Ministre des Finances doit donc aussi être autorisé, en vue de mieux servir les intérêts du Trésor, à recourir à tout instrument qui est ou serait offert par les marchés financiers.

— de vermindering van de begrotingskost van de schuld; — de vermindering van het uitstaand bedrag van de schuld; — de wijziging van de structuur van de schuld binnen de verschillende componenten ervan; — het gelijkmatiger verloop van de vervaldagenkalender van intresten; — de goede werking van de secundaire markten; Onder b) worden de omruilingen van effecten van de Staatsschuld vermeld. Deze verrichtingen waarbij, door middel van verschillende financiële technieken, oudere

Les opérations de gestion financière ne peuvent en aucun cas porter préjudice aux prêteurs et requièrent l’accord de ceux-ci lorsqu’elles modifient les dispositions contractuelles d’emprunt mais uniquement si celles-ci limitent les droits liés initialement à l’emprunt en cause. Ces opérations s’inscrivent dans le cadre des directives générales dont question plus haut et poursuivent notamment un ou plusieurs des buts suivants : — la diminution du coût budgétaire de la dette; — la diminution de l’encours de la dette; — la modification de la structure de la dette dans ses différentes composantes; — le lissage des échéanciers d’intérêt ou de remboursement; — le bon fonctionnement des marchés secondaires. Sous b), il y a lieu de mentionner les échanges de titres de la dette de l’État. Ces opérations, qui consistent à convertir, selon diverses techniques financières, des

DOC 50

2080/001

effecten — klassieke effecten of lineaire obligaties — worden omgezet in nieuwe lineaire obligaties, vormen een veel gebruikt instrument bij het beheer van de vervaldagenkalender. De omruilingen gebeuren op vrijwillige basis en richten zich enkel tot de professionele houders van effecten. Zij hebben dus geen betrekking op de particulieren. Onder c) bedoelt men de verrichtingen die de mogelijkheid zouden bieden om leningen uitgegeven in België of in het buitenland geheel of gedeeltelijk van gunstiger modaliteiten te voorzien, om de contractueel vastgelegde voorwaarden en terugbetalingstermijnen van die leningen te herzien of, in het algemeen, dienaangaande beheerscontracten af te sluiten. Onder d) tot f) past het nauwkeuriger terug te komen op de doelstellingen van het beheer van de Staatsschuld. De Schatkist moet immers in staat zijn om, onafhankelijk van de dagelijkse beheersverrichtingen (onder a)), uitgiften te doen die leiden tot tijdelijke of tussentijdse beleggingen indien haar belang dit vereist (d)). Deze plaatsingen worden verwezenlijkt via : 1) gelddeposito’s bij financiële instellingen en het Rentenfonds; 2) plaatsingen bij openbare entiteiten van de centrale overheid, te onderscheiden van de Staat; 3) tijdelijke terugkoop van effecten op de secundaire markten of, in het algemeen, door gebruik te maken van ieder ander product dat op de financiële markten wordt aangeboden. Onder e) valt elk risico-beheersinstrument zoals vermeld in § 2, 1° hiervoor. De mogelijkheid onder f) voor de Schatkist om over te gaan tot rechtstreekse aankoop van zijn effecten op de secundaire markten, vormt een essentieel bestanddeel van het beheer van de Staatsschuld. Verschillende operationele en financiële doelstellingen liggen aan de basis voor deze aankopen : 1) het waarborgen van de liquiditeit van de lijnen van de gedematerialiseerde effecten die uitsluitend op rekening ingeschreven zijn, zoals de lineaire obligaties of de schatkistcertificaten, wat bijdraagt tot een geringere kost voor de nieuwe te verrichten uitgiften; 2) het gebruiken op de markten van aankooptechnieken met mededinging die bijdragen tot het optimaal beheer van de schuld; 3) het realiseren van een budgettaire besparing; 4) de aankoop van Staatseffecten in het algemeen toelaten, met dien verstande dat deze mogelijkheid de Schatkist toelaat om, zo het geval zich voordoet, effecten aan toonder of op naam gestelde inschrijvingen aan te kopen in toepassing van de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium. Onder g) is te vermelden dat de primary dealers en recognized dealers die lineaire obligaties of schatkistcertificaten noteren, de effecten nodig voor de uitvoering van de verrichtingen die zij moeten afsluiten niet

163

titres plus anciens — titres classiques ou obligations linéaires — un instrument largement utilisé pour gèrer l’échéancier. Les opérations d’échange sont réalisées sur base volontaire et visent uniquement les détenteurs professionnels de titres. Elles ne concernent donc pas les particuliers. Sous c), l’on vise les opérations qui offriraient notamment la possibilité d’assortir de modalités plus favorables tout ou parties d’emprunts émis en Belgique ou à l’étranger et également de revoir les conditions et termes de remboursements contractuels de ces emprunts ou, en général, à conclure des contrats de gestion dans ces mêmes matières. Sous d) à f), il y a lieu de revenir plus précisément aux objectifs de la gestion de la dette de l’État. Le Trésor doit en effet être en mesure de réaliser des émissions donnant lieu à des placements temporaires ou intermédiaires si son intérêt l’exige (d) indépendamment des opérations de gestion journalière (sous a). Ces placements sont réalisés par voie : 1) de dépôts d’espèces auprès des organismes financiers et du Fonds des Rentes; 2) de placement auprès des entités publiques de l’administration centrale, autres que l’État; 3) d’achats temporaires de titres sur les marchés secondaires ou, en général, par l’utilisation de tout autre produit offert par les marchés financiers. Sous e), l’autorisation sollicitée vise évidemment tout instrument de gestion des risques tels que définis au § 2, 1° ci-dessus. Sous f), La possibilité, pour le Trésor, d’acheter ses propres titres directement sur les marchés secondaires constitue un élément essentiel de la gestion de la dette de l’État. Ces achats répondent à plusieurs objectifs opérationnels et financiers : 1) assurer la liquidité des lignes de titres dématérialisés exclusivement inscrits en compte, tels les obligations linéaires ou les certificats de trésorerie, ce qui contribue à réduire le coût des émissions nouvelles à réaliser; 2) utiliser des techniques compétitives d’achat sur les marchés qui contribuent à la gestion optimale de la dette; 3) réaliser une économie budgétaire; 4) permettre l’achat de titres de l’État en général, étant entendu que cette potentialité permet au Trésor d’acheter, le cas échéant, des titres au porteur ou des titres représentés par des inscriptions nominatives, en application de la loi du 2 janvier 1991 relative au marché des titres de la dette publique et aux instruments de la politique monétaire. g) on notera que les primary dealers et recognized dealers qui cotent des obligations linéaires ou des certificats de trésorerie n’ont pas toujours dans leur portefeuille propre ou ne sont pas en mesure d’acquérir

164

altijd in hun eigen portefeuille hebben of op de markt kunnen verkrijgen. In deze optiek wordt in de opsomming van instrumenten voor het beheer van de Staatsschuld een bepaling toegevoegd die de Minister van Financiën machtigt om bepaalde verrichtingen in het kader van de « repofaciliteit » tussen de Schatkist en haar markthouders te verwezenlijken. Deze « repofaciliteit »-verrichtingen zijn hoofdzakelijk te beschouwen als een noodzakelijk instrument voor de goede werking van de secundaire markt. Uit hun aard vallen « repofaciliteit »- verrichtingen binnen het kader van de financiële beheersverrichtingen van de Staatsschuld : 1. door een betere beschikbaarheid van effecten die door beleggers sterk gevraagd is, dragen ze bij tot een goede werking van de secundaire markt; 2. ze zijn strikt in de tijd beperkt. Bovendien laten ze de Schatkist toe om zich tijdelijk te financieren tegen een kost die lager is dan de normale marktvoorwaarden. Teneinde deze doelstelling te verwezenlijken moet de Schatkist in staat zijn om, indien nodig en van geval tot geval, effecten uit te geven die in het effectenclearingstelsel van de Nationale Bank van België zullen worden ingeschreven op de rekening van de Thesaurie. De effecten die na afloop van de cessie-retrocessie binnen het kader van de « repofaciliteit » opnieuw ter beschikking van de Schatkist worden gesteld, worden automatisch geschrapt in datzelfde effectenclearingstelste. De uitgifte en overdracht van effecten in het kader van een « repofaciliteit » heeft geen invloed op het uitstaand bedrag van de Staatsschuld vermits de opbrengst van deze verrichtingen, die een bijkomende financieringsbron oplevert, toelaat om een vermindering te verwezenlijken van de schuld vervat in andere schuldinstrumenten. Deze uitgiften gebeuren op grond van de machtiging die de wetgevende macht aan de Minister van Financiën verleent krachtens § 3, 6°. De mogelijkheid voor een professionele investeerder om enkel een kapitaaleffect of een couponeffect (gesplitste effecten) te bekomen, creëert bij hem een interesse voor effecten die uitgegeven worden door een emittent met een hoge kredietwaardigheid. De verhoogde liquiditeit op de stripmarkt van lineaire obligaties is een toegevoegde waarde voor het onderliggende effect. De voorgestelde oplossing is de volgende : de Staat geeft lineaire obligaties uit met alle rechten daaraan verbonden en wordt eveneens een instelling gerechtigd om de splitsing van lineaire obligaties te vragen bij de Nationale Bank van België. Hij geeft dus, op zijn eigen rekening, lineaire obligaties uit met alle rechten daaraan verbonden en plaatst de gesplitste rechten, nadat ze door de Bank gesplitst zijn, op afzonderlijke eigen rekeningen naargelang het gaat om kapitaaleffecten of couponeffecten. De Staat kan vervolgens ook cessies-retrocessies uitvoeren met gesplitste effecten in het kader van een

DOC 50

2080/001

sur le marché les titres nécessaires à la bonne fin des transactions qu’ils sont tenus de conclure. C’est dans cette optique qu’est intégrée dans les opérations de gestion de la dette de l’État une disposition autorisant le Ministre des Finances à effectuer certaines opérations dans le cadre du « repofacility » entre le Trésor et ses teneurs de marché. Ces opérations de « repofacility » sont à considérer avant tout comme un outil nécessaire au bon fonctionnement du marché secondaire. De par leur nature, les opérations de « repofacility » entrent bien dans le cadre des opérations de gestion financière de la dette de l’État : 1. elles contribuent à un fonctionnement harmonieux du marché secondaire par une meilleure disponibilité des titres, très recherchée par les investisseurs; 2. elles sont strictement limitées dans le temps. En outre, elles permettent au Trésor de se financer temporairement à un coût inférieur à celui des conditions normales de marché. Pour réaliser cet objectif, le Trésor doit être en mesure d’émettre, en cas de besoin et au cas par cas, des titres qui seront inscrits en compte du trésor, dans le système de compensation de titres de la Banque nationale de Belgique. Les titres remis à la disposition du Trésor à l’issue de l’opération de cession-rétrocession dans le cadre du « repofacility » sont annulés d’office dans ce même système de compensation. La création et la cession de titres dans le cadre d’un « repofacility » est neutre sur l’encours de la dette de l’État car le produit des opérations, qui constitue une source supplémentaire de financement, permet une diminution de la dette logée sous forme d’autres instruments. Ces émissions sont effectuées sur base de l’autorisation accordée par le pouvoir législatif au Ministre des Finances, en vertu du § 3, 6°. La potentialité, pour un investisseur professionnel, d’acquérir uniquement un titre de capital ou un titre de coupon ( titres « strippés » ) développe chez lui un intérêt pour des titres émis par un émetteur de haute qualité. La plus grande liquidité sur le marché des titres strippés constitue donc une valeur ajoutée pour les titres sousjacents. La solution proposée est la suivante : l’État émet son obligation linéaire tous droits attachés et devient également une institution autorisée à demander la scission d’obligations linéaires à la Banque nationale de Belgique. Il émet donc les obligations linéaires tous droits attachés sur son compte propre et après scission par la Banque, enregistre les droits scindés sur des comptes propres séparés selon qu’il s’agisse de titres de principal ou de titres de coupons de l’obligation scindée. Il peut dès lors également procéder à des opérations de cessions-rétrocessions portant sur des titres scindés

DOC 50

2080/001

165

« repofaciliteit » met zijn primary dealers en recognized dealers .

dans le cadre du « repofacility » avec ses primary dealers et ses recognized dealers.

§ 4. Andere machtigingen aan de minister van Financiën

§ 4. Autres autorisations au Ministre des Finances

Onder 2°) Deze maatregel is van puur technische aard en bedoeld om de goede omloop van effecten aan toonder te garanderen. Onder 3°) De gangbare financiële praktijk toont aan dat diegene die effecten met een vaste rente koopt, aan de verkoper niet alleen het kapitaal maar ook de gelopen interesten tussen de laatste vervaldag en de dag van de cessieverrichting betaalt. De eventuele kapitalisatie van interesten gelopen op effecten die bij omruiling aangeboden worden, kadert in deze logica. Aangezien deze verrichting gebeurt in de vorm van omruilingen van effecten tegen lineaire obligaties, is het aangewezen de Schatkist te machtigen om in de omruiling de gelopen interesten op de leningen, die het voorwerp zijn van de omruiling, op te nemen. Onder 4° en 5°) De goede werking van de secundaire markt van de effecten van de Staatsschuld meer bepaald met name op het effectenclearingstelsel van de Nationale Bank van België en de mogelijkheid om effecten in alle veiligheid te kunnen overdragen tussen het nationaal effectenclearingstelsel en de internationale clearingorganismen, zonder interestverlies of bijkomende kosten voor de betrokken partijen. De mogelijkheid voor de Schatkist om, indien nodig, aan de Nationale Bank van België effecten uit te lenen, verleent de zekerheid, overeenkomstig de regels die de Minister van financiën met de Bank is overeengekomen op 5 januari 1994, dat zij haar verbintenissen zal kunnen nakomen die bij de vereffening van de transacties tussen deelnemers aan verscheidene effectenclearingstelsels werden afgesloten, om de betrokken effecten over te dragen aan het andere effectenclearingstelsel. Op het budgettaire vlak is de uitlening van effecten door de Schatkist aan de Nationale Bank van België neutraal. De tijdelijke verhoging van de Staatsschuld, die in juridisch opzicht het gevolg is van een uitlening van effecten van de Staatsschuld, gaat immers gepaard met een vordering op korte termijn van de Schatkist op de Nationale Bank van België om de ontleende effecten terug te geven. Uitlening van effecten geeft bovendien geen aanleiding tot overdracht van liquiditeiten tussen de uitlener en de ontlener en kan in geen enkel opzicht worden beschouwd als een monetaire financiering van de Schatkist. De Schatkist ontvangt een vergoeding voor haar uitleningen van effecten. Anderzijds bestaat een van de essentiële voorwaarden voor de ontwikkeling van de markt van de gedematerialiseerde Schatkistbons of lineaire obligaties uitgedrukt in vreemde munt in de mogelijkheid voor de investeerders om te beschikken over de effecten vanaf de dag van vereffening van de inschrijving

Sous 2°) Cette mesure est d’ordre purement technique pour assurer la bonne circulation des titres au porteur. Sous 3°) Dans la pratique financière, celui qui achète des titres à revenu fixe paie au vendeur non seulement le principal mais également les intérêts courus entre la dernière échéance et la date de l’opération de cession. La capitalisation éventuelle des intérêts courus sur les titres présentés à l’échange s’inscrit dans cette logique. Comme cette opération se fait sous la forme d’échange de titres contre des obligations linéaires, il s’indique d’autoriser le Trésor à inclure dans l’opération d’échange les intérêts courus sur les emprunts faisant l’objet de l’échange. Sous 4° à 6°) Le bon fonctionnement du marché secondaire des titres de la dette de l’État repose notamment sur le système de compensation de titres de la Banque nationale de Belgique et la possibilité de transférer en toute sécurité des titres entre le système national de compensation de titres et les systèmes internationaux, sans perte d’intérêts ou frais supplémentaires pour les parties concernées. La possibilité pour le Trésor de prêter à la Banque nationale de Belgique des titres en cas de nécessité, donne la garantie, conformément aux règles dont le Ministre des Finances a convenu avec la Banque le 5 janvier 1994, que celle-ci pourra respecter ses engagements pris dans le cadre de la liquidation de transactions entre participants aux systèmes de clearing différents, de transférer les titres concernés à l’autre système de compensation. Le prêt de titres par le Trésor à la Banque nationale de Belgique est neutre sur le plan budgétaire. L’augmentation temporaire de la dette de l’état qui, d’un point de vue juridique, constitue la conséquence d’un prêt de titres de la dette de l’État, va en effet de pair avec une créance à court terme du Trésor sur la Banque nationale de Belgique en restitution des titres empruntés. En outre, le prêt de titres ne donne pas lieu à un transfert de liquidités entre le prêteur et l’emprunteur et ne peut, sous aucun aspect, être considéré comme un financement monétaire du Trésor. Le Trésor reçoit une indemnité pour ses prêts de titres. D’autre part, une des conditions essentielles du développement du marché des Bons du Trésor dématérialisés ou des obligations linéaires libellées en monnaies étrangères réside dans la possibilité, pour les investisseurs, de disposer des titres dès le jour de liquidation de la souscription (J = jour de valeur), sans

166

(J = valutadag) zonder echter de financiële zekerheid van de Schatkist in gevaar te brengen (uitgifte uitsluitend tegen betaling). In het geval van de clearing in vreemde munt verzekert de Nationale Bank van België de levering tegen betaling niet. Deze verrichting gebeurt binnen de clearingstelsels Euroclear en Clearstream. Welnu, deze stelsels behandelen de verrichtingen van valutadag J te Brussel bij hun vereffening in de nacht van J-1 tot J. Het is bijgevolg noodzakelijk dat de effecten, opdat zij beschikbaar zijn op de valutadag, op rekening staan bij de clearingstelsels op de vooravond van de inschrijving. Dit artikel heeft dus eveneens tot doel om de uitsluitend technische pre-uitgifte van sommige gedematerialiseerde effecten uitgedrukt in vreemde munt de dag vóór de valutadag mogelijk te maken. De effecten zullen geblokkeerd blijven op de rekening van de Nationale Bank van België, die optreedt in de hoedanigheid van technisch agent van de Schatkist, bij Euroclear, tot aan hun overdracht bij de volgende clearing van Euroclear, op de rekening van de inschrijvers die effectief de prijs van inschrijving hebben betaald. In een geest van gelijke behandeling van de twee internationale clearingstelsels kan de betaling zonder onderscheid gebeuren bij Clearstream en Euroclear naar keuze van de inschrijver. Bij gebreke van betaling op de valutadag worden de effecten vernietigd. § 5. Boekhoudkundige en diverse bepalingen Onder 1°) Het grootste deel van de financieringsinstrumenten op korte termijn heeft een maximum looptijd van drie maanden. Dit is in het bijzonder het geval voor de Schatkistcertificaten en de BTB’s. Hun voornaamste doel bestaat in het vormen van verbindingsleningen voor de geconsolideerde uitgiften. Dit heeft tot gevolg dat deze instrumenten vaak meerdere malen worden uitgegeven en terugbetaald in de loop van éénzelfde begrotingsjaar. Bijgevolg, om een onnodige verzwaring van de Rijksmiddelenbegroting door ontvangsten te vermijden hetgeen tot logisch gevolg zou hebben dat de uitgavenbegroting via terugbetalingen in dezelfde mate zou worden verzwaard, is het aangewezen om de opbrengsten van de instrumenten op korte termijn op orderekeningen van de thesaurie te boeken. Onder 2°) Wat de uitgiften en de beheersverrichtingen betreft die plaatshebben op vervaldagen die helemaal in het begin van het jaar vallen, bestaat de volgende leemte : de leningsinstrumenten (besluiten, overeenkomsten …) moeten — gelet op het bestaan van een minimumtermijn — worden ondertekend tijdens de laatste dagen van het jaar opdat de verrichting zou kunnen worden verwezenlijkt in het begin van het volgende jaar. Met andere woorden, de machtiging om te lenen betreft het vorige jaar, terwijl de beschikking over de opbrengst van de vervangingslening het daaropvolgende jaar gebeurt. Het huidige artikel heeft als doel om de voortzetting van de financiering van de Staat toe te laten.

DOC 50

2080/001

toutefois mettre en danger la sécurité financière du Trésor (émission uniquement contre paiement). Dans le cas du clearing en monnaies étrangères, la Banque nationale de Belgique n’assure pas la livraison contre paiement. Cette opération a lieu dans les systèmes de compensation Euroclear et Clearstream. Or, ces systèmes traitent les opérations de valeur J à Bruxelles dans leur compensation de la nuit de J-1 à J. Il faut donc, pour être disponibles au jour de valeur, que les titres soient en compte auprès des systèmes de compensation la veille de la souscription. Le présent article a donc également pour but de permettre la pré-émission à caractère exclusivement technique de certains titres dématérialisés libellés en monnaies étrangères la veille du jour de valeur. Les titres resteront bloqués au compte de la Banque nationale de Belgique, agissant en qualité d’agent technique du Trésor, en Euroclear, jusqu’à leur transfert, dans la compensation suivante d’Euroclear au compte des souscripteurs qui ont effectivement payé le prix de souscription. Dans un esprit de traitement égalitaire des deux systèmes internationaux de compensation, le règlement peut se faire indistinctement auprès de Clearstream et d’Euroclear au choix du souscripteur. À défaut de paiement à la date de valeur, les titres sont annulés.

§ 4. Dispositions comptables et diverses Sous 1°) les instruments de financement à court terme ont, en grande majorité, une durée de trois mois maximun. C’est le cas notamment des certificats de trésorerie et des BTB. Selon leur vocation première, ils constituent des emprunts de jonction par rapport aux émissions consolidées. Il en résulte que ces instruments sont donc bien souvent émis et remboursés plusieurs fois au cours d’une même année budgétaire. En conséquence, afin d’éviter un alourdissement inutile du budget des Voies et Moyens en recettes et corollairement, un alourdissement comparable du budget des dépenses en remboursement, il s’indique de comptabiliser les produits des instruments à court terme sur des comptes d’ordre de la trésorerie. Sous 2°) en ce qui concerne les émissions et les opérations de gestion qui interviennent à des échéances se situant en tout début d’année, on se trouve devant le hiatus suivant : les instruments d’emprunt (arrêtés, contrats …) doivent être — vu l’existence d’un délai minimum — signés dans les derniers jours de l’année pour que l’opération puisse se réaliser au début de l’année suivante. Autrement dit, l’autorisation d’emprunter relève de l’année précédente, alors que la disposition sur produit d’emprunt de remplacement s’effectue l’année suivante. Le présent article a pour but de permettre la continuité du financement de l’État.

DOC 50

167

2080/001

Onder 3°) De wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium bepaalt in artikel 16 dat, op verzoek van de Nationale Bank van België, de Minister van Financiën en de Bank overleg plegen iedere keer dat deze laatste van oordeel is dat nieuwe projecten inzake leningen afbreuk zouden kunnen doen aan de efficiëntie van het monetair beleid. De modaliteiten van dit overleg zijn vastgelegd in de overeenkomst van 5 februari 1991 tussen de Minister van Financiën en de Nationale Bank. Deze bepalingen, die zijn opgesteld overeenkomstig de richtlijnen in verband met de Europese economische en monetaire Unie, en die stellen dat er een duidelijk onderscheid moet worden gemaakt tussen het monetaire en het wisselbeleid en de verrichtingen kaderend in de overheidsschuld, kunnen niettemin een belemmering vormen voor de vrijheid van optreden van de Schatkist bij het beheer van haar vervaldagenkalender in deviezen. Door haar toevlucht te nemen tot tijdelijke plaatsingen van de opbrengsten van leningen in deviezen, behoudt de Schatkist een zekere autonomie in het beheer van haar buitenlandse schuld : door deze verrichtingen vermijdt men dat vreemde munt moet worden omgezet in euro op een ogenblik dat de Nationale Bank van oordeel zou zijn dat zo’n operatie in monetair beleidsopzicht ongelegen komt. Het is dus duidelijk dat de Schatkist een thesaurie in vreemde munt moet kunnen beheren onafhankelijk van de financiering van de gewone kastekorten. Onder 4°) De factoren die een rol spelen bij het beheer van de Schatkist evolueren zeer snel als gevolg van de constante vooruitgang van de financiële markten. Bijgevolg moet de Schatkist de mogelijkheid hebben niet alleen financiële rekeningen van activa in euro maar tevens in bepaalde vreemde munten te beheren. Het is dus absoluut nodig dat deze rekeningen geopend worden bij de Nationale Bank van België zonder noodzakelijkerwijze beroep te moeten doen op de diensten van de Rijkskassier. Anderzijds impliceert het bestaan van activa, gevormd in het kader van interventies van de Schatkist op de secundaire markten, de opening van effectenrekeningen bij de clearing van de Nationale Bank van België of in voorkomend geval bij andere nationale of internationale clearingorganismen. Onderhavige bepaling heeft tot doel de mogelijkheden van de Schatkist te vervolmaken teneinde een efficiënt beheer te kunnen voeren in het belang van zowel de openbare financiën als van de goede werking van de markt van de effecten van de Staatsschuld. § 5. Delegaties De hierboven besproken tekst van het huidige artikel voorziet enkel in bevoegdheden toegekend door de wetgever aan de Koning of aan de Minister van Financiën.

Sous 3°) la loi du 2 janvier 1991 relative au marché des titres de la dette publique et aux instruments de la politique monétaire dispose en son article 16 que, à la demande de la Banque nationale de Belgique, le Ministre des Finances et la Banque se concertent chaque fois que celle-ci estime que des projets d’emprunts risquent de nuire à l’efficacité de la politique monétaire. Les modalités de cette concertation sont arrêtées dans la convention du 5 février 1991 entre le Ministre des Finances et la Banque nationale. Ces dispositions, prises conformément aux directives en matière de réalisation de l’Union économique et monétaire européenne qui imposent une distinction bien nette entre la politique monétaire et de change et les opérations relatives à la dette publique, peuvent néanmoins constituer une entrave à la liberté d’action du Trésor dans la gestion de son échéancier en devises.

En recourant aux placements temporaires des produits d’emprunts en devises, le Trésor conserve une certaine autonomie de gestion de sa dette extérieure : ces opérations permettent d’éviter la conversion de devises étrangères en euros à un moment où la Banque Nationale jugerait une telle opération malvenue du point de vue de la politique monétaire. En conséquence, le Trésor doit pouvoir gérer une trésorerie en devises indépendamment du financement de ses déficits de caisse ordinaires. Sous 4°) les impératifs de la gestion du Trésor connaissent une évolution très rapide, compte tenu des progrès constants des marchés financiers. C’est ainsi que le Trésor doit être en mesure de gérer non seulement des comptes financiers d’actifs en euros mais également dans certaines monnaies étrangères. Dès lors, il apparaît indispensable que ces comptes puissent être créés à la Banque nationale de Belgique sans recours nécessaire au service du Caissier de l’État. D’autre part, les actifs constitués par suite d’interventions du Trésor sur les marchés secondaires impliquent l’ouverture de comptes de titres dans le clearing de la Banque nationale de Belgique ou le cas échéant dans les autres organismes de clearing tant nationaux qu’internationaux. La présente disposition a pour but de parfaire les potentialités du Trésor sur le plan de sa gestion efficace et dans l’intérêt tant des finances publiques que du fonctionnement harmonieux des marchés des titres de la dette de l’État. § 5. Délégations Le texte du présent article dont question ci-dessus ne prévoit que les seuls pouvoirs accordés au Roi ou au Ministre des Finances par le Législateur.

168

DOC 50

2080/001

Evenwel, gezien de zeer beperkende termijnen waarin de beslissingen genomen dienen te worden om de marktregels in acht te nemen, is het eveneens aangewezen dat de ambtenaren van de Administratie van de Thesaurie en de leden van het personeel van het Agentschap van de schuld die de Minister aanduidt voor de technische realisatie van de verrichtingen, bevoegd kunnen zijn om de financiële voorwaarden van diverse leningen, plaatsingen of andere beheersverrichtingen vast te stellen. De huidige paragraaf heeft bijgevolg tot doel aan de Minister van Financiën toe te laten om aan de ambtenaren van de Thesaurie en het personeel van het Agentschap van de schuld elk jaar bij ministerieel besluit de machtigingen die hem toegewezen worden bij het huidige artikel te hernieuwen. Deze bevoegdheden kunnen, in het geval van openbare leningen, enkel toegekend worden wanneer het koninklijk besluit dat product per product het kader van de emissies vaststelt, de mogelijkheid van deze delegatie voorzien heeft om de juridische veiligheid van de verrichtingen met de investeerders of de professionele tussenpersonen te waarborgen.

Toutefois, vu les délais très restreints dans lesquels les décisions doivent être prises pour permettre le respect des règles du marché, il s’indique également que les fonctionnaires de l’Administration de la trésorerie et les membres du personnel de l’Agence de la dette que le Ministre désigne pour la réalisation technique des opérations, puissent être habilités à fixer les conditions financières des divers emprunts, placements ou autres opérations de gestion de la dette.

Art. 9

Art. 9

In het kader van een actief financieel beheer dat erop gericht is de lasten van de staatsschuld zoveel mogelijk te verlichten, moet de Schatkist de opbrengsten van leningen in euro of in vreemde munten tijdelijk kunnen plaatsen. Na de hervormingen van de monetaire markt en de instrumenten van de monetaire politiek zijn deze plaatsingen absoluut noodzakelijk geworden voor het dagelijks beheer. a) Vanaf het moment dat deze hervorming in voege trad, gebeurt de financiering van de Schatkist op korte termijn hoofdzakelijk door regelmatige aanbestedingen van gedematerialiseerde schatkistcertificaten. In dit systeem moeten de fondsen die bij een aanbesteding worden vergaard de dagelijkse financieringsbehoeften van de Schatkist tot aan de volgende aanbesteding dekken. In afwachting dat men deze fondsen gebruikt om het dagelijks tekort te dekken, worden de uitgegeven bedragen tijdelijk geplaatst precies in het kader van de beheersverrichtingen van de Schatkist. Om budgettair gezien de weerslag van de werkelijke kostprijs van dit financieringsmiddel te kunnen opvangen, dient men toe te staan dat er een compensatie gebeurt tussen enerzijds de bijkomende intrestlasten als gevolg van het feit dat de uitgiften vooraf gebeuren ten opzichte van de dagelijkse behoeften van de Schatkist, en anderzijds de inkomsten van de Staat uit de tijdelijke plaatsingen. b) Een actief financieel beheer dat de bedoeling heeft de kostprijs van de staatsschuld te verminderen, veronderstelt dat de Schatkist, mocht dit nodig zijn, haar geprivilegieerde positie op bepaalde markten kan gebruiken om meer winstgevende plaatsingen te realiseren. Vandaar dat het noodzakelijk is dat de Schatkist, meer in het algemeen, de jaarlijkse kostprijs van de leningsla-

Dans le cadre de sa gestion financière active, destinée à alléger au maximum les charges de la dette de l’État, le Trésor doit être en mesure de réaliser certaines opérations de placement temporaire de produits d’emprunts en euros ou en monnaies étrangères. Ces placements sont aussi rendus indispensables depuis la réforme du marché monétaire et des instruments de la politique monétaire en matière de gestion journalière. a) Depuis l’entrée en vigueur de cette réforme, le financement à court terme du Trésor est assuré, en ordre principal par l’adjudication régulière de certificats de trésorerie dématérialisés. Dans ce système, les fonds récoltés lors d’une adjudication doivent couvrir les besoins de financement journalier du Trésor prévus au moins jusqu’à l’adjudication suivante. Dans l’attente de leur utilisation aux fins d’assurer la couverture du déficit journalier, les montants émis font l’objet de placements temporaires, lesquels s’inscrivent dans le cadre des opérations de gestion du Trésor. Dans le but de répercuter en termes budgétaires le coût réel net de ce moyen de financement, il y a lieu d’autoriser une compensation entre d’une part, les charges d’intérêt supplémentaires qui résultent de l’anticipation des émissions par rapport aux besoins journaliers du Trésor et d’autre part, les revenus attribués à l’État en raison des opérations de placement temporaire. b) La gestion financière active destinée à réduire le coût de la dette de l’état implique que le Trésor puisse utiliser le cas échéant sa position privilégiée sur certains marchés pour réaliser des placements plus rémunérateurs. Ainsi, il s’avère nécessaire que le Trésor puisse compenser de manière générale, par les revenus de ses

Le présent paragraphe a, dès lors pour objet de permettre au Ministre des Finances de déléguer aux fonctionnaires de la trésorerie et au personnel de l’Agence de la dette, par arrêté ministériel, à renouveler chaque année, les pouvoirs qui lui sont accordés par le présent article. Ces habilitations, dans le cas d’emprunts publics, ne peuvent être accordées que si l’arrêté royal fixant, produit par produit, le cadre des émissions a prévu la faculté de ces délégations pour assurer la sécurité juridique des opérations avec les investisseurs ou les intermédiaires professionnels.

DOC 50

169

2080/001

sten kan compenseren met de inkomsten uit tijdelijke plaatsingen van de opbrengst van leningen op korte of lange termijn in euro of in vreemde munt. c) Wat de swapverrichtingen, arbitrageverrichtingen en verrichtingen in verband met indekking tegen risico’s betreft, zij worden regelmatig en met de nodige flexibiliteit uitgevoerd zoals een efficiënt beheer van de Schatkist dat vereist. De inkomsten en de kapitalen waarover de Schatkist zou kunnen beschikken als gevolg van deze operaties moeten dus ook kunnen worden aangewend om de leningslasten te verminderen.

placements temporaires de produits d’emprunts à court terme ou à long terme en euros ou en monnaies étrangères, le coût annuel des charges d’emprunt. c) Quant aux opérations de swap, d’arbitrage et de couverture du risque, elles sont effectuées avec la régularité et la flexibilité requises par une gestion du Trésor efficiente. Les revenus et capitaux dont bénéficierait le Trésor suite à ces opérations doivent donc aussi pouvoir être utilisés pour réduire les charges des emprunts.

Art. 12

Art. 12

Het artikel 11 van de Verordening (EG, Euratom) n r 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000 houdende toepassing van besluit 94/728/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen bepaalt het volgende : Elke te late boeking op de in artikel 9, lid 1, bedoelde rekening verplicht de betrokken lidstaat tot het betalen van rente tegen de op de vervaldag op de geldmarkt van deze lidstaat geldende rentevoet voor kortetermijnfinanciering, vermeerderd met twee punten. Deze rente wordt met 0,25 punt vertraging verhoogd. De aldus verhoogde rente geldt voor de gehele periode van de vertraging. Het gebeurt geregeld dat naar aanleiding van controlebezoeken van de Commissie (artikel 18 van de Verordening 1150/2000), tekortkomingen worden vastgesteld die aanleiding hebben gegeven tot een te late boeking in de door de Schatkist gevoerde boekhouding van eigen middelen. Als voornaamste redenen kunnen vernoemd worden : — onvoldoende opvolging van gerechtelijke dossiers door de diensten geconfronteerd met een tekort aan juristen, zodat verjaring optreedt waardoor de vastgestelde rechten niet meer kunnen worden geïnd; dit kan leiden tot de eis om betaling van de vastgestelde rechten met rente door de Europese Commissie; — individuele fouten door communicatiestoornissen tussen verschillende diensten binnen de Administratie der Douane en Accijnzen zodat de vastgestelde rechten laattijdig worden geboekt bijvoorbeeld het laattijdig boeken van de vastgestelde rechten bij globalisatieaangiften; dit kan leiden tot de eis om betaling van de rente op de vastgestelde rechten door de Europese Commissie;

L’article 11 du Règlement (CE, Euratom) n° 1150/2000 du Conseil du 22 mai 2000 portant application de la décision 94/728/CE, Euratom relative au système des ressources propres des Communautés Européennes, détermine ce qui suit : tout retard dans les inscriptions au compte visé à l’article 9, paragraphe 1, donne lieu au paiement, par l’état membre concerné, d’un intérêt dont le taux est égal aux taux d’intérêts à court terme, majoré de deux points. Ce taux est augmenté de 0,25 point par mois de retard. Le taux ainsi augmenté est applicable à toute la période de retard.

— het laattijdig terugsturen van controle-exemplaren van transitdocumenten door de Douanediensten van partnerlidstaten waarbij vastgestelde rechten laattijdig in de B-boekhouding worden ingeschreven; dit kan leiden tot de eis om betaling van rente door de Europese Commissie; — een foutieve interpretatie van de « ondoorzichtige » communautaire wetgeving waardoor vastgestelde rechten niet of te laat worden geboekt; dit kan leiden tot de eis om ofwel de betaling van vastgestelde rechten met rente ofwel de betaling van rente op de vastgestelde rechten door de Europese Commissie;

Il a été établi, à l’occasion des visites de contrôle de la Commission (article 18 du Règlement 1150/2000), que des manques ont été commis qui ont donné lieu à un retard des inscriptions dans la comptabilité double des moyens propres du Trésor public. Comme raisons principales, on peut citer : — un suivi insuffisant des dossiers judiciaires par les services confrontés à un manque de juristes, de sorte que la prescription a lieu, si bien que les droits constatés ne peuvent plus être exigés; cela peut mener à l’exigence par la Commission Européenne de payer les droits constatés avec intérêts; — des fautes individuelles par des problèmes de communication entre les différents services au sein de l’Administration des Douanes et Accises, si bien que les droits constatés sont portés en compte tardivement, par exemple l’enregistrement tardif des droits constatés par des déclarations globalisées; cela peut mener à l’exigence par la Commission Européenne de payer les intérêts sur les droits constatés; — le renvoi tardif des exemplaires de contrôle des documents transit par les services douaniers des états membres partenaires où les droits constatés ont été portés en compte tardivement dans la Comptabilité B; cela peut mener à l’exigence par la Commission Européenne de payer des intérêts; — une interprétation fautive de la législation communautaire « non transparente » par laquelle des droits constatés ne sont pas ou trop tard portés en compte; cela peut mener à l’exigence par la Commission Européenne de payer soit les droits constatés avec intérêts, soit des intérêts sur les droits constatés;

170

DOC 50

2080/001

— een tegengestelde interpretatie van de communautaire wetgeving tussen enerzijds de Europese Commissie en anderzijds de Administratie der Douane en Accijnzen van België; in deze dossiers moet het Europees Hof van Justitie een oordeel vellen, waarbij de kans bestaat dat de Administratie der Douane en Accijnzen van België in het ongelijk wordt gesteld en wordt veroordeeld tot de betaling van de vastgestelde rechten vermeerderd met de rente. Met de voorgestelde begrotingsruiter wordt een wettelijke beschikking beoogd dat moet toelaten de terugbetalingen aan de Europese Commissie van eventuele vastgestelde rechten en/of nalatigheidsintresten met een voorafname op de rekening van de inningskosten (artikel 86.06.08.20) te financieren.

— une interprétation contraire de la législation communautaire entre d’une part la Commission Européenne et d’autre part l’Administration des Douanes et Accises de Belgique, dans ce dossier la Cour de Justice Européenne doit rendre un jugement, pour lequel une possibilité existe que l’Administration des Douanes et Accises de Belgique soit mise dans son tort et condamnée au paiement des droits constatés, augmentés des intérêts. Par le cavalier budgétaire présenté, une disposition a été établie qui doit autoriser les remboursements à la Commission Européenne des éventuels droits constatés et/ou des intérêts de retard avec un prélèvement à financer sur le compte des droits de perception (article 86.06.08.20).

Art. 13 tot 17

Art. 13 à 17

1. Draagwijdte van de artikelen 13 tot 17 In de artikelen 13 tot 17 worden de initiële ramingen opgenomen van de opbrengsten van de gewestelijke belastingen en van de toegewezen gedeelten van de samengevoegde en gedeelde belastingen die de federale overheid tijdens het begrotingsjaar 2003 overdraagt naar de gemeenschappen en de gewesten. Met uitzondering van de in artikel 17 bedoelde overdracht, worden die toewijzingen geregeld door de bijzondere wet van 16 januari 1989 met betrekking tot de financiering van de gemeenschappen en de gewesten (afgekort : bijzondere financieringswet of BFW), zoals gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur en door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten. De overdracht, bedoeld in artikel 17 van voorliggend ontwerp, wordt geregeld door de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen (afgekort : bijzondere wet Brusselse instellingen), laatst gewijzigd door de bijzondere wet van 13 juli 2001 houdende overdracht van diverse bevoegdheden aan de gewesten en de gemeenschappen en door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten. De artikelen 13 tot en met 17 bepalen, in uitvoering van de artikelen 53, 35octies en 65 bis van de bijzondere financieringswet en van het artikel 46bis van de bijzondere wet Brusselse instellingen, meer bepaald de ramingen inzake : 1) artikel 13 : de in artikel 3 van de bijzondere financieringswet bedoelde gewestelijke belastingen, met inbegrip van de in artikel 4, § 5 van dezelfde wet bedoelde interesten en boeten op deze gewestelijke belastingen; 2) artikel 14 : de in artikel 36 van de bijzondere financieringswet bedoelde toewijzingen aan de gemeenschappen van een gedeelte van de opbrengst van de

1. Portée des articles 13 à 17 Les articles 13 à 17 déterminent l’estimation initiale des recettes en matière d’impôts régionaux et des parties attribuées des impôts conjoint et partagés à transférer par le pouvoir fédéral aux communautés et aux régions dans le courant de l’année budgétaire 2003. À l’exception des transferts visés à l’article 17, ces transferts sont réglés par la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des communautés et des régions (en abrégé : loi spéciale de financement ou LSF), modifiée par la loi spéciale du 16 juillet 1993 visant à achever la structure fédérale de l’état et par la loi spéciale du 13 juillet 2001 portant refinancement des communautés et extension des compétences fiscales des régions.

Le transfert visé à l’article 17 du présent projet est réglé par la loi spéciale du 12 janvier 1989 relative aux institutions bruxelloises (en abrégé : loi spéciale institutions bruxelloises) modifiée dernièrement par la loi spéciale du 13 juillet 2001 portant transfert de diverses compétences aux régions et aux communautés et par la loi spéciale du 13 juillet 2001 portant refinancement des communautés et extension des compétences fiscales des régions. En exécution des articles 53, 35octies et 65bis de la loi spéciale de financement et en exécution de l’article 46bis de la loi spéciale institutions bruxelloises, les articles 13 à 17 déterminent plus particulièrement les estimations en matière de : 1) l’article 13 : les impôts régionaux visés à l’article 3 de la loi spéciale de financement, y compris les intérêts et amendes sur ces impôts régionaux visés à l’article 4, § 5 de cette même loi; 2) l’article 14 : les parties prélevées sur le produit de l’impôt des personnes physiques et de la TVA et attribuées aux communautés en vertu de l’article 36 de

DOC 50

171

2080/001

personenbelasting en van de BTW en de dotatie ter compensatie van het kijken luistergeld die op de opbrengst van de personenbelasting wordt voorafgenomen; 3) artikel 15 : de in artikel 34 van de bijzondere financieringswet bedoelde toewijzingen aan de gewesten van een gedeelte van de opbrengst van de personenbelasting, met inbegrip van de nationale solidariteitstussenkomst (artikel 48), alsook de in de artikelen 35ter tot 35septies bedoelde bijkomende middelen die verband houden met de vanaf 1993 respectievelijk 2002 aan de gewesten overgedragen bevoegdheden en die op de opbrengst van de personenbelasting worden voorafgenomen; 4) artikel 16 : de in artikel 65bis van de bijzondere financieringswet bedoelde overdrachten die vanaf 2002 aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie worden toegekend en die op de opbrengst van de personenbelasting worden voorafgenomen; 5) artikel 17 : de in artikel 46bis van de bijzondere wet Brusselse instellingen bedoelde overdracht die vanaf 2002 wordt verdeeld onder de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die aan bepaalde voorwaarden voldoen inzake samenstelling van het college van burgemeester en schepenen of inzake het voorzitterschap van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn; deze overdracht wordt eveneens op de opbrengst van de personenbelasting voorafgenomen. 2. Parameters De middelen die voorafgenomen worden op de opbrengst van de personenbelasting, vermeld in punt 1, sub 2) tot 5), worden jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en aan de reële groei van het bruto nationaal inkomen van het betrokken begrotingsjaar. De aan de gemeenschappen vanaf 2002 toegekende dotatie ter compensatie van het kijken luistergeld wordt vanaf 2003 jaarlijks geindexeerd. De middelen afkomstig uit de toegewezen gedeelten van de opbrengst van de BTW, eveneens bedoeld in punt 1, sub 2), worden jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en vanaf 2007 gekoppeld aan 91 % van de reële groei van het bruto nationaal inkomen van het betrokken begrotingsjaar. In afwachting van de definitieve vaststelling van het inflatiepercentage en de reële BNI-groei van het betrokken begrotingsjaar, worden met ingang van 1 januari 2002 niet langer het inflatiepercentage en de reële BNIgroei van het voorgaande jaar weerhouden. De bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten heeft de bijzondere financieringswet op dit punt gewijzigd. De verwijzing naar de parameters van het voorgaande jaar, de zogenaamde retroregel, wordt niet langer toegepast.

la loi spéciale de financement, ainsi que la dotation compensatoire de la redevance radio et télévision prélevée sur le produit de l’impôt des personnes physiques; 3) l’article 15 : les parties prélevées sur le produit de l’impôt des personnes physiques et attribuées aux régions en vertu de l’article 34 de la loi spéciale de financement, y compris l’intervention de solidarité nationale (article 48), ainsi que les moyens supplémentaires visés aux articles 35ter à 35septies relatifs aux compétences transférées aux régions depuis 1993 ou 2002 respectivement et prélevés sur le produit de l’impôt des personnes physiques; 4) l’article 16 : les moyens visés à l’article 65bis de la loi spéciale de financement, qui seront prélevés sur le produit de l’impôt des personnes physiques et attribués à la Commission communautaire flamande et à la Commission communautaire française à partir de 2002; 5) l’article 17 : les moyens visés à l’article 46bis de la loi spéciale institutions bruxelloises qui seront répartis à partir de 2002 entre les communes de la Région de Bruxelles-Capitale qui satisfont à certaines conditions en matière de composition du collège des bourgmestre et échevins ou en matière de présidence du centre public d’aide sociale; ces moyens seront également prélevés sur le produit de l’impôt des personnes physiques.

2. Paramètres Les moyens prélevés sur le produit de l’impôt des personnes physiques visés au point 1, sub 2) à 5) sont adaptés annuellement au taux de fluctuation de l’indice moyen des prix à la consommation et à la croissance réelle du revenu national brut de l’année budgétaire en question. La dotation attribuée aux communautés à partir de 2002 en compensation de la redevance radio et télévision sera indexée annuellement à partir de 2003. Les moyens en provenance des parties attribuées du produit de la TVA, visés également au point 1, sub 2), sont adaptés annuellement au taux de fluctuation de l’indice moyen des prix à la consommation et seront liés à partir de 2007 à 91 % de la croissance réelle du revenu national brut de l’année budgétaire en question. En attendant la fixation définitive du taux d’inflation et de la croissance réelle du RNB de l’année budgétaire en question, ce ne sont plus le taux d’inflation et la croissance réelle de l’année précédente qui seront pris en considération à partir du 1 er janvier 2002. La loi spéciale du 13 juillet 2001 portant refinancement des communautés et extension des compétences fiscales des régions a modifié la loi de financement sur ce point. Le renvoi aux paramètres de l’année précédente, la soidisant rétrorègle, n’est donc plus d’application.

172

DOC 50

2080/001

De toegewezen middelen voor een begrotingsjaar (t) worden voortaan geraamd op basis van de geraamde procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van het begrotingsjaar (t) en/ of de geraamde reële groei van het bruto nationaal inkomen van het begrotingsjaar (t) zoals voorzien in de economische begroting, bedoeld in artikel 108, g), van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen. Het betreft de economische begroting die wordt opgesteld met het oog op de opmaak van de begroting van de federale overheid. Onderhavige raming van de toegewezen middelen voor het begrotingsjaar 2003 gaat dus voor 2002 en 2003 uit van de inflatie- en groeiverwachtingen die in de economische begroting van 6 september 2002 worden vooropgesteld (zie tabel 1). Dit impliceert een actualisering van de parameters voor het begrotingsjaar 2002, in vergelijking met de begrotingscontrole 2002 (waarbij werd uitgegaan van de economisch begroting van 21 februari 2002). Deze tussentijdse herziening — ook vermoedelijke raming 2002 genoemd — vormt de vertrekbasis voor de initiële raming van de toegewezen middelen van het begrotingsjaar 2003 maar heeft verder geen gevolgen meer voor de middelen die effectief tijdens het jaar 2002 aan de gemeenschappen en gewesten worden doorgestort. De vermoedelijke raming 2002 heeft wel een impact op de doorstortingen 2003 via het vermoedelijk saldo 2002. Dat saldo wordt afgeleid uit de vergelijking van de vermoedelijke raming en de aangepaste raming van de begrotingscontrole van het begrotingsjaar 2002. De initiële raming van de middelen die tijdens het begrotingsjaar 2003 aan gemeenschappen en gewesten worden doorgestort, is bijgevolg samengesteld uit de initiële raming van de middelen van het begrotingsjaar 2003 en het vermoedelijk afrekeningsaldo van het begrotingsjaar 2002. De sommen die als voorafname op de opbrengst van de personenbelasting en de BTW in onderhavige Rijksmiddelenbegroting worden voorzien, stemmen overeen met deze over te dragen middelen.

À partir du 1er janvier 2002, les moyens attribués pour une année budgétaire (t) seront estimés sur la base du taux estimé de fluctuation de l’indice moyen des prix à la consommation de l’année budgétaire (t) et/ou de la croissance réelle estimée du revenu national brut de l’année budgétaire (t) tel que prévus dans le budget économique visé à l’article 108, g) de la loi du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales et diverses. Il s’agit du budget économique établi en vue de l’élaboration du budget fédéral.

TABEL 1

TABLEAU 1

Macro-economische parameters toegepast in de raming van de toewijzingen 2002-2003

Paramètres macro économiques appliqués dans l’estimation des attributions 2002-2003

La présente estimation des moyens attribués pour l’année budgétaire 2003 est donc basée sur les prévisions d’inflation de croissance prévues au budget économique du 6 septembre 2002 pour les années 2002 et 2003 (voir tableau 1). En comparaison avec le contrôle budgétaire 2002 (partant des prévisions du budget économique du 21 février 2002), cela implique une actualisation des paramètres pour l’année budgétaire 2002. Cette révision intermédiaire — nommée estimation probable — représente la base de départ pour l’estimation initiale des moyens attribués de l’année budgétaire 2003 mais n’a pour autant plus d’impact sur les moyens qui sont effectivement versés aux communautés et régions au cours de l’année 2002. Par contre, l’estimation probable de 2002 a bien un effet sur les versements 2003 via le solde probable de décompte 2002. Ce solde découle de la comparaison entre d’une part l’estimation probable et l’estimation ajustée du contrôle budgétaire de l’année budgétaire 2002. Par conséquent, l’estimation initiale des moyens qui seront versés aux communautés et régions au cours de l’année 2003 est composée de l’estimation initiale des moyens de l’année budgétaire 2003 et du solde probable de décompte de l’année budgétaire 2002. Les sommes qui sont repris dans le présent budget des Voies et Moyens comme prélèvements sur les produit de l’impôt des personnes physiques et de la TVA correspondent à ces moyens à transférer.

Begrotingsjaar. — Année budgétaire.

2002

2003

Procentuele verandering van gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen. — Taux de fluctuation de l’indice moyen des prix à la consommation .................................................................................................

1,5 %

1,4 %

Reële groei van BNI. — Taux de croissance réelle du RNB ...........................................................................

0,9 %

2,4 %

______________ Bron : Economische begroting van 6 september 2002 — Federaal Planbureau.

______________ Source : Budget économique du 6 septembre 2002 — Bureau fédéral du Plan.

DOC 50

173

2080/001

In de initieel geraamde overdrachten voor 2003 wordt eveneens rekening gehouden met de herziene groeipercentages van het bruto nationaal inkomen voor de periode 1999-2001, zoals deze worden afgeleid uit de nationale rekeningen 2001 die op 30 september 2002 door het Instituut voor de Nationale Rekeningen werden bekendgemaakt. De wijze waarop deze herziening in de toegewezen middelen wordt ingevoegd, is geregeld bij Overeenkomst afgesloten tussen de federale overheid en de gemeenschappen en gewesten. Het betreft de Overeenkomst van 1995 (1) die in 1999 werd aangepast om rekening te houden met de overstap van de notie « bruto nationaal product » naar de nieuwe notie « bruto nationaal inkomen » (2). Deze overgang vloeide voort uit de invoeging van het nieuw Stelsel van Economische Rekeningen (ESR95) op basis waarvan de nationale rekeningen vanaf april 1999 verplicht dienen opgesteld te worden, overeenkomstig de Europese verordening n r 2223/96 van de Raad van 25 juni 1996.

Dans l’estimation initiale des transferts pour l’année 2003, il est tenu compte des révisions des taux de croissance du revenu national brut pour la période 19992001, tels qu’ils peuvent être déduit des comptes nationaux 2001 qui ont été publiés par l’Institut des Comptes nationaux le 30 septembre 2002. La manière dont ces révisions sont incorporées dans les moyens attribuées, est règlée par Convention conclue entre le pouvoir fédéral et les communautés et régions. Il s’agit de la Convention de 1995 (1) qui a été adaptée en 1999 afin te prendre en compte le passage de la notion « produit national brut » à la nouvelle notion « revenu national brut » (2). Ce passage à la nouvelle notion découlait de l’introduction du nouveau « Système des Comptes économiques » (SEC95) sur base desquels les comptes nationaux doivent obligatoirement être établis à partir d’avril 1999 conformément au règlement n° 2223/96 du Conseil du 25 juin 1996.

TABEL 2

TABLEAU 2

Herziening van de reële groei van het BNI 1999 - 2001

Révision du taux de croissance du RNB 1999 - 2001

1999 2000

2001

Nationale rekeningen 2000 (oktober 2001) — Comptes nationaux 2000 (octobre 2001)

Nationale rekeningen 2001 (september 2002) — Comptes nationaux 2001 (septembre 2002)

Verschil t.o.v. de aangepaste raming begrotingscontrole 2002 — Écart par rapport à l’estimation ajustée du contrôle budgétaire 2002

2,51 % 2,82 %

2,47 % 2,22 %

– 0,04 % – 0,60 %

Akkoord begrotingscontrole 2002 (a) — Accord contrôle budgétaire 2002 (a)

Nationale rekeningen 2001 (september 2002) — Comptes nationaux 2001 (septembre 2002)

Verschil t.o.v. aangepaste raming begrotingscontrole 2002 — Écart par rapport à l’estimation ajustée du contrôle budgétaire 2002

1,00 %

0,50%

– 0,50 %

__________________ (a) Op de Interministeriële Conferentie van Financiën en Begroting van 21 maart 2002 werd beslist dat in het kader van de toepassing van de bestaande overeenkomst van 1995 — op de definitieve afrekening van de toegewezen middelen van het begrotingsjaar 2001 — de reële BNI-groei voor 2001 werd vastgesteld op 1,0 %, zoals vermeld in de economische begroting van 21 februari 2002. Deze beslissing was ingegeven door de gevoelige afwijking tussen de groeicijfers die voor 2001 door verschillende instellingen werden uitgebracht. Deze afwijkingen — die eerder uitzonderlijk zijn — waren toe te schrijven aan de grote onzekerheid die na de gebeurtenissen van 11 september 2001 de inschatting van de economische indicatoren sterk bemoeilijkte (zie Toelichtende Staat tot staving van het wetsontwerp houdende de Rijksmiddelenbegroting voor het begrotingsjaar 2002, blz. 65, DOC 50 1754/001 Kamer van volksvertegenwoordigers, 25 april 2002, 2001-2002).

__________________ (a) À la Conférence interministérielle des Finances et du Budget du 21 mars 2002 il a été décidé que dans le cadre de l’application de la convention actuelle de 1995 — à la fixation définitive des moyens attribués de l’année budgétaire 2001 — la croissance réelle du revenu national brut est fixé à 1,0 % pour l’année budgétaire 2001, comme mentionné dans le Budget économique du 21 février 2002. Cette décision s’inspirait de l’écart sensible entre les chiffres de croissance pour l’année 2001 qui étaient avancés par les différents institutions. Ces écarts — qui sont plutôt exceptionnels — étaient dus principalement à la grande incertitude qui a compliquée l’estimation des indicateurs économiques suite aux évènements tragiques du 11 septembre 2001 (voir Notes justificatives à l’appui du projet de loi contenant le budget des Voies et Moyens pour l’année budgétaire 2002, p. 65, DOC 50 1754/001 Chambre des représentants, 25 avril 2002, 2001-2002).

__________________ (1 ) Overeenkomst goedgekeurd op de Interministeriële Conferentie van Financiën en Begroting van 20 januari 1995. (2 ) Aanpassing goedgekeurd op de Interministeriële Conferentie van Financiën en Begroting van 5 oktober 1999.

__________________ (1 ) Convention approuvée à la Conférence interministérielle des Finances et du Budget du 20 janvier 1995. (2 ) Adaptation approuvée à la Conférence interministérielle des Finances et du Budget du 5 octobre 1999.

174

DOC 50

2080/001

In toepassing van de bestaande Overeenkomst wordt de definitieve afrekening van de toegewezen middelen van de begrotingsjaren 1999-2001 niet herzien; de federale overheid zal de teveel toegewezen middelen dus niet terugvorderen. Niettemin worden de middelen van de betrokken begrotingsjaren, conform de Overeenkomst, op basis van de herziene groeivoeten herrekend in het kader van de raming van de toegewezen middelen voor 2003. De herrekening heeft tot gevolg dat de vertrekbasis van de vermoedelijke raming 2002 en bijgevolg van de initiële raming 2003 naar beneden worden herzien (3). De overige parameters die bepalend zijn voor hetzij het bedrag van het toegewezen gedeelte van de personenbelasting en de BTW, hetzij de verdeling hiervan over de gewesten en de gemeenschappen, worden hierna hernomen :

Conformément à la Convention actuelle, la fixation définitive des moyens attribués des années budgétaires 1999-2001 n’est pas revisée; le pouvoir fédéral ne réclamera donc pas les moyens versés en trop. Néanmoins, en application de la Convention, les moyens des années budgétaires concernées seront recalculés sur base des taux de croissance révisés dans le cadre de l’estimation des moyens attribués pour 2003. Suite à ce nouveau calcul la base de départ de l’estimation probable 2002 et par conséquent de l’estimation initiale 2003 est revue à la baisse (3).

TABEL 3

TABLEAU 3

Overige parameters toegepast in de raming van de toewijzingen 2002-2003

Autres paramètres appliqués dans l’estimation des attributions 2002-2003

Les autres paramètres servant à déterminer soit le montant de la partie attribuée de l’impôt des personnes physiques et de la TVA, soit leur répartition entre les régions et les communautés, figurent ci-après :

Begrotingsjaar — Année budgétaire

2002 vermoedelijke toewijzingen — attributions probables

2003 initiële toewijzingen — attributions initiales

Opbrengst personenbelasting — (a) Produit de l’impôt des personnes physiques

Aanslagjaar — Exercice d’imposition 2000

Aanslagjaar — Exercice d’imposition 2000

X 1.000 EUR

X 1.000 EUR

17.965.246,0 8.098.467,0

17.965.246,0 8.098.467,0

2.590.591,3 28.654.304,3

2.590.591,3 28.654.304,3

145.743,0

145.743,0

Toestand op — Situation au

Toestand op — Situation au

01.01.2001

01.01.2001

5.952.552 3.346.457

5.952.552 3.346.457

964.405 10.263.414

964.405 10.263.414

71.036

71.036

Vlaamse Gewest — Région flamande Waalse Gewest — Région wallonne Brusselse Hoofdstedelijk Gewest — Région Bruxelles-Capital Totaal — Total Waarvan Duitstalige Gemeenschap — dont Communauté germanophone

Bevolking — (b) Population

Vlaamse Gewest — Région flamande Waalse Gewest — Région wallonne Brusselse Hoofdstedelijk Gewest — Région Bruxelles-Capital Totaal — Total Waarvan Duitstalige Gemeenschap — dont Communauté germanophone

__________________ (a) Ontvangsten personenbelasting aanslagjaar 2001 (artikel 7, § 2, BFW) : toestand op 30 juni 2002 (na het verstrijken van de in artikel 359, Wetboek der inkomstenbelastingen 1992 bedoelde aanslagtermijn — bron : federaal Ministerie van Financiën, AOIF (b) Bevolking van België — bron : NIS — Ministerie van Economische Zaken (Publicatie « Bevolking en huishoudens 2001 »). __________________ ( 3) Dezelfde regeling is voorzien in het geval de groeivoeten naar boven worden bijgesteld.

__________________ (a) Recettes impôt personnes physiques exercice d’imposition 2001 (article 7, § 2, LSF) : situation au 30 juin 2002 (après échéance du délai d’imposition visée à l’article 359, Code des Impôts sur le revenu 1992 — source : Ministère fédéral des Finances, AFER. (b) Population de la Belgique — source : INS – Ministère des Affaires économiques (Publication « Population et ménages 2001 »). __________________ ( 3) Lors d’une révision des taux de croissance à la hausse, il est procédé de la même façon.

DOC 50

175

2080/001

Toestand op — Situation au 30.06.2001 waarneming van — observation du 31.08.2002

Toestand op — Situation au 30.06.2002 waarneming van — observation du 31.08.2002

1.212.781

1.207.053

729.280

729.799

207.869 2.149.930

210.639 2.147.491

15.849 2.165.779

15.790 2.163.281

Aantal leerlingen — (d) Nombre d’élèves

Toestand — Situation 15.01.2002 — 01.02.2002

Toestand — Situation 15.01.2002 — 01.02.2002

Vlaamse Gemeenschap — Communauté flamande Franse Gemeenschap — Communauté française Totaal — Total Duitstalige Gemeenschap — Communauté germanophone Totaal incl. DG — Total y compris CG

821.758 (56,94 %) 621.349 (43,06 %) 1.443.107 ter info — n.b. : schooljaar 2000-2001 — 10.358 (raming) 1.453.465

821.758 (56,94 %) 621.349 (43,06 %) 1.443.107 ter info — n.b. : schooljaar 2000-2001 — 10.358 (raming) 1.453.465

Inwoners jonger dan 18 jaar — (c) Habitants âgés de moins de 18 ans

Nederlands taalgebied — Région de langue néerlandophone Frans taalgebied — Région de langue française Tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad — Région bilingue de Bruxelles-Capitale Totaal — Total Duitstalig gebied — Région de langue allemande Totaal incl. DG — Total y compris CG

(c) Inwoners – 18 jaar — bron : Rijksregister, federaal Ministerie van Binnenlandse Zaken. (d) Aantal leerlingen — bron : Verslag goedgekeurd door algemene vergadering van het Rekenhof op 9 oktober 2002, behalve wat de Duitstalige Gemeenschap betreft (informatie verstrekt door die Gemeenschap).

(c) Habitants de – 18 ans — source : Registre national, Ministère fédéral des Affaires intérieures. (d) Nombre d’élèves — source : Rapport approuvé en assemblée générale de la Cour des comptes du 9 octobre 2002, sauf en ce qui concerne la Communauté germanophone (information fournie par cette Communauté).

3. Gewestelijke belastingen met inbegrip van interesten en boeten

3. Impôts régionaux, y compris les intérêts et amendes

Artikel 13 van onderhavig ontwerp geeft de initiële raming weer, voor het begrotingsjaar 2003, van de gewestelijke belastingen, met inbegrip van de interesten en de boeten, die door de federale overheid worden geïnd en aan elk gewest, in functie van de lokalisatiecriteria bepaald in de bijzondere financieringswet, worden doorgestort. Met ingang van 1 januari 2002 werd het aantal belastingen dat tot de gewestelijke belastingen wordt gerekend, gevoelig uitgebreid ingevolge de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten. De nieuw geregionaliseerde belastingen zijn : — het registratierecht op de vestiging van een hypotheek op een in België gelegen onroerend goed; — het registratierecht op de gedeeltelijke of gehele verdeling van in België gelegen onroerende goederen, de afstanden onder bezwarende titel, onder medeëigenaars, van onverdeelde delen in soortgelijke goederen, en de omzettingen bedoeld in de artikelen 745quater en 745quinquies van het Burgerlijk Wetboek, zelfs indien er geen onverdeeldheid is;

L’article 13 du présent projet détermine l’estimation initiale des impôts régionaux pour l’année budgétaire 2003, y compris les intérêts et amendes, perçus par le pouvoir fédéral et versés à chaque région en fonction des critères de localisation fixés dans la loi spéciale de financement. À partir du 1er janvier 2002 le nombre d’impôts régionaux a été étendu sensiblement suite à réforme du système de financement par la loi spéciale du 13 juillet 2001 portant refinancement des communautés et extension des compétences fiscales des régions. Les impôts nouvellement régionalisés sont : — les droits d’enregistrement sur la constitution d’une hypothèque sur un bien immeuble situé en Belgique; — les droits d’enregistrement sur les partages partiels ou totaux de biens immeubles situés en Belgique, les cessions à titre onéreux, entre copropriétaires, de parties indivises de tels biens, et les conversions prévues aux articles 745quater et 745quinquies du Code civil, même s’il n’y a pas indivision;

176

DOC 50

2080/001

— het registratierecht op de schenkingen onder de levenden van roerende en onroerende goederen; — de belasting op de inverkeerstelling; — het eurovignet; — het kijken luistergeld. De gewestelijke belastingen waarvan de opbrengst voorheen niet (met name de verkeersbelasting) of slechts gedeeltelijk aan de gewesten werd doorgestort (registratierechten op overdracht ten bezwarende titel van in België gelegen onroerende goederen : à 41,408 %) worden vanaf 1 januari 2002 integraal geregionaliseerd. Het kijken luistergeld werd vanaf 2002 omgevormd van een gemeenschapsbelasting tot een gewestelijke belasting. De gewesten zijn voortaan bevoegd om de aanslagvoet, de heffingsgrondslag en de vrijstellingen van de nieuwe gewestelijke belastingen alsook van de vóór 2002 bestaande gewestelijke belastingen te wijzigen. Voor bepaalde gewestelijke belastingen waarvoor een risico van fiscale migratie en delokalisatie kan bestaan, is de uitoefening van deze bevoegdheden afhankelijk van een voorafgaandelijk tussen de gewesten te sluiten samenwerkingsakkoord (1). Wat de onroerende voorheffing betreft, blijft de wijziging van het federaal kadastraal inkomen een federale bevoegdheid. De milieutaksen worden vanaf 2002 een federale bevoegdheid. De gewestelijke belastingen worden aan elk gewest overgedragen op basis van de in artikel 5 van de bijzondere financieringswet bepaalde lokalisatiecriteria. De voor het begrotingsjaar 2003 verwachte opbrengst van de gewestelijke belastingen wordt weergegeven in tabel 3. Zowel de totale opbrengsten als de regionale verdeling worden enkel ter indicatieve titel opgenomen. Zolang de Staat voor de dienst van deze belastingen zorgt, wordt de werkelijke opbrengst immers aan de bevoegde instelling van het gewest overgemaakt op het einde van de maand die volgt op de maand waarin ze door de Federale overheidsdienst Financiën worden geïnd. In de initiële ramingen werd rekening gehouden met de decretale maatregelen die door de gewesten werden genomen, ondermeer op het vlak van de registratierechten op de overdracht ten bezwarende titel van onroerende goederen, de invoering van het nultarief inzake openingsbelasting en aanpassing van de tarieven inzake verkeersbelasting voor de voertuigen die beantwoorden aan de emissienorm « euro 4 ». Tabel 3 beperkt zich evenwel tot de gewestelijke belastingen waarvan de dienst door de Staat wordt verzorgd. In artikel artikel 5, § 3, BFW is voorzien dat, tenzij het gewest er anders over beslist, de Staat ten minste tot en met 2003 met inachtneming van de door hem vastgestelde procedureregels kosteloos zorgt voor de dienst van de gewestelijke belastingen. Deze beslissing dient twee jaar op voorhand door de betrokken gewestregering

— les droits d’enregistrement sur les donations entre vifs de biens meubles ou immeubles; — la taxe de mise en circulation; — l’eurovignette; — la redevance radio et télévision. Les impôts régionaux dont jadis le produit n’était pas du tout transféré aux régions (notamment la taxe de circulation sur les véhicules automobiles) ou ne l’était que partiellement (les droits d’enregistrement sur les transmissions à titre onéreux de biens immeubles situés en Belgique : à 41,408 %) sont régionalisés intégralement à partir du 1er janvier 2002. La redevance radio-télévision est transformée d’impôt communautaire en impôt régional à partir de 2002.

______________ ( 1) Voor gedetailleerde toelichting : zie bijlage bij de Algemene Toelichting 2002.

______________ ( 1) Un commentaire plus detaillé est repris dans l’annexe à l’Exposé général 2002.

Les régions sont dorénavant compétentes pour modifier le taux d’imposition, la base d’imposable ainsi que les exonérations de tous les impôts régionaux, tant les nouveaux que les impôts existants. L’exercice de ces compétences est subordonné à la conclusion préalable d’un accord de coopération pour ce qui concerne les impôts régionaux qui peuvent induire un risque de migration fiscale et de délocalisation (1). En ce qui concerne le précompte immobilier, la fixation du revenu cadastral fédéral reste de la compétence de l’autorité fédérale. Les écotaxes relèvent de la compétence fédérale à partir de l’année 2002. Les impôts régionaux sont transférés à chaque région sur base des critères de localisation qui sont déterminés à l’article 5 de la loi spéciale de financement. Au tableau 3 figure le produit des impôts régionaux attendu pour l’année budgétaire 2003. Les recettes totales tout comme la répartition régionale sont reprises à titre purement indicatif. Aussi longtemps que l’État assure le service de ces impôts, le produit réel est en effet versé à l’institution régionale compétente à la fin du mois qui suit le mois au cours duquel il a été perçu par le Ministère des Finances fédéral. Les estimations initiales tiennent compte des mesures décrétales qui ont été prises par les régions. Parmi ceux-la, les mesures en matière de droits d’enregistrement sur la transmission à titre onéreux de biens immobilier, l’introduction du tarif zéro pour la taxe d’ouverture et l’adaptation des tarifs de la taxe de circulation pour les automobiles répondant à la norme d’émission « euro 4 ».

Ce tableau 3 se limite cependant aux impôts régionaux dont le service est assuré par l’état. L’article 5, § 3 de la LSF stipule que, à moins que la région n’en dispose autrement, l’État assurera au moins jusqu’en 2003 inclus le service de l’impôt régional, gratuitement et dans le respect des règles de procédure qu’il fixe. Le gouvernement de la région concerné doit notifier cette décision au pouvoir fédéral au moins deux ans à l’avance.

DOC 50

177

2080/001

aan de federale regering genotificeerd te worden. De gewesten kunnen bijgevolg ten vroegste vanaf 1 januari 2004 zelf de dienst van de gewestelijke belastingen verzekeren. Tot op heden werd voormelde vooropzeg nog door geen van de drie gewesten ingeroepen (1). Rekening houdend met de in het verleden genomen beslissingen, gelden hierop twee uitzonderingen : 1) Kijk- en luistergeld : de gemeenschappen beslisten om het kijken luistergeld — tot en met 2001 een gemeenschapsbelasting — vanaf 1997 zelf te innen. In artikel 5, § 3bis, BFW is voorzien dat, tenzij het gewest er anders over beslist, de gemeenschappen tot en met 31 december 2004, met inachtneming van de door de Staat vastgestelde procedureregels, zorgen voor de dienst van het kijken luistergeld voor rekening van en in overleg met de gewesten. 2) Onroerende voorheffing gelokaliseerd in het Vlaamse Gewest : het Vlaamse Gewest besliste om reeds vanaf het aanslagjaar 1999 zelf de dienst van de onroerende voorheffing te verzekeren. Krachtens artikel 5 , § 3, BFW staat het gewest dan ook ten minste tot en met 31 december 2003 in voor de dienst van deze belasting.

Les régions ne peuvent donc assurer elles-mêmes le service des impôts régionaux qu’en 2004 au plus tôt. À ce jour, aucune région n’a évoqué ce préavis ( 1).

Compte tenu des décisions prises dans le passé, deux exceptions prévalent : 1) La redevance radio et télévision : les communautés ont décidé à partir de 1997 de percevoir elles-mêmes la redevance radio et télévision, qui était une taxe communautaire jusqu’en 2001 inclus. L’article 5, § 3 de la LSF stipule que, à moins que la région n’en dispose autrement, les communautés assurent gratuitement, dans le respect des règles de procédure fixées par l’état, le service de la redevance radio et télévision pour compte de et en concertation avec les régions. 2) Le précompte immobilier localisé dans la Région flamande : la Région flamande a décidé dès l’exercice d’imposition 1999 d’assurer elle-même le service du précompte immobilier. En vertu de l’article 5, § 3 de la LSF, cette région assure donc au moins jusqu’au 31 décembre 2003 inclus le service de cet impôt.

TABEL 4

TABLEAU 4

Gewestelijke belastingen — initiële raming 2003

Impôts régionaux — estimation initiale 2003

(x 1.000 EUR)

(x 1.000 EUR)

2003

Brusselse Hoofdstedelijk Gewest — Région Bruxelles-Capitale

Gewestelijke belastingen — (a) Impôts régionaux

Artikel BFW — Article LSF

Totale opbrengst — Produit total

Vlaamse Gewest — Région flamande

Waalse Gewest — Région wallonne

Belasting op de spelen en weddenschappen. — Taxe sur les jeux et paris ...............................................

Art. 3, 1°

48.267 100 %

17.663 36,59 %

22.277 46,15 %

8.327 17,25 %

Belasting op automatische ontspanningstoestellen. — Taxes sur les appareils automatiques de divertissement ...............................................

Art. 3, 2°

41.608 100 %

24.320 58,45 %

10.535 25,32 %

6.753 16,23 %

Openingsbelasting op de slijterijen van gegiste dranken. — Taxe d’ouverture de débits de boissons fermentées .........................................

5.400 100 %

0 (d)

Art. 3, 3°

5.012 92,81 %

388 7,19 %

Successierecht en het recht van overgang bij overlijden. — Droits de succession et de mutation par décès .............................................

Art. 3, 4°

625.199 55,60 %

294.617 26,20 %

204.600 18,20 %

1.124.415 100 %

______________ (a) Exclusief het kijken luistergeld waarvan de dienst hetzij door de gemeenschappen (uiterlijk tot 31 december 2004) hetzij door de gewesten wordt verzorgd.

______________ (a) Hors la redevance radio-télévision dont le service est assuré soit par les communautés (au plus tard jusqu’au 31 décembre 2004) soit par les régions.

______________ (1 ) Redactie van de tekst afgesloten op 22 oktober 2002.

______________ (1 ) La rédaction du texte a été cloturé le 22 octobre 2002.

178

DOC 50

2080/001

Onroerende voorheffing. — Précompte immobilier (b) .................................

40.213 100 %

— (b)

Art. 3, 5°

24.442 60,78 %

15.771 39,22 %

Registratierecht op de overdrachten ten bezwarende titel van onroerende goederen. — Droits d’enregistrement sur les transmissions à titres onéreux ..........................................

Art. 3, 6°

1.764.983 100 %

985.492 55,84 %

455.281 25,80 %

324.211 18,37 %

Registratierecht op de vestiging van een hypotheek op een in België gelegen onroerend goed. — Droits d’enregistrement sur la constitution d’une hypothèque sur un bien immeuble situé en Belgique ...........................

Art. 3, 7°, a)

138.672 100 %

82.017 59,14 %

39.673 28,61 %

16.982 12,25 %

Registratierecht op de gedeeltelijk of gehele verdelingen van in België gelegen onroerende goederen, (c). — Droits d’enregistrement sur les partages partiels ou totaux de biens immeubles situés en Belgique, (c)

Art. 3, 7°, b)

16.609 100 %

6.503 39,15 %

7.019 42,26 %

3.087 18,59 %

Registratierecht op de schenkingen onder de levenden van roerende of onroerende goederen. — Droits d’enregistrement sur les donations entre vifs de biens meubles ou immeubles .........................................

Art. 3, 8°

62.990 100 %

42.795 67,94 %

14.674 23,30 %

5.521 8,76 %

Verkeersbelasting. — Taxe de circulation .................................................

Art. 3, 10°

1.115.513 100 %

705.121 63,21 %

302.311 27,10 %

108.081 9,69 %

Belasting op inverkeerstelling. — Taxe de mise en circulation ....................

Art. 3, 11°

295.886 100 %

182.769 61,77 %

70.389 23,79 %

42.728 14,44 %

Eurovignet – Eurovignette ..................

Art. 3, 12°

100.118 100 %

64.700 64,62 %

21.676 21,65 %

13.742 13,73 %

4.754.674 100 %

2.736.578 57,56 %

1.267.905 26,67 %

750.191 15,78 %

Totaal. — Total ................................

(b) Het Vlaamse Gewest staat met ingang van het aanslagjaar 1999 zelf in voor de dienst van de onroerende voorheffing. (c) Registratierecht op de verrichtingen bedoeld in artikel 3, 7°, b) van de bijzondere financieringswet. (d) Vanaf 2002 geldt in het Vlaamse Gewest het nultarief inzake openingsbelasting.

(b) La Région flamande assure elle-même le service du précompte immobilier à partir de l’exercice d’imposition 1999. (c) Droits d’enregistrement sur les opérations visées à l’article 3, 7°, b) de la loi spéciale de financement. (d) À partir de 2002 le tarif de la taxe d’ouverture a été réduit à zéro en Région flamande.

In tabel 4 is een indicatieve raming opgenomen van de interesten en fiscale boeten op de gewestelijke belastingen zoals bedoeld in artikel 4, § 5 van de bijzondere financieringswet. De toewijzing hiervan wordt geregeld door het koninklijk besluit van …… (1). Naar analogie met de gewestelijke belastingen, worden deze interesten en boeten aan de gewesten overgedragen op basis van de in artikel 5 van de bijzondere financieringswet vastgelegde lokalisatiecriteria.

Au tableau 5 figure une estimation indicative des intérets et amendes fiscales sur les impôts régionaux visés à l’article 4, § 5 de la loi spéciale de financement. L’aattribution des intérêts et amendes est règlé par l’arrêté royal du …… (1). Par analogie aux impôts régionaux, ces intérêts et amendes sont transférés aux régions sur base des critères de localisation qui sont déterminés à l’article 5 de la loi spéciale de financement.

______________ ( 1) Belgisch Staatsblad van ……….

______________ ( 1) Moniteur belge du ………

DOC 50

179

2080/001

TABEL 5

TABLEAU 5

Interesten en boeten op gewestelijke belastingen — initiële raming 2003

Intérêts et amendes sur les impôts régionaux — estimation initiale 2003

(x 1.000 EUR)

(x 1.000 EUR)

2003 Interesten en boeten Art. 4, § 5, BFW — Intérêts et amendes Art. 4, § 5, LSF

Brusselse Hoofdstedelijk Gewest — Région BruxellesCapitale

Totale opbrengst — Produit total



Gewestelijke belastingen bedoeld in art. 3, 1° tot 3°, 5° en 10° tot 12°, BFW. — Impôts régionaux visés à l’art. 3, 1° à 3°, 5° et 10° à 12°, LSF .......................................

1.250 100 %

394 31,50 %

813 65,09 %

43 3,41 %

— Interesten. — Intérêts (a) .............................................

814 100 %

93 11,46 %

708 87,03 %

12 1,51 %

— Boeten. — Amendes ....................................................

436 100 %

300 68,91 %

105 24,13 %

30 6,95 %

Gewestelijke belastingen bedoeld in art. 3, 4°, 6° tot 8°, BFW. — Impôts régionaux visés à l’art. 3, 4°, 6° à 8°, LSF ..............................................................................

34.723 100 %

19.664 56,63 %

7.857 22,63 %

7.202 20,74 %

— Interesten. — Intérêts ..................................................

21.150 100 %

12.582 59,49 %

4.958 23,44 %

3.610 17,07 %

— Boeten. — Amendes ....................................................

13.573 100 %

7.082 52,18 %

2.899 21,36 %

3.592 26,46 %

Totaal. — Total .................................................................

35.973 100 %

20.058 55,76 %

8.670 24,10 %

7.245 20,14 %

— Interesten. — Intérêts ...............................................

21.964 100 %

12.675 57,71 %

5.666 25,80 %

3.622 16,49 %

— Boeten. — Amendes ..................................................

14.009 100 %

7.382 52,70 %

3.004 21,44 %

3.622 25,86 %

______________ (a) Raming van de interesten op de gewestelijke belastingen in het Vlaamse Gewest : rekening houdende met de eigen inning van de onroerende voorheffing (vanaf aanslagjaar 1999) en met de invoering van het nultarief inzake openingsbelasting (vanaf 2002).

4. Gedeelde belastingen — gemeenschappen

______________ (a) Estimation des intérêts sur les impôts régionaux en Région flamande : compte tenu de la perception propre du précompte immobilier (à partir de l’exercice d’imposition 1999) et de l’application du tarif réduit à zéro de la taxe d’ouverture (dès 2002).

4. Impôts partagés — communautés

In de raming van de toewijzingen inzake gedeelde belastingen werd rekening gehouden met de wijzigingen die door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten aan de bijzondere financieringswet werden aangebracht. Een gedetailleerde toelichting van de wijzigingen is opgenomen in de bijlagen bij de Algemene Toelichting 2002 (1). Onderhavige tekst beperkt zicht tot de krachtlijnen van de hervorming.

Dans l’estimation des attributions en matière d’impôts partagés, il a été tenu compte des modifications apportées à la loi spéciale de financement par la loi spéciale du 13 juillet 2001 portant refinancement des communautés et extension des compétences fiscales des régions. Un commentaire détaillé de ces modifications figure dans les annexes à l’Exposé général 2002 (1). Le présent document se limite aux lignes de force de la réforme.

______________ (1 ) Zie DOC 50 1446/001, blz. 368, Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers, 29 oktober 2001, zitting 2000-2001.

______________ (1 ) Voir DOC 50 1446/001, p. 368, Chambre des Représentants de Belgique, 29 octobre 2001, séance 2000-2001.

180

DOC 50

2080/001

Artikel 14 van onderhavig ontwerp herneemt de initiële raming van de gedeelten van de opbrengst van de personenbelasting en de BTW die aan de gemeenschappen, voor het begrotingsjaar 2003, worden toegewezen, hetzij : 1) de toegewezen gedeelten van de opbrengst van de BTW toegekend aan de Vlaamse en de Franse Gemeenschap; 2) de toegewezen gedeelten van de opbrengst van de personenbelasting toegekend aan de Vlaamse en de Franse Gemeenschap; 3) de dotatie ter compensatie van het kijken luistergeld die wordt toegekend aan alle gemeenschappen — deze dotatie wordt voorafgenomen op de opbrengst van de personenbelasting. De geraamde overdracht voor het begrotingsjaar 2003 is samengesteld uit het vermoedelijk afrekeningssaldo van de toewijzingen voor het begrotingsjaar 2002 en de initiële raming van de toewijzingen voor het begrotingsjaar 2003. De belangrijkste wijzigingen aan het financieringsstelsel van de gemeenschappen kunnen als volgt worden samengevat : 1) De herfinanciering van de gemeenschappen wordt gerealiseerd door een geleidelijke verhoging van de toegewezen gedeelten van de opbrengst van de BTW met ingang van het begrotingsjaar 2002. De toewijzingen worden met ingang van het begrotingsjaar 2002 opgetrokken met forfaitair vastgestelde bedragen. Vanaf het begrotingsjaar 2007 wordt een jaarlijkse koppeling aan de evolutie van de economische welvaart doorgevoerd. De jaarlijkse aanpassing aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en de (de)nataliteitscorrectie blijven van toepassing.

L’article 14 du présent projet reprend l’estimation initiale des parties du produit de l’impôt des personnes physiques et de la TVA attribuées aux communautés pour l’année budgétaire 2002, à savoir :

De forfaitaire bijkomende middelen bedragen :

Les moyens supplémentaires s’élèvent à :

1) les parties du produit de la TVA qui sont attribuées à la Communauté flamande et à la Communauté française; 2) les parties du produit de l’impôt des personnes physiques qui sont attribuées à la Communauté flamande et à la Communauté française; 3) la dotation compensatoire de la redevance radio et télévision, qui est octroyée à toutes les communautés - cette dotation est prélevée sur le produit de l’impôt des personnes physiques. Les transferts estimés pour l’année budgétaire 2003 se composent du solde de décompte probable des attributions de l’année budgétaire 2002 et de l’estimation initiale des attributions de l’année budgétaire 2003. Les principales modifications apportées au système de financement des communautés peuvent être résumées comme suit : 1) Le refinancement des communautés est réalisé par une augmentation progressive des parties attribuées du produit de la TVA à partir de l’année budgétaire 2002. À partir de l’année budgétaire 2002, les attributions sont augmentées de montants fixés de manière forfaitaire. À partir de l’année budgétaire 2007, une liaison annuelle à l’évolution du bien-être économique sera appliquée. L’adaptation annuelle au taux de fluctuation de l’indice moyen des prix à la consommation ainsi que la correction au moyen du facteur de (dé)natalité restent d’application.

Begrotingsjaar

(EUR)

Année budgétaire

(EUR)

2002 ............................................................... 2003 ............................................................... 2004 ............................................................... 2005 ............................................................... 2006 ............................................................... 2007-2011 ......................................................

198.314.819,82 148.736.114,86 148.736.114,86 371.840.287,16 123.946.762,39 24.789.352,48

2002 ............................................................... 2003 ............................................................... 2004 ............................................................... 2005 ............................................................... 2006 ............................................................... 2007-2011 ......................................................

198.314.819,82 148.736.114,86 148.736.114,86 371.840.287,16 123.946.762,39 24.789.352,48

Die bijkomende middelen worden jaarlijks gecumuleerd, mede geïndexeerd en onderworpen aan de (de)nataliteitscorrectie vanaf het begrotingsjaar volgend op de toekenning. Het bedrag van de bijkomende middelen is dus niet onderhevig aan de (de)nataliteitscorrectie voor het jaar waarin het wordt toegekend. Met ingang van het begrotingsjaar 2007 worden de middelen die op de BTW-opbrengst worden voorafgenomen, bovenop de indexering, jaarlijks aangepast aan 91 % van de reële groei van het bruto nationaal inkomen (BNI).

Ces moyens supplémentaires sont cumulés chaque année, indexés et multipliés par le facteur de (dé)natalité, sauf pour l’année de leur attribution. Le montant des moyens supplémentaires n’est pas adapté au facteur de (dé)natalité pour l’année de leur attribution. À partir de l’année budgétaire 2007, les moyens prélevés sur le produit de la TVA sont adaptés, outre l’indice, à 91 % de la croissance réelle du revenu national brut (RNB).

DOC 50

181

2080/001

De bijkomende middelen voorspruitend uit de forfaitaire verhogingen en vanaf 2007 tevens uit de koppeling aan de economische groei worden tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap geleidelijk aan verdeeld op basis van de sleutel personenbelasting, d.i. volgens de in elke gemeenschap gelokaliseerde opbrengst van de personenbelasting (1). Met ingang van het begrotingsjaar 2012 wordt de sleutel personenbelasting op de totaliteit van de bijkomende middelen toegepast. In de tussenperiode 2002-2011 wordt een overgangsstelsel toegepast waarbij de BTWsleutel geleidelijk in belang afneemt. De BTW-sleutel stemt overeen met de verdeling volgens het aantal leerlingen in elke gemeenschap dat wordt vastgesteld overeenkomstig de criteria bedoeld in artikel 39, § 2 van de bijzondere financieringswet.


Les moyens supplémentaires issus des augmentations forfaitaires et, à partir de 2007, ceux issus également de la liaison à la croissance économique, sont répartis proportionnellement entre la Communauté flamande et la Communauté française sur la base de la clé de répartition de l’impôt des personnes physiques, à savoir les recettes de l’impôt des personnes physiques localisées dans chaque communauté (1). A partir de l’année budgétaire 2012, cette clé de répartition de l’impôt des personnes physiques sera appliquée à la totalité des moyens supplémentaires. Dans la période intermédiaire, un système de transition sera appliqué, où la clé de répartition de la TVA perdra progressivement de son importance. Cette clé de répartition de la TVA correspond à la répartition en fonction du nombre d’élèves de chaque communauté, fixé conformément aux critères visés à l’article 39, § 2 de la loi spéciale de financement.

Deel van bijkomende middelen verdeeld volgens verdeelsleutel PB — ( %) Part des moyens supplémentaires répartie selon la clé IPP

2002 ............................................................. 2003 ............................................................. 2004 ............................................................. 2005 ............................................................. 2006 ............................................................. 2007 ............................................................. 2008 ............................................................. 2009 ............................................................. 2010 ............................................................. 2011 ............................................................. 2012 en volgende ........................................

35 40 45 50 55 60 65 70 80 90 100

Deel van bijkomende middelen verdeeld volgens verdeelsleutel BTW — ( %) Part des moyens supplémentaires répartie selon la clé TVA 65 60 55 50 45 40 35 30 20 10 0

2) Met ingang van het begrotingsjaar 2002 wordt aan de gemeenschappen jaarlijks een federale dotatie toegekend ter compensatie van het inkomstenverlies dat voorspruit uit de regionalisering van het kijken luistergeld. Zodoende blijft de omvorming van het kijken luistergeld van gemeenschapsbelasting tot gewestelijke belasting budgettair neutraal voor de gemeenschappen. Vanaf begrotingsjaar 2003 wordt het basisbedrag van de dotatie jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen. 3) In afwachting van de definitieve vaststelling van het inflatiepercentage en de reële groei van het bruto nationaal inkomen voor een gegeven begrotingsjaar, wordt met ingang van 1 januari 2002, in de raming van de toewijzingen, rekening gehouden met de ramingen die voor het betrokken begrotingsjaar worden voorzien in de economische begroting die wordt opgesteld met het oog op de opmaak van de federale begroting.

2) À partir de l’année budgétaire 2002, il sera attribué annuellement aux communautés une dotation pour compenser la perte de revenu due à la régionalisation de la redevance radio et télévision. La transformation de la redevance radio et télévision d’un impôt communautaire en un impôt régional reste donc pour les communautés une opération neutre du point de vue budgétaire. À partir de l’année budgétaire 2003 le montant de base de la dotation sera adaptée chaque année au taux de fluctuation de l’indice moyen des prix à la consommation. 3) En attendant la fixation définitive du taux d’inflation et de la croissance réelle du revenu national brut pour une année budgétaire donnée, il sera tenu compte, à partir du 1 er janvier 2002, dans l’estimation des attributions, des estimations pour l’année budgétaire concernée retenues au budget économique établi en vue de la confection du budget fédéral.

__________________ (1 ) Per gemeenschap gelokaliseerde personenbelasting bepaald overeenkomstig artikel 44 van de bijzondere financieringswet.

__________________ (1 ) Recettes de l’IPP localisées dans chaque communauté selon la définition reprise à l’article 44 de la loi spéciale de financement.

182

DOC 50

2080/001

4.1. Aan de gemeenschappen toegewezen gedeelte van de opbrengst van de BTW

4.1. Partie du produit de la TVA attribuée aux communautés

De bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten heeft de bijzondere financieringswet op dit punt met ingang van het begrotingsjaar 2002 ingrijpend gewijzigd. De bijkomende middelen ter herfinanciering van de gemeenschappen worden immers op de opbrengst van de BTW voorafgenomen. Een gedetailleerde toelichting van de wijzigingen is opgenomen in de bijlagen bij de Algemene Toelichting. Onderhavige tekst beperkt zich tot de impact op het begrotingsjaar 2003. De vaststelling van het aan de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap toegewezen gedeelte van de opbrengst van de BTW wordt geregeld door de artikelen 38 tot 41 van de bijzondere financieringswet. De per gemeenschap vastgestelde basisbedragen, bedoeld in artikel 38, § 1 van de bijzondere financieringswet, worden jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en onderworpen aan een (de)nataliteitscorrectie. Voornoemde bijzondere wet van 13 juli 2001 wijzigt de vaststelling van de voorlopige waarde van het inflatiepercentage die voor een gegeven begrotingsjaar, in afwachting van de definitieve vaststelling, wordt weerhouden. Zoals toegelicht in punt 2. « Parameters », worden met ingang van 1 januari 2002 de geraamde toewijzingen voor het begrotingsjaar (t) gebaseerd op het inflatiepercentage dat voor het betrokken begrotingsjaar (t) wordt voorzien in de economische begroting opgesteld met het oog op de opmaak van de federale begroting. De retroregel, die verwees naar de parameter van het voorgaande begrotingsjaar, wordt dus niet langer toegepast. De geïndexeerde bedragen worden jaarlijks vermenigvuldigd met de aanpassingsfactor, bedoeld in artikel 38, § 4 van de bijzondere financieringswet. De aanpassingsfactor stemt overeen met het maximum van de in elke gemeenschap berekende (de)nataliteitsfactor. Die factor weerspiegelt (a rato van 80 %) de evolutie van het aantal inwoners jonger dan 18 jaar, die gemeten wordt op grond van de evolutie tussen de toestand op 30 juni van het jaar (t-1) voorafgaand aan het begrotingsjaar (t) en de toestand op 30 juni van het referentiejaar 1988. Door de maximumwaarde te weerhouden, is de zwakste denataliteit of de sterkste nataliteit bepalend voor de totale toewijzingen die op de BTW-opbrengst worden voorafgenomen. In overleg met de Gemeenschappen (1) werd naar aanleiding van de initiële begrotingsopstelling 2000 een

La loi spéciale du 13 juillet 2001 portant refinancement des communautés et extension des compétences fiscales des régions modifie en profondeur sur ce point la loi spéciale de financement à partir de l’année budgétaire 2002. Les moyens supplémentaires pour le refinancement des communautés sont en effet prélevés dorénavant sur le produit de la TVA. Un commentaire détaillé de ces modifications figure dans l’Exposé général 2002. Le présent document se limite à leur impact sur l’année budgétaire 2003.

__________________ ( 1) Ter gelegenheid van de Interministeriële Conferentie voor Financiën en Begroting van 5 oktober 1999.

__________________ ( 1) À l’occasion de la Conférence interministérielle Finances Budget du 5 octobre 1999.

Les articles 38 à 41 de la loi spéciale de financement déterminent la fixation de la partie du produit de la TVA attribuée à la Communauté flamande et à la Communauté française. Les montants de base fixés par communauté, tels qu’ils sont visés à l’article 38, § 1er de la loi spéciale de financement, sont adaptés chaque année au taux de fluctuation de l’indice moyen des prix à la consommation et multipliés par le facteur de (dé)natalité. Ladite loi de financement du 13 juillet 2001 modifie la fixation de la valeur provisoire du taux d’inflation pris en considération pour une année budgétaire donnée, en attendant la fixation de la valeur définitive. Comme il est expliqué au point 2. « Paramètres », l’estimation des moyens attribués pour l’année budgétaire (t) est basée sur le taux d’inflation prévu pour cette année (t) dans le budget économique établi en vue de la confection du budget fédéral. La rétrorègle, qui renvoyait au paramètre de l’année précédente, n’est donc plus appliquée.

Les montants indexés sont multipliés chaque année par le facteur d’adaptation visé à l’article 38, § 4 de la loi spéciale de financement. Le facteur d’adaptation correspond à la valeur maximale du facteur de (dé)natalité calculé pour chacune des communautés Ce facteur reflète (à 80 %) l’évolution du nombre d’habitants âgés de moins de 18 ans, mesurée sur la base de l’évolution entre la situation au 30 juin de l’année (t-1) précédant l’année budgétaire (t) et la situation au 30 juin de l’année de référence 1988. La valeur la plus élevée étant retenue, c’est le taux de dénatalité le plus faible ou le taux de natalité le plus élevé qui est déterminant pour les attributions totales à prélever sur le produit de la TVA. À l’occasion de l’élaboration du budget initial 2000 et en concertation avec les communautés (1), un nouveau

DOC 50

183

2080/001

nieuwe regeling uitgewerkt én goedgekeurd voor de jaarlijkse meting van het aantal inwoners jonger dan 18 jaar volgens de toestand op 30 juni van het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar. Die regeling houdt rekening met de gefaseerde geleidelijke opbouw van desbetreffend inwonersaantal op een bepaald tijdstip en met het tijdsschema voor de begrotingsramingen en voor de definitieve middelenvaststelling met betrekking tot een gegeven begrotingsjaar. De krachtlijnen van die nieuwe regeling kunnen als volgt worden samengevat : — het uitgangspunt is het principe van coherentie en vergelijkbaarheid van de statistieken tussen enerzijds het referentietijdstip, zijnde de toestand op 30 juni 1988, en anderzijds de jaarlijks te meten toestand op 30 juni van het jaar (t-1) voorafgaand aan het begrotingsjaar (t); — voor het basisjaar 1988, met name de toestand op 30 juni 1988, wordt de waarneming van juni 1990 weerhouden (waarneming in de maximumfase) (zie onderstaande tabel); — voor de meting van de toestand op 30 juni (t-1), die bepalend is voor de vaststelling van de toewijzingen voor begrotingsjaar (t), worden de volgende waarnemingen weerhouden :

règlement a été trouvé et approuvé pour mesurer annuellement le nombre d’habitants de moins de 18 ans en fonction de la situation au 30 juin de l’année précédant l’année budgétaire. Dans ce règlement il est tenu compte de l’augmentation progressive par étapes du nombre d’habitants à un moment déterminé ainsi que du calendrier des estimations budgétaires et de la détermination des moyens définitifs pour une année budgétaire donnée. Les lignes de force de cette nouvelle règle peuvent être résumées comme suit : — le point de départ est le principe de cohérence et de comparabilité des statistiques entre d’une part le moment de référence, à savoir la situation au 30 juin 1988 et d’autre part la situation à mesurer annuellement au 30 juin de l’année (t-1) précédant l’année budgétaire (t); — pour l’année de base 1988, à savoir la situation au 30 juin 1988, les chiffres observés en juin 1990 ont été retenus ( observation en phase maximale )(voir tableau ci-dessous); — pour mesurer la situation au 30 juin (t-1), qui est déterminante pour la fixation des attributions pour l’année budgétaire (t), les observations suivantes ont été retenues :

initiële raming (1) aangepaste raming begrotingscontrole definitieve vaststelling en afrekening

estimation initiale (1 ) estimation ajustée contrôle budgétaire fixation définitive et décompte

waarneming 31 augustus (t-1) waarneming 1 februari (t) waarneming 1 februari (t+1) (waarneming in de maximumfase)

observation 31 août (t-1) observation 1 février (t) observation 1er février (t+1) (observation en phase maximale)

Voor de vaststelling van de vermoedelijke toewijzingen van het begrotingsjaar 2002 en de initieel geraamde toewijzingen van het begrotingsjaar 2003 wordt bijgevolg uitgegaan van de waarnemingen die eind augustus 2002 werden uitgevoerd van de toestand van het aantal – 18 jarigen op 30 juni 2001 respectievelijk op 30 juni 2002. Deze gegevens worden in onderstaande tabel weergegeven.

Les attributions probables de l’année budgétaire 2002 et les attributions initiales de l’année budgétaire 2003 sont donc basées sur les observations réalisées fin août 2002, qui concernent respectivement la situation du nombre des moins de 18 ans au 30 juin 2001 et au 30 juin 2002. Ces données figurent au tableau ci-dessous.

__________________ (1 ) Voor de bepaling van het voorlopig saldo van de toewijzingen van het begrotingsjaar (t-1), weerhoudt men als voorlopige waarde van de toestand op 30 juni (t-2), de cijfers op 31 augustus (t-1); het voorlopig saldo van (t-1) wordt in aanmerking genomen voor de bepaling van de initiële raming voor het begrotingsjaar (t).

__________________ (1 ) Pour la fixation du solde probable des attributions de l’année budgétaire (t-1) on retient comme valeur provisoire de la situation au 30 juin (t-2) les chiffres observés le 31 août (t-1); le solde probable de (t-1) est pris en considération pour la fixation de l’estimation initiale pour l’année budgétaire (t).

184

DOC 50

2080/001

TABEL 6

TABLEAU 6

Aantal inwoners jonger dan 18 jaar

Nombre d’habitant âgés de moins de 18 ans

Basisjaar 1988 Toestand op 30/6/1988 (waarneming juni 1990) — Année de base 1988 situation au 30/6/1988 (observation juin 1990)

Art. 38, § 4 BFW - LSF

Vlaamse Gemeenschap. — Communauté flamande ................ Franse Gemeenschap. — Communauté française ................ Totaal. — Total .........................

Vermoedelijke raming 2002 Toestand op 30/6/2001(waarneming 31 augustus 2002) — Estimation probable 2002 Situation au 30/6/2001 (observation 31 août 2002)

Initiële raming 2002 Toestand op 30/6/2001 (waarneming 31 aug. 2001) — Estimation initiale 2002 Situation au 30/6/2001 (observation 31 août 2001)

1.309.156

1.254.355

1.249.181

890.945

895.575

898.310

2.149.930

2.147.491

100,416 %

100,661 %

2.200.101

Aanpassingsfactor. — Facteur d’adaptation : art. 38, § 4 (max. 2 gem. — comm.) ...............

—

__________________ Bron : federaal Ministerie van Binnenlandse Zaken — Rijksregister.

__________________ Source : Ministère fédéral des Affaires intérieures — Registre national.

De in artikel 38, § 4 van de bijzondere financieringswet bedoelde aanpassingsfactor stemt overeen met het maximum van de voor twee gemeenschappen bepaalde factor. De vaststelling verloopt als volgt :

Le facteur d’adaptation visé à l’article 38, § 4 de la loi spéciale de financement correspond à la valeur maximale du facteur fixé pour les deux communautés. La fixation se déroule comme suit :

TABEL 7

TABLEAU 7

Berekening (de)nataliteitsfactor

Calcul du facteur de (dé)natalité


2002

2003

Vlaamse Gemeenschap. — Communauté flamande ................................................

1.254.355+ (54.801 x 20 %) 1.309.156 = 96,651 %

1.249.181 + (59.975 x 20 %) 1.309.156 = 96,335 %

Franse Gemeenschap. — Communauté française ................................................

895.575 – (4.630 x 20 %) 890.945 = 100,416 %

898.310 – (7.365 x 20 %) 890.945 = 100,661 %

Met een (maximale) aanpassings- of (de)nataliteitsfactor hoger dan de éénheid zet de positieve nataliteitsevolutie, die sinds de inwerkingtreding van de bijzondere financieringswet (1989) een eerste maal werd vastgesteld voor het begrotingsjaar 2001, zich verder door. Dit impliceert dat ten opzichte van het referentiejaar 1988 het aantal inwoners jonger dan 18 jaar in de Franse Gemeenschap, gemeten volgens de toestand op 30 juni 2001 respectievelijk 30 juni 2002, dus is toegenomen. Na indexering en vermenigvuldiging met voormelde aanpassingsfactor worden de per gemeenschap bekomen bedragen jaarlijks opgeteld.

Le facteur d’adaptation ou de (dé)natalité (maximale) est de nouveau supérieure à l’unité. La tendance positive de la natalité qui, depuis l’entrée en vigueur de la loi spéciale de financement (1989), était constatée une première fois pour l’année budgétaire 2001 est donc poursuivi. Le nombre d’habitants agés de moins de 18 ans, constaté sur base de la situation au 30 juin 2001 et au 30 juin 2002, a donc augmenté par rapport à l’année de référence 1988. Après indexation et multiplication par le facteur d’adaptation précité, les montants obtenus pour chacune des communautés sont additionnés chaque année.

DOC 50

185

2080/001

De verdeelsleutel die op de totale toewijzing wordt toegepast, werd met ingang van het begrotingsjaar 2000 aangepast aan de verdeling van het aantal leerlingen aan de hand van bij wet vastgestelde objectieve criteria (1). Bedoelde criteria werden bepaald in de wet van 23 mei 2000 (2) (3). Zij kunnen als volgt worden samengevat : — het aantal onder de leerplicht vallende scholieren (van 6 tot en met 17 jaar) die regelmatig ingeschreven zijn in het lager en secundair onderwijs, met inbegrip van het onderwijs met beperkt leerplan, in een onderwijsinstelling die door de betrokken Gemeenschap wordt ingericht of gesubsidieerd; — de leerlingen die het voorwerp uitmaakten van concurrentiële ophalingen zijn uitgesloten in de telling; — de jaarlijkse telling van het aantal leerlingen dient de toestand weer te geven op een datum in de periode van 15 januari tot en met 1 februari van het begrotingsjaar (t). De verdeelsleutel voor het begrotingsjaar 2003 zal vastgesteld worden op basis van de toestand van het aantal leerlingen in de periode van 15 januari tot 1 februari 2003. In afwachting van die telling, wordt de voor het begrotingsjaar 2002 bepaalde verdeelsleutel, ten voorlopige titel, in de initiële raming voor het begrotingsjaar 2003 (evenals in de vermoedelijke raming voor 2002) toegepast. De voorlopige verdeelsleutel voor het begrotingsjaar 2003 bedraagt aldus :

La clé de répartition appliquée à l’ensemble de ces attributions a été adaptée dès l’année 2000 à la répartition du nombre d’élèves sur la base de critères objectifs fixés par la loi (1) (2). Ces critères ont été fixés par la loi du 23 mai 2000 (3). Ils peuvent être résumés comme suit :

Vlaamse Gemeenschap ........................................ Franse Gemeenschap ...........................................

Communauté flamande ......................................... Communauté française .........................................

56,9437 % 43,0563 %

— le nombre des écoliers soumis à l’obligation scolaire (de 6 à 17 ans) régulièrement inscrits dans l’enseignement primaire et secondaire, y compris l’enseignement à programme restreint, dans une institution créée ou subsidiée par la communauté concernée; — les élèves faisant l’objet de ramassages scolaires concurrentiels sont exclus du comptage; — le calcul annuel du nombre d’élèves doit traduire la situation à une date située dans la période allant du 15 janvier jusqu’au 1 er février inclus de l’année budgétaire (t). La clé de répartition pour l’année budgétaire 2003 sera fixée sur la base de la situation du nombre d’élèves dans la période du 15 janvier au 1er février 2003. En attendant ce calcul, la clé de répartition fixée pour l’année budgétaire 2002 est appliquée, à titre provisoire, pour l’estimation initiale de l’année budgétaire 2003 (ainsi que pour l’estimation probable 2002). La clé de répartition provisoire pour l’année budgétaire 2003 s’élève donc à : 56,9437 % 43,0563 %

Deze verdeelsleutel werd vastgesteld op basis van de definitieve resultaten van de telling van de toestand van het aantal leerlingen in de periode van 15 januari tot 1 februari 2002, zoals deze op 9 oktober 2002 door de algemene vergadering van het Rekenhof werd goedgekeurd :

Cette clé de répartition a été fixée sur la base des résultats définitifs du comptage du nombre des élèves dans la période du 15 janvier au 1 er février 2002, tels qu’ils ont été approuvés par l’assemblée générale de la Cour des comptes du 9 octobre 2002 :

__________________ (1 ) In overleg met de Gemeenschapsregeringen werd beslist om voor het begrotingsjaar 1999 de in artikel 39, § 2 van de bijzondere financieringswet vastgestelde verdeelsleutel te behouden (hetzij 57,55 % voor de Vlaamse Gemeenschap en 42,45 % voor de Franse Gemeenschap), gelet op de moeilijkheid om de nieuwe objectieve criteria voor de vaststelling van de verdeelsleutel retroactief toe te passen (zie beslissing genomen door het Overlegcomité van 1 december 1999). (2 ) Wet van 23 mei 2000 tot bepaling van de criteria bedoeld in artikel 39, § 2 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten ( Belgisch Staatsblad van 30 mei 2000). (3 ) Een gedetailleerde toelichting werd opgenomen in de Toelichtende staat bij de Rijksmiddelenbegroting 2001.

__________________ (1 ) En raison de la difficulté que représente l’application rétroactive des nouveaux critères objectifs pour la fixation de la clé de répartition (voir décision du Comité de concertation du 1 décembre 1999), il a été décidé, en concertation avec les gouvernements des Communautés, de maintenir pour l’année budgétaire 1999, la clé de répartition visée à l’article 39, § 2 de la loi spéciale de financement (soit 57,55 % pour la Communauté flamande et 42,45 % pour la Communauté française). (2 ) Loi du 23 mai 2000 fixant les critères visés à l’article 39, § 2 de la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des communautés et des régions (Moniteur belge du 30 mai 2000) (3 ) Un commentaire plus détaillé est repris dans la note explicative accompagnant le budget des voies et moyens 2001.

186

DOC 50

TABEL 8

TABLEAU 8

Aantal leerlingen begrotingsjaar 2002

Nombre d’élèves année budgétaire 2002

Periode 15.01.2002 - 01.02.2002

Aantal leerlingen

Vlaamse Gemeenschap ........................... Franse Gemeenschap ..............................

Totaal 2 gemeenschappen .......................

821.758 56,9437 % 621.349 43,0563 % 1.443.107

Période 15.01.2002 - 01.02.2002

2080/001

Nombre d’élèves

Communauté flamande ............................

821.758 56,9437 % 621.349 43,0563 %

Communauté française ............................

Total 2 communautés ...............................

1.443.107

De bijkomende middelen, die in het kader van de herfinanciering van de gemeenschappen, voor het begrotingsjaar 2003 worden toegekend, bedragen 148.736.114,86 euro (of 6 miljard BEF) (artikel 38, § 3bis van de bijzondere financieringswet). Overeenkomstig artikel 38, § 5, 1° lid is dit bedrag niet onderhevig aan de nataliteitscorrectie. Deze extra middelen voor 2003 worden gecumuleerd met de bijkomende middelen van het voorgaande jaar nadat deze laatste werden geïndexeerd en aangepast in functie van de nataliteitsevolutie. De verdeling van de aldus gecumuleerde bijkomende middelen tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap gebeurt voor het begrotingsjaar 2003 ten belope van 60 % volgens de BTW-sleutel en ten belope van 40 % volgens de sleutel personenbelasting. In afwachting van de definitieve vaststelling van deze sleutels voor het begrotingsjaar 2003, wordt verwezen naar de verdeling die geldt voor het begrotingsjaar 2002 : — BTW-sleutel : gebaseerd op de telling van het aantal leerlingen in de periode 15.01.2002 - 01.02.2002; — PB-sleutel : gebaseerd op de resultaten van het aanslagjaar 2001 (ontvangsten PB zoals bedoeld in de artikelen 7 en 44 van de bijzondere financieringswet). De voorlopige verdeelsleutels voor het begrotingsjaar 2003 bedragen aldus :

Les moyens supplémentaires attribués aux communautés pour l’année budgétaire 2003 dans le cadre du refinancement s’élèvent à 148.736.114,86 euro (ou 6 milliards BEF) (article 38, § 3bis de la loi spéciale de financement). Conformément à l’article 38, § 5, premier alinéa, ce montant n’est pas soumis à la correction de (dé)natalité. Ces moyens supplémentaires pour l’année 2003 doivent être cumulés avec les moyens supplémentaires de l’année précédente après indexation et adaptation à l’évolution de (dé)natalité de ces derniers. La répartition des moyens supplémentaires cumulés entre la Communauté flamande et la Communauté française se fait pour l’année budgétaire 2003 à concurrence de 60 % selon la clé TVA et à concurrence de 40 % selon la clé IPP.

TABEL 9

TABLEAU 9

Verdeelsleutels bijkomende middelen 2003

Clés de répartition appliquées aux moyens supplémentaires 2003

Begrotingsjaar

Vlaamse Gemeenschap .............. Franse Gemeenschap .................

PB sleutel

64,83 % 35,17 %

BTW sleutel

56,94 % 43,06 %

En attendant la fixation définitive de ces clés pour l’année budgétaire 2003, il est fait référence à celles de l’année budgétaire précédente : — clé TVA : basée sur le comptage du nombre d’élèves dans la période du 15.01.2002 au 01.02.2002; — clé IPP : basée sur les résultats de l’exercice d’imposition 2001 (recettes IPP telles que visées aux articles 7 et 44 de la loi spéciale de financement). Les clés de répartition provisoires pour l’année budgétaire 2003 s’élèvent à :

Année budgétaire 2003

Communauté flamande ............... Communauté française ...............

Clé IPP

Clé TVA

64,83 % 35,17 %

56,94 % 43,06 %

DOC 50

187

2080/001

De gecumuleerde bijkomende middelen die, overeenkomstig artikel 40ter van de bijzondere financieringswet, in 2003 worden voorafgenomen op de opbrengst van de BTW, worden geraamd op (exclusief saldo t-1) :

Les moyens supplémentaires cumulés qui seront prélevés en 2003 sur le produit de la TVA conformément à l’article 40ter de la loi spéciale de financement, sont estimés initialement à (hors solde t-1) :

(EUR)

(EUR)

Vlaamse Gemeenschap ................................ Franse Gemeenschap ...................................

