PUITENZORG, NAAR KEN' GRAVl'RE VAN D. HETJSK.
BAREND PIETERSZ EN ZIJN VROl'W BI] DE REEDE VAN BATAVIA, NAAR DE SCHILDERIJ VAN ALBERT Cl'YI' IN HET RIJKSMUSEUM.
BATAVIA, 1619-30 MEI-1919, 0
DOOR DR. N. JAPIKSE.
Q
fS/o/J. Wanneer de Oost-Indische Compagnie en Spanjaarden behaald, hebben tot de gesticht wordt, staat het haren stichter knotting van het Spaansche wereldrijk machhelder voor oogen, dat een der doeleinden tig veel bijgedragen en omgekeerd tot de van het Nederlandsche optreden in Indié" vrijwording van den Nederlandschen staat moet zijn: ook daar den strijd tegen Spanje met zijn snellen, wonderbaar lij ken opbloei. aan te binden. Coen denkt er niet anders Evenzoo hebben de Indische belangen zich over dan Oldenbarnevelt. Het is beter, doen gevoelen bij den vorm, waarin onze zeide hij, in zijn kernachtige taal, dat Neder- tegenstelling tot Engeland zich openbaarde. land de schatten van Spanje verovert door In al de Engelsche oorlogen spreken de Inden oorlog in Indië te voeren dan op zijn dische zaken haar woord mede en door al „eygcn smeer te teeren en de Spanjaerden de diplomatieke acten, waarin de onderhanop de frontiere te verwachten". De strijd delingen tusschen de Engelschen en de Nedertegen Spanje, totdusverre een Nederland- landers der 17de eeuw zijn neergelegd, vindt sche, tevens een Europeesche aangelegenheid, men Indische namen vertegenwoordigd. Zij kreeg nu wereldafmetingen. De successen, symboliseeren het Indische aandeel aan de in Oost, later ook in West, op Portugeezen tegenstelling der beide groote zeemogend-
BATAVIA, 1619—30 MEI—1919.
100
HtTClzifiTVAX'TÏyMNpOxRlWT AT TE zir '
• nc CVSTCB * XfvixM VAN BATWIA
f/ltf--
HET EILAND ONRUST, NAAR EEN TEEKENING VAN J. RACH.
heden van dien tijd. De Staat mocht dan zijn souvereiniteitsrechten buiten Europa aan de handelscompagnieën hebben gedelegeerd, zoodat Indische zaken niet tot zijn dagelij ksche sfeer van bemoeiingen behoorden, telkens en telkens weer werd hij om de hooge belangen, die op het spel stonden, gedwongen zich deze zelf aan te trekken. Onbewust onderging de Staat inwendig den invloed der Indische wereld in zeer hooge • mate. Huet, die in zijn Land van Rembrandt meesterlijke bladzijden aan Indië heeft gewijd, vergelijkt de Republiek met een paard aan een touw, dat langs den rotsachtigen oever van een rivier een zware schuit moet voorttrekken en doodgebloed zou zijn aan de gekwetste voeten, ware niet een beschermende hoornen korst over zijne arme nagels komen groeien. En, zegt hij, voor de Republiek is de Oost-Indische Compagnie die weldadige hoef geweest. Zoo is het. De Nederlanders waren sedert hun op-
stand tegen Spanje bevangen door een bandeloozen drang naar vrijheid, die zich ook in begeerte naar zoo groot mogelijke zelfstandigheid der deelen, gewesten en steden, uitte. Ware er de nood niet geweest van den Spanjaard, die zoo lang dreigen bleef, men had het rijk van Karel V in zijn van Spanje vrijgeworden gedeelten, in het Noorden dus, geheel in brokjes uiteen kunnen zien vallen. Nu het gevaar tot samenwerking noopte, bleef een zekere eenheid toch bewaard, maar o! zij was zoo slap, al voldeed ze dan ten slotte aan de behoeften van den tijd. Langzamerhand ontstonden in die los samenhangende wereld weer gemeenschappelijke belangen, welke onbewust het gevoel van saamhoorigheid versterkten, de staatkundige eenheid voorbereidend. Hier is nu de Oost-Indische Compagnie een der krachtigste factoren geweest. Zij heeft aan het borduren van het eenheidskleed, dat de Vercenigde Nederlanden ging
BATAVIA, 1619 30 MEI—1919.
