Richtlijn waterhoedanigheid Verwarmings- en tapwaterketels
Inhoudsopgave 1
Geldigheid van de gebruiksaanwijzing .................................................................................................................... 2
2
Gebruik conform de voorschriften ........................................................................................................................... 2
3
Veiligheid .................................................................................................................................................................... 2
4
Bedienings- en onderhoudspersoneel ..................................................................................................................... 2
5
Algemene gevaren en ongevalpreventie .................................................................................................................. 2
5.1
Dreigende gevaarstoestanden ..................................................................................................................................... 2
5.2
Vorming van afzettingen............................................................................................................................................... 3
5.3
Corrosie........................................................................................................................................................................ 3
6
Eisen aan het vul- en bijvulwater en de kringloopwaterkwaliteit ........................................................................... 4
6.1
Vul- en bijvulwater 2) .................................................................................................................................................... 4
6.2
Kringloopwater ............................................................................................................................................................. 4
6.3
Verduidelijkingen voor tabel 1 en 2 .............................................................................................................................. 5
6.4
Bijmenging van vorstbeschermende middelen in het kringloopwater ........................................................................... 6
7
Eerste vulling.............................................................................................................................................................. 6
8
Stilstand ...................................................................................................................................................................... 6
9
Wateronderzoek ......................................................................................................................................................... 6
10
Maatregelen bij buitengewone observaties en bedrijfsstoringen .......................................................................... 7
11
Vrijwaringsinstructies .............................................................................................................................................. 10
B004 - 01 (2012/07) nl
Bosch Industriekessel GmbH
1
Richtlijn waterhoedanigheid Verwarmings- en tapwaterketels
1
Geldigheid van de gebruiksaanwijzing
Deze gebruiksaanwijzing bevat fundamentele informatie. Zij geldt in verbinding met de volgende gebruiksaanwijzing: •
A002 Principiële veiligheidsinstructies
Voor de werking van de volledige installatie zijn, behalve de gebruikelijke wettelijke bepalingen en de door de autoriteiten opgelegde voorwaarden, ook de gebruiksaanwijzingen van de afzonderlijke componenten bindend.
2
Gebruik conform de voorschriften
De genoemde grenswaarden zijn in overeenstemming met de TÜV Süd opgesteld en gelden voor boilers en CV-ketels van ongelegeerd of laag gelegeerd staal. Deze zijn gebaseerd op langjarige ervaringen in de praktijk en op de veiligheidstechnisch bindende minimale eisen van de EN 12953 deel 10 en VdTÜV/AGFW blad TCh 1466 / FW 510 uitgave 03/2004, voor de reductie van: •
corrosierisico
•
slibafscheidingen en
•
vorming van afzettingen.
Wanneer er voor bepaalde onderdelen van de verwarmings- of tapwaterinstallatie bijkomende eisen gelden, moet dat gemeld worden door de installateur. Bij de planning van verwarmingsinstallaties moeten de betreffende normen – met name DIN 4751 en DIN 4752 –, de richtlijnen voor stookplaatsen en alle betreffende voorschriften in acht genomen worden. In geval van twijfel, kan u steeds contact opnemen met uw Buderus-filiaal.
3
Veiligheid
Lees daarvoor de gebruiksaanwijzing: •
4
A002 Principiële veiligheidsinstructies
Bedienings- en onderhoudspersoneel
Lees daarvoor de gebruiksaanwijzing: •
5
A002 Principiële veiligheidsinstructies
Algemene gevaren en ongevalpreventie
Lees daarvoor de gebruiksaanwijzing: •
5.1
A002 Principiële veiligheidsinstructies
Dreigende gevaarstoestanden
Bij de werking van ketelinstallaties kan het bedrijfsafhankelijk tot dreigende gevaarstoestanden komen. Alleen wanneer deze op tijd worden herkend en onmiddellijk de gepaste maatregelen worden genomen, kan schade worden vermeden. De onderstaande lijst met dreigende gevaarstoestanden maakt geen aanspraak op volledigheid, baseert echter op ervaringswaarden, die tijdens tientallen jaren productobservering werden verzameld. Voor zover verdere inrichtingen resp. installatiedelen voorhanden zijn, dienen de maatregelen die op deze delen betrekking hebben, met de producent van deze inrichtingen resp. installatiedelen te worden afgestemd. •
Dreigende gevaarstoestanden moet het bedieningspersoneel onmiddellijk aan de bevoegde superieuren mededelen.
