Krapp’s L
ast Tape
INHOUD CONTENT CREDITS 02 DIRECTOR’S NOTE 03 OVER KRAPP’S LAST TAPE ABOUT KRAPP’S LAST TAPE 04 SYNOPSIS 06 BECKETT AND KRAPP’S LAST TAPE IN NEDERLAND BECKETT AND KRAPP’S LAST TAPE IN THE NETHERLANDS 07 OVER DE ARTIESTEN 13 ABOUT THE ARTISTS 15 HOLLAND FESTIVAL 2015 19 WORD VRIEND BECOME A FRIEND 22 COLOFON COLOPHON 24
INFO ZA 6.6, ZO 7.6* 2015 SAT 6.6, SUN 7.6* 2015 aanvang starting time 20:30, *15:00 & 20:30 8:30 pm, * 3 pm & 8:30 pm locatie venue Stadsschouwburg Amsterdam, Grote Zaal duur running time 70 minuten, zonder pauze 70 minutes, no interval taal language Engels met Nederlandse boventiteling English with Dutch surtitles inleiding introduction door by Judith Wendel za 6.6 - 19:45 zo 7.6 - 14:15 & 19:45 Sat 6.6 - 7:45 pm Sun 7.6 - 2:15 pm & 7:45 pm
1
CREDITS
make-up make up artist Claudia Bastia
tekst text Samuel Beckett
tour manager Laura Artoni
creatie, ontwerp, regie creation, design, direction Robert Wilson
een project van a project by Change Performing Arts
uitvoering performed by Robert Wilson
in opdracht van commissioned by Spoleto52 Festival dei 2 Mondi, Grand Theatre de Luxembourg
kostuums en bijdrage toneelbeeld costumes and collaboration set design Yashi
productie production Fondazione CRT Centro Ricerche per il Teatro, Milan
licht lights A.J. Weissbard
wereldpremière world premiere Spoleto, Italië, 28 juni 2009
DIRECTOR’S NOTE
DIRECTOR’S NOTE
door Robert Wilson
by Robert Wilson
Ik was vereerd toen na een van mijn eerste toneelstukken, A Letter of Queen Victoria, Beckett backstage kwam om mij te ontmoeten. Hij complimenteerde me met mijn gefragmenteerde, niet-lineaire tekst en zei dat het geweldig was. In zijn bespreking van mijn eerste stuk Deafman Glance had Eugene Ionesco gezegd: ‘Wilson is verder gegaan dan Beckett.’ Toen ik hem dan echt ontmoette was ik erg geïntimideerd.
I was honored for one of my first plays A Letter of Queen Victoria that Beckett came backstage to see me. He complimented me on my fragmented non-sequential text. He said it was great. It was actually Eugene Ionesco who reviewed my first play Deafman Glance. He said “Wilson has gone further than Beckett.” I was then very intimidated when I was actually meeting him.
Ik heb altijd een verwantschap gevoeld met Becketts wereld. Op een bepaalde manier staat zijn werk te dicht bij dat van mijzelf om het op te voeren. Maar nu, na vijfendertig jaar, heb ik besloten de uitdaging aan te gaan en het te doen. Als ik een stuk regisseer, creëer ik altijd eerst een structuur in de tijd. Als dan alle visuele elementen op hun plek zijn, heb ik een frame dat de performers kunnen invullen. Als de structuur stevig is, kun je daarbinnen vrij bewegen. Hier in Krapp’s Last Tape is de structuur voor het grootste deel gegeven en moet ik mijn vrijheid vinden binnen Becketts structuur. Hij vertelt je hoe het decor eruit moet zien, hoe de bewegingen zijn, et cetera. Alles staat opgeschreven.
geluid sound Peter Cerone, Jesse Ash assistent regie associate director Sue Jane Stoker regie-assistent assistant director Charles Chemin technische regie technical director Reinhard Bichsel licht supervisor lighting supervisor Aliberto Sagretti geluid sound engineer Guillaume Dulac
I’ve always felt a kinship to Beckett’s world. In some ways, it is too close to my work. But now, after 35 years, I’ve decided to meet the challenge and do it. When I direct a work I create a structure in time. Finally when all the visual elements are in place, I have created a frame for the performers to fill. If the structure is solid, then one can be free in it. Here, for the most part, the structure is given, and I must find my freedom within Beckett’s structure. He tells you what the set looks like, what the movements are, etc. Everything is written down.
stage manager op tour stage manager on tour Thaiz Bozano hoofd toneelknecht chief stagehand Violaine Crespin 2
3
ABOUT KRAPP’S LAST TAPE
door Sue Jane Stoker
by Sue Jane Stoker
Samuel Becketts Krapp’s Last Tape is een solo en een dialoog tegelijk. Een acteur op het toneel voert een conversatie met zijn eigen stem die hij vele jaren eerder heeft opgenomen. Een oude man die alleen in zijn ‘hok’ zit op zijn verjaardag maakt zich klaar om een opname te maken over het afgelopen jaar van zijn leven, zoals hij sinds hij jong was op elke verjaardag heeft gedaan. Terwijl hij zich klaarmaakt voor de nieuwe opname luistert hij naar een tape die hij dertig jaar eerder heeft gemaakt, aan het eind van een jaar dat misschien het laatste echt gelukkige jaar van zijn leven was. Bitter, geestig, ironisch – hij vindt het moeilijk zichzelf te herkennen in de brutale, romantische, zelfverzekerde stem van zijn jeugd. Robert Wilson regisseert en ontwerpt het stuk niet alleen, maar speelt het ook; zijn eerste optreden als acteur sinds zijn Hamlet: a monologue (voor het laatst opgevoerd in 2000). Het stuk biedt een unieke gelegenheid voor zijn acteertalent. Hij combineert zijn zeer scherpe oog voor detail met een uitgelezen mix van beweging, licht en geluid. Wilson is vaak vergeleken met Beckett. Beiden zijn meesters in de sterke eenvoud die een van de moeilijkste dingen is die je op artistiek vlak kunt bereiken. Niets is overbodig: geen woord, geen gebaar. In het korte uur dat deze voorstelling duurt schilderen Beckett en Wilson in een paar simpele streken een wereldbeeld dat heel persoonlijk, maar tegelijkertijd universeel is.
Samuel Beckett’s Krapp’s Last Tape is a solo/dialogue. One actor onstage carries on a conversation with his own voice recorded many years before. An old man sitting alone in his “den” on his birthday gets ready to make a recording about the past year of his life, as he has done on every birthday since he was a young man. Getting ready to make the new recording, he listens to a recording he made some 30 years before, at the end of a year that was perhaps the last truly happy one in his life. Bitter, funny, ironic, he finds it hard to recognize himself in the brash, romantic, confident voice of his youth. Robert Wilson not only directs and designs, but also performs the work, his first appearance as an actor since his Hamlet: a monologue (last performed in 2000). The work provides a unique opportunity for his performing talent, being a blend of his signature highly detailed and rigorous integration of movement, lighting and sound. Wilson has often been compared with Beckett, both being masters of the stark simplicity that is one of the most difficult artistic achievements. Nothing is extraneous, not a word, not a movement. In the brief hour of this work, Beckett and Wilson in a few simple strokes paint a vision of the world that is very particular and at the same time, universal.