G«»lb-T
Dï
101
GEOOTE HOXilAJ^BSCBTE KEEK OP BATAVIA, i exooTi ï r v S i ï m ZI
DE GROOTE HOLI.ANDSCHE KERK TE BATAVIA, NAAR EEN TEEKENING VAN W. ALEXANDER (£- iSoo).
overdekken, naar hartelust mede gearbeid. niaal bezit en het is de vraag, of dit laatste Hare belangen immers raakten alle Neder- voor de wordende eenheid ten slotte niet landers. Al lag haar zwaartepunt in Am- de grootste beteekenis heeft gehad. Het is sterdam, zij gaf ook iets aan de andere ge- denkbaar, dat niettegenstaande het gemeenwesten; een deel der retourladingen zetten schappelijk geloof van de meerderheid der bij aankomst koers naar al de steden, waar Nederlanders de deelen toch die zelfstanhare kamers gevestigd waren. Elk Neder- digheid, die „ware vrijheid" hadden verlander kon in haar dienst treden en het zou kregen, die vooral den regenten in de steden bij een statistisch onderzoek, indien dit moge- langen tijd als een bcgccrenswaatdig object lijk ware, waarschijnlijk blijken, dat het voor oogen heeft gestaan. Het is ook denkpercentage harer dienaren, die niet uit Hol- baar, immers na 1648, dat het Oranje-gezag land afkomstig waren, grooter was dan men ware vervallen. Maar het is ondenkbaar, zich gemeenlijk voorstelt: zooals het bewezen dat de Compagnie zonder den steun van een is, dat aan de kolonisatie van Nieuw-Neder- Staat als dien der Zeven Nederlanden der land in Noord-Amerika een niet onbelang- 17de eeuw haar rijk had kunnen uitbouwen, rijk aantal Gelderschen hebben deel genomen. zooals zij dit gedaan heeft. Denk U een Naast de gemeenschappelijke Calvinis- Indië, afhankelijk van de stad Amsterdam tische kerk, naast het Oranje-gezag, dat zich alleen! Het had in de voor onze kooplieden allengs over de heele Republiek uitbreidde, buitengewoon gunstige conjunctuur der 17e voegde zich door het werk der Nederlanders eeuw misschien kunnen gebeuren, dat de buiten Europa een gemeenschappelijk kolo- toenmalige handelsmctropool van Weste-
IO2
BATAVIA, 1619^30 MEI—1919.
lijk Europa zich voor een oogenblikeen eigen Indisch handelsrijk had gesticht, dit had in zijn kern onmogelijk kunnen beklijven. Neen! de ironie der historie heeft juist gewild, dat de regenten van Amsterdam, deze meest overtuigde voorstanders der „ware vrijheid", toch mede de wegbereiders werden van het ééne en ondeelbare Nederland door hun groot aandeel aan het werk der Oost-Indische Compagnie. Zooals de loop der dingen nu was, is de grondige bezinking van den kern van het werk dezer Compagnie wel mogelijk geweest. Niet echter in den grootschen vorm, dien Coen en zijn eerste opvolgers, v.n. Anthonie van Diemen, er aan poogden te geven. De kentering, waarvan de eerste symptonen reeds vroeger merkbaar waren, begon zich zeer duidelijk te openbaren in de 18de eeuw. Dan verdwijnt de hoogst gunstige conjunctuur, die voor onze economische positie in de vorige van zoo overwegend belang was. Engeland komt tot de volle ontwikkeling zijner krachten. Het heeft Nederland in den oorlog niet kunnen overwinnen, maar raakt het door zijn rijkere hulpbronnen en grootere uitgestrektheid en daaraan geëvenredigd inwonerental vanzelf voorbij. Frankrijk volgt, en meer andere landen eveneens, op een afstand. Wanneer in het midden der 18de eeuw de gelegenheid zich voordoet, om binnen te dringen in Voor-Indië, waar het rijk van den Groot-Mogol van Delhi in verval is geraakt, vertegenwoordigen Frankrijk en Engeland er Europa en na veel strijd valt het den Engelschen toe. Nederland, hoe groote handelsbelangen het ook in VoorIndië bezat, deed aan den strijd niet mede, evenmin als Portugal, dat de oudste Europeesche rechten hier kon geacht worden te bezitten, maar reeds'lang van uitbreiding had afgezien. Dit teekent de nieuwe situatie. De Compagnie was niet in staat overal de concurrentie met de machtiger volkeren vol te houden, evenmin als dit de Nederlandsche koopman meer overal in Europa kon. De buitenkwar-
