RERÜM ITALICARÜM SCRIPTORES IL
P. BONFANTE:
De politieke redenen van Italie's oorlog tegen de Centralen.
DEN HAAO —
1917.
"1^tL.1'i
RERÜM J ITALICARUM SCRIPTORES IL
P. BONFANTE.
De politieke redenen van Italie's oorlog tegen de Centralen,
DEN HAAG —
1917.
/
VOORWOORD. Een voorgaande studie van Prof. Fedozzi heeft ons aangetoond hoe zekere voorvallen die zich in 1914 voordeden Italië het recht gaven zich als ontslaan te beschouwen van de bepalingen der iTriple, Alliance. Wij achten het van belang de redenen na te gaan welke Italië dreven dit recht te doen gelden. Een betoog van M. Pietro Bonfante, Professor aan de Hoogeschool van Pavia en rector der Handelshoogeschool van Milaan -toont ons de politieke redenen die Italië tot den oorlog hebben gebracht. Volgens Prof. Bonfante is de Triple Alliance in de eerste jaren een vredeswaarborg geweest en heeft zij de vreedzame ontwikkeling van Italië verzekerd. Maar langzamerhand had de uitbreidingspolitiek zijner bondgenooten Italië ernstig bedreigd doordat het van zijne natuurlijke •uitwegen werd afgesneden en de toekomstplannen van Italië werden tegengewerkt. Zoo het niet ten onder wilde gaan, moest Italië zijn banden verTjreken en zijn vrijheid hernemen. De oude maar verjongde natie wenschte hare plaats in de zon "weder in te nemen. i
De Politieke redenen van Italië's Oorlog
De Politieke redenen van onzen oorlog zijn innig verbonden met het bestaan en de toekomst van ons Vaderland. Ieder volk, even als ieder individu beeft in zich een geestelijke kracht, die zijn positie, zijn krachten en zijn karakter den weg wijzen die zij in het leven hebben te volgen. Dit is een der hoogste politieke eischen die nimmer bij welke handeling ook, uit het oog verloren mag worden. Italië bevindt zich wat dat betreft, in éénzelfde positie als Engeland. Ons schoon Vaderland is geen deel van het vasteland maar bijna een eiland met de grillig gevormde vlakten. Zijn grenzen zijn niet onzeker, slecht aangeduid door een rivier of een denkbeeldige lijn na veel overleg samengesteld, neen, het heeft scherp afgeteekende grenslijnen. Daar, waar de zee het niet omspoelt, is het afgesloten door de mooiste bergketen van Europa, welke van het vaste land een half cirkelvormige kroon vormen. _ Juist deze omstandigheid was oorzaak dat trots alle vermenging, aUe verschillende invallen of nederzettingen van vreemde volken, de talrijke elementen zich steeds hebben vermengd als in in den smeltkroes en de meest homogene groep hebben gevormd, mogelijk bij de groote verscheidenheid van karakters, bij welker ontleding men het karakter van de natie ontdekt, maar juist dat maakt ook, dat Italië geen hoop, geen plannen en geen streven heeft om op het vasteland uitbreidingen te zoeken. De toekomst van Italië ligt op zee. De verschijnselen die zich tegen deze gedachte schijnen te verzetten, zijn bij nadere beschouwing de meest stellige bevestiging ervan. Het Rijk, door het republikeinsche Eome gesticht feitelijk ondanks zijn eigen wil, (in werkelijkheid was er steeds een zeer sterke partij tegen iedere annexatie en zijh de annexaties die gedurende den Republikeinschen tijd plaats hadden met tegenzin geschiedt, alleen ten gevolge van dringende politieke noodzakelijkheid.) was een rijk van de middellandsche Zee alle provincies waren te bereiken vanuit de zee.
6 De veroverings-politiek van de Keizers Ceasar en Augustus was het, die de inlijving der landstreken van den Rijn tot aan den Donau tot stand bracht en men beschouwde destijds deze veroveringen als onmisbaar voor 's lands veiligheid. Maar toen na de lange sluimering der middeleeuwen, de gansche wereld ontwaakte, bleef Italië in zijn oude grenzen omsloten, er werden nieuwe naties geboren, zusternaties, maar .het oude rijk ontwikkelde zich niet op vasteren, breederen bodem. Heden ten dage is deze begrenzing van zijn streven in de richting van het vasteland van Europa, Italië 'opgelegd door het juiste begrip van zijn middelen en zijn belangen. Het volk voelt dat instinctmatig, en geen enkele nationalistische ophitsing, d.w.z. anti-nationale propaganda, zou daarin verandering kunnen brengen. Bij het begin van den Europeeschen oorlog, toen de eerste groote gebeurtenissen plaats grepen, hebben de Duitsche Ingingen en bladen de tactlooze ingeving gehad, te spreken van een verkoop aan ons van Savoye. Zonder twijfel was voor het grootste deel der Italianen zulk een voorstel beleedigend, bespottelijk voor de meer nuchtere karakters, terwijl geen mensch dat voorstel een ernstige overweging waardig keurde. Het geweten heeft daar dusdanige verhoudingen aangenomen, dat daaruit de absolute gedachten-antithese tusschen het eene volk en het andere nadrukkelijk wordt geopenbaard. De onmiddellijke aanleiding tot dezen oorlog m.a.w. de gelegenheid voor den een en den ander om te velde te trekken is een nieuw voorbeeld van deze antithese. Een Prins, bij Gods genade, is vermoord. De Germansche wereld siddert ;van verontwaardiging en afschuw, zij kan niet begrijpen hoe dat komt dat de verontwaardiging over zulk een euveldaad zich niet onder alle volkeren in gelijke mate openbaart. De politiek moet wel laag gezonken zijn, afschuwelijk, indien zij de bestraffing belet van het volk dat beschuldigd wordt moreel voor deze groote misdaad verantwoordelijk te zijn. Maar dan verandert het tooneel. Een rustig neutraal landje wordt aangevallen. Nu is het de beurt van de Latijnsche Wereld om te sidderen van verontwaardiging, terwijl het niet kan begrijpen, dat dezelfde ontzetting niet diep doordringt tot in den ziel van de oude idealistische natie „Germania". Ditmaal blijft het Germaansche volk roerloos, schier verbluft staan. Het zou haast gelooven aan een geveinsde verontwaardiging. Hoe zoo? Wat een geschreeuw voor zoo'n klein volkje? Voor een parasitisch volkje? Zou een groot volk het dan niet mogen verpletteren evenals men een woekerplant vertrapt. We zeiden dus, dat onze ligging, onze begrenzing, de les onzer
