pmaπjaarv e r s l a gπ2 0 0 6
De mensen voor wie we het doen PMA heeft op dit moment 20.941 deelnemers. Allemaal mensen die, hoe verschillend ze verder ook zijn, dit met elkaar gemeen hebben: ze werken ergens in Nederland in een apotheek en bouwen bij PMA aan hun pensioen. We vroegen zeven van hen of we bij hen thuis een foto mochten maken. Het mocht. We stuurden kunstenaar/fotograaf Rogier Alleblas op pad, kriskras door Nederland. Het resultaat vindt u terug in dit jaarverslag.
p 21
Tussen de schuifdeuren in Den Helder
p 16
Een verrassing op 2 januari
p 34 p 25
Musicaltalent in Hoogvliet
p 39
p 42
Een geboorte in Emmen
Herenigd in Almere
Zeven apotheken in dertig jaar
p 51
Een bed & breakfast in Fryslân
Inhoud Inleiding 7 Profiel van PMA Kerncijfers 9 Functionarissen
Jaarrekening 2006 8 Balans per 31 december 61 Staat van baten en lasten 62 Kasstroomoverzicht 63 Algemene toelichting 64 Toelichting op de balans 66 Toelichting op de staat van baten en lasten
10
Verslag van het bestuur 1
Algemeen
1.1 1.2 1.3
Bestuur en beheer 12 Communicatie 14 Algemene ontwikkelingen op pensioengebied 17
2
Pensioenregeling
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10
Pensioenregeling van PMA 26 Wijzigingen in de regeling 28 Deelnemers 28 Premies 32 Pensioenopbouw tijdens werkloosheid 33 Waardeoverdracht van pensioenaanspraken 35 Seniorenregeling 36 Door deelnemers gemaakte keuzes 37 Pensioenuitkeringen 38 Herverzekering 38
3
Risicobeheer
3.1 3.2 3.3 3.4
Inleiding 40 Solvabiliteitsrisico 40 Risico’s financiële instrumenten Niet-financiële risico’s 43
4
Beleggingen
41
4.1 Beleggingsbeleid in samenhang met de verplichtingen 44 4.2 Beleggingsportefeuille 50 4.3 Rendement 50
5
Financiële positie
5.1 Resultaten 2006 54 5.2 Voorziening pensioenverplichtingen 5.3 Vermogen en dekkingsgraad 56 Verslag Deelnemersraad 58 Verklaring Commissie Ad Hoc
59
55
71
Overige gegevens
Gebeurtenissen na balansdatum 74 Actuariële verklaring 74 Accountantsverklaring 76 Kerncijfers pensioenfonds sedert oprichting Begrippenlijst 79
78
π
π
Inleiding Voor u ligt het jaarverslag 2006 van Stichting Pensioenfonds Medewerkers Apotheken, kortweg PMA. PMA heeft een uitstekend jaar achter de rug. Het rendement op de beleggingen bedroeg 13,2%, waarmee PMA ruim uitkwam boven het gemiddelde rendement van de Nederlandse pensioenfondsen. Mede door deze goede resultaten is de financiële gezondheid van het fonds verder verbeterd. De dekkingsgraad van het fonds is gestegen van 169,5% eind 2005 tot 193,5% eind 2006 (zelfs bijna 203% gemeten op basis van marktwaarde en ruim 199% volgens FTK-normen). Behalve het beleggingsresultaat heeft ook de in 2006 opgelopen rente aan de stijging van de dekkingsgraad bijgedragen. 2006 was ook een jaar van voorbereiding op de Pensioenwet. PMA heeft in 2006 geïnventariseerd wat de gevolgen van de wet zijn voor de uitvoering van de regelingen en wat er moet gebeuren op het punt van pension fund governance. Ook is er in het kader van het nieuwe Financieel Toetsingskader beleid geformuleerd ten aanzien van de wijze waarop indexatie-, premie- en beleggingsbeleid tot stand komen. Het bestuur is verheugd dat PMA in blakende gezondheid en goed voorbereid op de toekomst 2007 is ingegaan, het jaar waarin het fonds zijn 50-jarig jubileum viert. In dit jaarverslag geven wij u graag een beeld van de gang van zaken bij PMA in 2006. Het verslag bevat de uitkomsten van het financiële beheer en beleggingsbeleid, de actuariële analyse van het resultaat en een overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen op pensioengebied. Ook zijn in dit jaarverslag gegevens opgenomen over de Seniorenregeling, in verband met de samenhang met de pensioenregeling. De wijze van verslaglegging is conform de bepalingen in Titel 9 Boek 2 BW en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, die onder verantwoordelijkheid van de Raad voor de Jaarverslaggeving is opgesteld. Het bestuur van PMA dankt iedereen die zich het afgelopen jaar heeft ingezet voor het fonds. Den Haag, 11 april 2007 Namens het bestuur van PMA Ton van Zijl, voorzitter
π
Profiel van PMA Pensioenfonds Medewerkers Apotheken, kortweg PMA, verzorgt de pensioenen van bijna 21.000 apotheekmedewerkers en bijna 7.700 ex-apotheekmedewerkers, de zogeheten slapers. Ruim 3.200 ex-apotheekmedewerkers of hun nabestaanden ontvangen een pensioenuitkering van PMA. De pensioenregeling die PMA uitvoert, geldt voor de werknemers van wie de werkgevers onder de verplichtstelling van het bedrijfstakpensioenfonds vallen, en bovendien voor de werknemers die werken bij instellingen die op vrijwillige basis zijn toegelaten tot de PMA-regeling. PMA heeft een pensioenregeling die werkt volgens het middelloonsysteem. Sinds januari 2006 is er een onderscheid in de regeling voor apotheekmedewerkers geboren vóór 1950 en medewerkers geboren in of na 1950. Afgezien van een excedentverzekering voor hoge risico’s zijn de pensioenrechten niet herverzekerd. De beleggingen van PMA zijn ondergebracht bij externe vermogensbeheerders of in beleggingsfondsen. Het bestuur van PMA formuleert het beleggingsbeleid. Het bureau van PMA is belast met de uitvoering en de administratie van de pensioenregeling en de beleggingen. Daarnaast is het bureau belast met de uitvoering van de Seniorenregeling en de Regeling Zorgverlof (alle voor rekening van de Stichting Regeling Medewerkers Apotheken, SRMA). Voorts int PMA de bijdragen voor de Stichting Bedrijfsfonds Apotheken (SBA).
π
Kerncijfers 2006 2005 2004 Aantallen per 31 december Deelnemers, totaal 20.941 20.353 19.752 – nog niet premieplichtig 336 373 2.723 – met pensioenopbouw 20.605 19.980 17.029 Gewezen deelnemers, met 7.696 7.226 6.787 premievrije rechten Gepensioneerden 3.229 3.106 2.955 Aangesloten apotheken 1.819 1.802 1.747
2003
2002
19.102 2.758 16.344 6.662
18.113 2.692 15.421 6.552
2.796
2.598
1.713
1.681
Balanspositie per 31 december (x 2 1 miljoen) Belegd vermogen 1.074 926 776 689 618 Pensioenverplichtingen 557 547 477 544 487 Andere technische voorzieningen 0 0 7 18 29 Reserves 522 380 294 121 100 Inkomsten/Uitgaven (x 2 1 miljoen) Premies 47,5 46,6 35,9 26,6 17,6 Direct beleggingsresultaat 27,6 20,1 14,8 12,7 15,1 Indirect beleggingsresultaat 96,7 100,7 59,8 41,9 -98,9 Uitkeringen 17,5 15,9 14,9 13,6 12,4 Premies % Premie werkgever – geboren vóór 1950 1) 19,2 19,66 16,73 13,80 10,75 – geboren in of na 1950 1) 16,4 19,66 16,73 13,80 10,75 Premie werknemer – geboren vóór 1950 1) 9,6 10,25 8,79 7,33 5,85 – geboren in of na 1950 1) 8,2 10,25 8,79 7,33 5,85 Indexatie per 1 januari % Rechten en uitkeringen 2) 1 0 3,5 4,25 2,75 Rendement beleggingen % Totaal rendement 13,2 15,2 10,9 8,7 -12,0 1) met ingang van 2006 wordt onderscheid gemaakt naar deelnemers geboren in 1950 en later en deelnemers geboren vóór 1950. De percentages lopen uiteen als gevolg van verschillen in de franchise 2) per 1 januari 2007: 1,75%
π
Functionarissen Bestuur
Deelnemersraad Mw. G.M. Biemond-Schalk Mw. H.J.M. van Bussel Mw. C.H.J. van Doorn Mw. A. Kraaijenbrink Mw. G.M. van der Linden Mw. S.C.R. Terlouw, secretaris Dhr. E. Visser, voorzitter Mw. K.W. de Vries Mw. H.J.M. van Brussel, plvv.
Leden, benoemd door FNV Bondgenoten, te Utrecht Mw. A.G.P.M. Brouwer-Verhoeckx Dhr. H. Hofstee, voorzitter (2006) Dhr. J.G. Huizenga Mw. R.A. Meijer-Alta, plvv. Mw. A.E. Poppe-Huisman, plvv.
Leden, benoemd door CNV Publieke Zaak, te Den Haag:
Commissie Ad Hoc Mw. H.L. Berkenbosch Mw. E.H. Jong Baw Dhr. J.C. Bergman Dhr. H. Stapel Dhr. drs. M.A.J.M. Fischer Dhr. drs. F. Samuels Brusse Dhr. drs. P.C.M. van Tetering
Dhr. A.A. Bal, secretaris (2007) Mw. J.M.T.N. van Oijen Mw. B.H.M. Hertroys, plvv.
Leden, benoemd door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter Bevordering der Pharmacie, te Den Haag: Mw. drs. T.J.S. Bal Dhr. drs. M.A. Hagenzieker, secretaris (2006) Dhr. drs. J.L. Philipse, tot september 2006 Mw. drs. M.J.G. van de Lustgraaf-Wielens, vanaf september 2006 Dhr. drs. P.H.A.M. Verheggen Dhr. drs. A. van Zijl, voorzitter (2007)
Communicatiecommissie Mw. drs. T.J.S. Bal Mw. A.G.P.M. Brouwer-Verhoeckx Dhr. drs. M.A. van Aken
Directie en Staf Dhr. M.J.M. Kropman RB, directeur Dhr. drs. M.A. van Aken, manager pensioenen Dhr. J. van Beek, manager financiën en beleggingen
Dagelijks bestuur Dhr. A.A. Bal Dhr. drs. M.A. Hagenzieker Dhr. H. Hofstee Dhr. drs. A. van Zijl
Compliance officer Nederlands Compliance Instituut
Accountant
Overigen
Ernst & Young Accountants te Den Haag
Uitvoerend actuaris
Beleggingscommissie
HV&P Adviseurs en actuarissen te Amsterdam
Dhr. A.A. Bal Dhr. drs. M.A. Hagenzieker Dhr. H. Hofstee Dhr. drs. A. van Zijl
Adviserend actuaris Mercer Human Resource Consulting B.V. te Amstelveen
Dhr. J. van Beek Mw. E.P.M. van Kalmthout-Papôt Dhr. M.J.M. Kropman RB
Certificerend actuaris Mercer Certificering B.V. te Amstelveen
10
verslagπ vanπhetπ bestuur
1 1.1 Bestuur en beheer
• certicifering SAS 70 • levensloop (regeling en overleg met De Nederlandsche Bank)
Bestuur
Pensioenregeling Het bestuur is paritair samengesteld door de organisaties van werknemers en werkgevers, en bestaat uit drie leden benoemd door FNV Bondgenoten, twee door CNV Publieke Zaak, en vijf leden door de KNMP. De benoeming vindt plaats voor een periode van vijf jaar. De functies van voorzitter en secretaris worden jaarlijks beurtelings door werk nemers- respectievelijk werkgeversvertegenwoordigers vervuld.
• reglementswijzigingen als gevolg van de Pensioenwet • activiteiten waardeoverdracht medewerkers Azivo
Financiering • Beleidsnota Financieel Toetsings Kader (FTK) • studie Asset Liability Management (ALM)
Beleggingscommissie
De bestuursleden ontvangen vacatiegeld voor het bijwonen van vergaderingen en een reiskosten vergoeding.
Door het bestuur is een beleggingscommissie ingesteld die bestaat uit vier bestuursleden. De commissie heeft als taken: het adviseren van het bestuur over het jaarlijkse beleggingsplan, het bepalen van de posities die worden ingenomen binnen de in het beleggingsplan gestelde bandbreedtes en het toezicht op de uitvoering door de directie van het uit het beleggingsplan voortvloeiende vermogensbeheer.
Samenstelling van het bestuur Er heeft één bestuurswisseling plaatsgevonden. De heer drs. J.L. Philipse is in september 2006 opgevolgd door mevrouw drs. M.J.G. van de Lustgraaf-Wielens. Bij de jaarlijkse wisseling van voorzitter en secretaris werd voor het jaar 2006 de heer Hofstee voorzitter en de heer Hagenzieker secretaris.
In 2006 kwam de Beleggingscommissie vijf maal in vergadering bijeen. De belangrijkste onderwerpen die daarbij zijn besproken waren: • wijzigingen in aandelenmandaten • studiedag ALM / FTK • presentatie over verwachte ontwikkeling euro/ dollar • valuta-afdekking dollar, aandelen • verlenging duration vastrentende portefeuille • uitbreiding vastgoed • toelichting risico management systeem • presentaties naar aanleiding van studies FTK • FTK implicaties voor beleggingsbeleid • vaststelling beleggingsbeleid 2007
Beleid In 2006 kwam het bestuur viermaal in vergadering bijeen. De belangrijkste onderwerpen die daarbij aan de orde kwamen, zijn:
Organisatie • • • • • •
wijzigingen ABTN outsourcing compliance participatie klantenconsortium Innovact implementatie gevolgen Pensioenwet voorbereiding Pensionfund Governance 50-jarig jubileum PMA
12
Algemeen
Deelnemersraad
Personeel en organisatie
In het kader van publieke verantwoording (Pensionfund Governance) is de Pensioenwet aangepast en moeten de deelnemers (premiebetalers/werknemers en premiegenieters/ex werknemers/ gepensioneerden) meer invloed krijgen op het toezicht van het bestuur en het beleid van het fonds. Het pensioenfonds is immers van de gepensioneerden en de werknemers. Het bestuur vindt betrokkenheid van deelnemers bij het pensioenfonds erg belangrijk, en is dan ook blij dat op 30 januari 2006 de Deelnemersraad kon worden geïnstalleerd. Graag verwijzen wij naar het verslag van de Deelnemersraad, elders in dit jaarverslag.
Aan het einde van het jaar waren er bij PMA 18 werknemers met een vast dienstverband werkzaam, op basis van arbeidscontracten variërend van 24 tot 40 uur per week. In de loop van 2006 is een tweede (parttime) senior investment manager in dienst getreden. De onderdelen beleggingen en financiën zijn samengebracht in één afdeling, aangestuurd door een nieuwe manager. Het Management Team van het fonds bestaat nu uit de algemeen directeur, de manager Pensioenen en de manager Financiën & Beleggingen. Het fonds bevindt zich momenteel in de eindfase van het volledig opnieuw in kaart brengen van de administratieve organisatie, gericht op het verkrijgen van SAS70 type 1 certificering. Het geheel van operationele risico’s en genomen beheersingsmaatregelen is vastgelegd in risico control matrices. De naleving van de vastgelegde beheersingsmaatregelen zal te zijner tijd getoetst worden door een externe accountant, gericht op verkrijging van SAS70 type 2 certificering. Verwacht wordt dat dit laatste in 2008 gerealiseerd zal zijn.
Commissie tot decharge van het bestuur Door de vakorganisaties en de KNMP wordt jaarlijks ad hoc een commissie benoemd die tot taak heeft het bestuur te dechargeren voor het gevoerde beheer over het afgelopen boekjaar. Deze commissie is paritair uit werkgevers en werknemers samen gesteld.
In 2006 is nadere invulling gegeven aan de compliance-functie. Ten behoeve van de uitbesteding van compliance support is een overeenkomst gesloten met het Nederlands Compliance Instituut (NCI). Het compliance programma is een leidraad voor het omgaan met de uitvoering van de Gedragscode. Het NCI heeft vastgesteld dat Pensioenfonds Medewerkers Apotheken en haar medewerkers in 2006 op een correcte wijze zijn omgegaan met de Gedragscode.
De verklaring van de commissie over het boekjaar 2006 is aan dit verslag toegevoegd.
Directie De directeur is de statutaire vertegenwoordiger van het bestuur. Hij geeft leiding aan het bureau van PMA en is belast met het vermogensbeheer. De directeur adviseert het bestuur over het beleggingsbeleid en het beleid ten aanzien van de pensioen regeling. Ook adviseert hij de Beleggingscommissie over de uitvoering van het beleggingsbeleid. Daarnaast verzorgt hij de externe contacten in de pensioenwereld en zorgt hij voor inbreng bij discussies rond de pensioenmaterie.
Het systeemlandschap van Pensioenfonds Medewerkers Apotheken is in 2006 belangrijk geprofessionaliseerd. Allereerst is binnen beleggingen Bloomberg als externe databank in gebruik genomen. Voorts is het PAR systeem geïmplementeerd. PAR staat voor: ‘Performance, Allocation and Risk’. In dit systeem worden de beleggingen en de verplichtingen
13
ingelezen en aan elkaar gelinkt, waardoor bijvoorbeeld zichtbaar gemaakt kan worden wat de ‘mismatch’-risico’s zijn tussen de verplichtingen en de beleggingen, of tussen de normportefeuille en de werkelijke beleggingsportefeuille. Tenslotte zijn in 2006 belangrijke stappen gezet voor een upgrade van het pensioensysteem, van de DOS-versie naar de windowsversie van Innovact. Naar verwachting zal de in productiename daarvan in de loop van het tweede kwartaal van 2007 plaatsvinden. Pensioenfonds Medewerkers Apotheken overweegt overigens om een belang te nemen in het Innovact klanten consortium. Ons fonds zou dan betrokken zijn bij de continuïteit van deze voor ons belangrijke softwareleverancier, en minder afhankelijk zijn van derden. Op dit moment zijn de besprekingen met betrekking tot de aandeelhoudersovereenkomst daarvoor gaande.
verplichtingen op marktwaarde moeten worden gewaardeerd zijn tevens besluiten genomen met betrekking tot onder welke omstandigheden, en in welke mate wij het rentemismatchrisico gaan afdekken. Dit risico wordt veroorzaakt doordat de verplichtingen een langere gemiddelde looptijd hebben dan de beleggingen, waardoor de marktwaarde van de verplichtingen heftiger reageert op renteschommelingen dan de marktwaarde van de beleggingen. Dit heeft weer gevolgen voor de dekkingsgraad: de omvang van de beleggingen ten opzichte van de omvang van de verplichtingen. Mede in het licht van de praktische uitwerking van de besluiten ten aanzien van het mogelijk gedeeltelijk afdekken van het rentemismatchrisico is een selectieproces gestart voor één of meer nieuwe vastrentende waardenmanagers. In 2006 is de Deelnemersraad opgericht. Te behan delen onderwerpen worden eerst besproken in het Dagelijks Bestuur, daarna in de Deelnemersraad en vervolgens in het Algemeen Bestuur. De leden van de nieuwe Deelnemersraad hebben een cursus gevolgd gericht op hun nieuwe rol.
Per 1 januari 2007 is de nieuwe Pensioenwet (PW) van kracht geworden. Deze wet heeft onder andere gevolgen voor de wijze waarop met nieuwe en bestaande deelnemers gecommuniceerd moet worden. Een groot aantal documenten is of wordt hiertoe aangepast. De inhoud van deze documenten moet voor een ieder helder en begrijpelijk zijn. Om dit te kunnen toetsen hebben wij een aantal apotheekmedewerkers benaderd en ook bereid gevonden om zitting te nemen in een ‘Klantenpanel’. In dit orgaan zal in eerste instantie worden getoetst of de huidige communicatie-uitingen aansluiten op de verwachtingen.
1.2 Communicatie PMA besteedt veel zorg en aandacht aan het actief onderhouden van de relatie die zij heeft met de betrokkenen bij het pensioenfonds. Het beleid van PMA is er op gericht de communicatie-uitingen aan te laten sluiten op de behoeften en belevingswereld van: • actieve deelnemers • gepensioneerden • slapers • werkgevers
Daarnaast treden door de nieuwe PW tevens de ‘Principes voor goed pensioenfondsbestuur’ van de Stichting van de Arbeid in werking. Deze principes worden aangeduid met ‘Pension Fund Governance’ (PFG). Pensioenfonds Medewerkers Apotheken heeft in 2006 samen met het Algemeen Bestuur een workshop gehouden waarin de diverse gevolgen van PFG zijn geanalyseerd en een richting is gekozen met betrekking tot de wijze waarop wij hieraan vorm willen geven.
Twee bestuursleden vormen samen met de manager pensioenen de communicatiecommissie. Ieder jaar wordt een Communicatieplan opgesteld, waarin de activiteiten voor het komende jaar worden beschreven. Onderwerpen in dit plan zijn onder andere: het periodiek Apotheek & Pensioen, brochures, internet, PMA-deelnemerscontacten en PMA in de media.
Onderdeel van de nieuwe PW is het FTK: het nieuwe Financiële Toetsings Kader. Naar aanleiding van eisen en richtlijnen die gesteld worden in het FTK is in 2006 de relatie tussen het premiebeleid, indexatiebeleid en beleggingsbeleid opnieuw in kaart gebracht. Nu niet alleen de beleggingen maar ook de
14
Actieve deelnemers
stratie betreft speelt de werkgever een belangrijke rol. De werkgever, of diens administratiekantoor, is immers primair verantwoordelijk voor het doorgeven van mutaties in het werknemersbestand. PMA stelt alles in het werk om dit zo soepel mogelijk te laten verlopen.
Voor werknemers van 20 jaar en ouder is er de brochure Zekerheid voor later, waarin alle aspecten van de pensioenregeling worden behandeld. Daarnaast krijgen alle nieuwe deelnemers een brochure over de regeling voor zorgverlof. Ieder jaar ontvangt de deelnemer een Pensioen Jaaropgave met daarop de actuele arbeidsgegevens en het opgebouwde en te bereiken pensioen. Op de website is een rekenmodule aanwezig. Met deze rekenmodule kunnen deelnemers van PMA, nadat zij enkele persoonlijke gegevens hebben ingevuld, de verschillende te maken keuzes doorrekenen en zo inzicht krijgen in hun pensioensituatie.
Voor alle doelgroepen Alle doelgroepen (behalve de slapers) ontvangen tenminste twee maal per jaar het blad Apotheek & Pensioen. Voor de inhoud is het uitgangspunt: 2/3e pensioengerelateerde onderwerpen en 1/3e human interest. Op de website van PMA (www.pma-pensioenen.nl) worden de doelgroepen afzonderlijk aangesproken. Daarnaast dient de PMA-infolijn (070 - 311 01 55) als helpdesk.
Tegen de pensioengerechtigde leeftijd ontvangt de deelnemer een uitgebreide pensioenberekening met de keuzemogelijkheden en de brochure Kies het pensioen dat bij u past.
Ontwikkelingen 2006
PMA streeft naar het intensiveren van het persoonlijke contact met de actieve deelnemers en het continu verbeteren van de toegankelijkheid tot de pensioenmaterie. Daartoe worden ondermeer enkele malen per jaar spreekuren georganiseerd op wisselende locaties in Nederland. Ook wordt ieder jaar deelgenomen aan de beurs van Optima Farma, die speciaal is bedoeld voor apotheekmedewerkers.