•
Volgens de regionale voorschriften moeten schade aan drukvoerende wanden van de ketel en –wanneer voorhanden – in de afvoergaswisselaar die op grond van een bedreiging voor het bedieningspersoneel of derden tot een bedrijdsstopzetting voeren, de verantwoordelijke toezichtinstantie en/of controleorganisatie meegedeeld worden, die voor de veiligheidstechnische controles aan de ketelinstallatie verantwoordelijk is.
B004 - 01 (2012/07) nl
Bosch Industriekessel GmbH
2
Richtlijn waterhoedanigheid Verwarmings- en tapwaterketels
5.2
Vorming van afzettingen Gevaar! Gevaar door vorming van afzettingen. Bij vorming van afzettingen kan het tot de vernieling van de ketel komen. Voor alle personen in de omgeving van de ketel bestaat er acuut levensgevaar door wegvliegende delen en ontwijking van heet medium (stoom, heet water). Zwaarste ketelschade door onvoldoende gezuiverd water, ongeschikte doseermiddelen of verontreinigd condensaat. Afzettingen mogen niet als onbeduidend worden aanvaard. De dikte van de afzettingen laat geen besluittrekking toe over de warmtebelemmerende werking daarvan!
Wanneer aan de waterzijde aanzetting wordt geconstateerd, is verder gebruik van de ketelinstallatie niet toegestaan. De ketel mag pas weer in bedrijf worden genomen, wanneer de aanzetting is verwijderd en een specialist na een test het opstarten van de ketel weer toestaat. De producent adviseert, deze controle door overeenkomstig opgeleide servicetechnici van de producent, een specialist of door personen, die voor deze werkzaamheden door de producent uitdrukkelijk zijn geautoriseerd, te laten uitvoeren. Voor het verwijderen van de aanzettingen en/of afzettingen wordt geadviseerde een ervaren installateur in te schakelen! Indien een chemische reiniging noodzakelijk blijkt, moet dit ook in het logboek genoteerd worden. Instructie: Ketels mogen alleen met oplosmiddelen voor ketelsteen worden gereinigd, die overeenkomstig de plaatselijke voorschriften zijn goedgekeurd. De voorschriften voor veiligheid en milieubescherming dienen strikt in acht te worden genomen. Deze voorschriften en instructies bevinden zich op de vaten van de reinigingsmiddelen of op de overeenkomstige veiligheidsinformatiebladen. Deze informatiebladen zijn verkrijgbaar bij de leverancier van het reinigingsmiddel.
5.3
Corrosie Gevaar! Gevaar door corrosie. Corrosie kan leiden tot vernieling van de ketel. Voor alle personen in de omgeving van de ketel bestaat er acuut levensgevaar door wegvliegende delen en ontwijking van heet medium (stoom, heet water). Zwaarste ketelschade door onvoldoende gezuiverd water, ongeschikte doseermiddelen of verontreinigd condensaat.
Wanneer aan de waterzijde corrosie wordt geconstateerd, is verder gebruik van de ketelinstallatie niet toegestaan. De ketel mag pas weer in bedrijf worden genomen, wanneer een specialist na een test het opstarten van de ketel weer toestaat en maatregelen voor het opheffen van de corrosie, minimaal om het voortschrijden van de corrosie te voorkomen, zijn genomen. De producent adviseert, deze controle door overeenkomstig opgeleide servicetechnici van de producent, een specialist of door personen, die voor deze werkzaamheden door de producent uitdrukkelijk zijn geautoriseerd, te laten uitvoeren.