7 geschiedenis en ons geweten, ons dwingen op het Europeesche vasteland eene politiek te volgen evenals Engeland: het evenwicht te behouden en de 'vermenigvuldiging der onafhankelijke Staten te bevorderen en niet een uitbreiding der groote Staten; voor ons geen uitbreidingen buiten onze natuurlijke grenzen, de nationale grenzen van Italië, maar ook geene uitbreidingen voor de anderen. Onze voortdurende overeenstemming met Engeland heeft, eigenlijk geen andere basis. Voorbijgaande omstandigheden zouden ze hechter kunnen maken, of kunnen verzwakken, maar eene intieme, voortdurende reden houdt ze staande door alle omstandigheden heen: het is de gemeenschappelijke politiek van het evenwicht. De evenwichtspolitiek is geen vredespolitiek: zonder twijfel hebben de staten die van uitbreiding droomen en de alleenheerschappij op het vasteland begeeren een aanmatigender houding, een meer militaire aard; maar de verdediging van het evenwicht eischt ook op het kritieke oogenblik den noodzakelijken strijd, zelfs den aanval. In de oorlogen tegen Lodewijk XIV waren Engeland en Holland steeds de eersten om aan te vallen. Door eene ware vredespolitiek had de neef van Lodewijk in alle gerustheid zich de kroon van Spanje op het hoofd kunnen zetten zonder dat de maritieme mogendheden zich te veel geërgerd gevoelden door zijne uitdaging: Er zijn geen Pyreneeën meer! * * * , Nochtans heeft Italië niet hetzelfde geluk beleefd als Engeland in de verwezenlijking zijner politieke doeleinden. Men ]<:an nu wel zeggen, dat in het westen onze grenzen uitstekend zijn. De annexatie van Nizza bijvoorbeeld zou ze slechter maken en niet beter. Indien een veldtocht niet begon met een offensief van onzentwege, ware Nizza verloren (Piémont verloor het regelmatig bij iedere veldtocht tegen Frankrijk). Maar, voorbij Nizza, langs Ligurie's kuststrook die zich tot een gang versmalt (het eerste gedeelte van dezen weg noemt men de „Cernische"-kroonlijst) op sommige plaatsen is ze dat zelfs niet meer, daar zou geen modern leger zich kunnen wagen om de eenige voldoening te smaken neergeveld, en naar den voet der bergen, teruggedreven te worden. Bonaparte's tijden zijn voorbij. Napoleon zelf, in zijne schitterendste dagen viel de noordelijke laagvlakten binnen langs Ligurië omdat ditzelf een afzonderlijke neutrale staat was. Om kort te gaan: aan dezen kant is het Prankrijk's grens, die openstaat. De smalle Ligurische gang voert naar Provence, niet naar Italië. Maar, den Oostkant uit, weten wij zeer wel, welke onze werkelijke grenzen zijn. Engeland kan zijn evenwichtspolitiek ten uitvoer brengen door zijn „splendid isolation" (zij heeft die werkelijk in Europa nooit losgelaten) en zij werpt haar zwaard slechts op het kritieke oogenblüs: in de schaal.
8
Het beste wat zy m vredestyd kan doen, is door hare verbonden, hare voorliefde of hare sympathieën, te laten merken welke mogendheid, volgens haar inzicht moet gesteund worden en welke daarentegen het evenwicht bedreigd. Maar ItaHë kan-niet in Kulk een rust leven, noch van een zoo hoog standpunt den loop der Europeesche gebeurtenissen afwachten. Ter verdediging van
LlV'J'^^''^^*' ^ r * ?^li^ i^ ^^«destijd den stand vfn zaken
bestudeeren en zich scharen bij de groep die het beschermen kan of die het minste belang heeft om het te verstoren. ^nKfti ' v ° ? """"^ ? 4 ^ ^ ^^^ *^"dP^^^ ^^^ «eheel zelfstandige pol tiek aanbrak, was de toestand bizonder kritiek. Men kan niet ontkennen dat Frankrijk, al scheen het een oogenblik verHeSd en uitgeput zich zeer vlug herstelde (sedert de Carlevingers is het het land van het snel verval na glorierijke tijdperken en van niet minder wonderlijke opstanding): er op dat oogenblik aan dacht zich ten onzen nadeele schadeloos te stellen. Toen, het valt niet te ontkennen, volgde Duitschland, dat pas geboren was, zelfs verwonderd over eigen vlucht en wantrouwend jegens al hare buren, eene konservatieve politiek, eene poUtiek van afwachten, ja soms een politiek door vrees ingegeven. Bedenkelijke vraagstukken rezen_in het binnenland: het sociaKsme scheen de steunpüaren van het nieuwe keizerrijk te ondermijnen, de aanslagen volgden elkander op en de groote Kanselier rechtvaardigde deze beweging door het theoretisch socialisme in den staat over te nemen. Toen behe sden Bismarck s plannen en Bismarck's inzichten geene koloniale politiek en de oostersche kwestie verdiende „geen druppel bloeds van een Pommerschen grenadier". Laten wij niet vergeten dat indien Italië met ledige handen (met zuivere handen herhalen graag met woordverdraaing de schuldmgen dezer ongelukspolitiek), van het Berlijnsche congres terug kwam, haar eenige lotgenoot Duitschland was: alle andere mo gendheden, Rusland, Oostenrij-k, Engeland, Frankrijk zelfs hadden hun aandeel voorbehouden of hadden er hypotheek, op genomen. "i" ö>Frankrijk, in tegenstelling met Duitschland was bezield met de vurigste revanche-gedachten; zij had eene machtige vloot: de tweede van Europa; zij vergrootte zich in Azië en Afrika door bloedige, koloniale oorlogen, op Madagascar in Tonkin, in Annan; zu had moeüijkheden met Engeland en Italië in Tunis en Soudan. itusland, na 70 genoeg gewroken over den Krim-oorlog had warme_ simpathie voor Frankrijk en volgde eene ontzfgWke expansie m Azië en Europa. Engeland gaf altoos maar toe: nooit üad z]j zoozeer gevreesd voor haar Indische bezittingen De oorlog van 76-77 bracht Eusland tot de poorten van Konstantmopel en gaf haar den voorrang in het Balkanschiereüand. Engeland en Duitschland - dit laatste op aanstoken van Engeland en ter wille van den vrede - .Wilden zich vrijwaren. Na het Congres van Berlijn ontstond er in Rusland eene hevige opwelling van haat tegen Engeland en vooral tegen Duitschland