Vooral in de eerste helft van 2006 stond de communicatie van PMA nog voor een belangrijk deel in het teken van de wijzigingen in de pensioenregeling die per 1 januari 2006 zijn ingegaan. Ander belangrijk punt was de introductie van de deelnemersraad, die nu zo goed als compleet is. In de tweede helft van 2006 is begonnen met het in kaart brengen van de gevolgen die de nieuwe Pensioenwet heeft voor de communicatie. Conclusie is dat 2007 een druk communicatiejaar gaat worden.
Gepensioneerden In de maand januari ontvangen de deelnemers die een uitkering ontvangen een fiscale jaaropgave en een pensioenbrief. In de pensioenbrief komen de belangrijkste wijzigingen met betrekking tot de pensioenuitkering aan de orde, inclusief een nieuwe berekening van de netto uitkering.
In het blad Apotheek & Pensioen komen zowel pensioen inhoudelijke onderwerpen aan de orde als onder werpen van een wat luchtiger karakter (vaak wel gerelateerd aan de apotheekbranche of het onderwerp pensionering). Het blad komt standaard uit in de maanden maart en september en zo nodig verschijnt er een extra editie. In de uitgave van maart is aandacht besteed aan de nieuwe pensioenplanner. Daarnaast een uitgebreid artikel over de veranderingen in de pensioenregeling per 1 januari 2006. Ook aan de introductie van de deelnemersraad is uitgebreid aandacht geschonken. Verder is in deze uitgave aandacht besteed aan de indexatie van de pensioenen en het beleggingsjaar 2005. Het human interest-artikel ging over een gepensioneerde apotheekmedewerker die aan ikebana (Japans bloemschikken) doet.
Slapers De voormalige apotheekmedewerkers die nog pensioenaanspraken hebben bij PMA, de zogenaamde slapers, ontvangen ieder jaar een Pensioen Jaaropgave met daarop de actuele gegevens met betrekking tot de bereikte pensioenopbouw en de uitgevoerde indexaties.
Werkgevers De werkgever wordt zo goed mogelijk op de hoogte gehouden van alle ontwikkelingen bij PMA en SRMA. In ieder geval ontvangt de werkgever alle brochures en het periodiek Apotheek & Pensioen. Wat de admini-
15
Wie? Ineke Schering-Cramer, apotheekmedewerker bij apotheek Zuiderhaaks in Den Helder π Met pensioen in 2020 π Op de foto met Johan Schering, constructeur/tekenaar van veegwagens en de tweeling Bertine en Christine van 15. Bertine en Christine zitten bij elkaar in de klas, in 3 athenaeum. Ze helpen elkaar met huiswerk, maar van elkaar overschrijven is er niet bij. π Woont in Schagerbrug, in een woning waar Johan, die erg handig is en het kluswerk bovendien niet graag uit handen geeft, al het nodige aan verbouwd heeft. Zijn nieuwste project is de tussenwand met schuifdeuren, hier door de tweeling gedemonstreerd. Ineke: ‘De kinderen zijn gelukkig absoluut geen lastige pubers, maar ze kijken wel graag naar allerlei lawaaiige muziekprogramma’s en modeshows. Johan en ik willen graag rustig de krant kunnen lezen zonder de hele tijd te hoeven roepen dat de tv zachter moet. En zo is het idee van deze tussenwand met schuifdeuren ontstaan. Wel met glas in de schuifdeuren, want we willen de boel natuurlijk een beetje in de gaten kunnen houden. Het hele gezin kan nu samen zijn en iedereen kan z’n eigen dingen doen zonder dat je last hebt van elkaar.’ π Hobbies volleybal (inclusief bestuurswerk en coachen van de jeugd), tennis, lezen, kindernevendiensten organiseren voor de kerk π Mooiste moment van 2006 ‘de vakantie naar de Frans-Atlantische kust was erg leuk. Johan en ik in de caravan, de tweeling samen in hun eigen tentje.’ π Droomt van ‘dat we allemaal maar gezond mogen blijven, dat vind ik het belangrijkste. En dat we het fijn blijven hebben met elkaar.’ 16
In de uitgave van september hebben de verschillende afdelingen binnen PMA zich gepresenteerd. Andere onderwerpen in deze uitgave zijn de voorbereidingen op de nieuwe Pensioenwet en een nadere uitleg over de WGA-hiaatverzekering. Verder was er in zowel tekstuele als grafische vorm aandacht voor het jaarverslag van 2005. Tenslotte op de achterpagina het verhaal van een apothekersassistente die iets vertelt over haar favoriete vakantiebestemming: IJsland.
opstellen van nieuwe documenten zoals de uitvoeringsovereenkomst, de aanpassing van bestaande documenten zoals statuten en reglementen en om nieuwe informatieverplichtingen. De Pensioenwet wordt gefaseerd ingevoerd. Diverse onderdelen treden pas in 2008 of zelfs 2009 in werking. PMA heeft in 2006 geïnventariseerd wat de gevolgen zijn van de Pensioenwet voor de uitvoering van de regelingen. Per 1 januari 2007 zijn al enkele wijzigingen doorgevoerd in verband met bepalingen in de Pensioenwet die geen uitgestelde werking hebben.
Begin 2006 is de nieuwe versie van onze algemene brochure Zekerheid voor later (voor deelnemers geboren in of na 1950) uitgebracht.
Financieel Toetsingskader; indexatiematrix Het Financieel Toetsingskader inzake pensioenfondsen (FTK) is per 1 januari 2007 in werking getreden. Uitgangspunt is dat verplichtingen op marktwaarde worden gewaardeerd. De voorziening pensioenverplichtingen wordt dan niet meer berekend met een vaste rekenrente van 4%, maar met een marktconforme rente die in de tijd zal variëren.
Het bezoekersaantal van de website blijft stijgen en lag in 2006 gemiddeld tussen de 200 en 250 per week. Rondom belangrijke wijzigingen zijn duidelijke pieken waar te nemen in het bezoekersaantal. Zoals gebruikelijk zijn er in 2006 weer vier pensioenspreekuren georganiseerd in de maanden maart, april, oktober en november. Ditmaal konden klanten van PMA terecht in Amsterdam, Zwolle, Rotterdam en Bergen op Zoom voor een persoonlijk gesprek met één van onze adviseurs. Gemiddeld maakten zo’n 40 klanten gebruik van deze mogelijkheid.
Het Minimaal Vereist Vermogen is in het FTK vastgesteld op circa 105% van de voorziening pensioenverplichtingen op marktwaarde. Tegenover de marktwaarde van de onvoorwaardelijke verplichtingen moet een zodanig vermogen staan dat dit naar verwachting voldoende is om te voorkomen dat het fonds binnen één jaar terechtkomt in een situatie van onderdekking. De daarbij aan te houden zekerheidsmaat is 97,5%. Om aan deze eis te kunnen voldoen, is er een buffer benodigd bovenop de technische voorzieningen.
PMA was op zaterdag 23 september aanwezig op de Optima Farma Beurs in de Jaarbeurs in Utrecht. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om te onderzoeken wat men vindt van de nieuwe pensioenplanner. Daaruit kwam naar voren dat de pensioenplanner nog relatief onbekend is en dus meer onder de aandacht gebracht moet worden.
In het FTK zijn specifieke regels opgenomen met betrekking tot voorwaardelijke verplichtingen. Voorwaardelijke verplichtingen zijn verplichtingen waarvan de realisatie afhankelijk is van in de toekomst door het bestuur te nemen beslissingen, zoals de toeslagverlening.
1.3 Algemene ontwikkelingen op pensioengebied
Het FTK schrijft voor dat er bij voorwaardelijke toeslagverlening een consistent geheel moet zijn van gewekte verwachtingen, financiering en het realiseren van de voorwaardelijke toeslagverlening. Tevens schrijft de wet voor dat een toeslag alleen voorwaardelijk is als een voorwaardelijkheidsverklaring wordt gehanteerd. Deze verklaringen zijn verder uitgewerkt in de ministeriële regeling toeslagenmatrix
Uitvoering van pensioenregelingen Pensioenwet De invoering van de Pensioenwet per 1 januari 2007 zal tot diverse aanpassingen leiden in de uitvoering van pensioenregelingen. Het gaat dan om het
17
die door zowel verzekeraars als pensioenfondsen dient te worden gehanteerd.
• Als het verantwoordingsorgaan van oordeel is dat het bestuur niet naar behoren functioneert, kan het aan de ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam vragen: a een onafhankelijk onderzoek te bevelen naar het beleid van en de gang van zaken bij het pensioenfonds; b het functioneren van het bestuur te toetsen. • Voor de inrichting van het interne toezicht kan het bestuur kiezen uit de volgende mogelijkheden: – visitatie, – het instellen van een afzonderlijk orgaan voor intern toezicht, – de systematiek van de one tier board, – de audit-commissie. • Als het bestuur kiest voor intern toezicht door middel van visitatie dan geeft het éénmaal per drie jaar (of vaker als daar volgens het verantwoordingsorgaan aanleiding voor is) een visitatiecommissie opdracht het functioneren van het bestuur te bezien. Een visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. • Bij een keuze voor een afzonderlijk orgaan moet eveneens in de statuten worden vastgelegd dat het interne toezicht uit ten minste drie personen bestaat. • Bij een one tier board worden de verschillen in taken en bevoegdheden van het dagelijkse en het algemeen bestuur in de statuten vastgelegd. • De audit-commissie bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen. • Eventuele nevenactiviteiten van het pensioenfonds worden uitgeoefend in een rechtspersoon die juridisch en personeel (op directie- en bestuursniveau) geheel gescheiden is van het pensioenfonds.
In het kader van het FTK heeft PMA een beleid geformuleerd ten aanzien van de wijze waarop indexatie-, premie- en beleggingsbeslissingen tot stand komen en om de vereiste technische voorzieningen te realiseren.
Pension Fund Governance In de Pensioenwet is een bepaling opgenomen over de plicht tot waarborging van goed bestuur van de pensioenuitvoerder. Dit houdt in dat er in ieder geval verantwoording wordt afgelegd aan de aanspraak- en pensioengerechtigden en de werk gever. Hiervoor dient er bij pensioenfondsen een verantwoordingsorgaan te worden ingesteld. Verder houdt goed bestuur in dat er intern toezicht is bij de pensioenuitvoerder. De wettelijke norm wordt nader ingevuld door de Principes voor goed pensioenfondsbestuur die de Stichting van de Arbeid op 16 december 2005 aan de minister van SZW heeft aangeboden. De belangrijkste punten zijn: • Er is een goede interne klachten- en geschillenprocedure. • Er is een jaarverslag dat ten minste voldoet aan de eisen die daaraan door de Raad voor de Jaarverslaglegging zijn gesteld. • Er is een procedure voor een regelmatige evaluatie van het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden. Als naar het oordeel van het bestuur een bestuurslid onvoldoende functioneert, kan het bestuur conform de statuten de benoemende partij vragen een ander bestuurslid te benoemen. • Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. In het verantwoordingsorgaan zijn vertegenwoordigd de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s). In beginsel hebben zij allen evenveel zetels en/of stemmen. • Als het fonds een deelnemersraad heeft, kan het bestuur besluiten het verantwoordingsorgaan te laten bestaan uit de (leden van de) deelnemersraad aangevuld met vertegenwoordigers van werkgevers.
In 2006 heeft PMA een studiedag aan dit onderwerp gewijd. Daarbij zijn richtinggevende besluiten genomen over de structuur die het beste bij PMA past. In 2007 worden deze richtinggevende besluiten nader uitgewerkt en definitief vastgesteld.
Nevenactiviteiten pensioenfonds Het verbod op nevenactiviteiten van pensioenfondsen heeft een wettelijke basis in de Pensioenwet gekregen. In de wet wordt aangegeven dat een pensioenfonds slechts activiteiten kan verrichten die verband houden met pensioen.
18
Niet toegestane activiteiten zoals het uitvoeren van een levensloopregeling dient het pensioenfonds onder te brengen in een aparte rechtspersoon die juridisch volstrekt gescheiden is van het pensioenfonds. Wel kan sprake zijn van een deelneming in de betreffende rechtspersoon. Vanuit een goed pensioenfondsbestuur kan op directieniveau geen sprake zijn van een personele unie tussen het pensioenfonds en de bedoelde rechtspersoon. Ook op bestuursniveau dient terughoudend om te worden gegaan met personele unies.
wens dat Nederlandse pensioendiensten een betere positie op de EU-markt kunnen innemen. In verband daarmee wil men een nieuwe uitvoeringsmogelijkheid introduceren, de Algemene pensioeninstelling (API). Voor de uitvoering van een pensioenovereenkomst is er dan de keuze tussen een pensioenfonds, een verzekeraar, een buitenlandse pensioeninstelling of de API. De API is gebaseerd op het model voor een Pan-Europees pensioenfonds. Er zijn diverse verschillen tussen een pensioenfonds en een API. Zo geldt voor een pensioenfonds in beginsel verplichte uitbesteding, de eis dat sprake is van een financieel geheel bij uitvoering van verschillende regelingen, mogen alleen pensioenproducten gevoerd worden en dient het bestuur paritair samengesteld te zijn. Voor de API geldt geen verplichte uitbesteding, ook niet de eis dat sprake is van een financieel geheel, mogen ook andere producten zoals zorg in natura en uitkeringen ineens uitgevoerd worden en hoeft het bestuur niet paritair samengesteld te zijn. De ondernemingsraad heeft echter wel een rol.
PMA heeft in 2005 een participatie genomen in LevensloopPlus. Bij de uitvoering zijn er punten naar voren gekomen waarin De Nederlandsche Bank (DNB) en PMA van mening verschillen over de interpretatie van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstak pensioenfonds 2000 (Wet Bpf 2000). DNB heeft op 19 juli 2006 aan Stichting Pensioenfonds Medewerkers Apotheken een boete opgelegd vanwege overtreding van de artikelen 5 en 7, eerste lid, van de wet. Het geschil tussen DNB en PMA wordt getoetst door de rechter. Wij hebben vertrouwen in de uitkomst van de procedure, zodat wij het niet nodig vinden om in de balans per ultimo 2006 een voorziening op te nemen in verband met de opgelegde boete.
In de notitie wordt verder aangegeven dat een verplichtstelling wellicht alleen de pensioenregeling gaat betreffen en niet langer het bedrijfstak pensioenfonds.
Verkenning nieuw model uitvoering pensioen regelingen
Hoewel PMA geen behoefte heeft om een scheiding te maken tussen het pensioenfonds en de uitvoering ervan, lijkt het erop dat toekomstige wetgeving hierin dwingend zal zijn. PMA heeft deze ontwikkeling al een tijdje zien aankomen. Intern is bekeken hoe op deze veranderingen gereageerd zal worden. In de loop van 2007 zullen er op dit punt beslissingen worden genomen.
Eind 2004 verraste de minister van SZW de pensioenwereld met een Verkenning naar een nieuw model voor de uitvoering van pensioenregelingen. De ontwikkelingen binnen de EU noopten volgens de minister tot een wijziging waarbij pensioenfondsen verplicht zouden worden hun activiteiten in de sfeer van administratie en vermogensbeheer uit te besteden. Zo zou een vrije markt van pensioendiensten mogelijk worden met behoud van verplicht gestelde pensioenregelingen. Na een negatief advies van de Stichting van de Arbeid gaf de minister aan er voorlopig vanaf te zien.
Medezeggenschap bij pensioenfondsen Uit de nadere afspraken d.d. 5 december 2005 tussen Coördinatieorgaan van Samenwerkende Ouderen organisaties en de Stichting van de Arbeid inzake Pension Fund Governance blijkt dat de evaluatie van het 2e medezeggenschapsconvenant één jaar wordt uitgesteld. De evaluatie vindt nu plaats in 2008. Het convenant ziet toe op de verbetering van de medezeggenschap bij pensioenfondsen in de vorm van een deelnemersraad dan wel bestuursvertegenwoordiging van gepensioneerden.
Op 19 december 2006 heeft de minister bekend gemaakt dat hij werkt aan een verdere analyse rondom verplichte uitbesteding. Hij wil het resultaat hiervan voor 1 april 2007 aan de Tweede Kamer aanbieden. Er is al een achtergrondnotitie door SZW over dit onderwerp gemaakt. Hierin wordt ingespeeld op de
19
Ondertussen is in de Pensioenwet opgenomen dat bepaalde ondernemingspensioenfondsen de pensioengerechtigden schriftelijk moeten raadplegen over de wijze waarop de medezeggenschap moet worden vormgegeven, tenzij het fonds al is voorzien van een deelnemersraad en bestuursvertegenwoordiging van pensioengerechtigden.
instellingen uit andere EU-lidstaten mogelijk en kunnen Nederlandse pensioenfondsen pensioen regelingen uit andere EU-lidstaten uitvoeren. De wetswijziging heeft ook gevolgen voor pensioenfondsen die zich niet met grensoverschrijdende uitvoering willen bezighouden. Die gevolgen betreffen onder meer nieuwe informatieverplichtingen (op verzoek toezenden jaarverslag aan onder meer deelnemers en gepensioneerden en hun vertegenwoordigers) en het moeten hebben van een Verklaring over de beleggingsbeginselen.
PMA vindt de betrokkenheid van deelnemers bij het pensioenfonds erg belangrijk. We zijn daarom verheugd met de installatie van onze Deelnemersraad op 30 januari 2006. De leden van de Deelnemersraad hebben allen een opleiding gehad en zijn betrokken bij zowel de financiële als de operationele beleidsvorming. Graag verwijzen wij naar het verslag van de Deelnemersraad, elders in dit jaarverslag.
De Verklaring over de beleggingsbeginselen van PMA maakt deel uit van de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). De Verklaring kan op verzoek aan deelnemers en gepensioneerden ter beschikking worden gesteld.
Uniform pensioenbericht In 2003 hebben het Verbond van Verzekeraars, de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen en de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen de handen ineen geslagen om samen een Uniform Pensioenoverzicht te ontwikkelen. Eind 2005 is het resultaat aan de minister van SZW aangeboden. Vanaf 1 januari 2007 maakt het Uniform Pensioenoverzicht de verschillende pensioenoverzichten onderling vergelijkbaar. In het Uniform Pensioenoverzicht worden de uitkeringen bij pensionering, overlijden en arbeidsongeschiktheid eenduidig gepresenteerd. Verzekeraars en pensioenfondsen hebben een jaar de tijd om het Uniform Pensioenoverzicht, dat uitvoerig onder consumenten is getest, in hun organisatie te implementeren.
Deskundigheidsbevordering: nieuw initiatief van STAR en CSO Op 13 december 2006 hebben de sociale partners verenigd in de Stichting van de Arbeid en het Coördinatieorgaan van Samenwerkende Ouderen organisaties een gezamenlijke intentieverklaring ondertekend met concrete voorstellen om de deskundigheid van leden van besturen, deelnemersraden en verantwoordingsorganen te vergroten. De voorstellen houden onder meer in: 1 Het vaststellen van deskundigheidseisen voor bestuursleden van pensioenfondsen, leden van deelnemersraden en van verantwoordings organen; 2 Het onderhouden van contacten met DNB over ontwikkelingen van de deskundigheid van bestuursleden c.s. in de pensioensector; 3 Het ontwikkelen van aan aanbieders van opleidingen en cursussen te stellen kwaliteitseisen; 4 Het (passief) informeren van belanghebbenden.
PMA is bezig met het implementeren van een nieuwe versie van de geautomatiseerde pensioenadministratie. Hierin zal ook een Uniform Pensioenoverzicht zijn opgenomen.
Grensoverschrijdende uitvoering Op 23 september 2005 had ook in Nederland de EU-Pensioenfondsenrichtlijn moeten zijn geïmplementeerd. Het desbetreffende wetsvoorstel tot wijziging van de Pensioen- en spaarfondsenwet en enkele andere wetten lag toen echter nog bij de Eerste Kamer. De wet is pas op 7 februari 2006 in het Staatsblad verschenen, de wijzigingen zijn vanaf 2007 opgenomen in de Pensioenwet. Met de wijziging wordt onder bepaalde voorwaarden uitvoering van Nederlandse pensioenregelingen door pensioen-
Aan de pensioenkoepels is verzocht de discussie te starten over het ontwikkelen van zogenaamde eindtermen inzake de deskundigheid van bestuursleden van pensioenfondsen, waarbij de volgende niveaus kunnen worden onderscheiden: Niveau 1: Een minimumniveau van deskundigheid waarover het individuele bestuurslid (aan het eind van zijn
20
Wie? Cisca Bekker-Derksen (65) π Op de foto met echtgenoot Rien. Cisca en Rien hebben 2 dochters en 2 kleinkinderen. π Met pensioen sinds 2003. ‘Ik heb 41 jaar non-stop gewerkt in apotheek Noordereiland in Rotterdam Feyenoord, altijd met zeer veel plezier. We waren een heel gezellige apotheek met een geweldige apotheker. Met heel veel van mijn oud-collega’s heb ik nog steeds contact, er belde er toevallig net nog een. We hebben een soort vriendinnenclub: eens per maand gaan we met z’n allen samen iets doen. Onze oudste dochter Sonja werkt trouwens ook in een apotheek, in Spijkenisse.’ π Woont in Rotterdam π Mooiste moment van 2006 ‘Mag het ook 2007 zijn? Ik ben op 2 januari van dit jaar 65 jaar geworden. 2 januari is natuurlijk altijd een ramp om iets te organiseren, en dit jaar al helemaal want alles was drie dagen dicht. Onze twee dochters en een groep oud-collega’s van de apotheek hadden daarom een verrassingsfeest voor me georganiseerd. Ze stonden met z’n allen om half negen voor de deur (ik was natuurlijk nog in pyama) en hadden ontbijt meegenomen, muziek, het huis was versierd, en daarna zijn we met z’n allen naar de sauna gegaan. Een geweldige dag.’ π Droomt van ‘dat we maar gezond mogen blijven, dat m’n man maar heel oud mag worden, en dat het goed mag blijven gaan met ons gezin. Ik heb alles wat m’n hartje begeert.’
21
eerste jaar in functie) als pensioenfondsbestuurder moet beschikken. Niveau 2: Een niveau van deskundigheid dat door het totale bestuur van het pensioenfonds moet worden afgedekt. Hoe die deskundigheid verdeeld is over de afzonderlijke bestuursleden is zaak van het bestuur zelf.
• Niveau 3: Permanente educatie. • De drie pensioenkoepels OPF, VB en UvB komen uiterlijk 1 april 2007 met een plan van aanpak. Dat plan omvat eindtermen, opleidingen en een model deskundigheidsplan. PMA vindt kwaliteit van de uitvoeringsorganisatie, het bestuur en andere organen zeer belangrijk. Dat betekent dat zowel personeel als bestuur deskundig zijn op hun eigen werkterrein. In dit kader worden er regelmatig studiedagen georganiseerd voor het bestuur. Daarnaast gaan medewerkers en bestuursleden naar opleidingen, symposia en trainingen om de deskundigheid op peil te houden. Er is in feite sprake van permanente educatie.
•
•
Inhoud van pensioenregelingen Pensioenwet •
De Pensioenwet is per 1 januari 2007 gedeeltelijk van kracht, bepaalde onderdelen treden pas in werking per 2008 of zelfs per 2009. De Invoeringswet Pen sioenwet waarin behalve overgangsbepalingen ook bepalingen zullen voorkomen waarmee andere wetten worden gewijzigd is eveneens in werking getreden.