tieren, d.w.z. de handelsgebieden buiten den Indischen Archipel, raakten in het gedrang. Reeds in 1741 bepleitte de GouverneurGeneraal Van lmhofi de noodzakelijkheid tot inkrimping der kantoren in Voor-Indië, Perzië en Arabië. Java, „de beste paerle", moest het centrum van de werkzaamheid der Compagnie blijven met Makassar en Ternate als „sleutels van ense specerijen", met Sumatra's Westkust, de Molukken en Ceylon; Malabar, Malakka, Palembang, Djambi en Timor zouden als buitenposten kunnen dienen. Van Imhcffs voorstel in deze maakte een deel van een algemeen hervormingsplan, dat natuurlijk onuitgevoerd bleef, zooals zoovele dergelijke plannen van onze 18de eeuw, die alleen een merkwaardige getuigenis afleggen van het besef bij een zeker aantal Nederlanders, dat vernieuwing noodig was, en tevens van de onmacht der Nederlandsche gemeenschap van toen, om deze inderdaad in vele opzichten noodige verjonging tot stand te brengen. Het 18deeeuwsche Nederland heeft niet de kracht bezeten, om met het veranderen van het getij de bakens te verzetten: dit is zijn zwaarste zcnde! Maar de inkrimping, waarvan Van Imhoff sprak, kwam er toch. Zij voltrok zich als van zelf. En nu was dit hierbij de hoofdzaak, dat de Oost-Indische Compagnie zich meer en meer in den Indischen Archipel begon te concentreeren. Hier had zij van ouds gewichtige belangen. Hier hadden zich hare handelsrelatiën ontwikkeld in een vorm, die oorspronkelijk niet bedoeld was, maar een noodzakelijk gevolg der omstandigheden schijnt. De aard van de handelsbetrekkingen der Compagnie in verschillende deelen van den Archipel, gebaseerd op en het recht van alleenhandel, leidde van zelf tot allerhande bemoeiingen met de Indische rijkjes en rijken, waarmede contracten waren gesloten, want deze moesten immers gehandhaafd. De bemoeiingen werden tot ingrijpingen in het bestuur. De Compagnie werd nolens volens van koopman
BATAVIA, 1619—30 MEI—1919. regeerder. De ontwikkeling vertoonde zich het eerst op Java, dat in het midden der 18de eeuw aan het gezag der Compagnie enderworpen was, hier met geheele terzijde stelling van de Indische machthebbers; daar met sterke beperking hunner souvereine rechten. Op verscheidene andere plaatsen bezat de Compagnie toen cok reeds andere
103
Nederland tenslotte alles buiten den Archipel aan Engeland afgestaan. Engeland heeft ons werk in Azië overgenomen, in andere vormen, evenals onze grootmachtsstelling op handelsgebied in Europa. Dit schijnt ons nu een natuurlijke loop van zaken. Maar vraagt niet, wat Coen gevoeld zou hebben, indien hij had kunnen vermoeden, dat
HET STADHUIS TE BATAVIA.
dan alleen handelsrechten. Hier is het reeds ver gevorderde begin van het proces, dat eerst in onzen tijd zijn voltooiing nadert: de onderwerping van den geheelen Archipel aan het Nederlandsche gezag. Inmiddels was dat andere proces, dat de inkrimping tot den Archipel beteekende, reeds lang geheel afgeloopen. Door oorlog in den Franschen tijd, later bij vrijwillige overeenkomst heeft
de ,,superbe natie" zijn volk zóó de loef zou gaan afsteken. Voor de positie van Nederland in den Archipel was en is Batavia het aangewezen middelpunt. Ziet men nu in, waarom wij het gelukkig noemden, dat het algemeen rendez-vous in 1619 hier terecht kwam ? Stel het ware op Malakka aangelegd, zou dan het nu noodzakelijk schijnend verlies
104
BATAVIA, 1619—30 MEI-1919.
