PROGRAMMAPLAN BIOBASED ECONOMY 2012 – 2016
Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
1
Inhoudsopgave: Pagina 0. Samenvatting
3
1. Inleiding
5
2. Hoofdlijnen EU – en rijksbeleid en de roadmap van de NOM.
7
3. Uitgangspositie Biobased Economy in Zuidoost-Drenthe.
9
4. Ontwikkeling Biobased Economy Regio Zuidoost-Drenthe
12
5. Programmalijnen, speerpunten, acties en afspraken
16
6. Financiën, personele capaciteit en organisatie
20
7. Communicatie en PR.
26
Bijlagen: 1. Beleidsomgeving Europa, Rijk en Noord Nederland 2. Begroting voor BioBased Economy- Groene Chemie & Agribusiness 3. Doelstelling van Center of Open Chemical Innovation 4. Organisatie en samenwerkingsrelaties Agro en Chemie
Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
2
Samenvatting Dit Programmaplan geeft een overzicht van de ontwikkeling die biobased economy doormaakt op de verschillende schaalniveau’s, van Europa tot en met de eigen regio Zuidoost-Drenthe. Biobased Economy (afgekort BBE) en ook wel Bio-economie genoemd, leeft en maakt een snelle groei door. Echter is ook duidelijk dat aan de andere kant nog een lange weg te gaan is voordat er sprake is van een volledig “groene” economie. In een biobased economy staat het (zo efficiënt mogelijk) gebruiken van biomassa en reststromen centraal. Biomassa kan, mits duurzaam geproduceerd en benut, zichzelf blijven hernieuwen. Biomassa heeft de unieke eigenschap dat het gebruikt kan worden voor toepassingen waar koolstof onmisbaar is, zoals vloeibare brandstoffen, chemicaliën en materialen. Vanuit Europese programma’s en door de rijksoverheid met haar topsectorenbeleid wordt krachtig ingezet op het innoveren van diverse bestaande productieprocessen, met ondermeer de bedoeling om die te vergroenen. Dit draagt bij aan klimaatdoelstellingen, waaronder reductie van CO2 en vermindering van afval resp. voorkomen van uitputting van grondstoffen. Voor de regio Zuidoost-Drenthe liggen er prachtige kansen om een belangrijke bijdrage te leveren aan de nieuwe bio-economie. In Zuidoost-Drenthe zijn binnen de BBE de (top)sectoren Agro & Food, Tuinbouw en uitgangsmaterialen en Chemie goed vertegenwoordigd. In ZuidoostDrenthe en in de aanpalende Veenkoloniën is een groot landbouwareaal aanwezig. In Emmen is er een belangrijk tuinbouwcluster en zijn er enkele grote en meerdere middelgrote en kleine chemiebedrijven, gevestigd op het industriepark Emmtec, die zich bezig houden met chemie en met vergroening van chemie (biopolymeren, biopolyesters en biocomposieten). Wat belangrijk is voor de markt, is of producten gemaakt op basis van biomassa kunnen concurreren met bestaande producten. Daar komt bij dat ‘des te meer toegevoegde waarde biomassa heeft in een keten, des te grotere waarde het ook in de markt heeft’ (dit heet de waardeketenbenadering). De markt bepaalt dus de waarde van de toepassing, waarbij gebruik gemaakt wordt van biomassa. In dit plan komt aan de orde dat er voldoende marktpotentieel is om stapsgewijs over te gaan naar vergroening van productieprocessen. Het Programmaplan beslaat een periode van 4 jaren: 2012 – 2016 en geeft naast een beeld van zaken als beleidscontext en kansen voor de regio ook aan om welke concrete zaken het uiteindelijk moet gaan: namelijk zaken als programmalijnen, projecten, businesscases, financiën, organisatie en communicatie/PR. De focus wordt daarbij gelegd op de rol en inbreng van de gemeente Emmen in het proces van ontwikkeling van het cluster Groene Chemie. De bio-economie in Zuidoost-Drenthe concentreert zich op (groene) chemie, land- en tuinbouw als groene grondstof leverancier. Uit onderzoek is gebleken dat wil vanuit de regio, met Emmen als centrale stad, groene chemie zich (krachtig) ontwikkelen er een aantal bouwstenen aanwezig moeten zijn die alle bijdragen aan die beoogde ontwikkeling. Dan gaat het om een ‘aanjaagorganisatie’, uitstekende labfaciliteiten (Emmtec services, Stenden, API), coaching en begeleiding voor startende ondernemers, om communicatie en PR, om verdere opleidingsmogelijkheden op MBO en HBO-niveau t/m masteropleidingen. Aan al deze bouwstenen wordt ondertussen hard gewerkt om die te realiseren. Wat daarbij geweldig gaat helpen is de status van COCI (Center of Open Chemical Innovation), die Programmaplan Biobased Economy 3 Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
Emmen (Stenden Hogeschool, Emmtec bedrijvenpark etc.) heeft gekregen van de topsector chemie; dit vanuit een samenwerking met Zwolle. Dit moet leiden tot een unieke samenwerking. Voor het cluster vezelchemie geldt dat bezoeken aan en gesprekken door daartoe aangestelde kwartiermakers met diverse bedrijven in Nederland en Duitsland hebben uitgewezen dat er serieuze belangstelling bestaat om actief te participeren in een zgn. groene vezelchemiecluster. Om deze belangstelling concreet vorm te geven wordt een formule voorgesteld waarin bedrijven zich aan dit cluster verbinden door middel van de inbreng van kennis, faciliteiten en/of voorzieningen. Daarmee beschikt het cluster over capaciteit en deskundigheid om met en voor de deelnemende bedrijven nieuwe business initiatieven te identificeren, te ontwikkelen en te realiseren. Met als uiteindelijk doel het vergroten van de marktkansen, verwachten deelnemende bedrijven van het cluster een actieve rol in het opzetten van grotere, bedrijfsoverschrijdende projecten. Vaak gaat het om ketenprojecten waarin samengewerkt gaat worden tussen bedrijven uit de gehele keten, van grondstoffen (vezels, granulaten, compounds), halffabricaten tot eindproducten. Het cluster bindt de deelnemende bedrijven en instellingen rond de volgende programma’s: • • • •
PLA-vezels (Polymelkzuur, hernieuwbaar) BioPET keten (Polyester, partieel hernieuwbaar en volledig recyclebaar) Eiwit-garens (hernieuwbaar) Composieten-toepassingen
Met de land- en tuinbouwsector, samen met verwerkende industrie, zijn verschillende innovatie samenwerkingsprojecten gestart, en is er een bijbehorende organisatiestructuur die dit aanstuurt en faciliteert. Naast de lokale ondernemers zijn Stichting STEM en de Proeftuin (BCK) daarin belangrijke spelers. Het platform, dat gevormd is vanuit de tuinbouwsector en gelieerde biobased-ondernemers , heet het Innovatieplatform ‘Biobased & Agribusiness‘ (voorheen bekend als PGA&I), met als ondernemersnetwerken Plant Value en SMART Greenhouse. Een aantal aansprekende voorbeelden van projecten die gaan over plantinhoudstoffen en wat je daarmee kunt bereiken (zie ook http://www.ikdrenthe.nl/initiatieven/biobased-agribusiness/projecten): Digitalis: Deze plant bevat een stof voor medicijnen (hart- en vaatziekten) en is van groot belang voor de farmaceutische industrie. Tobesimato: “slanke tomaat” met smaak, heeft interesse vanuit de voedingsmiddelenindustrie en supplementensector. Voor beide ontwikkelprocessen geldt dat de rol en betrokkenheid van het bedrijfsleven van cruciaal belang is. Zij staan aan het stuur. Het is al lang niet meer een kwestie waarin overheden het voortouw nemen of het alleen doen. Tijden zijn veranderd en de brede wens is om als partners (Ondernemers, Onderwijs, Onderzoek, Overheid) samen op te trekken en één gezamenlijke agenda te maken. Het leggen van verbanden (crossovers) is één van de uitdagingen, waar steeds meer naar gezocht gaat worden. Daarin zijn veel win-win situaties te bereiken. Dit is ook bij uitstek de wens en inzet van de Gemeente Emmen. Geconstateerd kan worden dat we in gezamenlijkheid op de goede weg zijn en het naar de toekomst toe aan komt op vasthoudendheid, je zelf durven profileren met dat waar je goed in bent (DNA van Drenthe). De Gemeente Emmen zal zich krachtig inzetten in het ondersteunen van genoemde ontwikkelingen zowel binnen de groene chemie als binnen de land- en tuinbouw. Ook het versterken van netwerken en soms deze formaliseren, om daarmee de regio ook een gezicht te geven, is een must.
Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
4
Inleiding Er liggen volop kansen voor de Biobased Economy in (de regio Zuidoost)-Drenthe. In ZuidoostDrenthe zijn goede tot uitstekende randvoorwaarden aanwezig en de wil tot samenwerking is er om er een succes van te maken. De gemeente Emmen wil zich er hard voor maken deze kansen, samen met alle partners, zo veel mogelijk en zo goed mogelijk te benutten. 1.1. Wat is eigenlijk een Biobased Economy en welk doel wordt beoogd met de overgang naar een Biobased Economy? De BBE betrekt zijn grondstoffen zo veel mogelijk uit de levende natuur (biomassa, ‘groene grondstoffen’) als onderdeel van een duurzame economie. Een economie die steeds minder afhankelijk wordt van fossiele brandstoffen, waarin grondstoffen niet worden uitgeput en die toewerkt naar sterk verminderde uitstoot van CO2 en andere gassen. Een hoog ontwikkelde BBE gebruikt groene grondstoffen in de eerste plaats voor de productie van food, feed en farma en daarna (of gelijktijdig in de vorm van reststromen) voor chemicaliën en materialen, en voor energie. Dus cascadering in de waardeketen. Dat gebeurt op zo’n manier dat de concurrentie met de voedselvoorziening wordt geminimaliseerd en er randvoorwaarden zijn gesteld aan de effecten op landgebruik bij de productie van groene grondstoffen (biodiversiteit, broeikasgasemissies, lokale bevolking, sociale aspecten). Alleen een BBE die voldoet aan de randvoorwaarden van duurzaamheid kan een bijdrage leveren aan verhoging van landbouwproductie, optimaal (her)gebruik van biotische grondstoffen, bescherming van bossen, natuur en biodiversiteit en verbetering van arbeidsomstandigheden en welvaart1. De onderstaande piramide van de ‘waardeketen’ of ‘biocascadering’ geeft aan dat de toegevoegde waarde van biomassa wordt bepaald door de toepassing. Bij een goede marktwerking vertaalt deze toegevoegde waarde zich ook in een hogere waarde die aan de biomassa wordt toegekend. In dit document zullen de begrippen Biobased Economy en Bio-economie beide gebruikt worden omdat het over hetzelfde gaat en beide begrippen in de literatuur terug komen. 1.2. Doel van het Programmaplan Dit Programmaplan wil de kansen benutten voor de verdere uitbouw van de biobased economy als dwarsdoorsnijdend thema van de topsectoren: chemie (innovatie, nieuwe materialen, duurzaamheid), energie (behalen klimaatdoelen, vermindering afhankelijkheid fossiele grondstoffen), de agrofood (duurzame biomassaproductie, bioraffinage, benutting en verwaarding van reststromen), de logistiek (Rotterdam als Bio-port, Dryport Emmen - Coevorden), de tuinbouw (uitgangsmaterialen, inhoudsstoffen en verwaarding reststromen) en life sciences .
1
Bron: ‘Een punt op de horizon’, Aanzet voor een intersectoraal Businessplan Biobased Economy, 14 juni 2011
Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
5
De gemeente Emmen wil een initiërende en stimulerende rol vervullen naar markt- en kennispartners om samen de kansen te benutten en inhoud te geven. De gemeente doet dat door partijen te verbinden rondom gezamenlijke ambities, doelen en te behalen resultaten. Daarin trekt ze nauw op met de Provincie Drenthe als overheidspartners.