4
© LUCIE JANSCH
OVER KRAPP’S LAST TAPE
SYNOPSIS
SYNOPSIS
Krapp’s Last Tape is een toneelstuk in één akte, geschreven in het Engels door Samuel Beckett. Het stuk, dat op 28 oktober 1958 in première ging in het Royal Court Theatre in Londen, werd geregisseerd door Donald McWhinnie met Patrick Magee in de hoofdrol. Krapp, een oude man, zit op een late avond alleen op zijn kamer. Het is zijn zeventigste verjaardag. Hij maakt zich klaar om een tape op te nemen met zijn gedachten over het afgelopen jaar, zoals hij elk jaar op zijn verjaardag heeft gedaan sinds hij jong was. De gebeurtenissen die hij op elke tape heeft opgenomen zijn nauwlettend bijgehouden in een groot register, zodat hij gemakkelijk toegang heeft tot de herinneringen uit zijn verleden. In voorbereiding op zijn nieuwe opname luistert hij naar een tape die hij zo’n dertig jaar eerder heeft gemaakt. Hij hoort de stem van de zelfverzekerde, hoopvolle man in zijn beste jaren, en herkent zichzelf er nauwelijks in. Bij het horen van zijn oude ambities en dromen lacht hij ironisch. Eén passage speelt hij opnieuw en opnieuw af. Het is een passage waarin de jonge Krapp rustig en filosofisch vertelt over het einde van een relatie met een vrouw, die hij Effi noemt. In die tijd zag hij de breuk als onvermijdelijk en keek hij uit naar nog veel meer veroveringen en triomfen. Nu hij terugblikt, realiseert hij zich dat zij de laatste grote liefde in zijn leven was, en dat hij met haar, zoveel jaar geleden, ook zijn kans op geluk kwijtraakte.
Krapp’s Last Tape is a one-act play, written in English, by Samuel Beckett. The play, which premiered on 28 October 1958 at the Royal Court Theatre, London, was directed by Donald McWhinnie and starred Patrick Magee. Krapp, an old man, sits alone in his room late at night. It is his 70th birthday. He prepares to make a recording of his thoughts about the past year, as he has done every year on his birthday since he was young. The events recorded on each tape are meticulously noted in a huge ledger, allowing him easy access to the memories of his past. In preparing to make a new tape, he listens to a recording he made some thirty years earlier. He hears the voice of the confident, hopeful man in his prime, and hardly recognizes it as himself. Hearing his old ambitions and dreams, he laughs ironically. There is one passage he returns to over and over, in which the younger Krapp speaks calmly and philosophically of the ending of a relationship with a woman, who might be called Effi. At the time, he saw the break as inevitable and looked forward to many more conquests and triumphs. Now, looking back, he has come to realize that she was the last great love of his life, and in losing her, he lost, so many years ago, his chance of happiness.
6
BECKETT EN KRAPP’S LAST TAPE IN NEDERLAND
BECKETT AND KRAPP’S LAST TAPE IN THE NETHERLANDS
door Lucia van Heteren
by Lucia van Heteren
Krapp’s Last Tape kent zijn Nederlande première in regie van Kees van Iersel in het Stedelijk Museum op 24 april 1966. Het is Van Iersels derde Beckett-regie, na Gelukkige Dagen met Andrea Domburg als Winnie (1962) en Spel met o.a. Frans Vorstman (1964), alle bij Toneelgroep Studio. Het had zijn vierde kunnen zijn. Want het was Van Iersel die in 1955 in Arnhem Wachten op Godot had voorgesteld. Na een vruchteloze poging het Amsterdams Toneel Gezelschap (ATG) warm te krijgen voor vernieuwingen kreeg hij met Rob de Vries (vader van acteur Edwin de Vries) begin jaren vijftig de kans het nieuwe toneelgezelschap Theater in Arnhem te leiden. Hij introduceerde de Absurdisten en Beckett in Nederland. Maar door een verschil in visie tussen De Vries en Van Iersel werd na een tumultueuze periode alsnog Roger Blin ingehuurd, de regisseur van de Parijse oerproductie uit 1953.
Directed by Kees van Iersel, the Dutch premiere of Samuel Beckett’s Krapp’s Last Tape was on 24 April 1966 at the Stedelijk Museum in Amsterdam. It was Van Iersel’s third Beckett play, following Happy Days (Gelukkige Dagen), with Andrea Domburg in the role of Winnie in 1962, and Play (Spel) with Frans Vorstman, amongst others, in 1964. However, it could have been his fourth, as it was Van Iersel who had proposed to stage Beckett’s Waiting for Godot in Arnhem as early as 1955. After failing to push through a programme of innovative theatre at Amsterdams Toneel Gezelschap (ATG), he and Rob de Vries (the father of the actor Edwin de Vries) were offered the chance to jointly lead the new theatre company Theater in Arnhem. Van Iersel introduced the Theatre of the Absurd in the Netherlands, including Beckett, but because of escalating artistic differences between De Vries and Van Iersel, it was decided to hire Roger Blin, the director of the original Paris production of 1953.