211.045.399 140.111.836

Communauté flamande ................................. Communauté française .................................

211.045.399 140.111.836

Totaal .............................................................

351.157.235

Total ...............................................................

351.157.235

Deze bedragen zijn vervat in de totaliteit van de toegewezen belastingopbrengsten die per gemeenschap in artikel 14 van onderhavig ontwerp zijn opgenomen. Het detail van de initiële ramingen van de toegewezen BTW-opbrengst voor 2003 is opgenomen in onderstaande tabel.

Ces montants sont inclus dans la totalité des produits d’impôts attribués repris par communauté à l’article 14 du présent projet. Les estimations initiales du produit attribué de la TVA pour l’année 2003 sont détaillées dans le tableau cidessous.

TABEL 10

TABLEAU 10

Initiële raming 2003 Toegewezen gedeelten BTW

Estimation initiale 2003 Parties attribuées TVA

(x 1.000 EUR)

(x 1.000 EUR)

Toegewezen gedeelten BTW — Parts attribuées TVA


2003 : initiële raming toewijzingen BTW. — estimation initiale des attributions TVA ............................................... waaronder herfinanciering. — dont refinancement ..............................

Art. 41

2002 : vermoedelijke saldi afrekening. — soldes probables décompte ......... 2003 : initiële raming van de voorafneming op BTW. — estimation initiale du montant prélevé sur la TVA .........

Vlaamse Gemeenschap — Communauté flamande

Franse Gemeenschap — Communauté française

Totaal — Total

5.840.960,812

4.397.012,666

10.237.973,478

Art. 40ter

211.045,399

140.111,836

351.157,235

Art. 54, §1, derde lid, alinéa 3

– 3.295,822

1.299,517

– 1.996,306

5.837.664,990

4.398.312,182

10.235.977,172

Art. 53, 2° (partim)

4.2. Aan de gemeenschappen toegewezen gedeelte van de opbrengt van de personenbelasting

4.2. Partie du produit de l’impôt des personnes physiques attribuée aux communautés

De vaststelling van het aan de Vlaamse Gemeenschap en de Franse Gemeenschap toegewezen gedeelte van de opbrengst van de personenbelasting gebeurt met ingang van het begrotingsjaar 2000 volgens het definitief stelsel, zoals bedoeld in artikel 47 van de bijzondere financieringswet. De bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten heeft geen wijzigingen ten gronde aan het definitief stelsel aangebracht. Enkel de vaststelling van de voorlopige waarden van het inflatiepercentage en de reële groei van het BNI voor een ge-

La fixation de la partie du produit de l’impôt des personnes physiques attribuée à la Communauté flamande et à la Communauté française se fait à partir de l’année budgétaire 2000 selon le régime définitif visé à l’article 47 de la LSF. La loi spéciale du 13 juillet 2001 portant refinancement des communautés et extension des compétences fiscales des régions n’a pas apporté de modifications profondes au régime définitif. Seule la fixation des valeurs provisoires du taux d’inflation et de la croissance réelle du RNB pour une année budgétaire donnée, retenues

188

DOC 50

geven begrotingsjaar, die in afwachting van hun definitieve vaststelling worden weerhouden, werd aangepast. Zoals toegelicht in punt 2. « Parameters », worden de geraamde toewijzingen voor het begrotingsjaar (t) met ingang van 1 januari 2002 gebaseerd op de ramingen die inzake inflatie en reële BNI-groei voor het betrokken begrotingsjaar (t) worden voorzien in de economische begroting opgesteld met het oog op de opmaak van de federale begroting. De retroregel, die verwees naar de parameters van het voorgaande begrotingsjaar, wordt dus niet langer toegepast. In het definitief stelsel wordt voor de vaststelling van de toegewezen middelen voor het begrotingsjaar 2000 — en voor elk van de daaropvolgende begrotingsjaren — uitgegaan van de middelen per gemeenschap voor het voorgaande begrotingsjaar. De initiële raming voor het begrotingsjaar 2003 gaat dus uit van de vermoedelijke toewijzing voor het begrotingsjaar 2002. De middelen per gemeenschap van het voorgaande begrotingsjaar worden ieder jaar aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en aan de reële groei van het BNI, op de wijze die hiervoor werd toegelicht. De aldus integraal aan de groei gekoppelde middelen per gemeenschap (1) worden voor de twee gemeenschappen samen uitgedrukt in percenten van het totaal van de in beide gemeenschappen gelokaliseerde ontvangsten inzake personenbelasting. Het aldus bekomen percentage wordt jaarlijks toegepast op de in elke gemeenschap gelokaliseerde ontvangsten inzake personenbelasting (2), teneinde de toewijzingen per gemeenschap te bekomen (dit verdelingscriterium wordt ook wel de « juste retour » genoemd). De middelen die, overeenkomstig artikel 47 van de bijzondere financieringswet, in 2003 worden voorafgenomen op de opbrengst van de personenbelasting, worden geraamd op (exclusief saldo t-1) :

2080/001

en attendant leur fixation définitive, a été adaptée. Comme il est expliqué au point 2. « Paramètres », l’estimation des moyens attribués pour l’année budgétaire (t) est basée à partir du 1er janvier 2002 sur les estimations en matière de taux d’inflation et de croissance réelle du RNB relatives à cette année budgétaire (t), telles que prévues dans le budget économique établi en vue de l’élaboration du budget fédéral. La rétrorègle, qui renvoyait aux paramètres de l’année budgétaire précédente, n’est donc plus appliquée. Dans le régime définitif, la fixation des moyens attribués pour l’année budgétaire 2000 — et pour chacune des années budgétaires suivantes — s’effectuera sur la base des moyens par communauté de l’année budgétaire précédente. L’estimation initiale pour l’année budgétaire 2003 est donc basée sur les attributions probables de l’année budgétaire 2002. Les moyens par communauté de l’année budgétaire précédente sont adaptés chaque année au taux de fluctuation de l’indice moyen des prix à la consommation et à la croissance réelle du RNB, de la manière expliquée ci-avant. Ces moyens par communauté liés intégralement à la croissance (1) sont exprimés, pour les deux communautés réunies, en pour cent des recettes totales de l’impôt des personnes physiques localisées dans les deux communautés. Le pourcentage ainsi obtenu est appliqué annuellement aux recettes localisées dans chacune des communautés de l’impôt des personnes physiques ( 2) pour obtenir les moyens attribués par communauté (ce critère de répartition est appelé également le principe du « juste retour ». Les moyens qui seront prélevés en 2003 sur le produit de l’impôt des personnes physiques conformément à l’article 47 de la loi spéciale de financement, sont estimés initialement à (hors solde t-1) : (EUR)

(EUR) Vlaamse Gemeenschap ................................ Franse Gemeenschap ...................................

2.997.763.216 1.625.957.620

Totaal .............................................................

4.623.720.836

__________________ ( 1) Of desgevallend het voor het begrotingsjaar 2005 opnieuw berekende bedrag dat, in toepassing van artikel 47, § 2bis van de bijzondere financieringswet, rekening houdt met een uniforme reële groei van 2 % tijdens de begrotingsjaren 1993 tot en met 2005. ( 2) De in de Vlaamse Gemeenschap respectievelijk Franse Gemeenschap gelokaliseerde personenbelasting (PB) wordt gevormd door de in het Nederlands respectievelijk Frans taalgebied gelokaliseerde opbrengst van de PB verhoogd met 20 % respectievelijk 80 % van de in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad gelokaliseerde opbrengst van de PB. Het lokalisatiecriterium stemt overeen met de plaats waar de belastingplichtige zijn woonplaats heeft gevestigd (artikelen 7 en 44 van de bijzondere financieringswet).

Communauté flamande ................................. Communauté française .................................

2.997.763.216 1.625.957.620

Total ...............................................................

4.623.720.836

__________________ ( 1) Ou, le cas échéant, le montant recalculé pour l’année budgétaire 2005, lequel, en application de l’article 47, § 2bis de la loi spéciale de financement, tient compte d’une croissance réelle uniforme de 2 % au long des années budgétaires 1993 à 2005 incluse. ( 2) L’impôt des personnes physique localisé respectivement dans la Communauté flamande et dans la Communauté française est formé par les produits respectifs de l’IPP dans la région linguistique néerlandophone et francophone, majoré de 20 % et 80 % respectivement du produit de l’IPP localisé dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale. Le critère de localisation correspond à l’endroit ou le contribuable a élu domicile (articles 7 et 44 de la loi spéciale de financement).

DOC 50

189

2080/001

Deze bedragen zijn vervat in de totaliteit van de toegewezen belastingopbrengsten die per gemeenschap in artikel 14 van onderhavig ontwerp zijn opgenomen.

Ces montants sont inclus dans la totalité des produits d’impôts attribués repris par communauté à l’article 14 du projet sous rubrique.

Het detail van de initiële raming van het toegewezen gedeelte van de opbrengst van de personenbelasting (exclusief dotatie ter compensatie van het geregionaliseerde kijken luistergeld) voor 2003 is opgenomen in onderstaande tabel.

Les estimations initiales du produit attribué de l’impôt des personnes physiques pour l’année 2003 sont détaillées dans le tableau ci-dessous (hors la dotation compensatoire de la redevance radio-télevision régionalisée).

TABEL 11

TABLEAU 11

Initiële raming 2003 Toegewezen gedeelten PB

Estimation initiale 2003 Parties attribuées IPP

(x 1.000 EUR)

(x 1.000 EUR)


2003 : initiële raming toewijzingen. — estimations initiales des attributions

Art. 47

2.997.763,216

1.625.957,620

4.623.720,836

Art. 47 en 54, §1, derde lid

– 26.315,944

– 32.726,140

– 59.042,084

Art. 53, 2° (partim)

2.971.447,273

1.593.231,479

4.564.678,752

2002 : vermoedelijke saldi afrekening. — soldes probables décompte .........

2003 : initiële raming van de voorafneming op PB — estimation initiale du montant prélevé sur l’IPP ....................



Toegewezen gedeelten PB — Parties attribuées de l’IPP

Totaal — Total

4.3. Dotatie ter compensatie van het kijken luistergeld

4.3. Dotation compensatoire de la redevance radio et télévision

De dotatie die aan elke gemeenschap wordt toegekend, stemt voor het begrotingsjaar 2002 overeen met het in artikel 47 bis van de bijzondere financieringswet bedoelde basisbedrag. Het basisbedrag wordt per gemeenschap bepaald als het gemiddelde voor de begrotingsjaren 1999 tot en met 2001 van de in de elke gemeenschap gelokaliseerde netto-opbrengst van het kijken luistergeld die wordt uitgedrukt in prijzen 2002.

La dotation octroyée annuellement à chacune des communautés correspond pour l’année 2002 au montant de base visé à l’article 47 bis de la loi spéciale de financement. Ce montant de base est fixé, par communauté, comme la moyenne, pour les années budgétaires 1999 à 2001 incluse, du produit net de la redevance radio et télévision localisée dans chacune des communautés, exprimée en prix de 2002 (voir également le commentaire détaillé dans les annexes à l’Exposé général 2002). Le montant de base de la dotation qui est retenu dans le présent projet a été actualisée par rapport à l’estimation retenue lors du contrôle budgétaire 2002, mais il reste néanmoins une estimation provisoire. Les informations relatives aux recettes brutes et les frais de perceptions pendant la période 1999-2001 qui ont été fournies par la Communauté flamande et la Communauté française ont été incorporées dans la présente estimation. La fixation et le décompte définitifs des attributions pour l’année budgétaire 2002 retiendront le montant de base définitif de la dotation. La fixation du montant de base définitif s’opèrera lors du contrôle budgétaire 2003. Entretemps la composition détaillée de l’estimation actuelle de la

Het in onderhavig ontwerp opgenomen basisbedrag van de dotatie werd in vergelijking met de aangepaste begroting 2002 verder geactualiseerd, maar het blijft niettemin nog steeds een voorlopige raming. Inzake het kijken luistergeld werd rekening gehouden met de door de Vlaamse en de Franse Gemeenschap verstrekte gegevens inzake bruto-ontvangsten en inningskosten voor de periode 1999-2001. Het basisbedrag dient ten laatste bij de definitieve afrekening van de middelen van het begrotingsjaar 2002 op definitieve wijze bepaald te worden. Dat zal gebeuren ter gelegenheid van de begrotingscontrole 2003. Intussentijd zal de gedetailleerde samenstelling van de bestaande raming van de dotatie met de

190

DOC 50

gewesten en gemeenschappen worden overlegd en waar mogelijk nog verfijnd. Ten voorlopige titel werd het basisbedrag van de dotatie afgeleid uit de voorlopige ontvangsten- en kostenramingen opgenomen in onderstaande tabel :

2080/001

dotation fera l’objet d’une concertation avec les communautés et les régions et sera encore affinée si possible. À titre provisoire, le montant de base de la dotation est calculé sur la base des recettes figurant dans le tableau ci-dessous :

TABLEAU 12 TABEL 12

Redevance radio-télévision 1999 - 2001

Kijk- en luistergeld 1999 - 2001 (x 1.000 EUR) (x 1.000 EUR)

Netto opbrengst kijken luistergeld — Produit net redevance RTV



Duitstalige Gemeenschap — Communauté germanophone

Totaal — Total

Uitgedrukt in lopende prijzen. — Exprimé en prix courants Bruto-ontvangsten. — Recettes brutes : 1999 .................................................... 2000 .................................................... 2001 ....................................................

444.775 450.631 464.671

238.710 254.710 272.164

4.641 4.826 5.112

688.126 710.168 741.946

Inningskosten. — Frais de perception : 1999 .................................................... 2000 .................................................... 2001 ....................................................

13.344 13.643 14.226

10.488 11.832 12.478

139 145 153

23.971 25.620 26.857

Netto-ontvangsten. — Recettes nettes : 1999 .................................................... 2000 .................................................... 2001 ....................................................

431.432 436.989 450.445

228.222 242.878 259.686

4.501 4.682 4.958

664.156 684.549 715.089

Wanneer bovenstaande gegevens, per gemeenschap, worden omgerekend in prijzen 2002 en het gemiddelde hiervan wordt berekend voor de begrotingsjaren 19992001 dat vervolgens wordt aangepast aan de verwachte procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen voor 2003, wordt de initiële raming van de dotatie voor het begrotingsjaar 2003 bekomen, zoals weergegeven in de volgende tabel.

Les données ci-dessus, par communauté, doivent être convertis en prix de 2002 ; en suite un calcul de la moyenne des années budgétaires 1999-2001, adaptée au taux de fluctuation attendue de l’indice moyen des prix à la consommation pour 2003, donne l’estimation initiale de la dotation pour l’année budgétaire 2003, telle que reprise au tableau ci-après.

DOC 50

191

2080/001

TABEL 13

TABLEAU 13

Initiële raming 2003 Dotatie compensatie kijken luistergeld

Estimation initiale 2003 Dotation compensatoire redevance RTV

(x 1.000 EUR)

(x 1.000 EUR)

Dotatie voorafgenomen op PB — Dotation prélevé sur l’IPP





2003 : initiële raming. — estimation initiale .

Art . 47bis

463.689,519

256.748,911

4.969,609

725.408,039

2002 : vermoedelijke saldi afrekening. — soldes probables de décompte.

Art. 53, 2° (partim) en art. 59, W. 31.12.1983

+ 863,620

+328,173

– 4,829

+ 1.186,965

2003 : initiële raming van de voorafneming op PB. — estimation initiale du prélèvement sur l’IPP.

Art. 53 en art. 59, W. 31.12.1983

464.553,139

257.077,084

4.964,781

726.595,004

Totaal — Total

Voormelde bedragen worden vooraf genomen op de opbrengst van de personenbelasting.

Ces montants sont prélevés sur le produit de l’impôt des personnes physiques.

4.4. Overdrachten aan de gemeenschappen die voorafgenomen worden op de opbrengst van de personenbelasting

4.4. Moyens transférés aux communautés prélevés sur le produit de l’impôt des personnes physiques

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de initële raming van de middelen die voor de gemeenschappen in 2003 op de opbrengst van de personenbelasting worden voorafgenomen.

Le tableau ci-dessous donne un aperçu de l’estimation initiale des moyens prélevés en 2003 sur le produit de l’impôt des personnes physiques pour être versés aux communautés.

TABEL 14

TABLEAU 14

Initiële raming 2003 Voorafnemingen gemeenschappen op PB

Estimation initiale 2003 Prélèvements communautés sur l’IPP

(x 1.000 EUR)

(x 1.000 EUR)

Voorafnemingen op PB — Prélèvements sur l’IPP





Totaal — Total

Toegewezen gedeelten PB. — Parties attribuées de l’IPP

Art. 36, 2°, 47 en 53, 2° (partim)

2.971.447,273

1.593.231,479

—

4.564.678,752

Dotatie ter compensatie kijken luistergeld. — Dotation compensatoire de la redevance radio-télévision ...

Art. 36, 3°, 47bis en 53, 2° ( partim) Art. 59, W, 31.12.1983

464.553,139

257.077,084

4.964,781

726.595,004

Totaal. — Total ..

Art. 53

3.436.000,412

1.850.308,563

4.964,781

5.291.273,756

192

DOC 50

2080/001

4.5. Totale overdrachten aan de gemeenschappen die voorafgenomen worden op de opbrengst van belastingen

4.5. Moyens totaux des communautés prélevés sur le produit de l’impôt des personnes physiques

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de initiële raming van de totale middelen die voor de gemeenschappen in 2003 op de opbrengst van belastingen, met name de BTW en de personenbelasting, worden voorafgenomen.

Le tableau ci-dessous donne un aperçu de l’estimation initiale des moyens totaux prélevés en 2003 sur le produit d’impôt, à savoir sur la TVA et sur l’impôt des personnes physiques, pour être versés aux communautés.

TABEL 15

TABLEAU 15

Initiële raming 2003 Voorafnemingen gemeenschappen op PB en BTW

Estimation initiale 2003 Prélèvements communautés sur l’IPP et TVA

(x 1.000 EUR)

(x 1.000 EUR)

Voorafnemingen op opbrengsten belastingen — Prélèvements sur les produits d’impôts


Voorafnemingen BTW. — Prélèvements TVA .

Art. 53, 2°

5.837.664,990

4.398.312,182

– (a)

10.235.977,172

Voorafnemingen PB. — prélèvements IPP ..

Art. 53, 2° Art. 59, W, 31.12.1983

3.436.000,412

1.850.308,563

4.964,781

5.291.273,756

Totaal - Total ......

Art. 53

9.273.665,402

6.248.620,745

4.964,781

15.527.250,928


__________________ (a) Financiering door een dotatie ten laste van de algemene uitgavenbegroting van de federale overheid; enkel de dotatie ter compensatie van het kijken luistergeld wordt op de PB-opbrengst voorafgenomen.

5. Samengevoegde belasting — overdrachten naar de gewesten Artikel 15 van onderhavig ontwerp geeft de aangepaste raming weer, voor het begrotingsjaar 2002, van de middelen die voor de gewesten op de opbrengst van de personenbelasting worden voorafgenomen. In deze raming werd rekening gehouden met de wijzigingen die door de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten werden aangebracht. Een gedetailleerde toelichting van die wijzigingen is opgenomen in de bijlagen bij de Algemene Toelichting. Onderhavige tekst beperkt zich tot de impact van die hervorming op de toewijzingen voor het begrotingsjaar 2002. Het inkomstenverlies dat voor de federale overheid voortvloeit uit de integrale overheveling naar de gewesten van de bestaande en de nieuwe gewestelijke belas-



Totaal — Total

__________________ (a) Financement par une dotation à charge du budget général des dépenses de l’autorité fédéral; seule la dotation compensatoire de la redevance radio-télévision est prélevée sur le produit de l’IPP.

5. Impôt conjoint — transferts aux régions

L’ article 15 du présent projet reprend l’estimation initiale pour l’année budgétaire 2002 des moyens qui sont prélevées sur le produit de l’ impôt des personnes physiques au profit des régions. Dans cette estimation il est tenu compte des modifications apportées par la loi spéciale du 13 juillet 2001 portant refinancement des communautés et extension des compétences fiscales des régions. Un commentaire détaillé de ces modifications figure dans les annexes à l’ Exposé général 2002. Le présent texte se limite à leur impact sur l’année budgétaire 2003.

La perte de revenus qui découle pour l’autorité fédérale du transfert intégrale aux régions des impôts régionaux existants et nouveaux, est compensée au ni-

DOC 50

2080/001

193

tingen, wordt budgettair gecompenseerd op het aan de gewesten toegewezen gedeelte van de opbrengst van de personenbelasting. Die compensatie op de toewijzingen personenbelasting omvat eveneens het kijken luistergeld, zodat de dotatie die aan de gemeenschappen wordt toegekend (ter compensatie van het kijken luistergeld als gemeenschapsbelasting) eveneens budgettair wordt gecompenseerd. Zodoende wordt de budgettaire neutraliteit voor alle betrokken overheden, de gewesten, de gemeenschappen en de federale overheid, verzekerd. Er worden bijkomende middelen aan de gewesten overgedragen die verband houden met de bevoegdheden die met ingang van 1 januari 2002 worden overgeheveld.

veau budgétaire sur la partie de l’impôt des personnes physiques qui est attribuée aux régions. Comme la redevance radio-télévision est comprise dans cette compensation sur les attributions de l’impôt des personnes physiques, la dotation qui est accordée aux communautés est également budgétairement compensée (il s’agit de la dotation compensatoire de la redevance radio-télévision). De cette façon la neutralité budgétaire est assurée au niveau de chaque pouvoir, les régions, les communautés et l’autorité fédérale.

5.1. Aan de gewesten toegewezen gedeelte van de opbrengst van de personenbelasting

5.1. Partie du produit de l’impôt des personnes physiques qui est attribuée aux régions

Met ingang van het begrotingsjaar 2002 zijn de in artikel 34 van de bijzondere financieringswet bedoelde middelen, die gevormd worden door een gedeelte van de personenbelasting, samengesteld uit : — de overeenkomstig artikel 33 vastgestelde middelen; — de in artikel 33bis bedoelde vermindering; — de nationale solidariteitstussenkomst bedoeld in artikel 48. De in artikel 33bis bedoelde vermindering, die met ingang van het begrotingsjaar 2002 wordt toegepast, is het bedrag dat jaarlijks in mindering wordt gebracht van de overeenkomstig artikel 33 berekende toewijzingen. Met deze aftrek (ook « negatieve term » genoemd) wordt de budgettaire compensatie beoogd van het inkomstenverlies voor de federale overheid van de integrale overheveling naar de gewesten van de bestaande en nieuwe gewestelijke belastingen.

À partir de l’année budgétaire 2002, les moyens visés à l’article 34 de la loi spéciale de financement qui consistent d’une partie de l’impôt des personnes physiques, se composent comme suit : — les moyens fixés conformément à l’article 33;

5.1.1. De overeenkomstig artikel 33 vastgestelde middelen

5.1.1. Les moyens fixés conformément à l’article 33

Voor de bepaling van de in artikel 33 bedoelde toewijzingen wordt voor het begrotingsjaar 2002 en voor elk van de daaropvolgende begrotingsjaren als volgt te werk gegaan: er wordt uitgegaan van de middelen van het voorgaande jaar, exclusief de nationale solidariteitstussenkomst en exclusief de in artikel 33 bis bedoelde vermindering. Zodoende wordt de verdeelsleutel die gebaseerd is op de fiscale draagkracht inzake personenbelasting niet beïnvloed door het nationale solidariteitsmechanisme en het aandeel van het betrokken gewest in de bijkomende overheveling van gewestelijke belastingen. De aldus aangepaste middelen per gewest worden jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en aan de reële groei van het bruto nationaal inkomen.

Pour l’année budgétaire 2002 et pour chacune des années budgétaires suivantes, la fixation des moyens visés à l’article 33 s’effectue comme suit: on part des moyens attribués par région de l’année budgétaire précédente, après déduction de l’intervention de solidarité nationale attribuée à la région concernée et de la diminution par région visée à l’article 33bis . Procédant ainsi, la clé de répartition qui est basée sur la capacité fiscale en matière de l’impôt des personnes physiques n’est pas affectée, ni par l’intervention de solidarité nationale, ni par la part de la région concernée dans le transfert supplémentaire des impôts régionaux. Les montants réduits doivent ensuite être adaptés annuellement au taux de fluctuation de l’indice moyen des prix à la consommation ainsi qu’à la croissance réelle

Des moyens supplémentaires qui se rapportent aux compétences nouvellement transférées sont accordés aux régions à partir du 1er janvier 2002.

— la diminution visée à l’article 33bis; — l’intervention de solidarité nationale visée à l’article 48. La diminution visée à l’article 33bis est appliquée à partir de l’année budgétaire 2002 et correspond au montant qui est porté annuellement en déduction des attributions visés à l’article 33. Cette diminution (ou « terme négatif ») vise la compensation budgétaire de la perte de revenus que subis l’autorité fédérale suite au transfert intégral aux régions des impôts régionaux existants et nouveaux.

194

Vervolgens worden deze middelen voor de drie gewesten samengeteld en verdeeld in functie van het aandeel van elk gewest in de totale ontvangsten inzake personenbelasting (1). 5.1.2. Nationale solidariteitstussenkomst

DOC 50

2080/001

du revenu national brut. Ensuite ces moyens, pour les trois régions réunies, sont répartis selon la part de chacune des régions dans les recettes totales de l’impôt des personnes physiques (1). 5.1.2. Intervention de solidarité nationale

De nationale solidariteitstussenkomst wordt toegekend aan het/de gewest(en) waarvan de gemiddelde opbrengst van de personenbelasting per inwoner lager ligt dan de gemiddelde opbrengst van de personenbelasting per inwoner voor het Rijk. Het bedrag van de nationale solidariteitstussenkomst wordt bekomen door het produkt van het geïndexeerde basisbedrag (hetzij 468 BEF of 11,60 EUR te indexeren vanaf het begrotingsjaar 1989), het aantal inwoners van het betrokken gewest en het aantal procentpunten dat voormelde gemiddelde opbrengst van de personenbelasting in het betrokken gewest lager ligt dan het nationaal gemiddelde. De divergenties ten opzichte van het nationaal gemiddelde bedragen op basis van het aanslagjaar 2001 en het inwonersaantal op 1 januari 2001 : voor het Vlaamse Gewest + 8,102 % (t.o.v. + 7,610 % het voorgaande jaar), voor het Waalse Gewest – 13,320 % (t.o.v. – 12,493 % het vorige jaar) en voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest – 3,785 % (t.o.v. – 3,634 % het vorige jaar). De toegenomen negatieve afwijkingen in de twee laatstgenoemde gewesten verhogen het bedrag van de nationale solidariteitstussenkomst. Elke wijziging in de nationale solidariteitstussenkomst ten opzichte van het definitief vastgestelde bedrag van de tussenkomst voor het begrotingsjaar 1999 is voor rekening van de federale overheid. Het detail van de initiële raming van de nationale solidariteitstussenkomst voor 2003 is opgenomen in onderstaande tabel.

L’intervention de solidarité nationale est attribuée à/ aux région(s) dont le produit moyen de l’impôt des personnes physiques par habitant est inférieur au produit moyen de l’impôt des personnes physiques par habitant pour l’ensemble du Royaume. Le montant de l’intervention de solidarité nationale s’obtient en multipliant le montant de base indexé (468 BEF ou 11,60 euro à indexer dès l’année budgétaire 1989), par le nombre d’habitants de la région concernée et par le nombre de points de pourcentage de différence en moins que présente le produit moyen de l’impôt des personnes physiques dans la région concernée par rapport à la moyenne nationale. Sur la base des résultats de l’exercice d’imposition 2001 et du nombre d’habitants au 1er janvier 2001, les divergences par rapport à la moyenne nationale s’élèvent à + 8,102 % pour la Région flamande (contre + 7,610 % l’année précédente), à – 13,320 % pour la Région wallonne (contre – 12,493 % l’année précédente) et à – 3,785% pour la Région de Bruxelles-Capitale (contre – 3,634 % l’année précédente). Toute modification de l’intervention de solidarité nationale par rapport au montant de l’intervention fixé définitivement pour l’année budgétaire 1999 est imputable à l’autorité fédérale.

__________________ ( 1) Ontvangsten personenbelasting zoals gedefinieerd in artikel 7 van de bijzondere financieringswet.

__________________ ( 1) Le critère de localisation correspond à l’endroit où le contribuable a établi son domicile (article 7 de la loi spéciale de financement).

Le détail de l’estimation initiale de l’intervention de solidarité nationale pour l’année 2003 est repris dans le tableau ci-dessous.

DOC 50

195

2080/001

TABEL 16

TABLEAU 16

Initiële raming 2003 Detail nationale solidariteitstussenkomst

Estimation initiale 2003 Détail de l’intervention de solidarité nationale

(x 1.000 EUR)

(x 1.000 EUR)



2003 : initiële raming toewijzingen. — estimation initiale des attributions .... .

Art . 48

0,000

712.801,230

58.377,155

771.178,386

Art. 54, § 1, 2° en/et 3° lid alinéas 2 en/et 3

0,000

+ 44.346,659

+ 2.532,802

+ 46.879,461

Art. 53

0,000

757.147,889

60.909,957

818.057,846

2002 : vermoedelijke saldi afrekening. — soldes probables de décompte. 2003 : initiële raming van de voorafneming op PB. — estimation initiale du prélèvement sur l’IPP.




Totaal — Total

Voormelde bedragen worden vooraf genomen op de opbrengst van de personenbelasting.

Ces montants sont prélevés sur le produit de l’impôt des personnes physiques.

5.1.3. Vermindering bedoeld in artikel 33bis (negatieve term)

5.1.3. Diminution visée à l’article 33bis (terme négatif)

Het basisbedrag van de in artikel 33bis bedoelde vermindering stemt overeen met de gemiddelde ontvangsten inzake gewestelijke belastingen (inclusief interesten en boeten) voor de begrotingsjaren 1999-2001, vooraf uitgedrukt in prijzen van 2002, die ingevolge de uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten bijkomend naar de gewesten worden overgeheveld, hetzij : — het registratierecht op de overdrachten ten bezwarende titel van in België gelegen onroerende goederen a rato van 58,592 % (hetzij het tot en met begrotingsjaar 2001 niet toegewezen gedeelte van de opbrengst); — het registratierecht op de vestiging van een hypotheek op een in België gelegen onroerend goed; — het registratierecht op de gedeeltelijke of gehele verdeling van in België gelegen onroerende goederen, de afstanden onder bezwarende titel, onder medeëigenaars, van onverdeelde delen in soortgelijke goederen, en de omzettingen bedoeld in de artikelen 745 quater en 745 quinquies van het Burgerlijk Wetboek, zelfs indien er geen onverdeeldheid is; — het registratierecht op de schenkingen onder de levenden van roerende en onroerende goederen;

Le montant de base de la diminution visé à l’article 33bis correspond aux recettes moyennes en matière d’impôts régionaux (intérêts et amendes compris), pour les années budgétaires 1999-2001, exprimé en prix de 2002, qui sont transférés aux régions, de surplus, suite à l’extension des compétences fiscales des régions, soit :

— les droits d’enregistrement sur les transmissions à titre onéreux de biens immeubles situés en Belgique à concurrence de 58,592 % (soit la partie non attribuée jusqu’à l’année budgétaire 2001); — les droits d’enregistrement sur la constitution d’une hypothèque sur un bien immeuble situé en Belgique; — les droits d’enregistrement sur les partages partiels ou totaux de biens immeubles situés en Belgique, les cessions à titre onéreux, entre copropriétaires, de parties indivises de tels biens, et les conversions prévues aux articles 745quater et 745quinquies du Code civil, même s’il n’y a pas indivision; — les droits d’enregistrement sur les donations entre vifs de biens meubles ou immeubles;

196

— de verkeersbelasting op de autovoertuigen; — de belasting op de inverkeerstelling; — het eurovignet; — het kijken luistergeld. Vanaf het begrotingsjaar 2003 wordt dit basisbedrag (exclusief het gedeelte kijken luistergeld) jaarlijks aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en aan 91 % van de reële groei van het bruto nationaal inkomen. Het gedeelte kijken luistergeld wordt jaarlijks geïndexeerd. Voor het begrotingsjaar 2002 is het bedrag van de « negatieve term » gelijk aan het basisbedrag. Het in onderhavig ontwerp opgenomen basisbedrag van de dotatie werd in vergelijking met de aangepaste begroting 2002 verder geactualiseerd, maar het blijft niettemin nog steeds een voorlopige raming. Inzake de nieuw geregionaliseerde registratierechten werden de gerealiseerde opbrengsten van 2001, die in augustus 2002 beschikbaar kwamen, geïntegreerd. Inzake het kijken luistergeld werd rekening gehouden met de door de Vlaamse en de Franse Gemeenschap verstrekte gegevens inzake bruto-ontvangsten en inningskosten voor de periode 1999-2001. Het basisbedrag dient ten laatste bij de definitieve afrekening van de middelen van het begrotingsjaar 2002 op definitieve wijze bepaald te worden. Dat zal gebeuren ter gelegenheid van de begrotingscontrole 2003. Intussentijd zal de gedetailleerde samenstelling van de bestaande raming van de negatieve term met de gewesten en gemeenschappen worden overlegd en waar mogelijk nog verfijnd. In uitvoering van artikel 33bis, § 1, eerste lid van de bijzondere financieringswet van 16 januari 1989 zal het definitieve basisbedrag bij koninklijk besluit na overleg in de Ministerraad en na voorafgaand overleg met de gewestregeringen worden vastgesteld. Het mechanisme bedoeld in artikel 33 bis, § 2 (zogenaamde vangnet) wordt in afwachting van het wetsontwerp terzake nog niet toegepast. De initieel verwachte opbrengsten inzake gewestelijke belastingen wijzen echter niet op een mogelijke inroeping van dit mechanisme voor 2003. Bedoeld wetsontwerp zal binnen afzienbare tijd in het Parlement worden ingediend. Ten voorlopige titel werd het basisbedrag van de in artikel 33bis, § 1 bedoelde aftrek (negatieve term) afgeleid uit de voorlopige ontvangstenramingen opgenomen in onderstaande tabel :

DOC 50

2080/001

— la taxe de circulation sur les véhicules automobiles; — la taxe de mise en circulation; — l’eurovignette; — la redevance radio et télévision. À partir de l’année budgétaire 2003, ce montant de base est annuellement adapté au taux de fluctuation de l’indice moyen des prix à la consommation et à 91 % du taux de croissance réelle du revenu national brut.

Pour l’année budgétaire 2002 le montant du « terme négatif » est égale au montant de base. Le montant de base qui est retenu dans le présent projet a été actualisé par rapport à l’estimation retenue lors du contrôle budgétaire 2002, mais il reste néanmoins une estimation provisoire. En ce qui concerne les droits d’enregistrement nouvellement régionalisés, les réalisations de l’année 2001, disponibles dès le mois d’août, ont été intégrées. En ce qui concerne la redevance radio télévision, les informations relatives aux recettes brutes et les frais de perceptions pendant la période 1999-2001 qui ont été fournies par la Communauté flamande et la Communauté française ont été incorporées dans la présente estimation. La fixation et le décompte définitifs des attributions pour l’année budgétaire 2002 retiendront le montant de base définitif. La fixation du montant de base définitif s’opèrera lors du contrôle budgétaire 2003. Entretemps la composition détaillée de l’estimation actuelle du montant de base du terme négatif fera l’objet d’une concertation avec les communautés et les régions et sera encore affinée si possible. En exécution de l’article 33bis , § 1er de la loi spéciale de financement, le montant de base définitif sera fixé par arrêté royal délibéré en Conseil des ministres, après concertation préalable avec les gouvernements de région. Le méchanisme visé à l’article 33bis, § 2 de la loi spéciale de financement (ledit filet de sécurité) n’a pas encore été appliqué en attendant le projet de loi. Néanmoins les recettes initialement attendues ne semblent pas indiquer un éventuel appel au méchanisme pour l’année 2003. Le projet de loi précité sera déposé au Parlement prochainement. À titre provisoire, le montant de base de la diminution visée à l’article 33bis, § 1er (terme négatif) a été fixé sur base des estimations provisoires des recettes, telles qu’elles figurent dans le tableau qui suit :

DOC 50

197

2080/001

TABEL 17

TABLEAU 17

Basisbedrag vermindering art. 33bis, § 1

Montant de base art. 33bis, § 1er

(x 1.000 EUR)

(x 1.000 EUR)

Negatieve term (art. 33bis, BFW) Terme négatif (art. 33bis, LSF)

Vlaamse Gewest Région flamande

Waalse Gewest Région wallonne

Brusselse Hoofdstedelijk Gewest Région de Bruxelles-Capitale

Totaal Total

Uitgedrukt in prijzen 2002. Exprimé en prix de 2002 Art. 3, 7°, a) 1999 2000 2001

113.477 75.062 76.357

55.808 36.915 37.552

24.785 16.395 16.677

194.071 128.372 130.587

Art. 3, 7°, b) 1999 2000 2001

13.905 15.997 16.139

7.711 8.871 8.950

1.532 1.763 1.778

23.148 26.631 26.867

Art. 3, 8° 1999 2000 2001

36.120 38.348 38.207

18.150 19.270 19.199

3.732 3.962 3.947

58.002 61.579 61.353

Art. 3, 10° 1999 2000 2001

676.835 675.492 680.154

291.726 286.680 291.551

102.202 142.238 104.283

1.070.762 1.104.410 1.075.987

Art. 3, 11° 1999 2000 2001

158.242 132.803 171.747

68.205 56.362 73.620

23.894 27.964 26.333

250.341 217.129 271.700

Art. 3, 12° 1999 2000 2001

69.071 69.085 72.665

21.376 21.362 23.674

5.237 4.737 4.347

95.684 95.185 100.686

Art. 4, § 5 (partim) 1999 2000 2001

11.169 10.373 9.984

4.237 4.078 4.007

1.912 2.161 1.495

17.319 16.612 15.486

Art. 3, 6° (à 58,592 %) 1999 2000 2001

609.650 607.241 610.736

235.567 227.665 241.013

170.161 166.593 162.982

1.015.378 1.001.499 1.014.731

Art. 3, 9° 1999 2000 2001

449.630 443.898 446.694

205.253 214.249 225.759

53.500 53.832 53.362

708.383 711.979 725.816

2.138.101 2.068.298 2.122.684

908.032 875.453 925.325

386.955 419.645 375.204

3.433.088 3.363.396 3.423.213

Totaal – Total 1999 2000 2001

198

DOC 50

2080/001

5.2. Bijkomende middelen ingevolge nieuwe bevoegheidsoverheveling

5.2. Moyens supplémentaires suite au nouveau transfert de compétences

In de artikelen 35ter tot 35septies wordt de vaststelling van de middelen geregeld die verband houden met de bevoegdheden die door de federale overheid aan de gewesten worden overgeheveld met ingang van het begrotingsjaar 1993 respectievelijk 2002. Het betreft inzonderheid de bevoegdheden inzake :

Les articles 35ter à 35septies règlent la fixation des moyens supplémentaires qui se rapportent aux compétences transférées par l’autorité fédérale aux régions à partir de l’année 1993 et 2002 respectivement. Il s’agit des compétences en matière de :

— vanaf 1993 : — vanaf 2002 :

— à partir de 1993 : agriculture (art. 35ter) — à partir de 2002 : agriculture et pêche maritime (art. 35quater) recherche scientifique en matière d’agriculture (art. 35quinquies) commerce extérieur (art. 35sexies) loi provinciale et communale (art. 35septies)

landbouw (art. 35ter) landbouw en zeevisserij (art. 35 quater) wetenschappelijk onderzoek inzake landbouw (art. 35quinquies) buitenlandse handel (art. 35sexies) provincie- en gemeentewet (art. 35septies)

5.2.1. Bijkomende middelen landbouw (art. 35 ter)

5.2.1. Moyens supplémentaires agriculture (art. 35ter)

Evolutie : jaarlijkse aanpassing van het totale bedrag aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en aan de reële groei van het bruto nationaal inkomen

Évolution : adaptation annuelle au taux de fluctuation de l’indice moyen des prix à la consommation ainsi qu’ à la croissance réelle du revenu national brut

Verdeelsleutel : vaste sleutel met ingang van het begrotingsjaar 2000 — Vlaamse Gewest 61,96 % — Waalse Gewest 38,04 %.

Clé de répartition : clé fixe à partir de l’année budgétaire 2000 — Région flamande 61,96 % — Région wallonne 38,04 %

5.2.2. Bijkomende middelen landbouw en zeevisserij (art. 35quater)

5.2.2. Moyens supplémentaires agriculture et pêche maritime (art. 35quater)

Evolutie : jaarlijkse aanpassing van de voor het Vlaamse en het Waalse Gewest bepaalde bedragen aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en aan de reële groei van het bruto nationaal inkomen

Évolution : les montants fixés pour la Région flamande et la Région wallonne sont annuellement adaptés au taux de fluctuation de l’indice moyen des prix à la consommation ainsi qu’ à la croissance réelle du revenu national brut

Verdeelsleutel : volgens de per gewest vastgestelde bedragen voor het begrotingsjaar 2002

Clé de répartition : selon les montants fixés par région pour l’année budgétaire 2002

5.2.3. Bijkomende middelen wetenschappelijk onderzoek inzake landbouw (art. 35quinquies)

5.2.3. Moyens supplémentaires recherche scientifique en matière d’agriculture (art. 35quinquies)

Evolutie : jaarlijkse aanpassing van de voor het Vlaamse en het Waalse Gewest bepaalde bedragen aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en aan de reële groei van het bruto nationaal inkomen

Évolution : les montants fixés pour la Région flamande et la Région wallonne sont annuellement adaptés au taux de fluctuation de l’indice moyen des prix à la consommation ainsi qu’ à la croissance réelle du revenu national brut



5.2.4. Bijkomende middelen buitenlandse handel (art. 35sexies)

5.2.4. Moyens supplémentaires commerce extérieur (art. 35sexies)

Evolutie : jaarlijkse aanpassing van de per gewest bepaalde bedragen aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en aan de reële groei van het bruto nationaal inkomen

Évolution : les montants fixés pour chacune des régions sont annuellement adaptés au taux de fluctuation de l’indice moyen des prix à la consommation ainsi qu’ à la croissance réelle du revenu national brut

DOC 50

199

2080/001



5.2.5. Bijkomende middelen provincie- en gemeentewet (art. 35septies)

5.2.5. Moyens supplémentaires loi communale et provinciale (art. 35septies )

Evolutie : jaarlijkse aanpassing aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en aan de reële groei van het bruto nationaal inkomen

Évolution : adaptation annuelle au taux de fluctuation de l’indice moyen des prix à la consommation ainsi qu’ à la croissance réelle du revenu national brut

Verdeelsleutel : jaarlijks te bepalen verdeelsleutel volgens het aandeel van elk gewest in het totaal van het met toepassing van de artikelen 33, § 4, 35, 35 ter, 35quater , 35quinquies, 35 sexies en 48 voor de drie gewesten samen verkregen bedrag

Clé de répartition : la clé de répartition est déterminée annuellement selon la part de chaque région dans le total du montant obtenu en application des articles 33, § 4, 35, 35ter, 35quater, 35quinquies, 35sexies et 48 pour les trois régions réunies.

Voor het begrotingsjaar 2003 wordt die verdeelsleutel geraamd op :

Pour l’année budgétaire 2003 cette clé de répartition est estimée à :

Vlaamse Gewest ......................................................... Waalse Gewest ........................................................... Brusselse Hoofdstedelijk Gewest ...............................

Région flamande ........................................................ Région wallonne ......................................................... Région de Bruxelles-Capitale .....................................

58,16 % 33,06 % 8,79 %

58,16 % 33,06 % 8,79 %

5.3. Totale overdrachten aan de gewesten die voorafgenomen worden op de opbrengst van de personenbelasting

5.3. Transferts totaux aux régions qui sont prélevés sur le produit de l’impôt des personnes physiques

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de initiële raming van de totale middelen die voor de gewesten in 2003 op de opbrengst van de personenbelasting worden voorafgenomen.

Le tableau ci-dessous donne un parçu l’estimation initiale, pour l’année budgétaire 2003, des moyens totaux prélevés sur le produit de l’impôt des personnes physiques pour être versés aux régions.

200

DOC 50

TABEL 18

TABLEAU 18

Initiële raming 2003 Voorafnemingen gewesten op PB

Estimation initiale 2003 Prélèvements régions sur l’IPP

(x 1.000 EUR)

(x 1.000 EUR)

Toegewezen gedeelten PB

Artikel BFW

— Parties attribuées de l’IPP

— Article LSF

2003 : initiële raming toewijzingen. estimation initiale des attributions .......................................................... 2003 : bijkomende middelen overgehevelde bevoegdheden. moyens supplémentaires compétences transférées ................................................................. - landbouw. agriculture ..................................... - landbouw & zeevisserij. agriculture & pêche maritime ................................................................ - wetenschappelijk onderzoek landbouw . recherche scientifique agriculture .................................. - buitenlandse handel. commerce extérieure .. - provincie- en gemeentewet. loi provenciale et communale ...........................................................

Art. 33, § 4



6.450.277,823 2.907.689,772

Brusselse Hoofdstedelijk Gewest — Région de BruxellesCapitale

2080/001

Totaal — Total

930.131,079 10.288.098,675

Art. 35octies Art. 35 ter

108.801,411 50.696,049

71.397,292 31.124,559

2.906,394 0,000

183.105,097 81.820,608

Art. 35quater

22.483,608

13.801,615

952,368

37.237,591

Art. 35quinquies Art. 35sexies

22.246,803 9.682,726

20.007,451 4.364,830

0,000 1.396,251

42.254,254 15.443,806

Art. 35 septies

3.692,226

2.098,837

557,775

6.348,838

2003 : Negatieve term. Terme négatif ..................... - bedrag negatieve term. Montant terme négatif - overgangscorrectie. correction de transition .

Art. 33bis Art. 33bis, §1 Art.33bis, §2

2.176.057,288 2.176.057,288 0,000

930.810,874 930.810,874 0,000

406.987,663 406.987,663 0,000

3.513.855,825 3.513.855,825 0,000

2003 : Nationale solidariteitstussenkomst. Intervention de solidarité nationale ........................................

Art. 48

0,000

712.801,230

58.377,155

771.178,386

2003 : PB-toewijzingen. attributions IPP .................

Art. 34

4.383.021,947 2.761.077,420

584.426,966

7.728.526,332

– 17.386,908

– 8.121,844

– 76.697,201

Art. 34, 35octies en/et 53,3° 4.331.833,498 2.743.690,512

576.305,121

7.651.829,131

2002 : vermoedelijke saldi afrekening. soldes probables décompte .................................................. 2003 : initiële raming van de voorafneming op PB. estimation initiale du montant prélevé sur lIPP ..

Art. 54, §1, derde lid/al.3

– 51.188,449

Deze bedragen stemmen overeen met de totaliteit van de toegewezen belastingopbrengsten die per gewest in artikel 15 van onderhavig ontwerp zijn opgenomen.

Ces montants correspondent à la totalité des produits d’impôts attribués qui figurent pour chaque région à l’article 15 du présent projet.

6. Overdrachten aan de Vlaamse en de Franse Gemeenschapscommissie en aan de gemeenten van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest

6. Transferts à la Commission communautaire flamande et à la Commission communautaire française ainsi qu’aux communes de la Région de Bruxelles-Capitale

Krachtens artikel 65 bis van de bijzondere financieringswet worden ten laste van de federale overheid met ingang van het begrotingsjaar 2002 jaarlijks bijzondere middelen toegekend aan de Franse en de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Voor het begrotingsjaar 2002 is deze overdracht gelijk aan 24.789.352,48 EUR.

En vertu de l’article 65 bis de la loi spéciale de financement des moyens spéciaux à charge de l’autorité fédérale sont accordés à la Commission communautaire française et à la Commission communautaire flamande à partir de l’année budgétaire 2002. Pour l’année budgétaire 2002 ce transfert est égale à 24.789.352,48 EUR.

DOC 50

201

2080/001

Evolutie : jaarlijkse aanpassing aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en aan de reële groei van het bruto nationaal inkomen vanaf begrotingsjaar 2003

Évolution : adaptation annuelle au taux de fluctuation de l’indice moyen des prix à la consommation ainsi qu’ à la croissance réelle du revenu national brut à partir de l’année budgétaire 2003

Verdeelsleutel : vaste sleutel 80 % Franse Gemeenschapscommissie / 20 % Vlaamse Gemeenschapscommissie

Clé de répartition : clé fixe : 80 % pour la Commission communautaire française et 20 % pour la Commission communautaire flamande

Krachtens artikel 46bis van de bijzondere wet op de Brusselse instellingen worden ten laste van de federale overheid met ingang van het begrotingsjaar 2002 jaarlijks bijzondere middelen verdeeld onder de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waarvan het college van burgemeester en schepenen is samengesteld in overeenstemming met artikel 279 van de nieuwe gemeentewet of waarvan het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn wordt voorgezeten in overeenstemming met het voormelde artikel. Voor het begrotingsjaar 2002 is deze overdracht gelijk aan 24.789.352,48 EUR

En vertu de l’article 46bis de la loi spéciale sur les institutions bruxelloises, des moyens spéciaux à charge de l’autorité fédérale sont répartis, à partir de l’année budgétaire 2002, entre les communes dont le collège des bourgmestre et échevins est composé conformément à l’article 279 de la nouvelle loi communale ou dont le centre public d’aide sociale est présidé conformément au même article. Pour l’année budgétaire 2002 ce transfert est égale à 24.789.352,48 EUR.

Evolutie : jaarlijkse aanpassing aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen en aan de reële groei van het bruto nationaal inkomen vanaf begrotingsjaar 2003

Évolution : adaptation annuelle au taux de fluctuation de l’indice moyen des prix à la consommation ainsi qu’ à la croissance réelle du revenu national brut à partir de l’année budgétaire 2003

Beide overdrachten worden voorafgenomen op de opbrengst van de personenbelasting.

Ces deux transferts sont prélevés sur le produit de l’impôt des personnes physiques.

TABEL 19

TABLEAU 19

Initiële raming 2003 Diverse voorafnemingen op PB

Estimation initiale 2003 Prélèvements divers sur l’IPP

(x1000 EUR)

(x1000 EUR)



2003 : initiële raming toewijzingen. — estimation initiale des attributions .... .

Art. 65bis Art. 46bis , bijz. wet 12.01.1989

2002 : vermoedelijke saldi afrekening. — soldes probables de décompte. 2003 : initiële raming toewijzingen. — estimation initiale des attributions.

Art. 65bis Art. 46bis , bijz. wet 12.01.1989




Totaal — Total

5.147,935

20.591,742

25.739,677

51.479,354

0,000

0,000

0,000

0,000

5.147,935

20.591,742

25.739,677

51.479,354

202

DOC 50

2080/001

Deze bedragen stemmen overeen met de in de artikelen 16 en 17 van onderhavig ontwerp, voor het begrotingsjaar 2003, voorziene voorafnemingen op de opbrengst van de personenbelasting.

Ces montants correspondent aux prélèvements sur l’impôt des personnes physiques qui sont prévus, pour l’année budgétaire 2003, aux articles 16 et 17 du présent projet.

7. Globaal overzicht van de parameters tot en met het begrotingsjaar 2003

7. Aperçu global des paramètres jusqu’à l’année budgétaire 2003 incluse

In de eerstvolgende tabellen wordt een retrospectief overzicht gegeven van alle definitieve parameterwaarden die in aanmerking werden genomen voor de berekening van de aan de gemeenschappen en de gewesten toegewezen gedeelten van de opbrengst van de personenbelasting en van de BTW voor de begrotingsjaren 1990 tot en met het begrotingsjaar 2001 (1). De aangepaste parameterwaarden die voor het begrotingsjaar 2002 bij de begrotingscontrole 2002 werden weerhouden, in afwachting van de definitieve waarden die slechts begin 2003 zullen gekend zijn, werden in de derde tabel opgenomen. Die tabel vermeldt eveneens de parameterwaarden die de begrotingsjaren 2002 en 2003 in de initiële Rijksmiddelenbegroting 2003 werden toegepast (2002 vermoedelijke raming en 2002 initiële raming).

Les deux premiers tableaux donnent un aperçu rétrospectif de toutes les valeurs de paramètres définitives prises en considération pour les calcul des parties attribuées du produit de l’impôt des personnes physiques et de la TVA pour les années budgétaires 1990 à 2001 incluse (1).

__________________ ( 1) Zie echter de opmerkingen opgenomen in de voetnoten (a), (b) en (d) bij de hiernavolgende tabellen die de parameters weergeven met betrekking tot de toegewezen middelen voor de begrotingsjaren 1990 tot 2002.

__________________ ( 1) Voir cependant les observations dans les notes (a), (b) et (d) des tableaux ci après, qui donnent les paramètres relatifs aux moyens attribués des années budgétaires 1990 à 2002.

Le troisième tableau donne les valeurs ajustées de paramètres prises en considération lors du contrôle budgétaire 2002, en attendant leurs valeurs définitives, qui ne seront connues qu’au début de 2003. Ce tableau reprend également les valeurs de paramètres qui ont été retenues pour les années budgétaires 2002 et 2003 dans le présent projet de budget des Voies et Moyens 2003 (2002 estimation probable et 2003 estimation initiale).

DOC 50

203

2080/001

Parameters aangewend voor de vaststelling van de toegewezen middelen : 1990-1994

Paramètres utilisés pour la fixation des moyens attribuées : 1990-1994


Parameters — Paramètres

Reële groei BNP ( a). — Croissance réelle du PNB (a) : — afrekening. — décompte ........................... — herziening INR. — révision ICN ................. Inflatie. — Inflation : .......................................... Opbrengst personenbelasting. — Produit impôt personnes physiques (in mio. — en mio. ): .................................................................

1990 Definitief — Définitif





— —

— —

— —

– 0,30 % – 0,49 %

2,30 % 2,77 %

3,45 %

3,21 %

2,43 %

2,75 %

2,38 %

(mio. BEF) Aj. 1989 Ex. d’imp.





— Vlaamse Gewest ......................................... — Région wallonne .......................................... — Brussel Hoofdsted.Gewest. — Région Bruxelles-Capitale .......................................

382 546,4 189 731,5

378 248,9 184 115,4

409 697,6 196 237,3

443 145,1 210 888,8

474 843,3 224 512,1

70 735,7

68 365,4

71 892,4

75 462,9

78 128,3

Tot(a)al : ................................................................ waaronder. — dont Deutschsprachigen Gemeinschaft ...................

643 013,6

630 729,7

677 827,3

729 496,7

777 483,7

3 591,7

3 528,5

3 722,4

4 082,3

4 351,9

Totale bevolking. — Population totale : .......... — Vlaamse Gewest ......................................... — Région wallonne .......................................... — Brussels Hoofdsted.Gewest. — Région Bruxelles-Capitale ....................................... Tot(a)al : ................................................................ waaronder. — dont Deutschsprachigen Gemeinschaft ................... Inwoners jonger dan 18 jaar. — Population de moins de 18 ans (b) : .....................................

1/1/1989

1/1/1990

1/1/1991

1/1/1992

1/1/1993

5 722 344 3 234 767

5 739 736 3 243 661

5 767 856 3 258 795

5 794 857 3 275 923

5 824 628 3 293 352

970 501

964 385

960 324

951 217

950 339

9 927 612

9 947 782

9 986 975

10 021 997

10 068 319

66 732

67 007

67 584

68 184

68 471

30/6/1989 (b)

30/6/1990 (b)

30/6/1991 (b)

30/6/1992 (b)

30/6/1993 (b)

— nederlandstalig gebied ................................ — région de langue française .......................... — tweetalig Brussel. — Bruxelles bilingue ....

1 254 292 724 939 200 317

1 247 134 722 627 199 244

1 245 583 722 128 197 113

1 249 312 725 658 197 337

1 253 041 726 271 197 516

Tot(a)l (excl. Deutschsprach. Gemeinschaft) : .

2 179 548

2 169 005

2 164 824

2 172 307

2 176 828

Rentevoet. — Taux d’intérêt (c) : .....................

10,00000%

9,05097%

8,53019%

7,41491%

6,44085%

Annuïteit op 6 jaar. — Annuité sur 6 ans ....... Annuïteit op 9 jaar. — Annuité sur 9 ans ....... Annuïteit op 10 jaar. — Annuité sur 10 ans ...

— 0,17364054 0,16274539

— 0,16714459 0,15616985

— 0,16362663 0,15261278

0,21249044 0,15620659 0,14512041

0,20618794 0,14985589 0,13871989

204

DOC 50

Parameters aangewend voor de vaststelling van de toegewezen middelen : 1995-1999

2080/001

Paramètres utilisés pour la fixation des moyens attribuées : 1995-1999








Reële groei BNP/BNI (a). — Croissance réelle du PNB/RNB ( a) : — afrekening. — décompte ........................... — herziening INR. — révision ICN .................

2,00 % 2,68 %

1,50 % 1,47 %

2,80 % 3,12 %

3,00 % 2,80 %

1,80 % 2,47 %

Inflatie. — Inflation : ..........................................

1,47 %

2,06%

1,63 %

0,95 %

1,12 %

Opbrengst personenbelasting. — Produit impôt personnes physiques (in mio. — en mio. ): .................................................................







514 279,3 243 103,5

528 746,1 247 977,1

562 572,9 265 300,3

585 484,7 273 107,0

614 022,8 286 053,9

82 565,6

81 238,4

85 159,6

86 623,0

89 603,6


839 948,4

857 961,6

913 032,8

945 214,7

989 680,2

4 661,6

4 829,8

5 061,7

5 184,5

5 331,0

Totale bevolking. — Population totale : .......... — Vlaamse Gewest ......................................... — Région wallonne .......................................... — Brussels Hoofdsted.Gewest. — Région Bruxelles-Capitale .......................................

1/1/1994

1/1/1995

1/1/1996

1/1/1997

1/1/1998

5 847 022 3 304 539

5 866 106 3 312 888

5 880 357 3 314 568

5 898 824 3 320 805

5 912 382 3 326 707

949 070

951 580

948 122

950 597

953 175


10 100 631

10 130 574

10 143 047

10 170 226

10 192 264

68 741

68 961

69 438

69 703

70 119

Inwoners jonger dan 18 jaar. — Population de moins de 18 ans (b) : .....................................

30/6/1994 (b)

30/6/1995 (b)

30/6/1996 (b)

30/6/1997 (b)

30/6/1998 (d)

— nederlandstalig gebied ................................ — région de langue française .......................... — tweetalig Brussel. — Bruxelles bilingue ....

1 255 128 727 109 197 754

1 252 637 726 799 198 506

1 247 535 726 753 198 817

1 242 389 727 848 199 728

1 234 441 726 995 200 620

Tot(a)l (excl. Deutschsprach. Gemeinschaft) : .

2 179 991

2.177.942

2 173 105

2 169 965

2 162 056

Rentevoet. — Taux d’intérêt (c) : .....................

8,55423 %

5,66713 %

5,84000 %

5,29645 %

—

Annuïteit op 6 jaar. — Annuité sur 6 ans ....... Annuïteit op 9 jaar. — Annuité sur 9 ans ....... Annuïteit op 10 jaar. — Annuité sur 10 ans ...

0,21996537 0,16378829 0,15277617

0,20124066 0,14489964 0,13373337

0,20234145 0,14600014 0,13483990

0,19888922 0,14255329 0,13137554

— — —

DOC 50

205

2080/001

Parameters aangewend voor de vaststelling/raming van de toegewezen middelen : 2000-2002

Paramètres utilisés pour la fixation/estimation des moyens attribuées : 2000-2002 Begrotingsjaar. — Année budgétaire.




2002 Aangepast — Ajusté

2002 Vermoedelijk — Probable

2003 Initieel — Initial

Reële groei BNP/BNI ( a). — Croissance réelle du PNB/RNB (a) : — afrekening. — décompte ........................... — herziening INR. — révision ICN .................

3,10 % 2,22 %

1,00 % 0,50 %

1,00% —

0,90 % —

2,40 % —

Inflatie. — Inflation : ..........................................

2,55 %

2,47 %

1,60%

1,50 %

1,40 %

Opbrengst personenbelasting. — Produit impôt personnes physiques (in mio. — en mio. ): .................................................................



(x 1.000 EUR) Aj. 2000 Ex. d’imp.

(x 1.000 EUR) Aj. 2001 Ex. d’imp.

(x 1.000 EUR) Aj. 2001 Ex. d’imp.


646 656,4 298 791,0

680 515,3 311 102,9

16 869 534 7 712 040

17 965 246,0 8.098.467,0

17.965.246,0 8.098.467,0

94 010,3

98 415,5

2 439 657

2.590.591,3

2.590.591,3


1 039 457,7

1 090 033,7

27 021 230

28.654.304,3

28.654.304,3

5 511,6

5 619,6

139.307

145.743,0

145.743,0

Totale bevolking. — Population totale : ..........

1/1/1999

— Vlaamse Gewest ......................................... — Région wallonne .......................................... — Brussels Hoofdsted.Gewest. — Région Bruxelles-Capitale .......................................

1/1/2000

1/1/2000

1/1/2001

1/1/2001

5 926 838 3 332 454

5 940 251 3 339 516

5 940 251 3 339 516

5 952 552 3 346 457

5 952 552 3 346 457

954 460

959 318

959 318

964 405

964 405


10 213 752

10 239 085

10 239 085

10 263 414

10 263 414

70.472

70 831

70 831

71 036

71 036

Inwoners jonger dan 18 jaar. — Population de moins de 18 ans (b) : .....................................

30/6/1999 (d)

— nederlandstalig gebied ................................ — région de langue française .......................... — tweetalig Brussel. — Bruxelles bilingue .... Tot(a)l (excl. Deutschsprachigen Gemeinschaft) : Aantal leerlingen. — Nombre d’élèves.

30/6/2000 (d)

30/6/2001 (d)

30/6/2001 (d)

30/6/2002 (d)

1 226 523 727 067 202 315

1 218 775 727 555 205 066

1 212 048 728 955 207 186

1 212 781 729 280 207 869

1 207 053 729 799 210 639

2 155 905

2 151 396

2 148 189

2 149 930

2 147 491

Toestand Situation 15.1.20001.2.2000





Vlaamse Gemeenschap ................................... Aandeel : ..................................................... Communauté française .................................... Aandeel : .....................................................

820 637 (57,08 %) 617 034 (42,92 %)

821 181 (59,97 %) 620 311 (43,03 %)

821 181 (56,97 %) 620 311 (43,03 %)

821 758 (56,94 %) 621 349 (43,06 %)

821 758 (56,94 %) 621 349 (43,06 %)

Tota(a)l (excl. DG — hors CG) ..........................

1 437 671

1 441 492

1 441 492

1 443 107

1 443 107

Duitstalige Gemeenschap. — Communauté germanophone .................................................

—

10 358 (raming/ estimation)




Tota(a)l (incl. DG — CG inclus) ........................

—

1 451 850

1 451 850

1 453 465

1 453 465

__________________ (a) De definitieve afrekening van de voor het begrotingsjaar 1994 resp. 1995, 1996, 1997 en 1998 toegewezen middelen gebeurde op basis van de reële groei van het BNP, zoals vermeld in de opeenvol-

__________________ (a) Le décompte définitif des moyens attribués respectivement pour les années budgétaires 1994 à 1998 s’est fait sur base d’un taux de croissance réelle du PNB établi comme suit dans les Rapports

206

DOC 50

gende Jaarverslagen van de Nationale Bank van België voor diezelfde periode : + 2,30 % voor 1994 resp. + 2,00 % voor 1995, + 1,50 % voor 1996, + 2,80 % voor 1997, + 3,00 % voor 1998. Voor het begrotingsjaar 1999 werd rekening gehouden met de reële groei van het BNI, zoals deze kan afgeleid worden uit de gegevens opgenomen in het Jaarverslag 1999 van de NBB : + 1,80 %. In toepassing van de tussen de Federale Overheid en de Gemeenschappen en de Gewesten afgesloten Overeenkomst, zoals initieel goedgekeurd op de Interministeriële Conferentie van Financiën en Begroting van 20 januari 1995 en vervolgens gewijzigd door het akkoord bereikt op de Interministeriële Conferentie van 5 oktober 1999, zijn de definitieve afrekeningen zelf geenszins voor herziening vatbaar bij latere herzieningen van de reële BNP- respectievelijk BNIgroei. In de afsluitende publicatie van het Instituut voor de Nationale Rekeningen van september 1998, waarin de nationale rekeningen voor de laatste maal volgens de ESER79 definities werden opgesteld, werd de reële groeivoet van het BNP voor de periode 19931997 als volgt herzien : – 0,49 % voor 1993, + 2,77 % voor 1994, + 2,68 % voor 1995, +1,47 % voor 1996 en + 3,12 % voor 1997. De herziene groeivoet van het BNP voor het jaar 1998 bedraagt 2,80 % (Economische Begroting van juli 1999 voor de laatste maal opgesteld volgens de ESER79-methodologie). De herziene groeivoet van het BNI voor het jaar 1999 bedraagt 2,47 % op basis van de Nationale Rekeningen 2001 die op 30 september 2002 door het Instituut voor de Nationale Rekeningen werden bekendgemaakt. Volgens diezelfde Nationale Rekeningen werd de groeivoet voor 2000 en 2001 herzien op respectievelijk 2,22 % en 0,50 %. Onderstaande tabel geeft de evolutie weer van de opeenvolgende waarden van de reële BNP-groeivoet (tot en met 1998) respectievelijk BNI-groeivoet (vanaf 1999) waarmee achtereenvolgens in de berekening van de toegewezen middelen rekening werd gehouden.

2080/001

annuels de la BNB relatifs à ladite période : de + 2,30 % pour 1994, + 2,00 % pour 1995, + 1,50 % pour 1996, + 2,80 % pour 1997 et + 3,00 % pour 1998. Pour l’année budgétaire 1999 il a été tenu compte du taux de croissance réelle du RNB, tel qu’il peut être réduit des données publiées dans le Rapport annuel 1999 de la BNB, à savoir + 1,80 %. En application de la convention conclue entre les Communautés et les Régions et le Pouvoir fédéral, telle qu’elle a été approuvée initialement à la Conférence interministérielle des Finances et du Budget du 20 janvier 1995 et modifiée par l’accord conclu à la Conférence interministérielle du 5 octobre 1999, les décomptes définitifs ne sont en aucun cas révisables lors des révisions ultérieures de la croissance réelle du PNB/RNB. Dans la publication finale de l’Institut des Comptes nationaux de septembre 1998 dans laquelle les comptes nationaux sont établis pour la dernière fois selon la méthodologie SEC79, le taux de croissance réelle du PNB pour la période 1993-1997 a été révisé comme suit : – 0,49 % pour 1993, + 2,77 % pour 1994, + 2,68 % pour 1995, + 1,47 % pour 1996 et + 3,12 % pour 1997. Le taux de croissance révisé du PNB pour l’année 1998 s’élève à 2,80 % (Budget économique de juillet 1999, établi pour la dernière fois selon la méthodologie SEC79). Le taux de croissance révisé du RNB pour l’année 1999 s’élève à 2,47 % selon les Comptes nationaux 2001 qui ont été publiés par l’Institut des Comptes nationaux le 30 septembre 2002. Sur base de ces Comptes 2001 le taux de croissance de l’année 2000 et 2001 a été revu à respectivement 2,22 % et 0,50 %. Le tableau ci-après montre l’évolution des valeurs successives du taux de croissance réelle du PNB (jusqu’en 1998 y compris), respectivement RNB (à partir de 1999) appliquées dans le calcul des moyens attribués.

Reële groei BNP/BNI (in %)

Croissance réelle du PNB/RNB (en %)

1994

1995

1996

1997

1998

1999

2000

2001

2002

2003

1994 definitief/définitif & 1995 begrotingscontrole/contrôle budg. :

2,30

2,30

—

—

—

—

—

—

—

—

1995 vermoedelijk/probable & 1996 initieel/initial :

2,40

2,20

2,20

—

—

—

—

—

—

—


2,40

2,00

2,00

—

—

—

—

—

—

—


2,41

2,23

1,50

1,50

—

—

—

—

—

—


2,41

2,23

1,50

1,50

—

—

—

—

—

—


2,62

2,42

1,63

2,20

2,20

—

—

—

—

—


2,62

2,42

1,63

2,80

2,80

—

—

—

—

—


2,62

2,42

1,63

2,98

2,90

2,90

—

—

—

—


2,77

2,68

1,47

3,12

3,00

3,00

—

—

—

—

1999 vermoedelijk/probable & 2000 initiëel/initial :

2,77

2,68

1,47

3,12

2,80

1,80

1,80

—

—

—

1999 definitief/définitif (*) & 2000 begr. controle/contrôle budg. (*) :

2,77

2,68

1,47

3,12

2,80

1,80

1,80

—

—

—

______________ (*) 1999 - 2003 : reële groeivoet van het bruto nationaal inkomen.

______________ (*) 1999 - 2003 : Taux de croissance réelle du revenu national brut.

DOC 50

207

2080/001

1994

1995

1996

1997

1998

1999

2000

2001

2002

2003

2000 vermoedelijk/probable (*) & 2001 initieel/ initial (*) :

2,77

2,68

1,47

3,12

2,80

1,96

3,00

3,00

—

—

2000 definitief/ définitif (*) & 2001 begr. controle/contrôle budg. (*) :

2,77

2,68

1,47

3,12

2,80

2,02

3,10

3,10

—

—


2,77

2,68

1,47

3,12

2,80

2,02

3,10

2,50

2,80

—

2001 definitief/ définitif (*) & 2002 begr. controle/contrôle budg. (*) :

2,77

2,68

1,47

3,12

2,80

2,51

2,82

1,00

1,00

—


2,77

2,68

1,47

3,12

2,80

2,47

2,22

0,50

0,90

2,40

______________ (*) 1999 - 2003 : reële groeivoet van het bruto nationaal inkomen.

______________ (*) 1999 - 2003 : Taux de croissance réelle du revenu national brut.

(b) Gegevensreeks van de waarnemingen van het aantal inwoners jonger dan 18 jaar uitgevoerd door het Rijksregister op 8 december 1998, voor wat de toestand betreft op 30 juni van elk van de jaren 1988 tot en met 1997. Op basis van deze gegevensreeks heeft de regularisatie plaatsgevonden van de toegewezen gedeelten van de opbrengst van de belasting op de toegevoegde waarde m.b.t. de begrotingsjaren 1989-1998 (zie terzake de Wet van 7 december 1999 houdende de tweede aanpassing van de Rijksmiddelenbegroting voor het begrotingsjaar 1999 – Belgisch Staatsblad van 23/12/1999 ed. 2 & erratum Belgisch Staatsblad van 17/2/2000). De in voormelde regularisatie weerhouden toestand op 30 juni van het basisjaar 1988 bedraagt :

(b) Série de données des observations du nombre d’habitants de moins de 18 ans réalisées par le Registre National au 8 décembre 1998 en ce qui concerne les situations au 30 juin de chacune des années 1988 à 1997 incluse. C’est sur base de cette série de données qu’a été effectuée la régularisation des parties attribuées du produit de la T.V.A. des années 1989-1998 (voir la Loi du 7 décembre 1999 portant le deuxième ajustement du Budget des Voies et Moyens de l’année budgétaire 1999 – Moniteur belge du 23/12/1999 ed. 2 & erratum Moniteur belge du 17/2/2000). La situation au 30 juin de l’année de base 1988 retenue pour la régularisation précitée est la suivante :

— nederlandstalig gebied ....................................... — région de langue française ................................. — tweetalig Brussel – Bruxelles bilingue ................


Totaal (excl. Deutschsprach. Gemeinschaft) ..........

1.268.521 729.246 201.337 —————— 2.199.104

(c) De vaststelling van de in artikel 14, § 1, van de bijzondere Financieringswet bedoelde rentevoet werd, overeenkomstig het akkoord bereikt tussen de Gemeenschappen en de Gewesten enerzijds en de Federale Overheid anderzijds en bekrachtigd op de Interministeriële Conferentie van Financiën en Begroting van 29 mei 1996, voor de begrotingsjaren 1994 tot en met 1998 gebaseerd op de lineaire obligaties. De effectieve rentevoet van 6,44085% voor begrotingsjaar 1994 stemt overeen met het gewogen gemiddelde van de actuariële rendementen vastgesteld voor de aanbestedingen van 20 januari 1994 van de volgende OLO-lijnen : 1) OLO 1993-1999 à 7 %, eindvervaldag 29/4/1999, actuarieel rendement 5,92%, toegewezen bedrag : 18.170 miljoen BEF. 2) OLO 1993-2004 à 7,25 %, eindvervaldag 29/4/2004, actuarieel rendement 6,55 %, toegewezen bedrag : 32.890 miljoen BEF. 3) OLO 1992-2012 à 8 %, eindvervaldag 24/12/2012, actuarieel rendement 7,24 %, toegewezen bedrag : 7.350 miljoen BEF. De effectieve rentevoet van 8,55423% voor begrotingsjaar 1995 stemt overeen met het gewogen gemiddelde van de actuariële rendementen vastgesteld voor de aanbestedingen van 23 januari 1995 van de volgende OLO-lijnen : 1) OLO 1994-2004 à 7,75 %, eindvervaldag 15/10/2004, actuarieel rendement 8,49 %, toegewezen bedragen : 7.240 miljoen BEF. 2) OLO 1992-2012 à 8 %, eindvervaldag 24/12/2012, actuarieel rendement 8,95 %, toegewezen bedrag : 1.175 miljoen BEF. De effectieve rentevoet van 5,66713 % voor begrotingsjaar 1996 stemt overeen met het gewogen gemiddelde van de actuarieel rendementen vastgesteld voor de aanbestedingen van 29 januari 1996 van de volgende OLO-lijnen : 1) OLO 1995-2001 à 5,0 %, eindvervaldag 28/3/2001, actuarieel rendement 5,24 %, toegewezen bedrag : 29.830 miljoen BEF.

Total (hors Communauté germanophone) ..............

1.268.521 729.246 201.337 —————— 2.199.104

(c) Conformément à l’accord qui a été atteint entre les Communautés et les Régions d’une part et le Pouvoir fédéral d’autre part et qui a été entériné à la Conférence interministérielle des Finances et du Budget du 29 mai 1996, la fixation du taux d’intérêt er visé à l’article 14, § 1 de la Loi spéciale de financement, pour les années budgétaires 1994 à 1998 y compris, est basée sur les obligations linéaires. Le taux d’intérêt effectif de 6,44085% pour l’année budgétaire 1994 correspond à la moyenne pondérée des rendements actuariels constatés pour les adjudications du 20 janvier 1994 des lignes d’OLO suivantes : 1) OLO 1993-1999 à 7 %, échéance finale 29/4/1999, rendement actuariel 5,92 %, montant adjugé : 18.170 millions de BEF. 2) OLO 1993-2004 à 7,25 %, échéance finale 29/4/2004, rendement actuariel 6,55 %, montant adjugé : 32.890 millions de BEF. 3) OLO 1992-2012 à 8 %, échéance finale 24/12/2012, rendement actuariel 7,24 %, montant adjugé : 7.350 millions de BEF. Le taux d’intérêt effectif de 8,55423 % pour l’année budgétaire 1995 correspond à la moyenne pondérée des rendements actuariels constatés pour les adjudications du 23 janvier 1995 des lignes d’OLO suivantes : 1) OLO 1994-2004 à 7,75 %, échéance finale 15/10/2004, rendement actuariel 8,49 %, montant adjugé : 7.240 millions de BEF. 2) OLO 1992-2012 à 8 %, échéance finale 24/12/2012, rendement actuariel 8,95 %, montant adjugé : 1.175 millions de BEF. Le taux d’intérêt effectif de 5,66713 % pour l’année budgétaire 1996 correspond à la moyenne pondérée des rendements actuariels constatés pour les adjudications du 29 janvier 1996 des lignes d’OLO suivantes : 1) OLO 1995-2001 à 5,0 %, échéance finale 28/3/2001, rendement actuariel 5,24 %, montant adjugé : 29.830 millions de BEF.

208

DOC 50

2) OLO 1995-2006 à 7,0 %, eindvervaldag 15/5/2006, actuarieel rendement 6,48 %, toegewezen bedrag : 7.520 miljoen BEF. 3) OLO 1993-2008 à 7,50 %, eindvervaldag 29/7/2008, actuarieel rendement 6,83 %, toegewezen bedrag : 5.700 miljoen BEF. De effectieve rentevoet van 5,84000% voor begrotingsjaar 1997 stemt overeen met het actuarieel rendement vastgesteld voor de aanbesteding van 27 januari 1997 van de volgende OLO-lijn : — OLO 1996-2007 à 6,25%, eindvervaldag 28/3/2007, actuarieel rendement 5,84%, toegewezen bedrag : 16.425 miljoen BEF (zijnde de enige OLO-lijn met een resterende looptijd van meer dan 5 jaar). De effectieve rentevoet van 5,29645 % voor begrotingsjaar 1998 stemt overeen met het actuarieel rendement vastgesteld voor de aanbestedingen van 26 januari 1998 van de volgende OLO-lijnen : 1) OLO 1995-2015 à 8,00 %, eindvervaldag 28/3/2015, actuarieel rendement 5,50 %, toegewezen bedrag : 3.250 miljoen BEF. 2) OLO 1997-2008 à 5,75 %, eindvervaldag 28/3/2008, actuarieel rendement 5,27 %, toegewezen bedrag : 25.010 miljoen BEF. Met ingang van het begrotingsjaar 1999 dient de in artikel 14, § 1 van de bijzondere Financieringswet bedoelde lange termijn rentevoet niet meer bepaald te worden.

2080/001

2) OLO 1995-2006 à 7 %, échéance finale 15/5/2006, rendement actuariel 6,48 %, montant adjugé : 7.520 millions de BEF. 3) OLO 1993-2008 à 7,50 %, échéance finale 29/7/2008, rendement actuariel 6,83 %, montant adjugé : 5.700 millions de BEF. Le taux d’intérêt effectif de 5,84000 % pour l’année budgétaire 1997 correspond au rendement actuariel constaté pour l’adjudication du 27 janvier 1997 de la ligne OLO suivante : — OLO 1996-2007 à 6,25 %, échéance finale 28/3/2007, rendement actuariel 5,84 %, montant adjugé : 16.425 millions de BEF (soit la seule ligne d’OLO représentant une durée restante supérieure à 5 ans). Le taux d’intérêt effectif de 5,29645% pour l’année budgétaire 1998 correspond à la moyenne pondérée des rendements actuariels constatés pour les adjudications du 26 janvier 1998 des lignes d’OLO suivantes : 1) OLO 1995-2015 à 8,00 %, échéance finale 28/3/2015, rendement actuariel 5,50 %, montant adjugé : 3.250 millions de BEF. 2) OLO 1997-2008 à 5,75 %, échéance finale 28/03/2008, rendement actuariel 5,27 %, montant adjugé : 25.010 millions de BEF. À partir de l’année budgétaire 1999, il n’y a plus lieu de fixer le taux d’intérêt à long terme visé à l’article 14, § 1er de la Loi spéciale de financement.

De toestand op 30 juni van het basisjaar 1988, zoals die overeenkomstig voormelde toekomstige regeling, in de definitieve middelenraming van de begrotingsjaren 1999-2001, in de vermoedelijke raming van het begrotingsjaar 2002 en in de initiële raming 2003 werd weerhouden, bedraagt :

(d) Observations comportant, en application du règlement expliqué au point 4.1. (et approuvé par la Conférence Interministérielle des Finances et du Budget du 5 octobre 1999) toutes les modifications jusqu’au 1er février 2000 compris en ce qui concerne la situation au 30/6/1998, toutes les modifications jusqu’au 1er février 2001 compris en ce qui concerne la situation au 30/6/1999, toutes les modifications jusqu’au 1er février 2002 compris en ce qui concerne la situation au 30/6/2000, toutes les modifications jusqu’au 31 août 2002 compris en ce qui concerne la situation au 30/6/2001 et au 30/6/2002. La situation au 30 juin de l’année de référence 1988, telle qu’elle a été retenue conformément au règlement futur précité dans la fixation définitive des moyens des années budgétaires 1999-2001, dans l’estimation probable de l’année budgétaire 2002 et l’estimation initiale 2003, est la suivante :



(d) Waarnemingen die, in toepassing van de in punt 4.1. hiervoor toegelichte regeling (goedgekeurd op de Interministeriële Conferentie voor Financiën en Begroting van 5 oktober 1999), voor de toestand op 30 juni 1998 alle wijzigingen tot en met 1 februari 2000 omvatten, voor de toestand op 30 juni 1999 alle wijzigingen tot en met 1 februari 2001, voor de toestand op 30 juni 2000 alle wijzigingen tot en met 1 februari 2002, voor de toestand op 30 juni 2001 en toestand op 30 juni 2002 alle wijzigingen tot en met 31 augustus 2002.

Totaal (excl. Deutschsprach. Gemeinschaft) ...........

1.268.795 729.501 201.805 —————— 2.200.101

Total (hors Communauté germanophone) ..............

1.268.795 729.501 201.805 —————— 2.200.101

DOC 50

209

2080/001

VIERDE DEEL

QUATRIÈME PARTIE

______

______

TOELICHTENDE STAAT

NOTES JUSTIFICATIVES

tot staving van het wetsontwerp houdende de Rijksmiddelenbegroting voor het begrotingsjaar 2003 ______

à l’appui du projet de loi contenant le budget des Voies et Moyens pour l’année budgétaire 2003 ______

TITEL I

TITRE I

LOPENDE ONTVANGSTEN

RECETTES COURANTES

Sectie I

Section I

Fiscale ontvangsten (1)

Recettes fiscales (1)

HOOFDSTUK 18

CHAPITRE 18

FOD FINANCIEN

SPF FINANCES

§ 1. ADMINISTRATIE DER DIRECTE BELASTINGEN

§ 1. ADMINISTRATION DES CONTRIBUTIONS DIRECTES

Art. 36.01 — Verkeersbelasting op de autovoertuigen.

Art. 36.01 — Taxe de circulation sur les véhicules automobiles.

Raming der ontvangsten voor 2003 : nihil, zoals voor 2002.

Évaluation des recettes pour 2003 : néant, comme pour 2002.

Verantwoording van de vermeerdering met 32.513.000 euro :

Justification de l’augmentation de 32.513.000 euros :

De evolutie van de verkeersbelasting houdt uiteraard in de eerste plaats verband met de ontwikkelingen van het wagenpark. Deze ontwikkelingen in combinatie met de jaarlijkse indexering van de belastingtarieven verklaren de autonome groei van deze taks. De discretionaire groei wordt dan weer bepaald door onder meer de aanzuivering van de nog resterende teruggaafdossiers, de navorderingen bij niet-betaling evenals een aantal louter technische factoren.

L’évolution de la taxe de circulation dépend naturellement en premier lieu du développement du parc automobile. Ce développement combiné avec l’indexation annuelle des barèmes d’imposition expliquent la croissance autonome de cette taxe. La croissance discrétionnaire est donc à son tour déterminée par, entre autres, l’apurement des dossiers de remboursement encore en souffrance, la poursuite de l’arriéré de même que par une série de facteurs purement techniques.

_____________ (1 ) De ontvangstenprognoses beperken zich tot het nettobedrag, dat wil zeggen tot het verschil tussen het bedrag der ingevorderde of aangezuiverde rechten (= bruto-bedrag der ontvangsten) en dat der kwade posten en terugbetalingen (= ontlastingen) verminderd met het aan de gewesten en de gemeenschappen afgedragen gedeelte van de ontvangsten.

_____________ (1 ) Les prévisions de recettes se limitent au montant net des recettes, c’est à dire à la différence entre le montant des droits recouvrés ou apurés (= montant brut des recettes) et celui des non-valeurs et restitutions (= dégrèvements), diminuée de la partie des recettes attribuée aux régions et aux communautés.

210

DOC 50

2080/001

Bij toepassing van de voorafgaande beschouwingen op het jaar 2001 blijkt er in dat jaar een lichte groei gerealiseerd met 1 % voor de ontvangsten inzake de verkeersbelasting ten opzichte van de realisaties 2000 ( Ontvangst : 1.060.085.883 euro). Die vooruitgang is zowel te wijten aan de aangroei van het wagenpark als aan technische factoren. Voor het jaar 2002 wordt een groei met + 2,16 % in het vooruitzicht gesteld. Dit lijkt haalbaar in het licht van onder meer het effect dat uitgaat van de organisatie van een autosalon. De cijfers gerealiseerd gedurende de eerste acht maanden bevestigen eveneens vooropgestelde groei. Uiteraard komt de volledige opbrengst van deze belasting toe aan de gewesten gezien de verkeersbelasting vanaf 1 januari 2002 een regionale belasting wordt. De bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en de uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten bepaalt immers dat deze belasting behoort tot de groep van de geregionaliseerde belastingen. De vermoedelijke ontvangsten voor het jaar 2002 bedragen 1.083 miljoen euro. Vlaanderen kan rekenen op 684,6 miljoen euro terwijl Wallonië en Brussel respectievelijk 293,5 miljoen euro en 104,9 miljoen euro toebedeeld krijgen. Wat het jaar 2003 betreft, dient aangestipt dat gezien de actuele groei van het wagenpark en de in het vooruitzicht gestelde inflatie op jaarbasis een groei van de verkeersbelasting kan worden gerealiseerd van 3 %. De opbrengst zou daardoor 1.115,5 miljoen euro bedragen. Daarvan gaat 705,1 miljoen euro naar Vlaanderen en 108,1 miljoen euro naar Brussel. Wallonië zou 302,3 miljoen euro ontvangen.

Conformément aux observations antérieures relatives à l’année 2001, il apparaît que, durant cette année, une légère croissance de 1 % a été réalisée sur les recettes provenant de la taxe de circulation par rapport aux réalisations 2000 (Recettes : 1.060.085.883 euros). Cette progression est à imputer tant à la croissance du parc automobile qu’aux facteurs techniques. Pour l’année 2002, une croissance de + 2,16 % est promise. Cela apparaît réalisable à la lumière, entre autres, de l’impact qui ressort de l’organisation d’un salon automobile. Les réalisations des huit premiers mois confirment la croissance avancée.

Art. 36.02 — Belasting op de spelen en weddenschappen.

Art. 36.02 — Taxe sur les jeux et paris.


Verantwoording van de vermeerdering met 2.083.000 euro : Ingevolge de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten komen deze ontvangsten volledig aan de gewesten toe. Voor 2001 is voor deze gewestelijke belasting een ontvangst gerealiseerd van 44.439.000 euro (definitieve ontvangsten voor 2000 : 45.208.893 euro) of een lichte daling met 1,7 %. Voor het jaar 2002 wordt rekening gehouden met een lichte stijging van de ontvangst, wat leidt tot een geschat resultaat van 46.184.000 euro. De raming houdt rekening met de realisaties voor de acht eerste maanden van dit jaar. In 2002 blijft de belasting op spelen en weddenschappen een gewestelijke belasting bij toepassing van de

En effet, le produit de cet impôt revient entièrement aux régions étant donné que depuis le 1er janvier 2002, la taxe de circulation est un impôt régional. La Loi spéciale du 13 juillet 2001 portant refinancement des communautés et extension des compétences fiscales des régions stipule, en effet, que cet impôt fait partie du groupe des impôts régionalisés. Les recettes présumées pour l’année 2002 se montent à 1.083 millions euros. La Flandre peut compter recevoir 684,6 millions euros tandis que la Wallonie et Bruxelles se verront attribuer respectivement 293,5 millions euros et 104,9 millions euros. En ce qui concerne 2003, il convient de signaler que vu l’actuelle croissance du parc automobile et la perspective du taux d’inflation attendu sur une base annuelle, une croissance de 3 % de la taxe de circulation peut être réalisée. Les recettes devraient donc s’élever à 1.115,5 millions euros desquelles 705,1 millions vont à la Flandre et 108,1 millions à Bruxelles. La Wallonie devrait recevoir 302,3 millions euros.



Conformément à la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des communautés et des régions, ces recettes reviennent intégralement aux régions. Pour cet impôt régional, une recette de 44.439.000 euros été réalisée pour 2001 (recettes définitives pour 2000 : 45.208.893 euros) ou une légère diminution de 1,7 %. Pour l’année 2002, il est tenu compte d’une légère hausse des recettes, ce qui aboutit à un résultat estimé à 46.189.000 euros. L’estimation tient compte des réalisations des huit premiers mois de cette année. En 2002, les taxes sur les jeux et paris restent des impôts régionaux suite à l’application de la loi spéciale

DOC 50

211

2080/001

bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten. Voor 2003 wordt gerekend op een verdere verhoging van de opbrengst tot 48.267.000 euro. Vlaanderen krijgt daarvan 36,6 % of 17,7 miljoen euro. Brussel ontvangt 17,25 % of 8,3 miljoen euro terwijl Wallonië het grootste deel van de ontvangst incasseert (22,3 miljoen euro of 45,7 %).

du 13 juillet 2001 portant refinancement des communautés et extension des compétences fiscales des régions. Pour 2003, on a calculé une plus grande augmentation des recettes jusqu’à 48.267.000 euros. La Flandre reçoit de cela 36,6 %, soit 17,7 millions euros. Bruxelles perçoit 17,25 % ou 8,3 millions euros tandis que la Wallonie la plus grande partie des recettes encaissées (22,3 millions euros ou 45,7 pur cent).

Art. 36.03 — Belasting op de automatische ontspanningstoestellen.

Art. 36.03 — Taxe sur les appareils automatiques de divertissement.



Verantwoording van de vermindering met 2.822.000 euro :

Justification de la diminution de 2.822.000 euros :

Ingevolge de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten komen deze ontvangsten volledig aan de gewesten toe. Voor 2001 heeft deze gewestelijke belasting 49.114.692 euro opgebracht (Definitieve ontvangsten voor 2000 : 70.472.388 euro). Dit betekent dus een terugval van de ontvangsten met 30,3 %. De terugval is vooral een gevolg van de nieuwe wetgeving op de automatische ontspanningstoestellen. Daarbij wordt immers vooral het aantal inplantingen aan banden gelegd. Voor het jaar 2002 wordt getipt op een verdere daling van de ontvangsten tot 44.430.000 euro. Er dient aangestipt dat ook deze belasting geregionaliseerd blijft ingevolge de toepassing van de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten. Naar 2003 toe zouden de ontvangsten verder dalen tot 41.608.000 euro. Vlaanderen ontvangt daarvan 58,5 % of 24,3 miljoen euro. Brussel incasseert 16,2 % of 6,8 miljoen euro. Wallonië tenslotte krijgt 25,3 % of 10,5 miljoen euro toegeschoven.

Conformément à la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des communautés et des régions, ces recettes reviennent intégralement aux régions. Pour 2001, cet impôt régional a rapporté 49.114.692 euros (Recettes définitives pour 2000 : 70.472.388 euros). Cela signifie donc une diminution des recettes de 30,3 %. Ce recul est surtout une conséquence de la nouvelle législation sur les appareils automatiques de divertissement. En effet, elle limite surtout le nombre d’implantations. Pour l’année 2002, une chute plus sévère des recettes est attendue à 44.430.000 euros. Il y a lieu de préciser que cet impôt reste également régionalisé conformément à l’application de la loi spéciale du 13 juillet 2001 portant refinancement des communautés et extension des compétences fiscales des régions. À partir de 2003, les recettes devraient chuter sévèrement jusqu’à 41.608.000 euros. La Flandre perçoit de cela 58,5 %, soit 24,3 millions euros. Bruxelles encaisse 16,2 % soit 10,5 millions euros. Enfin, la Wallonie reçoit 25,3 %, soit 10,5 millions euros.

Art. 36.04 — Belasting op de inverkeerstelling.

Art. 36.04 — Taxe de mise en circulation.





De groei van deze belasting spruit voort uit de invloed uitgaande van zowel autonome als technische factoren. De autonome groei gaat uiteraard vooral terug tot de ontwikkelingen in het automobielpark. Toch zijn het vooral

La croissance de cette taxe résulte de l’influence de facteurs tant autonomes que techniques. La croissance autonome provient sans aucun doute du développement du parc automobile. Cependant, la croissance 2001/2000

212

technische factoren geweest welke de groei 2001/2000 fors hebben beïnvloed. Deze laatste beloopt immers liefst 25,4 %. Vanaf het jaar 2002 komt de ontvangst integraal aan de gewesten toe bij toepassing van de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten. De autonome groei van de belasting komt, zoals eerder vermeld, vooral tot stand ingevolge de ontwikkelingen in het automobielpark. In 2002 hebben zich echter discretionaire ontwikkelingen voorgedaan, ingevolge de wettelijke beschikkingen rond de toepassing van de euro-4 norm in de personenwagens. Meer concreet zijn de artikelen 99 en 100 van het Wetboek van de inkomstenbelasting gelijkgestelde belastingen gewijzigd door de onderscheiden decreten en ordonnanties van de gewesten. Vlaanderen : decreet van 24 mei 2002 Brussel : Ordonnantie van 13 juni 2002; Wallonië : Decreet van 8 juli 2002. Als gevolg van de toepassing van deze beschikkingen is de groei van deze belasting in 2002 vrij laag (+ 0,6 %). Vanaf het jaar 2003 zal de taks weer een meer normaal groeiritme vertonen (+ 9,87 %) waardoor een ontvangst van 295.886.000 euro zal gerealiseerd worden : De ontvangst is als volgt verdeeld : Vlaanderen ........................................... 61,77 % Brussel ................................................. 14,44 % Wallonië ............................................... 23,79 %

DOC 50

2080/001

a essentiellement été influencée par des facteurs techniques. Elle atteint, en effet, quelque 25,4 %. À partir de l’année 2002, la recette revient toutefois intégralement aux régions conformément à la loi spéciale du 13 juillet 2001 portant refinancement des communautés et extension des compétences fiscales des régions. La croissance autonome de la taxe provient, comme mentionné précédemment, principalement du développement du parc automobile. En 2002, on a aussi un développement discrétionnaire suite aux dispositions législatives concernant l’application de la norme euros-4 pour les voitures particulières. De manière plus concrète, les articles 99 et 100 du code des taxes assimilées aux impôts modifié par les décrets et ordonnances des régions (Flandre : Décret du 24 mai 2002; Bruxelles : Ordonnance du 13 juin 2002; Wallonie : Décret du 8 juillet 2002). Avec comme conséquence de l’application de ces dispositions que la croissance de cette taxe, en 2002, est très faible (+ 0,6 %). À partir de l’année 2003, la taxe atteindra à nouveau un rythme de croissance plus normal (+ 9,87 %) duquel une recette de 295.886.000 euros sera réalisée. La recette est ventilée comme suit : Flandre ................................................. Bruxelles .............................................. Wallonie ...............................................

61,77 % 14,44 % 23,79 %

Art. 36.05 — Opbrengst van de Eurovignet.

Art. 36.05 — Produit de l’Eurovignette.





Vermits het vrachtwagenpark constant uitbreidt, ligt het voor de hand dat ook de opbrengst voortspruitend uit het eurovignet toeneemt. Voor het jaar 2001 is een ontvangst gerealiseerd van 98.767.339 euro. Dit betekent een toename tegenover het jaar 2000 met 22,5 %. Uiteraard spruit zulks niet enkel voort uit de evolutie van het wagenpark. Een laattijdige betaling voor het jaar 2000 vanuit Duitsland zorgde immers voor een verschuiving van ontvangsten naar het jaar 2001 toe van 9.172.100 euro). Voor het jaar 2002 wordt een groei verwacht met 0,2 %. De ontvangst voor dat jaar wordt geraamd op 99.000.000 euro, wat behoorlijk is in het licht van de bovenvermelde verschuiving. Er dient nog aangestipt dat de integrale opbrengst voor 2002 toekomt aan de gewesten, zulks ingevolge de toepassing van de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten.

Étant donné le développement continu du parc des camions, il va de soi que les recettes provenant de l’eurosvignette augmentent également. Pour l’année 2001, une recette de 98.767.339 euros a été réalisée. Cela signifie par rapport à l’année 2000 une augmentation de 22,5 %. Bien sûr, cela ne résulte pas uniquement de l’évolution du parc automobile. Un paiement tardif pour l’année 2000 par l’Allemagne a, en effet, contribué à un glissement des recettes à l’année 2001 d’un montant de 9.172.100 euros). Pour l’année 2002, une croissance de 0,2 % est attendue. La recette pour cette année-là est estimée à 99.000.000 euros, ce qui doit se comprendre à la lumière des explications ci-dessus. Il est encore à préciser que la recette pour 2002 revient, conformément à l’application de la loi spéciale du 13 juillet 2001 portant refinancement des communautés et extension des compétences fiscales des régions.

DOC 50

213

2080/001

Voor het jaar 2003 is een ontvangst van 100.118.000 euro in het vooruitzicht gesteld of een verdere stijging met 1,13 %. De regionale verdeling ziet er als volgt uit : Vlaanderen ........................................... 64,62 % Brussel ................................................. 13,73 % Wallonië ............................................... 21,65 %

Pour l’année 2003, la recette de 100.118.000 euros est fixée prudemment, soit en augmentation de 1,13 %. La répartition régionale se présente comme suit : Flandre ................................................. Bruxelles .............................................. Wallonie ...............................................

64,62 % 13,73 % 21,65 %

Art. 36.06 — Accijnscompenserende belasting.

Art. 36.06 — Taxe compensatoire des accises.

Raming der ontvangsten voor 2003 ........... EUR Vermoedelijke ontvangsten voor 2002 ....... EUR

Évaluation des recettes pour 2003 ............. EUR Recettes probables pour 2002 ................... EUR

Vermeerdering ........................................... EUR

270.701.000 255.700.000 _____________ 15.001.000

Augmentation .............................................. EUR

270.701.000 255.700.000 _____________ 15.001.000


Justification de l’augmentation de15.001.000 euros :

Gedurende het jaar 1999 heeft deze taks een positieve evolutie gekend (+ 3,53 %). Het fel gestegen gebruik van dieselwagens in het afgelopen decennium heeft daar uiteraard alles mee te maken. Over de periode 19911999 bedraagt de gemiddelde groei van het dieselwagenpark + 5,3 %. Ter vergelijking, het benzinewagenpark is gedurende dezelfde periode met gemiddeld 0,1 % gedaald. Niettegenstaande de dieselprijs fors stijgt, blijft er toch nog een ruime marge over in verhouding tot de benzineprijs. Derhalve ligt een verdere hausse van het dieselgebruik — en dus van de bovenvermelde taks — in het verschiet. Gedurende het jaar 2000 is een ontvangst geboekt van 198.694.594 euro, of een daling van de opbrengst in relatie tot het jaar 1999 met 7,8 %. Deze daling spruit echter uitsluitend voort uit de impact van technische factoren en heeft bijgevolg niets met economische omstandigheden te maken. Vermits de invloed van de bovenvermelde factoren het jaar 2001 niet meer bezwaart, is opnieuw een normaal verloop van de ontvangsten vastgesteld. Deze bedraagt 244.278.707 euro of meteen een groei met 22,9 % in verhouding tot het jaar 2000. Naar het jaar 2002 toe zal de ontvangst verder gunstig evolueren gezien er geen redenen zijn om aan te nemen dat de substitutie van benzinewagens voor dieselwagens zou stoppen. Derhalve is de opbrengst voor het jaar 2002 geraamd op 255.700.000 euro, of meteen een procentuele toename met 4,68 %. Ook voor het jaar 2003 is getipt op een positieve groeievolutie. De ontvangst zou 270.701.000 euro bedragen, meteen een groei met 5,87 % in relatie tot de ontvangst 2002.

Durant l’année 1999, cette taxe a connu une évolution positive (+ 3,53 %). La forte augmentation de l’utilisation de véhicules diesel au courant de la décennie passée y est sans doute pour quelque chose. Pour la période 1991-1999, la croissance moyenne du parc de voitures diesel se monte à + 5,3 %. En comparaison, le parc de véhicules à essence a, durant cette même période, décliné de 0,1 % en moyenne. Bien que le prix du diesel ait fortement augmenté, il subsiste cependant encore une large marge par rapport au prix de l’essence. Par conséquent, une hausse continue de l’usage du diesel — et donc de la taxe susmentionnée — se profile à l’horizon. Durant l’année 2000, une recette de 198.694.594 euros a été enregistrée, soit une diminution du produit de 7,8 % par rapport à l’année 1999. Cette diminution résulte cependant de l’impact de facteurs techniques et, par conséquent, n’a rien à voir avec la situation économique. Étant donné que l’influence des facteurs susmentionnés ne pèse plus sur l’année 2001, une évolution normale des recettes est à nouveau constatée. Celle-ci se monte à 244.278.707 euros, soit une croissance de 22,9 % en tenant compte de l’année 2002. Pour l’année 2002, la recette continuera à évoluer favorablement vu qu’il n’y a aucune raison de penser que la substitution des véhicules à essence en faveur des véhicules diesels s’arrêtera. Par conséquent, la recette pour l’année 2002 a été estimée à 255.700.000 euros, soit, en d’autres termes, une croissance de 4,68 %. Il est également attendu une évolution positive de la croissance pour 2003. Les recettes devraient atteindre 270.701.000 euros soit, en d’autres termes, une croissance de 5,87 % par rapport aux recettes de 2002.

214

DOC 50

2080/001

Art. 37.01 — Niet verdeelde belasting geïnd als voorheffing.

Art. 37.01 — Impôt non ventilé perçu sous forme de précompte.



Vermeerdering ............................................ EUR

2.285.922.000 2.281.900.000 _____________ 4.022.000

1. Onroerende voorheffing :

1. Précompte immobilier

Raming van de gewestelijke ontvangsten voor 2003 0.213.000 Vermoedelijke gewestelijke ontvangsten voor 2002 – 38.910.000 _____________ Vermeerdering ................................................... 1.303.000

Verantwoording van de vermeerdering met 1.303.000 euro : Ingevolge de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten komen deze ontvangsten volledig aan de gewesten toe. Daarbij dient aangestipt dat de integrale opbrengst van deze belasting ook voor het jaar 2002 verder geaffecteerd blijft aan de gewesten ingevolge de toepassing van de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van gewesten. Deze belasting is immers ook in die nieuwe wet als gewestbelasting weerhouden. Voor 2001 is een opbrengst gerealiseerd van 34.767.919 euro (definitieve ontvangsten voor 2000 : 32.966.725 euro). De stijging 2001/2000 bedraagt + 5,46 %. Deze groei is evenwel beïnvloed door een verschuiving aan ontvangsten tussen de jaren 2000 en 2001. In 2002 is er echter een versnelde inkohiering waar te nemen waardoor de ontvangst zou uitkomen op 38.910.000 euro, of meteen een groei met 11,92 %. Dit effect doet zich uiteraard slechts éénmaal voor. Gezien de jaarlijkse, lichte hausse van de kadastrale inkomens wordt voor het jaar 2003 dan ook gerekend met een meer normale groei van 3,35 %. Voor dat jaar zou dat gewestelijk aandeel in de onroerende voorheffing 40.213.000 euro bedragen. Het betreft hier evenwel enkel het aandeel van Brussel en Wallonië vermits Vlaanderen zelf de onroerende voorheffing int.

2. Roerende voorheffing (in euro) Raming van de ontvangsten voor 2003 ............ Vermoedelijke ontvangsten voor 2002 .............. Vermeerdering ...................................................


2.285.922.000 2.281.900.000 _____________ 4.022.000

Estimation des recettes régionales pour 2003 .. Recettes régionales probables pour 2002 ........ Augmentation .....................................................

40.213.000 – 38.910.000 _____________ 1.303.000


Conformément à la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des communautés et des régions, ces recettes reviennent intégralement aux régions. À cet égard, il est à signaler que la recette provenant de cet impôt continuera à être intégralement affectée aux régions conformément à la loi spéciale du 13 juillet 2001 portant refinancement des communautés et extension des compétences fiscales des régions. Cet impôt a, en effet, été également retenu dans cette nouvelle loi comme impôt régional. Pour l’année 2001, la recette réalisée provenant de cet impôt régional a été de 34.767.919 euros (recettes définitives pour 2000 : 32.966.725 euros). L’accroissement 2001/2000 se chiffre à + 5,46 %. Cet croissance est néanmoins influencée par un glissement des recettes entre les années 2000 et 2001. En 2002, il y a cependant lieu de tenir compte d’un enrôlement accéléré pour lequel la recette devrait arriver à 38.910.000 euros, soit, en d’autres termes, une croissance de 11,92 %. Cet effet ne se produira qu’une seule fois. Étant donné la légère hausse annuelle des revenus cadastraux on peut, également pour l’année 2003 se baser sur une croissance plus normale de 3,35 %. Pour cette année, la partie régionale dans le précompte immobilier se chiffrerait à 40.213.000 euros. Toutefois, cela concerne uniquement la partie de Bruxelles et de la Wallonie puisque la Flandre perçoit elle-même le précompte immobilier. 2. Précompte mobilier (en euros)

2.285.922.000 – 2.281.900.000 _____________ 4.022.000

De ramingen van de ontvangsten 2003 worden onderverdeeld als volgt :

Estimation des recettes pour 2003 .................... Recettes probables pour 2002 .......................... Augmentation .....................................................

2.285.922.000 – 2.281.900.000 _____________ 4.022.000

Les prévisions des recettes 2003 se décomposent comme suit :

DOC 50

215

2080/001

— op inkomsten van aandelen, delen en beleg de kapitalen (bron) ................................................... 1.039.321.800 — op andere roerende inkomsten onderworpen aan de voorheffing (bron) ...................................... 1.276.600.000 — inningen door middel van kohieren ........................... 30.896.200 ____________ Totaal der bruto -ontvangsten ................................. 2.346.818.000

— sur revenus d’actions, de parts et de capitaux investis (source) ..................................... 1.039.321.800 — sur autres revenus mobiliers soumis au précompte (source) ......................................... 1.276.600.000 — perceptions par rôles .............................................. 30.896.200 ____________ Total des perceptions brutes ..................................... 2.346.818.000

Vermoedelijke ontlastingen ........................................ – 60.896.000 ____________ Ramingen netto-ontvangsten 2003 .......................... 2.285.922.000

Dégrèvement probables ............................................. - 60.896.000 ____________ Perceptions nettes probables .................................... 2.285.922.000



Na de terugval in het jaar 1999 kende de roerende voorheffing opnieuw een gunstig verloop in het jaar 2000. De groei bedroeg immers 5,9 %. In 2001 lijkt die positieve trend stand te houden met een ontvangstentoename van 4,26 %. Een correctie dient echter toegepast voor de uitzonderlijke ontvangst ingevolge de verstrekking van UMTS-licenties (effect : 67,5 miljoen euro).

Après le recul au cours de l’année 1999, le précompte mobilier connaissait, à nouveau, une évolution favorable pendant l’année 2000. La croissance atteignait en effet 5,9 %. En 2001, la tendance positive continue à tenir compte d’une hausse des recettes de 4,26 %. Une correction doit toutefois être adaptée pour les recettes exceptionnelles suite à l’attribution des licences UMTS (effets : 67,5 millions euros).

Na correctie beloopt de groei nog slechts 1,37 %. Als voornaamste oorzaken zijn aan te halen : 1) de rente daalt opnieuw, 2) de dividenden worden meer en meer aan 15 % belast (zie toepassing VVPR-strips), 3) de dividendpolitiek van de bedrijven sorteert ook haar invloed.

Wat de ontvangsten 2002 betreft, wordt getipt op een daling van de opbrengst. De langetermijnrente daalt immers verder en volgt daarmee de trend op de internationale financiële markten. Bovendien lijkt het weinig waarschijnlijk dat de dividendpolitiek van de bedrijven gevoelig zal wijzigen.De berekening van de ontvangst is gebaseerd op de evolutie van de acht eerste maanden van dat jaar. Voor 2003 wordt tenslotte getipt op een stagnatie van de ontvangst.

Après correction, la croissance atteint encore seulement 1,37 %. Parmi les principales causes, citons : 1) Les taux baissent à nouveau; 2) Les dividendes sont de plus en plus imposés à 15 % (Voir application VVPR-strips); 3) La politique de dividendes des entreprises a également de l’effet. Pour 2001, il convient de remarquer que la recette exceptionnelle de 67.526.196 euros n’est pas reprise dans le Budget des Voies et Moyens. La recette des licences UMTS reviendra, en effet, intégralement en faveur du Fonds de vieillissement. En ce qui concerne les recettes 2002, une baisse des recettes est escomptée. En effet, les taux d’intérêt à long terme diminuent encore et suivent par là la tendance sur les marchés financiers internationaux. Il semble, en outre, peu probable que la politique de dividendes des entreprises se modifie sensiblement. Le calcul de la recette est basé sur l’évolution des huit premiers mois de l’année. Pour 2003, une stagnation de la recette est finalement escomptée.

Art. 37.02 — Niet verdeelde belasting vooraf gestort door de loontrekkenden en de niet-loontrekkenden (natuurlijke personen en vennootschappen).

Art. 37.02 — Impôt non ventilé versé par anticipation par les salariés et non salariés (personnes physiques et sociétés).



Voor 2001 dient wel opgemerkt dat de uitzonderlijke opbrengst van 67.526.196 euro niet is opgenomen in de Rijksmiddelen. De opbrengst van de UMTS licenties komt immers integraal ten goede aan het Zilverfonds.


9.300.000.000 8.850.000.000 ____________ 450.000.000


9.300.000.000 8.850.000.000 ____________ 450.000.000



In het jaar 2000 zijn de voorafbetalingen toegenomen met 4,4 %. Daarmee is in dat jaar het niveau bereikt van

Au cours de l’année 2000, les versements anticipés ont augmenté de 4,4 %. De ce fait, pendant cette an-

216

het jaar 1998. (Zie ontwikkelingstabel voor detailcijfers.) De daling in 1999 was een gevolg van de nasleep van de dioxinecrisis. De toename van de voorafbetalingen in het jaar 2000 was een gevolg van de flinke toename van zowel de bedrijfswinsten als de inkomens van de particulieren. Voor het jaar 2001 is een lichte afname van de voorafbetalingen met zowat 0,3 % vastgesteld. Die groeivertraging gaat vooral terug tot de fel geslonken economische groei. De groeivertraging, vastgesteld in de V.S. in het jaar 2000, heeft dus duidelijk ook een impact gesorteerd op de Europese economie. Naast louter economische factoren (economische groei, winstverwachtingen,…) zijn de voorafbetalingen ook onderhevig aan psychologische factoren. Vandaar dat de voorspellingen ter zake ook immens moeilijk zijn. Tenslotte speelt de factor « teruggaven » ook een belangrijke rol, gezien men wettelijk beschikt over de mogelijkheid om gedane voorafbetalingen terug te vorderen of eventueel door te schuiven naar een volgend aanslagjaar.

In het perspectief van de relatief zwakke economische groeivooruitzichten voor het jaar 2002, is ook voor dit jaar de groei negatief (– 3,9 %). Naar 2003 toe wordt toch een zekere groeiherneming in het vooruitzicht gesteld. De voorafbetalingen worden dan ook op 9.300.000.000 euro geschat. Naast de autonome groeifactoren dient echter voor het jaar 2003 rekening gehouden met een reeks discretionaire maatregelen als daar zijn : — Indexatie van de barema’s in de personenbelasting ....................................... – 21,9 miljoen euro — Progressieve afschaffing van de crisisbijdrage ................................................. – 19,1 miljoen euro — Hervorming van de personenbelasting ....... – 36,9 miljoen euro — Maatregelen voor de handelsvloot ......................................... pm — Maatregelen voor de aanmoediging van de mobiliteit woon-werkverkeer ...................................... pm — Verhoging van de aanvullende .................................................... gemeentebelasting in aanmerking genomen bij de berekening vande bedrijfsvoorheffing .................................................... + 60,9 miljoen euro — Maatregelen vissersvloot .............................. – 6,0 miljoen euro — Maatregelen ter ondersteuning van hetwetenschappelijk onderzoek ...................................................... – 7,5 miljoen euro — Aanpassing van het statuut van de medewerkende echtgenoot bij de zelfstandige .................................................. – 3,1 miljoen euro

DOC 50

2080/001

née, le niveau de l’année 1998 a été atteint (Voir tableau de développement pour les chiffres détaillés). La baisse en 1999 était une conséquence des suites de la crise de la dioxine. L’augmentation des versements anticipés pendant l’année 2000 était une conséquence de la forte hausse tant des bénéfices des entreprises que des revenus des particuliers. Pour l’année 2001, une légère baisse d’environ 0,3 % des versements anticipés a été constatée. Ce ralentissement de la croissance provient essentiellement de la vive diminution de la croissance économique. Le ralentissement, constaté aux États-Unis pendant l’année 2000, a donc aussi clairement généré un impact sur l’économie européenne. À côté des facteurs purement économiques (croissance économique, bénéfices escomptés,…), les versements anticipés sont également soumis à des facteurs psychologiques. De ce fait, les prévisions en la matière sont également fort difficiles. Enfin, le facteur « restitutions » joue aussi un rôle important, eu égard au fait que l’on dispose légalement de la possibilité de réclamer le remboursement de versements anticipés effectués ou éventuellement de le reporter à un exercice d’imposition ultérieur. Dans la perspective des prévisions de croissance économique relativement faibles pour l’année 2002, la croissance pour cette année est également négative ( 3,9 %). À partir de 2003, une certaine reprise de la croissance est escomptée. Les versements anticipés seront donc évalués à 9.300.000.000 euros. À côté des facteurs de croissance autonome, il y a également lieu de tenir compte pour l’année 2003 d’une série de mesures discrétionnaires, à savoir : — Indexation des barèmes IPP ..................... – 21,9 millions euros — Suppression progressive de la cotisation complémentaire de crise ........... – 19,1 millions euros — Réforme de l’impôt des personnes physiques ................................................... – 36,9 millions euros — Mesures en faveur de la marine marchande .............................................................................. pm — Mesures visant à favoriser la mobilité durable pour les déplacements domiciletravail ..................................................................................... pm — Majoration des centimes additionnels à l’impôt des personnes physiques pris en compte au niveau du précompte professionnel et des versements anticipés ......... + 60,9 millions euros — Mesures en faveur des marins pêcheurs .... – 6,0 millions euros — Mesures visant à favoriser la recherche scientifique ................................................... – 7,5 millions euros — Modification du statut des conjoints d’indépendants ....................................................... – 3,1 millions euros

DOC 50

217

2080/001

Art. 37.03 — Niet verdeelde globale belasting geïnd door middel van kohieren ten laste van de niet-inwoners (natuurlijke personen en vennootschappen).