1.3. Proces Hoe wordt er gewerkt bij de verdere uitvoering van de in dit Programmaplan genoemde doelen, programmalijnen? Het proces ontwikkelt zich nu duidelijk in de richting van samen optrekken als sleutelpartijen zijnde Stenden Hogeschool, Stenden PRE, PlantValue, Provincie Drenthe, NOM, MKBbedrijven en gemeente Emmen. Samen zullen we een vorm vinden waarin het overleg en besluitvorming zijn plek krijgt, hetzelfde geldt voor het maken van een overall programma en concrete projecten. De beweging die wordt gemaakt en de energie die er nu aanwezig is zijn belangrijke randvoorwaarden voor succes. De gemeente Emmen samen met de provincie Drenthe faciliteren dit proces, o.a. door de aanstelling van aanjagers (kwartiermakers en innovatiemanagers).
1.4. Inhoud Programmaplan BBE Dit Programmaplan BBE brengt heel kort in beeld welke beleidsvisies en uitgangspunten vanuit Europa (Brussel) en Rijk van toepassing zijn voor de te ontwikkelen biobased economy in de regio Zuidoost-Drenthe, vervolgens wordt een schets gegeven van het perspectief voor de eigen regio voor de komende jaren. Daarbij worden lijnen doorgetrokken van de al in gang gezette initiatieven in de breedte van de biobased economy, met een zwaar accent op de ontwikkelingen binnen de Chemie, Agro&Food, en de Tuinbouw. Hoofdstuk 2 gaat in op de hoofdlijnen van EU- en Rijksbeleid en de Roadmap van de NOM. Hoofdstuk 3 gaat in op de uitgangspositie van de Biobased economy in Zuidoost-Drenthe. Hoofdstuk 4 gaat in op welke ontwikkeling van de Biobased economy wordt voorzien in ZuidoostDrenthe. Hoofdstuk 5 gaat in op de concrete inhoud van BBE verwoord in Programmalijnen, speerpunten, acties en afspraken. Hoofdstuk 6 gaat in op welke organisatie, financiën en personele capaciteit nodig is en welke impact wordt verwacht. Hoofdstuk 7 tenslotte gaat in op het belang van communicatie, PR/marketing en lobby.
Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
6
2. Hoofdlijnen EU- en Rijksbeleid en de Roadmap van de NOM. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens kort ingegaan op wat vanuit Brussel (Europees beleid) en vanuit Den Haag (rijksbeleid) wordt gezegd over de biobased economy. Aansluitend komt de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij aan de orde die de opdracht heeft gekregen van de drie noordelijke provincies om een roadmap te ontwikkelen in SNN verband.
- Europa De Europese Commissie (EC) geeft aan dat de Europese bio-economie een omzet vertegenwoordigt van 2000 miljard euro en goed is voor 22 miljoen banen of 9% van de werkgelegenheid in de Unie. Volgens ramingen zou elke euro die de EU in bio-economisch onderzoek en innovatie investeert, tegen 2025 jaarlijks een toegevoegde waarde van 1 euro in de bio-economie genereren2. -Rijk Het rijk heeft vanuit haar topsectorenbeleid de biobased economy aangewezen als ‘doorsnijdend’ thema van de negen topsectoren waar de overheid haar economisch beleid op focust. Belangrijke kaders zijn: het document ‘Een punt op de horizon’, aanzet voor een intersectoraal businessplan biobased economy’ juni 2011 en als vervolg daarop het innovatiecontract ‘Groene Groei, van biomassa naar business’. Dit zijn resultaten van een gezamenlijke inspanning van de topsectoren die direct betrokken zijn bij de transitie en wordt door hen gedragen. Het betreft de sectoren chemie, agro&food, tuinbouw, logistiek, energie en water. Zij delen de ambitie dat Nederland leiderschap neemt in deze transitie. De biobased economy doorsnijdt alle sectoren, maar de inspanning om te komen tot een gezamenlijk businessplan is gecoördineerd door de topsector chemie. De sterke positie van de Nederlandse chemische sector blijken uit de harde cijfers3 over zijn omvang en impact. In 2010 werkten er ongeveer 64.000 mensen in de chemische industrie, na de voedings- en genotmiddelensector is chemie de grootste industriële werkgever. De sector genereerde in 2010 een omzet van € 47 miljard per jaar.4 In samenwerking met het bedrijfsleven en kennisorganisaties is door het kabinet gewerkt aan een vraaggestuurde middellange termijn benadering voor kennis en innovatie via het Innovatiecontract voor de Biobased Economy “Groene Groei”. Een dynamische agenda waarin de ambitie van het bedrijfsleven helder staat verwoord. Voor de verdere uitwerking is er het TopKonsortia Innovatie en Kennis Biobased Economy (TKI BBE), van waaruit regie wordt gevoerd met betrekking tot de samenwerking, kennisuitwisseling, synergie en valorisatie over de verschillende biobased onderdelen binnen de topsectoren. Daarbij zullen bedrijven uit de sectoren, kennisinstellingen en overheden gezamenlijk moeten optrekken. Twee voorwaarden zijn vanaf het begin essentieel: maximale verwaarding van de groene grondstof én duurzaamheid. Gerichte en samenhangende innovatie op vele terreinen is de beste manier om deze twee doelstellingen te realiseren.
2
‘Innovating for Sustainable Growth: A bioeconomy for Europe’, Communication of the European Commission, 2012 Bron: cijfers uit het jaarverslag van het VNCI (Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie) van 2010 4 Bron: Actieagenda topsector Chemie, juni 2011. 3
Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
7
- Roadmap NOM In opdracht van de Noordelijke Investerings- en Ontwikkelingsmaatschappij, NV NOM, is het document ‘De biobased economy in Noord Nederland’ tot stand gekomen. Vooral de kansen voor Noord Nederland zijn helder in beeld gebracht waarbij ondermeer van belang is te weten wat de sterke kanten van Noord Nederland zijn: de akkers (en tuinbouw) met de hoogste productiviteit ter wereld sterke coöperaties die richting kunnen geven aan de ontwikkeling van teelten (land – en tuinbouw) de aanwezige kennis bij de RUG, TU Twente, WUR, hogescholen, kennisinstituten en allianties met andere universiteiten en instituten in Nederland. De vier poten waarop we de BBE in Noord-Nederland moeten opbouwen zijn: agro (incl. tuinbouw), chemie, logistiek en kennis. In de roadmap van de NOM wordt Emmen terecht gezien als één van de twee zwaartepunten voor de chemische industrie in het Noorden, naast Delfzijl. Over de hele linie zijn bedrijven in Emmen bezig of op zoek naar mogelijkheden van vergroening. In Emmen is Sunoil Biodiesel al een aantal jaren bezig met het maken van biodiesel uit oliën en vetten. API Institute en Cumapol (‘custom made polyesters’) zijn op zoek naar toepassing van groene grondstoffen als basis voor hun productieprocessen. Het Japanse Teijin is op vele terreinen bezig met vergroening van zijn productie5. Daarnaast is de land-en tuinbouw in de directe omgeving een positief impuls aan het kennisdomein; productie van groene grondstoffen. In hoofdstuk 3 wordt uiteengezet hoe agro en chemie, hoe benutting van kennis en toegepaste kennis aanwezig zijn én hoe partijen elkaar weten te vinden.
5
De biobased economy in Noord Nederland, Chemie ontmoet agro, in opdracht van de NV NOM in 2011 tot stand gekomen. Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
8
3. Uitgangspositie Biobased economy in Zuidoost-Drenthe 3.1. Algemeen In Zuidoost-Drenthe zijn binnen de BBE de sectoren agrofood, tuinbouw en chemie goed vertegenwoordigd. In Zuidoost-Drenthe en in de aanpalende Veenkoloniën is een groot landbouwareaal aanwezig. In Emmen is er een belangrijk tuinbouwcluster en zijn er enkele grote chemiebedrijven en meerdere middelgrote/kleine (gevestigd op het industriepark Emmtec) die zich bezig houden met chemie en met vergroening van chemie (biopolymeren, biopolyesters). De aanwezige bedrijven in de buurgemeenten Hoogeveen en Coevorden, die zich veelal bezig houden met toepassingen van chemieproducten (bv. Fokker, Ruma Rubber, Forbo Novilon etc.) versterken het cluster. Dé kracht van Drenthe daarbij is de sterke concentratie van de relevante sectoren in elkaars fysieke nabijheid: chemie algemeen, agrobiopolymeren en vezelchemie in het bijzonder, land- en tuinbouw en de bijbehorende verwerkende industrie (o.a. Avebe en DSM). Daarnaast hebben we mede dankzij de grensoverschrijdende samenwerking een groot achterland. De interactie tussen kennisinstellingen en bedrijfsleven ontwikkelt zich krachtig En misschien wel het belangrijkste: vanuit alle betrokken partijen – (MKB)bedrijfsleven, kennisinstellingen, intermediaire organisaties, gemeenten en provincie - is er een breed draagvlak voor een verdere ontwikkeling richting een Biobased Economy. De na te streven doelen vereisen een multidisciplinaire aanpak en verlangen een samenwerking van de 4 O’s die boven de klassieke sectoren uitstijgen en een open-innovatie karakter dragen. Voor de werkgelegenheid zien wij hier duidelijke kansen liggen die moeten worden verzilverd.
3.2. Het profiel van Zuidoost-Drenthe Drenthe kenmerkt zich door een goede bezetting van al de schakels in de BBE keten. Drenthe beschikt namelijk over het industriële, agrarische én logistieke DNA dat vereist is voor een succesvolle ontwikkeling. Het profiel van Zuidoost-Drenthe is dan ook één van toenemende verwevenheid tussen land- en tuinbouw en chemie. Vooral de crossovers zijn daarbij interessant. Wat kan de landbouw en de tuinbouw, met al haar biomassa betekenen voor de chemie, voor de food en voor de farma. MKB bedrijven spelen in op de kansen die hier liggen door, in samenwerking met onderwijsinstellingen (Stenden, WUR, RUG, TUTwente, Hanze, CEW, Groene Welle) en kennisinstituten (Stenden-PRE, Biobrug, Carbohydrate Competence Center (CCC) en Zernike Institute for Advanced Materials (ZIAM), experimenten en incubators op te zetten en te laten draaien. De ontwikkeling van professionele marktgestuurde ketens gericht op hoogwaardige eindgebruikers als Food, Feed, Farma en Chemie vraagt om de inbreng van vele mensen, waarbij creativiteit, energie, ambitie, goede ideeën, ondernemerschap etc. belangrijk zijn. Het belangrijkste daarbij is de vorming van krachtige netwerken van spelers die samen de “groene” keten kunnen vormen van plantinhoudstoffen naar verwerkende industrie, als voeding, farma en van chemische processen om te komen tot bioplastics, biopolymeren etc. Programmaplan Biobased Economy 9 Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
a. Welke stappen zijn er in Emmen gezet tot nu toe op gebied van BBE Om deze ambitie waar te maken en de BBE te verankeren in de regio wordt een planmatige aanpak nagestreefd waarbij de focus binnen de BBE in eerste instantie zal liggen op Vezelchemie en Agribusiness / Tuinbouwinnovaties + alle crossovers die er nu al zijn en nog gaan komen. -
-
-
-
Voor de Vezelchemie hebben de partijen Stenden Hogeschool, API en Emmtec Services de handen ineen geslagen en gezamenlijk Stenden PRE opgericht. Zij beschikken over specialistische laboratoria en testfaciliteiten op het gebied van duurzame kunststoffen en kunststoftechnologie en bevinden zich alle in Emmen; Het tuinbouwcluster ziet kansen om de nichemarkten (hoge toegevoegde waarde) van de BBE (groene economie) o.a. voeding, farmacie enz. verder te ontwikkelen door innovatie. Het innovatieplatform ‘Biobased & Agribusiness‘ (voorheen bekend als PGA&I), met de ambassadeursnetwerken (verschillende kennispartners en bedrijven) Plant Value en SMART Greenhouse, legt hiervoor de basis. Samenwerkingprojecten met bedrijven en kennispartijen zijn gestart op basis van de marktvraag. De recent opgestelde tuinbouwvisie6 ondersteunt de transitie naar een BBE tuinbouw, waarin er volop ruimte voor innovaties moet zijn. In dit proces speelt de regionale agrosector een belangrijke rol. De aanwezigheid van een groot landbouwareaal in de Veenkoloniën inclusief de verwerkende industrie (bijv. AVEBE) en het glastuinbouwcomplex in Emmen e.o. maken de regio tot een interessante proeftuin voor nieuwe ontwikkelingen. In 2011 is onder de noemer 'Agrobiopolymeren' een omvangrijk grensoverschrijdend samenwerkingsproject opgestart, waaraan 25 organisaties deelnemen. Dit project is een goed en belangwekkend voorbeeld van hoe een crossover tussen landbouw en chemie kan leiden tot nieuwe innovaties en productontwikkeling. Zo zijn er sinds 2012 ook al crossoverprojecten tussen chemie en tuinbouw.