Sinds 1955 is het werk van Beckett in wisselende frequenties gespeeld en dat geldt ook voor Krapp. Er zijn enkele fasen te onderscheiden. De introductie in de jaren vijftig en zestig leidt bij Nederlandse toeschouwers tot vragen naar wat handeling, psychologische motivatie van personages, structuur en het ontbreken ervan nu eigenlijk betekenen. Het multiinterpretabele van Becketts woorden
Over various periods since 1955, Beckett’s works, including Krapp, have been performed with varying frequency in the Netherlands. Beckett’s introduction to the Dutch public in the 1950’s and 1960’s prompted questions over what action, psychological motivation of the characters and structure or the lack of
7
wekt bewondering maar ook weerstand. De breuk met een realistische dramaturgie zat vooral in Becketts drama; de eerste ensceneringen volgden tekst en neventekst nog op de letter. Krapp’s Last Tape leek qua belevingswereld het meest invoelbaar: een man van 69, alleen, reflecterend op een leven dat aan hem voorbij is gegaan. Van Iersel, inmiddels regisseur bij Toneelgroep Studio, maakte in 1966 de eerste Nederlandse Krapp’s Last Tape, met Piet Kamerman. Het was voor het Nederlandse publiek niet de eerste kennismaking. Die eer ging naar het Holland Festival, in 1960 met de acteur Cyril Cusack in regie van Howard Sackler, slechts twee jaar na de wereldpremière in Londen. Volgens enkele critici had Van Iersel vooral voor een grimmige invulling van Krapp gekozen. De locatie, het Stedelijk Museum, werd breeduit besproken. Toen Studio de voorstelling een jaar later in het eigen theater de Brakke Grond bracht, constateerden de critici vooral dat de acteur meer tot zijn recht kwam in die verstilde omgeving van het theater. Een tweede Krapp volgde snel, in 1967, bij Theater in Arnhem, in regie van Hans Tiemeijer met Bernhard Droog als Krapp. Ook deze voorstelling werd niet alleen in theaters gespeeld. De anekdote waarin Droog in de Koning Willem III Kazerne in Apeldoorn zijn uit militairen bestaande publiek aansprak op hun ‘platvloers gedrag’, en alleen door wilde spelen als ‘de ongeïnteresseerden de zaal zouden verlaten’ is legendarisch. Vervolgens sleepte Droog zijn overgebleven toehoorders mee, melancholisch, en met meer nadruk op de tragiek van zijn eenzaamheid dan in Van Iersels Krapp.
structure actually mean. Beckett’s often ambiguous language evoked admiration but also resistance. At first, the break with a realistic dramaturgy was mostly due to Beckett’s dramatic writing; text and stage direction continued to be followed to the letter. In terms of human experience, Krapp’s Last Tape seemed the most tangible and least abstract of his plays: a 69 year old man, alone, reflecting on a life which has passed him by. In 1966, Van Iersel, having moved to Toneelgroep Studio, staged the first Dutch performance of Krapp’s Last Tape, with Piet Kamerman in the role of Krapp. However, it wasn’t the play’s first performance in the Netherlands, as the Holland Festival had staged Krapp in 1960, a performance with the actor Cyril Cusack, directed by Howard Sackler, only two years after its world premiere in London. Some critics wrote that Van Iersel had focused on delivering a particularly bleak interpretation of Krapp. The location, the Stedelijk Museum, was also widely discussed. When Studio staged the performance at their own venue De Brakke Grond a year later, the predominant opinion of the critics was that the still surroundings of the theatre allowed the actor to come more into his own. A second Krapp soon followed, in 1967 a production by Theater in Arnhem, directed by Hans Tiemeijer and with Bernhard Droog in the role of Krapp. Like its predecessor at the Stedelijk, this production wasn’t limited to the familiar confines of the theatre. There’s a famous anecdote of a performance at the Willem III military barracks in the town of Apeldoorn, where Droog confronted his military audience with their ‘coarse
8
Het jaar erop stond er wederom een Krapp op het Holland Festival: Michael Pataki, die later vooral bekend zou worden om zijn film en televisiewerk, in regie van Philip Flad. Rond de jaren zeventig hoorde Becketts toneelwerk wereldwijd tot de drama literaire canon. Hij won de Nobelprijs, regisseurs streden om het recht op de wereldpremière van zijn nieuwe stukken, en er ontstond een groeiende academische aandacht voor zijn werk. Beckett zou op Shakespeare na de meest bestudeerde toneelschrijver worden. In Nederland ontfermden nu ook de gevestigde gezelschappen, toneelscholen en zelfs amateurs zich over zijn werk. Tussen 1970 en 1980 zijn er tien professionele producties geregistreerd in de Theaterjaarboeken, vooral van zijn dan al bekende stukken. Zo doen de Haagse Comedie en de Nederlandse Comedie in hetzelfde jaar (1971) een Wachten op Godot. Globe in Eindhoven volgde in 1976, met goede recensies voor een jonge Theu Boermans in de rol van Wladimir. Ook Jan Joris Lamers koos bij het Onafhankelijk Toneel voor Godot (1977). Lamers’ naam duikt vanaf dan met regelmaat op als het om Beckett gaat, niet alleen door producties van zijn eigen gezelschap Maatschappij Discordia. Krapp is in deze jaren eenmaal te zien, in combinatie met Not I, in 1974 bij The Family in regie van Adrian Brine. Krapp, gespeeld door Gees Linnebank, haalt zijn herinneringen niet op via een bandrecorder, maar met videoregistraties op televisies. Het verleden krijgt een gezicht, en laat minder over aan de verbeelding. NRC-criticus Jac Heijer merkt in 1971 al op dat Becketts werk tot het klassiek repertoire begint te behoren. Het impliceert ‘dat de manier waarop het gespeeld
behaviour’ and refused to carry on until those who were not interested had left the room. When he finally resumed, he swept the remainder of his audience along with a performance full of melancholy, focusing – more than Van Iersel had done – on the tragedy of Krapp’s solitude. One year on there was another Krapp, staged at the Holland Festival: with Michael Pataki, who would later make a name for himself in film and television, and directed by Philip Flad. Around the 1970’s, Beckett’s stage plays had become part of the international canon in literary drama. The author won the Nobel prize for literature, directors were vying for the rights to stage his new plays and there was a growing academic interest in his work. After Shakespeare, Beckett became the most studied playwright in history. In the Netherlands, the established theatre companies, drama schools and even amateurs started to embrace his plays, resulting in ten professional productions of his known plays, registered in the Theatre Year Books between 1970 and 1980. Both the Haagse Comedie and the Nederlandse Comedie staged Waiting for Godot in the same year, 1971; Eindhoven’s Globe company followed suit in 1976, garnering great reviews for Theu Boermans’ portrayal of Vladimir. A year later, in 1977, Onafhankelijk Toneel’s Jan Joris Lamers also opted for a staging of Godot. In the years that followed, Lamers would make a name for himself as an interpreter of Beckett, with his own company Discordia as well as with other companies. Krapp was staged only once during these years, in 1974, by The Family, as part of a double bill with Not I, directed by Adrian Brine. Performed by Gees Linnebank, Krapp relives his memories not by means 9