•
De belangrijkste punten zijn: • Aan de betrokkenen moet worden meegedeeld welke soort overeenkomst het betreft (uitkeringsovereenkomst, premieovereenkomst of kapitaalovereenkomst). • Uit de pensioenovereenkomst moet blijken of er een recht op indexatie of toeslagen bestaat, de inhoud van het toeslag- of indexatiebeleid en onder welke voorwaarden de indexatie of toeslagen worden verleend. Een afspraak dat er
•
22
geen recht op indexatie of toeslagen bestaat voldoet aan die voorwaarden. De mate van voorwaardelijkheid van een toeslag moet duidelijk zijn vastgelegd en daarbij moet een wettelijk vastgestelde voorwaardelijkheids verklaring worden gebruikt. Ook in de uitvoeringsovereenkomst tussen werkgever en fonds moet een en ander zijn opgenomen. Toeslagen zijn pensioen. Toeslagfondsen vallen dus onder de wet. De werkgever mag toeslagen niet zelf uitbetalen. Met uitzondering van pensioenen die eindigen bij het bereiken van de ingangsdatum van het ouderdomspensioen of de ingangsdatum van de AOW-uitkering, is de leeftijd waarop de pensioenopbouw moet aanvangen 21 jaar (of de latere leeftijd van indiensttreding). Als er sprake is van een individuele beëindiging van het deelnemerschap bij een nieuwe of voortgezette dienstbetrekking bij dezelfde werkgever, is de uitvoerder verplicht mee te werken aan een verzoek tot waardeoverdracht, uiteraard mits is voldaan aan de gebruikelijke voorwaarden. Het gaat dus om het geval van wijziging van de toepasselijke regeling. Als de pensioenregeling een nabestaandenpen sioen kent voor samenwonenden geldt in de Pensioenwet dat bij verbreking van de samen leving er een recht op bijzonder nabestaandenpensioen aan de ex-partner moet worden toegekend. Er is een wettelijk recht op ruil van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen opgenomen. De wet is niet duidelijk over de vraag of het bestuur bevoegd kan blijven tot wijziging van het pensioenreglement zonder voorafgaande opdracht van de werkgever (zoals vereist bij uitvoering door een verzekeraar). Als een opdracht nodig is dan zal de werkgever die alleen kunnen verstrekken met instemming van elke individuele werknemer of van de vakbonden. Bij een eenzijdig wijzigingsbeding kan daar natuurlijk onder omstandigheden een beroep op worden gedaan. Reglementen en statuten van pensioenfondsen mogen geen vetorechten van de werkgever of anderen meer bevatten. Hetzelfde geldt voor de uitvoeringsovereenkomst met het pensioenfonds. Een uitzondering wordt gemaakt voor vetorechten van interne organen van een pensioenfonds.
• Ingeval van onbetaald verlof en een periode van werkloosheid dient het partnerpensioen te worden voortgezet.
in een beleidsbesluit dat op 11 oktober 2006 is gepubliceerd. PMA heeft de pensioenregeling tijdig aangepast aan de VPL-wetgeving. Als gevolg van de VPL-wetgeving heeft PMA nu twee pensioenregelingen: voor deelnemers geboren vóór 1950 en voor deelnemers geboren in 1950 of later. Verder is naar aanleiding van de VPLwetgeving besloten om de Seniorenregeling te beëin digen voor nieuwe toetreding.
De Pensioenwet is pas eind 2006 door de Tweede Kamer en Eerste Kamer aangenomen. Alle wettelijke bepalingen die per 1 januari 2007 ingaan, heeft PMA doorgevoerd. In 2007 wordt gewerkt aan implementatie van de overige bepalingen, voor zover deze van toepassing zijn op de regelingen van PMA.
FVP
Sociale zekerheid
Werknemers die vanaf 1 januari 2009 werkloos worden krijgen geen FVP-bijdrage meer. De Stichting Financiering Voortzetting Pensioenopbouw probeert de huidige regeling voort te zetten voor werknemers die al werkloos zijn of dat voor 1 januari 2009 worden, maar geeft geen garanties af. Het vermogen van de Stichting is gevormd op basis van stortingen in het verleden. De Stichting ontvangt verder geen contributies. De FVP-bijdragen moeten dus betaald worden uit het rendement op beleggingen en uiteindelijk door het interen op het vermogen. Vanwege de toename van het aantal werklozen, de stijging van de pensioenkosten en de dalende rendementen op beleggingen komt nu de bodem van de kas in zicht.
Arbeidsongeschiktheid De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) heeft per 1 januari 2006 de WAO vervangen. De nieuwe wet kent twee onderdelen, namelijk de inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA) voor werknemers die volledig arbeidsongeschikt zijn en binnen vijf jaar geen (duurzaam) of een geringe kans (niet duurzaam) op herstel hebben, en de Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). Personen die minder dan 65% maar meer dan 35% arbeidsgeschikt zijn komen onder deze regeling te vallen. Werknemers die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn kunnen geen aanspraak doen op de WGA en dienen, al dan niet bij de eigen werkgever, te blijven werken. Deze wijzigingen hebben ook effecten voor pensioenregelingen. Dit betreft de premievrije voortzetting van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid en de aanvullingen op de wettelijke uitkeringen.
PMA heeft op dit punt slechts een uitvoerende rol. Er is ten aanzien van voortgezette pensioenopbouw tijdens werkloosheid geen aanvullend beleid.
Fiscale behandeling van pensioenen Het jaar 2006 heeft in het teken gestaan van de aanpassing van bijna alle pensioenregelingen in Nederland aan de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloop regeling. De wet strekt ertoe de fiscale facilitering van pensioen ingaand vóór 65 jaar te beëindigen. Dit brengt met zich mee dat VUT- en prepensioenregelingen vanuit fiscaal oogpunt niet meer zijn toegestaan. Hetzelfde geldt voor overbruggingspensioen.
Overigens speelt na invoering van de WIA een discussie over de vraag wat als (aanvullend) arbeidsongeschiktheidspensioen gezien kan worden. Het is in veel pensioenregelingen gebruikelijk om bepaalde hiaten in de wettelijke arbeidsongeschiktheids dekking aan te vullen. Dit om te voorkomen dat de arbeidsongeschikte na verloop van tijd terugvalt naar een lager uitkeringsniveau. Met betrekking tot deze zogenaamde WGA-hiaat verzekeringen heeft De Nederlandsche Bank als toezichthouder opmerkingen gemaakt. De Nederlandsche Bank is van mening dat dergelijke verzekeringen (deels) voorzien in afdekking van het werkloosheidsrisico.
Tijdens de behandeling van de VPL-wetgeving in de Eerste Kamer heeft de Staatssecretaris van Financiën vorig jaar de toezegging gedaan dat de pensioenen van de arbeidsongeschikten die op 31 december 2005 premievrijstelling hebben verkregen niet aangepast hoeven te worden aan de Wet VPL. Dit geldt ook voor de arbeidsongeschikten die zijn geboren op of na 1 januari 1950. De uitwerking heeft plaats gevonden
23
De Nederlandsche Bank vindt dit niet tot de taak van een pensioenfonds of levensverzekeraar behoren. Het verzekeren van (aanvullende) arbeidsongeschiktheidsrisico’s is volgens De Nederlandsche Bank alleen toegestaan voor zover de dekking daadwerkelijk ziet op het afdekken van het arbeidsongeschiktheidsrisico. PMA heeft voor alle deelnemers het WGA-hiaat verzekerd. Deze verzekering komt alleen tot uitkering als een deelnemer zijn resterende verdiencapaciteit niet voldoende benut, en vult de WGA-vervolguitkering aan tot het niveau van de WGA-loonaanvullingsuitkering. PMA is van mening dat er geen sprake is van verzekering van werkloosheidsrisico.
24
Wie? Peter van Leemput, teamleider bij apotheek Boomgaardshoek in Hoogvliet en Mirjam van Leemput-Taal, apotheekmedewerker bij diezelfde apotheek. Peter en Mirjam leerden elkaar kennen toen Mirjam stage kwam lopen bij de apotheek waar Peter werkte, 17 jaar geleden alweer. Aan vankelijk mocht niemand van hun ontluikende liefde weten. ‘Op maandagochtend vroegen we demonstratief aan elkaar: “En, hoe was jouw weekend?”, ook als we dat samen hadden doorgebracht.’ π Met pensioen in 2032 (Peter) en 2037 (Mirjam) π Op de foto met Dyon (7 jaar, houdt van badminton en computerspelletjes en zit op karate ‘voor de weerbaarheid’) π Wonen in een huis met tuin in Hoogvliet, op 2 minuten lopen van de apotheek waar ze beiden werken. π Hobbies Peter houdt van computeren, badminton en lezen, Mirjam van knutselen, lezen en puzzelen. Met mooi weer gaan ze naar hun stacaravan bij Ermelo. π Mooiste moment van 2006 ‘De klas van Dyon ging de musical Grease instuderen. Dyon werd gecast voor de belangrijkste mannelijke bijrol: de beste vriend van hoofdrolspeler Danny. Hij werd gekozen omdat hij z’n tekst meteen kende, net als trouwens de teksten van alle andere spelers. Hoogtepunt was de uitvoering, in een theater in Rotterdam. Al die kinderen met hun spijkerjekkies en vetkuiven, het was een feest om te zien. Nog leuker was het dat we de mensen om ons heen heel complimenteuze dingen over Dyon hoorden zeggen, terwijl ze niet wisten dat wij z’n ouders waren. Dan gloeit je hart van trots natuurlijk.’ π Dromen van ‘een familie-uitje naar EuroDisney, later dit jaar. Oma wordt 60 en dat gaan we daar met z’n allen vieren.’ 25
2 2.1 Pensioenregeling van PMA
compensatie. Bij uitgaande waardeoverdracht wordt de compensatie meegegeven als pensioenaanspraak naar het niveau zoals dit bij het beëindigen van de deelneming gold. Bij inkomende waardeoverdrachten wordt daartegenover over de rechten bij overdracht geen compensatie door PMA verleend. De compensatie premies volks verzekering was in 2006 onveranderd 18%.
Algemeen Op hoofdlijnen wordt onderstaand een beschrijving gegeven van de pensioenregeling zoals deze geldt per 1 januari 2006. Het pensioen is gebaseerd op het middelloon systeem. De toetredingsleeftijd is 20 jaar. Het uitgangspunt van de pensioenregeling is dat de apotheekmedewerker bij een volledige deelnemingsperiode en pensionering op de pensioenrichtleeftijd, een pensioenniveau bereikt van circa 70% van het laatstgenoten salaris. Per 1 januari 2006 is de pensioenrichtleeftijd afhankelijk van de geboorte datum van de deelnemer.
Deelnemers geboren in 1950 of later De pensioenrichtleeftijd is 65 jaar. Jaarlijks wordt 2,25% van de pensioengrondslag opgebouwd als ouderdomspensioen. Deze grondslag wordt berekend over het salaris minus de franchise. De franchise is per 1 januari 2006 vastgesteld op het fiscale minimum, en wordt vanaf die datum aangepast aan de loonindexatie conform de CAO Apotheken.
Deelnemers geboren vóór 1950 Nabestaandenpensioenen
De pensioenrichtleeftijd is 61 jaar. De pensioen uitkering bestaat uit de volgende componenten: • Ouderdomspensioen: Jaarlijks wordt 2,25% van de pensioengrondslag opgebouwd als ouderdomspensioen. Deze grondslag wordt berekend over het salaris minus de franchise, welke oorspronkelijk is gebaseerd op de voor-Oortse AOW-uitkering voor ongehuwden, maar sinds 1999 aangepast wordt aan de loonindexatie conform de CAO Apotheken. • Tijdelijk ouderdomspensioen: Bij pensionering vóór de 65-jarige leeftijd ontvangt de gepen sioneerde deelnemer nog geen AOW-uitkering. Ter compensatie hiervan bouwt de deelnemer in de periode tussen de 51ste en de 61ste verjaardag een tijdelijk ouderdomspensioen op, dat wordt uitgekeerd vanaf de pensioendatum tot de leeftijd van 65 jaar. • Compensatie premies volksverzekeringen: Het doel hiervan is het verschil te compenseren tussen de premies volksverzekeringen vóór en vanaf 65 jaar. Het niveau is vanwege de fiscale achtergrond variabel. Het betekent een verhoging van de som van ouderdomspensioen en tijdelijk ouderdomspensioen met het percentage van de
Alle deelnemers, ook degenen die nog geen pensioen opbouwen, zijn standaard verzekerd voor nabestaandenpensioen, Anw-hiaat en wezenpensioen. Het nabestaandenpensioen ten behoeve van de partner (ingeval van huwelijk, geregistreerd partnerschap of ongehuwd samenwonen) bedraagt 70% van het ouderdomspensioen. Bij pensioeningang kan worden gekozen voor omzetting van de aanspraak op nabestaandenpensioen in een hoger ouderdomspensioen. Ook bestaat de mogelijkheid om het nabestaandenpensioen al bij voorbaat niet mee te verzekeren. Dit laatste leidt dan tot een lagere pensioenpremie. Uiteraard geldt deze keuzemogelijkheid alleen voor de deelnemers die in dienst zijn en premiebetalend zijn. Met de Anw-hiaatverzekering wordt een eventuele wettelijke korting op de Anw-uitkering, of het geheel ontbreken van deze uitkering, gecompenseerd. De hoogte van de uitkering van deze verzekering is mede afhankelijk van het dienstverband (eventueel parttime percentage) van de deelnemer.
26
Pensioenregeling
Wezenpensioen is verzekerd ter grootte van 14% van het ouderdomspensioen per kind.
regeling met pensioen. Door anticumulatie wordt slechts het gedeelte van de pensioenuitkering dat de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen overstijgt, aan de deelnemer uitgekeerd.
Keuzemogelijkheden pensioen (flexibilisering en individualisering)
Algemene indexatie van de rechten
Binnen de regeling zijn er de volgende keuze mogelijkheden: • pensionering op een andere leeftijd dan de pensioenrichtleeftijd (op z’n vroegst op de 55ste verjaardag, uiterlijk op de 65ste verjaardag); • volledig pensioen of deeltijdpensioen; • inkoop van een tijdelijk pensioen tot 65 jaar (alleen voor deelnemers geboren in 1950 of later); • een gelijk pensioen door de jaren heen, of een pensioen variërend in hoogte (in de eerste jaren na pensionering wat meer pensioen en later wat minder); • nabestaandenpensioen inruilen voor een hoger ouderdomspensioen; • afstand doen van het opbouwen van nabestaandenpensioen in ruil voor een korting op de pensioenpremie.
De pensioenregeling voorziet in een voorwaardelijke indexatie van alle pensioenen, waaronder te verstaan: • de door de actieve werknemers opgebouwde aanspraken; • de door de vertrokken deelnemers verworven aanspraken; • de door de gepensioneerden verworven rechten op ingegaan pensioen. Het beleid is dat er naar gestreefd wordt dat de pensioenen in een gelijke verhouding tot de salarissen (algemeen niveau CAO Apotheken) blijven staan. Nadrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatie te allen tijde strikt voorwaardelijk is. Het bestuur kan altijd besluiten geen of slechts gedeeltelijke indexatie toe te passen.
Arbeidsongeschiktheid De pensioenregeling voorziet in een premievrije voortzetting van pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid. Indien sprake is van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid vindt premievrije opbouw naar rato plaats. De jaarlijkse premievrije pensioenopbouw volgt de trend van het algemeen salarisniveau volgens de CAO Apotheken. Voor werknemers die op of na 1 januari 2004 ziek worden of zijn geworden is een collectieve verzekering afgesloten voor het zogenaamde WGA-hiaat, en wel middels een arbeidsongeschiktheidspensioen (AOP). Werknemers die vóór 1 januari 2004 ziek zijn geworden hebben mogelijk nog recht op een AOPuitkering gebaseerd op het WAO-hiaat. Het AOP voorziet in een aanvulling op de wettelijke uitkering. Deelnemers geboren vóór 1950 die 61 jaar worden en arbeidsongeschikt zijn, gaan conform de pensioen
27
2.2 Wijzigingen in de regeling
2.3 Deelnemers
Pensioenregeling
Ook in 2006 is het aantal actieve deelnemers gegroeid en wel met 2,9% (2005: met 3%). Het aantal mutaties in de aantallen deelnemers is in 2006 gelijk aan dat van 2005, te weten 15% van het aantal deelnemers aan het begin van het jaar (in 2004, 2005 en 2006: 15% en 2003: 17%).
Per 1 januari 2006 zijn wijzigingen in de pensioen regeling doorgevoerd in verband met invoering van de Wet aanpassing fiscale behandeling vut/prepen sioen en introductie levensloopregeling (VPL) en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Voor meer informatie: zie hoofdstuk 2.1.
Het totaal van de hiernaast vermelde pensioeningangen is 258. Tezamen met 23 gepensioneerden uit de groep volledig arbeidsongeschikten volgt een aantal van 281.
In 2006 is PMA begonnen met een inventarisatie van de gevolgen van de nieuwe Pensioenwet. De Pensioenwet is de vervanger van de Pensioen- en Spaarfondsenwet. De meeste wijzigingen die uit de Pensioenwet voortvloeien, gaan in per 1 januari 2008. Enkele wijzigingen zijn al per 1 januari 2007 ingegaan en reeds door PMA in de pensioen reglementen doorgevoerd. De meest relevante zijn: • Nieuwe criteria ten aanzien van vrijwillige aansluiting van apotheekverwante instellingen bij PMA; • Wijziging van de mogelijkheden voor afkoop van kleine pensioenen.
In paragraaf 2.8 is uiteengezet op welke wijze de deelnemers invulling hebben gegeven aan de keuzes die er omtrent pensioeningang mogelijk zijn.
PMA streeft ernaar om de pensioenaanspraken te verhogen (indexeren) volgens de algemene loon ontwikkeling van de CAO-Apotheken. Toekenning van indexatie is echter aan voorwaarden verbonden en is mede afhankelijk van de financiële situatie van PMA. Per 1 januari 2006 zijn de pensioen geïndexeerd met 1%, conform de algemene loonontwikkeling in 2005 volgens de CAO Apotheken. Omdat CAO-partijen in 2006 geen overeenstemming hebben bereikt over de CAO 2006-2007, heeft er in 2006 geen algemene loonsverhoging plaatsgevonden. Desondanks heeft het bestuur van PMA besloten om de opgebouwde pensioenaanspraken per 1 januari 2007 te verhogen met 1,75%. Hiermee loopt het bestuur vooruit op een verwacht (en inmiddels bereikt) CAO-akkoord in 2007, dat ook betrekking heeft op 2006. Bij het vaststellen van de indexatie per 1 januari 2008 zal dan ook rekening worden gehouden met de nu reeds gegeven verhoging van 1,75%.
28
Mutatieoverzicht 2006 actieve deelnemers (in dienst) Niet Totaal Totaal Premieplichtig premieplichtig 2006 2005 Stand 1/1 19.980 373 20.353 19.752 premieplichtig geworden 300 -300 bij: nieuwe deelnemer 1.410 364 1.774 1.762 af: gepensioneerd -147 -147 -159 af: uit dienst met rechten -883 -883 -783 idem, zonder rechten -104 -104 -156 overige mutaties -55 3 -52 -63 Stand 31/12 20.605 336 20.941 20.353 Totaal Totaal Bestaande uit: Vrouwen Mannen 2006 2005 Apothekersassistenten 15.273 194 15.467 15.166 Overige medewerkers 4.220 1.254 5.474 5.187 Stand 31/12 19.493 1.448 20.941 20.353 deelnemers uit dienst, met rechten 1) 1) ‘slapers’, exclusief 484 volledig arbeidsongeschikten en 2006 2005 gedeeltelijk arbeidsongeschikten en niet werkzaam zie tabel ‘Actieve Deelnemers (in dienst), af: uit dienst met
2)
rechten’ Stand 1/1 6.681 6.224 bij: uit dienst 2) 883 783 af: waardeoverdracht -153 -144 af: gepensioneerd -111 -96 overige mutaties -88 -86 Stand 31/12 7.212 6.681
29
apotheekmedewerkers naar leeftijdsklasse, per eind kalenderjaar aantal
20.000
55 tot 61 jaar 45 tot 55 jaar
15.000
35 tot 45 jaar 25 tot 35 jaar
10.000
jonger dan 25 jaar
5.000 0 2002
2003
2004
2005
2006
Aantallen deelnemers naar leeftijd
voor in het verslag opgenomen). Duidelijk is dat het aantal medewerkers per apotheek de laatste tien jaar aanzienlijk is gestegen. De toename van het parttime werken is hiermede de oorzaak van.
De grafiek hierboven toont de leeftijdsverdeling van het totaal aantal deelnemers in de laatste vijf jaar. Duidelijk is dat het aantal deelnemers jonger dan 25 jaar relatief achter blijft bij het totaal aantal. Een tendens die al vele jaren is waar te nemen.
Aantallen en uren apothekersassistenten
In onderstaande tabel is de ontwikkeling van het aantal deelnemers per leeftijdscategorie nog eens weergegeven over de laatste twee jaar. Zoals voorgaand jaar concentreert zich de toename van het totale aantal deelnemers in de leeftijd vanaf 35 jaar.
Wat betreft het gemiddeld aantal uren per week per apothekersassistent is er sprake van een stabilisering. De tabel rechtsonder op pagina 31 volgt de ontwikkeling in de laatste 10 jaar van het totale volume van aantallen en uren van de apothekersassistenten, alsmede het gemiddelde aantal werkuren per week.
In de grafiek op pagina 31 rechtsboven is de hiervoor genoemde ontwikkeling van het totale aantal apotheekmedewerkers afgezet tegen de ontwikkeling van het aantal apotheken (zie ‘kerncijfers’ zoals
leeftijdverdeling actieve deelnemers Ultimo 2006 Ultimo 2005 Toename van het aantal aantal % aantal % 2006 2005 61 jaar en ouder 342 2% 317 2% 8% 55 tot 61 jaar 1.817 9% 1.623 8% 12% 45 tot 55 jaar 4.658 22% 4.458 22% 4% 35 tot 45 jaar 5.639 27% 5.493 27% 3% 25 tot 35 jaar 5.750 27% 5.723 28% 0% Jonger dan 25 jaar 2.735 13% 2.739 13% 0% Totaal deelnemers 20.941 100% 20.353 100% 3%
30
14% 15% 3% 4% 0% 1% 3%
ontwikkeling aantal apotheken en medewerkers, per eind kalenderjaar. index 1996 =100 aantal medewerkers aantal apotheken
160 140 120 100 80 1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
gemiddeld aantal uren per week ( apothekersassistenten) Ultimo: 2006 2005 2004 2003 2002 Boven 30 jaar 23,6 23,4 23,2 23,1 23,3 25 tot 30 jaar 30,9 30,6 30,6 31,1 31,2 Totaal 25 jaar en ouder 24,9 24,7 24,7 24,7 24,9 Jonger dan 25 jaar 34,1 34,2 34,1 34,1 34,2 Totaal 25,9 25,9 25,9 25,9 26,2
apothekersassistenten Totaal aantal Totaal aantal Toename Gemiddeld werkzame werkuren werkuren aantal assistenten per week per week werkuren Ultimo 1997 11.546 323.000 3,7% 27,8 Ultimo 1998 11.876 331.000 2,5% 27,7 Ultimo 1999 12.293 336.000 1,5% 27,5 Ultimo 2000 12.662 340.000 1,2% 27,0 Ultimo 2001 13.068 348.000 2,4% 26,7 Ultimo 2002 13.603 356.000 2,3% 26,2 Ultimo 2003 14.181 367.000 3,1% 25,9 Ultimo 2004 14.681 379.000 3,3% 25,9 Ultimo 2005 15.166 391.000 3,2% 25,9 Ultimo 2006 15.466 401.000 2,6% 25,9
31
arbeidsongeschiktheid: aantallen per het eind van de laatste vijf jaren * * excl. WAO 61 jaar en ouder Ultimo: 2006 2005 2004 2003 2002 Volledig arbeidsongeschikt 401 446 464 461 456 Gedeeltelijk arbeidsongeschikt 218 265 289 290 271 Totaal
619
711
753
751
727
2.4 Premies
Arbeidsongeschiktheid Het aantal arbeidsongeschikten is in 2006 met bijna 13% gedaald. Dat heeft onder andere te maken met de pensionering van 23 volledig arbeidsongeschikte deelnemers. Verder spelen ook de strengere keuringseisen en de herkeuring van bestaande arbeidsongeschikten een rol. Bovendien ontvangt PMA sinds 2006 rechtstreeks informatie van het UWV, zodat er geen vertraging meer ontstaat bij de aanlevering van gegevens. Zowel het aantal volledig als het aantal gedeeltelijk arbeidsongeschikten is afgenomen.