b. Innovatie- en Kennisplatform Zuidoost-Drenthe. In de regio Zuidoost-Drenthe zijn de afgelopen jaren allerlei innovatie-initiatieven ontstaan en platforms opgericht. Met de vorming van het Innovatie- en Kennisplatform Drenthe is het de bedoeling om al bestaande initiatieven en nieuwe initiatieven te gaan bundelen en zoveel mogelijk te concentreren in dit éne kennisplatform. Daarmee is dit platform een overkoepelende entiteit en het bundelen van initiatieven genereert meer slagkracht. Dit heeft er toe geleid dat: ‘Overheden, bedrijfsleven en kennisinstellingen samen verantwoordelijkheid nemen voor de versterking van de innovatiekracht van Zuidoost- Drenthe, door het opzetten van een Innovatie- en Kennisplatform Drenthe (www.IKDrenthe.nl).’ - Binnen het Innovatie- en Kennisplatform Emmen is een aantal kennisdomeinen (initiatieven) gedefinieerd. Eén ervan is die van de Biobased Economy, met als initiatieven ‘Biobased – Agribusiness’en Biobased - Chemie’. Van groot belang is de interactie tussen genoemde initiatieven en nog toe te voegen initiatieven vanuit de landbouw / Agrohoek. In onderstaand schema wordt aangegeven hoe de clusters zijn opgebouwd, waarbij sommige onderdelen nog in oprichting zijn maar wel worden gerealiseerd.
6
Tuinbouwbeleid gemeente Emmen 2013, vastgesteld in de raad van juni 2013.
Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
10
Innovatie(deel)platform BBE Agribusiness & Groene Chemie
BioBased - Agribusiness
Innovatieplatform
Kenniscluster (Vezel)chemie
Innovatiemanager Facilitator
Aanjagers Businessdevelopm.
Ondernemersnetwerken
Ondernemersnetwerken AgroBiopolymeren
PlantValue
SMART Greenhouse
Incubator labfaciliteiten
3.3. Middellange termijn perspectief voor de Regio In deze dynamische wereld van allianties rondom een innovatievraagstuk is het moeilijk om jaren vooruit te kijken. Bovendien is het primair de markt + de kennisinstituten die het overzicht hebben wat mogelijk is en wat niet te realiseren is op de korte termijn. Vooruitkijken betekent in de praktijk hooguit 3-5 jaren vooruit kijken als het gaat om het proces startend bij een idee en komend tot het selecteren van geschikte businesscases, een tijdsbestek die samenhangt met een gedegen ontwikkeltraject. Voor het lange termijn perspectief wordt veel meer in abstracte termen gesproken zoals b.v. gebeurt in het Actieprogramma topsector chemie ‘New Earth, New Chemistry’ waarbij als doelstelling voor 2050 wordt gesproken over een totaal groene chemie. Dat is echter nog ver weg en daarom wordt ook als tussendoel genoemd de jaren 2017 en 2032 waarin er al aanzienlijke resultaten moeten zijn geboekt op energiebesparing, grondstofbesparing en vermindering van CO2 uitstoot. Nu is het ook zo dat chemie en agro elkaar nog maar net beginnen te ontdekken op deze schaal (op onderdelen liggen er natuurlijk al langer connecties), terwijl nauwe samenwerking tot aan complete integratie toe het kenmerk van de biobased economy is. Dit krijgt alleen dan gestalte als partijen elkaar weten te vinden rondom een gezamenlijk doel en vervolgens gaan samenwerken om dat doel te bereiken. De NOM heeft een roadmap opgesteld om het doel te bereiken dat ‘Noord Nederland zich in Europa een toonaangevende positie verwerft in duurzaam gebruik van groene grondstoffen en hergebruik van groene rest- en nevenproducten. De NOM heeft zich ook opgeworpen als clusterorganisatie binnen Noord Nederland voor BBE, echter dit is in beweging onder regie van de provincies. In hoofdstuk 4 wordt aangegeven hoe de succesfactoren tot ontwikkeling (kunnen) komen. Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
11
4. Ontwikkeling Biobased Economy in Zuidoost-Drenthe 4.1. Algemeen De biobased economy in de regio Zuidoost-Drenthe wordt vooral bepaald door de pijlers (Groene) Chemie, Agro & Food en Tuinbouw. Dit samenstel vormt de eerste succesfactor: -
Een Kenniscluster rondom (vezel)chemie in Zuidoost-Drenthe is zeer kansrijk, aldus een rapport van de NOM. Het bouwt namelijk voort op het historisch DNA van de regio. ZuidoostDrenthe heeft een bijzondere positie in de chemiesector met specialistische kennis in de synthetische vezelindustrie, de kunststofproductenindustrie en de rubberproductenindustrie.
-
Voor de tuinbouw geldt dat het ontwikkelen van nieuwe markten economisch perspectief biedt voor de tuinbouw in Noord-Nederland met nieuwe afzet en werkgelegenheid. Om deze activiteiten een doelgericht en duurzaam karakter te geven is het noodzakelijk om deze te organiseren in een ondernemersgedragen innovatieplatform (Plantvalue) en een innovatieprogramma (SMART Greenhouse). De marktvraag komt van individuele tuinbouwondernemers, toeleveranciers en verwerkende industrie. Aangevuld met kennis van kennisinstituten.
De tweede succesfactor ligt in de crossovers tussen de topsector Tuinbouw & uitgangsmaterialen, Chemie, Agro&Food in het kansrijke gebied van de biobased economy. De aansluiting met andere sectoren en ondernemers vraagt ruimte en tijd voor het bouwen en behouden van vitale ondernemersnetwerken en daaruitvolgende business cases. Deze stap is niet voor iedere ondernemer direct mogelijk. Het vraagt om procesvaardigheden die bij een aantal ondernemers nog ontwikkeld moet worden. De Topsectoradviezen en Greenport Nederland onderschrijven de behoefte aan regionale innovatienetwerken met focus op biobased. De industriële teelt van ‘nieuwe’ gewassen voor plantinhoudstoffen voor food, feed en farma is de kans voor de tuinbouw in NoordNederland om zich vanuit één of meerdere niche markten te positioneren t.o.v. standaard ‘bulk’productie. Daarvoor is bevordering van samenwerking in innovatieve ketens een belangrijk uitgangspunt. Ook biedt de sterke Chemie sector en het programma Agrobiopolymeren, kansen voor versterking van het tuinbouw cluster. Bevordering van samenwerking in het Nederlands-Duitse grensgebied is een aandachtspunt dat economische spin-off kan genereren. Voor Groningen en Drenthe is de Duitsland de belangrijkste handelspartner met een aandeel van 27%. Dus, nu is het momentum om als regio (grensoverschrijdend) een plaats in te nemen in de biobased-economy. 4.2. Groene chemie (vezelchemie) Welke bouwstenen zijn nodig om de Nieuwe Groene Chemie in Emmen verder tot ontwikkeling te brengen? a. een aanjaagorganisatie met als grootste uitdaging om verbeeldingskracht, dynamiek, ondernemingszin en creativiteit te creëren. Daarnaast is zij nodig voor het borgen van continuïteit en het vasthouden van het enthousiasme
Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
12
b. een incubator7 die als vliegwiel het ontstane momentum verder aanjaagt, in relatief korte tijd een veelheid aan nieuwe bedrijvigheid genereert, en een aanzuiging en inbedding van jonge ondernemers en toptalent rond groene chemie realiseert. c. Een virtuele incubator, het onderling beschikbaar stellen van onderzoeksvoorzieningen bij bedrijven; d. Een imago-, wervings- en communicatiecampagne inclusief lobbyen; e. De landelijke status van COCI vanuit de topsector Chemie. f. Verdere opleidingsmogelijkheden bij Stenden PRE, Drenthe college en AOC Terra i.s.m. met andere (hoge)scholen en universiteiten. Aanjaagorganisatie Om de continuïteit van het innovatie- en kenniscluster chemie te borgen en enthousiasme vast te houden is er gestart met een aanjaagorganisatie in de vorm van kwartiermakers 2e helft 2012. Zij fungeert als het aanspreekpunt van het kenniscluster naar bedrijven toe en houdt zich bezig met de doorontwikkeling en de verdere uitbouw van het Innovatie- en kenniscluster groene chemie en het verbinden van de bouwstenen. Een belangrijke taak is het bouwen van consortia van bedrijven rond nieuwe producten, de kwartiermaker(s) wordt hierbij ondersteunt door Dutch Polymer Institute Value Centre8. Daarnaast zal de aanjaagorganisatie zorgen voor de noodzakelijke activiteiten die niet in concrete bouwstenen zijn te beschrijven: • Ontmoetingen tussen ondernemers opzetten; •
Kennis makelen en schakelen, ook in (inter)nationale netwerken;
•
Ontwikkelingen in andere kennisclusters rond chemie volgen;
•
De ontwikkelingen in andere kennisclusters in Noord Nederland volgen en waar relevant aansluiten;
•
Periodiek rapporteren over de voortgang van het kenniscluster, bijvoorbeeld in een nieuwsbrief. Verreweg de grootste uitdaging voor deze organisatie wordt het creëren van verbeeldingskracht, dynamiek, ondernemingszin en creativiteit. Deze begrippen zijn min of meer contrair aan de oude cultuur van fabrieksarbeid. Het wordt de kunst om vernieuwend bezig te zijn, maar tegelijkertijd de bedrijven en (hoge)scholen in Zuidoost-Drenthe blijvend te verbinden aan de nieuwe initiatieven.
(Virtuele) Incubator Biobased Vezelchemie! in een notendop Centraal thema van Incubator Biobased vezelchemie Drenthe te Emmen is de maakfunctie: 1. Het realiseren van starters en spin-offs door huisvesting en fabricagefaciliteiten laagdrempelig beschikbaar te stellen (stoom, stroom, perslucht, etc.) in beschikbare productiehallen op het Emmtecterrein;
7 een organisatie die een (incubatie-) proces realiseert om de versnelde groei van hoogwaardige starters naar succesvolle ondernemingen mogelijk te maken door de inzet van een geïntegreerd pakket diensten zoals werkruimte, services, cultuur, coaching, netwerk, (toegang tot) kapitaal, etc.” 8
DPI Value Centre is een onafhankelijke stichting die ondernemers, MKB bedrijven en starters, helpt met innovatie op het gebied van polymeren. Hierbij schakelen wij ons netwerk in van industriële bedrijven en kennisinstellingen. Zij hebben toegang tot experts op het gebied van polymeren: van product- en procesontwikkeling, marketing, octrooien, financiën tot subsidies. DPI Value Centre heeft de rol van aanjager van nieuwe ontwikkelingen in de polymerensector (technisch en commercieel). Vrijwel iedere ondernemer komt in de dagelijkse praktijk drempels tegen die de gewenste vooruitgang blokkeren.
Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
13
2. Actieve ondersteuning door het delen van de aanliggende R&D laboratoria, de proeffabricage faciliteiten en de praktische kennis en ervaring vanuit API en Stenden PRE; 3. Het samen met toonaangevende business partners als Philips Consumer Lifestyle/Drachten, Lankhorst, DSM en TenCate aanvullend realiseren van demo cases en voorsprong-innovaties in bio polymeren toepassingen (referentiebeelden o.a. PlantOne in Rotterdam en VentureLabs aan de TU Twente). Deze demo innovaties vormen een (inter)nationaal visitekaartje en aanzuiging voor nieuwe ondernemers en jong talent: Emmen als “place-to-be” voor biogebaseerde kunststoffen. COCI/samenwerking Stenden en Windesheim Rein Willems (voorheen boegbeeld Topsector Chemie, en oud dir. Shell) heeft de regio ZuidoostDrenthe en Zwolle opgeroepen om gezamenlijk tot een COCI te komen. Stenden en Windesheim hebben deze handschoen opgepakt en hebben een plan gemaakt, die in de zomer van 2013 gereed is gekomen. De Hogescholen Windesheim en Stenden en de Nederlandse rubber- en kunststofindustrie werken samen in de oprichting en vormgeving van het Centre of Open Chemical Innovation. De ambitie van het COCI is om binnen vijf jaar uit te groeien tot hét hbo kenniscentrum voor toegepast onderzoek en gespecialiseerd onderwijs op het gebied van smart en biobased materials en producten. Deze ambitie is vertaald naar een aantal concrete doelstellingen aanhakend bij de topsector Chemie; deze staan in bijlage 3. Om deze doelen te kunnen halen zijn forse investeringen nodig. Zowel overheid als bedrijfsleven zijn bereid om te investeren. Het businessmodel is gebaseerd op het creëren van een win-win situatie voor onderwijs en ondernemers. Betrokken actoren moeten een return-on-investment ervaren in termen van productgerichte kennisvalorisatie, studentenparticipatie, kennispublicaties, innovatievoorsprong of een andere vorm van sociaal-maatschappelijke meerwaarde.
4.3. Innovatieplatform Biobased - Agribusiness (voorheen PGA&I) De ondernemers binnen het tuinbouwcluster hebben het initiatief genomen tot het oprichten van een innovatieplatform met als thema’s PlantValue (gebaseerd op de verwaarding van plantinhoudsstoffen) en SMART Greenhouse (inzet van technologie voor sturen van plantprocessen). Het doel van dit platform is onder meer het ontwikkelen van duurzame economische bedrijvigheid door het realiseren van hoogwaardige en marktgestuurde productieketens voor de verwerkende industrie (o.a. voeding, farma, fijn chemie en cosmetica). Via dit platform wordt de onderlinge samenwerking tussen productiebedrijven, toeleveranciers en verwerkende industrie, inclusief die met kennisinstellingen, geïntensiveerd. Er wordt een vitaal netwerk gebouwd waaruit consortia op basis van business cases uitvoering geven aan ontwikkeling. Een belangrijke partij daarbinnen is de Proeftuin Ron Peters (Business Centre Klazienaveen (BCK)), de ontwikkel- en testlokatie voor het tuinbouwcluster. Hier vinden o.a. de projecten vanuit PlantValue en SMART Greenhouse plaats waarbij zowel de tuinbouwondernemers, als eindgebruikers partij zijn. Door de betrokkenheid van bedrijfsleven, kennisinstellingen én overheid is ook hier binnen de tuinbouw de potentie van een gouden driehoek aanwezig.
Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
14
4.4. Verdere Opleidingsmogelijkheden Over verdere opleidingsmogelijkheden is vanuit het onderwijs al stevig nagedacht. Daarbij spelen meerdere vragen die te maken hebben met vraag en aanbod. Van meet af aan is het zaak dat het bedrijfsleven hier nauw bij betrokken is / wordt, omdat zij de vraag kunnen definiëren en vervolgens ook stageplaatsen en onderwijsmodules kunnen invullen. Sommige bedrijven hebben momenteel eigen opleidingsscholen. De vraag is dan opportuun of we als regio in staat zijn krachten te bundelen en zaken kunnen opschalen op een hoger (kwaliteits) niveau. - Stenden Hogeschool en Stenden PRE (HBO) Stenden is samen met Windesheim bezig met de ontwikkeling van het Centre of Expertise “Smart Polymeric Materials” (SPM). Hierbij is de inzet op uitbreiding van het aantal lectoraten en vergroting van het onderwijsaanbod. Belangrijkste ontwikkeling is de start van de Masteropleiding Polymeric Engineering samen met hogeschool Windesheim begin 2014. - Drenthe college (MBO) Er is een concrete opleiding AOT die wordt aangeboden door het Drenthe college, vanuit de vraag van de markt. Het Drenthe college is in het kielzog van Stenden bezig met de realisatie van een Centrum voor Innovatief Vakmanschap (CIV), waardoor de onderwijsketen VMBO – MBO – HBO mogelijk wordt en er een doorlopende leerlijn is te realiseren. Dit is voor het bedrijfsleven in de hele regio van groot belang. - AOC Terra In Emmen is er een zowel een VMBO als een MBO opleiding voor het groene domein, met een veelheid aan studierichtingen. De AOC Terra in Emmen heeft zo’n 350 leerlingen. -Groene Welle Samen met de Groene Welle is STEM en het Innovatieplatform Biobased – Agribusiness actief in de ontwikkeling van het CIV (centrum voor Innovatiefvakmanschap) Biobased. Ontwikkeling van leermodules voor het MBO onderwijs.
In hoofdstuk 5 komt de concrete inhoud aan de orde zoals die nu wordt voorzien voor de komende jaren met de aanwezige marktpartijen en kennisinstellingen.
Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
15
5. Programmalijnen, speerpunten, acties en afspraken Het thema Bio-economie is veelomvattend. In het Innovatiecontract BBE van de topsector Chemie is het hele veld van biobased economy opgedeeld in een zestal programmalijnen of ‘workpackages’. De trekkers van deze programmalijnen zijn afkomstig van universiteiten (WUR, TU Delft) en kennisinstituten (DPI, TNO etc.) en van het bedrijfsleven. In dit programmaplan wordt hieraan alleen gerefereerd en niet verder op ingegaan. Wel is eveneens gekozen voor een benadering vanuit “Programmalijnen”, zodat er zowel qua jargon als qua inhoud aansluiting is bij de landelijk gekozen opzet. 5.1. Programmadoelen De belangrijkste doelen zijn afgeleid vanuit de Collegebrief van B en W Emmen. Eén van vier onderscheiden prioritaire thema’s is volgens de collegebrief: ‘werken en meedoen’. Behoud en bevordering van de werkgelegenheid is daarbij de hoofddoelstelling. Om het hoofddoel te bereiken zet Emmen, middels dit Programmaplan BBE in op de volgende doelen: • • •
Een robuuste en evenwichtige regionale economische structuur Een wervende productieomgeving voor meer bedrijven. Een florerende kennis- en netwerkeconomie met goed lopende verbindingen tussen onderwijs en arbeidsmarkt.
5.2. Programmalijnen (marktbenadering) Bij het bepalen op welke programmalijnen de komende jaren moet worden ingezet in gezamenlijkheid is uiteraard het commitment en de opvattingen van het bedrijfsleven onmisbaar. Het bedrijfsleven heeft de lead bij het aangeven welke kansen en mogelijkheden zij ziet, ondersteunt daarbij door onderzoek en onderwijs. - cluster vezelchemie Bezoeken aan en gesprekken door daartoe aangestelde kwartiermakers met diverse bedrijven in Nederland en Duitsland hebben uitgewezen dat er serieuze belangstelling bestaat om actief te participeren in een zgn. groene vezelchemiecluster. Om deze belangstelling concreet vorm te geven wordt een formule voorgesteld waarin bedrijven zich aan dit cluster verbinden door middel van de inbreng van kennis, faciliteiten en/of voorzieningen. Daarmee beschikt het cluster over capaciteit en deskundigheid om met en voor de deelnemende bedrijven nieuwe business initiatieven te identificeren, te ontwikkelen en te realiseren. Dit vindt plaats in de vorm van samenwerkingsprojecten en in de vorm van start-up’s die worden ondergebracht in een incubator. In een afzonderlijke rapportage (Bedrijfsplan Green Polymer Application Cluster (GPAC)) staan de bedrijven waarvan verwacht wordt dat zij zich verbinden aan het cluster. Eveneens bevat dat rapport een intentieverklaring waarin de bedrijven verklaren welke bijdrage zij zullen leveren aan het cluster (in cash of in kind (€)). Met als uiteindelijk doel het vergroten van de marktkansen, verwachten deelnemende bedrijven van het cluster met name een actieve rol in het opzetten van grotere, bedrijfsoverschrijdende projecten. Vaak gaat het om ketenprojecten waarin samengewerkt gaat worden tussen bedrijven uit de gehele keten, van grondstoffen (vezels, granulaten, compounds), halffabricaten tot eindproducten. Het cluster bindt de deelnemende bedrijven en instellingen rond de volgende programma’s: • • •
PLA-vezels (hernieuwbaar) BioPET keten (partieel hernieuwbaar en volledig recyclebaar) Eiwit-garens (hernieuwbaar)
Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
16
• Composieten-toepassingen Deze lijn van denken is uitgewerkt in de al eerder genoemde rapportage Bedrijfsplan GPAC. - bereikte resultaten De kwartiermakers hebben in april 2013 hun opdracht voltooid en hun bevindingen gerapporteerd. Zij hebben beantwoord aan de opdracht, wel duurde dit om een aantal redenen langer. De belangrijkste is dat bedrijven aanvankelijk nog wat sceptisch reageerden, maar gaandeweg, na meer gesprekken, enthousiaster werden. Het vergde dus meer overleg en overreding om de bedrijven te laten inzien dat de bedoeling om een cluster te vormen rondom Groene (vezel) chemie van belang is voor de bedrijven zelf, en niet alleen voor de regio of het cluster als geheel. Het resultaat is dat er een cluster gevormd gaat worden van bedrijven en kennisinstellingen rond het thema ‘toepassing van groene polymeren’ (= Green Polymer Application Cluster). Tijdens de overhandiging van de COCI status aan Emmen is de naam van de COCI organisatie gelanceerd als Green Pac, de precieze organisatie van de groene chemie moet nog worden vormgegeven. Dit wordt verder bestuurlijk afgekaart in de stuurgroep groene chemie. - Innovatieplatform Biobased – Agribusiness (Plantvalue / SMART Greenhouse) Het cluster Plantvalue focust op de (door)ontwikkeling van plantinhoudsstoffen en SMART Greenhouse werkt ondermeer met het netwerk van Sensor Univers. Daarnaast zijn er verschillende innovatie-samenwerkingsprojecten opgezet. Voor het monitoren en sturen van de (biobased) processen is hoogwaardige sensortechnologie en datamanagement noodzakelijk. Drenthe beschikt over een groot aantal innovatieve data- en sensortechnologie gedreven bedrijven, die samenkomen in het netwerk Sensor Universe. SMART Greenhouse is een van de thema’s binnen dit bedrijvennetwerk en de linking pin naar de agrosector. Vanuit Plantvalue worden nieuwe businesscases gedefinieerd waarbij sprake is van vraaggestuurde ontwikkeling. De samenwerking tussen het Innovatieplatform Plantvalue en het cluster Groene chemie is belangrijk en groeit gestaag en versterkt de kans op nieuwe biobased producten. Onderstaand schema geeft de samenwerkingsrelaties weer:
Samenwerken & Verbinden Innovatieplatform Biobased - Agribusiness Plant Value Plantinhoudstof – Hoofd/Reststromen
SMART Greenhouse IJkkas Internationaal Duitsland China
Demosite Water Tuinbouw Monitoring Datamanagement
Bestaande Teelt
Nieuwe teelt
Chemie Agro Biopolymeren
Food Feed Farma Chemie
Tuinbouw – Akkerbouw
Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
Noord Nederland
17