B004 - 01 (2012/07) nl
Bosch Industriekessel GmbH
3
Richtlijn waterhoedanigheid Verwarmings- en tapwaterketels
6
Eisen aan het vul- en bijvulwater en de kringloopwaterkwaliteit
6.1
Vul- en bijvulwater 2)
Tabel 1: eisen aan het vul- en bijvulwater Ketelmodel
Ketel met vlampijpen
Waterchemische bedrijfswijze
zouthoudend
Elektr. geleiding in het kringloopwater
[µS/cm]
zoutarm > 30-100
≤ 30
1
2
3
kleurloos, helder, vrij van onopgeloste stoffen
pH-waarde bij 25 °C
[-]
Aardalkaliën (totale hardheid)
8,5-10,5
8-10,5
[mmol/l]
< 0,02
[° dH]
< 0,1
[mg/l]
< 0,1
IJzer
[mg/l]
< 0,2
Koper
[mg/l]
< 0,1
Olie/vet
[mg/l]
<1
Zuurstof (O2)
6.2
1)
> 100-1500
Kolom Algemene eisen
1)
3)
8-10
Kringloopwater
Tabel 2: eisen aan het kringkloopwater Ketelmodel
Ketel met vlampijpen
Waterchemische bedrijfswijze
zouthoudend
Elektr. geleiding in het kringloopwater
µS/cm
zoutarm
1)
> 100-1500
> 30-100
≤ 30
1
2
3
Kolom Algemene eisen
1)
kleurloos, helder, vrij van onopgeloste stoffen 4)
pH-waarde bij 25° C
pHwaarde
9,5-10,5
9-10,5
9-10
K S8,2 (p-waarde)
mmol/l
< 0,5-5
0,1-0,5
-
Aardalkaliën (totale hardheid)
mmol/l
< 0,02
° dH
< 0,1
Zuurstof (O2)
5)
Fosfaat (PO4)
4) 5)
Bij gebruik van zuurstofbindmiddelen Natriumsulfiet (Na2SO3)
B004 - 01 (2012/07) nl
mg/l
< 0,02
< 0,05
< 0,1
mg/l
5-15
5-10
3-6
mg/l
5-10
-
-
5)
Bosch Industriekessel GmbH
4
Richtlijn waterhoedanigheid Verwarmings- en tapwaterketels
6.3 1)
Verduidelijkingen voor tabel 1 en 2 De zoutarme bedrijfswijze is aanbevolen bij: −
sterk vertakte, grote leidingnetwerken, zoals bv. in industriële verwarming en WKK's;
−
Langere stagnatietijden, ook van delen van het verwarmingsnet;
−
Sterk schommelende drukken en temperaturen;
−
Installaties met componenten uit verschillende materialen.
−
Bedrijfswijze zonder chemisch zuurstofbindmiddel (evt. in combinatie met een deelstroom-vacuüm-ontgassing of deelstroom-overdruk-ontgassing).
Het bedrijf met antivriesmiddelen in het CV-watersysteem vraagt om een bijzondere bedrijfswijze. De grenswaarden voor de elektrische geleidbaarheid hoeven in de regel niet te worden aangehouden. Zie ook par. 6.4.
2)
Het vulwater is doorgaans een mengeling van behandeld bijvulwater en overloopwater van de kringloop. Voor de zoutarme bedrijfswijze moet goed behandeld zoutarm bijvulwater, eventueel ook condensaat, gebruikt worden.
3)
De richtwaarde voor zuurstof stelt zichzelf bij het koken in de navultank en bij luchtafsluiting vanzelf in. De leiding voor de afvoer van de ontsnappende stoom en schadelijke gassen hoeft alleen bij het navoeden van bijvulwater open te zijn, met een naloop van ca. 30...60 min.
4)
Instelling van de alkaliteit (pH-waarde of KS 8,2): Bij de zouthoudende bedrijfswijze wordt de alkaliteit doorgaans automatisch ingesteld door de samenstelling van het vulwater. Wanneer dat niet zou gebeuren, moet er primair gealkaliseerd worden met vaste stof alkaliën (trinatriumfosfaat eventueel met een toevoeging van natriumhydroxide). Bij de zoutarme bedrijfswijze moet de pH-waarde met trinatriumfosfaat trikaliumfosfaat ingesteld worden. Ammoniak mag niet gebruikt worden. Wanneer er koper verwerkt is in het heet-water-net mag de pH-waarde van het kringloopwater niet meer dan 9,5 bedragen.