9
Een tarief-oorlog was er het gevolg van. Ten laatste, hadden twee mannen, bezield met grootsche plannen, twee mannen van onrustige geest de politieke teugels in handen: Gambetta in Frankrijk en Gertschakoff in Rusland. Het is dus niet te verwonderen dat Italië, en ook Engeland, naar den kant der Centralen overhelden. Krachtige stroomingen wel is waar werkten in tegenovergestelde richting: de onweerstaanbare weerzin voor Oostenrijk, welks ras en temperament zoo geheel afwijkend waren en de politieke samenstelling dier volkeren zoo geheel verschillend van de onze, het gevoel van terughouding, voor den dank die onze natie Frankrijk verschuldigd was en de tradities der politieke mannen van de oudere rechterzijde gingen samen met de onstuimigheid der demokratie van de uiterste linkerzijde. Maar Frankrijks politiek zorgde ervoor die stroomingen tegen te werken en onze kieskeurigheid te doen verdwijnen. Nochthans was onze afgunst over Tunis niet sterk genoeg om ons in de armen der Triple Alliance te werpen. Zij was nauwelijks sterk genoeg om ons geweten te doen zwijgen wat aangaat de tegenstellingen tusschen onze buitenlandsche politiek, onze gevoelens en onze binnenlandsche politiek. Andere en meer grondige redenen dreven ons in de armen der Centralen. Duitschland had grondgebied genoeg en joeg geen koloniale doeleinden na, hare vloot behoefde niet in aanmerking genomen te worden en het land had noch plannen, noch relaties in het Oosten. Het wilde alleen vrede. Engeland dat dank zij hare vrijheid van bewegen als de barometer der Europeesche politiek mag beschouwd worden, helde beslist naar Duitschland over. Het Berlijnsche Congres was eene groote overwinning van Lord Beaconsfield; Bismarck was slechts de schijn-ovcrwinnaar. En gedurende de jaren die volgden waren de betrekkingen tusschen Engeland en Duitschland zeer hartelijk, 't zij Gladstone of Beaconsfield — de twee groote tegenstrevers — aan het bewind waren. Met Frankrijk daarentegen waren ze bedenkelijk ja soms vijandig. In het licht dezer beschouwingen is het traktaat van 20 Mei 1882, alhoewel aan kritiek onderhevig wat zijne bepalingen aangaat, in zijn geheel de uitkomst der principes die onze buitenlandsche politiek beheerschten. Zeker ;was er in 'die buitenlandsche politiek — daargelaten dat ze tegenstrijdig was met onze gevoelens en onze binnenlandsche politiek — een donker punt. Al had Duitschland geen belangen in de Adriatische Zee, was dat evenwel niet het geval met Oostenrijk. Het laatste, zich richtend naar haar oude politek (haar fout was het van tijd tot tijd dit uit het oog te verliezen) had veroveringsdoeleinden op den Balkan. Onze politiek daarentegen was deze, door het evenwicht voorgeschreven: den Balkan aan de balkenvolkeren. De status quo was evenwel stilzwijgend vastgelegd in de bepalingen van het Drieverbond: later bepaalde men ook, dat iedere verandering in den Balkan ten voordeele van Oostenrijk als gevolg
10 moest hebben eene vergoeding aan ons, met het doel het evenwicht te herstellen. Daarenboven, door het feit zelve van onze deelneming aan het Verbond, vervulde Duitschland ten opzichte van Oostenrijk den rol van matigend element.
De X l X e eeuw liep ten einde; onze buitenlandsche politiek was niet veranderd. Meer nog: de Fransch-ItaHaansche tegenstelling -was nog scherper geworden sedert de commercieele breuk van 1888 en de Fransch-Italiaansche, zoowel als de Fransch-Engelsche mededinging hadden hun hoogste stadium bereikt op het einde der eeuw, in den loop van onzen ongelukldgen oorlog in Afrika (1894— 96) en van het Fachoda-incident. En nochtans bereidde zich een diepgaande verandering voor. Duitschlands vorderingen op ekonomisch gebied en de politieke volksontwikkeling (wij zeggen niet wetenschappelijk) hadden zich sedert 1880 ontwikkeld op eene grootsche, in andere landen onbekende manier. De leidende priacipes harer politiek waren tot in den grond veranderd. De bevolking, in 1870, 40 millioen zielen sterk, beliep 60 millioen op het einde der eeuw. Duitschland en Oostenrijk, bovenal, hadden sedert 1878 eene politiek van handelsprotectionisme gehuldigd die, welbeschouwd tegen Engeland gericht was. Dit aanstekelijke voorbeeld had op den duur de principes van vrije handel door de Engelsche ekonomisehe en politieke leerstelsels verkondigd in aUe andere landen verstikt. De Duitsche nijverheid, die de eerste begin-crisis, voortspruitende uit de sociale aanpassing te boven gekomen was, overvleugelde zelfs de Engelsche nyverheid. Op het einde der eeuw ontwikkelde Duitschland zich tot de eerste ekonomisehe staat der gansche wereld; wat haar handel betreft stond ze boven Frankrijk en bereikte zij dezelfde hoogte als Amerika's Vereenigde Staten, welke zij in de eerste jaren onzer eeuw móést overvleugelen. Duitschland moest slechts onderdoen voor Engeland en ieder jaar was hare vooruitgang, in verhouding, grooter dan die van haar mededingster. Vanaf 1884 was Bismarck niet meer onverschillig gebleven voor koloniale politiek en had hij den grondslag gelegd van een koloniaal rijk in Afrika en Oceanië. Eene ontzaglijke vloot wordt gebouwd en indien in 1893 Duitschlands vloot de zesde plaats bekleedt — zelfs na die van Italië — het plan van 1900 moet haar den tweeden rang verschaffen, welke zij in 1906 inneemt. Men maakt geen geheim meer van de plannen tot naasting van Holland, 't zij om het grondgebied te vergrooten en de monding der groote stroomen te bezitten, 't zij om zich meester te maken van Nederlands koloniën. In het Balkanschiereiland dat in 1878 „geen gebeente van een Pommersch grenadier waard was," heeft w h ften-uitgesti;ekt^ belan^enrfeer g^ormdi. En het is, jtiisi avei?