Art. 37.03 — Impôt global non ventilé perçu par les rôles à charges des non-résidents (personnes physiques et sociétés).




181.513.000 178.100.000 _____________ 3.413.000


181.513.000 178.100.000 _____________ 3.413.000

1° Vermoedelijke bedfrag der vastgestelderechten te hechten aan het begrotingsjaar 2003 (in euro) ................................................................ 1.289.291.339

1° Montant présumé des droits constatés à rattacher à l’année budgétaire 2003 (en euros) ............................................................. 1.289.291.339

2° Vermoedelijke brutobedrag der inningen 1.289.291.339 x 25,4 % ......................................... 327.480.000

2° Montant brut présumé des perceptions 1.289.291.339 x 25,4 % ......................................... 327.480.000

3° Vermoedelijke ontlastingen en teruggaven (vooral : voorheffingen en voorafbetalingen) ....... – 145.967.000 _____________ 4° Netto-ontvangsten ................................................... 181.513.000

3° Dégrèvements et restitutions probables (principalement : précomptes et versements anticipés) .......................................... – 145.967.000 _____________ 4° Recettes nettes ........................................................ 181.513.000

De ontvangsten 2000 zijn significant hoger uitgevallen dan deze geboekt in het jaar 1999. Zulks gaat vooral terug tot uitzonderlijke teruggaven geboekt in 1999. De groei 2000/1999 bedraagt immers 77,9 %. Bovendien dient ook nog rekening gehouden met het feit dat gedurende het jaar 2000 de achterstand inzake de gemeentebelasting volledig is aangezuiverd (zie brief van de heer minister van Financiën aan de onderscheiden gemeenten van 3 oktober 2000). In 2001 is het niveau van de ontvangsten wat teruggevallen. In dat jaar is een ontvangst geboekt van 158.461.951 euro of meteen een daling met 7,52 % in verhouding tot het jaar 2000. Vanaf 2002 kent deze belasting een nieuw elan. Op basis van de acht eerste maanden wordt dan ook een ontvangst verwacht van 178.100.000 euro of een groei met 12,4 %. Dit niveau zal zich ook bestendigen in het jaar 2003, jaar waarvoor de ontvangsten zijn geraamd op 181.513.000 euro.

Les recettes de l’année 2000 ont augmenté de façon significative par rapport à celles comptabilisées au cours de l’année 1999. La croissance 2000/1999 s’élève en effet à 77,9 %. Il convient en outre de tenir également compte du fait qu’au cours de l’année 2000, l’arriéré en matière d’impôt communal a été entièrement apuré (Voir lettre de monsieur le ministre des Finances aux différentes communes, en date du 3.10.2000).

Art. 37.04 — Belasting op het globaal inkomsten geïnd door middel van kohieren ten laste van de vennootschappen.

Art. 37.04 — Impôt sur le revenu global perçu par rôles à charges des sociétés.




676.749.000 655.300.000 ______________ 21.449.000

En 2001, le niveau des recettes a reculé. Pour cette année, une recette de 158.461.951 euros a été comptabilisée soit une baisse de 7,52 % en comparaison avec l’année 2000. À partir de 2002, cet impôt a connu un nouvel élan. Sur la base des huit premiers mois, une recette de 178.100.000 euros est attendue, soit une croissance de 12,4 % Ce niveau sera aussi maintenu pour l’année 2003 pour laquelle les recettes sont estimées à 181.513.000 euros.


676.749.000 655.300.000 ______________ 21.449.000

1° Vermoedelijk bedrag der vastgestelde rechten te hechten aan het begrotingsjaar 2003 (in euro) ........................................... 29.351.345.450

1° Montant présumé des droits constatés à rattacher à l’année budgétaire 2003 (en euros) ........................................................... 29.351.345.450

2° Vermoedelijk brutobedrag der inningen 29.351.345.450 x 16,5 % = ................................. 4.842.972.000

2° Montant brut présumé des perceptions : 29.351.345.450 x 16,5 % .................................... 4.842.972.000

3° Vermoedelijke ontlastingen en teruggaven (vooral : voorafbetalingen en voorheffingen) ....... – 4.166.223.000

3° Dégrèvements et restitutions probables (principalement : versements anticipés et précomptes) : ..................................................... - 4.166.223.000

4° Netto-ontvangsten ................................................... 676.749.000

4° Recettes nettes : ..................................................... 676.749.000

218

DOC 50

2080/001

De hoge bedrijfswinsten van de afgelopen jaren hebben de vennootschapsbelasting-kohieren uit de rode cijfers gelicht. Het feit dat de opbrengst in het jaar 2000 beneden deze lag behaald in het jaar 1999 had weinig met de evolutie van de bedrijfswinsten te maken. In 2000 is immers de achterstand inzake de gemeentebelasting weggewerkt. De impact daarvan wordt geraamd op 153.693.985 euro. Rekening houdende met dit gegeven zou de vennootschapsbelasting voor 2000 zowat 297.793.870 euro hebben opgebracht, wat de toenmalige raming van 309.866.906 euro voor dat jaar dicht benadert. Ook voor 2001 is een aanzienlijke stijging van de vennootschapsbelasting-kohieren geboekt. De groei 2001/2000 komt uit op 306 %. De ontvangst bedraagt 440.748.703 euro tegenover 144.099.885 euro in het jaar 2000. Voor het jaar 2002 wordt een groei van 48,7 % in het vooruitzicht gesteld. Op basis van acht maanden ontvangst in 2002 lijkt dit best haalbaar. Niet vergeten dat deze cijfers het gevolg zijn van de hoge economische groei en de winstgroei in het jaar 2000. Ook voor 2003 is getipt op een bijkomende groei van 3,27 %. Het groeiritme daalt uiteraard gezien de evolutie van de economische groei én uiteraard de winstgroei van de ondernemingen fel is gedrukt sinds het jaar 2001.

Les bénéfices élevés des entreprises au cours des années écoulées ont sorti du rouge les rôles sociétés. Le fait que la recette au cours de l’année 2000 se situait sous celle atteinte pendant l’année 1999 a peu à voir avec l’évolution des bénéfices des entreprises. L’année passée, l’arriéré en matière d’impôt communal a, en effet, été apuré. L’impact de celui-ci est estimé à 153.693.985 euros. Compte tenu de cette donnée, l’impôt des sociétés aurait rapporté pour 2000 environ 297.793.870 euros, ce qui se rapproche de l’estimation de 309.866.906 euros.

Art. 37.05 — Belasting op het globaal inkomen geïnd door middel van kohieren ten laste van de natuurlijke personen.

Art. 37.05 — Impôt sur le revenu global perçu par rôles à charges des personnes physiques.




– 1.276.396.000 – 1.382.700.000 ______________ 106.304.000

Pour 2001, une hausse importante des rôles-sociétés est comptabilisée. La croissance 2001/2000 s’élève à 306 %. Les recettes s’élèvent à 440.748.703 euros contre 144.099.885 euros pour l’année 2000. Pour l’année 2002, une croissance de 48,7 % est promise. Sur la base des huit premiers mois de recettes en 2002, ceci semble possible. N’oublions pas que ces chiffres sont la conséquence de la forte croissance économique de l’année 2000. Également pour 2003, on peut compter sur une croissance complémentaire de 3,27 %. Le rythme de croissance diminue naturellement vu l’évolution de la croissance économique et naturellement suite à la forte diminution de la croissance des bénéfices des entreprises marquée depuis l’année 2001.


– 1.276.396.000 – 1.382.700.000 ______________ 106.304.000

1° Vermoedelijk bedrag der vastgestelde rechten te hechten aan het begrotingsjaar 2003 (in euro) .............................................. 13.707.183.100

1° Montant présumé des droits constatés à rattacher à l’année budgétaire 2003 (en euros) : ......................................................... 13.707.183.100

2° Vermoedelijk brutobedrag der inningen : 13.707.183.100 x 42,6 % .................................... 5.839.260.000

2° Montant brut présumé des perceptions : 13.707.183.100 x 42,6 % .................................... 5.839.260.000

3° Vermoedelijke ontlastingen en teruggaven (vooral : voorheffingen en voorafbetalingen) ......................................... – 4.562.864.000

3° Dégrèvements et restitutions probables (principalement : précomptes et versements anticipés) ...................................... – 4.562.864.000

4° Netto-ontvangsten ............................................ – 1.276.396.000

4° Recettes nettes : ............................................... – 1.276.396.000



In het begrotingsjaar 1999 werden de tijdens de begrotingsjaren 1995, 1996, 1997 en 1998 — in het kader van de wetgeving op de sociale vrijstelling van het remgeld door de administratie der Directe Belastingen terugbetaalde sommen — ten belope van 176.004.403 euro gerecupereerd lastens de deelne-

Au cours de l’année budgétaire 1999 les sommes remboursées au cours des années budgétaires 1995, 1996, 1997 et 1998 par l’administration des Contributions directes — dans le cadre de la législation sur la franchise sociale du ticket modérateur — ont été récupérées, à concurrence de 176.004.403 euros, à charge des insti-

DOC 50

219

2080/001

mende instellingen. Vermits dat laatste zich niet heeft herhaald in het jaar 2000, heeft de negatieve ontvangst opnieuw het niveau van het jaar 1999 bereikt. Tevens komt daarbovenop ook nog de negatieve impact uitgaande van de aanzuivering van de achterstand inzake de gemeentebelastingen. Deze impact is geraamd op 59.494.446 euro. Globaal beloopt de negatieve ontvangst voor het jaar 2000 dan ook – 940.123.749 euro. Wat het jaar 2001 aangaat, beloopt de ontvangst –1.133.521.000 euro of 20,6 % minder als vorig jaar. Voor het jaar 2001 dient nog opgemerkt dat de personenbelasting geheven op de stock options, zoals deze voorzien is bij de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid en houdende diverse bepalingen ( Belgisch Staatsblad van 1 april 1999), wordt doorgestort naar de RSZ-globaal beheer (95,77 %) en het fonds voor het financieel evenwicht in de sociale zekerheid van de zelfstandigen (4,23 %). Het gaat hierbij om een bedrag van 9.023.000 euro. Voor het jaar 2002 wordt getipt op een negatieve ontvangst van – 1.382.700.000 euro. De negatieve ontvangst wordt vooral veroorzaakt door teruggaven van voorheffingen en voorafbetalingen. Bovendien wordt ook de impact duidelijk van de belastingverlaging in de personenbelasting. Tenslotte dient voor 2002 gerekend met een uitgave voor de stockoptions van 91,5 miljoen euro. Wat het jaar 2003 betreft, wordt getipt op een negatieve ontvangst van 1.276.396.000 euro. Tenslotte dient voor het jaar 2003 rekening gehouden met volgende discretionaire maatregelen :

tutions participantes. Vu que ce phénomène n’a pas été appelé à se répéter en 2000, la recette négative s’est rétablie au niveau atteint en 1999. En outre, vient également se greffer là-dessus l’impact négatif découlant de l’apurement de l’arriéré en matière d’impôts communaux. Cet impact est estimé à 59.494.446 euros. Globalement, la recette négative s’élève pour l’année 2000 à – 940.123.749 euros. En ce qui concerne l’année 2001, la recette s’élève à – 1.133.521.000 euros, ou 20,6 % de moins que l’année précédente. Pour l’année 2001, il convient encore de remarquer que l’impôt des personnes physiques perçus sur les stock options, tel que prévu par la loi du 26 mars 1999 (Moniteur belge du 1er avril 1999), est versé à l’ONSS-Gestion globale (95,77 %) et au fonds pour l’équilibre financier du statut social des travailleurs indépendants (4,23 %). Il s’agit ici d’un montant de 9.023.000 euros.

1) Inkohiering in 2003 zou starten in de herfst van 2003 Effect ............................................................ + 111,6 miljoen euro 2) Indexatie van de barema’s PB Effect .............................................................. – 101 miljoen euro

6) Kapitaalaftrek hypothecaire leningen Effect ............................................................... – 20 miljoen euro 7) Pensioensparen Effect ..................................................................... 5 miljoen euro 8) Versnelling van de afbouw van de fiscale achterstand Effect.......................................... + 120 miljoen euro

1) Enrôlements dès l’automne 2003 de l’exercice d’imposition 2003 Effet ......................................................... + 111,6 millions euros 2) Indexations des barèmes IPP Effet .......................................................... – 101,0 millions euros 3) Suppression progressive de la cotisation complémentaire de crise Effet ............................................................. – 0,2 millions euros 4) Réforme de l’impôt des personnes physiques ..................................................................................... Effet ........................................................... – 62,5 millions euros 5) Déduction des charges réelles Effet ............................................................. – 5,0 millions euros 6) Déductibilité des remboursements de capitaux d’emprunts hypothécaires ............................................. Effet ........................................................... – 20,0 millions euros 7) Épargne-pension ......................................................................... Effet : - 5,0 millions euros 8) Accélération de la réduction de l’arriéré fiscal Effet ............................................................ 120,0 millions euros

Art. 37.06 — Personenbelasting geïnd als bedrijfsvoorheffing.

Art. 37.06 — Impôt des personnes physiques perçu sous forme de précompte professionnel.



3) Afschaffing crisisbelasting Effect .............................................................. – 0,2 miljoen euro 4) Hervorming personenbelasting Effect ............................................................ – 62,5 miljoen euro 5) Aftrek reële kosten Effect ................................................................. – 5 miljoen euro

Vermindering ............................................... EUR

17.990.371.000 18.403.252.000 ______________ 412.881.000

Pour l’année 2002, une recette négative de – 1.382.700.000 euros est escomptée. La recette négative est essentiellement causée par des remboursements de précomptes et de versements anticipés. De plus, il y a également l’impact évident de la réduction d’impôts au niveau de l’impôt des personnes physiques. Finalement, il faut tenir compte pour 2002 d’une dépense au niveau des stock-options de 91,5 million euros. En ce qui concerne l’année 2003, on escompte une recette négative de 1.276.396.000 euros. En outre, on doit prendre en compte pour 2003 les mesures discrétionnaires suivantes :

Diminution ................................................... EUR

17.980.371.000 18.403.252.000 ______________ 412.881.000

220

DOC 50

2080/001

Art. 37.07 — Personenbelasting geïnd als bedrijfsvoorheffing (Ontvangsten toegewezen aan het programma 33-56-2).

Art. 37.07 — Impôt des personnes physiques perçu sous forme de précompte professionnel (Recettes affectées au programme 33-56-2).




113.585.000 88.796.000 ______________ 24.789.000

Verantwoording van de vermindering met 412.881.000 euro : A. De evolutie van de totale ontvangsten : De aangroei van de loonmassa en de aangroei van de tewerkstelling sorteren ongetwijfeld een positief effect op de bedrijfsvoorheffing. Vermits de hoogconjunctuur zeker gehandhaafd bleef in het jaar 2000 beloopt de groei 2000/1999 zowat 5,5 %. Daarbij dient ook hier met de aanzuivering van de achterstand in de gemeentefiscaliteit rekening gehouden. Naar het jaar 2001 toe is de autonome groei van de bedrijfsvoorheffing ongetwijfeld behouden, gezien de tewerkstelling nog relatief op peil bleef terwijl de belastbare loonmassa verder toenam. Dit wordt bevestigd door de cijfers vermits de effectieve groei 4,87 % bedroeg in 2001. Tenslotte dient voor het jaar 2001 aangestipt dat een deel van de opbrengst aan bedrijfsvoorheffing is geaffecteerd naar het fonds voor de financiering van de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel. (Wet van 10 augustus 2001 — Belgisch Staatsblad van 18 september 2001) (Effect : 76.400.784 euro). Tevens is ook een deel van de opbrengst geaffecteerd naar de gewesten en gemeenschappen. Voor het jaar 2002 is gerekend op een groei met 5,4 %. Die groei is de resultante van enerzijds de autonome groei van de belastbare loonmassa in nominale termen en een reeks discretionaire maatregelen. Wat tenslotte het jaar 2003 betreft, is gerekend met een lichte groei van de totale ontvangst met 0,18 %. Op het niveau van de Rijksmiddelen doet er zich evenwel een daling voor van de ontvangsten met 412.881.000 euro, als gevolg van de verhoging van een reeks affectaties. De geringe groei van de totale ontvangsten gaat terug tot een tweetal factoren, te weten : A. De autonome groei : de loonmassa neemt, ingevolge de economische situatie, minder snel toe. B. Discretionaire maatregelen : De belastinghervorming drukt de ontvangsten. Volgende concrete maatregelen zijn genomen : b1) Aanpassing barema’s Effect : – 754,2 miljoen euro;


113.585.000 88.796.000 ______________ 24.789.000

Justification de la diminution de 412.881.000 euros :

A. L’évolution des recettes totales : Un accroissement de la masse salariale et un léger accroissement de l’emploi ont certainement exercé une influence positive sur les recettes de PrP. En raison de la haute conjoncture, l’année 2000 devait, en toute vraisemblance, amener un taux de croissance 2000/1999 d’à peu près 5,5 %. En outre, il y a lieu également de tenir compte ici de l’apurement de l’arriéré dans la fiscalité communale. En 2001, la croissance autonome du précompte professionnel a indubitablement persisté étant donné que l’emploi est encore resté relativement à niveau tandis que la masse salariale imposable a continué à s’accroître. Cela a été confirmé par les chiffres puisque la croissance effective s’est élevée à 4,87 % en 2001. Finalement il y a lieu de préciser pour l’année 2001 qu’une partie du revenu du précompte professionnel a été affecté au fonds de financement du rôle international et de la fonction de capitale de Bruxelles. (loi du 10 août 2001 — Moniteur belge du 18 septembre 2001) (Effet : 76.400.784 euros). En outre, il y a également une part des recettes qui a été affectée aux régions et communautés. Pour l’année 2002, il a été tenu compte d’une croissance de 5,4 %. Cette croissance est la résultante d’une part de la croissance autonome de la masse salariale imposable en terme nominal et d’autre part d’une série de mesures discrétionnaires. Finalement, en ce qui concerne l’année 2003, on escompte une légère croissance de la recette totale de 0,18 %. Au niveau du budget des Voies et Moyens, on observe une diminution des recettes de 412.881.000 euros, conséquence de l’augmentation d’une série d’affectations. La croissance limitée des recettes totales fait suite à un double facteur, à savoir : A. La croissance autonome : la masse salariale augmente moins rapidement, suite à la situation économique. B. Les mesures discrétionnaires : la réforme de l’impôt comprime les recettes. Les mesures concrètes suivantes sont prises : b1) Indexation des barèmes IPP Effet : –754,2 millions euros;

DOC 50

221

2080/001

b4) Verhoging opcentiemes gemeenten bij de berekening van de bedrijfsvoorheffing Effect : + 198,8 miljoen euro.

b2) Suppression progressive de la cotisation complémentaire de crise Effet : – 284,0 millions euros b3) Réforme de l’impôt des personnes physiques Effet : – 548,6 millions euros b4) Majoration des centimes additionnels à l’impôt des personnes physiques pris en compte au ni veau du précompte professionnel Effet : + 198,8 millions euros.

B. De regionalisering

B. La régionalisation

b2) Afschaffing van de crisisbijdrage Effect : – 284,0 miljoen euro; b3) Hervorming personenbelasting Effect : – 548,6 miljoen euro;

Ingevolge de toepassing van de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en tot uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten worden volgende bedragen voorafgenomen op de personenbelasting geïnd als bedrijfsvoorheffing :

Conformément à la loi spéciale du 13 juillet 2001 relative au refinancement des communautés et à l’extension des compétences fiscales des régions, les montants suivants sont déduits de l’impôt des personnes physiques perçu sous forme de précompte professionnel.

gewesten (bedragen uitgedrukt in euro) :

régions : (montants exprimés en euros)

Voor 2003 ................................... Voor 2002 ...................................

7.651.829.000 – 7.359.750.000 _______________ Vermeerdering ........................... 292.079.000

Pour 2003 .................................. Pour 2002 ..................................

gemeenschappen (bedragen uitgedrukt in euro) :

communautés : (montants exprimés en euros)

Voor 2003 ................................... 5.291.274.000 Voor 2002 ................................... – 5.140.123.774 _______________ Vermeerdering ........................... 151.150.226

Pour 2003 .................................. Pour 2002 ..................................

C. De gemeenschappelijke gemeenschapscommissie Vanaf het jaar 2002 wordt ook aan deze commissie een gedeelte van de bedrijfsvoorheffing geaffecteerd. Het gaat voor dat jaar om een bedrag van 49.578.705 euro.

7.651.829.000 – 7.359.750.000 _______________ Augmentation ............................. + 292.079.000

5.291.274.000 – 5.140.123.774 _______________ Augmentation ............................. + 151.150.226 C. La commission communautaire commune

Voor het jaar 2003 wordt een bedrag van 51.479.000 euro toegewezen.

À partir de l’année 2002, une partie du précompte professionnel est également affectée à cette commission. Il s’agit pour cette année d’un montant de 49.578.705 euros. Pour l’année 2003, c’est un montant de 51.479.000 euros qui est attribué.

D. Tenslotte dient opgemerkt dat voor het jaar 2003 een bedrag van 113.585.000 euro wordt toegewezen aan Brussel ter financiering van haar hoofdstedelijke en internationale rol. Voor het jaar 2002 beliep dit bedrag 88.796.000 euro.

D. Finalement, il faut remarquer que, pour l’année 2003, un montant de 113.585.000 euros est attribué à Bruxelles, à titre de financement de son rôle de capitale internationale. Pour l’année 2002, ce montant s’élevait à 88.796.000 euros.

Art. 37.08 — Andere opbrengsten en toevallige ontvangsten.

Art. 37.08 — Autres produits divers et recettes accidentelles.

Kasexcedenten; bezwaringen in ontvangst; belastingen geïnd nadat ze eerder in ontlasting werden aangenomen; sommen, toekomende aan belastingplichtigen, die bij gebrek aan voldoende inlichtingen en niet-tegenstaande de gepaste opzoekingen aan de belanghebbenden niet konden worden terugbetaald.

Excédents de caisse, forcements en recette; impôts recouvrés après avoir été admis en décharge; sommes revenant à des contribuables, qui, à défaut de renseignements suffisants et malgré les recherches adéquates n’ont pu être remboursées aux intéressés.

222

DOC 50

2080/001


11.467.000 80.746.000 _______________ Vermindering ............................................... EUR 69.279.000


11.467.000 80.746.000 _______________ Diminution ................................................... EUR 69.279.000

Art. 37.09 — Boeten inzake directe belastingen en ermede gelijkgestelde belastingen.

Art. 37.09 — Amendes en matière d’impôts directs et de taxes y assimilées.


4.597.000 4.569.000 _______________ Vermeerdering ............................................ EUR 28.000


4.597.000 4.569.000 _______________ Augmentation .............................................. EUR 28.000

Bij deze post dient opgemerkt dat ook hier de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten een rol van betekenis spelen. De boeten inzake de gewestbelastingen worden immers ook geaffecteerd naar de gewesten. In 2002 is dit bedrag geraamd op 431.000 euro terwijl voor het jaar 2003 de affectatie 403.000 euro zou bedragen.

En ce qui concerne ce poste, il faut remarquer qu’ici aussi, la loi spéciale du 13 juillet 2001 sur le refinancement des communautés et l’extension des compétences fiscales des régions joue un rôle significatif. Les amendes en matière d’impôt régionaux sont en effet également affectées aux régions. En 2002, ce montant était estimé à 431.000 euros, tandis que pour 2003, l’affectation devrait s’élever à 403.000 euros.

§ 2. ADMINISTRATIE DER DOUANE EN ACCIJNZEN

§ 2. ADMINISTRATION DES DOUANES ET ACCISES

Art. 36.01 — Invoerrechten.

Art. 36.01 — Droits d’entrée.



Art. 36.02 — Accijnzen.

Art. 36.02 — Droits d’accises.


6.095.718.000 5.811.810.000 _______________ Vermeerdering ............................................ EUR 283.908.000


6.095.718.000 5.811.810.000 _______________ Augmentation .............................................. EUR 283.908.000

De verhoging van de ontvangsten vloeit voort : — een verhoging van de taxatie op zware fuel van 6,5 tot 13 euro per ton; — de inkorting van de betalingstermijnen van de accijzen; — een verhoging van de accijnzen op tabac.

L’augmentation des recettes provient : — d’une hausse de la taxation sur le fuel lourd de 6,5 à 13 euros par tonne; — du raccourcissement des délais de paiement des accises; — d’une hausse des accises sur le tabac à fumer.

Art. 36.03 — Openingsbelasting en vergunningsrecht sterke drank.

Art. 36.03 — Taxe d’ouverture et taxe de patente boissons spiritueuses.





De belastingopbrengst voor 2003 is geraamd op 6.237.000 euro voor het vergunningsrecht, de ontvangsten inzake de openingsbelasting wordt integraal aan

La prévision du rendement de l’impôt est estimée à 6.237.000 euros pour l’année 2003 pour la taxe de patente, les recettes en matière de taxe d’ouverture étant

DOC 50

223

2080/001

de gewesten doorgestort. Deze belasting wordt geraamd op 5.400.000 euro voor 2003.

versées intégralement aux régions. L’évaluation pour cette taxe d’ouverture est de 5.400.000 euros pour 2003.

Art. 36.04 — Diverse en toevallige ontvangsten.

Art. 36.04 — Recettes diverses et accidentelles.

Raming der ontvangsten voor 2003 ........... EUR Vermoedelijke ontvangsten voor 2002 ...... EUR

504.000 496.000 _______________ Vermeerdering ............................................ EUR 8.000


a) Eventueel saldo door België te incasseren op de gemeenschappelijke ontvangsten met het Groothertogdom Luxemburg. b) Eventueel saldo door België te incasseren op de gemeenschappelijke ontvangsten van het Groothertogdom Luxemburg wat betreft de inlandsalcoholaccijns. c) Eventueel saldo door België te incasseren ingevolge de unificatie der accijnzen in het kader van Benelux (Wijn en mousserende gegiste dranken). d) Terugbetaling, in bepaalde gevallen, voor de vervaardiging of voor de levering van fiscale bandjes, knijptangen, administratieve zegels, hangsloten, enz. e) Buitengewone en toevallige ontvangsten, bezwaringen in ontvangst, enz. Deze rubriek slaat in het bijzonder op de opbrengst van achtergelaten goederen.

a) Solde éventuel à encaisser par la Belgique sur les recettes communes avec le Grand-Duché de Luxembourg. b) Solde éventuel à encaisser par la Belgique sur les recettes communes avec le Grand-Duché de Luxembourg en ce qui concerne les droits d’accises sur les alcools indigènes. c) Solde éventuel à encaisser par la Belgique et résultant de l’unification des droits d’accise dans le cadre de Benelux (vins et mousseux). d) Remboursement, dans certains cas, pour la confection ou la fourniture de bandelettes fiscales, pinces perfra, scellés administratifs, cadenas, etc. e) Recettes extraordinaires et accidentelles, force ments en recettes, etc. Cette rubrique est alimentée principalement par le produit de la vente de marchandises abandonnées.

Art. 36.05 — Opbrengst der contentieuze zaken.

Art. 36.05 — Produits de contentieux.




Op basis van de reeds beschikbare gegevens mag worden aangenomen dat de ontvangsten in 2003 nagenoeg 6.969.000 euro bedragen.

Sur la base des éléments connus, il est à prévoir que les recettes de 2000 atteindront quelques 6.969.000 euros

§ 3. ADMINISTRATIE VAN DE BTW, REGISTRATIE EN DOMEINEN

§ 3. ADMINISTRATION DE LA TVA DE L’ENREGISTREMENT ET DES DOMAINES

Art. 36.01 — Belasting over de toegevoegde waarde, zegelrechten en met het zegel gelijkgestelde taksen.

Art. 36.01 — Taxe sur la valeur ajoutée, droits de timbre et taxes assimilées au timbre.

Raming der ontvangsten voor 2003 .......... EUR Vermoedelijke ontvangsten voor 2002 ....... EUR



4.622.700.000 4.312.525.000 ______________ 310.175.000

504.000 496.000 _______________ Augmentation .............................................. EUR 8.000



4.622.700.000 4.312.525.000 ______________ 310.175.000

224

Hoe ziet de evolutie eruit in de periode 2000 2003 ? De BTW-ontvangsten Na de stevige groei van de ontvangsten in het jaar 1999 (+ 7,44 %) diende zich in 2000 opnieuw een ronduit schitterend jaar aan. Dat het Europa economisch voor de wind ging, hoeft immers geen betoog. De indicatoren welke het economisch klimaat van de Eurozone weerspiegelden, scoorden immers permanent vrij hoog. Daar bovenop komt nog het feit dat het consumentenvertrouwen in België op het hoogste peil stond sinds 10 jaar en tevens beter scoorde dan het gemiddelde in de Eurozone. Dit consumentenvertrouwen weerspiegelde zich in een stevige private consumptie. Vooral de bestedingen in duurzame consumptiegoederen als daar zijn personenwagens, goederen en diensten uit de ICT-sector (+ 7 % gemiddeld per jaar), huishoudapparaten, meubelen en dergelijke rijgden de records aan elkaar. Enig gevaar voor de gunstige conjunctuur ging uit van de petroleumsector. De prijshausses in die sector konden immers op termijn de consumptieve bestedingen onder druk zetten. Naast de consumptie trokken ook de investeringen flink aan. Benevens de bedrijfsinvesteringen — met hun onmiskenbaar multiplicator- en accelerator-effect op het nationaal inkomen en dus ook op het verbruik — gingen ook de investeringen in de bouwsector in 2000 een betere toekomst tegemoet. En dit ondanks het opnieuw instellen van het normaal BTW-tarief van 21 % voor de nieuwbouw evenals de sterke hausse van de bouwgrondprijzen. Het nog relatief lage rente-tarief, het fel verhoogd beschikbaar inkomen als gevolg van de hoogconjunctuur en de stimulering van de vernieuwbouw droegen bij tot de gunstige ontwikkelingen voor de sector.

Rest tenslotte nog de uitvoer ! Ook hier was een duidelijke kentering waarneembaar (+ 29,1 % voor het jaar 2000). De dioxine-crisis was duidelijk geheel bedwongen. Kwam daarbij nog het gunstig effect uitgaande van de sterke dollar en de zwakke Euro waardoor mogelijke concurrentienadelen — zoals de hoge Europese lonen — grotendeels worden weggewerkt, althans op korte termijn. Vanaf het jaar 2001 is er echter een kentering gekomen in de economische groei. Alle indicatoren gingen in het rood en meteen ook de BTW-ontvangsten. Wat eerst als een « conjunctureel dipje » was ingeschat deinde uit tot een heuse economische crisis. De volledige wereldeconomie kreeg ermee te maken. Zowel de reële economie als de financiële economie kregen klappen en wellicht was er een wederzijdse versterking van de negatieve beweging. Een open economie als de Belgische

DOC 50

2080/001

Comment se présente l’évolution pour la période 2000-2003 ? Les recettes TVA Après la forte hausse des recettes au cours de l’année 1999 (+ 7,44 %), une année franchement splendide se présentait à nouveau en 2000. Que l’économie européenne avait le vent dans le dos est, en effet, évident. Les indicateurs qui reflètent le climat économique de la zone Euro, se situaient, en effet, à un niveau très élevé en permanence. De plus, il y a également le fait que la confiance des consommateurs en Belgique se situait au plus haut niveau depuis 10 ans et, en outre, enregistre des résultats meilleurs que la moyenne dans la zone Euro. Cette confiance des consommateurs se reflète dans une consommation privée rigoureuse. C’est surtout au niveau des dépenses en biens de consommation durable, tels les voitures de tourisme, les biens et services du secteur ICT (+ 7 % en moyenne par an), les appareils électroménagers, les meubles, etc… que se situent les records. L’unique danger pour la conjoncture favorable provenait du secteur pétrolier. Les hausses dans ce secteur peuvent, en effet, exercer à terme une pression sur les dépenses de consommation. À côté de la consommation, les investissements reprenaient, à nouveau, bien également. Outre les investissements des entreprises —avec leur incontestable effet multiplicateur et accélérateur sur le revenu national et, par conséquent, sur la consommation —, les investissements dans le secteur de la construction envisageaient également à nouveau un avenir meilleur. Et ce malgré le nouveau rétablissement du taux normal de TVA de 21 % pour les nouvelles constructions, ainsi que la forte hausse des prix des terrains à bâtir. Le taux d’intérêt encore relativement bas, le revenu disponible en vive augmentation, conséquence de la haute conjoncture et la stimulation de la rénovation ont contribué assurément à des développements positifs pour le secteur. Enfin, il reste encore l’exportation. Dans ce cas également, un net revirement était perceptible (+ 29,1 % pour l’année 2000). La crise de la dioxine fut dans l’ensemble nettement contenue. De plus, vint encore l’effet favorable découlant d’un dollar fort et d’un euros faible par lequel les possibles inconvénients en matière de concurrence — tels les salaires élevés en Europe — sont en grande partie neutralisés, en tout cas à court terme. À partir de l’année 2001, un renversement s’est toutefois produit au niveau de la croissance économique. Tous les indicateurs passèrent dans le rouge et aussi, du même coup, les recettes de TVA Ce qui fut d’abord considéré comme une « petite déprime conjoncturelle » aboutit à une véritable crise économique. L’économie mondiale dans son ensemble y fut confrontée. Tant l’économie réelle que l’économie financière prirent des coups et il y eut une accentuation mutuelle du mouvement né-

DOC 50

225

2080/001

ontsnapte niet aan de recessie-beweging. Een meer volledige toelichting terzake de economische evolutie wordt uiteraard verschaft in de « Algemene Toelichting » voor het jaar 2003, maar een paar specifieke incidenten met betrekking tot de BTW-ontvangsten dienen hier vermeld. 1) Het aangetaste consumenten- en producentenvertrouwen kelderden zowel de consumptieve bestedingen als de investeringen. 2) De groeiperikelen bij onze belangrijkste handelspartners beïnvloeden dan weer de export. 3) De enorme koersval op de beurzen, versterkt door de aanslagen in de VS zorgden voor een bijkomende onzekerheid en minder financiële ademruimte bij de consumenten en de producenten. Kortom, de economische hoogconjunctuur tot 2000 sloeg vanaf januari 2001 om in een economische crisis met negatieve reële groeicoëfficiënten. Specifiek naar de BTW-ontvangsten toe dient aangestipt dat deze in 2001 voor het eerst sinds 20 jaar negatief evolueerden. In dat bewust jaar bedroegen de BTW-ontvangsten 17.942.637.740 euro tegenover nog 18.102.977.450 euro in het jaar 2000 of een daling met 0,89 %.

Deze globale ontvangsten dienen als volgt verdeeld over de diverse federale en supranationale instanties :

Overheid

Jaar/Année 2001

gatif. Une économie ouverte comme la Belgique n’échappa pas au mouvement de récession.Un commentaire plus complet au niveau de l’évolution économique est fourni dans l’« Exposé général » pour l’année 2003 mais une série d’incidents spécifiques concernant les recettes de TVA doit être mentionné ici. 1) La confiance érodée des consommateurs et des producteurs minaient tant les dépenses de consommation que les investissements. 2) Les déboires de croissance chez nos partenaires commerciaux les plus importants influencent davantage les exportations. 3) L’énorme chute des cours des bourses, renforcée par les attentats aux États-Unis, provoquèrent une insécurité supplémentaire et moins de marge de reprise financière chez les consommateurs et les producteurs. Bref, la haute conjoncture économique jusqu’à l’année 2000 tourna à partir de janvier 2001 en une crise économique avec des coefficients de croissance réelle négatifs. Au niveau spécifique des recettes de TVA, il convient de signaler que celles-ci ont évolué, pour la première fois depuis 20 ans, négativement en 2001. Au cours de l’année en question, les recettes de TVA s’élevèrent à 17.942.637.790 euros contre encore 18.102.977.450 euros pour l’année 2000, soit une baisse de 0,89 %. Ces recettes globales doivent être ventilées, comme suit, entre les diverses instances fédérales et supranationale : Jaar/Année 2000

Autorité

EG ............................................................... Gemeenschappen in België ....................... Sociale zekerheid ....................................... Federale middelen ......................................

1.089.365.616 9.671.687.337 3.566.014.201 3.615.570.636

1.011.452.681 9.203.651.967 3.851.653.078 4.036.219.724

CE ............................................................... Communautés en Belgique ........................ Sécurité sociale .......................................... Moyens fédéraux ........................................

TOTAAL ......................................................

17.942.637.790

18.102.977.450

TOTAL .........................................................

Wat het jaar 2002 betreft, zijn de eerste tekenen van herleving merkbaar. De herneming is echter nog zeer fragiel. De export en de investeringen doen het opnieuw ietwat beter als in 2001 maar het consumentenvertrouwen blijft kennelijk op een laag peil. Voor het jaar 2002 is dan ook getipt op een vermoedelijke ontvangst van 18.406.100.000 euro of een procentuele groei in verhouding tot het jaar 2001 met 2,58 %. Op basis van de gegevens geboekt tijdens de acht eerste maanden van dit jaar wordt dat een haalbare kaart.

En ce qui concerne l’année 2002, les premiers signes de reprise sont perceptibles. La reprise est cependant encore très fragile. Les exportations et les investissements se comportent à nouveau un petit peu mieux qu’en 2001 mais la confiance des consommateurs demeure manifestement à un niveau modeste. Pour l’année 2002, une recette probable de 18.406.100.000 euros est escomptée, soit une croissance, exprimée en pourcentage, de 2,58 % par rapport à l’année 2001. Sur la base des données comptabilisées au cours des huit premiers mois de cette année, cette prévision tient la route.

226

DOC 50

De bovenvermelde ontvangsten worden uiteraard over verschillende instanties verdeeld, te weten :

Overheid

2080/001

Les recettes susmentionnées sont, bien entendu, réparties entre différentes entités, à savoir :

Jaar/ Année 2002

Autorité

EG ............................................................... Gemeenschappen ...................................... Sociale zekerheid (1) ................................... Federale middelen ...................................... EGKS .......................................................... VDAB ..........................................................

826.344 9.938.492.000 4.502.815.000 3.107.576.000 5.489.000 25.384.000

CE ............................................................... Communautés ............................................ Sécurité sociale (1) ...................................... Moyens fédéraux ........................................ CECA .......................................................... ONEm .........................................................

TOTAAL ......................................................

18.406.100.000

TOTAL .........................................................

______________ ( 1) Omvat eveneens het gedeelte dat verstrekt wordt aan het pensioenfonds van de geïntegreerde politie, de dienstencheques en de loopbaanstarts.

______________ ( 1) Comprend également la partie qui est destinée au Fonds des pensions de la police intégrée, les chèques services et les débuts de carrière.

Wat het jaar 2003 betreft, is gerekend met een met een macro-economische groei van 4,1 %. In het ramingsmodel is tevens een elasticiteitscoëfficient gebruikt van 0,9. De macro-grootheden welke in beschouwing zijn genomen betreffen de gezinsconsumptie, de gezins- en overheidsinvesteringen en de overheidsconsumptie. Dit zijn kort samengevat de hoofdpunten van de gebruikte methode. Wat de discretionnaire maatregelen betreft, dient enkel rekening gehouden met de gevolgen van de verhoging van de accijns op tabak en sigaretten. (Effect : 40 miljoen euro) De totale BTW-ontvangsten voor 2003 worden, met inachtname van de bovenvermelde beschouwingen, geraamd op 19.047.200.000 euro. De affectatie van de BTW-ontvangsten naar de onderscheiden nationale en supranationale entiteiten ziet er uit als volgt :

En ce qui concerne l’année 2003, il est tablé sur une croissance macro-économique de 4,1 %. En outre, dans le modèle d’estimation, un coefficient d’élasticité de 0,9 a été utilisé. Les grandeurs macro qui ont été prises en considération concernent la consommation privée, les investissements privés et publics et la consommation publique. Ceux-ci constituent en résumé les points principaux de la méthode utilisée. En ce qui concerne les mesures discrétionnaires, il convient seulement de tenir compte des conséquences de l’augmentation des accises sur le tabac et les cigarettes (Effet : 40 millions euros). Les recettes totales de TVA 2003 sont estimées, compte tenu des considérations susmentionnées, à 19.047.200.000 euros. L’affectation des recettes de TVA aux différentes entités nationales et supranationales apparaît comme suit :

Overheid

Jaar/ Année 2002

Autorité

EG ............................................................... Gemeenschappen in België ....................... Sociale zekerheid ....................................... EGKS .......................................................... Tewerkstelling ............................................. Federale middelen ......................................

837.143.000 10.235.977.000 4.709.721.000 2.290.000 25.384.000 3.236.685.000

CE ............................................................... Communautés en Belgique ........................ Sécurité sociale .......................................... CECA .......................................................... Emploi ......................................................... Moyens fédéraux ........................................

TOTAAL ......................................................

19.047.200.000

TOTAL .........................................................

Wat de zegelrechten en de met het zegel gelijkgestelde taksen betreft, dient opgemerkt dat in 1999 een ontvangst is geboekt van 1.284.088.500 euro zowat 4,86 % meer dan in 1998, jaar waarin 1.224.594.000 euro is geïnd. Vooral de taks op de verzekeringscontracten evolueerde gunstig. De beurstaks stagneerde onder invloed van de slechte beursprestaties in Brussel. Ook de taks

En ce qui concerne les droits de timbre et les taxes assimilées au timbre, il convient de remarquer qu’une recette de 1.284.088.500 euros a été comptabilisée en 1999, soit 4,86 % de plus qu’en 1998, année au cours de laquelle 1.224.594.000 euros ont été perçus. C’est surtout la taxe sur les contrats d’assurance qui a favorablement évolué. La taxe boursière a momentanément stagné sous l’influence des mauvaises perfor-

DOC 50

227

2080/001

Compensatie van de negatieve bewegingen komt uit de hoek van de verzekeringstaks (actueel + 7,8 %) en de taks op het lange termijnsparen (+ 10,8 %). Eerstgenoemde taks profiteert vooral van de verhoging van de premies ingevolge onder meer de aanslagen in de VS. Tenslotte wordt voor het jaar 2003 opnieuw gerekend op een positieve evolutie van deze taksen. De ontvangst wordt geraamd op 1.386.000.000 euro. De verzekeringstaks maar ook de beurstaks zouden in het bewuste jaar sterk aantrekken, vandaar.

mances boursières à Bruxelles. La taxe sur les livraisons de titres au porteur a également été en perte de vitesse. Enfin, la taxe sur l’épargne à long terme s’est dirigée vers un nouveau record. Pour l’année 2000, les recettes pour cette catégorie de taxes s’élevaient à 1.374.636.526 euros, soit une croissance de + 7,1 %. À partir de l’année 2001, cet ensemble de recettes évoluent également négativement. C’est principalement la taxe boursière qui s’effondre. Il n’est pas nécessaire d’expliquer par de longs discours que toutes les bourses, donc également la belge, ont pris des coups. Les circonstances économiques, une série de scandales financiers et la prise de conscience de l’ « inflation financière » sur les bourses firent sombrer les cours. La confiance « ébranlée » de l’investisseur a renvoyé la plupart des bourses aux cours des années ’80.Cela fut un véritable « marché de l’ours ». Concrètement, la taxe boursière perdit près de 36 %, soit 138.716.259 euros. Globalement, les recettes de cet ensemble de taxes retombent d’encore 1.374.636.526 euros pour l’année 2000 à 1.234.000.443 euros pour l’année 2001. Du même coup, cela représente une baisse relative de 10,2 %. En 2002, cet ensemble de taxes connaît aussi une évolution négative. La recette est estimée à 1.204.725.000 euros, soit une baisse de 2,4 %. À l’heure actuelle, la taxe boursière diminue encore davantage, mais cela est également dû à la modification du système de paiement (Effet : 56,5 millions euros). La taxe sur les livraisons de titres au porteur diminue aussi fortement. Cela est principalement causé par la stimulation des institutions financières en faveur de l’usage de titres dématérialisés. C’était d’ailleurs également le but de cette taxe. En compensation des évolutions négatives apparaît la comptabilisation de la taxe sur les assurances (actuellement, + 7,8 %) et la taxe sur l’épargne à long terme (+10,8 %). La première profite surtout de la hausse des primes suite, entre autres, aux attentats aux États-Unis. Finalement, il a, de nouveau, été tenu compte d’une évolution positive de ces taxes. La recette est estimée à 1.386.000.000 euros. De là, la taxe sur les assurances, mais aussi la taxe boursière devraient à nouveau fortement remonter au cours de l’année en question.

Art. 36.02 — Registratierechten.

Art. 36.02 — Droits d’enregistrement.

op de aflevering van effecten aan toonder viel terug. Tenslotte stevende de taks op het lange termijnsparen af op een nieuw record. Voor het jaar 2000 bedragen de ontvangsten van deze groep taksen 1.374.636.526 euro of meteen een groei van + 7,1 %. Vanaf het jaar 2001 evolueert ook deze groep ontvangsten negatief. Vooral de beurstaks laat het afweten. Dit hoeft trouwens niet te verwonderen, gezien alle beurzen, dus ook de Belgische, rake klappen kregen. De economische omstandigheden, een reeks financiële schandalen en de bewustwording van de « financiële inflatie » op de beurzen deden de koersen kelderen. Het « geschokt » vertrouwen van de belegger stuurde de meeste beurzen naar de koersen van de jaren ’80. Het werd een echte « berenmarkt ». Concreet viel de beurstaks terug met liefst 36 % ! of 138.716.259 euro. Globaal vallen de ontvangsten van deze groep taksen van nog 1.374.636.526 euro in het jaar 2000 terug naar 1.234.000.443 euro in het jaar 2001. Meteen is dit een relatieve daling met 10,2 %. Ook in 2002 kent deze groep taksen een negatief verloop. De ontvangst wordt geschat op 1.204.725.000 euro of een daling met 2,4 %. Actueel daalt de beurstaks nog verder, maar dit wordt mede veroorzaakt door het gewijzigd betalingssysteem (Effect : 56,5 miljoen euro). Ook de taks op de aflevering van effecten aan toonder daalt fors. Dit wordt vooral veroorzaakt door de stimulering vanwege de financiële instellingen tot het gebruik van gedematerialiseerde effecten. Dit was ten andere ook de bedoeling van deze taks.

Raming der ontvangsten voor 2003 ........... EUR Vermoedelijke ontvangsten voor 2002 ....... EUR Vermindering ............................................... EUR

164.973.000 210.659.000 ______________ 45.686.000

De federale middelen bedragen voor het jaar 2000 1.346.111.418 euro hetzij een positieve groei met + 4,51 % in verhouding tot het jaar ervoor. Benevens het gedeelte dat toekomt aan de federale overheid, wordt ook een gedeelte geaffecteerd aan de gewesten. Dit bedraagt 680.509.867 euro of een groei met + 1,1 % in relatie tot het jaar ervoor. Globaal belopen de registratie-

Évaluation des recettes pour 2003 ............. EUR Recettes probables pour 2002 ................... EUR Diminution ................................................... EUR

164.973.000 210.659.000 ______________ 45.686.000

Les moyens fédéraux s’élèvent à 1.346.111.418 euros pour l’année 2000, soit une croissance positive de + 4,5 % par rapport à l’année précédente. Outre la partie qui revient à l’État fédéral, une partie est également affectée aux régions. Celle-ci s’élève à 680.509.867 euros, soit une croissance de + 1,1 % par rapport à l’année précédente. Considérés globalement, les droits d’enre-

228

rechten 2.026.621.285 euro tegenover 1.961.378.189 euro in 1999 of meteen een globale groei met 3,3 %.

DOC 50

2080/001

In 2001 heeft de federale overheid 1.383.875.518 euro ontvangen. Dit betekent een groei met 2,81 % in relatie tot het voorafgaand jaar. De regio’s zagen hun ontvangsten toenemen tot 706.531.250,7 euro of meteen een groei met 3,82 %. De totale registratierechten, geïnd gedurende het jaar 2001, belopen 2.090.406.768,4 euro of 3,15 % meer dan het jaar voordien.

gistrement s’élèvent à 2.026.621.285 euros contre 1.961.378.189 euros en 1999, soit une croissance globale de + 3,3 %. En 2001, l’autorité fédérale a perçu 1.383.875.518 euros. Ceci signifie une croissance de 2,81 % par rapport à l’année précédente. Les régions ont vu leurs recettes augmentées de 706.531.250,7 euros, soit une croissance de 3,82 %. Les droits d’enregistrement totaux perçus durant l’année 2001, ont atteint 2.090.406.768,4 euros, soit 3,15 % de plus que l’année passée.

Het bovenvermeld groeipatroon heeft diverse oorzaken :

Le modèle de croissance susmentionné a diverses causes :

De onroerende markt verkeert nog steeds in een fase van hoogconjunctuur. Zowel het aantal transacties als de prijzen zijn daarbij opwaarts gericht. In de periode tot het jaar 2000 vervulde het gunstig algemeen-economisch klimaat een belangrijke rol. Factoren als de lage rentestand, de fiscale voorzieningen en vooral het fel verhoogd beschikbaar inkomen oefenen een gunstig effect uit op de activiteit van de onroerende markt. De recente renteverlagingen maken immers de investeringen in onroerend goed vrij aantrekkelijk en betaalbaar. Voor de jaren 2001-2002 is dan ook geen negatieve impact uitgegaan van de rente op de onroerende markt. Benevens de rente spelen ook de fiscale voordelen op het vlak van onder meer de directe belastingen een rol van betekenis evenals de diverse overheidsinitiatieven tot opwaardering van het bestaand onroerend patrimonium. Al deze factoren samen veroorzaken immers een verscherpte concurrentie tussen « huren » en « kopen of bouwen ». Momenteel is huren een duurdere oplossing. Het beslissingsprobleem tussen « kopen » of « bouwen » dreigt stilaan ook gunstiger uit te vallen voor eerstgenoemde. De niet-aflatende stijging van de grondprijzen ingevolge de schaarste aan bouwgronden vormen echter actueel de voornaamste bedreiging van de vastgoedsector. Fiscale reducties op de registratierechten zouden daarbij hun doel kunnen missen gezien de vrijgekomen marge al vlug zou tenietgedaan worden door nieuwe prijshausses. Vooral de hausse van de bouwgrondprijs dreigt stilaan voor problemen te zorgen. De aanmoediging van de vernieuwbouw kan in dat opzicht wellicht als enige — in afgeleide orde — de druk op de grondrente enigszins temperen.

Le marché immobilier se situe toujours dans une phase de haute conjoncture. En outre, tant le nombre de transactions que les prix sont orientés à la hausse. Dans la période jusqu’à l’année 2000, le climat économique général favorable a joué un rôle important. Au niveau de l’immobilier, des facteurs tels que les taux d’intérêt bas, les dispositions fiscales et surtout le vif accroissement du revenu disponible exercent un effet favorable sur le marché immobilier. Les récentes baisses des taux d’intérêt rendent en effet les investissements de biens immobiliers très attrayants et abordables. Pour les années 2001 et 2002, aucun impact négatif venant des taux sur le marché immobilier n’est apparu. Outre les taux d’intérêt, les avantages fiscaux au niveau, en autres, des impôts directs jouent également un rôle significatif, ainsi que les diverses initiatives publiques en vue de revaloriser le patrimoine immobilier existant. Tous ces facteurs précités entraînent, en effet, une concurrence aiguë entre « louer » et « acheter ou construire ». À l’heure actuelle, louer constitue la solution la plus onéreuse. Le problème de la décision entre « acheter » ou « construire » risque aussi peu à peu de devenir favorable pour le premier cité. Cependant, la hausse continue du prix des terrains dû à leur rareté constitue à l’heure actuelle, la menace la plus importante pour le secteur immobilier. Des réductions fiscales au niveau des droits d’enregistrement pourraient, en outre, ne pas atteindre leur objectif eu égard au fait que la marge ainsi dégagée serait très vite annihilée par de nouvelles hausses de prix. C’est essentiellement la hausse du prix des terrains à bâtir en particulier qui est susceptible de poser peu à peu des problèmes. La stimulation de la rénovation peut, à cet égard, tempérer quelque peu et indirectement la pression sur le coût des terrains. Les achats de biens immobiliers existants semblent se maintenir à un niveau élevé. La récente adaptation du taux de TVA pour la rénovation présente, bien entendu, un effet positif sur le marché secondaire. En outre, avec l’option « acheter », l’investissement total peut être mieux étalé dans le temps.

De aankopen van bestaand onroerend goed blijft zich op een hoog peil handhaven. De recente aanpassing van het BTW-tarief voor vernieuwbouw sorteert uiteraard een positief effect op de secundaire markt. Bovendien kan bij de optie « kopen » de totale investering beter worden gespreid in de tijd.

DOC 50

2080/001

229

Als schaduwzijde wordt soms aangehaald dat de registratierechten momenteel te zwaar zouden uitvallen gezien de lage inflatie. Een wederverkoper zou veel hinder ondervinden van het « cumulatief effect » van de bedoelde rechten. In deze problematiek is het echter moeilijk uit te maken of een verlaging van de rechten wel echt de markt stimuleert. De vrijgemaakte marge komt in een vrije markteconomie niet zonder meer de koper ten goede, zodat het effect meestal zeer bescheiden blijft en dit zeker in een haussemarkt. Naar 2001 toe speelt de fel verzwakte algemeen-economische conjunctuur de onroerende markt niet echt parten. Dit mag blijken uit de navolgende cijfers. In 2001 heeft de federale overheid 1.383.875.518 euro ontvangen. Dit betekent een groei met 2,81 % in relatie tot de cijfers, behaald in het voorafgaand jaar. De regio’s zagen hun ontvangsten oplopen tot 706.531.250,7 euro of meteen een groei met 3,82 %. De totale registratierechten, geïnd gedurende het jaar 2001 bedragen 2.090.406.768,4 euro. In relatieve termen uitgedrukt betekent zulks een toename met 3,15 % in verhouding tot het jaar voordien.

D’un autre côté, il est de temps à autre mentionné que les droits d’enregistrement se situeraient, à l’heure actuelle, à un niveau trop élevé vu la faible inflation. Une revente incommoderait fortement l’« effet cumulé » des droits en question. Face à cette problématique, il est toujours difficile de décider si une diminution des droits stimule effectivement le marché. La marge ainsi dégagée ne bénéficie pas d’une manière évidente à l’acheteur, de sorte que l’effet reste le plus souvent très modeste et ce, assurément dans un marché haussier. À partir de 2001, la conjoncture économique générale attendue sur le marché immobilier ne joue pas vraiment un rôle. Cela peut ressortir des chiffres suivants. En 2001, l’autorité fédérale a reçu 1.383.875.518 euros. Cela représente une augmentation de 2,81 % par rapport aux chiffres atteints au cours de l’année précédente. Les régions virent leurs recettes monter à 706.531.250,7 euros, soit une hausse de 3,82 %. Les droits d’enregistrement totaux perçus pendant l’année 2001 s’élèvent à 2.090.406.768,4 euros. Exprimé en termes relatifs, cela représente une augmentation de 3,15 % par rapport à l’année précédente.

Hoe ziet het plaatje eruit vanaf het jaar 2002 voor de geregionaliseerde rechten ?

Comment se présente la situation à partir de l’année 2002 pour les droits régionalisés ?

Ingevolge de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten komt quasi het geheel van de registratierechten, geheven op de overdrachten onder bezwarende titel van onroerende goederen, aan de onderscheiden gewesten toe. Daarnaast wordt vanaf 1 januari 2002 ook de opbrengst van het schenkingsrecht, het registratierecht op de vestiging van hypotheken en het verdelingsrecht aan de gewesten geaffecteerd. De gewesten ontvangen daardoor 1.887.902.000 euro, wat heel wat meer is dan het jaar voordien. Niettemin daalt de impliciete groei-coëfficiënt van de registratierechten op overdrachten onder bezwarende titel vermits Vlaanderen een gemiddelde reductie van 19 à 20 % heeft doorgevoerd op vlak van de tarieven. Door dit gewest worden trouwens ook bijkomende recuperatiemogelijkheden van de belasting voorzien onder strikte voorwaarden weliswaar. Voor 2003 is getipt op een ontvangst van 1.983.127.000 euro of een relatieve toename met 5 % Ook voor dat jaar zit de verlaging door het Vlaams Gewest inzake het registratierecht op de overdracht van onroerende goederen onder bezwarende titel verrekend. Naast de geregionaliseerde rechten zijn er nog een reeks federale registratierechten. Naar 2002 toe zijn de niet geregionaliseerde rechten als geheel fel gedaald gezien de overdracht naar de gewesten van een aantal rechten. Actueel zijn vooral het inbrengrecht en het vast recht nog vrij belangrijke bronnen van inkomsten voor de federale overheid.

Suite à la Loi spéciale du 13 juillet 2002 portant refinancement des communautés et extension des compétences fiscales des régions, quasi la totalité des droits d’enregistrement, perçus sur les transmissions à titre onéreux de biens immeubles, parviennent aux différentes régions. À côté de cela, le produit du droit de donation, le droit d’enregistrement sur la constitution d’une hypothèque et le droit de partage sont affectés aux régions depuis le 1er janvier 2002. C’est ainsi que les régions reçoivent 1.887.902.000 euros, ce qui est beaucoup plus que l’année précédente. Toutefois, le coefficient de croissance implicite des droits d’enregistrement sur les transmissions à titre onéreux baisse étant donné que la Flandre a appliqué une réduction moyenne de 19 à 20 % sur les taux. Par ailleurs, des possibilités de récupération supplémentaire de l’impôt, certes sous des conditions strictes, ont également été prévues par cette région. Pour 2003, une recette de 1.983.127.000 euros est escomptée. Dans ces deux montants, est comprise la réduction instaurée par la Région flamande en matière de droits d’enregistrement sur les transmissions à titre onéreux de biens immeubles. À côté des droits régionalisés, subsiste encore une série de droits d’enregistrement fédéraux. À partir de 2002, les droits non régionalisés ont fortement baissé eu égard au transfert aux régions d’un certain nombre de droits. Actuellement, ce sont surtout le droit d’apport et le droit fixe général qui constituent encore des sources importantes de revenus pour l’État fédéral.

230

DOC 50

Samen met een reeks andere registratierechten (veroordelingsrecht, huurrecht, ….) zou de federale overheid in 2002 mogen rekenen op 210.659 duizend euro. Naar 2003 toe zou de opbrengst echter nog slechts 164.973 duizend euro bedragen. Andere ontvangsten : artikelen 36.03, 36.04, 36.05, 36.06, 36.07, 37.01, 37.02, 38.02 en 38.03 (in duizendtallen euro).

Artikel

36.03 ..................... 36.04 ..................... 36.05 ..................... 36.06 ..................... 36.07 ..................... 37.01 ..................... 37.02 ..................... 38.02 ..................... 38.03 .....................

Vermoedelijke ontvangsten 2002 2003

Raming

38.969 47.214 396 54.730 22.360 37.456 103.372 232.546 5.769

39.359 51.935 397 56.620 22.806 37.456 107.975 235.695 5.884

Bespreking van de « diverse taksen en boeten » De griffierechten — of artikel 36.03 — hebben in het jaar 2000 38.007.035 euro gegenereerd aan ontvangsten, hetzij een stijging met 2,05 % in verhouding tot het jaar daarvoor. De negatieve groei, opgetekend in de jaren 1996-1999, is daarmee tot staan gebracht. Voor het jaar 2001 is opnieuw een verhoging van rechten vastgesteld, zij het eerder bescheiden (+ 1,51 %). Ook voor het jaar 2002 wordt de groei positief ingeschat (+ 1,0 %). Dezelfde groeivoet is ook weerhouden voor het jaar 2003. De negatieve trend, vastgesteld in de periode 1996-1999 lijkt daarmee achter de rug.

Ensemble avec une série d’autres droits d’enregistrement (droit de condamnation, droit de bail,…), l’autorité fédérale devrait, en 2002, pouvoir compter sur 210.659 milliers euros. À partir de 2003, ce montant devrait seulement encore s’élever à 164.973 milliers euros. Autres recettes : articles 36.03, 36.04, 36.05, 36.06, 36.07, 37.01, 37.02, 38.02 et 38.03 (en milliers d’euros).

Article

36.03 ..................... 36.04 ..................... 36.05 ..................... 36.06 ..................... 36.07 ..................... 37.01 ..................... 37.02 ..................... 38.02 ..................... 38.03 .....................

Recettes probables 2002

Estimation 2003

38.969 47.214 396 54.730 22.360 37.456 103.372 232.546 5.769

39.359 51.935 397 56.620 22.806 37.456 107.975 235.695 5.884

Les droits de greffe - ou l’article 36.03 — ont généré, en 2000, 38.007.035 euros en recettes, soit une hausse de 2,05 % par rapport à l’année précédente. La croissance négative observée durant les années 19961999 a été par là même arrêtée. Pour l’année 2001, une augmentation des droits a à nouveau été constatée, quoique plutôt modeste (+ 1,51 %). Pour l’année 2002 également, la croissance est estimée positivement (+1,0 %). La même croissance est aussi retenue pour l’année 2003. La tendance négative constatée durant la période 1996-1999 semble donc derrière nous.

* *

2080/001

* *

De hypotheekrechten — ondergebracht in artikel 36.04 — vertonen voor het jaar 1999 een ronduit explosieve groei met liefst 28 %. De enorme activiteit op de onroerende markt (+ 16,1 %) — met heel wat beroep op hypothecair krediet tot gevolg — evenals een golf van omzettingen van oude voor nieuwe leningen vormen de stuwende kracht achter deze ontvangsten. De nieuwe hausse-trend van de rentevoeten versnelde het omzettingsproces in dat jaar nog om voor de hand liggende redenen. De ontvangst is voor 1999 dan ook opgelopen tot 54.511.786 euro. In het jaar 2000 is dit omzettingsproces vrij bruusk tot staan gebracht. Ondanks de blijvend hoge activiteit op de onroerende markt is de opbrengst van het hypotheekrecht al even spectaculair gedaald met liefst 31,5 % tot 37.358.596 euro. Het wegvallen van de bovenvermelde omzettingen is hiervan de oorzaak. Vanaf het jaar 2001 is ook hier een kentering opgetreden in de ontvangstenevolutie. De onroerende markt evolueert steeds gunstig en blijkbaar doet de investeer-

*

*

Les droits d’hypothèque — repris sous l’article 36.04 — présentent pour l’année 1999, une croissance carrément explosive de 28 %. L’énorme activité sur le marché immobilier (+ 16,1 %) — avec pour conséquence une forte sollicitation du crédit hypothécaire — de même qu’une nouvelle vague de remplacements d’anciens emprunts par de nouveaux expliquent la vigueur qui sous-tend ces recettes. La nouvelle tendance à la hausse des taux d’intérêt accélérait encore ce processus de remplacement pour des raisons évidentes. Ainsi, pour 1999, les recettes ont atteint 54.511.786 euros. Durant l’année 2000, ce processus de remplacement s’est brusquement arrêté. Malgré la forte activité qui dure sur le marché immobilier, le produit du droit d’hypothèque a déjà diminué de façon spectaculaire de 31,5 % jusqu’ à 37.358.596 euros. Le recul des remplacements en est ici la cause. À partir de l’année 2001, est survenu ici aussi un renversement dans l’évolution des recettes. Le marché immobilier évolue toujours favorablement et l’investisseur

DOC 50

231

2080/001

der beroep op hypothecair krediet ter financiering van zijn investering. De opbrengst van de taks is daardoor opnieuw met 5,3 % toegenomen. In 2002 wordt opnieuw een explosieve groei vastgesteld (+ 20 %). De blijvende, goede activiteit op de onroerende markt en de daling van de hypotheekrente (met opnieuw omzetting van oude voor nieuwe leningen tot gevolg) verklaren de actuele trend. Voor het jaar 2003 is gerekend met een groei met zowat 10 %.

fait vraisemblablement appel au crédit hypothécaire pour financer son investissement. La recette de la taxe a par conséquent à nouveau augmenté de 5,3 %. En 2002, on a à nouveau constaté une croissance explosive (+ 20 %). L’activité, constamment bonne, sur le marché immobilier et la diminution du taux d’intérêt hypothécaire (avec à nouveau pour conséquence le remplacement d’anciens emprunts par de nouveaux) expliquent la tendance actuelle. Pour l’année 2003, on compte encore sur une croissance de quelques 10 %.

* *

* *

De ontvangsten voortspruitend uit de gerechtelijk bijstand blijven voor de periode 2000-2003 eerder bescheiden. Het betreft hier uiteindelijk ook maar teruggaven van diegenen welke ten onrechte beroep deden op de faciliteiten van de gerechtelijke bijstand als bedoeld in het gerechtelijk Wetboek. Voor de periode 2002 –2003 is een ontvangst weerhouden van respectievelijk 396.000 euro en 397.000 euro.

*

Les recettes provenant de l’assistance judiciaire restent pour la période 2000-2003 plutôt modestes. Il s’agit ici, en fin de compte, également de remboursements par des personnes qui ont indûment fait appel aux facilités de l’assistance judiciaire telle qu’elle est définie par le Code judiciaire. Pour la période 2002-2003, une recette de respectivement 396.000 et 397.000 euros a été retenue.

* *

* *

De boeten inzake belastingen — sorterend onder artikel 36.06 — laten in 1999 een positieve trend noteren. Dit is voornamelijk bewerkstelligd door de betaling van boeten, ingevorderd in een reeks belangrijke controledossiers. De ontvangst voor het jaar 1999 beloopt daardoor 84.142.499 euro of meteen een toename met 12,4 % in verhouding tot het jaar daarvoor. Na correctie voor de bovenbedoelde uitzonderlijke ontvangsten in het jaar 2000 zijn de boeten inzake belastingen in dat jaar uiteraard weer naar een normaal peil teruggebracht (80.543.085 euro). Voor 2001 was opnieuw getipt op een positieve groei gezien er opnieuw een paar grote ontvangsten zijn geboekt. De ontvangst bevestigt de voorspelling gezien de opbrengst met zowat 15 % is toegenomen tot 92,6 miljoen euro. In het jaar 2002 zijn er echter opnieuw substantiële teruggaven waardoor het ontvangstenpeil opnieuw daalt. De ontvangst zou nog slechts 54,7 miljoen euro bedragen. Daarbij dient evenwel opgemerkt dat sinds 1 januari 2002 een deel van de boeten toevloeit naar de gewesten. Het betreft boeten inzake de registratie- en successierechten (Effect : 13,1 miljoen euro). Deze toewijzing is een gevolg van de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en de uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten. Voor 2003 is opnieuw op een lichte groei getipt (+ 3,45 %).

*

*

Les amendes en matière d’impôts — présentées sous l’article 36.06 — s’inscrivent en 1999 dans une tendance positive. Cela a été principalement réalisé par le paiement d’amendes perçues dans une série de dossierscontrôle importants. De ce fait, le produit pour l’année 1999 s’élève à 84.142.499 euros , soit une hausse de 12,4 %. Après correction des recettes exceptionnelles précitées en 2000, les amendes en matière d’impôts sont en effet à nouveau revenues pour cette année-là à un niveau normal.(80.543.085 euros). Pour 2001, une croissance positive était à nouveau escomptée étant donné que quelques grandes recettes ont été enregistrées . Le produit confirme les prévisions étant donné que les recettes ont augmenté de 15 %, pour atteindre 92,6 millions d’euros. Durant l’année 2002 il y a cependant eu à nouveau des remboursements importants, à la suite desquels les recettes ont à nouveau diminué. Le produit ne devrait s’élever qu’à 54,7 millions d’euros. En outre, il faut aussi remarquer que depuis le 1 er janvier 2002 une part des amendes est attribuée aux régions. Cela concerne les amendes en matière de droits d’enregistrement et de succession (effet : 13,1 millions d’euros). Cette dotation est une conséquence de le loi spéciale du 13 juillet 2001 relative au refinancement des communautés et à l’extension des compétences fiscales des régions. Pour 2003, on table à nouveau sur une légère croissance (+ 3,45 %). *

* *

*

*

*

*

232

DOC 50

De jaarlijkse taks op de coördinatiecentra — bedoeld in artikel 36.07 — leverde in 1999 22.429.406 euro op. Voor het jaar 2000 bedraagt de ontvangst 22.350.080 euro. De bovenvermelde evolutie gaat terug tot het stagnerend bestand inzake de coördinatiecentra. Ook voor het jaar 2001 was met een lichte verhoging gerekend. De ontvangst beliep dan ook 23.827 duizend euro. In 2002 zal de ontvangst lager uitvallen. Er wordt getipt op een ontvangst van 22.360.000 euro. De afbouw van de coördinatiecentra op termijn laat zich blijkbaar nu reeds voelen. Voor de volgende jaren moet dus niet al te veel positieve groei worden verwacht.

La taxe annuelle sur les centres de coordination — visée à l’article 36.07 — a généré, en 1999, 22.429.406 euros. Pour l’année 2000, la recette se chiffre à 22.350.080 euros. L’évolution précitée retombe au niveau de stagnation du fichier concernant les centres de coordination. Pour l’année 2001 également, il était tenu compte d’une légère augmentation. Le produit s’est monté par conséquent à 23.827 milliers d’euros. En 2002, la recette va diminuer. On table sur un produit de 22.360 milliers d’euros. La disparition à terme des centres de coordination va vraisemblablement se faire sentir . Pour les années à venir, on ne doit donc plus attendre beaucoup de croissance positive. *

* *

*

*

De jaarlijkse taks op de collectieve beleggingsinstellingen — artikel 37.02 Deze taks is vanaf het jaar 1997 uitgebreid met het opeisbaar gedefiscaliseerd passief van de financiële instellingen. Meer concreet gaat het om producten geviseerd in artikel 21, 5e, 6 e en 9e lid van het Wetboek der inkomstenbelastingen. Naast de bovenvermelde belastbare materie wordt ook de inventariswaarde van de Belgische SICAV’s geviseerd door deze taks. Beide belastbare massa’s zijn de laatste jaren fors uitgebreid. Zo stond er begin 1999 zowat 93.232.754.700 euro op spaarrekeningen en spaarboekjes tegenover 90.426.600.000 euro begin 1998. Begin 2000 is dit bedrag opgelopen tot 98.339.361.300 euro. Wat de SICAV’s betreft, beloopt de belastbare massa voor 1999 zowat 54.040.778.400 euro tegenover 33.911.834.200 euro. Voor 2000 beloopt de belastbare massa 67.575.774.900 euro. Zowel voor het jaar 2001 als 2002 heeft de positieve trend zich doorgezet, zoals trouwens mag blijken uit de onderstaande tabel. Zulks hoeft niet te verbazen gezien de meeste beleggers zekerheid zoeken in deze barre beurstijden. Spaarboekjes maar ook klikfondsen bieden hier alternatieven.

Product

Taks op de Kredietinstellingen ........... Taks op de verzekeringsinstellingen SICAV’s ................ TOTAAL ...............

*

La taxe annuelle sur les organismes de placement collectif — article 37.02. Depuis l’année 1997, cette taxe a été élargie au passif défiscalisé des institutions financières. Plus précisément, il s’agit des produits visés à l’article 21, 5e, 6e et 9e paragraphe du Code des impôts sur les revenus. À côté de la matière imposable précitée, est également visée par cette taxe, la valeur d’inventaire des SICAV belges. Ces deux masses imposables ont pris ces dernières années une ampleur considérable. Ainsi, au début de l’année 1999, ce sont quelques 93.232.754.700 euros qui se trouvaient sur des comptes d’épargne et des livrets d’épargne contre 90.426.600.000 euros au début de l’année 1998. Au début de l’année 2000, ce montant s’est élevé à 98.339.361.300 euros. En ce qui concerne les SICAV, la masse imposable s’élève pour 1999 à quelques 54.040.788.400 euros contre 33.911.834.200 euros en 1998. Pour l’année 2000, la masse imposable atteint 67.575.774.900 euros. Aussi bien pour les années 2001 que 2002, la tendance positive s’est poursuivie, comme on peut d’ailleurs le constater à la lecture du tableau ci-dessous. Une telle situation ne doit pas étonner étant donné que la plupart des investisseurs recherchent la sécurité en ces temps de marasme boursier. Les livrets d’épargne, mais aussi les fonds à cliquets, offrent ici une alternative.

(1) Jaar /Année 1998

Jaar /Année 1999

Jaar /Année 2000

Jaar /Année 2001

Jaar /Année 2002 (2)


49.672.904

51.410.638

53.297.100

53.247.006

53.510.077

55.450.581

850.275 16.172.574

899.854 28.155.746

966.785 37.483.398

971.234 42.061.424

1.021.441 48.840.482

1.241.426 51.282.506

6.695.753

80.466.238

91.747.283

96.279.664

103.372.000

107.974.513

_______________ ( 1) Euro. ( 2) Raming.

_______________ ( 1) En euros. ( 2) Estimations.

* *

2080/001

* *

*

*

Produit

Établissements de crédit. Entreprises d’assurances. SICAV .................. TOTAL.

DOC 50

233

2080/001

De taks op de verenigingen zonder winstoogmerk — bedoeld in artikel 37.01 — brengt in 1999 zowat 37.446.796 euro op. De gestage groei van 9 à 10 % per jaar leidt tot een ontvangst voor het jaar 2000 van 40.493.407 euro. Voor 2001 is de ontvangst gevoelig teruggelopen. Er was in 2001 terecht met een lagere groeivoet gerekend. De ontvangst bedraagt voor dat jaar 40.946 duizend euro of een groei met 1,1 %. Voor 2002 dient gerekend met een negatieve groeiontwikkeling (– 8,5 %). De ontvangst is voor dat jaar begroot op 37.456 duizend euro. Naar 2003 toe is gerekend op een status quo.

La taxe sur les associations sans but lucratif — visée à l’article 37.01 — rapporte en 1999 quelques 37.446.796 euros. La croissance continue de 9 à 10 % par an conduit à une recette de 40.493.407 euros pour l’année 2000. Pour 2001, on comptait à nouveau sur une croissance plus faible. Le produit s’élève pour cette année à 40.946 milliers d’euros, et montre une croissance de 1,1 %. Pour 2002, il faut compter sur une évolution négative de la croissance (– 8,5 %). Le produit s’élève pour cette année à 37.456 milliers d’euros. Après 2003 on envisage un status quo. *

* *

*

Het fonds voor de hulp aan slachtoffers van gewelddaden zorgde in 1998 voor een ontvangst van 5.672.801 euro. De groei blijft bescheiden voor de jaren 1999 en 2000. Voor eerstgenoemd jaar is 5.699.072 euro ontvangen. Gezien de gerechtelijke achterstand blijft, is voor het jaar 2000 een ontvangst geboekt van 5.622.225 euro.

Voor 2001 is gerekend met een bescheiden groei. De reële ontvangst bedroeg voor dat jaar 6.161 duizend euro. Voor het jaar 2002 dient echter opnieuw gerekend met gedaalde ontvangsten (5.769 duizend euro). Pas in 2003 zou het peil van 2001 min of meer opnieuw worden bereikt.

*

Le fonds destiné à l’indemnisation des victimes d’actes intentionnels de violence a en charge en 1998 des recettes d’un montant d’environ 5.672.801 euros. La croissance reste modeste pour les années 1999 et 2000. Pour la première, 5.669.072 euros ont été perçus. Eu égard au fait que l’arriéré judiciaire existe toujours pour l’année 2000, une recette de 5.622.225 euros a été comptabilisée. Pour 2001, on escomptait une croissance modeste. Les recettes réelles se sont élevées pour cette année à 6.162 milliers d’euros. Pour l’année 2002, on doit cependant à nouveau tabler sur une diminution des recettes (5.769 milliers d’euros). Ce n’est qu’à partir de 2003 qu’on devrait plus ou moins atteindre à nouveau le niveau de 2001.

* *

*

* *

*

*

De boeten van veroordelingen in allerhande zaken :

Les amendes de condamnation en matières diverses :

Deze groep boeten — bedoeld in artikel 38.02 van de Rijksmiddelenbegroting — begrijpen naast de verkeersboeten de boeten geheven inzake strafrechterlijke veroordelingen in diverse aangelegenheden. Gedurende het jaar 1999 is een ontvangst geboekt van 162.742.099 euro of een stijging met 0,5 % in relatie met het jaar ervoor. Het optrekken van de verkeersboete van 750 tot 1.000 Belgische frank alsook een andere reeks verhogingen van onmiddellijke inningen (bijvoorbeeld bij rijden onder invloed) hebben hier niet veel aan verholpen. Voor 2000 is een lagere opbrengst geboekt. (161.921.751 euro). Pas vanaf het jaar 2001 lijkt het tij te keren. Uiteindelijk bedroeg het finaal resultaat voor dat jaar 182.096 duizend euro of een toename in relatieve termen met 12,5 %. Ook voor 2002 lijkt de positieve trend zich verder te zetten evenals voor het jaar 2003.

Cet ensemble d’amendes — visées à l’article 38.02 du budget des Voies et Moyens — comprend à côté des amendes de roulage, les amendes perçues en matière de condamnations pénales en matières diverses. Au cours de l’année 1999, cette recette a, à nouveau, été comptabilisée pour 162.742.099 euros, soit une augmentation de 0,5 % par rapport à l’année précédente. La majoration des amendes de roulage de 750 à 1.000 de francs belges ainsi qu’une série d’augmentations des perceptions immédiates (par exemple conduite sous influence) n’ont pas apporté énormément. Pour l’année 2000, une recette plus faible a été comptabilisée (161.921.751 euros). À partir de l’année 2001, la situation se stabilise. Finalement, le résultat s’est élevé à 182.096 milliers d’euros, soit une croissance relative de 12,5 %. Pour 2002 aussi la tendance positive semble perdurer, de même que pour l’année 2003.

234

DOC 50

Volgend overzicht mag daarbij één en ander verduidelijken : Rubriek

Onmiddellijke inningen ....................... Transactionele stortingen ................... Boetes van veroordelingen ............... TOTAAL ...............

L’aperçu qui suit explicitera, à cet égard, l’évolution.

(2) Jaar /Année 1998

Jaar /Année 1999

Jaar /Année 2000

Jaar /Année 2001



14.395.177

14.873.612

13.123.615

15.528.715

18.374.585

19.212.044

105.914.987

102.503.973

108.205.572

122.692.022

157.742.864

158.513.823

43.297.083

45.364.514

40.592.564

43.875.701

56.428.551

57.796.133

163.607.247

162.742.099

161.921.751

182.096.438

232.546.000

235.522.000

_______________ ( 1) Raming. ( 2) Euro.

2080/001

Rubrique

Perceptions immédiates. Versements transactionnels. Amendes de condamnations. TOTAL.

_______________ ( 1) Estimations. ( 2) En euros.

Sectie II

Section II

Niet-fiscale ontvangsten

Recettes non fiscales

HOOFDSTUK 02

CHAPITRE 02

FOD KANSELARIJ VAN DE EERSTE MINISTER

SPF CHANCELLERIE DU PREMIER MINISTRE

Art. 12.01 — Terugbetaling door de ministeriële departementen van kosten veroorzaakt in het kader van de financiering van informatie- en communicatieopdrachten (Ontvangsten toegewezen aan het programma 02-41-0).

Art. 12.01 — Remboursements par les départements ministériels de frais occasionnés dans le cadre du financement de missions d’information et de communication (Recettes affectées au programme 02-410).



1. Aard van de ontvangst

1. Nature de la recette

Informatie- en communicatieopdrachten.

Missions d’information et de communication.

2. Wettelijke of reglementaire basis van de ontvangst Programmawet.

2. Base légale ou réglementaire de la recette

Loi-programme.

Art. 16.02 — Vergoedingen verschuldigd voor het ontvangen van een afschrift van een bestuursdocument (koninklijk besluit van 30 augustus 1996).

Art. 16.02 — Indemnité due en cas de délivrance d’une copie d’un document administratif (arrêté royal du 30 août 1996).

Raming der ontvangsten voor 2003 : 2.000 euro, zoals voor 2002.

Évaluation des recettes pour 2003 : 2.000 euros, comme pour 2002.

Wettelijke of reglementaire basis van de ontvangst. Koninklijk besluit van 30 augustus 1996 tot vaststelling van het bedrag van de vergoeding verschuldigd voor het ontvangen van een afschrift van een bestuursdocument.

Base légale ou réglementaire de la recette. Arrêté royal du 30 août 1996 fixant le montant de la rétribution pour la réception d’une copie d’un document administratif.

DOC 50

235

2080/001

Gelet op het geringe aantal aanvragen wordt een minimum bedrag ingeschreven.

Vu le nombre restreint des demandes, un montant minimal est inscrit.

Art. 08.02 — Bijdrage van de lokale besturen en van sommige parastatalen met het oog op de betaling van vakbondspremies in de overheidssector.

Art. 08.02 — Contribution des pouvoirs locaux et de certains parastataux en vue du paiement des primes syndicales dans le secteur public.



17.874.000 16.468.000 ______________ Vermeerdering ............................................ EUR 1.406.000

Wettelijke of reglementaire basis van de ontvangst.


17.874.000 16.468.000 ______________ 1.906.000

Base légale ou réglementaire de la recette.

— Wet van 1 september 1980 betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van de overheidssector; — Koninklijk besluit van 26 september 1980 houdende uitvoering van de artikelen 1, b en 4, 2° van de wet van 1 september 1980 betreffende de toekenning en de uitbetaling van een vakbondspremie aan sommige personeelsleden van de overheidssector. Vanaf het referentiejaar 1999 bedraagt de vakbondspremie 68,17 euro en zijn de bijdragen vastgesteld op 39,66 euro.

— Loi du 1er septembre 1980 relative à l’octroi et au paiement d’une prime syndicale à certains membres du personnel du secteur public; — Arrêté royal du 26 septembre 1980 portant exécution des articles 1er, b et 4, 2° de la loi du 1 er septembre 1980 relative à l’octroi et au paiement d’une prime syndicale à certains membres du personnel du secteur public. À partir de l’année de référence 2001, la prime syndicale s’élève à 74 euros et les contributions sont fixées à 43,06 euros.

1. Ontvangsten RSZPPO ........................... EUR 2. Ontvangsten parastatalen ...................... EUR

1. Recettes ONSSAPL ............................... EUR 2. Recettes parastataux ............................. EUR

EUR

10.546.000 7.328.000 ______________ 17.874.000

EUR

10.546.000 7.328.000 ______________ 17.874.000

HOOFDSTUK 03

CHAPITRE 03

FOD BEGROTING EN BEHEERSCONTROLE

SPF BUDGET ET CONTROLE DE LA GESTION

Art. 48.01 — Opbrengsten van de politiezones ingevolge het inwerkingtreden van het correctiemechanisme ingesteld bij de overdracht van ex-rijkswachtgebouwen aan de politiezones, de opbrengst van de verkoop van gebouwen waarvan de politiezones afstand hebben gedaan en de huur die de politiezones betalen voor het tijdelijk gebruik van gebouwen waarvan ze afstand gedaan hebben bij de overdracht ervan, maar die ze nog tijdelijk willen gebruiken (ontvangsten toegewezen aan het programma 03-04-2).

Art. 48.01 — Revenus des zones de police suite à l’entrée en vigueur du mécanisme de correction créé lors du transfert des immeubles de l’ancienne gendarmerie aux zones de police, du produit de la vente d’immeubles que les zones de police ont cédé et du loyer que les zones de police payent pour l’occupation temporaire d’immeubles qu’elles ont cédé lors de leur transfert, mais qu’elles veulent occuper encore temporairement (Recettes affectées au programme 0304-2).



3.345.000 — ______________ Vermeerdering ............................................ EUR 3.345.000


3.345.000 — ______________ 3.345.000

236

DOC 50

2080/001

HOOFDSTUK 04

CHAPITRE 04

FOD PERSONEEL EN ORGANISATIE

SPF PERSONNEL ET ORGANISATION

Art. 12.01 — Opbrengsten voortvloeiend uit de verkoop van de door het Federaal Aankoopbureau te koop aangeboden eigen lastenkohieren, catalogussen en type-bestekken.

Art. 12.01 — Recettes provenant de la vente par le Bureau fédéral d’achat des cahiers des charges, catalogues et devis-type.




15.000 25.000 ______________ 10.000

1. Aard van de ontvangsten Verkoop van lastenkohieren waarvan de opbrengst onmiddellijk aan de Schatkist wordt gestort. 2. Wettelijke of reglementaire basis van de ontvangst Koninklijk besluit van 23 februari 1977 en kononklijk besluit van 22 mei 2000 betreffende het Federaal Aankoopbureau. 3. Parameters en berekeningswijze van de ontvangst De prijs van lastenkohieren is vastgesteld door de diensten die deze documenten uitgeven. Voor wat betreft de bestekken geproduceerd door het Federaal Aankoopbureau, is de prijs vastgesteld op 3,70 euro voor elk typebestek.

Diminution ................................................... EUR

15.000 25.000 ______________ 10.000

1. Nature de la recette Vente de cahiers des charges dont la recette est retournée directement au Trésor. 2. Base légale ou réglementaire de la recette

Arrêté royal du 23 février 1977 et arrêté royal du 22 mai 2000 relatif au Bureau fédéral d’Achats.

3. Paramètres et mode de calcul de la recette

Le prix des cahiers des charges est fixé par les services qui les émettent. En ce qui concerne les cahiers produits par le Bureau fédéral d’Achats, le prix est fixé à 3,70 euros pour un cahier-type.

4. Indexering van de ontvangst

4. Indexation de la recette

Er is geen enkele automatische aanpassing.

Il n’y a pas d’indexation automatique.

5. Verantwoording van de wijzigingen tijdens de laatste jaren

5. Modifications par rapport aux trois dernières années

Onder de diensten die via het KIVB hun bestekken verkopen en waarvan deze inkomsten overgeschreven worden door deze dienst ten voordele van de Schatkist, zijn er enkele (ondermeer de Krijgsmacht en de Federale Politie) die sedert 2000 een gedeelte van hun bestekken gratis aanbieden.

Parmi les services qui vendent leurs cahiers des charges via le BVC et dont les recettes sont retournées par ce dernier au Trésor, certains services (entre autres l’Armée et la Police fédérale) distribuent depuis 2000 une partie de leurs cahiers des charges gratuitement.

Art. 16.02 — Vergoeding verschuldigd voor het ontvangen van een bestuursdocument (koninklijk besluit van 30 augustus 1996).

Art. 16.02 — Indemnité due en cas délivrance d’une copie d’un document administratif (arrêté royal du 30 août 1996).



DOC 50

237

2080/001



Verkoop van niet duurzame goederen en van diensten.

Vente de biens non durables et de services.

2. Wettelijke of reglementaire bepaling van de ontvangst


— wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur; — koninklijk besluit van 30 augustus 1996 tot vaststelling van het bedrag van de vergoeding verschuldigd voor het ontvangen van een bestuursdocument.

— loi du 11 avril 1994 relative à la publicité de l’administration; — arrêté royal du 30 août 1996 fixant le montant de la rétribution due pour la réception d’une copie d’un document administratif.

3. Parameters en bepaling voor de vaststelling van het bedrag van de ontvangst

3. Paramètres et mode de calcul pour la fixation du montant de la recette

Artikels 2 tot 8 van het koninklijk besluit van 30 augustus 1996.

Articles 2 à 8 de l’arrêté royal du 30 août 1996.

HOOFDSTUK 11

CHAPITRE 11

FEDERALE DIENSTEN VOOR WETENSCHAPPELIJKE, TECHNISCHE EN CULTURELE AANGELEGENHEDEN

SERVICES FEDERAUX DES AFFAIRES SCIENTIFIQUES, TECHNIQUES ET CULTURELLES

Art. 11.02 — Terugbetaling van de wedden van het gedetacheerd personeel van de Federale Diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden.

Art. 11.02 — Remboursement des traitements du personnel détaché des Services fédéraux des affaires scientifiques, techniques et culturelles.



Dat bedrag ten belope van 60.000 euro omvat de terugbetalingen van de gemeenschappen, gewesten en vakbondsorganisaties van de wedden van het personeel van de DWTC en de federale wetenschappelijke instellingen dat in de ministeriële kabinetten of bij een vakbond is gedetacheerd.

Ce montant de 60.000 euros est constitué par les remboursements des communautés, régions et organisations syndicales des traitements du personnel des SSTC et des établissements scientifiques fédéraux détaché dans les cabinets ministériels ou dans un syndicat.

Art. 12.02 — Terugbetaling van de zendingskosten van het personeel van de Federale Diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden.

Art. 12.02 — Remboursement des frais de mission du personnel détaché des Services fédéraux des affaires scientifiques, techniques et culturelles.



Dat bedrag ten belope van 10.000 euro omvat in hoofdzaak de terugbetalingen van de EG van de zendingskosten die voor haar rekening werden gedaan door het wetenschappelijk personeel van de DWTC.

Ce montant de 10.000 euros est principalement constitué par les remboursements de la CEE des frais de mission effectuée pour elle par le personnel scientifique des SSTC.

238

DOC 50

2080/001

Art. 06.01 — Diverse en toevallige ontvangsten van de Federale Diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden.

Art. 06.01 — Recettes diverses et accidentelles des Services fédéraux des affaires scientifiques, techniques et culturelles.



Dat bedrag ten belope van 50.000 euro vertegenwoordigt de specifieke en onvoorziene inkomsten zoals de terugbetalingen van te veel betaalde lasten, de uitstaande betalingen, de saldi van de Belgacomrekeningen bij het afsluiten van lijnen, de bij proces verkregen vergoedingen, ...

Ce montant de 50.000 euros représente les rentrées ponctuelles et imprévisibles telles que les remboursements de charges payées en trop, les paiements en souffrance, les soldes des comptes Belgacom lors de la fermeture de lignes, les indemnités obtenues par procès, ...

Art. 08.01 — Stortingen uitgevoerd door de instellingen van openbaar nut met het oog op het uitkeren van de bezoldigingen en de onkosten van de controleorganen van de Staat.

Art. 08.01 — Versement par les organismes d’intérêt public en vue du paiement de la rémunération et des frais des organes de contrôle de l’État.





Dat bedrag ten belope van 27.000 euro omvat de terugbetalingen van de vergoedingen van de Regeringscommissarissen door het Paleis voor Schone Kunsten, het Nationaal Orkest van België en de Koninklijke Muntschouwburg. 2. Regelgevende grondslag van de ontvangst Die bedragen worden gestort krachtens artikel 14 van de wet van 16 maart 1954. 3. Berekeningswijze (in euro) — 2 bedrijfsrevisoren bij de Koninklijke Muntschouwburg ......................................... — 2 commissarissen bij het Nationaal Orkest van België ........................................ — 2 commissarissen bij het Paleis voor Schone Kunsten .................................. — 2 commissarissen bij de Koninklijke Muntschouwburg ......................................... Totaal ...............................................................

Ce montant de 27.000 euros est constitué des remboursements des indemnités des Commissaires du Gouvernement par le Palais des Beaux-Arts, l’Orchestre national de Belgique et le Théâtre royal de la Monnaie. 2. Base légale ou réglementaire de la recette Ces versements sont effectués en vertu de l’article 14 de la loi du 16 mars 1954. 3. Base de calcul (en euros)

12.000 5.000 5.000 5.000 –––––––––––– 27.000

— 2 réviseurs auprès du Théâtre Royal de la Monnaie ....................................................... — 2 commissaires auprès de l’Orchestre National de Belgique ................................... — 2 commissaires auprès du Palais des Beaux-Arts ................................................... — 2 commissaires auprès du Théâtre Royal de la Monnaie .............................................. Total .............................................................

HOOFDSTUK 12

CHAPITRE 12

FOD JUSTITIE

SPF JUSTICE

12.000 5.000 5.000 5.000 –––––––––– 27.000

Art. 11.01 — Terugbetaling van wedden.

Art. 11.01 — Remboursements de traitements.



DOC 50

239

2080/001

Art. 11.01/1 — Bestuur.

Art. 11.01/1 — Administration.



Dit artikel is bestemd voor de terugbetalingen van de wedden van het personeel dat gedetacheerd is naar de gemeenschappen, de gewesten en naar het Vast Controlecomite van de Politiediensten.

Cet article est destiné à recevoir les remboursements des traitements du personnel détaché aux communautés, régions et au Comité permanent de Contrôle des Services de Police.

Art. 11.01/2 — Regie van de Gevangenisarbeid en van de Zelfstandige Boerderijen.

Art. 11.01/2 — Régie du Travail pénitentiaire et des fermes autonomes.



1. Wettelijke of reglementaire basis van de ontvangst De landbouwexploitaties van de Staat werden omgevormd tot zelfstandige boerderijen bij de wet houdende de Rijksmiddelenbegroting voor het dienstjaar 1923 van 30 december 1922. De Regie van de Gevangenisarbeid werd opgericht bij de wet van 30 april 1931 betreffende de zelfstandige organisatie van de Regie van de Gevangenisarbeid, gewijzigd bij de wet van 2 juli 1975. De programmawet van 30 december 2001 die de regie tot Staatsdienst met afzonderlijk beheer omvormt zal later in werking treden. De ramingen zijn gebaseerd op de nog van toepassing zijnde regelgeving.

2. Parameters en wijze van berekening van de ontvangst


Les exploitations agricoles de l’État ont été érigées en établissements autonomes par la loi budgétaire des Voies et Moyens pour l’exercice 1923 du 30 décembre 1922. La Régie du Travail pénitentiaire a été créée par la loi du 30 avril 1981 relative à l’organisation autonome de la Régie du Travail pénitentiaire, modifiée par la loi du 2 juillet 1975. Les dispositions de la loi-programme du 30 décembre 2001 qui rangent cet organisme dans les services de l’État à gestion séparée entreront ultérieurement en vigueur. Les estimations sont basées sur la réglementation en vigueur. 2. Paramètres et mode de calcul de la recette

Wat de Regie betreft bedroegen de stortingen de voorbije jaren gemiddeld 372.000 euro (de winsten eveneens bestemd voor de Schatkist niet inbegrepen). Wat de zelfstandige boerderijen betreft zijn de ramingen gebaseerd op de verwezenlijkingen van 2001.

Pour la Régie, ce qui fut versé dans le passé à ce titre s’est chiffré en moyenne à quelque 372.000 euros (soustraits du bénéfice revenant également au Trésor). En ce qui concerne les exploitations agricoles, les recettes probables sont basées sur les réalisations 2001.

Art. 16.01 — Opbrengst van de Regie van het Belgisch Staatsblad.

Art. 16.01 — Profits de la Régie du Moniteur belge.




1. Aard van de ontvangst De opbrengsten van het Belgisch Staatsblad vloeien voort uit : — de abonnementen op de officiële publikaties (1.455.700 euro);


38.516.000 36.356.000 ______________ 2.160.000

1. Nature de la recette Les recettes du Moniteur belge proviennent : — des souscriptions des abonnements aux publications officielles (1.455.700 euros);

240

— de inlassingen in de verschillende publikaties (34.321.000 euro); — de andere activiteiten : opbrengsten EU, verkopen aan het loket, werken voor derden, enz… (580.000 euro). 2. Wettelijke of reglementaire basis van de ontvangst Koninklijk besluit van 13 december 1894. 3. Parameters en wijze van berekening van de ontvangst De ontvangst wordt berekend aan de hand van de basistarieven aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, met uitzondering van de diverse ontvangsten waarvan een gedeelte afhankelijk is van de prijzen die door de Dienst van de Officiële Publikaties van de Europese Unie worden toegepast en een ander gedeelte van de kostprijs. 4. Laatste aanpassing aan de index van de ontvangst

DOC 50

2080/001

— des insertions dans les diverses publications (34.321.000 euros); — d’origines diverses : produits UE, vente au guichet, travaux pour tiers, etc… (580.000 euros).


Arrêté royal du 13 décembre 1894. 3. Paramètres et mode de calcul de la recette

Tarifs de base indexés par l’indice des prix à la consommation sauf en ce qui concerne les recettes diverses dont une part des revenus dépend de la politique de prix appliquée par l’Office des Publications officielles de l’Union européenne; et d’autre part des prix de revient de fabrication.

4. Dernière adaptation à l’index de la recette

De tarieven betreffende abonnementen en inlassingen werden aangepast op 1 januari 2000.

Les taux relatifs aux abonnements et aux insertions ont été adaptés au 1er janvier 2000.

Art. 16.02 — Diverse opbrengsten.

Art. 16.02 — Produits divers.



Art. 16.02/1 — Opbrengst der gevangenissen.

Art. 16.02/1 — Produit des prisons.



1. Aard van de ontvangst Deze inkomsten vinden hun oorsprong in de werking van het directoraat-generaal van de strafinrichtingen.

2. Basis van de vordering of de ontvangst — betaling door gedetineerden voor beschadiging via het beheer van de rekeningen-courant (artikel 78 van het Algemeen Reglement — koninklijk besluit van 21 mei 1965); — afhouding op het loon van gedetineerden toegelaten tot het stelsel van beperkte hechtenis — halve vrijheid en beperkte vrijheid (circulaire van 9 februari 1973) (2,35 euro per dag); — terugbetaling van kosten voor prothesen (tanden, brillen) verstrekt aan gedetineerden. In sommige geval-

1. Nature de la recette Ces revenus trouvent leur origine dans le fonctionnement de la Direction générale des Établissements pénitentiaires. 2. Base de la créance ou recette — paiement effectué par les détenus pour dégradation via la gestion des comptes courants des détenus (article 78 du Règlement général — arrêté royal du 21 mai 1965); — retenue sur le salaire des détenus admis au régime de la semi-détention, semi-liberté et arrêt de fin de semaine (circulaire du 9 février 1973) (2,35 euros par jour); — remboursement des frais pour prothèses (dents, lunettes) procurées aux détenus. Dans certains cas la

DOC 50

241

2080/001

len wordt de uitgave voorgeschoten middels gebruik van de begrotingskredieten; — terugbetaling van de kostprijs van de kledij-uitzet van ontslagnemende personeelsleden (koninklijk besluit van 13 mei 1985 inzake kledij-uitzet van het bewaarderspersoneel, het verplegend personeel, de technici en de chauffeurs); — betaling van de kosten voor eetmalen verstrekt aan het personeel; — verkoop van keukenafval; — betalingen voor meerverbruik van gas/elektriciteit in de ambtswoningen (koninklijk besluit van 30 november 1950 betreffende de huisvesting van sommige categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel en koninklijk besluit van 13 maart 1945, gewijzigd bij koninklijk besluit van 4 februari 1975 tot bepaling van de ambten bij het ministerie van Justitie, waaraan vrije inwoning is verbonden). 3. Indexering

dépense est avancée au moyen des crédits budgétaires; — remboursement du prix d’achat de l’uniforme des membres du personnel démissionnaires (arrêté royal du 13 mai 1985 concernant le trousseau d’habillement du personnel de surveillance, du personnel infirmier, des techniciens et des chauffeurs); — paiement des frais de repas dispensés au personnel; — vente des déchets de nourriture; — paiement de la consommation supplémentaire de gaz et d’électricité dans les habitations de fonction (arrêté royal du 30 novembre 1950 concernant le logement de certaines catégories du personnel rétribué par l’État et arrêté royal du 13 mars 1955, modifié par l’arrêté royal du 4 février 1975 déterminant les fonctions du ministère de la Justice auxquelles sont attachées le bénéfice de la gratuité du logement). 3. Indexation

Alle opbrengsten worden vastgesteld op basis van niet-geïndexeerde tarieven.

Tous les produits sont fixés sur la base de tarifs nonindexés.

Art. 16.02/2 — Verkoop van publikaties, drukwerken, enz.

Art. 16.02/2 — Ventes de publications, imprimés, etc.





De geraamde ontvangst vloeit voor uit de verkoop van fotokopieën door de bibliotheek van het departement en de abonnementen op het « Bulletin van de Administratie van de Strafinrichtingen ».

La recette évaluée provient de la vente de photocopies par la bibliothèque du département et d’abonnements au « Bulletin de l’Administration des Établissements pénitentiaires ».

Art. 16.02/3 — Vergoeding verschuldigd voor het ontvangen van een afschrift van een bestuursdocument.

Art. 16.02/3 — Indemnité due en cas de délivrance d’une copie d’un document administratif.



1. Wettelijke of reglementaire basis van de ontvangst


Koninklijk besluit van 30 augustus 1996 (Belgisch Staatsblad van 20 september 1996) tot vaststelling van het bedrag van de vergoeding verschuldigd voor het ontvangen van een afschrift van een bestuursdocument.

Arrêté royal du 30 août 1996 ( Moniteur belge du 20 septembre 1996) fixant le montant de la rétribution due pour la réception d’une copie d’un document administratif.

Art. 16.02/4 — Opbrengsten van het restaurant en de cafetaria’s.

Art. 16.02/4 — Produits des restaurants et cafétérias.



242

DOC 50

2080/001

De vooropgestelde waarschijnlijke ontvangsten voor 2002 en 2003 van 8.000 euro kunnen worden gerealiseerd via een prijsverhoging van de middagmalen.

Les recettes probables pour 2002 et 2003 de 8.000 euros pourront être réalisées moyennant une augmentation du prix des repas.

Art. 16.04 — Bijdragen bestemd voor de controle van de kansspelinrichtingen.

Art. 16.04 — Redevances destinées au contrôle des établissements de jeux de hasard.



1.888.000 3.790.000 ______________ Vermindering ............................................... EUR 1.902.000

1. Aard van de ontvangst Niet-fiscale ontvangst betreffende de bijdragen, gestort voor de oprichtings-, personeels- en werkingskosten van de kansspelcommissie en haar secretariaat, door de houders van de vergunningen klasse A, B, C en E.

2. Regelgevende grondslag waarop de grondslag berust Wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers, alsmede het koninklijk besluit van 22 december 2000 tot vaststelling van de bijdrage in de werkings-, personeels- en oprichtingskosten van de kansspelcommissie verschuldigd door de houders van de vergunningen A, B, C en E. 3. Paremeters en wijze van berekening van de ontvangst Bedrag van de bijdragen vastgesteld bij artikel 2 van het hierboven vermelde koninklijk besluit van 22 december 2000 : Klasse A : 15.000 euro; klasse B : 7.500 euro; klasse C : 100 euro; klasse E1 : 2.500 euro; klasse E2 : 1.250 euro. Deze bedragen zijn niet geïndexeerd.

Diminution ................................................... EUR

1.888.000 3.790.000 ______________ 1.902.000

1. Nature de la recette Recette non fiscale relative aux rétributions versées pour les frais d’installation, de personnel et de fonctionnement de la commission des jeux de hasard et de son secrétariat par les titulaires de licence de classe A, B, C et E. 2. Base légale ou réglementaire de la recette

Loi du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection des joueurs, ainsi que l’arrêté royal du 22 décembre 2000, fixant la contribution aux frais de fonctionnement, de personnel et d’installation de la commission des jeux de hasard due par les titulaires de licences de classe A, B, C et E.


Montant des rétributions fixées à l’article 20 de l’arrêté royal du 22 décembre 2000 mentionné ci-dessus : Classe A : 15.000 euros; classe B : 7.500 euros; classe C : 100 euros; classe E1 : 2.500 euros; classe E2 : 1.250 euros. Ces montants ne sont pas indexés.

4. Verantwoording van grote schommelingen in de ontvangst in vergelijking met voorgaand jaar

4. Justification de variations importantes de la recette par rapport à l’année précédente

Ingevolge de vertraging opgelopen door de Kansspelcommissie in de verwerking van de talrijke dossiers betreffende aanvragen voor vergunningen werd de boeking van ontvangsten slechts gestart in de loop van 2002. Het geraamde bedrag voor 2003 is gesteund op de toekenning van het volgend aantal licenties : klasse A : 8; klasse B : 110; klasse C : 7.500; klasse E1 : 40; klasse E2 : 170.

À cause du retard encouru en commission des Jeux de Hasard dans le traitement de nombreux dossiers de demandes de licences, l’enregistrement des recettes n’a débuté que dans le courant de l’année 2002. Le montant estimé pour 2003 est basé sur l’octroi du nombre de licences suivant : classe A : 8; classe B : 110; classe C : 7.500; classe E1 : 40; classe E2 : 170.

DOC 50

243

2080/001

Art. 27.01 — Winsten.

Art. 27.01 — Bénéfices.

Raming der ontvangsten voor 2003 : 1.712.000 euro, zoals voor 2002.

Évaluation des recettes pour 2003 : 1.712.000 euros, comme pour 2002.

1. Regelgevende grondslag

1. Base légale ou réglementaire

Zie artikel 11.01/2.

Voir article 11.01/2.

Art. 27.01/1 — Regie van de Gevangenisarbeid.

Art. 27.01/1 — Régie du Travail pénitentiaire.





De nettowinst die aan de Schatkist toekomt, komt overeen met het uitbatingsresultaat van de Regie van de afgesloten boekjaren. De ontvangsten in te schrijven in de Rijksmiddelenbegroting komen overeen met een gemiddelde winst van 1,5 miljoen euro per jaar.

Le bénéfice net à verser au Trésor correspond au résultat d’exploitation de la Régie des exercices comptables clôturés. Les recettes à inscrire au budget des Voies et Moyens correspondent à une moyenne de 1,5 million d’euros par an.

Art. 27.01/2 — Zelfstandige boerderijen.

Art. 27.01/2 — Fermes autonomes.





Het geraamde bedrag voor 2003 steunt op de vermoedelijke opbrengsten van de 4 nog operationele landbouxexploitaties.

Le montant évalué pour 2003 est basé sur les produits des exploitations agricoles encore opérationnelles.

Art. 36.01 — Bijdragen geïnd door de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Art. 36.01 — Redevances perçues par la Commission de la vie privée.




23.000 530.000 ______________ 507.000

1. Aard van de ontvangst Bijdragen te betalen bij het verrichten van een aangifte van informatiegegevens tot bescherming van de verwerking van persoonsgegevens. 2. Wettelijke of reglementaire basis van de ontvangst Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer, met name artikel 17, § 2° en het koninklijk besluit van 13 februari 2001 ter uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van

Diminution ................................................... EUR

23.000 530.000 ______________ 507.000

1. Nature de la recette Contribution à payer lors de l’accomplissement d’une déclaration d’informations relative à la protection des traitements de données à caractère personnel. 2. Base légale ou réglementaire de la recette

Loi du 8 décembre 1992 relative à la protection de la vie privée, notamment l’article 17, § 2°, et l’arrêté royal du 13 février 2001 portant exécution de la loi du 8 décembre 1992 relative à la protection de la vie privée à

244

de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, met name de artikelen 47 tot 50. 3. Parameters en wijze van berekening van de ontvangst — Bedrag van de bijdrage voor de aangifte van alle informatiegegevens die op hetzelfde tijdstip door dezelfde verantwoordelijke voor de verwerking bij de commissie worden aangegeven : 125 euro (artikel 47 van het koninklijk besluit van 13 februari 2001). — Bedrag van de bijdrage indien de aangifte wordt verricht aan de hand van een magnetische informatiedrager : 25 euro (artikel 48 van het koninklijk besluit van 13 februari 2001). — Bedrag van de bijdrage bij aangifte door dezelfde verantwoordelijke op hetzelfde tijdstip van een of meer wijzigingen in de vermeldingen van zijn oorspronkelijke aangifte : 20 euro (artikel 49 van het koninklijk besluit van 13 februari 2001). Deze bijdragen zijn van toepassing vanaf 1 september 2001. 4. Reden van grote schommelingen van de ontvangst

DOC 50

2080/001

l’égard des traitements de données à caractère personnel, notamment les articles 47 à 50.


— Montant de la contribution pour la déclaration de toutes les informations déclarées à la commission à la même occasion par le même responsable du traitement : 125 euros (article 47 de l’arrêté royal du 13 février 2001). — Montant de la contribution si la déclaration s’effectue sur support magnétique : 25 euros (article 48 de l’arrêté royal du 13 février 2001). — Montant de la contribution en cas d’une déclaration par le même responsable à la même occasion d’une ou de plusieurs modifications aux mentions de sa déclaration originale : 20 euros (article 49 de l’arrêté royal du 13 février 2001). Ces montants sont d’application à partir du 1 er septembre 2000. 4. Variations intervenues dans la recette

De ontvangsten geregistreerd sedert de inwerkingtreding werden pas gestort in 2002. Vanaf 2003 wordt de ontvangst geraamd op 23.000 euro.

Les recettes enregistrées depuis l’entrée en vigueur de la loi concernées n’ont été versées qu’en 2002. À partir de 2003, la recette est estimée à 23.000 euros.

Art. 46.01 — Terugstorting van opbrengsten voortvloeiend uit sommige prestaties geleverd door het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (artikel 16 van het koninklijk besluit van 7 januari 2000 storting van de gerechtskosten).

Art. 46.01 — Remboursement de produits de certaines prestations effectuées par l’institut national de Criminalistique et de Criminologie (article 16 de l’arrêté royal du 7 janvier 2000 — versement des frais de justice).



1.655.000 4.771.000 _______________ Vermindering ............................................... EUR 3.116.000

1. Aard van de ontvangst De op dit artikel geboekte ontvangsten behelzen de vergoeding van de prestaties van het NICC voor expertiseopdrachten in het kader van gerechtelijke onderzoeken, waarvan de uitgave als gerechtskosten in strafzaken wordt aangerekend. De uitgevoerde expertises betreffen overwegend de vakgebieden genetische identificatie, ballistiek, drugs en toxicologie en algemene analytische scheikunde. 2. Wettelijke of reglementaire basis van de ontvangst — Koninklijk besluit van 7 januari 1998 houdende organisatie van het administratief en financieel beheer

1.655.000 4.771.000 _______________ Diminution ................................................... EUR 3.116.000

1. Nature de la recette Les recettes imputées à cet article concernent l’indemnisation des prestations de l’INCC pour des missions d’expertises dans le cadre d’enquêtes judiciaires, dont la dépense est considérée comme des frais de justice en matière pénale. Les expertises exécutées concernent principalement les disciplines identification génétique, balistique, drogue et toxicologie et chimie analytique générale. 2. Base légale ou réglementaire de la recette

— Arrêté royal du 7 janvier 1998 organisant la gestion administrative et financière de l’Institut national de

DOC 50

245

2080/001

van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie als staatsdienst met afzonderlijk beheer (artikel 16, § 2). — Ministerieel besluit tot vaststelling van de prestaties die gefactureerd mogen worden door het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie, staatsdienst met afzonderlijk beheer.

criminalistique et de criminologie comme service de l’État à gestion séparée (article 16, § 2).

3. Reden voor grote schommelingen van de ontvangst in vergelijking met voorgaande jaren

3. Justification de variations importantes de la recette par rapport aux réalisations des années précédentes

De waarschijnlijke ontvangsten 2002 omvatten de ontvangsten van 2002 (2.204.000 euro) en de nog te storten ontvangsten van vorige jaren (2.567.000 euro). Vanaf 2003 wordt het NICC gemachtigd om 25 % van zijn ontvangsten voor zijn werkingskosten aan te wenden. De vermoedelijke ontvangsten van 2.206.000 euro worden bijgevolg tot 1.665.000 euro verminderd.

Les recettes probables 2002 comprennent les recettes 2002 (2.204.000 euros) et les recettes encore à verser des années antérieures (2.567.000 euros). À partir de 2003, l’INCC est autorisé à utiliser 25 % de ses recettes pour ses frais de fonctionnement. Les recettes probables de 2.206.000 euros sont par conséquent ramenées à 1.655.000 euros.

Art. 06.01 — Diverse en toevallige ontvangsten.

Art. 06.01 — Recettes diverses et accidentelles.