tevens hunne koetshuizen en stallen. Hare „lijnrechte strel king", die ze met alle andere grachten en straten gemeen heeft, geeft haar een groote schoonheid en „aangenaamheid", waardoor ze, ofschoon minder fraai bebouwd en minder breed, in „vermaakelijkheid" de Amsterdamsche grachten overtreft. De beplanting met fraaie „canarie"- en allerlei andere bloemdragende boomen draagt tot dit fraaie uiterlijk bij. Zeer levendig is de aanblik omstreeks vijf uur in den middag, wanneer de meeste lieden van aanzien op hunne stoepen of op banken aan den waterkant zich met hunne vrienden verlustigen in een pijpje en een kopje thee. Prachtige gewoonte, meent onze beschrijver, dien wij hier volgen, gunstig onderscheid met Holland, waar men in het beste gedeelte van het jaar deze schoone paleizen meest onbewoond en gesloten vindt. Hij moet gevoel gehad hebben voor den schilderachtigen aanblik, dien dit gemoedelijke samenzijn opleverde. Maar er waren ock bezwaren, zooals overal op deze wereld. De muggen in oneindige zwermen en soortgelijk ongedierte werden door het lommer even goed aangetrokken als de menschen. Het stof veroorzaakte al evenveel last. Dan waren de grachten, eens vol schoon water, na de aardbeving van 1699, minder van water voorzien, in den wintertijd zelfs droog, zoodat ze jaarlijks moesten worden -uitgebaggerd. Stank en kwaadaardige ziekten kwamen er uit voort. Middelen ter bestrijding werden wel aangewend, maar hielpen toch niet afdoende. Het eenig afdoende middel was de exodus naar den omtrek. Het werd reeds sterk in praktijk gebracht. Wanneer men door de Diestpoort en de Nieuwpoort de stad verliet, kwam men aan de Waterplaats, het Molenvliet, en den weg naar Jakatra. Deze wegen waren reeds alle versierd met „uitEr waren omstreeks 1780 te Batavia 678 muntende buitenplaatzen en plaiziertuinen, groote en 1315 kleine Hollandsche huizen, welke eene aaneenschakeling van aardsche terwijl er in de voorsteden wel 5220 werden paradijzen vormen". Hier was de lucht veel aangeiroi'fen. Ziet nu de Tijgergracht, de gezonder en er was water te over. Maar zij, schoonste \an geheel Batavia. De voordie in dienst der Compagnie waren, konden naamste burgers, die hier wonen, hebben er van de stellingen buiten den Archipel voor de positie hier ook zonder bedenkelijke gevolgen gebleven zijn ? Nu kon men bij de concentratie in den Archipel zonder veel bezwaar zich op zijn hoofdvestiging retireeren. Bij een eventueel verlies eener hoofdvestiging, die op Malakka had gelegen, zou het Nederlandsche gezag in heel Azië, den Archipel inbegrepen, op het spel hebben gestaan. Een Nederlandsen gezag in het betrekkelijk beperkte gebied van den Archipel heeft het Engelsch wereldrijk zonder veel bezwaren willen dulden. Engeland heeft (in 1824) den Archipel inderdaad als Nederlandsch machtsgebied erkend. En voor de kleine mogendheid bleef het toch een taak, die groot en grootsch genoemd mocht worden, om dit gebied te beheeren — een taak, die meer in overeenstemming was met de positie in Europa, zooals deze zich normaliseerde, dan de aanvankelijk door de Compagnie aanvaarde. Het is de volgroeide stad Batavia, die getuige is van dezen ommekeer. De ,.beroemde Weereldstad" noemt haar hare geestdriftige geschiedschrijver van 1772, die haar beschrijft met een liefde en een uitvoerigheid als die in zoo menige Nederlandsche stadsbeschrijving der 18de eeuw treft: „gelegenheid, opkomst, voortreffelijke gebouwen, hooge en laage regeering, geschiedenissen, kerkzaeken, koophandel, zeden, luchtsgesteldheid, ziekten, dieren en gewassen" — dit alles kreeg zijn beurt. En men krijgt wel den indruk van het echt-Hollandsch karakter, dat Coen's stichting in de tropische omgeving behouden had: het was een stuk dier Nederlandsche stadscultuur, die in de 18de eeuw ook in het moederland een hoogtepunt had bereikt.