5)
Bij het continu bedrijf worden de grenswaarden normaal automatisch aangehouden – het is dan niet noodzakelijk om 1) gebruik te maken van zuurstofbindmiddelen. Anders kan u nog steeds fysische methodes toepassen – zie bij - of gebruik maken van chemische middelen. Een gebruikelijk chemisch middel is natriumsulfiet. Filmvormende amines zijn geen zuurstofbindmiddelen. Voor elke installatie moet afzonderlijk bepaald worden hoeveel en welke soort zuurstofbindmiddel gebruikt wordt. Voor natriumsulfiet moet in zouthoudend verwarmingswater een overschot van 5...10 mg/l worden aangehouden. In verwarmingsnetwerken kan sulfiet ontstaan, waardoor koper en koperlegeringen kunnen corroderen. Het zoutgehalte van het water stijgt dan. Voor natriumsulfiet bestaan er geen hygiënische-toxicologische beperkingen. Bij zoutarm verwarmingswater moeten de grenswaarden voor fosfaat aangehouden worden, om corrosie met spanningsscheuren te voorkomen – de concentratie mag niet minder bedragen dan de onderste grenswaarde. De toepassing van andere doseermiddelen en bescherrmende chemicaliën/inhibitoren dan de voornoemde moet met Loos International worden overlegd. Belangrijk: bij toepassing van zuurstofbindmiddelen of andere beschermende chemicaliën, gelden uitsluitend de toepassingsvoorschriften van de fabrikant of leverancier. De ketelfabrikant kan niet aansprakelijk gesteld worden voor beschadigingen aan de ketelinstallatie, die te wijten zijn aan de chemicaliën of een verkeerd uitgevoerde bescherming.
B004 - 01 (2012/07) nl
Bosch Industriekessel GmbH
5
Richtlijn waterhoedanigheid Verwarmings- en tapwaterketels
6.4
Bijmenging van vorstbeschermende middelen in het kringloopwater
In bepaalde gevallen wordt bij het kringloopwater een vorstbeschermend middel gemengd bijv. op basis van monoethyleenglycol of propyleenglycol, om bevriezing van het kringloopwater in de winter te vermijden. Bij het gebruik van glycol-watermengsels moet op het volgende worden gelet: •
In combinatie met vorstbeschermende middelen kunnen de grenswaarden voor de elektrische geleidbaarheid vaak niet worden aangehouden. Daarom moet als vul- en bijvulwater alleen volledig ontzilt water met een geleidbaarheid < 10 µS/cm worden gebruikt.
•
Glycol-watermengsels mogen op grond van de cossosiebevorderende eigenschappen, die sterker zijn dan bij water, niet zonder toevoeging van corrosieremmers worden gebruikt. Deze corrosieremmers moeten echter al in het vorstbeschermingsmiddel zijn opgenomen. Het gebruik van aanvullende doseermiddelen is niet toegestaan!
•
De door de leverancier van het vorstbeschermingsmiddel aangegeven minimale concentratie moet worden aangehouden, omdat bij onderschrijding het gevaar van onvoldoende remming bestaat. Ook moeten de door de leverancier gespecificeerde termijnen voor het vervangen van het vorstbeschermend middel absoluut worden aangehouden. Belangrijk! Door het bijmengen van vorstbeschermend middel veranderen de fysische eigenschappen van het circuitwater. De effecten op de warmtetechniek resp. ketelkeuze moeten evt. door de producent worden gecontroleerd.
7
Eerste vulling
De verwarmingswatersystemen mogen allen met behandeld, minimaal onthard water worden gevuld, waaraan per m³ minimaal 50 g trinatriumfosfaat (20 % P2O5) is toegevoegd. Zoutarm water kan bijvoorbeeld vanuit grote fabrieken met een tankwagen gebracht worden.
8
Stilstand
Om te vermijden dat er zich bij stilstand corrosie zou vormen (bij langere bedrijfsonderbreking of wanneer de installatie niet meteen in bedrijf gesteld wordt) moeten de verwarmingswaterketel en eventueel het complete verwarmingsnet op vakkundige wijze geconserveerd worden. Zie voor instructies hiervoor de handleidingen van de betreffende componenten en de handleiding G012 natte en droge conservering.
9
Wateronderzoek
De kwaliteit van het vul- en bijvulwater, evenals van het kringloopwater moet wekelijks gecontroleerd worden. Belangrijk! De watermonsters mogen alleen tijdens normaal bedrijf van de installatie worden genomen, dat betekent niet in koude toestand of tijdens de startfase. Voor de analyse is een representatief monster noodzakelijk, die via een geschikte koelinrichting (bijv. watermonsterkoeler van de producent) een koeling van het te keuren water op 25 °C toelaat. De uitvoering van de watermonstername staat vermeld in gebruiksaanwijzing E004 Watermonsterkoelermodule SCM.