wordt belangrijker is geworden dan het stuk zelf’ (Haarlems Dagblad, 31 december 1971). De periode 1980-1990 kenmerkt zich door een explosie aan Beckettproducties, vijftig, in allerlei vormen. Diversiteit was het toverwoord. Gezelschappen overschreden disciplinegrenzen, dansten of mimeden zijn voorstellingen of brachten ze naar andere locaties. Het jeugdtheater ontdekte Beckett, combineerde Wachten op Godot met Sneeuwwitje (Dramamorgana van Pssstt in 1980), mixte Eindspel met Japanse verhalen en eigen teksten (Eindspel II, Lucas Goudzwaard in 1983), of legde er een filosofische laag bij door Wachten op Godot te mengen met teksten van Wladimir Mrozeck, in spel van poppen, onder de titel Wachten op later (Goudzwaard in 1988). Annemarie Prins combineerde stukken die ze bij De Salon uitbracht onder de titels Beckett 1 (1987), Back to Beckett, Beckett 2 (1988) en Beckett 3 (1988). In het licht van enkele producties is het verbazingwekkend dat pas in 1988 commotie ontstaat over wat Nederlandse makers met het werk van Beckett deden. Het initiatief van enkele actrices, onder wie Truus te Selle en Hedda van Gennep, om Wachten op Godot met vrouwen te doen leidde tot de befaamde rechtzaak in 1988, die Beckett verloor. Beckett liet daarop weten dat zijn werk niet meer in Nederland opgevoerd mocht worden. Maar binnen het jaar bleek hij daar al milder over te denken. Krapp zag in de jaren tachtig drie keer het licht. Bij de Haagse Comedie met een als tekstgetrouw omschreven degelijke invulling door Lou Landré in 1986 (regie en spel); Moor Theaterproducties, met Henk Brouwer in regie van Marjo Brenters in 1986; en Julien Schoenaerts bij het Zuide-
of a tape player, but through video recordings on various monitors. In this way, Krapp’s past is portrayed in images and much less is left to the imagination. As early as 1971, Jac Heijer, a critic for the NRC newspaper, wrote that Beckett’s work had joined the ranks of the classical repertoire. This implied that ‘the way it’s performed is more important than the play itself’ (’ (Haarlems Dagblad, 31 December 1971). The period between 1980 and 1990 is characterised by an explosion of Beckett productions, fifty in total, and of a wide variety. Diversity being the operative word, companies broke through the barriers of the different disciplines, dancing or miming his plays, or performing them in all kinds of unconventional locations. Youth theatre companies also discovered Beckett, combining Waiting for Godot with Snow White (Dramamorgana by Pssst, 1980), mixing Endgame with Japanese stories as well as their own texts (Eindspel II, Lucas Goudzwaard, 1983), or adding a philosophical layer by combining Waiting for Godot with texts by Vladimir Mrozeck, creating a puppet play called Waiting for Later (Goudzwaard in 1988). Annemarie Prins combined various pieces which she staged at De Salon, calling them Beckett 1 (1987), Back to Beckett, Beckett 2 (1988) and Beckett 3 (1988). In hindsight it is quite amazing that there wasn’t any upset about what Dutch directors did with Beckett’s work until 1988, when a group of actresses including Truus te Selle and Hedda van Gennep had the idea to play Waiting for Godot with an all-female cast. This led to a famous court case, which Beckett lost. The result was that Beckett refused any further permission for his plays to be performed in the 10
lijk Toneel in regie van Charlotte Riem Vis in 1990. De Vlaamse Schoenaerts speelde de tekst in een nieuwe vertaling van Marie-Dominique Wiche en kreeg lovende kritieken, juist om zijn ingeleefde spel en zijn volledige vereenzelviging met Becketts personage.. Na die jaren van enorme productie vragen enkele Beckett-kenners zich in 2008 af waarom die populariteit van Beckett op de Nederlandse podia sindsdien lijkt gedaald (Engelberts en Kosters, 2008). Maar in de Theaterjaarboeken van 1990 tot 2009 zijn er meer dan honderd producties vermeld, waaronder nog vijf maal Krapp. Zo koos Evert de Jager bij het Noord Nederlands Toneel om Ron van Lente Krapp te laten spelen onder het Gronings Emmaviaduct (1994). Locatie en de kou van de avond droegen bij aan het desolate gevoel. De recentste is Krapp in de vertolking door Steven Van Watermeulen bij NTGent in regie van Johan Simons (2009). Hij was in 2013 nog te zien in Stadsschouwburg Amsterdam tijdens een klein Beckettfestival. In een vrij steriel decor, waar bureau en kast van plexiglas opgesteld staan voor een berg grind, komt Krapp op, deze keer volledig naakt. Strompelend zoekt hij zijn weg. Zijn attributen haalt hij, met zoeken, uit de berg grind: kleding, flessen drank (geen bier maar dure flessen cava), schoenen. Simons kiest voor invulling. Deze Krapp is een gedesillusioneerde man die met veel emotie en bijna gepassioneerd het drama van zijn vervlogen leven uitdraagt. Het verhaal is van alle tijden. Bronnen: L. van Heteren, Laten we gaan. De opvoeringsgeschiedenis van Samuel Beckett in Nederland tot 1992 (International Theatre and Film Books, Amsterdam 1992) M. Engelberts en O. Kosters, Verder. Beckett en de 21e eeuw (Amsterdam University Press, Amsterdam 2008)
Netherlands. Within a year however, it appeared he had already softened his stance. In the 1980’s, Krapp was performed three times. A ‘true to the original text’ staging by Lou Landré (direction and performance) at the Haagse Comedie in 1986; a staging in that same year by Moor Theaterproducties, with Henk Brouwer and directed by Marjo Brenters; and a performance by Julien Schoenaerts with the Zuidelijk Toneel, directed by Charlotte Riem Vis in 1990. Schoenaerts, a Flemish actor, performed a new translation of the play by Marie-Dominique Wichem, garnering great critical acclaim for his true to life performance, in which he identified completely with Beckett’s character. After these years with an abundance of productions, some Beckett experts were wondering in 2008 why Beckett’s popularity on the Dutch stage had dwindled (Engelberts and Kosters, 2008). However, if you consult the Theatre Year Books from 1990 up to 2009, you’ll find more than one hundred productions listed, including five productions of Krapp. One of these was a direction by Evert de Jager for the Noord Nederlands Toneel, with Ron van Lente playing Krapp under the Emma viaduct in the town of Groningen, in 1994. The location and the cold evening weather contributed to the desolate feeling he wanted to evoke. The most recent Krapp was a performance by Steven Van Watermeulen with NTGent, directed by Johan Simons. Having premiered in 2009, this production was performed as recent as 2013, as part of a small Beckett festival at the Amsterdam Stadsschouwburg. On a rather sterile set with a desk and filing cabinet made of transparent perspex in front of a pile of gravel, Krapp enters completely naked, stumbling to
11
find his way and having to dig into the pile of gravel to find his props – clothes, bottles of drink (not beer this time, but expensive Cava), shoes. In this staging, Simons presented us a disillusioned Krapp, who almost passionately tells us about the drama of his life, which has passed him by. A story of all times.