Concrete acties voor korte en lange termijn Onderstaande projecten en consortia in oprichting zijn vanaf najaar 2011 tot stand gekomen resp. worden in gang gezet vanuit het innovatieplatform. Plantinhoudsstoffen • Glastuinbouw & Farma - Digitalis • Akkerbouw & Farma - Valeriaan • Akkerbouw & Farma - Mariadistel • Tobesimato “gezonde” tomaat met smaak (Food) • Eendenkroos & Biovergisting Reststromen • Mycelium - Opwaarderen reststromen • Biosubstraat • Biotouw Sensortechnologie • Water- en nutrienmanagement • PROGRES/PRIGRES - PRaktijk Onderzoek/Implementatie GRoeimodellen En Sensoren 5.3. Wat kan onderwijs en onderzoek bijdragen De hogescholen Stenden en Windesheim hebben in 2012 bij het Min. van OCW een gezamenlijke aanvraag ingediend voor een Centre of Expertise op het gebied van chemie, dat is goedgekeurd. Zij moesten hiervoor vervolgens een business-plan opstellen, dat ondermeer heeft geleid tot de status van COCI (Center of Open Chemical Innovations) voor Emmen en ILAB (Innovation Lab) voor Zwolle. In oktober 2013 is hierover de definitieve beslissing genomen door de Regiegroep Topsector Chemie. Een sterk punt is dat daarmee Emmen – Zwolle het aanspreekpunt wordt voor de TKI Smart Polymeric Materials van het topteam Chemie; deze status biedt ruimere mogelijkheden voor landelijk/europese subsidies. Voor Emmen is dit een zeer positieve ontwikkeling. Er wordt gestart met een Masteropleiding Polymer Engineering jan. 2014 De organisatiekant i.r.t. de belangen van Zuidoost-Drenthe zal goed uitgelijnd moeten worden gegeven de verschillende belangen in het samenspel met de Zwolse partijen. Vanuit het onderzoeksinstituut API en vanuit Stenden is de reactie: “Naar de toekomst toe moet er nu al nagedacht worden over het formeren van een Kenniscentrum met reputatie. In een dergelijk Kenniscentrum komen onderwijs en onderzoek op het vlak van de biobased economy tesamen. Een aantal expertises moet volwaardig worden afgedekt: kennis en expertise van (bio)materialen, polymerisatiemogelijkheden, mogelijkheden tot analyse en karakterisering van (bio)materialen, verwerking van (bio)materialen (dit zijn bijv. smeltspinnen (zowel technisch garen, textiel garen, tapijtgaren als twijnen en textureren), spuitgieten en extrusie). Het Kenniscentrum moet het kenniscentrum voor toegepast onderzoek ten behoeve van de biobased economy worden. Dus ontwikkelen van nieuwe producten samen met bedrijfsleven. Het Kenniscentrum moet voldoende draagvlak hebben hebben voor nu en in de toekomst.” 5.4. Wat kan de overheid bijdragen De lokale overheid Gemeente Emmen, en dat geldt in vergelijkbare mate voor de provinciale overheid, wil een rol vervullen die varieert van initiator, stimulator tot aan facilitator. Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
18
Vanuit het adagium dat de markt de lead heeft bij het bepalen wat er kan en gaat gebeuren aan business-initiatieven en start-ups, kan de gemeente hierin op diverse manieren initiatieven stimuleren door te helpen bij vestiging (vergunningverlening, grond, ontsluiting), bij opstart (bescheiden bijdrage), vooral bij het leggen van connecties en verbindingen en bij lobby-trajecten naar hogere overheden en Brussel. Gezamenlijk zoeken naar cofinanciering (subsidies EU en Den Haag) is zo’n voorbeeld. De gemeente kan en wil geen risico-dragende rol vervullen, gegeven haar maatschappelijke rol en positie. Al helemaal niet in een tijd van een terugtrekkende overheid en met forse bezuinigingen op haar budget, waardoor haar polsstok kleiner is geworden. Overigens is de intensiteit en kwaliteit van betrokkenheid niet alleen van geld afhankelijk maar minstens zozeer van andere factoren. 5.5. Rol stakeholders Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste stakeholders. Er zit een duidelijk verschil in betrokkenheid en rol van de diverse stakeholders: - Gemeente Emmen is zeer betrokken en wil verantwoordelijkheid nemen, wel met inzet van en commitment van bedrijfsleven; - Provincie Drenthe is zeer betrokken en wil hierin verantwoordelijkheid nemen, mits het bedrijfsleven haar verantwoordelijkheid (ook) pakt en commitment expliciet uitspreekt. - Stenden Hogeschool is een belangrijke strategische partner en heeft z’n nek uitgestoken met de vorming van een Centre of Expertise. Is direct betrokken bij COCI en speelt daarmee een cruciale rol voor de komende jaren; dit moet natuurlijk allemaal nog worden ingevuld. - Drenthe College is een partner, van belang in verband met doorlopende leerlijnen voor de studentenpopulatie en de vraag vanuit het bedrijfsleven. Steekt z’n nek uit met de vorming van een Centrum voor innovatief Vakmanschap. - API instituut is een pijler gebleken en draagt bij aan PR en branding van groene chemie en vezelchemie Emmen. - Emmtec Services: is een strategische partner. De focus ligt op het verkopen van gas, electrisch en stoom. Is nauw betrokken bij de nieuwe ontwikkelingen en stelt huisvesting beschikbaar. - Gemeente Hoogeveen: voelt zich indirect betrokken omdat er maar weinig Hoogeveense bedrijven te kennen hebben gegeven in dit stadium commitment te willen uitspreken om een cluster te vormen en met concrete innovaties te komen. Sluit echter ook niets uit. - Gemeente Coevorden: heeft meerdere interessante bedrijven die of een link hebben met BBE of met chemie. Emmen werkt samen met Coevorden aan de ontwikkeling van Dryport en logistiek, dat ondersteunend is aan BBE. - Gemeente Borger Odoorn: is geïnteresseerd in de BBE ontwikkelingen in de gehele regio. - Bedrijfsleven (MKB en groot bedrijf: zoals de rapportage van Kamminga / Knol aangeeft spreken 7 bedrijven commitment uit om te starten met een cluster en een aanjaagorganisatie, incubator etc. Daarin spelen Cumapol, Morssinkhof en Colbond een hoofdrol. - NOM: is direct betrokken en wil een stuk verantwoordelijk invullen. - KvK / Syntens: is betrokken en voelt zich mee verantwoordelijk richting het bedrijfsleven. - Dryport Emmen/Coevorden: direct betrokken vanuit logistiek en transport (b.v. biomassastromen). In hoofdstuk 5 komt aan de orde hoe de organisatie, financiën, personele capaciteit er uit moet komen te zien en welke impact de inzet van de gemeente Emmen en partners zal hebben voor dit economisch cluster. Programmaplan Biobased Economy 19 Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
6. Organisatie, financiën, personele capaciteit en impact. In dit hoofdstuk volgt een uiteenzetting van de organisatie binnen het “BBE cluster”, de beschikbare vs. de benodigde financiën en de beschikbare vs. de benodigde personele capaciteit. 6.1. Organisatie en overlegstructuren Er is voor het Tuinbouwcluster een structureel terugkerend kernteamoverleg tussen gemeente, provincie, Stichting Tuinbouw Emmen en de innovatiemanager (Triple E). Op programma-niveau wordt de voortgang bewaakt, nieuwe initiatieven in gang gezet en verbindingen gelegd. Daarnaast is er een ambassadeursoverleg, waar kennis en kunde wordt gedeeld tussen bedrijven uit de sector, met kennisinstellingen etc. Tenslotte wordt gewerkt aan een tuindersinnovatienetwerk, waarin de innovatieve ondernemers elkaar weten te vinden en gaan samenwerken. Binnen het cluster Vezelchemie functioneert er een Stuurgroep Vezelchemie i.o., die met een lage frequentie bijeenkomt de laatste 2 jaren. Deelnemers zijn prov. Drenthe, de Gemeente Emmen en Hoogeveen, Stenden Hogeschool, Drenthe College, NOM, en incidenteel DPI of bedrijven. Er is een bijbehorend ambtelijk overleg vezelchemie ter voorbereiding cq uitvoering van stuurgroepbesluiten en agenda’s. Dit nu wordt najaar 2013 opgehard en robuust vormgegeven in een definitief samenwerkingsmodel. In het nieuwe organisatiemodel ‘groene chemie’ zal weth. EZ deelnemen in de stuurgroep. Voor het onderdeel BBE / Land-en tuinbouw zal weth. BBE deel nemen in voorkomende stuurgroepoverleggen, binnen IKDrenthe of binnen het cluster tuinbouwinnovaties.. Daarnaast is er een Klankbordgroep Stenden PRE (Emmen is lid), wat een aantal keren in Zuidbarge heeft plaatsgevonden onder initiatief van Stenden PRE (vz. lector Rudi Folkersma). Een overleg wat het karakter heeft van informatie-uitwisseling, creëren van draagvlak voor nieuwe ontwikkelingen. Waar wel een bredere groep van bedrijven deel van uitmaakt. Weth. EZ is hierin deelnemer. Intern is er een regelmatig terugkerend afstemmingsoverleg BBE afgesproken, tussen de portefeuilles van N. Houwing en B. Arends. Dit wordt ambtelijk voorbereid. Extern wordt contact onderhouden met de buurgemeenten. In bijlage 3 is een uiteenzetting gegeven hoe de toekomstige organisatie van IKDrenthe (Biobased Agribusiness & Chemie), het cluster Groene Chemie / vezelchemie en de nog te vormen COCI samenwerkingsorganisatie zich tot elkaar kunnen verhouden. Omdat dit een zaak is van alle direct betrokken partijen zal de oplossing ook in gezamenlijkheid tot stand moeten komen. Gemeente Emmen wil hiermee wel haar eigen opvatting en inzet definiëren. 6.2. Financiën De basis daarvoor ligt in de aanvraag Transitiehuis BBE, bij het ministerie van EZ. Deze aanvraag is ingediend door Provincie, ondersteund door de Gemeente Emmen in 2012 en gehonoreerd. In de bijbehorende begroting is opgenomen alle bedragen die beschikbaar zijn voor het cluster vezelchemie en voor het cluster Biobased – Agribusiness (voorheen PGA&I), zie verder ook bijlage 2. De totale begroting beslaat een bedrag van ruim 9 ton. Vanuit deze begroting worden ondermeer kwartiermakers / innovatiemanagers bekostigd en de inzet van een communicatiebureau voor BBE. Wij hebben tot nu toe financieel bijgedragen aan (zie verderop): - Ontwikkelconsortia API - oprichten van Stenden PRE Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
20
-
aanstellen kwartiermakers Kamminga (KNN)/ Knol aanstellen kwartiermaker Heistek (Triple E) via St. Tuinbouw Emmen voor het bevorderen en het procesmanagement van tuinbouwinnovaties.
a. Reeds geinvesteerde middelen Ontwikkelconsortia API Start van het project begin 2010. Door middel van een viertal consortia van API met andere ondernemingen worden ontwikkeltrajecten voor nieuwe product/markt combinaties gerealiseerd, waarmee nieuwe bedrijvigheid wordt gegenereerd, vooral in Zuidoost-Drenthe. De totale kosten voor de innovaties in de 4 ontwikkelconsortia bedragen € 3.740.137. De marktpartijen dragen hieraan 61% bij € 2.280.137, waarvan ruim 40% in cash, de rest in natura (materialen, proeven, uren). Voor de resterende financiering is een beroep op publieke middelen gedaan van 39% (€ 1.460.000). De provincie en de gemeente Emmen hebben elk € 115.000 toegezegd, EFRO draagt € 1.230.000 bij. Bestuurlijk overleg: : bijeenkomst ontwikkeling kennisknooppunt duurzame (bio) polymeren, Datum: 7 april 2011. In dit overleg is het rapport van de NOM besproken over een haalbaarheidsstudie naar de levensvatbaarheid van een cluster Vezelchemie + wat is er voor nodig om dit evt. aan te jagen. Op basis van de conclusie van de haalbaarheidsstudie is de aanbeveling om op korte termijn te starten met de uitwerking van de vier bouwstenen (fase 1) – zie eerder rapport van de NOM. De opdracht toen geformuleerd heeft de basis gelegd voor de ontwikkeling die ondertussen is gerealiseerd, namelijk het uitwerken van de bouwstenen incubator, een imago- en wervingscampagne en een ‘lichte’ aanjaagorganisatie. Daarnaast betreft lobby en netwerken een belangrijk onderdeel van de opdracht. Stenden PRE (“Kennisknooppunt Duurzame Kunststoffen “The Chain of Knowledge”) is op 19 mei 2011 officieel van start gegaan. De totale kosten van het project zijn begroot op € 2.123.700. Met het project wordt ingezet op de ontwikkeling van een kwalitatief hoogwaardige opleiding, realisatie van een onderzoekscentrum voor toegepast onderzoek en profilering van Stenden op nationaal en internationaal niveau. Financiering: EFRO € 849.480 (40%), Stenden draagt zelf € 564.220 bij, gezamenlijke bedrijven € 250.000, de gemeente Emmen en provincie Drenthe elk € 250.000. Aanstelling kwartiermakers Opdracht kwartiermaker KNN 1. 2. 3.