— Arrêté ministériel du 22 mai 1998 fixant les prestations qui peuvent être facturées par l’Institut national de criminalistique et de criminologie, service de l’État à gestion séparée.


Het betreft de terugbetaling van overschotten op provisies van de griffies van de rechtbanken voor hun kleine uitgaven, van verkeersbelastingen, de betaling van schadevergoedingen die voortvloeien uit verkeersongevallen, rechtsgedingen, de regularisatie van dubbele betalingen, enz.

Il s’agit du remboursement des reliquats sur les provisions des greffes des tribunaux pour leurs menues dépenses, des taxes de circulation, du paiement de dédommagement résultant des accidents de roulage, d’affaires judiciaires, de la régularisation des doubles paiements, etc.

HOOFDSTUK 13

CHAPITRE 13

FOD BINNENLANDSE ZAKEN

SPF INTERIEUR

Art. 12.01 — Recuperatie van de kosten voor interventies door de diensten van de Civiele Bescherming.

Art. 12.01 — Récupération des frais à la suite d’interventions effectuées par les services de la Protection civile.



— 224.000 _______________ Vermindering ............................................... EUR 224.000

— 224.000 _______________ Diminution ................................................... EUR 224.000

1. Wettelijke basis

1. Base légale

Artikel 85 van de wet van 24 december 1976

Article 85 de la loi du 24 décembre 1976

2. Aard van de inkomsten

2. Nature des recettes

Het nulbedrag dat vanaf het jaar 2003 voor dit artikel voorkomt, wordt veroorzaakt door de overdracht van de ontvangsten naar het artikel 36.04. Deze overdracht is

Le montant nul qui figure à partir de l’année 2003 pour cet article découle du transfert des recettes vers l’article 36.04. Ce transfert est prévu en application de la loi-

246

DOC 50

2080/001

voorzien overeenkomstig de programmawet van 2 augustus 2002, waarvan titel VII, hoofdstuk II, artikel 153, de organieke wet houdende de oprichting van begrotingsfondsen van 27 december 1990 wijzigt. De ontvangstenramingen in artikel 36.04 werden vermeerderd bij wijze van compensatie. Volgens de van het Rekenhof verkregen inlichtingen betreffende de exacte boekhoudkundige draagwijdte van deze programmawet, zullen de cijfers evenwel herzien worden bij de begrotingscontrole.

programme du 2 août 2002 qui modifie, en son titre VII, chapitre II, article 153, la loi organique créant les fonds budgétaires du 27 décembre 1990.

Art. 12.02 — Terugbetaling door de gemeenten van de kosten die voortvloeien uit de levering van de formulieren van de attesten van immatriculatie, de bewijzen van inschrijving in het vreemdelingen-register, de identiteitskaarten en de verblijfkaarten (koninklijk besluit van 2 april 1984).

Art. 12.02 — Remboursement par les communes du coût des formules d’attestation d’immatriculation, des certificats d’inscription au Registre des étrangers, des cartes d’identités et des cartes de séjour (arrêté royal du 2 avril 1984).



Les prévisions de recettes à l’article 36.04 ont été augmentées en compensation. Suivant les précisions obtenues de la Cour des Comptes quant à la portée comptable exacte de cette loi-programme, les chiffres seront toutefois revus au contrôle budgétaire.

1. Wettelijke basis

1. Base légale

Koninklijk besluit van 2 april 1984.

Arrêté royal du 2 avril 1984.



De kosten die voor de Staat voortvloeien uit de levering van formulieren voor de attesten van immatriculatie, bewijzen van inschrijving in het vreemdelingenregister, identiteitskaarten voor vreemdelingen en verblijfskaarten van onderdanen van een lidstaat van de EG worden door de gemeenten terugbetaald. De NV DEXIA Bank doet daartoe een afname van hun tegoed bij die instelling. 3. Aanpassing

Les frais occasionnés à l’État par la fourniture des formules d’attestation d’immatriculation, des certificats d’inscription au registre des étrangers, des cartes d’identité d’étrangers et des cartes de séjour de ressortissants d’un État membre des communautés européennes sont remboursés par les communes à l’intervention de la SA DEXIA Banque, par prélèvement sur leur avoir en compte auprès dudit organisme. 3. Adaptation

De bedragen die aan de Thesaurie gestort moeten worden, werden geraamd op basis van enerzijds het IDOC-project voor de vervaardiging van de nieuwe identiteitskaarten en anderzijds het « Badge »-project voor de asielzoekers, eventueel bovenop de veiligheidsmaatregelen die voorzien zijn voor de resterende documenten en een verhoging van de prijs van de kaarten.

Les montants à verser au Trésor ont été estimés en fonction d’une part du projet IDOC pour la fabrication des nouvelles cartes d’identité et d’autre part du projet « Badge » pour les demandeurs d’asile, éventuellement en plus des mesures de sécurité prévues pour les documents restants et d’une majoration du prix des cartes.

Art. 12.03 — Terugvordering bij de luchtvaartmaatschappijen van de kosten van huisvesting, verblijf, gezondheidszorgen en terugzending gedragen door de Belgische Staat (koninklijk besluit van 14 januari 1993, aanvullend op de wet van 15 december 1980).

Art. 12.03 — Récupération auprès des compagnies aériennes des frais d’hébergement, de séjour, de soins de santé et de rapatriement mis à charge de l’État belge (arrêté royal du 14 janvier 1993, complétant la loi du 15 décembre 1980).




140.000 40.000 ____________ 100.000


40.000 140.000 ____________ 100.000

DOC 50

247

2080/001

1. Wettelijke basis

1. Base légale

Koninklijk besluit van 14 januari 1993, aanvullend op de wet van 15 december 1980 2. Aanpassing

Arrêté royal du 14 janvier 1993, complétant la loi du 15 décembre 1980. 2. Adaptation

De bepaling van het bedrag van de ontvangsten is afhankelijk van een forfaitair bedrag per dag huisvesting gebaseerd op een raming van de kostprijs van het verblijf in een centrum.

La fixation du montant de la recette est fonction d’un montant forfaitaire par jour de logement basé sur une estimation du coût du séjour dans un centre.

Art. 12.04 — Terugvordering van de repatrieringskosten bij de werkgevers die vreemdelingen in onregelmatig verblijf hebben tewerkgesteld (wet van 22 juli 1976 tot wijziging van het koninklijk besluit nr 34 van 20 juli 1967).

Art. 12.04 — Récupération des frais de rapatriement auprès des employeurs utilisant des personnes en séjour irrégulier (loi du 22 juillet 1976 modifiant l’arrêté royal n° 34 du 20 juillet 1967).




75.000 74.000 ____________ 1.000

1. Wettelijke basis Wet van 22 juli 1976 tot wijziging van het koninklijk besluit nr 34 van 20 juli 1967. 2. Aard van de inkomst De werkgever die, buiten de gevallen bedoeld in de artikelen 5 en 6, een persoon die niet van Belgische nationaliteit is en die geen houder is van een geldige Belgische verblijfsvergunning of van een geldig attest van immatriculatie, heeft tewerkgesteld alvorens de vergunning daartoe te hebben verkregen, is gehouden tot betaling van de kosten van de reis van die persoon en van de leden van zijn gezin welke onregelmatig bij hem verblijven, tot de plaats van diens vroeger regelmatig verblijf. 3. Aanpassing


75.000 74.000 ____________ 1.000

1. Base légale Loi du 22 juillet 1976 modifiant l’arrêté royal n° 34 du 20 juillet 1967. 2. Nature de la recette L’employeur qui, en dehors des cas visés aux articles 5 et 6, a mis au travail avant d’en avoir obtenu l’autorisation, une personne qui ne possède pas la nationalité belge et qui n’a pas de titre de séjour belge ou d’attestation d’immatriculation valables, est tenu de payer les frais de voyage de cette personne et ceux des membres de sa famille séjournant irrégulièrement avec elle jusqu’au lieu de sa résidence régulière antérieure.

3. Adaptation

De betalingen die door de maatschappijen uitgevoerd werden, werden tot vandaag onmiddellijk gestort aan de Thesaurie, wat de vorige zwakke realisaties op dit artikel verklaart.

Les versements effectués par les compagnies avaient été, jusqu’à ce jour, directement versés à la Trésorerie, ce qui explique les faibles réalisations précédentes sur cet article.

Art. 12.05 — Terugvordering va n de kosten voortvloeiend uit de maatregelen door de Vaste Commissie voor Taaltoezicht genomen op basis van het artikel 61, §§ 7 en 8, laatste alinea, van de wet van 16 juli 1993, bij de overheden die in gebreke blijven.

Art. 12.05 — Récupération des frais découlant des mesures prises par la Commission permanente de contrôle linguistique sur la base de l’article 61, §§ 7 et 8, dernier alinéa, de la loi du 16 juillet 1993, auprès des autorités défaillantes.



248

DOC 50

2080/001

Het gaat hier slechts om een provisioneel bedrag. Daardoor is maar 2.000 euro noodzakelijk.

Il s’agit seulement d’un montant provisionnel. Celui-ci peut donc être fixé à 2.000 euros.

Art. 12.06 — Betaling door de vervoerder van de administratieve boete van 3.750 euro bepaald door artikel 74/4bis, § 1, van de wet van 15 december 1980 voor het betreden van ons grondgebied.

Art. 12.06 — Paiement par le transporteur de l’amende administrative de 3.750 euros visée à l’article 74/4bis, § 1er , de la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire.



1. Wettelijke basis Betalingen van de administratieve geldboete door de vervoerder ten bedrage van 3.750 euro bedoeld bij artikel 74/4bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. 2. Aard van de inkomst Einde 2000, werd een protocolakkoord ingevoerd in toepassing van artikel 74/4bis, § 1, tweede regel, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Dit protocolakkoord bepaalt onder andere de degressieve tarieven voor de luchtvaartmaatschappijen die het protocol hebben ondertekend. Momenteel hebben 32 luchtvaartmaatschappijen dit protocolakkoord ondertekend. Anderzijds werden de grensinspectiesdiensten die inbreuken vaststellen en geldboetes opleggen, hervormd. Deze diensten werden uitgebreid, met als gevolg dat het aantal vastgestelde inbreuken is gestegen.

3. Aanpassing

1. Base légale Paiements par le transporteur de l’amende administrative de 3.750 euros visée à l’article 74/4bis de la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement et l’éloignement des étrangers.

2. Nature de la recette Fin 2000, un protocole d’accord a été établi en application de l’article 74/4bis, § 1er , deuxième ligne de la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement et l’éloignement des étrangers. Ce protocole d’accord prévoit entre autre des tarifs dégressifs pour les compagnies aériennes qui y souscrivent. Actuellement, 32 compagnies aériennes ont souscrit à ce protocole d’accord. Par ailleurs, les services d’inspection frontière qui sont à même de constater les faits donnant lieu à une amende administrative, ont été réorganisés. Le personnel de ces services a été accru ce qui permet d’accroître le nombre de faits constatés. 3. Adaptation

Deze twee elementen samen vergemakkelijken het innen van de administratieve geldboetes en gezien de verhoging van het vaststellen van de inbreuken, zullen de ontvangsten stijgen. De Dienst Vreemdelingenzaken rekent dan ook op ontvangsten gelijk aan 1.983.150 euro.

Ces deux éléments réunis font que la perception des amendes administratives en est facilitée et que vu l’augmentation de la constatation des faits, les recettes tendent à croître. C’est pourquoi, l’Office table sur des recettes équivalentes à 1.983.150 euros.

Art. 12.07 — Terugbetaling van de voorschotten, gedaan voor rekening der gemeenten, uit hoofde van de betaling van zekere onkosten en toelagen van de gewestelijke gemeenteontvangers (artikel 140 van de nieuwe gemeentewet).

Art. 12.07 — Remboursement des avances faites pour le compte des communes, du chef du paiement de certains frais et indemnités des receveurs communaux régionaux (article 140 de la nouvelle loi communale).



1. Wettelijke basis

1. Base légale

Artikel 140 van de nieuwe gemeentewet

Article 140 de la nouvelle loi communale

DOC 50

249

2080/001

2. Aard van de inkomst


Er zullen slechts enkele forfaitaire bedragen worden gestort voor de bezetting van de lokalen door gewestelijke ontvangers.

Seuls quelques montants forfaitaires exceptionnels seront versés pour l’occupation des locaux par les receveurs régionaux.

Art. 12.08 — Ontvangsten afkomstig van bedragen geïnd bij de organisatoren van rally’s.

Art. 12.08 — Recettes provenant des montants prélevés auprès des organisateurs de rallyes.





De ontvangsten zullen dienen om de personeelskosten en de werkingskosten te dekken wanneer de controle zal plaatsvinden in het kader van de organisatie van de rally’s. 2. Aanpassing

Les recettes serviront à couvrir les frais de personnel et de fonctionnement lors du contrôle effectué dans le cadre de l’organisation des rallyes.

2. Adaptation

De ontvangsten zullen dienen om de personeelskosten en de werkingskosten te dekken wanneer de controle zal plaatsvinden in het kader van de organisatie van de rally’s. Op basis van het bedrag ontvangen in het jaar 2001 (namelijk 57.469 euro), waarbij enkele organisatoren van snelheidswedstrijden hun bijdrage van 10 % nog moeten betalen, worden de jaarlijkse inkomsten begroot op 52.000 euro. Wanneer beslist wordt door de organisatoren meer wedstrijden te organiseren, zal dit bedrag hoger liggen. Anderzijds zal bij annulatie van reeds geprogrammeerde wedstrijden het bedrag van de inkomsten lager liggen.

Les recettes serviront à couvrir les frais de personnel et de fonctionnement lors du contrôle effectué dans le cadre de l’organisation des rallyes. Sur la base du montant obtenu au cours de l’année 2001 (à savoir euro 57.469) pour lequel certains organisateurs de concours de vitesse doivent encore payer leur cotisation de 10 %, les revenus annuels sont estimés à 52.000 euros. Si les organisateurs décident d’organiser plus de concours, le montant sera plus élevé. D’autre part en cas d’annulation de concours déjà programmé, le montant des revenus sera moins élevé.

Art. 12.11 — Ontvangsten voortspruitend uit de administratieve boetes opgelegd aan de organisatoren van voetbalmatchen en aan toeschouwers.

Art. 12.11 — Recettes provenant des amendes administratives imposées aux organisateurs des matchs de football et aux spectateurs.




87.000 74.000 ______________ 13.000


1. Wettelijke basis

1. Base légale

Wet van 21 december 1998.

Loi du 21 décembre 1998.



Dit initiatief voorziet in ontvangsten die afkomstig zijn van de administratieve boetes die opgelegd worden aan de organisatoren van voetbalmatchen en aan de toeschouwers.

87.000 74.000 ______________ 13.000

Cette initiative prévoit des recettes provenant des amendes administratives imposées aux organisateurs de matches de football et aux spectateurs.

250

DOC 50

3. Aanpassing

2080/001

3. Adaptation

Het blijkt dat er gemiddeld twee incidenten plaatsvinden per wedstrijd met een gemiddelde van 612 wedstrijden per jaar (dat wil zeggen 1.200 behandelde dossiers per jaar). Bovendien kunnen de administratieve boetes die opgelegd worden aan de toeschouwers, variëren van 250 tot 5.000 euro.

Il apparaît qu’en moyenne 2 incidents se produisent par rencontre avec une moyenne de 612 rencontres par an (soit 1.200 dossiers traités par an). De plus, les amendes administratives imposées aux spectateurs peuvent varier de 250 à 5.000 euros.

Art. 16.01 — Opbrengst van werken uitgevoerd door het Rijksregister ten voordele van overheden of openbare en privé-instellingen (Ontvangsten toegewezen aan het programma 13-51-9).

Art. 16.01 — Produits de travaux effectués par le Registre national au profit d’autorités ou d’organismes publics et privés (Recettes affectées au programme 13-51-9).




6.600.000 6.450.000 ______________ 150.000



6.600.000 6.450.000 ______________ 150.000


Die zijn samengesteld door : — de aanrekening van de prestaties ten voordele van overheden of openbare instellingen tot dekking van het gebruik van het materieel voor de behandelde toepassingen; — vergoedingen te betalen door de gemeenten en andere openbare instellingen die gebruik maken van het DCS-net van Belgacom voor de verbinding met het Rijksregister. 2. Aanpassing

Elles sont constituées par : — la facturation des prestations au profit d’autorités ou d’organismes publics couvrant l’utilisation du matériel pour les applications traitées. — les redevances à payer par les communes et autres organismes publics utilisant le réseau DCS de Belgacom pour la liaison avec le Registre national.

2. Adaptation

Een ontwerp van koninklijk besluit houdende aanpassing van de tarieven is momenteel in voorbereiding en wordt eerstdaags aan de instanties belast met de administratieve en begrotingscontrole voorgelegd. Het besluit zal uitwerking hebben op 1 januari 2002. Op basis van de ontvangsten van de voorgaande jaren en van de voorgenomen aanpassing van de tarieven van de orde van 20 %, hetgeen overeenstemt met een indexering sedert 1993, worden de ontvangsten vanaf het begrotingsjaar geraamd op 6.450.000 euro per jaar. Voor de jaren waarin verkiezingen worden georganiseerd, met name 2003 en 2004, kan een meerontvangst van 150.000 euro worden verwacht ingevolge de opmaak van de kiezerslijsten.

Un projet d’arrêté royal portant ajustement des tarifs est actuellement en préparation et sera prochainement soumis aux instances chargées du contrôle administratif et budgétaire. L’arrêté entrera en vigueur le 1er janvier 2002. Sur la base des recettes des années précédentes et sur la base de l’ajustement des tarifs de l’ordre de 20 % mentionné ci-dessus, ce qui correspond à une indexation depuis 1993, les recettes à partir de l’année budgétaire sont estimée à 6.450.000 euros par an.

Art. 16.04 — Deelneming door de ouders in de kosten van het kinderdagverblijf.

Art. 16.04 — Intervention des parents dans les frais de garderie des enfants.




3.000 2.000 _____________ 1.000

Pour les années au cours desquelles des élections sont organisées, notamment 2003 et 2004, une recette supplémentaire de 150.000 euros est attendue pour la réalisation des listes d’électeurs.


3.000 2.000 ______________ 1.000

DOC 50

251

2080/001



Het kinderdagverblijf werd voor de eerste keer geopend in 1993. De ramingen voor 2001 zijn onveranderd ten opzichte van deze van 2000. Ze zijn berekend op een financiële bijdrage van de ouders die 150 frank per dag bedragen voor 1 kind, 260 frank voor 2 kinderen en 330 frank voor 3 kinderen en meer.

La garderie a été ouverte pour la première fois en 1993. Les estimations pour 2001 sont inchangées par rapport à celles de 2000. Elles sont calculées sur la base de la contribution financière des parents qui s’élève par jour à 150 francs pour 1 enfant, 260 francs pour 2 enfants et 330 francs pour 3 enfants et plus.

Art. 16.05/1.a) — Terugbetaling door de gemeenten van de opmaakkosten van de identiteitskaarten.

Art. 16.05/1.a) — Remboursement par les communes des frais de confection des cartes d’identité.






5.898.000 3.671.000 _____________ 2.227.000


Het betreft de terugbetaling door de gemeenten van de aanmaakkosten van nieuwe identiteitskaarten en van de vervangingskosten van de verlopen kaarten. 2. Aanpassing

Il s’agit du remboursement par les communes du coût de confection des nouvelles cartes d’identité ainsi que les frais de remplacement des cartes périmées. 2. Raisons des fluctuations

Voor het jaar 2003 is een productie van 795.222 identiteitskaarten van het huidig model voorzien (tot eind september 2003). Uitgaand van de hypothese dat de veralgemening van de elektronische kaart zal ingevoerd worden op 679.200 eenheden (79.200 in de elf pilootgemeenten en 600.000 in de andere gemeenten). In totaal zullen dus 1.474.222 kaarten worden aangemaakt in 2003. De terugvordering ten laste van de gemeenten beloopt euro4 per kaart zodat een ontvangst ten bedrage van euro5.897.688 kan verwacht worden in 2003. Vanaf 2004 zal de initiële uitreiking geschieden op basis van het uitrolscenario gespreid over 5 jaar. Naar rato van een jaarlijkse productie van 2.000.000 kaarten per jaar kan en een terugvordering van euro4 per kaart kan dus voor de jaren 2004, 2005 en 2006 telkens een ontvangst van euro8.000.000 worden verwacht.

Pour l’année 2003, une production de 795.222 cartes d’identité du modèle actuel est prévue (jusqu’à fin septembre 2003) en partant de l’hypothèse que la carte électronique sera introduite de manière généralisée à concurrence de 679.200 unités (79.200 dans les onze communes pilotes et 600.000 dans les autres communes). Au total, 1.474.222 cartes seront donc fabriquées en 2003. Le recouvrement à charge des communes s’élève à euros4 par carte de sorte qu’on peut s’attendre à une recette d’un montant de euros5.897.688 en 2003.

Art. 16.05/1.b) — Opbrengst van de verkoop van verkiezingsdocumenten.

Art. 16.05/1.b) — Recettes résultant de la vente de documents électoraux.




8.000 2.000 ______________ 6.000

1. Aanpassing In 2003, jaar waarin verkiezingen voor Kamer en Senaat worden georganiseerd, wordt een toename van de ontvangsten verwacht ingevolge de verkoop van de bro-

À partir de 2004, la délivrance initiale se fera sur la base du scénario de distribution étalé sur cinq ans. En tenant compte d’une production annuelle de 2.000.000 de cartes par an et d’un recouvrement de euros4 par carte, on peut donc chaque fois s’attendre pour les années 2004, 2005 et 2006 à une recette de 8.000.000 d’euros.


8.000 2.000 ______________ 6.000

1. Adaptation En 2003, année au cours de laquelle les élections pour la Chambre et le Sénat seront organisées, une augmentation des recettes provenant de la vente de bro-

252

DOC 50

2080/001

chures en cd-roms met de uitslagen van deze verkiezingen.

chures et de cd roms avec les résultats de ces élections est attendue.

Art. 16.05/2 — Terugstorting door de provincies en de gemeenten voor prestaties geleverd door het ministerie van Binnenlandse Zaken bij verkiezingen.

Art. 16.05/2 — Remboursements par les provinces et les communes des prestations fournies par le ministère de l’Intérieur en cas d’élections.




1. Wettelijke basis Artikel 3 §1 van de wet van 11 april 1994 2. Aard van de inkomst

Diminution ................................................... EUR

1.286.000 2.794.000 ______________ 1.508.000

1. Base légale Article 3, §1 de la loi du 11 avril 1994. 2. Nature de la recette

De gemeenten die gebruik maken van de door de Staat aangeschafte geautomatiseerde stemapparatuur dienen per verkiezing een bijdrage te betalen (artikel 3, § 1 van de wet van 11 april 1994 tot organisatie van de geautomatiseerde stemming). Deze retributie bedraagt euro1 per inschrijving. In 2003, worden er verkiezingen voor Kamer en Senaat georganiseerd. Naar rato van euro1 per inschrijving kan de ontvangsten geraamd worden op 1.286.000 euro.

Les communes qui font usage de l’appareillage de vote automatisé acquis par l’État doivent payer une redevance pour chaque élection (article 3, §1 de la loi du 11 avril 1994 portant organisation du vote automatisé). Cette rétribution s’élève à 1 euros par inscription. En 2003, les élections pour la Chambre et le Sénat seront organisées. Avec une moyenne de 1 euro par inscription, les recettes peuvent être estimées à 1.286.000 euros.

Art. 16.05/3 — Opbrengst van de prestaties geleverd door de diensten van de arrondissementscommissaris bevoegd voor het Duitse Taalgebied.

Art. 16.05/3 — Produit de prestations effectuées par les services du commissaire d’arrondissement compétent pour la région de langue allemande.



1. Wettelijke basis

1. Base légale

Koninklijk besluit van 26 januari 1998.

Arrêté royal du 26 janvier 1998.



Het koninklijk besluit van 26 januari 1998 stelt de bedragen vast van de retributies die moeten betaald worden voor het maken van vertalingen voor personen of openbare en privé instellingen met uitsluiting van de nationale administratieve overheden.

L’arrêté royal du 26 janvier 1998 fixe le montants des rétributions auxquelles peuvent donner lieu les traductions réalisées pour des personnes ou des organismes de droit privé ou public à l’exclusion des autorités administratives nationales.

Art. 16.05/4 — Vergoedingen voor het verkrijgen van copies van administratieve documenten.

Art. 16.05/4 — Rétribution pour l’obtention de copies de documents administratifs.



DOC 50

253

2080/001

Art. 16.05/5 — Opbrengst van de verkoop van CD’ROMS door de Raad van State.

Art. 16.05/5 — Produits de la vente de Cd Roms par le Conseil d’État.




3.000 4.000 ______________ 1.000

Diminution ................................................... EUR

3.000 4.000 _____________ 1.000

Art. 36.01 — Opbrengst van de heffing verschuldigd door de fabrikanten die verantwoordelijk zijn voor de industriële activiteiten met risico’s van zware ongevallen (Ontvangsten toegewezen aan het programma 13-54-4).

Art. 36.01 — Produit du prélèvement dû par les fabricants responsables d’activités industrielles comportant des risques d’accidents majeurs (Recettes affectées au programme 13-54-4).





De redelijkheid vereist dat de exploitanten van industriële activiteiten die aan de basis liggen van de risico’s bedoeld bij de wet, een billijk deel dragen van de kosten die het gevolg zijn van het bestrijden van de eventuele nadelige gevolgen van een zwaar ongeval en van de voorbereiding daartoe.

La logique exige que les exploitants d’activités industrielles, qui sont à la base des risques visés par la loi, supportent une partie équitable des frais qui découlent de la lutte contre les éventuels effets nocifs d’un accident majeur et des préparatifs à cette fin.

Art. 36.02 — Opbrengsten van retributies aangerekend aan de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen, de interne bewakingsdiensten en de instellingen die instaan voor de opleiding van die ondernemingen (Ontvangsten toegewezen aan het programma 13-56-1).

Art. 36.02 — Produits de redevances perçues des entreprises de gardiennage, des entreprises de sécurité, des services internes de gardiennage et des organismes de formation pour le personnel de ces entreprises et services (Recettes affectées au programme 13-56-1).




2.315.000 2.412.000 ______________ 97.000

1. Wettelijke basis

Diminution ................................................... EUR

2.315.000 2.412.000 ______________ 97.000

1. Base légale

Deze ontvangsten worden geïnd in toepassing van artikel 2 van de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten, zoals gewijzigd bij de wet van 18 juli 1997 evenals de uitvoeringsbesluiten

Ces recettes sont perçues en application de l’article 2 de la loi du 10 avril 1990 sur les entreprises de gardiennage, sur les entreprises de sécurité et sur les services internes de gardiennage telle que modifiée par la loi du 18 juillet 1997 ainsi que par ses arrêtés royaux d’exécution.

Art. 36.03 — Opbrengst van retributies verschuldigd in verband met risico’s van nucleaire ongevallen (Ontvangsten toegewezen aan het programma 13-54-5).

Art. 36.03 — Produits de redevances à percevoir en rapport avec les risques d’accidents nucléaires (Recettes affectées au programme 13-54-5).



254

DOC 50


2080/001


Er wordt ten bate van de Staat een jaarlijkse retributie vastgesteld van 19.000 frank per megawatt netto elektrisch geïnstalleerd vermogen, ten laste van de exploitanten van de met toepassing van het algemeen reglement vergunde kernreactoren die gebruikt worden voor de productie van elektrische energie. Een deel van deze retributies wordt ter beschikking gesteld van het ministerie van Binnenlandse Zaken.

Il est fixé au profit de l’État une redevance annuelle de 19.000 francs par megawatt électrique de puissance nette installée, à charge des exploitants des réacteurs nucléaires autorisés en vertu du règlement général et utilisés pour la production d’énergie électrique. Une partie des redevances est attribuée au ministère de l’Intérieur.

Art. 36.04 — Opbrengst van de heffing gevestigd op de verzekeringspremie voor de burgerlijke aansprakelijkheid inzake brand of ontploffing (Ontvangsten toegewezen aan het programma 13-54-2).

Art. 36.04 — Produit du supplément appliqué à la prime d’assurance en matière de responsabilité civile en cas d’incendie ou d’explosion (Recettes affectées au programme 13-54-2).




747.000 524.000 _____________ 223.000

1. Wettelijke basis Artikel 9 van de wet van 30 juli 1979 en het koninklijk besluit van 5 augustus 1991. 2. Aard van de inkomsten Krachtens artikel 9 van de wet van 30 juli 1979 en artikel 9 van het koninklijk besluit van 5 augustus 1991 vestigen de ondernemingen die de objectieve aansprakelijkheid verzekeren tot dekking van de lichamelijke of stoffelijke schade veroorzaakt aan derden, ten laste van de verzekeringsnemers jaarlijks een heffing vastgesteld op 3 % van de uitgegeven handelspremies. De opbrengst van deze heffing is bestemd tot spijzing van het fonds voor beveiliging tegen brand en ontploffing. De verhoging voorkomt, wordt veroorzaakt door de overdracht van 12.01 naar 36.04. Deze overdracht is voorzien overeenkomstig de programmawet van 2 augustus 2002, waarvan titel VII, hoofdstuk II, artikel 153, de organieke wet houdende de oprichting van begrotingsfondsen van 27 december 1990 wijzigt. De ontvangstenramingen in artikel 36.04 werden vermeerderd bij wijze van compensatie. Volgens de van het Rekenhof verkregen inlichtingen betreffende de exacte boekhoudkundige draagwijdte van deze programmawet, zullen de cijfers evenwel herzien worden bij de begrotingscontrole.


747.000 524.000 ______________ 223.000

1. Base légale Article 9 de la loi du 30 juillet 1979 et l’arrêté royal du 5 août 1991. 2. Nature de la recette En vertu de la loi du 30 juillet 1979, article 9 et de l’arrêté royal du 5 août 1991, article 9, les entreprises qui assurent la responsabilité civile objective visant à couvrir les dommages corporels ou matériel causés aux tiers par un incendie ou une explosion appliquent annuellement, à charge des preneurs d’assurance, un supplément fixé actuellement à 3 % des primes commerciales émises. Ce supplément est destiné à alimenter le fonds de la sécurité contre l’incendie et l’explosion. L’augmentation découle du transfert des recettes du 12.01 vers 36.04. Ce transfert est prévu en application de la loi-programme du 2 août 2002 qui modifie, en son titre VII, chapitre II, article 153, la loi organique créant les fonds budgétaires du 27 décembre 1990. Les prévisions de recettes à l’article 36.04 ont été augmentées en compensation. Suivant les précisions obtenues de la Cour des Comptes quant à la portée comptable exacte de cette loi-programme, les chiffres seront toutefois revus au contrôle budgétaire.

DOC 50

255

2080/001

Art. 06.02 — Opbrengst van de dwangsommen gestort krachtens artikel 36 van de wetten over de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, gewijzigd bij de wet van 17 oktober 1990 (Ontvangsten toegewezen aan het programma 13-59-0).

Art. 06.02 — Produit des astreintes versées en exécution de l’article 36 des lois sur le Conseil d’État coordonnées le 12 janvier 1973, modifiées par la loi du 17 octobre 1990 (Recettes affectées au programme 13-59-0).



1. Aard van de ontvangst Artikel 36 van de gecoördineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State, gewijzigd door de wet van 17 oktober 1990.

1. Base légale Article 36 des lois sur le Conseil d’État coordonnées le 12 janvier 1973, modifiées par la loi du 17 octobre 1990.

2. Aanpassing

2. Adaptation

Tot nu toe werd geen enkele dwangsom gestort.

À ce jour, aucune astreinte n’a encore été payée.


Art. 08.01 — Versements par les organismes d’intérêt public en vue du paiement de la rémunération et des frais des organes de contrôle de l’État.





Ontvangsten komen voort uit het presentiegeld welke de gecontroleerde instellingen storten. De verhoging in 1998 kwam door de indexering van de wedden van de betrokken personen.

Les recettes proviennent des jetons de présence que versent les organismes contrôlés. L’indexation des traitements des personnes concernées était à la base de l’augmentation en 1998.

HOOFDSTUK 14

CHAPITRE 14

FOD BUITENLANDSE ZAKEN

SPF AFFAIRES ÉTRANGERES





Art. 12.01/1 — Diverse terugbetalingen.

Art. 12.01/1 — Remboursements divers.



Diverse toevallige ontvangsten zoals terugbetalingen van teveel-ontvangen toelagen, dubbele betalingen, verkoopprijs van functiewagens, schadeloosstellingsvergoedingen.

Recettes accidentelles diverses telles que remboursements de trop-perçus de subsides, doubles paiements, prix de revente de véhicules de fonction, indemnités de dédommagements.

256

DOC 50

2080/001

De, in 2001, verwezenlijkte ontvangst van 2.138.000 euro is uitzonderlijk en vloeit vooral voort uit de liquidatie van de bufferstock inzake natuurlijke rubber.

La recette de 2.138.000 euros réalisée en 2001 est exceptionnelle et provient essentiellement de la liquidation du stock régulateur de caoutchouc naturel.

Art. 12.01/2 — Ontvangsten gedaan door tussenkomst van het medisch centrum.

Art. 12.01/2 — Recettes effectuées à l’intervention du centre médical.



Deze ontvangsten zijn afkomstig van : — de betalingen door patiënten van de raadplegingen aan de tarieven RIZIV en van de vaccins aan de tarieven van Volksgezondheid; — de terugbetalingen door de mutualiteiten; — de terugbetalingen van de BTC voor medische onderzoeken van de ontwikkelingswerkers.

Ces recettes proviennent : — du paiement par les patients des consultations aux tarifs INAMI et des vaccins aux tarifs de la Santé publique; — des remboursements effectués par les mutuelles; — des remboursements effectués par la CTB pour les examens médicaux des coopérants.

Art. 16.01 — Verkoop van publikaties, drukwerken, enz.

Art. 16.01 — Ventes de publications, imprimés, etc.



Ontvangsten afkomstig van : — de verkoop van diverse documenten voorgesteld aan het publiek voornamelijk door de diensten van het protocol, het personeel en de consulaire zaken; — de uitreiking van bijzondere autonummerplaten; — de uitreiking van fotokopieën aan gebruikers van de bibliotheken en de archiefdiensten.

Recettes provenant : — de la vente de documents divers proposés au public notamment par les services du protocole, du personnel, des affaires consulaires; — de la délivrance de plaques spéciales d’immatriculation; — de la délivrance de photocopies aux usagers des bibliothèques et services d’archives.

Art. 16.02 — Opbrengst van de kanselarijen consulaatrechten en visa der paspoorten.

Art. 16.02 — Produit des droits de chancellerie, taxes consulaires et visa des passeports.



Wettelijke of reglementaire basis van de ontvangst De wet van 30 juni 1999 houdende het tarief van de consulaire rechten en kanselarijrechten, gewijzigd door het koninklijk besluit van 5 september 2001. Deze wet, waarvan de bepalingen toepasselijk zijn sinds 1 januari 2000, vervangt en heft de wet van 4 juli 1956 op. De consulaire rechten worden geheven door de Belgische consulaire posten in het buitenland bij de aflevering van bepaalde akten en documenten, op basis van tarief I gehecht aan de wet. De kanselarijrechten daarentegen worden geheven binnen het Koninkrijk op basis van tarief II gehecht aan deze wet. De wijzigingen van de tarieven gebeurt bij koninklijk besluit.

Base légale ou réglementaire de la recette La loi du 30 juin 1999 portant le tarif des taxes consulaires et des droits de chancellerie, modifiée par l’arrêté royal du 5 septembre 2001. Cette loi, dont les dispositions sont applicables depuis le 1er janvier 2000, remplace et abroge la loi du 4 juillet 1956. Les taxes consulaires sont perçues par les postes consulaires belges à l’étranger lors de la délivrance de certains actes ou documents, sur la base du tarif I annexé à la loi. Les droits de chancellerie sont quant à eux perçus à l’intérieur du Royaume sur la base du tarif II annexé à cette même loi. La modification des tarifs se fait par arrêté royal.

DOC 50

257

2080/001

Raming der ontvangsten : a) Sommen geïnd door de posten binnen het Rijk die paspoorten en visa afleveren EUR ...... b) Ontvangsten gedaan door de diplomatieke posten en beroepsconsulaten in het buitenland ............................................................ EUR

Évaluation des recettes :

11.350.000

7.373.000

a) Sommes perçues par les postes distributeurs de passeports et de visas à l’intérieur du Royaume ..................................................... EUR b) Recettes effectuées par les postes diplomatiques et consulaires de carrière à l’étranger ...................................................... EUR

11.350.000

7.373.000

Art. 16.03 — Opbrengst van de verhuur van gebouwen in het buitenland (Ontvangsten toegewezen aan het programma 14-42-0).

Art. 16.03 — Produit de la location d’immeubles (l’étranger (Recettes affectées au programme 14-42-0).



Wettelijke of reglementaire basis van de ontvangst Het artikel 240 van de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen, tot wijziging van de rubriek 14 — Buitenlandse Zaken — van de tabel gevoegd bij de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen. Raming van de ontvangsten afkomstig van de verhuring van gebouwen te : — — — — — —

Brazzaville ...................................... 54.500 EUR Keulen ............................................ 51.000 EUR Lusaka ............................................ 34.700 EUR Johannesburg ................................ 5.000 EUR Riyad .............................................. 7.400 EUR Kinshasa ........................................ 83.400 EUR.

Base légale ou réglementaire de la recette L’article 240 de la loi du 12 août 2000 portant des dispositions sociales, budgétaires et diverses, modifiant la rubrique 14 — Affaires étrangères — du tableau annexé à la loi organique du 27 décembre 1990 créant des fonds budgétaires. Évaluation des recettes provenant de la mise en location d’immeubles à : — — — — — —

Brazzaville ...................................... 54.500 EUR Keulen ............................................ 51.000 EUR Lusaka ............................................ 34.700 EUR Johannesburg ................................ 5.000 EUR Riyad .............................................. 7.400 EUR Kinshasa ........................................ 83.400 EUR.

Art. 31.01 — Terugbetalingen van toelagen toegekend in het kader van de wetten op de economische expansie.

Art. 31.01 — Remboursements de subsides alloués dans le cadre de l’octroi de garantie et soutien financier aux exportations de biens d’équipements belges et de services.



Évaluation des recettes pour 2003 ............. EUR Recettes probables pour 2002 ..................... UR

Deze inkomsten zijn afhankelijk van de verhouding tussen de rentevoet van het krediet bij de uitvoer en de veranderlijke rentevoet bij de herfinanciering van de banken. Zij worden geraamd op 13.699.000 euro op basis van een simulatie met volgende rentevoeten : — Euribor 3,939 %; — Libor dollar 2,506 %.

Ces recettes dépendent du rapport entre le taux du crédit à l’exportation et le taux variable de refinancement des banques.

Diminution ................................................... EUR

25.011.000 31.795.000 _____________ 6.784.000

Elles sont évaluées en 2003 à 25.011.000 EUR sur la base d’une simulation faite aux taux d’intérêts suivants : — Euribor 3,939 %; — Libor dollar 2,506 %.

258

DOC 50

2080/001

Art. 08.01 — Stortingen uitgevoerd door de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel met het oog op het uitkeren van bezoldigingen en de onkosten van de controleorganen van de Staat.

Art. 08.01 — Versements par l’Office belge du Commerce extérieur en vue du paiement des rémunérations et des frais des organes de contrôle de l’État.



Het gaat om de terugbetaling door de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel van de erelonen van de controleorganen van de Staat. Deze honoraria zijn afhankelijk van het aantal vacaties en van het bedrag van de vergoeding vastgesteld door het ministerie van Financiën.

Il s’agit du remboursement par l’Office belge du Commerce extérieur des honoraires payés à l’organe de contrôle de l’État. Ces honoraires sont fonction du nombre de vacations et du montant de l’indemnité fixée par le ministère des Finances.

HOOFDSTUK 15

CHAPITRE 15

INTERNATIONALE SAMENWERKING

COOPERATION INTERNATIONALE

Inleiding

Introduction

Het bedrag van de ontvangst is voor de meeste ontvangstenartikels, door de aard van de ontvangst, niet op een bepaalde wijze of via specifieke parameters te berekenen. Zo is het bijvoorbeeld onmogelijk het nietgebruikte bedrag van een subsidie te bepalen aan de hand van parameters. De enig bruikbare parameter voor het berekenen van het bedrag van de ontvangst wordt voor de meeste ontvangstenartikels bekomen via een vergelijking met de gerealiseerde ontvangsten van de voorgaande begrotingsjaren. Deze parameter geeft echter noch een garantie omtrent de ontvangst die in het lopend begrotingsjaar zal gerealiseerd worden, noch een garantie in verband met de correctheid van de meerjarenraming. Dit verklaart dan ook de verschillen tussen de ramingen en de uiteindelijke realisaties. De ontvangsten die op de ontvangstenartikels worden gerealiseerd betreffen niet-geïndexeerde ontvangsten. Voor de ontvangstenartikels waarvoor het mogelijk was, werden de parameters en de wijze van berekenen vermeld in de verantwoording.

Pour la plupart des articles de recettes, le montant de la recette ne peut être calculé d’une manière définie ou par le biais de paramètres spécifiques et ce, en raison de la nature même de la dépense. Par exemple, il est impossible de définir le montant non utilisé d’un subside en fonction de paramètres. L’unique paramètre utilisé pour calculer le montant de la recette est, pour la plupart des articles de recettes, obtenu via une comparaison des recettes réalisées dans les années budgétaires précédentes. Ce paramètre ne donne cependant ni garantie quant à la réalisation effective de ces recettes pendant l’année budgétaire courante, ni garantie quant à l’exactitude des prévisions pluriannuelles. Ceci explique les différences entre les prévisions et les recettes finalement réalisées.

Art. 11.01 — Recuperatie van de bezoldigingen van het personeel van het Algemeen Bestuur voor Ontwikkelingssamenwerking.

Art. 11.01 — Récupération des traitements du personnel de l’Administration générale de la Coopération au développement.



Les recettes qui seront réalisées sur les articles de recettes constituent des recettes non indexables. Pour les articles de recettes pour lesquels il est possible de le faire, les paramètres et le mode de calcul sont intégrés dans la justification.

DOC 50

259

2080/001



De ontvangsten hebben betrekking op terugvorderingen in de volgende gevallen : — terugvordering van wedden van personeelsleden gedetacheerd bij een kabinet van de gewesten, de executieven of de federale regering; — terugvordering van wedden in geval van een arbeidsongeval;

Cet article de recettes a trait aux récupérations dans le cadre des cas suivants : — récupération des traitements des membres du personnel détachés auprès d’un cabinet régional, communautaire ou fédéral — récupération des traitements dans le cas d’un accident de travail;


2. Dispositions légales ou réglementaires de la recette

De juridische grondslag die de basis vormt voor de terugvorderingen van gedetacheerde personeelsleden werd opgenomen in het koninklijk besluit van 20 mei 1965 betreffende de samenstelling en de werking van de ministeriële kabinetten en betreffende het personeel van de ministeries aangewezen om van het kabinet van de voorzitter of van een lid van de regering van een gemeenschap of een gewest deel uit te maken (artikel 22). De juridische grondslag voor de terugvordering van wedden in geval van een arbeidsongeval werd opgenomen in de wet van 21 december 1994 (Belgisch Staatsblad 23 december 1994) houdende sociale en diverse bepalingen — Afdeling 3 «In-de-plaatsstelling inzake door de Staat gedragen kosten».

La base juridique pour la récupération des traitements des membres du personnel détachés est contenue dans l’arrêté royal du 20 mai 1965 relatif à la composition et au fonctionnement des cabinets ministériels et au personnel des ministères appelé à faire partie du cabinet du président ou d’un membre du gouvernement d’une communauté ou d’une région (article 22).

3. Parameters en wijze van berekening Het bedrag van de ontvangst is door de aard van de ontvangst niet op een bepaalde wijze of via specifieke parameters te berekenen. 4. Indexatie van de ontvangst

La base juridique pour la récupération des traitements dans le cas d’un accident de travail est contenue dans la loi du 21 décembre 1994 (Moniteur belge du 23 décembre 1994) portant des dispositions sociales et diverses -—Section 3 « Subrogation en matière des frais supportés par l’État ». 3. Paramètres et mode de calcul La nature de la recette ne permet pas d’en calculer le montant suivant une méthode déterminée ou sur la base de paramètres spécifiques. 4. Indexation de la recette

De ontvangsten die op dit ontvangstenartikel worden gerealiseerd betreffen niet-geïndexeerde ontvangsten.

Les recettes qui se réalisent sur cet article de recettes concernent des recettes non indexables.

5. V erantwoording van de schommelingen in de verwezenlijkingen

5. Justification des fluctuations dans les réalisations

Het bedrag van de ontvangst is door de aard van de ontvangst sterk fluctuerend.

Les fortes fluctuations découlent de la nature même de la recette.

260

DOC 50

Art. 26.01 — Intresten van leningen. Raming der ontvangsten voor 2003 ........... EUR Vermoedelijke ontvangsten voor 2002 ....... EUR Vermindering ............................................... EUR

2080/001

Art. 26.01 — Intérêts de prêts. 74.000 175.000 ______________ 101.000



74.000 175.000 ______________ 101.000


De raming heeft betrekking op de volgende ontvangsten : — 74.000 euro intresten in het kader van een lening in uitvoering van het Bijzonder Vergelijk inzake Technische Samenwerking afgesloten tussen België en Indonesië.

— 74.000 euros d’intérêts dans le cadre d’un prêt octroyé en exécution de l’Arrangement particulier relatif à une Coopération technique conclu entre la Belgique et l’Indonésie



De juridische grondslag die de basis vormt voor de ontvangst werd opgenomen in de leningsovereenkomsten die werden afgesloten tussen België en het partnerland.

La base juridique de la recette est contenue dans les conventions de prêts conclues entre la Belgique et le pays partenaire.

3. Parameters en wijze van berekening De terugbetaling van de verschuldigde intresten werd vastgelegd in de afgesloten leningsovereenkomsten tussen België en het partnerland. 4. Indexatie van de ontvangst

L’estimation est basée sur les recettes suivantes :

3. Paramètres et mode de calcul Le remboursement des intérêts dus est prévu dans les conventions de prêts conclues entre la Belgique et le pays partenaire. 4. Indexation de la recette



5. Verantwoording van de schommelingen in de verwezenlijkingen


De fluctuerende ontvangsten op dit ontvangstenartikel zijn eigen aan het terugbetalingsplan zoals voorzien in de afgesloten leningsovereenkomsten. De intrestbetalingen in het kader van de lening toegestaan aan Indonesië gebeuren vaak laattijdig. Bovendien werd de kredietlijn die ter beschikking gesteld werd van IFTC (The Industrial Finance Corporation of Thailand) in 2002 volledig terugbetaald.

La fluctuation des recettes caractérisant cet article de recettes, découle de la nature du plan de remboursement prévu dans les conventions de prêts conclues. Les paiements d’intérêts dans le cadre du prêt octroyé à l’Indonésie, ne se réalisent pas dans les délais requis. En plus la ligne de crédits mise à la disposition de l’IFTC (The Industrial Finance Corporation of Thailand) a été remboursée intégralement en 2002.

DOC 50

261

2080/001

Art. 28.01 — Dividend van de participatie in ShangaïBell.

Art. 28.01 — Dividende de la participation dans Shangaï-Bell.




— 5.702.000 _____________ 5.702.000


Diminution ................................................... EUR

— 5.702.000 ______________ 5.702.000


In 1982 werd door het ABOS een participatie genomen in het kapitaal van Shangaï-Bell Telephone Equipment Manufacturing Ltd. (SBTEMC). De ontvangsten hebben betrekking op de uitgekeerde dividenden.

En 1982 l’AGCD a pris une participation dans le capital de Shangaï-Bell Telephone Equipment Manufacturing Ltd. (SBTEMC). Les recettes se rapportent aux dividendes versés.



Een joint-venture contract afgesloten tussen de China National Postal and Telecommunications Corporation and Industry, Bell Telephone en het Algemeen Bestuur voor Ontwikkelingssamenwerking.

Un contrat d’association (joint-venture) conclu entre la China National Postal and Telecommunications Corporation and Industry, Bell Telephone et l’Administration générale de la coopération au développement.

3. Parameters en wijze van berekening De uitgekeerde dividenden hangen af van de door de joint-venture behaalde financiële resultaten. 4. Indexatie van de ontvangst

3. Paramètres et mode de calcul Les dividendes payés sont fonctions des résultats financiers obtenus par la joint-venture. 4. Indexation de la recette





De uitgekeerde dividenden hangen af van de door de joint-venture behaalde financiële resultaten. Gezien de verkoop van de participatie worden er vanaf 2003 geen ontvangsten meer ingeschreven.

Les dividendes payés sont fonction des résultats financiers obtenus par la joint-venture. Vu la vente de la participation, plus aucune recette ne sera perçue à partir de 2003.

Art. 35.01 — Diverse terugstortingen, terugbetalingen en recuperaties.

Art. 35.01 — Versements, remboursements et récupérations diverses.




1.400.000 1.424.000 ______________ 24.000

Diminution ................................................... EUR

1.400.000 1.424.000 ______________ 24.000

Art. 35.01/1 — Terugstorting van de wedden van de coöperanten van de niet-gouvernementele organisaties.

Art. 35.01/1 — Remboursement des traitements des coopérants des organisations non gouvernementales.




30.000 54.000 _____________ 24.000

Diminution ................................................... EUR

30.000 54.000 _____________ 24.000

262


DOC 50

2080/001


De weddeberekening voor de NGO-coöperanten gebeurt plus minus twee maanden vòòr de eigenlijke uitbetaling met als gevolg dat op gewijzigde omstandigheden (vervroegde terugkeer, ziekte, gewijzigde familietoestand enz...) niet onmiddellijk kan worden ingespeeld. Dit heeft dan ook terugvorderingen van ten onrechte gestorte wedden als gevolg.

Le calcul des salaires des coopérants ONG intervient plus ou moins deux mois avant le versement effectif de sorte qu’en cas de circonstances imprévisibles (départ anticipé, maladie, modification de la situation familiale, etc...), celles-ci ne peuvent être prises en compte immédiatement. Ceci entraîne des récupérations des traitements versés indûment.



De juridische grondslag die de basis vormt voor de ontvangst werd opgenomen in het koninklijk besluit van 18 juli 1997 betreffende de erkenning en subsidiëring van niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisaties en van hun federaties (vervangt het koninklijk besluit van 28 maart 1995).

La base juridique de la recette est contenue dans l’arrêté royal du 18 juillet 1997 relatif à l’agrément et à la subvention d’organisations non gouvernementales de développement et de leurs fédérations (remplace l’arrêté royal du 28 mars 1995).


3. Paramètres et mode de calcul La nature de la recette ne permet pas d’en calculer le montant suivant une méthode déterminée ou sur la base de paramètres spécifiques. 4. Indexation de la recette







Art. 35.01/2 — Terugvordering van door de niet-gouvernementele organisaties niet gebruikte subsidies.

Art. 35.01/2 — Récupération des subsides non utilisés par les organisations non gouvernementales.



1. Aard van de ontvangst Aan erkende NGO’s kunnen subsidies toegekend worden voor directe acties die de socio-economische ontwikkeling van de bevolking uit ontwikkelingslanden betrachten en voor indirecte acties die de omkadering steunen van een Belgische NGO aan een lokale NGO voor de uitoefening van haar ontwikkelingsactiviteiten. Dit artikel heeft betrekking op de terugstorting door de NGO van de subsidie waarvoor de rechtvaardiging van het gebruik niet of slechts gedeeltelijk kan worden verstrekt of aanvaard (artikels 55 tot en met 58 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, samengeordend op 17 juli 1991).

1. Nature de la recette Des subsides peuvent être accordés aux ONG agréées pour mener des actions directes visant au développement socio-économique des populations des pays en voie de développement ou pour permettre des actions indirectes impliquant l’encadrement, dans l’exercice de ses activités de développement, d’une ONG locale par une ONG belge. Cet article concerne le remboursement par l’ONG du subside dont la justification de l’utilisation ne peut être fournie ou acceptée et ce, totalement ou en partie (articles 55 à 58 des lois sur la Comptabilité de l’État, coordonnées le 17 juillet 1991).

DOC 50

263

2080/001

In de algemene Uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2003 werd in de begrotingswet, zoals voor het begrotingsjaar 2002, een wetsbepaling (artikel 2.15.9) opgenomen met betrekking tot de rechtvaardiging van subsidies of tussenkomsten die in het kader van een meerjarig programma toegekend worden aan een indirecte actor. Het artikel 2.15.9 stipuleert dat het niet-gebruikte saldo van een dergelijke jaarlijkse subsidie, toegekend ten laste van een vorig begrotingsjaar, in mindering kan worden gebracht van de subsidie, die wordt toegestaan aan dezelfde indirecte actor, ten laste van het huidig begrotingsjaar.

Le Budget général de dépenses pour l’année budgétaire 2003 prévoit dans la loi budgétaire, comme pour l’année budgétaire 2002, une disposition légale (article 2.15.9) portant sur la justification des subventions ou allocations attribuées à un acteur indirect dans le cadre d’un programme pluriannuel.

Deze wetsbepaling heeft tot gevolg dat het niet-gebruikte saldo van de jaarlijkse subsidie niet meer teruggestort moet worden en er slechts een eventuele terugstorting dient te geschieden bij de eindafrekening van het meerjarig programma.

Cette disposition légale enlève l’obligation du remboursement annuel du solde non-utilisé de la subvention. Un remboursement éventuel ne se ferait qu’après le décompte final du programme pluriannuel.



De juridische grondslag die de basis vormt voor de ontvangst werd opgenomen in het koninklijk besluit van 18 juli 1997 betreffende de erkenning en subsidiëring van niet-gouvernementele ontwikkelingsorganisaties en van hun federaties, gewijzigd door het koninklijk besluit van 8 april 2002, en het ministerieel besluit van 25 september 1998 houdende uitvoeringsmaatregelen van het koninklijk besluit van 18 juli 1997.

La base juridique de la recette est contenue dans l’arrêté royal du 18 juillet 1997 relatif à l’agrément et à la subvention d’organisations non gouvernementales de développement et de leurs fédérations, modifié par l’arrêté royal du 8 avril 2002 et dans l’arrêté ministériel du 29 avril 2002 modifiant l’arrêté ministériel du 25 septembre 1998 portant mesures d’exécution de l’arrêté royal du 18 juillet 1997.


L’article 2.15.9 stipule que le solde non-utilisé d’une telle subvention annuelle, attribuée à charge d’une année budgétaire antérieure, peut être déduit de la subvention allouée à charge de la présente année budgétaire au même acteur indirect.








Art. 35.01/3 — Recuperatie van de niet gebruikte subsidies in het kader van de urgentie- en korte termijn rehabilitatiehulp.

Art. 35.01/3 — Récupération de subsides non utilisés dans le cadre de la prévention, secours, réhabilitation à court terme et action humanitaire.



264


DOC 50

2080/001


Deze hulp is bedoeld om vitale noden te helpen lenigen van ontwikkelingslanden die getroffen worden door onvoorziene noodsituaties veroorzaakt door mens of natuur. In dit verband kunnen subsidies worden toegekend aan gespecialiseerde organisaties. Dit artikel heeft betrekking op de terugstorting door de organisatie van de subsidie waarvoor de rechtvaardiging van het gebruik niet of slechts gedeeltelijk kan worden verstrekt of aanvaard (artikels 55 tot en met 58 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, samengeordend op 17 juli 1991).

Cette aide est utilisée pour aider à satisfaire les besoins vitaux des pays en voie de développement frappés par des situations d’urgence imprévues dues du fait de l’homme ou de la nature. En cette matière, des subsides peuvent être accordés à des organisations spécialisées. Cet article concerne le remboursement effectué par l’organisation du subside dont la justification de l’utilisation ne peut être fournie ou acceptée et ce, totalement ou en partie (articles 55 à 58 des lois sur la Comptabilité de l’État, coordonnées le 17 juillet 1991).



De juridische grondslag die de basis vormt voor de ontvangst werd opgenomen in het koninklijk besluit van 19 november 1996 betreffende de toekenning van urgentie- en korte termijn rehabilitatiehulp ten voordele van de ontwikkelingslanden

La base juridique de la recette est contenue dans l’arrêté royal du 19 novembre 1996 relatif à l’octroi de l’aide d’urgence et de réhabilitation à court terme en faveur des pays en voie de développement.







Het bedrag van de ontvangst is door de aard van de ontvangst sterk fluctuerend


Art. 35.01/4 — Recuperatie van de toelagen voor Universitaire samenwerking.

Art. 35.01/4 — Récupération des subventions pour coopération universitaire.



1. Aard van de ontvangst In het raam van de Algemene Overeenkomst, op het vlak van activiteiten inzake ontwikkelingssamenwerking, afgesloten tussen de Belgische Staat en de Vlaamse universiteiten (verenigd en vertegenwoordigd door de Vlaamse Interuniversitaire Raad — VLIR) enerzijds en de Algemene Overeenkomst afgesloten tussen de Belgische Staat en de Belgische Franstalige universiteiten (verenigd en vertegenwoordigd door de Conseil Inter-

1. Nature de la recette Dans le cadre de la Convention générale, ayant trait à la coopération au développement, conclu entre l’État belge et les universités flamandes (réunies et représentées par le Vlaamse Interuniversitaire Raad — VLIR) d’une part et la Convention générale conclu entre l’État belge et les universités belge francophones (réunies et représentées par le Conseil Interuniversitaire Francophone — CIUF) d’autre part, la DGCI octroie des subven-

DOC 50

2080/001

265

universitaire Francophone — CIUF ) anderzijds, kent DGIS toelagen aan de universiteiten toe voor hun activiteiten inzake ontwikkelingssamenwerking. Wanneer de acties stopgezet worden of indien de toelage onvoldoende verantwoord wordt, dient de universitaire instelling de toelage geheel of gedeeltelijk terug te storten (artikels 55 tot en met 58 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, samengeordend op 17 juli 1991). In de algemene Uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2003 werd in de begrotingswet, zoals voor het begrotingsjaar 2002, een wetsbepaling (artikel 2.15.9) opgenomen met betrekking tot de rechtvaardiging van subsidies of tussenkomsten die in het kader van een meerjarig programma toegekend worden aan een indirecte actor. Het artikel 2.15.9 stipuleert dat het niet-gebruikte saldo van een dergelijke jaarlijkse subsidie, toegekend ten laste van een vorig begrotingsjaar, in mindering kan worden gebracht van de subsidie, die wordt toegestaan aan dezelfde indirecte actor, ten laste van het huidig begrotingsjaar. Deze wetsbepaling heeft tot gevolg dat het niet-gebruikte saldo van de jaarlijkse subsidie niet meer teruggestort moet worden en er slechts een eventuele terugstorting dient te geschieden bij de eindafrekening van het meerjarig programma.

tions aux universités pour leurs activités dans le cadre de la coopération au développement.



De juridische grondslag die de basis vormt voor de ontvangst werd opgenomen in de volgende Bijzondere Overeenkomsten : — de Bijzondere Overeenkomst tussen de Belgische Staat en de Vlaamse universiteiten (VLIR) betreffende de Noord-Acties, getekend op 19 december 1997; — de Bijzondere Overeenkomst tussen de Belgische Staat en de Vlaamse universiteiten (VLIR) betreffende de institutionele universitaire samenwerking, getekend op 16 mei 1997 (aanhangsel bij de Bijzondere Overeenkomst getekend op 18 december 1997); — de Bijzondere Overeenkomst tussen de Belgische Staat en de Vlaamse universiteiten (VLIR) betreffende de Eigen Initiatieven, getekend op 19 december 1997; — de Bijzondere Overeenkomst tussen de Belgische Staat en de Belgische Franstalige universiteiten (CIUF) betreffende de Noord-Acties, getekend op 19 december 1997; — de Bijzondere Overeenkomst tussen de Belgische Staat en de Belgische Franstalige universiteiten (CIUF) betreffende de institutionele universitaire samenwerking, getekend op 16 mei 1997 (aanhangsel bij de Bijzondere Overeenkomst getekend op 18 december 1997); — de Bijzondere Overeenkomst tussen de Belgische Staat en de Belgische Franstalige universiteiten (CIUF) betreffende de Eigen Initiatieven, getekend op 19 december 1997.

La base juridique de la recette est contenue dans les Conventions spécifiques suivantes :

Si des actions sont arrêtées ou si l’allocation est insuffisamment justifiée, l’institution universitaire doit rembourser totalement ou partiellement le subside (articles 55 à 58 des lois sur la Comptabilité de l’État, coordonnées le 17 juillet 1991). Le budget général de Dépenses pour l’année budgétaire 2003 prévoit dans la loi budgétaire, comme pour l’année budgétaire 2002, une disposition légale (article 2.15.9) portant sur la justification des subventions ou allocations attribuées à un acteur indirect dans le cadre d’un programme pluriannuel. L’article 2.15.9 stipule que le solde non-utilisé d’une telle subvention annuelle, attribuée à charge d’une année budgétaire antérieure, peut être déduit de la subvention allouée à charge de la présente année budgétaire au même acteur indirect. Cette disposition légale enlève l’obligation du remboursement annuel du solde non-utilisé de la subvention. Un remboursement éventuel ne se ferait qu’après le décompte final du programme pluriannuel.

— la Convention spécifique entre l’État belge et les universités flamandes (VLIR) relative aux Actions-Nord, signée le 19 décembre 1997; — la Convention spécifique entre l’État belge et les universités flamandes (VLIR) relative à la coopération institutionnelle, signée le 16 mai 1997 (avenant à la Convention spécifique, signé le 18 décembre 1997); — la Convention spécifique entre l’État belge et les universités flamandes (VLIR) relative aux Initiatives Propres, signée le 19 décembre 1997; — la Convention spécifique entre l’État belge et les universités belges francophones (CIUF) relative aux Actions-Nord, signée le 19 décembre 1997; — la Convention spécifique entre l’État belge et les universités francophones (CIUF) relative à la coopération universitaire institutionnelle, signée le 16 mai 1997 (avenant à la Convention spécifique, signé le 18 décembre 1997); — la Convention spécifique entre l’État belge et les universités belges francophones (CIUF) relative aux Initiatives Propres, signée le 19 décembre 1997.

266


DOC 50

2080/001








Art. 35.01/5 — Recuperatie van de niet gebruikte financiële middelen in het kader van bilaterale overeenkomsten.

Art. 35.01/5 — Récupération de moyens financiers non utilisés dans le cadre de conventions bilatérales.





Dit ontvangstenartikel heeft betrekking op fondsen die vrijkomen ten gevolge van de afsluiting van rekeningen geopend bij de Nationale Bank van België in het kader van de financiële samenwerking met de ontwikkelingslanden.

L’article de recettes relatif à des fonds libérés à la clôture de comptes ouverts à la Banque Nationale de Belgique dans le cadre de la coopération financière avec les pays en voie de développement.



De juridische grondslag die de basis vormt voor de terugstortingen zit vervat in de bilaterale overeenkomsten die in het kader van de financiële samenwerking werden afgesloten.

La base juridique sur laquelle les remboursements sont fondés, est inscrite dans les accords bilatéraux conclus dans le cadre de la coopération financière.









DOC 50

267

2080/001

Art. 35.01/6 — Terugstorting van niet gebruikte subsidies toegekend in het kader van het Belgisch Overlevingsfonds.

Art. 35.01/6 — Remboursement des subsides non utilisés alloués dans le cadre du Fonds belge de Survie.





Dit artikel heeft betrekking op de terugstorting van de subsidie waarvoor de rechtvaardiging van het gebruik niet of slechts gedeeltelijk kan worden verstrekt of aanvaard (artikels 55 tot en met 58 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, samengeordend op 17 juli 1991). In de algemene Uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2003 werd in de begrotingswet, zoals voor het begrotingsjaar 2002, een wetsbepaling (artikel 2.15.9) opgenomen met betrekking tot de rechtvaardiging van subsidies of tussenkomsten die in het kader van een meerjarig programma toegekend worden aan een indirecte actor. Het artikel 2.15.9 stipuleert dat het niet-gebruikte saldo van een dergelijke jaarlijkse subsidie, toegekend ten laste van een vorig begrotingsjaar, in mindering kan worden gebracht van de subsidie, die wordt toegestaan aan dezelfde indirecte actor, ten laste van het huidig begrotingsjaar. Deze wetsbepaling heeft tot gevolg dat het niet-gebruikte saldo van de jaarlijkse subsidie niet meer teruggestort moet worden en er slechts een eventuele terugstorting dient te geschieden bij de eindafrekening van het meerjarig programma.

Cet article concerne le remboursement du subside dont la justification de l’utilisation ne peut être fournie ou acceptée et ce, totalement ou en partie (articles 55 à 58 des lois sur la Comptabilité de l’État, coordonnées le 17 juillet 1991). Le budget général de Dépenses pour l’année budgétaire 2003 prévoit dans la loi budgétaire, comme pour l’année budgétaire 2002, une disposition légale (article 2.15.9) portant sur la justification des subventions ou allocations attribuées à un acteur indirect dans le cadre d’un programme pluriannuel.



De juridische grondslag die de basis vormt voor de ontvangst werd opgenomen in de wet van 9 februari 1999 betreffende de oprichting van het Belgisch Overlevingsfonds (Belgisch Staatsblad 27 februari 1999) alsook in het koninklijk besluit van 25 april 2000 tot uitvoering van deze wet.

La base juridique de la recette est contenue dans la loi du 9 février 1999 relative à la création du Fonds belge de survie (Moniteur belge du 27 février 1999) ainsi que dans l’arrêté royal du 25 avril 2000 portant exécution de cette loi.


L’article 2.15.9 stipule que le solde non-utilisé d’une telle subvention annuelle, attribuée à charge d’une année budgétaire antérieure, peut être déduit de la subvention allouée à charge de la présente année budgétaire au même acteur indirect. Cette disposition légale enlève l’obligation du remboursement annuel du solde non-utilisé de la subvention. Un remboursement éventuel ne se ferait qu’après le décompte final du programme pluriannuel.








268

DOC 50

2080/001

Art. 36.01 — Storting door de Nationale Loterij (Ontvangsten toegewezen aan het programma 15-54-5 : Belgisch Overlevingsfonds).

Art. 36.01 — Versement de la Loterie Nationale (Recettes affectées au programme 15-54-5 : Fonds belge de Survie).


Évaluation des recettes pour 2003 ............. EUR Recettes probables pour 2002 ................... EUR ______________ Diminution ................................................... EUR


17.353.000 39.199.000 ______________ 21.846.000


17.353.000 39.199.000 21.846.000


Op dit artikel worden de stortingen van de Nationale Loterij die toegewezen worden aan het Belgisch Overlevingsfonds in ontvangst genomen.

Cet article sert à recevoir les versements de la Loterie nationale et destinés au Fonds belge de survie.



Het Overlevingsfonds opgericht bij wet van 3 oktober 1983 (gewijzigd door het koninklijk besluit nr 512 van 23 maart 1987) werd opgeheven op 1 januari 1999 en vervangen door het Belgisch Overlevingsfonds opgericht bij wet van 9 februari 1999 (Belgisch Staatsblad 27 februari 1999). De juridische grondslag die de basis vormt voor de ontvangst werd opgenomen in de wet van 22 juli 1991 betreffende de Nationale Loterij — hoofdstuk 2, artikel 15 — en de wet van 9 februari 1999 (Belgisch Staatsblad 27 februari 1999) houdende oprichting van een « Belgisch Overlevingsfonds ».

Le Fonds de Survie, créé par la loi du 3 octobre 1983 (modifiée par l’arrêté royal n° 512 du 23 mars 1987) a été abrogé le 1er janvier 1999 et remplacé par le Fonds belge de survie créé par la loi du 9 février 1999 (Moniteur belge du 27 février 1999).

3. Parameters en wijze van berekening In het winstverdelingsplan van de Nationale Loterij wordt een forfaitair bedrag voorzien van 17.353.000 euro.

4. Indexatie van de ontvangst

La base juridique de la recette est contenue dans la loi du 22 juillet 1991 relative à la Loterie nationale — chapitre 2, article 15 — et la loi du 9 février 1999 (Moniteur belge du 27 février 1999) relative à la création d’un « Fonds belge de survie ».

3. Paramètres et mode de calcul Un montant forfaitaire de 17.353.000 euros est prévu dans le plan de répartition des gains de la Loterie nationale. 4. Indexation de la recette





Het bedrag van de ontvangsten is sterk fluctuerend omdat de geraamde stortingen door de Nationale Loterij laattijdig worden uitgevoerd. Van de voorziene storting voor het begrotingsjaar 2001, zijnde 39.199.000 euro, werd slechts 18.592.000 euro ontvangen. Het saldo, zijnde 20.607.000 euro, werd toegevoegd aan de raming voor het begrotingsjaar 2002.

Les fortes fluctuations qui marquent ces recettes sont dues au fait que les versements prévus par la Loterie nationale ne sont pas réalisés dans les délais requis. Du versement prévu pour l’année budgétaire 2001, soit 39.199.000 euros, seulement 18.592.000 euros ont été perçus. Le solde, soit 20.607.000 euros, a été ajouté à l’estiamtion pour l’année budgétaire 2002.

Art. 36.02 — Netto-storting door de Nationale Loterij.

Art. 36.02 — Versement net de la Loterie Nationale.




69.727.000 136.842.000 ______________ 67.115.000

Diminution ................................................... EUR

69.727.000 136.842.000 ______________ 67.115.000

DOC 50

269

2080/001



Dit ontvangstenartikel wordt gestijfd door de affectatie van een deel van de winsten van de Nationale Loterij. In uitvoering van de wet van 22 juli 1991 met betrekking tot de Nationale Loterij wordt jaarlijks ten minste 35 % van de nettowinst van de Nationale Loterij gereserveerd voor Ontwikkelingssamenwerking.

Cet article de recettes est alimenté par l’affectation d’une partie des gains de la Loterie nationale. En application de la loi du 22 juillet 1991 relative à la Loterie annuellement un minimum de 35 % des gains nets de la Loterie Nationale est réservé à la Coopération au Développement.



De juridische grondslag die de basis vormt voor de ontvangst werd opgenomen in de wet van 22 juli 1991 betreffende de Nationale Loterij — hoofdstuk 2, artikel 15.

La base juridique de la recette est contenue dans la loi du 22 juillet 1991 relative à la Loterie nationale — chapitre 2, article 15.

3. Parameters en wijze van berekening In het winstverdelingsplan van de Nationale Loterij wordt een forfaitair bedrag voorzien van 69.727.000 euro.


3. Paramètres et mode de calcul Un montant forfaitaire de 69.727.000 euros est prévu dans le plan de répartition des gains de la Loterie nationale. 4. Indexation de la recette





Het bedrag van de ontvangsten is sterk fluctuerend omdat de geraamde stortingen door de Nationale Loterij laattijdig worden uitgevoerd. Er werd voor het begrotingsjaar 2002 een bijkomend bedrag van 7.258.000 euro voorzien. Van de voorziene storting voor het begrotingsjaar 2001, zijnde 136.446.000 euro, werd slechts 69.331.000 euro ontvangen. Het saldo, zijnde 67.115.000 euro, werd toegevoegd aan de raming van het begrotingsjaar 2002.

Les fortes fluctuations qui marquent ces recettes sont dues au fait que les versements prévus par la Loterie nationale ne sont pas réalisés dans les délais requis. Pour l’année budgétaire 2002, un montant supplémentaire de 7.258.000 euros est prévu. Du versement prévu pour l’année budgétaire 2001, soit 136.446.000 euros, seulement 69.331.000 euros ont été perçus. Le solde, soit 67.115.000 euros, a été ajouté à l’estimation pour l’année budgétaire 2002.

Art. 39.02 — Terugbetaling door de Wereldbank (IDA — International Development Association) van de Belgische bijdrage (1979) voor de co-financiering van operaties gefinancierd door IDA (Trust Fund) in het kader van de « Speciale Actie EEG ».

Art. 39.02 — Remboursement par la Banque Mondiale (IDA — International Development Association) de la contribution belge (1979) au co-financement d’opérations financées par l’IDA (Trust Fund) dans le cadre de « l’action spéciale CEE ».



1. Aard van de ontvangst In 1979 heeft België, samen met de andere landen van de Europese Unie, een speciale actie gevoerd tot aanvulling van de middelen van de IDA ( International Development Association). Het ABOS stortte toen een bijdrage van 513,2 miljoen frank (12.721.896 euro) ten voordele van de EEC — Special Action Account — (Trust Fund).

1. Nature de la recette En 1979, la Belgique ainsi que les autres pays de l’Union Européenne, ont mené une action spéciale visant à renforcer les moyens de l’IDA ( International Development Association). L’AGCD a alors versé une contribution de 513,2 millions de francs au profit de l’EEC — Special Action Account — (Trust Fund);

270

DOC 50

2080/001

Het artikel 39.02 werd gecreëerd voor de terugbetaling, door de Wereldbank, van de Belgische bijdrage. Deze terugbetaling die van start ging in 1989 zal lopen tot 2032.

L’article 39.02 a été créé pour recevoir le remboursement par la Banque Mondiale de la participation belge. Ce remboursement qui a débuté en 1989 se prolongera jusqu’en 2032.



De juridische grondslag die de basis vormt voor de ontvangst werd opgenomen in de leningsovereenkomst van 1979 via dewelke België samen met de overige EGlanden de middelen van de IDA heeft aangevuld.

La base juridique de la recette est contenue dans la convention de prêt de 1979 par laquelle la Belgique s’est engagée, avec les autres pays de l’Union Européenne, à renforcer les moyens de l’IDA.

3. Parameters en wijze van berekening De terugbetalingen door de Wereldbank bedragen 124.000 euro per jaar. 4. Indexatie van de ontvangst

3. Paramètres et mode de calcul Le remboursement par la Banque Mondiale se montent à 124.000 euros par an. 4. Indexation de la recette





Er zijn geen grote schommelingen in de verwezenlijkingen.

Ces réalisations ne présentent pas de fluctuations importantes.

Art. 06.01 — Diverse ontvangsten.

Art. 06.01 — Recettes diverses.



Art. 06.01/3 — Diverse terugbetalingen.

Art. 06.01/3 — Remboursements divers.





Het betreft enerzijds uitzonderlijke ontvangsten (dubbele betalingen) en anderzijds ontvangsten die niet kunnen worden ondergebracht in één van de andere ontvangstenartikels.

Il s’agit d’une part de recettes exceptionnelles (doubles paiements) et d’autre part de recettes qui ne peuvent être rattachées à l’un des autres articles de recettes.



Geen specifieke regelgeving.

Pas de réglementation spécifique.

3. Parameters en wijze van berekening

3. Paramètres et mode de calcul

Het bedrag van de ontvangsten is door de aard van de ontvangst niet op een bepaalde wijze of via specifieke parameters te berekenen.

La nature de la recette ne permet pas d’en calculer le montant suivant une méthode déterminée ou sur la base de paramètres spécifiques.

DOC 50

271

2080/001







Het bedrag van de ontvangsten is door de 1. Aard van de ontvangst. sterk fluctuerend.


Art. 08.01 — Stortingen uitgevoerd door de Nationale delcrederedienst met het oog op het uitkeren van de bezoldigingen en de onkosten van de controleorganen van de Staat.

Art. 08.01 — Versement par l’Office national du Ducroire en vue du paiement de la rémunération et des frais des organes de contrôle de l’État.





De vergoedingen van de afgevaardigde van de Directie-generaal Internationale Samenwerking in de Raad van Bestuur van de Nationale Delcrederedienst worden door de Nationale Delcrederedienst, via een rekenplichtige van de Administratie, gestort aan de Schatkist.

Les rémunérations du représentant de la Direction générale de la Coopération Internationale au Conseil d’Administration de l’Office National du Ducroire sont versées au Trésor par l’Office National du Ducroire, via un comptable de l’Administration.



De juridische grondslag die de basis vormt voor de ontvangst werd opgenomen in het koninklijk besluit van 7 april 1995 tot benoeming van de voorzitter, ondervoorzitter en de leden van de Raad van Bestuur van de Nationale Delcrederedienst, en het koninklijk besluit n r 42 van 31 augustus 1939 op de Nationale Delcrederedienst gewijzigd bij wet van 17 juni 1991.

La base juridique de la recette est contenue dans l’arrêté royal du 7 avril 1995 concernant la nomination du président, du vice-président et des membres du Conseil d’administration de l’Office National du Ducroire et dans l’arrêté royal n° 42 du 31 août 1939 portant sur l’Office National du Ducroire, modifiée par la loi du 17 juin 1991.

3. Parameters en wijze van berekening De ontvangsten staan in verhouding tot het aantal vergadering die door de Nationale Delcrederedienst georganiseerd worden. 4. Indexatie van de ontvangst

3. Paramètres et mode de calcul Les recettes sont fonction du nombre de réunions organisées par l’Office National du Ducroire.






Sinds 1999 werd geen afgevaardigde van de Directie-generaal Internationale Samenwerking in de Raad van Bestuur van de Nationale Decrederedienst meer aangeduid.

Depuis 1999, le représentant de la Direction générale de la Coopération Internationale au Conseil d’Administration de l’Office national du Ducroire n’a plus été désigné.

272

DOC 50

2080/001

HOOFDSTUK 16

CHAPITRE 16

DEFENSIE

MINISTERE DE LA DEFENSE NATIONALE

Art. 12.01 — Terugbetalingen van uitgaven.

Art. 12.01 — Remboursements de dépenses.




3.000.000 2.603.000 _____________ 397.000

1. Aard van de ontvangst Deze ontvangsten vloeien voort uit : — prestaties uitgevoerd ten voordele van derden (terugbetaling van de bezoldigingen van het personeel en de afschrijving van materieel); — intresten gegenereerd door sommen die ten titel van voorschotten of provisies gestort werden aan productieof logistieke organismen van de NATO in het kader van bestellingen van goederen en diensten; — sommen die gestort werden door particulieren in het kader van de geschillen (schadeloosstellingen, ...). 2. Wettelijke of reglementaire basis — Wet van 24 december 2001 houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2002Artikel 2.16.15; — Koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit-Artikelen 28 en 143; — Algemene order - J/765 B en het tijdelijk algemene order van 25 oktober 2001 betreffende de aan te rekenen kosten en tarieven voor prestaties aan derden (personeel, materieel en diensten). 3. Parameters en wijze van berekening Gezien het onzekere en wisselvallige karakter van dit soort ontvangsten, wordt het bedrag berekend op basis van de realisaties 1999 en 2001 en de vermoedelijke ontvangst van 2002. (Gezien de buitengewone ontvangst in 2000 werd met dat jaar geen rekening gehouden)

4. Indexatie en mogelijk aangroei De laatste tariefverhoging toepasbaar op de prestaties voor derden dateert van 25 oktober 2001. Zij houdt rekening met de evolutie van de index der consumptieprijzen en met de sectoriele indices. Gezien het soort van ontvangsten wordt er geen substantiële aangroei voorzien.


3.000.000 2.603.000 ______________ 397.000

1. Nature de la recette Ces recettes résultent : — de prestations effectuées au profit de tiers (remboursement des rémunérations du personnel et de l’amortissement du matériel); — d’intérêts générés par les sommes versées à titre d’avances ou de provisions, aux organismes de production et de logistique de l’OTAN dans le cadre de commandes de fournitures et de prestations; — de sommes versées par les particuliers dans le cadre du contentieux (dédommagements, ...). 2. Base légale ou réglementaire — Loi du 24 décembre 2001 contenant le budget général des dépenses pour l’année budgétaire 2002 — Article 2.16.15; — Arrêté royal du 17 juillet 1991 portant coordination des lois sur la comptabilité de l’État-Articles 28 et 143; — Ordre Général - J/765 B et l’ordre général temporaire du 25 octobre 2001 relatif aux coûts et tarifs à appliquer aux prestations pour tiers (personnel, matériel et services). 3. Paramètres et mode de calcul Étant donné le caractère aléatoire et contingent de ce type de recettes, le montant est fixé sur la base statistique en prenant en compte les réalisations des années 1999 et 2001 et les recettes probables de 2002. (L’année 2000 a été exclue vu la recette exceptionnelle pour cette année) 4. Indexation et accroissement possible La dernière majoration des tarifs applicables aux prestations pour tiers date du 25 octobre 2001. Elle prend en compte l’évolution de l’indice des prix à la consommation ainsi que les indices sectoriels. Vu la nature des recettes, on ne prévoit pas de croissance substantielle.

DOC 50

273

2080/001

5. Wijzigingen tegenover de laatste 3 jaren

5. Modifications par rapport aux 3 dernières années

De wijzigingen ten opzichte van de voorgaande jaren komen voort uit het volume en het type van prestaties uitgevoerd ten voordele van derden, uit het bedrag der voorschotten en provisies gestort, op contractuele basis ( Memorandum of Understanding), aan de productieof logistieke organismen van de NATO en uit het volume en het type van geschillenzaken.

Les modifications par rapport aux années précédentes résultent du volume et du type des prestations effectuées au profit de tiers, du montant des avances et provisions versées aux organismes de production et de logistique OTAN sur la base contractuelle (Memorandum of Understanding) ainsi que du volume et du type d’affaires relevant du contentieux.

Art. 12.01.a) — Verstrekkingen en cessies bemiddeld, tegen terugbetaling, door de diensten die van het Departement afhangen.

Art. 12.01.a) — Prestations et cessions faites contre remboursement, par les services relevant du Département.



Aangezien het bedrag van de voorziene ontvangsten onbeduidend is, wordt het in de budgettaire voorstellen niet ingeschreven.

Comme le montant des recettes prévues est dérisoire, il n’est pas indiqué dans les propositions budgétaires.

Art. 12.01.b) — Diversen.

Art. 12.01.b) — Divers.

Raming der ontvangsten voor 2003 ........... EUR Vermoedelijke ontvangsten voor 2002 ....... EUR Vermeerdering ............................................ EUR

3.000.000 2.603.000 _____________ 397.000

Évaluation des recettes pour 2003 ............. EUR Recettes probables pour 2002 ................... EUR Augmentation .............................................. EUR

3.000.000 2.603.000 _____________ 397.000

De raming voor 2003 steunt op de ontvangsten van de laatste jaren met uitsluiting van het jaar 2000 waarvoor een punctuele en uitzonderlijke ontvangst van 17.897.000 euro werd ingeschreven tengevolge de beëindiging van een F-16 contract.

L’évaluation pour 2003 est basée sur les recettes des dernières années en excluant l’année 2000 pour laquelle une recette ponctuelle et exceptionnelle de 17.897.000 euros a été inscrite suite à la clôture d’un contrat F-16.

Art. 12.02 — Storting aan de Schatkist van niet aangewende sommen door de rekenplichtige die hun verrichtingen doen door middel van fondsen bekomen op kredietopeningen.

Art. 12.02 — Versement au Trésor des sommes non utilisées par les comptables opérant au moyen de fonds obtenus sur ouverture de crédit.




8.000.000 7.933.000 _____________ 67.000

1. Aard van de ontvangst Het betreft de ontvangsten die voortkomen uit de storting aan de Schatkist van fondsensaldi die vanaf 2003 niet meer kunnen gebruikt worden. 2. Wettelijke of reglementaire basis — wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, gewijzigd door de wet van 3 april 1995 — Artikel 15;


8.000.000 7.933.000 _____________ 67.000

1. Nature de la recette Les recettes prévues pour l’année 2003 résulteront du versement au Trésor de soldes de fonds ne pouvant plus être utilisés dès l’année 2003. 2. Base légale ou réglementaire — loi du 29 octobre 1846 relative à l’organisation de la Cour des Comptes, modifiée par la loi du 3 avril 1995 — Article 15;

274

DOC 50

— wet van 24 december 2001 houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2002 — Artikelen 2.16.2, 2.16.6 en 2.16.8; — programmawet van 22 december1989 — Artikel 325.

3. Parameters en wijze van berekening De voor 2003 voorziene ontvangsten zullen voortkomen uit de storting aan de Schatkist van fondsensaldi die vanaf 2003 niet meer kunnen gebruikt worden. Het bedrag dat in 2003 aan de Schatkist zal gestort worden, werd bepaald op basis van het gemiddelde van de gedurende de laatste vijf jaar gerealiseerde ontvangsten met uitzondering van de ontvangsten 2001.

2080/001

— loi du 24 décembre 2001 contenant le budget général des dépenses pour l’année budgétaire 2002 — Article 2.16.2, 2.16.6 et 2.16.8; — loi-programme du 22 décembre 1989 — Article 325.

3. Paramètres et mode de calcul Le montant qui sera versé au Trésor en 2003 a été déterminé sur la base de la moyenne des recettes réalisées pendant les cinq années précédentes et les recettes probables de 2002 en excluant l’année 2001 vu la recette exceptionnelle.

4. Indexatie en mogelijk aangroei

4. Indexation et accroissement possible

Niet van toepassing voor dit soort ontvangsten.

Sans objet pour ce type de recettes.



De vermindering van dit type van ontvangsten is het resultaat van de inspanning die werd gedaan om op een zo juist mogelijke manier de fondsen te berekenen die ter beschikking van de bijzondere rekenplichtigen van het departement worden gesteld via de procedure der kredietopening.

La diminution de ce type de recettes résulte de l’effort consenti pour calculer au plus juste les fonds mis à la disposition des comptables extraordinaires du département par ouverture de crédit.

Art. 16.01 — Opbrengst van de verkoop van militaire uitrustingsvoorwerpen (Ontvangsten toegewezen aan de programma’s 16-50-0 en 16-70-4).

Art. 16.01 — Produit de la vente d’objets d’équipement militaire (Recettes affectées aux programmes 16-500 et 16-70-4).




6.100.000 6.150.000 _____________ 50.000

1. Aard van de ontvangst Het betreft de ontvangsten van de verkoop van militaire uitrustingsvoorwerpen en kledij.

Diminution ................................................... EUR

6.100.000 6.150.000 _____________ 50.000

1. Nature de la recette Les recettes résulteront de la vente d’objets d’équipement et d’habillement militaires.

Raming der ontvangsten 2003 : 6 100 000 euro a) ontvangsten toegewezen aan het programma 1650-0 : 6.000.000 euro. b) ontvangsten toegewezen aan het programma 1670-4 : 100 000 euro 2. Wettelijke of reglementaire basis

— Koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit — Artikel 45.

a) recettes affectées au programme 16-50-0 : 6.000.000 d’euros; b) recettes affectées au programme 16-70-4 : 100.000 euros. 2. Base légale ou réglementaire

— Arrêté royal du 17 juillet 1991 portant coordination des lois sur la comptabilité de l’État, article 45.

DOC 50

275

2080/001

— Organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen.

3. Parameters en wijze van berekening De militairen ontvangen een kledijvergoeding ten belope van 445 euro/jaar, vermenigvuldigd met de vereffeningscoëfficient. De benodigde artikelen worden hen ter beschikking gesteld via de « Mil Shops ». De ontvangsten 2003 worden berekend op statistische wijze rekening houdende met de effectieven en het logistiek bevoorradingssysteem. 4. Indexatie en mogelijk aangroei

— Loi organique du 27 décembre 1990 créant des fonds budgétaires. 3. Paramètres et mode de calcul Les militaires reçoivent une indemnité de tenue s’élevant à 445 euros/an, multiplié par le coefficient de liquidation, leur permettant de renouveler leur équipement. Les articles nécessaires sont mis à leur disposition via des magasins militaires. Les recettes pour 2003 sont calculées sur la base statistique en tenant compte des effectifs et du système logistique d’approvisionnement.. 4. Indexation et accroissement possible

Zij houdt rekening met de evolutie van de index der consumptieprijzen. 5. Indexatie en mogelijk aangroei

Elle tient compte de l’évolution de l’indice général des prix à la consommation. 5. Modifications par rapport aux 3 dernières années

De sterke verhoging van de ontvangsten in vergelijking met de voorgaande jaren vloeit voornamelijk voort uit het feit dat de kledijvergoeding vroeger enkel voorzien voor de officieren vanaf 2002 ook aan de onderofficieren en de vrijwilligers wordt toegekend. Gezien de onderofficieren en de vrijwilligers gedurende een overgangsfase de vroegere bekomen punten kunnen valideren, zal het totale effect van de uitbreiding van de kledijvergoeding slechts op termijn kwantificeerbaar zijn. Indien zij eenzelfde bestedingspatroon vertonen als de officieren wordt de vermoedelijke ontvangst in 2003 op 6.100.000 euro geraamd.

L’augmentation importante des recettes en comparaison avec les années précédentes est due au fait qu’à partir de 2002, l’indemnité de tenue n’est plus uniquement prévue pour les officiers mais aussi pour les sousofficiers et les volontaires. L’effet final de l’extension du système d’indemnités ne sera que quantifiable qu’à terme de 2003-2004 car pendant la phase transitoire les points d’habillement obtenus peuvent être validés. Si les sousofficiers et les volontaires ont le même profile de dépense que les officiers les recettes peuvent être estimées à 6.100.000 euros.

Art. 16.02 — Opbrengst van de verkoop van materieel, produkten en van diensten (Ontvangsten toegewezen aan het programma 16-50-0 en 16-70-4).

Art. 16.02 — Produit de la vente de matériel, de produits et de services (Recettes affectées aux programmes 16-50-0 et 16-70-4).




34.537.000 25.591.000 _____________ 8.946.000

— ontvangsten toegewezen aan het programma 16-50-0 : 34 537 000 euro — ontvangsten toegewezen aan het programma 16-70-4 : nihil. 1. Aard van de ontvangst Deze ontvangsten spruiten voort uit : — de regelmatige of toevallige levering van materieel of producten door afname van de stocks (brandstof voor geallieerde eenheden of organismen die in België verblijven of er op doortocht zijn; vervangstukken voor materieel van geallieerde legers of van andere departemen-


34.537.000 25.591.000 _____________ 8.946.000

— recettes affectées au programme 16-50-0 : 34.537.000 euros — recettes affectées au programme 16-70-4 : néant.

1. Nature de la recette Ces recettes proviennent de : — la fourniture régulière ou occasionnelle de matériels ou de produits prélevés sur les stocks (carburants pour unités ou organismes alliés séjournant ou de passage en Belgique; rechanges pour matériels d’armées alliées ou d’autres départements, réparés par les servi-

276

ten ter herstelling gegeven bij de diensten van Landsverdediging; afstand allerhande aan andere departementen of overheid, aan geallieerde legers, aan vreemde militairen die een stage doen in België, levering van geneesmiddelen door de Medische dienst aan verschillende organismen, activiteiten met economisch karakter van de Radio-Maritieme Dienst (RMD) en prestaties in het kader van de Belgische deelname aan de humanitaire operaties enz.; — diverse dienstprestaties zoals vervoer, geniewerken, ter beschikking stellen van lokalen, laboratoriumanalyses, hospitalisaties, onderhoud of herstelling van materieel, organisatie van cursussen, informatieverwerking, vervaardiging, verkoop, expertise, stempeling en goedkeuring van materieel en apparaten tot bescherming tegen schadelijke agentia, enz. Deze verrichtingen vloeien in het algemeen voort hetzij uit akkoorden of overeenkomsten op grond van het beginsel van bijstand, hetzij gewoonweg uit de bezorgdheid wederzijdse hulp te verlenen tussen ministeriële departementen of overheden, hetzij ook uit het feit dat de strijdkrachten soms prestaties verrichten waarvan de kosten ten laste vallen van andere departementen. 2. Wettelijke of reglementaire basis — wet van 24 december 2001 houdende de algemene uitgavenbegroting voor het begrotingsjaar 2002 — Artikel 2.16.15; — algemene order - J/765 B en het tijdelijke algemene order van 25 oktober 2001 betreffende de aan te rekenen kosten en tarieven voor prestaties aan derden (personeel, materieel en diensten); — koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit : Artikel 45; — organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen.

3. Parameters en wijze van berekening Gezien het onzekere en wisselvallige karakter van dit soort ontvangsten, wordt het bedrag op statistische wijze berekend, rekening houdend met de realisaties van voorafgaande jaren en de vermoedelijke ontvangsten voor 2002. 4. Indexatie en mogelijk aangroei De laatste tariefverhoging toepasbaar op de prestaties voor derden dateert van 25 oktober 2001. Zij houdt rekening met de evolutie van de index der consumptieprijzen en met de sectoriële indices. 5. Wijzigingen tegenover de laatste 3 jaren

Er een sterke toename van de ontvangsten gezien de ontvangsten voortvloeiend uit de operaties met economisch karakter van de Radio-Maritieme Dienst (RMD)

DOC 50

2080/001

ces de la Défense nationale; cessions diverses à d’autres départements ou pouvoirs publics, à des armées alliées, à des militaires étrangers en stage en Belgique, fournitures de médicaments par le Service médical à divers organismes, les opérations à caractère économique du Service de Radio-Maritime (RMD) et les prestations dans le cadre de la participation belge aux opérations humanitaires, etc.; — diverses prestations de services telles que transports, travaux de génie, mise à disposition de locaux, analyse de laboratoire, hospitalisations, entretien ou réparation de matériel, organisation de cours, traitement de l’information, fabrication, vente, expertise, poinçonnage et agrégation relatifs aux matériels et aux appareils de protection contre les agents nocifs, etc. Ces opérations découlent généralement, soit d’accords ou de conventions basés sur la notion d’assistance, soit du simple souci d’entraide entre départements ministériels ou pouvoirs publics, soit encore du fait que les Forces armées sont parfois amenées à effectuer des prestations dont le coût incombe à d’autres départements. 2. Base légale ou réglementaire — loi du 24 décembre 2001 contenant le budget général des dépenses pour l’année budgétaire 2002 — Article 2.16.15; — ordre général - J/765 A et l’ordre général temporaire du 25 octobre 2001 relatif aux coûts et tarifs à appliquer aux prestations pour tiers; — arrêté royal du 17 juillet 1991 portant coordination des lois sur la comptabilité de l’État — Article45; — loi organique du 27 décembre 1990 créant des fonds budgétaires. 3. Paramètres et mode de calcul Étant donné le caractère aléatoire et contingent de ce type de recettes, le montant est fixé sur la base statistique en prenant en compte les réalisations des années antérieures et les recettes probables de 2002.

4. Indexation et accroissement possible La dernière majoration des tarifs applicables aux prestations pour tiers date du 25 octobre 2001. Elle prend en compte l’évolution de l’indice des prix à la consommation ainsi que les indices sectoriels. 5. Modifications par rapport aux 3 dernières années À partir de 2003 il y a une forte augmentation des recettes car les recettes provenant des opérations à caractère économique du Service de Radio-Maritime

DOC 50

277

2080/001

en de ontvangsten voortvloeiend uit de Belgische deelname aan de humanitaire operaties niet langer worden aangerekend op de respectievelijke rekeningen 87.07.12.36.A en 87.07.09.33 B van de Sectie « Thesaurieverrichtingen voor orde » maar vanaf 2003 eveneens op de Rijksmiddelenbegroting ten voordele van het begrotingsfonds voor prestaties tegen betaling worden aangerekend.

(RMD) et les recettes résultant de la participation belge aux opérations humanitaires ne seront plus imputées aux comptes respectifs 87.07.12. 36 A et 87.07.09.33 B de la section « Opérations d’ordre de la Trésorerie », mais elles seront imputées au Budget des Voies et Moyens au profit du fonds budgétaire pour prestations contre paiement




3.000 6.000 _____________ 3.000


3.000 6.000 _____________ 3.000

Art. 16.04/1 — Verkoop van publicaties, drukwerken, ...

Art. 16.04/1 — Vente de publications, imprimés, ...




3.000 6.000 _____________ 3.000

1. Aard van de ontvangst Het betreft ontvangsten voortkomend uit de verkoop aan derden van reglementen en andere technische documenten van Landsverdediging. Sedert het begrotingsjaar 1996 en op basis van een tijdens de begrotingscontrole van het begrotingsjaar 1997 genomen beslissing, worden, gelet op de minieme bedragen, aan deze ontvangsten de ontvangsten bijgevoegd afkomstig van de kopieën die in het kader van de openbaarheid van het bestuur en van het koninklijk besluit van 30 augustus 1996 geleverd worden. 2. Wettelijke of reglementaire basis — koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit — Artikelen 28 en 143; — koninklijk besluit van 30 augustus 1996 (Belgisch Staatsblad van 20 september 1996) tot vaststelling van het bedrag van de vergoeding verschuldigd voor het ontvangen van een afschrift van een bestuursdocument.

3. Parameters en wijze van berekening De raming voor 2003 is gebaseerd op de ontvangsten voor het jaar 2001 en de vermoedelijke ontvangsten voor het jaar 2002. 4. Indexatie en mogelijke groei Gezien het beperkte volume en het type van ontvangsten is er geen groei maar eerder een afname te verwachten.

Diminution ................................................... EUR

3.000 6.000 _____________ 3.000

1. Nature de la recette Il s’agit de recettes relatives à la vente à des tiers de règlements et autres documents techniques relatifs à la Défense nationale. Depuis l’année budgétaire 1996 et par décision prise lors du contrôle budgétaire de l’année budgétaire 1997, vu les montants minimes, s’ajoutent à ces recettes celles provenant de copies fournies dans le cadre de la publicité de l’Administration et de l’arrêté royal du 30 août 1996.

2. Base légale ou réglementaire — arrêté royal du 17 juillet 1991 portant coordination des lois sur la comptabilité de l’État — Articles 28 et 143; — arrêté royal du 30 août 1996 (Moniteur belge du 20 septembre 1996) fixant le montant de la rétribution due pour la réception d’une copie d’un document administratif. 3. Paramètres et mode de calcul L’évaluation pour 2003 est basée sur les recettes de l’année 2001 et les recettes probables de 2002.

4. Indexation et accroissement possible Étant donné le volume et le type de recettes, un diminution au lieu d’un accroissement est plutôt attendu.

278

DOC 50


2080/001


Rekening houdend met de ontvangsten in 2000, 2001 en de vermoedelijke ontvangsten 2002 is er een dalende trend.

Tenant compte des recettes des années 2000,2001 et des recettes probables 2002 une diminution est attendue

Art. 16.04/2 — Stortingen door de troepenkorpsen.

Art. 16.04/2 — Versements des corps de troupe.





Deze ontvangsten komen voort uit de terugbetaling van ten onrechte gebruikte vervoerbewijzen, uit afhoudingen gedaan ten gevolge van niet toegelaten gebruik van voertuigen of van verlies of beschadiging van goederen en uitrusting, en uit de deelname van militaire muziekkapellen aan feesten en concerten. 2. Wettelijke of reglementaire basis

Ces recettes résultent du remboursement de titres de transport utilisés indûment, de retenues opérées pour usage non autorisé de véhicules ou pour perte ou détérioration de matériel et d’équipements ainsi que de la participation des musiques militaires à des fêtes et concerts. 2. Base légale ou réglementaire

Koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit — Artikels 28 en 143.

3. Parameters en wijze van berekening Gezien vanaf 2000 geen ontvangsten op dit artikel werden geboekt, wordt aangenomen dat deze tendens zich in de toekomst zal verder zetten.


Arrêté royal du 17 juillet 1991 portant coordination des lois sur la comptabilité de l’État — Articles 28 et 143.

3. Paramètres et mode de calcul Étant donné le caractère aléatoire et contingent de ce type de recettes, le montant est fixé sur la base statistique en prenant en compte les réalisations de l’année 2001 et les recettes probables de 2002. 4. Indexation et accroissement possible

Gezien het soort ontvangsten is de indexatie niet van toepassing 5. Wijzigingen tegenover de laatste 3 jaren

Étant donné le type de recettes, un accroissement substantiel n’est pas envisageable. 5. Modifications par rapport aux 3 dernières années

Sinds 1999 werden enkel nog in 2000 ontvangsten op dit artikel genoteerd. Er wordt aangenomen dat zowel voor 2003 en de daaropvolgende jaren er geen ontvangsten op dit artikel worden geboekt.

Depuis 1999, des recettes ont seulement été perçues en 2000. On ne prévoit aucune recette en 2003 et durant les années suivantes pour cet article.

Art. 17.01 — Opbrengst van de verkoop van overtollig geworden materieel, waren en munitie (ontvangsten toegewezen aan het programma 16-50-2).

Art. 17.01 — Produit de la vente du matériel excédentaire, les biens et munitions (Recettes affectées au programme 16-50-2).

Raming der ontvangsten voor 2003 .......... EUR Vermoedelijke ontvangsten voor 2002 ...... EUR



4.280.000 — _____________ 4.280.000


4.280.000 — ____________ 4.280.000

DOC 50

279

2080/001

1. Aard van de ontvangst Het betreft ontvangsten voortkomend uit de vervreemding van overtollig geworden materieel, waren en munitie. 2. Wettelijke of reglementaire basis — de programmawet van 19 juli 2001 voor het begrotingsjaar 2001 : artikel 41; — koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit : artikel 45. 3. Parameters en wijze van berekening De raming voor 2003 is gebaseerd op de gegevens van de betrokken diensten.

1. Nature de la recette Ces recettes proviennent de l’aliénation de matériel excédentaire, de biens et de munitions.

2. Base légale ou réglementaire — la loi programme du 19 juillet 2001 pour l’année budgétaire 2001 : article 41; — arrêté royal du 17 juillet 1991 portant coordination des lois sur la comptabilité de l’État : article 45. 3. Paramètres et mode de calcul L’estimation pour 2003 est basée sur les données reçues des services concernés.







Niet van toepassing gezien pas vanaf 2003 de ontvangsten aangerekend worden op de Rijksmiddelenbegroting ten bate van het begrotingsfonds voor wedergebruik van de ontvangsten voortvloeiend uit de vervreemding van overtollig geworden materieel, waren en munitie.

Sans objet pour ce type de recettes car ce n’est qu’à partir de 2003 que les recettes seront imputées au budget des Voies et Moyens au profit du fonds budgétaire de remploi des recettes provenant de l’aliénation de matériel excédentaire, biens et munitions.





1. Wettelijke of reglementaire basis Wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut — Artikel 14. 2. Parameters en wijze van berekening Deze ontvangsten komen voort uit de betaling van de bezoldiging van : — 1 bedrijfsrevisor voor het HIB, geïntegreerd binnen CDSCA sedert 1 januari 1999; — 1 regeringscommissaris en 2 bedrijfsrevisors voor het CDSCA; — 1 regeringscommissaris en 1 bedrijfsrevisor voor het NGI. Het aantal controleurs blijft onveranderd voor de toekomende jaren.

1. Base légale ou réglementaire de la recette Loi du 16 mars 1954 relative au contrôle de certains organismes d’intérêt public — Article 14. 2. Paramètres et mode de calcul Ces recettes résultent du paiement de la rémunération de : — 1 réviseur d’entreprises pour l’ORAF, intégré depuis 1er janvier 1999 dans l’OCASC; — 1 commissaire du gouvernement et 2 réviseurs d’entreprises pour l’OCASC; — 1 commissaire du gouvernement et 1 réviseur d’entreprises pour l’IGN. Le nombre de contrôleurs reste inchangé pour les années futures.

280

DOC 50

2080/001



Index der consumptieprijzen.

Indice des prix à la consommation.



Deze raming is gebaseerd op het volume van de ontvangsten voor de periode 1999 tot en met 2002.

Le montant inscrit pour 2003 est basé sur les recettes pour la période 1999-2002.

HOOFDSTUK 17

CHAPITRE 17

FEDERALE POLITIE EN GEÏNTEGREERDE WERKING

POLICE FÉDÉRALE ET FONCTIONNEMENT INTÉGRÉ

Art. 12.01 — Stortingen aan de Schatkist van niet aangewende sommen door de rekenplichtige die hun verrichtingen doen door middel van fondsen bekomen op kredietopening.

Art. 12.01 — Versements au Trésor des sommes non utilisées par les comptables opérant au moyen de fonds obtenus sur ouverture de crédit.




750.000 1.459.000 ______________ 709.000

Wettelijke bepalingen Artikel 15 van de organieke wet op het Rekenhof regelt de mogelijkheid van kredietopening. Op basis van een praktijk die zijn oorsprong vindt reeds vóór de Belgische onafhankelijkheid, werd bij de Rijkswacht, in navolging van Landsverdediging, op kredietopening beschikt ten voordele van een buitengewone rekenplichtige, hoofdzakelijk voor de personeelsuitgaven en in bijkomende orde voor de abonnementsuitgaven en de uitgaven op eenvoudige factuur. Deze procedure nam de plaats in van de procedures « vaste uitgaven », « kredietopening via de centrale rekenplichtige » en « geldvoorschot » die in de andere departementen gangbaar zijn. Tot en met het begrotingsjaar 1988 mochten overigens, op grond van artikel 2 van de wet van 14 december 1946, de door de buitengewone rekenplichtige niet aangewende sommen in zijn kas naar het volgende jaar worden overgedragen en mochten ze vanaf het begin van dat jaar verder worden aangewend. Met artikel 325 van de Programmawet van 22 december 1989 werd artikel 15, 3e alinea van de wet op de Rijkscomptabiliteit van 15 mei 1846 (zoals gewijzigd bij artikel 2 van de wet van 14 december 1946) opgeheven met ingang van 1 januari 1990. Sinds die datum worden ten bate van dit artikel van de Rijksmiddelenbegroting de door de buitengewone rekenplichtige van de Rijkswacht (inmiddels « federale politie ») doorgevoerde terugstortingen aan de Schat-

Diminution ................................................... EUR

750.000 1.459.000 ______________ 709.000

Dispositions légales L’article 15 de la loi organique sur la Cour des Comptes règle la possibilité de l’ouverture de crédit. Sur la base d’une pratique qui trouve son origine dès avant l’indépendance de la Belgique, on disposait à la Gendarmerie, comme à la Défense nationale, d’une ouverture de crédit au profit d’un comptable extraordinaire, principalement pour les dépenses de personnel et subsidiairement pour les dépenses d’abonnement et pour les dépenses sur simple facture. Cette procédure remplaçait les procédures « dépenses fixes », « ouverture de crédit par le comptable centralisateur » et « avances de fonds », qui sont d’application dans les autres départements. Du reste, jusque et y compris l’année 1988, sur la base de l’article 2 de la loi du 14 décembre 1946, les sommes non utilisées par le comptable extraordinaire pouvaient être reportées dans sa caisse l’année suivante pour être utilisées dès le début de cette année. Par I’article 325 de la Loi-programme du 22 décembre 1989, I’article 15, 3ealinéa, de la loi sur la comptabilité de I’État du 15 mai 1846 (modifiée par I’article 2 de la loi du 14 décembre 1946) a été abrogée au 1er janvier 1990. Depuis cette date, sont imputés au profit de cet article du budget des Voies et Moyens les versements au Trésor effectués par le comptable extraordinaire de la Gendarmerie des fonds non utilisés avant la fin de l’an-

DOC 50

281

2080/001

kist aangerekend van de fondsen die door hem niet aangewend werden vóór het verstrijken van het jaar volgend op het begrotingsjaar ten laste waarvan de fondsen werden bekomen.

née qui suit l’année budgétaire à charge de laquelle ces fonds avaient été obtenus.

Parameters en wijze van berekening lopend jaar

Paramètres et méthode de calcul de l’année courante

Bij de opmaak van de begroting van het jaar X (tijdens de eerste trimester van X-1) worden de terug te storten sommen geraamd op grond van de nog in kas voorhanden zijnde fondsen (afkomstig van kredieten X-2) en de raming van de tijdens het lopende jaar (X-1) op deze fondsen nog uit te voeren betalingen. Bij de aanpassing van de begroting van het jaar X (tijdens de maand maart van X) worden deze ramingen vervangen door het bedrag van de inmiddels (tijdens de maand januari X) werkelijk teruggestorte fondsensaldi (afkomstig van kredieten X-2).

Verantwoording van de variaties

Lors de I’élaboration du budget de I’année X (premier trimestre de l’année X-1), les sommes à reverser sont estimées sur la base des fonds encore disponibles en caisse (provenant de crédits X-2) et de l’estimation des paiements restant à effectuer à charge de ces fonds durant l’année courante (X-1). À l’occasion de l’ajustement du budget de l’année X (au cours du mois de mars de X), ces estimations sont remplacées par le montant des soldes de fonds qui entre-temps (au cours du mois de janvier X) a été réellement reversé (provenant de crédits X-2).

Justification des variations

Vanaf het begrotingsjaar 2000 worden de « vaste uitgaven » van de Rijkswacht (inmiddels « federale politie ») door de Centrale Dienst van de Vaste Uitgaven vereffend. Daardoor treedt een merkelijke vermindering op van het volume van de fondsen die ter beschikking van de buitengewone rekenplichtige zullen worden gesteld. Daarom zal voor het begrotingsjaar 2003 logischerwijze ook een verdere vermindering optreden van de niet aangewende fondsen, bekomen op de kredieten van 2001, die door deze rekenplichtige bij de aanvang van het begrotingsjaar aan de Schatkist zullen worden teruggestort.

Depuis l’année budgétaire 2000, les « dépenses fixes » de la Gendarmerie (entre-temps devenue « Police fédérale) sont liquidées par le Service Central des Dépenses Fixes. De ce fait, il apparaît une diminution notable du volume des fonds qui seront mis à la disposition du comptable extraordinaire.

Art. 12.09 — Bijdrage van het Fonds voor impulsen aan het migratiebeleid ten voordele van het project « Allochtonen » in de politiediensten.

Art. 12.09 — Contribution du fonds d’impulsion à la politique de migration en faveur du projet « allochtones » dans les services de police.



Wettelijke bepalingen Op dit artikel worden de (niet- geaffecteerde) ontvangsten aangerekend die voortvloeien uit de storting van het « Fonds voor impulsen aan het migratiebeleid » als bijdrage aan het project « Allochtonen » in de poltiediensten. Deze bijdrage vertegenwoordigt de werkingsuitgaven van dit project alsmede de uitgaven voor het personeel dat het project opvolgt. De overeenstemmende personeels- en werkingsuitgaven worden ingeschreven op de algemene Uitgavenbegroting. Tot het begrotingsjaar 2000 werden deze ontvangsten geboekt op de Rijksmiddelenbegroting ten voordele van het artikel 1209 van de Sectie 13 — Binnenlandse Za-

Pour ce même motif, pour l’année budgétaire 2002, une diminution marquante des fonds non employés en provenance de crédits de 2000, qui seront reversés au Trésor par le comptable au début de l’année budgétaire, apparaîtra logiquement aussi.

Dispositions légales À cet article sont imputés les recettes (non affectées) provenant du versement du « Fonds pour l’encouragement à la politique de migration » constituant le montant du projet « Allochtones » dans les services de police. Ce montant représente les dépenses de fonctionnement de ce projet, de même que les dépenses de personnel que ce projet engendre. Les dépenses de personnel et de fonctionnement correspondantes sont inscrites au Budget général des Dépenses. Jusqu’à l’année budgétaire 2000, ces dépenses avaient été inscrites au budget des Voies et Moyens à l’article 1209 de la Section 13 — Intérieur. Les dépen-

282

DOC 50

2080/001

ken. De personeels- en de werkingsuitgaven werden begroot op respectief de basisallocaties 13-56-01-1104 en 13-56-12-3304. Vanaf het begrotingsjaar 2001 werden de werkingsuitgaven voor het project (7,0 miljoen Belgische frank of 173.000 Euro) ingeschreven op de basisallocatie 90-25-3304 van de Sectie 17 — Federale politie en geïntegreerde werking. Deze kost zal worden gecompenseerd via een terugstorting van het « Fonds voor impulsen aan het migratiebeleid » aan de Rijksmiddelenbegroting op het artikel 1209 van de Sectie 17 — Federale politie en geïntegreerde werking. De personeelskost (5,3 miljoen Belgische frank of 131.000 Euro) bleef begroot op de basisallocatie 13-5601-1104. Deze kost zal worden gecompenseerd via een terugstorting van het « Fonds voor impulsen aan het migratiebeleid » aan de Rijksmiddelenbegroting op het artikel 1209 van de Sectie 13 — Binnenlandse Zaken Vanaf het begrotingsjaar 2002 werd het project « Allochtonen » volledig door de federale politie overgenomen zodat de overeenkomstige ontvangstenramingen en uitgavenmachtigingen integraal ingeschreven werden op respectief de Rijksmiddelenbegroting en op de algemene Uitgavenbegroting onder de Sectie 17 — Federale politie en geïntegreerde steun.

ses de personnel et de fonctionnement ont été budgétées respectivement sur les allocations de base 13-5601-1104 et 13-56-12-3304. À partir de l’année budgétaire 2001, les dépenses de fonctionnement pour le projet (7,0 millions de francs belges ou 173.000 euros) ont été inscrites sur l’allocation de base 90-2-5-3304 de la Section 17 — Police fédérale et fonctionnement intégré. Ces coûts seront compensés via un reversement du « Fonds pour l’encouragement à une politique de migration » au budget des Voies et Moyens sur l’article 1209 de la Section 17 — Police fédérale et fonctionnement intégré ». Les frais de personnel (5,3 millions de francs belges ou 131.000 euros) ont été maintenus sur l’allocation de base 13-56-01-1104. Ce coût sera compensé via un reversement du « Fonds pour l’encouragement à une politique de migration » au budget des Voies et Moyens sur l’article 1209 de la Section 13 — Intérieur. À partir de l’année budgétaire 2002, le projet « Allochtones » sera complètement repris par la police fédérale de sorte que les estimations de recettes et les autorisations de dépenses y relatives devront intégralement être inscrites respectivement sur le budget des Voies et Moyens et sur le budget des Dépenses générales sous la section 17 — Police fédérale et fonctionnement intégré.