ROBERT WILSON © LESLEY LESLIE-SPINKS
Sources: L. van Heteren, Laten we gaan. De opvoeringsgeschiedenis van Samuel Beckett in Nederland tot 1992 (International Theatre and Film Books, Amsterdam 1992) M. Engelberts en O. Kosters, Verder. Beckett en de 21e eeuw (Amsterdam University Press, Amsterdam 2008)
OVER DE ARTIESTEN
12
Robert Wilson (1941, Waco, Texas, VS) is een van de grootste en belangrijkste avant-garde theaterregisseurs van zijn generatie. In zijn theaterwerk combineert hij tekst, beweging, dans, licht, muziek en beeldende kunst. Zijn sterk esthetische en emotioneel geladen beelden wekken wereldwijd bewondering op. Behalve als regisseur is Wilson ook actief als beeldend kunstenaar en videomaker en velen noemen hem de grootste lichtontwerper van het eigentijdse toneel. Na zijn opleiding bedrijfskunde aan de Universiteit van Texas trok Wilson in 1963 naar New York voor een studie architectuur en schilderkunst. In 1968 richtte hij het experimentele theatercollectief The Byrd
Hoffman School of Byrds op in New York. Daar maakte hij zijn eerste kenmerkende Wilson-voorstellingen, waaronder Deafman Glance (1970). Met componist Philip Glass schreef hij de opera Einstein on the Beach (1976), een radicaal vernieuwende opera waarmee beiden hun faam als kunstenaar vestigden. Tijdens zijn verdere carrière werkte hij samen met vele grote schrijvers en musici, zoals Heiner Müller, Tom Waits, Susan Sontag, Laurie Anderson, William Burroughs, Lou Reed en Jessye Norman. Hij ensceneerde meesterwerken als Puccini’s Madame Butterfly, Debussy’s Pelléas et Melisande, de Driestuiversopera van Brecht en Weill, Büchners Woyzeck en Homerus’ Odyssee. Wilsons theaterwerk kenmerkt zich door een sobere stijl, sublieme belichting, vaak traag voortschrijdende scènes, een grote zorgvuldigheid in woord en gebaar en de vaak gigantische afmetingen in tijd en ruimte. Zo duurde The Life and Times of Joseph Stalin (1973) twaalf uur en nam de opvoering van KA MOUNTain and GUARDenia Terrace (1972), uitgevoerd boven op een Iraanse berg, zeven dagen in beslag. De surrealistische kunstenaar Louis Aragon prees Wilsons werk als ‘wat wij, uit wie het surrealisme is ontstaan, droomden dat na ons zou komen en ons zou overstijgen’. Wilsons tekeningen, schilderijen en beelden werden in honderden solo- en groepsexposities over de hele wereld tentoongesteld. Voor zijn werk werd Wilson vaak bekroond met prijzen en nominaties; zo won hij een Obie, de Premio Europa en de derde Dorothy and Lilian Gish Prize for Lifetime Achievement. Voor zijn sculpturen ontving hij de Gouden Leeuw bij de Biënnale in Venetië. Ook werd hij gekozen in de American Acade-
13
my of Arts and Letters en werd hij geridderd in de Franse orde van ‘Commandeur des Arts et des Lettres’. Wilson is oprichter en artistiek directeur van The Watermill Center, een interdisciplinair laboratorium voor de kunsten in New York. Sinds zijn eerste bezoek aan het Holland Festival in 1971 (met de legendarische voorstelling Deafman Glance) keerde Wilson geregeld terug op het festival. In 1980 toonde hij de voorstelling Dialog Curious George, die hij creëerde met Christopher Knowles. In 1989 maakte Wilson voor het Holland Festival samen met de Nederlandse componist Louis Andriessen de opera De Materie. In 1997 stond op het Holland Festival zijn regie van La maladie de la mort van Marguerite Duras, met Lucinda Childs en Michel Piccoli. Ook speelde hij dat jaar zijn eerdere solo Hamlet: a monologue, de laatste voorstelling die hij zelf speelde vóór Krapp’s Last Tape. Met het Nederlands Dans Theater III maakte hij in 2005 de productie 2Lips and dancers and space. In 2012 presenteerde het festival zijn voorstelling The Life and Death of Marina Abramović, met in de hoofdrollen Marina Abramović en Willem Dafoe en met zang van Antony (Antony en de Johnsons).
Samuel Beckett (1906-1989), geboren in Ierland en het grootste deel van zijn leven werkzaam in Frankrijk, wordt gezien als een van de belangrijkste auteurs van het absurde toneel. Samen met Eugène Ionesco wordt hij tot de beste Franse toneelschrijvers van de vorige eeuw gerekend. In de jaren twintig van de vorige eeuw studeerde hij Frans, Italiaans en Engels aan het Trinity College in Dublin. Na zijn studie trok hij als leraar naar Parijs, waar hij schrijver James Joyce ontmoette. Als secretaris van Joyce begon hij zijn eigen verhalen te schrijven, die in de eerste decennia van zijn schrijverschap nog sterk beïnvloed waren door de stijl van zijn leermeester. In 1929 verscheen zijn eerste korte verhaal Assumption. In 1930 keerde hij kort terug naar Ierland, waar hij onder andere lesgaf aan het Trinity College, maar het conservatieve
14
klimaat in Ierland beviel hem niet en al snel keerde hij terug naar het Europese vasteland om zich in 1937 permanent in Parijs te vestigen. Als schrijver publiceerde hij daar onder andere een studie naar het werk van Marcel Proust, korte verhalen en, sinds zijn romandebuut Murphy in 1938, ook romans. Na een periode van actief verzet in de Tweede Wereldoorlog verliet hij Parijs tijdelijk om het einde van de oorlog af te wachten in het onbezette zuiden van Frankrijk, waar hij in de tussentijd als boer werkte. Later kreeg hij een Oorlogskruis voor zijn rol in het spionagenetwerk Gloria. Zijn oorlogservaringen schreef hij van zich af in zijn roman Watt (1943). Hierna begon hij ook toneelstukken te schrijven, waarmee hij zijn grootste bekendheid verwierf. Met name Wachten op Godot (1952), Endgame (1958), Krapp’s Last Tape (1958) en Happy Days (1961) groeiden uit tot geliefd repertoire. Beckett ontwikkelde nu een duidelijke eigen handschrift, een minimale stijl zonder opsmuk, waar nooit een woord te veel stond. Die minimalistische stijl kon mede ontstaan omdat hij meestal in het Frans schreef, een taal die hem tot grote zorgvuldigheid dwong omdat het niet zijn moedertaal was. Hij vertaalde zijn werk zelf in het Engels. Veel van zijn werk gaat over de onmogelijkheid om de werkelijkheid te vangen in taal en over het onvermogen van de mens om zin te geven aan zijn bestaan. De droge manier waarop hij zijn toeschouwers confronteert met de absurditeit en de trivialiteit van het menselijk handelen maakt zijn werk behalve tragisch ook zeer humoristisch. Beckett was altijd nauw betrokken bij ensceneringen van zijn eigen werk; soms als raadgever, ook vaak als regisseur. In 1969 won hij de Nobelprijs voor de Literatuur. Hij overleed in 1989 in Parijs, waar hij
begraven ligt op Montparnasse. In 2008 opende het Holland Festival met een enscenering van Happy Days, over een vrouw die tot haar middel in het zand zit. Het werd gespeeld door de Ierse actrice Fiona Shaw in regie van Deborah Warner. In 1982 stond op het festivalprogramma ook een versie van Happy Days, onder de titel Winnie, Dello Sguardo als muziektheatervoorstelling gebracht door de Italiaanse regisseur Pierr’Alli. Krapp’s Last Tape werd ook tweemaal opgevoerd op het festival: in 1960 in regie van Howard Sackler met de Ierse acteur Cyril Cusack als Krapp, en in 1968 in regie van Phil Flad met in de hoofdrol de Amerikaanse Michael Pataki.
