Reactie van NIAS op ‘Evaluation of the Netherlands Institute for Advanced Study in the Humanities and Social Sciences (NIAS) 2002-2007’
Algemeen Het NIAS is dankbaar voor de waardering die de Evaluatiecommissie op vele plaatsen uitspreekt over de werking van het Instituut. De kwaliteit van de kernactiviteit, de selectie en ondersteuning van uitstekende fellows uit binnen- en buitenland, wordt als zodanig nergens in twijfel getrokken. Van het Instituut wordt gezegd dat het ‘belongs to the small group of Institutes for Advanced Study that enjoy a high international reputation.’ Het NIAS is verheugd over de positieve toonzetting van het rapport en over de aansporingen, opmerkingen en suggesties die de Evaluatiecommissie verstrekt. Die worden zeker ter harte genomen. Vele daarvan ondersteunen ontwikkelingen die al sinds enkele jaren in gang zijn gezet, en moedigen aan om verdere stappen tot voortdurende optimalisering te zetten.
Opzet van deze reactie Een voorlopige versie van het Evaluatierapport, gedateerd 1 juli 2008, is op 16 juli door de Instituutsleiding voorzien van een feitelijke reactie (in het Engels). Die reactie was vrij uitvoerig omdat de instituutsleiding de indruk had dat niet alle uitspraken van de Evaluatiecommissie in overeenstemming waren met de beschikbare informatie. De commissie heeft daar gedeeltelijk rekening mee gehouden. Tussen haar bezoek in januari en de voorlopige rapportering juli zijn aan het NIAS geen nadere vragen gesteld. Om die redenen zal hier en daar opnieuw worden gewezen op aanvullende informatie zoals die op 16 juli 2008 is aangeboden. Het MT van het NIAS heeft het Evaluatierapport en de concept-reacties besproken op 30 september en 4 november 2008. Het Evaluatierapport en de voorliggende reactie zijn op 5 november besproken met de volledige staf. De reactie is toegespitst op de zeven finale aanbevelingen, ook al bevat het document op pp. 6-9 nog diverse andere aanbevelingen. Op enkele daarvan wordt in een tweede deel ingegaan.
Titel Aangezien de vorige evaluatie plaatsvond in 2000, is in de Zelfstudie de periode 2000-2007 behandeld, waarbij inzake de selectie van fellows het academisch jaar 2007-08 volledig in de beschouwing is betrokken.
I. Aanbevelingen 1. ‘should be more pro-active in identifying scholars and topics for research groups’: De NIAS-directie heeft zich van oudsher ingespannen om thematische combinaties tussen buitenlandse fellows en mogelijke Nederlandse counterparts te realiseren. Op enkele terreinen zijn themagroepen vanuit de directie geïnitieerd of krachtig bevorderd (Games, Action, and Social Software, 2006/07, Violence in Africa, 2007/08, Meditation and Selfreflection, 2008/09). Aangezien gebleken is dat prominente beoefenaren van bepaalde vakgebieden (economie, rechten, psychologie) zich zelden uit eigen beweging aanmelden voor een fellowship, zijn juist op die terreinen bijzondere (gesponsorde) fellowships in het leven geroepen met meer flexibele en in veel opzichten ook gunstiger voorwaarden: Golestan 1987-, J. Zijlstra 20022008, Lorentz 2005-2011, W.F. Duisenberg 2007-2012, H.G. Schermers 2008-2010, Spinoza 2009-2010. Sponsors stellen echter eigen eisen en vergen naar verhouding veel aandacht. De organisatie wordt hierdoor zwaarder belast.