BATAVIA, 1619—30 MEI—1912. het vermaak hunner buitenhuizen niet dan zeer afgebroken genieten en hadden zelden gelegenheid erlang te vertoeven, „'t geen te beklaagen is", verzucht onze humane beschrijver, want menig lijder zou „indeeze vermakelijke oorden" zijn verloren gezondheid gemakkelijk terug kunnen krijgen. De 18de eeuw had nog niet zoo ver durven doortasten, als hare opvolgster heeft gedaan. In dezen tijd was het Kasteel nog het middelpunt van de bedrijvigheid der Compagnies dienaren. Binnen zijn muren lag het paleis van den Gouverneur-Generaal met een groote audientie-zaal
105
gang had men door een Voorpoort, waardoor men op het Buitenplein kwam, beplant met tamarindeboomen, waartusschen een breede laan was opengelaten, waarlangs drie koetsen naast elkander konden rijden. Tot het binnenplein mochten alleen de koetsen der Raden van Indië rijden over een der beide bruggen; die van andere bezoekers moesten op het buitenplein blijven wachten.
Men wordt hier levendig herinnerd aan het Hof in Den Haag en de gebruiken, welke er golden: BataviaverccnigdeDen Haag en Amsterdam in zich. In tegenstelling tot Coen's tijd was nu ook de Westelijke oever — versierd met pieken en helleder groote rivier baarden, met rekbewoond, Ook ken vol schiethier vond men geweer, met schilHollandsche wijderijen en verken, maar tevens overde vaandels Chinecsche. Het aantal zonen van — ook met de verhetHemelscherijk, gaderzaal van de dat in de stad Raden van Indië. FI.ATTK GROND VAN HATAVIA (1788), UIT EEN VERZAMELING woonde, was echOok lagen er VAN PLATTEGRONDEN VAN E. F. REIMER. ter nadengrooten de vergaderkamer van den Raad van Justitie, de kerk.en tal en schandelijken moord van 1740 vrij wat van andere huizen, hetzij ter bewoning, hetzij afgenomen; de meesten waren nu in de Chivoor stalling of ander nuttig gebruik. Toe- neesche wijk buiten de stad gevestigd. Hier LVI1I. Elseviers No. 8.
io6
BATAVIA, 1619—30 MEI—1919»
vond men belangrijke markten, o.a. voor terwijl een plaats van hooger orde, een seporcelein, voor bloemen en ook voor slaven. minarium, wegens te hooge kosten, ontDe stad bezat nu een fraai stadhuis, meer ruimd was, — maar wij zullen onze opsomdan eens herbouwd en voorzien van verschei- ming niet verder voortzetten. De indruk, dene ruime vertrekken, waaronder de Raad- dien wij wilden geven, dat Batavia sterk in of Schepenskamer uitmuntte, „versierd met Hollandsen gewaad was gedost, is toch wel kostelijke stoelen, kussens en een tapijt, 't bereikt. welk over een lange tafel is gespreid". Tout Het geheel vormde ook nu nog een vesting comme chez nous! Boven op een uitgebouwd met muren en grachten. Maar hier had men rondeel zag men verscheidene fraaie „sie- den tijd niet bijgehouden. De wallen, klaagt raden van ijzer", voorstellende de Gerech- onze beschrijver, zijn zonder eenige buitentigheid met een werken en de meeszwaard in de rech- • te bastions van geter- en een schaal brekkig maaksel. in de linkerhand. De stad mocht al Rechts hiervan het voldoende versterkt merk der Compag- . zijn, om een leger nie, de letters V.ü. Javanen of andere I.C., en links het Oosterlingen het wapen van Batahoofd te bieden, via, „zijnde een die evenmin in uitgetogen zwaard, krijgskunst waren dat met de punt vooruitgegaan, als door een lauwerde Compagnie de krans steekt". Bo- , ontwikkeling der ven de gerechtig- ' vesting-bouwkunde heid vertoonde zich na Coen's dood had de Hollandschc . gevolgd, tegen een Leeuw met het . Europecsche gerezwaard in den gelde belegering eenen en den bunzou zij niet bestand del dei zeven pijlen blijken, profeteerin den anderen ; de hij. klauw. Er stond De voorspelling WAPEN VAN DE COMPAGNIE. een toren op met . ging spoedig in vereen vrouwenbeeld, ''ongeveer van dezelfde vulling. Toen in den Franschen tijd de Engelhoogte als de toren van het stadhuis van schen onze bezittingen buiten Europa één voor Amsterdam. Moet een Hollander zich ook één wegnamen en zij eindelijk in 1811 ook den aanval op Java openden, gaf de verhier niet goed thuis hebben gevoeld? Er waren in de stad verscheidene kerken, dediging Batavia zonder strijd prijs. Zij conwaaronder de groote achthoekige kerk der centreerde zich te Meester Cornelis, maar Nederduitsche gemeente aan den Westkant kon ock hier niet veel verweer bieden. Van van het Stadhuisplein natuurlijk de voor- 1811 af verving de Engelsche vlag ook op naamste was. Er was nog veel meer, dat de Java voor eenige jaren de Nederlandsche, aandacht van den bezoeker waard was — die zij, op enkele schuilplekjes na, overal een spinhuis, „tot beteugeling van lichtvaar- buiten Europa verdrongen had. dig vrouw volk aangelegd" en druk bezocht, In Europa deed dit toen de Fransche.