Art. 16.01 — Opbrengst van de verkoop van materieel, produkten en van diensten (Ontvangsten toegewezen aan het programma 17-50-0).

Art. 16.01 — Produit de la vente de matériel, de produits et de services (Recettes affectées au programme 17-50-0).




10.343.000 12.278.000 _____________ 1.935.000

Wettelijke bepalingen Op dit artikel worden de ontvangsten aangerekend die gerealiseerd worden ingevolge prestaties voor derden tegen betaling en waarvan de wederbelegging toegelaten is. Dit artikel van de Rijksmiddelenbegroting is verbonden met het, overeenkomstig artikel 45, § 1 van het koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, bij wet van 27 december 1990 opgerichte organiek begrotingsfonds 17-1 « Fonds voor prestaties tegen betaling ». Op dit artikel van de Rijksmiddelenbegroting worden, met het oog op hun wederbelegging, de ontvangsten aangerekend die worden bedoeld in : — artikel 115, § 1 tot 4, § 6 en § 9 van de wet van 7 december 1998 (WGP) tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus (zoals gewijzigd bij wet van 26 april 2002), dit zijn : — de door Landsverdediging uitgevoerde betalingen in het raam van de wederzijdse steun (WGP, artikel 115, § 1);

Diminution ................................................... EUR

10.343.000 12.278.000 _____________ 1.935.000

Dispositions légales Sont imputées à cet article les recettes réalisées suite à des prestations pour tiers contre paiement et dont la réutilisation est autorisée. Cet article du budget des Voies et Moyens est associé, conformément à l’article 45, § 1er de l’arrété royal du 17 juillet 1991 portant coordination des lois sur la comptabilité de I’État, au fonds budgétaire organique 17-1 « Fonds pour prestations contre paiement » créé au profit de la Gendarmerie par la loi du 27 décembre 1990. À cet article du budget des Voies et Moyens sont également imputées, en vue de leur réutilisation, les recettes réalisées dont question dans : — article 115, § 1 à 3 de la loi du 7 décembre 1998 organisant un service de police intégré structuré à deux niveaux, à savoir : — les paiements effectués par la Défense dans le cadre de l’appui mutuel (article 2.17.7, 2e);

DOC 50

283

2080/001

— de financiële bijdragen ontvangen vanwege de Europese Unie, supranationale publiekrechtelijke organen, de federale overheden, de gewesten, de gemeenschappen, de provincies, de meergemeentezones of de gemeenten (WGP, artikel 115, § 2); — de prestaties met een humanitair of cultureel karakter of strekkend tot hulp aan de Natie, geleverd tegen betaling (WGP, artikel 115, § 3); — de uitzonderlijke taken van bestuurlijke politie tegen betaling geleverd op vraag van een (niet federaal publiekrechtelijke) rechtspersoon (WGP, artikel 115, § 4); — de eventuele positieve saldi voortvloeiend uit de vervreemding van materieel dat overtollig, economische afgeschreven of technologisch verouderd is of van afvalproducten (WGP, artikel 115, § 6); — de betalingen uitgevoerd door de meergemeentepolitiezones en de gemeenten voor de administratieve en logistieke steun die zij, op hun aanvraag en onder beding van betaling, van de federale politie hebben gekregen (WGP, artikel 115, § 9 en wet 26 april 2002, artikel 126, § 1);

— les contributions financières provenant de l’Union européenne, d’organismes publics supranationaux, des autorités fédérales, des régions, des communautés, des provinces ou des communes (article 115, § 3); — les prestations à caractère humanitaire ou culturel ou contribuant à une aide à la Nation, exécutées contre paiement (article 115, § 1er); — les missions de police administrative contre remboursement présentant un caractère exceptionnel exécutées à la demande d’une personne morale (de droit public non fédéral) (article 115, § 2); — les éventuels soldes positifs découlant de l’aliénation de matériel excédentaire, économiquement amorti ou technologiquement désuet ou de déchets (article 2.17.11, § 1er) — les paiements effectués par les zones de police pluricommunales et les communes pour l’appui administratif et logistique qu’elles ont reçu de la police fédérale, à leur demande (article 115, § 9 et loi du 26 avril 2002, article 126, § 1er ).

Parameters en wijze van berekening lopend jaar : WGP, artikel 115 § 8 en § 10

Paramètres et méthode de calcul de l’année courante :

Voor de ramingen « lopend jaar » wordt ervan uitgegaan dat volgende bedragen ingevorderd en aan de Schatkist doorgestort zullen kunnen worden in de loop van het begrotingsjaar 2003 :

Pour les estimations « année courante », on est parti du principe que les montants suivants auront pu avoir seront perçus et versés au Trésor au courant de l’année budgétaire 2003 :

(in duizendtallen euro) Prestaties aan derden .................................................... Geldtransporten .............................................................. Publiekrechtelijke instellingen ........................................ Fakturatie aan de lokale politie ......................................

Algemeen totaal ..............................................................

(en milliers d’euros) 75 5.000 268 5.000 _________ 10.343

Verantwoording van de variaties De vermindering (met 1.935.000 euro) van de geraamde ontvangsten voor 2003 in vergelijking tot de vermoedelijke ontvangsten van 2002 vloeit hoofdzakelijk voort uit : — een vermindering van de betalingen uit te voeren door BIAC (– 1.031.000 euro); — een vermindering van de betalingen voor de beveiliging van geldtransporten (– 206.000 euro); — een vermindering van diverse bijdragen vanwege de EU (– 665.000 euro); — een vermindering van de ontvangsten ingevolge het protocol NCIPS (– 33.000 euro).

Prestations pour tiers ...................................................... Transports de fonds ........................................................ Institutions de droit public ............................................... Facturation à la police locale ..........................................

75 5.000 268 5.000 _________

Total général ...................................................................

10.343

Justification des variations L’augmentation (de 372.000 euros) des recettes estimées pour 2003 par rapport aux recettes probables pour 2002 découle principalement de : — une diminution des paiements effectués par BIAC (– 1.031.000 euros); — une diminution des paiements pour la sécurisation des transports de fonds (– 206.000 euros); — une diminution des diverses contributions de l’UE (– 665.000 euros); — une diminution des recettes suite au protocole NCIPS (– 33.000 euros).

284

DOC 50

2080/001

Art. 16.02 — Diverse ontvangsten : stortingen door de Rijkswacht.

Art. 16.02 — Recettes diverses : versements par la Gendarmerie



Wettelijke bepalingen Op dit artikel worden de (niet-geaffecteerde) ontvangsten van diverse oorsprong aangerekend die door de federale politie worden gerealiseerd. Worden hoofdzakelijk op dit artikel aangerekend : — de ontvangsten bedoeld in artikel 143, § 3, 2e lid van het koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit (verkoop van mest, dode paarden, oude hoefijzers, deelneming van de federale politie aan feesten en concerten); — de sommen die van rechtswege verworven worden door de aanbestedende overheid ingevolge het eenzijdig verbreken van de opdracht (conform artikel 20, § 6, 1e lid, 1° van de bijlage bij het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken);

Parameters en wijze van berekening lopend jaar

Gezien hun aleatoir karakter worden de ontvangsten geraamd op basis van statistische reeksen.


Dispositions légales Sont imputées, à cet article, des recettes (non affectées) d’origine diverse réalisées par la police fédérale. Sont imputés principalement à cet article : — les recettes prévues à l’article 143, § 3, 2e alinéa de l’arrété royal du 17 juillet 1991 portant coordination des lois sur la comptabilité de l’État (vente de fumier, chevaux morts, vieux fers, participation de la Gendarmerie à des fêtes et concerts, …); — les sommes qui sont récupérées par voie judiciaire par l’autorité adjudicataire suite à la rupture unilatérale du marché (conformément à l’article 20, § 6, 1er alinéa, 1° de l’annexe à l’arrêté royal du 26 septembre 1996 déterminant les règles générales d’exécution des marchés publics et des concessions de travaux publics);

Paramètres et méthode de calcul de l’année courante Vu leur caractère aléatoire, les recettes sont estimées sur la base de séries statistiques.


De vermindering van de geraamde ontvangsten voor het begrotingsjaar met 62.000 euro in vergelijking tot de vermoedelijke ontvangsten van het voorgaande jaar vloeit voort uit het feit dat geen inkomsten meer worden verwacht voor de auteursrechten die werden afgestaan door de voormalige Divisie Politiebeleidondersteuning van de Algemene Politiesteundienst.

La diminution des recettes estimées pour l’année budgétaire de 62.000 euros par rapport aux recettes probables de l’année précédente découle du fait qu’aucun revenu ne peut encore être attendu pour les droits d’auteurs qui étaient cédés par l’ancienne Division Appui de Police du Service général d’Appui policier.

Art. 16.03 — Vergoedingen verschuldigd voor het ontvangen van een afschrift van een bestuursdocument (koninklijk besluit van 30 augustus 1996).

Art. 16.03 — Indemnité due en cas de délivrance d’une copie d’un document administratif (arrêté royal du 30 août 1996).



1. Wettelijke bepalingen De op dit artikel aangerekende ontvangsten vloeien voort uit de toepassing van het koninklijk besluit van 30 augustus 1996 (Belgisch Staatsblad van 20 september 1996) tot vaststelling van het bedrag van de vergoeding verschuldigd voor het ontvangen van een afschrift van een bestuursdocument.

1. Dispositions légales Les recettes imputées à cet article concernent l’application de l’arrêté royal du 30 août 1996 ( Moniteur belge du 20 septembre 1996) fixant le montant de la rétribution due pour la réception d’une copie d’un document administratif.

DOC 50

285

2080/001

2. Parameters en wijze van berekening lopend jaar

2. Paramètres et méthode de calcul de l’année courante

Gezien hun aleatoir karakter worden de ontvangsten geraamd op basis van statistische reeksen.

Vu leur caractère aléatoire, les recettes sont estimées sur la base de séries statistiques.

Art. 16.04 — Opbrengst van de verkoop van kledij aan het politiepersoneel (Ontvangsten toegewezen aan het programma 17-90-2).

Art. 16.04 — Produit de la vente de vêtements au personnel de la police (Recettes affectées au programme 17-90-2).




2.500.000 620.000 _____________ 1.880.000

Wettelijke bepalingen


2.500.000 620.000 _____________ 1.880.000

Dispositions légales

Op dit artikel worden de ontvangsten aangerekend die gerealiseerd worden ingevolge de levering van kledij en uitrustingsstukken tegen betaling aan de personeelsleden van de federale en van de lokale politie. Deze leveringen zijn in de loop van het begrotingsjaar 2002 van start gegaan en verwacht wordt dat zij vanaf 2003 hun kruissnelheid zullen bereiken. Dit artikel van de Rijksmiddelenbegroting is verbonden met het, overeenkomstig artikel 45, § 1 van het koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, bij wet van 27 december 1990 (zoals gewijzigd bij artikel 125 van de wet van 26 april 2002) opgerichte organiek begrotingsfonds 17-2 « Fonds voor de levering van kledij en uitrusting tegen betaling aan het personeel van de politiediensten ».

À cet article ont été imputées les recettes réalisées suite à la fourniture de pièces de tenue et d’équipement contre paiement aux membres du personnel de la police fédérale et locale. Ces fournitures débuteront à partir de l’année budgétaire 2002 et il est prévu qu’elles atteignent leur rythme de croisière en 2003.

Art. 16.05 — Opbrengst van de inhouding voor het betrekken van een staatslogement.

Art. 16.05 — Produit de la retenue pour occupation d’un logement de l’État.




3.056.000 3.024.000 _____________ 32.000

Wettelijke bepalingen Artikel XII.XI.38 van het koninklijk besluit van 30 maart 2001, tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, voorziet dat de personeelsleden van de politiediensten die niet opteren voor het behoud van hun oorspronkelijke rechtspositieregeling en die daags voor de inwerkingtreding van dit besluit een kosteloze woning genoten, dit logement verder mogen betrekken mits een maandelijkse inhouding op hun bezoldiging.

Cet article du budget des Voies et Moyens est associé au fonds budgétaire organique 17-2 « Livraison d’habillement et d’équipement contre paiement au personnel des services de police » créé, conformément à l’article 45, § 1er de l’arrêté royal du 17 juillet 1991 portant coordination des lois sur la comptabilité de l’État, au profit de la Gendarmerie par l’article 53 de la loi programme du 19 juillet 2001.


3.056.000 3.024.000 _____________ 32.000

Dispositions légales L’article XII.XI.38 de l’arrêté royal du 30 mars 2001 portant la position juridique du personnel des services de police stipule que les membres du personnel des services de police qui n’optent pas pour le maintien de leur position juridique d’origine et qui jusqu’à et y compris l’entrée en vigueur de cet arrêté disposaient d’un logement gratuit, peuvent continuer à l’occuper moyennant une retenue mensuelle sur leur traitement.

286

DOC 50

Parameters en wijze van berekening § 2 van ditzelfde artikel voorziet het bedrag van de maandelijkse inhouding. Dit bedrag is gekoppeld aan de loonschaal waarop het personeel werd ingeschaald op het ogenblik van zijn overgang. De logementen worden door de Regie der Gebouwen ter beschikking gesteld van de federale politie, de opbrengst van de inhoudingen wordt gestort aan de Schatkist. De logementen die zullen vrijkomen door het verlaten ervan door de huidige bewoners, worden niet meer toegewezen. Dit houdt in dat op termijn de ontvangsten geleidelijk zullen verminderen, om uiteindelijk volledig weg te vallen.


2080/001

Paramètres et mode de calcul Le § 2 du même article mentionne le montant de la retenue mensuelle. Ce montant est lié à l’échelle de traitement dans laquelle le personnel a été inséré au moment de son transfert. Les logements sont mis à la disposition de la police fédérale par la Régie des Bâtiments, le rapport des retenues est versé au Trésor. Les logements qui seront libérés par le départ de leurs occupants actuels ne sont plus attribués. Cela implique qu’à terme les recettes diminueront progressivement, pour finalement disparaître complètement.


Vanaf de wedde van april 2001 werd voor de eerste maal deze inhouding uitgevoerd. Voor het jaar 2001 worden aldus slechts 8 maanden in aanmerking genomen, daar waar men voor 2002 en 2003 een opbrengst heeft die overeenstemt met de inhoudingen gedurende 12 maanden. Verwacht wordt dat het aantal personeelsleden die actueel dergelijke logement betrekken, mettertijd in aantal zal verminderen, wat tot gevolg zal hebben dat het bedrag van de jaarlijkse opbrengst vanaf 2003 zal blijven dalen.

Cette retenue a été effectivement opérée pour la première fois sur le traitement d’avril 2001. Pour l’année 2001, 8 mois seulement ont donc été pris en considération, alors que pour 2002 on dispose d’un rapport correspondant à des retenues opérées sur une période de 12 mois. On s’attend à ce que le nombre de membres du personnel qui disposent actuellement d’un tel logement diminuera dans le temps, ce qui aura pour conséquence que le montant du rapport annuel continuera à diminuer à partir de 2003.

HOOFDSTUK 18

CHAPITRE 18

FOD FINANCIËN

SPF FINANCES

§ 1. ADMINISTRATIE DER THESAURIE

§ 1. ADMINISTRATION DE LA TRÉSORERIE

Art. 11.01/1.a) — Terugbetaling van ten onrechte uitgekeerde wedden en salarissen.

Art. 11.01/1.a) — Remboursement de traitements, salaires liquidés indûment.




20.530.000 20.200.000 ______________ 330.000

Wettelijke basis : — artikel 1126 van het Burgerlijk Wetboek; — artikel 1409, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek — laatste wijziging : Belgisch Staatsblad van 16 december 2000; — artikel 23 van de wet van 12 april 1965; — artikel 1 van het koninklijk besluit van 13 maart 1952 tot inrichting van de Centrale Dienst der Vaste Uitgaven. De ontvangst volgt de evolutie van de wedden, die geïndexeerd worden : dus vermenigvuldiging van het bedrag van de vermoedelijke ontvangsten 2002 met de indexcoëfficient.


20.530.000 20.200.000 ______________ 330.000

Dispositions légales : — article 1126 du Code Civil; — article 1409, § 2, du Code Judiciaire — dernière mise à jour : Moniteur belge du 16 décembre 2000; — article 23 de la loi du 12 avril 1965; — article 1er de l’arrêté royal du 13 mars 1952 organisant le Service central des Dépenses fixes. La recette dépend de l’évolution des traitements, qui sont indexés : donc multiplication du montant des recettes probables 2002 par le coefficient d’indexation.

DOC 50

287

2080/001

Art. 11.01/1.b) — Terugbetaling van ten onrechte uitgekeerde pensioenen.

Art. 11.01/1.b) — Remboursement de pensions payées indûment.



Wettelijke basis : artikel 1 van het koninklijk besluit van 13 maart 1952 tot inrichting van de Centrale Dienst der Vaste Uitgaven. De CDVU is afhankelijk van de gegevens verstrekt door de administratie der Pensioenen. De raming der ontvangsten is gebaseerd op de gemiddelde jaarlijkse ontvangst sinds het jaar 1998. Een betere informatisering zal de groei van de terugvorderingen compenseren.

Disposition légale : article 1 er de l’arrêté royal du 13 mars 1952 organisant le Service central des Dépenses fixes. Le SCFD dépend des données communiquées par l’administration des Pensions. Les estimations tiennent compte des recettes moyennes annuelles depuis l’année 1998. Une meilleure informatisation compense l’augmentation des réquisitions.

Art. 11.01/2 — Terugbetalingen van wedden uitbetaald door de ministeriële departementen, ten bate van bij parastatale, intergeallieerde, enz. organismen gedetacheerde of voor syndicale en andere opdrachten ter beschikking gestelde ambtenaren en beambten.

Art. 11.01/2 — Remboursements de traitements liquidés par les départements ministériels au profit de fonctionnaires et agents détachés dans les organismes parastataux, ou mis en disponibilité pour missions syndicales et autres.




1.740.000 2.055.000 ______________ 315.000

1. Aard van de ontvangst Terugbetalingen van wedden uitbetaald door de ministeriële departementen ten bate van bij de kabinetten of parastatale organismen gedetacheerde of voor syndicale en andere opdrachten ter beschikking gestelde ambtenaren en beambten. 2. Wettelijke of reglementaire basis van de ontvangst — wet van 11 april 1999 houdende wijziging van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. — wet van 19 december 1974; — koninklijk besluit van 20 april 1999 en koninklijk besluit van 28 september 1984; — koninklijk besluit van 4 mei 1999 (Belgisch Staatsblad van 29 mei 1999) betreffende de samenstelling en de werking van de ministeriële kabinetten. 3. Parameters en berekeningswijze van de ontvangst De wet van 11 april 1999 heeft terugwerkende kracht tot in 1997 en heeft aldus een bepaalde achterstand veroorzaakt. Er moesten eveneens nieuwe procedures ont-

Diminution ................................................... EUR

1.740.000 2.055.000 ______________ 315.000

1. Nature de la recette Remboursements de traitements liquidés par les départements ministériels au profit des fonctionnaires et des agents détachés dans les cabinets ministériels, dans les organismes parastataux ou mis en disponibilité pour mission syndicale ou autres. 2. Base légale ou réglementaire de la recette

— loi du 11 avril 1999 modifiant la loi du 19 décembre 1974 organisant les relations entre les autorités publiques et les syndicats des agents relevant de ces autorités; — loi du 19 décembre 1974; — arrêté royal du 20 avril 1999 et arrêté royal du 28 septembre 1984; — arrêté royal du 4 mai 1999 (Moniteur belge du 29 mai 1999) relatif à la composition et au fonctionnement des cabinets ministériels. 3. Paramètres et mode de calcul de la recette

La loi du 11 avril 1999 a rétroagi jusqu’en 1997, créant ainsi un certain retard à résorber et instaurant de nouvelles procédures en matière de délégués syndicaux.

288

DOC 50

2080/001

worpen worden met betrekking tot de syndicale afgevaardigden. Nochtans werden de vastgestelde rechten van 2001 bijna allemaal reeds terugbetaald. De berekening van de te verwachten ontvangst van 2002 is gebaseerd op dezelfde veronderstelling en op het bedrag van de vastgestelde rechten van het 1e semester 2002, hetzij 800 duizend euro. Voor de rekening wordt geen enkele ontvangst van deze aard meer verwacht.

Néanmoins les droits constatés de 2001 ont presque tous déjà été remboursés. Le calcul de la recette probable de 2002 se base sur la même supposition et sur le montant des droits constatés du 1er semestre 2002, soit 800 milliers d’euros. Pour le compte, aucune recette de cette nature n’est encore à prévoir .

4. Verantwoording van de schommelingen van ontvangst in vergelijking met de verwezenlijkingen van voorgaande jaren

4. Justification des variations entre les réalisations des trois dernières années

De schatting van de ontvangsten van 2000 hield aanvankelijk onvoldoende rekening met het deblokkeren van de situatie van de syndicale afgevaardigden, gerealiseerd door de wet van 11 april 1999.

L’estimation initiale des recettes 2000 n’avait pas suffisamment pris en compte le déblocage de la situation des agents syndicaux réalisé par la loi du 11 avril 1999.

Art. 11.03 — Terugbetalingen door derden van pensioenen, renten, kinderbijslagen of gedeelten ervan welke door de Openbare Schatkist werden uitbetaald.

Art. 11.03 — Remboursement par des tiers de pensions, rentes, allocations familiales ou parts de celles-ci payées par le Trésor public.




2.650.000 2.400.000 ______________ 250.000


2.650.000 2.400.000 _____________ 250.000

Er bestaan geen objectieve parameters voor de desbetreffende ontvangsten. De evolutie vertoont zeer onregelmatige schommelingen (een jaar in vermeerdering, de laatste jaren in vermindering). Deze recente vermindering werd als basis genomen voor het voorgestelde bedrag.

Il n’existe pas de paramètres objectifs pour prévoir les recettes en question. L’évolution montre des fluctuations très irrégulières (une année en augmentation, les dernières années en diminution). Cette diminution récente a été prise comme base d’estimation du montant.

Art. 12.01 — Storting aan de Schatkist van niet aangewende sommen door de rekenplichtigen die hun verrichtingen doen door middel van fondsenvoorschotten.

Art. 12.01 — Versement au Trésor des sommes non utilisées par les comptables opérant au moyen d’avances de fonds.





Niet aangewende sommen door de rekenplichtigen die hun verrichtingen doen door middel van fondsenvoorschotten.

Sommes non utilisées par les comptables opérant au moyen d’avances de fonds.



— algemene Instructie van 30 juli 1943 (artikel 443); — artikel 15 van de wet van 29 oktober 1846 betreffende de organisatie van het Rekenhof; — artikel 74 van het koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit.

— instruction générale du 30 juillet 1943 (article 443); — article 15 de la loi du 29 octobre 1846 relative à l’organisation de la Cour des comptes; — article 74 de l’arrêté royal du 17 juillet 1991 portant coordination des lois sur la comptabilité de l’État.

DOC 50

289

2080/001

3. Parameters en berekeningswijze van de ontvangst


Er wordt rekening gehouden met de ontvangsten van de laatste jaren, alsook met de ontvangsten gedurende de eerste 3 maanden van 2002.

Les estimations tiennent compte des recettes des 3 années antérieures, ainsi que des recettes effectuées pendant les 3 premiers mois de 2001.

Art. 16.01 — Inningskosten terugbetaald door de Europese gemeenschappen ten laste van de voor hun rekening uitgevoerde ontvangsten.

Art. 16.01 — Frais de perception remboursés par les communautés européennes à charge des recettes effectuées pour leur compte.




1. Aard van de ontvangst De ontvangst omvat de inningskosten die op de betalingen van de traditionele eigen middelen van de Europese gemeenschappen geheven zijn : douanerechten, landbouwheffingen en suikerbijdragen. 2. Wettelijke of reglementaire basis van de ontvangst

Diminution ................................................... EUR

346.100.000 350.871.000 ______________ 4.771.000

1. Nature de la recette La recette est constituée par les frais de perception prélevés sur les versements des ressources propres traditionnelles des communautés européennes : droits de douane, droits agricoles et cotisations sucre. 2. Base légale ou réglementaire de la recette

Besluit van 29 september 2000 van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese gemeenschappen (2000/597/EG, EGA). De ratificatieprocedures werden in februari 2002 in alle lidstaten voltooid en het voornoemd besluit is op 1 maart 2002 in werking getreden, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2001 voor wat betreft het percentage van de inningskosten. Het percentage werd vastgelegd op 25 % van de traditionele eigen middelen die aan de EG worden gestort.

Décision du Conseil du 29 septembre 2000 relative au système des ressources propres des communautés européennes (2000/597/CE, Euratom) Les procédures de ratification ont été achevée dans tous les États membres en février 2002 et la décision susmentionnée est entrée en vigueur le 01 mars 2002, avec effet rétroactif au 1ier janvier 2001 en ce qui concerne le taux des frais de perception. Le taux est fixé à 25 % du montant des ressources propres traditionnelles versées aux CE.

Douanerechten ....................................... 1.316.000.000 euro Landbouwheffingen ................................ 25.700.000 euro Suikerbijdragen ....................................... 42.700.000 euro ____________________ Totaal ...................................................... 1.384.400.000 euro

Droits de douane .................................... 1.316.000.000 euros Droits agricoles ....................................... 25.700.000 euros Cotisations sucre ................................... 42.700.000 euros ____________________ Total ....................................................... 1.384.400.000 euros

De inningskosten kunnen dus op 346.100.000 euro worden geraamd. Deze bedragen zijn gebaseerd op de vooruitzichten van de Europese Commissie gebaseerd van voor de vergadering van het Raadgevend Comité Eigen Middelen van 26 april 2001. De ontvangst is geactualiseerd in functie van de ramingen van de Europese Commissie en de betrokken Belgische administraties. Het nieuwe besluit heeft het percentage van de inningskosten op 25 % vastgesteld in plaats van 10 %. Anderzijds, wijzigt de ontvangst vooral in functie van de douane-invoerrechten, dus in functie van de economische conjunctuur.

Les frais de perception peuvent donc être estimés à 346.100.000 euros. Ces montants sont basés sur les prévisions de la Commission européenne avant la réunion du Comité Consultatif Ressources Propres du 26 avril 2002. La recette est actualisée en fonction des prévisions de la Commission européenne et des administrations belges concernées. La nouvelle décision européenne a fixé le taux de prélèvement à 25 % au lieu de 10 %. D’autre part, la recette varie principalement en fonction des droits de douane à l’entrée, donc en fonction de la conjoncture économique.

290

DOC 50

3. Bijkomende inlichtingen

2080/001

3. Renseignements complémentaires

In 2001, werden de betalingen uitgevoerd op basis van het percentage van 10 % omdat de ratificatieprocedure nog niet werden voltooid was in alle lidstaten. De huidige ramingen berusten op berekeningen van de Europese Commissie, het Planbureau en de Belgische administraties.

Les versements ont été effectués en 2001 sur la base du taux de 10 % car la procédure de ratification n’était pas terminée dans tous les États membres Les estimations retenues reposent sur les calculs de la Commission européenne, du Bureau du Plan et des administrations belges.

Art. 16.03 — Jaarlijkse premie aan de Schatkist gestort door bepaalde instellingen van de openbare sector die de mogelijkheid hebben om al of niet de Staatswaarborg te vragen voor hun leningen van alle aard.

Art. 16.03 — Prime annuelle versée au Trésor par certaines institutions du secteur public ayant la faculté de solliciter ou non la garantie de l’État pour leurs emprunts de toute nature.




165.000 548.000 ______________ 383.000

1. Aard van de ontvangst Jaarlijkse premie aan de Schatkist gestort door bepaalde instellingen van de openbare sector die de mogelijkheid hebben om al of niet Staatswaarborg te vragen voor hun leningen van alle aard. 2. Wettelijke of reglementaire basis van de ontvangst — koninklijk besluit nr 517 van 31 maart 1987; — artikel 9 van de wet van 17 maart 1997 betreffende de financiering van het HST-project; — artikel 2 van het koninklijk besluit van 13 april 1997 in uitvoering van artikel 9 van de wet van 17 maart 1997 betreffende de financiering van het HST-project; — artikel 1 van het koninklijk besluit van 18 december 2000 tot wijziging van het koninklijk besluit van 13 april 1997 in uitvoering van artikel 9 van de wet van 17 maart 1997 betreffende de financiering van het HSTproject. 3. Parameters en berekeningswijze van de ontvangst Premie van 0,25 % berekend op het op het tijdstip van berekening uitstaande bedrag van de leningen (Nationale Loterij), respectievelijk op het bedrag van de leningen dat prorata temporis 75 miljard overschrijdt tijdens het betrokken jaar en is verschuldigd op 31 januari van het volgende jaar (HST-Fin).

Diminution ................................................... EUR

165.000 548.000 ______________ 383.000

1. Nature de la recette Prime annuelle versée au Trésor par certaines institutions du secteur public ayant la faculté de solliciter ou non la garantie de l’État pour leurs emprunts de toute nature. 2. Base légale ou réglementaire de la recette

— l’arrêté royal n° 517 du 31 mars 1987; — l’article 9 de la loi du 17 mars 1997 relative au financement du projet TGV; — l’article 2 de l’arrêté royal du 13 avril 1997 en exécution de l’article 9 de la loi du 17 mars 1997 relative au financement du projet TGV; — l’article 1 er de l’arrêté royal du 18 décembre 2000 modifiant l’arrêté royal du 13 avril 1997 en exécution de l’article 9 de la loi du 17 mars 1997 relative au financement du projet TGV.


Prime de 0,25 % calculée sur le montant des emprunts en circulation au moment du calcul (Loterie Nationale), respectivement sur le montant des emprunts qui dépasse, pendant l’année considérée, prorata temporis, un montant de 75 milliards et est due le 31 janvier de l’année suivante (Financière TGV).

DOC 50

291

2080/001

4. Verantwoording van de schommelingen van de ontvangst

4. Justification des variations importante de la recette

De daling tijdens de drie jongste jaren vloeit voort uit de gunstige evolutie van de schuld van de betrokken instellingen en, wat het jaar 2002 betreft, eveneens uit het faillissement van SABENA.

La baisse pendant les trois dernières années est due à l’évolution favorable de la dette des institutions concernées et, en ce qui concerne l’année 2002, également à la faillite de la SABENA.

Art. 16.04 — Diverse opbrengsten. Raming der ontvangsten voor 2003 ........... EUR Vermoedelijke ontvangsten voor 2002 ....... EUR Vermindering ............................................... EUR

Art. 16.04 — Produits divers 1.027.000 1.028.000 ______________ 1.000


1.027.000 1.028.000 ______________ 1.000

Art. 16.04/1 — Diverse en toevallige ontvangsten van de Deposito- en Consignatiekas.

Art. 16.04/1 — Recettes diverses et accidentelles de la Caisse des Dépôts et Consignations.


Évaluation des recettes pour 1.000.000 d’euros, comme pour 2002.

Wettelijke basis : het handelt hier om ontvangsten verwezenlijkt bij toepassing van artikel 23 van het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935 tot samenschakeling van de wetten betreffende de inrichting en de werking van de Deposito- en Consignatiekas. De ontvangst voor 2003 werd geraamd op basis van die van het vorige jaar, gezien het toevallig karakter van de inkomsten.

Disposition légale : sont comptabilisées sur cet article les recettes faites en application de l’article 23 de l’arrêté royal n° 150 du 18 mars 1935 coordonnant les lois relatives à l’organisation et au fonctionnement de la Caisse de Dépôts et Consignations. Comme il s’agit de recettes accidentelles, la prévision de 2003 a été réalisée sur la base des recettes des exercices précédents.

Art. 16.04/2 — Ontvangsten van het Waarborgkantoor van de Koninklijke Munt van België (koninklijk besluit van 18 januari 1990 houdende uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 11 augustus 1987 houdende waarborg van werken uit edele metalen).

Art. 16.04/2 — Recettes du Bureau de la garantie de la Monnaie royale de Belgique (arrêté royal du 18 janvier 1990 portant modalités d’exécution de la loi du 11 août 1987 relative à la garantie des ouvrages en métaux précieux).




27.000 28.000 ______________ 1.000

Wettelijke basis : koninklijk besluit van 18 januari 1990, houdende de uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 11 augustus 1987, houdende waarborg van werken uit edele metalen. De ontvangsten van het Waarborgkantoor van de Koninklijke Munt van België zijn hoofdzakelijk de volgende : — het keurloon van de gehaltebepaling van staven uit edele metalen; — de rechten geheven uit hoofde van de waarborg van rijkswege van het gehalte van werken uit edele metalen.

Diminution ................................................... EUR

2003

:

27.000 28.000 ______________ 1.000

Disposition légale : arrêté royal du 18 janvier 1990 portant modalités d’exécution de la loi du 11 août 1987 relative à la garantie des ouvrages en métaux précieux. Les principales recettes du Bureau de la garantie de la Monnaie royale sont les suivantes : — les frais d’essai pour la détermination du titre des lingots de métaux précieux; — les droits perçus du chef de la garantie par l’État du titre des ouvrages en métaux précieux.

292

DOC 50

2080/001

Deze ontvangsten schommelen van in functie het volume van de handel van werken uit edele metalen en van het bedrag van de aankopen door het publiek van munten en medailles in edel metaal uitgegeven door de Koninklijke Munt.

Les recettes du Bureau de la garantie varient en fonction du volume du commerce des ouvrages en métaux précieux et de la quantité de pièces et médailles en métaux précieux émises par la Monnaie royale.

Art. 26.01 — Interesten aan de Staat verschuldigd, afkomstig van de bedrijven.

Art. 26.01 — Intérêts dus à l’État en provenance des entreprises.




3.307.000 3.409.000 ______________ 132.000

Diminution ................................................... EUR

3.307.000 3.439.000 ______________ 132.000

Art. 26.01/1 — Interesten begrepen in de annuïteiten aan de Schatkist verschuldigd door het Amortisatiefonds van de leningen voor de sociale huisvesting (ALeSH) uit hoofde van de inschrijvingen van de Staat op de door de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting en door de Nationale Landmaatschappij uitgegeven leningen, krachtens het koninklijk besluit van 10 december 1970, houdende de Huisvestingscode, bekrachtigd door de wet van 2 juli 1971.

Art. 26.01/1 — Intérêts compris dans les annuités à payer par le Fonds d’amortissement des emprunts du logement social (Fadels) du chef des souscriptions de l’État aux emprunts émis par la Société nationale du logement et la Société nationale terrienne en vertu de l’arrêté royal du 10 décembre 1970, contenant le Code du Logement, confirmé par la loi du 2 juillet 1971.




2.417.000 2.516.000 ______________ 99.000

Diminution ................................................... EUR

2.417.000 2.516.000 ______________ 99.000

De inschrijvingen waarvan sprake bedragen in totaal 99.285.323 euro voor de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting en 17.695.879 euro voor de Nationale Landmaatschappij. De ingeschreven kapitalen zijn terugbetaalbaar in 66 jaar voor de eerste maatschappij volgens annuïteiten berekend tegen de interestvoet van 4,50 % per jaar. De inschrijvingen op de leningen van de Nationale Landmaatschappij werden reeds terugbetaald.

Les souscriptions en question s’élèvent à un total de 99.285.323 euros pour la Société nationale du logement et à 17.695.879 euros pour la Société nationale terrienne.

Art. 26.01/2 — Interesten verschuldigd door de Afdeling « Het Militair Tehuis » van de Centrale Dienst voor Sociale en Culturele Actie (CDSCA) uit hoofde van de door de Staat verstrekte voorschotten of leningen.

Art. 26.01/2 — Intérêts revenant à l’État sur avances ou prêts consentis à la Division « Le Logis militaire » de l’Office central d’Action sociale et culturelle (OCASC).



-Vermindering ............................................. EUR

677.000 689.000 ______________ 12.000

De terugvorderbare voorschotten die het ministerie van Landsverdediging van 1953 tot 1977 verstrekt heeft aan de Afdeling « Militair Tehuis » van de CEDISCA, bedragen 57.428.649 euro.

Les capitaux souscrits sont remboursables en 66 ans par la première de ces sociétés, suivant des annuités calculées au taux d’intérêt de 4,50 % l’an. Les souscriptions aux emprunts de la Société nationale terrienne sont remboursées.

Diminution ................................................... EUR

677.000 689.000 ______________ 12.000

Les avances récupérables octroyées de 1953 à 1977 par le ministère de la Défense nationale à la Division « Le Logis militaire » de l’OCASC s’élèvent à 57.428.649 euros.

DOC 50

293

2080/001

Leningen onder Staatswaarborg werden uitgegeven ten belopen van 30.639.640 euro. De voorschotten en het aandeel van de instelling in de leningslasten worden afbetaald aan de Schatkist in 66 annuïteiten.

Des emprunts ont été émis sous la garantie de l’État pour un montant total de 30.639.640 euros. Les avances et la quote-part de l’organisme dans les charges des emprunts sont remboursées au Trésor en 66 annuités.

Art. 26.01/3 — Interesten begrepen in de annuïteit verschuldigd aan de Schatkist door het Amortisatiefonds van de leningen voor de sociale huisvesting uit hoofde :

Art. 26.01/3 — Intérêts compris dans l’annuité à payer au Trésor par le Fonds d’amortissement des emprunts du logement social du chef :

1° van de voorschotten die door de Staat werden verstrekt aan de Nationale Landmaatschappij en 2° van de lening die de Nationale Landmaatschappij gemachtigd werd, onder Staatswaarborg, aan te gaan (wet van 29 maart 1949).

1° des avances qui ont été faites par l’État à la Société nationale terrienne et 2° de l’emprunt que la Société nationale terrienne a été autorisée à contracter sous la garantie de l’État (loi du 29 mars 1949).




54.000 58.000 ______________ 4.000

Diminution ................................................... EUR

54.000 58.000 ______________ 4.000

De kapitalen door de Staat ter beschikking gesteld van de Nationale Landmaatschappij met het oog op haar verrichtingen, bedroegen 19.837.679 euro. Daarenboven werd onder staatswaarborg een lening uitgegeven van 495.787 euro (wet van 29 maart 1949). Al deze kapitalen zijn terugbetaalbaar aan de Staat, door annuïteiten (delging en interest) berekend tegen de basis van 1 % en 1,25 %.

Les capitaux mis par l’État à la disposition de la Société nationale terrienne en vue de ses opérations se sont élevés à 19.837.679 euros. En outre, un emprunt de 495.787 euros a été émis sous la garantie de l’État (loi du 29 mars 1949). Tous ces capitaux sont remboursables à l’État par des annuités (amortissement et intérêts) calculées aux taux d’intérêt de base de 1 % et 1,25 %.

Art. 26.01/4 — Interesten begrepen in de annuïteit aan de Schatkist verschuldigd door het Amortisatiefonds van de leningen voor de Sociale Huisvesting uit hoofde van de voorschotten die door de Staat werden verstrekt aan de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting en van de achtereenvolgende leningen die ze gemachtigd werd onder staatswaarborg aan te gaan, vóór de wet van 15 april 1949.

Art. 26.01/4 — Intérêts compris dans l’annuité à payer au Trésor par le Fonds d’amortissement des emprunts du logement social du chef des avances qui ont été faites par l’État à la Société nationale du Logement et des emprunts successifs qu’elle a été autorisée à contracter sous la garantie de l’État, antérieurement à la loi du 15 avril 1949.




159.000 176.000 ______________ 17.000

De kapitalen door de Staat ter beschikking gesteld van de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting bedroegen 57.775.081 euro (rechtstreekse voorschotten van de Schatkist). Vóór de wet van 15 april 1949, werden onder ‘s Rijks waarborg, door de Nationale Maatschappij leningen uitgegeven voor een totaal bedrag van 51.966.713 euro.

Diminution ................................................... EUR

159.000 176.000 ______________ 17.000

Les capitaux mis par l’État à la disposition de la Société nationale du Logement se sont élevés à 57.775.081 euros (avances directes du Trésor). Antérieurement à la loi du 15 avril 1949, des emprunts, au total de 51.966.713 euros, ont été émis par la Société nationale sous la garantie de l’État.

294

DOC 50

2080/001

Art. 26.02 — Interesten van portefeuilles.

Art. 26.02 — Intérêts de portefeuille.



Évaluation des recettes pour 2003 ............. EUR Recettes probables pour 2002 ................... EUR ______________ Augmentation .............................................. EUR

Art. 26.02/1 — Interesten van de portefeuille van de Deposito- en Consignatiekas (koninklijk besluit van 18 maart 1935, artikel 23).

Art. 26.02/1 — Intérêts du portefeuille de la Caisse des Dépôts et Consignations (arrêté royal du 18 mars 1935, article 23).




Wettelijke basis : artikel 23 van het koninklijk besluit nr 150 van 18 maart 1935 tot samenschakeling van de wetten betreffende de inrichting en de werking van de Deposito- en Consignatiekas. De raming voor 2003 is gebaseerd op de huidige samenstelling van de portefeuille en de voorziene beleggingen. Het betreft de interesten op de uitstaande leningen op eindvervaldag en vermeerderd met de intresten (geraamd op 4 %) op de wederbelegde gelden. De schommelingen hebben meer te maken met fluctuaties van de rentevoet en de toename van de portefeuille.

Disposition légale : article 23 de l’arrêté royal n° 150 du 18 mars 1935 coordonnant les lois relatives à l’organisation et au fonctionnement de la Caisse des dépôts et consignations. L’évaluation pour 2003 est basée sur la composition actuelle du portefeuille et les placements prévus. Il s’agit des intérêts sur les emprunts en cours, diminués des intérêts sur les emprunts échus et augmentés des intérêts (évalués à 4 %) sur les sommes replacées. Les variations sont dues davantage aux fluctuations des taux d’intérêt qu’à l’accroissement du portefeuille.

Art. 26.02/2 — Interesten van de portefeuille van de oude kassen voor overlevingspensioenen.

Art. 26.02/2 — Intérêts du portefeuille des anciennes caisses de pensions de survie.




45.000 50.000 ______________ 5.000


Diminution ................................................... EUR

73.300.000 71.305.000 1.995.000

73.000.000 71.000.000 ______________ 2.000.000

45.000 50.000 ______________ 5.000

Wettelijke basis : artikel 10, § 3 van de wet van 2 augustus 1955 houdende opheffing van het Fonds tot Delging van de Staatsschuld. De raming der ontvangsten voor 2003 is gebaseerd op de samenstelling van de portefeuille en de voorziene aflossingen. De meerjarenraming is gebaseerd op het verleden. Het resultaat wordt volledig gedomineerd door lottrekkingen.

Base légale : article 10, § 3 de la loi du 2 août 1955 portant suppression du Fonds d’amortissement de la dette publique. L’évaluation pour 2003 est fondée sur la composition du portefeuille et les remboursements prévus.

Art. 26.02/3 — Interesten van de portefeuille van de Verzekeringskas van het gewezen personeel van Afrika.

Art. 26.02/3 — Intérêts du portefeuille de la Caisse d’assurance de l’ancien personnel d’Afrique.



Wettelijke basis : artikel 38 van de wet van 28 december 1973 betreffende de budgettaire voorstellen 19731974.

Disposition légale : article 38 de la loi du 28 décembre 1973 relative aux propositions budgétaires de 19731974.

L’estimation pluriannuelle est basée sur le passé. Le résultat est entièrement tributaire du tirage au sort.

DOC 50

295

2080/001

De raming der ontvangsten voor 2003 is gebaseerd op de samenstelling van de portefeuille en de voorziene aflossingen. Op dit artikel wordt een jaarlijkse ontvangst voorzien van 250.000 euro tot 2005 (FOBECO).

L’évaluation des recettes 2002 est basée sur la composition du portefeuille et les amortissements prévus.

Art. 26.03 — Aan de Staat verschuldigde interesten herkomstig uit het buitenland.

Art. 26.03 — Intérêts dus à l’État en provenance de l’étranger.




9.085.000 61.768.000 ______________ 52.683.000

Une recette de 250.000 euros d’intérêts est attendue sur cet article jusqu’en 2005 (FOBECO).

Diminution ................................................... EUR

9.085.000 61.768.000 ______________ 52.683.000

Art. 26.03/2 — Door vreemde Staten verschuldigde interesten op door België toegestane leningen.

Art. 26.03/2 — Intérêts dus par des États étrangers sur des prêts consentis par la Belgique.




45.000 50.000 ______________ 5.000

Wettelijke basis : de ontvangsten te boeken onder dit artikel, vloeien voort enerzijds uit de wet van 15 juli 1964 ter goedkeuring van het Akkoord van 12 september 1963 houdende oprichting van een Associatie tussen de EIB (EEG) en Turkije en de wet van 18 augustus 1972 houdende goedkeuring van de hernieuwing van deze Associatie en anderzijds, uit de wet van 3 juni 1964 met betrekking tot leningen aan Vreemde Staten.

2001

Diminution ................................................... EUR

2.085.000 2.818.000 ______________ 733.000

Dispositions légales : les recettes à imputer sur cet article résultent d’une part de la loi du 15 juillet 1964 approuvant l’Accord du 12 septembre 1963 créant une Association entre la BEI (CEE) et la Turquie et la loi du 18 août 1972 approuvant le renouvellement de cette Association, et d’autre part en application de la loi du 3 juin 1964 relative aux prêts à des États étrangers.

Année 2001

Verantwoording van de verschillen tussen de geraamde en vermoedelijke ontvangsten voor 2001 en de gerealiseerde ontvangsten in 2001

Justifications des écarts entre les recettes estimées et probables pour 2001 et les recettes réalisées en 2001

De oorspronkelijke raming van de vermoedelijke ontvangsten bedroeg in 2001 2.652.000 euro, hetzij :

L’estimation initiale des recettes probables en 2001 était de 2.652.000 euros, soit :

— voor de hulp aan Turkije ............................... — voor de intresten m.b.t. de Staatsleningen ..

— pour l’Aide à la Turquie ................................. — pour les intérêts au titre des prêts d’État ......

198.000 euro 2.454.000 euro

198.000 euros 2.454.000 euros

De effectief gerealiseerde ontvangsten in 2001 bedroegen 2.705.000 euro verdeeld als volgt :

Les recettes réalisées effectivement en 2001 se sont élevées au total à 2.705.000 euros se répartissant comme suit :

— hulp aan Turkije ............................................. — intresten m.b.t. de Staatsleningen ................

— pour l’Aide à la Turquie ................................ — pour les intérêts au titre des prêts d’État ......

122.000 euro 2.583.000 euro

122.000 euros 2.583.000 euros

Voor de hulp aan Turkije vloeit het verschil tussen 198.000 euro (vermoedelijke raming 2001) en 122.000 euro (verwezenlijking 2001) voort uit de vermindering van het door Turkije terug te betalen obligo.

Pour l’Aide à la Turquie, la différence entre 198.000 euros (estimation probable 2001) et 122.000 euros (réalisations 2001) s’explique par la diminution de l’encours à rembourser par la Turquie.

Voor de intresten met betrekking tot de Staatsleningen vloeit het verschil tussen 2.454.000 euro (vermoedelijke raming 2001) en 2.583.000 euro (verwezenlijking 2001)

Pour les intérêts au titre des prêts d’État, la différence entre 2.454.000 euros (estimation probable 2001) et 2.583.000 euros (réalisations 2001) s’explique par le fait

296

DOC 50

voort uit het feit dat ± 44 % van de landen hun verplichtingen op 31 december 2001 niet zijn nagekomen.

2002

que ± 44 % des pays n’ont pas respecté leurs obligations du 31 décembre 2001.

Année 2002

Het voorgestelde bedrag bij de opstelling van de begroting 2002 bedroeg 2.586.000 euro. De hypothese die voor 2002 weerhouden werd is de volgende : — de verwachte stortingen voor hulp aan Turkije

2080/001

198.000 euro

Le montant proposé lors de l’élaboration du budget 2002 était de 2.586.000 euros. L’hypothèse pour 2002 qui avait été retenue était que :

— les versements attendus au titre de l’aide à la Turquie seraient de ............................................

198.000 euros

— de verwachte stortingen op 31 december 2002 voor verschuldigde intresten m.b.t. Staatsleningen zullen gestort worden a rato van 85 % van het verwachte totaal 85 % van 2.809.000 euro) ..... 2.388.000 euro

— les versements attendus des intérêts dus au 31 décembre 2002des prêts d’État seront versés à bonne date à raison . de 85 % du total attendu (85 % de 2.809.000 euros) ................................ 2.388.000 euros

De vermoedelijke ontvangsten kunnen, na aanpassing voor 2002, een bedrag benaderen van 2.844.000 euro verdeeld als volgt :

Le total des recettes probables après ajustements pour 2002 était estimé à 2.844.000 euros se répartissant comme suit :

— hulp aan Turkije ............................................. (rekening houdend met de gestorte interesten in 2001)

— aide à la Turquie ........................................... (compte tenu des intérêts reçus en 2001)

— effectief ontvangen stortingen in 2002 m.b.t. verschuldigde intresten op 31 december 2001 voor de Staatsleningen .............................................. — verwachte stortingen in 2002 m.b.t. verschuldigde intresten te betalen op 31 december 2001 — verwachte stortingen in 2002 m.b.t. de verschuldigde intresten te betalen op 31 december 2002 voor de Staatsleningen ............................. (rekening houdend met de ervaring betreffende de terugbetalingen van de vervaldag van 31 december 2001, nemen we als hypothese voor 2002 een terugbetaling a rato van 56 % van het verschuldigde bedrag van 2.605.000 euro)

122.000 euro

122.000 euros

673.000 euro

— versements effectivement reçus en 2002 au titre des intérêts dus au 31 décembre 2001 pour les prêts d’État ...................................................

673.000 euros

590.000 euro

— versements encore attendus en 2002 au titre des intérêts dus au 31 décembre 2001 .............

590.000 euros

1.459.000 euro

Vandaag kan het totaal bedrag voor 2002, 2.818.000 euro benaderen en niet meer 2.844.000 euro zoals geschat bij de aanpassing van de ontvangsten. Het verschil komt voort uit het feit dat de verwachte bedragen voor de hulp aan Turkije 96.000 euro zullen bedragen, rekening houdend met de ontvangen intresten op 31 januari 2002 (hetzij 48.000 euro) en de schatting dat eenzelfde bedrag als in januari zal terugbetaald worden op 31 juli 2002.

2003 en volgende jaren Voor 2003 en de volgende jaren (tot 2006) zal men als hypothese nemen : — voor de hulp aan Turkije een bedrag van 96.000 euro rekening houdend met een vermoedelijke hypothese van terugbetaling voor 2002; — voor de intresten met betrekking tot de Staatsleningen dat de verschuldigde intresten op 31 december van elk jaar op de gepaste datum zullen gestort worden a rato van 56 % van het verwachte totaal.

— versements attendus en 2002 au titre des intérêts dus au 31 décembre 2002 pour les prêts d’État .................................................................. 1.459.000 euros (se basant sur l’expérience de remboursement de l’échéance du 31 décembre 2001, il est pris l’hypothèse d’un remboursement en 2002 à raison de 56 % du montant dû de 2.605.000 euros)

Aujourd’hui, le montant total attendu pour 2002 pourrait avoisiner 2.818.000 euros et non plus 2.844.000 euros comme estimé lors de l’ajustement des recettes. La différence résulte du fait que les montants attendus au titre de l’Aide à la Turquie s’élèveraient à 96.000 euros compte tenu des intérêts reçus au 31 janvier 2002 (soit 48.000 euros) et de l’estimation selon laquelle il sera remboursé au 31 juillet 2002 un montant identique à celui reçu en janvier.

Années 2003 et suivantes Pour 2003 et les années suivantes (jusqu’à 2006) on prendra comme hypothèse : — pour l’Aide à la Turquie un montant de 96.000 euros compte tenu d’une hypothèse de remboursement probable en 2002; — et pour les intérêts relatifs aux prêts d’État dus au 31 décembre de chaque année que ceux-ci seront versés à bonne date de 56 % du total attendu.

DOC 50

297

2080/001

Op basis van deze hypothesen zijn de ramingen als volgt :

2003

Sur la base de ces hypothèses les estimations seront les suivantes :

2003

Hulp aan Turkije ................................................. 96.000 euro Staatslening (intresten) ...................................... 1.416.000 euro (56 % van 2.528.000 euro) ——————— 1.512.000 euro

2004

Aide à la Turquie ................................................ 96.000 euros Prêts d’État (intérêts) ......................................... 1.416.000 euros (56 % de 2.528.000 euros) ———————1.512.000 euros

2004


2005

Aide à la Turquie ................................................ 96.000 euros Prêts d’État (intérêts) ........................................ 1.294.000 euros (56 % de 2.311.000 euros) ———————1.390.000 euros

2005


2006

Aide à la Turquie : .............................................. 96.000 euros Prêts d’État (intérêts) ......................................... 2.067.000 euros (56 % de 3.691.000 euros) ———————2.163.000 euros

2006


Aide à la Turquie ................................................ 96.000 euros Prêts d’État (intérêts) ........................................ 1.165.000 euros (56 % de 2.080.000 euros) ———————1.261.000 euros

Art. 26.03/4 — Aan de Staat verschuldigde interesten, commissies en wisselkoersverschillen in uitvoering van de internationale monetaire akkoorden.

Art. 26.03/4 — Intérêts, commissions et différences de change revenant à l’État en exécution des accords monétaires internationaux.




7.000.000 58.950.000 ______________ 51.950.000

Wettelijke basis : — wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België en meer bepaald zijn artikel 9; — overeenkomst van 8 juli 1998 tussen de Belgische Staat en de Nationale Bank van België tot vaststelling van de regels voor de verdeling tussen de Staat en de Bank van de baten en lasten van de transacties van de Bank; — overeenkomst van 14 januari 1999 tussen de Belgische Staat en de Nationale Bank van België tot vaststelling van regels voor de toepassing van artikel 9 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het organiek statuut van de Nationale Bank van België; — overeenkomst van 14 januari 1999 tussen de Belgische Staat en de Nationale Bank van België betreffen-

Diminution ................................................... EUR

7.000.000 58.950.000 ______________ 51.950.000

Dispositions légales : — loi du 22 février 1998 fixant le statut organique de la Banque nationale de Belgique et plus précisément son article 9; — convention du 8 juillet 1998 entre l’État belge et la Banque nationale de Belgique déterminant les règles à appliquer au partage entre l’État et la Banque des produits et des charges des opérations de la Banque; — convention du 14 janvier 1999 entre l’État belge et la Banque nationale de Belgique déterminant certaines modalités d’exécution de l’article 9 de la loi du 22 février 1998 fixant le statut organique de la Banque nationale de Belgique; — convention du 14 janvier 1999 entre l’État belge et la Banque nationale de Belgique relative à la mise en

298

DOC 50

2080/001

de de tenuitvoerlegging van de leningsovereenkomsten strekkende tot de versteviging van de werkmiddelen van het Internationaal Monetair Fonds. Krachtens de hierboven aangehaalde wettelijke bepalingen, waarborgt de Staat de Nationale Bank van België in uitvoering van de betalings- of wisselakkoorden en ontvangt uit dien hoofde een deel van de door de bank gerealiseerde winsten. Het gedeelte van de Staat in de opbrengsten van de Nationale Bank (NBB) en de verdeling van de winsten, overeenkomstig de statutaire bepalingen, wordt door de NBB op 7.000.000 euro geraamd. De stortingen die er betrekking op hebben, zullen in 2003 uitgevoerd worden. Het betreft opbrengsten afkomstig van activa die de tegenwaarde vormen van deposito’s, verschillend van die opgenomen onder de rubriek 3.1. van het passief van de NBB, uitgevoerd in het kader van diverse overeenkomsten afgesloten tussen de Belgische Staat en andere Staten.

application des accords de prêt tendant à renforcer les ressources du Fonds monétaire international.

Art. 26.06 — Intresten verschuldigd aan de Staat uit hoofde van de jaarlijkse eindafrekening van de aan de gemeenschappen en aan de gewesten toegewezen gedeelte van de opbrengst van belastingen en heffingen (in toepassing van artikel 54, § 1, 3° lid van de bijzondere Wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten).

Art. 26.06 — Intérêts dus à l’État après décompte annuel définitif des parties attribuées du produit d’impôts et de perception aux communautés et régions (article 54, § 1 er, 3e alinéa de la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des communautés et des régions).



Het ministerie van Financiën stort aan de gemeenschappen en de gewesten maandelijks een twaalfde van de ontvangsten voorzien voor het lopende jaar. Op het einde van het jaar wordt het totaal van de doorgestorte twaalfden afgewogen tegenover de werkelijk ontvangen belastingen, bestemd voor de gemeenschappen en gewesten. Een positief saldo, ten voordele van het ministerie van Financiën, wordt gelijkgesteld met een lening aan de gemeenschappen en/of gewesten en vice versa.

Le ministère des Finances verse aux communautés et aux régions mensuellement un douzième des recettes prévues pour l’année en cours. Au terme de l’année, un décompte est fait, reprenant d’une part le montant des douzièmes versés et d’autre part le produit effectivement perçu de l’impôt attribué aux communautés et aux régions. Le solde positif au profit du ministère des Finances est considéré comme un prêt à la communauté et/ou à la région concerné et vice versa.

Art. 27.01 — Aandeel van de Staat in de winsten van financiële instellingen.

Art. 27.01 — Part de l’État dans les bénéfices d’institutions financières.




240.260.000 193.150.000 ______________ 47.110.000

En vertu des dispositions légales ci-avant, l’État garantit la BNB dans l’exécution des accords de paiement et reçoit une partie des bénéfices réalisés par la Banque à ce titre. La part de l’État dans les produits de la Banque nationale (BNB) et dans les bénéfices distribués, conformément aux dispositions statutaires, est estimée par la BNB à 7.000.000 d’euros. Les versements y relatifs seront effectués en 2003. Il s’agit là des produits provenant des actifs formant la contrepartie des dépôts, autres que ceux repris sous la rubrique 3.1. du passif de la BNB, effectués dans le cadre de diverses conventions particulières conclues entre l’État belge et d’autres États, et comptabilisés dans la rubrique « Autres ».

Diminution ................................................... EUR

240.260.000 193.150.000 ______________ 47.110.000

DOC 50

299

2080/001

Art. 27.01/1 — Overschot der inkomsten op de lasten van het Muntfonds (wet van 12 juni 1930).

Art. 27.01/1 — Excédent des revenus sur les charges du Fonds monétaire (loi du 12 juin 1930).




25.000.000 25.919.000 ______________ 919.000

Diminution ................................................... EUR

25.000.000 25.919.000 ______________ 919.000

Wettelijke basis : artikel 6 van de wet van 12 juni 1930 tot oprichting van een Muntfonds (vervangen door artikel 4 van de wet van 4 april 1995). De storting mag slechts verricht worden indien de rekening door de Commissie van Toezicht van de Amortisatiekas is goedgekeurd. De afsluiting van de rekeningen van de afgelopen jaren is met vertraging gebeurd. Dat verklaart dat er jaren zonder betalingen zijn geweest en andere jaren met 2 of 3 betalingen. De verantwoording is eveneens te vinden in de lezing van de balans waaruit het overschot voortvloeit.

Disposition légale : article 6 de la loi du 12 juin 1930 portant création d’un Fonds monétaire (remplacé par l’article 4 de la loi du 4 avril 1995). Le versement ne peut être fait que si le compte est approuvé en Commission de Surveillance de la Caisse d’Amortissement. La clôture des comptes des années écoulées s’est faite avec retard; cela explique qu’il y ait eu des années sans paiements et d’autres avec 2 ou 3 paiements. La justification se trouve également dans la lecture du bilan dont résulte l’excédent.

Art. 27.01/2 — Netto financiële opbrengst van de Nationale Bank van België die 3 % overschrijden van het verschil tussen het op jaarbasis berekend gemiddelde bedrag van rentegevende activa en de vergoede passiva (artikel 29 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het statuut van de Nationale Bank van België).

Art. 27.01/2 — Produits financiers nets de la Banque nationale de Belgique qui excèdent 3 % de la différence entre le montant moyen, calculé sur une base annuelle, des actifs rentables nets et des passifs rémunérés (article 29 de la loi du 22 février 1998 fixant le statut de la Banque Nationale de Belgique).




188.100.000 129.817.000 ______________ 58.283.000

Wettelijke basis : — artikel 22 van de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld — artikel 29 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het statuut van de Nationale Bank. Bij deze artikel tot vaststelling van het statuut van de Nationale Bank worden aan de Staat toegekend de netto financiële opbrengsten die 3 % overschrijden van het verschil tussen het op jaarbasis berekend gemiddelde bedrag van de rentegevende activa en de vergoede passiva van de Bank. Voor het boekjaar 2002 bedragen deze opbrengsten die in 2003 door de Nationale Bank worden gestort, 163.700.000 euro, op basis van de volgende hypotheses : — gemiddeld rendement op de netto rentegevende activa : 4,20 %; — bedrag van de bankbiljetten in omloop (dat uitwerking heeft op het gemiddelde bedrag van de rentegevende activa) : een daling met 10 % tegenover 2001 is niet uit te sluiten en spoort tot een matige raming aan.


188.100.000 129.817.000 ______________ 58.283.000

Dispositions légales : — article 22 de la loi du 2 janvier 1991 relative au marché des obligations de la dette de l’État — l’article 29 de la loi du 22 février 1998 fixant le statut de la Banque Nationale de Belgique attribue à l’État les produits financiers nets qui excèdent 3 % de la différence entre le montant moyen, calculé sur une base annuelle, des actifs rentables et des passifs rémunérés de la Banque.

Pour l’exercice 2002, ces produits, à verser par la Banque Nationale en 2003, sont estimés à 163.700.000 euros, sur la base des hypothèses suivantes : — rendement moyen des actifs rentables nets : 4,20 %. — encours des billets de banque en circulation (qui a un effet sur l’encours moyen des actifs rentables nets) : une baisse de 10 % par rapport à 2001 n’est pas à exclure et incite à une estimation prudente.

300

DOC 50

2080/001

Overeenkomstig artikel 22 van de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld, wordt het saldo van 842.837.984 euro van de geconsolideerde schuld van de Staat tegenover de Nationale Bank, omgezet in schatkistcertificaten of obligaties. Als compensatie betaalt de Bank aan de Staat jaarlijks een bedrag van 24.442.300 euro. Dit bedrag wordt gemakshalve gevoegd bij onderhavig artikel.

L’article 22 de la loi du 2 janvier 1991 relative au marché des titres de la dette publique, le solde de 842.837.984 euros de la dette consolidée de l’État envers la BNB est converti en certificats de trésorerie ou obligations. En compensation, la Banque paie à l’État annuellement un montant de 24.442.300 euros. Pour des raisons de facilité, ce montant est imputé au présent article.

Art. 27.01/4 — Dividend aan de Staat toekomend uit hoofde van zijn deelneming in het kapitaal van de Nationale Bank van België en aandeel van de Staat in de jaarlijkse winsten van de Bank (artikel 32 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het statuut van de Nationale Bank van België).

Art. 27.01/4 — Dividende revenant à l’État du chef de sa participation dans le capital de la Banque nationale de Belgique et part de l’État dans les bénéfices annuels de la Banque (article 32 de la loi du 22 février 1998 fixant le statut de la Banque Nationale de Belgique).



Vermindering............................................. EUR

18.000.000 18.763.000 ______________ 763.000

Wettelijke basis : A. Bij toepassing van de wet van 28 juli 1948 houdende wijziging van de organieke wet van de Nationale Bank van België, bezit de Staat tweehonderdduizend aandelen van de Bank. Het dividend met betrekking tot het dienstjaar 2002 dat uit dien hoofde aan de Staat toekomt voor het begrotingsjaar 2003 wordt op 12.600.000 euro geraamd. B. Bij artikel 32 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het statuut van de Nationale Bank van België dienen de jaarlijkse winsten als volgt verdeeld te worden : Aan de aandeelhouders, een eerste dividend van 6 % van het nominale kapitaal. Van het overschot : — 10 % aan de reserve; — 8 % aan het personeel of aan instellingen te zijnen voordele. Van het laatste voorschot : — aan de Staat, een vijfde; — aan de aandeelhouders een bedrag waardoor de toekenning van een tweede dividend, door de Regentenraad vastgesteld, mogelijk wordt; — het saldo aan de reserve. Voornoemde vijfde van het laatste overschot, met betrekking tot het boekjaar 2002, die aan de Staat toekomt in het jaar 2003, wordt geraamd op 6.100.000 euro.

Diminution ................................................... EUR

18.700.000 18.763.000 ______________ 63.000

Dispositions légales : A. En application de la loi du 28 juillet 1948, modifiant la loi organique de la Banque Nationale de Belgique, l’État détient deux cent mille actions de la Banque. Le dividende relatif à l’exercice 2002 qui revient de ce chef à l’État pour l’année budgétaire 2003 est évalué à 12.600.000 euros. B. L’article 32 de la loi du 22 février 1998 fixant le statut de la Banque Nationale de Belgique prévoit que les bénéfices annuels sont répartis de la manière suivante : Aux actionnaires, un premier dividende de 6 % du capital nominal. De l’excédent : — 10 % à la réserve; — 8 % au personnel ou à des institutions en sa faveur. Du surplus sont attribués : — à l’État, un cinquième; — aux actionnaires un montant permettant de leur attribuer un second dividende fixé par le Conseil de Régence; — le solde à la réserve. Le cinquième du surplus précité, relatif à l’exercice 2002, qui reviendra à l’État en l’an 2003, est estimé à 6.100.000 euros.

DOC 50

301

2080/001

Art. 27.01/8 — Netto-opbrengst van de meerwaarde door de Nationale Bank gerealiseerd bij arbitrageverrichtingen van activa in goud tegen andere reserveelementen.

Art. 27.01/8 — Revenu net des plus-values réalisées par la Banque Nationale de Belgique à l’occasion d’opérations d’arbitrage d’actifs en or contre d’autres éléments de réserves externes.


— 6.606.000 ______________ Vermindering ............................................... EUR 6.606.000


Wettelijke basis : artikel 30 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het statuut van de Nationale Bank van België. Bij artikel 30 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het statuut van de Nationale Bank van België wordt aan de Staat de netto-opbrengst toegekend van de activa die de tegenpost vormen van de onbeschikbare reserverekening waarop de meerwaarde wordt geboekt die door de Bank wordt gerealiseerd naar aanleiding van arbitragetransacties van activa in goud tegen andere externe reservebestanddelen. Krachtens artikel 5 van de wet van 10 december 2001 betreffende de definitieve omschakeling op de euro werd de meerwaarde van 177.114.566 euro, gerealiseerd naar aanleiding van de overdracht van goud naar de ECB, aan de Staat gestort op 3 januari 2002 voor het Zilverfonds (artikel 27.03 — zelfde hoofdstuk). Er bestaan dus in 2002 geen activa meer die de tegenpost vormen van deze meerwaarde, en geen opbrengst van die activa.

Disposition légale : article 30 de la loi du 22 février 1998 fixant le statut de la Banque Nationale de Belgique. L’article 30 de la loi du 22 février 1998 fixant le statut de la Banque Nationale de Belgique attribue à l’État le revenu net des actifs formant la contrepartie du compte spécial de réserve indisponible auquel sont portées les plus-values réalisées par la Banque à l’occasion d’opérations d’arbitrage d’actifs en or contre d’autres éléments de réserves externes.

Art. 27.01/10 — Dividend aan de Staat verschuldigd op basis van zijn deelneming in het kapitaal van de Federale Participatiemaatschappij.

Art. 27.01/10 — Dividende dû à l’État du chef de sa participation dans le capital de la Société fédérale de Participations.




6.000.000 6.880.000 ______________ 880.000

• Gecoördineerde wet tot organisatie van de openbare kredietsector en van het bezit van de deelnemingen van de openbare sector in bepaalde privaatrechtelijke financiële vennootschappen, laatst gewijzigd door het koninklijk besluit van 30 december 1999. • De raming van het dividend is gegrond op de opbrengsten van de thesauriebeleggingen. De thesaurie komt uit het saldo voort van de privatisering van Belgacom en de verkoop van de derde tranche van ASLK aandelen.

Diminution ................................................... EUR

— 6.606.000 ______________ 6.606.000

En vertu de l’article 5 de la loi du 10 décembre 2001 concernant le passage définitif à l’euros, la plus-value de 177.114.566 euros réalisée lors du transfert d’or à la BCE a été versée le 3 janvier 2002 à l’État pour le Fonds de vieillissement (article 27.03 — même chapitre). Il ne subsiste donc plus en 2002 d’actifs formant la contrepartie de cette plus-value, ni de revenus de ces actifs.

Diminution ................................................... EUR

6.000.000 6.880.000 ______________ 880.000

• Loi coordonnée portant organisation du secteur public du crédit et de la détention des participations du secteur public dans certaines sociétés financières de droit privé, modifiée en dernier lieu par l’arrêté royal du 30 décembre 1999 • L’estimation des dividendes se fonde sur celle des bénéfices provenant des placements de trésorerie. Les liquidités proviennent du solde de la privatisation de Belgacom et de la vente de la troisième tranche des actions CGER.

302

DOC 50

2080/001

• Het dividend in de begroting 2000 bevatte eveneens de winstdeelneming van het vorige boekjaar, terwijl dat van begroting 1999 de uitgestelde winstdeelneming was van het boekjaar 1997-1998. • Geen dividend werd gestort in 2001 betreffende het boekjaar 2000-2001, gelet op de waardevermindering op de tussenkomst van 4 miljard frank ten behoeve van Zephyr-Fin in het raam van de reddingpoging van SABENA. Het boekjaar 2001, gesloten op 31 oktober 2001, toonde een uitgesteld verlies van ± 2.250 miljoen frank (± 55,78 miljoen euro). In overeenstemming met de wet op de handelsmaatschappijen, zullen de toekomstige winsten eerst dienen om het verlies van vorige jaren op te slorpen. De ingeschreven winst op de begroting van het boekjaar 2002 beliep op 718 miljoen frank (± 18 miljoen euro). Dit betekent dat betreffende de begrotingsjaren 2003 tot en met 2006 geen dividend is voorzien. • Vanaf 2002 dus komen de ontvangsten neer op het dividend van SOPIMA NV, dat rechtstreeks aan de Staat wordt gestort.

• Le dividende du budget 2000 comprenait la part de bénéfice de l’exercice précédent, alors que le budget 1999, quant à lui, comprenait le dividende reporté de l’exercice 1997-1998. • Il n’y a pas eu en 2001 de versement de dividende relatif à l’exercice 2000-2001, eu égard à la réduction de valeur sur l’intervention de 4 milliards de francs au profit de Zephyr-Fin dans le cadre de la tentative de sauvetage de la SABENA. En 2001, la SFP affichait une perte reportée de ± 2.250 millions de francs (± 55,78 millions d’euros au 31 octobre 2001 (date de clôture de l’exercice). Conformément aux lois sur les sociétés commerciales, les bénéfices futurs doivent être affectés prioritairement à l’apurement des pertes des années antérieures. Le bénéfice 2002 était budgété à hauteur de 718 millions de francs (± 18 millions d’euros). Ceci implique également un dividende nul pour les années budgétaires 2003 à 2006. • À partir de 2002, les recettes se limitent donc au dividende de la SA SOPIMA, versé directement à l’État.

Art. 27.01/11 — Aandeel van de Staat in de jaarlijkse winst van het Rentenfonds (besluitwet van 18 mei 1945, gewijzigd bij de Wet van 23 december 1994).

Art. 27.01/11 — Part de l’État dans le bénéfice annuel du Fonds des rentes (arrêté-loi du 18 mai 1945 modifié par la loi du 23 décembre 1994).




2.460.000 5.165.000 _____________ 2.705.000

Wettelijke basis : artikel 6 (gewijzigd) van de besluitwet van 18 mei 1945 houdende oprichting van het Rentenfonds gewijzigd bij de wet van 23 december 1994. Bij toepassing van artikel 6 van de Besluitwet van 18 mei 1945, wordt de nettowinst, door het Rentenfonds geboekt bij de afsluiting van elk boekjaar, gestort in een reserve ten belopen van 3 % van de dotatie. De Schatkist beschouwt het overschot als zijnde verworven en wordt betaald op 31 maart van het volgende jaar. Echter, zolang de totale reserve geen 50 % bereikt van de dotatie of zolang de eigen middelen geen 3 % bedragen van de gemiddelde nominale portefeuillewaarde gedurende het laatste trimester van het boekjaar, wordt het overschot in een reserve gestort in de mate dat de reserve en de eigen middelen respectievelijk deze percentages bereiken. Voor het boekjaar 2002, schat het Fonds het aandeel van de Staat (te storten in 2003) op 2.460.000 euro, op basis van de volgende hypotheses : • gemiddelde portefeuille van 197.700.000 euro met een opbrengst van 4,67 %; • eigen middelen van 120.000.000 euro; • externe financiering ter waarde van 71.500.000 euro aan een rentevoet van 3,75 %; • onkosten ten bedrage van 2.000.000 euro; • gevoegd bij de reserve : 2.090.000 euro.

Diminution ................................................... EUR

2.460.000 5.165.000 ____________ 2.705.000

Disposition légale : article 6 (modifié) de l’arrêté-loi du 18 mai 1945 portant création d’un Fonds des Rentes, modifié par la loi du 23 décembre 1994. En application de cet article 6 de l’arrêté-loi du 18 mai 1945, le bénéfice net du Fonds constaté au bilan, à la clôture de chaque exercice, est, à concurrence de 3 %. de la dotation, versé à la réserve. L’excédent est acquis au Trésor et payé le 31 mars de l’exercice suivant. Par dérogation, si la réserve n’atteint pas 50 %. de la dotation ou si les moyens propres n’atteignent pas 35 %. du portefeuille nominal détenu en moyenne par le Fonds durant le dernier trimestre de l’exercice, l’excédent est versé à la réserve dans la mesure nécessaire pour que la réserve et les moyens propres atteignent ces pourcentages respectifs. Pour l’exercice 2002, le Fonds évalue la part de l’État (à verser en 2003) à 2.460.000 euros sur la base des hypothèses suivantes : • portefeuille moyen de 197.700.000 euros rapportant 4,67 %; • fonds propres de 126.200.000 euros; • financement externe de 71.500.000 euros à un taux de 3,75 %; • frais d’un montant de 2.000.000 d’euros; • versé à la réserve : 2.090.000 d’euros.

DOC 50

303

2080/001

Art. 27.03 — Netto financiële opbrengst van de Nationale Bank van België die 3 % overschrijden van het verschil tussen het op jaarbasis berekend gemiddelde bedrag van rentegevende activa en de vergoede passiva (artikel 29 van de wet van 22 februari 1998 tot vaststelling van het statuut van de Nationale Bank van België) (Ontvangsten toegewezen aan het programma 51-45-3).

Art. 27.03 — Produits financiers nets de la Banque nationale de Belgique qui excèdent 3 % de la différence entre le montant moyen, calculé sur une base annuelle, des actifs rentables nets et des passifs rémunérés (article 29 de la loi du 22 février 1998 fixant le statut de la Banque Nationale de Belgique) (Recettes affectées au programme 51-45-3).




— 429.000.000 _____________ 429.000.000

Zie verantwoording van het artikel 27.01/8.


— 429.000.000 _____________ 429.000.000

Voir justification de l’article 27.01/8.

Art. 34.01 — Terugbetaling van oorlogspensioenen ten onrechte uitbetaald (vroeger artikel 11.01.1.c) — zelfde hoofdstuk).

Art. 34.01 — Remboursement de pensions de guerre liquidées indûment (ancien article 11.01.1.c) — même chapitre).



Wettelijke basis : artikel 1 van het koninklijk besluit van 13 maart 1952 tot inrichting van de Centrale Dienst der Vaste Uitgaven. De CDVU is afhankelijk van de gegevens verstrekt door de administratie der Pensioenen. De raming der ontvangsten is gebaseerd op de gemiddelde jaarlijkse ontvangst sinds het jaar 1998. Een betere informatisering zal de groei van de terugvorderingen compenseren.

Disposition légale : article 1 er de l’arrêté royal du 13 mars 1952 organisant le Service central des Dépenses Fixes. Le SCFD dépend des données communiquées par l’administration des Pensions. Les estimations tiennent compte des recettes moyennes annuelles depuis l’année 1998. Une meilleure informatisation compense l’augmentation des réquisitions.

Art. 36.01 — Ontvangsten afkomstig van de Nationale Loterij.

Art. 36.01 — Recettes en provenance de la Loterie nationale.




73.748.000 52.677.000 _____________ 21.071.000

Bij toepassing van artikel 27 van de Programmawet van 24 december 1993, is de Nationale Loterij vanaf 1994 een monopolierente verschuldigd aan de Schatkist, waarvan het jaarlijks bedrag niet hoger mag zijn dan 61.973.400 euro. Voor de jaren 2001 en volgende mag een bedrag van 76.346.000 euro.


73.748.000 52.677.000 _____________ 21.071.000

En application de l’article 27 de la loi-programme du 24 décembre 1993, la Loterie nationale est redevable au Budget de l’État, à partir de 1994 d’une rente de monopole dont le montant ne peut dépasser 61.973.400 euros par an. Pour 2001 et les années ultérieures, il y a lieu de prévoir 76.346.000 euros.

304

DOC 50

2080/001

Art. 36.02 — Storting aan de Schatkist door de openbare kredietinstellingen van een waarborgpremie voor het genot van de Staatswaarborg op hun vreemde middelen (artikel 91, § 2, van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen).

Art. 36.02 — Versement au Trésor par les institutions publiques de crédit d’une prime de garantie pour la jouissance de la garantie de l’État sur leurs fonds de tiers (article 91, § 2, de la loi du 1er août 1985 portant des mesures fiscales et autres).




230.000 249.000 _____________ 19.000

Diminution ................................................... EUR

230.000 249.000 _____________ 19.000

Wettelijke basis : artikel 91, § 2 van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen. De staatswaarborg voor de nieuwe verrichtingen werd per 1 januari 1998 voor het CBHK afgeschaft. De waarborgpremie van 0,02 % blijft geldig op de gewaarborgde afloop. Deze vermindert progressief.

Disposition légale : article 91, § 2 de la loi du 1 er août 1985 portant des mesures fiscales et autres. La garantie de l’État attachée aux nouvelles opérations a été supprimée au 1er janvier 1998 pour l’OCCH. La prime de garantie de 0,02 % reste due sur l’encours garanti des fonds de tiers. Ce dernier diminue d’année en année.

Art. 36.03 — Eenmalige storting door de Nationale Loterij.

Art. 36.03 — Versement unique par la Loterie nationale.




30.000.000 — _____________ 30.000.000


30.000.000 — _____________ 30.000.000

Art. 36.04 — Bijdrage voor het neerleggen van jaarrekeningen bij de balanscentrale van de Nationale Bank van België.

Art. 36.04 — Redevance pour le dépôt de comptes annuels auprès de la centrale des bilans de la Banque nationale de Belgique.




29.747.000 — _____________ 29.747.000


29.747.000 — ____________ 29.747.000

Art. 06.01/10 — Diverse en toevallige ontvangsten van de Thesaurie.

Art. 06.01/10 — Recettes diverses et accidentelles de la Trésorerie.



In 1999 was er een storting van 57.511.297 euro door de Europese Investeringsbank en 1.735.254 euro door SABENA. In 2000 was er een storting van 32.226.158 euro interesten op een kapitaal van 2.000.000.000 euro (OLO’s code 293).

Les recettes élevées de 1999 ont été causées par un versement de 57.511.297 euros par la Banque Européenne d’Investissement et de 1.735.254 euros par la SABENA. En 2000, il y a eu un versement de 32.226.158 euros d’intérêts sur un capital de 2.000.000.000 euros (OLOs code 293). Les recettes 2001 ont été augmentées en mars 2002 : ± 4.182.000 euros, imputés initialement sur l’article 80.08.00.61 de la Poste devraient être comptabilisés sur un article budgétaire. Il s’agit des soldes de débits irréguliers sur les comptes « 000- ».

De ontvangsten voor 2001 werden in maart 2002 nog verhoogd met 4.182.000 euro. Deze som was oorspronkelijk geboekt op artikel 80.08.00.61 van de Post maar moest geboekt worden op een begrotingsartikel. Het betreft de totaalsom aan onregelematige debetsaldi op zichtrekeningen « 000- ». De raming voor 2003 houdt rekening gehouden met de normale ontvangsten van de laatste jaren, alsook met

L’estimation 2003 tient compte des recettes normales des années antérieures, ainsi que des recettes des

DOC 50

305

2080/001

de ontvangsten gedurende de eerste 3 maanden van 2002.

perçues pendant les trois premiers mois de l’année 2002.

Art. 08.01 — Ontvangsten afkomstig van andere diensten.

Art. 08.01 — Recettes en provenance d’autres services.




2.596.000 3.113.000 _____________ 537.000

Diminution ................................................... EUR

2.841.000 3.373.000 ______________ 532.000

Art. 08.01/1 — Financiële tussenkomst van de gemeenten voor de reaffectatie van de douaneambtenaren ten gevolge van de invoegetreding van de Eenheidsmarkt (artikel 9 en volgende van het koninklijk besluit van 7 december 1992).

Art. 08.01/1 — Intervention des communes dans le reclassement des douaniers suite à l’instauration du marché unique (article 9 et suivants de l’arrêté royal du 7 décembre 1992).

Raming der ontvangsten voor 2003 : 496.000 euro, zoals voor 2002. Naar aanleiding van de invoering van de Europese eenheidsmarkt in 1993, waarbij sommige agenten van de administratie der Douane en Accijnzen hun functie zagen verdwijnen, werd beslist een aantal van hen te werk te stellen bij gemeentelijke administratieve diensten. De bezoldigingen, vergoedingen en toelagen blijven ten laste van het ministerie van Financiën, terwijl de gemeentebesturen van hun kant, als financiële tussenkomst, jaarlijks een forfaitair bedrag overmaken aan de Schatkist. In 2000 werden 101 douaneagenten bij 53 gemeentebesturen gereaffecteerd. In 1999 zijn deze bedragen teruggevallen tot respectievelijk 117 en 59 (ongewijzigd). In de toekomst dient dus rekening te worden gehouden met een verdere daling van deze ontvangsten.

Évaluation des recettes pour 2003 : 496.000 euros, comme pour 2002. Suite à l’instauration du marché intérieur eurospéen en 1993, il a été décidé d’affecter dans les administrations communales, un certain nombre d’agents de l’administration des Douanes et Accises ayant perdu leur emploi.

Art. 08.01/4 — Ontvangsten uit hoofde van de verjaring van ordonnanties, schuldvorderingen, mandaten, ontvangstbewijzen en diversen.

Art. 08.01/4 — Recettes du chef de prescription d’ordonnances, créances, mandats, récépissés et divers.




1.600.000 2.115.000 ______________ 515.000

Wettelijke basis : koninklijk besluit van 17 juli 1991, houdende coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit (artikels 100 en volgende). De raming voor het begrotingsjaar 2002 is gesteund op het nog beschikbare saldo op 10 januari 2001 voortkomende van de sommen die in de loop van het jaar 1996 overgeschreven werden. De bedragen die op de rekening van de Rekenplichtige der Geschillen worden overgeboekt, fluctueren in functie van de specifieke situatie van de rechthebbenden en van de handelingswijze van de dossiers.

Les traitements, indemnités et allocations restent à charge du ministère des Finances mais les communes sont tenues de rembourser au Trésor une somme annuelle forfaitaire. En 2000, 101 agents des douanes ont ainsi été affectés dans 53 communes. En 1999, ce chiffre était de 117 agents répartis dans 59 communes. Il y a donc lieu de tenir compte d’une diminution de ces recettes dans les années à venir.

Diminution ................................................... EUR

1.600.000 2.115.000 ______________ 515.000

Disposition légale : arrêté royal du 17 juillet 1991 portant coordination des lois sur la Comptabilité de l’État (articles 100 et suivants). L’estimation de l’année budgétaire 2002 est basée sur le solde encore disponible au 10 janvier 2001 provenant des sommes qui ont été versées dans le courant de l’année 1996. Les montants qui sont versés au compte du Comptable du contentieux varient en fonction de la situation spécifique des ayants droits et de la procédure du traitement des dossiers.

306

DOC 50

2080/001

De meerjarenraming is gesteund op de evolutie van de ontvangsten verwezenlijkt gedurende de laatste jaren, op de beschikbare saldi op 10 januari 2001 voortkomende van de sommen die in de loop van de jaren 1996 tot en met 2000 overgeschreven werden en op een efficiëntere administratieve verwerking en opvolging ingevolge de informatisering.

L’estimation des années futures est basée sur l’évolution des recettes réelles durant les dernières années, sur les soldes encore disponibles au 10 janvier 2001 provenant les sommes qui nous ont été versées dans le courant des années 1996 jusqu’à 2000. L’informatisation amène une plus grande efficacité dans le paiement aux bénéficiaires.

Art. 08.01/5 — Ontvangsten uit hoofde van verjaringen : coupons en rentetermijnen van de Belgische schuld.

Art. 08.01/5 — Recettes du chef de prescriptions : coupons et arrérages des inscriptions nominatives de la dette belge.




500.000 522.000 _____________ 22.000

Diminution ................................................... EUR

500.000 522.000 _____________ 22.000

Wettelijke basis : koninklijk besluit van 17 juli 1991, houdende coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit (artikels 100 en volgende). De raming voor het begrotingsjaar 2002 is gesteund op het nog beschikbare saldo op 10 januari 2001 voortkomende van de sommen die in de loop van het jaar 1996 overgeschreven werden. De meerjarenraming is gesteund op de evolutie van de ontvangsten verwezenlijkt gedurende de laatste jaren en op de beschikbare saldi op 14 maart 2000 voortkomende van de sommen die in de loop van de jaren 1996 tot en met 2000 overgeschreven werden.

Disposition légale : l’arrêté royal du 17 juillet 1991 portant coordination des lois sur la Comptabilité de l’État (articles 100 et suivants). L’estimation de l’année budgétaire 2002 est basée sur le solde encore disponible au 10 janvier 2001 provenant des sommes qui ont été versées dans le courant de l’année 1996. L’estimation des années futures est basée sur l’évolution des recettes réelles durant les dernières années, sur les soldes encore disponibles au 10 janvier 2001 provenant des sommes qui nous ont été versées dans le courant des années 1996 jusqu’à 2000.






245.000 240.000 ______________ 5.000

Wettelijke basis : artikel 9 van de Wet van 16 maart 1954 met betrekking tot de controle van bepaalde instellingen van openbaar nut, voorziet een controle, uit te oefenen door regeringscommissarissen, benoemd door de Koning, of door afgevaardigden van de minister van Financiën. De Schatkist keert een vergoeding uit aan de regeringscommissarissen en -afgevaardigden, maar de publieke instellingen dienen op hun beurt de Schatkist te vergoeden voor de kosten die ontstaan naar aanleiding van de controle van hun verrichtingen. De ontvangsten geboekt onder dit artikel zijn vermeerderd onder invloed van de benoeming van drie revisoren bij het Nationale Delcrederedienst (NDD), het amortisatiefonds van de leningen voor de sociale huisvesting en het participatiefonds.

Diminution ................................................... EUR

245.000 240.000 _____________ 5.000

Disposition légale : article 9 de la loi du 16 mars 1954 relative au contrôle de certains organismes d’intérêt public prévoit que ce contrôle est exercé par des commissaires du gouvernement nommé par le Roi ou par des délégués du ministre des Finances. Les commissaires et délégués sont payés directement par le Trésor mais les organismes sont tenus de rembourser au Trésor les dépenses résultant du contrôle de leurs opérations. La situation des recettes sur cet article a évolué à la hausse suite à la désignation de trois réviseurs auprès de l’Office National du Ducroire (OND), du Fonds d’amortissement des emprunts du logement social (FADOC) et du Fonds de participations.

DOC 50

307

2080/001


§ 2. ADMINISTRATION DE LA TVA, DE L’ENREGISTREMENT ET DES DOMAINES

Art. 11.01 — Terugbetalingen van wedden, vergoedingen en pensioenen. — Gerechtskosten in verscheidene zaken.

Art. 11.01 — Remboursements de traitements, d’indemnités et de pensions. — Frais de justice en matières diverses.


Evaluation des recettes pour 2003 ............. EUR Recettes probables pour 2002 ................... EUR


13.808.000 13.453.000 –––––––––––––– 355.000

Wettelijke basis : artikelen 106 en 107 van het koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit en het koninklijk besluit van 28 december 1950 houdende algemeen reglement op de rechtskosten in strafzaken (artikel 100). De definitieve ontvangsten voor het jaar 2000 belopen 11.700.000 euro. Dit komt neer op een negatieve groei met – 1,56 % in verhouding tot het jaar 1999. Wat de relatie realisaties/vooruitzichten betreft, dient opgemerkt dat beiden vrij nauw bij elkaar aansluiten gezien het begrote cijfer van 11.900.000 euro voor het betrokken jaar. De reeds aangekondigde dalende trend van begin 2000 heeft zich dus het ganse jaar door bestendigd. De oorzaak hiervan schuilt in het feit dat de toename van de gerechtskosten is tot staan gebracht. Wat de raming voor het jaar 2001 betreft, blijkt een stevige groei ten opzichte van het jaar 2000 (+ 10,68 %). Woor het jaar 2002 blijkt na drie maanden een groei met 3,62 %. Deze groei wordt ook op jaarbasis in acht genomen. Zulks leidt tot een jaarraming van 13.453.000 euro.


13.808.000 13.453.000 –––––––––––––– 355.000

Wat de meerjarenraming 2003-2006 aangaat, dient aangestipt dat reeds in het verleden bij herhaling gewezen is op het oscillerend verloop van deze ontvangsten. Derhalve is gerekend met een gemiddelde groei waargenomen in de periode 1990-2001. Deze bedraagt 2,64 %. Daardoor wordt voor de betrokken jaren een respectievelijke ontvangst weerhoudend van : 2003 : 13.808.000 EUR 2004 : 14.173.000 EUR 2005 : 14.547.000 EUR 2006 : 14.931.000 EUR

Disposition légale : articles 106 et 107 de l’arrêté royal du 17 juillet 1991 portant coordination des lois sur la comptabilité de l’État et arrêté royal du 28 décembre 1950 portant règlement général sur les frais de justice en matière répressive (article 100). Les recettes définitives pour l’année 2000 s’élèvent à 11.700.000 euros. Cela équivaut à une croissance négative de – 1,56 % par rapport à l’année 1999. En ce qui concerne le rapport réalisations/prévisions, il convient de remarquer que les deux correspondent étroitement au vu du chiffre estimé de 11.900.000 euros pour l’année concernée. La tendance à la baisse du début de l’année 2000, déjà annoncée, s’est perpétuée tout au long de l’année. La raison de cela découle du fait que l’augmentation des frais de justice s’est arrêtée. En ce qui concerne l’estimation pour l’année 2001, il apparaît une forte croissance par rapport à l’année 2000 (+ 10,68 %). Pour l’année 2002, une croissance de 3,62% apparaît après 3 mois. Cette croissance est ainsi prise en considération sur une base annuelle. Cela aboutit, par conséquent, à une estimation annuelle de 13.453.000 euros. Pour ce qui concerne l’estimation pluriannuelle 20032006, il est à souligner que l’évolution oscillatoire de ces recettes a déjà été rappelée par le passé. Par conséquent, il a été tenu compte d’une croissance moyenne observée au cours de la période 1990-2001. Celle-ci s’élève à 2,64 %. De ce fait, est retenue pour les années concernées, la recette respective de : 2003 : 13.808.000 EUR 2004 : 14.173.000 EUR 2005 : 14.547.000 EUR 2006 : 14.931.000 EUR

Art. 12.01 — Terugbetalingen van schuldvorderingen voortkomende van verschillende departementen.

Art. 12.01 — Remboursement de créances provenant des divers départements.




770.000 764.000 –––––––––––––– 6.000

Wettelijke basis : wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten. De definitieve ontvangsten voor het jaar 2000 bedragen 2.600.000 euro of meteen en daling van de ontvangsten met 14,45 % in vergelijking met het jaar 1999. De


770.000 764.000 –––––––––––––– 6.000

Disposition légale : loi du 27 février 1987 relative aux allocations aux handicapés. Les recettes définitives pour l’année 2000 s’élèvent à 2.600.000 euros, soit une baisse de la recette de 14,45 % par rapport à l’année 1999. La raison de ce fait réside

308

DOC 50

reden hiervan ligt besloten in een louter boekhoudkundige operatie daterend uit 1998 waarbij de rubriek « administratieve geldboeten » niet langer in het artikel 12.01 wordt opgenomen maar wel in het artikel 38.01. Dit fenomeen overstijgt dan ook de positieve groei, voortkomend uit de terugbetaling van ten onrechte betaalde tegemoetkomingen aan mindervaliden. Daardoor is ook de ontvangst voor het jaar 2001 negatief geëvolueerd. De ontvangst bedraagt immer nog amper 1.300.000 euro. Voor het jaar 2002 stort de groei in met 40 % na drie maanden. Dit werd in aanmerking genomen op jaarbasis. Bijgevolg bereikt de ontvangst 764.000 euro.

2080/001

Vanaf 2003 wordt gerekend met een stagnatie van deze ontvangsten. Er wordt daarbij rekening gehouden met een groei van 0,84 %, zijnde de onderliggende trendmatig groei vastgesteld in de periode 1997-1999. Uiteraard is de groei vrij zwak maar men mag niet uit het oog verliezen dat het hier slechts gaat om « recuperaties » van teveel betaalde tegemoetkomingen. Het betreft dus geen wezenlijke « bron » van nieuwe ontvangsten.

dans une simple opération comptable datant de 1998 au terme de laquelle la rubrique « amendes administratives » n’est plus reprise dans l’article 12.01 mais bien dans l’article 38.01. Ce phénomène dépasse la croissance positive provenant des remboursements d’allocations aux handicapés indûment liquidées. De ce fait, la recette pour l’année 2001 évoluera encore négativement. La recette s’élève d’ailleurs à peine à 1.300.000 euros. Pour l’année 2002, la croissance s’effondre après trois mois de quelques 40%. Cela a également été pris en considération sur une base annuelle. En conséquence, la recette atteint 764.000 euros. À partir de l’année 2003, une stagnation de ces recettes est escomptée. De ce fait, il a été tenu compte d’une croissance de 0,84 %, soit la tendance moyenne sousjacente constatée au cours de la période 1997-1999. La croissance est certes très faible mais il convient de ne pas perdre de vue qu’il s’agit seulement ici de « récupérations » d’interventions payées en trop. Cela ne concerne, par conséquent, pas une « source » réelle de nouvelles recettes.

Art. 16.01 — Opbrengsten van de domeinen.

Art. 16.01 — Produits des domaines.




28.811.000 27.000.000 –––––––––––––– 1.811.000

Wettelijke basis : koninklijk besluit van 18 september 1962 tot vaststelling van de lonen der hypotheekbewaarders (gewijzigd door het koninklijk besluit van 4 maart 1998). Het grootste deel van de ontvangsten die op dit artikel moeten worden ingeschreven, betreffen de voorafnemingen op de hypothecaire lonen. De voorafneming van de lonen der hypotheekbewaarders wordt definitief in ontvangst geboekt het tweede jaar volgend op het jaar waarop ze betrekking hebben. In 2002 wordt de voorafneming op de lonen der hypotheekbewaarders met betrekking tot het jaar 2000 in ontvangst geboekt. Het bedrag van deze voorafneming (inclusief de diverse ontvangsten van de domeinen) werd geraamd op 23.350.000 euro maar de ontvangsten zouden 27.000.000 euro moeten bereiken gelet op de stabiliteit van de immobiliënmarkt. In 2003 wordt de voorafneming op de lonen der hypotheekbewaarders met betrekking tot het jaar 2001 in ontvangst geboekt. Het bedrag van deze voorafneming zou 28.811.000 euro moeten bereiken. In 2004 wordt de voorafneming op de lonen der hypotheekbewaarders met betrekking tot het jaar 2002 in ontvangst geboekt. In 2005 wordt de voorafneming op de lonen der hypotheekbewaarders met betrekking tot het jaar 2003 in ontvangst geboekt. De lonen zouden een stijging


28.811.000 27.000.000 –––––––––––––– 1.811.000

Disposition légale : arrêté royal du 18 septembre 1962 déterminant les salaires des conservateurs des hypothèques (modifié par l’arrêté royal du 4 mars 1998). La plus grande partie des recettes à porter sur cet article concerne les prélèvements sur les salaires hypothécaires. Le prélèvement sur les salaires des conservateurs des hypothèques est définitivement comptabilisé en recette la deuxième année qui suit celle à laquelle elles se rapportent. En 2002, on prendra en recette le prélèvement sur les salaires des conservateurs des hypothèques relatifs à l’année 2000. Le montant de ce prélèvement (y compris les recettes diverses des domaines) a été estimé à 23.350.000 euros mais les recettes devraient atteindre 27.000.000 d’euros vu la stabilité du marché immobilier. En 2003, on prendra en recette le prélèvement sur les salaires des conservateurs des hypothèques relatifs à l’année 2001. Le montant de ce prélèvement devrait atteindre 28.811.000 euros. En 2004, on prendra en recette le prélèvement sur les salaires des conservateurs des hypothèques relatifs à l’année 2002. En 2005, on prendra en recette le prélèvement sur les salaires des conservateurs des hypothèques relatifs à l’année 2003, salaires qui devraient accuser une aug-

DOC 50

309

2080/001

moeten kennen in de orde van grootte van 5 % als gevolg van hun indexering in 2003. In 2006 wordt de voorafneming op de lonen der hypotheekbewaarders met betrekking tot het jaar 2004 in ontvangst geboekt.

mentation de l’ordre de 5 % suite à leur indexation en 2003. En 2006, on prendra en recette le prélèvement sur les salaires des conservateurs des hypothèques relatifs à l’année 2004.

Art. 28.01 — Retributies voor het gebruik van domeingoederen.

Art. 28.01 — Redevances pour l’occupation de biens domaniaux.



Wettelijke basis : er liggen verschillende wettelijke bepalingen aan de grondslag van deze ontvangsten, waaronder het decreet van 19 augustus-12 september 1791 betreffende het beheer van de lichamelijke of onlichamelijke nationale domeinen. De affectatie van de ontvangsten is gebaseerd op het principe dat de instandhouding van de goederen die tot het openbaar domein behoren of die voor een openbare dienst zijn gebruikt, bij het ministerieel departement berust dat met hun beheer is belast, maar het financieel beheer van die goederen en de invordering van hun opbrengsten, tot de bevoegdheid van de Administratie van de registratie en domeinen behoren. De raming van de ontvangsten is gebaseerd op het gemiddelde van de jaren 1998 tot 2001. Voorzichtigheidshalve werd dit gemiddelde verlaagd met 15 %. Deze ontvangst zal in belangrijke mate naar beneden dienen herzien te worden in de hypothese dat de opbrengst van de concessies op de militaire domeinen zou toebedeeld worden aan het departement « Landsverdediging ».

Base légale : les bases légales de ces recettes sont multiples et diverses, notamment le décret du 19 août12 septembre 1791, relatif à la régie des domaines nationaux corporels et incorporels.

Art. 36.01 — Nalatigheidsinteresten inzake belastingen.

Art. 36.01 — Intérêts moratoires en matière d’impôts.




101.616.000 85.507.000 –––––––––––––– 16.109.000

Wettelijke basis : Burgerlijk Wetboek (artikel 1907), koninklijk besluit van 4 augustus 1996, wetboek der belasting over de toegevoegde waarde(artikel 91), wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten (artikels 200, 223, 267 en 287), wetboek der successierechten, (artikels 79, 81, 142², 153, 161quater en 162ter), wetboek der zegelrechten (artikel 78),wetboek der met het zegel gelijkgestelde taksen( artikels 164, 1791 en 204³), koninklijk besluit van 6 mei 1999 houdende uitvoering van artikel 4, § 6, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten.

L’affectation de la recette repose sur le principe que la conservation des biens qui font partie du domaine public ou qui sont affectés à un service public, incombe au département ministériel qui assure leur administration mais la gestion financière de ces biens et le recouvrement de leurs produits rentrent cependant dans les attributions de l’Administration de l’enregistrement et des domaines. L’estimation de la recette est basée sur une moyenne des années 1998 à 2001. Cette moyenne est diminuée de 15 % par prudence. Cette recette devrait être réestimée fortement à la baisse dans l’hypothèse où le produit des concessions sur les domaines militaires serait attribué au département de la Défense nationale.


101.616.000 85.507.000 –––––––––––––– 16.109.000

Dispositions légales : code civil (article 1907), arrêté royal du 4 août 1996, code de la taxe sur la valeur ajoutée (article 91), code des droits d’enregistrement, d’hypothèque et de greffe (article 200, 223, 267, 287), code des droits de succession (article 79, 81, 142, 153, 161 quater et 162ter), code des droits de timbre (article 78), code des taxes assimilées au timbre (article 164, 179, 204), arrêté royal du 6 mai 1999 portant exécution de l’article 4, § 6, de la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des Communautés et des Régions.

310

DOC 50

2080/001

Verantwoording van de raming — Afwijkingen ten opzichte van de ramingen

Justification de l’estimation — Écarts par rapport aux estimations

De nalatigheids- en moratoire interesten zijn in het jaar 2001 globaal genomen met 25,9 % toegenomen. Gedurende dat jaar belopen de ontvangsten 136,8 miljoen euro tegenover slechts 108,6 miljoen euro in het jaar 2000. De reden daarvan ligt besloten in het feit dat gedurende het jaar 2001 een paar zeer grote ontvangsten zijn geboekt. Meer bepaald ging het om de betaling van interesten ingevolge BTW-controles. Bovenvermelde ontvangsten komen uiteraard niet enkel de federale overheid ten goede. Sinds juni 1998 krijgen de Gewesten trouwens de moratoire interesten toegeschoven inzake de hen toebedeelde gewestelijke belastingen. Concreet betreft het interesten inzake de registratie- en de successierechten. Voor 2001 gaat het om een bedrag van 18,45 miljoen euro, of zowat 12,0 % meer dan het niveau bereikt in 2000 (voor de verdeling per Gewest wordt verwezen naar de onderstaande tabel). Derhalve belopen de federale middelen in 2001 zo’n 118,37 miljoen euro tegenover 92,15 miljoen euro het jaar daarvoor. Meteen is dat een relatieve toename met 28,4 %.

Les intérêts de retard et moratoires se sont globalement accrus pour l’année 2001 de 25,9 %. Durant cette année, les recettes ont atteint 136,8 millions d’euros contre seulement 108,6 millions d’euros pour l’année 2000. La raison réside dans le fait que durant l’année 2001 de très volumineuses recettes ont été comptabilisées. Plus précisément, il s’agissait du paiement des intérêts suite à des contrôles TVA. Certes, les recettes précitées ne profitent pas seulement à l’État fédéral. Depuis juin 1998, les Régions se voient attribuer les intérêts moratoires afférents aux impôts régionaux qui leur sont attribués. Il s’agit concrètement des intérêts en matière de droits d’enregistrement et de succession. Pour 2001, il s’agit d’un montant de 18,45 millions d’euros, soit à peu près 12,0 % de plus que le niveau atteint en 2000 (en ce qui concerne la répartition par Région, il est renvoyé au tableau ci-après). En conséquence, les moyens fédéraux s’élèvent en 2001 à 118,37 millions d’euros contre 95,15 millions d’euros pour l’année précédente. Cela représente une augmentation relative de 28,4 %.

Hoe dient de evolutie van de nalatigheidsinteresten verklaard en hoe ziet de toekomst er ter zake uit ?

Comment expliquer l’évolution des intérêts de retard et quelles sont les perspectives d’avenir en la matière ?

A. De BTW De groei van de interesten geïnd in BTW-materies is in 1999 aanzienlijk toegenomen in verhouding tot het jaar daarvoor. De opbrengst voor dat jaar bedraagt 94,25 miljoen euro tegenover 77,59 miljoen euro in het jaar 1998, wat meteen een relatieve groei met 21,5 % betekent. De reden daarvan ligt vooral besloten in het feit dat een paar uitzonderlijke opbrengsten geboekt zijn. Na correctie hiervoor daalt de groei-coëfficiënt tot 7,56 %. Deze behoorlijke groei houdt onder meer verband met de goede economische conjunctuur tot 2000. Meestal zuiveren wanbetalers beter hun schulden — geheel of gedeeltelijk — aan in dergelijke periodes dan gedurende de laagconjunctuur.

Voor het jaar 2000 is een ontvangst geboekt van 90,86 miljoen euro, wat uiteraard een nominale daling inhoudt in verhouding tot het jaar 1999. Tegenover de gecorrigeerde groei voor 1999 bedraagt de fundamentele trend evenwel 8,87 %. Voor het jaar 2001 beloopt de ontvangst 117,85 miljoen euro of meteen een stijging met 29,7 % in verhouding tot het jaar voordien. Deze spectaculaire groei is vooral een gevolg van een paar omvangrijke betalingen ingevolge BTW-controles. Gecorrigeerd voor deze uitzonderlijke ontvangsten beloopt de gemiddelde groei 2001/1999 zowat 5,48 %.

A. TVA La croissance des intérêts perçus en matière de TVA a considérablement augmenté en 1999 par rapport à l’année précédente. En effet, le produit pour cette année s’élève à 94,25 millions d’euros contre 77,59 millions d’euros au cours de l’année 1998, ce qui représente une croissance relative de 21,5 %. Les raisons résident essentiellement dans le fait qu’une série de recettes exceptionnelles ont été comptabilisées. Après correction de celles-ci, le coefficient de croissance retombe à 7,56 %. Cette croissance correcte est, entre autres, liée à la bonne conjoncture économique jusque 2000. En général, les mauvais payeurs s’acquittent mieux de leurs dettes — totalement ou partiellement — en pareilles périodes plutôt qu’en basse conjoncture. Pour l’année 2000 , une recette de 90,86 millions d’euros a été réalisée, ce qui constitue naturellement une baisse nominale par rapport à l’année 1999. Au regard de la croissance corrigée pour 1999, la tendance fondamentale s’élève cependant à 8,87 %. Pour l’année 2001, la recette atteint 117,85 millions d’euros, soit une hausse immédiate de 29,7 % par rapport à l’année précédente. Cette croissance spectaculaire est due à des paiements considérables, suit aux contrôles TVA. Corrigée pour ces recettes exceptionnelles, la croissance moyenne 2001/1999 se chiffre à environ 5,48 %.

DOC 50

311

2080/001

Deze trend wordt ook toegepast bij de berekening van de ontvangsten 2002-2006. Vooraf dient uiteraard gecorrigeerd voor de bovenvermelde uitzonderlijke ontvangsten (Effect : 26,78 miljoen euro). Voor het jaar 2002 dient bovendien rekening gehouden met een teruggaaf van ongeveer 10,87 miljoen euro. Voor de betrokken periode zien de previsies aan ontvangsten eruit als volgt : 2002 : 85,18 miljoen EUR 2003 : 101,29 miljoen EUR 2004 : 106,84 miljoen EUR 2005 : 112,69 miljoen EUR 2006 : 118,86 miljoen EUR

Cette tendance a été appliquée lors du calcul des recettes 2002-2006. Il convient, bien entendu, d’effectuer au préalable une correction pour les recettes exceptionnelles susmentionnées (Effet : 26,78 millions d’euros). Pour l’année 2002, il faut toutefois tenir compte d’un remboursement exceptionnel d’environ 10,87 millions d’euros. Pour la période concernée, les prévisions des recettes se présentent comme suit : 2002 : 85,18 millions d’euros 2003 : 101,29 millions d’euros 2004 : 106,84 millions d’euros 2005 : 112,69 millions d’euros 2006 : 118,86 millions d’euros

B. De zegelrechten, met het zegel gelijkgestelde taksen, de registratie- en de successierechten

B. Droits de timbre, taxes assimilées au timbre, droits d’enregistrement et de succession

Wat de interesten betreft, gevorderd in de overige fiscale materies als daar zijn de zegelrechten, de met het zegel gelijkgestelde taksen, de registratie- en de successierechten dient vooraf aangestipt dat het effect, voortspruitend uit de daling van de wettelijke rentevoet van 8 tot 7 %, is uitgewerkt (zie koninklijk besluit van 4 augustus 1996 tot wijziging van de wettelijke interestvoet). Dit blijkt ten andere uit het feit dat de groei in het jaar 2000 slechts 3 % bedraagt. Zulks vloeit voort uit de daling van de interestontvangsten in Brussel (– 10 % !). In Vlaanderen (+ 7,2 %) en Wallonië (+ 3 %) houdt de positieve trend aan. Voor de jaren 1998 en 1999 bedroegen de groeicijfers daarentegen nog respectievelijk 25,9 % en 9 %. Wat het jaar 2001 betreft; is een onderscheid gemaakt tussen de onderscheiden belastingen in kwestie.

En ce qui concerne les intérêts, recouvrés dans les autres matières fiscales, à savoir les droits de timbre, les taxes assimilées au timbre, les droits d’enregistrement et de succession, il convient avant tout de noter que l’effet, découlant de la diminution du taux d’intérêt légal de 8 à 7 % ne présente plus aucune influence (Voir A.R. du 4 août 1996 modifiant le taux de l’intérêt légal).

B1. De successierechten De intresten inzake de successierechten bedragen 18,48 miljoen euro of 12,5 % meer in vergelijking met het jaar 2000. De groei verliep voor de drie Gewesten min of meer gelijkmatig met respectievelijk voor Vlaanderen (+ 11,4 %), voor Wallonië (+ 12,4 %) en voor Brussel (+ 16,1 %). Voor de periode 2002-2006 zijn volgende relatieve groeiperspectieven weerhouden : a) Vlaanderen : + 7,18 %; b) Brussel : + 2,61 %; c) Wallonië : + 7,2 %. B2. De registratierechten De interesten inzake de registratierechten vallen uiteraard vrij beperkt uit wegens de aard van de belasting. Voor 2001 is een ontvangst geboekt van 24.193 euro voor de geregionaliseerde rechten en van 196.433 euro voor de interesten geheven inzake de overige registratie-

Cela ressort, entre autres, du fait que la croissance au cours de l’année 2000 s’élève seulement à 3 %. Cela résulte de la baisse du produit des intérêts à Bruxelles (– 10 % !). En Flandre (+ 7,2 %) et en Wallonie (+ 3 %), la tendance positive persiste. Pour les années 1998 et 1999, les chiffres de croissance par contre s’élevaient encore respectivement à 25,9 et 9 %. En ce qui concerne l’année 2001, une distinction doit être opérée entre les impôts en question. B1. Les droits de succession L’estimation 2001 en matière des droits de succession s’élèvent à 18,48 millions d’euros soit 12,5 % de plus en comparaison avec l’année 2000. La croissance évoluait de manière similaire pour les trois régions avec respectivement pour la Flandre (+ 11,4 %), pour la Wallonie (+ 12,4 %) et pour Bruxelles (+ 16,1 %). Pour la période 2002-2006, il a été tenu compte des perspectives de croissance suivantes : a) Flandre : + 7,18 %; b) Bruxelles : + 2,61 %; c) Wallonie : + 7,2 %. B2. Les droits d’enregistrement Les intérêts en matière de droits d’enregistrement tombent naturellement à un niveau très réduit eu égard à la nature de l’impôt. Pour 2001, la recette comptabilisée est de 24.193 euros pour les droits régionalisés et de 196.433 euros pour les intérêts perçus en ce qui con-

312

DOC 50

rechten. Van de geregionaliseerde rechten is 41,408 % doorgestort naar de Gewesten of 10.018 euro. Voor de periode 2002-2006 is een gemiddelde groei berekend van respectievelijk : a) Vlaanderen : + 5,7 % b) Brussel : + 13,3 % c) Wallonië : + 10 % Gezien de Bijzondere Wet tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten (Wet van 13 juli 2001) en het koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 4, § 5 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten gaat het grootste deel van de interesten voortaan naar de regionale overheden.

2080/001

cerne les autres droits d’enregistrement. Pour les droits régionalisés, 41,408 % sont reversés aux Régions, soit 10.018 euros. Pour la période 2002-2006, une croissance moyenne respective a été calculée pour : a) Flandre : + 5,7 %; b) Bruxelles : + 13,3 %; c) Wallonie : + 10 %. Vu la loi spéciale portant refinancement des communautés et extension des compétences fiscales des régions (loi du 13 juillet 2001) et l’arrêté royal portant exécution de l’article 4, § 5 , de la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des Communautés et des Régions, une grande partie des intérêts dépendra à l’avenir des entités régionales.