Ten behoeve van de financiering van de pensioenrechten worden aan de aangesloten apothekers en hun medewerkers pensioenpremies in rekening gebracht. Bij de verdeling van de pensioenpremies tussen werkgevers en werknemers is het uitgangspunt dat werknemers circa 1/3e deel en werkgevers 2/3e deel van de benodigde middelen bijdragen. Vanaf 1 januari 2005 betalen de werknemers vanaf 20 jaar een deelnemersbijdrage voor hun pensioenopbouw. De verdere financiering vindt plaats door omslag over de werkgevers. Hierbij wordt de werk geversbijdrage gerelateerd aan het totaal aantal in dienst zijnde werknemers, dus met inbegrip van deelnemers onder 20 jaar.
Voor de meeste arbeidsongeschikten geldt dat de pensioenopbouw premievrij wordt voortgezet. Daarnaast ontvangt een aantal arbeidsongeschikten een arbeidsongeschiktheidspensioen (een aanvulling op de wettelijke uitkering). Van het aantal deelnemers dat eind 2006 gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, zijn er 135 nog werkzaam in een apotheek. De overigen werken niet meer of werken voor zover hun situatie dat toelaat buiten de branche.
De totale premielast voor de branche was in 2006 circa 12,8% van de loonsom (12 x maandsalaris + vakantietoeslag). In 2005 was dit 13,3%. In 2006 werd 1 46,8 miljoen pensioenpremie ontvangen, een stijging met 1 0,8 miljoen ten opzichte van 2005.
premieoverzicht 2006 x c 1 miljoen Totale Totale Totale Totale premie 2006 premie 2005 premie 2004 premie 2003 Werkgevers Werknemers
31,1 15,7
30,2 15,8
24,3 18 11,6 8,6
Totaal
46,8
46,0
35,9
32
26,6
premiepercentages Met ingang van 2006 wordt onderscheid gemaakt naar deelnemers geboren in 1950 en later en deelnemers geboren vóór 1950. De percentages lopen uiteen als gevolg van verschillen in de franchise. 2) De premie WAO-hiaat betaald in 2004 en 2005 is aangewend voor het nieuwe WGA-hiaat per 1 januari 2006. 1)
geboren < 1950 Werkgevers Werknemers (pensioen) Werknemers (wao-hiaat) 2)
Totale premie 2006 geboren ≥ 1950 1)
19,20% 16,40% 9,60% 8,20% nvt nvt
Totale premie 2005
Totale premie 2004
19,66% 16,73% 9,62% 8,16% 0,63% 0,63%
2.5 Pensioenopbouw tijdens werkloosheid
Deze toename is het saldo van: • een groei van het aantal deelnemers met ongeveer 3%; • een lichte daling van het totale premieniveau door de reglementswijzigingen naar aanleiding van de wet VPL.
Indien een deelnemer tijdens het deelnemerschap onvrijwillig werkloos wordt en een uitkering ontvangt uit hoofde van de Werkloosheidswet of de Wet Werkloosheidsvoorziening, blijft betrokkene tijdens die periode deelnemer. Dit geschiedt volgens de regeling Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP). De stichting FVP heeft aangegeven op termijn met de premiebijdragen te stoppen, omdat er onvoldoende geld is om de toegenomen kosten het hoofd te kunnen bieden. Wie vanaf 2009 werkloos wordt, zal niet meer in aanmerking komen voor een bijdrage uit de FVP-regeling.
De totaal ontvangen premie bedroeg in 2006 1 47,5 miljoen. Hiervan was ± 1 46,8 miljoen pensioen premie. De overige 1 0,7 miljoen komt van: • SRMA: premie voor de seniorenregeling; • FVP: premie ten behoeve van FVP-gerechtigden; • pensioensparen: individuele stortingen van deelnemers; • pensioenbureau PMA: premie ten behoeve van de pensioenregeling van het personeel.
Premie aanpassing sinds 1 januari 2004
Verzekerd is in ieder geval nabestaandenpensioen, terwijl voor personen van 40 jaar en ouder voortgezette pensioenopbouw plaats vindt voor zover zij een loongerelateerde WW-uitkering ontvangen. Personen die op de eerste WW-dag 57,5 jaar of ouder zijn, hebben ook recht op voortgezette pensioenopbouw gedurende de vervolguitkering WW.
Met ingang van 1 januari 2004 zijn de reducties op de premie ingetrokken, en wel in drie gelijke stappen in de jaren 2004, 2005 en 2006 zodat in 2006 de feitelijke premie gelijk zal zijn aan de reglementair benodigde premie. Aanpassingen in verband met de reglements wijziging per 1 januari 2006 zijn: • splitsing van de pensioenregeling (deelnemers geboren in 1950 en later en deelnemers geboren vóór 1950). • geen aparte premie voor het WGA-hiaat (vervanger van het WAO-hiaat), premie zit verwerkt in de pensioenpremie.
In 2006 is wederom een flink aantal dossiers afgehandeld. Voor een groot deel betrof dit correctiebetalingen op reeds eerder afgehandelde dossiers. Het aantal lopende dossiers is dan ook ongeveer gelijk gebleven.
In bovenstaande tabel ziet u het verloop van de feitelijke premiepercentages (na reducties).
33
Wie? Eva Vonsovic, apothekersassistente bij apotheek Emmerhout in Emmen π Met pensioen in 2042 π Op de foto met Stephan Prieshof (huisman) en met dochter Anna Laura (roepnaam Anna), geboren op 1 januari 2007. ‘De weeën begonnen al in 2006, op 29 december om precies te zijn, en op 1 januari 2007 om acht minuten over half zes in de ochtend was ze er.’ π Woont in Emmen, maar komt oorspronkelijk uit Bosnië. ‘Ik kwam op m’n zestiende naar Nederland, met m’n ouders en m’n zus, vanwege de burgeroorlog. In Joegoslavië had ik nog geen idee wat ik wilde worden, in Nederland zag ik een foto van een apothekersassistente en opeens wist ik het: dat ga ik doen. En dat terwijl ik in Nederland nog nooit in een apotheek was geweest! Maar het bevalt prima. Afwisselend werk en veel contact met mensen.’ π Hobbies lezen en wandelen. ‘Ik wandel tegenwoordig lekker met Anna in de kinderwagen.’ π Mooiste moment van 2006 ‘het moment dat ik wist dat ik zwanger was.’ π Droomt van ‘dat het met de kleine allemaal goed blijft gaan. Over vier weken ga ik weer fulltime aan het werk, dat zal een hele verandering zijn. Ik heb er wel een beetje een dubbel gevoel over, want Anna ontwikkelt zich razendsnel, elke dag komt er weer wat nieuws bij. Ze lacht nu en maakt geluidjes, ze stopt d’r handjes in d’r mond, ze volgt dingen met haar ogen. Maar ja, we hadden afgesproken dat één van ons het eerste jaar thuis zou blijven om voor Anna te zorgen. En omdat Stephan geen werk heeft kunnen vinden ben ik degene die de kost gaat verdienen.’ 34
werkloosheid: fvp dossiers Lopende dossiers
eind 2006
eind 2005
In afwachting van uitspraak door FVP In 2005 of eerder toegekend door FVP
11 104
6 106
Totaal
115
112
in 2006
in 2005
14 91
11 134
105
145
Afgehandelde dossiers Afgewezen door FVP Betaling ontvangen van FVP Totaal
2.6 Waardeoverdracht van pensioenafspraken
Sinds de introductie van het systeem van overdracht van waarde van pensioen is het gebruik hiervan fors toegenomen. Na een stabilisatie in 2005 is er in 2006 sprake van enige afname van het aantal afgehandelde inkomende waardeoverdrachten. De in onderstaande tabel genoemde inkomende waardeoverdrachten 2006 zijn exclusief de waardeoverdrachten van Azivo, die in 2007 worden verwerkt.
Teneinde pensioenverlies door de deelnemers als gevolg van pensioenbreuk (bij wisseling van dienstbetrekking) te voorkomen, is PMA tot de opheffing aangesloten geweest bij het Circuit voor Waarde overdracht. Het Circuit is van mening dat het met de wijziging van wettelijke regels voor waardeoverdracht niet langer nodig is aanvullende bepalingen voor te schrijven en heeft dan ook besloten om zichzelf per 1 juni 2005 op te heffen. Het Plus-Circuit is opgeheven per ingangsdatum van de nieuwe Pensioenwet.
Aantal waardeoverdrachten 2006 2005 2004 Uitgaand (van PMA naar elders) 156 144 139 Inkomend (van elders naar PMA) 153 266 207 Totaal
309
410
35
346
2003
2002
221 343
246 218
564
464
2.7 Seniorenregeling
Door de versoberingen van 1 april 2002 en 1 januari 2005 zijn er nu drie varianten van de regeling: • de SR zoals die gold tot 01-04-2002: deze variant geldt voor iedereen die op 01-04-2002 in de toenmalige 2e t/m 4e fase zat; • de SR zoals die gold van 01-04-2002 tot 01-01-2005: deze variant geldt voor iedereen die op 31-12-2004 in de SR zat en niet onder variant 1 valt; • de SR zoals die gold van 01-01-2005 tot 01-01-2006: deze variant geldt voor iedereen die op 31-12-2005 in de SR zat en niet onder variant 1 of 2 valt.
De Seniorenregeling is een CAO-regeling, die is ondergebracht bij de Stichting Regelingen Medewerkers Apotheken. In verband met de relatie tussen de Seniorenregeling en pensionering (het uittredingstraject) is hier ook informatie opgenomen. Naar aanleiding van Wet aanpassing fiscale behandeling vut/prepensioen en introductie levensloopregeling (VPL) hebben CAO-partijen besloten dat per 1 januari 2006 geen nieuwe instroom meer mogelijk is in de Seniorenregeling. Voor deelnemers die eind 2005 al gebruik maakten van de Seniorenregeling is afgesproken dat de regeling in ieder geval blijft gelden tot en met 2010.
Per 31 december 2006 zijn er 1101 apotheekmedewerkers die van de Seniorenregeling gebruik maken, als volgt te verdelen over de vier leeftijdsafhankelijke fasen.
De Seniorenregeling (SR) biedt diens deelnemers de mogelijkheid om geleidelijk te wennen aan het niet meer deelnemen aan het arbeidsproces. In welke mate dat mogelijk is, hangt af van het moment waarop de deelnemer aan de regeling is gaan deelnemen.
seniorenregeling: gebruikmaking Leeftijd Gemiddeld Maximum 2006 vergoed. toegestane Aantal 2006 Aantal 2005 Aantal 2004 p.mnd p.p. vermindering 50 t/m 54 344 466 624 c 129 2 uur 55 t/m 56 281 292 236 c 239 4 uur 57 t/m 58 240 240 246 c 535 12 uur 59 t/m 60 236 176 121 c 801 16 of 20 uur Totaal
1101
Gebruikmakingsfrequentie 1e fase 2e fase 3e fase 4e fase
1174
1227
2006
2005
2004
50 t/m 54 jr 39% 55% 57% 55 t/m 56 jr 65% 74% 73% 57 t/m 58 jr 76% 83% 78% 59 t/m 60 jr 80% 72% 69%
36
2.8 Door deelnemers gemaakte keuzes
Van de deelnemers die in 2006 met pensioen gingen koos 59% voor een variabel ouderdomspensioen (in 2005 was dat 50%). Voor de hierbij mogelijke maximum variant werd in 90% van de gevallen gekozen (in 2005: 90%).
Flexibele pensionering In 2006 zijn in totaal 281 deelnemers met ouderdomspensioen gegaan.
Omzetting nabestaandenpensioen Bij pensioeningang kan worden gekozen voor omzetting van de aanspraak op nabestaandenpen sioen in een hoger ouderdomspensioen.
Voor deelnemers geboren vóór 1950 is de standaardpensioenleeftijd 61 jaar, voor de overige deelnemers 65 jaar. Voor alle deelnemers geldt dat zij hun pensioen in principe kunnen laten ingaan tussen 55 en 65 jaar. Bij vervroeging wordt het pensioen gekort, bij uitstel verhoogd. Uitstel is alleen mogelijk indien het dienstverband wordt gecontinueerd. Vervroeging kan alleen indien het dienstverband wordt beëindigd.
Hiervan werd in 2006 door 55% van de deelnemers gebruik gemaakt. In 2005 was dit 58%.
Niet meeverzekerd nabestaandenpensioen De mogelijkheid bestaat om het nabestaandenpen sioen al bij voorbaat niet mee te verzekeren. Deze optie wordt eind 2006 door 167 deelnemers toegepast (eind 2005: 171 deelnemers).
Van het aantal deelnemers dat in 2006 61 jaar werd heeft 73% gekozen voor directe pensioeningang (in 2005: 69%). Voor uitstel werd door 27% van de deelnemers gekozen (in 2005: 31%).
Ten opzichte van het aantal actieven van 20 jaar en ouder (ruim 20.000) wordt slechts door een relatief klein aantal deelnemers van deze optie gebruik gemaakt. Afstand doen van een aanspraak op nabestaandenpensioen houdt voor een eventuele achterblijvende partner een risico van inkomens derving in. Daarom wordt aangenomen dat deel nemers hier voorzichtig mee omgaan.
In onderstaande tabel ziet u een overzicht van de verdeling van de in 2006 gepensioneerden, naar de keuze die zij hebben gemaakt.
Variabel ouderdomspensioen Keuze hiervoor houdt in dat de eerste 10 jaar na pensioeningang de uitkeringen hoger zijn dan nadien.
gepensioneerden (ouderdomspensioen) in 2006 Gepens. Gepens. Aantal % in 2006 in 2005 Deelnemers die in 2006 61 jaar zijn geworden: – Gepensioneerd op de pensioenrichtleeftijd 61 jaar 182 73% 182 168 – Pensionering uitgesteld 69 27% Totaal 61 jaar geworden: 251 100% Overige in 2006 gepensioneerden: – Vervroegd pensioen (jonger dan 61 jaar) 30 37 – Uitgesteld pensioen (ouder dan 61 jaar) 69 80 Totaal gepensioneerd 281 285
37
pensioenuitkeringen 1)
Aantal ultimo
Uitkeringen (x c 1.000)
2006 2005 2006 2005 Ouderdomspensioen 2.614 2.485 15.566 13.984 Nabestaandenpensioen 375 351 1.174 1.094 – partnerpensioen 267 251 – anw-hiaat 44 38 – wezenpensioen 64 62 Arbeidsongeschiktheidspensioen 1)
270
469
545
Afkoopsommen/restituties
275
257
17.484
15.880
Totaal
240
3.229
2.9 Pensioenuitkeringen
3.106
hier zijn alleen de aantallen van de feitelijk ingegane uitkeringen WAO-hiaat vermeld.
2.10 Herverzekering
Per 1 januari 2006 heeft er een indexatie van de uitkeringen plaatsgevonden van 1%.
Ter dekking van calamiteiten ten aanzien van het overlijdensrisico is een stop-loss herverzekeringsovereenkomst afgesloten met de Algemene Levensherverzekeringmaatschappij, onderdeel van Swiss Re Life & Health Nederland N.V. Het betreft een excedent herverzekering, waarbij een totale schade hoger dan 125% van de verzekerde bedragen, wordt gedekt. Onder schade is te verstaan de benodigde voorziening voor de ingaande nabestaandenpensioenen en ANW-hiaten, verminderd met de al aanwezige voorzieningen.
In 2006 werd ca. 1 17,5 miljoen aan pensioenuitkeringen verricht, een toename ten opzichte van 2005 met circa 10%.
Jaarlijks wordt vastgesteld of een uitkering door de herverzekeraar aan de orde is. Dit was in 2006 niet het geval.
Aantal en omvang van de uitkeringen in 2006 Het totaal aantal personen aan wie pensioenuitkeringen zijn verricht steeg in 2006 met circa 4% naar 3.229. In 2005 bedroeg de groei van het aantal uitkeringen ongeveer 5%.
Het contract loopt vanaf 1 januari 2004 en heeft een theoretische looptijd van 3 jaar. De onderhandelingen over de voorwaarden bij verlenging na 2006 zijn nog gaande; het oude contract blijft van kracht tot op het moment dat overeenstemming wordt bereikt over de nieuwe voorwaarden.
38
Wie Denise Fernandes, logistiek medewerker bij apotheek Almere Haven. π Met pensioen in 2032 π Op de foto met dochter Tyara (12, groep 8, houdt van streetdance) en zoon Mitchel (7, groep 3, helemaal weg van voetbal). Echtgenoot Imro Martens was naar z’n werk toen de foto werd gemaakt. Hij is technisch medewerker op Schiphol. π Woont in Almere. Denise kwam op haar 20ste uit Suriname naar Nederland. ‘Ik leerde daar voor onderwijzeres, maar doordat ik naar Nederland ging heb ik dat niet afgemaakt. Hier ging ik werken bij een farmaceutisch bedrijf, op de ompakafdeling: medicijnen die uit het buitenland kwamen moesten worden overgepakt in een Nederlandse verpakking met dito bijsluiter. Nu werk ik in apotheek Almere Haven als logistiek medewerker, dat houdt in dat je bestellingen uitpakt en controleert. Inmiddels ben ik aan het leren voor apothekersassistente – ach ja, soms zie je het licht pas als je wat ouder bent. Moeilijk is het niet, wel veel. Maar ik vind het interessant, en ik krijg er leuker werk door.’ π Hobbies ‘Hobbies heb ik niet echt. Maar ik hou wel van koken, en ook van wandelen – dat laatste trouwens alleen als het mooi weer is.’ π Mooiste moment van 2006 ‘Mijn man en ik zijn twee jaar uit elkaar geweest en in 2006 zijn we weer bij elkaar gekomen. Dat was een mooi moment, ook voor de kinderen natuurlijk.’ π Droomt van ‘het behalen van mijn diploma apothekersassistente. In juni zijn de examens, en de diploma-uitreiking is op 4 juli. Daar wil ik graag bij zijn.’ 39
3 3.1 Inleiding
instrumenten vindt plaats na uitvoerige studies ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. De uitkomsten van deze studies vinden hun weerslag in de jaarlijks door het Bestuur vast te stellen Nota beleggingsbeleid als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De Nota beleggingsbeleid geeft richtlijnen aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Deze zijn onder meer gericht op het beheersen van de belangrijkste risico’s van de beleggingen in samenhang met de verplichtingen. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kan gebruik gemaakt worden van derivaten.
De verantwoordelijkheden van het fonds zijn vormgegeven in het premie-, indexatie- en beleggingsbeleid. De keuzes die ten aanzien van dit beleid gemaakt zijn nemen onvermijdelijk risico’s met zich mee. Daarnaast zijn er ook risico’s die samenhangen met de uitvoering van het beleid. In de volgende paragrafen van dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de risico’s.
3.2 Solvabiliteitsrisico
Verplichtingen risico (actuarieel risico)
PMA wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor PMA betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. De solvabiliteit wordt weergegeven door middel van de dekkingsgraad: de marktwaarde van het aanwezige vermogen uitgedrukt in de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het solvabiliteitrisico is in feite de combinatie van beleggings- en actuariële risico’s.
De pensioenverplichtingen kunnen in de tijd worden weergegeven door middel van een schatting van de toekomstige uitgaande kasstromen. Het verplichtingenrisico uit zich in: • Indexatieresultaten, waarbij het gevoerde indexatiebeleid afwijkt van de aannamen. Loonen prijsstijgingen c.q. de franchise-ontwikkeling wijken af van de verwachting. • Actuariële resultaten, indien de actuariële aannamen en veronderstellingen niet overeenstemmen met de werkelijkheid. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan het periodiek aanpassen van de levensverwachting van de deelnemers (het langlevenrisico) of wijzigingen in invalideringsen revalideringskansen. • Premieresultaten, indien de premie niet gelijk is aan de marktwaarde van de kasstromen die voortvloeien uit de nieuwe pensioentoezeggingen. Dit betreft bijvoorbeeld verschillen tussen de ‘kostprijs’ en de daadwerkelijk ontvangen bijdrage voor nieuwe pensioentoezeggingen.
Beleggingsrisico Het Bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van beleggingsrisico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen het beleggingsbeleid, het premiebeleid en het indexatiebeleid. De keuze en toepassing van beleids-
40
Risicobeheer 3.3 Risico’s financiële instrumenten
(indirect) vastgoed en liquiditeiten. Vervolgens vindt binnen de beleggingscategorieën diversificatie plaats naar onder meer regio’s en sectoren. Het koersrisico kan worden afgedekt door het gebruik van derivaten zoals opties en futures.
Overeenkomstig het beleggingsbeleid houdt het fonds posities aan in een breed scala van financiële instrumenten. Dit betreft zowel marktgenoteerde als niet-genoteerde beleggingen.
Valutarisico
Als gevolg van de beleggingsactiviteiten wordt het fonds geconfronteerd met risico’s gerelateerd aan de financiële instrumenten en de markt waarin het fonds actief is. De belangrijkste financiële risico’s zijn: marktrisico, kredietrisico en liquiditeitsrisico. Marktrisico kan het rendement positief en negatief beïnvloeden en omvat het koersrisico, valutarisico en het rentemismatchrisico.
Op drie manieren kan er sprake zijn van valutarisico’s. Het duidelijkst te bepalen is het valutarisico dat ontstaat omdat aangehouden beleggingen luiden in een andere valuta dan de euro. Valutarisico is echter ook aanwezig indien de onderliggende beleggingen van een in euro’s rapporterend mandaat of institutioneel fonds gedeeltelijk luiden in een andere valuta dan de euro. Tenslotte is er sprake van indirect valutarisico omdat beleggingen kunnen worden beïnvloed door ontwikkelingen op de valutamarkten.
De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen in samenhang met het premie- en indexatiebeleid. Het marktrisico wordt beheerst door tenminste maandelijks te toetsen of de beleggingsportefeuilles nog volledig in overeenstemming zijn met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall marktposities worden periodiek gerapporteerd aan en besproken met de beleggingscommissie.
