3 november 2010 Staatscourant 2010, 17405 Bloembollen, Groothandel in 2010/2012 Verbindendverklaring CAO-bepalingen Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 29 oktober 2010 tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Groothandel in Bloembollen UAW Nr. 11070 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Gelezen het verzoek van Actor Bureau voor sectoradvies namens partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst; Partij(en) te ener zijde: de Koninklijke Handelsbond voor Boomkwekerij- en Bolproducten (Anthos); Partij(en) te anderer zijde: FNV Bondgenoten en CNV Vakmensen. Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten; Besluit:
Dictum I Verklaart algemeen verbindend de navolgende bepalingen van bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, zulks met inachtneming van hetgeen in de dicta II, III en IV is bepaald: HOOFDSTUK I DEFINITIES
Artikel 01.01 Werkingssfeer In deze CAO wordt verstaan onder werkgever: 1.
2.
Iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die een onderneming uitoefent, waarin de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak aan de handel in bloembollen worden besteed. De arbeidsuren zijn inclusief de uren die via handmatige loonbedrijven, uitzendbureaus en overige derden worden besteed. Juridisch zelfstandige delen van ondernemingen, waarvan de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak worden besteed aan activiteiten als bedoeld in artikel 1 lid 1 van deze CAO, vallen voor wat betreft dat deel van de onderneming onder deze CAO, tenzij zij
3.
4.
5.
behoort of behoren tot een concern in de zin van artikelen 2:24a en volgende van het Burgerlijk Wetboek. Indien de onderneming voldoet aan het bepaalde in de zin van de artikelen 2:24a en volgende van het Burgerlijk Wetboek en kan worden aangemerkt als een dochtermaatschappij, dan wel kan worden gerekend tot een groep, zoals bedoeld in artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek én de bedrijfsactiviteiten zijn substantieel verschillend van aard in de verschillende dochterondernemingen of groepen van ondernemingen, dan is het de werkgever toegestaan om een keuze te maken voor één of meerdere CAO’s van de primaire agrarische sectoren, mits de keuze recht doet aan de totale activiteiten van de betrokken onderneming of ondernemingen. Onverminderd wat in de voorgaande leden is bepaald, geldt dat: a. indien binnen één en dezelfde onderneming meerdere bedrijfsactiviteiten plaatsvinden die vallen binnen de werkingssfeer van de verschillende CAO’s in de primaire agrarische sector, én b. niet te bepalen is of de bedrijfsactiviteiten en/of arbeidsuren uitsluitend of in hoofdzaak onder deze CAO vallen, dan heeft de werkgever de keuze om te bepalen welke CAO van toepassing zal zijn voor zijn onderneming, mits de bedrijfsactiviteiten, waarop die keuze is bepaald, een substantieel onderdeel zijn van zijn onderneming. Tegen deze indeling door de werkgever kan beroep worden ingesteld volgens de in artikel 12.02 van deze CAO omschreven procedure.
Artikel 01.02 Begripsomschrijving 1. In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder: a. Werkgever: De natuurlijke persoon of rechtspersoon, die een onderneming uitoefent zoals bedoeld in artikel 01.01. b. Werknemer: Degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van het Burgerlijk Wetboek heeft met een werkgever als bedoeld onder artikel 01.02 sub a. Als werknemer in de zin van deze CAO wordt niet beschouwd de stagiair. c. Dienstrooster: Een schriftelijke arbeidstijdregeling die aangeeft op welke tijdstippen de werknemer zijn werkzaamheden aanvangt, onderbreekt en beëindigt. d. Functievolwassen leeftijd: Werknemers met een leeftijd van 22 jaar of ouder. e. Jeugdige werknemers: Werknemers met een leeftijd van 21 jaar of jonger. f. Medezeggenschapsorgaan: De ondernemingsraad (OR) of personeelsvertegenwoordiging (PVT) als bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden. g. BW: Burgerlijk Wetboek. h. Feestdagen: Nieuwjaarsdag, 2e Paasdag, Hemelvaartsdag, 2e Pinksterdag, beide Kerstdagen, Koninginnedag en 5 mei.