B004 - 01 (2012/07) nl
Bosch Industriekessel GmbH
6
Richtlijn waterhoedanigheid Verwarmings- en tapwaterketels
Omvang van de watercontroles: Vul- en bijvulwater: • pH-waarde of KS 8,2 •
Aardalkaliën (totale hardheid)
•
Zuurstof of zuurstofbindmiddel
Kringloopwater: •
pH-waarde of KS 8,2
•
Aardalkaliën (totale hardheid)
•
Zuurstof of zuurstofbindmiddel
•
Fosfaat resp. alkaliseringsmiddel
•
Elektrische geleidbaarheid
•
Uiterlijk
De resultaten moeten in het bedrijfslogboek L004 voor verwarmingswaterketels resp. L005 voor CV-ketels worden opgenomen. De onderzoekingen van de overige waarden en andere parameters zoals bijv. ijzer, koper of sulfide moeten, voor zover relevant, maandelijks worden uitgevoerd, waarbij zo mogelijk de in de EN 12953-10 genoemde analysemethoden moeten worden gebruikt. Belangrijk! Wanneer de nationale voorschriften een frequentere of omvangrijker wateronderzoek vereisen, dan hebben deze voorrang op de specificaties van de leverancier. Instructie: Met de levering en plaatsing van waterzuiveringsinstallaties of inrichtingen voor waterbehandeling dienen alleen ervaren vakfirma’s te worden belast. Een begeleiding door de klantenservices van deze firma’s en/of door waterchemische afdelingen van gekwalificeerde diensten is als voordelig nagewezen. Instructie: bij het gebruik van vorstwerende middelen moet in het eerste bedrijfsjaar een waterzijdige controle van de ketel worden uitgevoerd. Bij een positief resultaat kunnen de onderzoekingsintervallen naar de normale perioden worden verlengd.
10 Maatregelen bij buitengewone observaties en bedrijfsstoringen Indien buitengewone observaties worden gedaan en/of bedrijfsstoringen worden aangetoond, kunt u in de volgende tabel eerste instructies voor het verhelpen ervan vinden:
Waarneming/storing:
Troebel kringloopwater
Oorzaak
Opheffen van de oorzaak
Hardheidafname (aardalkalifosfaat)
Waterwaarden conform tabel kringloopwater instellen
Door wie?
Oorzaak hardheidsafname bepalen
Deels water verversen (spuifrequentie verhogen)
Optreden van corrosieproducten
Controle van de bijvulwaterbehandeling
Gebruik van niet geschikte chemicaliën
Installateur inschakelen
B004 - 01 (2012/07) nl
Bosch Industriekessel GmbH
Gebruiker
7
Richtlijn waterhoedanigheid Verwarmings- en tapwaterketels
Waarneming/storing:
Afzetting in ketel, rookgaswarmtewisselaar
Schade oplossen: reparatie van beschadigde radiatoren; verwijderen van aanslag door een installateur Oorzaak
Opheffen van de oorzaak
niet deskundig behandeld vul- of bijvulwater
Controle van de waterbehandeling, bij ionenwisselaar, evt. regeneratie starten
Door wie?
Waterbehandeling op gewijzigde waterwaarden instellen. (capaciteit tussen twee regeneraties controleren resp. corrigeren) Constante druk voor de waterbehandelingsinstallatie instellen
Vreemde stoffen aanwezig in kringloopwater (olie, vetten, organische stoffen, zuren, logen,..)
Hoogwaardiger behandelingsmethode gebruiken (bijv. osmose)
Gebruiker
Kringloopwaterbewaking (geleidbaarheid, troebelheid) voorzien.