Il Aziatisch Turkije, over liet grondgebied van het oude Mosopotamië dat men droomt, om er uitbreidingseentra te vestigen voor de Duitsche natie sedert de Afrikaansche koloniën eene ontgoocheling der verwachtingen gaven. Het syndikaat voor den Bagdad spoorweg moest het terrein voorbereiden. Deze beweging werd in stilte geleid, het werd vermeden de bedoelingen ruchtbaar te maken. Men wilde zelfs tegemoetkoming betrachten. Door vreedzame middelen zocht Engeland, Duitschlands uitbreiding in Afrika tegen te werken. Het behaalde zelfs een aanmerkelijk succes met Minister Caprivi, die tot de oude politiek van Bismarck terug gekeerd was. In ruü voor het eiland Helgoland zag Caprivi van een aanzienlijk deel van Oostel^k Afrika af, evenals van het protektoraat over Zanzibar. En nochtans, indien ia schijn Duitschland politiek nog voorzichtig was, in werkelijkheid was ze vastbesloten. In Frankrijk ook hadden de zaken een gansch anderen loop genomen. Een verschijnsel, grootsch en geheimzinnig, een van die verschijnselen, die den loop der geschiedenis beheerschen en die de wetenschap tot nog toe niet 'begrijpen kan zonder een diepgrondig onderzoek naar de verborgen redenen, waarvoor men geen vaste gegevens kan aanvoeren, begon zich in de Pransche samenleving te openbaren: het was de vermindering van het geboorteaantal. Het bevolkingscijfer dat in Duitschland op zoo buitengewone wijze vooruitging, bleef in Frankrijk onveranderd, en dit zelfs trots de vestiging van vreemdelingen. "Wat nijverheid en handel betreft ging Frankrijk achteruit; van den tweeden rang, van den rang van mededingster van Engeland daalde zij op de vierde. Haar ondernemingsgeest nam af: de onuitputtelijke rijkdom harer kapitalen die voortdurend vermeerdenden door de spaarzaamheid harer boeren die de vruchtbaarste landen van Europa bebouwen, werd in hoofdzaak belegd in vreemde staatsleeningen. Zooals alle groote handeldr^jvende mogendheden die in verval raken, zooals Genua en Florentië der XVIIe eeuw, zooals het Nederland der XVIIIe, zoo ging ook Frankrijk, de eens op industrieel- en handelsgebied zoo machtige natie een bank- en finantieele staat worden. Haar koloniaal rijk was zonder twijfel groot,, maar zij was niet bij machte het te bevolken en te ontginnen; de Fransche maatschappijen in Tunis, voortdurend in conflict met het Fransche gouvernement, moesten, niettegenstaande de politieke geschillen een beroep doen op de Italiaansche werkkrachten. De maritieme macht verminderde eveneens. Wat het leger betreft, het kon, wat de hoedanigheid van den soldaat en wat den vooruitgang der techniek betreft niet met het Duitsche leger wedijveren. En toen de Engelsch-Fransche krisis in 1908 —betreffende het Pachoda-incident — jhaar hoogtepunt bereikt had, kwam het geTfaai?,,, ntAeW.. .Let gem-ia aan evenwicht uit het andere kamp. Na
12 i L ^ A \^^^^l^f^. ^.apens, Rusland getemd hadden, kreeg Engeland aanstonds het inzicht van den loop harer nieuwe politiek en stuiïTde aan op het Tweevoudig verbond. Engelands gedrag op de Conferentie van Algesiras, haar politiek akkoord met Frankryk, de reizen van Edward VII en zijn politiek van afzondering van Duitschland waTen er de tastbare bewijzen van. bedert lang was de tyd der goede verstandhouding tusschen Engeland en het Drieverbond verstreken; na een tien jarenlange krisistyd, werd het nieuwe tijdperk gekenmerkt door de Entente Cordiale met Frankrijk en met Rusland. In 1902 hebben wij het Drievoudig verbond opnieuw «eteekend evenals m 1912^ Maar van 1902 af was Engeland niet mfer aan ' ; zyde van het Drieverbond en in 1912 was het in het kamp der tegenstanders overgegaan. Toen in 1882 het Drievoudig verbond gesloten werd, riep de Duitsche gevolnaachtigde uit: „God zegene dit Vredeswerk" Zooals wy gezien hebben was dit zuivere waarheid. ItaHë trad toen tot het Drievoudig verbond toe omdat het een vredeswaarborg was hetgeen geheel in overeenstemming was met de politiek van evenwicht die ons land toen huldigde. Wij moesten nieuwe wegen inslaan van den dag af dat het Drievoudig verbond van strekking veranderde. Duurzame verbonden zyn slechts mogelijk onder natiën die veroveringen nastreven: De grondslagen voor zulke verdragen zijn voornamelijk om het veroverde land en den gemaakten buit te verdeelen. Waarom heett Italië geen nieuwen weg ingeslagen? Waarom heeft zij ±.ngeland, de barometer harer politiek, niet gevolgd?