2. ‘better balance’: Iedere uitspraak over een goede balans refereert aan een kader, maar welke balans is de goede? - Nederlanders: op p. 21 van de Zelfevaluatie is aangetoond dat, gemeten naar verblijfsmaanden, Nederlanders in de jaargangen 2000/01 tot 2007/08 gemiddeld 45% van de fellowships hebben vervuld. De wens van internationalisering brengt vele Nederlandse onderzoekers ertoe een studieverblijf in het buitenland te verkiezen boven een in het NIAS. De stipendia die NIAS aan buitenlanders biedt zijn best aantrekkelijk, en bovendien is, zoals Jozef Luns het ooit opmerkte, het buitenland groter dan Nederland. Welke balans is het optimum? - Sociale Wetenschappen: ook hier stelt zich de vraag naar de optimale balans. De aanvraagdruk uit de γ-disciplines is beduidend lager dan die uit de α-vakken. Tijdens het selectieproces wordt op dit punt al bijgestuurd met het oog op een zo groot mogelijke diversiteit in iedere jaargroep. Het NIAS kan wel trachten zo aantrekkelijk mogelijk te zijn voor alle α- en γ-vakgebieden, maar het is niet in staat de werkwijze en doelstellingen van de beoefenaren van die disciplines zelf te sturen. Een juiste afweging dient o.i. niet blindelings een 50-50 verdeling voorop te stellen maar rekening te houden met het aantal vakbeoefenaren aan Nederlandse universiteiten en met de specifieke behoeften en mogelijkheden die voor de diverse disciplines bestaan in de vorm van overige onderzoeksinstellingen en opdrachtonderzoek. Zo is bekend dat de G&M wetenschappen aanzienlijk meer mogelijkheden hebben dan de GW voor het verwerven van EU-fondsen en contractonderzoek. In het overleg met het VSNU-decanencollege Sociale wetenschappen en in de diverse contacten met bestuurders van rechtenfaculteiten is de wens geuit verblijven van drie maanden en zelfstandige workshops mogelijk te maken. Vergelijkbare opmerkingen zijn ook te beluisteren bij bèta-wetenschappers. In die vakken worden boeken veelal minder gewaardeerd dan artikelen in internationale tijdschriften. Het NIAS acht het zijn plicht aan te sluiten bij de noden zoals die tot uiting gebracht worden door prominente vertegenwoordigers
2
van de vakgebieden zelf. Op die wensen is ingegaan teneinde de aantrekkelijkheid van NIAS voor beoefenaren van de Maatschappij- en bètawetenschappen te vergroten. Buitenlandse IAS die fellowships aanbieden voor bèta’s, bv. Clare Hall Cambridge en IAS Jerusalem, ervaren dezelfde voorkeuren. Daarom is het NIAS op dit punt niet geneigd de aanbeveling op p. 7 te volgen om kortere fellowships dan een jaar als uitzonderingen te zien. Ook kortere verblijven zijn zeer succesvol gebleken; de tegenovergestelde bewering in het Evaluatierapport kan niet berusten op feitelijke waarnemingen in het NIAS. - Niet-Westen: contacten in Azië en Afrika worden geïntensiveerd. Hiervoor bestaat samenwerking met het Afrika Studie Centrum en het IIAS, beide te Leiden. De themagroep Coming to Terms with a Shattered World: A Multi-Disciplinary Approach to Violence in Africa, gehouden in 2007/08, is hier een uitdrukking van, naast de openstelling van de visiting grants voor jonge Afrikaanse onderzoekers. In 2009/10 is een themagroep uitgenodigd over Reception of Netherlandish Art in the Indian Ocean Region and East Asia, and tis Impact on Asian Cultures.’ Hij zal een aantal deelnemers uit Azië omvatten. Voor het W.F. Duisenberg Fellowship wordt ook specifiek in Azië gezocht.
3. ‘replacement costs to Dutch universities’: Van harte mee eens. Het dossier is nog in 2006 en 2007 door de NIAS-directie besproken met de directeuren Vrolijk en Van Bochove van OCW, die toezeggingen deden; inmiddels is het reeds opnieuw onder de aandacht gebracht van hun in november aantredende opvolgster.
4. ‘shorten the process of establishing theme groups’: Terechte kritiek die ook de wetenschapscommissie zich reeds heeft aangetrokken. In haar vergadering van 19 juni 2006 is daaraan, op basis van een notitie, een discussie gewijd. Soms ligt de vertraging – dan wel de lange planningsperiode – echter geheel aan de initiatiefnemers zelf. De suggestie om kortere verblijven dan een jaar als uitzonderingen te beschouwen, staat haaks op de wensen vanuit die vakgebieden zelf (zie hoger onder 2). Juist voor themagroepen blijken aanvragers zelf aan te dringen op de mogelijkheid van kortere verblijven. De ‘verplichting’ voor fellows om hun resultaten in een ‘regular setting’ te presenteren wordt aldus opgevat: hun wordt vanzelfsprekend de gelegenheid geboden regelmatig voortgangsbesprekingen en workshops te houden voor de leden van een themagroep en eventueel ook gasten; daar maken themagroepen intensief gebruik van. Daarnaast worden vertegenwoordigers van themagroepen met nadruk uitgenodigd lezingen te houden voor de tweewekelijkse Seminars. Het zou onrealistisch zijn van alle Nederlandse fellows te verlangen dat zij op de campus zouden wonen. Sommigen verblijven er wel degelijk, m.n. zij die veraf wonen. Ook voor beperkte aantallen overnachtingen worden aan de Nederlandse fellows faciliteiten geboden. Overigens vindt de ‘cross-fertilization’ via gedachtewisselingen zeer overwegend overdag plaats.