B3. De diversen

B3. Divers

De interesten gepuurd uit « de overige fiscale materies » hebben in het jaar 2000 vrij goed gescoord (1,1 miljoen euro). Uitzonderlijke ontvangsten liggen hier aan de basis. Voor 2001 bedragen de interesten 302.000 euro, wat opnieuw een meer normaal peil is. Voor de periode 2002-2005 is dan ook een gelijkaardige ontvangst weerhouden. De onderstaande tabel tenslotte biedt een overzicht van de cijfers per belastingsoort voor de jaren 20022003 :

Les intérêts générés par les « autres matières fiscales » se sont très bien comportés au cours de l’année 2000 (1,1 millions d’euros). Des recettes exceptionnelles en constituent la base. Pour 2001, les intérêts qui s’élèvent à 302.000 euros, sont à nouveau à un niveau plus normal. Pour la période 2002-2005, une recette semblable est dès lors attendue. Le tableaux ci-dessous donne entre autres un aperçu des chiffres par catégorie d’impôt pour les années 20022003 :

Overzicht van de bestemming van de moratoire interesten in de periode 2002-2003

Aperçu de la destination des intérêts moratoires au cours de la période 2002-2003

(in duizend euro)

(en milliers d’euros)

Aanwending — Utilisation

2002 (Vermoedelijke ontvangsten). — 2002 (Recettes probables) : — BTW. — TVA ....................................................... — Registratierechten. — Droits d’enregistremetn .. — Successierechten. — Droits de succession ....... — Diversen. — Divers .............................................

Totaal ontvangsten — Recettes totales

Geaffecteerd — Affectées Vlaanderen — Flandre

Brussel — Bruxelles

Wallonië — Wallonie

Federale middelen — Moyens fédéraux

85 181 236 19 633 302

— 153 11 577 —

— 13 3 495 —

— 46 4 561 —

85 181 24 — 302

Totaal 2002. — Total 2002 ..............................................

105 352

11 730

3 508

4 607

85 507

2003 (Voorgestelde raming). — 2003 (Évaluations proposées) : — BTW. — TVA ....................................................... — Registratierechten. — Droits d’enregistremetn .. — Successierechten. — Droits de succession ....... — Diversen. — Divers .............................................

101 289 253 20 922 302

— 162 12 420 —

— 15 3 595 —

— 51 4 907 —

101 289 25 — 302

Totaal 2002. — Total 2002

122 766

12 582

3 610

4 958

101 616

DOC 50

313

2080/001

Art. 38.01 — Tekorten van rekenplichtigen. — Opbrengst van transacties inzake de wetgeving op de wisselcontrole. — Diverse opbrengsten.

Art. 38.01 — Déficits des comptables. — Produits des transactions sur la législation en matière de change. — Recettes diverses.




1.511.000 1.453.000 –––––––––––––– 58.000

Wettelijke basis : artikel 8 van de wet van 29 oktober 1846 betreffende de organisatie van de Rekenhof. De ontvangsten voor het jaar 2000 belopen 2.600.000 euro. Dit betekent een verdubbeling ten opzichte van de ontvangsten voor het jaar 1999 (+ 102,7 %). Vooral toevallige ontvangsten liggen aan de basis van het bovenvermeld verloop. Toevallige ontvangsten hebben er bovendien voor gezorgd dat de opbrengst in 2001 opnieuw 2.600.000 euro beloopt. Uiteraard dient voor deze toevallige ontvangsten gecorrigeerd alvorens de trend 2002-2006 te berekenen. De jaarlijkse toename van deze ontvangsten wordt daarbij op 4 % geschat. Daarbij vormt het basisjaar 1999 het uitgangspunt van de berekening. Uiteraard is geen rekening gehouden met mogelijke toevallige ontvangsten. Voor de jaren 2002-2005 ziet de ontvangst er als volg uit : 2002 : 1.453.000 EUR 2003 : 1.511.000 EUR 2004 : 1.572.000 EUR 2005 : 1.635.000 EUR 2006 : 1.700.000 EUR


1.511.000 1.453.000 –––––––––––––– 58.000

Disposition légale : article 8 de la loi du 29 octobre 1846 relative à l’organisation de la Cour des Comptes. Les recettes pour l’année 2000 s’élèvent à 2.600.000 euros. Cela représente un doublement par rapport au recettes de l’année 1999 (+ 102,7 %). Ce sont essentiellement des recettes accidentelles qui se trouvent à la base de l’évolution précitée. Des recettes exceptionnelles ont en outre fait en sorte que le produit en 2001 s’élève à nouveau à 2.600.000 euros. Il va de soi que ces recettes exceptionnelles ont été corrigées vant de procéder au calcul de la tendance 2002-2006. La croissance annuelle de ces recettes a été estimée à 4 %. À cet égard, l’année de base 1999 constitue le point de départ du chiffrage. Il n’est, bien entendu, pas tenu compte des possibles recettes accidentelles. Pour les années 2002-2006, la recette se présente comme suit : 2002 : 1.453.000 EUR 2003 : 1.511.000 EUR 2004 : 1.572.000 EUR 2005 : 1.635.000 EUR 2006 : 1.700.000 EUR

Tenslotte dient vermeld dat er in de betrokken tijdsband een aanzuivering zal gebeuren van een deficitdossier ten belopen van 8.000.000 euro. Momenteel is het echter onmogelijk uit te maken in welk jaar de effectieve aanzuivering zal gebeuren. Derhalve wordt dat bedrag nog niet daadwerkelijk rekening gehouden in de ramingen.

Enfin, il convient de mentionner qu’au cours de la période considérée, un apurement d’un dossier-déficit à hauteur de 8.000.000 euros aura lieu. À l’heure actuelle, il est toutefois impossible de déterminer l’année au cours de laquelle se produira l’apurement effectif. En conséquence, ce montant n’est pas encore repris effectivement dans les estimations.

Art. 38.02 — Schadevergoedingen en moratoire interesten in allerlei zaken.

Art. 38.02 — Dommages et intérêts moratoires en matières diverses.



Wettelijke basis : artikelen 1153 en 1907 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 100 van het koninklijk besluit van 28 december houdende algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken. Het overzicht voor de periode 1998-2001 geeft duidelijk aan dat de inkomsten voor het beoogde ontvangstenartikel sterk schommelen. Dit oscillerend verloop heeft vooral te maken met de inning van een aantal grote, toevallige ontvangsten, eigen aan deze begrotingsrubriek. Vandaar dat de inkomsten in 2000 een stuk la-

Disposition légale : articles 1153 et 1907 du Code Civil, article 100 de l’arrêté royal du 28 décembre 1950 portant règlement général sur les frais de justice en matière répressive. La vue d’ensemble pour la période 1998-2001 indique clairement que les revenus pour l’article des recettes visées fluctuent fortement. Cette évolution oscillatoire est surtout à mettre en relation avec la perception d’une série d’importantes recettes, accidentelles, propres à cette rubrique budgétaire. De là provient le fait

314

DOC 50

ger uitvallen dan deze behaald in het begrotingsjaar 1999. Ook in het jaar 2001 daalt de opbrengst tot 470.000 euro. Gezien de ontvangsten ook gedurende het eerste kwartaal van 2002 verder dalen (– 9,4 %), wordt ook voor 2002 rekening gehouden met een gedaalde netto-ontvangst (raming : 426.000 euro). Uiteraard geldt ook voor dit artikel dat hier slechts gaat om schadevergoedingen en niet om een echt wezenlijke ontvangstenbron, gekoppeld aan een of andere economische activiteit. Echte « trends » zijn dan ook moeilijk te onderkennen.

2080/001

que les recettes ont atteint en 2000 un niveau un peu plus bas par rapport à celui réalisé au cours de l’année budgétaire 1999. Pour l’année 2001 également, le rendement a diminué jusqu’à 470.000 euros. Étant donné que les recettes ont également baissé durant le premier trimestre 2002 (– 9,4 %), il a aussi été tenu compte d’une recette nette en baisse (estimation : 426.000 euros). Bien entendu, il faut également noter qu’en l’espèce il s’agit seulement de dommages et intérêts et non d’une source de recettes vraiment réelles, associées à l’une ou l’autre activité économique. De véritable « tendances » sont par conséquent également difficiles à discerner.

Art. 06.01 — Terugvordering van alimentiegelden

Art. 06.01 — Récupération de pensions alimentaires.



7.437.000 — –––––––––––––– Vermeerdering ............................................ EUR 7.437.000


7.437.000 — –––––––––––––– 7.437.000

§ 3. ADMINISTRATIE DER DIRECTE BELASTINGEN

§ 3. ADMINISTRATION DES CONTRIBUTIONS DIRECTES

Art. 12.01 — Teruggevorderde gerechts- en vervolgingskosten.

Art. 12.01 — Frais de justice et de poursuites récupérés.




26.320.000 26.158.000 –––––––––––––– 162.000

Wettelijke basis : Krachtens artikel 172 van het koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de Inkomstenbelasting 1992 worden de vervolgingskosten bepaald volgens de regelen die gelden voor de akten van de gerechtsdeurwaarders in burgerlijke en handelszaken. De teruggevorderde gerechts- en vervolgingskosten houden rechtstreeks verband met de voorgeschoten vervolgingskosten ICPC die van de ontvangst inzake bedrijfsvoorheffing (begrotingsartikel 37.06 van de Rijksmiddelenbegroting – Titel I – Sectie I – Hoofdstuk 18, § 1) worden voorafgenomen en in hetzelfde begrotingsjaar worden bijgepast via het begrotingsartikel van de Algemene Uitgavenbegroting 12.20. Vermits de recuperatie van de voorgeschoten gerechts- en vervolgingskosten gerelateerd is aan de hoegrootheid van de gemaakte gerechts- en vervolgingskosten zal bij een constant recuperatieritme de ontvangst beïnvloed worden door de indexering van de tarieven van de akten van gerechtsdeurwaarders in burgerlijkeen handelszaken. De laatste aanpassing van de tarieven dateert van 1 januari 2002. De toepassing ICPC is op kruissnelheid waardoor het stijgingsritme opgetekend tijdens de begrotingsjaren 1997 en 1998 (+ 20,6 %) zal afnemen. Dit blijkt overi-


26.320.000 26.158.000 –––––––––––––– 162.000

Disposition légale : En vertu de l’article 172 de l’arrêté royal d’exécution du Code des impôts sur les revenus 1992, les frais de poursuite sont déterminés suivant les règles établies accomplis par les huissiers de justice en matière civile et commerciale. Les frais de justice et de poursuite récupérés sont en relation directe avec les frais de poursuite ICPC avancés qui ont été retenus sur la recette en matière de précompte professionnel (article budgétaire 37.06) et qui sont compensés dans la même année budgétaire par l’allocation de base 12.20 du Budget Général des Dépenses. Puisque la récupération des frais de justice et de poursuite avancés est liée à l’ampleur des frais de justice et de poursuite exposés, la recette sera, compte tenu d’un rythme de récupération constant, influencée par l’indexation des actes des huissiers de justice en matière civile et commerciale. La dernière adaptation des taux date du 1er janvier 2002. L’application ICPC est en régime de croisière, de sorte que le rythme de croissance noté pendant les années budgétaires 1997 et 1998 (+ 20,6 %) diminuera. Cela

DOC 50

2080/001

315

gens reeds uit de ontvangsten 2000, waar een groei met slechts 0,64 % is gerealiseerd. De ietwat lagere ontvangst voor het jaar 2001 is louter toevallig. Vandaar dat het bovenvermeld groeipercentage als representatief is weerhouden voor de volgende jaren. De ramingen voor de periode 2002-2006 zijn dan ook opgemaakt met toepassing van het bovenvermeld groeipercentage.

ressort d’ailleurs déjà des recettes 2000, où une croissance de seulement 0,64 % a été réalisée. La recette légèrement réduite pour l’année 2001 est purement accidentelle. C’est pourquoi le taux de croissance susmentionné sera représentatif pour les années suivantes. Les estimations pour la période 2002-2006 sont établies après application du taux de croissance susmentionné.

Art. 16.01 — Opbrengst der inschrijvingen op de publicaties uitgegeven door de Administratie.

Art. 16.01 — Produit des souscriptions aux publications éditées par l’Administration.



1. Produits des souscriptions aux publications éditées par l’Administration

1. Produits des souscriptions aux publications éditées par l’Administration



De administratie blijft prioriteit geven aan het tijdig bijwerken en publiceren van diverse publicaties. Ook de introductie van nieuwe produkten op magnetische informatiedragers wordt daarbij niet uit het oog verloren. Bovendien dient aangestipt dat de prijzen van de publicaties jaarlijks worden aangepast. Een aanzienlijk deel van de verwachte ontvangsten voor de maand december 1999 is pas in januari 2000 gerealiseerd. In de raming 2000 was reeds rekening gehouden met deze verschuiving. Voor dat jaar is dan ook een ontvangst gerealiseerd van 618.000 euro. De Administratie is voor deze ontvangsten uiteraard marktgebonden, in die zin dat de ontvangsten afhangen van de vraag naar publicaties door de markt. Meer en meer komt hier uiteraard concurrentie uit de privé-sfeer. Ook de faciliteiten geboden door het internet zullen de vraag eerder remmen. Voor 2001 is een ontvangst geboekt van 561.000 euro. Gezien de dalende trend, vastgesteld gedurende de eerste drie maanden van het jaar 2002, wordt voor dat jaar de ontvangst geraamd op 533.000 euro. Voor de jaren 2003-2006 is getipt op eenzelfde ontvangst.

L’administration consacre une priorité à la mise à jour et la publication en temps voulu de diverses publications. L’introduction de nouveaux produits sur supports magnétiques n’est pas non plus perdue de vue. En outre, il convient de signaler que les prix des publications sont adaptés annuellement. Une partie considérable des recettes prévues pour le mois de décembre 1999 a seulement été réalisée en janvier 2000. Il a déjà été tenu compte de ce glissement pour l’estimation 2000. Pour cette année-ci une recette de 618.000 euros a été réalisée. Pour ces recettes, l’administration est liée au marché. En effet, la concurrence du domaine privé se manifeste en l’espèce de plus en plus. En outre, les facilités offertes par l’Internet freineront plutôt la demande. Pour 2001, une recette de 561.000 euros est comptabilisée.

2. Indemnités perçues en cas de délivrance d’une copie d’un document administratif

2. Indemnités perçues en cas de délivrance d’une copie d’un document administratif



Wettelijke basis : koninklijk besluit van 30 augustus 1996 tot vaststelling van het bedrag van de vergoeding verschuldigd voor het ontvangen van een afschrift van een bestuursdocument ( Belgisch Staatsblad van 20 september 1996). De actuele basis voor de opmaak van een raming is vrij beperkt, gezien slechts gegevens bekend zijn voor

Disposition légale : arrêté royal du 30 août 1996 fixant le montant de la rétribution due pour la réception d’une copie d’un document administratif ( Moniteur Belge du 20 septembre 1996).

Vu la tendance à la baisse des trois premiers mois de l’année 2002, la recette pour cette année-là est estimée à 533.000 euros. Pour les années 2003-2006, il a été tenu compte d’une recette similaire.

La base actuelle pour l’élaboration d’une estimation est fort limitée, étant donné qu’on ne dispose de don-

316

DOC 50

2080/001

de drie eerste maanden van dit jaar. Actueel beloopt de ontvangst 1.368 euro. Op jaarbasis is de ontvangst geschat op 5.000 euro.

nées que pour les trois premiers mois de cette année. Actuellement, les recettes s’élèvent à 1.368 euros. Sur une base annuelle, on estime ces recettes à 5.000 euros.

Art. 16.02 — Vergelding van de administratiekosten in verband met de inning van sommige gemeentebelastingen.

Art.16.02 — Remboursement des frais d’administration afférents à la perception de certaines taxes communales.




19.650.000 38.145.000 –––––––––––––– 18.495.000

Wettelijke basis : artikel 470 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

Er tekent zich een gestage groei af van de opbrengst inzake de aanvullende belastingen op de personenbelasting, waarvan de inning aanleiding geeft tot de inhouding van een vergoeding van 3 % als terugbetaling van de administratiekosten aan de federale Schatkist. Voor het begrotingsjaar 2000 belopen de toekenningen inzake de aanvullende gemeentebelasting op de personenbelasting (PB/gem.) 2.036 miljoen euro (aan 100 %) en inzake de aanvullende agglomeratiebelasting op de personenbelasting (PB/agg.) 23,3 miljoen euro (aan 100 %). Het bedrag aan PB/gem. bevat eveneens de achterstallige betalingen aan de gemeenten welke volledig zijn aangezuiverd in het begrotingsjaar 2000 (zie brief van de Heer Minister van Financiën van 3 oktober 2000 gericht aan alle gemeentebesturen). Deze aanzuivering vormt meteen de verklaring voor de grote stijging van de kwestieuze rechten in het jaar 2000 (+ 9,98 % in verhouding tot het jaar 1999). Vanaf het begrotingsjaar 2001 valt deze factor grotendeels weg hoewel in de maand januari 2001 nog 5 miljoen euro extra geïnd is als restant van de bovenvermelde aanzuiveringsoperatie. De globale opbrengst bedraagt 59.603.000 euro of zowat 3,2 % meer dan het jaar voordien. Vanaf 2002 en ook de daaropvolgende jaren zal de opbrengst negatief beïnvloed worden door enerzijds de dalende opbrengst van de personenbelasting ingevolge de maatregelen van de regering en anderzijds door de beschikkingen voortvloeiend uit de wet van 10 december 2001 tot wijziging van artikel 470 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 teneinde de situatie van de gemeentefinanciën te verbeteren ( Belgisch Staatsblad van 28 december 2001). Concreet brengt men met deze laatste maatregel de administratiekosten voor 2002 terug tot 2 % en voor de daaropvolgende jaren tot 1 %. De positieve invloed gaat uit van de stijgende trend van de opcentiemen, toegepast door de diverse gemeenten. Rekening houdend met een impliciete groei van 5,48 % voor het jaar 2002 én de beschikkingen van de

Diminution ................................................... EUR

19.650.000 38.145.000 –––––––––––––– 18.495.000

Disposition légale : article 470 du Code des impôts sur les revenus 1992. L’article 470 du Code des impôts sur les revenus 1992 constitue la base du produit de cet article. Il se dessine une croissance continue du produit en matière de taxes additionnelles à l’impôt des personnes physiques, dont la perception donne lieu à une indemnité de 3 % pour remboursement au Trésor des frais d’administration. Pour l’année budgétaire 2000, les attributions probables en matière de taxe communale additionnelle à l’impôt des personnes physiques (IPP/com.) s’élèvent à 2.036 millions euros (à 100 %) et en matière de taxe d’agglomération additionnelle à l’impôt des personnes physiques (IPP/agg.) à 23,3 millions euros (à 100 %). Le montant à l’IPP/com. comprend également les arriérés aux communes qui ont totalement été apurés durant l’année budgétaire 2000 (voir lettre de Monsieur le Ministre des Finances du 3 octobre 2000, adressée à toutes les administrations communales). Cet apurement fournit en même temps l’explication de la forte hausse des droits en question pour l’année 2000 (+ 9,98 % par rapport à l’année 1999). À partir de l’année budgétaire 2001, ce facteur disparaît en grande partie, bien que au mois de janvier 2001, un boni de 5 millions euros a encore été perçu comme restant de l’opération d’apurement susmentionnée. La recette globale s’élève à 59.603.000 euros ou quelque 3,2 % plus par rapport à l’année précédente. À partir de 2002 et de même que pour les années suivantes, le rendement sera influencé négativement d’une part par la diminution de la recette de l’impôt des personnes physiques suite aux mesures gouvernementales et, d’autre part, par les dispositions découlant de la loi du 10 décembre 2001 modifiant l’article 470 du code des impôts sur les revenus 1992 afin d’améliorer la situation financière des communes (Moniteur belge du 28 décembre 2001). Concrètement, par cette mesure on reporte les frais d’administration pour 2002 à 2 % et pour les années ultérieures à 1 %. L’influence positive découle de la croissance des centimes additionnels, appliqués par les différentes communes. En tenant compte d’une croissance implicite de 5,48 % pour l’année 2002 et des dispositions de la loi du 10 dé-

DOC 50

317

2080/001

wet van 10 december 2001 (cf. supra) worden de ontvangsten voor het lopend jaar geraamd op 38.145.000 euro. Voor de daaropvolgende jaren wordt gerekend met een impliciete groei van nagenoeg 3 %. Vanaf 2003 dient ook rekening gehouden met de inwerkingtreding van artikel 2, B van de wet van 10 december 2001.

cembre 2001 (cf. supra), on évalue les recettes pour l’année en cours à 38.145.000 euros.

Art. 36.01 — IJkloon.

Art. 36.01 — Taxe de vérification des poids et mesures.


52.000 51.000 –––––––––––––– 1.000

Pour les années suivantes, on tient compte d’une croissance implicite d’à peu près 3 %. À partir de 2003, il faut tenir compte de l’entrée en vigueur de l’article 2, B de la loi du 10 décembre 2001.

Evaluation des recettes pour 2003 ............. EUR Recettes probables pour 2002 ................... EUR Augmentation .............................................. EUR

52.000 51.000 –––––––––––––– 1.000

De ontvangsten voor het jaar 2001 zijn opnieuw normaal te noemen. Voor dat jaar belopen de ontvangsten 51.236 euro. Gedurende de eerste drie maanden van het jaar 2002 situeren de vastgestelde rechten zich op een gelijkaardig niveau (groei : + 0,38 %) als in de overeenkomstige periode van 2001. In de hypothese dat eenzelfde invorderingspercentage wordt gerealiseerd, kan de ontvangst geraamd worden op 51.431 euro. Voor de periode 2003-2006 is getipt op eenzelfde groeipercentage (+ 0,38 %), wat resulteert in een ontvangst van gemiddeld 52.000 euro.

Disposition légale : les lois des 1 er octobre 1855 et 1er août 1922. Provisoirement, une nouvelle indexation n’est pas prévue. Les recettes nettes se rapportent directement aux montants enrôlés. Les recettes pour l’année 2000 se chiffrent à 3.000 euros, ce qui se situe à un niveau beaucoup plus bas que les 40.000 euros perçus en cours de l’année 1999. Les recettes pour l’année 2001 sont à nouveau normales. Pour cette année-là, les recettes atteignent 51.236 euros. Au cours des trois premiers mois de l’année 2002, les droits constatés se situent à un niveau comparable (croissance : + 0,38 %) à celui de la même période en 2001. Dans l’hypothèse de réalisation d’un même pourcentage de perception, on peut estimer les recettes à 51.431 euros. Pour la période 2003-2006, il est tablé sur un même pourcentage de croissance (+ 0,38 %), ce qui a pour résultat une recette d’environ 52.000 euros.

Art. 37.01 — Nalatigheidsinteresten (ten laste van de bedrijven en van de gezinnen).

Art. 37.01 — Intérêts de retard (à charge des entreprises et des ménages).



Wettelijke basis : wetten van 1 oktober 1855 en van 1 augustus 1922. Voorlopig is niet voorzien in een nieuwe indexering. De netto-ontvangsten zijn recht evenredig met de ingekohierde bedragen. De ontvangsten voor het jaar 2000 belopen 3.000 euro, wat heel wat lager ligt dan de 40.000 euro, ontvangen in het jaar 1999.


33.149.000 32.499.000 –––––––––––––– 650.000

Wettelijke basis: de artikelen 414 tot 417 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 beheersen deze materie. De laatste wijziging is bewerkstelligd door de wet houdende fiscale en andere bepalingen van 22 december 1998 (Belgische Staatsblad van 15 januari 1999 — artikelen 47, 48 en 80, § 30). Deze bepalingen zijn in werking getreden op 1 januari 1999. Bovendien dient aangestipt dat, in uitvoering van het koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 4, § 6 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van Gemeenschappen en Gewesten (Belgisch Staatsblad van 8 juli 1999 — 1e editie), de

Diminution ................................................... EUR

33.149.000 32.499.000 –––––––––––––– 650.000

Dispositions légales : les articles 414 à 417 du Code des impôts sur les revenus 1992 dominent cette matière. La dernière modification a été effectuée dans la loi du 22 décembre 1998 portant des dispositions fiscales et autres ( Moniteur Belge du 15 janvier 1999 — articles 47, 48, et 80 § 30). Ces dispositions sont entrées en vigueur le 1er janvier 1999. Entre autre, il convient de signaler que par application de l’arrêté royal portant exécution de l’article 4, § 6, de la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des Communautés en des Régions (Moniteur Belge du 8 juillet 1999 — 1re édition), les intérêts de retard et

318

nalatigheidsinteresten en de terugbetaalde moratoriuminteresten met betrekking tot de gewestelijke belastingen toekomen aan de Gewesten. Het betreft hier interesten inzake Spelen en Weddenschappen, automatische ontspanningstoestellen en de onroerende voorheffing. Met de bijzondere wet van 13 juli 2001 tot herfinanciering van de gemeenschappen en uitbreiding van de fiscale bevoegdheden van de gewesten evenals het koninklijk besluit van 3 februari 2002 tot uitvoering van artikel 4, § 5 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten zullen voortaan ook de interesten, geheven in het kader van de belastingen bedoeld in artikel 5, 10°, 11° en 12° van de bovenvermelde wet aan de gewesten worden overgemaakt. De ontwikkeling van de ontvangsten inzake de nalatigheidsinteresten vertoont een vrij volatiel verloop. Er treden daarbij zowel schommelingen op in de brutoontvangsten als de teruggaven. Ook het jaar 2000 ontsnapt niet aan deze vaststelling. De opbrengst van de moratoire interesten loopt terug tot 35,9 miljoen euro of een procentuele daling met liefst 19,86 %. Vooral de forse toename van de ontheffingen (+ 8,8 miljoen euro) beïnvloedt de huidige trend. In 2001 zijn de nalatigheidsinteresten teruggevallen tot op 12 % van het niveau behaald in het jaar 2000. De bruto-ontvangsten zijn in 2001 op niveau gebleven (101.055.385 euro of een groei met 2,52 %). Daarentegen zijn vooral de teruggaven pijlsnel verhoogd (+ 53,93 %). Deze ontheffingen vinden voornamelijk hun oorzaak in de aanzuivering van de geschillendossiers inzake de directe belastingen. Probleem hierbij is het inschatten van de omvang van de ontheffingen. Deze variëren immers van geval tot geval, met substantiële ontvangstenschommelingen tot gevolg. Zo dient bijvoorbeeld voor 2001 rekening gehouden met een ontheffing van liefst 17,4 miljoen euro in één dossier. Daarnaast zijn er nog een paar uitzonderlijke teruggaven geweest waardoor de ontvangst in 2001 is teruggevallen tot amper 4.577.574 euro in netto-termen. Dit is dus zowat 12 % van het niveau, behaald in het jaar 2000. Voor 2002 is gecorrigeerd voor de uitzonderlijke teruggaven. Daardoor stijgen de netto-ontvangsten opnieuw tot 32.499.000 euro. Voor de periode 2003-2006 is getipt op een lichte groei van de ontvangsten, gezien de teruggaven zich wellicht op een relatief hoog niveau zullen handhaven.

DOC 50

2080/001

les intérêts moratoires remboursés, afférents aux impôts régionaux, reviennent aux Régions. Il s’agit, en l’espèce, des intérêts en matière de jeux et paris, d’appareils automatiques de divertissement, et de précompte immobilier. Par la loi spéciale du 13 juillet 2001 portant refinancement des communautés et extension des compétences fiscales des régions de même que l’arrêté royal du 3 février 2002 portant exécution de l’article 4, § 5, de la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des Communautés et des Régions, les intérêts perçus dans le cadre des impôts visés à l’article 5, 10°, 11° et 12° de la loi susmentionnée seront dorénavant attribués aux Régions. L’évolution des recettes concernant les intérêts de retard démontre un mouvement très volatil. Il se manifeste, à cet égard, des fluctuations tant au niveau des recettes brutes que des restitutions. L’année 2000 n’échappe pas non plus à cette constatation. Le produit des intérêts moratoires a diminué jusqu’à 35,9 millions d’euros, soit une baisse exprimée en pourcentage de 19,86 % ! C’est essentiellement la forte hausse des dégrèvements (+ 8,8 millions d’euros) qui influence la tendance actuelle. En 2001, les intérêts de retard sont redescendus à 12 % du niveau en 2000. Les recettes brutes sont restées à niveau en 2001 (101.055.385 euros, soit une croissance de 2,52 %). Par contre, ce sont surtout les remboursements qui ont connu une croissance très rapide (+ 53,93 %). Ces dégrèvements trouvent principalement leur cause dans l’apurement des dossiers-contentieux en matière d’impôts directs. Le problème ici est l’estimation du volume des dégrèvements. En effet, ceux-ci varient au cas par cas, avec pour conséquence des fluctuations substantielles des recettes. Ainsi, par exemple, il convient de tenir compte pour 2001 d’un dégrèvement de près de 17,4 millions d’euros dans un seul dossier. En outre, une série de remboursements exceptionnels a encore eu lieu, provoquant ainsi un recul de la recette en 2001 à seulement 4.577.574 d’euros en termes nets. Cela représente donc environ 12 % du niveau atteint en 2000. Pour l’année 2002, une correction a été effectuée en raison des remboursements exceptionnels. Ainsi, les recettes nettes augmentent à nouveau jusqu’à 32.499.000 d’euros. Pour la période 2003-2005, une légère croissance des recettes est escompté, vu que les remboursements se maintiendront à un niveau relativement élevé.

DOC 50

319

2080/001

Een inzicht in de interesten op de gewestelijke belastingen wordt verschaft in de onderstaande tabel :

Belastingsoort

Ontvangsten 2001 (1 ) — Recettes 2001 (1 )

Un aperçu des intérêts des impôts régionaux est présenté dans le tableau ci-dessous : Aangenomen raming 2002 (1 ) — Estimation adoptée 2002 (1 )

Nature de l’impôt

Verkeersbelasting ............................................ Belasting op de inverkeerstelling ..................... Eurovignet ........................................................ Spelen en weddenschappen ........................... Automatische ontspanningstoestellen ............. Onroerende voorheffing ...................................

— — — 100,47 53,13 – 69,67

P.M. P.M. P.M. 102 54 0

Taxe de circulation. Taxe de mise en circulation. Eurovignette. Jeux et paris. Appareils automatiques de divertissement. Précompte immobilier.

TOTAAL ...........................................................

83,93

156

TOTAL.

_______________ (1 ) In duizend euro.

_______________ (1 ) En milliers d’euros.

De interesten inzake verkeersbelasting, belasting op de inverkeerstelling en de interesten op het Eurovignet zijn nog pro-memorie. Immers, na drie maanden zijn er nog geen interesten geboekt zodat de opmaak van een meer accurate raming pas later mogelijk is.

Les intérêts en matière de taxe de circulation, taxe de mise en circulation et eurovignette ne sont encore mentionnés que pour mémoire. En effet, après trois mois on n’a encore enregistré aucun intérêt, de sorte que le réalisation d’une estimation plus précise ne sera possible que plus tard.

Art. 37.02 — Retributiegelden wegens vervolgingen.

Art.37.02 — Rétributions du chef de poursuites.

Raming der ontvangsten voor 2003 : – 999.000 euro, zoals voor 2002.

Evaluation des recettes pour 2003 : -999.000 euros, comme pour 2002.

Wettelijke basis : de artikel 173, 2e lid van het koninklijk besluit tot uitvoering van het wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ( Belgisch Staatsblad van 13 september 1993). Er worden geen indexaties toegepast. De bruto-ontvangsten verminderen gestadig doordat de administratie niet langer beroep doet op belastingdeurwaarders om de gerechtelijke vervolgingen in te stellen. De ontheffingen daarentegen zullen naar verwacht nog een tijdje aanhouden. De evolutie 1999-2001 brengt daar immers de bevestiging van. De resultante van de hierboven geschetste ontvangstenstructuur verklaart dan ook de negatieve evolutie van de ontvangsten voor de periode 2002-2006. Voorzichtigheidshalve worden deze geacht zich te stabiliseren rond de 1.000.000 euro.

Disposition légale : article 173, alinéa 2, de l’arrêté royal d’exécution du Code des impôts sur les revenus 1992 ( Moniteur belge du 13 septembre 1993). Aucune indexation n’est appliquée. Les recettes brutes diminuent constamment du fait que l’administration ne fait plus appel à des huissiers des contributions pour entamer des poursuites judiciaires. En revanche, les dégrèvements se maintiendront probablement encore pendant quelque temps. En effet, l’évolution 1999-2001 en apporte la confirmation. La résultante de la structure des recettes esquissée ci-avant explique également l’évolution négative des recettes pour la période 2002-2006. Par précaution, celles-ci sont estimées à se stabiliser autour de 1.000.000 d’euros.

320

DOC 50

2080/001

§ 4. ADMINISTRATIE DER DOUANE EN ACCIJNZEN

§ 4. ADMINISTRATION DES DOUANES ET ACCISES

Art. 16.01 — Retributies voor bijzondere dienstprestaties.

Art. 16.01 — Rétributions pour prestations de service spéciales.




7.400.000 7.437.000 –––––––––––––– 37.000

Diminution ................................................... EUR

7.400.000 7.437.000 –––––––––––––– 37.000

Wettelijke basis : artikelen 17 en 208 van de algemene wet inzake douane en accijnzen van 1977. Enerzijds betreft het hier in hoofdzaak de opbrengst over de verkoop in de ontvangkantoren van de administratieve drukwerken. Anderzijds betreft deze raming ook retributies voor bijzondere dienstprestaties : artikelen 17 en 208 van de Algemene Wet inzake douane en accijnzen. Bij het vaststellen van de vermoedelijke ontvangsten voor 2002 van 7.437.000 euro werd rekening gehouden met de ontvangsten van de vorige jaren. Daarbij werd ook rekening gehouden met de impact van Ministerieel Besluit tot vaststelling van de retributies voor bijzondere prestaties voor de tussenkomst verricht door ambtenaren der douanes en accijnzen, dat per 1 november 1998 in werking is getreden. Fundamenteel hebben de retributies voor bijzondere prestaties als oogmerk een gedeelte van de kosten voor de controle door de economische operatoren te laten dragen. De aanpassing van de nomenclatuur van de bijzondere prestaties waaraan retributies verbonden, laten daarenboven toe de wijzigingen vast te stellen van de economische activiteit of de controlemodaliteiten teneinde enkele procedures aan te moedigen (vereenvoudigde procedures, vereenvoudiging bij vertrek en aankomst, …) of in het ontmoedigen van sommige tijdrovende praktijken (zorgeloos opstellen van de aangiften, …).

Disposition légale : articles 17 et 208 de la loi générale en matière de douanes et accises de 1977. D’une part, il s’agit ici principalement de la recette provenant de la vente d’imprimés administratifs dans les bureaux de recettes. D’autre part, cette estimation concerne aussi les rétributions pour prestations spéciales de services.

Art. 16.02 — Inningskosten terugbetaald door de Europese Gemeenschap ten laste van de voor haar rekening geïnde ontvangsten en waarvan een gedeelte moet worden afgestaan aan andere Lidstaten.

Art. 16.02 — Frais de perception remboursés par la Communauté européenne à charge des recettes effectuées pour leur compte et dont une partie doit être rétrocédée aux autres États-membres.


30.243.000 20.804.000 –––––––––––––– Vermeerdering ............................................ EUR 9.439.000


Wettelijke basis : besluit van de Raad van 24 juni 1988 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen (88/376, EEG, EURATOM) (Belgisch Staatsblad van 5 januari 1989). De administratie der douane en accijnzen stelt vast dat de Franse vestiging van Toyota Motor Europe Marketing & Engineering de procedure van de enige vergunning heeft opgestart in 2001. Bovendien onderhan-

Disposition légale : arrêté du Conseil du 24 juin 1988 concernant le système des moyens propres des Régions (88/376, CEE, EURATOM) (Moniteur belge du 5 janvier 1989). L’Administration des douanes et accises constate que l’établissement français de Toyota Motor Europe Marketing & Engineering a démarrer la procédure de l’autorisation unique au cours de l’année 2001. De plus,

Pour la détermination des recettes probables en l’an 2002 de 7.437.000 euros, il a été tenu compte des recettes des années antérieures. En outre, il a aussi été tenu compte de l’impact de l’Arrêté ministériel concernant les rétributions pour prestations spéciales ou pour l’intervention opérée par les agents des douanes et accises, qui est entré en application le 1er novembre 1998. Fondamentalement, les rétributions pour prestations spéciales visent à faire supporter par les opérateurs économiques une partie des coûts du contrôle. L’adaptation de la « nomenclature » des prestations faisant l’objet de rétributions permet, en outre, à l’administration de rencontrer les changements dans la nature de l’activité économique ou dans les modalités de contrôle afin d’encourager certaines procédures (procédures simplifiées, domiciliation, ...) ou de décourager certaines pratiques (négligence dans l’établissement des déclarations, ...).


30.243.000 20.804.000 –––––––––––––– 9.439.000

DOC 50

321

2080/001

delt de Administratie der douane en accijnzen in 2002 met de vestigingen van Toyota en Honda in het Verenigd Koninkrijk. De onderhandelingen met de vestigingen in Zweden zullen niet voor 31 december 2002 zijn afgerond, zodat het systeem enige vergunning slechts in 2003 kan worden opgestart.

l’Administration des douanes et accisesnégocie en 2002 avec les établissements de toyota et Honda au Royaume-Uni. Les négociations avec les établissements en Suède ne seront pas terminées avant le 31 décembre 2002, de sorte que la procédure de l’autorisation unique ne pourra débuter que dans le courant de l’an 2003.

Art. 36.01 — Nalatigheidsinteresten.

Art. 36.01 — Intérêts de retard.


Evaluation des recettes pour 2003 : 1.400.000 euros, comme pour 2002.

Wettelijke basis : artikel 311 van de algemene wet inzake douane en accijnzen. Bij het vaststellen der vermoedelijke ontvangsten van 1.400.000 euro voor 2003, werd rekening gehouden met de ontvangsten voor de vorige drie jaren.

Disposition légale : article 311 de la loi générale en matière de douanes et accises. Pour la détermination des recettes probables de 1.400.000 euros pour l’an 2003, il a été tenu compte des recettes des trois années antérieures.

§ 5. ADMINISTRATIE VAN HET KADASTER

§ 5. ADMINISTRATION DU CADASTRE

Art. 16.01 — Ontvangsten voor de uitreiking van kadastrale uittreksels of andere kadastrale bescheiden (wet van 20 december 1867).

Art. 16.01 — Recettes du chef de la délivrance d’extraits ou autres documents cadastraux.




11.400.000 11.000.000 –––––––––––––– 400.000



11.400.000 11.000.000 –––––––––––––– 400.000


De ontvangst gebeurt uit hoofde van de afgifte van kadastrale uittreksels en andere kadastrale documenten.

Recettes du chef de la délivrance d’extraits cadastraux et autres documents cadastraux.



De ontvangst is gebaseerd op volgende reglementaire beschikkingen met datum van wijziging : — artikel 504 van het Wetboek op de inkomstenbelasting 1992; — koninklijk besluit van 19 maart 1996 tot vaststelling van de vergeldingen en de nadere regels voor de afgifte van kadastrale uittreksels en inlichtingen; — voorstel tot nieuw koninklijk besluit houdende een verhoging van de tarieven voor de afgifte van kadastrale uittreksels en inlichtingen. 3. Paramaters en berekeningswijze De raming van de ontvangst werd gedaan op basis van : — de evolutie van de voormelde ontvangst gedurende de laatste 3 jaar; — een eventuele vermindering van de reglementaire tarieven ten gunste van de notarissen in het kader van

La recette est basée sur les dispositions réglementaires suivantes avec la date de modification. — Article 504 du Code des impôts sur les revenus 1992. — Arrêté royal du 19 mars 1996 fixant les rétributions dues et les modalités à appliquer pour la délivrance d’extraits et de renseignements cadastraux. — Nouvelle proposition d’un arrêté royal avec augmentation des tarifs pour la délivrance des extraits cadastraux et renseignements. 3. Paramètres et mode de calcul L’estimation de la recette a été faite sur base : — de l’évolution de ladite recette durant les trois dernières années; — d’une éventuelle réduction des tarifs réglementaires en faveur des notaires dans le cadre d’un accord de

322

een akkoord tot samenwerking en uitwisseling van informatie gesloten in toepassing van artikel 13 van het voormeld koninklijk besluit; — een verhoging van de tarieven met respectievelijk 6 % (2002 ?) en 10 % (2003 ?) ten gevolge van het in werking treden van het nieuw koninklijk besluit tot vaststelling van de vergeldingen en de nadere regels voor de afgifte van kadastrale uittreksels en inlichtingen.

4. Indexatie De ontvangst is niet geïndexeerd. Een wijziging van de tarieven met betrekking tot de afgifte van de kadastrale uittreksels is in voege getreden op 1 mei 1996 voor de duur van 5 jaar krachtens het koninklijk besluit van 19 maart 1996. Bij het aflopen van deze periode moeten de tarieven worden aangepast (zie blok verantwoording berekeningswijze raming). De wettelijke basissen betreffende de afgifte van kadastrale uittreksels werden gewijzigd vanaf 1 mei 1996 (datum van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit van 19 maart 1996 tot opheffing van het koninklijk besluit van 19 februari 1981). 5. Evolutie De belangrijkste elementen waarmee de evolutie van de ontvangsten betreffende de kadastrale uittreksels zijn verbonden, waren voornamelijk : — het aantal onroerende transacties; — het aantal aanvragen om kadastrale uittreksels (+ 6 % in 1999); — de wettelijke of reglementaire beschikkingen die een kadastraal uittreksel vereisen. Benevens de elementen waarvan sprake hieronder, heeft de aanpassing van de tarieven betreffende de kadastrale uittreksels, sinds 1 mei 1996, een verhoging toegelaten van de ontvangsten met 80 %. Daarenboven heeft de toepassing van de volgende besluiten een verhoging van het aantal aanvragen om kadastrale uittreksels tot gevolg gehad : — het besluit van de Vlaamse executieve van 13 juli 1983, verschillende malen gewijzigd, betreffende de studietoelagen voor hoger onderwijs; — de wetgeving betreffende de indiening van aanvragen voor bouwen verkavelingsvergunningen (cf. het Vademecum betreffende de aanvragen voor de bouwen verkavelingsvergunningen, uitgegeven door de AROHM); — het besluit van de Vlaamse executieve van 18 december 1992 houdende instelling van een aanpassingsen verbeteringspremie voor woningen, gewijzigd door het besluit van 29 juni 1994; — het besluit van de Vlaamse executieve van 3 februari 1993 houdende instelling van een tegemoetkoming tussenkomst in de last van hypothecaire leningen aangegaan om een huis te bouwen, te kopen of te renoveren;

DOC 50

2080/001

collaboration et d’échange d’informations conclu en application de l’article 13 de l’arrêté royal précité; — une augmentation des tarifs respectivement de 6 % (2002 ?) et 10 % (2003 ?) suite à l’entrée en vigueur du nouvel arrêté royal fixant les rétributions dues et les modalités à appliquer pour la délivrance d’extraits et de renseignements cadastraux.

4. Indexation La recette n’est pas indexée. Une modification des tarifs relatifs à la délivrance des extraits cadastraux est intervenue le ler mai 1996 pour une durée de 5 ans en vertu de l’arrêté royal du 19 mars 1996. À l’expiration de cette période, les tarifs seront de nouveau à adapter (voir bloc justification mode de calcul pour l’estimation). Les bases légales relatives à la délivrance d’extraits cadastraux ont été modifiées à partir du 1er mai 1996 (date d’entrée en vigueur de l’arrêté royal du 19 mars 1996 abrogeant l’arrêté royal du 19 février 1981).

5. Évolution Les principaux facteurs auxquels était liée l’évolution des recettes en matière d’extraits cadastraux étaient essentiellement : — le nombre de transactions immobilières; — le nombre de demandes d’extraits cadastraux (+ 6 % en 1999); — les dispositions légales ou réglementaires qui nécessitent un extrait cadastral. Depuis le 1er mai 1996, outre les facteurs dont question ci-dessus, l’adaptation des tarifs en matière d’extraits cadastraux a permis une augmentation des recettes de ± 80 %. En outre, l’application des arrêtés suivants a entraîné une augmentation du nombre de demandes d’extraits cadastraux : — l’arrêté de l’exécutif flamand du 13 juillet 1983, plusieurs fois modifié, en matière de bourse d’étude dans l’enseignement supérieur; — la législation relative à l’introduction de demandes de permis de bâtir ou de lotir (cf. le Vade-mecum des demandes de permis de bâtir et de lotir, édité par AROHM); — l’arrêté de l’exécutif flamand du 18 décembre 1992 instaurant une prime d’adaptation et une prime d’amélioration pour les habitations, modifié par l’arrêté du 29 juin 1994; — l’arrêté de l’exécutif flamand du 3 février 1993 instaurant une intervention dans la charge de prêts hypothécaires contractés pour construire, acheter ou rénover une habitation, modifié par l’arrêté du 29 juin 1994;

DOC 50

323

2080/001

— het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke regering van 23 november 1993 betreffende openbare onderzoeken en de speciale regelen van openbaarmaking inzake stedebouw en leefmilieu; — het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 1996 houdende vaststelling van het Vlaamse reglement betreffende de bodemsanering.

— l’arrêté du gouvernement de la Région « Bruxelles-capitale » du 23 novembre 1993 relatif aux enquêtes publiques et aux mesures particulières de publicité en matière d’urbanisme et d’environnement; — l’arrêté du gouvernement flamand du 5 mars 1996 fixant le règlement flamand relatif à l’assainissement du sol.

§ 6. DIVERSE ADMINISTRATIES

§ 6. DIVERSES ADMINISTRATIONS

Art. 16.01 — Diverse opbrengsten. Verkoop van publicaties, drukwerken, enz.

Art. 16.01 — Produits divers. Ventes de publications, imprimés, etc ...




6.666.000 6.376.000 –––––––––––––– 290.000


6.657.000 6.385.000 –––––––––––––– 272.000

a) Opbrengst van het recht van inlassing in het Bulletin der met verzet aangetekende waarden

a) Produit du droit d’insertion au Bulletin des Oppositions



Wettelijke basis : artikel 4 van de wet van 22 juli 1991 op de ongewilde buitenbezitstelling van de effecten aan toonder en op basis van artikel 6 van het koninklijk besluit van 5 augustus 1992 tot regeling van de publikatie van het Bulletin der met verzet aangetekende waarden.

Dispositions légales : article 4 de la loi du 22 juillet 1991 relative à la dépossession involontaire des titres au porteur et article 6 de l’arrêté royal du 5 août 1992 réglant la publication du Bulletin des Oppositions.

b) Opbrengst van de abonnementen op het Bulletin der met verzet aangetekende waarden en van de verkoop per nummer

b) Produit des abonnements au Bulletin des Oppositions et de la vente au numéro



Wettelijke basis : artikel 6 van het koninklijk besluit van 5 augustus 1992 tot regeling van de publikatie van het Bulletin der met verzet aangetekende waarden.

Disposition légale : article 6 de l’arrêté royal du 5 août 1992 réglant la publication du Bulletin des Oppositions.

c) Opbrengst van de verkoop van documenten en drukwerken van de Administratie der douane en accijnzen

c) Produit de la vente de documents et imprimés de l’Administration des Douanes et Accises




527.000 518.000 –––––––––––––– 9.000

Wettelijke basis : — ministerieel besluit van 11 februari 1991 betreffende de aangiften inzake Douane en Accijnzen (Belgische staatsblad van 14 maart 1991). — koninklijk besluit van 27 december 1993 betreffende de verificatie van het regelmatig aanwezig zijn van motorrijtuigen voor wegvervoer ( Belgische staatsblad van 22 januari 1994);


527.000 518.000 –––––––––––––– 9.000

Dispositions légales : — arrêté ministériel du 11 février 1991 relatif aux déclarations des douanes et accises (Moniteur belge du 14 mars 1991) — arrêté royal du 27 décembre 1993 relatif à la vérification de la situation régulière des véhicules routiers à moteur (Moniteur belge du 22 janvier 1994);

324

DOC 50

— ministerieel besluit van 20 januari 1994 dat de afgiftemodaliteiten bepaalt van de vergunningen die de importeurs, monteurs of bouwers van motorvoertuigen voor wegvervoer machtigen om de vignetten die bij de aanvragen om inschrijving moeten worden gevoegd, als bewijs van het regelmatig aanwezig zijn van motorrijtuigen voor wegvervoer, zelf op te stellen (Belgische Staatsblad van 26 februari 1994). d) Diverse opbrengsten Raming der ontvangsten voor 2003 ........... EUR Vermoedelijke ontvangsten voor 2002 ....... EUR Vermeerdering ............................................ EUR

2080/001

— arrêté ministériel du 20 janvier 1994 fixant les modalités de délivrance d’autorisations permettant aux importateurs, assembleurs ou constructeurs de véhicules routiers à moteur de libeller eux-même les vignettes à joindre aux demandes d’immatriculation pour justifier la situation régulière de véhicules routiers à moteur (Moniteur belge du 26 février 1994).

d) Produits divers 5.950.000 5.669.000 –––––––––––––– 281.000


5.950.000 5.669.000 –––––––––––––– 281.000

Wettelijke basis: het Wetboek van de Inkomstenbelastingen (artikels 320 en 320bis) en de ministeriële uitvoeringsbesluiten (ministerieel besluit van 17 besluit 1998, van 30 december 1998). De ontvangsten stemmen overeen met de overschrijvingen verricht door de rekenplichtige op de rekening van de Thesaurie. De Uittreksels 38 vormen het bewijs ervan. De Directeur-generaal van de Directe Belastingen besliste op 16 maart 1994 de prijs van de documenten elk jaar aan te passen aan de stijging van de index van de consumptieprijzen.

Dispositions légales : le Code d’impôts sur les revenus (art.320 et 320bis) et l’arrêté ministériel d’exécution (Arrêté ministériel du 17 décembre 1998, Moniteur belge du 30 décembre 1998). Les réalisations correspondent aux versements effectués par le comptable à la Trésorerie. Les extraits 38 en sont la preuve.

e) Vergoeding verschuldigd voor het ontvangen van een bestuursdocument (koninklijk besluit van 30 augustus 1996)

e) Indemnité due en cas de délivrance d’une copie d’un document administratif (arrêté royal du 30 août 1996)

Raming der ontvangsten voor 2003 : nihil, zoals voor 2002. Het gaat hier om een ontvangst van de Administratie van de pensioenen.

Evaluation des recettes pour 2003 : néant, comme pour 2002 Il s’agit de recettes de l’Administration des Pensions.

HOOFDSTUK 19

CHAPITRE 19

REGIE DER GEBOUWEN

REGIE DES BATIMENTS

Art. 27.01 — Dividend verschuldigd aan de Staat afkomstig van de NV Sopima.

Art. 27.01 — Dividende revenant à l’État en provenance de la SA Sopima.



— 4.958.000 –––––––––––––– Vermindering ............................................... EUR 4.958.000

Par décision du Directeur général des Contributions Directes en date du 16 mars 1994, les prix de livraisons seront adaptés chaque année en fonction de l’augmentation de l’indice des prix à la consommation et ce à partir de 1995.

Diminution ................................................... EUR

— 4.958.000 –––––––––––––– 4.958.000

DOC 50

325

2080/001

HOOFDSTUK 21

CHAPITRE 21

PENSIOENEN

PENSIONS

Art. 34.01 — Nietigverklaring van ten onrechte geordonnanceerde pensioentermijnen na het overlijden (Ontvangsten toegewezen aan het programma 21-51-1).

Art. 34.01 — Annulation d’arrérages de pensions ordonnancées indûment après décès (Recettes affectées au programme 21-51-1).




3.500.000 3.718.000 –––––––––––––– 218.000


Diminution ................................................... EUR

3.500.000 3.718.000 –––––––––––––– 218.000


Nietigverklaring van ten onrechte geordonnanceerde pensioentermijnen na het overlijden 2. Wettelijke of reglementaire basis der ontvangsten Recuperatie van achterstallen die onverschuldigd betaald werden inzake overlevingspensioenen. 3. Parameters en wijze van berekening Het bedrag van 3.500.000 euro is een extrapolatie van de geconstateerde algemeen dalende evolutie van deze ontvangsten. 4. Indexering of actualisatie van de ontvangst

Annulation d’arrérages de pension ordonnancés indûment après décès. 2. Bases légales ou réglementaires de la recette Récupérations d’arrérages payés indûment en matière de pensions de survie. 3. Paramètres et mode de calcul Le montant de 3.500.000 euro est une extrapolation de l’évolution dégressive de ces recettes.

4. Indexation ou autre actualisation de la recette

De evolutie van de annulaties heeft een eerder onregelmatig patroon.

L’évolution des annulations est plutôt irrégulière et imprévisible.

5. Verantwoording van de wijzigingen ten opzichte van de verwezenlijkingen van de laatste drie jaren

5. Justification des modifications par rapport aux réalisations des trois dernières années

De evolutie van de annulaties kent een eerder onregelmatig patroon.

L’évolution des annulations est plutôt irrégulière et imprévisible.

Art. 37.01 — Afhouding van 7,5% op de wedden (Ontvangsten toegewezen aan het programma 21-51-1).

Art. 37.01 — Retenue de 7,5% sur les traitements (Recettes affectées au programme 21-51-1).




871.060.000 934.136.000 –––––––––––––– 63.076.000

Diminution ................................................... EUR

871.060.000 934.136.000 –––––––––––––– 63.076.000



Afhouding van 7,5 % op de wedden.

Retenue de 7,5 % sur les traitements.

2. Wettelijke of reglementaire basis der ontvangsten

2. Bases légales ou réglementaires de la recette

Persoonlijke en verplichte bijdrage op de wedden, ingehouden met toepassing van de artikelen 60 en 61 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen.

Contribution personnelle et obligatoire sur les traitements, prélevée en application des articles 60 et 61 de la loi du 15 mai 1984 portant mesures d’harmonisation dans les régimes de pensions.

326

DOC 50

3. Parameters en wijze van berekening De raming gebeurde in mei 2002. Aldus waren voor 2002 de gegevens van de ontvangsten van de eerste vier maanden beschikbaar. Voor elk van de diverse deelontvangsten werd als volgt tewerkgegaan : — vaststelling van de werkelijke ontvangsten van januari 2002 tot en met april 2002; — de werkelijke ontvangsten van april 2002 worden geëxtrapoleerd naar het gehele jaar 2002; — om de ontvangsten van 2003 te ramen worden de geraamde ontvangsten van 2002 vervolgens aangepast aan de voor 2003 van toepassing zijnde gemiddelde indexcoëfficiënt en vervolgens vermenigvuldigd met een coëfficiënt (bij voorbeeld 1,01 of 0,99, enz…) alnaargelang de in 2003 verwachte evolutie van het volume. Het totaal van alle geschatte deelontvangsten vormt dan de verwachte opbrengst voor dit ontvangstenartikel. 4. Indexering of actualisatie van de ontvangst

2080/001

3. Paramètres et mode de calcul L’estimation a été effectué en mai 2002. Pour 2002 les recettes des quatre premiers mois étaient disponibles. Chaque parts de recettes a été estimé comme suit : — détermination des recettes réalisées de janvier 2002 jusqu’à avril 2002; — les recettes réalisées en avril 2002 sont extrapolées pour toute l’année 2002; — puis, les recettes estimées sont désindexées et puis elles sont multipliées par le coefficient de l’index moyen applicable pour l’année budgétaire 2003 et par un coefficient (par exemple 1,01 ou 0,99, etc…) selon l’évolution prévue en ce qui concerne le volume.

Le total de tous les parts de recettes estimés est égale au revenue prévu pour cet article de recettes. 4. Indexation ou autre actualisation de la recette

De evolutie van de ontvangsten volgt de evolutie van de weddenmassa van de vastbenoemde of daarmee gelijkgestelde personeelsleden van de openbare sector waarvan een persoonlijke bijdrage van 7,5 % bestemd is voor het Fonds voor overlevingspensioenen. De vermindering van de ontvangsten in 2003 wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door het feit dat vanaf 1 januari 2003 de persoonlijke bijdrage op de wedden van de gewezen rijkswacht, evenals deze op de wedden van het personeel van BIAC en Belgacom niet meer in het Fonds voor overlevingspensioenen dienen te worden gestort.

L’évolution des recettes est liée à l’évolution de la masse salariale du personnel statutaire ou y assimilé du secteur public dont une contribution personnelle de 7,5 % est destinée pour le Fonds des pensions de survie. La diminution est principalement causée par le fait qu’à partir du 1er janvier 2003, cette cotisation personnelle sur les traitements des ex-gendarmes, et du personnel de BIAC et de Belgacom ne doît plus être versée dans le Fonds des pensions de survie.



Zie 4.

Voir 4.

Art. 37.03 — Afhouding van 0,5 % op de rustpensioenen (Ontvangsten toegewezen aan het programma 21-51-1).

Art. 37.03 — Retenue de 0,5 % sur les pensions de retraite (Recettes affectées au programme 21-51-1).




24.485.000 25.426.000 –––––––––––––– 941.000

Diminution ................................................... EUR

24.485.000 25.426.000 –––––––––––––– 941.000



Afhouding van 0,5 % op de rustpensioenen.

Retenue de 0,5 % sur les pensions de retraite.


2. Dispositions légales ou réglementaires sur lesquelles repose la recette

Persoonlijke en verplichte bijdrage op de rustpensioenen, ingehouden in toepassing van de artikelen 7 en 8 van de wet van 30 april 1958 tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs 254 en 255 van 12 maart 1936

Contribution personnelle et obligatoire sur les pensions de retraite, prélevée en application des articles 7 et 8 de loi du 30 avril 1958 modifiant les arrêtés royaux nos 254 et 255 du 22 mars 1936 unifiant les régimes de

DOC 50

327

2080/001

waarbij eenheid wordt gebracht in het regime van de pensioenen der weduwen en wezen van het burgerlijk rijkspersoneel en van de leden van het leger en van de rijkswacht en tot instelling van een begrafenisvergoeding ten gunste van de rechthebbenden van gepensioneerde rijksambtenaren. 3. Parameters en wijze van berekening Uitgangspunt zijn de realisaties van 2001. Deze worden vervolgens aangepast aan de van toepassing zijnde gemiddelde indexcoëfficiënt van 2002. Voor 2002 wordt eveneens uitgegaan van een lichte volumestijging van de pensioenmassa. Om de begrootte opbrengst voor 2003 te bekomen, wordt het geraamde bedrag voor 2002 vervolgens aangepast aan de voor de begroting 2003 aangenomen zijnde gemiddelde indexcoëfficiënt en wordt er eveneens rekening gehouden met een lichte volumestijging van de pensioenmassa. Tevens is er rekening mee gehouden dat vanaf 2003 de bovengenoemde inhouding van 0,5% op de pensioenen van BIAC en Belgacom, niet meer bestemd is voor het Fonds voor Overlevingspensioenen. 4. Indexering of actualisatie van de ontvangst

pensions des veuves et des orphelins du personnel civil de l’État et des membres de l’armée, de la gendarmerie et instituant une indemnité de funérailles en faveur des ayants droit des pensionnés de l’État.

3. Paramètres et mode de calcul Les réalisations de 2001 sont la base du calcul. Celles-ci sont liées au coefficient d’index moyen de 2002. En 2002, une légère majoration de volume de la masse de pensions est prévue. Pour obtenir le produit estimé pour 2003, le montant prévu pour 2002 est lié au coefficient d’index moyen adopté pour le budget 2003 et en tenant compte d’une légère augmentation du volume des pensions. Il a également été tenu compte du fait que le produit de cette retenue sur les pensions de retraite de Belgacom et BIAC n’est, à partir de 2003, plus destiné au Fonds des pensions de survie.


De evolutie van dit ontvangstenartikel volgt de evolutie van de pensioenmassa waarop de inhouding van 0,5 % van toepassing is.

L’évolution de cet article de recettes suit l’évolution de la massa des pensions qui fait l’objet d’une retenue de 0,5 %.



Zie 4.

Voir 4.

Art. 37.04 — Afhouding op de pensioenen die behoren tot een regime dat het emeritaat voorziet (Ontvangsten toegewezen aan het programma 21-51-1).

Art. 37.04 — Retenue sur pension relevant d’un régime prévoyant l’éméritat (Recettes affectées au programme 21-51-1).


Evaluation des recettes pour 2003 ............. EUR Recettes probables pour 2002 ..........................


25.000 24.000 –––––––––––––– 1.000

1. Aard van de ontvangst Afhouding op de pensioenen die behoren tot een regime dat het emeritaat voorziet. 2. Wettelijke of reglementaire basis der ontvangsten Afhouding op de pensioenen die behoren tot een regime dat in het emeritaat voorziet, ingehouden in toepassing van artikel 73 van de wet van 24 december 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1976-1977.


25.000 EUR –––––––––––––– 1.000

1. Nature de la recette Retenue sur pension relevant d’un régime prévoyant l’éméritat. 2. Bases légales ou réglementaires de la recette Retenue sur les pensions relevant d’un régime prévoyant l’éméritat, prélevée en application de l’article 73 de la loi du 24 décembre 1976 relative aux propositions budgétaires 1976-1977.

328

DOC 50

3. Parameters en wijze van berekening Extrapolatie op basis van de stortingen van de eerste vier maanden van 2002.

2080/001

3. Paramètres et mode de calcul Extrapolation sur la base des versements des premiers quatre mois de 2002.

4. Indexering of actualisatie van de ontvangst


Niet van toepassing.

Pas d’application.



Deze opbrengst vertoont, algemeen beschouwd, een dalende tendens.

Cette recette a, en général, une évolution dégressive.

Art. 37.05 — Valideringen voor loopbaanonderbreking (Ontvangsten toegewezen aan het programma 21-51-1).

Art. 37.05 — Validations pour interruption de carrière (Recettes affectées au programme 21-51-1).




1.070.000 1.190.000 –––––––––––––– 120.000

1. Aard van de ontvangst Vrijwillige bijdragen tot validering voor loopbaanonderbreking. 2. Wettelijke of reglementaire basis der ontvangsten Vrijwillige bijdragen bestemd om de perioden van loopbaanonderbreking aanneembaar te maken voor het pensioen, gestort in toepassing van artikel 2, § 2 van het koninklijk besluit nr 442 van 14 augustus 1986 betreffende de weerslag van sommige administratieve toestanden op de pensioenen van personeelsleden van de overheidsdiensten. 3. Parameters en wijze van berekening Raming op basis van een voorzichtige extrapolatie van de stortingen uit het verleden. 4. Indexering of actualisatie van de ontvangst De evolutie van deze ontvangst kent een eerder onregelmatig verloop. 5. Verantwoording van de wijzigingen ten opzichte van de verwezenlijkingen van de laatste drie jaren Zie 4.

Diminution ................................................... EUR

1.070.000 1.190.000 –––––––––––––– 120.000

1. Nature de la recette Contributions volontaires pour la validation des périodes d’interruption de carrière 2. Bases légales ou réglementaires de la recette Contributions volontaires destinées à valider en matière de la pension des périodes d’interruption de carrière, versées en application de l’article 2, § 2 de l’arrêté royal n° 442 du 14 août 1986 relatif à l’incidence de certaines positions administratives sur les pensions des agents des services publics.

3. Paramètres et mode de calcul Estimation sur base de l’extrapolation des versements du passé. 4. Indexation ou autre actualisation de la recette L’évolution de cette recette est plutôt irrégulière.

5. Justification des modifications par rapport aux réalisations des trois dernières années Voir 4.

DOC 50

329

2080/001

Art. 37.06 — Patronale responsabiliseringsbijdragen (Ontvangsten toegewezen aan het programma 21-51-1).

Art. 37.06 — Cotisations patronales de responsabilisation (Recettes affectées au programme 21-51-1).




48.284.000 33.754.000 –––––––––––––– 14.530.000



48.284.000 33.754.000 –––––––––––––– 14.530.000


Responsabiliseringsbijdrage ten laste van sommige werkgevers van de openbare sector. 2. Wettelijke of reglementaire basis der ontvangsten Bijzondere wet van 27 april 1994 tot instelling van een responsabiliseringsbijdrage ten laste van sommige werkgevers van de openbare sector. 3. Parameters en wijze van berekening

Contribution de responsabilisation à charge de certains employeurs du secteur public. 2. Bases légales ou réglementaires de la recette Loi spéciale du 27 avril 1994 instaurant une contribution de responsabilisation à charge de certains employeurs du secteur public. 3. Paramètres et mode de calcul

De berekeningswijze van de responsabiliseringsbijdrage voor de vanaf 2001 verschuldigde bijdragen zal fundamenteel worden gewijzigd. Er wordt voor de initiële begroting 2003 rekening gehouden met 48.284.000 euro. 4. Indexering of actualisatie van de ontvangst De evolutie van de ontvangst kent een eerder onregelmatig verloop. 5. Verantwoording van de wijzigingen ten opzichte van de verwezenlijkingen van de laatste drie jaren Zie 3. en 4.

Le mode de calcul de la contribution de responsabilisation sera revu d’une manière fondamentale pour les contributions à partir de 2001. Le budget initial 2003 retient un montant de 48.274.000 euro.

4. Indexation ou autre actualisation de la recette L’évolution de cette recette est plutôt irrégulière.

5. Justification des modifications par rapport aux réalisations des trois dernières années Voir 3. et 4.

Art. 37.07 — Patronale bijdrage van 8,86 % voor de pensioenen van de Post.

Art. 37.07 — Cotisation patronale de 8,86 % pour les pensions de La Poste.


67.275.000 69.000.000


67.275.000 69.000.000


1.725.000

Diminution ................................................... EUR

1.725.000

1. Aard van de ontvangst Patronale bijdrage van 8,86 % voor de pensioenen van De Post. 2. Wettelijke of reglementaire basis der ontvangsten Koninklijk besluit tot wijziging van de wet van 6 juli 1971 houdende oprichting van DE POST en van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, in toepassing van artikel 3, § 1, 1° en 2°, van de wet van 26 juli 1996 strek-

1. Nature de la recette Cotisation patronale de 8,86 % pour les pensions de La Poste 2. Bases légales ou réglementaires de la recette Arrêté royal portant modification de la loi du 6 juillet 1971 portant création de LA POSTE et de la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques, en application de l’article 3, § 1er, 1° et 2° de la loi du 26 juillet 1996 visant à réaliser les

330

kende tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie. 3. Parameters en wijze van berekening De voorziene vermindering van deze opbrengst spruit voort uit een daling van de bijdrageplichtige weddenmassa die als basis dient voor de afhouding. 4. Indexering of actualisatie van de ontvangst

DOC 50

2080/001

conditions budgétaires de la participation de la Belgique à l’Union économique et monétaire européenne. 3. Paramètres et mode de calcul La diminution prévue pour ce produit résulte de la diminution de la masse salariale qui forme la base de cette retenue. 4. Indexation ou autre actualisation de la recette

De evolutie van de ontvangst hangt samen met de evolutie van de bijdrageplichtige weddenmassa van De Post.

L’évolution de cette recette est liée de la masse salariale de la Poste, qui fait l’objet de la cotisation.



De dalende tendens hangt samen met het dalende aantal vastbenoemde personeelsleden bij De Post.

L’évolution dégressive est liée au nombre dégressif du personnel statutaire de la Poste.

Art. 37.08 — Provisionele voorschotten van de instellingen aangesloten bij het door de wet van 28 april 1958 ingestelde pensioenstelsel en van de instellingen voorheen aangesloten bij de wet van 28 april 1958 (artikel 12 bis) (Ontvangsten toegewezen aan het programma 21-51-5).

Art. 37.08 — Avances provisionnelles des organismes affiliés au régime de pension instauré par la loi du 28 avril 1958 et des organismes antérieurement affiliés à la loi du 28 avril 1958 (article 12bis ) (Recettes affectées au programme 21-51-5).




1. Aard van de ontvangst Voorlopige voorschotten van instellingen, aangesloten bij de pool der parastatalen en van vroeger bij deze pool aangesloten instellingen 2. Wettelijke of reglementaire basis der ontvangsten Artikel 12, §§ 1 en 3 en artikel 12bis van de voornoemde wet van 28 april 1958. 3. Parameters en wijze van berekening De voorlopige voorschotten worden bepaald op basis van de toepassing van procentuele werkgeversbijdrage op de weddenmassa van de instellingen, aangesloten bij de pool der parastatalen en op de bijdrageplichtige weddemassa van de vroeger bij deze pool aangesloten instellingen. Vóór 2002 bedroeg deze werkgeversbijdrage 23,5 %. Sinds 2002 bedraagt ze 24 %.


166.110.000 159.108.000 –––––––––––––– 7.002.000

1. Nature de la recette Avances provisionnelles des organismes affiliés au Pool des parastataux et des organismes antérieurement affiliés à ce Pool. 2. Bases légales ou réglementaires de la recette Articles 12, §§ 1er et 3, et 12bis de la loi du 28 avril 1958 précitée. 3. Paramètres et mode de calcul Les avances provisionnelles sont fixées sur base d’une pourcentage de la masse salariale des organismes affiliés au Pool des parastataux et de la masse salariale contribuable des organismes antérieurement affiliés à ce Pool. Cette cotisation patronale s’élevait à 23,5 % avant 2002, tandis que depuis 2002 elle s’élève à 24 %.

DOC 50

331

2080/001



Het verloop van de opbrengst volgt het verloop van de bovengenoemde bijdrageplichtige weddemassa.

L’évolution de cette recette retenue est liée à l’évolution de la masse salariale contribuable précitée.



Het stijgende verloop van de bovenvermelde bijdrageplichtige weddemassa.

L’évolution progressive de la masse salariale contribuable précitée.

Art. 37.12 — Aandeel van de Schatkist van het beschikbaar saldo van het Pensioenfonds van de geïntegreerde Politie (Ontvangsten toegewezen aan het programma 21-51-1).

Art. 37.12 — Part du Trésor dans le solde disponible du Fonds des Pensions de la Police intégrée (Recettes affectées au programme 21-51-1).




142.728.000 — –––––––––––––– 142.728.000

1. Aard van de ontvangst Het gedeelte van het beschikbaar saldo van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie dat bestemd is voor de Staatskas. 2. Wettelijke of reglementaire basis der ontvangsten Artikel 7, eerste en zevende lid, en artikel 41 van de wet tot oprichting van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid. 3. Parameters en wijze van berekening Het deel van het vermoedelijke saldo van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie dat wordt toegewezen aan het Fonds voor overlevingspensioenen wordt bekomen op basis van de vermoedelijke verhouding van, enerzijds, de weddenmassa voor de maand april 2001 van de gewezen rijkswacht en de gewezen gerechtelijke politie en, anderzijds, de weddenmassa voor de maand april 2001 van het geheel van de personeelsleden van de politiediensten. Voor 2003 omvat dit ontvangstenartikel eveneens de terugbetaling van de voorschotten welke door het Fonds voor overlevingspensioenen in 2001 en 2002 ter beschikking werden gesteld van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie, om de uitbetaling vanaf 1 april 2001 mogelijk te maken van de pensioenen van dit laatste fonds. 4. Indexering of actualisatie van de ontvangst Het verloop van de opbrengst volgt het verloop van de evolutie van het saldo van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie.


142.728.000 — –––––––––––––– 142.728.000

1. Nature de la recette Part du Trésor public dans le solde disponible du Fonds des pensions de la Police intégrée.

2. Bases légales ou réglementaires de la recette Article 7,alinéas 1er et 7, et article 41 de la loi portant création du Fonds des pensions de la police intégrée et portant des dispositions en matière de sécurité sociale.

3. Paramètres et mode de calcul La part du solde probable du Fonds pour les pensions de la police intégrée, revenant au Fonds des pensions de survie est égale au rapport probable entre, d’une part la masse salariale du mois d’avril 2001 de l’ex-gendarmerie et ex-police judiciaire, et d’autre part la même masse salariale du mois d’avril 2001 de l’ensemble des membres des services de police.

Pour 2003 cet article de recettes comprends également le remboursement des avances du Fonds des pensions de survie, destinées au Fonds des pensions de la police intégrée, pour payer à partir du 1er avril 2001 les pensions à charge de ce dernier fonds.

4. Indexation ou autre actualisation de la recette L’évolution de cette retenue est liée à l’évolution du solde du Fonds précité.

332

5. Verantwoording van de wijzigingen ten opzichte van de verwezenlijkingen van de laatste drie jaren Niet van toepassing.

DOC 50

2080/001

5. Justification des modifications par rapport aux réalisations des trois dernières années Pas d’application.

Art. 37.13 — Afhouding van 0,5 % tot 2 % op de pensioenen van de openbare sector (Ontvangsten toegewezen aan het programma 21-51-6).

Art. 37.13 — Retenue de 0,5 % à 2 % sur les pensions du secteur public (Recettes affectées au programme 21-51-6).




1. Aard van de ontvangst Afhouding van 0,5 % tot 2 % op de pensioenen van de openbare sector. 2. Wettelijke of reglementaire basis der ontvangsten Artikel 68, § 2 van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen. 3. Parameters en wijze van berekening Deze opbrengst hangt samen met de totale uitgaven inzake pensioenen die aan deze heffing onderworpen zijn.

Diminution ................................................... EUR

115.919.000 116.637.000 –––––––––––––– 718.000

1. Nature de la recette Retenue de 0,5% à 2% sur les pensions du secteur public 2. Bases légales ou réglementaires de la recette Article 68, § 2 de la loi du 30 mars 1994 portant dispositions sociales. 3. Paramètres et mode de calcul Cette retenue est lié au total des dépenses en matière de pensions, qui font l’objet de cette retenue.



Zie 3.

Voir 3.

5. Verantwoording van de wijzigingen ten opzichte van de verwezenlijkingen van de laatste drie jaren Niet van toepassing

5. Justification des modifications par rapport aux réalisations des trois dernières années Pas d’application.

Art. 47.01 — Overdrachten uitgevoerd in toepassing van de wet van 5 augustus 1968 tot vaststelling van een zeker verband tussen de pensioenstelsels van de openbare sector en die van de privé-sector (Ontvangsten toegewezen aan het programma 21-51-1).

Art. 47.01 — Transferts effectués en application de la loi du 5 août 1968 établissant certaines relations entre les régimes de pensions du secteur publics et ceux du secteur privé (Recettes affectées au programme 21-51-1).




1. Aard van de ontvangst Overdrachten van bijdragen, uitgevoerd ten voordele van de Staatskas.


14.000.000 12.394.000 –––––––––––––– 1.606.000

1. Nature de la recette Transferts de cotisations effectués au profit du Trésor public

DOC 50

333

2080/001

2. Wettelijke of reglementaire basis der ontvangsten Artikel 1 van de wet van 5 augustus 1968 tot vaststelling van een zeker verband tussen de pensioenstelsels van de openbare sector en die van de privé-sector. 3. Parameters en wijze van berekening Extrapolatie van de stortingen van de eerste vier maanden van 2002 en raming op basis van de geconstateerde evolutie van de opbrengst tijdens de laatste jaren.

2. Bases légales ou réglementaires de la recette Article 1er de la loi du 5 août 1968 établissant certaines relations entre les régimes de pensions du secteur public et ceux du secteur privé. 3. Paramètres et mode de calcul Extrapolation des versements des premiers quatre mois de 2002, et estimation sur base de l’évolution constatée des recettes des dernières années.





5. Verantwoording van de wijzigingen ten opzichte van de verwezenlijkingen van de laatste drie jaren De evolutie van deze opbrengst kent een eerder fluctuerend verloop.

5. Justification des modifications par rapport aux réalisations des trois dernières années L’évolution de cette recette est plutôt irrégulière.

Art. 47.02 — Terugbetalingen door derden van overlevingspensioenen of gedeelten ervan welke door de Openbare Schatkist werden uitbetaald (Ontvangsten toegewezen aan het programma 21-51-1).

Art. 47.02 — Remboursements par des tiers de pensions de survie ou parts de celles-ci payées par le Trésor public (Recettes affectées au programme 21-51-1).




1. Aard van de ontvangst Terugbetalingen door derden van overlevingspensioenen of gedeelten ervan welke door de Staatskas werden uitbetaald. 2. Wettelijke of reglementaire basis der ontvangsten Artikel 14 van de wet van 14 april 1965 tot vaststelling van een zeker verband tussen de onderscheiden pensioenregelingen van de openbare sector.

Overlevingspensioenen of gedeelten daarvan waarin de Belgische Staat gesubrogeerd is in toepassing van artikel 13, § 3 van de voormelde wet van 28 april 1958.

3. Parameters en wijze van berekening Raming op basis van waarnemingen van de opbrengsten van de vorige jaren.


18.000.000 13.634.000 –––––––––––––– 4.366.000

1. Nature de la recette Remboursements par des tiers de pensions de survie ou parts de celles-ci payées par le Trésor public.

2. Bases légales ou réglementaires de la recette Remboursements de quotes-parts relatives à des pensions de survie à charge du Trésor public effectués en application de l’article 14 de la loi du 14 avril 1965 établissant certaines relations entre les divers régimes de pensions du secteur public. Pensions ou parts de pensions de survie dans lesquelles l’État belge est subrogé en application notamment de l’article 13, § 3 de la loi du 28 avril 1958 relative à la pension des membres du personnel de certains organismes d’intérêt public et leurs ayants droit. 3. Paramètres et mode de calcul Estimation sur la base des recettes des années précédentes.

334

DOC 50

2080/001

4. Indexering of actualisatie van de ontvangst.

4. Indexation ou autre actualisation de la recette.

Niet van toepassing


5. Verantwoording van de wijzigingen ten opzichte van de verwezenlijkingen van de laatste drie jaren De evolutie van deze opbrengst kent een eerder fluctuerend verloop.


Art. 47.03 — Nietigverklaring van ten onrechte na het overlijden geordonnanceerde pensioentermijnen van gewezen personeelsleden van instellingen van openbaar nut (Ontvangsten toegewezen aan het programma 21-51-5).

Art. 47.03 — Annulation d’arrérages de pensions d’anciens agents d’organismes d’intérêt public ordonnancées indûment après décès (Recettes affectées au programme 21-51-5).




300.000 295.000 –––––––––––––– 5.000



300.000 295.000 –––––––––––––– 5.000


Nietigverklaring van ten onrechte na het overlijden geordonnanceerde pensioentermijnen van gewezen personeelsleden van instellingen van openbaar nut. 2. Wettelijke of reglementaire basis der ontvangsten Recuperatie van achterstallen die onverschuldigd betaald werden inzake rustpensioenen. 3. Parameters en wijze van berekening Raming op basis van waarnemingen van de opbrengsten van de voorgaande jaren en extrapolatie van de opbrengsten van de eerste vier maanden van 2002.

Annulation d’arrérages de pensions d’anciens agents d’organismes public ordonnancées indûment après décès. 2. Bases légales ou réglementaires de la recette Récupérations d’arrérages payés indûment en matière de pensions de retraite. 3. Paramètres et mode de calcul Estimation sur base des recettes des années antérieures et une extrapolation des recettes des premiers quatre mois de 2002.



Niet van toepassing


5. Verantwoording van de wijzigingen ten opzichte van de verwezenlijkingen van de laatste drie jaren Zie 3.

5. Justification des modifications par rapport aux réalisations des trois dernières années Voir 3.

Art. 47.04 — Terugbetalingen door derden van rustpensioenen van gewezen personeelsleden van instellingen van openbaar nut of van gedeelten ervan welke door de Openbare Schatkist werden uitbetaald (Ontvangsten toegewezen aan het programma 21-51-5).

Art. 47.04 — Remboursements par des tiers de pensions de retraite d’anciens agents des organismes d’intérêts public ou parts de celles-ci payée par le Trésor public (Recettes affectées au programme 2151-5).




18.000.000 17.848.000 –––––––––––––– 152.000


18.000.000 17.848.000 –––––––––––––– 152.000

DOC 50

335

2080/001



Terugbetalingen door derden van rustpensioenen van gewezen personeelsleden van instellingen van openbaar nut of van gedeelten ervan welke door de Staatskas werden uitbetaald 2. Wettelijke of reglementaire basis der ontvangsten Pensioenen of gedeelten van pensioenen waarin de Belgische Staat gesubrogeerd is in toepassing van artikel 13, §§ 1 en 2 van de voormelde wet van 28 april 1958. Terugbetalingen van aandelen in verband met rustpensioenen ten laste van de pool der parastatalen, uitgevoerd in toepassing van artikel 14 van de wet van 14 april 1965 tot vaststelling van een zeker verband tussen de onderscheiden pensioenregelingen van de openbare sector. 3. Parameters en wijze van berekening Raming op basis van waarnemingen van de opbrengsten van de vorige jaren.

Remboursements par des tiers de pensions de retraite d’anciens agents des organismes d’intérêt public ou parts de celles-ci payées par le Trésor public.

2. Bases légales ou réglementaires de la recette Pensions ou parts de pensions dans lesquelles l’État belge est subrogé en application de l’article 13, § 1 et 2 de la loi du 28 avril 1958 précitée. Remboursements de quotes-parts relatives à des pensions de retraite à charge du pool des parastataux effectués en application de l’article 14 de la loi du 14 avril 1965 établissant certaines relations entre les divers régimes de pensions du secteur public.

3. Paramètres et mode de calcul Estimations sur la base des recettes des années précédentes.



Niet van toepassing




De evolutie van deze opbrengst kent een eerder fluctuerend verloop.

L’évolution de cette retenue est plutôt irrégulière.

Art. 47.05 — Overdrachten uitgevoerd in toepassing van de wet van 5 augustus 1968 tot vaststelling van een zeker verband tussen de pensioenstelsels van de openbare sector en die van de privé-sector, met betrekking tot de rustpensioenen van gewezen personeelsleden van instellingen van openbaar nut (Ontvangsten toegewezen aan het programma 21-51-5).

Art. 47.05 — Transferts effectués pour les pensions de retraite d’anciens agents d’organismes d’intérêt public, en application de la loi du 5 août 1968 établissant certaines relations entre les régimes de pensions du secteur public et ceux du secteur privé (Recettes affectées au programme 21-51-5).




500.000 496.000 –––––––––––––– 4.000


500.000 496.000 –––––––––––––– 4.000



Overdrachten van pensioenbijdragen.

Transferts des cotisations de pension.



Overdrachten van bijdragen uitgevoerd door het Fonds voor overlevingspensioenen in toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 25 augustus 1970 vastgesteld ter uitvoering van de artikelen 3 en 14 van de wet

Transferts de cotisations effectuées par le Fonds des pensions de survie en application de l’article 2 de l’arrêté royal de 25 août 1970 pris en exécution des articles 3 et 14 de la loi du 5 août 1968 établissant certai-

336

DOC 50

van 5 augustus 1968 tot vaststelling van een zeker verband tussen de pensioenstelsels van de openbare sector en die van de privé-sector. 3. Parameters en wijze van berekening Raming op basis van waarnemingen van de opbrengsten van de voorgaande jaren en extrapolatie van de opbrengsten van de eerste vier maanden van 2002.

2080/001

nes relations entre les régimes de pensions de secteur public et ceux du secteur privé.

3. Paramètres et mode de calcul Estimations sur la base des recettes des années précédentes et extrapolation des recettes des premiers quatre mois de 2002.



Niet van toepassing


5. Verantwoording van de wijzigingen ten opzichte van de verwezenlijkingen van de laatste drie jaren De evolutie van deze opbrengst kent van jaar tot jaar een sterk fluctuerend verloop.


Art. 08.06 — Verwijlintresten en boeten (Ontvangsten toegewezen aan het programma 21-51-1).

Art. 08.06 — Intérêts de retard et amendes (Recettes affectées au programme 21-51-1).




45.000 67.000 –––––––––––––– 22.000

Diminution ................................................... EUR

45.000 67.000 –––––––––––––– 22.000



Verwijlinteresten en boeten.

Intérêts de retard et amendes.



Verwijlinteresten en boetes die onder meer verschuldigd zijn in toepassing van artikel 12, § 5 van de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut alsmede van hun rechthebbenden. 3. Parameters en wijze van berekening Raming op basis van de constatering van opbrengst van de laatste jaren.

Intérêts de retard et amendes dus notamment en application de l’article 12, § 5 de la loi du 28 avril 1958 relative à la pension des membres du personnel de certains organismes d’intérêt public et leurs ayants droit.

3. Paramètres et mode de calcul Estimation sur base des recettes des années précédentes.





5. Verantwoording van de wijzigingen ten opzichte van de verwezenlijkingen van de laatste drie jaren De evolutie van deze opbrengst kent een eerder onregelmatig verloop.


DOC 50

337

2080/001

HOOFDSTUK 23

CHAPITRE 23

FOD TEWERKSTELLING EN SOCIAAL OVERLEG

SPF EMPLOI ET CONCERTATION SOCIALE

Art. 12.01/1 en 2 — Huurgelden geïnd voor de door de parastatale instellingen in de « Huizen van de Arbeid » gebruikte lokalen en aandeel van deze instellingen in de door het Departement gedragen beheerskosten en in de personeelsuitgaven.

Art. 12.01/1 et 2 — Loyers perçus pour les locaux occupés par des institutions parastatales dans les « Maisons du Travail » et quote-part de ces institutions dans les dépenses locatives supportées par le département.




— 21.000 –––––––––––––– 21.000

Diminution ................................................... EUR

— 21.000 –––––––––––––– 21.000

Het aandeel van de in de door het departement gedragen beheerskosten en personeelskosten in de Huizen van de Arbeid gebruikte lokalen wordt berekend volgens een bezettingspercentage. Voor het begrotingsjaar 2003 worden geen ontvangsten meer voorzien.

La part des frais de gestion et de personnel supportés par le département pour les institutions parastatales dans les locaux utilisés des Maisons du Travail est calculée selon un pourcentage d’occupation. Pour l’année budgétaire 2003, aucune recette n’est encore prévue.

Art. 16.02 — Verkoop van publikaties, drukwerken, enz. :

Art. 16.02 — Ventes de publications, imprimés, etc. :




34.000 39.000 –––––––––––––– 5.000

Diminution ................................................... EUR

34.000 39.000 –––––––––––––– 5.000

2) Opbrengst van de verkoop der juwelen en diploma’s van het nijverheidsereteken

2) Produit de la vente des bijoux et des diplômes de la décoration industrielle


Evaluation des recettes pour 2003 : 8.000 euros, comme pour 2002.

Vermoedelijk bedrag van de opbrengst van de verkoop van insignes van eretekens van de arbeid (nationale orden), waarbij rekening werd gehouden met de ontvangst van de vorige jaren. De ontvangst steunt niet in strikte zin op wettelijke bepalingen, maar baseert zich indirect op het Koninklijk besluit van 7 november 1847, hetwelke de « eremedailles » heeft ingesteld om « al degenen te onderscheiden en te belonen die hun kennis, hun talent, hun toewijding, hun vaardigheid en hun ideaal ten dienste van de Arbeid zouden stellen ». De ontvangst in kwestie bestaat uit stortingen door de ondernemingen waarvan de werknemers de ceremonie bijwonen en zij stemt overeen met de prijs van het juweel dat initieel aangekocht werd door het Commissariaat-generaal voor de bevordering van de arbeid met kredieten die zijn voorzien op de basisallocatie 23 52 10 1223. Het bedrag van de ontvangst wordt berekend door een ruw gemiddelde te maken van de ontvangsten van vorige jaren. Dit geldt ook voor de meerjarenramingen.

Montant présumé du produit de la vente des insignes de décorations du travail (ordres nationaux), en tenant compte des recettes des années précédentes.

De ontvangst wordt indirect geïndexeerd vermits zij in functie staat van de prijs van de juwelen.

La recette ne se repose pas strictement sur des dispositions légales, mais se base indirectement sur l’arrêté royal du 7 novembre 1847 créant les « médailles d’honneur » appelées à distinguer et à récompenser tous ceux qui mettraient leur savoir, leur talent, leur dévouement, leur probité et leur idéal au service de la cause du travail ». La recette en question est constituée par les versements effectués par les entreprises dont les travailleurs assistent à la cérémonie et correspond au prix coûtant du bijou préalablement acheté par le Commissariat général à la promotion du travail avec les crédits prévus à l’allocation de base 23 52 10 1223. Le montant de la recette est calculé en réalisant une moyenne approximative des recettes des années antérieures. Ceci vaut aussi pour les estimations pluriannuelles. La recette est indirectement indexée puisque elle est fonction du prix des bijoux.

338

DOC 50

2080/001

3) Retributie verschuldigd voor de afgifte van copies van collectieve arbeidsovereenkomsten

3) Redevance dues pour la délivrance de copies de conventions collectives de travail




19.000 24.000 –––––––––––––– 5.000

Diminution ................................................... EUR

24.000 19.000 –––––––––––––– 5.000

Voor de aflevering van afschriften van collectieve arbeidsovereenkomsten is een retributie verschuldigd van 1 euro per bladzijde(koninklijk besluit van 13 juli 2001 tot wijziging van sommige koninklijke besluiten naar aanleiding van de invoering van de euro voor aangelegenheden die ressorteren onder het de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal overleg en tot uitvoering van de wet van 30 oktober 1998 betreffende de euro en het koninklijk besluit van 23 november 2001 tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 november 1969 tot vaststelling van de modaliteiten van neerlegging van de collectieve arbeidsovereenkomsten). Vanaf september 2001 worden de sectorale cao’s ingescand en gepubliceerd op de website van het ministerie, waardoor de verkoop van afschriften van cao’s een dalende trend heeft ingezet.

Pour la remise de copies de conventions collectives de travail une rétribution de 1 euro par page est due (arrêté royal du 13 juillet 2001 modifiant certains arrêtés royaux à l’occasion de l’introduction de l’euro pour les matières relevant du Service Public Fédéral Emploi, Travail en Concertation sociale et en exécution de la loi du 30 octobre 1998 relative à l’euro et l’arrêté royal du 23 novembre 2001 modifiant l’arrêté royal du 7 novembre 1969 fixant les modalités de dépôt des conventions collectives de travail).

4) Opbrengst van de publikaties door het Belgisch Staatsblad van de « Verzameling der akten van de Beroepsverenigingen »

4) Produit de la publication par le Moniteur belge du « Recueil des Actes des Unions professionnelles »


Evaluation des recettes pour 2003 :5 . 0 0 0 e u r o s , comme pour 2002.

In toepassing van artikel 6 van de wet van 31 maart 1898, moeten de bekrachtigde statuten gepubliceerd worden in het Belgisch Staatsblad. De ontvangsten ontstaan uit de verkoop van deze publicaties.

En application de l’article 6 de la loi du 3 mars 1898, les statuts entérinés doivent être publiés au Moniteur belge. Les recettes proviennent de la vente de ces publications.

5) Opbrengst van de verkoop van emblemen in het kader van de sensibiliseringscampagne door de dienst gelijke kansen voor vrouwen en mannen

5) Produit de la vente d’emblèmes dans le cadre de la campagne de sensibilisation par le service d’égalité des chances entre femmes et hommes



7) Opbrengst van prestaties en publicaties inzake de verbetering van de arbeidsvoorwaarden

7) Produit des prestations et publications concerant l’amélioration des conditions de travail


Evaluation des recettes pour 2003 : néant, comme pour 2002.

8) Opbrengst van de verkoop van kaarten voor fotokopieën aangekocht door personen vreemd aan het departement

8) Produit de la vente des cartes pour photocopies achetées par des personnes étrangères au département



Depuis septembre 2001 les conventions sectorielles sont scannées et publiées sur le website du ministère ce qui implique une diminution de la vente des copies des conventions collectives.

DOC 50

339

2080/001

Art. 33.01 — Terugbetaling van teveel ontvangen bedragen of van verleende voorschotten, in het kader van de subsidies « gelijke kansen ».

Art. 33.01 — Remboursement des trop perçus ou des avances consenties dans le cadre des subsides « égalité des chances ».



Art. 33.02 — Terugbetaling door private instellingen van teveel ontvangen subsidies in het kader van de Federale Belgische publieke bijdrage aan het Europees sociaal Fonds.

Art. 33.02 — Remboursement par les institutions privées des subsides trop perçus dans le cadre de la contribution fédérale publique belge au Fonds social européen.



Art. 36.01 — Opbrengst van de heffing verschuldigd door de fabrikanten die verantwoordelijk zijn voor de industriële activiteiten met risico’s van zware ongevallen (Ontvangsten toegewezen aan het programma 23-54-3).

Art. 36.01 — Produit du prélèvement dû par les fabricants responsables d’activités industrielles comportant des risques d’accidents majeurs (Recettes affectées au programme 23-54-3).



Wettelijke basis van de ontvangst

Base juridique de la recette

Wet van 21 januari 1987 inzake de risico’s van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten, laatst gewijzigd bij de wet van 6 augustus 1993, houdende sociale en diverse bepalingen.

Loi du 21 janvier 1987 concernant les risques d’accidents majeurs de certaines activités industrielles, modifiée par la loi du 6 août 1993, portant des dispositions sociales et diverses.

Art. 36.02 — Diverse bijdragen.

Art. 36.02 — Participations diverses.

2) Bijdrage van de aanvragers in de instructiekosten voor de aanvragen tot homologatie van de gevaarlijke machines, gedeelten van machines, materieel, werktuigen, toestellen en recipiënten, uitgevoerd in toepassing van de wet van 11 juli 1961 betreffende de onontbeerlijke veiligheidswaarborgen welke de machines, de onderdelen van machines, het materieel, de werktuigen, de toestellen en de recipiënten moeten bieden.

2) Participation des demandeurs dans les frais d’instruction des demandes en homologation des machines, des parties de machines, du matériel, des outils, des appareils ou récipients de nature dangereuse, introduites en application de la loi du 11 juillet 1961 relatives aux garanties de sécurité indispensables que doivent présenter les machines, les parties de machines, le matériel, les outils, les appareils et les récipients.



Juridische basis van de ontvangst Koninklijk besluit van 22 april 1974 betreffende de heffing van retributies bij toepassing van de reglementeringen betreffende de arbeidsbescherming, de gevaarlijke machines en de ioniserende stralingen (Belgisch Staatsblad van 10 mei 1974). Bedrag van de retributie : — Vast bedrag van 123,95 euro voor de aanvragen tot keuring van schiethamers; — Vast bedrag van 24,79 euro voor de afgifte van certificaten van goedkeuring van acetyleenontwikkelaars, terugslagveiligheden en reduceertoestellen.

Base juridique de la recette Arrêté royal du 22 avril 1974 relatif à l’établissement des redevances pour l’application des réglementations concernant la protection du travail, les machines dangereuses et les radiations ionisantes (Moniteur belge du 10 mai 1974). Montant de la rétribution : — Montant fixe de 123,95 euros pour des demandes d’agréation de pistolets de scellement; — Montant fixe de 24,79 euros pour la délivrance de certificats d’agréation de générateurs d’acétylène, de clapets d’arrêt et de détendeurs.

340

DOC 50

2080/001

Art. 37.01 — Bijdragen van de werkgevers bestemd voor de betaling van de kredieturen en van het betaald educatief verlof aan de werknemers in het kader van hun voortdurende vorming (Ontvangsten toegewezen aan het programma 23-56-1).

Art. 37.01 — Cotisation des employeurs destinées au paiement des crédits d’heures et du congé-éducation payé aux travailleurs dans le cadre de leur formation permanente (Recettes affectées au programme 2356-1).



Op het begrotingsconclaaf van 25 maart 2001, werd er beslist de terugbetalingsmechanismen te wijzigen. Het aandeel van de werkgevers werd, vanaf 1 januari 2001, overgeheveld naar de begroting van de RVA, die de terugbetalingen verricht op basis van verzamelstaten opgesteld door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, dat het beheer behoudt van de dossiers.

Au conclave budgétaire du 25 mars 2001, il a été décidé de modifier les mécanismes de remboursement. La quote-part des employeurs est, à partir du 1er janvier 2001, transférée sur le budget de l’Onem, qui effectue les remboursements sur base d’états récapitulatifs introduits par le Service Public Fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale qui gardera la gestion des dossiers introduits en remboursement.

Art. 37.04 — Ontvangsten bestemd voor de financiering van tewerkstellingsprogramma’s ten voordele van risicogroepen (Ontvangsten toegewezen aan het programma 23-56-4).

Art. 37.04 — Recettes destinées au financement de programmes de remise au travail en faveur des groupes à risques (Recettes affectées au programme 23-56-4).



De aard van de ontvangst bestaat uit de verplichte werkgeversbijdrage van 0,10 % berekend op de loonmassa van de werknemers. De ontvangst steunt op de wet van 5 september 2001 tot verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers, artikel 5 (Belgisch Staatsblad van 15 september 2001). De ontvangsten zijn afhankelijk van deze loonmassa die variabel is en wordt beïnvloed door de index der consumptieprijzen. Bovendien moeten enkel die werkgevers die niet of enkel voor een gedeelte van hun werknemers gebonden zijn door een collectieve arbeidsovereenkomst ter bevordering van de tewerkstelling van risicogroepen deze 0,10 %-bijdrage aan het Tewerkstellingsfonds storten (de overige werkgevers — wel gebonden door zo’n CAO — storten hun bijdrage aan een paritair beheerd fonds (op sectoraal, subsectoraal of ondernemingsniveau), conform de modaliteiten bepaald in dezelfde CAO).

La nature des recettes est une cotisation patronale de 0,10 % obligatoire et calculée sur la masse salariale des travaillleurs. La recette se base sur la loi du 5 septembre 2001 visant à améliorer le taux d’emploi des travailleurs, article 5 (Moniteur belge du 15 septembre 2001). Les recettes dépendent de la masse salariale qui est variable et qui est influencée par l’indice des prix à la consommation.En outre, seuls les employeurs qui ne sont pas ou qui ne sont que pour une partie de leurs travailleurs liés par une convention collective de travail en vue de la promotion de l’emploi de groupes à risque, sont tenus de verser cette cotisation de 0,10 % au Fonds pour l’emploi(les autres travailleurs — bien liés par une telle CCT — versent leur cotisation dans un fonds paritairement géré (au niveau sectoriel, soussectoriel ou de l’entreprise), conformément aux modalités fixées dans la même CCT).

Art. 37.06 — Ontvangsten van de werknemers bestemd voor het Inschakelingsparcours (Ontvangsten toegewezen aan het programma 23-56-4).

Art. 37.06 — Recettes des employeurs destinées au Parcours d’insertion (Recettes affectées au programme 23-56-4).



DOC 50

341

2080/001

De aard van de ontvangsten bestaat uit de verplichte werkgeversbijdrage van 0,05 % berekend op de loonmassa van de werknemers, die variabel is en wordt beïnvloed door door de index der consumptieprijzen. In het financieringsbesluit worden deze ontvangsten geraamd op 28.755.468 euro. De ontvangsten steunen op de wet van 5 september 2001 tot verbetering van de werkgelegenheidsgraad van de werknemers ( Belgisch Staatsblad van 15 september 2001), op het Samenwerkingsakkoord van 31 augustus 2001 tussen de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten betreffende het inschakelingsparcours van werkzoekenden naar de startbaanovereenkomst(Belgisch staatsblad van 27 september 2001), en op het Koninklijk besluit tot financiering van de inschakeling van werkzoekenden naar de startbaanovereenkomst

La nature des recettes est la cotisation patronale obligatoire de 0,05 % calculée sur la masse salariale des travailleurs, qui est variable et qui est influencé par l’indice des prix à la consommation. Dans l’arrêté de financement, cette recette est estimée à 28.755.468 euros. Les recettes se basent sur la loi du 5 septembre 2001 visant à améliorer le taux d’emploi des travailleurs (Moniteur belge du 15 septembre 2001), sur l’Accord de coopération du 31 août 2001 entre l’État, les Communautés et les Régions concernant le parcours d’insertion des demandeurs d’emploi vers la convention premier emploi (Moniteur belge du 27 septembre 2001) et sur l’Arrêté royal portant financement de l’insertion des demandeurs d’emploi vers la convention de premier emploi.

Art. 37.08 — Terugvordering van de aan de werkgevers van de publieke non-profit sector van ten onrechte toegekende verminderingen van werkgeversbijdragen (Ontvangsten toegewezen aan het programma 23-56-5).

Art. 37.08 — Récupérations des réductions de cotisations patronales indûment accordées aux employeurs du secteur non marchand public (Recettes affectées au programme 23-56-5).



Art. 37.09 — Terugvordering van de aan de werkgevers van de private non-profit sector van ten onrechte toegekende verminderingen van werkgeversbijdragen (Ontvangsten toegewezen aan het programma 23-56-5).

Art. 37.09 — Récupérations des réductions de cotisations patronales indûment accordées aux employeurs du secteur non marchand privé (Recettes affectées au programme 23-56-5).



Art. 37.10 — Opbrengst van de vermindering van de werkgeversbijdragen toegekend aan de werkgevers behorend tot de openbare sector aangesloten bij de RSZ anderen dan deze van de ziekenhuizen en psychiatrische verzorgingstehuizen van de openbare sector aangesloten bij de RSZ, in het kader van de maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profit sector (Ontvangsten toegewezen aan het programma 23-56-5).

Art. 37.10 — Produit de la réduction des cotisations patronales octroyées aux employeurs du secteur public affiliés à l’ONSS autres que ceux des hôpitaux et des maisons de soins psychiatriques du secteur public affiliés à l’ONSS, dans le cadre des mesures visant à promouvoir l’emploi dans le secteur non-marchand (Recettes affectées au programme 23-51-4).


10.808.000 14.000.000 –––––––––––––– Vermindering ............................................... EUR 3.192.000


De aard van de ontvangst wordt gevormd door de verminderingen van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid in de non-profitsector. De ontvangst steunt op artikel 35, § 5, tweede lid van de wet van 29 juni 1981 toegevoegd bij artikel 38 van de wet van 22 december 1995 en vervangen door artikel 50 van de wet van 26 juli 1996, en op de wet van

La nature de la recette se constitue par les réductions des cotisations patronales à la sécurité sociale dans le secteur non marchand. La recette se base sur la loi du 29 juin 1981, article 35, §5, alinéa 2 inséré par l’article 38 de la loi du 22 décembre 1995 remplacé par l’article 50 de la loi du 26 juillet

Diminution ................................................... EUR

10.808.000 14.000.000 –––––––––––––– 3.192.000

342

26 maart 1999 en de programmawet van 30 december 2001. Het fonds wordt gespijsd : — door een bijdrage van 0,10 % van de opbrengst van de verminderingen van de werkgeversbijdragen waarop aanspraak kan gemaakt worden door de werkgevers bedoeld in artikel 35, § 5, eerste lid van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, toegevoegd bij de wet van 30 december 1998; — door de resterende opbrengst van de verminderingen van werkgeversbijdragen waarop aanspraak kan gemaakt worden door de werkgevers uit de publieke sector aangesloten bij de RSZ, andere dan de werkgevers uit de publieke sector van de ziekenhuizen en de psychiatrische verzorgingstehuizen aangesloten bij de RSZ.

Art. 37.11 – Ontvangsten van de R.S.Z. bestemd voor de bevordering van de arbeidsvoorwaarden voor werknemers ouder dan 55 jaar (Ontvangsten toegewezen aan het programma 23-52-3). Raming der ontvangsten voor 2003 ........... EUR Vermoedelijke ontvangsten voor 2002 ....... EUR


DOC 50

1996, sur la loi du 26 mars 1999 et la loi-programme de 30 décembre 2001. Le fonds est alimenté : — par une quote-part de 0,10 % du produit des réductions de cotisations patronales auxquelles peuvent prétendre les employeurs visés à l’article 35,§ 5, alinéa 1er de la loi du 29 juin 1981 établissant les principes généraux de la sécurité sociale des travailleurs salariés, inséré par la loi du 30 décembre 1988; — par le produit restant des réductions de cotisations patronales auxquelles peuvent prétendre les employeurs du secteur public affliliés à l’ONSS, autres que ceux des hôpitaux et des maisons de soins psychiatriques du secteur affiliés à l’ONSS.

Art. 37.11 — Recettes de l’ONSS destinées à l’amélioration des conditions de travail pour les travailleurs de plus de 55 ans (Recettes affectées au programme 23-52-3). Evaluation des recettes pour 2003 ............. EUR Recettes probables pour 2002 ................... EUR Diminution ................................................... EUR

Het fonds is opgericht in toepassing van de artikelen 24 en volgende van de wet van 5 september 2001. De ontvangst is niet geïndexeerd. De financiële middelen van het Fonds zijn samengesteld : — door de geaffecteerde ontvangsten van de patronale bijdragen van de werkgevers aan de RSZ; — door inningen van ten onrechte gestorte toelagen.

Art. 37.12 – Terugvorderingen afkomstig van het Fonds Sociale Maribel RSZPPO (Ontvangsten toegewezen aan het programma 23-56-5).

2080/001

10.000.000 14.873.000 –––––––––––––– 4.873.000

Le fonds est constitué en application des articles 24 et suivant de la loi du 5 septembre 2001. La recette n’est pas indexée. Les moyens financiers du Fonds sont constitués : — par des recettes affectuées provenant des cotisations des employeurs à l’ONSS; — par des recouvrements des subventions versées indûment.

Art. 37.12 – Récupérations provenant du Fonds Maribel Social ONSS-APL (recettes affectées au programme 23-56-5) .

Raming der ontvangsten : nihil, zoals voor 2002. Evaluation des recettes : néant, comme pour 2002. Art. 38.01 — Administratieve geldboeten. Art. 38.01 — Amendes administratives. Art. 38.01/1 — Administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten.

Art. 38.01/1 — Amendes administratives applicables en cas d’infraction à certaines lois sociales.

DOC 50

2080/001

343



Art. 38.01/2 — Administratieve geldboeten (wet van 23 maart 1994 tegen zwartwerk — artikel 27).

Art. 38.01/2 — Amendes administratives (loi du 23 mars 1994 contre le travail au noir — article 27).



De ontvangst steunt op de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten (Belgisch Staatsblad van 13 juli 1971), gewijzigd door de wet van 24 december 1999 houdende sociale en diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 31 december 1999). Minimumboete : 50 euro per inbreuk; Maximumboete : 250.000 euro per inbreuk. Vermenigvuldiging met het aantal werknemers betrokken bij de inbreuk (in sommige gevallen). Geldboete lager dan het minimum is mogelijk bij verzachtende omstandigheden, zonder dat de boete echter lager mag zijn dan 40 % van het minimum (80 % bij tewerkstelling van illegalen). Verdubbeling van de voorvermelde bedragen in geval van herhaling. Maximum in geval van samenloop van verscheidene inbreuken : 120000 euro. Beoordeling van de inbreuken aan de hand van de feiten vastgesteld in het dossier, de eventueel reeds eerder gepleegde inbreuken door die werkgever, … Er werd uitgegaan van de raming van de opbrengst van de administratieve geldboeten voor het begrotingsjaar 2001, opgemaakt in het kader van de begrotingscontrole 2001. De ontvangst is niet geïndexeerd. Laatste verhoging van de heffingen : 1994 voor de bedragen inzake het zwartwerk; daarna werden in 1996 (Wet welzijn) en in 1999 (Dimona en Rosetta) nog nieuwe inbreuken en sancties toegevoegd.

La recette se base sur la loi du 30 juin 1971 relative aux amendes administratives applicables en cas d’infraction à certaines lois sociales( Moniteur belge du 13 juillet 1971), modifiée par la loi du 24 décembre 1999 portant des dispositions sociales et diverses ( Moniteur belge du 31 décembre 1999). Amende minimale : 50 euros par infraction Amende maximale : 250.000 euros par infraction. Multiplication par le nombre de travailleurs concernés par l’infraction (dans certains cas). Une amende inférieure au minimum est possible en cas de circonstances atténuantes, sans que l’amende ne puisse être inférieure à 40 % du minimum(80 % en cas d’occupation d’illégaux). Les montants précités sont doublés en cas de récidive. Maximum en cas de concours entre plusieurs infractions : 120000 euros. Examen des infractions sur base des faits établis dans le dossier, des éventuelles infractions déjà commises dans le passé par l’employeur, … L’estimation du produit des amendes administratives pour l’année 2001, établie dans le cadre du controle budgétaire 2001, a été retenue comme point de départ.

Mogelijke aanpassingen die een aangroei van de ontvangsten toelaten : — opvulling van het kader wat betreft de franstalige juristen (2 betrekkingen); — de aanwerving van een bijkomende jurist voor het opvangen van het meerwerk ingevolge de beslissing tot aanwerving van 30 bijkomende sociaal inspecteurs (begrotingscontrole 2001) Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en eveneens 30 bijkomende sociaal inspecteurs bij de Sociale Inspectie (Ministerie van Sociale zaken) (2001); — in het kader van het project kruispuntbank sociaal strafrecht zal men in 2003 kunnen overgaan tot de technische uitvoering van de gedane voorbereidingen; — wetsontwerp tot harmonisering van het sociaal handhavingsrecht — zie de werkzaamheden van de Commissie voor de hervorming van het sociaal strafrecht.

La recette n’est pas indexée. Dernière augmentation des perceptions : 1994 pour les montants relatifs au travail au noir; ensuite des nouvelles infractions et sanctions furent encore ajoutées en 1996 (Loi sur le bien-être) et en 1999 (Dimona et Rosetta). Possibles adaptations permettant un accroissement des recettes : — remplir le cadre en ce qui concerne les juristes francophones (2 places à prévoir); — le recrutement d’un juriste supplémentaire pour faire face au surcroît de travail consécutif à la décision de recruter 30 inspecteurs sociaux supplémentaires (controle budgétaire 2001) Service Public Féderel Emploi, Travail en Conceratation sociale , et également 30 inspecteurs sociaux supplémentaires à l’Inspection Sociale (Ministère des Affaires Sociales) (2001); — dans le cadre du projet de Banque carrefour de droit pénal social, on va pouvoir, en 2003, aboutir à l’exécution technique des préparations réalisées; — le projet de loi d’harmonisation du droit pénal social — voir les travaux de la Commission pour le réforme du droit pénal social.

344

DOC 50

Voor de jaren 1998, 1999 en 2000 was er een meerontvangst ten opzichte van het geraamd bedrag. Dit kan worden toegeschreven aan de volgende redenen : — een voorzichtige raming; — de moeilijkheid om te voorzien in hoeverre de rechtbanken in beroep zullen reageren op de opgelegde bedragen aan administratieve geldboeten (bevestiging, vermindering of vermeerdering); — de moeilijkheid te voorzien hoe succesrijk de Administratie van de domeinen zal zijn bij de inning van de geldboeten die onbetaald bleven. Voor 2001 was er een minderontvangst ten opzichte van het geraamd bedrag. Voor 2001 werd gehoopt dat het kader van in het begin van het jaar met één Franstalige jurist zou kunnen worden opgevuld. Het kader kon echter pas opgevuld worden in november 2001. De minderontvangst voor 2001 stemt nagenoeg volledig overeen met de opbrengst aan administratieve opgelegd door één jurist in 2001. De meerjarenraming is opgemaakt op basis van de ramingen en de effectieve ontvangsten van de voorbije jaren.

2080/001

Pour les années 1998,1999 et 2000, il y a une recette supplémentaire par rapport au montant estimé des recettes. Cela peut être attribué aux raisons suivantes : — une estimation prudente; — la difficulté de prévoir la manière dont les tribunaux, en cas de recours, vont réagir aux montants infligés des amendes administratives (confirmation, diminution ou annulation); — la difficulté de prévoir le degré de succès que l’Administration des domaines va obtenir lors du recouvrement des amendes administratives qui n’ont pas été payées. Pour 2001, il y a moins de recettes que le montant estimé. Pour 2001, on espérait que le cadre pourrait être complété dés le début de l’année par un juriste francophone. Or le cadre n’a pu être rempli qu’en novembre 2001. Les recettes en moins pour 2001 correspondent presque entièrement avec la recette moyenne générée par les amendes administratives infligées pur un juriste en 2001. L’estimation pluriannuelle est effectuée sur base des estimations et des recettes effectives des années précédentes.

Art. 38.02 — Compenserende vergoedingen in het kader van de wetgeving inzake het plan startbanen jongeren — wet van 24 december 1999, artikelen 23 en volgende (Ontvangsten toegewezen aan het programma 23-56-4).

Art. 38.02 — Indemnités compensatoires dans le cadre de la législation en matière des plans premiers emplois jeunes — loi du 24 décembre 1999, articles 23 et suivants (Recettes affectées au programme 23-56-4).




221.000 71.000 –––––––––––––– 150.000


221.000 71.000 –––––––––––––– 150.000

De wetgeving inzake de startbaanovereenkomsten (wet van 24 december 1999) is slechts in werking getreden op 1 april 2000 en is nadien nog fundamenteel veranderd.

La législation relative aux conventions de premier emploi (loi du 24 décembre 1999), n’est entrée en vigueur que le 1er avril 2000 et a encore été modifiée de manière fondamentale par la suite.