Een langzame en ernstige bedreiging door de gebeurtenissen. meer dan door de menschen geschapen, had de redenen en den grondslag van het Drievoudig verbond veranderd. Die verandering van het doel was bij twee der deelnemers ingrijpend geweest (het is van minder belang te weten, in hoeverre de eigen wil dit ondersteunde). Het wapen der verdediging was een aanvalswapen geworden, zelfs ten aanzien van den derden bondgenoot Wat ons verhinderde duidelijk dit nieuwe kenmerk te onderscheiden, en ons verhinderde zich bijtijds tegen deze nieuwe bedreiging te behoeden was het langzame, het onvermijdelijke, om zoo te zeggen het onbemerkbare van elk stadium der verandering m agressieven zin van het Drieverbond en bovendien H^t terugtreden van Duitschland, in zake zijn openbaarheid van politiek spel. Waar is het nochtans dat men zelfs bij ons een vaag gevoel had van wat er omging, dat maatregelen getroffen werden en dat andere zouden getroffen worden, maar men gaf zich er niet duidelijk rekenschap van dat die aktie van Duitschland m verechülende landen en op de meest verwijderde zeeën-
13 deel uitmaakte van een wel overwogen programma, en dat de houding van Engeland niet het gevolg was van persoonlijke vijandschap, maar de uiting van nieuwe verhoudingen. Het oude Mesopotamië scheen een zoo verwijderde landstreek, en het werken van Duitschland in de Middellandsche zee provinciën van het Turksche rijk werd intensief, maar in het verborgen gedaan. Oostenrijks werking in den Balkan werd in traktaten besproken; men hield er een wakend oog op en dit scheen voldoende. Het ware gevoelen der bedreiging kreeg men bij Duitschlands poging om in de Middellandsche Zee vasten voet te krijgen. Het bezoek van Keizer Wilhelm aan Algesiras, de opzienbarende eerste stap van Duitschlands geweldig ingrijpen in de Marokko-kwestie, was, zelfs voor Italië, een ontwaken en op de Conferentie van Algesiras vond men haar voor het eerst aan de zijde der Entente en niet aan die der Middenrijken. Toen dreef het onweer, dat met oorlog had gedreigd en Minister Delcassé had meegesleept, deels door ons toedoen over. I n 1908 bij de naasting van Bosnië en Herzegowina scheen de storm nog dichter bij ons, maar we hebben toen geloofd voor een afzonderlijk feit te staan en nogmaals hebben we toegegeven. Daarenboven, gansch Europa had het hoofd gebukt; Koning Edward zag toen de ineenstorting van zijn politiek en hij stierf, van verdriet, vertelt men zelfs. Andermaal werd de Marokkokwestie opgeworpen door het verschijnen van den kruiser "Panther" op de reede van Agadir gedurende de Eransche veroveveringen. Door het Akkoord van Berlijn (Augustus-October 1911) gelukte het Frankrijk ook ditmaal nog, Duitschland tot zwijgen te brengen door den Kongo af te staan. Maar weer, en bijna op hetzelfde oogenblik kwam Duitschlands zucht tot uitbreiding ons van nabij bedreigen, in de Middellandsche zee, in Tripolis, in het land dat voor ons was gereserveerd. De Duitsche litteratuur was de weerspiegeling dezer evolutie. En nochtans was het eerst bij het uitbreken van den oorlog dat het zonneklaar bleek dat die litteratuur een reëel programma en de gedachte der leidende klassen in Duitschland weergaf; de agressieve geest van het Duitsche blok werd toen duidelijk zichtbaar. De Balkanoorlog die Oostenrijks indringen had tegengehouden en bijgevolg den vrede scheen verzekerd te hebben, had een niet te beschrijven onbehagelijkheid en agitatie veroorzaakt biJ deze mogendheid, die, voor het eerst sedert vier eeuwen zich in hare expansiezucht gebreideld zag. Oostenrijk had zich door dezen oorlog nog meer aan Duitschland gebonden gevoeld, hetwelk door hare aanranding van 1866 en later, na 1876 door haar krachtiger optreden Oostenrijk naar het Oosten had gedrongen. Zooals in 1908 stak de storm in den Balkan op; ditmaal echter barstte hij in volle woede los. De gebeurtenissen deden den waren toestand duidelijk uitkomen ©n voor ons ook waren zy het uitgangspunt der crisis. Twijfelen
14 was met meer mogelijk. I n J u l i 1914 grijpt Oostenrijk, Servië bij den keel, in Augustus valt Duitschland België aan. H e t waren twee kleine, vrije natiën; de eerste, volgens de gedachte der gansche wereld door Rusland, de groote beschermer der Slavische natiën, onder haar hoede genomen; de tweede beschermd door internationale traktaten. Maar die twee kleine natiën hadden het ongeluk den weg te versperren aan de ekonomische en politieke uitbreiding van het teutonische blok. Men zou zeggen, dat de leuzen der oude veroveraars, diegene welke voor zestienhonderd ,jaar het Romeinsche rijk stichtten, de zelfde kracht en dezelfde verzuchtigen, herboren waren. De Duitsche Statenbond heeft zich heden ten dage voorgedaan zooals voor zestienhonderd jaar het verbond der AUemannen, een militair verbond, eene aanvallend verbond. Over België heen, viel Duitschland Frankrijk aan; over Servië heen hunkert Oostenrijk immers naar Saloniki. H u n doel is duidelijk; zij hebben het'bekend. H e t volgt niet alleen voort uit de gebeurtenissen en het plan voor den aanval; men leert het nog beter kennen bij het lezen der Duitsche boeken en periodieken, waarvoor Europa zich steeds blind gehouden had of die werden beschouwd als de meening van eenige op zichzelf staande droomers. ; Duitschland had er zich op voorbereid terzelfder tijd Engeland te bestrijden en Frankrijk te vernietigen door aan het laatste de rijke kolenbekkens en de meest nijvere streken te ontnemen, zich onder den rook der hoofdstad te nestelen. Anderzijds was zij er ook op belust eens en vooral haar Middellandsche zee-droom te verwezenlijken. ( "Wij moeten hier het feit herinneren dat Duitschland slechts met smart en woede Marokko had laten schieten en dat zich deze woede eenige mïien had geuit; Tanger en Agadir waren oorlogsfanfaren geweest; de conferentie van Algesiras ging uiteen en onze bondgenoot ging er met den grootste wrevel vandaan. Van dit oogenblik af scheen het Drieverbond tot een Tweeverbond verminderd. Italië dat zijn bondgenoot den toegang tot de Middellandsche Zee niet vergemakkelijkt had werd beschuldigd zich te g r a a g buiten de wetten te willen stellen en daardoor h a a r vrettigen Heer te hebben mishaagd. Hij van zijn kant liet daarom al zijn zegeningen neerkomen op Oostenrijk door een keizerlijk telegram van hulde aan „zijn eenigen en waren bondgenoot". Engelands voorstellen, die het publiek zoo juist heeft kunnen begrijpen bewijzen zonneklaar, dat Duitschlands streven zich niet alleen tot Marokko uitstrekte maar verder tot Algerië en d4 andere Fransche koloniën. Duitschland zou van Turkije, zijn geallieerde en vazal, de üost-middellandsche zeestreken gekregen hebben; haar droom een Duitsche kolonie aan de oevers van den Euphraat en den Tigris, voorbereid door een merkwaardig en — laat het ons bekennen — voorbeeldig werk zou geheel verwezenlijkt worden. Van de Per-