Gebruiker
Geleidbaarheid: zuren, logen hardheid, zeewater Troebelheid: olie, vet, melk, verf Gebruik van filmvormende amines in combinatie met zouloos resp. zoutarm bedrijf
Waarneming/storing:
Filmvormers afzetten
Gebruiker
Corrosie in ketel, rookgaswarmtewisselaar
Schade opheffen: oplassen. Vervangen van onderdelen. Deze werkzaamheden mogen alleen door de producent of door personeel dat door de producent is geautoriseeerd worden uitgevoerd. Oorzaak
Opheffen van de oorzaak
Zuurstof dringt binnen tijdens stilstandtijden
Tijdens de stilstandtijden conform handleiding G012 natte en droge conservering te werk gaan. Voor kortere stilstandstijden systeem onder druk houden
Onvoldoende ontgassen van het vul- en bijvulwater
Controle van de thermische ontgassing (constante druk resp. temperatuur, voldoende ontsnappende stoom)
Door wie?
Controle overschot O2-bindmiddel
Onvoldoende dosering chemicaliën
Controle van de overschotten conform tabel kringloopwater Dosering chemicaliën controleren
B004 - 01 (2012/07) nl
Bosch Industriekessel GmbH
8
Richtlijn waterhoedanigheid Verwarmings- en tapwaterketels
Oorzaak
Opheffen van de oorzaak
Overdosering doseerchemicaliën
Controle van de overschotten conform tabel kringloopwater
Door wie?
Dosering chemicaliën controleren
Gebruik van niet geschikte chemicaliën
Installateur inschakelen
Zuur- loogverlaging via de waterbehandeling (bij regeneratie met zuur/loog)
Controle waterbehandeling
Vreemde stoffen aanwezig in kringloopwater (olie, vetten, organische stoffen, zuren, logen,..)
Bewaking van kringloopwater (geleidbaarheid, troebelheid) voorzien
Gebruiker
Gebruiker
Geleidbaarheid: zuren, logen hardheid, zeewater Troebelheid: olie, vet, melk, verf Verhoogde Cu-concentratie in het kringloopwater
Koperhoudende componenten verwijderen
Gebruiker
pH-waarde in kringloopwater tussen 9 en 10,5 houden, zie tabel 2 Ammoniakdosering controleren
Sulfideconcentratie controleren
B004 - 01 (2012/07) nl
Bosch Industriekessel GmbH
9
Richtlijn waterhoedanigheid Verwarmings- en tapwaterketels
Waarneming/storing:
Corrosie in warmwaternet
Schade verhelpen: gecorrodeerde leidingdelen vervangen Oorzaak
Opheffen van de oorzaak
Binnendringen zuurstof
Systeem tijdens kortere stilstandtijden onder druk houden
Door wie?
Oorzaken voor zuurstofverlaging in het systeem (bijv. gasdoorlatende kunststoffen) onderzoeken en oplossen. Leidingen in corrosiebestendig materiaal uitvoeren Onvoldoende ontgassen van het vul- en bijvulwater
Gebruiker
Controle van de thermische ontgassing (constante druk resp. temperatuur, voldoende ontsnappende stoom) Controle overschot O2-bindmiddel
Vreemde stoffen aanwezig in kringloopwater (olie, vetten, organische stoffen, zuren, logen,..)
Bewaking van kringloopwater (geleidbaarheid, troebelheid) voorzien
Gebruiker
Geleidbaarheid: zuren, logen hardheid, zeewater Troebelheid: olie, vet, melk, verf
11 Vrijwaringsinstructies De vrijwaring vervalt bij: •
Gebruik van filmvormende amines in combinatie met zoutarm bedrijf (osmose, gedeeltelijke resp. volledige ontzilting).
•
Gebruik van doseermiddelen, die niet in deze richtlijn zijn aangehaald resp. die niet met de producent zijn afgestemd.
•
Niet nakomen van de grenswaarden voor de waterhoedanigheid.
•
Ontbrekende documentatie van de gemeten waterwaarden.
Bij bijzondere bedrijfsbehoeften (bijv. verlaagde bedrijfsdruk, hoge stoomreinheid) moeten de grenswaarden tussen de gebruiker en de producent worden afgestemd. Belangrijk! Bij gebruik van beschermende chemische producten gelden uitsluitend de voorschriften van de betreffende producent en leverancier. Schade aan ketelinstallaties, waarvan de oorzaak chemische producten alsook gebrekkig beschermingsgedrag daarvan zijn, liggen principieel buiten de aansprakelijkheid van de ketelbouwfirma.
B004 - 01 (2012/07) nl
Bosch Industriekessel GmbH
10