Art. 39.01 — Tussenkomst van het Europees Sociaal Fonds ten voordele van nationale programma’s (Ontvangsten toegewezen aan het programma 23-56-9).

Art. 39.01 — Intervention du Fonds social européen en faveur de programmes nationaux (Recettes affectées au programme 23-56-9).



Het betreft de ontvangsten die verband houden met de federale programmering van voor 2000. De aanpassingen van de ontvangsten vloeien voort uit hetzij de beschikking van de Europese Commissie op voorstel van aanpassing van de programmering, hetzij uit tijdelijke verschuivingen in de effectieve uitbetalingen vanwege de Europese Commissie, met name wat betreft het tweede voorschot en het saldo. De ontvangsten baseren zich op :

Il s’agit des recettes liées à la programmation fédérale antérieure à 2000.Les modifications dans les recettes relèvent soit de la décision de la Commission européenne sur proposition de modification de la programmation soit de décalages temporels dans des versements effectifs de la Commission européenne notamment en ce qui concerne la deuxième avance et le solde. Les recettes sont basées sur :

DOC 50

345

2080/001

— de EG-verordening 2081/93 waarbij het percentage van de bijstandsverlening wordt vastgesteld, dat in principe 45 % van de totale subsidiabele kosten bedraagt; — de beschikkingen van de Europese commissie van 23/11/1999 (C (1994) 3060/25.11.94) en 8/11/1999 (C (1994) 3570/15.12.94), waarbij de Commissie de globale en jaarlijke financiële enveloppes vaststelt op basis van een plan ingediend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat; — de EG-verordening 2082/93 op basis waarvan de Commissie(hetzij op jaarbasis,hetzij op basis van een éénmalige schijf) het eerste en het tweede voorschot en het saldo uitbetaalt. Het eerste voorschot bedraagt 50 % van het bedrag dat is toegekend voor de betrokken referentieperiode, het tweede voorschot bedraagt 30 % op basis van bewijsstukken die 60 % van de uitgaven dekken. Het saldo van 20 % wordt betaald na controle van de boekhoudkundige documenten en studie van een uitvoeringsverslag. De referentie voor de raming van de ontvangsten op jaarbasis bedraagt 80 % (eerste en tweede voorschot). De beschikking van de Commissie stelt het indexeringspercentage over de hele periode vast. De meest recente indexering werd eind 1999 doorgevoerd. De mechanismen tot aanpassing van de programmering alsook de achterstand in de uitbetalingen van de Europese Commissie kunnen leiden tot een wezenlijke stijging van de inkomsten van het ene jaar ten opzichte van het andere.

— le CE-règlement 2081/93 qui fixe le taux d’intervention qui est en principe 45% du coût total éligible;

Art. 39.02 — Ontvangsten afkomstig van het Europees Sociaal Fonds bestemd voor het industrieel leerlingwezen (Ontvangsten toegewezen aan het programma 23-56-4).

Art. 39.02 — Intervention du Fonds social européen destinée à l’apprentissage industriel (Recettes affectées au programme 23-56-4).




— 166.000 –––––––––––––– 166.000

— les décisions de la Commission européenne du 23/11/1999 (C (1994) 3060/25.11.94 et du 8/11/1999 (C (1994) 3570/15.12.94) par lesquelles la Commission fixe les enveloppes financières annuelles et globales sur base d’un plan déposé par l’autorité responsable de l’état membre; — le CE-règlement 2082/93 sur base duquel la Commission octroye(soit sur base annuelle, soit sur base d’une tranche unique), la première avance, la seconde et le solde. La première avance est de 50 % du montant octroyé pour la période de référence considérée, la seconde avance est de 30 % sur base de pièces justificatives couvrant 60 % des dépenses. Le solde de 20 % est octroyé après vérification de l’ensemble des pièces comptables et examen d’un rapport de réalisation. La référence retenue pour l’estimation des recettes sur le plan annuel est de 80 % (première et deuxième avance). La décision de la Commission fixe le niveau d’indexation sur l’entièreté de la période. La dernière indexation a été affectée fin 1999. Les mécanismes de modification de la programmation tout comme les retards dans les versements de la CE peuvent entraîner un accroissement substantiel des recettes d’une année par rapport à l’autre.

Diminution ................................................... EUR

— 166.000 –––––––––––––– 166.000

Art. 39.03 — Tussenkomst van het Europees Sociaal Fonds — programmatie 2000-2006 (Ontvangsten toegewezen aan het programma 23-56-9).

Art. 39.03 — Intervention du Fonds social européen — programme 2000-2006 (Recettes affectées au programme 23-56-9).




5.134.000 5.006.000 –––––––––––––– 128.000

Het betreft enkel de ontvangsten die verband houden met de federale programmering 2000-2006. De ontvangsten zijn gebaseerd op : — de EG-verordening 1262/99 betreffende het Europees Sociaal Fonds; — de EG-verordening 1260/99 dat het percentage van de bijstandsverlening vaststelt, dat in principe 50 % van de totale subsidiabele kosten bedraagt.


5.134.000 5.006.000 –––––––––––––– 128.000

Il s’agit uniquement des recettes liées à la programmation fédérale 2000-2006. Les recettes sont basées sur : — le règlement CE 1262/99 relatif au Fonds Social Européen; — le règlement CE 1260/99 par lequel est fixé le taux de l’intervention, qui est en principe de 50 % du coût total éligible.

346

Op basis van een plan dat is ingediend door de bevoegde autoriteit van de Lidstaat, stelt de beschikking van de Commissie inzake het enkelvoudig programmeringsdocument (EPD) de globale en jaarlijkse financiële enveloppe vast voor de periode 2000-2006. Op grond van artikel 32 van de Verordening nr 1260, betaalt de Commissie de eerste automatische schijf van 7 %, die overgemaakt wordt in twee fasen : 3,5 % het eerste jaar en 3,5 % het tweede jaar. De andere uitbetalingen gebeuren volgens het principe van vergoeding op basis van de voldane facturen. Die voldane facturen worden door de promotor neergelegd bij de cel ESF, die de facturen na controle op de overeenstemming en relevantie ervan met betrekking tot het erkende project bij de Commissie indient met het oog op de terugbetaling. De Commissie beschikt over een termijn van twee maanden voor de uitvoering van de betaling aan de cel ESF. De beschikking van de Commissie stelt het indexeringspercentage over de hele periode vast. Het bedrag wordt opgenomen in de financiële tabellen van bij de aanvang van de programmering. Een prestatiereserve van 4 % wordt halverwege toegekend, in functie van het reeds geboekte resultaat. Het resultaat wordt beoordeeld aan de hand van de criteria die zijn vastgelegd in het EPD (artikel 4 punt 5 van Verordening nr 1260). Rekening houdend met het nieuwe uitbetalingsmechanisme van de Europese Commissie, werden de ramingen van de ontvangsten voor de programmeringsperiode 2000-2006 vastgesteld met verwijzing naar de voorgaande programmeringsperiode, wat neerkomt op ongeveer 80% van het bedrag dat jaarlijks door de Europese Commissie wordt toegekend. Een preciezere raming is niet haalbaar voor 2003 ,omdat zij uiteindelijk gepaard gaat met een procédé inzake prefinanciering van de projecten(debetpositie van het organiek fonds). Aanpassingen van de ontvangsten, voortvloeiend uit hetzij de beschikking van de Europese Commissie op voorstellen tot aanpassing van de programmering, hetzij uit tijdelijke verschuivingen in de effectieve uitbetalingen vanwege de Europese Commissie zijn ook mogelijk.

DOC 50

2080/001

Sur base d’un plan déposé par l’autorité responsable de l’État membre, la décision de la Commission relative au document unique de programmation (DOCUP) fixe l’enveloppe financière annuelle et globale pour la période 2000-2006. Sur base de l’article 32 du Réglement n° 1260, la Commission octroie la première tranche automatique de 7 %, liquidée en deux parties : 3,5 % la première année et 3,5 % la seconde année. Les autres paiements s’effectuent selon un principe de remboursement sur base de factures acquittées. Ces factures acquittées sont présentées par le promoteur à la cellulle FSE qui, après en avoir vérifier la correspondance nécessaire et la pertinence par rapport au projet agréé les introduit en vue du remboursement auprès de la Commission. La Commission dispose d’un délai de deux mois pour effectuer le paiement à la cellulle FSE. La décision de la Commission fixe le niveau d’indexation sur l’entièreté de la période. Ce montant est intégré dans les tableaux financiers dès le démarrage de la programmation. Une réserve de performance de 4 % est à attribuer à mi-parcours et est en fonction du niveau de réalisation acquis. Ce niveau est apprécié sur base des critères déterminés dans le DOCUP (article 4 point 5 du Règlement n° 1260). Compte tenu de la nouveauté du mécanisme de paiement de la Commission européenne, les estimations des recettes pour la période 2000-2006 ont été établies par référence à la période précédente et s’élèvent envirion à 80 % du volume octroyé par la Commission européenne annuellement. Une estimation plus proche de la réalité ne sera pas envisageable avant l’année 2003. Cette estimation est d’autant plus difficile à produire qu’elle se couple en aval avec un processus de préfinancement des projets(position débitrice du fonds organique). Les modifications dans les recettes, relevant soit de la décision de la Commission européenne sur propositions de modifications de la programmation, soit de décalages dans des versements effectifs de la Commission européenne, peuvent également s’opérer.

Art. 41.02 — Terugbetaling door de openbare instellingen van teveel ontvangen subsidies in het kader van de « federale Belgische publieke bijdrage aan het Europees Sociaal Fonds ».

Art. 41.02 — Remboursement par les institutions publiques des subsides trop perçus dans le cadre de la Contribution fédérale publique belge au Fonds social européen.

Raming der ontvangsten voor 2003 : 2.000 euros, zoals voor 2002.


DOC 50

347

2080/001

Art. 47.01 — Terugstorting door de instellingen van openbaar nut van teveel ontvangen toelagen.

Art. 47.01 — Remboursement par les organismes d’intérêt public des subsides trop perçus.

Raming der ontvangsten voor 2003 : 10.000 euros, zoals voor 2002.







50.000 79.000 –––––––––––––– 29.000

Diminution ................................................... EUR

50.000 79.000 –––––––––––––– 29.000

HOOFDSTUK 24

CHAPITRE 24

FOD SOCIALE ZEKERHEID

SPF SECURITE SOCIALE



Raming der ontvangsten : 25.000 euro, zoals voor 2001.


Art. 16.01/1 — Verkoop van publikaties, drukwerken, enz

Art. 16.01/1 — Vente de publications, imprimés, etc.

Raming der ontvangsten : 20.000 euro, soals voor 2002.


1. Aard van de ontvangsten Het betreft de opbrengst van de verkoop van het Belgisch Tijdschrift voor sociale zekerheid, van de officieuze coördinaties en van het Beknopt Overzicht van de sociale zekerheid, gepubliceerd door het departement (vooruitzichten : 22.000 euro voor het jaar 2002), plus — Brussel : verkoop van ongebruikte vaccinatieboekjes à 0,25 euro per stuk (voor particulieren, huisartsen of vaccinatiecentra die erom vragen) (opbrengst : ongeveer 75 euro in 1999). — Rekening van de syllabus van de dienst « 100 » : verkoop van het Handboek voor ambulanciers aan particulieren voor 84,28 euro (opbrengst : ongeveer 7.500 euro in 1999). 2. Aanpassing Voor 2003 wordt de ontvangst geraamd op 20.000 euro. 3. Reden van schommelingen De ontvangsten komen uit de abonnementen op het Belgisch Tijdschrift voor Sociale Zekerheid (F/Nl) en van de verkoop per stuk van bepaalde publicaties gerealiseerd door de dienst Publicaties – Bibliotheek.

1. Nature des recettes Il s’agit du produit de la vente de la Revue belge de sécurité sociale, des coordinations officieuses et de l’Aperçu de la sécurité sociale publiés par le département (prévisions pour 2002 : 22.000 euros), ainsi que — Bruxelles : vente de carnets vierges de vaccination au prix de 0,25 euros (délivrés aux particuliers, aux médecins de famille ou aux centres de vaccinations qui en font la demande) (environ 75 euros recettes en 1999) — Compte du service « 100 » syllabus : vente du « Manuel pour secouriste ambulancier » aux particuliers au prix de 84,28 euros (environ 7.500 euros recettes 1999). 2. Adaptation Pour 2003, la recette est estimée à 20.000 euros.

3. Raison des fluctuations. Les recettes proviennent des abonnements à la Revue belge de sécurité sociale (F/Nl) et de la vente à la pièce de certains exemplaires des publications réalisées par le Service Publications – Bibliothèque.

348

DOC 50

2080/001

Het aantal abonnees schommelt echter van jaar tot jaar, en de verkoop per stuk hangt af van het succes van bepaalde nummers van het tijdschrift, of van de tijdelijke interesse voor bepaalde publicaties. Bovendien hebben de « officieuze coördinaties », die het eerste jaar toch enig succes kenden, maar een beperkt succes meer (er verandert weinig in de wetgeving).

Or le nombre d’abonnés fluctue d’une année à l’autre et la vente à la pièce dépend du succès rencontré par certains numéros de la revue, ou de l’intérêt momentané pour certaines publications. En outre, les « coordinations officieuses », si elles ont connu un certain succès la première année de mise en vente, ne connaissent plus qu’un intérêt très médiocre (la législation variant peu).

Art. 16.01/3 — Diverse terugvorderingen inzake gerechtelijk-geneeskundige onderzoeken, financiën en onderhoudskosten voor maatschappelijk welzijn, wetgeving op het bestaansminimum en kinderbijslagen teruggestort door de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers.

Art. 16.01/3 — Récupérations diverses en matière d’examens médico-légaux et de frais d’entretien pour aide sociale, de législation sur le minimum socio-vital et d’allocations familiales remboursées par l’Office national d’allocations familiales pour travailleurs salariés.

Raming der ontvangsten : 5.000 euro, zoals voor 2002.

Evaluation des recettes : 5.000 euros, comme pour 2003.

Art.16.01.3/2) — Diverse terugvorderingen inzake kinderbijslagen teruggestort door de RKW.

Art. 16.01.3/2) — Récupérations diverses et en matière d’allocations familiales remboursées par l’ONAFTS.

1. Wettelijke basis. Toepassing van de artikels 6, § 4 en 14 van de wet van 15 maart 1954 betreffende de burgerlijke oorlogsslachtoffers, laatst gewijzigd door de wet van 18 mei 1998. 2. Aard van de ontvangsten Het gaat over terugvorderingen gestort door de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers in het kader van vergoedingen gelijk aan gezinsprestaties toegekend aan kinderen van burgerlijke oorlogsinvaliden van 80% en aan wezen van burgerlijke oorlogsinvaliden. Deze ontvangsten betreffen namelijk : — ten onrechte ontvangen bedragen van kinderbijslag; — het niet verbruikte saldo van het voorgaande begrotingsjaar. 3. Reden van schommelingen De schommelingen in de geschatte ontvangsten zijn uit te leggen door de betaling van vergoedingen aan nieuwe begunstigden (kinderen van invaliden van 80 %). Zodoende is er geen terugstorting meer van het niet verbruikte saldo van het vorig begrotingsjaar, zoals dit de vorige jaren geschiedde.

1. Base légale. Application des articles 6, § 4 et 14 de la loi du 15 mars 1954 relative aux victimes civiles de la guerre, articles modifiés en dernier lieu par la loi du 18 mai 1998.

2. Nature des recettes Il s’agit des récupérations versées par l’Office National des Allocations Familiales pour travailleurs salariés dans le cadre d’indemnités égales aux prestations familiales octroyées aux enfants d’invalides civils de la guerre à 80 % et aux orphelins d’invalides civils de la guerre. Ces recettes concernent soit : — des montants d’allocations familiales indûment perçues; — le solde non dépensé de l’année budgétaire précédente. 3. Raison des fluctuations Les fluctuations dans les montants des recettes estimées s’expliquent par le paiement d’indemnités à de nouveaux bénéficiaires (enfants d’invalides à 80 %). De cette façon, il n’y a plus de versement du solde non dépensé de l’exercice budgétaire précédent comme cela se passait les années antérieures.

DOC 50

349

2080/001

Art. 34.01 — Terugbetaling van aan sommige gehandicapten ten onrechte uitbetaalde vergoedingen.

Art. 34.01 — Remboursement d’allocations indûment payées à certains handicapés.




3.270.000 3.286.000 –––––––––––––– 16.000

1. Wettelijke basis De vergoedingen ten onrechte uitbetaald, worden teruggevorderd op basis van de bepalingen van artikel 16 van de wet van 27 februari 1987. 2. Aard van de ontvangsten Terugbetaling van aan sommige gehandicapten ten onrechte uitbetaalde vergoedingen.

Diminution ................................................... EUR

3.270.000 3.286.000 –––––––––––––– 16.000

1. Base légale Les allocations payées indûment sont récupérées sur base des dispositions de l’article 16 de la loi du 27 février 1987. 2. Nature des recettes Remboursement d’allocations indûment payées à certains handicapés.

3. Aanpassing

3. Adaptation

De ontvangsten hebben zich als volgt ontwikkeld :

La recette réelle a évolué comme suit :

1993 : 798.967 1994 : 803.261 1995 : 946.435 1996 : 665.457 1997 : 1.901.984 1998 : 1.417.410 1999 : 3.205.054 2000 : 3.367.893 2001 : 3.172.982

1993 : 798.967 1994 : 803.261 1995 : 946.435 1996 : 665.457 1997 : 1.901.984 1998 : 1.417.410 1999 : 3.205.054 2000 : 3.367.893 2001 : 3.172.982

De ontvangsten voor 2003 worden geraamd op 3.270.437 euro (gemiddelde 2000 et 2001). 3. Reden van schommelingen

Pour 2003, la recette est estimée à 3.270.437 euros (moyenne 2000 et 2001). 4. Raison des fluctuations.

De schommelingen houden verband met het van jaar tot jaar wisselend bedrag dat teruggevorderd wordt voor ten onrechte uitbetaalde vergoedingen aan sommige gehandicapten.

Les fluctuations sont liées à la variabilité, d’une année à l’autre, du montant à récupérer pour des allocations payées indûment à certaines personnes handicapées.

Art. 34.03 — Tegemoetkomingen aan de gehandicapten. Opbrengst van de uitgegeven assignaties waarvan de betaling door het Bestuur der Postchecks niet kon geschieden (vroegere artikel 33.01 — zelfde hoofdstuk).

Art. 34.03 — Allocations aux handicapés. Produits des assignations émises, mais dont le paiement n’a pu être effectué par l’Office des chèques postaux.




1. Wettelijke basis Bij de afschaffing van het fonds voor de wederbelegging van begrotingskredieten (artikel 63.02) in 1991 werd, in overleg met het Kabinet van Begroting en de


10.028.000 8.815.000 –––––––––––––– 1.213.000

1. Base légale En 1991, lors de la suppression du fonds de remploi de crédits budgétaires (article 63.02), il a été décidé, de commun accord avec le Cabinet du Budget et l’Admi-

350

DOC 50

Administratie van de Begroting en de Controle op de Uitgaven beslist een specifiek artikel (33.01) te maken waarop alle assignaties en stortingen die niet door de Postcheque (of een ander financieel organisme) konden worden uitgevoerd aan begunstigden die via het Ministerie van Financiën worden betaald, definitief aan de Schatkist komen. 2. Aard van de ontvangsten

2080/001

nistration du Budget et du contrôle des dépenses, de créer un article spécifique (33.01) où est affecté définitivement au Trésor le produit des assignations et virements émis dont le paiement n’a pas pu être effectué par l’Office des chèques postaux (ou par un autre organisme financier) aux bénéficiaires payés via le Ministère des Finances. 2. Nature des recettes

Deze bedragen bestaan uit : — betaalorders die ingevolge het overlijden van rechthebbenden niet werden geïnd; — betaalorders die niet werden geïnd ingevolge herhaalde (en vaak niet meegedeelde) adreswijzigingen van rechthebbenden.

Ce produit est constitué : — d’ordres de paiement non encaissés à la suite du décès des bénéficiaires; — d’ordres de paiement non encaissés à la suite de changements d’adresse consécutifs (et bien souvent non communiqués) des bénéficiaires.

3. Aanpassing

3. Adaptation

De significante variabelen zijn als volgt geëvolueerd :

Les variables significatives ont évolué comme suit :

Jaar

1995 .......................... 1996 .......................... 1997 .......................... 1998 .......................... 1999 .......................... 2000 .......................... 2001 ..........................

Ontvangsten

7.073.276,66 6.498.632,02 5.691.205,85 6.127.597,96 8.186.812,68 7.953.340,71 6.117.253,01

Ontvangsten als% van de uitgaven uitgevoerd via Financiën 0,88 % 0,82 % 0,70 % 0,73 % 0,91 % 0,85 % 0,58 %

Op grond van de resultaten van de laatste drie jaar kunnen de ontvangsten dus worden geraamd op 0,78 % van de uitgaven uitgevoerd door het Ministerie van Financiën, die op hun beurt voor 2002 op 1.099.241.000 euro worden geschat (cf. begrotingsfiche voor BA 55.22.34.06 — uitbetaling van tegemoetkomingen aan gehandicapten). De ontvangsten voor 2003 worden dan geraamd op : 1.285.615.000 X 0,78 % = 10.027.797 euro. 4. Reden van schommelingen De schommelingen houden verband met het van jaar tot jaar wisselend aantal niet-geïnde betalingsopdrachten (ingevolge een overlijden of een adreswijziging).

Année

1995 .......................... 1996 .......................... 1997 .......................... 1998 .......................... 1999 .......................... 2000 .......................... 2001 ..........................

Recette

7.073.276,66 6.498.632,02 5.691.205,85 6.127.597,96 8.186.812,68 7.953.340,71 6.117.253,01

Recette en% des dépenses effectuées via les Finances 0,88 % 0,82 % 0,70 % 0,73 % 0,91 % 0,85 % 0,58 %

Sur base des résultats des trois dernières années, la recette peut donc être estimée à 0,78 % des dépenses effectuées via le Ministère des Finances qui elles, sont prévues pour 2002 à 1.099.241.000 euros (cf. fiche budgétaire pour l’AB 55.22.34.06 — paiement des allocations aux handicapés). La recette pour 2003 est alors estimée à : 1.285.615.000 X 0,78 % = 10.027.797 francs. 4. Raison des fluctuations. Les fluctuations sont liées à la variabilité, d’une année à l’autre, du nombre d’ordres de paiements nonencaissés (suite à un décès ou à un changement d’adresse).

DOC 50

351

2080/001

Art. 47.01 — Terugbetaling door de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers, overeenkomstig artikel 101, vierde lid van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders van de kosten van de medische onderzoeken, uitgevoerd bij toepassing van de bepalingen van de artikelen 47, 62, § 3 en 63 van dezelfde wetten.

Art. 47.01 — Remboursement par l’Office national d’allocations familiales pour travailleurs salariés conformément à l’article 101, alinéa 4 des lois coordonnées relatives aux allocations familiales pour travailleurs salariés des coûts des expertises médicales effectuées en application des dispositions des articles 47, 62, § 3 et 63 des mêmes lois.




615.000 592.000 –––––––––––––– 23.000

1. Wettelijke basis — Artikel 34 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen voegt een artikel 32bis toe aan de gecoördineerde wetten op de kinderbijslagen voor loontrekkenden. Dit artikel bepaalt dat de RSZPPO de kost van de geneeskundige onderzoeken en alle ermee samenhangende kosten te zijnen laste neemt. — Artikel 35 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen wijzigt artikel 101 van de gecoördineerde wetten op de kinderbijslag voor loontrekkenden. Dit artikel bepaalt dat de RKW de kost van de geneeskundige onderzoeken en alle ermee samenhangende kosten te zijnen laste neemt. — Die artikels zijn met terugwerkende kracht in werking getreden op 1 januari 1994. Op 24 februari 1995 werden twee uitvoeringsprotocollen, eveneens met terugwerkende kracht op 1 januari 1994, ondertekend (het ene tussen het Ministerie van Sociale Zaken en de RKW en het andere tussen het Ministerie van Sociale Zaken en de RSZPPO). In deze protocollen worden verdelingscoëfficiënten vastgelegd naargelang van het aantal kinderen dat kinderbijslag geniet in de sector ten opzichte van het totale aantal kinderen dat kinderbijslag geniet.

2. Aard van de ontvangsten Terugbetaling door de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten voor medische onderzoeken die door het Departement zijn uitgevoerd voor het toekennen van een hogere kinderbijslag. 3. Aanpassing De voornaamste parameters zijn het niveau van het loon van het personeel voor het betrokken kalenderjaar, de verdeling van de kinderbijslagtrekkers onder de verschillende stelsels van het derde jaar voorafgaand aan het betrokken kalenderjaar, het aantal onderzoeken dat


615.000 592.000 –––––––––––––– 23.000

1. Base légale — L’article 34 de la loi du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales et diverses insère un article 32bis dans les lois coordonnées relatives aux allocations familiales pour travailleurs salariés. Cet article dispose que l’ONSSAPL prend à sa charge le coût des expertises médicales effectuées en sa faveur et les frais administratifs y afférents. — L’article 35 de la loi du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales et diverses modifie l’article 101 des lois coordonnées relatives aux allocations familiales pour travailleurs salariés. Cet article dispose que l’ONAFTS prend en charge le coût des expertises médicales effectuées en sa faveur et les frais administratifs y afférents. — Ces articles ont produit leurs effets rétroactivement le 1er janvier 1994. Deux protocoles d’exécution, avec effet rétroactif au 1er janvier 1994 également (l’un entre le Ministère des Affaires sociales et l’ONAFTS et l’autre entre le Ministère des Affaires sociales et l’ONSSAPL) ont été signés le 24 février 1995. Des coefficients de répartition sont établis dans les protocoles, en fonction de la proportion du nombre d’enfants bénéficiaires d’allocations familiales du secteur par rapport au nombre total d’enfants bénéficiaires d’allocations familiales. 2. Nature des recettes Remboursement par l’Office national d’allocations familiales pour travailleurs salariés et l’Office national de sécurité sociale des administrations provinciales et locales pour les expertises médicales réalisées par le département pour l’octroi d’allocations familiales majorées

3. Adaptation Les principaux paramètres sont le niveau des rémunérations du personnel pour l’année civile concernée, la répartition des bénéficiaires d’allocations familiales entre les différents régimes de la troisième année précédant l’année civile concernée, le nombre d’expertises

352

DOC 50

door de aangewezen artsen werd uitgevoerd en de kosten voor een medisch onderzoek in het betrokken kalenderjaar. Er zij opgemerkt dat er steeds een verschuiving van een jaar bestaat in de ontvangsten, in die zin dat de ontvangsten voor 1999 bijvoorbeeld (en de bestemming ervan op de rijksmiddelenbegroting) overeenstemt met de terugbetaling die voor 1998 aan de RKW en de RSZPPO werden gevraagd. Ter informatie de laatste stand van zaken :

TerugTerugbetalingen betalingen RKW RSZPPO 1996 1997 1998 1999 2000

(expertises (expertises (expertises (expertises (expertises

2080/001

réalisées par les médecins désignés et le coût d’une expertise médicale pour l’année civile concernée. À noter qu’il y a toujours un décalage d’un an dans la recette, en ce sens que par exemple, la recette 1999 (et son affectation au budget des Voies et Moyens) correspond au remboursement demandé à l’ONAFTS et de l’ONSSAPL pour l’année 1998. À titre d’information, les dernières réalisations sont les suivantes :

TOTAAL

Remboursements ONSSAPL

TOTAL

1995) 1996) 1997) 1998) 1999)

622.142 555.289 553.555 531.594 531.972

46.910 42.493 45.367 40.135 43.913

669.052 597.782 598.922 571.729 575.885

1996 1997 1998 1999 2000

1995) 1996) 1997) 1998) 1999)

622.142 555.289 553.555 531.594 531.972

46.910 42.493 45.367 40.135 43.913

669.052 597.782 598.922 571.729 575.885

2001 (expertises 2000)

555.539

46.165

601.704

2001 (expertises 2000)

555.539

46.165

601.704

Deze ontvangsten worden voor 2003 op 601.704 + 2,25 % = 615.242,34 euro geraamd.

4. Reden van schommelingen

(expertises (expertises (expertises (expertises (expertises

Remboursements ONAFTS

Pour 2003 on estime ces recettes au montant 2001 + hypothèses d’indexation 2001-2003 : 601.704 + 2,25 % = 615.242,34 EUR. 4. Raison des fluctuations

De eventuele schommelingen houden verband met de wisseling van jaar tot jaar van volgende parameters : het niveau van personeelsvergoedingen voor het betreffende jaar, de verdeling van de begunstigden van kinderbijslag over de verschillende regimes van het derde jaar voorafgaand aan het betreffende jaar, het aantal expertises uitgevoerd door de aangeduide geneesheren en de kostprijs van een medische expertise voor het betreffende jaar.

Les éventuelles fluctuations sont liées à la variabilité, d’une année à l’autre des paramètres suivants : le niveau des rémunérations du personnel pour l’année civile concernée, la répartition des bénéficiaires d’allocations familiales entre les différents régimes de la troisième année précédant l’année civile concernée, le nombre d’expertises réalisées par les médecins désignés et le coût d’une expertise médicale pour l’année civile concernée.





1. Wettelijke basis — Wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut (Belgisch Staatsblad van 24 maart 1954). — Koninklijk besluit van 22 oktober 1937 betreffende de betaling van de beloning van de commissarissen of gedelegeerden van de Staat of kolonie, bij koninklijk of ministerieel besluit benoemd in de « sub litteris » a, d, e

1. Base légale — Loi du 16 mars 1954 relative au contrôle de certains organismes d’intérêt public (Moniteur Belge du 24 mars 1954). — Arrêté royal du 22 octobre 1937 relatif au paiement de la rémunération des commissaires ou délégués de l’État ou de colonie nommés par arrêté royal ou ministériel dans les institutions, organismes et sociétés vi-

DOC 50

353

2080/001

en f van artikel 1 der wet van 10 juni 1937 bedoelde instellingen, organismen en maatschappijen (Belgisch Staatsblad van 30 oktober 1937). 2. Aard van de ontvangsten

sés « sub litteris » a, d, e et f de l’article 1er de la loi du 10 juin 1937 (Moniteur Belge du 30 octobre 1937).


Stortingen uitgevoerd door de instellingen van openbaar nut met het oog op het uitkeren van de bezoldigingen en de onkosten van de controleorganen van de Staat. 3. Aanpassing

Versements par les organismes d’intérêt public en vue du paiement de la rémunération et des frais des organes de contrôle de l’État.

3. Adaptation

Dit bedrag wordt geraamd op basis van de kredieten, ingeschreven op de begrotingen van de Instellingen, rekening houdend met de voorziene indexeringen. 4. Reden van schommelingen

Ce montant est estimé sur base de crédits inscrits aux budgets des Organismes, compte tenu des indexations prévues. 4. Raison des fluctuations

Onregelmatige overmaking van de facturen door de betrokken revisoren.

Transmission irrégulière des factures des réviseurs concernés.

HOOFDSTUK 25

CHAPITRE 25

FOD VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

SPF SANTÉ PUBLIQUE, SÉCURITÉ DE LA CHAINE ALIMENTAIRE ET ENVIRONNEMENT

Art. 12.01 — Terugbetaling door de Gewesten ingevolge het samenwerkingsakkoord houdende de coördinatie van het beleid in verband met de invoer, de uitvoer en de doorvoer van afvalstoffen.

Art. 12.01 — Remboursement par les Régions suite à l’accord de coopération portant coordination de la politique d’importation, d’exportation et de transit des déchets.




59.000 61.000 –––––––––––––– 2.000

1. Wettelijke basis De bijzondere wet van 8 augustus 1980, gewijzigd door de bijzondere wet van 16 juli 1993, verplicht de federale en gewestelijke overheden ertoe om samen te zorgen voor de coördinatie van het beleid inzake invoer, uitvoer en doorvoer van afval, terwijl artikel 6, § 4 aan de federale overheid de verplichting oplegt de gewestregeringen te betrekken bij de ontwerpen van federale reglementen inzake de doorvoer van afvalstoffen. 2. Aard van de ontvangsten Terugbetaling door de Gewesten ingevolge het samenwerkingsakkoord houdende de coördinatie van het beleid in verband met de invoer, de uitvoer en de doorvoer van afvalstoffen. 3. Aanpassing De wijzigingen in de inkomstenramingen kunnen als volgt worden verklaard : krachtens artikel 9 van het Sa-

Diminution ................................................... EUR

59.000 61.000 –––––––––––––– 2.000

1. Base légale La loi spéciale du 8 août 1980 modifiée par la loi spéciale du 16 juillet 1993 contraint les autorités fédérales et régionales à déterminer de commun accord, les modalités de coordination de la politique concernant l’importation, l’exportation et le transit de déchets, tandis que l’article 6, § 4 oblige les autorités fédérales à impliquer les gouvernements régionaux dans les projets de règlements fédéraux concernant le transit de déchets. 2. Nature des recettes Remboursement par les régions suite à l’accord de coopération portant coordination de la politique d’importation, d’exportation et de transit des déchets

3. Adaptation Les modifications dans les estimations des recettes s’expliquent comme suit : selon l’article 9 de l’Accord de

354

DOC 50

2080/001

menwerkingsakkoord van 26 oktober 1994 met betrekking tot artikel 12.01 van de Rijksmiddelenbegroting, dragen de bevoegde overheden de werkingskosten voor het toezicht houden op de invoer, de uitvoer en de doorvoer van afvalstoffen; die kosten houden dus verband met de reis- en verblijfkosten van de ambtenaren en met de werkingskosten ervan. Regularisering van de jaren 1995 en 1996 in de loop van 1997, hetgeen dit verschil verklaart. De inkomsten uit werkingskosten (de stijging is alleen het gevolg van een toename van de BTW).

Coopération du 26 octobre 1994 concernant l’article 12.01 du Budget des Voies et Moyens, les autorités compétentes prennent en charge les frais de fonctionnement liés au contrôle des opérations d’importation, d’exportation et de transit de déchets; ces frais sont donc liés : aux frais de parcours et de séjours des agents, ainsi qu’aux frais de fonctionnement liés à ceux-ci. Régularisation des années 1995 et 1996 effectuée au cours de l’année 1997, ce qui explique cet écart. Les recettes résultant de frais de fonctionnement (la majoration provient uniquement de l’accroissement de la TVA).




3.101.000 3.051.000 –––––––––––––– 50.000

Art. 16.01/1 — Verkoop van publikaties, drukwerken, enz. Raming der ontvangsten : 2.000 euro, zoals voor 2002.

1. Aard van de ontvangsten Het betreft de opbrengst van de verkoop van het Belgisch Tijdschrift voor sociale zekerheid, van de officieuze coördinaties en van het Beknopt Overzicht van de sociale zekerheid, gepubliceerd door het departement (vooruitzichten : 22.000 euro voor het jaar 2002), plus — Brussel : verkoop van ongebruikte vaccinatieboekjes à 0,25 euro per stuk(voor particulieren, huisartsen of vaccinatiecentra die erom vragen)(opbrengst: ongeveer 75 euro in 1999). — Rekening van de syllabus van de dienst « 100 » : verkoop van het Handboek voor ambulanciers aan particulieren voor 84,28 euro (opbrengst: ongeveer 7.500 euro in 1999). 2. Reden van schommelingen De ontvangsten komen uit de abonnementen op het Belgisch Tijdschrift voor Sociale Zekerheid (F/Nl) en van de verkoop per stuk van bepaalde publicaties gerealiseerd door de dienst Publicaties – Bibliotheek. Het aantal abonnees schommelt echter van jaar tot jaar, en de verkoop per stuk hangt af van het succes van bepaalde nummers van het tijdschrift, of van de tijdelijke interesse voor bepaalde publicaties. Bovendien hebben de « officieuze coördinaties », die het eerste jaar toch enig succes kenden, maar een beperkt succes meer (er verandert weinig in de wetgeving).


3.101.000 3.051.000 –––––––––––––– 50.000

Art. 16.01/1 — Vente de publications, imprimés, etc.

Evaluation des recettes pour 2003 : 2.000 euros, comme pour 2002. 1. Nature des recettes Il s’agit du produit de la vente de la Revue belge de sécurité sociale, des coordinations officieuses et de l’Aperçu de la sécurité sociale publiés par le département (prévisions pour 2002 : 22.000 euros), ainsi que — Bruxelles : vente de carnets vierges de vaccination au prix de 0,25 euro (délivrés aux particuliers, aux médecins de famille ou aux centres de vaccinations qui en font la demande) (environ 75 euros recettes en 1999). — Compte du service « 100 » syllabus : vente du « Manuel pour secouriste ambulancier » aux particuliers au prix de 84,28 euros (environ 7.500 euros recettes 1999). 2. Raison des fluctuations Les recettes proviennent des abonnements à la Revue belge de sécurité sociale (F/Nl) et de la vente à la pièce de certains exemplaires des publications réalisées par le Service Publications – Bibliothèque. Or le nombre d’abonnés fluctue d’une année à l’autre et la vente à la pièce dépend du succès rencontré par certains numéros de la revue, ou de l’intérêt momentané pour certaines publications. En outre, les « coordinations officieuses », si elles ont connu un certain succès la première année de mise en vente, ne connaissent plus qu’un intérêt très médiocre (la législation variant peu).

DOC 50

355

2080/001

Art. 16.01/2 — Retributies verschuldigd voor bepaalde geneeskundige onderzoeken die door de SMR-AGD worden uitgevoerd en terugvordering van medische kosten.

Art. 16.01/2 — Redevances dues pour certains examens médicaux effectués par l’OMSE-SSA et récupération des frais médicaux.




3.099.000 3.049.000 –––––––––––––– 50.000

1. Wettelijke basis — Koninklijk besluit 27 april 1981 gewijzigd bij koninklijk besluit van 27 december 1994 en 19 mei 1995. — Wet van 3 juli 1967. 2. Aard van de ontvangsten Retributies verschuldigd voor bepaalde geneeskundige onderzoeken die door de SMR-AGD worden uitgevoerd en terugvordering van medische kosten. 3. Aanpassing Basisbedragen : — artikel 2, § 1 : 9,92 euro; — artikel 2, § 2 : 37,18 euro; — artikel 3 : 74,37 euro et 173,53 euro; — artikel 4 : 14,78 euro; — artikel 4bis : 7,68 euro; — artikel 5 : 8,23 euro. De retributies zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand mei 1994. Op 1 januari van elk jaar, en voor het eerst op 1 januari 1996, worden voormelde retributies aangepast aan de evolutie van dit indexcijfer. Hiertoe worden ze vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand april van het vorige jaar is, en de noemer het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand mei 1994. De laatste verhoging dateert van 1 januari 2002. Teller : 108,75. Noemer : 96.35. 4. Reden van schommelingen De geraamde ontvangsten voor 2002 blijven behouden op 3.049.000 euro. De reële ontvangsten voor 2001 bedroegen 3.214.000 euro in plaats van de voorziene 2.999.000 euro. Deze verhoging van 215.000 euro is een gevolg van de meerontvangst van de retributies der aangesloten besturen: de verschuldigde achterstallen van « L’Office de la Naissance et de l’Enfant » over de dienstjaren 1989 tot 2000 werden voldaan in het dienstjaar 2001. Wijze van berekening meerjaren: Gemiddeld aantal onderzoeken in 2001 per artikel : — artikel 2, § 1 : 12.200 onderzoeken; — artikel 2, § 2 : 8.000 onderzoeken;


3.099.000 3.049.000 –––––––––––––– 50.000

1. Base légale — Arrêté royal du 27 avril 1981 modifié par l’Arrêté royal du 27 décembre1994 et 19 mai 1995. — Loi du 3 juillet 1967. 2. Nature des recettes Redevances dues pour certains examens médicaux effectués par l’OMSE-SSA et récupérations des frais médicaux. 3. Adaptation Montant de base : — article 2, § 1 : 9,92 euros; — article 2, § 2 : 37,18 euros; — article 3 : 74,37 euros et 173,53 euros; — article 4 : 14,78 euros; — article 4bis : 7,68 euros; — article 5 : 8,23 euros. Les rétributions sont liées à l’indice des prix à la consommation du mois de mai 1994. Ces rétributions sont adaptées à l’évolution de cet index le 1er janvier de chaque année, et pour la première fois le 1er janvier 1996. Pour ce faire, elles sont multipliées par une fraction, dont le numérateur est l’indice des prix à la consommation du mois d’avril de l’année précédente et le dénominateur l’index du mois de mai 1994. La dernière majoration date du 1er janvier 2002. Numérateur : 108,75. Dénominateur : 96,35. 4. Raison des fluctuations Les recette prévues pour 2002 sont de 3.049.000 euros. Les recettes réelles pour 2001 atteignent 3.214.000 euros alors que les recettes prévues étaient de 2.999.000 euros. Cette augmentation de 215.000 euros est la conséquence de l’arriéré de « L’Office de la Naissance et de l’Enfance » perçu en 2001 pour les années 1989 à 2000.

Calcul pluriannuel : Nombre moyen d’examens en 2001 par article : — article 2, § 1er : 12.200 examens; — article 2, § 2 : 8.000 examens;

356

DOC 50

2080/001

— artikel 3 : 2.870 onderzoeken; — artikel 4, 4 bis :114.500 personeelsleden; — artikel 5 : 190 onderzoeken. Inning (arbeidsongevallen wet 3 juli 1967) : 964.000 euro. Gelet op het aantal onderzoeken in 2001 en de nieuwe retributies vanaf 1 januari 2002 worden de inkomsten van 2003 geraamd op 3.099.000 euro. Voor de meerjarenraming wordt er rekening gehouden met een verhoging van telkens 1,6 %.

— article 3 : 2.870 examens; — articles 4 et 4bis : 114.500 examens; — article 5 : 190 examens. Perception (récupération tiers responsable ACC .de TRAV loi du 3 juillet 1967) : 964.000 euros. Eu égard au nombre d’examens en 2001 et aux nouvelles rétributions à partir du 1er janvier 2002, les recettes pour 2003 sont estimées à 3.099.000 euros. Pour l’estimation pluriannuelle, il est tenu compte d’une majoration de chaque fois 1,6 %.

Art. 16.02 — Ontvangsten gerealiseerd door het Instituut Pasteur.

Art. 16.02 — Recettes réalisées par l’Institut Pasteur.



1. Wettelijke basis

1. Base légale

Zie Provincie Brabant.

Voir Province de Brabant.

2. Aard van de ontvangsten


De ontvangsten komen voort uit de wetenschappelijke activiteiten van het instituut. Ze hebben betrekking op de behandeling (terugbetaling door patiënten van het vaccin tegen hondsdolheid, raadplegingen) en op de diagnose (controle van carnivoren die als huisdier worden gehouden en die worden ingeënt tegen hondsdolheid) van hondsdolheid, op biomedische analyses en op wetenschappelijke expertises in verband met de tetanos en botulisme, op de verdeling van gezuiverde tetanische anatoxine. De ontvangsten komen eveneens uit het kopiëren van wetenschappelijke artikelen. 3. Aanpassing Het bedrag dat wordt voorgesteld voor de ontvangsten van 2002, werd geraamd op basis van de ontvangsten in 2001 (263.000 euro); het is namelijk zo dat het aantal rabiësanalyses (serologie) tijdens de periode januari-juli 2002 in vergelijking met dezelfde periode in 2001 quasi identiek is en er in 2002 geen enkele prijsstijging wordt voorzien. Wij schatten dat het cijfer voor 2002 en 2001 vergelijkbaar zal zijn met de cijfers voor 2003 en de volgende jaren. De serologische controle van honden en katten die tegen rabiës werden gevaccineerd werd ingesteld in het raam van de Europese wetgeving inzake het verkeer binnen de gemeenschap, van carnivoren die als huisdieren worden gehouden (artikel 10, § 3, van de Europese richtlijn 92/65/CE aangepast aan de Belgische wetgeving door artikel 12, § 3 van het Belgisch Staatsblad van 31 augustus 1993). 4. Reden van schommelingen Het aantal analyses dat door het instituut wordt uitgevoerd, hangt af van externe aanvragen, zowel Belgische

Les recettes sont générées par les activités scientifiques de l’institut. Elles sont relatives au traitement (remboursement par les patients du vaccin antirabique distribué, consultations) et au diagnostic (contrôle sérologique des carnivores domestiques vaccinés contre la rage) de la rage, à des analyses biomédicales et à des expertises scientifiques dans le domaine du tétanos et du botulisme, à la distribution d’anatoxine tétanique purifiée. Elles proviennent également de la fourniture de copies d’articles scientifiques.

3. Adaptation Le montant proposé pour les recettes de 2002 a été estimé sur base des recettes enregistrées en 2001 (263.000 euros), étant donné que le nombre d’analyses de sérologie rabique pendant la période janvier – juillet 2002 est quasiment identique à celui obtenu pendant la même période en 2001 et qu’aucun changement de prix n’est prévu au cours de l’année. Nous estimons que pour l’année 2003 et les années suivantes ce chiffre obtenu en 2001 et 2002 sera maintenu. Le contrôle sérologique des chiens et chats vaccinés contre la rage a été instauré dans le cadre de la législation européenne en matière de circulation des carnivores domestiques dans l’Union (Article10, § 3 de la Directive CEE 92/65/CE transposée dans la législation belge par l’article 12, § 3 de l’arrêté ministériel du 31 août 1993)

4. Raison des fluctuations Le nombre des analyses rétribuées pratiquées à l’institut est dépendant de demandes externes tant belges

DOC 50

357

2080/001

als buitenlandse (Nederland, Verenigd Koninkrijk, Spanje, Scandinavische landen, Frankrijk, enz.).

qu’étrangères (Pays-bas, Royaume-Uni, Espagne, pays scandinaves, France, etc.).

Art. 16.03 — Ontvangsten voortvloeiend uit betalingen van de industrie in het kader van de EG-richtlijn 793/93.

Art. 16.03 — Recettes sortant des paiements de l’industrie dans le cadre de la directive 793/93 CEE.




20.000 2.000 –––––––––––––– 18.000

1. Wettelijke basis In het kader van verordening (EEG) n r 793/93 van de Raad van de europese Unie van 23 maart 1993 inzake de beoordeling en de beperking van de risico’s teweeggebracht door bestaande stoffen zijn de lidstaten gehouden tot het opstellen van rapporten met betrekking tot de toxicologische en ecotoxicologische risico’s teweeggebracht door bestaande stoffen. België, voor zijn verantwoordelijkheid gesteld, heeft op vraag van de industrie zijn kandidatuur gesteld bij de europese Commissie als rapport euro voor 3 stoffen op de derde prioriteitenlijst (cadmium, cadmiumoxyde en methyleendiisocyanaat). De benodigde wetenschappelijke studies dienden toevertrouwd aan experts van Belgische universiteiten. De industrie (Union Minière, ISopa) had zich bereid verklaard de daarmee verband houdende financiering volledig op zich te nemen op voorwaarde dat de gestorte gelden effectief voor het opstellen, uitvoeren en begeleiden van voornoemde werkzaamheden gebruikt werden. Alle benodigde gelden (7,5 M + 3,5 M of in totaal 11 M frank) dienden op vaste tijdstippen door de industrie betaald te worden (forfaitaire bedragen contractueel vastgelegd met voorziening van boeten per dag vertraging van betaling) : — tussen 15 april 1997 en 30 april 1997 : 2,9 M (Union Minière) + 1,5 M (Isopa) of in totaal 4,4 M frank voor 1997; — tussen 1 januari 1998 en 15 januari 1998 : 4,0 M (Union Minière) + 1,7 M (Isopa) of in totaal 5,7 M frank voor 1998; — tussen 1 januari 1999 en 15 januari 1999 : 0,6 M (Union Minière) + 0,3 M (Isopa) of in totaal 0,9 M frank voor 1999. Deze bedragen kunnen niet worden teruggevorderd àls de Belgische Staat zijn verplichtingen nakomt. Indien de Belgische Staat echter niet voldoet aan zijn verplichtingen (bijvoorbeeld de ontvangen gelden niet gebruikt om de voormelde studies uit te voeren en te begeleiden of de studies vroegtijdig stopzet) is de Belgische Staat echter wel gehouden het gestorte geld terug te betalen aan de industrie en/of dient de industrie géén verdere stortingen meer te doen.

2. Aanpassing Union Minière dient nog een schadevergoeding van 100.000 frank te betalen, aangezien haar laatste beta-


20.000 2.000 –––––––––––––– 18.000

1. Base légale Dans le cadre du règlement (CEE) n°793/93 du Conseil de l’Union européenne du 23 mars 1993 concernant l’évaluation et le contrôle des risques présentés par les substances existantes, les États membres sont tenus de rédiger des rapports relatifs aux risques toxicologiques et écotoxicologiques présentés par certaines substances. Placée devant ses responsabilités, la Belgique, à la demande du secteur industriel, a posé sa candidature auprès de la Commission européenne comme rapporteur pour 3 substances sur la troisième liste des priorités (cadmium, oxyde de cadmium et diisocyanate de méthylène). Les études scientifiques nécessaires doivent être confiées à des experts d’universités belges. L’industrie (Union Minière, Isopa) s’est déclarée disposée à en assurer le financement intégral à condition que les sommes versées servent effectivement à l’établissement, l’exécution et le suivi desdits travaux. Tous les fonds nécessaires (7,5 M + 3,5 M soit au total 11 MBF) devaient être versés à dates fixes par l’industrie (montants forfaitaires contractuels avec pénalités prévues par jour de retard de paiement) : — entre le 15 avril 1997 et le 30 avril 1997 : 2,9 M (Union Minière) + 1,5 M (Isopa) soit au total 4,4 MBF pour 1997; — entre le 1er janvier 1998 et le 15 janvier 1998 : 4,0 M (Union Minière) + 1,7 M (Isopa) soit au total 5,7 MBF pour 1998; — entre le 1er janvier 1999 et le 15 janvier 1999 : 0,6 M (Union Minière) + 0,3 M (Isopa) soit au total 0,9 MBF pour 1999. Ces montants ne sont pas récupérables si l’État belge respecte ses engagements. Mais si l’État belge ne satisfait pas à ses obligations (par exemple ne pas affecter les sommes perçues à l’exécution et au suivi des études précitées ou arrêter les études prématurément), il sera tenu de rembourser à l’industrie l’argent versé et/ ou l’industrie ne devra plus effectuer d’autres versements.

2. Nature des recettes L’Union Minière est encore redevable d’une pénalité de 100.000 francs belges car son dernier paiement n’a

358

DOC 50

2080/001

ling slechts op 20 januari 1999 overgemaakt werd (5 dagen aan 20.000 frank conform artikel 5 van de afgesloten overeenkomst)

été versé que le 20 janvier 1999 (5 jours à 20.000 francs belges, conformément à l’article 5 de la convention conclue).

Art. 16.04 — Ontvangsten van het Comité van Europese milieumerk.

Art. 16.04 — Recettes du Comité écolabel européen.



1. Wettelijke basis — Artikel 11 van europese Verordening nr. 880/92 bepaalt dat voor de aanvraag om een k euro de kosten van behandeling van het dossier worden aangerekend en dat de voorwaarden voor het gebruik van de k euro de betaling behelzen van een gebruiksrecht door de aanvrager. Richtsnoeren voor de vaststelling van de kosten en vergoedingen voor aanvragen van en voor het gebruik van de communautaire milieukeur zijn vastgelegd in Beschikking 93/326/EEG van de Commissie. — Verordening (EEG) nr 880/92 van de Raad van 23 maart 1992 inzake een communautair systeem voor de toekenning van milieukeuren (PB nr L 99 van 11 april 1992). — Beschikking 93/326/EEG van de Commissie van 13 mei 1993 tot vastlegging van richtsnoeren voor de vaststelling van de kosten en vergoedingen voor aanvragen van en voor het gebruik van de communautaire milieukeur (PB nr L 129 van 27 mei 1993). — koninklijk besluit van 13 januari 1999 tot bepaling van het bedrag en de wijze van betaling van de kosten en rechten verbonden aan het europese milieukeurmerk (Belgisch Staatsblad van 23 januari 1999).

2. Aard van de ontvangsten Aangezien het Comité voor de toekenning van het europese milieukeurmerk pas vrij recent werd opgericht (30 september 1998) en deelneming aan het systeem geheel vrijwillig is, kunnen de ontvangsten onmogelijk precies worden aangegeven. Het is immers niet mogelijk te voorspellen hoeveel aanvragen er zullen komen, noch om welke producten het zal gaan. In theorie : Er moet een bedrag van 400 euro per aanvraag worden gestort voor de behandeling van het dossier. De vergoeding voor het gebruik van de k euro wordt jaarlijks overgemaakt door alle aanvragers die een milieukeurmerk hebben ontvangen. De jaarlijkse vergoeding heeft betrekking op een periode van 12 maanden vanaf de datum van toekenning van het label en wordt berekend op basis van een percent van het jaarlijkse verkoopsvolume binnen de europese Unie van het product dat het k euromerk heeft gekregen. Dit percentage bedraagt 0,15 %, met een minimum van 400 euro.

1. Base légale — L’article 11 du Règlement européen (CEE) n° 880/ 92 stipule que toute demande d’attribution d’un label est soumise au paiement des frais de traitement de dossier et que les conditions d’utilisation du label comprennent le paiement d’une redevance d’utilisation par le demandeur. Des orientations relatives à la fixation des coûts et redevances associés au label écologique communautaire sont définies dans la décision de la Commission européenne 93/326/CEE. — Règlement (CEE) n° 880/92 du Conseil du 23 mars 1992 concernant un système communautaire d’attribution de label écologique (JOCE n° L 99 du 11 avril 1992). — Décision de la Commission (93/326/CEE) du 13 mai 1993 définissant des orientations relatives à la fixation des coûts et redevances associés au label écologique communautaire (JOCE n° L 129 du 27 mai 1993). — Arrêté royal du 13 janvier 1999 fixant le montant et les modalités de paiement des frais et redevances associés au label écologique européen (Moniteur Belge du 23 janvier 1999). 2. Nature des recettes La mise en place du Comité Ecolabel étant récente (30 septembre 1998) et la participation au système d’attribution du label écologique européen étant volontaire, il n’est pas possible d’estimer les recettes de façon concrète. Il n’est en effet pas possible de prévoir le nombre de demandes d’un label, ni le type de produits pour lesquels le label est demandé et octroyé. En théorie : Pour toute demande, un montant de 400 euros doit être versé pour le traitement du dossier. La redevance d’utilisation du label est versée annuellement par tout demandeur ayant obtenu le label. La redevance annuelle porte sur une période de 12 mois à compter de la date d’attribution du label au demandeur et se calcule sur base d’un pourcentage du volume annuel des ventes, à l’intérieur de la Communauté, du produit ayant obtenu le label. Ce pourcentage est de 0,15 % avec un montant minimal de 400 euros

DOC 50

359

2080/001


3. Raison des fluctuations

Deelname aan het systeem van het europese milieukeurmerk gebeurt op vrijwillige basis. Vóór 2000 zijn er geen aanvragen geweest. In 2000 (juni en september) werden twee dossiers ingediend. De huidige ontvangsten (op de voorlopige rekening) bedragen 2 x 400 euro.

La participation au système d’attribution du label écologique européen est volontaire. Aucune demande n’a été introduite avant l’année 2000. Deux dossiers ont été introduits en 2000 (juin et septembre). Le montant actuel des recettes (sur le compte provisoire) s’élève à 2 x 400 euros.

Art. 36.02 — Ontvangsten ten bate van het Rode Kruis van België (Ontvangsten toegewezen aan het programma 25-51-7).

Art. 36.02 — Recettes au profit de la Croix-Rouge de Belgique (Recettes affectées au programme 25-51-7).



1. Wettelijke basis Wet van 7 augustus 1974 tot toekenning van bijkomende geldmiddelen aan het Belgische Rode Kruis en koninklijk besluit van 21 januari 1976 2. Aard van de ontvangsten Om in de regelmatige financiering van zijn werkzaamheden te voorzien ontvangt het Rode Kruis jaarlijks een geldsom afkomstig van de opbrengst van een toeslag van 0,25 % op het premiebedrag dat ten laste komt van elke verzekeringsnemer van een aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. De voornoemde toeslag wordt door de verzekeringsmaatschappijen gestort op de rekening van een organiek fonds van het departement. Het hele bedrag wordt daarna gestort op de rekening van het Rode Kruis. 3. Aanpassing In uitvoering van artikel 223 van de wet van 22 februari 1998 houdende sociale bepalingen is het koninklijk besluit van 18 juni 1998 tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 december 1974 betreffende de bijkomende geldmiddelen die aan het Belgische Rode Kruis worden toegekend, erop gericht om de toeslag op het premiebedrag van 0,25 % tot 0,35 % te brengen. Door deze verhoging kan het tekort van de transfusiecentra bij de verkoop van het door plasmaferese verkregen plasma aan de CAF-DCF gedekt worden. Sinds 1 januari 1998 wordt immers door de CAF-DCF een vermindering van 1000 fr. toegepast per liter plasma verkocht aan de transfusiecentra. De laatste jaren is er geen indexaanpassing meer geweest. De toeslag op het geïnde premiebedrag is ter uitvoering van het koninklijk besluit van 18 juni 1998 van 0,25 % tot 0,35 % gestegen.

1. Base légale Loi du 7 août 1974 accordant des ressources complémentaires à la Croix-Rouge de Belgique et arrêté royal du 21 janvier 1976. 2. Nature des recettes En vue d’assurer un financement régulier de ses activités, la Croix-Rouge bénéficie annuellement d’une recette provenant d’un supplément de 0,25 % du montant des primes mises à charge de tout preneur d’une assurance responsabilité civile en matière de véhicule automoteur. Le supplément précité est versé par les compagnies d’assurance sur le compte d’un fonds organique situé au département et la totalité de ces sommes est reversée à la Croix-Rouge.

3. Adaptation En exécution de l’article 223 de la loi du 22 février 1998 portant des dispositions sociales, l’arrêté royal du 18 juin 1998, modifiant l’arrêté royal du 16 décembre 1974 relatif aux ressources complémentaires accordées à la Croix-Rouge de Belgique, vise à porter de 0,25 % à 0,35 % le supplément du montant des primes d’assurance. Cette augmentation permettra de couvrir le déficit encouru par les Centres de transfusion lors de la vente du plasma, obtenu par plasmaphérèse au DCF-CAF. En effet, le DCF-CAF applique, depuis le 1er janvier 1998, une diminution de 1.000 Frs. du prix, par litre de plasma acheté aux Centres de transfusion. Il n’y a pas eu, ces dernières années, d’adaptation à l’index. En exécution de l’arrêté royal du 18 juin 1998, le supplément du montant des primes d’assurance, perçu, est passé de 0,25 % à 0,35 %.

360

DOC 50


2080/001


Er zijn geen grote schommelingen in de uitgaven geweest.

Les recettes fluctuent en raison du nombre de primes d’assurance RC automobile vendues, ce qui n’est pas prévisible.

Art. 36.03 — Opbrengst der gezondheidspatenten en de gezondheidsrechten (gezondheidsdienst der havens, vlieghavens en grenzen).

Art. 36.03 — Produits des patentes de santé et des droits sanitaires (service sanitaire des ports, aéroports et frontières).



1. Wettelijke basis

1. Base légale

Gezondheidspolitie, koninklijk besluit van 29 oktober 1964. 2. Aard van de ontvangsten

Police sanitaire arrêté royal du 29 octobre 1964.


rekening Saniport : — Antwerpen : ontratting krachtens de gezondheidspolitie, koninklijk besluit van 29 oktober 1964 Gezondheidspas gezondheidsrechten : ontratting van schepen en uitreiking van een gezondheidscertificaat (opbrengst ongeveer 25.000 euro in 1999). — Gent, ontratting (idem als Saniport Antwerpen) Ontvangsten van inentingen tegen gele koorts afgeleverd door het internationale vaccinatiecentrum in Gent overeenkomstig de gezondheidspolitie — koninklijk besluit van 29 oktober 1964 (opbrengst ongeveer 1.000 euro in 1999). 3. Reden van schommelingen

comptes Saniport : — Antwerpen, dératisation conformément à la police sanitaire AR du arrêté royal du 29 octobre 1964. Patente de santé droits sanitaires : dératisation des bateaux et délivrance de certificat sanitaire (environ 25.000 euros recettes 1999). — Gent, dératisation idem que Saniport Antwerpen. Recettes des vaccinations fièvre jaune délivrées par le centre des vaccinations internationales de Gent conformément à la police sanitaire arrêté royal du 29 octobre 1964 (environ 1.000 euros recettes 1999).

3. Raison des fluctuations.

De inkomsten schommelen naargelang het aantal uitgereikte certificaten, de havenactiviteit en het aantal personen dat naar het buitenland wil reizen.

Les recettes fluctuent en raison du nombre de certificats délivrés, de l’activité portuaire et du nombre de personnes désireuses de voyager à l’étranger.

Art 36.05 – Heffing op het vervoer van elektriciteit (Ontvangsten toegewezen aan het programma 25-57-1).

Art. 36.04 — Redevance sur le transport d’électricité (Recettes affectées au programme 25-57-1).

Raming der ontvangsten : nihil ,zoals voor 2002.

Evaluation des recettes : néant, comme pour 2002.

Art. 37.01 — Opbrengst van de vermindering van de patronale bijdragen (Ontvangsten toegewezen aan het programma 25-51-1).

Art. 37.01 — Produit de la réduction de cotisations patronales (Recettes affectées au programme 25-51-1).




9.720.000 9.432.000 –––––––––––––– 288.000


9.720.000 9.432.000 –––––––––––––– 288.000

DOC 50

361

2080/001

1. Wettelijke basis

1. Base légale

— Artikel 184 van de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en diverse bepalingen (fonds). — Wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid (aard van de ontvangsten). 2. Aard van de ontvangsten

— Article 184 de la loi du 12 août 2000 portant des dispositions sociales, budgétaires et diverses (fonds). — Loi du 24 décembre 1999 en vue de la promotion de l’emploi (nature des recettes). 2. Nature des recettes

De opbrengst van de vermindering van de werkgeversbijdragen.

Le produit des réductions de cotisations patronales.

Art. 38.01 — Ontvangsten betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere produkten.

Art. 38.01 — Recettes relatives à la protection de la santé des consommateurs en ce qui concerne les denrées alimentaires et les autres produits.




4.337.000 3.717.000 –––––––––––––– 620.000

1. Wettelijke basis a) vergunningen : koninklijk besluit van 4 december 1995, laatste gewijzigd door koninklijk besluit van 28 september 1999; b) — NUT-dossiers : koninklijk besluit van 3 maart 1992, laatst gewijzigd door koninklijk besluit van 20 mei 1998; — plantendossiers: koninklijk besluit van 29 augustus 1997; — exportvergunningen: koninklijk besluit van 6 maart 1980, laatst gewijzigd door koninklijk besluit van 22 november 1998; — boetes : koninklijk besluit van 14 augustus 1989 ter uitvoering van artikel 19 van de wet van 24 januari 1977.


4.337.000 3.717.000 –––––––––––––– 620.000

1. Base légale a) autorisations : arrêté royal du 4 décembre 1995 modifié en dernier lieu par l’AR arrêté royal du 28/9/1999; b) — dossiers NUT : arrêté royal du 03/03/1992 modifié en dernier lieu par l’arrêté royal du 20/05/1998; — dossiers plantes : arrêté royal du 29/08/1997; c) certificats d‘exportation : arrêté royal du 06/03/1980 modifié en dernier lieu par l’arrêté royal du 22/12/1998; — amendes : arrêté royal du 14/08/1989, en exécution de l’article 19 de la loi du 24/01/1977.



a) retributies; b) retributies; c) retributie (administratieve boete).

a) redevance; b) redevances; c) redevance (amende administrative).

3. Aanpassing

3. Adaptation

a) koninklijk besluit 4 augustus 1996; b) NUT : geen; Pl: geen; c) Vergunningen : koninklijk besluit 7 december 1992

a) arrêté royal 04/08/1996; b) NUT :- néant; PL : néant; c) Certificats : arrêté royal 07/12/1992. Amendes : néant.



Grote schommelingen zijn er alleen bij de vergunningen en die zijn te wijten aan de spreiding in de tijd van de aanvragen. Dat ze elke drie jaar terugkeren, kan worden verklaard door het feit dat de vergunningen elke drie jaar moeten worden verlengd.

Les grandes fluctuations ne se constatent qu’en matière d’autorisations : elles sont dues à l’étalement dans le temps des demandes d’autorisations. La périodicité de 3 ans s’explique par le fait que les autorisations sont renouvelables après 3 ans.

362

DOC 50

2080/001

Art. 38.02 — Ontvangsten voortspruitend uit de wet van 21 juni 1983 betreffende gemedicineerde diervoeders.

Art. 38.02 — Recettes résultant de la loi du 21 juin 1981 relative aux aliments médicamenteux pour animaux.



1. Wettelijke basis De inkomsten op dit artikel vloeien voort uit taksen bepaald in artikel 6 van de wet van 21 juni 1983 betreffende gemedicineerde diervoeders.

1. Base légale Les recettes inscrites à cet article proviennent de taxes prévues à l’article 6 de la loi du 21 juin 1963 relative aux aliments médicamenteux pour animaux.



Het betreft inkomsten onder vorm van bijdragen.

Il s’agit de recettes sous forme de redevances.

3. Aanpassing

3. Adaptation

De ontvangsten evolueren niet mee met de index. Eventuele verhogingen van de bijdragen moeten bij koninklijk besluit gereglementeerd worden. 4. Reden van schommelingen

Les recettes ne sont pas indexées. Les augmentations de redevances éventuelles doivent être réglementées par AR. 4. Raison des fluctuations

De verschillen in inkomsten van de voorbije jaren hebben te maken met de soms laattijdige betalingen door sommige firma’s die in het daaropvolgende begrotingsjaar gerecupereerd worden.

Les différences avec les recettes des années précédentes s’expliquent par les paiements parfois tardifs de certaines firmes ; ces versements sont récupérés au cours de l’exercice budgétaire suivant.

Art. 38.04 — Ontvangsten voortvloeiend uit de toepassing van de wet van 5 januari 1976 op de geneesmiddelen (Ontvangsten toegewezen aan het programma 25-53-2).

Art. 38.04 — Recettes résultant de l’application de la loi du 5 janvier 1976 sur les médicaments (Recettes affectées au programme 25-53-2).




1. Wettelijke basis De inkomsten op dit artikel komen voort uit bijdragen voorzien in het koninklijk besluit van 20 juli 93 (vergunningen, declaraties, formulieren, exportvergunningen), het koninklijk besluit van 3 juli 1969 (registratiebijdragen), het koninklijk besluit van 30 maart 1976 (bijdrage van 20 cts per in de handel gebrachte verpakking van elk geneesmiddel), het koninklijk besluit van 7 april 95 (bijdragen voor de reclame ivm geneesmiddelen), het koninklijk besluit van 19 december 1997 (farmaceutische grondstoffen), het koninklijk besluit van 15 juli 1997 en het koninklijk besluit 18 maart 1999 (medische hulpmiddelen), het koninklijk besluit 18 juni 1999 (verdovende en psychotrope stoffen), het koninklijk besluit 8 december 1999 (vestiging/registratie apotheken). Deze besluiten zijn gebaseerd op de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, de wet van 24 februari 1921


12.000.000 11.000.000 –––––––––––––– 1.000.000

1. Base légale Les recettes inscrites à cet article proviennent de redevances prévues par l’arrêté royal du 20 juillet 1993 (autorisations, déclarations, formulaires, licences d’exportation), l’arrêté royal du 3 juillet 1969 (redevances d’enregistrement), l’arrêté royal du 30 mars 1976 (redevance de 20 centimes par emballage de tout médicament mis sur le marché), l’arrêté royal du 7 avril 1995 (redevances pour la publicité concernant les médicaments), l’arrêté royal du 19 décembre 1997 (matières premières pharmaceutiques), les arrêté royal des 15juillet 1997 et 18 mars 1999 (dispositifs médicaux), l’arrêté royal du 18 juin 1999 (substances stupéfiantes et psychotropes), l’arrêté royal du 8 décembre 1999 (implantation/enregistrement des officines). Ces arrêtés royaux sont basés sur la loi du 25 mars 1964 sur les médicaments, la loi du 24 février 1921 sur

DOC 50

363

2080/001

op de gifstoffen of het koninklijk besluit n r 78 van 31 mei 1967 in verband met onder andere de uitoefening van de geneeskunst. 2. Aard van de ontvangsten Het betreft inkomsten onder vorm van bijdragen.

3. Aanpassing De ontvangsten evolueren niet mee met de index. Eventuele verhogingen van de bijdragen moeten bij koninklijk besluit gereglementeerd worden. 4. Reden van schommelingen

les substances vénéneuses ou l’arrêté royal n° 78 du 10 novembre 1967 sur l’exercice de l’art de guérir.

2. Nature des recettes Il s’agit de recettes sous forme de redevances, rétributions et prélèvements. 3. Adaptation Les recettes ne sont pas indexées. Les augmentations de redevances éventuelles doivent être réglementées par arrêté royal. 4. Raison des fluctuations

Er werden in de voorbije jaren nieuwe bijdragen voorzien voor o.a. de farmaceutische grondstoffen, de medical devices, de verdovende middelen en verdovende en psychotrope stoffen en de vestiging/registratie van apotheken (zie hoger). Andere bijdragen (registratie) werden met ingang van 1 augustus 2002 aangepast (verhoogd). De ontvangsten zijn daardoor geëvolueerd van circa 7,7 miljoen euro in 1998 tot 10,8 miljoen euro in 2001. In 2003 worden de ontvangsten geraamd op circa 12miljoen euro.

De nouvelles redevances ont été prévues ces dernières années entre autres pour les matières premières pharmaceutiques, les dispositifs médicaux, les substances stupéfiantes et psychotropes ainsi que pour l’implantation/l’enregistrement des officines. D’autres redevances (enregistrements) ont été adaptées (augmentées) à partir du 1er janvier 2002. Par conséquent, les recettes ont évolué d’environ 7,7 millions d’euros en 1998 vers 10,8 millions d’euros en 2001. Les recettes pour 2003 sont estimées à environ 12 millions d’euros.

Art. 38.06 — Ontvangsten voortvloeiend uit schadevergoedingen en de bestrijding van verontreinigingen op zee (Wet van 20 juli 1976 en ministerieel besluit van 6 oktober 1989).

Art. 38.06 — Recettes résultant d’indemnisations et de la lutte contre les pollutions en mer (Loi du 20 juillet 1976 et arrêté ministériel du 6 octobre 1989).



1. Wettelijke basis

1. Base légale

Wet van 20 juli 1976

Loi du 20 juillet 1976



Reële kosten gedragen door de Staat ingeval van accidentele verontreiniging op zee 3. Aanpassing De procedure ten gronde werd geactiveerd voor de Rechtbank van Koophandel te Antwerpen, omwille van het feit dat de procedure inzake de verdeling van de aansprakelijkheid tussen het MS CARINA en de MSC SAMIA hangende blijft in de Verenigde Staten. Door het activeren van de procedure ten gronde voor een Belgische rechtbank komt aldus binnen een redelijke termijn een einde aan de onzekerheid omtrent de verdeling van aansprakelijkheid. Een bedrag van 3.000.000 frank is forfaitair ingeschreven voor de komende jaren. Per definitie is het feit of

Coûts réels supportés par l’État en cas de pollution accidentelle en mer. 3. Adaptation La procédure au fond a été activée devant le tribunal de commerce d’Anvers, parce que la procédure sur le partage des responsabilités entre MS CARINA et MSC SAMIA est pendante aux États-Unis. En activant la procédure au fond devant une juridiction belge, il sera mis fin dans un délai raisonnable à l’insécurité sur le partage des responsabilités.

Un montant forfaitaire de 3.000.000 de francs a été inscrit pour les années à venir. Par définition, la surve-

364

DOC 50

een ongeval zich voordoet en schadevergoeding met zich meebrengt, evenals de ernst ervan niet voorzienbaar. De hoop bestaat steeds dat deze zich niet voordoet(n).

2080/001

nue d’un accident et l’indemnisation consécutive ainsi que la gravité de l’accident ne sont pas prévisibles. On espère toujours que cela n’arrivera pas.



Niet relevant

Non pertinent

Art. 38.07 — Bijdrage ingesteld voor het aanvragen en het houden van toelatingen voor bestrijdingsmiddelen voor niet-landbouwkundig gebruik, voor het indienen van kennisgevingen van nieuwe chemische stoffen en voor melding van bestaande chemische stoffen zoals die voortvloeien uit verplichtingen opgelegd door de EG.

Art. 38.07 — Redevances perçues pour les demandes d’autorisation et pour la détention d’autorisations de pesticides à l’usage non agricole, pour la notification de substances chimiques nouvelles et pour la déclaration de substances chimiques existantes suivant les obligations CE.




520.000 420.000 –––––––––––––– 100.000

1. Wettelijke basis Overeenkomstig het koninklijk besluit betreffende gevaarlijke stoffen en preparaten en bestrijdingsmiddelen voor niet-landbouwkundig gebruik. 2. Aard van de ontvangsten De retributies zijn verschuldigd voor het aanvragen en het houden van een toelating voor bestrijdingsmiddelen voor niet-landbouwkundig gebruik, voor het kennisgeven van nieuwe chemische stoffen en voor het aangeven van bestaande chemische stoffen overeenkomstig de EG-verplichtingen. Hierbij komen nog de inkomsten voor het in de handel brengen van gevaarlijke stoffen zoals omschreven in het koninklijk besluit van 11 januari 1993 (koninklijk besluit van 19 december 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 juni 1995 betreffende gevaarlijke stoffen en preparaten en bestrijdingsmiddelen voor niet-landbouwkundig gebruik). 3. Aanpassing Aangezien het besluit te laat in werking is getreden, zijn 4 van de 5 inspecteurs aangeworven en klaar om aan het werk te gaan. Vermits het hier om contractuelen gaat, mogen zij geen PV’s opmaken en hebben dus een beperkte dwingende bevoegdheid. koninklijk besluit van 19 december 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 juni 1995 betreffende gevaarlijke stoffen en preparaten en bestrijdingsmiddelen voor niet-landbouwkundig gebruik : « Artikel 1. — § 3. Als de aangifte betrekking heeft op het jaar waarin de toelating werd verleend of waarin de toelating afliep, is in afwijking van § 2 slechts een retributie verschuldigd ten belope van één twaalfde van het in § 2 bedoelde bedrag, vermenigvuldigd met het


520.000 420.000 –––––––––––––– 100.000

1. Base légale Conformément à l’arrêté royal relatif aux substances et préparations dangereuses et aux pesticides à usage non agricole. 2. Nature des recettes Des redevances seront perçues pour les demandes d’autorisation et pour la détention d’autorisations de pesticides à l’usage non agricole, pour la notification de substances chimiques nouvelles et pour la déclaration de substances chimiques existantes suivant les obligations CE. À ces recettes doivent être ajoutées les redevances perçues pour la mise sur le marché d’une préparation dangereuse telle que définie par l’arrêté royal du 11/ 01/93 (arrêté royal du 19 décembre 1997 modifiant l’arrêté royal du 23 juin 1995 relatif aux substances et préparations dangereuses et aux pesticides à usage non agricole). 3. Adaptation Suite à l’entrée en vigueur tardive de cet arrêté, 4 inspecteurs sur les 5 sont engagés et opérationnels. Ceuxci étant contractuels ne sont pas habilités à faire des PV, les contraintes sont donc limitées. Arrêté royal du 19 décembre 1997 modifiant l’arrêté royal du 23 juin 1995 relatif aux substances et préparations dangereuses et aux pesticides à usage non agricole : « Article 1er. — § 3. Lorsque la déclaration porte sur l’année pendant laquelle l’autorisation a été accordée ou est venue à échéance, par dérogation au § 2, une redevance n’est due qu’à concurrence d’un douzième du montant au § 2, multiplié par le nombre de mois pen-

DOC 50

365

2080/001

aantal maanden gedurende welke de toelating geldig was. Het aldus verkregen bedrag wordt per honderd frank naar boven afgerond. ». Een nieuw koninklijk besluit (zie bijlage) tot wijziging van de bedragen van sommige inningen moet binnenkort van kracht worden. Vooruitzichten 2000 voor het innen van inkomsten: Artikel 38.07

dant lesquels l’autorisation était valable. Le montant ainsi obtenu est arrondi à la centaine de francs supérieure. ».

1. In de handel gebrachte stoffen die gevaarlijk kunnen zijn : Artikel 1 van het koninklijk besluit van 23 juni 1995 ................................... 2. Aanvraag toelatingen en attesten : Artikel 2, § 1 ................................................................ 3. Houden van een vergunning : Artikel 2, § 2. 4. Gevaarlijke stoffen : Artikel 3 (koninklijk besluit van 19 december 1997) .......................

1. Substances mises sur le marché pouvant être dangereuses : Article 1 er de l’arrêté royal du 23 juin 1995 ......................... 2. Demandes d’autorisation et attestation : Article 2, § 1er ........................................................................... 3. Détention d’autorisation : Article 2, § 2 .... 4. Préparation dangereuse : Article 3 (arrêté royal du 19 décembre 1997) ....................

3.300.000 frank 3.800.000 frank 3.400.000 frank

6.500.000 frank —–––––––––––––– Totaal ................................................................ 17.000.000,00 frank

Un nouvel arrêté dont copie ci-jointe modifiant les montants de certaines perceptions doit entrer en vigueur d’ici peu. Prévision 2000 pour la perception des recettes : Article 38.07

3.300.000 francs 3.800.000 francs 3.400.000 francs

6.500.000 francs ——–––––––––––––– Total ............................................................... 17.000.000,00 francs

Wat punt 1 betreft: het nieuwe besluit waarin wordt voorzien in de betaling onder bepaalde voorwaarden van retributies voor een bedrag van 2.016.995 en 403.400 frank zal niet binnen de eerste 18 maanden in werking treden, dat wil zeggen pas tegen eind 2001. Hierdoor kan moeilijk een raming worden gemaakt voor 2001 en volgende, rekening houdend met de uitbetaling van een bedrag van 2.000.000 of verschillende bedragen van 400.000 frank. Wat punt 2 aangaat : binnenkort treedt een nieuw besluit in werking dat ertoe strekt de bedragen van sommige retributies te verhogen; aangezien deze bedragen zullen worden toegepast vanaf de datum van bekendmaking van het besluit, kan moeilijk een juiste raming worden gemaakt. In verband met punt 4 kan worden opgemerkt dat 4 van de 5 inspecteurs zijn aangeworven; de datum waarop de vijfde in functie treedt is nog niet bekend.

En ce qui concerne le point 1 : le nouvel arrêté prévoyant le paiement de redevances d’un montant de 2.016.995 et de 403.400 francs belges sous certaines conditions n’entrera pas en application avant une période d’au moins 18 mois, c’est-à-dire vers la fin de 2001. De ce fait une estimation pour les années 2001 et suivantes, tenant compte de paiement d’un montant de 2.000.000 ou de plusieurs montants de 400.000 est difficile à effectuer. En ce qui concerne le point 2 : un nouvel arrêté doit entrer en application d’ici peu, cet arrêté modifiera à la hausse les montants de certaines redevances, l’application de ces montants se faisant à la date de parution de l’arrêté, il est difficile de faire une estimation correcte.

Art. 46.01 — Storting door het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen van ontvangsten bestemd voor het Fonds van de Grondstoffen (Ontvangsten toegewezen aan het programma 25-54-1).

Art. 46.01 — Versement par l’Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire de recettes destinées au Fonds des matières premières (Recettes affectées au programme 25-54-1).




En ce qui concerne le point 4 : quatre des cinq inspecteurs prévus ont été engagés, la date d’entrée en fonction du cinquième inspecteur n’est pas encore connue.


2.085.000 — –––––––––––––– 2.085.000

366

DOC 50

2080/001

Art. 46.02 — Storting door het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen van ontvangsten bestemd voor het Fonds voor de Gezondheid en de produktie van de dieren (Ontvangsten toegewezen aan het programma 25-55-2).

Art. 46.02 — Versement par l’Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire de recettes destinées au Fonds de la santé et de la production des animaux (Recettes affectées au programme 2555-2).








1. Wettelijke basis — Wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut (Belgisch Staatsblad van 24 maart 1954). — Koninklijk besluit van 22 oktober 1937 betreffende de betaling van de beloning van de commissarissen of gedelegeerden van de Staat of kolonie, bij koninklijk of ministerieel besluit benoemd in de « sub litteris » a, d, e en f van artikel 1 der wet van 10 juni 1937 bedoelde instellingen, organismen en maatschappijen (Belgisch Staatsblad van 30 oktober 1937). 2. Aard van de ontvangsten Stortingen uitgevoerd door de instellingen van openbaar nut met het oog op het uitkeren van de bezoldigingen en de onkosten van de controleorganen van de Staat. 3. Aanpassing Dit bedrag wordt geraamd op basis van de kredieten, ingeschreven op de begrotingen van de Instellingen, rekening houdend met de voorziene indexeringen. 4. Reden van schommelingen Onregelmatige overmaking van de facturen door de betrokken revisoren.


6.993.000 — –––––––––––––– 6.993.000

1. Base légale — Loi du 16 mars 1954 relative au contrôle de certains organismes d’intérêt public (Moniteur Belge du 24 mars 1954). — Arrêté royal du 22 octobre 1937 relatif au paiement de la rémunération des commissaires ou délégués de l’État ou de colonie nommés par arrêté royal ou ministériel dans les institutions, organismes et sociétés visés « sub litteris » a, d, e et f de l’article 1er de la loi du 10 juin 1937 (Moniteur Belge du 30 octobre 1937).

2. Nature des recettes Versements par les organismes d’intérêt public en vue du paiement de la rémunération et des frais des organes de contrôle de l’État

3. Adaptation Ce montant est estimé sur base de crédits inscrits aux budgets des Organismes, compte tenu des indexations prévues 4. Raison des fluctuations Transmission irrégulière des factures des réviseurs concernés.

DOC 50

367

2080/001

HOOFDSTUK 32

CHAPITRE 32

FOD ECONOMIE, KMO, MIDDENSTAND EN ENERGIE

SPF ECONOMIE, PME, CLASSES MOYENNES ET ENERGIE

Art. 16.02 — Ontvangsten verbonden aan de levering van diensten aan de openbare- en privésector door het Centrum voor Informatieverwerking (CIV.).

Art. 16.02 — Recettes liées à la fourniture de services aux secteurs public et privé par le Centre du Traitement de l’Information (CTI).



Jaarlijkse vaste ontvangst.

Recette annuelle constante.

Art. 16.03 — Heffingen gestort door ondernemingen ten bate van het Fonds voor Accreditatie en Certificatie om de beoordelings-, accreditatie-, certificatie-, toezichts- en controlekosten te dekken (bestemd voor het Fonds voor Accreditatie en Certificatie — BELAC) (Ontvangsten toegewezen aan het programma 32-65-1).

Art. 16.03 — Rétributions versées par les entreprises en faveur du Fonds d’Accréditation et de Certification pour couvrir les frais d’évaluation, d’accréditation, de certification, de surveillance et de contrôle (destiné au Fonds d’Accréditation et de Certification — BELAC) (Recettes affectées au programme 32-65-1).




1.550.000 1.151.000 –––––––––––––– 399.000


1.550.000 1.151.000 –––––––––––––– 399.000

Het Fonds beheert het accreditatiesysteem « BELAC ». De ontvangsten vloeien voort uit heffingen die het Fonds oplegt aan de verschillende instellingen die een aanvraag indienen tot erkenning als certificatieof keuringsinstelling, of als beproevingslaboratorium.

Le Fonds gère le système d’accréditation « BELAC ». Les recettes proviennent des rétributions que le Fonds demande aux organismes qui introduisent une demande de reconnaissance comme organisme de certification ou de contrôle, ou comme laboratoire d’essais.

Art. 16.04 — Vergoedingen verschuldigd door laboratoria die een aanvraag tot erkenning of tot verlenging of uitbreiding van een erkenning indienen bij de Belgische Kalibratie-Organisatie, en andere kleine ontvangsten (bestemd voor de Belgische Kalibratie-Organisatie) (Ontvangsten toegewezen aan het programma 32-65-2).

Art. 16.04 — Redevances dues par les laboratoires qui introduisent auprès de l’Organisation belge d’Etalonnage une demande d’agrément, et autres petites recettes (destiné à l’Organisation belge d’Etalonnage) (Recettes affectées au programme 32-65-2).




— 57.000 –––––––––––––– 57.000

Diminution ................................................... EUR

— 57.000 –––––––––––––– 57.000

De ontvangsten werden getransfereerd naar het artikel 16.03 in het kader van de fusie « BELAC ».

Les recettes ont été transférées à l’article 16.03 dans le cadre de la fusion « BELAC ».




420.000 1.024.000 –––––––––––––– 604.000

Evaluation des recettes pour 2003 ............. EUR Recettes probables pour 2002 ................... EUR Diminution ................................................... EUR

420.000 1.024.000 –––––––––––––– 604.000

368

DOC 50

2080/001

Art. 16.05/1 — Verkoop van publicaties, drukwerken, enz.

Art. 16.05/1 — Ventes de publications, imprimés, etc...




370.000 374.000 –––––––––––––– 4.000

Diminution ................................................... EUR

370.000 374.000 –––––––––––––– 4.000

De voorziening van de ontvangst is onderverdeeld als volgt (in euro) :

La prévision de recette se subdivise comme suit (en euros) :

a) Bestuur Algemene Diensten : Tandheelkundekabinet ................................. Juridische afdeling ........................................ Toevallige ontvangsten .................................

17.000 40.000 25.000

a) Administration des Services généraux : Cabinet dentaire ........................................... Division recettes juridiques ........................... Divers ............................................................

17.000 40.000 25.000

75.000

b) Administration de l’Energie : Vente de publication Service du Pétrole ........................................

75.000

b) Bestuur Energie : Verkoop van publicaties Dienst petroleum .......................................... c) Bestuur Handelsbeleid : Dienst voor de Nijverheidseigendom : Aandeel van België in het bedrag der taksen ontvangen door het Benelux Merkenbureau .....................................................

3.000

c) Administration de la Politique commerciale : Office de la Propriété industrielle : Quote-part de la Belgique dans le montant des taxes perçues par le Bureau Benelux des Marques .................................. Documentation en brevets par bases de données ................................................... Vente de publications : Atlas commercial de la Belgique .............

e) Bestuur Economische betrekkingen : Oorsprongscertificaten .................................

15.000

e) Administration des Relations économiques : Certificats d’origine .......................................

15.000

f) Bestuur Economische Informatie : Verkoop van publicaties ...............................

35.000

f) Administration de l’Information économique : Vente de publications ...................................

35.000

g) Bestuur Kwaliteit & Veiligheid : Verkoop van publicaties ...............................

10.000

g) Administration de la Qualité et de la Sécurité : Vente de publications ...................................

10.000

Documentatie in octrooien door database Verkoop van publicaties : Handelsatlas van België ..........................

25.000 125.000

25.000 125.000 3.000

Art. 16.05/2 — Terugbetalingen uitgevoerd door de Europese Economische Gemeenschap.

Art. 16.05/2 — Remboursements effectués par la Communauté économique européenne.




50.000 650.000 –––––––––––––– 600.000

Diminution ................................................... EUR

50.000 650.000 –––––––––––––– 600.000

Art. 16.07 — Bijdrage van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in onderzoeksprojecten van collectieve centra.

Art. 16.07 — Participation de la Région de BruxellesCapitale à des projets de recherche des centres collectifs.



DOC 50

369

2080/001

Art. 16.08 — Heffingen gestort door ondernemingen ten bate van het Fonds voor Accreditatie en Certificatie om de beoordelings-, accreditatie-, certificatie-, toezichts- en controlekosten te dekken (bestemd voor het Fonds voor Accreditatie en Certificatie — BELCERT) (Ontvangsten toegewezen aan het programma 32-65-1).

Art. 16.08 — Rétributions versées par les entreprises en faveur du Fonds d’Accréditation et de Certification pour couvrir les frais d’évaluation, d’accréditation, de certification, de surveillance et de contrôle (destiné au Fonds d’Accréditation et de Certification — BELCERT) (Recettes affectées au programme 32-65-1).




— 300.000 –––––––––––––– 300.000

Diminution ................................................... EUR

— 300.000 –––––––––––––– 300.000

Het Fonds beheert het accreditatiesysteem « BELCERT ». De ontvangsten vloeien voort uit heffingen die het Fonds oplegt aan de verschillende instellingen die een aanvraag indienen tot erkenning als certificatieof keuringsinstelling, of als beproevingslaboratorium.

Le Fonds gère le système d’accréditation « BELCERT ». Les recettes proviennent des rétributions que le Fonds demande aux organismes qui introduisent une demande de reconnaissance comme organisme de certification ou de contrôle, ou comme laboratoire d’essais.

De ontvangsten zijn getransfereerd naar het artikel 16.03 in het kader van de fusie van « BELAC ».

Les recettes sont transférées à l’article 16.03 dans le cadre de la fusion de « BELAC ».

Art. 16.09 — Ontvangsten van het Nationaal Instituut voor de Statistiek voortvloeiend uit prestaties voor derden.

Art. 16.09 — Recettes, réalisées par l’Institut national de Statistiques pour le compte de tiers.




540.000 223.000 –––––––––––––– 317.000


540.000 223.000 –––––––––––––– 317.000

Het Nationaal Instituut voor de Statistiek verricht vaak prestaties in opdracht van derden. Deze ontvangsten worden op een specifiek artikel geboekt. Een gelijkwaardig krediet wordt ingeschreven aan de uitgavenzijde (programma 32-67-2).

L’Institut national de Statistiques effectue souvent des prestations pour le compte de tiers. Ces recettes sont inscrites sur un article spécifique. Un crédit équivalent est inscrit du côté des dépenses (programme 32-67-2).

Art. 16.10 — Tussenkomst door Eurostat in de kosten van de SILC-onderzoek.

Art. 16.10 — Intervention d’Eurostat dans les frais de l’enquête SILC.


Evaluation des recettes pour 200 ............... EUR Recettes probables pour 2002 ................... EUR


482.000 — –––––––––––––– 482.000


482.000 — –––––––––––––– 482.000

Art. 16.12 — Vergoedingen gestort door de belanghebbenden betreffende de controle op de kansspelen (Ontvangsten toegewezen aan het programma 32-65-3).

Art. 16.12 — Redevances versées par les intéressés relative au contrôle des jeux de hasard (Recettes affectées au programme 32-65-3).




318.000 147.000 –––––––––––––– 171.000


318.000 147.000 –––––––––––––– 171.000

370

DOC 50

2080/001

Art. 16.13 — Bijdragen voor het toezicht op de vennootschappen voor het beheer van de auteursrechten en de naburige rechten.

Art. 16.13 — Redevances destinées au contrôle des sociétés de gestion de droits d’auteur et de droits voisins.




279.000 837.000 –––––––––––––– 558.000


Diminution ................................................... EUR

279.000 837.000 –––––––––––––– 558.000


Bijdrage van de vennootschappen voor het beheer van de auteursrechten en van de naburige rechten voor de kosten die voortvloeien uit het toezicht uitgeoefend door de Controledienst van de vennootschappen voor het beheer van de rechten van het federale overheidsdienst. 2. Wettelijke of reglementaire basis van de ontvangst — Wet van 20 mei 1997 op de financiering van het toezicht op de vennootschappen voor het beheer van de auteursrechten en van naburige rechten. — Koninklijk besluit van 22 januari 1999 tot vaststelling van het percentage van de berekeningsgrondslag, gewijzigd bij het Koninklijk besluit van 9 mei 2001. 3. Parameters en berekeningswijze van de ontvangst

Contribution des sociétés de gestion de droits d’auteur et de droits voisin pour les frais résultant du contrôle exercé par le Service de contrôle des sociétés de gestion de droits du Service public fédéral.

2. Base légale ou réglementaire de la recette — Loi du 20 mai 1997 sur le financement du contrôle des sociétés de gestion de droit d’auteur et de droit voisin. — Arrêté royal du 22 janvier 1999 déterminant le pourcentage de la base de calcul, modifié par l’arrêté royal du 9 mai 2001. 3. Paramètres et mode de calcul de la recette

De bijdrage van iedere vennootschap wordt berekend op basis van de auteursrechten en de naburige rechten die zij ontvangt.

La contribution de chaque société de gestion est calculée sur la base des droits d’auteurs et des droits voisins qu’elle perçoit.

Het percentage van de berekeningsgrondslag bedraagt 0,2 %.

Le pourcentage de la base de calcul est fixé à 0,2 %.

4. Reden voor grote schommelingen van de ontvangst in vergelijking met het voorgaande jaar

4. Justification de variations importantes de la recette par rapport à la réalisation précédente

De waarschijnlijke ontvangsten 2002 omvatten de bijdragen die moeten betaald worden vanaf de oprichting van de controledienst op 1 februari 1999, wat neerkomt op de berekening van de gecumuleerde inkomsten voor een periode van 2 jaar en 11 maanden. Vanaf 2003 wordt de jaarlijkse ontvangst geraamd op 279.000 euro.

Les recettes probables 2002 comprennent les contributions qui doivent être payées à partir de la mise en place du service de contrôle au 1 er février 1999, ce qui revient à l’enregistrement des recettes cumulées pour une période de 2 ans et 11 mois. Dès 2003 la recette annuelle est évaluée à 279.000 euros.

Art. 16.14 — Storting door het Nationaal Instituut voor de Statistiek.

Art. 16.14 — Versement par l’Institut national de Statistiques.




910.000 — –––––––––––––– 910.000


910.000 — –––––––––––––– 910.000

DOC 50

371

2080/001

Art. 16.15 — Storting door het Nationaal Instituut voor de Statistiek (Ontvangsten toegewezen aan het programma 32-67-2).

Art. 16.15 — Versement par l’Institut national de Statistiques (Recettes affectées au programme 3267-2).




Art. 26.02 — Opbrengsten van beleggingen (Ontvangsten toegewezen aan het programma 32-52-2).

Art. 26.02 — Produits d’investissements (Recettes affectées au programme 31-52-2).




2.278.000 1.988.000 –––––––––––––– 290.000



1.806.000 — –––––––––––––– 1.806.000

2.278.000 1.988.000 –––––––––––––– 290.000

Wettelijke of reglementaire grondslag van de ontvangst. Koninklijke besluiten nr 12 van 26 februari 1982 en r n 186 van 30 december 1982.

Arrêtés royaux n° 12 du 26 février 1982 et n° 186 du 30 décembre 1982.

Art. 28.02 — Retributies verbonden aan concessiebesluiten voor zandwinningen door middel van baggerboten op continentaal vlak en in de territoriale wateren van België (bestemd voor het Fonds voor Zandwinningen)(Ontvangsten toegewezen aan het programma 32-65-3).

Art. 28.02 — Redevances liées aux arrêtés de concession d’exploitation de sable au moyen de dragueurs sur le plateau continental de la Belgique et dans ses eaux territoriales (destiné au Fonds pour les Exploitations de sables)(Recettes affectées au programme 32-65-3).




800.000 297.000 –––––––––––––– 503.000

Base légale ou réglementaire de la recette.


800.000 297.000 –––––––––––––– 503.000

De retributie is thans vastgesteld op 0,42 euro per m³. De produktie wordt geraamd op 1.911.000 m³ per jaar.

La rétribution est actuellement fixée à 0,42 euro par m³. La production est estimée à 1.911.000 m³ par an.

Art. 28.03 — Opbrengsten uit « golden shares ».

Art. 28.03 — Recettes provenant des « golden shares ».


Estimation des recettes pour 2002 : 1.000 euros, comme pour 2002.

Dit artikel is bestemd voor de opbrengsten van de « golden shares » die de Belgische Staat heeft in Distrigas, Synatom en de Nationale Maatschappij der Pijpleidingen.

Cet article est destiné aux recettes provenant des « golden shares » que l’État belge détient dans Distrigaz, Synatom et la Société nationale de Transport par Canalisations.

Art. 31.02 — Terugbetaling van toelagen en voorschotten (Ontvangsten toegewezen aan het programma 32-52-2).

Art. 31.02 — Remboursements de subsides et d’avances (Recettes affectées au programme 32-52-2).




20.000 25.000 –––––––––––––– 5.000

Diminution ................................................... EUR

20.000 25.000 –––––––––––––– 5.000

372

DOC 50

2080/001

Art. 31.03 — Terugbetaling door het NIRAS van de dotatie door de Staat gestort voor het nucleair passief van het SCK.

Art. 31.03 — Remboursement par l’ONDRAF de la dotation versée par l’État pour le passif technique du CEN.




48.339.000 — –––––––––––––– 48.339.000


Art. 36.01 — Annuïteiten voor octrooien.

Art. 36.01 — Annuités de brevets.




7.263.000 7.492.000 –––––––––––––– 229.000

Diminution ................................................... EUR

48.339.000 — –––––––––––––– 48.339.000

7.263.000 7.492.000 –––––––––––––– 229.000

Bedrag der annuïteiten voorzien ten laste van de octrooihouders, in toepassing van artikel 3 van de wet van 24 mei 1854 en van artikel 1 van het koninklijk besluit van 30 juni 1933.

Montant des annuités perçues à charge des titulaires de brevets, en application de l’article 3 de la loi du 24 mai 1854 et de l’article 1er de l’arrêté royal du 30 juin 1933.


Art. 36.04 — Recettes diverses.

Art. 36.04/1 — IJkloon.

Art. 36.04/1 — Taxes de vérification des poids et mesures.


Evaluation des recettes pour 2003 : 3.000.000 d’euros, comme pour 2002.

Het globaal bedrag van deze ontvangst bestaat uit de lonen verschuldigd door de ijkplichtigen, in toepassing van de wet van 1 oktober 1855, gewijzigd bij de wet van 1 augustus 1922 en bij het koninklijk besluit nr 79 van 28 november 1939 en de daarop volgende besluiten.

Le produit de la recette résulte des taxes appliquées aux assujettis de la loi du 1 octobre 1855, modifiée par la loi du 1er août 1922 et par l’arrêté royal n° 79 du 28 novembre 1939 et arrêtés subséquents.

Art. 36.10 — Bijdragen ten laste van de personen die aardolieprodukten in verbruik stellen (Ontvangsten toegewezen aan het programma 32-61-1).

Art. 36.10 — Redevances à charge des personnes qui mettent en consommation des produits pétroliers (Recettes affectées au programme 32-61-1).




Deze ontvangsten betreffen de heffingen, zoals bepaald in het koninklijk besluit van 8 februari 1995 tot vaststelling van de modaliteiten voor de werking van het Fonds voor de Analyse van Aardolieprodukten. Doordat de uitgaven beneden de oorspronkelijke ramingen blijven, werden de retributies opgelegd aan de verdelers van petroleumprodukten, in 2000 sterk verminderd voor een periode van 3 jaren, met uitwerking vanaf het vierde trimester van 2000.


3.750.000 1.396.000 –––––––––––––– 2.354.000

Ces recettes concernent les redevances comme déterminées dans l’arrêté royal du 8 février 1995 fixant les modalités de fonctionnement du Fonds d’Analyse des Produits pétroliers. Comme les dépenses restent endessous les estimations initiales, les redevances à charges des distributeurs de produits pétroliers, ont été diminuées pour une période de trois ans, produisant son effet à partir du quatrième trimestre 2000.

DOC 50

373

2080/001

Art. 38.01 — Afname van een percentage van het verschuldigd blijvend saldo van de hypothecaire en consumentenkredieten (Ontvangsten toegewezen aan het programma 32-62-3).

Art. 38.01 — Prélèvement d’un pourcentage du solde restant dû des crédits hypothécaires et des crédits Ë la consommation (Recettes affectées au programme 32-62-3).



Deze ontvangsten zijn toegewezen aan het Fonds ter bestrijding van de Overmatige Schuldenlast.

Ces recettes sont affectées au Fonds de traitement du Surendettement.

Art. 39.02 — EOGFL-bijstand (Ontvangsten toegewezen aan het programma 32-52-2).

Art. 39.02 — Concours du FEOGA (Recettes affectées au programme 32-52-2).




638.000 701.000 –––––––––––––– 63.000

Diminution ................................................... EUR

638.000 701.000 –––––––––––––– 63.000

Terugbetaling door de afdeling oriëntatie van het EOGFL van de federale uitgaven. Wettelijke of reglementaire grondslag van de ontvangst. Organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen, laatst gewijzigd bij wet van 24 december 1994.

Remboursement par la section orientation du FEOGA des dépenses des autorités fédérales. Base légale ou réglementaire de la recette.

Art. 46.02 Storting door het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen van ontvangsten bestemd voor het Fonds voor de produktie en de bescherming van planten en plantaardige produkten.

Art. 46.02 — Versement par l’Agence fédérale pour la Sécurité de la Chaîne alimentaire de recettes destinées au Fonds pour la production et la protection des végétaux et des produits végétaux.




100.000 — –––––––––––––– 100.000

Loi organique du 27 décembre 1990 créant des fonds budgétaires, modifiée en dernier lieu par la loi du 24 décembre 1994.


100.000 — –––––––––––––– 100.000

Art. 06.05 — Ontvangsten verwezenlijkt in het kader van de internationale tentoonstellingen (Ontvangsten toegewezen aan het programma 32-62-2).

Art. 06.05 — Recettes réalisées dans le cadre des expositions internationales (Recettes affectées au programme 32-62-2).




50.000 165.000 –––––––––––––– 115.000

Diminution ................................................... EUR

50.000 165.000 –––––––––––––– 115.000

Art. 08.01 — Stortingen vanwege de instellingen van openbaar nut en de parastatale organismen met het oog op de betaling van de bezoldigingen en de vergoedingen verschuldigd aan de controleorganen belast met het toezicht op hun verrichtingen.

Art. 08.01 — Versements par les organismes d’intérêt public et les autres organismes parastataux pour le paiement de rémunérations et des indemnités dues aux organes de contrôle de leurs opérations.



374

DOC 50

2080/001

HOOFDSTUK 33

CHAPITRE 33

FOD MOBILITEIT EN VERVOER

SPF MOBILITÉ ET TRANSPORT

§ 1. STAFDIENSTEN

§ 1. SERVICE D’ENCADREMENT

Art. 12.01 — Terugbetaling van uitgaven gedaan voor rekening van derden en toevallige ontvangsten.

Art. 12.01 — Remboursement des dépenses effectuées pour le compte de tiers et recettes accidentelles.



Op dit artikel worden aangerekend : — de terugbetalingen van de niet verschuldigde uitgaven; — de toevallige, onregelmatige ontvangsten, vergezeld van een bericht van toekomstige ontvangsten; — de saldi van de geldvoorschotten die door de buitengewone rekenplichtigen van het departement niet werden gebruikt. Gelet op de aard van deze ontvangsten zijn de ramingen zeer onzeker. Een voorzichtige en realistische houding bestaat erin zich te steunen op de gedurende het voorbije jaar geboekte ontvangsten evenals op degene die tijdens de eerste maanden van het lopend jaar werden verwezenlijkt.

Sont imputés sur cet article : — les remboursements des dépenses non dues; — les recettes accidentelles, irrégulières, non annoncées par un avis de recettes futures; — les soldes des avances de fonds non utilisés par les comptables extraordinaires du département. Étant donné la nature des recettes, les prévisions sont tout à fait aléatoires. Une attitude prudente et réaliste est, d’une part, de se référer à la recette de la dernière année budgétaire complète et, d’autre part, au total des recettes perçues pour le premier trimestre de l’année en cours.

Art. 27.01 — Winstaandeel te storten door Belgacom aan de Staat.

Art. 27.01 — Dividende versé à l’État par Belgacom.



Op basis van het intern businessplan van Belgacom zou het dividend verschuldigd in 2003 aan de Staat als aandeelhouder in functie van het zakencijfer van het voorbije jaar op 140.000.000 euro geschat worden. Er wordt ook een bijkomend dividend van 285.000 euro gestort. Deze schatting blijft niettemin onder voorbehoud want het juiste bedrag van het dividend wordt tijdens de Algemene Vergadering vastgesteld, die elk jaar in de loop van de maand april plaats heeft. Voor de begrotingsjaren 2002 en 2003, wordt deze ontvangst aan het Zilverfonds toegewezen (zie volgend artikel).

Sur base du business plan interne à Belgacom, le dividende revenant en 2003 à l’État actionnaire en fonction du chiffre d’affaire de l’année écoulée serait estimé à 140.000.000 d’euros. Un dividende complémentaire de 285.000 euros est également versé.

Art. 27.02 — Winstaandeel te storten door Belgacom aan de Staat (Ontvangsten toegewezen aan het programma 51-45-3).

Art. 27.02 — Dividende versé à l’État par Belgacom (Recettes affectées au programme 51-45-3).




425.000.000 176.079.000 –––––––––––––– 248.921.000

Cette estimation est cependant sous réserve car le montant exact du dividende est déterminé au cours de l’Assemblée Générale qui se tient chaque année au mois d’avril. Pour les années budgétaires 2002 et 2003, cette recette sera affectée au Fonds de vieillissement (voir article suivant).


425.000.000 176.079.000 –––––––––––––– 248.921.000

DOC 50

375

2080/001

Art. 36.06 — Diverse opbrengsten Raming der ontvangsten voor 2003 ........... EUR Vermoedelijke ontvangsten voor 2002 ....... EUR Vermindering ............................................... EUR

Art. 36.06 — Produits divers. 2.090.000 2.113.000 –––––––––––––– 23.000

Evaluation des recettes pour 2003 ............. EUR Recettes probables pour 2002 ................... EUR Diminution ................................................... EUR

2.090.000 2.113.000 –––––––––––––– 23.000

Op dit artikel worden geboekt : — de terugbetalingen van wedden van het personeel van het departement dat bij een kabinet gedetacheerd is (124.000 euro); — de recuperatie van de wedden betaald aan personeelsleden die voorheen in dienst waren bij de RMT en nu tewerkgesteld zijn bij andere ministeries of diensten (1.795.000 euro); — de aan het departement verschuldigde sommen in uitvoering van uitspraken in rechtszaken (84.000 euro); — de verschuldigde sommen door de verzekeringsmaatschappijen, voor prestaties geleverd door het directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid (87.000 euro). De bedragen zijn geschat op basis van de reële ontvangsten van vorig jaar.

Sont imputés sur cet article : — les remboursements des traitements du personnel du département détaché dans un cabinet (124.000 euros); — les récupérations des traitements payés au personnel autrefois occupé par la RTM et actuellement mis au travail dans d’autres départements ou services (1.795.000 euros); — les sommes dues au département en exécution de décisions judiciaires (84.000 euros); — les sommes dues par les compagnies d’assurance en contre partie d’informations obtenues auprès de la Direction générale Mobilité et Circulation Routière (87.000 euros). Les montants sont estimés sur base des recettes effectives de l’année précédente.

§ 2. DIRECTORAAT-GENERAAL VERVOER TE LAND

§ 2. DIRECTION GENERALE TRANSPORT TERRESTRE

Art. 16.08 — Ontvangsten verbonden aan de binnenvaartsector.

Art. 16.08 — Recettes liées au secteur de la navigation intérieure.



Het betreft diverse inkomsten voortvloeiend uit de dienstverlening aan de binnenvaart en het uitvoeren van nationale en internationale wetgeving voor de sector.

Ce montant concerne des recettes diverses provenant de la prestation de services en faveur de la navigation intérieure et de l’exécution de la réglementation nationale et internationale pour le secteur. Calcul des recettes : — certificats de navigation : exécution de l’arrêté royal du 23 décembre 1998 concernant l’obtention de certificat de navigation pour la conduite des bateaux destinés au transport de marchandises et de personnes (19.000 euros); — indemnité couvrant les frais de perception de la licence d’exploitation : exécution de la loi du 8 juillet 1976 concernant la licence d’exploitation des bateaux de navigation intérieure. En 1999, l’indemnité a encore été perçue par l’ORNI. À partir du 1er janvier 2000, la perception est reprise par la Direction. Grâce à une amélioration du contrôle, on peut penser qu’à l’avenir, une partie plus importante de la flotte sera de nouveau en règle avec la réglementation (fin 2000 : 87 %). Les rentrées resteront probablement inchangées à 49.000 euros en 2003. — indemnité couvrant les frais de fonctionnement du « fonds de déchirage de la navigation intérieure » : sur base de l’accord de coopération du 23 mars 1990, les

Berekening van de ontvangsten : — vaarbewijzen : uitvoering van het koninklijk besluit van 23 december 1998 betreffende het verkrijgen van vaarbewijzen voor het besturen van binnenvaartuigen bestemd voor het goederen- en personenvervoer (19.000 euro); — vergoeding voor de inningskosten van de exploitatievergunning : uitvoering van de wet van 8 juli 1976 betreffende de vergunning voor exploitatie van binnenvaartuigen. In 1999 werd deze vergoeding nog geïnd door de DRB. Vanaf 1 januari 2000 is de inning overgenomen door het Bestuur. Door een verbetering van de controle mag ervan worden uitgegaan dat er in de toekomst terug een groter deel van de vloot in regel zal zijn met de wetgeving (einde 2000 : 87 %). De inkomsten zullen waarschijnlijk stabiel blijven op 49.000 euro in 2003. — vergoeding voor de werkingskosten van het « sloopfonds voor de binnenvaart » : op basis van het samenwerkingsakkoord van 23 maart 1990 betaalden

376

DOC 50

2080/001

de Gewesten een jaarlijkse vergoeding aan de DRB waarvan het basisbedrag te indexeren is. Vermits de taken vanaf 2000 door het Bestuur werden overgenomen komen deze ontvangsten in de Rijksmiddelenbegroting (63.000 euro in 2003).

Régions payaient une indemnisation à l’ORNI dont le montant de base est à indexer. Étant donné que les tâches sont reprises par la Direction à partir de 2000, ces recettes sont imputées au Budget des Voies et Moyens (63.000 euros en 2003).

Art. 36.01 — Vergoedingen geïnd voor het vervoer van personen.

Art. 36.01 — Redevances perçues pour le transport de personnes.



Vergoedingen te innen in uitvoering van artikel 21, § 1 van het besluit van de Regent van 20 september 1947 houdende algemeen reglement betreffende de regelmatige diensten, de regelmatige gespecialiseerde diensten en de onregelmatige diensten, laatst herzien door het koninklijk besluit van 21 februari 1994. De hierbij betrokken bevoegdheid werd naar de Gewesten overgedragen, behalve wat betreft het internationaal en tijdelijk vervoer. De jaarlijkse vergoeding, vastgesteld op 50 euro op basis van de index van september 1988, is geïndexeerd elke keer dat de inflatie een drempel van + 5 % bereikt. De aflevering van duplicata geeft aanleiding tot de inning van een vergoeding. De schattingen voor 2003 steunen op de aflevering van 3100 licenties en enkele duplicaten.

Redevance à percevoir en application de l’article 21, § 1er de l’arrêté du Régent du 20 septembre 1947 portant règlement général relatif aux services réguliers, aux services réguliers spécialisés et aux services occasionnels, modifié en dernier lieu par l’arrêté royal du 21 février 1994. La compétence relative à ce poste a été transférée aux Régions, à l’exception du transport international et occasionnel. La redevance annuelle fixée à 50 euros sur base de l’index de septembre 1988, est indexée chaque fois que l’inflation atteint un seuil de + 5 %. La délivrance d’un duplicata donne lieu à la perception d’une redevance. Les estimations pour 2003 se basent sur la délivrance d’environ 3.100 licences et quelques duplicata.

Art. 36.06 — Ontvangsten geïnd uit hoofde van de toekenning van vergunningen aan de tussenpersonen voor goederenvervoer.

Art. 36.06 — Recettes réalisées du chef de l’octroi de licences à des auxiliaires de transport de marchandises.




131.000 129.000 –––––––––––––– 2.000

De ontvangsten worden geïnd in uitvoering van volgende reglementering. — Vervoer, gewijzigd door het koninklijk besluit nr 239 van 31 december 1983; — Koninklijk besluit van 18 juli 1975 tot instelling van de vergunning van vervoercommissionair, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 16 november 1990 en 10 juli 1992; — Koninklijk besluit van 12 januari 1978 tot instelling van de vergunning van vervoermakelaar, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 16 november 1990 en 10 juli 1992; — Ontwerpen van koninklijke besluiten tot instelling van de vergunning van maritiem agent en de vergunning van commissionair-expediteur alsmede het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten van 1975 en 1978 werden voorbereden maar zijn nog niet in werking getreden.