15 zisclie golf tot Tanger, in het Oosten en in de Middellandsche Zee^ dat is de geheele zone die altijd vertegenwoordigde en nog vertegenwoordigt liet ware terrein voor eene expansie van ons volk, zou Duitschland dus zijn klauw gelegd hebben en er zich met uitsluiting van alle andere natiën hebben genesteld. ***
"Wat moest tegenover zulk streven, Italiës houding zijn? Zelfs zonder te letten op de bepalingen van het Drievoudig verbond, die het niet verplichtten deel te nemen aan een oorlog door Duitschland en Oostenrijk gewild, moesten de vredesdoeleinden, die den grondslag vormden van dat Verbond, deze aanvalsoorlog reeds met tegenzin beschouwen. Hare evenwichtspolitiek moest haar met angst doen denken aan de overwinning eener mogendheid, welker streven naar de opperheerschappij in het volle daglicht en onder hun geweldigste gedaante verscheen. Vandaar, dat a priori was uitgesloten dat in Augustus 1914 Italië zich aan de zijde van Duitschland en Oostenrijk zou scharen om hen te helpen België en Servië te vermoorden, om Frankrijk te verminken en te vernietigen. Dit schande-werk zou ons, uit moreel oogpunt hebben veroordeeld in de oogen van ons nageslacht, maar het zou nog méér een dwaasheid op politiek gebied geweest zijn. De aanwinsten die we ten koste van Frankrijk zouden kunnen verkrijgen, het beloofde aandeel van den buit, Savoie, Nizza, Corsika, waren ofwel een lokaas, ofwel gevaarlijk voor de zekerheid onzer grenzen. Duitschland overwinnaar door ons toedoen zou onze diensten erkend, ons beloond hebben, zooals in 1866. In de Middellandsche Zee en zelfs in onze Adriatische Zee waren we beklemd tusschen het Germaansche blok. Niet minder erg, ten opzichte onzer politiek, 'is voor ons het neutraliteitsvraagstuk geweest. In het all,ergunstigste geval had neutraliteit ons voor het oogenblik Trentino of de belofte van Trentino doen verkrijgen, maar dan zoo eng mogelijk begrensd, tot de stad Trente, niet verder; onze grenslijn zou tot den Isonzö verbeterd zijn. Maar wat zou dit te beteekenen hebben gehad tegenover een overwinnend Oostenrijk en een overwinnend Duitschland? Wat was er gekomen van het evenwicht in Europa en in de Middellandsche Zee? Ziehier dit evenwicht: Oostenrijk meester over de Adriatische zee, de Egeësche Zee, meester op den Balkan en in Servië; Duitschland meester in Klein Azië, in Syrië, in Mesopotamië, in Marokko en ook in Algerië, om kort te ziJn: meester over gansch de Middellandsche Zee. Bij deze nieuwe staat van zaken zou Italië noch een uitweg, noch een haven meer gehad hebben aan de Adriatische Zee, noch' eene betere landgrens dan nu. Niet alleen te land, maar ook ter
16 zee ware ze gestuit op het reusachtige germaansche blok, dan hoogmoedig en ongenaakbaar. + . . ^ l T " ' ' * f ^^ ^'*"^ ^''^ '^^'' ^'^^^ ^l*^''^ °^« nationaal karakter doen verdwynen en nooit hadden we onze stem mogen ver^^*^^f..«% o°f. daartegen te verzetten. Veronderstellende, dat we waarlyk Trentmo gekregen hadden, zou het voor ons zeer moeilS nationale onafhankelijkheid was voor immer te niet gedaan Ue ineenstorting van het oude evenwicht ware nog ernstiger geworden door het gemis aan een groote Latijnsche staat, als voldoende tegenwidit tegen de groote Germaansche natie aan de overzyde van den Rijn. Voor velen is hun latijnsche afkomst, de bloedgemeenschap, het geluken van taal en gedachte slechts zinledige woorden; deze heeren zouden nochtans goed doen na te denken wat het lot zou zyn van een Italië als eenige groote -latijnsche natie, geheel ingesloten door het Germaansche blok, zonder een daartegenover staande macht, zonder lucht, zonder hoop' Waarlijk, zelfs in de jaren dat het Tweeverbond voor ons het dreigendste was, dit is in de donkerste dagen van ons politiek en ekonomisch leven, van 1890 tot 1896, kon onze poHtiek, die het J!._uropeesch evenwicht nastreefde, de vernedering van Frankrijk met begeeren: wij waren het die groeien moesten. *
WIJ hebben aan de Germaansche invallen van voor 1600 jaar herinnerd Toen, door een wonderlijk samengaan der feiten, of beter gezegd door den loop der geschiedenis en der aardrijkskundio-e ligging had de inval plaats in twee richtingen: van Oost naar West m Italië, het oude Gallië, het oude Illyrië en het moderne Balkan Schiereiland. De weerstand der Romeinen was langduriomaar de krachten van het keizerrijk raakten uitgeput onder den stroom der invallers; de streken van den Donau en van Gallië vielen onherroepelijk onder het germaansche juk. Generaal Stilicon werd beschuldigd het keizerrijk verraden te hebben; hij had van den Rhyn en uit Gallië de garnizoenen teruggetrokken die Italies verdediging vormden in het Westen en hij had ons in het Uosten m onmin gebracht met het Byzantyschkeizerrijk. Die man, tot dien tyd almachtig werd van zijne waardigheid ontheven en ter dood veroordeeld. Het nageslacht twijfelt nog; het weet niet o± deze ruwe generaal schuldig was of niet, of hiJ misschien die garnizoenen met heeft teruggetrokken uit absolute noodzakelijkheid om Italië te verdedigen en of de noodlottige breuk met het Uostersch keizerryk wel geheel aan hem te wyten is. Deze twijfel zal misschien eeuwig voortduren evenals die over het gedrag der Russische generaals van Duitsche afkomst. Wat zeker is is dat