ABOUT THE ARTISTS Robert Wilson (1941, Waco, Texas, USA) is one of the most important avant-garde theatre directors of his generation. In his theatre work, he combines dialogue, movement, dance, lighting, music and visual art. His highly aesthetic and emotionally charged images rouse admiration all over the world. In addition to directing, Wilson also works as an artist and video maker, and many consider him the greatest lighting designer in contemporary theatre. After obtaining a degree in business administration at the University of Texas, Wilson went to New York in 1963 to study architecture and painting. In 1968, he founded the experimental theatre collective The Byrd Hoffman School of Byrds in New York, where he made his first signature works, including Deafman Glance (1970). With composer Philip Glass,
15
he wrote the opera Einstein on the Beach (1976), a radically innovative opera that established his fame as an artist. Over the course of his career, he has worked with many great writers and musicians, such as Heiner Müller, Tom Waits, Susan Sontag, Laurie Anderson, William Burroughs, Lou Reed and Jessye Norman. He has staged masterpieces like Puccini’s Madame Butterfly, Debussy’s Pelléas et Melisande, The Threepenny Opera by Brecht and Weill, Buchner’s Woyzeck and Homer’s Odyssey. Wilson’s theatre work is characterized by a formal style, sublime lighting, scenes that often progress slowly, extreme meticulousness of word and gesture, and often gigantic dimensions of time and space. The Life and Times of Joseph Stalin (1973) lasted 12 hours and the performance of KA MOUNTain and GUARDenia Terrace (1972), which took place on top of a mountain in Iran, covered a period of seven days. The surrealist artist Louis Aragon praised Wilson’s work as ‘what we, from whom surrealism was born, dreamed would come after us and go beyond us’. Wilson’s drawings, paintings and sculptures have been shown in hundreds of solo and group exhibitions throughout the world. His numerous awards and honours for directing include an Obie, the Premio Europa and the third Dorothy and Lilian Gish Prize for Lifetime Achievement. For his sculptures, he was awarded the Golden Lion at the Venice Biennale. He was also elected to the American Academy of Arts and Letters and been named a Commandeur des Arts et des Lettres by the French Minister of Culture. Wilson is founder and artistic director of The Watermill Center, an interdisciplinary laboratory for the arts in New York.
Since his first visit to the Holland Festival in 1971 (with the legendary Deafman Glance), Wilson has returned to the Festival regularly. In 1980, he presented Dialog Curious George, a production he created with Christopher Knowles. In 1989, Wilson made the opera De Materie for the Holland Festival together with the Dutch composer Louis Andriessen. His direction of La maladie de la mort by Marguerite Duras was at the Holland Festival in 1997, starring Lucinda Childs and Michel Piccoli. That same year he also performed his earlier solo, Hamlet: a monologue, the last production in which he appeared himself before making Krapp’s Last Tape. With the Nederlands Dans Theater III in 2005, he made the production 2Lips and Dancers and Space. In 2012, the Festival presented his The Life and Death of Marina Abramović, with Marina Abramović and Willem Dafoe in the leading roles and singing by Antony (Antony and the Johnsons). Samuel Beckett (1906-1989), who was born in Ireland and lived for the greater part of his life in France, is considered one of the most important authors of absurd theatre. Together with Eugène Ionesco, he ranks among the best French playwrights of the 20th century. In the 1920s, he studied French, Italian and English at Trinity College in Dublin. After completing his studies, he went abroad to teach in Paris, where he met the writer James Joyce. As Joyce’s secretary, he began writing his own stories, which in the first decades of his career as an author were still strongly influenced by the style of his mentor. He published his first story, Assumption, in 1929. In 1930, he returned for a brief period to Ireland, where he taught at Trinity College among other things, but Ireland’s
16
conservative climate was not to his liking and he soon returned to the mainland, to settle permanently in Paris in 1937. As a writer there, he published a study of Marcel Proust’s work, short stories and, after debuting as a novelist with Murphy in 1938, novels as well. Following a period of active resistance in World War II, he temporarily left Paris to wait out the end of the war in unoccupied southern France, where he worked as a farmer in the meantime. Later he received the Croix de guerre from the French government for his role in the spy network, Gloria. He dismissed his war experiences, however, in his novel Watt (1943). After this, he also began to write plays, which brought him his greatest fame. Waiting for Godot (1952), Endgame (1958), Krapp’s Last Tape (1958) and Happy Days (1961) in particular became popular repertoire. By now, Beckett had developed a clear signature, a minimal style without frills, with never a word too much. That minimalist style could also have been due to the fact that he usually wrote in French, a language that forced him to take great care because it was not his mother tongue. He translated his work into English himself. Much of his work is about the impossibility of capturing reality in language and about man’s inability to make sense of his existence. The dry manner in which he confronts his audience with the absurdity and triviality of human actions makes his work not only tragic but also very humorous. Beckett was always closely involved in the staging of his own work, sometimes as an advisor but often as a director. In 1969, he won the Nobel Prize for Literature. He died in 1989 in Paris, where he is buried in Montparnasse. In 2008, the Holland Festival opened with a production of Beckett’s Happy Days,
about a woman buried up to her waist in sand, starring the Irish actress Fiona Shaw and directed by Deborah Warner. Earlier, in 1982, the Festival programme had also included a version of Happy Days, under the title Winnie, Dello Sguardo, as a music theatre production by the Italian director Pierr’Alli. Krapp’s Last Tape has also been presented at the Festival twice before this: in 1960 in a version directed by Howard Sackler with the Irish actor Cyril Cusack as Krapp, and in 1968, in a production directed by Phil Flad with the American Michael Pataki in the leading role.
17
internationale podiumkunsten amsterdam juni 2015
VRIENDEN
FRIENDS
Het Holland Festival heeft het getroffen – met Vrienden die gepassioneerd zijn over kunst, die artiesten van wereldklasse verwelkomen en die het festival steunen in zijn ambitie om nieuw werk te blijven presenteren.