131.000 129.000 –––––––––––––– 2.000

Les recettes sont perçues en exécution de la réglementation suivante : — Loi du 26 juin 1967 relative au statut des auxiliaires de transport de marchandises, modifiée par l’arrêté royal n° 239 du 31 décembre 1983; — Arrêté royal du 18 juillet 1975 créant la licence de commissionnaire de transport, modifié par les arrêtés royaux du 16 novembre 1990 et du 10 juillet 1992; — Arrêté royal du 12 janvier 1978 instaurant la licence de courtier de transport, modifié par les arrêtés royaux du 16 novembre 1990 et du 10 juillet 1992; — Des projets d’arrêtés royaux créant la licence d’agent maritime et la licence de commissionnaire-expéditeur, ainsi que le projet d’arrêté royal modifiant les arrêtés royaux de 1975 et de 1978 ont été préparés mais ne sont pas encore en vigueur.

DOC 50

377

2080/001

De ontvangst voor 2003 wordt geschat als volgt :

La recette pour 2003 est estimée comme suit :

1. Vervoercommissionairs

1. Commissionnaires de transport

De jaarlijkse vergoeding van 75 euro moet voor 31 december 2002 worden betaald. De gedeeltelijke vergoedingen voor vergunningen die in de loop van het jaar 2003 worden afgeleverd, worden berekend in verhouding tot het aantal maanden die verlopen tussen de verzending en 1 januari 2004 (6,25 euro/ maand). De ontvangsten worden geraamd op 122.625 euro voor 1.690 vergunningen. Er wordt een vergoeding van 12,50 euro voorzien voor elke aanpassing van een vergunning en voor de aflevering van een dubbel. 300 vergoedingen van die aard worden voorzien. 300 x 12,50 euro = 3.750 euro Raming voor 2003 122.625 + 3.750 = 126.375 euro 2. Vervoermakelaars

La redevance annuelle de 75 euros doit être payée avant le 31 décembre 2002. Les redevances partielles pour les licences délivrées au cours de l’année 2003 sont calculées au prorata du nombre de mois entre la date d’envoi et le 1er janvier 20043 (6,25 euros/mois). Les recettes sont estimées à 122.625 euros pour 1.690 licences. Il est prévu une redevance de 12,50 euros pour toute modification d’une licence ou pour la délivrance d’un duplicata. 300 redevances de cette nature sont prévues. 300 x 12,50 euros = 3.750 euros Estimations pour 2002 122.625+3.750 = 126.375 euros 2. Courtiers de transport

De jaarlijkse vergoeding moet voor 31 december 2002 betaald zijn. Er wordt een totaal van 60 vergunningen voorzien voor een bedrag van 4.500 euro. De wijzigingen van de vergunning of de aflevering van een dubbel worden vastgesteld op 12,50 euro. Er worden 10 van dergelijke vergoedingen voorzien : 10 x 12,50 = 125 euro. Raming voor 2003 : 4.500 + 125 = 4.625 euro. Totale ontvangsten in 2002 126.375 + 4.625 = 131.000 euro

La redevance annuelle est à payer avant le 31 décembre 2002. Il est prévu un total de 60 licences pour un montant de 4.500 euros. Les modifications de licence ou la délivrance de duplicata sont fixées à 12,50 euros. Dix redevances de ce type sont prévues : 10x12,50 euros = 125 euros Estimations pour 2003 4.500 + 125 = 4.625 euros Recettes totales probables en 2003 126.375 + 4.625 = 131.000 euros

§ 3. DIRECTORAAT-GENERAAL LUCHTVAART

§ 3. ADMINISTRATION DE L’AÉRONAUTIQUE

Art. 36.01 — Ontvangsten geboekt in het kader van het gebruik van de openbare diensten die de luchtvaart aanbelangen (artikel 5 van de wet van 27 juni 1937)

Art. 36.01 — Recettes perçues dans le cadre de l’uti lisation de services intéressant l’aéronautique (article 5 de la loi du 27 juin 1937).



Vanaf 2001 worden al de door het Bestuur van de Luchtvaart geboekte ontvangsten, met uitzondering van het winstaandeel gestort door BIAC, samen berekend. Een jaarlijks bedrag vastgesteld in overleg met de Minister van Begroting blijft ten gunste van de Schatkist, het saldo wordt aan het fonds FVCIML toegewezen. Inderdaad, bij het creëren van het fonds werd beslist dat de inkomsten die op dat ogenblik naar de schatkist gingen, ook gedeeltelijk en geleidelijk in het fonds konden ingebracht worden (Ministerraad van 31 maart 2000). Voor de komende jaren dient een verdere geleidelijke verhoging van de kredieten van het Bestuur van de Luchtvaart voorzien te worden, ten einde het Bestuur toe te laten zijn taken naar behoren te vervullen.

À partir de 2001, toutes les recettes perçues par l’Administration de l’Aéronautique, à l’exclusion du dividende de la BIAC, sont totalisées, un montant fixé annuellement en concertation avec le Ministre du Budget étant acquis au Trésor, le solde étant affecté au fonds FAMCIA. En effet, lors de la création du fonds, il a été décidé que les recettes qui à ce moment allaient au trésor, seraient partiellement et progressivement versées au fonds (Conseil des Ministres du 31 mars 2000). Pour les années à venir, il convient de continuer à prévoir une augmentation progressive des crédits en faveur de l’Administration de l’Aéronautique afin de permettre à l’administration de remplir ses tâches comme il se doit.

378

DOC 50

De ontvangsten van het bestuur worden ingeschreven op volgende artikels : — het huidige artikel 36.01; — het artikel 36.07 waarvan verder sprake — het artikel 36.08 waarvan verder sprake. Voor 2002 mag het totaal van de over de diverse begrotingsartikels verdeelde ontvangsten geschat worden op 3.530.000 euro. Voor 2003 zou de totale ontvangst 4.430.000 euro bedragen; 2.479.000 euro zou aan de Schatkist toekomen (artikel 36.01), 124.000 euro zou het fonds spijzen voor het artikel 36.07 en 1.826.000 euro zou het fonds spijzen voor het artikel 36.08. De vermeerdering van de ontvangsten met 900.000 euro past in de doelstellingen en de voorzieningen bepaald door het bestuur bij de actualisering van zijn opdrachten (ontwikkeling van nieuwe taken, in aanmerking nemen van het groeiende volume van de Belgische burgerluchtvaart). Ze moet toelaten de uitbreiding van het personeelsbestand en van de materiële middelen die derhalve nodig is, te ondersteunen. Deze ontvangsten zijn voornamelijk geboekt op basis van artikel 5 van de wet van 27 juni 1937 die het voorwerp heeft uitgemaakt van het koninklijk uitvoeringsbesluit van 14 februari 2001 tot vaststelling van de vergoeding waaraan het gebruik van zekere openbare diensten betreffende de luchtvaart is onderworpen. De ontvangsten betreffen : — de vergunningen van het personeel, exploitatievergunningen en machtigingen van commerciële luchtvaartexploitatie, het verrichten van luchthavencontrole, ... — de verkoop van het Luchtwetboek; — het innen van inschrijvingsgelden voor de certificatie/opleiding i.v.m. de luchtvaartbeveiliging en -veiligheid georganiseerd door het bestuur; — de vergoedingen voor luchtvaartbeveiliging; — de terugbetaling van de GSM privé-gesprekken; — vergoedingen waaraan het gebruiken van zekere openbare diensten betreffende de luchtvaart is onderworpen.

2080/001

Les recettes de l’administration sont reprises sur les articles suivants : — le présent article 36.01; — l’article 36.07 dont question plus loin; — l’article 36.08 dont question plus loin. Pour 2002, la somme de ces recettes réparties sur les divers articles budgétaires peut être estimée à 3.530.000 euros. Pour 2003, la recette totale s’élèverait à 4.430.000 euros; 2.479.000 euros resteraient acquis au Trésor (article 36.01), 124.000 euros alimenteraient le fonds pour l’article 36.07 et 1.826.000 euros alimenteraient le fonds pour l’article 36.08. La progression des recettes de 900.000 euros est conforme aux buts et prévisions définis par l’administration dans l’actualisation de ses missions (développement de missions nouvelles, prise en considération du volume croissant de l’aviation belge). Elle doit permettre d’appuyer le renforcement des effectifs et des moyens matériels qui s’impose en conséquence. Ces recettes sont essentiellement perçues sur base de l’article 5 de la loi du 27 juin 1937 qui a fait l’objet de l’arrêté royal d’exécution du 14 février 2001 fixant les redevances auxquelles est soumise l’utilisation de certains services publics intéressant la navigation aérienne. Il s’agit de recettes relatives : — aux licences du personnel, licences d’exploitation et autorisations d’exploitation commerciale aéronautique, opérations de contrôles-aérodromes, ... — à la vente du Code de l’air; — à l’encaissement des minervals pour la certification/formation concernant la sécurité aérienne et la sûreté aérienne, organisés par l’administration; — les redevances pour la sécurité aérienne; — le remboursement des communications privées GSM; — les redevances auxquelles l’utilisation de certains services publics intéressant la navigation aérienne.

Art. 36.07 — Vergoedingen verschuldigd om de kosten te dragen van onderzoek in geval van vliegongeval, vliegincidenten en ter bevordering van de luchtvaartveiligheid (Ontvangsten toegewezen aan het programma 33-52-5 FVCIML).

Art. 36.07 — Indemnités dues pour couvrir les frais d’enquête en cas d’accident de vol, d’incident de vol et de promotion de la sécurité aérienne (Recettes affectées au programme 33-52-5 FAMCIA).




125.000 124.000 –––––––––––––– 1.000


125.000 124.000 –––––––––––––– 1.000

DOC 50

379

2080/001

Art. 36.08 — Ontvangsten geboekt in het kader van het gebruik van de openbare diensten die de luchtvaart aanbelangen (artikel 5 van de wet van 27 juni 1937) (Ontvangsten toegewezen aan het programma 33-52-5 FVCIML).

Art. 36.08 — Recettes perçues dans le cadre de l’utilisation de services publics intéressant l’aéronautique (article 5 de la loi du 27 juin 1937) (Recettes affectées au programme 33-52-5).




1.680.000 927.000 –––––––––––––– 753.000


1.680.000 927.000 –––––––––––––– 753.000

Zie de verantwoordingen gegeven bij hogervermeld artikel 36.01.

Voir les justifications fournies à l’article 36.01 ci-dessus.

§ 4. DIRECTORAAT-GENERAAL MARITIEM VERVOER

§ 4. DIRECTION GENERALE TRANSPORT MARITIME

Art. 36.02 — Vergoedingen in het kader van de Zeevaart en de Binnenvaart.

Art. 36.02 — Rétributions dans le cadre de la Marine et de la Navigation intérieure.

Raming der ontvangsten voor 2003: 514.000 euro, zoals voor 2002.


Het betreft de volgende ontvangsten : — de retributies voor prestaties van de dienst scheepvaartcontrole. In uitvoering van de wet tot regeling van de bevoegdheidsverdeling ingevolge de integratie van de zeevaartpolitie, de luchtvaartpolitie en de spoorwegpolitie in de federale politie wordt het koninklijk besluit van 31 mei 2000 genomen dat de prestaties vaststelt waarvoor retributies verschuldigd zijn. Dit zal in hoofdzaak betrekking hebben op de afgifte van allerlei documenten; — de retributies ingevolge het koninklijk besluit van 13 juli 1989 tot vaststelling van de tarieven der retributies voor sommige prestaties, geleverd door de Dienst van de Zeevaartinspectie; — de retributies ingevolge het koninklijk besluit van 23 juni 1994 tot vaststelling van de tarieven van de retributies voor prestaties geleverd door de Dienst van de Scheepsmeting; — de retributies ingevolge het koninklijk besluit van 5 maart 1999 tot vaststelling van de tarieven der retributies voor prestaties betreffende de meting der binnenvaartuigen en tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 oktober 1935 houdende algemeen reglement der scheepvaartwegen van het Koninkrijk; — de verkoop van immatriculatieplaten voor pleziervaartuigen waarvan de prijs door het koninklijk besluit van 25 mei 1992 wordt bepaald. — inschrijvingsgelden voor de examens met betrekking tot de pleziervaart. Ontvangsten van retributies in het kader van het maritiem vervoer : — scheepvaartcontrole waaronder zeevaartinspectie en zeescheepmeting : 317.000 euro; — scheepmeting voor de binnenvaart : 146.000 euro; — immatriculatieplaten voor de pleziervaart : 45.000 euro;

Il s’agit des recettes suivantes : — les rétributions pour les prestations du service de contrôle maritime. En exécution de la loi réglant la répartition des compétences suite à l’intégration des polices maritime, aéronautique et des chemins de fer dans la police fédérale, l’arrêté royal du 31 mai 2000 a été pris pour déterminer les prestations pour lesquelles des rétributions sont dues. Cela concernera principalement la délivrance de toute sorte de documents; — les rétributions suivant l’arrêté royal du 13 juillet 1989 établissant les tarifs des rétributions pour certaines prestations fournies par le Service de l’Inspection Maritime; — les rétributions suivant l’arrêté royal du 23 juin 1994 établissant les tarifs des rétributions pour les prestations fournies par le Service de Jaugeage; — les rétributions suivant l’arrêté royal du 5 mars 1999 établissant les tarifs des rétributions pour les prestations relatives au jaugeage des bateaux de navigation intérieure et modifiant l’arrêté royal du 15 octobre 1935 portant règlement général des voies navigables du Royaume; — la vente des plaques d’immatriculation pour les bateaux de plaisance, dont le prix est déterminé par l’arrêté royal du 25 mai 1992. — inscriptions pour les examens concernant la navigation de plaisance. Recettes pour rétributions dans le cadre du Transport maritime : — contrôle de la navigation dont le jaugeage et l’inspection maritime : 317.000 euros; — jaugeage en navigation intérieure : 146.000 euros; — plaques d’immatriculation pour la navigation de plaisance : 45.000 euros;

380

DOC 50

2080/001

— inschrijvingsgelden examens pleziervaart : 6.000 euro.

— inscription pour examens pour la navigation de plaisance : 6.000 euros.





Het betreft ontvangsten afkomstig van rechten voor deelname aan allerlei examens, de verkoop van brochures en documenten, ...

Il s’agit de recettes provenant de droits pour la participation à divers examens, la vente de brochures et documents, ...

§ 5. DIRECTORAAT-GENERAAL MOBILITEIT EN VERKEERSVEILIGHEID

§ 5. DIRECTION GÉNÉRALE MOBILITÉ ET LA SÉCURITÉ ROUTIÈRE

Art. 16.06 — Ontvangsten voortvloeiend uit de verkoop van gepersonaliseerde nummerplaten.

Art. 16.06 — Recettes provenant de la vente de plaques d’immatriculations dites personnalisées.



De ontvangsten met betrekking tot dit artikel vertegenwoordigen de inkomsten uit bijdragen betaald met het oog op het verkrijgen van een nummerplaat met voorkeurnummer, en dit in uitvoering van het koninklijk besluit van 20 juni 2001 houdende reglementering van de inschrijving van de motorvoertuigen en aanhangwagens, zoals later aangepast. Het nieuw koninklijk besluit betreffende de inschrijving van voertuigen voorziet voorkeurnummers met 5 tekens. Men schat dat het aantal aanvragen voor 5 tekens minstens 20% van de aanvraag voor 6 tekens.

Gelet op de onzekerheid die verbonden is aan dit soort ontvangsten, wordt geraamd dat de ontvangsten voor de jaren 2003 en volgende, dezelfde zullen zijn als de geraamde ontvangsten voor het jaar 2002.

Les recettes afférentes à cet article représentent la somme des redevances payées en vue de l’obtention de numéros préférentiels pour les plaques d’immatriculation des véhicules et ce, en exécution de l’arrêté royal du 20 juin 2001 portant réglementation de l’immatriculation des véhicules à moteur et des remorques tel que modifié ultérieurement. Le nouvel arrêté royal relatif à l’immatriculation des véhicules prévoit des plaques personnalisées à caractères. On estime que le nombre de demandes pour 5 caractères représente environ 20% des demandes pour 6 caractères. La demande de plaques personnalisées connaît depuis 1995 une tendance croissante. Cet accroissement soudain ne s’explique pas uniquement par la conjoncture favorable mais est probablement essentiellement dû à l’élargissement des possibilités offertes pour les plaques personnalisées (depuis 2001, plaques à 5 caractères notamment). Etant donné l’incertitude liée à ce type de recettes, on estime que les recettes pour les années 2003 et suivantes resteront identiques à celles estimées pour l’année 2002.

Art. 36.01 — Bijdragen geboekt door het Bestuur van het Wegverkeer.

Art. 36.01 — Redevances perçues par l’Administration de la Circulation routière.



De vraag naar voorkeurnummers kent sinds 1995 een stijgende trend. De plotse trendbreuk houdt niet enkel verband met een gunstige conjunctuur maar is waarschijnlijk vooral het gevolg van een toegenomen aanbod van te personnaliseren plaatnummers (5 karakters sinds 2001).


1.622.000 1.021.000 –––––––––––––– 601.000

Het betreft de volgende ontvangsten : — vervoer van personen : het resultaat van de afwijkingen van het technisch reglement in uitvoering van artikel 78 van het koninklijk besluit van 15 maart 1968


1.622.000 1.021.000 –––––––––––––– 601.000

Il s’agit des recettes suivantes : — Transport de personnes : le produit des dérogations au règlement technique en exécution de l’article 78 de l’arrêté royal du 15 mars 1968 portant règlement gé-

DOC 50

381

2080/001

houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto’s, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen. Raming van de ontvangst in 2002 : 5.938 euro — Goedkeuringen : het resultaat van de ontvangsten ingevolge de goedkeuring van voertuigen op nationaal en internationaal vlak, en de erkenning van de installateurs van tachografen en snelheidsbegrenzers en van LPG-installaties in uitvoering van : a) het ministerieel besluit van 18 januari 1977 tot vaststelling van het tarief der vergoedingen te innen voor de afgifte van de processen-verbaal van goedkeuring en van de keuringsdocumenten voor voertuigen zoals later gewijzigd; b) het koninklijk besluit van 17 februari 1995 tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 maart 1968 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de auto’s, hun aanhangwagens, hun onderdelen en hun veiligheidstoebehoren moeten voldoen; c) het koninklijk besluit van 6 april 1995 tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 oktober 1947 houdende algemeen reglement op de technische eisen waaraan de bromfietsen, de motorfietsen en hun aanhangwagens moeten voldoen; d) het koninklijk besluit van 9 mei 2001 betreffende het gebruik van vloeibaar gemaakte petroleumgassen (LPG) voor het aandrijven van auto’s; e) de wet van 27 november 1996 tot wijziging van de wet van 21 juni 1985 betreffende de technische eisen waaraan elk voertuig voor vervoer te land, de onderdelen ervan, evenals het veiligheidtoebehoren moeten voldoen. Voor 2002 en de volgende jaren, is de schatting gebaseerd op het aantal dossiers die door de verschillende diensten van de directie behandeld worden en op het toekomstige verschijnen van een nieuw besluit dat een aanzienlijke verhoging van de tarieven zal voorzien. — Autorijscholen : het bedrag van de retributies voor de erkenning van de rijscholen en het aanwerven van de instructeurs in uitvoering van het koninklijk besluit van 16 maart 1968 betreffende de coördinatie van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer en het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende de voorwaarden voor de erkenning van scholen voor het besturen van motorvoertuigen. Vanaf 2003 werd de raming van de ontvangsten herzien in functie van nieuwe bepalingen betreffende de erkenningsvoorwaarden van de rijscholen, die waarschijnlijk in het begin van 2003 in werking zal treden. Het ontwerp van koninklijk besluit dat in voorbereiding is, voorziet een belangrijke aanpassing van het bedrag van de aan de scholen opgelegde vergoeding. Voorziene bedragen :

néral sur les conditions techniques auxquelles doivent répondre les véhicules automobiles, leurs remorques, leurs éléments ainsi que les accessoires de sécurité. Estimation de la recette en 2002 : 5.398 euros. — Agréations : le produit des redevances relatives à l’agréation des véhicules sur le plan national et international et à la reconnaissance des installateurs de tachygraphes et de limiteurs de vitesse et des installateurs LPG en exécution de : 1) l’arrêté ministériel du 18 janvier 1977 établissant le taux des redevances à percevoir pour la délivrance des procès-verbaux d’agréation et des certificats d’agrément pour véhicules tel que modifié ultérieurement;

1. Nieuwe erkenning : ....................................... Aanpassing erkenning : ................................ 2. Jaarlijkse vergoeding : per rijschool : ................................................ per exploitatiezetel : ..................................... per personeelslid : ........................................

1. Nouvel agrément : ........................................ Modification de l’agrément : ......................... 2. Redevances annuelles : par école de conduite : ................................. par siège d’exploitation : .............................. par membre du personnel : ..........................

250 euro 125 euro 125 euro 125 euro 50 euro

2) l’arrêté royal du 17 février 1995 modifiant l’arrêté royal du 15 mars 1968 portant règlement général sur les conditions techniques auxquelles doivent répondre les véhicules automobiles, leurs remorques, leurs éléments ainsi que les accessoires de sécurité; 3) l’arrêté royal du 6 avril 1995 modifiant l’arrêté royal du 10 octobre 1974 portant règlement général des conditions techniques auxquelles doivent répondre les cyclomoteurs et les motocyclettes ainsi que leurs remorques 4) l’arrêté royal du 9 mai 2001 relatif à l’utilisation des gaz de pétrole liquéfiés (LPG) pour la propulsion des véhicules automobiles ; 5) la loi du 27 novembre 1996 modifiant la loi du 21 juin 1985 relative aux conditions techniques auxquelles doivent répondre tout véhicule de transport par terre, ses éléments ainsi que leurs accessoires de sécurité. Pour 2002 et les années futures, l’estimation est basée à la fois sur le nombre de dossiers traités par les différents services de la direction ainsi que la parution prochaine d’un nouvel arrêté modificatif introduisant une augmentation sensible des tarifs en vigueur. — Écoles de conduite : le montant des redevances pour l’agréation des auto-écoles de conduite et pour l’engagement des instructeurs en exécution de l’arrêté royal du 16 mars 1968 portant coordination des lois relatives à la police de la circulation routière et de l’arrêté royal du 23 mars 1998 relatif aux conditions d’agrément des écoles de conduite de véhicules à moteur. À partir de 2003, l’estimation des recettes a été revue en fonction des nouvelles dispositions relatives aux conditions d’agrément des écoles de conduite qui devraient entrer en vigueur au début de l’année 2003. En effet, le projet d’arrêté royal en cours d’élaboration prévoit une modification substantielle du montant des redevances dues par les écoles de conduite. Montants prévus : 250 euros 125 euros 125 euros 125 euros 50 euros

382

DOC 50

Buiten de verhoging van de vergoedingen moet men eveneens rekening houden met het feit dat het ontwerp van koninklijk besluit de liberalisering van de erkenningen voorziet en dat hierdoor het aantal erkenningen gevoelig kan verhogen, wat het bedrag van de ontvangsten ten gunste van de Staat zal beïnvloeden. De raming van de ontvangsten werd op basis van het huidige aantal rijscholen, exploitatiezetels en personeelsleden in dienst gemaakt; het aldus bekomen bedrag werd jaarlijks verhoogd met 15 %. De raming kan onmogelijk nauwkeurig gemaakt worden, gezien de gevolgen van de liberalisering zeer moeilijk te voorspellen zijn. Huidige toestand : Aantal erkende rijscholen : 208 Ontvangst : 208 x 125 euro = ....................... Aantal exploitatiezetels : 550 Ontvangst : 550 x 125 euro = ....................... Aantal personeelsleden : 3.148 Ontvangst : 3 148 x 50 euro = ...................... Totaal ............................................................ + 15 % voor 2003 .........................................

26.000 euro 68.750 euro 157.400 euro –––––––––––––– 252.150 euro 289.972 euro

2080/001

Outre l’augmentation du montant des redevances, il faut également tenir compte du fait que le projet d’arrêté royal prévoit la libéralisation des agréments et que, par conséquent, le nombre d’agréments pourrait augmenter de manière sensible, ce qui influencera le montant des recettes au profit de l’État. L’évaluation des recettes est faite sur la base du nombre actuel d’écoles de conduite, de sièges d’exploitation et de membres du personnel en service; le montant ainsi obtenu a été augmenté annuellement de 15 %. L’estimation ne peut qu’être imprécise étant donné que les conséquences de la libéralisation des agréments sont très difficiles à estimer. Situation actuelle : Nombre d’écoles de conduite agréées : 208 Recette : 208 x 125 euros = ......................... Nombre de sièges d’exploitation : 550 Recette : 550 x 125 euros = ......................... Nombre de membres du personnel : 3.148 Recette : 3 148 x 50 euros = ........................ Total .............................................................. + 15 % pour 2003 .........................................

26.000 euros 68.750 euros 157.400 euros –––––––––––––– 252.150 euros 289.972 euros

Art. 36.06 — Diverse opbrengsten : verkoop van publikaties.

Art. 36.06 — Produits divers : vente de publications.

Raming der ontvangsten voor 2003: 3.000 euro, zoals voor 2002.


Het gaat hier om ontvangsten voortvloeiend uit de verkoop van documenten betreffende de door de Directie Wegen behandelde materies : normen, codes, kaarten, nationale gegevens, enz ... De ontvangst steunt op het beginsel dat de kopieën van documenten tegen kostprijs verkocht worden in uitvoering van het koninklijk besluit van 30 augustus 1996 tot vaststelling van het bedrag van de vergoeding verschuldigd voor het ontvangen van een afschrift van een bestuursdocument. De ontvangsten stemmen in principe overeen met de kostprijs van de leveringen nodig om de documenten op te maken; deze kostprijs wordt door de Voorzitter van het Directoraat-Generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid vastgesteld (laatste aanpassing in 1997). Buiten de vaststelling van de kostprijs kunnen de ontvangsten enkel stijgen door de bredere verspreiding van de documenten.

Il s’agit ici de recettes provenant de la vente de documents relatifs aux matières traitées par la Direction Route : normes, codes, cartes, données statistiques nationales, etc ... La recette repose sur le principe que les copies des documents sont vendues au prix coûtant en exécution de l’arrêté royal du 30 août 1996 fixant le montant de la rétribution due pour la réception d’une copie d’un document administratif. La recette reflète en principe le prix de revient des fournitures nécessaires à la fabrication des documents, prix de revient qui est fixé par le Président de la Direction Mobilité et Sécurité routière (dernière mise à jour en 1997). À part la fixation du prix de revient, la recette ne peut s’accroître que par une diffusion plus grande des documents.

DOC 50

383

2080/001

HOOFDSTUK 44

CHAPITRE 44

POD SOCIALE INTEGRATIE, STRIJD TEGEN DE ARMOEDE EN SOCILE ECONOMIE

SPP INTEGRATION SOCIALE, LUTTE CONTRE LA PAUVRETE ET ECONOMIE SOCIALE

Art. 16.01/3 — Diverse terugvorderingen inzake gerechtelijk-geneeskundige onderzoeken, financiën en onderhoudskosten voor maatschappelijk welzijn, wetgeving op het bestaansminimum en kinderbijslagen teruggestort door de Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers.

Art. 16.01/3 — Récupérations diverses en matière d’examens médico-légaux et de frais d’entretien pour aide sociale, de législation sur le minimum socio-vital et d’allocations familiales remboursées par l’Office national d’allocations familiales pour travailleurs salariés.




80.000 89.000 –––––––––––––– 9.000

Art 16.01.3/1 — Diverse terugvorderingen inzake financiën en onderhoudskosten voor maatschappelijk welzijn, wetgeving voor het bestaansminimun en kinderbijslagen teruggestort door de RKW. 1. Wettelijke basis Wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie (voor de terugvorderingen inzake leefloon) — wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de ocmw’s (voor de terugvorderingen inzake financiën en onderhoudskosten). 2. Aard van de ontvangsten Terugstortingen door de ocmw’s van een gedeelte van de Staatstoelage, ofwel omdat de inspectiedienst van het ministerie heeft geconstateerd dat de ocmw’s teveel hebben ontvangen, ofwel omdat de ocmw’s bij de begunstigden zelf een bepaald bedrag hebben kunnen recupereren waarvan ze het Staatsaandeel terugstorten. 3. Aanpassing Niet in te schatten omdat de terugvorderingen niet verbonden zijn aan een bepaalde periode.

4. Reden van schommelingen Niet van op voorhand in te schatten, noch het aantal ocmw’s dat zal terugbetalen, noch de grootte van het teruggevorderde bedrag.

Diminution ................................................... EUR

80.000 89.000 –––––––––––––– 9.000

Art. 16.01.3/1) — Récupérations diverses en matière de finances et de frais d’entretien pour aide sociale, de la législation sur le minimum socio-vital.

1. Base légale Loi du 26 mai 2002 concernant le droit à l’intégration sociale (pour les récupérations en matière de revenu d’intégration) loi du 2 avril 1965 relative à la prise en charge des secours accordés par les cpas (pour les récupérations en matière de finances et de frais d’entretien). 2. Nature des recettes Remboursements par les cpas d’une partie de la subvention de l’État, soit parce que le service inspection du ministère a constaté un trop perçu auprès des cpas, soit parce que les cpas ont su récupérer un certain montant auprès des bénéficiaires mêmes et dont ils remboursent la quote-part de l’État. 3. Adaptation Adaptation. impossible à estimer, étant donné que les remboursements ne sont pas liés à une période spécifique. 4. Raison des fluctuations Impossible d’estimer à l’avance ni le nombre de cpas qui vont rembourser, ni l’importance du montant récupéré.

384

DOC 50

2080/001

Art 38.09 — Tussenkomst van het Europees Vluchtelingenfonds — Programmatie 2000-2006 (Ontvangsten toegewezen aan het programma 44-55-3).

Art. 38.09 — Intervention du Fonds européen pour les réfugiés — Programmation 2000-2006 (Recettes affectées au programme 44-55-3).



1. Wettelijke basis Beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen. 2. Aard van de ontvangsten Het gaat om bedragen die de Commissie van de Europese Gemeenschappen heeft toegewezen aan België, met de bedoeling projecten mede te financieren uit het europees Vluchtelingenfonds. 3. Aanpassing De toegekende bedragen worden jaarlijks bepaald door de Commissie, op basis van de instroom van asielzoekers in het voorgaande jaar. Het beschikbare budget wordt elk jaar tegen juli bekend voor het volgende jaar. 4. Reden van schommelingen

1. Base légale Disposition de la Commission des Communautés européennes. 2. Nature des recettes Il s’agit de montants octroyés à la Belgique par la Commission des Communautés européennes dans le cadre d’un cofinancement de projets via le Fonds européen pour les réfugiés. 3. Adaptation Les montants octroyés sont fixés annuellement par la Commission, sur la base du nombre de demandeurs d’asile entrés dans l’année précédente. Le budget octroyé est communiqué chaque année avant le mois de juillet pour l’année suivante. 4. Raison des fluctuations

De bedragen zijn afhankelijk van de jaarlijkse beslissingen van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

Les montants dépendent des décisions annuelles de la Commission des Communautés européennes.

Art. 39.03 — Tussenkomst van het Europees sociaal Fonds ten voordele van het Fonds voor Sociale Economie — Programmatie 2000-2006 (Ontvangsten toegewezen aan het programma 44-55-4).

Art. 39.03 — Intervention du Fonds social européen en faveur du Fonds d’Economie sociale — Programmation 2000-2006 (Recettes affectées au programme 4455-4).




1. Wettelijke basis Beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen. 2. Aard van de ontvangsten Het gaat om bedragen die de Commissie van de Europese Gemeenschappen heeft toegewezen aan België, met de bedoeling projecten van OCMW’s voor de tewerkstelling van kansarmen mede te financieren uit het europees Sociaal Fonds.

Diminution ................................................... EUR

4.958.000 8.193.000 –––––––––––––– 3.235.000

1. Base légale Disposition de la Commission des Communautés européennes. 2. Nature des recettes Il s’agit de montants octroyés à la Belgique par la Commission des Communautés européennes dans le cadre d’un cofinancement via le Fonds social européen de projets des CPAS visant l’emploi des plus démunis.

DOC 50

385

2080/001

3. Aanpassing

3. Adaptation

Het bedrag van de tussenkomst is door de Commissie vastgelegd tot het jaar 2006.

La Commission a fixé le montant des interventions jusqu’à l’année 2006.



Geen schommelingen.

Pas de fluctuations.

Art. 43.01 — Terugvordering van voorschotten op onderhoudsgelden.

Art. 43.01 — Récupérations d’avances sur les pensions alimentaires.




22.000 237.000 –––––––––––––– 215.000

1. Wettelijke basis Wet van 8 mei 1989 tot wijziging van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de OCMW’s wat het verlenen van voorschotten op en het invorderen van onderhoudsgelden betreft. 2. Aard van de ontvangsten Terugvordering van voorschotten op onderhoudsgelden bij de onderhoudsplichtigen. 3. Aanpassing Niet in te schatten omdat de terugvorderingen niet verbonden zijn aan een bepaalde periode. 4. Reden van schommelingen Niet op voorhand in te schatten, noch het aantal onderhoudsplichtigen dat zal terugbetalen, noch de grootte van het teruggevorderde bedrag.

Diminution ................................................... EUR

22.000 237.000 –––––––––––––– 215.000

1. Base légale Loi du 8 mai 1989 modifiant la loi du 8 juillet 1976 organique des CPAS en ce qui concerne l’octroi d’avances sur pensions alimentaires et le recouvrement de ces pensions 2. Nature des recettes Récupérations d’avances sur les pensions alimentaires auprès du débiteur d’aliments. 3. Adaptation Impossible à estimer, étant donné que les remboursements ne sont pas liés à une période spécifique. 4. Raison des fluctuations Impossible d’estimer à l’avance ni le nombre de débiteurs d’aliments qui vont rembourser, ni l’importance du montant récupéré.

386

DOC 50

2080/001

TITEL II

TITRE II

KAPITAALONTVANGSTEN

RECETTES EN CAPITAL

Sectie I

Section I

Fiscale ontvangsten

Recettes fiscales

HOOFDSTUK 18

CHAPITRE 18

FOD FINANCIEN

SPF FINANCES


§ 1. ADMINISTRATION DE LA TVA DE L’ENREGISTREMENT ET DES DOMAINES

Art. 58.01 — Successierechten.

Art. 58.01 — Droits de succession.



De successierechten werden bij wet van 16 januari 1989 (Belgisch Staatsblad van 17 januari 1989) integraal als gewestelijke belastingen beschouwd. Enkel de belasting op het kapitaal wordt pro memorie weerhouden. Voor 2003 wordt de opbrengst van de successierechten geraamd op 1.124.300.000 euro.

Depuis la loi du 16 janvier 1989 (Moniteur belge du 17 janvier 1989), les droits de succession sont intégralement considérés comme des impôts régionaux. Seul l’impôt sur le capital est maintenu pour mémoire. Le rendement 2003 des droits de succession est estimé à 1.124.300.000 euros.

Sectie II

Section II

Niet-fiscale ontvangsten

Recettes non fiscales

HOOFDSTUK 02

CHAPITRE 02

FOD KANSELARIJ VAN DE EERSTE MINISTER

SPF CHANCELLERIE DU PREMIER MINISTRE

Art. 87.01 — Terugbetalingen van leningen verleend aan de personeelsleden of rechthebbenden.

Art. 87.01 — Remboursements de prêts accordés au personnel ou ayant droit.



Wettelijke of reglementaire basis van de ontvangst. Koninklijk besluit van 6 december 1951 houdende instelling van een sociale dienst in de Diensten van de Eerste Minister. Het bedrag van de terugbetalingen komt overeen met de toegestane leningen aan personeelsleden of rechthebbenden in de loop van 2003 (koninklijk besluit van 6 december 1951 — basisallocatie 83.01 van het bestaansmiddelen programma van de organisatie-afdeling 40 : Kanselarij van Eerste Minister).

Base légale ou réglementaire de la recette. Arrêté royal du 6 décembre 1951 créant un Service social auprès des Services du Premier Ministre. Le montant des remboursements est conforme à la sommation des prêts accordés aux membres du personnel ou ayants droit dans le courant de 2003 (arrêté royal du 6 décembre 1951 — allocation de base 83.01 du programme de subsistance de la division organique 40 : Chancellerie du Premier Ministre).

DOC 50

387

2080/001

HOOFDSTUK 11

CHAPITRE 11

FEDERALE DIENSTEN VOOR WETENSCHAPPELIJKE, TECHNISCHE EN CULTURELE AANGELEGENHEDEN

SERVICES FEDERAUX DES AFFAIRES SCIENTIFIQUES, TECHNIQUES ET CULTURELLES

Art. 86.02 — Terugbetalingen van terugvorderbare voorschotten, van vergoedingen en retributies gestort voor rekening van derden (ontvangsten toegewezen aan het programma 11-60-1).

Art. 86.02 — Remboursements d’avances récupérables, de redevances et de rétributions pour travaux effectués pour compte de tiers (Recettes affectées au programme 11-60-1).



1. Aard van de ontvangst De op dat organiek fonds voor 2002 verwachte ontvangsten bedragen 6.197.000 euro en betreffen in hoofdzaak ontvangsten van Airbus, ontvangsten afkomstig van terugvorderbare voorschotten onder onderzoekcontract en ontvangsten met betrekking tot het programma voor rationeel energiegebruik (REG). 2. Wettelijke of reglementaire basis van de ontvangst 1) Programma Airbus A320/330/340 en Motoren CFM56-5A/5C Beslissingen van de Ministerraad van 16 december 1988 en 23 december 1994. 2) Programma Rationeel energiegebruik (REG) Koninklijk besluit van 25 mei 1983 betreffende de financiering van acties voor het demonstreren van nieuwe procédés, produkten en uitrustingen voor een rationeel energieverbruik, uitgevoerd op initiatief van de universitaire instellingen. 3) SPOT-beelden Koninklijk besluit van 15 december 1982. 3. Berekeningswijze De ontvangsten zijn voornamelijk bedragen die bij contract of overeenkomst zijn vastgelegd, met uitzondering van de ontvangsten van Airbus die schommelen naargelang van het omzetcijfer van de betrokken luchtvaartbedrijven (BELAIRBUS). De ontvangstenprognoses houden dan ook geen rekening met enige indexering en zijn onderhevig aan schommelingen afhankelijk van het tempo van de effectieve terugbetalingen. Er dient te worden opgemerkt dat de realisaties in 1999 en 2000 een verhoging vertonen. Deze verhoging is voornamelijk te wijten aan de globale ontvangsten van het Airbusprogramma die van jaar tot jaar variëren omwille van verscheidene parameters, namelijk : het aantal verkochte vliegtuigen, de wisselkoers en de koers van de dollar. Dit geldt zowel voor de A320 als voor de A330-340.

1. Nature de la recette Les recettes prévues pour 2002 sur ce fonds organique sont de l’ordre de 6.197.000 euros et concernent principalement des recettes Airbus, des recettes provenant d’avances récupérables sous contrat de recherche et des recettes relatives au programme d’utilisation rationnelle de l’énergie (URE). 2. Base légale ou réglementaire de la recette 1) Programme Airbus A320/330/340 et Moteurs CFM56-5A/5C Décisions du Conseil des Ministres des 16 décembre 1988 et 23 décembre 1994. 2) Programme Utilisation rationnelle de l’énergie (URE) Arrêté royal du 25 mai 1983 relatif au financement d’actions et de démonstrations de procédés et équipements nouveaux d’utilisation rationnelle de l’énergie, réalisées à l’initiative des institutions universitaires. 3) SPOT-images Arrêté royal du 15 décembre 1982. 3. Mode de calcul Les recettes sont essentiellement des montants prévus par contrat ou convention, à l’exception des recettes d’Airbus qui fluctuent en fonction du chiffre d’affaires des industries aéronautiques concernées (BELAIRBUS). Les prévisions de recettes ne tiennent dès lors compte d’aucune indexation et sont sujettes à des variations en fonction du rythme des remboursements effectifs. Il est à noter que les réalisations montrent une augmentation en 1999 et 2000. Cette hausse est essentiellement due aux recettes globales du programme AIRBUS qui varient d’une année à l’autre en raison de plusieurs paramètres, à savoir : le nombre d’avions vendus, le taux de change et le cours du dollar. Ceci vaut tant pour les A320 que pour les A330-340.

388

DOC 50

2080/001

Art. 89.01 — Terugbetaling van een terugvorderbaar voorschot toegekend aan de Koninklijke Muntschouwburg.

Art. 89.01 — Remboursement d’une avance récupérable accordée au Théâtre royal de la Monnaie.




— 248.000 –––––––––––––– 248.000


Diminution ................................................... EUR

— 248.000 –––––––––––––– 248.000


Het betreft de jaarlijkse terugvordering van een voorschot van 2.232.000 euro toegekend aan de Koninklijke Muntschouwburg.

Il s’agit de la récupération annuelle d’une avance totale de 2.232.000 euros consentie au Théâtre Royal de la Monnaie.



Koninklijk besluit van 30 december 1985.

Arrêté royal du 30 décembre 1985.

3. Berekeningswijze

3. Mode de calcul

Bij overeenkomst werd besloten dat de KMS de lening terugbetaalt in 9 jaarlijkse schijven van 248.000 euro. De terugbetaling is bëeindigd op 31 december 2002.

Par convention, il a été décidé que le Théâtre Royal de la Monnaie rembourserait l’emprunt à concurrence de 9 tranches annuelles de 248.000 euros. Ce remboursement est achevé depuis le 31 décembre 2002.

HOOFDSTUK 12

CHAPITRE 12

FOD JUSTITIE

SPF JUSTICE

Art. 87.01 — Terugbetaling van leningen verleend aan het personeel of rechthebbenden.

Art. 87.01 — Remboursements de prêts accordés au personnel ou ayants droit.




62.000 359.000 –––––––––––––– 297.000

1. Aard van de ontvangst De ontvangsten bestaan uit de terugbetalingen, zonder interesten, door de begunstigden van leningen in de loop van het betreffende jaar. 2. Regelgevende grondslag

Diminution ................................................... EUR

62.000 359.000 –––––––––––––– 297.000

1. Nature de la recette Les recettes sont constituées par le remboursement à effectuer pendant l’année envisagée, par les bénéficiaires des prêts sans intérêts. 2. Base réglementaire

Ministerieel besluit van 1 september 1985 houdende oprichting van een leenkas bij de Sociale Dienst van het Ministerie van Justitie.

Arrêté ministériel du 1 er septembre 1985 portant création d’une caisse de prêts auprès du Service social du Ministère de la Justice.

3. Reden van grote schommelingen van de ontvangst in vergelijking met het voorgaande jaar

3. Justification de variations importantes de la recette par rapport à l’année précédente

De waarschijnlijke ontvangst voor 2002 vloeit voort uit een inhaaloperatie met betrekking tot de terugvordering van toegestane leningen door de Sociale Dienst van het departement.

La recette probable pour 2002 résulte d’une opération de rattrapage dans la récupération des prêts accordés par le Service social du département.

DOC 50

389

2080/001

HOOFDSTUK 13

CHAPITRE 13

FOD BINNENLANDSE ZAKEN

SPF INTERIEUR

Art. 68.01 — Terugstorting door de agglomeraties, de intercommunales en de gemeenten van een deel van de aankoopprijs naar aanleiding van de levering van het materieel voorzien in het algemeen reorganisatieprogramma van de gemeentelijke brandweerdiensten.

Art. 68.01 — Remboursement d’une partie du prix d’achat versé par les agglomérations, les intercommunales et les communes lors de la livraison du matériel prévu dans le programme général de réorganisation des services communaux d’incendie.




Aard van de ontvangst


4.122.000 2.483.000 –––––––––––––– 1.639.000

Nature de la recette

De ontvangsten komen voort uit de terugbetaling uitgevoerd door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de intercommunales en de gemeenten bij de levering van het materieel en de uitrustingsvoorwerpen. Het voor 2000 weerhouden bedrag komt overeen met 25 % van het ordonnanceringskrediet voorzien op basisallocatie 54.20.63.08.

Les recettes sont constituées par les remboursements effectués par la Région de Bruxelles-Capitale, les intercommunales et les communes lors de la livraison du matériel et des objets d’équipement. Le montant retenu pour 2003 correspond à 25 % du crédit d’ordonnancement retenu à l’allocation de base 54.20.63.08.


Art. 87.01 — Remboursement de prêts accordés au personnel ou ayants droit.




48.000 42.000 –––––––––––––– 6.000

Aard van de ontvangst


48.000 42.000 –––––––––––––– 6.000

Nature de la recette

De ontvangsten zijn samengesteld uit de terugbetalingen door de begunstigden in de loop van het besproken jaar.

Les recettes sont constituées par les remboursements à effectuer par les bénéficiaires de prêts pendant l’année envisagée.

HOOFDSTUK 14

CHAPITRE 14

FOD BUITENLANDSE ZAKEN

SPF AFFAIRES ÉTRANGÈRES

Art. 76.01 — Opbrengst van de verkoop van onroerende goederen gelegen in het buitenland (Ontvangsten toegewezen aan het programma 14-42-0).

Art. 76.01 — Produit de la vente de biens immeubles sis à l’étranger (Recettes affectées au programme 1442-0).




24.201.000 9.684.000 –––––––––––––– 14.517.000

Het betreft hier ontvangsten voortkomend uit de verkoop van onroerende goederen, gelegen in het buitenland. Deze ontvangsten zullen dienen om, ten minste gedeeltelijk, de aankoop, het bouwen, het inrichten, de renovatie, het onderhoud en de verhuur van goederen


24.201.000 9.684.000 –––––––––––––– 14.517.000

Il s’agit des recettes provenant de la vente de biens immeubles sis à l’étranger et qui serviront à financer, au moins partiellement, l’achat, la construction, l’aménagement, la rénovation, l’entretien et la location de biens de même nature destinés à servir soit de résidences,

390

DOC 50

van dezelfde aard te financieren, welke bestemd zijn om te worden aangewend hetzij als residenties hetzij als kanselarijen van de Belgische diplomatieke zendingen of consulaire posten.

2080/001

soit de chancelleries des missions diplomatiques ou des postes consulaires belges.

Verwezenlijkte ontvangsten in 2001 : 27.514.000 EUR. — Hong-kong : 23.888.000 EUR; — Lagos – residentie : 2.311.000 EUR; — Chicago – residentie : 1.315.000 EUR.

Recettes réalisées en 2001 : 27.514.000 EUR. — Hong-kong : 23.888.000 EUR; — Lagos – résidence : 2.311.000 EUR; — Chicago – résidence : 1.315.000 EUR.

Raming der ontvangsten 2002 : 9.684.000 EUR. — Bangkok – radiocentrum : 470.000 EUR; — Belotan – residentie : 620.000 EUR; — Bonn : 1.983.000 EUR; — Casablanca – oude kanselarij : 124.000 EUR;

Estimation des recettes 2002 : 9.684.000 EUR. — Bangkok – centre radio : 470.000 EUR; — Belotan – résidence : 620.000 EUR; — Bonn : 1.983.000 EUR; — Casablanca – ancienne chancellerie : 124.000 EUR; — Jakarta – ancienne chancellerie : 322.000 EUR; — Montréal – résidence : 1.000.000 EUR; — Paris UNESCO : 620.000 EUR; — Washington – partie terrain : 4.545.000 EUR;

— — — —

Jakarta – oude kanselarij : 322.000 EUR; Montreal – residentie : 1.000.000 EUR; Parijs UNESCO : 620.000 EUR; Washington – deel grond : 4.545.000 EUR;

Raming der ontvangsten 2003 : 24.201.000 EUR. — Milaan – residentie : 1.350.000 EUR; — Munchen – residentie : 1.300.000 EUR; — Wellington – residentie : 2.427.000 EUR; — Boedapest : 1.300.000 EUR; — Johannesburg – residentie : 420.000 EUR; — Kuala lumpur – oude kanselarij : 404.000 EUR; — New York Consulaat generaal – residentie : 17.000.000 EUR.

Estimation des recettes 2003 : 24.201.000 EUR. — Milan – résidence : 1.350.000 EUR; — Munich – résidence : 1.300.000 EUR; — Wellington – résidence : 2.427.000 EUR; — Budapest : 1.300.000 EUR; — Johannesbourg – résidence : 420.000 EUR; — Kuala lumpur – ancienne chancellerie : 404.000 EUR; — New York Consulat général – résidence : 17.000.000 EUR.


Art. 87.01 — Remboursements de prêts accordés au personnel ou ayant droit.




30.000 25.000 –––––––––––––– 5.000

De ontvangsten zijn samengesteld uit de terugbetalingen van : — leningen toegekend aan personeelsleden die zich in moeilijkheden bevinden; deze leningen worden teruggestort door 24 maandelijkse inhoudingen op de wedden van de begunstigden; — voorschotten op wedden toegekend aan nieuwe personeelsleden die omwille van administratieve redenen niet kunnen betaald worden op het einde van de eerste maand van hun tewerkstelling. Zij zijn afhankelijk van de gerealiseerde uitgaven ten laste van de basisallocatie 14.41.01.83.01 van de algemene uitgavenbegroting.


30.000 25.000 –––––––––––––– 5.000

Les recettes sont constituées par les remboursements : — de prêts accordés aux membres du personnel en difficultés; ces prêts sont remboursables en 24 mensualités prélevées sur les traitements des bénéficiaires; — d’avances sur traitements accordées aux agents nouvellement recrutés, qui pour des raisons administratives ne peuvent être payés à l’issue de leur premier mois de travail. Elles dépendent des dépenses réalisées à charge de l’allocation de base 14.41.01.83.01 du budget général des dépenses.

DOC 50

391

2080/001

HOOFDSTUK 15

CHAPITRE 15

INTERNATIONALE SAMENWERKING

COOPÉRATION INTERNATIONALE

Art. 86.01 — Verkoop van een gedeelte van de deelneming van België in Shangaï-Bell.

Art. 86.01 — Vente d’une partie de la participation de la Belgique dans Shangaï-Bell.




— 81.400.000 –––––––––––––– 81.400.000

Diminution ................................................... EUR

— 81.400.000 –––––––––––––– 81.400.000

De opbrengst uit de verkoop van de participatie in Shangaï-Bell, zijnde 81.400.000 euro, werd in 2001 niet ontvangen en werd ingeschreven als ontvangst voor het begrotingsjaar 2002.

La recette de la vente de la participation dans ShangaïBell, soit 81.400.000 euros, n’a pas été perçue en 2001 et a été inscrite comme recette pour l’année budgétaire 2002.

Art. 88.01 — Terugbetalingen en ontvangsten van leningen en participaties.

Art. 88.01 — Remboursements et recettes d’emprunts et de participations.




— 459.000 –––––––––––––– 459.000

1. Aard van de ontvangst In het kader van de programmawet van 24 december 1993 kan een financiële bijdrage aan ontwikkelingsprogramma’s- en acties verleend worden ofwel aan : — de vreemde Staat waarvoor de ontwikkelingsactie bestemd is; — de openbare onderneming of een onderneming met gemengd beheer van deze Staat; — een instelling waarvan de verbintenissen door deze Staat gewaarborgd zijn; — een nationale of regionale ontwikkelingsbank. Deze financiële bijdrage kan ondermeer de vorm aannemen van een lening of participatie. 2. Wettelijke of reglementaire basis van de ontvangst De juridische grondslag die de basis vormt voor de ontvangst werd opgenomen in de leningsovereenkomsten die werden afgesloten tussen België en het partnerland. 3. Parameters en wijze van berekening De terugbetaling van de geleende kapitalen werd vastgelegd in de afgesloten leningsovereenkomsten. 4. Indexatie van de ontvangst De ontvangsten die op dit ontvangstenartikel worden gerealiseerd betreffen niet-geïndexeerde ontvangsten.

Diminution ................................................... EUR

— 459.000 –––––––––––––– 459.000

1. Nature de la recette Dans le cadre de la loi-programme du 24 décembre 1993, une contribution financière peut, dans le cadre d’un programme ou d’une action de développement, être mise à disposition : — de l’État étranger bénéficiaire d’une action de développement; — de l’entreprise publique ou de l’entreprise à économie mixte de cet État; — de l’institution dont les engagements sont garantis par cet État; — d’une banque de développement nationale ou régionale. Ces interventions financières peuvent prendre, entre autres, la forme d’un prêt ou d’une participation. 2. Dispositions légales ou réglementaires de la recette La base juridique de la recette est contenue dans les conventions de prêts conclues entre la Belgique et le pays partenaire. 3. Paramètres et mode de calcul Le remboursement des capitaux prêtés est prévu dans les conventions de prêts conclues. 4. Indexation de la recette Les recettes qui se réalisent sur cet article de recettes concernent des recettes non indexables.

392

DOC 50

2080/001



De verwezenlijkingen wijzigen in functie van de terugbetalingen die voorzien werden in het terugbetalingsplan. De laatste terugbetaling in het kader van de kredietlijn toegestaan aan IFTC (Industrial Finance Corporation of Thailand) werd ingeschreven als vermoedelijke ontvangst voor het begrotingsjar 2002. De eerste kapitaalaflossing in het kader van de lening afgesloten tussen België en Indonesië — in uitvoering van het « Bijzonder Vergelijk inzake Technische Samenwerking » — wordt pas in 2004 verwacht.

Les réalisations fluctuent en fonction des remboursements prévus dans le plan de remboursement. Le dernier paiement dans le cadre de la ligne de crédit accordée à l’IFTC (Industrial Finance Corporation of Thailand) a été inscrite comme recette probable pour l’année budgétaire 2002. Le premier remboursement de capital dans le cadre du prêt conclu entre la Belgique et l’Indonésie — en exécution de « l’Arrangement Particulier relatif à une Coopération Technique » — n’est attendu qu’en 2004.

HOOFDSTUK 16

CHAPITRE 16

DEFENSIE

DEFENSE

Art. 76.01 — Opbrengst van de verkoop van onroerende goederen (ontvangsten toegewezen aan het programma 16-50-2).

Art. 76.01 — Produit de la vente des biens immeubles (Recettes afectées au programme 16-50-3).




1. Aard van de ontvangst Deze middelen vloeien voort uit de opbrengst van de verkoop van onroerende goederen. 2. Wettelijke of reglementaire basis — Programmawet van 19 juli 2001 voor het begrotingsjaar 2001 : artikel 41. — Koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit : artikel 45. 3. Parameters en wijze van berekening De raming voor 2003 is gebaseerd op de gegevens van de betrokken diensten.


6.125.000 — –––––––––––––– 6.125.000

1. Nature de la recette Ces moyens résultent des recettes provenant de l’aliénation de biens immeubles. 2. Base légale ou réglementaire — Loi programme du 19 juillet 2001 pour l’année bugétaire 2001 : article 41. — Arrêté royal du 17 juillet 1991 portant coordination des lois sur la comptabilité de l’État : article 45. 3. Paramètres et mode de calcul L’estimation pour 2003 est basée sur les données reçues des services concernés.







Niet van toepassing gezien pas vanaf 2003 de ontvangsten aangerekend worden op de Rijksmiddelenbegroting ten bate van het begrotingsfonds voor wedergebruik van de ontvangsten voortvloeiend uit de vervreemding van onroerende goederen.

Sans objet pour ce type de recettes car ce n’est qu’à partir de 2003 que les recettes seront imputées au Budget des Voies et Moyens au profit du fonds budgétaire de remploi des recettes provenant de l’aliénation de biens immeubles .

DOC 50

393

2080/001

HOOFDSTUK 18

CHAPITRE 18

FOD FINANCIEN

SPF FINANCES

§ 1. ADMINISTRATIE DER THESAURIE

§ 1. ADMINISTRATION DE LA TRESORERIE

Art. 51.01 — Recuperatie van bedragen uitgegeven door de Staat, enerzijds uit hoofde van de waarborg in het kader van de economische expansie en van de sociale huisvesting en, anderzijds, voor de hulp toegekend aan de steenkoolmijnen en aan de oudkolonialen.

Art. 51.01 — Récupération de montants décaissés par l’État, d’une part au titre de sa garantie en expansion économique et pour les habitations sociales et, d’autre part, pour les aides accordées aux charbonnages et aux anciens coloniaux.



Wettelijke basis : — Wet van 17 juli 1959 — Wet van 30 december 1970 — Koninklijk besluit van 10 december 1970 houdende de huisvestingscode. — Wet van 12 juli 1955. — Conventie van 8 april 1968 De ontvangsten vertegenwoordigen de recuperaties (verwezenlijkingen van reële waarborgen, borgstellingen, dadingen) van de bedragen die de Staat heeft betaald in uitvoering van zijn waarborg inzake de economische expansie, steenkoolmijnen, woningen, oud-kolonialen, enz. Deze ontvangsten zullen jaar na jaar afnemen vermits de dossiers, in het bijzonder inzake de economische expansie, langzamerhand zullen afgesloten worden.

Dispositions légales : — Loi du 17 juillet 1959. — Loi du 30 décembre 1970. — Arrêté royal du 10 décembre 1970 contenant le code de logement. — Loi du 12 juillet 1955. — Convention du 8 avril 1968. Les recettes proviennent de récupérations (réalisation de garanties réelles, cautionnements, transactions) des montants versés par l’État au titre de sa garantie en matière d’expansion économique, charbonnages, maisons, anciens coloniaux, etc...

Art. 51.02 — Terugvordering van Staatssteun.

Art. 51.02 — Récupération d’aides de l’État.




39.345.000 — –––––––––––––– 39.345.000

Ces recettes vont diminuer d’année en année étant donné que ces dossiers, notamment en matière d’expansion économique se clôturent peu à peu. Il est difficile de prévoir un montant exact.


39.345.000 — –––––––––––––– 39.345.000

Art. 56.01 — Aandeel van de Staat in de winst van financiële instellingen. Meerwaarde op het goud dat door de Koninklijke Munt bij de Nationale Bank werd aangekocht voor de aanmaak van muntstukken of medailles.

Art. 56.01 — Part de l’État dans les bénéfices d’institutions financières. Plus-value sur l’or acheté par la Monnaie royale à la Banque nationale pour la confection de pièces de monnaie ou de médailles.



Het goud wordt bij de Nationale Bank van België aangekocht tegen de marktprijs. In uitvoering van de met de Nationale Bank afgesloten akkoorden betreffende het regime toepasselijk op de gerealiseerde verschillen bij cessie door de Bank van een gedeelte van haar eigen reserves, stort deze laatste de gerealiseerde meer-

L’or est acheté à la Banque nationale de Belgique au prix du marché. En exécution des accords conclus avec la Banque nationale concernant le régime applicable aux différences réalisées lors de la cession par la Banque d’une partie de ses réserves propres, celle-ci verse au Trésor la plus-value réalisée, plus précisément la diffé-

394

DOC 50

2080/001

waarde, meer concreet het verschil tussen de verkoopprijs en de « historische » inventariswaarde van 1.393,78 euro per kilogram, in de Schatkist. De Koninklijke Munt van België schat zijn jaarlijkse behoefte aan goud op 30 kg voor het slaan van munten en medailles. Op basis van de goudprijs van 10.500 euro/ kg, beloopt de jaarlijkse ontvangst dus 273.000 euro.

rence entre le prix de vente et la valeur d’inventaire « historique » de 1.393,78 euros le kilo.

Art. 59.01 — Europese Investeringsbank.

Art. 59.01 — Banque européenne d’investissements.



Wettelijke basis : de verschillende Conventies van Lomé, zijn op zich de wettelijke basis van elke operatie van de Europese Investeringsbank welke het mechanisme van de speciale leveringen, toegekend aan de AP-landen aan voordelige voorwaarden, beogen. De terugstortingen door de begunstigde landen worden ter beschikking gehouden van de landen van de Europese Unie op een speciale rekening. Het bedrag van deze terugstortingen komt ten goede aan België.

Base légale : les différentes Conventions de Lomé, constituent en elles-mêmes, la base légale de toute opération de la Banque européenne d’Investissement visant à gérer le mécanisme des prêts spéciaux qui sont octroyés à des conditions favorables aux pays ACP. Les remboursements effectués par les pays bénéficiaires sont tenus à la disposition des pays de l’Union européenne sur un compte spécial. Le montant de ces remboursements revient de droit à la Belgique.

Art. 86.01 — Delging door instellingen van openbaar nut van door onder waarborg van de Staat geëmitteerde leningen of van voorschotten en leningen door de Staat toegestaan.

Art. 86.01 — Amortissement par des organismes d’intérêt public d’emprunts émis par eux sous la garantie de l’État ou d’avances et de prêts leur consentis par l’État.




5.092.000 4.976.000 –––––––––––––– 116.000

La Monnaie Royale Belge évalue à 30 kg ses besoins annuels en or pour faire face à ses émissions de pièces et médailles. Dès lors, sur base d’un prix de l’or au kilo de 10.500 euros, la recette annuelle avoisine 273.000 euros.


5.092.000 4.976.000 –––––––––––––– 116.000

Art. 86.01/1 — Aflossingen begrepen in de annuïteiten aan de Schatkist verschuldigd door het Amortisatiefonds van de leningen voor de sociale huisvesting uit hoofde van de inschrijvingen van de Staat op de door de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting en door de Nationale Landmaatschappij uitgegeven leningen krachtens het Koninklijk besluit van 10 december 1970, houdende de Huisvestingscode, bekrachtigd door de Wet van 2 juli 1971.

Art. 86.01/1 — Amortissements compris dans les annuités à payer au Trésor par le Fonds d’amortissement des emprunts du logement social du chef des souscriptions de l’État aux emprunts émis par la Société nationale du Logement et par la Société nationale terrienne en vertu de l’arrêté royal du 10 décembre 1970, portant le Code du logement, confirmé par la loi du 2 juillet 1971.




2.310.000 2.210.000 –––––––––––––– 100.000

De inschrijvingen waarvan sprake bedroegen in totaal 99.285.323 euro voor de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting en 17.695.879 euro voor de Nationale Landmaatschappij. De ingeschreven kapitalen zijn door de eerste maatschappij terug te betalen in 66 jaar volgens annuïteiten berekend tegen de interestvoet van 4,50 %’s jaar. De inschrijvingen op de leningen van de Nationale Landmaatschappij zijn terugbetaald.


2.310.000 2.210.000 –––––––––––––– 100.000

Les souscriptions en questions s’élèvent à un total de 99.285.323 euros pour la Société nationale du logement et à 17.695.879 euros pour la Société nationale terrienne. Les capitaux souscrits sont remboursables en 66 ans, par la première de ces sociétés, suivant des annuités calculées au taux d’intérêts de 4,50 % l’an. Les souscriptions aux emprunts de la Société nationale terrienne sont remboursées.

DOC 50

395

2080/001

Deze ontvangsten zijn niet geïndexeerd; er bestaan geen technische of wettelijke aanpassingen die een aangroei van deze ontvangsten toelaten, ongeacht wat voorzien is in de aflossingstabellen.

Ces recettes ne sont pas indexées; il n’existe aucune modification technique ou légale permettant un accroissement de celles-ci, indépendamment de ce qui est prévu aux tableaux d’amortissement.

Art. 86.01/2 — Delging begrepen in de annuïteiten welke door de Afdeling «Militair Tehuis» van de Centrale Dienst voor Sociale en Culturele Actie (Cedisca) aan de Staat verschuldigd zijn uit hoofde van de voorschotten of leningen welke haar werden toegestaan.

Art. 86.01/2 — Amortissement compris dans les annuités à payer au Trésor par la Division «Le Logis militaire» de l’Office central d’action sociale et culturelle (OCASC) du chef des avances ou prêts qui lui ont été consentis.




806.000 792.000 –––––––––––––– 14.000


806.000 792.000 –––––––––––––– 14.000

De terugvorderbare voorschotten die het Ministerie van Landsverdediging van 1953 tot 1977 verstrekt heeft aan de Afdeling « Militair Tehuis » van de CEDISCA bedragen 57.428.649 euro. Leningen onder Staatswaarborg werden uitgegeven ten belopen van 30.639.640 euro. De voorschotten en het aandeel van de instelling in de leningslasten worden afbetaald aan de Schatkist in 66 annuïteiten. Deze ontvangsten zijn niet geïndexeerd; er bestaan geen technische of wettelijke aanpassingen die een aangroei van deze ontvangsten toelaten, ongeacht wat voorzien is in de aflossingstabellen.

Les avances récupérables octroyées de 1953 à 1977 par le Ministère de la Défense nationale à la division « Le Logis Militaire » de l’OCASC s’élèvent à 57.428.649 euros. Des emprunts ont été émis sous la garantie de l’État pour un montant total de 30.639.640 euros. Les avances et la quote-part de l’organisme dans les charges des emprunts sont remboursées au Trésor en 66 annuités. Ces recettes ne sont pas indexées; il n’existe aucune modification technique ou légale permettant un accroissement de celles-ci, indépendamment de ce qui est prévu aux tableaux d’amortissement.

Art. 86.01/3 — Delging begrepen in de annuïteit verschuldigd aan de Schatkist, door het Amortisatiefonds van de leningen voor de sociale huisvesting uit hoofde :

Art. 86.01/3 — Amortissement compris dans l’annuité à payer au Trésor par le Fonds d’Amortissement des emprunts du logement social du chef :

1° van de voorschotten die door de Staat aan de Nationale Landmaatschappij werden verstrekt, en 2° van de lening die de Nationale Landmaatschappij gemachtigd werd, onder Staatswaarborg, aan te gaan (wet van 29 maart 1949).

1° des avances qui ont été faites par l’État à la Société nationale terrienne, et 2° de l’emprunt que la Société nationale terrienne a été autorisée à contracter sous la garantie de l’État (loi du 29 mars 1949).




391.000 386.000 –––––––––––––– 5.000

De kapitalen door de Staat ter beschikking gesteld van de Nationale Landmaatschappij met het oog op haar verrichtingen bedroegen 19.837.679 euro. Daarenboven werd onder ‘s Rijks waarborg een lening uitgegeven van 495.787 euro (wet van 29 maart 1949). Al deze kapitalen zijn terugbetaalbaar aan de Staat, door annuïteiten (delging en interest) berekend tegen de basis van 1 % en 1,25 %. Deze ontvangsten zijn niet geïndexeerd; er bestaan geen technische of wettelijke aanpassingen die een aangroei van deze ontvangsten toelaten, ongeacht wat voorzien is in de aflossingstabellen.


391.000 386.000 –––––––––––––– 5.000

Les capitaux mis par l’État à la disposition de la Société nationale terrienne en vue de ses opérations se sont élevés à 19.837.679 euros. En outre, un emprunt de 495.787 euros a été émis sous la garantie de l’État (loi du 29 mars 1949). Tous ces capitaux sont remboursables à l’État au moyen d’annuités (amortissement et intérêts) calculées aux taux de base de 1 % et 1,25 %. Ces recettes ne sont pas indexées; il n’existe aucune modification technique ou légale permettant un accroissement de celles-ci, indépendamment de ce qui est prévu aux tableaux d’amortissement.

396

DOC 50

2080/001

Art. 86.01/4 — Delging begrepen in de annuïteit verschuldigd aan de Schatkist door het Amortisatiefonds van de leningen voor de Sociale Huisvesting, uit hoofde van de voorschotten die door de Staat aan de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting werden verstrekt en van de achtereenvolgende leningen die ze gemachtigd werd onder Staatswaarborg aan te gaan, vóór de wet van 15 april 1949 (wetten van 11 oktober 1919, 22 juli 1927, 5 oktober 1928, 20 april 1931, 8 november 1939 en van 29 maart 1949, besluitwet van 28 februari 1947, Regentbesluit van 22 december 1949, koninklijk besluit van 23 april 1951).

Art. 86.01/4 — Amortissement compris dans l’annuité à payer au Trésor par le Fonds d’amortissement des emprunts du logement social du chef des avances qui ont été faites par l’État à la Société nationale du logement et des emprunts successifs qu’elle a été autorisée à contracter sous la garantie de l’État, antérieurement à la loi du 15 avril 1949 (lois des 11 octobre 1919, 22 juillet 1927, 5 octobre 1928, 20 avril 1931, 8 novembre 1939 et 29 mars 1949, arrêté-loi du 28 février 1947, arrêté du Régent du 22 décembre 1949, arrêté royal du 23 avril 1951).




1.585.000 1.588.000 –––––––––––––– 3.000

Diminution ................................................... EUR

1.585.000 1.588.000 –––––––––––––– 3.000

De kapitalen door de Staat ter beschikking gesteld van de Nationale Maatschappij voor de Huisvesting bedroegen 57.775.081 euro (rechtstreekse voorschotten van de Schatkist). Vóór de wet van 15 april 1949 werden, onder ‘s Rijks waarborg door de Nationale Maatschappij leningen uitgegeven voor een totaal bedrag van 51.966.713 euro. Deze ontvangsten zijn niet geïndexeerd; er bestaan geen technische of wettelijke aanpassingen die een aangroei van deze ontvangsten toelaten, ongeacht wat voorzien is in de aflossingstabellen.

Les capitaux mis par l’État à la disposition de la Société nationale du logement, se sont élevés à 57.775.081 euros (avances directes du Trésor).

Art. 86.06 — Diverse vermogensontvangsten.

Art. 86.06 — Recettes diverses patrimoniales.



Art. 86.06/1 — Delging van de portefeuille van de oude kassen voor overlevingspensioenen.

Art. 86.06/1 — Amortissement du portefeuille des anciennes caisses de pensions de survie.



Wettelijke basis : artikel 10, § 3 van de wet van 2 augustus 1955 houdende opheffing van het Fonds tot delging van de Staatsschuld. De raming is gebaseerd op de samenstelling van de portefeuille en de voorziene aflossingen. Het uiteindelijke resultaat hangt af van de lotenleningen.

Base légale : article 10, § 3 de la loi du 2 août 1955 portant suppression du Fonds d’amortissement de la dette publique. L’évaluation est basée sur la composition du portefeuille et les amortissements prévus. Le résultat est fonction principalement d’emprunts de lots.

Antérieurement à la loi du 15 avril 1949, des emprunts pour un total de 51.966.713 euros ont été émis par la Société nationale du logement sous la garantie de l’État. Ces recettes ne sont pas indexées; il n’existe aucune modification technique ou légale permettant un accroissement de celles-ci, indépendamment de ce qui est prévu aux tableaux d’amortissement.

DOC 50

397

2080/001

Art. 86.09 — Meerwaarde gerealiseerd door de Nationale Bank van België bij de inbreng van een gedeelte van de goudvoorraad in de Europese centrale Bank (Ontvangsten toegewezen aan het programma 51-45-3).

Art. 86.09 — Plus-value réalisée par la Banque nationale de Belgique par l’apport d’une partie de la réserve d’or à la Banque Centrale européenne (Recettes affectées au programme 51-45-3).




— 177.115.000 –––––––––––––– 177.115.000

Diminution ................................................... EUR

— 177.115.000 –––––––––––––– 177.115.000

Eenmalige storting in 2002 van de meerwaarde van 177.114.565,58 euro, die is gerealiseerd naar aanleiding van de overdracht van activa in goud naar de Europese Centrale Bank; dit bedrag werd bestemd voor de financiering van het Zilverfonds. Geen storting voorzien in 2003

Versement unique en 2002 de la plus-value à concurrence de 177.114.565,58 euros réalisée à l’occasion de la cessation d’actifs en or à la Banque centrale européenne et qui a servi à alimenter les réserves du Fonds de Vieillissement. Aucun versement n’est prévu pour 2003.

Art. 86.10 — Ontvangsten verbonden aan het beheer van financiële risico’s.

Art. 86.10 — Recettes liée à la gestion de risques financiers.




Dit nieuwe ontvangstartikel, genaamd « ontvangsten verbonden aan het beheer van financiële risico’s » beoogt de aan de Schatkist gestorte kapitalen in het kader van verrichtingen tot dekking van financiële risico’s die beroep doen op afgeleide producten. Bijvoorbeeld : de opbrengst van de verkoop van een optie; de premie ontvangen naar aanleiding van de annulatie van een swap. Deze ontvangst berust niet op een specifieke regelgeving, maar wordt op onrechtstreekse wijze verantwoord in de wettelijke bepaling, vervat in het artikel 8, § 3 van de rijksmiddelenbegroting die aan de Minister van Financiën de bevoegdheid geeft om verrichtingen af te sluiten in het kader van het financieel beheer van de rijksschuld die in dit geval de dekking van financiële risico’s beogen. De economische codificatie van deze ontvangst werd bepaald onder verwijzing naar ESR95, na overleg met de bevoegde diensten (Federale Overheidsdienst Begroting; Instituut voor Nationale Rekeningen). Gezien de grote graad van onvoorspelbaarheid verbonden aan de evolutie van de financiële markten, die het financiële beheer van de rijksschuld kenmerkt, is het bedrag van de ontvangst ingeschreven op de begroting een raming met een voorlopig karakter, bepaald via extrapolatie van de reeds uitgevoerde verrichtingen en rekening houdend met de vermoedelijke evolutie van de marktparameters. Gezien het onvoorspelbare karakter van de materie, wordt voorgesteld om voor de meerjarenraming een bedrag van 20 miljoen euro te behouden, namelijk een bedrag analoog aan de voor 2002 gemaakte raming.

Ce nouvel article de recette intitulé « recettes liées à la gestion des risques financiers » vise les capitaux versés au Trésor dans le cadre d’opérations de couverture faisant appel à des produits financiers dérivés. Exemples: le produit de la vente d’une option; la prime reçue lors de l’annulation d’un swap.

Diminution ................................................... EUR

20.000.000 25.000.000 –––––––––––––– 5.000.000

Cette recette ne repose pas sur une réglementation spécifique mais trouve sa justification de manière indirecte dans la disposition légale contenue à l’article 8, § 3 du budget des voies et moyens, qui autorise le Ministre des Finances à conclure des opérations de gestion financière de la dette publique visant, en l’occurrence, la couverture des risques financiers. La codification économique de cette recette a été déterminée par référence au SEC 95, après consultation des services compétents (Service public fédéral Budget; Institut des Comptes Nationaux). Vu le degré important d’imprévisibilité lié à l’évolution des marchés financiers, qui caractérise la gestion financière de la dette publique, le montant de la recette inscrit au budget est une estimation à caractère provisionnel, établie par extrapolation des opérations déjà effectuées et tenant compte de l’évolution probable des paramètres de marché. Vu le caractère imprévisible de la matière, il est proposé de retenir, pour l’estimation pluriannuelle, un montant de 20 millions d’euros, soit un montant proche de l’estimation faite pour 2002.

398

DOC 50

2080/001

Art. 86.11 — Storting door de Nationale Bank van België als gevolg van de niet-inwisseling van bankbiljetten (Ontvangsten toegewezen aan het programma 51-45-3).

Art. 86.11 — Versement par la Banque nationale de Belgique suite à la non-rentrée de billets de banque (Recettes affectées au programme 51-45-3).




200.000.000 — –––––––––––––– 200.000.000


200.000.000 — –––––––––––––– 200.000.000


Art. 87.01 — Remboursements de prêts accordés au personnel ou ayants droits.


383.000 377.000


383.000 377.000


6.000


6.000

Wettelijke basis : koninklijk besluit van 10 februari 1955 betreffende de Sociale Dienst van het Ministerie van Financiën en ministerieel besluit van 11 februari 1955 dat de organisatie en de werking van de Sociale Dienst regelt. De terugbetalingen staan rechtstreeks in verhouding tot het bedrag van de door de Sociale Dienst toegestane leningen.

Base légale : arrêté royal du 10 février 1955 relatif au Service social du Ministère des Finances et arrêté ministériel du 11 février 1955 réglant l’organisation et le fonctionnement du service social.

Art. 88.02 — Terugbetalingen van leningen toegestaan aan Vreemde Staten.

Art. 88.02 — Remboursements de prêts accordés à des États étrangers.




33.174.000 51.752.000 –––––––––––––– 18.578.000

Wettelijke basis : hoofdstuk II van de wet van 3 juni 1964 betreffende leningen aan vreemde staten. De terugbetalingen uit hoofde van de leningen aan vreemde Staten zullen in 2003, 33.174.000 euro bedragen. Jaar 2001 Verantwoording van de verschillen tussen de vermoedelijke en geraamde ontvangsten voor 2001 en de gerealiseerde ontvangsten in 2001. Het voorgestelde bedrag op het ogenblik van de opstelling van de begroting voor 2001 bedroeg 30.428.000 euro. Vervolgens werden de ontvangsten voor 2001 gebracht op een bedrag van 59.028.000 euro. De gerealiseerde ontvangsten in 2001 bedroegen 15.267.000 euro. Het negatieve verschil van 43.761.000 euro vloeit voort uit : — de terugbetalingen in 2001 van de verschuldigde hoofdsom op 31 december 2000 en vorige vervaldagen voor 6.859.000 euro waar 15.163.000 euro was voorzien;

Les remboursements sont fonction des prêts accordés par le Service social.

Diminution ................................................... EUR

33.174.000 51.752.000 –––––––––––––– 18.578.000

Disposition légale : chapitre II de la loi du 3 juin 1964 relative aux prêts à des États étrangers. Les remboursements au titre des prêts à des États étrangers s’élèveraient en 2003 à 33.174.000 euros.

Année 2001 Justifications des écarts entre les recettes probables estimées pour 2001 et les recettes réalisées en 2001. Le montant proposé lors de l’élaboration du budget de 2001 était de 30.428.000 euros. Par la suite, les recettes pour 2001 ont été ajustées à 59.028.000 euros. Les recettes réalisées en 2001 se sont élevées à 15.267.000 euros. La différence négative de 43.761.000 euros s’explique par : — des remboursements en 2001 au titre du principal dû au 31 décembre 2000 et aux échéances précédentes pour 6.859.000 euros au lieu des 15.163.000 euros prévus;

DOC 50

399

2080/001

— de terugbetalingen in 2001 van de verschuldigde hoofdsom op 31 december 2001 voor 8.408.000 euro waar 43.468.000 euro was voorzien; — de verwachte ontvangst voor de annulatie in 2000 van het obligo Mozambique (hetzij 397.000 euro) kon niet gerealiseerd worden omdat het amenderingsprotocol slechts getekend werd op 12 december 2001. De ordonnantie is voorgelegd aan het visum van het Rekenhof. Jaar 2002

— des remboursements en 2001 au titre du principal dû au 31 décembre 2001 pour 8.408.000 euros au lieu des 43.468.000 euros prévus; — et la recette attendue pour l’annulation 2000 de l’encours Mozambique (soit 397.000 euros) n’a pu être réalisée, étant donné que le protocole d’annulation a été finalement signé le 12 décembre 2001. La procédure d’ordonnancement est actuellement soumise au visa de la Cour des Comptes. Année 2002

Het voorgestelde bedrag op het ogenblik van de opstelling van de begroting voor 2002 bedroeg 30.383.000 euro. De weerhouden hypothese voor 2002 was dat de verschuldigde hoofdsom op 31 december 2001 a rato van 70 % op de gepaste datum zal terugbetaald worden (70 % van 43.404.000 euro). Vandaag, kunnen de vermoedelijke ontvangsten na aanpassing voor 2002, een bedrag benaderen van 51.752.000 euro omvattende :

Le montant proposé lors de l’élaboration du budget 2002 était de 30.383.000 euros.

Verwachte terugbetalingen voor de vervaldag van 31 december 2001 ................................. Verwachte terugbetalingen voor verschillende vervaldagen in 2002 ..................................... Verwachte terugbetalingen voor vorige vervaldagen ............................................................

Remboursements dus au titre de l’échéance du 31 décembre 2001 ....................................... Remboursements dus au titre des différentes échéances de 2002 ...................................... Remboursements dus au titre des échéances précédentes ..................................................

Totaal .................................................................

36.499.000 euro 182.000 euro 51.326.000 euro –––––––––––––– 88.007.000 euro

Bepaalde vervaldagen werden reeds betaald in 2002 voor een totaal van 14.643.000 euro, wat de verwachte terugbetalingen op 73.364.000 euro brengt. Indien we als hypothese nemen dat 70 % van de verwachte terugbetalingen effectief zal betaald worden in 2002, dan kunnen de verwachte ontvangsten 51.355.000 euro bereiken. Bij deze hypothese dient anderzijds de ontvangst van de annulatie van 2000 van het bedrag van Mozambique gevoegd. Deze annulatie bedraagt 397.000 euro, wat het totaal bedrag aan verwachte ontvangsten voor 2002 brengt op 51.752.000 euro. Jaar 2003 en volgende jaren

L’hypothèse pour 2002 qui avait été retenue était que les montants dus au 31 décembre 2001 étaient remboursés à bonne date à raison de 70 % du total attendu (70 % de 43.404.000 euros). Aujourd’hui, des recettes probables après ajustements pour 2002 pourraient avoisiner un total de 51.752.000 euros détaillé comme suit :

Total ...................................................................

36.499.000 euros 182.000 euros 51.326.000 euros –––––––––––––– 88.007.000 euros

Certaines échéances ont déjà été payées en 2002 pour un montant total de 14.643.000 euros, ce qui porte le montant restant dû à 73.364.000 euros. En prenant comme hypothèse que 70 % des montants restant dus seront effectivement payés en 2002, les recettes attendues pourraient s’élever à 51.355.000 euros. De cette estimation, il y a, par ailleurs lieu d’ajouter la recette provenant de l’annulation 2000 de l’encours Mozambique, laquelle s’élève à 397.000 euros, ce qui porte les recettes attendues en 2002 à 51.752.000 euros.

Années 2003 et suivantes

Voor 2003 en de volgende jaren (tot 2006) zal men als hypothese nemen dat de verschuldigde bedragen op 31 december van elk jaar a rato van 60 % op de gepaste datum zullen gestort worden.

Pour 2003 et les années suivantes (jusqu’à 2006) on prendra comme hypothèse que les montants dus au 31 décembre de chaque année sont payés à bonne date (c’est-à-dire dans l’année considérée) à raison de 60 %.

De ramingen zijn dus als volgt : 2003 : 33.174.000 euro (60 % van 44.231.000 euro) 2004 : 26.775.000 euro (60 % van 44.625.000 euro) 2005 : 27.136.000 euro (60 % van 45.227.000 euro) 2006 : 25.412.000 euro (60 % van 42.353.000 euro)

Les estimations seront donc les suivantes : 2003 : 33.174.000 euros (60 % de 44.231.000 euros) 2004 : 26.775.000 euros (60 % de 44.625.000 euros) 2005 : 27.136.000 euros (60 % de 45.227.000 euros) 2006 : 25.412.000 euros (60 % de 42.353.000 euros)

400

DOC 50

2080/001

Art. 88.04 — Door vreemde Staten verrichte stortingen tot terugbetaling van de door België toegestane leningen.

Art. 88.04 — Versements effectués par les États étrangers en remboursement des prêts consentis par la Belgique.



Wettelijke basis : wet van 15 juli 1964 ter goedkeuring van het Akkoord van 12 september 1963 houdende oprichting van een Associatie tussen de EIB (EEG) en Turkije en de wet van 18 augustus 1972 houdende goedkeuring van de hernieuwing van deze Associatie.

Base légale : la recette est réalisée en application de la loi du 15 juillet 1964 approuvant l’accord du 12 septembre 1963 créant une association entre la BEI et la Turquie et la loi du 18 août 1972 approuvant le renouvellement de cet accord.

2001 Verantwoording van de verschillen tussen de vermoedelijke en geraamde ontvangsten voor 2001 en de gerealiseerde ontvangsten in 2001. De aan België verschuldigde bedragen in het kader van de financiële hulp EEG-Turkije worden in twee keer gestort, op 31 januari en op 31 juli van het betreffende jaar en bestaan uit een gedeelte in BEF en een gedeelte in USD. Het voorgestelde bedrag bij de opstelling van de begroting 2001 bedroeg 1.116.000 EUR, rekening gehouden met de aanpassing van 2000. De effectief ontvangen terugbetalingen op 31 juli 2000 en op 31 januari 2001 bedroegen respectievelijk 511.000 EUR en 518.000 EUR, hetzij een totaal van 1.029.000 EUR. Het totaal van de vermoedelijke ontvangsten voor 2001 werd aangepast tot 1.036.000 EUR. De gerealiseerde ontvangsten in 2001 bedroegen 1.014.000 EUR. Het verschil tussen 1.036.000 EUR (vermoedelijke ramingen 2001) en 1.014.000 EUR (verwezenlijking 2001) vindt zijn verklaring in het feit dat het gedeelte in BEF dat effectief betaald is in 2001 slechts 973.000 EUR bedroeg en het gedeelte in USD, na conversie, 41.000 EUR bedroeg. 2002 Het voorgestelde bedrag bij de opstelling van de begroting 2002 bedroeg 1.116.000 EUR). Bij de aanpassing van de ontvangsten werd een vermoedelijk totaal bedrag aan ontvangsten geschat voor 2002 op 1.014.000 EUR) rekening houdend met de hypothese dat de te ontvangen bedragen op 31 januari 2002 en op 31 juli 2002 identiek zouden zijn aan deze ontvangen in 2001. Vandaag kan het totaal bedrag van de vermoedelijke ontvangsten van 2002 1.010.000 EUR) benaderen ervan uitgaand dat het terugbetaalde bedrag van 505.000 EUR op 31 januari 2002 ook zal terugbetaald worden op 31 juli 2002.

2001 Justifications des écarts entre les recettes estimées et probables pour 2001 et les recettes réalisées en 2001. Les montants dus à la Belgique au titre de l’aide financière CEE-Turquie sont payés en deux fois, le 31 janvier et le 31 juillet de l’année considérée et ils se composent d’une quote-part en BEF et d’une quote-part en USD. Le montant proposé lors de l’élaboration du budget de 2001 était de 1.116.000 euros, compte tenu de l’expérience d’ajustement de l’année 2000. Les remboursements effectivement reçus au 31 juillet 2000 et au 31 janvier 2001 se sont élevés respectivement à 511.000 euros et à 518.000 euros, soit un total de l’ordre de 1.029.000 euros. Le total des recettes probables pour 2001 a été ajusté à 1.036.000 euros. Les recettes réalisées en 2001 se sont élevées à 1.014.000 euros. La différence entre 1.036.000 euros (estimations probables 2001) et 1.014.000 euros (réalisations 2001) s’explique par le fait que la quote-part en BEF effectivement payée en 2001 ne s’est élevée qu’à 973.000 euros et que la quote-part en USD, après conversion, s’élevait à 41.000 euros. 2002 Le montant proposé lors de l’élaboration du budget de 2002 était de 1.116.000 euros. Lors de l’ajustement des recettes, il avait été estimé un montant total de recettes probables pour 2002 équivalant à 1.014.000 euros compte tenu de l’hypothèse que les montants reçus au 31 janvier 2002 et au 31 juillet 2002 seraient identiques à ceux reçus en 2001. Aujourd’hui, le montant total des recettes probables pour 2002 pourrait avoisiner 1.010.000 euros compte tenu du montant remboursé au 31 janvier 2002 s’élevant à 505.000 euros et prenant en compte l’hypothèse selon laquelle les recettes attendues au 31 juillet 2002 seront identiques à celles reçues en janvier.

DOC 50

401

2080/001

2003 en volgende jaren

Années 2003 et suivantes

Voor 2003 en de volgende jaren (tot 2006) is het voorgestelde bedrag 1.010.000 EUR rekening houdend met de te verwachten ontvangsten in 2002.

Compte tenu de l’estimation des recettes probables pour 2002, le montant proposé pour 2003 et les années suivantes (jusqu’à 2006) est de 1.010.000 euros.

Art. 06.01/9 — Diverse ontvangsten.

Art. 06.01/9 — Recettes diverses.


74.000 1.123.000 –––––––––––––– Vermindering ............................................... EUR 1.049.000


In 1999 was er een storting van 24.789.352 euro ingevolge de vereffening van het Herdiscontering- en Waarborginstituut. In 2000 zijn er geen diverse patrimoniale ontvangsten geboekt. In 2001 was er een meerontvangst van +/-6.000.000 euro : een storting van 5.000.000 door het Herdiscontering- en Waarborginstituut en 1.000.000 euro door de Nationale Loterij.

En 1999 il y a eut un versement de 24.789.352 euros suite à la liquidation de l’institut de Réescompte et Garantie. En 2000, il n’y avait pas de recettes patrimoniales.

Diminution ................................................... EUR

74.000 1.123.000 –––––––––––––– 1.049.000

In 2002 zal volgens de Nationale Bank een derde en laatste dividend van +/-1.000.000 euro gestort worden betreffende de liquidatie van het Herdiscontering- en Waarborginstituut. De raming der ontvangsten voor 2003 houdt rekening met de normale ontvangsten van de laatste jaren, alsook met de ontvangsten gedurende de eerste 3 maanden van 2002.

En 2001, il y avait une recette supplémentaire de +/- 6.000.000 d’euros : un versement de 5.000.000 d’euros par l’Institut de Réescompte et de Garantie et un versement de 1.000.000 d’euros par la Loterie Nationale ont augmenté les recettes. Selon la Banque Nationale, en 2002, un troisième et dernier dividende de +/-1.000.000 d’euros relatif à la liquidation de l’Institut de Réescompte et de Garantie sera versé. L’estimation des recettes pour 2003 tient compte des recettes normales des années antérieures, ainsi que des recettes effectuées pendant les trois premiers mois de 2002.


§ 2. ADMINISTRATION DE LA TVA, DE L’ENREGISTREMENT ET DES DOMAINES

Art. 58.01 — Verbeurdverklaring en gesekwestreerde goederen.

Art. 58.01 — Confiscations et biens sous séquestre.




3.250.000 3.223.000 –––––––––––––– 27.000

Wettelijke basis : de stafrechtelijke verbeurdverklaringen, artikel 42 tot 43 bis. De laatste fundamentele wijziging, namelijk de mogelijkheid om vermogensvoordelen verbeurd te verklaren, gebeurde door de artikel van de wet van 17 juli 1990. De opbrengsten en invorderingen met betrekking tot de oorlog bestaan de facto niet meer. Hoewel een aantal dossiers nog niet afgesloten zijn (in 1977 werden voor deze dossiers de verjaring gestuit), is de kans dat er nog ontvangsten zullen geboekt worden budgettair te verwaarlozen. De opbrengst schommelde voor de wetswijziging van 1990 rond de 1.239.468 euro. Zodra de effecten van de


3.250.000 3.223.000 –––––––––––––– 27.000

Base légale : les confiscations pénales, articles 42 à 43 bis du Code pénal. La dernière importante modification, c’est-à-dire la possibilité d’ordonner la confiscation des avantages patrimoniaux retirés de l’infraction, a eu lieu grâce à l’article 1er de la loi du 17 juillet 1990. Les recettes et les recouvrements en rapport avec la guerre n’existent plus de facto . Bien qu’un certain nombre de ces dossiers ne soient toujours pas clôturés à ce jour (leur prescription a été interrompue en 1977), la probabilité de nouvelles prises en recette est budgétairement négligeable. Avant la modification légale intervenue en 1990, les recettes variaient autour de 1.239.468 euros. Depuis la

402

DOC 50

wetswijziging volledig begonnen te gelden, stegen de ontvangsten sterk tot en met 1997.

2080/001

Criteria voor de raming van deze ontvangsten zijn moeilijk te vinden, zij zijn immers in de eerste plaats afhankelijk van de strafrechtelijke veroordeling van een bepaald soort misdrijven.

mise en application de la nouvelle loi, une forte augmentation des recettes a pu être constatée, en ce compris pour l’année 1997. Les différents critères permettant d’effectuer une estimation des recettes sont difficiles à trouver; ils dépendent en premier lieu de la condamnation pénale appliquée à un certain type de délits.

Art. 58.03 — Diverse vermogensontvangsten.

Art. 58.03 — Recettes diverses patrimoniales.




4.000.000 3.719.000 –––––––––––––– 281.000


4.000.000 3.719.000 –––––––––––––– 281.000

Art. 58.03/2 — Opbrengst van de erfloze nalatenschappen, van de giften en legaten en opbrengst van de verkoop van vondsten en van heerloze goederen.

Art. 58.03/2 — Produit des successions en déshérence, des dons et legs et produits de la vente des épaves et des biens sans maître.




4.000.000 3.719.000 –––––––––––––– 281.000


4.000.000 3.719.000 –––––––––––––– 281.000

Wettelijke basis : — erfloze nalatenschappen : artikels 768 en volgende van het burgerlijk wetboek; — opbrengsten van de verkoop van wrakken : edict van 10 december 1547 betreffende de wrakken; — heerloze goederen : artikel 539 van het burgerlijk wetboek. Het betreft hier een nogal fluctuerende inkomstencategorie. Voor 2001, bleef de raming voorzichtig aangezien de Administratie van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, wegens moeilijkheden met de rechtbanken (onder andere bijkomende voorafgaande formaliteiten vereist), geen inbezitstellingen voor de opgeëiste nalatenschappen gekregen heeft, zodat de effectieve inkomsten dubbel werden geteld, zonder dat het vaststaat dat dit resultaat al dan niet gevolgd is van een regularisatie van de brusselse toestand. Daar de toestand enigszins onvoorspelbaar blijft, worden de inkomsten voor 20023 op 4.000.000 euro geraamd.

Dispositions légales : — successions en déshérence : articles 768 et suivants du Code Civil; — produits de la vente des épaves : édit du 10 décembre 1547 relatif aux épaves; — biens sans maître : articles 539 du code Civil.

Art. 76.01 — Verkoopprijzen van onroerende goederen.

Art. 76.01 — Produit de la vente d’immeubles.

Art. 76.01/4 — Opbrengst van de vervreemding van de andere onroerende goederen.

Art. 76.01/4 — Produit de l’aliénation des autres immeubles.



Wettelijke basis : artikel 16 van de wet van 15 mei 1846 betreffende de Rijkscomptabiliteit.

Base légale : article 16 de la loi du 15 mai 1846 sur la comptabilité de l’état.

Il s’agit d’une catégorie de recettes assez fluctuantes. Pour 2001, l’estimation des recettes reste prudente parce que, dans la Région de Bruxelles-Capitale, suite à des problèmes avec les tribunaux (par exemple, l’exigence de formalités préalables supplémentaires), l’Administration n’avait pu obtenir aucun envoi en possession pour les successions revendiquées, les recettes effectives se sont chiffrées au double, sans qu’il soit certain que ce résultat est ou non la suite d’une régularisation de la situation bruxelloise. Pour 2003, la situation restant assez imprévisible, les recettes peuvent être estimées à 4.000.000 d’euros.

DOC 50

2080/001

403

De omvang van deze ontvangst is afhankelijk van de aard van de gebouwen die door de verschillende federale ministeries gedesaffecteerd worden. Ze wordt eveneens beïnvloed door de immobiliënmarkt. De raming is gebaseerd op het gemiddelde van de ontvangsten van de laatste drie voorafgaande jaren en houdt tevens rekening met : — de invloed van artikel 335 van de programmawet van de 22 december 1989, dat voorziet dat de opbrengsten van alle onroerende verrichtingen met betrekking tot de goederen van de Staat sorterend onder de bevoegdheid van de Minister belast met Openbare Werken, toekomen aan het binnen de Regie der Gebouwen opgericht Financieringsfonds; — de invloed van artikel 150 van de wet houdende sociale en diverse bepalingen van 26 juni 1992 dat voorziet dat de opbrengsten van de vervreemding van onroerende goederen beheerd door het departement van Landsverdediging, ter beschikking blijven van de Minister van Landsverdediging om te worden aangewend tot dekking van uitgaven voor nieuwe infrastructuurwerken in België ten behoeve van de Krijgsmacht (Thesaurieverrichtingen voor orde). Het departement Landsverdediging heeft een verlenging van deze maatregel gevraagd voor de jaren 2001 en 2002. Voorzichtigheidshalve werd dit gemiddelde verlaagd met 15 %.

Le montant de cette recette est tributaire du type d’immeuble désaffecté par les différents départements ministériels fédéraux; il est également influencé par le marché immobilier. L’estimation est basée sur une moyenne des recettes des trois années antérieures et tient, en outre, compte de : — l’incidence de l’article 335 de la loi programme du 22 décembre 1989, qui prévoit que les produits de toutes les opérations immobilières relatives aux biens de l’État qui relèvent de la compétence du Ministre qui a les travaux publics dans ses attributions, sont destinés au Fonds de financement créée à la Régie des Bâtiments;

Art. 77.01 — Verkoopprijzen van buiten gebruik gestelde roerende voorwerpen voortkomende van de verscheidene ministeriële departementen.

Art. 77.01 — Prix de vente d’objets mobiliers hors d’usage provenant de divers départements ministériels ou organismes de l’État.



Wettelijke basis : — artikel 16 van de wet van 15 mei 1846 betreffende de Rijkscomptabiliteit; — artikel 226 van het koninklijk besluit van 1868, betreffende het algemeen reglement op de Rijkscomptabiliteit; — het Keizerlijk Decreet van 13 augustus 1810 betreffende de voorwerpen die toevertrouwd zijn aan vervoerondernemers; — het edict van 10 december 1547 betreffende de vondsten. De raming 2003 en de meerjarenramingen zijn gebaseerd op het gemiddelde van de jaren1998 tot 2001.

Base légale : — l’article 16 de la loi du 15 mai 1846 sur la comptabilité de l’État; — l’article 226 de l’arrêté royal du 10 décembre 1868 portant règlement général sur la comptabilité de l’État;

De ontvangsten zijn hoofdzakelijk afkomstig van de vernieuwing van roerende voorwerpen en materieel van andere departementen.

— l’incidence de l’article 150 de la loi portant des dispositions sociales et diverses du 2 juin 1992 qui prévoit que les produits de l’aliénation des biens immeubles confiés à la gestion du département de la Défense nationale sont laissés à la disposition du Ministre de la Défense nationale pour être utilisés en couverture des dépenses résultant de nouveaux travaux d’infrastructure en Belgique et au profit des Forces armées (Opération d’ordre de la trésorerie).Le département de la défense nationale a demandé la prolongation de cette mesure pour les années 2001 et 2002. Cette moyenne est diminuée de 15 % par prudence.

— le décret impérial du 13 août 1810 concernant les objets confiés aux entrepreneurs de transports; — l’édit du 10 décembre 1547 relatif aux épaves. L’ajustement 2002 et les prévisions pluriannuelles sont basées sur la moyenne des recettes réalisées durant les années 1998 à 2001. Cette recette dépend essentiellement du renouvellement du mobilier et du matériel des autres départements.

404

DOC 50

2080/001

HOOFDSTUK 19

CHAPITRE 19

REGIE DER GEBOUWEN

RÉGIE DES BÂTIMENTS

Art. 76.03 — Storting aan de Schatkist van een gedeelte van het patrimonium van de Staat in brede zin.

Art. 76.03 — Versement au Trésor d’une partie du patrimoine de l’État au sens large.




109.073.000 470.998.000 –––––––––––––– 361.925.000

Diminution ................................................... EUR

109.073.000 470.998.000 –––––––––––––– 361.925.000

Ontvangsten afkomstig uit de verkoop van gronden en onroerende goederen toebehorend aan de Staat.

Recettes provenant de la vente de terrains ou biens immobiliers appartenant à l’État.

HOOFDSTUK 23

CHAPITRE 23

FOD TEWERKSTELLING EN SOCIAAL OVERLEG

SPF EMPLOI ET CONCERTATION SOCIALE


Art. 87.01 — Remboursement des prêts accordés au personnel ou ayants droit.



HOOFDSTUK 25

CHAPITRE 25

FOD VOLKSGEZONDHEID, VEILIGHEID VAN DE VOEDSELKETEN EN LEEFMILIEU

SPF SANTE PUBLIQUE, SÉCURITÉ DE LA CHAINE ALIMENTAIRE ET ENVIRONNEMENT

Art. 86.01 — Terugbetaling van terugvorderbare voorschotten.

Art. 86.01 — Remboursement des avances récupérables.



1. Wettelijke basis — Koninklijk besluit van 2 juni 1976 houdende regeling van de vereffening van voorschotten aan de ziekenhuizen. De recuperatie van deze voorschotten wordt geregeld door artikel 6. — Koninklijk besluit van 19 mei 1987 houdende vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van de schadeloosstelling voor de niet-uitvoering van projecten van ziekenhuisbouw en voor de sluiting en de nietingebruikname van ziekenhuisdiensten, evenals van de wijze waarop de schadeloosstelling wordt berekend. 2. Aard van de ontvangsten In 1999 is de terugvordering van de aan de ziekenhuizen toegekende voorschotten (4.807,9 miljoen frank) niet gebeurd. Het bedrag van de in 1999 teruggevorderde voorschotten bedraagt 11 miljoen en het terugvorderingsplan in 5 jaar begint in 2000.

1. Base légale — Arrêté royal du 2 juin 1976 fixant les modalités d’octroi d’avances aux hôpitaux. La récupération de ces avances est réglée par l’article 6 dudit arrêté en cas de fermeture de lits. — Arrêté royal du 19 mai 1987 fixant les conditions d’octroi de l’indemnisation pour la non exécution de projets de construction d’hôpitaux et pour la fermeture et la non mise en service d’hôpitaux ou de services hospitaliers, ainsi que le mode de calcul de l’indemnisation, modifié par l’arrêté royal du 12 décembre 1997. 2. Nature des recettes En 1999, le recouvrement des avances allouées aux hôpitaux (4.807,9 millions de francs) n’a pas été effectué. Le montant des avances recouvrées en 1999, s’est élevé de 11 millions et le plan de recouvrement en 5 ans débutera en 2000.

DOC 50

405

2080/001

3. Aanpassing

3. Adaptation

Geen indexering.

Pas d’indexation.



Zie punt 2.

Voir point 2.

HOOFDSTUK 32

CHAPITRE 32

FOD ECONOMIE, KMO, MIDDENSTAND EN ENERGIE

SPF ÉCONOMIE, PME, CLASSES MOYENNES ET ÉNERGIE

Art. 51.01 — Diverse ontvangsten en terugbetalingen voorheen aangerekend op de ex-fondsen FEERR en NSF.

Art. 51.01 — Recettes et remboursements divers imputés sur les anciens fonds FEERR et FSN.



Deze ontvangsten betreffen de terugbetalingen van renteloze voorschotten, toegekend in uitvoering van het sociaal luik van het textielplan.

Ces recettes concernent les remboursements des avances récupérables octroyées en exécution du volet social du Plan Textile.

Art. 86.01 — Terugstortingen op terugvorderbare voorschotten voor de vervaardiging van prototypes en voor navorsingen inzake gevorderd technologisch onderzoek.

Art. 86.01 — Remboursements sur avances récupérables pour la fabrication de prototypes et pour les recherches de technologie avancée.




3.141.000 4.047.000 –––––––––––––– 906.000

Diminution ................................................... EUR

3.141.000 4.047.000 –––––––––––––– 906.000

In 2000 was er een uitzonderlijke stijging van de ontvangsten inzake de terugbetaling van de prototypesteun door BELAIRBUS.

En 2000, il y eut une hausse exceptionnelle des recettes suite au remboursement de l’aide aux prototypes par BELAIRBUS.

Art. 86.02 — Terugbetaling door Synatom van de « stand-by » kosten gedragen door de Belgische Staat voor de periode 1979-1985 voor de Ex-Eurochemic installaties.

Art. 86.02 — Remboursement pour Synatom de la moitié des frais « stand-by » supportés par l’État belge pour la période 1979-1985 pour les installations de l’ex-Eurochemic.




2.204.000 2.357.000 –––––––––––––– 153.000

Tussen de Belgische Staat en de NV Synatom werd overeengekomen dat deze laatste aan de Staat de helft terugbetaald van de standby-kosten van de Eurochemicinstallatie, opgelopen gedurende de periode 1978-1985. De terugbetaling zal gebeuren in tien schijven. De eerste terugbetaling wordt voorzien in 2001.

Diminution ................................................... EUR

2.204.000 2.357.000 –––––––––––––– 153.000

Il a été convenu entre l’État belge et la SA Synatom que cette dernière rembourse à l’État la moitié des frais de stand-by de l’installation Eurochemic encourus pendant la période 1978-1985. Le remboursement se fera en dix tranches. Le premier remboursement est prévu en 2001.

406

DOC 50

2080/001

HOOFDSTUK 33

CHAPITRE 33

FOD MOBILITEIT EN VERVOER

SPF MOBILITE ET TRANSPORT

§ 1. STAFDIENSTEN

§ 1. SERVICE D’ENCADREMENT

Art. 66.01 — Storting aan de Schatkist van een gedeelte van de reserves van het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie (BIPT).

Art. 66.01 — Versement au Trésor d’une part des réserves de l’Institut belge des services postaux et des télécommunications (IBPT).




Om de dotatie aan de schatkist vast te stellen moet er rekening mee gehouden worden dat de kosten van de ombudsdienst nagenoeg een heel jaar door het instituut geprefinancierd moeten worden. Eveneens is een liquiditeitsreserve nodig voor de financiering van de dienst Kijk- en Luistergeld. Voor de klassieke BIPT-werking blijft de afgesproken regel van 2/12 van toepassing. In 2001 stort het BIPT 9.915.740 euro naar de schatkist. Gelet op de verwachtingen voor 2002 kan in dezelfde geest in 2003 een bedrag worden betaald van 13.500.000 euro in 2002 en van 10.300.000 euro in 2003, onder voorbehoud dat de realisaties 2002 dit uiteindelijk toelaten en de begroting dus werkelijk gerealiseerd wordt.

Pour déterminer la dotation au Trésor, il faut tenir compte du fait que les frais du Service d’Ombudsman doivent être préfinancés par l’institut pendant quasiment toute une année. Une réserve de liquidité est également nécessaire pour le financement du service de la redevance radio-TV. Pour le fonctionnement classique de l’IBPT, la règle convenue des 2/12 reste d’application. En 2001, l’IBPT a versé 9.915.740 euros au Trésor. Vu les attentes pour 2002, on peut dans le même esprit payer un montant de 13.500.000 euros en 2002 et 10.300.000 euros en 2003, sous réserve toutefois que les réalisations 2002 le permettent et que le budget se réalise réellement.

Art. 76.02 – Ontvangsten afkomstig van de verkoop van gronden aan BIAC.

Art. 76.02 — Recettes provenant de la vente de terrains à BIAC.



Diminution ................................................... EUR

10.300.000 13.500.000 –––––––––––––– 3.200.000


Diminution ................................................... EUR

Art. 77.02 – Ontvangsten afkomstig van de verkoop van de UMTS-licenties (Ontvangsten toegewezen aan het programma 51-45-3).

Art. 77.02 — Recettes provenant de la vente des licences UMTS (recettes affectées au programme 5145-3).




— 67.530.000 –––––––––––––– 67.530.000

Diminution ................................................... EUR

2.000.000 4.000.000 –––––––––––––– 2.000.000

— 67.530.000 –––––––––––––– 67.530.000

Art. 86.01 — Storting door de Federale Participatie Maatschappij voor de oprichting van een GEN (Ontvangsten toegewezen aan het programma 33-56-2).

Art. 86.01 — Versement de la Société fédérale de Participation pour la création d’un réseau RER (recettes affectées au programme 33-56-2).




210.709.000 421.418.000 –––––––––––––– 210.709.000

Diminution ................................................... EUR

210.709.000 421.418.000 –––––––––––––– 210.709.000

DOC 50

407

2080/001

In 2003 wordt een storting van een derde schijf van 210.709.490 euro verwacht.

En 2003, le versement d’une troisième tranche de 210.709.490 euros est attendu.

§ 4. DIRECTORAAT-GENERAAL MARITIEM VERVOER

§ 4. DIRECTION GENERALE TRANSPORT MARITIMES

Art. 51.01 — Ontvangst in het kader van de wet van 23 augustus 1948 strekkende tot het in stand houden en het uitbreiden van de koopvaardij- en de vissersvloot.

Art. 51.01 — Recette dans le cadre de la loi du 23 août 1948 tendant à assurer le maintien et le développement de la marine marchande et de la pêche maritime.


1.000 2.466.000 –––––––––––––– Vermindering ............................................... EUR 2.465.000


De ontvangsten bevatten de terugbetalingen door de begunstigden van de door de Staat toegekende tussenkomsten ingevolge de invoering van de Staatswaarborg verleend aan bepaalde leningen in uitvoering van de wet van 23 augustus 1948 (artikel 1, b) strekkende tot het in stand houden en het uitbreiden van de koopvaardij- en vissersvloot.

Les recettes se composent de remboursements par les bénéficiaires, des interventions octroyées par l’Etat suite à la mise en œuvre de la garantie accordée à certains emprunts en exécution de la loi du 23 août 1948 (article 1er , lit b) tendant à assurer le maintien et le développement de la marine marchande et de la pêche.

Diminution ................................................... EUR

1.000 2.466.000 –––––––––––––– 2.465.000

408

DOC 50

2080/001

VIJFDE DEEL

CINQUIÉME PARTIE

Tabel van de vervreemdingen die door de Minister van Financiën gemachtigd werden krachtens de machten hem verleend door de algemene wet van 31 mei 1923, gewijzigd door deze van 22 december 1949, 3 augustus 1962, 2 juli 1969, 1 juli 1983, 6 juli 1989 en door verscheidene domaniale wetten ______

Tableau des aliénations autorisées par le Ministre des Finances en vertu des pouvoirs qui lui ont été conférés par la loi générale du 31 mai 1923, modifiée par celles des 22 décembre 1949, 3 août 1962, 2 juillet 1969, 1er juillet 1983, 6 juillet 1989 et par diverses lois domaniales ______

Tijdperk van 1 januari 2001 tot 31 december 2001 ______

Période du 1er janvier 2001 au 31 décembre 2001 ______

DOC 50

409

2080/001

I. VERKOPEN. — VENTES. Totale oppervlakten — Superficies totales Comités — Comités

Aantal akten — Nombre d’actes

gebouwd — bâties

niet-gebouwd — non bâties

Totale prijs (in BEF) — Total des prix (en BEF)

Antwerpen— Anvers ..........

12

34 Ha 85 a 48 ca

59 a 81 ca

77 528 000,-

Brugge— Bruges ...............

11

2 Ha 21 a 35 ca

28 a 42 ca

11 445 260,-

Brussel 1 — Bruxelles 1 ....

13

4 Ha 30 a 13 ca

—

12 844 184 400,-

Brussel 2 — Bruxelles 2 ....

8

3 a 10 ca

Charleroi ............................

23

19 a 41 ca

3 Ha 36 a 33 ca

7 331 340,-

Gent 1 — Gand 1 ..............

6

13 a 46 ca

51 a 66 ca

17 621 130,-

Gent 2 — Gand 2 ..............

16

22 Ha 00 a 42 ca

1 Ha 87 a 55 ca

30 703 075,-

Hasselt ...............................

4

1 Ha 42 a 57 ca

91 ca

11 841 300,-

Kortrijk— Courtrai ..............

24

3 a 77ca

4 Ha 38 a 72 ca

19 520 744,-

Luik— Liège .......................

16

2 Ha 63 a 60 ca

2 Ha 91 a 06 ca

30 264 141,-

Mechelen — Malines .........

5

6 Ha 16 a 15 ca

65 a 87 ca

46 442 798,-

Bergen — Mons .................

11

1 Ha 41 a 50 ca

32 Ha 92 a 50 ca

34 595 000,-

Namen — Namur ...............

15

104 Ha 85 a 83 ca 50 dma

7 Ha 88 a 82 ca

51 558 029,-

Neufchâteau ......................

4

18 Ha 32 a 31 ca

17 701 000,-

64 a 33 ca

1 Ha 89 a 32 ca 36 dma

29 722 680,-

410

DOC 50

2080/001

II. RUILINGEN. — ÉCHANGES

Totale oppervlakten — Superficies totales Aantal akten — Nombre d’actes

Comités — Comités

gebouwd — bâties

niet-gebouwd — non bâties

Totale waarde Totale opleg van de door ontvangen de Staat Totale opleg door betaald door afgestane de Staat de Staat goederen (in BEF) (in BEF) (in BEF) — — — Valeur des Total des Total des biens cédés soultes reçues soultes payées par l’Etat par l’Etat par l’Etat (en BEF) (en BEF) (en BEF)

Antwerpen. Anvers ..................................

—

—

—

—

—

—

Brugge. — Bruges ..................................

1

—

12 ca

480

—

—

Brussel 1. — Bruxelles 1 ........................

1

—

62 a 85 ca

258 452 000

—

—

Brussel 2. — Bruxelles 2 ........................

1

—

44 ca44dma

—

658 000

—

Charleroi ..................................................

—

—

—

—

—

—

Gent 1. — Gand 1 ..................................

—

—

—

—

—

—

Gent 2. — Gand 2 ..................................

—

—

—

—

—

—

Hasselt .....................................................

—

—

—

—

—

—

Kortrijk. — Courtrai ................................

—

—

—

—

—

—

Luik. — Liège .........................................

1

—

1 a 00 ca

300 000

—

—

Mechelen. — Malines ............................

—

—

—

—

—

—

Bergen. — Mons ...................................

—

—

—

—

—

—

Namen. — Namur ..................................

—

—

—

—

—

—

Neufchâteau ............................................

—

—

—

—

—

—

____________________

Deze publikatie wordt uitsluitend gedrukt op volledig gerecycleerd papier Cette publication est exclusivement imprimée sur du papier entièrement recyclé

1002/0554 I.P.M. COLOR PRINTING (02/218.68.00

RIJKSMIDDELENBEGROTING

Recommend Documents