BATAVIA, 1619—30 MEI—19191
107
Maar vóórdat Napoleon tot de inlijving was verloren gaat, behoort het niet meer aan de overgegaan, had de Fransche invloed mach- Compagnie. Deze was in het begin van den tig op Nederland gewerkt en ook dingen revolutie-tijd hare West-Indische zuster gemede helpen tot stand brengen, die als wezen- volgd, die, reeds lang in staat van latent lijke weldaden moeten beschouwd worden. faillissement verkeerende, nog door de oude De revolutie van 1795 had van Nederland Republiek was opgeheven. Schulden en met steun van den Franschen bondgenoot baten van beide waren aan den Staat geeen eenheidsstaat gemaakt. Eindelijk ging trokken, die daardoor zelf koloniale modaarmede dat in vervulling, waaraan de be- gendheid werd. hoefte onbewust reeds lang had bestaan en Van zelf komen de koloniën aan den Staat waarvan de mogelijkheid in den loop der terug, wanneer Engeland na Napoleon's val 18de eeuw sterk toegenomen was. Maar o! het besluit het grootste deel er van aan Nederheeft den Nederlanders zooveel moeite ge- land terug te geven. Nu is, voor zoover kost de middelpuntOost-Indië betreft, vliedende krachten [ • . ' . • • de positie gehéél de baas te worden j in den Archipel geen een stuk hunner j . concentreerd. Hier dierbare vrijheid ' blijft Batavia het aan het geheel af • natuurlijk middelte staan. De bepunt, tot op dit langengemeenschap oogenblik toe, hoegroeide al uit, de veel er in de uitnood tot aaneen- | wendige omstansluiting der deelen digheden der stad werd al grooter, • in de 19de eeuw toen de staten om veranderd moge ons heen in kracht : zijn. De ontwikketoenamen. Toch is ; ling naar buiten een sterke stoot van is voortgegaan en buiten noodig gedoor de betere verweest, om het cc- . . keersmiddelen der ment der staat19de eeuw sterk WAPEN VAN MTAVIA. kundige eenheid te bevorderd. De schildoen aanbrengen. Hoe los het eerst was, derachtige aanblik van de reede is verhoe weinig de Nederlanders als volk zich dwenen: de haven van Tandjong Priok één gevoelden, niemand heeft er toch bergt sedert de 8oer jaren de groote stooooit meer ernstig aan kunnen denken het mers, die nu het verkeer met het moegebouw weer uit de voegen te nemen. derland onderhouden. De vestingwerken en Heel anders dan in Zwitserland, waar de het Kasteel bestaan niet meer. Verscheidene Fransche revolutie ook een eenheid be- grachten zijn gedempt en het pijpjesrooken werkte, die echter te kunstmatig bleek, zoo- en theedrinken onder de lommerrijke boodat ze niet beklijfde. Dat dit in Nederland men heeft uit. Kantoren, pakhuizen en rewél het geval kon zijn, daartoe heeft — het geeringsgebouwen hebben de overhand in worde nog eens herinnerd — Batavia, als de straten; het fraaie stadhuis staat geluksymbool van Iadië genomen, het zijne bij- kig nog overeind. Er is, om het kort te zeggen, gebeurd, wat de 19de eeuw met zoo gebracht. Wanneer Indië tijdelijk voor Nederland menige Hollandsche stad ook gedaan heeft:
io8
BATAVIA, 1619—30 MEI—1919.