3
5. ‘return to Permanent Fellows’: De redenen om na het vertrek van de twee permanent fellows – in overleg met de KNAWdirectie - deze formule te beëindigen waren zowel van financiële als van inhoudelijke aard. Daarbij is rekening gehouden met de ervaringen ter zake bij de zusterinstituten in Berlijn en Budapest. Een voldoende brede spreiding over vakgebieden en de duur van de aanstellingen blijken daar nog steeds knelpunten te vormen. Van de op pp. 7-8 genoemde voordelen zijn de eerste twee functies, beleidsadvisering en attendering op thema’s en kandidaten, bij het NIAS toegewezen aan de Wetenschapscommissie en de diverse adviescomités voor de bijzondere fellowships en de directies van de diverse partnerinstituten. Coördinatoren van themagroepen vervullen ook nu in het betreffende jaar een stimulerende rol met uitstraling naar individuele fellows. De gedachte kan worden verkend om KNAW- en Universiteitshoogleraren te benaderen om voor bepaalde perioden als permanent fellow te fungeren. Alvast één Universiteitshoogleraar heeft in de onderzochte periode een jaar aan het NIAS verbleven. Daarbij valt wel te bedenken dat zowel de KNAW, de betreffende universiteit en de hoogleraar zelf hun eigen verwachtingen hebben van de bijzondere benoemingen in kwestie. Het zou dus in ieder apart geval gaan om maatwerk en zorgvuldige afspraken met alle partijen.
6. ‘specialised software, assistance’: De kwestie van de licenties speelt KNAW-breed. Voor SPSS is per september 2008 een oplossing bereikt. Voor online tijdschriften wordt verder onderhandeld, maar voor NIAS werkt al jarenlang een informele voorziening. Niettemin is ook uit de fellows’ enquête van juni 2008 gebleken dat een structurele oplossing gewenst wordt. In het verleden vervaardigde een ICT-medewerker voor bepaalde functies van het instituut en voor fellows ‘custom made’ software. De evolutie van de markt maakt het ontwerpen van eigen applicaties nu zinloos. Daarom is ervoor gekozen om een IT-adviseur voor een beperkt dienstverband aan te stellen die voorziet in de directe behoeften, doorverwijst en adviseert over beleid. Het NIAS biedt dienstverlening door research assistants, die in andere IAS niet te vinden is. Sinds 2005/06 worden MA-studenten in het betreffende vakgebied tijdelijk aangetrokken voor themagroepen en in overleg met de coördinatoren. Dit is te lezen op p. 30 van de Zelfevaluatie.
7. ‘improve the size and quality of the accommodation’: Een plan tot herinrichting van de verblijfsstudio’s voor singles op de campus is opgesteld. In de begroting en het KNAW-huisvestingsplan staan daarvoor bedragen ingeschreven van 2009 t/m 2012. De evaluatiecommissie heeft blijkbaar geen rekening gehouden met het ruime appartement en de twee tweekamer studio’s op de campus, naast de vier appartementen en zeven gezinswoningen in Wassenaar-dorp.
4
II. Overige aanbevelingen p. 5, voorlaatste alinea en p.7 vijfde alinea: ‘double standards’: In de Zelfevaluatie worden de bijzondere fellowships besproken en toegelicht op pp. 10-11 en in Appendix 15, pp. 59-60. Golestan, Lorentz and Schermers-voorstellen worden ter goedkeuring voorgelegd aan de Wetenschapscommissie. Aan de financiering van deze fellowships draagt het NIAS ook substantieel bij. Voor de andere berusten de werving en selectie bij gespecialiseerde commissies en Adviesraden met bijzondere kennis van het vakgebied. Gelet op de toename en diversiteit van de bijzondere fellowships is op grond van deze aanbevelingen besloten tot een reguliere rapportage aan de Wetenschapscommissie.
p. 6, vierde alinea, en p.7 zesde alinea: ‘regular colloquia’: Op 16 juli 2008 wees het NIAS de Evaluatiecommissie op dit punt op de tweewekelijkse seminars door en voor fellows en voor gasten van de spreker, de publiekslezingen aan de VU, de UvA, de KB, in Den Haag (door de Spinoza fellow) en aan de Universiteit Antwerpen (Ortelius). Verder op de jaarlijkse Uhlenbeck lezing in het NIAS zelf voor alle oud-fellows en relaties. Themagroepen en individuele fellows richten eigen seminars in, en fellows nemen ook diverse initiatieven voor informele discussiebijeenkomsten, al dan niet met gasten.
p. 10, eerste twee alinea’s: ‘wider audience’: Voor alle twee-wekelijkse seminars in het NIAS worden persmededelingen gericht verspreid en vakgenoten van de spreker uitgenodigd. Aan enkele bijzondere fellowships zijn publiekslezingen verbonden in bijzonder gunstig gesitueerde lokaties, m.n. de Aula van de UvA, die van de KB, en de Nieuwe Kerk in Den Haag. Hiervoor worden op grote schaal geselecteerde doelgroepen aangeschreven. Persaandacht wordt gericht gezocht en ook wel verkregen, maar de belangstelling van de persmensen zelf bepaalt het succes hiervan. Die gaat bij uitstek uit naar gevestigde grote namen, bv. bekleders van bijzondere fellowships en schrijvers.
Wassenaar, 5 november 2008
5