Commitment regionaal bedrijfsleven; incl. verbinding bedrijfsleven – kennisinstituten (Stenden, Drenthe College) Bouwen aan link met Noordwest Duitsland Bouwen aanjaagorganisatie; opstellen bedrijfsplan met bijzondere aandacht voor slimme financiering.
Opdracht kwartiermaker Spring (biobased products) 1. Ontwikkeling van een financierbaar plan voor een incubator + de aanzet voor een virtuele incubator 2. Invulling van de incubator. 5 uitgewerkte business cases : “zolder-start-ups”, samenwerkingsinitiatieven of spin-off bedrijven en een marketingplan Branding en Werving, Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
21
Opdracht kwartiermaker J. Heistek 1. vormgeven van het Innovatieplatform Biobased - Agribusiness 2. ontwikkelen en realiseren van businesscases (projectinitiatieven) De kosten voor de kwartiermakers (KNN, Spring en Triple E) waren geraamd op ca. € 150.000,De financiering van de aan te stellen Kwartiermaker(s) was als volgt: ● Provincie Drenthe: € 47.500,-. ● Zuid-As gelden: € 30.000,-. ● Gemeente Hoogeveen: € 25.000,-. ● Gemeente Emmen: € 47.500,-. b. Nieuw en bestaand geld Additioneel heeft de gemeente nieuw geld voor BBE kunnen opnemen in de begroting 2013 van € 45.000,- een bedrag dat ook in de meerjarenbegroting 2013 - 2016 structureel z’n plek gaat krijgen. Dit bedrag loopt op naar € 100.000 in 2014 en € 130.000 in 2015 e.v. en is primair nodig als cofinanciering voor de doorontwikkeling van de Aanjaagorganisatie, daarmee ook bijdragend aan de uitrol van de COCI-status, het faciliteren van starters, incubators en jonge bedrijven om pilots te beginnen. Dit bedrag is middels de Kadernota (voorjaarsnota) 2013 na besluitvorming verkregen. Deze middelen + eventueel SIOF geld kunnen gezien worden als cofinanciering om nieuw EU geld (EFRO, Interreg, Horizon 2020) binnen te halen voor goede projecten vanuit de regio / markt. Verder heeft de gemeente (en anderen) in 2012 geld beschikbaar gesteld (voor een periode van 3 jaren) om het Innovatie- en Kennisplatform Drenthe (IKdrenthe) op te richten en inhoud te geven. Dit concept wordt in 2013 geïmplementeerd en gecontinueerd, met doorloop naar 2014. 6.3. Personele capaciteit In deze paragraaf komt ook aan de orde welke personele inzet nodig is van de kant van de gemeente Emmen. Qua inzet is zowel programma-management, beleidsadvisering als accountmanagement nodig. Immers deze kennis en kunde wordt op verschillende momenten, in verschillende stadia van planvorming t/m projectrealisatie ingebracht. De gemeente Emmen kan alleen maar een rol van betekenis vervullen als voor deze prioritaire taak voldoende capaciteit beschikbaar is. De beschikbare capaciteit van de Gemeente Emmen (Programmateam) is beperkt en bedraagt (incl. ondersteuning) ca. 2 fte, verdeeld over 5 functionarissen: Programma-management 2 dagen/week (1 med.) (Beleids)advisering 2 dagen/week (1 med.) Accountmanagement 4 dagen/week (2 med.) Structurele ondersteuning (min. 0,4 fte) is een vereiste (is op tijdelijk basis ingevuld) Externe capaciteit Door de Gemeente Emmen is samen met de provincie Drenthe externe capaciteit ingehuurd in de vorm van kwartiermakers (voor cluster Vezelchemie en voor cluster Biobased –Agribusiness ) en procesmanagement (voor IkDrenthe) om het proces van ontwikkeling een krachtige impuls te geven. Dit zal in 2014 doorgaan met inzet van ondermeer een innovatie-manager (tuinbouw), en businessdeveloppers (chemie). Daarbij gaat het om competenties, vaardigheden en inhoudelijk projectkennis (chemie en/of tuinbouw) die bij de gemeente en provincie niet voorhanden is. Programmaplan Biobased Economy 22 Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
6.4. impact van inzet en betrokkenheid gemeente - groene chemiecluster In opdracht van de provincie Drenthe en de gemeente Emmen is een nadere studie gedaan door bureau ERAC9 of de beoogde doelen en plannen van de gezamenlijke partijen (ondernemers, overheden, onderwijs en onderzoekinstellingen) een goede kans van slagen tot succes zullen hebben. De uitkomsten daarvan zijn zondermeer positief en realistisch te noemen. Hieronder volgen in een ‘summary’ de samenvattende constateringen en conclusies uit het rapport ‘Er zit chemie in ZuidoostDrenthe’ opgesteld door genoemd bureau.
Conclusies stimuleren chemiecluster chemie Emmen
Investeren in clusterontwikkeling loont • Ervaringen clusters elders: ca. 1,5% groei in banen per jaar • Blijvende betrokkenheid overheid Perspectief van de chemie sector positief: • Lange termijn perspectief chemie positief zowel op nationaal als regionaal niveau • Inzet op groene chemie en slimme materialen • Valorisatie van toenemend belang • Sterke netwerkbenadering d.m.v. nieuwe coalities tussen ondernemers, onderzoekers, onderwijs en overheid noodzakelijk • Investeringsplannen bij MKB chemie in Emmen • Stabilisatie werkgelegenheid grotere chemieproducenten • Groei van investeringen in onderwijs en onderzoeksfaciliteiten in Emmen • Lichte groei aantallen studenten tot nu toe • Ambities met COCI status groot, groei naar 100-200 studenten Impact investeren in clusterontwikkeling • Groei werkgelegenheid met circa 300 banen in 10 jaar • Indirecte effecten 175-300 banen in Nederland, waarvan een deel in Emmen
Ze bevestigen dat de gemeente Emmen en provincie Drenthe op de goede weg is met haar betrokkenheid en inzet om het (groene) chemiecluster tot een cluster van grotere betekenis en impact te maken voor de regio Zuidoost-Drenthe.
9
ERAC (European and Regional Affairs consultants) zorgt voor impact door regio’s te ondersteunen bij de realisatie van hun maatschappelijke en economische ambities.l Affairs Consultants) zorgt voor impact door regio's te ondersteunen bij de realisatie van hun economische en maatschappelij-
ke ambities
Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
23
Chemiecluster Emmen bevindt zich in startfase
•
Chemie Emmen goede papieren voor verdere groei door: o Regionale concentratie op Emmtech Industry en Business Park o Kritische massa groot chemie in Emmen o Specialisatie vezelchemie, met groei afgelopen 10 jaar van 2,2% o Tal van onderwijs, onderzoek en testfaciliteiten o Goede faciliteiten voor toegepast onderzoek o Aantal studenten in chemie groeit al licht
•
Voor verdere versterking clustervorming noodzakelijk: o Groei van het aantal MKB’ ers (kleinere chemiebedrijven) o Groei netwerkvorming bedrijven onderling, MKB met grote chemiebedrijven, met onderwijs en onderzoeksinstellingen o Profileren chemiecluster Emmen extern o Profileren als valorisatiecluster in plaats van als kenniscluster
• • •
Actief innovatiebeleid Inrichten aanjaagorganisatie Acquisitie en promotiebeleid
Acties
Energie
•
- tuinbouwcluster Tuinbouwbeleid gemeente Emmen De Stichting Tuinbouw Emmen heeft in samenspraak met de gemeente Emmen een Regionale Tuinbouwvisie laten ontwikkelen voor de glastuinbouwgebieden in Klazienaveen en Erica (28-09-2012 De Stichting heeft op 17 december 2012 de tuinbouwvisie aangeboden aan ons college. Wij hebben op basis van de tuinbouwvisie bijgaand “Tuinbouwbeleid gemeente Emmen 2013” opgesteld en de raad voorgesteld dit tuinbouwbeleid vast te stellen. Dat is gebeurd in de raadsvergadering van juni 2013. Het Tuinbouwbeleid gemeente Emmen 2013 heeft ten doel om in een periode van 5 jaar ondersteuning te bieden aan de inzet van de sector zelf, om een verbreding naar een biobased tuinbouw mogelijk te maken. Rode draad in het tuinbouwbeleid is dat de sector zelf actief vorm en inhoud moet gaan geven aan de transitie. Met dit beleid, passend bij de nieuwe bestuursstijl van de gemeente Emmen “meer van de samenleving, een andere overheid”, breekt de gemeente met het gevoerde tuinbouwbeleid van de afgelopen 20 jaar, waarin intensief de uitbreiding van het glasareaal gestimuleerd werd. De nieuwe bestuursstijl leidt tot een andere taakopvatting en beleidsinzet van de gemeente. De gemeente Emmen zal bij getoonde inzet en initiatief vanuit de marktsector dit ondersteunen met lobby, verbinding en beleid. Dit houdt in dat de uitwerking van de visie in samenhang met het tuinbouwbeleid, plaats kan vinden binnen het Programma Biobased Economy.
Dit programmaplan is dus ook tevens een verdere uitwerking van het tuinbouwbeleid van de gemeente Emmen, rekening houdend met haar andere taakopvatting (meer van de markt) en beleidsinzet (bredere benadering, gericht op verbindingen en werkend vanuit de context BBE).
Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
24
Welke concrete resultaten worden de komende jaren verwacht: Groene Chemie: voor de jaren 2014 – 2020 (bron ERAC): Jaarlijks 30 nieuwe banen; over 10 jaar dus 300 banen directe werkgelegenheid Ruim 20 fte structurele en additionele onderzoekscapaciteit in (groene) kunststoffen, vezels en composietenonderzoek Ruim 200 studenten hebben eind 2016 hightech onderzoek verricht 10 valorisatieprojecten in de periode 2013/14 – 2016.
Tuinbouwinnovaties: • • • • • • • • •
Business cases Business cases Netwerkcontacten Ambassadeurs Nieuwe arbeidsplaatsen Nieuwe arbeidsplaatsen Nieuwe arbeidsplaatsen Student projecten Imago
jaartal
aantallen (cumulatief)
2013 2015 2014 2013 2013 2015 2020 2015 2015
12 40 500 15 10 (bedrijven), uitzendbureau 30 (bedrijven), uitzendbureau 100 - 150 (bedrijven), idem 20 15 – 25 publicaties
In hoofdstuk 6 tenslotte wordt benadrukt hoe belangrijk communicatie en Pr / marketing is voor het op de kaart zetten van BBE in Drenthe.
Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
25
7. Communicatie, PR / marketing en lobby Alle partners in de regio hebben in verschillende bewoordingen laten weten dat er veel meer aandacht moet komen voor het profileren en goed presenteren van de regio Zuidoost-Drenthe als Biobased regio. Waarbij we ook direct duidelijk accenten willen leggen binnen de BBE. In onze regio zijn dat de pijlers Chemie en Agro/Tuinbouw, clusters van betekenis, en daar richten de focus op. Ook zal er extra inzet moeten komen op gebied van (strategische) acquisitie van bedrijven binnen het werkveld van de Biobased Economy. Dit draagt bij aan het doel het bestaande cluster te versterken en nieuwe business en werkgelegenheid te genereren ook door nieuwe combinaties die gaan ontstaan tussen bestaande bedrijven en nieuwe vestigers. Tenslotte, maar niet in de laatste plaats, is inzet op lobby geboden. Daartoe zal er een aparte lobbygroep gevormd moeten worden die dit aanjaagd en die de boegbeelden en andere spelbepalende actoren in stelling weet te brengen. Om dit goed te doen is een aanpak nodig, met lobbydoelen, te behalen resultaten etc. Gebruikmakend van positionpapers, factsheets, “kontzak”brochures etc. De lobby varieert van private sector in allerlei gedaanten (MKB’ers, Grootbedrijf) tot en met de Overheid (EU, Rijk, Topsector, SNN etc.). Lobby staat echter niet op zichzelf, maar maakt deel uit van een programmatische aanpak van alle stakeholders samen. Om alles wat op de rol staat voor Biobased Ecocomy in 2013 en verder goed te communiceren en te “vermarkten” is in opdracht van gemeente en provincie een communicatie-programma gemaakt door bureau Noordtij. De doelen van dit communicatieprogramma zijn: Het uitdragen en profileren van het verhaal van de Biobased Economy in Zuidoost-Drenthe; Het (ver)binden van partijen in en buiten de regio aan de kansen en mogelijkheden die de Biobased Economy in Zuidoost-Drenthe biedt; De aantrekkingskracht van de Biobased Economy benutten om lopende projecten en initiatieven op te schalen naar een groter bereik en effect. Bureau Noordtij is voor de periode medio 2013 – 2014 ingehuurd door provincie en Gemeente Emmen om BBE regio Zuidoost-Drenthe verder op de kaart te zetten. Daarbij is het van belang, aldus Jan Jager, lector BBE aan Stenden Hogeschool in Emmen, dat: “Dit alles middels een website Platform AgroChemie Drenthe uitstraling krijgt. Dit moet de spreekbuis van alle “biobased economy initiatieven” in Drenthe zijn. Van hieruit moet PR worden gedaan naar de overheid en Brussel. Drenthe moet immers een cruciale rol spelen om inhoud en invulling te geven aan de doelstellingen in het topsectorenbeleid, incl. biobased economy.” De genoemde website is feitelijk al gerealiseerd in de vorm van www.IKDrenthe.nl en www.biobaseddrenthe.nl , waar in de vorm van “initiatieven” als Agro en Chemie de BioBasedEconomy een plek heeft gekregen. Om de marketing (naamsbekendheid en weten wat we doen in Drenthe) krachtig onder de aandacht te brengen is meer inzet nodig. Gedacht wordt aan enkele boegbeelden die eraan bijdragen dat BBE Emmen verder op de kaart komt.
Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
26
Slotwoord De rol en betrokkenheid van het bedrijfsleven is van cruciaal belang. Het is al lang niet meer een kwestie waarin overheden het voortouw nemen of het zelfs alleen doen. Tijden zijn veranderd en de brede wens is om als partners (Ondernemers, Onderwijs, Onderzoek, Overheid) samen op te trekken en één gezamenlijke agenda te maken. Dit is ook bij uitstek de wens en inzet van de Gemeente Emmen. Geconstateerd kan worden dat we in gezamenlijkheid op de goede weg zijn en het naar de toekomst toe aan komt op vasthoudendheid, je als regio durven profileren met dat waar je goed in bent (DNA van Drenthe). De Gemeente Emmen zal een krachtige bijdrage leveren in het ondersteunen van genoemde ontwikkelingen zowel binnen de groene chemie als binnen de land- en tuinbouw. Daarbij is het leggen van verbanden (crossovers) één van de uitdagingen, waar steeds meer naar gezocht gaat worden. Daarin zijn veel win-win situaties te bereiken, blijkt nu al uit de praktijk.
Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
27
BIJLAGE 1: Beleidsomgeving Europa, Rijk en Noord Nederland.
- Europa De Europese Commissie (EC) geeft aan dat de Europese bio-economie een omzet vertegenwoordigt van 2000 miljard euro en goed is voor 22 miljoen banen of 9% van de werkgelegenheid in de Unie. Het gaat hierbij om de actuele situatie van de volgende betrokken sectoren: landbouw, bosbouw, visserij, productie van levensmiddelen, pulp en papier alsmede delen van de chemische, biotechnologische en energiesector. Volgens ramingen zou elke euro die de EU in bio-economisch onderzoek en innovatie investeert, tegen 2025 jaarlijks een toegevoegde waarde van 1 euro in de bio-economie genereren10. Daarmee is voldoende aagegeven dat deze ontwikkeling zeer substantieel is en zich ook zal doorzetten. De bio-economie is geen toekomstplan, maar is al begonnen.In een biobased economy staat het (zo efficiënt mogelijk) gebruiken van biomassa en reststromen centraal. Biomassa kan, mits duurzaam geproduceerd en benut, zichzelf blijven hernieuwen. Biomassa heeft de unieke eigenschap dat het gebruikt kan worden voor toepassingen waar koolstof onmisbaar is, zoals vloeibare brandstoffen, chemicaliën en materialen. -Rijk Het kabinet hanteert de volgende uitgangspunten, die richting geven aan het beleid bij de productie van biomassa: - Het optimaliseren en verduurzamen van de productie van biomassa in de landbouw, bosbouw, visserij en andere sectoren waarbij biomassaproductie optreedt. Stimuleren van de ontwikkeling van alternatieve manieren om grondstoffen te produceren zonder inzet van grond en biomassa, bijvoorbeeld kunstmatige fotosynthese. Het verhogen van de opbrengst per hectare bij landbouwproductie en tegengaan van verspilling bij de oogst en verwerking. - Het sluiten en optimaliseren van kringlopen, waarbij nutriënten (fosfaat, stikstof) worden behouden, organisch stofgehalte op peil blijft en biomassa benut kan worden voor compostering. - Stimuleren van ontwikkeling van technologie: bioraffinage, vergassing, pyrolyse, torrefactie. - Duurzaamheid om de uitputting van gronden, omzetten van bossen naar landbouwgrond, aantasting van biodiversiteit, additionele broeikasgasemissies, negatieve direct en indirecte effecten bij landgebruiksverandering en ontginning van veen te vermijden. Het rijk heeft vanuit haar topsectorenbeleid de biobased economy aangewezen als ‘doorsnijdend’ thema van de negen topsectoren waar de overheid haar economisch beleid op focust. Eerst is het Businessplan BBE opgeleverd getiteld ‘Een punt op de horizon’, juni 2011 en als vervolg daarop het document ‘Groene Groei, van biomassa naar business’, een dynamische agenda waarin de ambitie van het bedrijfsleven helder staat verwoord. De aanzet voor het businessplan BBE is het resultaat van een gezamenlijke inspanning van de topsectoren (chemie, agrofood, tuinbouw, logistiek, energie en water) die direct betrokken zijn bij de transitie en wordt door hen gedragen. Zij delen de ambitie dat Nederland leiderschap neemt in deze transitie. De biobased economy doorsnijdt alle sectoren, maar de inspanning is gecoördineerd door de topsector chemie. De sterke positie van de Nederlandse chemische sector blijken uit de harde cijfers11 over zijn omvang en impact. In 2010 werkten er ongeveer 64.000 mensen in de chemische industrie, na de voedings- en genotmiddelensector is chemie de grootste industriële werkgever. De sector genereerde in 2010 een omzet van € 47 miljard per jaar.12 Het Innovatiecontract Biobased Economy heeft zes ‘workpackages’ geïdentificeerd: - workpackage Biobased materialen; - workpackage BioEnergy en BioChemicals; - workpackage Geïntegreerde bioraffinage; - wokpackage Teeltoptimalisatie en biomassaproductie; - workpackage Terugwinnen en hergebruik: water, nutriënten en bodem;
10 ‘Innovating for Sustainable Growth: A bioeconomy for Europe’, Communication of the European Commission, 2012 11 12
Bron: cijfers uit het jaarverslag van het VNCI (Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie) van 2010 Bron: Actieagenda topsector Chemie, juni 2011.
Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
28
-
workpackage Economie, beleid en duurzaamheid.
Dit Innovatiecontract volgt dus op het eerdere document ‘Een punt op de horizon’ uit juni 2011, waarin zes Topsectoren een visie op hoofdlijnen geschreven hebben voor de onderzoeks- en innovatieagenda van de biobased economy. Voor de verdere uitwerking is er een TopKonsortia Innovatie en Kennis Biobased Economy (TKI BBE), van waaruit regie wordt gevoerd met betrekking tot de samenwerking, kennisuitwisseling, synergie en valorisatie over de verschillende biobased onderdelen binnen de topsectoren. Om de goede uitgangspositie van Nederland tot economische voorsprong uit te bouwen zal er de komende jaren strategische allianties gesloten moeten worden op basis van nieuwe businesskansen. Daarbij zullen bedrijven uit de sectoren, kennisinstellingen en overheden gezamenlijk moeten optrekken. Twee voorwaarden zijn vanaf het begin essentieel: maximale verwaarding van de groene grondstof én duurzaamheid. Gerichte en samenhangende innovatie op vele terreinen is de beste manier om deze twee doelstellingen te realiseren. - Roadmap NOM In opdracht van de Noordelijke Investerings- Ontwikkelingsmaatschappij, NV NOM, is het document ‘De biobased economy in Noord Nederland’ tot stand gekomen. Dit document geeft een goed overzicht van wat de biobased economy zoal inhoudt en wat er binnen de bioeconomie speelt aan ontwikkelingen en welke spelers daar een actieve en/of prominente rol vervullen. Vooral de kansen voor Noord Nederland zijn helder in beeld gebracht waarbij ondermeer van belang is te weten wat zijn de sterke kanten van Noord Nederland: de akkers met de hoogste productiviteit ter wereld sterke coöperaties die richting kunnen geven aan de ontwikkeling van teelten
de aanwezige kennis bij de RUG, hogescholen, kennisinstituten en allianties met andere universiteiten en instituten in Nederland. De vier poten waarop we de BBE in Noord-Nederland moeten opbouwen zijn: agro, chemie, logistiek en kennis. Emmen wordt terecht gezien als één van de twee zwaartepunten voor de chemische industrie in het Noorden, naast Delfzijl. Over de hele linie zijn bedrijven bezig of op zoek naar mogelijkheden van vergroening. In Emmen is Sunoil Biodiesel al een aantal jaren bezig met het maken van biodiesel uit oliën en vetten. API Institute en Cumapol (‘custom made polyesters’) zijn op zoek naar toepassing van groene grondstoffen als basis voor hun productieprocessen. Het Japanse bedrijf Teijin, die supersterke aramidevezels maakt, op basis van de productie van grondstoffen uit de Teijinfabriek in Delfzijl, is op vele terreinen bezig met vergroening van zijn productie13. Teijin is in 2010 een samenwerking aangegaan met Avantium om ‘high-performance’ polymers te ontwikkelen. In Noord Nederland zijn een aantal sterke onderzoeksgroepen aanwezig, waar elke regio van kan profiteren. Een goed voorbeeld hiervan is het Carbohydrate Competence Center (CCC), waarin RUG, WUR en Universiteit van Utrecht samenwerken met TNO, Hanzehogeschool en zestien bedrijven in de sector agrofood, zoals Avebe, Agrifirm, Cosun, en FrieslandCampina. CCC onderzoekt bijvoorbeeld nieuwe plastics op basis van zetmeel, voorbehandeling van biomassa etc. Zo doet ook het Zernike Institute for advanced materials onderzoek naar het maken en polymeriseren van kunststoffen door micro-organismen. Behalve wetenschappelijk onderzoek is vooral ook de toepassing voor onze regio interessant, gezien de samenstelling van bedrijven en onderwijs en kennisinstituten in Zuidoost-Drenthe. BiobRUG is een initiatief om als transferpunt te dienen tussen wetenschap en regionale midden- en kleinbedrijven. Er is een leerstoel ingesteld gericht op overdracht van kennis en technologie naar het MKB.