Mismatchrisico De pensioenaanspraken kunnen worden beschouwd als zijnde een door de deelnemers verstrekte obligatie waar het fonds in de loop der tijd (pensioen)betalingen op doet. Tot nu toe was het gebruikelijk in Nederland om deze pensioenaanspraken te verdisconteren tegen een vaste rente van 4%. Met ingang van 1 januari 2007 worden pensioenaanspraken – net als de bezittingen van het fonds – gewaardeerd op basis van marktwaarde, waarbij voor de berekening gebruik gemaakt van de rentetermijnstructuur, zoals gepubliceerd door DNB. Pensioenfonds Medewerkers Apotheken heeft daarmee eind 2005 al aan aanvang gemaakt, met dien verstande dat de te hanteren rente nog wel is gemaximeerd op 4%. Per eind 2005 was de marktrente lager dan 4%, zodat toen een toevoeging voorziening aanvullende VPV is gedaan, waardoor de VPV in feite tegen marktwaarde op de balans stond. Per eind 2006 was de marktrente echter hoger dan 4%, zodat de VPV per ultimo 2006 tegen 4% is gewaardeerd. Ingaande 2007 zal de waardering altijd op marktwaarde plaats
Koersrisico Koersrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde met waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het koersrisico is voor de lange termijn goed te beheersen door diversificatie over de beleggings categorieën aandelen, vastrentende waarden,
41
Wie? Greet Kamphuis π Op de foto met poes Lara π Woont in Lelystad, in een hofje met levensloopbestendige woningen voor jong en oud. π Met pensioen sinds 2001, na dertig jaar in zeven apotheken, 6 jaar werken als tandartsassistente en een eigen praktijk als chiropodist. ‘Ik ben nog begonnen in 1956, in de tijd dat je van de apotheker zelf het vak leerde. In Hoogeveen was dat, en later zou ik erachter komen dat dat mij een voorsprong gaf bij het vinden van werk, want van meisjes uit het noorden dacht men dat die serieuzer waren. De mooiste tijd vond ik de jaren dat alles nog met de hand werd gemaakt. Je moest wel een extra zintuig hebben, want er bestonden nog geen computersystemen die je waarschuwden voor een wellicht schadelijke vergissing. In 1988, toen ik de apotheek verliet, was het handwerk zo goed als verdwenen. En áls het nog wel eens voorkwam, dan moest je handschoenen aan en een mondkapje om en moest een collega een extra paraaf zetten onder het recept. En dat terwijl ik jarenlang alles zelfstandig had gemaakt, zonder handschoenen of wat dan ook. Soms deed ik een schietgebedje als ik medicijnen meegaf. Nee, niet uit twijfel over wat ik gemaakt had – als je daar bang voor bent moet je dit werk niet gaan doen – maar opdat het toch maar zou helpen.’ π Hobbies lezen, schilderen, legpuzzelen, dieren verzorgen. π Mooiste moment van 2006 ‘De 31ste maart werd m’n buurjongetje Chay geboren, een heel bijzonder kind. En tegelijk kwam in m’n kleine tuin van alles in bloei dat ik niet gezaaid had. Als je de natuur z’n gang laat gaan is het resultaat vaak verbluffend!’ π Droomt van ‘dat het net zo mag blijven als het nu is. Ik ben gelukkig.’ 42
Risico’s mbt derivaten
vinden, ongeacht de hoogte van de marktrente. De marktwaarde van de pensioenaanspraken reageert door de langere looptijd daarvan sterker op renteontwikkelingen dan de marktwaarde van de beleggingen. Het mismatchrisico (het risico als gevolg van verschillen tussen de looptijden van de verplichtingen en de beleggingen) zal door de waardering op marktwaarde via de dekkingsgraad meer dan voorheen zichtbaar worden.
Het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten) door het bureau van PMA is toegestaan ter afdekking en beheersing van uit belegging voortvloeiende risico’s. Het gebruik van financiële instrumenten (direct en/of afgeleid) mag er niet toe leiden dat de beleggingsportefeuille materieel gezien een samenstelling krijgt die ligt buiten de door het bestuur en/of de beleggingscommissie van het fonds vastgestelde bandbreedtes.
Kredietrisico
Het gebruik van valutatermijntransacties door het bureau van PMA is uitsluitend toegestaan ter afdekking van voor het fonds relevante valuta posities (defensieve toepassing). Het aangaan van renteswaps is toegestaan mits de tegenpartij een credit rating heeft van AA- of hoger. Ook hier geldt dat het alleen zal worden gebruikt voor het verminderen van het renterisico van het pensioenfonds. In een mandaat of beleggingsfonds kan een ruimer gebruik van derivaten worden toegestaan.
Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC) posities worden aangegaan, et cetera. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlement risico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Het settlement risico wordt vermeden doordat PMA bij beursgenoteerde beleggingen effectentransacties aan gaat waarbij sprake is van ‘levering tegen betaling/ontvangst’.
In 2006 zijn in eigen beheer geen andere afgeleide financiële instrumenten gebruikt dan valutatermijntransacties.
3.4 Niet-financiële risico’s De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn: het operationeel risico en het systeemrisico. Operationeel risico is het risico vanwege de onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. PMA bevindt zich momenteel in de eindfase van het volledig opnieuw in kaart brengen van de administratieve organisatie, gericht op het verkrijgen van SAS70 type 1 certificering. Het geheel van operationele risico’s en genomen beheersmaatregelen is vastgelegd in risico control matrices.
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de korte termijn. Dit risico wordt beheerst door in het beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Het liquiditeitsrisico is verder beperkt: de som van de premies, directe opbrengsten en aflossingen van beleggingen is groter dan de som van de uitkeringen en uitvoeringskosten. Bovendien zijn er voldoende beursgenoteerde fondsen die direct verkocht kunnen worden.
Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
43
4 4.1 Beleggingsbeleid in samenhang met de verplichtingen
door verkopen respectievelijk aankopen. Het bestuur heeft de Beleggingscommissie gemachtigd om het US-dollar risico voor aandelen voor een deel naar eigen inzicht gedurende het jaar af te dekken.
Nota beleggingsbeleid
Strategische allocatie beleggingen in samenhang met verplichtingen
Het bestuur bepaalt telkens in december de nota beleggingsbeleid en de streefgewichten van de diverse beleggingscategorieën (de z.g. normportefeuille) voor het volgende jaar.
Voor de strategische portefeuilleverdeling op lange termijn zijn geen streefpercentages vastgesteld, omdat onder meer naar aanleiding van de FTKstudies (zie ook hierna) is overgegaan naar dynamische asset allocatie.
Voor elke categorie beleggingen worden benchmarks vastgesteld, waarmee de behaalde rendementen op de beleggingen worden vergeleken. Deze benchmarks worden ook gehanteerd voor de bepaling van de z-score, de toets die krachtens de Vrijstellingsregeling in gevolge de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds is ingesteld voor het meten van relatieve rendementen en ten behoeve van de vaststelling of aan de eisen voor de verplichtstelling is voldaan.
Periodiek worden studies verricht waarbij de verplichtingen en beleggingen in samenhang worden bekeken. Via een geïntegreerde benadering worden de belangrijkste elementen van de financiering van een pensioenfonds op elkaar afgestemd. Deze elementen zijn: premiebeleid, indexatiebeleid en beleggingsbeleid. In 2006 zijn meerdere studies uitgevoerd, waarin ondermeer gekeken werd naar toekomstige scenario’s van de beleggingen en de verplichtingen. Veel aandacht is besteed aan het inzichtelijk maken van de verschillende beleggingsrisico’s, de risico’s van de verplichtingen en de samenhang tussen beleggingen en verplichtingen met het daarbij behorende mismatchrisico (volatiliteit van de rendementsverschillen tussen de beleggingen en de verplichtingen). Rekening is gehouden met de eisen die ingaande 2007 in het kader van het nieuwe financiele toets ingskader worden gesteld. Uitgangspunt is waardering van zowel de beleggingen als de verplichtingen op marktwaarde, waarbij de verplichtingen worden verdisconteerd tegen de nominale marktrente. Ingaande 2007 zal deze marktrente niet meer zijn gemaximeerd op 4%. Naast het renterisico is echter ook het indexatierisico van belang. PMA houdt in haar beleggingsbeleid met beide risico’s rekening.
Bij het vaststellen van de nota beleggingsbeleid wordt rekening gehouden met de dekkingsgraad. Daarnaast wordt gekeken naar de vooruitzichten voor de verschillende financiele markten met bij behorende risico’s. Een ‘worst case’-scenario wordt meegenomen in de analyse. Het Bestuur stelt aan de hand van de nota beleggingsbeleid de strategische invulling voor het volgende jaar vast en de ruimte voor de tactische allocatie. Dit plan wordt door het bureau van PMA en de Beleggingscommissie samen opgesteld. Hierin zijn ook strategische bandbreedten opgenomen. De directie bepaalt gedurende het jaar, gelet op de ontwikkelingen op de financiële markten en de marktverwachtingen, de tactische invulling van de categorieën binnen de aangegeven bandbreedtes. De Beleggingscommissie besluit bij eventuele over- / onderschrijdingen van de bandbreedtes of naar de grenzen van deze bandbreedtes wordt teruggekeerd
44
Beleggingen
Het streven is het behalen van een zo hoog mogelijk maatschappelijk verantwoord rendement zodanig dat de indexatie-ambitie mogelijk wordt gemaakt en het risico zodanig is dat voorkomen wordt dat een onacceptabele kans op onderdekking ontstaat. Op lange termijn streeft PMA ernaar om het renterisico tussen de beleggingen en de verplichtingen te verlagen. Vanwege de hoge dekkingsgraad van 203% op marktwaarde vindt PMA het aanvaardbaar om op dit moment het renterisico tussen de beleggingen en de verplichtingen niet verder af te dekken. Wel zal bij verdere stijging van de lange rente het afdekkingspercentage worden verhoogd. Gekozen is voor het handhaven van een beleggingsbeleid met een dynamische aanpak. Indien de dekkingsgraad beneden de waarschuwingsgrens van 150% komt zal opnieuw naar het beleggings- en indexatiebeleid worden gekeken.
looptijd van de verplichtingen langer is dan die van de vastrentende waarden reageren de verplichtingen veel sterker op wijzigingen van de marktrente dan de beleggingen. Is de marktrente hoger dan stijgt de omvang van de verplichtingen minder hard dan bij een lagere marktrente. Indien de marktrente daalt en hiermee de omvang van de verplichtingen toeneemt en het rendement van de beleggingen niet in dezelfde mate meegroeit dan daalt in dit geval de dekkingsgraad. De dekkingsgraad gaat dus meer fluctueren, omdat de verplichtingen meer bewegen als gevolg van de verandering in marktrente. Bij een dekkingsgraad van boven de 150% kan het huidige beleggingsbeleid, zoals weergegeven in de nota beleggingsbeleid, gehandhaafd blijven. Daalt de dekkingsgraad onder de 150% dan zal opnieuw naar het beleggings- en indexatiebeleid worden gekeken. PMA heeft een gezonde financiële positie en een dekkingsgraad die voldoende is om beleggingsrisico’s op korte termijn op te vangen. Zo voldoet zij met een dekkingsgraad van bijna 203% per eind 2006 op marktwaarde (waarbij de marktrente niet op 4% wordt gemaximeerd) en ruim 199% met inacht neming van de ingaande 2007 onder FTK vereiste verhoging van de voorziening pensioenverplichtingen in verband met de ‘sterftetrend’, ruimschoots aan de gestelde eisen van het FTK. Naast het voldoen aan deze eisen en het beheersbaar houden van de beleggingsrisico’s streeft PMA ernaar om een dusdanig rendement te realiseren dat ruimte om de pensioenen te kunnen indexeren tot de mogelijkheden blijft behoren en de premie stabiel kan blijven.
PMA tracht zo goed mogelijk in te spelen op reductie van het renterisico, op verbetering van rendement en op verlaging van beleggingsrisico in algemene zin. Overigens is PMA voortdurend op zoek naar nieuwe vormen van beleggingen om het rendement/ risicoprofiel te verbeteren. Door diversificatie wordt getracht tot een optimale verdeling van de beleggingscategorieën (allocatie) te komen.
Risicoprofiel beleggingen in samenhang met verplichtingen De dekkingsgraad tegen marktwaarde wordt in sterke mate bepaald door de ontwikkeling van nominale marktrentes. Vanaf 2007 zal PMA bij de waardering van haar pensioenverplichtingen de marktrente niet langer maximeren op 4%, zodat dan altijd volledige waardering op marktwaarde zal gaan plaatsvinden. De waardering van de verplichtingen op marktwaarde maakt de rentegevoeligheid van een pensioenfonds expliciet zichtbaar. Doordat de marktrente beweegt, verandert hierdoor ook de omvang van de verplichtingen. Aangezien de
Het grootste deel van het vermogen is belegd in aandelen. Het risico op aandelen zou eventueel kunnen worden verlaagd door afdekking met derivaten of door verlaging van het percentage aandelen in de portefeuille. Op dit moment wordt het aandelenrisico niet afgedekt. Er is een bestuurlijke voorkeur voor stabiele opbrengsten. Naast spreiding over verschillende beleggingscategorieën vindt spreiding over verschil-
45
lende managers plaats. De intentie is het grootste deel van de portefeuille te beleggen met een laag relatief risico, dat wil zeggen dat de uitslagen ten opzichte van de eigen benchmarks (normportefeuille) niet al te groot kunnen zijn.
De Amerikaanse groei vlakte slechts licht af in het afgelopen jaar, ondanks de angst voor een sterke teruggang, doordat het effect van de sterke daling van binnenlandse investeringen op de groei teniet werd gedaan door een stijging van de particuliere consumptie en een toename van de export. De robuuste arbeidsmarkt zorgde voor een positief effect op de consumptie. In de Eurozone was er vooral in het eerste halfjaar van 2006 sprake van een sterke groei. De particuliere consumptie speelde daarbij een belangrijke rol. Ook het ondernemers vertrouwen verbeterde in 2006 en lag duidelijk boven het lange termijn gemiddelde. Bovendien was er sprake van een sterke exportgroei en stijgende bedrijfsinvesteringen.
Om minder gevoelig te zijn voor korte termijn valutabewegingen wordt het US-dollar risico voor vastrentende waarden in de benchmark geheel afgedekt. Op dit moment worden geen US-dollar posities in de vastrentende waarden portefeuille aangehouden. Voor aandelen wordt het US-dollar risico altijd minstens voor de helft afgedekt. Hierdoor wordt het valutarisico verminderd. PMA voert thans geen actief valutabeleid. Bedoelde afdekking is dus strategisch. Het is mogelijk dat in 2007 aan de vastrentende waarden managers een beperkt valutarisico in de US-dollar wordt toegestaan om extra rendement te genereren.
In Japan stagneerde de economische groei in de eerste drie kwartalen, maar in de laatste maanden van het jaar was er sprake van herstel. De stagnatie werd veroorzaakt door dalende investeringen van de overheid en de particuliere sector. De buitenlandse investeringen bleven echter robuust en werden gesteund door goede bedrijfswinsten, een soepel monetair beleid en een stijgende bezettingsgraad. In het laatste halfjaar droeg ook de netto export positief bij aan de economische groei.
Maatschappelijk verantwoord rendement Onderdeel van de beleggingsdoelstelling is het behalen van een zo hoog mogelijk financieel rendement dat maatschappelijk verantwoord is. Op dit moment gaat PMA ervan uit dat ondernemingen in het algemeen ook het belang van hun maatschappelijke verantwoordelijkheid inzien en zich daarop bij hun bedrijfsvoering steeds meer richten, zodat het te verwachten is dat op termijn aan de terzake van duurzaamheid te stellen criteria wordt voldaan. In 2007 zal verder onderzoek worden gedaan naar wat onder maatschappelijk verantwoord rendement moet worden verstaan en hoe PMA daarmee om zal gaan.
In de opkomende landen was de gemiddelde economische groei nog sterker dan in 2005 met 6,6%. In China bedroeg de groei over het afgelopen jaar bijna 11%, terwijl de groei in India op circa 8,5% uitkwam. De onderstaande tabel laat de ontwikkeling van de economische groei zien van de afgelopen 3 jaar in verschillende landen/regio’s. groei bruto binnenlands product, 2004 - 2006
Economische ontwikkelingen in 2006 en financiële markten
Terwijl de economische groei in 2006 in de Verenigde Staten en Japan iets afzwakte, liep de groei in Europa juist beduidend op. De groei van de wereldeconomie kwam ook het afgelopen jaar weer boven het lange termijn gemiddelde uit. Hoewel er in de laatste maanden van het jaar een daling van de industriële productie en de wereldhandel te zien was, bleef de binnenlandse vraag in Amerika en Europa sterk.
46
mutaties per jaar in % 2004 2005 2006
Verenigde Staten Japan Eurogebied EU-15
4,2 2,3 2,1 2,0
3,5 2,7 1,3 1,6
3,3 2,1 2,7 2,8
Ontwikkelde economieën Opkomende economieën Wereld
3,0 6,8 3,8
2,4 6,2 3,1
2,9 6,6 3,6
valuta c in $ 1,4 EUR Spotrate
1,35
1,3
1,25
1,2
De Amerikaanse dollar verzwakte in 2006 tegenover de euro. Begin 2006 bedroeg de koers van de euro $ 1,18. In de loop van het jaar steeg de euro tot $ 1,32. De uiteenlopende economische scenario’s voor de Verenigde Staten en Europa vormen hiervoor een verklaring: terwijl de Amerikaanse economische groei afzwakte, trok de Europese groei juist aan. Hierdoor nam ook het renteverschil tussen beide regio’s af.
31 12 06
30 11 06
31 10 06
30 09 06
31 08 06
31 07 06
30 06 06
31 05 06
30 04 06
31 03 06
28 02 06
31 01 06
31 12 05
1,15
lasten. De Europese centrale bank besloot om in 2006 de rente geleidelijk verder te verhogen van 2,25% naar 3,50%. Belangrijke redenen daarvoor waren het herstel van de economische groei en de toenemende inflatiedruk door een aantrekkende consumptie en een krappere arbeidsmarkt. De lange rente (10-jarige staatsobligatie) in de Verenigde Staten steeg in 2006 aanvankelijk van 4,3% in januari naar 5,3% halverwege het jaar. Daarna vond er weer een rentedaling plaats naar 4,4%. Vanwege sterkere economische cijfers steeg de rente in de laatste maand van het jaar ten slotte weer tot 4,7%, waardoor er per saldo sprake was van een lichte rentestijging in 2006. Na een versteiling van de rentecurve in de eerste maanden van het jaar, vervlakte deze later weer, waarna de korte rente aan het eind van het jaar zelfs boven de lange rente uitkwam. In de Eurozone steeg de lange rente van 3,3% naar 4,1% in het eerste halfjaar. Vervolgens werd een rentedaling ingezet tot 3,7%, waarna de rente in de laatste maand van het jaar weer opliep tot bijna 4%. Per saldo was er daarmee sprake van een rente stijging in 2006 met 0,7%. Ook de rentecurve in de Eurozone liet een vervlakking zien, doordat de korte rente sterker steeg dan de lange rente.
De olieprijs steeg in 2006 aanvankelijk opnieuw sterk van $ 60 aan het begin van het jaar tot een hoogtepunt van bijna $ 80 in augustus, waarna de prijs weer daalde tot $ 60 aan het eind van 2006. Het effect van de stijging van de olieprijs in de afgelopen jaren op de inflatiecijfers blijft vooralsnog beperkt. Ook lijkt de olieprijs de resultaten op de financiële markten niet sterk te beïnvloeden.
Rente en inflatie De Amerikaanse centrale bank verhoogde dit jaar de korte rente stapsgewijs van 4,25% tot 5,25%. Deze beslissing werd ingegeven door een stijging van de kerninflatie en sterke consumptiecijfers in combinatie met de economische groei. De kerninflatie stond vooral onder druk door de toename van de woon
47
lange rente vs en eurozone 5.500 10 jaarsrente VS 10 jaarsrente Dld
5.000
4.500
4.000
3.500
31 12 06
30 11 06
31 10 06
30 09 06
31 08 06
31 07 06
30 06 06
31 05 06
30 04 06
31 03 06
28 02 06
31 01 06
31 12 05
3.000
130,0 Europe Pacific Free North America Emerging Asia
120,0 110,0 100,0 90,0 80,0 aandelenmarkten
Financiële markten
historisch gezien laag, mede doordat het aanbod van leningen beperkt was tegenover de vraag van beleggers.
De Europese markt voor bedrijfsobligaties presteerde in 2006 per saldo beter dan de staatsobligatiemarkt. Halverwege het jaar was er wel een hoge volatiliteit, doordat de hogere economische groeiverwachtingen de lange rente van staatsobligaties opstuwden. In de Verenigde Staten bleef de performance van de bedrijfsobligaties in 2006 iets achter bij de staats obligaties. In beide regio’s bleef het extra rendement op bedrijfsobligaties tegenover staatsobligaties
De aandelenmarkten kregen in mei te maken met sterke koersdalingen, maar herstelden vervolgens weer ten gevolge van een sterke toename van bedrijfswinsten en het einde van de renteverhogingen door de Amerikaanse centrale bank. In euro’s gemeten stegen de aandelenkoersen in Europa, Noord-Amerika, Pacific en Emerging Asia (opkomen-
48
Aandelen
de markten Azië) met 20%, 3%, 0,5% en 18%. De koersbeweging van de euro/dollar speelde voor het rendement op Amerikaanse aandelen een belangrijke rol: in dollars gemeten liet de Amerikaanse beurs 15% koersstijging zien.
Eind december 2005 was 50% belegd in aandelen. Aandelen waren gedurende het jaar overwogen ten opzichte van het streef- of normgewicht. De laatste maanden van 2006 werd de overweging kleiner. Het belang van aandelen werd met 50% aan de hoge kant bevonden, waardoor in deze categorie geen herbelegging meer heeft plaatsgevonden. Uiteindelijk kwamen het streefgewicht en het portefeuille gewicht gelijk uit op 50% ultimo 2006.
De tweede grafiek op pagina 48 laat het verloop zien van de koersontwikkeling van de aandelenbeurzen in Europa, Noord-Amerika, Pacific en Emerging Asia in euro’s.
Vastgoed
Uitvoering beleggingsbeleid
In het begin van 2006 maakte vastgoed 16% uit van de totale beleggingsportefeuille. Door aankoop van beleggingen in niet-beursgenoteerd vastgoed is de onderweging teruggebracht in september, waarna in oktober 2006 een overweging in vastgoed is ontstaan. Eind 2006 was het belang in vastgoed gestegen tot 19%.
In 2006 was uit premie-ontvangsten, na aftrek van uitkeringen en kosten van de pensioenuitvoering, netto ruim 1 28 miljoen voor nieuwe beleggingen beschikbaar. Verder kwam voor belegging beschikbaar bijna 1 28 miljoen uit beleggingsinkomsten (dividend en interest).
De samenstelling van de beleggingsportefeuille ultimo 2005 en 2006 met streefgewichten volgens het beleggingsplan voor 2006 wordt weergegeven in onderstaande tabel.
Vastrentende waarden Vastrentende waarden bedroegen begin 2006 30% van de totale beleggingsportefeuille. Gedurende het jaar werd een onderweging aangehouden ten opzichte van het streef- of normgewicht. Aan het eind van 2006 was het belang in vastrentende waarden gedaald tot 28% van de totale beleggingsportefeuille. Een deel van de vastrentende waarden portefeuille werd gedurende 2006 intern beheerd. Het is de intentie om dit deel uit te besteden aan externe vermogensbeheerders.
verdeling beleggingen Categorie
Streefgewichten
Feitelijke opbouw
Ultimo 2006 Ultimo 2006 Ultimo 2005 Vastrentend 29% 28% 30% Aandelen 50% 50% 50% Vastgoedfondsen 18% 19% 16% Liquiditeiten 3% 3% 4%
49
ontwikkeling van de beleggingsportefeuille Ultimo
2006
2005
2004
2003
2002
Vastrentend
28%
30%
34%
36%
38%
Zakelijk – Aandelen – Vastgoedfondsen
50% 19%
50% 16%
45% 19%
45% 17%
42% 18%
Subtotaal zakelijk
69%
66%
64%
62%
60%
3%
4%
2%
2%
2%
100%
100%
100%
100%
100%
Liquiditeiten Totaal
4.2 Beleggingsportefeuille
Ontwikkeling van de beleggingsportefeuille
Eind 2006 was de omvang van het belegde vermogen 1 1.074 miljoen, een toename van 1 148 miljoen ten opzichte van eind 2005.