The Holland Festival is lucky – with Friends who are passionate about art, welcoming to our world class artists, ambitious to help the festival to commission brilliant new work.
Vrienden vormen het hart van het festival en hun genereuze steun helpt om elk jaar een spannend programma te maken.
Friends are the heart of the festival and their generous support helps the festival to create an exciting programme each year.
Het verheugt ons dan ook dat we deze voorstelling mede dankzij de Vrienden van het Holland Festival aan u kunnen tonen.
We are therefore delighted to be able to present this performance with support from the Friends of the Holland Festival.
Ruth Mackenzie en Annet Lekkerkerker Directie, Holland Festival
Ruth Mackenzie and Annet Lekkerkerker Board, Holland Festival
18
19
HOLLAND FESTIVAL 2015
directie Ruth Mackenzie, artistiek directeur Annet Lekkerkerker, zakelijk directeur raad van toezicht Martijn Sanders, voorzitter Mavis Carrilho Joachim Fleury Renze Hasper Ben Noteboom Marjet van Zuijlen Het programma van het Holland Festival kan alleen tot stand komen door subsidies, bijdragen van sponsors en fondsen en door de gewaardeerde steun van u, ons publiek. hoofdbegunstiger Fonds 21 subsidiënten Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Gemeente Amsterdam sponsors, fondsen en instellingen Stichting Ammodo, Rabobank Amsterdam, Stichting Dioraphte, VSBfonds, Turing Foundation, Ernst von Siemens Music Foundation, Fonds Podiumkunsten, European Cultural Foundation, DoubleTree by Hilton, Westergasfabriek/MeyerBergman, Clifford Chance LLP, Kempen & Co, WeTransfer, Automobielbedrijf Van Vloten, RoomMate Hotels Aitana Amsterdam, Lloyd Hotel, Wilhelmina E. Jansen Fonds, Goethe-Institut, Institut Français des Pays-Bas, Gravin van Bylandt
Stichting, Amerikaanse Ambassade Den Haag, Spaanse Ambassade Den Haag, Ambassade van Armenië in Nederland, Oostenrijkse Ambassade in Den Haag, Ambassade van de Bondsrepubliek Duitsland Den Haag, Ambassade van de Argentijnse Republiek, MacBike
Monnas, Luuk H. Karsten, Frans en Willeke Koffrie, Kristine Kohlstrand, Joost en Marcelle Kuiper, Monique Laenen en Titus Darley, Cees Lafeber, Ben Noteboom, Marsha Plotnitsky, Pim en Antoinette Polak, Anthony en Melanie Ruys, Patty Voorsmit
HF Business Beam Systems, De Nederlandsche Bank N.V., Double Effect, G&S Vastgoed, ING Groep, Ten Have Change Management, WPG Uitgevers B.V.
beschermers Lodewijk Baljon en Ineke Hellingman, A. van de Beek en S. van Basten Batenburg, Irma Boom en Julius Vermeulen, S. Brada, Frans en Dorry Cladder-van Haersolte, J. Docter en E. van Luijk, L. Dommering-van Rongen, E. Granpré Moliere, M. Grotenhuis, E. Horlings, J. Houwert, R. Katwijk, R. Kupers en H. van Eeghen, J. Lauret, A. van der Linden-Taverne, H. en I. Lindenbergh-Sluis, F. Mulder, Adriaan en Glenda Nühn-Morris, G. van Oenen, H. Pinkster, H. Sauerwein, R. van Schaik en W. Rutten, K. Tschenett, Wolbert en Barbara Vroom, P. Wakkie, R. Walstra, A. van Wassenaer, O.L.O. en Tineke de Witt Wijnen-Jansen Schoonhoven
mediapartners NTR, VPRO board of governors De genereuze, meerjarige verbintenis van de Governors is van groot belang voor de internationale programmering van het Holland Festival en met name voor het aangaan van internationale coproducties. G.J. van den Bergh en C. van den BerghRaat, R.F. van den Bergh, J. van den Broek, Bernard en Ineke Dijkhuizen, Angela en Leendert van Driel, Jeroen Fleming, J. Fleury, V. Halberstadt, H.J. ten Have en G.C. de Rooij, J. Kat en B. Johnson, Irina en Marcel van Poecke, Ton en Maya Meijer-Bergmans, Sijbolt Noorda en Mieke van der Weij, Robert Jan en Mélanie van Ogtrop-Quintus, Françoise van Rappard-Wanninkhof, M. Sanders, A.N. Stoop en S. Hazelhoff, Tom de Swaan, Elise Wessels-van Houdt, H. Wolfert en M. Brinkman hartsvrienden Kommer en Josien Damen, Sabine van Delft-Vroom, Huub A. Doek, Tex Gunning, Wendy van Ierschot, Giovanna Kampouri 20
begunstigers M. Beekman, E. Blankenburg, Co Bleeker, A. Boelee, K. de Bok, Jan Bouws, E. Bracht, W.L.J. Bröcker, G. Bromberger, D. de Bruijn, Rachel van der Brug, M. Daamen, J. Dekker, M.H. Dijkgraaf, M. Doorman, Chr. van Eeghen, J. van der Ende, Ch. Engeler, E. Eshuis, E. Goossens-Post, E. de Graaff-Van Meeteren, F. Grimmelikhuizen, D. Grobbe, J. Hennephof, G. van Heteren, L. van Heteren, B. van Heugten, S. Hodes, Herma Hofmeijer, J. Hopman, A. Huijser, E. Hummelen, Yolanda Jansen, P. Jochems, Jan de Kater, J. Keukens, P. Krom, A. Ladan, M. Le Poole, M. Leenaers, K. Leering, T. Liefaard, A. Ligeon, T. Lodder, A. Man,
D. van der Meer, E. van der Meer-Blok, A. Mees-Lubberman, A. de Meijere, J. Melkert, E. Merkx, Jaap Mulders, H. Nagtegaal, La Nube, Kay Bing Oen, E. Overkamp en A. Verhoog, C. van de Poppe, P. Price, F. Racké, H. Ramaker, S. van de Ree, Wessel Reinink, L. RemarqueVan Toorn, Thecla Renders, M. Roozen, G. Scheepvaart, A. Schneider, H. Schnitzler, G. Scholten, C. Schoorl, E. SchreveBrinkman, Steven Schuit, P. Smit, G. Smits, I. Snelleman, A. Sonnen, K. Spanjer, C. Teulings, H. Tjeenk Willink, A. Tjoa, Y. Tomberg, H. van der Veen, M.T.F. Vencken, R. Verhoeff, R. Vogelenzang, F. Vollemans, A. Vreugdenhil, A. Wertheim, M. Willekens, M. van Wulfften Palthe, M. Yazdanbakhsh, P. van der Zant, P. van Zwieten en N. Aarnink jonge begunstigers Kai Ament, Aram Balian, Ilonka van den Bercken, Maarten Biermans, Maarten van Boven, Rolf Coppens, Tessa Cramer, Susan Gloudemans, Jolanda de Groot, Marte Guldemond, Pieter Guldemond, Nynke de Haan, Hagar Heijmans, Anna van Houwelingen, Jort van Jaarsveld, Daan de Jong, Judith Lekkerkerker, Pieter van der Meché, Frans Muller, Boris van Overbeeke, Gijs Schunselaar, Farid Tabarki, David van Traa, Frank Uffen, Helena Verhagen, Merijn van der Vlies, Danny de Vries, Marian van Zijll Langhout liefhebbers Alle 677 Liefhebbers. Vrienden die anoniem wensen te blijven.