17 Italië toen, geheel geïsoleerd, met Germanen in de Alpen gekampeerd, in Gallië, in het dal der Save en der Drave, met Germanen onder de eigen bevolking die met de anderen daarbuiten. samenwerken, niet lang weerstand kon bieden. Zeker, de geschiedenis herhaalt zich niet onder dezelfde gedaante; indien Duitschland overwinnaar werd in een oorlog waarin wij neutraal gebleven waren, zouden we voor het oogenblik veilig zyn, wij zouden niet aanstonds aangevallen zijn en we hadden geen medeplichtige behoeven _ te zijn van een vernietiging zooals die der bloeiende stad Aguilea; maar het is zeer waarschijnlijk dat we het hoof d hadden moeten bukken voor verkapte onderwerpingsvoorwaarden; Venetië, erfgename van Aquilea ware eene Duitsche haven geworden. Al is het niet waarschijnlijk dat Pavia als hoofdstad van een Duitsch koninkrijk zou worden gezien, toch zou zeker eens Milaan als Duitsche kolonie worden gekend. Het verbreken van het evenwicht en de bedreiging der opperheerschappij was dus van zoo ernstigen aard dat de oorlogsverklaring voor ons heil noódig^ was geworden. Zooals in het verleden worden de slagen die Italië's onafhankelijkheid verdedigen nu ook nog by de puinen van het oude Aqmlea en in de valleien van Ehïn en Donau geleverd. * * *
^ Met de verdediging onzer onafhankelijkheid gaat de verzekering van onze toekomst, zooals reeds eerder igezegd, gepaard. Wanneer de Italianen hunne natuurlijke en nationale grenzen bereikt hebben, kunnen zij, door de natuur van het land en door den psychologischen aard van het volk geen landhonger meer hebben. Alles daarentegen stuwt naar het handelsleven; hunne geheele toekomst ligt op zee, op alle zeeën, de naastbijliggende zoowel als de meest verwijderde. Ons grondgebied is niet zeer uitgestrekt; indien het al niet onvruchtbaar is zooals men in de laatste tijden wel eens gezegd heeft, ten einde te reageeren tegen eene oude illusie, het is evenmin geschikt, zooals zooveel andere streken tot voortbrenging der meest noodige voedingsgewassen; het is daarentegen wel geschikt tot het voortbrengen van allerlei bijzondere gewassen, welke voortgebracht worden in hoeveelheden, die ons eigen verbruik ver te boven gaan en dientengevolge tot uitvoer bestemd moeten worden; onze ondergrond is ook arm aan de belangrijkste produkten, zooals ijzer en kolen, maar voor eenige der bizondere produkten die hij opbrengt beheerschen wy alleen de wereldmarkt. Ten slotte is ons volk rijk aan bijzonderen aanleg. Het specialiseert zich in sommige industrieën, in de kunstindustrie vooral, het trekt naar andere landen en zoekt fortuin. Wat zouden we kunnen doen na de overwinning van een volk, verknocht aan. de strengste opvatting van het protektionisme zooals het die in
18
1878 heeft vastgelegd, eener natie, rjjk aan arbeidskrachten? Welk lot zou onzen handel en onze landsverhuizing zijn weggelegd? Maar twee andere redenen, nog dringender voor de verzekering onzer toekomst, noopten ons aan den verschrikkelijken oorlog deel te nemen. Aan de eene zijde, de.moreele inzinking die ons zoU iehben gekenmerkt door te blijven buiten een conflict van principes en natiën, de algemeene minachting die men ons volk en onze landsverhuizers zou hebben toegedragen; deze laatsten zijn reeds zoo vermeerderd dat zij wat het werk aangaat op hetzelfde peü staan als Negers en Koelies; aan de andere zijde staat dei mogelijkheid open nu onze Oostergrenzen te bereiken en alzoo Italics natuurlijke afsluiting te voltooien. Nooit of nimmer zouden we mogen hopen in de Midd«llandsche , Zee een politieke rol te spelen — waarvan ons bestaan afhankelijk is —, indien onze landsgrenzen niet verzekerd waren. Om in alles, in geweten, in natuurlijken gedachtengang, denzelfden weg te kunnen volgen als Engeland, moeten wij, wat onze grenzen betreft, ons in dezelfde positie bevinden als dit land. Het is niet mogelijk, door een en dezelfde krachtsinspanning te streven naar de eerste of een der eerste plaatsen tegelijk op het vaste land en ter zee. Spanje en Frankrijk waren slachtoffers •dezer eerzucht. Spanje ware niet zoo laag gevallen terwijl Frankrijk, tot grooter welzijn van de gansche wereld zich over de zeeëen zou hebben uitgebreid; nu is het Duitschland dat er slachtoffer van wordt; Bülow, de koelhoofdige Bülow heeft die eerzucht ook gekend. * * * Een andere uitmuntende reden — van politiek karakter — die ons in dezen verschrikkelijken kryg tot troost kan dienen is dei gedachte geheel en al onze vrijheid van handelen te hebben hernomen en van nu af fier, met opgeheven hoofd naast onze latijn•sche zusternatie te mogen gaan. Eindelijk zullen we kunnen zegden dat we Frankrijk onze schuld betaald hebben. Het is nutteloos zichzelf te misleiden: schulden worden betaald met dezelfde munt waarmede ze voorgeschoten worden. Gij kunt geld bieden aan dengene die het leven gered heeft van hen die U dierbaar waren, maar dat geld ontlast U niet van de erkentelijkheid. En indien de erkentelijkheid voor de individuen een aware last is, zoo is het een nachtTnerrie voor eene natie. Wij hebben ^frankrijk, Nizza en Savoie gegeven maar nog kon het zeg'gen- dat wij niet betaald hadden. Savoie •daarenboven was eene door- en door Fransche landstreek. Nizza was een grijze ligurische-provtnciale zone (de groote Garibaldi was Ligurier van herkomst). Het beginsel der nationaliteiten dat ons toestond met Firankrijks hvü'p ons zelfstandig bestaan te vestigen, maakte Het tot onze placht deze de bovengenoemde landstreken terug te geven. Maar nu gevoelt Frankrijk en met haar het overige
19
der wereld dat onze neutraliteit in de tien eerste maanden van den oorlog haar bestaan gered heeft en dat onze interventie nu over hare overwinning beslist. Dank zy ons ontsnapt ze nu aan het afgrijselijke lot dat drie eeuwen lang ons gedrukt heeft: het vreemde juk. Nu is de schuld betaald: voor het eerst hebben wij de onafhankelijkheid onzer gedachten heroverd, waar het de richting onzer politiek betreft.