In de afgelopen 5 jaar heeft de opbouw van de portefeuille per balansdatum zich als volgt ontwikkeld:
De gerealiseerde koersresultaten wegens verkopen in 2006 en de ongerealiseerde resultaten wegens herwaardering op marktwaarden over 2006 waren per saldo 1 97 miljoen. De directe beleggings opbrengsten bedroegen 1 27,5 miljoen, een toename van 1 7,5 miljoen ten opzichte van 2005.
4.3 Rendement Het rendement bestaat uit directe beleggings opbrengsten plus indirecte beleggingsresultaten (resultaten bij aan- en verkopen plus vermogens winsten of –verliezen).
De verdeling eind 2006 van de aandelen is 57% Europa, 22% Amerika en 9% Pacific en 12% opkomende landen. Bij de obligaties is de verdeling 100% Europa (hoofdzakelijk EMU). Vastgoed is verdeeld in 62% participaties, hoofdzakelijk in Nederland, en 38% beursgenoteerd vastgoed in Europa.
Op basis van waardering op marktwaarde kwam het rendement van PMA over 2006 uit op 13,2%. In 2005 bedroeg het rendement 15,2%. Zonder de afdekking van het US-dollar risico zou het totale rendement over 2006 0,9% lager zijn geweest. De allocatie (onder- en overwegingen) droeg positief bij aan het resultaat. De selectie had het grootste positieve effect op de relatieve performance. Alle beleggingscategorieën lieten een beter resultaat zien dan de benchmark.
De beleggingen zijn hoofdzakelijk in euro’s. Een deel van de portefeuille (11%) heeft betrekking op beleggingen in Amerika en heeft een US-dollar risico. Eind 2006 is het US-dollar risico voor aandelen voor driekwart afgedekt, voor zover het betreffende US-dollar belang niet reeds door de externe beheerder naar de euro is afgedekt.
Vastrentende waarden Vastrentende waarden behaalden een rendement van 0,9%. Absoluut gezien leverden vooral de intern beheerde langlopende Europese staatsobligaties een
50
Wie? Rinske Oosting, apotheekmedewerker bij Apotheek De Schans in Leeuwarden. π Met pensioen in 2022 π Woont in Boazum (Fr.), in een grote Friese boerderij waar ze een bed & breakfast in runt onder de naam Gerbrandy State. Een echt familiebedrijf: vader doet de reserveringen en de boekhouding, Rinske de verzorging, de oudste zoon maakte de website, en de jongste twee kinderen leveren zo nu en dan hand- en spandiensten. π Op de foto met Jan Gerben de Vries (leraar techniek), dochter Marije (16 jaar, 4 vwo), oudste zoon Gerben Jan (18, eerstejaars student werktuigbouwkunde in Enschede), zoon Roelof (13 jaar, 2 vwo) en kat Habibi. ‘We hebben nog een kat, Zoefzoef, maar die wou niet op de foto.’ π Hobbies wandelen, skieën, tuinieren, lezen. π Mooiste moment van 2006 ‘De diploma-uitreiking van onze oudste zoon. Weliswaar hebben we er geen moment aan getwijfeld dat hij zou slagen, maar het was toch een mooi moment om mee te maken, dat je je zoon daar zo tussen ziet staan. Inmiddels is hij het huis uit. Hij wilde verder in de techniek, en dan heb je hier in Friesland weinig mogelijkheden. Het is Enschede geworden en hij heeft het daar prima naar z’n zin.’ π Droomt van ‘Op de lange termijn zou ik graag een paar maanden door Europa trekken of misschien nog wel verder weg. Helemaal niets aan je hoofd hebben en lekker de wijde wereld in. Maar dat zal nog wel even duren.’
51
rendement van de beleggingsportefeuille ( berekend tegen marktwaarde) in %
2006
2005
2004
Vastrentende waarden Aandelen Vastgoed Liquiditeiten (deposito`s)
0,9 15,8 25,6 2,9
4,6 8,1 27,6 10,0 15,5 16,7 2,1 2,3
Totaal-generaal
13,2
15,2
2003
2002
5,3 7,4 9,6 -34,8 12,1 11,2 2,6 3,2
10,9
8,7
-12,0
rendementen pma, langere termijn in %
laatste jaar
laatste 3 jaar
laatste 5 jaar laatste 10 jaar
Vastrentend Aandelen Vastgoed Liquiditeiten
0,9 15,8 25,6 2,9
4,5 17,6 19,2 2,4
5,2 3,0 16,1 2,6
5,5 6,7 12,6 3,0
Totaal
13,2
13,1
6,7
6,8
Vrijstelling Wet BPF en de Z-score
positieve bijdrage aan het resultaat van vastrentende waarden.
In de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds is een vrijstellingsregeling opgenomen, welke aan werkgevers een aantal gronden geeft voor vrijstelling van de verplichte deelname aan het bedrijfstakpensioenfonds. Een daarvan is het beleggingsresultaat in vergelijking tot de eigen doelstellingen, de eigen benchmarks, ook wel normportefeuille genoemd. Daartoe dienen de pensioenfondsen sedert medio 1998 ieder jaar een score te berekenen, de zogenaamde z-score. Als het gemiddelde van de z-score over de laatste 5 jaren niet kleiner is dan min 1,28 is er uit het oogpunt van de behaalde beleggingsresultaten geen grond voor vrijstelling volgens de wet.
Aandelen Aandelen rendeerden weliswaar minder dan het afgelopen jaar, maar lieten een goed rendement zien van 15,8%. Zowel de Europese aandelen als de aandelen in de opkomende Aziatische markten droegen hier in belangrijke mate toe bij. De aandelen in de Pacific regio leverden in euro’s het laagste rendement. In alle regio’s werd een hoger resultaat behaald dan het benchmarkrendement.
Vastgoed Vastgoed liet met 25,6% een nog beter resultaat zien dan vorig jaar. De performance van beursgenoteerd vastgoed was voor het vierde achtereenvolgende jaar uitstekend. Van participaties in direct vastgoed lieten vooral de sectoren bedrijfsgebouwen en winkels goede resultaten zien.
De uitkomst van de toets over de periode 2002 tot en met 2006 bedraagt voor PMA 0,53. De toets is dus gehaald.
52
Nieuw financieel toetsingskader (FTK)
van 1 jaar. Daarnaast dient het eigen vermogen zodanig van omvang te zijn dat de kans op onderdekking binnen een jaar kleiner is dan 2,5%. Hier wordt een herstelperiode van 15 jaar gegeven. Voor een gemiddeld pensioenfonds betekent dit een vereiste dekkingsgraad van 130%.
Door de beursdalingen vanaf 2000 is de noodzaak tot strengere regelgeving door toezichthouders toegenomen. Veel pensioenfondsen waren in de problemen gekomen doordat hun dekkingsgraad (de mate waarin de verplichtingen gedekt zijn door het vermogen of wel de beleggingen) niet meer voldoende was. Er zijn scherpe regels opgesteld waaraan de dekkingsgraad op korte en lange termijn moet voldoen. Zo zijn adequate buffers nodig om schokken op te vangen, zodat pensioenfondsen in onzekere tijden niet hun lange termijnbeleid hoeven aan te passen.
Het FTK wordt op 1 januari 2007 ingevoerd. PMA heeft een gezonde financiële positie en een dekkingsgraad die voldoende is om beleggingsrisico’s op korte termijn op te vangen. Zo voldoet zij met een dekkingsgraad van bijna 203% per eind 2006 op marktwaarde (waarbij de marktwaarde niet op 4% wordt gemaximeerd) en ruim 199% met inacht neming van de ingaande 2007 onder FTK vereiste verhoging van de voorziening pensioenverplichtingen in verband met de ‘sterftetrend’ ruimschoots aan de gestelde eisen van het FTK. PMA streeft ernaar om op lange termijn het renterisico tussen de beleggingen en de verplichtingen te verlagen en daarbij tegelijkertijd een dusdanig rendement te realiseren dat ruimte om de pensioenen te kunnen indexeren tot de mogelijkheden blijft behoren en de premie stabiel kan blijven.
Een belangrijke vernieuwing van het FTK is het introduceren van het waarderen van de verplichtingen op actuele waarde ofwel marktwaarde in plaats van de huidige 4% rekenrente. De waardering van de verplichtingen op marktwaarde maakt de rente gevoeligheid van een pensioenfonds expliciet zichtbaar. Doordat de marktrente beweegt, verandert hierdoor ook de omvang van de verplichtingen. Bij een vaste 4% rekenrente blijven de verplichtingen ongevoelig voor renteveranderingen. Is de marktrente hoger dan stijgt de omvang van de verplichtingen minder hard dan bij een lagere marktrente. Indien de marktrente daalt en hiermee de omvang van de verplichtingen toeneemt en het rendement van de beleggingen niet in dezelfde mate meegroeit dan daalt in dit geval de dekkingsgraad. De dekkingsgraad gaat dus meer fluctueren, omdat de verplichtingen meer bewegen als gevolg van de verandering in marktrente. Doordat de looptijd van de verplichtingen langer is dan die van de vastrentende waarden reageren de verplichtingen veel sterker dan de beleggingen op wijzigingen van de marktrente. De grote rentegevoeligheid van de dekkingsgraad kan worden ondervangen door de looptijd van de beleggingen te verlengen, bijvoorbeeld door het aangaan van renteswaps. Een pensioenfonds heeft een lange horizon en voert daarom een lange termijn beleid. Anderzijds heeft zij te maken met korte termijn restricties. De toezichthouder heeft eisen gesteld ten aanzien van de omvang van het eigen vermogen. Een noodzakelijke minimumdekking van 105% is vereist. Wordt hier niet aan voldaan dan is er een herstelperiode
53
5 5.1 Resultaten 2006
De voorziening pensioenverplichtingen is, conform de ABTN, gewaardeerd op basis van de rentetermijnstructuur die door DNB is gepubliceerd (maximaal 4%). De toevoeging ‘maximaal 4%’ houdt in dat een waardering op basis van een rekenrente van 4%, wordt gehanteerd als die waardering hoger uitkomt dan de waardering op basis van de rentetermijnstructuur. Dit laatste is ultimo 2006 het geval. De voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2006 is derhalve gewaardeerd op basis van een rekenrente van 4%. De Aanvullende VPV i.v.m. lagere rekenrente is daarom in 2006 weer vrijgevallen.
Het saldo van baten en lasten in 2006 is 1 141,4 miljoen positief. Onderstaand overzicht is een weergave van de samenstelling van het resultaat in het boekjaar. Het is goed te zien dat de belangrijkste oorzaak voor het positieve resultaat de goede beleggingsopbrengsten zijn, zowel in 2006 als in 2005. Met de beleggingsopbrengsten worden de benodigde intresttoevoeging aan de voorziening pensioenverplichtingen en de koopsom voor indexatie per 1 januari 2007 van 1,75% (1,0% per 1 januari 2006) ruimschoots gedekt.
samenstelling van het resultaat in miljoen euro’s 2006
2005
Netto beleggingsopbrengsten Intrest voorziening pensioenverplichtingen Indexatie
123,4 -20,6 -9,4
120,2 -19,4 -5,0
93,4
95,8
Resultaat op intrest/indexatie
1)
Resultaat op premies 6,1 6,1 Resultaat op invaliditeit 8,3 7,2 Resultaat op levensverwachting 1,7 3,4 Resultaat waardeoverdrachten 0,0 -0,1 Overige technische grondslagen -0,7 0,5 Resultaat op technische grondslagen
15,4
17,1
Wijziging technische grondslagen 1) Aanvullende mutatie VPV ivm nieuwe tafels Wijziging pensioenregeling Toevoeging depot premiereductie Toevoeging voorziening pensioensparen
25,0 -5,5 13,2 0,0 -0,1
-26,1 0,0 0,0 -0,3 -0,1
Overige resultaten
32,6
-26,5
141,4
86,4
Totaal resultaat boekjaar
54
hieronder is mede de toevoeging opgenomen in verband met lagere marktrente dan 4% in 2005, en de vrijval daarvan wegens hogere marktrente dan 4% in 2006 (waarbij in 2006 de rekenrente is gemaximeerd op 4%)
Financiële positie
In 2007 zal worden overgegaan op een nieuwe overlevingstafel (Gehele Bevolking 2000-2005). Dit betekent een extra verhoging van de voorziening pensioenverplichtingen in 2007. In verband met deze overgang is in 2006 reeds een extra voorziening opgenomen ter hoogte van 1% van de voorziening pensioenverplichtingen (1 5,5 miljoen).
op basis van de rentetermijnstructuur echter hoger dan de waardering op basis van een rekenrente van 4%. Vandaar dat per 31 december 2005 de waardering op basis van de rentetermijnstructuur is gehanteerd met dien verstande dat er voor gekozen is om het verschil met de voorziening pensioenverplichtingen op basis van de rekenrente van 4% in een aparte voorziening, de ‘Voorziening aanvullende VPV i.v.m. lagere rekenrente’, te boeken. Deze voorziening valt per 31 december 2006 weer vrij.
De reglementswijziging per 1 januari 2006 leidt tot een positief resultaat van 1 13,2 miljoen, welke grotendeels veroorzaakt wordt door een verlaging van de reservering voor de compensatie premie volksverzekeringen.
In de toelichting op de staat van baten en lasten is onder het kopje ‘Vermeerdering voorziening pensioenverplichtingen’ nader aangegeven uit welke elementen deze vermeerdering is opgebouwd. Hierin is onder meer een vrijval waar te nemen van 1 13,2 miljoen in verband met de wijziging van de pen sioenregeling per 1 januari 2006, leidend tot een lagere CPVV (bestemmingsreserve voor actieven en slapers).
Tot slot dragen de resultaten op premies, invaliditeit en levensverwachting (evenals vorig jaar) bij aan een positief resultaat. Het batig saldo wordt toegevoegd aan de algemene reserve.
Er wordt naar gestreefd op langere termijn een hoger rendement op de beleggingen te behalen dan de rente waarop de voorziening pensioenverplichtingen is gebaseerd, ten einde ruimte te bieden voor het welvaartsvast houden van de pensioenaanspraken. De indexatie hangt hiermee af van de beleggings opbrengsten en van de financiële positie van het pensioenfonds en is daarmee geheel voorwaardelijk. Het bestuur besluit jaarlijks of de pensioenen worden verhoogd alsmede over het eventuele verhogingspercentage. Per 1 januari 2006 zijn de pensioen geïndexeerd met 1%, conform de algemene loonontwikkeling in 2005 volgens de CAO Apotheken. Omdat CAO-partijen in 2006 geen overeenstemming hebben bereikt over een nieuwe CAO, heeft er in 2006 geen algemene loonsverhoging plaatsgevonden. Desondanks heeft het bestuur van PMA besloten om de opgebouwde pensioenaanspraken per 1 januari 2007 te verhogen met 1,75%. Hiermee loopt het bestuur vooruit op een verwacht (en inmiddels bereikt) CAO-akkoord in 2007, dat ook betrekking heeft op 2006. De verhoging is reeds verwerkt in de
5.2 Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen is gestegen van 1 521,8 miljoen eind 2005 naar 1 551,7 miljoen eind 2006 (een vermeerdering van 1 29,9 miljoen). De vermeerdering van de voorziening pensioen verplichtingen bedroeg in 2005 1 45,2 miljoen. De voorziening pensioenverplichtingen is gewaardeerd op basis van de rentetermijnstructuur die door DNB is gepubliceerd met een maximum van 4%. De waardering op basis van deze rentetermijnstructuur is lager dan de waardering op basis van een rekenrente van 4% met als gevolg dat de voorziening pensioenverplichtingen per 31 december 2006 is gewaardeerd op basis van een rekenrente van 4%. Per 31 december 2005 was deze waarderingsmethodiek ook al gehanteerd. Ultimo 2005 was de waardering
55
voorziening pensioenverplichtingen. Bij de indexatie per 1 januari 2008 zal rekening worden gehouden met de reeds gegeven indexatie per 1 januari 2007.
Op basis van de Pensioenwet en het daarbij behorende financieel toetsingskader kan er bij een fonds sprake zijn van een onderdekking en een eventueel reservetekort. Een situatie van onderdekking bestaat, wanneer de dekkingsgraad bij PMA onder de 105% ligt. Dit is duidelijk niet het geval. Er is een reservetekort, wanneer het fonds een vrij vermogen heeft dat kleiner is dan het vereist eigen vermogen. Het vereist eigen vermogen is voor PMA vastgesteld op 36% van de voorziening pensioenverplichtingen. Dit niveau is bepaald op basis van de zogenaamde ‘standaard methode’ binnen het financieel toetsingskader. Gelet op een dekkingsgraad van 193,5% per 31 december 2006 (bijna 203% op marktwaarde en ruim 199% volgens FTK-normen) is er dus geen sprake van een reservetekort.
5.3 Vermogen en dekkingsgraad De financiële positie kan worden beoordeeld aan de hand van de dekkingsgraad. Deze is gelijk aan de verhouding tussen het belegd vermogen en de relevante technische voorzieningen. De balans kan er vereenvoudigd als volgt uitzien:
Dekkingsgraad
2006
2005
Belegd vermogen – Vastrentende waarden 299,8 – Zakelijke waarden 742,6 – Overigen 37,1 – Voorzieningen pensioensparen 1) -0,3
281,2 611,2 35,4 -0,1
1.079,2
927,7
Technische voorzieningen – Voorziening pensioenverplichtingen 551,7 – Overige technische voorzieningen 2) 6,0
521,8 25,6
557,7
547,4
193,5%
169,5%
Dekkingsgraad
1)
Ten aanzien van het pensioensparen loopt het fonds geen risico: dit wordt daarom in deze opstelling niet betrokken.
2)
In de technische voorziening is in deze opstelling per 31 december 2005 eveneens de voorziening ‘Aanvullende VPV i.v.m. lagere rekenrente’ opgenomen. Per 31 december 2006 is hierin een reservering voor overgang naar nieuwe overlevingstabels opgenomen.
De financiële positie van het fonds is gezond te noemen. De stijging van de dekkingsgraad in 2006 kent feitelijk twee hoofdoorzaken: 1 Het effect van de gewijzigde rekenrente bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen. De stijging van de marktrente heeft, hoewel beperkt door de maximalisering op 4%, geleid tot een daling van de voorziening, en daarmee een positieve invloed op het resultaat. 2 De goede beleggingsrendementen. Een stijgende marktrente leidt meestal tot een daling van de marktwaarde van de vastrentende portefeuille. Aangezien het fonds echter voor bijna 70% in zakelijk waarden is belegd, en de beleggings resultaten hiervan erg goed waren in 2006, is een uitstekend beleggingsresultaat behaald. Naast de formele toets op grond van regelgeving door DNB heeft de certificerend actuaris een tweetal andere toetsen uitgevoerd. De eerste toets toont aan dat er een 99% statistische zekerheid is, dat het na 30 jaar aanwezige vermogen voldoende zal zijn om de dan resterende nominale verplichtingen te dekken. De tweede toets heeft betrekking op de afwikkeling van de geïndexeerde verplichtingen. Deze toets is drieledig en toont aan dat: • met een waarschijnlijkheid van ten minste 97,5% in geen van de jaren tussen de balansdatum en het eind van de 30-jarige periode onderdekking optreedt;
56
• met een waarschijnlijkheid van ten minste 97,5% ieder reservetekort, dat optreedt in de jaren tussen de balansdatum en het eind van jaar 15 van de 30-jarige periode zal zijn opgeheven binnen 15 jaren, gerekend van het jaar van optreden; • met een waarschijnlijkheid van minder dan 95% het na 30 jaren aanwezige vermogen voldoende zal zijn om de dan resterende verplichtingen en de indexatieambitie te dekken. Voor het Bestuur van de Stichting Pensioenfonds Medewerkers Apotheken, A. van Zijl (voorzitter) A.A. Bal (secretaris) Den Haag, 11 april 2007
57
Verslag van de Deelnemersraad In 2006 is door het bestuur van PMA de deelnemersraad geïnstalleerd. In het kader van publieke verantwoording (Pensionfund Governance) is de Pensioenwet aangepast en moeten de deelnemers (premiebetalers/werknemers en premiegenieters/ex werknemers/gepensioneerden) meer invloed krijgen op het toezicht van het bestuur en het beleid van het fonds. Uiteindelijk is het pensioenfonds van de gepensioneerden en de werknemers. De deelnemersraad kan over allerlei zaken adviseren zoals: hoe hoog moet de pensioenpremie worden, hoe hoog de pensioenuitkering, moeten de pensioenen geïndexeerd worden op de welvaart of alleen geïndexeerd worden op basis van inflatie? Kortom allerlei onderwerpen die van invloed kunnen zijn op de premies of de uitkeringen moeten door het PMA bestuur worden voorgelegd aan de deelnemersraad. De deelnemersraad heeft vooral adviesbevoegdheden en kan het bestuur gevraagd of ongevraagd adviseren. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat de deelnemersraad een schaduwbestuur gaat worden en naast het bestaande bestuur over de band gaat meebesturen. De nadruk moet liggen op het controleren en adviseren van het bestuur. De deelnemersraad is samengesteld uit leden van de FNV, CNV (de werknemers) en van de CSO. De CSO is een samenwerkingsverband van ouderenorganisaties de ANBO, PCOB en Unie KBO. De ouderenorganisaties vertegenwoordigen de gepensioneerden. De bezetting van de raad is nog niet compleet. Er zijn twee vacatures vanuit CNV Publieke Zaak. En er ontbreken nog twee plaatsvervangend leden, één vanuit CNV Publieke en één vanuit het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderen organisaties. Op 30 januari 2006 heeft de eerste vergadering van de deelnemersraad plaats gevonden. In 2006 is de deelnemersraad geïnstalleerd en eerst begonnen met het inwerken op de complexe materie. Ter introductie heeft de deelnemersraad gezamenlijk een introductiecursus gevolgd. Een belangrijk onderwerp is o.a. het Financieel Toetsingskader (FTK) waarin het beleid van het fonds wordt getoetst op financiële voorwaarden. Hoe hoog moeten de premies zijn en hoe moet mede in relatie tot de pensioenuitkeringen het beleggingsbeleid worden vormgegeven. Moet PMA ook normen ontwikkelen voor maatschappelijk verantwoord beleggen, mag PMA meerwerken aan investeringen die voor het milieu, de natuur of de werknemers belastend kunnen zijn. Dit zal de komende jaren verder worden uitgewerkt en de deelnemersraad zal het bestuur en directie daarover adviseren. Samengevat: in 2006 is de deelnemersraad gestart en de raad zal zich de komende jaren moeten ontwikkelen tot een belangrijk onderdeel van PMA. Het is een eerste stap naar meer betrokkenheid van gepensioneerden bij het bestuur van het pen sioenfonds. PMA is ook op dit onderdeel een fonds dat goed aansluit op de maatschappelijke ontwikkelingen en wil daaraan ook van harte meewerken. De instelling van de deelnemersraad is daarvan een duidelijk voorbeeld.