in de 19de eeuw uitermate duidelijk. Al dadelijk tijdens de regeering van Koning Willem I zijn er de oprichting van de Nederlandsche Handelmaatschappij en de invoering van het cultuurstelsel te noemen, in hunne gevolgen gebeurtenissen van zulk een beteekenis als..., ja, welke andere eigenlijk uit de dagen van dezen koopman-koning ? De oprichting van de Handelmaatschappij kwam voort uit het bewustzijn, dat het traag zich herstellende economische leven — na de zware slagen van den Franschen tijd —• behoefte had aan steun van regeeringswege, die zij dan ook in ruime mate ondervond. Het cultuurstelsel, in zijn opzet niet onrechtmatig volgens toen heerschende begrippen, wat het wel in de wijze van toepassing werd, uit de gedachte, dat Nederland financieel voordcel van Indië moest hebben. In hun aanvangsstadium staan ze met elkander in nauw verband: de bloei van de Handelmaatschappij begint pas, wanneer zij de Indische producten als retourvracht te vervoeren krijgt. Hunne uitwerking voor de verdere Ncderlandsche ontwikkeling is vooralsnog niet gemakkelijk te schatten. De Handelmaatschappij brengt de bevordering van den Nederlandschen scheepsbouw, van de Nederlandsche, speciaal ïwentsche, textiel-industrie, brengt verbetering in den stand der Nederlandsche financiën en vermeerdering van de Nederlandsche kapitaalkracht. In dit laatste ligt, vooral op den duur, wanneer hare banden met de regeering Hier raken wij aan de hoofdbeteekenis, doorgesneden worden, hare grootste beteedie Indië voor Nederland altijd nog heeft. kenis. De Handelmaatschappij schijnt voor Indië schenkt ons steeds nieuwe opgaven, Nederland het begin te vormen van de modie ons als natie voor grootsche dingen stel- derne groot-kapitalistische ontwikkeling, die len. Indië behoedt er ons voor, in zelfgenoeg- een der merkwaardigste economische verzaamheid te verzinken, gevaar, waaraan een schijnselen der 19de eeuw is. Het zich geklein land van nature bloot staat. Het ver- makkelijker aanpassen van Nederland aan heft onze internationale positie en maakt, de groote stroomingen in de internationale dat wij in de wereld meer mee tellen dan wereld, dat men vooral na 1870 op verblijDenemarken of Zweden of Zwitserland. Zonder dende wijze kan constateeren, moet hierIndië zouden wij ook in de 19de eeuw een veel mede oorzakelijk samenhangen. minder gevulde geschiedenis hebben gehad. Het cultuurstelsel heeft Nederland voor In economisch opzicht spreekt de invloed een bankroet helpen bewaren in de jaren na er het woon-gedeelte verruimen en verbeteren, daar in zeer sterke mate, omdat de gezondheid dit eischte. Maar zou hierom Batavia voor ons bewustzijn minder belangrijk worden dan het in den tijd der Compagnie was ? Immers neen! Evenmin als Amsterdam bij alle verandering ia het binnengedeelte der stad opgehouden heeft centrum van het Nederlandsen volksleven in Europa te zijn. Ook nu blijft Batavia Indië verzinnebeelden. En Indië's beteekenis is er voor Nederland waarlijk niet kleiner op geworden. De in den Archipel geconcentreerde stelling beantwoordt aan die van het land in Europa, dat zich reeds lang tevreden heeft leeren stellen met een bescheiden rol op het staatkundig tooneel. Geen wereldpolitiek meer. Geen verlangens naar uitbreiding, ook niet in Indië, want wat hier in de 19de eeuw in deze richting schijnt geschied, is alleen bevestiging van in kiem reeds lang bestaand gezag, bevestiging, die én onze positie in Indië zelf én de buitenlandsche verhoudingen noodzakelijk maakten. Het is de consequentie van onze historische ontwikkeling en een uitermate gelukkige consequentie. Immers zij heeft gewild, dat het Nederlandsch-Indische rijk in Azië daar een positie inneemt tusschen de groote mogendheden, zooals Nederland zelf dit in Europa doet. Het is een waarborg voor zijn voortbestaan, op voorwaarde dat Nederland zich zijne plichten bewust is.