Wel is waar hebben wij ons geworpen in de hardsten en den grootsten strijd die gestreden werd sedert de menschheid eene geschiedenis heeft, een geschiedenis van steeds nieuwe begeerten en nieuwe smarten, sedert het 'bestaan der samenleving. Afzijdig blijven van den wereldbrand was slechts mogelijk op een voorwaarde, afhankelijk te worden van den overwinnaar, met voeten getreden te worden en verkocht te worden zooals Venetië en Genua. Juist door haar deelneming aan den oorlog vestigt Italië voor het eerst sedert haar bestaan hare zelfstandigheid in de geschiedenis en bevestigt ze, hare tradities getrouw, in eene onderneming niet alleen glorierijk maar tevens heilig. *
* *
Wat de opofferingen op dit oogenblik betreft is het een blijk van wijs politiek beleid geweest dat wij niet geaarzeld hebben ons in den grooten strijd te werpen. Een langdurige, ontzenuwende, uitputtingsoorlog van alle ons omringende natiën, had zich zonder twijfel tegen ons gekeerd. In het eerste oogenblik had de vernedering onzer naburen — Welke zeker meer schijn dan waarheid was — ons eenigszins voordeelig kunnen zijn. Maar als de ruïne te groot geworden was, als overal rond ons het ekonomische leven kwijnde voor eene lange reeks jaren, dan hadden de neutralen, en zeker de neutralen dichtbij het oorlogsterrein gelegen, mede de gevolgen van den oorlog ondervonden. De duur en de verschrikkingen van den oorlog verminderen is een bewijs van wijs politiek beleid. En indien, niettegenstaande onze interventie de oorlog toch lang en hard zal zijn, ware hij zeker nog langer en harder geweest indien onze. krachten zich niet bij die dter geallieerden geschaard hadden, indien we Duitschland niet van een andere, groote toevoerweg hadden afgesloten, door Italië zelf vertegenwoordigd en meer nog door har* havens- en de Oostenrijksche, than» door onze vloot geblokkeer-de havens-.
20
Tenslotte is er nog een andere reden, tengevolge waarvan, in een nun of meer verwyderde toekomst de groepeering der nat én Het begrip natie-staat, hoe machtig nog, zal haar cyclus moeten voleinden, zooals de stad-staat het reeds gedaan heeft De natie, zal evenals dit met de steden gebeurd is, als moreele en sociale eenheid zichzelf overleven, maar zij zal ophouden de basis te zun van den staat In politiek opzicht zal zy zich moeten neerleggen by een grootscher ideaal dat der gemeenschappeli,-ke beschaving De volkeren, het meest door hunne beschaving verwant zullen zich moeten vereenigen en daardoor eene ,nieuwe phase inluiden m de evolutie van den staat. De opperheerschappij, al was zij zelfs mogelijk, zou niet tot dat .gevolg kunnen leiden; zij zou daarentegen het oude begrip van den staat vereeuwigen. Door haar zou men eene overmachtige natie kunnen hebben, zooals men vroeger overmachtige steden kende Jin de oppermachtige natie zal, meestal de anderen kunnen annexeeren of onderscheppen. Het tïpe van den nieuwen natie-meeryoudigen-staat, waarvan men voorbeelden vindt in Zwitserland in Canada, m de Zuid-Afrikaansche Unie, zou als eerste phase hebben, de stichting eener federatie. Dat is inderdaad de natuurliike overgangsphase. Toch zou zulk een federatie, wil zij levensvatbaarheid hebben en de eenheid bevorderen, geleidelijk moeten tot stand komen. Dat zal er moeten gebeuren met de volkeren van Üiuropa mdien Europa niet wil ten ondergaan. Maar het zal waarschynljjk nuttig zijn die resultaten geleidelijk trachten te verkrijgen door de yereeniging in één enkele staa^ der meest verwante volgeren. Die graad van buurschap is juist vertegenwoordigd door iiet iransch-Italiaansch verbond of, algemeen gesproken door het latijnsch verbond. Voor vele menschen, ja, voor de meerderheid, zelfs in de intellectueele kringen, is die hoop slechts eene hersenschim. Ik integendeel geloof dat het een hersenschim is te gelooven aan een eeuwigdurend bondgenootschap van ItaHë en Frankrijk, waarvan de belangen een zoo schrille tegenstelling vormen, meer in ieder geval dan de vereeniging door welke de tegenstrijdige belangen tenslotte zouden versmelten en waardoor de gemeenschappelijke yoordeelen zouden vermenigvuldigen. Om Manzoni's woord U herhalen, beschouw ik dat idee als eene „schoone hersenschim'* . ' — - . . — v^^v ^v*^^ a,j.o ociic „ o u u u u n B u e r s e n s c n i m . ±let eeuwige bondgenootschap daarentegen zou slechts eene middelmatige, eene leelijke hersenschim zijn. Wij zullen alzoo de moeilijkheden van dit tragisch oogenblik met meer vertrouwen doorstaan, in de gedachte dat de gemeenschappelijke strijd op de slagvelden ons steeds meer naderbij brengt tot de verwezenlijking van een zoo hoogstaand politiek ideaal.
ü
1