58
De deelnemersraad heeft in 2006 vijf maal vergaderd. De belangrijkste onderwerpen die zijn besproken, zijn: – Beleidsnota Financieel Toetsings Kader (FTK) – studie Asset Liability Management (ALM) – 50-jarig jubileum PMA – Levensloop – ABTN – Wijzigingen in het pensioenreglement – Pensioenwet – Pensionfund Governance Voor de Deelnemersraad van de Stichting Pensioenfonds Medewerkers Apotheken, E. Visser, voorzitter Den Haag, 11 april 2007
Verklaring Commissie Ad Hoc Voor het beheer van de stichting gedurende het boekjaar 2006 is decharge verleend. De Commissie Ad Hoc Den Haag, 11 april 2007
59
pmaπjaar rekening π2006
60
Balans per 31 december
c 31 12 2006
c 31 12 2005
activa Beleggingen: Vastrentende waarden Aandelenfondsen Vastgoedfondsen Valutatermijncontract Overige beleggingen
299.810.892 535.418.330 204.373.598 2.807.818 100.000
281.198.959 463.209.946 153.606.729 -5.612.714 100.000
Totaal excl. deposito’s Deposito’s banken
1.042.510.638 31.616.211
892.502.920 33.362.787
Totaal alle beleggingen
1.074.126.849
925.865.707
125.978 98.552 5.079.796 26.910 1.522.838 448.462
14.596 108.909 3.729.250 21.098 909.298 1.368.491
1.081.429.385
932.017.349
45 521.748.542 0 551.660.879 0 5.516.609 271.702 0 488.353 1.743.255
45 380.342.330 0 521.783.607 24.971.986 0 141.390 0 618.545 4.159.446
1.081.429.385
932.017.349
Immateriële vaste activa Materiële vaste activa Lopende intrest Te vorderen premies Diverse debiteuren en andere activa Liquide middelen Totaal activa passiva Stichtingskapitaal Algemene reserve Reserve geldbelegging Voorziening pensioenverplichtingen Aanvull. voorz. VPV ivm lagere rekenrente Aanvull. voorz. VPV ivm nwe overlevingstafels Voorziening pensioensparen Voorziening toekomstige premiereducties Overige voorzieningen Diverse crediteuren en andere passiva Totaal passiva
61
Staat van baten en lasten
c c 2006 2005 baten Premies 47.520.131 46.621.314 Vermindering voorziening toekomstige premiereducties 0 6.430.000 Beleggingsopbrengsten 123.414.473 120.240.935 Inkomende waarde-overdrachten 1.335.145 1.918.172 Bijzondere baten 0 4.420 Totaal baten
172.269.749
175.214.841
lasten Vermeerdering voorziening Pensioenverplichtingen 29.877.272 Toevoeg./onttrek. voorz. aanv. VPV ivm rekenrente -24.971.986 Aanv. reserve VPV ivm nieuwe overlevingstafels 5.516.609 Voorziening pensioensparen 130.312 Premies risico-herverzekering 26.250 Uitgaande waarde-overdrachten 1.201.144 Uitkeringen 17.485.010 Kosten pensioenuitvoering 1.598.926 Bijzondere lasten 0
45.175.052 24.971.986 0 141.390 26.500 1.115.457 15.880.204 1.474.867 0
Totaal lasten
30.863.537
88.785.456
Saldo van baten en lasten
141.406.212
86.429.385
bestemming saldo Geboekt ten gunste/laste van reserves: Algemene reserve
141.406.212 86.429.385
Totaal bestemming saldo
141.406.212
saldo boekjaar
62
86.429.385
Kasstroomoverzicht c c 2006 2005 kasstroom uit pensioenuitvoering Ontvangsten: – Bijdragen werkgevers en werknemers 47.520.131 46.621.314 – Overgenomen pensioenverplichtingen 1.335.145 1.918.172 Uitgaven: – Pensioenuitkeringen -17.485.010 -15.880.204 – Overgedragen pensioenverplichtingen -1.201.144 -1.115.457 – Premie herverzekering -26.250 -26.500 – Pensioenuitvoeringskosten -1.598.926 -1.474.867 – Aankoop immateriële vaste activa -188.629 0 – Aankoop materiële vaste activa -27.496 -34.896 Totaal 28.327.821 30.007.562 kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangsten: – Directe beleggingsopbrengsten 27.581.725 20.122.968 – Verkoop en aflossingen van beleggingen 168.783.092 178.197.958 – Aflossing overige beleggingen 0 0 – Mutaties valutatermijncontract -1.078.580 -162.037 – Overige baten -14.498 4.420 Uitgaven: – Mutaties in beleggingsdeposito’s 1.746.576 -19.752.787 – Aankoop van beleggingen -220.997.839 -207.765.743 – Beleggingskosten -867.146 -580.713 Totaal
-24.846.670
-29.935.934
andere mutaties Mutatie debiteuren -1.969.898 -3.099.862 Mutatie crediteuren -2.416.190 2.100.774 Afschrijving immateriële vaste activa 77.247 19.490 Afschrijving materiële vaste activa 37.853 38.808 Overige mutaties -130.192 -44.314 Totaal -4.401.180 -985.104 Netto kasstroom
-920.029
-913.476
mutatie lquide middelen Saldo liquide middelen per 1 jan. Saldo liquide middelen per 31 dec.
1.368.491 448.462
2.281.967 1.368.491
Saldo mutatie
-920.029
-913.476
63
Algemene toelichting
het jaar van aanschaf naar rato. Materiële vaste activa: • Telefooninstallatie en kantoorinrichting: afschrijving in 8 jaar. • Kantoormiddelen: afschrijving in 5 jaar. • Computerinstallatie: afschrijving in 4 jaar. Immateriële vaste activa: • Computerprogrammatuur: afschrijving in 3 jaar.
Waarderingsgrondslagen Voor zover niet anders vermeld, zijn de activa en passiva opgenomen voor de nominale waarde per 31 december.
Liquide middelen
Waarden in vreemde valuta zijn omgerekend tegen op de balansdatum geldende valutakoersen.
Dit betreft de direct opeisbare banktegoeden bij diverse banken, exclusief de bij de vermogensbeheerders in beheer zijnde gelden. Deze banktegoeden staan ter vrije beschikking van PMA.
Beleggingen De waardering van de beleggingen is als volgt: • Ter beurze genoteerde aandelen, obligaties en vastgoedfondsen: opgenomen voor de beurs waarde. • Niet ter beurze genoteerde (institutionele) beleggingsfondsen en vastgoedfondsen: opge nomen voor de intrinsieke waarde volgens de opgave van deze fondsen. • Leningen op schuldbekentenis: opgenomen voor de contante waarde van toekomstige rente- en aflossingsbestanddelen, vastgesteld op basis van de effectieve rentevoet. • Valutatermijntransacties: het verschil tussen de transactiekoers en de termijnkoers. • Liquiditeiten: voor de nominale waarde.
Stichtingskapitaal Dit betreft de storting bij oprichting van het fonds.
Algemene reserve Het saldo van de rekening van baten en lasten wordt aan de algemene reserve toegevoegd of onttrokken.
Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen is berekend als de actuarieel contante waarde van de aanspraken en rechten naar het niveau op 1 januari van het volgende boekjaar, dus inclusief de eventueel toegekende indexatie. De aanspraken en rechten zijn aldus volledig afgefinancierd.
Financiële instrumenten De in de balans opgenomen financiële instrumenten zijn beleggingen, vorderingen en kortlopende schulden. Financiële instrumenten zijn opgenomen tegen actuele waarde, voor zover niet anders aangegeven. Tenzij specifiek anders toegelicht, benadert de boekwaarde de actuele waarde.
Bij de berekening van de actuarieel contante waarde is gebruik gemaakt van sterftegrondslagen conform de overlevingstafels GBM/GBV 1995-2000. Daarbij is rekening gehouden met een leeftijdsterugstelling van 2 jaar voor zowel mannen als vrouwen. Verder is in de berekening gebruik gemaakt van de rente termijnstructuur, zoals gepubliceerd door DNB (maximaal 4%). Ten aanzien van het verzekerde nabestaandenpensioen is gerekend met 100% gehuwdheid. Voor toekomstige kosten van uitbetaling is een opslag van 2% in aanmerking genomen.
De belangrijkste risico’s, zijnde valuta-, rente- en kredietrisico, worden beperkt door het gekozen beleggingsbeleid. Risico’s ten aanzien van de financiële instrumenten worden niet specifiek afgedekt. Voor de belangrijkste risico’s zijn wel maatregelen voor risicobeheersing genomen door geen extreme posities in te nemen.
In de voorziening pensioenverplichtingen per ultimo 2006 zit ten opzichte van een jaar eerder een vrijval van 1 13,2 miljoen in verband met de wijziging van de pensioenregeling per 1 januari 2006, leidend tot een lagere CPVV (bestemmingsreserve voor actieven en slapers).
Immateriële en materiële vaste activa Waardering op aanschafwaarde verminderd met lineair berekende afschrijvingen op basis van de geschatte economische levensduur. Dit geschiedt met een vast percentage van de aanschafwaarde, in
64
Grondslagen voor de resultaatbepaling
Aanvullende VPV in verband met lagere rekenrente In verband met de lage marktrente per 31 december 2005 heeft het bestuur, in overleg met de accountant en de actuaris, indertijd besloten om de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen per deze datum vast te stellen op marktwaarde. Het verschil tussen de voorziening op marktwaarde en de aanwezige voorziening is eind 2005 hierin opgenomen. Doordat de marktrente per 31 december 2006 hoger is dan 4% (de te hanteren maximumrente) is er geen voorziening voor het verschil meer nodig. Per 31 december 2006 is deze aanvulling op de voorziening dan ook komen te vervallen.
Baten en lasten Baten en lasten worden verantwoord in het jaar waarop ze betrekking hebben.
Beleggingsopbrengsten Onder directe beleggingsopbrengsten zijn verantwoord de aan het boekjaar toe te rekenen interest, alsmede de in het boekjaar ontvangen dividenden. Beleggingstransacties in vreemde valuta worden omgerekend tegen de op de afrekendatum geldende koersen. Gerealiseerde en ongerealiseerde valutakoersresultaten op beleggingen worden verantwoord onder indirecte beleggingsopbrengsten. Het verschil tussen de aankoopwaarde en de balanswaarde wordt verantwoord als ongerealiseerd indirect beleggingsresultaat. Bij verkoop wordt het verschil tussen de boekwaarde en de verkoopwaarde verantwoord als gerealiseerd indirect beleggings resultaat. Gerealiseerde en niet-gerealiseerde beleggings opbrengsten worden via de bestemming van het saldo van baten en lasten toegevoegd of onttrokken aan de algemene reserve.
Aanvullende VPV in verband met nieuwe overlevingstafels Bij de berekening van de actuarieel contante waarde is gebruik gemaakt van sterftegrondslagen conform de overlevingstafels GBM/GBV 1995-2000. Inmiddels zijn de overlevingstafels 2000-2005 uitgekomen. Om praktische redenen is het niet mogelijk om de vaststelling van de VPV nu reeds op basis van deze nieuwe overlevingstafels te doen. Verwacht wordt dat bij het hanteren van de nieuwste overlevings tafels de VPV ongeveer 1% hoger zal uitpakken. Daarom is op de balans een aanvullende VPV opgenomen ter grootte van 1% van de VPV, vooruit lopend op de implementatie van de nieuwe tafels in 2007.
Omzet conform Titel 9 Boek 2 BW De omzet zoals bedoeld in de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, uitgegeven door de Raad voor de Jaarverslaggeving, bedraagt 1 75,1 miljoen, zijnde de som van premies en directe beleggingsopbrengsten.
Voorziening pensioensparen De voorziening pensioensparen betreft het netto spaarkapitaal van de (individuele) pensioenspaar regeling. Mutaties in het netto spaarkapitaal ontstaan door de toevoeging van het saldo van bruto stortingen en kosten, de toevoeging van rendement en door opname van spaarkapitaal.
Personeel PMA heeft 18 werknemers in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur, waarbij het aantal arbeidsuren per week varieert van 24 tot 40.
Overige voorzieningen
Kasstroomoverzicht
De hieronder opgenomen Voorziening VUT-verplichtingen personeel is berekend met gebruikmaking van de fiscale marktrente.
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode, met waardering tegen nominale waarde. Het geeft inzicht in de herkomst en de aanwending van de liquide middelen, gerubriceerd naar pensioenuitvoering en beleggingsactiviteiten.
65
Toelichting op de balans activa c c Beleggingen Vastrentende waarden Aandelen Balanswaarde 1 januari 2006 281.198.959 463.209.946 Bij: aankopen/verstrekkingen 97.455.287 104.554.894 Af: verkopen Af: lossingen
c Vastgoedfondsen 153.606.729 18.987.658
378.654.246 -68.238.615 0
567.764.840 -100.544.477 0
172.594.387 0 0
Gerealiseerde koersverschillen: – Voordelig – Nadelig
310.415.631
467.220.363
172.594.387
0 -2.109.378
44.439.418 0
0 0
Niet gerealiseerde koersverschillen: – Voordelig – Nadelig
308.306.253
511.659.781
172.594.387
0 -8.495.361
23.758.549 0
31.779.211 0
Balanswaarde 31 december 2006
299.810.892
535.418.330
204.373.598
Valutatermijncontracten
Voor een gedeelte van de in mandaat gegeven beleggingen berust het juridisch eigendom bij derden als gevolg van securities lending, met adequate zekerstelling. Dit betreft effecten met een totaalbedrag van 1 169 miljoen.
Ultimo 2006 stonden valutatermijncontracten uit met een contractwaarde van $ 107 miljoen. Deze contracten resulteerden in een voordelig ongerealiseerd resultaat per balansdatum van 1 2.807.818. De contracten hebben op balansdatum een resterende looptijd van bijna 3 weken.
Toelichting op vastrentende waarden Onder deze categorie zijn onderhandse leningen opgenomen, waarvan het verloop in het boekjaar als volgt was:
Balanswaarde 1 januari 12.842.524 Aankopen 0 Aflossingen 0 Niet gerealiseerde koersverschillen -720.311 Saldo einde boekjaar 12.122.213
66
activa vervolg
c 31 12 2006
c 31 12 2005
2.807.818
-5.612.714
Balanswaarde ultimo boekjaar Overige beleggingen LevensloopPlus
2.807.818
-5.612.714
100.000
100.000
Balanswaarde ultimo boekjaar Deposito’s banken Fortis Bank NV Geldmarktselect - BNG FIDO
100.000
100.000
13.975.000 17.641.211
13.250.000 20.112.787
Totaal deposito’s Immateriële vaste activa Boekwaarde per 1 januari Bij: aanschaffingen in het boekjaar Af: afschrijving boekjaar
31.616.211
33.362.787
14.596 188.629 -77.247
34.086 0 -19.490
Boekwaarde ultimo boekjaar Materiële vaste activa Boekwaarde per 1 januari Bij: aanschaffingen in het boekjaar Af: afschrijving boekjaar
125.978
14.596
108.909 27.496 -37.853
112.821 34.896 -38.808
98.552
108.909
Valutatermijncontract Niet gerealiseerde koersverschillen
Boekwaarde ultimo boekjaar
Lopende intrest a) Beleggingen: Vastrentende waarden/Obligaties 5.013.360 3.664.177 Deposito’s banken 55.635 43.397 b) Intrestgevende saldi: Banken rekening-courant 10.801 21.676 Totaal Te vorderen premies Werkgevers
5.079.796
3.729.250
26.910
21.098
67
activa vervolg Diverse debiteuren en andere activa Dividendbelasting, terug te vorderen Beleggingsopbrengsten, te ontvangen SRMA rek.courant SBA rek.courant Overige posten
c 31 12 2006
c 31 12 2005
487.977 592.026 242.839 208.455 659.368 21.758 42.469 0 90.185 87.059
Totaal 1.522.838 Liquide middelen Banken rek.courant 448.203 Kas 259
1.368.379 112
Totaal
1.368.491
448.462
68
909.298
passiva c 31 12 2006
c 31 12 2005
Algemene reserve Saldo 1 januari Bij: saldo baten en lasten boekjaar
380.342.330 293.912.945 141.406.212 86.429.385
Saldo einde boekjaar
521.748.542
380.342.330
Voorziening pensioenverplichtingen Saldo 1 januari Bij: toevoeging t.l.v. het resultaat Saldo einde boekjaar
521.783.607 29.877.272 551.660.879
476.608.555 45.175.052 521.783.607
– – –
351.185.029 60.419.161 140.056.688
334.418.472 53.920.739 133.444.396
551.660.878
521.783.607
Voorziening VPV ivm lagere rekenrente Saldo 1 januari 24.971.986 Bij: toevoeging t.l.v. het resultaat Af: onttrekking t.g.v. het resultaat -24.971.986
0 24.971.986
Saldo einde boekjaar
0
24.971.986
Voorziening VPV ivm nieuwe overlevingstafels Voorziening VPV Bij: toevoeging t.l.v. het resultaat
0 5.516.609
0 0
Saldo einde boekjaar
5.516.609
0
141.390 130.312
0 141.390
Saldo einde boekjaar 271.702 Voorziening toekomstige premiereducties Saldo 1 januari 0 Af: onttrekking 0
141.390
Specificatie: Actieven, in dienst (incl. arbeidsongeschikten) Uit dienst, met rechten Gepensioneerden
Totaal
Voorziening pensioensparen Voorziening pensioensparen Bij: toevoeging t.l.v. het resultaat
Saldo einde boekjaar
0
69
6.430.000 -6.430.000 0
passiva vervolg
c 31 12 2006
c 31 12 2005
Voorziening VUT-verplichtingen pers. 488.353 Diverse crediteuren en andere passiva SRMA rek.courant 0 Loonheffing en sociale lasten 346.201 Reservering vakantiegelden deelnemers 804.067 Te betalen kosten en overige posten 592.987
618.545
Overige voorzieningen
3.393.615 127.776 0 638.055
Totaal 1.743.255 4.159.446
70
Toelichting op de staat van baten en lasten baten c c 2006 2005 Premies Werkgevers 31.151.608 30.161.198 SRMA inzake seniorenregeling 367.000 348.000 Werknemers 15.658.904 15.771.871 FVP 58.524 75.807 Koopsom tbv eigen personeel 146.290 133.557 Pensioensparen (ontvangen) 137.805 130.881 Totaal 47.520.131 46.621.314 Beleggingsopbrengsten Directe beleggingsopbrengsten Intrest e.d. obligaties 12.552.570 9.242.069 Intrest leningen 674.771 674.771 Dividend e.d. aandelen 4.933.184 2.433.966 Dividend vastgoedfondsen 8.352.215 7.114.591 Intrest industriefaciliteit 0 0 Intrest deposito’s 1.017.156 671.359 Intrest banken 59.414 28.553 Totaal uit beleggingen Overige ontvangen intrest Totaal ontvangen
27.589.310
20.165.309
12.465
13.739
27.601.775
20.179.048
Af: betaalde intrest: – Intrest SRMA en SBA rek.courant -20.050 -56.080 – overige betaalde intrest Saldo directe beleggingsopbrengsten 27.581.725 20.122.968
71
baten vervolg Indirecte beleggingsopbrengsten Vastrentende waarden: – Gerealiseerd resultaat bij verkoop – Ongerealiseerde koersverschillen Aandelen: – Gerealiseerd resultaat bij verkoop – Ongerealiseerde koersverschillen – Andere resultaten Vastgoedfondsen: – Gerealiseerd resultaat bij verkoop – Ongerealiseerde koersverschillen Valutatermijntransacties – Gerealiseerd resultaat bij verkoop – Ongerealiseerde koersverschillen Overige resultaten 1)
c 2006
c 2005
-2.109.378 -8.495.361
9.591.388 -7.037.593
44.439.419 9.358.893 23.758.549 86.396.097
0 31.779.211
1.580.721 12.435.201
4.534.134 2.807.818 -14.498
-6.020.008 -5.612.714 6.695
Saldo indirecte beleggingsopbrengsten
96.699.894
100.698.680
Totaal beleggingsopbrengsten
124.281.619
120.821.648
-117.146 -750.000
-80.713 -500.000
Af: beleggingskosten Directe externe beleggingskosten Interne beleggingskosten (doorberekend)
Totaal beleggingskosten -867.146 -580.713 Saldo beleggingsopbrengsten 123.414.473 120.240.935 1)
incl. valutaresultaten op bankrekeningen in vreemde valuta
Vermindering voorziening toekomstige premiereducties Onttrekking wegens feitelijke reductie Aanvulling voorziening t.l.v. het resultaat
0 0
6.430.000 0
Per saldo vermindering
0
6.430.000
72
lasten Vermeerdering voorziening pensioenverplichtingen Vermeerdering uit hoofde van reglementaire aanspraken: Wijziging technische grondslagen Wijziging pensioenregeling Inkoopsom Waardeoverdracht (inkomend) Waardeoverdracht (uitgaand) Rekenrente Indexatie boven Levensverwachting Arbeidsongeschiktheid Beschikbaar voor uitkeringen Diversen
c 2006
c 2005
- -13.179.484 30.211.855 1.421.267 -1.242.279 20.551.818 9.354.352 1.426.084 -1.710.123 -16.615.438 -340.780
1.088.029 0 34.933.890 2.017.439 -1.120.958 19.433.356 5.015.660 452.658 -723.018 -15.783.049 -138.955
29.877.272
45.175.052
Per saldo vermeerdering Uitkeringen Ouderdomspensioen Weduwen/weduwnaars/partnerpensioen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen Totaal pensioenen Restitutie deelnemersbijdrage Afkoopsommen
15.566.274 13.983.664 1.119.848 1.047.143 54.214 46.744 469.456 545.289 17.209.792 15.622.840 40.139 72.525 235.079 184.839
Totaal uitkeringen
17.485.010
15.880.204
Kosten pensioenuitvoering Bestuur en deelnemersraad: vacatiegelden 52.920 51.480 Bestuur en deelnemersraad: reis- en overige kosten 35.780 15.962 Personeel 1.346.343 1.283.632 Actuaris, accountant en organisatie adviezen 430.198 263.022 Huisvesting 118.036 119.532 Automatisering 231.049 152.532 Informatieverstrekking en p.r. 173.548 103.424 Overige bureau- en organisatiekosten 242.972 257.405 Contributies DNB/VB 70.349 58.248 Externe beleggingskosten 117.146 80.713 Totaal van alle kosten 2.818.341 2.385.950 Af: t.l.v. directe beleggingsopbrengsten: – Externe beleggingskosten -117.146 -80.713 – Interne beleggingskosten (toegerekend) -750.000 -500.000 Af: doorberekende administratiekosten: SRMA en SBA -352.269 -330.370 Saldo kosten pensioenuitvoering 1.598.926 1.474.867
73
Gebeurtenissen na balansdatum Er zijn geen gebeurtenissen na balansdatum te melden.
Actuariële verklaring Opdracht Ingevolge de aan Mercer Certificering B.V. door Stichting Pensioenfonds Medewerkers Apotheken te Den Haag verleende opdracht tot actuariële certificering is de financiële positie per 31 december 2006 van het fonds door mij beoordeeld ten opzichte van de actuariële risico’s die het fonds loopt. Tevens zijn de overige taken, voor de certificerend actuaris voortvloeiend uit de wet, door mij vervuld.
Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door het pensioenfonds. Overeenkomstig de richtlijn ‘Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen’ heeft de accountant van het fonds mij geïnformeerd over de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. De opgebouwde pensioenaanspraken en -rechten behoren tot de genoemde administratieve basisgegevens. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de financiële positie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening 2006.