21
WORD VRIEND
BECOME A FRIEND
Als Vriend draagt u actief bij aan de bloei van het Holland Festival.
As a Friend, you actively contribute to the Festival’s ongoing success and growth.
liefhebber - vanaf € 55 per jaar U ontvangt dit programmaboek gratis, u heeft voorrang bij de kaartverkoop en u krijgt korting op tickets.
Liefhebber - from € 55 annually You will receive programme books such as this one for free, have access to advance ticket sales and get discounts on tickets.
begunstiger - vanaf € 250 per jaar (of € 21 per maand) Uw bijdrage komt rechtstreeks ten goede aan de internationale programmering van het Holland Festival. Als Begunstiger heeft u recht op vrijkaarten en andere aantrekkelijke privileges.
Begunstiger - from € 250 annually (or € 21 per month) Your contribution goes directly to the Holland Festival’s international programming. As a Begunstiger, you have a right to free tickets and other attractive privileges.
jonge begunstiger - vanaf € 250 per jaar (of € 21 per maand) Ontvang dezelfde privileges als de Begunstigers én: neem deel aan een speciaal programma waarin je elkaar ontmoet en voorstellingen geselecteerd zijn die je niet mag missen.
Jonge Begunstiger - from € 250 annually (or € 21 per month) Receive the same privileges as the Begunstigers and also take part in a special programme in which you meet each other at selected shows that are too good to miss.
beschermer - vanaf € 1.500 per jaar (of € 125 per maand) Als dank voor uw aanzienlijke bijdrage aan de internationale programmering van het Holland Festival ontvangt u een uitnodiging voor de openingsvoorstelling en voor exclusieve bijeenkomsten, naast vrijkaarten en andere privileges.
Beschermer - from € 1.500 annually (or € 125 per month) As thanks for your considerable contribution to the Holland Festival’s international programming, you receive an invitation to the opening performance and exclusive gatherings in addition to free tickets and other privileges.
Hartsvriend - vanaf € 5.000 per jaar Als Hartsvriend van het Holland Festival nodigen we u uit om dichter bij de makers te komen. Met gelijkgestemden en gasten van het festival verwelkomen we u graag
Hartsvriend - from € 5.000 annually We invite Holland Festival Hartsvrienden to become more closely acquainted with the makers of the Festival and meet like-minded people and guests.
Het Holland Festival heeft ook uw steun nodig: word Vriend!
op speciale gelegenheden en geven u een blik achter de schermen.
The Holland Festival needs your support too – become a Friend!
22
Geefwet Sinds 1 januari 2012 is het nog aantrekkelijker om het Holland Festival te steunen vanwege de Geefwet die tot 1 januari 2018 van kracht is. De Geefwet houdt in dat giften aan culturele ANBI’s met 25% verhoogd mogen worden tot een maximum aan schenkingen van € 5.000 per jaar. Schenkt u meer dan € 5.000, dan kunt u het resterende bedrag voor het reguliere percentage (100%) aftrekken van de inkomstenbelasting. De voordelen van de Geefwet gelden voor alle belastingplichtigen (particulieren en bedrijven) en zijn van toepassing op zowel eenmalige als periodieke schenkingen. Voordeel van een periodieke schenking Een eenmalige gift is beperkt aftrekbaar voor de belasting. Het totaal van de giften op jaarbasis dient hoger te zijn dan 1% (drempel) en kan tot maximaal 10% (plafond) van het inkomen worden afgetrokken. Een periodieke gift is een gift waarbij voor een periode van ten minste vijf opeenvolgende jaren een gelijke uitkering wordt gedaan, vastgelegd in een periodieke akte. De gift is volledig aftrekbaar zonder aftrekdrempel of aftrekplafond. Wilt u ook Vriend van het Holland Festival worden? Ga voor meer informatie en een aanmeldformulier naar hollandfestival.nl (steun HF) of neem vrijblijvend contact op met Leonie Kruizenga, hoofd development op 020 – 788 21 18.
Donations to the Festival are taxdeductible Between 1 January 2012 and 1 January 2018, a special tax law is in effect which makes it more advantageous to make charitable donations. Called the ‘Geefwet’, this law allows you to claim your deductions to cultural organizations with ANBI status with an additional 25% for tax benefits (a total of 125%). The Holland Festival has such an ANBI status. The fiscal advantage applies to donations that total a maximum of € 5.000 annually. If you donate more than € 5.000 to registered charities, you can deduct the remaining amount for the regular percentage (100%). The advantages of the Geefwet apply to all taxpayers (private parties and businesses) and are applicable to both individual and periodical gifts. Advantages of a periodical gift Restrictions apply to deductions for individual gifts. Individual gifts are tax-deductible when the total amount of gifts given in one year surpasses 1% of your income, with a minimum of € 60. The amount given above the minimum threshold is tax-deductible. The maximum deductible amount is 10% of your threshold income. There are fiscal benefits for periodical gifts with an annuity construction for five years and upwards. If you choose to support the Holland Festival for a minimum of five years, your gift will be fully tax-deductible. If you would like to become a Friend of the Holland Festival, go to our website hollandfestival.nl (Support HF) for more information or call Leonie Kruizenga, head of development, for an informal talk without obligations: 020 – 788 21 18. 23
COLOFON COLOPHON Holland Festival Piet Heinkade 5 1019 BR Amsterdam tel. +31 (0)20 – 788 21 00
[email protected] www.hollandfestival.nl
tekst text Sue Jane Stoker, Lucia van Heteren, Lonneke Kok vertaling translation Jane Bemont, Frank van Lieshout eindredactie en opmaak editorial and lay-out Holland Festival ontwerp design thonik druk printing Tuijtel, Hardinxveld-Giessendam
© Holland Festival, 2015 Niets uit deze uitgave mag op welke wijze dan ook worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Holland Festival. No part of this publication may be reproduced and/or published by any means whatsoever without the prior written permission of the Holland Festival.
24
© Lucie Jansch
Hoofdbegunstiger / Patron