13
De biobased economy in Noord Nederland, 2011, in opdracht van de NV NOM tot stand gekomen.
Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
29
Bijlage 2: Begroting voor BioBased Economy- Groene Chemie & Agribusiness: Onderdelen: Innovatieplatform PGA en Kenniscluster (Vezel)chemie. Deze begroting is ingediend (door Prov. en Gemeente) bij het min. van EZ (Transitiehuismiddelen BBE) om geld te krijgen voor bekostiging van de aanjaagorganisatie, het initiëren van businesscases, voor netwerken met elkaar verbinden en Pr en communicatie. Begroting in € Voor de jaren 2012 tot en met 2014 per jaar: Jaar 2012/ 2013: Kosten per onderdeel
Jaar 2012 en 2013:
Jaar 2014
Totale kosten
Innovatieplatform PGA Kwartiermaker
70.200,-
Projectmanagement+ontwikkeling
35.100,-
35.100,-
Kernteam/Bijeenk./administr./inhuur
25.000,-
12.500,-
Kenniscluster (Vezel)chemie Kwartiermaker
70.200,-
Aanjager/Incubator
98.000,-
50.000,-
Bijeenkomsten/adm./inhuur
25.000,-
12.500,-
45.000,-
25.000
Innovatieplatform BBE Communicatie/ organisatie Positionering Huisvesting: Ondernemersplein of
Kosten niet doorberekend
Kenniscampus Emmen 368.500,
135.100,-
In 2014 hebben de kwartiermakers hun werk gedaan en is het innovatieplatform PGA en kenniscluster (Vezel)chemie ondergebracht in een koepel innovatieplatform BBE. De algemene kosten zullen dan in het programma zijn opgenomen en door meer stakeholders worden gedragen.
Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
30
Voor het jaar 2015 is nog een bedrag van € 30.000,- opgevoerd, zodat de Nazorgfase met een robuuste afronding en overdracht geborgd is. Financiering van dit bedrag voor 2015 wordt in 2013/2014 definitief vastgelegd. In het onderstaande het financieringsoverzicht. Programma’s van gemeente en provincie worden jaarlijks herijkt indien nodig, op basis van voortschrijdend inzicht en monitoring. Financiering; in € Op jaarbasis tot en met 2015 2012
2013
2014 35.000,-
2015
Transitiehuis BBE
95.000,-
95.000,-
Gemeenten + Drentse Zuidas
134.500,-
32.500,-
Bedrijven/stakeholders/ Community of Practice
59.500,-
131.000,-
45.100,-
10.000
Provincie Drenthe
97.500,-
110.000,-
55.000,-
10.000
Totaal
€368.500,-
€368.500,-
€135.100,-
€30.000
Huisvesting: Ondernemersplein of Kenniscampus Emmen
Financiering door derden
Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
10.000
31
Bijlage 3:
Doelstelling COCI Bijdrage aan
Door
Vergroten van het innovatief en groeiend vermogen van het bedrijfsleven
Focus op vraaggestuurde ondersteuning aan innovatieve ondernemers
Bijdragen aan het oplossen van maatschappelijke thema’s
Samenwerking tussen onderwijs- en onderzoeksinstellingen en innovatief bedrijfsleven
Veeleisend, uitdagend en aantrekkelijk onderwijs met een hoge toegevoegde waarde, geënt op kwalitatief hoogwaardig praktijkgericht onderzoek Deze doelstellingen sluiten naadloos aan op de Agenda van de Topsector Chemie, in concreto op het landelijke Topconsortium voor Kennis en Innovatie (TKI) Smart Polymeric Materials en Biobased Economy en daarmee op de kracht van de Nederlandse chemiebedrijven. Bijdragen aan de Human Capital Agenda Chemie
Het businessmodel van samenwerking (SBM) is gebaseerd op het creëren van een win-win situatie voor onderwijs en ondernemers. Hierdoor groeit dit model groeit in 2016 naar een onderzoekscentrum waarin ruim 40 onderzoekers samen met jaarlijks 300 studenten onderzoek verrichten naar praktijktoepassing van Smart Polymeric Materials en Biobased Economy, resulterend in 20 valorisatietrajecten met bedrijven. Aan de regionale overheden zal ook een financiële bijdrage worden gevraagd voor dit initiatief. De connectie tussen het Windesheim en PolymerScience Park in Zwolle en Stenden en PRE in Emmen, met het Dutch PolymerInstitute (DPI) en de Federatie Nederlandse Rubber- en Kunststofindustrie (NRK) zorgt ervoor dat SBM een vliegende start kan maken. De bestaande structuren vormen immers de basis voor een brede dienstverlening aan de (snel)groeiende bedrijven. In de samenwerking worden de laboratoria en gebouwen benut van Windesheim, Stenden, PRE, API Institute, Emmtec Services en Polymer Science Park. Ook kan het centrum leunen op de zeer goede technische opleidingen van de genoemde HBO instellingen. Daarnaast werkt zij te midden van de bestaande netwerkorganisaties Kennispoort (Zwolle), Kennispark (Enschede), Innovatienetwerk Stedendriehoek (Deventer), het Carbohydrate Competence Center (CCC) en het onderzoeksinstituut BioBRUG. De bedrijven hebben zich hieraan verbonden in de vorm van kernpartners (intentie tot actieve (onderzoeks)deelname en cofinanciering) en netwerkpartners (partners die actief deelnemen in het onderzoeksprogramma en de businesscases).
Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
32
Bijlage 4: Organisatie en samenwerkingsrelaties Agro en Chemie. Voor het cluster vezelchemie / groene chemie bestond tot nu toe nog geen duidelijke, breed gedragen organisatievorm. Toch is dit wel een vereiste om tot verdere professionalisering en organisatorische slagkracht te komen. Immers zijn zaken als een “loket” voor bedrijven die innovatieplannen hebben, het communiceren en bekendmaken wat er in ZO Drenthe gebeurt en welke mogelijkheden en faciliteiten er zijn, onontbeerlijk. Een volgende stap in professionalisering is dat wordt gewerkt met een programma, waarin niet alleen projecten zijn opgenomen, maar vooral ook onderlinge samenhang, relaties tussen ketenpartners etc. is aangegeven. Nu is er al sprake van een paar duidelijke contouren van onderdelen en platforms die zich, elk afzonderlijk, aan het “organiseren” zijn. In schema hieronder weergegeven:
Genoemde organisaties (COCI en Clusterorg.) en platforms (IKDrenthe) zijn nauw met elkaar verbonden. De “overlap” betreft vooral mensen die in meerdere netwerken en/of organisaties werken. Het gaat niet in de eerste plaats om een organisatieplaatje, maar om een samenwerkings- en relatieschema, met de bedoeling aan te geven hoe verhouden deze zich tot elkaar. De “overlap” is goed te managen door daarover onderling goede afspraken te maken ‘wie doet wat’ en ‘wie gaat waarover’. De inhoud en de te bereiken resultaten (content) komen voort uit het Cluster Groene chemie en uit de COCI samenwerkingsorganisatie. Daartussen bestaat (een gewenste) overlap en er worden dan ook afspraken gemaakt op programma(manager)- niveau tussen COCI en het Cluster Groene chemie. Zo is er ook een sterke relatie met IKDrenthe, omdat dit een Kennis- en innovatieplatform is die alle initiatieven in ZO Drenthe e.v. omvat. Bovendien loopt de communicatie, marketing en PR bijvoorProgrammaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
33
keur via IKDrenthe. Daarmee is een éénduidig “kanaal” voor professionele communicatie voorhanden. De relatie tussen het Cluster Agro en Chemie en IkDrenthe is het grootst, omdat het cluster tegelijk één van de initiatieven is van IKDrenthe. Dus in zekere zin maakt het onderdeel uit van IkDrenthe. In het schema is het afzonderlijk gepositioneerd omdat dit Cluster een omvang en betekenis heeft die afzonderlijk aandacht nodig heeft en ook in samenspraak met alle stakeholders verder moet worden vormgegeven; zowel organisatorisch als programmatisch. Het Cluster Groene chemie i.o. (in oprichting) gaat de volgende onderdelen bevatten:
Hoe zou de verdere invulling eruit kunnen zien: •
Stuurgroep-niveau: vertegenwoordigers van Onderwijs, Ondernemers, Onderzoek en Overheid; met in elk geval Stenden hogeschool, ROC Drenthe, API instituut, Emmtec, NOM, KvK, Gem. Emmen, Prov. Drenthe, 2 MKB’ers en 1 Groot Bedrijf. o Gekoppeld aan de stuurgroep wordt een Raad van Advies (max. 10-15) ingesteld met een hoog gehalte bedrijfsleven waarin ondermeer ook bedrijven als Philips, Inverko, Sunoil, Forbo, zitting hebben naast de meeste Emmtec bedrijven. Waar heel ZO Drenthe goed is vertegenwoordigd en waar ook de verbinding met Agro wordt gelegd. o Alternatief: in plaats van de meer traditionele ‘stuurgroep’ benadering is ook te overwegen een soort ‘economic board’in te stellen, die gaat beslissen over investeringen, sleutelprojecten, inzet mensen en middelen, nieuwe voorwaarden (opleidingen, kennisinfrastructuur, technische voorzieningen, aantrekkelijkheid regio en PR/communicatie). Het construct ‘economic board’ veronderstelt een grotere deelname en vertegenwoordiging van het bedrijfsleven, t.o.v. wat gebruikelijk is in stuurgroepen. Echter omdat het commitment van het bedrijfsleven een vereiste is en zij alleen aanschuift als er belangen zijn, valt dit alternatief naar de toekomst toe zeker te overwegen.
Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
34
•
•
Programmagroep-niveau: op dit niveau moeten er door alle stakeholders afspraken kunnen worden gemaakt op programma niveau over welke innovatie-ideëen worden gehonoreerd, welke pilots in gang gezet, welke projecten gestart, welke inzet waaraan gekoppeld wordt etc. Het gaat hier dus over doelen – resultaten – inzet van middelen. Dit wordt voorbereid in deze groep en vastgesteld in de stuurgroep. De voorzitter is tevens programma-manager en de eerst aangewezen gesprekspartner voor zowel de COCI samenwerking als in de eigen regio Projecten-niveau: kern van de werkorganisatie is de “aanjaagorganisatie” die verantwoordelijk is voor initiëren van nieuwe innovaties, opstellen businesscases, opstarten projecten, verbinden van partijen etc. o In het projectenoverleg wordt met alle stakeholders de voortgang bewaakt en acties ondernomen om resultaten te boeken. o Er zal op projecten-niveau ook een harde verbinding met de COCI-organisatie moeten worden gelegd om de afgesproken prestaties die COCI met het ministerie OCW en met de Topsector Chemie heeft gemaakt, te borgen v.w.b. het Emmense aandeel.
Programmaplan Biobased Economy Auteur: Roel Folkersma, afd. BNR, versie 6.0 van 26 nov. 2013
35