Werkzaamheden Bij de actuariële beoordeling van de financiële positie zijn conform artikel 10b van de Pensioen- en spaarfondsenwet de aangehouden voorziening pensioenverplichtingen en de overige verzekeringstechnische voorzieningen door mij onderzocht. De uitgangspunten, grondslagen en methoden, die zijn toegepast bij de vaststelling van de verzekeringstechnische voorzieningen, respectievelijk bij de voorbereiding van de uitgevoerde toetsen van de toereikendheid van de fondsmiddelen, heb ik beoordeeld. De berekeningen voor de vaststelling van de voorzieningen en die voor de uitgevoerde toetsen zijn zowel globaal als steekproefsgewijs door mij beoordeeld. Deze beoordelingen zijn zodanig gepland en uitgevoerd, dat met een redelijke mate van zekerheid kan worden gesteld dat de betreffende berekeningsresultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Voorts heb ik de financiële opzet van het pensioenfonds beoordeeld. De mate van zekerheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum opgebouwde pensioenverplichtingen zal kunnen nakomen is door mij geëvalueerd. Tevens is door mij gecontroleerd of de vaststelling van de kostendekkende premie heeft plaatsgevonden in overeenstemming met de richtlijnen van DNB.
74
Overige gegevens De beschreven werkzaamheden zijn in overeenstemming met binnen het actuariële beroep geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor het hierna te geven oordeel.
Oordeel De bevindingen van de accountant ten aanzien van de door het fonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat die gegevens door mij als uitgangspunt van de daarop voortbouwende en door mij beoordeelde berekeningen zijn aanvaard.
Voorzieningen Hiermede verklaar ik me te kunnen verenigen met het geheel van de methoden en grondslagen voor de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen en de overige verzekeringstechnische voorzieningen. Deze voorzieningen zijn, met inachtneming van artikel 9a van de Pensioen- en spaarfondsenwet, getoetst uitgaande van door mij realistisch geachte grondslagen. Naar mijn oordeel is de hoogte van de in het jaarverslag genoemde voorzieningen en de overige verzekeringstechnische voorzieningen, als geheel bezien, op de balansdatum prudent.
Toetsing van de fondsmiddelen aan criteria van DNB De toets volgens de richtlijnen van DNB wijst uit dat de op balansdatum aanwezige middelen van het pensioenfonds ten minste gelijk zijn aan de door DNB voor de ondergrens gestelde norm. Gemeten naar deze maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van dekking. De totale reserves bij het pensioenfonds zijn per balansdatum ten minste gelijk aan de daartoe door DNB gestelde norm.
Financiële positie van het pensioenfonds Bij mijn beoordeling van de financiële positie is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum. Daarbij worden in aanmerking genomen het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld, de door DNB gestelde criteria en – eventuele – maatregelen, genomen tot herstel van de financiële positie. De financiële positie van Stichting Pensioenfonds Medewerkers Apotheken is naar mijn mening voldoende mede gelet op mogelijkheden tot het realiseren van de beoogde toeslagen. Amstelveen, 11 april 2007 w.g. Ir. M.W. Heemskerk AAG Mercer Certificering B.V.
75
Accountantsverklaring Aan: Het bestuur van Stichting Pensioenfonds Medewerkers Apotheken.
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2006 van Stichting Pensioenfonds Medewerkers Apotheken te Den Haag bestaande uit de balans per 31 december 2006 en de staat van baten en lasten over 2006 met de toelichting gecontroleerd.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaar rekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaar rekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controleinformatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weer geven in de jaarrekening van vermogen en resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersings systeem van de stichting. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van de stichting heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
76
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Medewerkers Apotheken per 31 december 2006 en van het resultaat over 2006 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e BW melden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Den Haag, 11 april 2007 Ernst & Young Accountants namens deze w.g. M.C. Spierings RA
77
Kerncijfers pensioenfonds sedert oprichting
Deelnemers 1)
Actieven
Jaar
Totaal
Premie
Rendement Indexatie 7)
Slapers Gepensio- % % % neerden
Premie- plichtig Werkgever Werknemer
9) 9) 2006 20.941 20.605 7.696 3.229 19,20 9,6 13,2 1,75 10) 10) 16,40 8,2 2005 20.353 19.980 7.226 3.106 19,66 10,25 15,2 1,00 2004 19.752 17.029 6.787 2.955 16,73 8,79 10,9 0,00 2003 19.102 16.344 6.662 2.796 13,8 7,33 8,7 3,50 2002 18.113 15.421 6.552 2.598 10,75 5,85 -12,0 4,25 2001 16.926 14.173 6.436 2.384 10,75 5,85 -3,9 2,75 2000 15.742 13.003 6.261 2.179 11,15 6,05 3,5 4,00 2) 2) 1999 14.842 12.051 6.115 1.978 11,15 6,05 7,4 5,50 6) 8) 1998 14.130 11.338 5.823 1.816 4,05 2,8 12,50 14,50 1997 13.640 10.968 5.482 1.652 4,05 2,8 15,6 2,50 1996 13.215 10.564 5.090 1.514 4,05 2,8 15,7 2,50 3) 1995 12.734 10.262 4.821 1.571 4,05 3,15 12,2 1,75 5) 1994 12.571 9.967 4.404 1.458 3,3 3,15 4,7 2,50 1993 12.292 9.539 3.861 1.395 3,3 2,45 13,6 2,80 1992 11.483 8.793 3.727 1.317 3,3 2,45 8,1 2,75 1991 10.160 7.594 3.377 1.255 3,3 2,45 9,6 3,50 1990 9.591 6.994 3.078 1.199 3,3 2,45 4,7 4,00 1989 9.134 6.448 2.719 1.137 3,3 2,45 9,8 3,00 1988 8.857 6.039 2.347 1.056 4,0 2,9 10,8 3,00 1987 8.682 5.713 1.987 991 4,3 3,1 4,8 2,00 1986 8.318 5.356 1.577 990 4,8 3,5 9,2 2,00 1985 8.065 2.975 1.455 990 5,0 4,5 11,1 3,00 1984 6.873 2.259 1.372 945 5,0 4,5 10,1 3,00 1983 6.716 2.226 1.275 906 5,0 4,5 9,9 3,00 1982 6.622 2.137 1.198 866 5,0 4,5 9,7 3,00 1981 6.402 2.030 1.154 832 5,0 6,5 9,3 7,50 1980 6.189 1.974 1.090 802 6,0 6,5 9,1 7,50 1979 6.114 1.896 1.033 764 6,0 6,5 8,9 7,50 1978 6.078 1.882 1.045 775 6,0 6,5 8,7 7,50 1977 5.961 1.833 983 729 6,6 6,5 8,7 7,50 1976 5.808 1.708 931 703 6,6 6,5 8,4 8,00 1975 5.537 1.618 821 704 6,6 6,5 8,4 7,20 1974 5.465 1.564 761 669 6,6 6,5 7,8 7,00 1973 5.397 1.544 682 630 6,6 6,5 7,4 6,10 1972 5.231 1.492 602 641 6,6 6,5 7,1 5,50 4) 1971 5.044 1.409 548 616 Vr: 6 M: 5 6,6 5,00 1970 4.828 1.391 619 602 Vr: 6 M: 5 6,3 1969 4.613 1.391 582 557 Vr: 6 M: 5 5,7 1968 4.507 1.363 560 536 Vr: 6 M: 5 5,6 1967 4.280 1.517 545 379 5,0 5,4 1966 4.209 1.544 511 320 5,0 5,1 1965 4.039 1.567 469 277 5,0 4,8 1964 3.991 1.582 421 251 5,0 4,7 1963 3.946 1.601 370 231 5,0 4,7 1962 3.817 1.556 351 216 5,0 4,7 1961 1.564 292 179 5,0 5,0 1960 1.590 212 184 5,0 4,8 1959 1.520 129 187 5,0 4,1 1958 1.535 32 155 5,0 4,0 1957 1.460 - 122 5,0 2,8 -
78
aantallen ultimo jaar t/m 1961: alleen premieplichtige deelnemers vermeld 1985: deelnemers-B in de regeling; 1986: toetredingsleeftijd van 30 jr. naar 25 jr. 2) vanaf 1999: berekend over de pensioengrondslag na aftrek franchise 3) vanaf 1995 TOP in de regeling 4) periode 1957 t/m 1971: apothekersbijdrage in guldens 5) vanaf 1994 incl. premie wao-hiaat 6) vastrentend: t/m 1997 over de nominale waarde; m.i.v. 1998 over de marktwaarde 7) indexatie (m.i.v. 1971) per 1 januari van het volgende jaar 8) per 1 januari 1999 inclusief 12,5% extra verhoging 9) premie % voor deelnemers geboren vóór 1950 10) premie % voor deelnemers geboren in of na 1950 1)
Begrippenlijst Aandelen Bewijzen van deelneming in het vermogen van een onder neming.
Beleggingsopbrengsten/rendementen Directe: interest en dividend onder aftrek van de aan de beleggingen toe te rekenen kosten. Indirecte: gerealiseerde en ongerealiseerde waardeverschillen op beleggingen.
ABTN Door het bestuur van het pensioenfonds vastgesteld document, waarin de financiële opzet, de technische uitgangspunten en het bestuursbeleid om de pensioentoezeggingen van het fonds te kunnen nakomen, wordt omschreven.
Beleggingsportefeuille Het totaal van alle beleggingen in aandelen, obligaties, leningen op schuldbekentenis, deposito’s en vastgoedfondsen. Benchmark Representatieve beleggingsindex waartegen het rendement van een belegging wordt afgezet.
Actuaris Verzekeringswiskundige. De actuaris controleert jaarlijks of de technische voorzieningen juist zijn vastgesteld en of de voorziening pensioenverplichtingen op voldoende veilige grondslagen is berekend.
Compliance Het toezicht op de interne naleving van de gedragscode en het monitoren van het gedrag van de medewerkers en bestuurders van het fonds die vallen onder de gedragscode. Het toezicht wordt uitgeoefend door een compliance officer.
Actuariële analyse Berekening van waarden en verplichtingen volgens uitgangspunten van de verzekeringswiskundige.
Contante waarde Waarde van toekomstige verplichtingen bepaald op huidig moment, rekening houdend met toekomstige ontwikkelingen zoals rente ontvangsten.
Afkoop Het storten van een eenmalige bedrag aan een deelnemer, ter vervanging van een maandelijkse pensioenuitkering. Anw-hiaat Inkomenstekort doordat in 1996 de Algemene Weduwe- en wezenwet is vervangen door Algemene Nabestaandenwet. Deze wet voorziet in een uitkering voor nabestaanden voor een beperktere kring gerechtigden en met een mogelijk verlaagde uitkering ten opzichte van zijn voorganger.
Credit rating Een credit rating is een beoordeling van het vermogen en de wil van de uitgevende instelling om financiële schuldverplichtingen volledig en tijdig terug te betalen. De internationale markt voor credit ratings wordt gedomineerd door voornamelijk Standard & Poor’s (S&P), Moody’s Investors Services (Moody’s) en Fitch Ratings Ltd. (Fitch).
AOW Algemene Ouderdomswet, die voor iedere Nederlander voorziet in een uitkering vanaf de eerste van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt.
Deelnemer De werknemer voor wie premie wordt afgedragen en die daardoor rechten opbouwt bij het fonds.
Asset Liability Management (ALM)-studie Een onderzoek naar het verband tussen de beleggingen, de premie en de (financiering van de) pensioenregeling op langere termijn. De ingeschatte ontwikkeling van het fonds is hierbij gebaseerd op een aantal (economische) toekomstverwachtingen.
Dekkingsgraad Het pensioenvermogen uitgedrukt in een percentage van de pensioenverplichtingen. Deposito’s Kortlopende leningen aan financiële instellingen met een vaste looptijd en een van tevoren vastgelegd rentepercentage.
Arbeidsongeschikte deelnemer De werknemer, die een (gedeeltelijke) WAO-uitkering (tot 2006) of WIA-uitkering (vanaf 2006) ontvangt. De pensioenopbouw wordt (gedeeltelijk) voortgezet voor rekening van het pensioenfonds.
Derivaten Beleggingen waarvan de waarde is afgeleid van de waarde van een andere (onderliggende) waarde, zoals een aandeel of een obligatie. Voorbeelden zijn opties en futures.
Bedrijfstakpensioenfonds Een bedrijfstakpensioenfonds voert de pensioenregelingen uit voor één of meer bedrijfstakken.
Duration Een rekeneenheid die de gevoeligheid weergeeft voor renteontwikkelingen. Dit kan zowel betrekking hebben op de waarde van de beleggingen als op de waarde van de pensioenverplichtingen.
79
DNB De Nederlandsche Bank, wettelijk toezichthouder.
Lening (onderhandse) Een lening, die direct tussen de lener en het pensioenfonds wordt afgesloten. Er wordt een specifieke overeenkomst gemaakt.
Ex-deelnemer De werknemer van wie de pensioenopbouw is gestopt vóór de pensioengerechtigde leeftijd (bijvoorbeeld omdat men in een andere bedrijfstak is gaan werken) en die bij beëindiging van de deelneming zijn opgebouwd pensioen bij het fonds heeft achtergelaten.
Levensloopregeling Sinds 1 januari 2006 kunnen werknemers sparen in een levensloopregeling, om in de toekomst een periode van onbetaald verlof te financieren.
Financieel Toetsingskader Door DNB in het kader van de nieuwe Pensioenwet te hanteren normen met betrekking tot de financiële soliditeit.
Liquide middelen Geld, dat direct of vrijwel direct beschikbaar is. Loon Het vaste jaarloon volgens het pensioenreglement.
Franchise Het gedeelte van het salaris, dat voor de pensioen- en premie berekening buiten beschouwing blijft, omdat de AOW over dat deel reeds in pensioen voorziet.
Loonindexatie Ontwikkeling van de CAO-loonsverhoging van jaar tot jaar. Het loonindexcijfer wordt door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgesteld.
Gedragscode Op grond van toezichtswetgeving zijn pensioenfondsen verplicht om een gedragscode te hebben en een compliance officer aan te stellen. De gedragscode heeft als doel het integer handelen van het fonds en haar betrokkenen te bevorderen.
Mandaten Overeenkomsten met externe vermogensbeheerders waarin precies is vastgelegd volgens welke normen de beleggings portefeuilles moeten zijn ingericht.
Gepensioneerde De deelnemer die een ouderdomspensioen ontvangt of de nabestaande die een nabestaandenpensioen ontvangt.
Marktwaarde De waarde van een belegging of verplichting op een openbare financiële markt op een bepaald moment.
Indexatiepercentage Het percentage waarmee de ingegane pensioenen en opgebouwde rechten jaarlijks worden verhoogd volgens een besluit van het bestuur.
Middelloonsysteem Pensioenregeling waarbij de hoogte van het pensioen is gerelateerd aan het gemiddeld verdiende salaris tijdens de deelnemingsperiode.
Inflatie Waardevermindering van geld als gevolg van stijgende prijzen.
Nominale waarde De waarde die op waardepapieren (beleggingsstukken) staat.
Inruil De mogelijkheid om op de pensioendatum nabestaanden pensioen in te ruilen voor een hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen.
Normportefeuille De normportefeuille vormt een normstellend kader voor de samenstelling van de beleggingsportefeuille. Zij bestaat uit een geheel van benchmarks met hun onderlinge procentuele verhoudingen binnen het geheel.
Kapitaalovereenkomst Een kapitaalovereenkomst is een overeenkomst tussen werkgever en werknemer waarbij alleen de hoogte van het kapitaal (eventueel met winstdeling) bij ingang van het pensioen vaststaat. Uiterlijk op de pensioendatum wordt het kapitaal omgezet in een periodieke uitkering tegen de dan geldende tarieven. Voor de ingangsdatum van het pensioen ligt het langlevenrisico bij de werknemer. Het beleggingsrisico ligt tijdens de opbouwfase bij de pensioenuitvoerder. Een voorbeeld hiervan is de zogenaamde streefregeling, mits deze correct is vormgegeven.
Obligaties Bewijzen van deelneming in een openbaar uitgegeven lening. Deze bewijzen zijn verhandelbaar op de beurs. One tier board Dit is een vorm van intern toezicht in het kader van Pension Fund Governance waarbij de verschillen in taken en bevoegd heden van het dagelijkse en het algemene bestuur in de statuten worden vastgelegd.
80
Opgebouwde pensioenaanspraken Het pensioen dat op grond van de deelnemingsduur en de laatste pensioengrondslag is vastgesteld.
Renteswap De renteswap wordt in het algemeen gebruikt om renterisico’s te beheersen of af te dekken, of om een gewenste rentepositie in te nemen. De meest gebruikte term voor de renteswap is Interest Rate Swap (IRS). De renteswap is een ruiltransactie die geschiedt op een internationale financiële markt, waarbij leningen gedurende de looptijd, of een deel van de looptijd, tegen elkaar worden geruild. De koper betaalt een korte rente en ontvangt een lange rente, of omgekeerd.
Over the counter (OTC) Financiële instrumenten kunnen worden verhandeld via een effectenbeurs, maar ook interbancair of wel OTC, dus buiten de beurzen om. Voordeel daarvan is dat meer maatwerk mogelijk is. Pensioengrondslag Het deel van het vaste jaarsalaris, dat resteert na aftrek van de franchise. De pensioengrondslag vormt de basis voor de berekening van het pensioen en de pensioenpremie.
SAS70 Dit is de afkorting van ‘Statement on Auditing Standards number 70’ en betreft een door het American Institute of Certified Public Accountants opgestelde norm voor certificering van de procesbeheersing. Een SAS70 type 1 rapport biedt een gedetailleerde beschrijving van de wijze waarop een organisatie op een bepaald moment de kwaliteit van haar dienstverlening waarborgt. Bij een type 2 rapport gaat het ook over de effectieve werking gedurende een periode van minimaal een half jaar.
Pensioenvermogen Het totale vermogen van het pensioenfonds dat aanwezig is ter dekking van de pensioenverplichtingen. Pensioenverplichtingen De contante waarde van alle opgebouwde pensioenrechten op basis van de deelnemingsjaren.
Slapers Ex-deelnemers in de pensioenregeling.
Pension Fund Governance Goed ondernemerschap, onder andere integer en transparant handelen door het bestuur, alsmede goed toezicht hierop, en het afleggen van verantwoording over het uitgeoefende beleid en het toezicht daarop.
Solvabiliteit Het vermogen om op langere termijn aan de pensioenverplichtingen te kunnen voldoen. Sterftetrend Onder het FTK wordt rekening gehouden met de toename van de overlevingskansen van de verzekerden. De voorziening pensioenverplichtingen inclusief de voorziening omrekening overlevingstafels wordt hiertoe verhoogd met de zogenaamde ‘sterftetrend’. Deze sterftetrend wordt bepaald door bij de afwikkeling van de verplichtingen in de periode tot en met 2050 de overlevingskansen langzaam te laten toegroeien naar de overlevingskansen uit de tafel CBS 2050. Voor de verplichtingen voorzover deze vervallen na het jaar 2050 wordt uitgegaan van de overlevingskansen uit de genoemde tafel.
Premie De jaarlijkse bijdrage van de werkgevers en de werknemers aan het pensioenfonds. De premie is een percentage van de pensioengrondslag. Premieovereenkomst Een premieovereenkomst is een overeenkomst tussen werkgever en werknemer waarbij primair een afspraak wordt gemaakt over de hoogte van de premie die periodiek ten behoeve van pensioen beschikbaar wordt gesteld. Zowel het langlevenrisico als het beleggingsrisico kunnen voor de ingangsdatum van het pensioen bij de werknemer liggen, maar kunnen ook direct na toekenning van de premie worden verzekerd.
Tactische allocatie Het iets méér of iets minder beleggen in een categorie dan volgens de normportefeuille, afhankelijk van ontwikkelingen op de geld- en kapitaalmarkten.
Premiereductie Een korting op de premie.
Uitkeringsovereenkomst Een uitkeringsovereenkomst is een overeenkomst tussen werkgever en werknemer over een uitkering van een bepaalde hoogte die vanaf een bepaalde leeftijd wordt ontvangen. Afhankelijk van het salaris en/of diensttijd wordt een bepaalde aanspraak op een uitkering opgebouwd. Zowel het langleven risico als het beleggingsrisico ligt altijd bij de pensioenuitvoerder. Een voorbeeld van een uitkeringsovereenkomst is een eindloonregeling of een middelloonregeling.
Rekenrente Percentage dat bij actuariële berekeningen wordt toegepast als verondersteld reëel rendement op de beleggingen.
81
Vacatiegeld Vergoeding die wordt toegekend aan de (organisaties van) bestuursleden voor het bijwonen van bestuursvergaderingen. Valutakoersen De waarde van buitenlands geld in relatie tot de euro.
Vrijstelling Wet Bpf Vrijstelling om deel te nemen aan de pensioenregeling die door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (op verzoek van sociale partners) is verplicht gesteld voor een bedrijfstak. Over vrijstelling wordt door het bestuur van het pensioenfonds beslist.
Vastgoed Woningen, kantoren, bedrijfspanden en winkels. Bij directe beleggingen in vastgoed zijn de panden zelf in bezit. PMA heeft alleen indirect vastgoed: dat zijn aandelen in maatschappijen die in vastgoed beleggen.
Waardeoverdracht De opgebouwde pensioenen die door het pensioenfonds van de oude werkgever worden overgedragen aan het pensioenfonds van de nieuwe werkgever. Dit kan collectief plaatsvinden (voor alle werknemers van een onderneming) of individueel.
Vastrentend Rentepercentage dat gedurende een bepaalde periode (looptijd) van bijvoorbeeld leningen constant blijft.
WIA Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Deze wet vervangt sinds 29 december 2005 de Wet op de Arbeids ongeschiktheid (WAO). De WIA kent twee aparte regelingen: de WGA (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten) en de IVA (Inkomensverzekering Volledig Arbeidsongeschikten)
Vastrentende waarden Beleggingen waarvan de directe opbrengst vooraf vaststaat. Verplichtstelling Op grond van een Besluit van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verplichtstellingsbeschikking) zijn alle werknemers in de bedrijfstak verplicht deel te nemen aan de pensioenregeling van het bedrijfstakpensioenfonds.
Waarderingsgrondslagen Uitgangspunten voor de berekening van de waarde van de beleggingen, vorderingen, pensioenverplichtingen en overige verplichtingen. Zakelijke waarden Beleggingen in aandelen en (bij PMA alleen indirect) vastgoed.
Visitatie Dit is een vorm van intern toezicht in het kader van Pension Fund Governance waarbij tenminste éénmaal per drie jaar aan een zogenaamde visitatiecommissie opdracht wordt gegeven om het functioneren van het bestuur te bezien. Een visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen.
Z-score Mate waarin het werkelijke rendement van het pensioenfonds afwijkt van het rendement van de benchmarks in de door het bestuur vastgestelde normportefeuille. Een Z-score geeft een indicatie van het vermogensbeheer van een pensioenfonds. Een positieve score houdt in dat de werkelijke rendementen in de afgelopen vijf jaar beter waren dan de ontwikkeling van de benchmarks, een negatieve score het omgekeerde. De Z-score berekening wordt separaat door de accountant gecontroleerd.
Voorziening Pensioen Verplichtingen (VPV) Het bedrag dat op een bepaald moment aanwezig moet zijn om, tezamen met de toekomstige inkomsten, aan de (toekomstige) uitkeringen te kunnen voldoen. VPL Op 1 januari 2006 is de Wet aanpassing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (Wet VPL) van kracht geworden. Het uitgangspunt van deze wet is dat de werknemer pas op 65-jarige leeftijd stopt met werken. De werknemer mag wel eerder met pensioen gaan dan bij 65 jaar, maar het pensioen moet dan actuarieel herrekend worden. Voor werknemers die op 31 december 2004 55 jaar of ouder zijn, maakt de wet een uitzondering. Voor hen geldt dat bepaalde VUT- en prepensioenregelingen mogelijk blijven. Vreemde valuta Buitenlandse geldsoorten.
82