i. Ouders en kinderen: In deze CAO zijn aan ouders en kinderen gelijk gesteld stief- en pleegouders en stief- en pleegkinderen. j. Arbeidsgehandicapte: Persoon met structureel functionele beperkingen. k. Handelsvertegenwoordiger: Ieder die in dienst van de werkgever in hoofdzaak en regelmatig bemiddeling verleent bij het tot stand komen van overeenkomsten inzake koop en verkoop tussen personen, die hij daartoe pleegt te bezoeken, en de werkgever mits hij als zodanig is aangesteld. l. Zaterdaghulp: Een werknemer die uitsluitend werkzaamheden verricht op zaterdag. m. Stagiair: Persoon die in het kader van een opleiding, op basis van een met de werkgever afgesloten stagecontract, in de beroepspraktijk participeert met het oog op het verkrijgen van beroepsvaardigheid. n. Vakantiejaar: De periode van 1 mei t/m 30 april. o. Jaarloon: 12 × het feitelijk loon per maand of 52,2 × het feitelijk loon per week. p. Maandloon: Het loon bij een fulltime dienstverband als opgenomen in bijlage II of het overeengekomen hoger maandloon. q. Weekloon: Het loon bij een fulltime dienstverband als opgenomen in bijlage II of het overeengekomen hoger weekloon. r. Uurloon: 1/38 deel van het weekloon of 1/165,3 deel van het maandloon. s. Feitelijk loon: Het door werkgever en werknemer overeengekomen bruto loon. HOOFDSTUK II
Artikel 02.02 Verplichtingen van de werkgever 1.
De werkgever verplicht zich geen werknemers in dienst te nemen of te houden op voorwaarden die in strijd zijn met hetgeen in deze CAO is bepaald. 2. De werkgever zal na overleg gelegenheid bieden om vakbondsactiviteiten te ondernemen voor zover dit de normale voortgang van de organisatie niet belemmert. 3. Gedragslijn bij overname, fusie, reorganisatie en bedrijfsbeëindiging De werkgever zal een voornemen tot overname, fusie, reorganisatie en/of bedrijfsbeëindiging niet ten uitvoer brengen, tenzij de vakbonden en het medezeggenschapsorgaan hierover tijdig zijn ingelicht. Met de betreffende vakbonden dient gesproken te zijn over de rechtspositie van de in dienst zijnde werknemers, over de opvang van eventuele sociaal-economische gevolgen voor de werknemers. 4. Sociaal beleid Met inachtneming van het bepaalde in de Wet op de Ondernemingsraden zal de werkgever het medezeggenschapsorgaan periodiek inlichten en raadplegen
omtrent de algehele gang van zaken in de onderneming in het algemeen en meer in het bijzonder omtrent het gevoerde personeelsbeleid. 5. Gewasbeschermingsmiddelen De werkgever dient zich, bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, te houden aan de betreffende bepalingen van hoofdstuk 4 van het Arbobesluit. Tevens draagt de werkgever er zorg voor dat de genoemde bepalingen genoegzaam bekend zijn gemaakt bij de werknemers.
Artikel 02.03 Verplichtingen van de werknemer 1.
2.
3. 4.
5.
De werknemer is gehouden de belangen van de onderneming van de werkgever als een goed werknemer te behartigen, ook indien daartoe geen uitdrukkelijke opdracht is gegeven. De werknemer is gehouden alle hem door of namens de werkgever opgedragen werkzaamheden, voor zover deze redelijkerwijze van hem kunnen worden verlangd, zo goed mogelijk uit te voeren en daarbij alle verstrekte aanwijzingen en voorschriften in acht te nemen. De werknemer zal zich voor wat betreft zijn werk- en rusttijd houden aan het voor hem geldende dienstrooster. De werknemer is gehouden zich te gedragen naar de in de onderneming van de werkgever geldende regels welke niet in strijd zijn met de wetgeving of het gestelde in deze CAO zoals het opvolgen van voorschriften voor het dragen van beschermende kleding en of andere ter bescherming van het welzijn van de werknemer verstrekte middelen. In geval de werkgever ter zake van de arbeidsongeschiktheid van de werknemer tegen één - of meer derde(n) een vordering tot schadevergoeding kan doen gelden, zal de werknemer de daartoe benodigde informatie verstrekken.
HOOFDSTUK III DE ARBEIDSOVEREENKOMST
Artikel 03.01 Arbeidsovereenkomst 1. Aard van de arbeidsovereenkomst Onverminderd het hiervoor bepaalde, wordt de arbeidsovereenkomst aangegaan: – –
hetzij voor onbepaalde tijd; hetzij voor bepaalde tijd of voor het verrichten van een bepaald geheel van werkzaamheden. 2. Schriftelijke opgave inhoud arbeidsovereenkomst De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan en in tweevoud opgemaakt. De werkgever draagt er zorg voor dat de werknemer een door beide partijen ondertekend exemplaar ontvangt van de overeenkomst. Eventuele wijzigingen van de arbeidsovereenkomst worden overeenkomstig behandeld. 3. Proeftijd Een arbeidsovereenkomst voor de duur van meer dan twee jaar dan wel voor onbepaalde tijd kan met een schriftelijk bedongen proeftijd van ten hoogste twee maanden worden aangegaan. Een arbeidsovereenkomst voor de duur van twee jaar of korter kan met een schriftelijk bedongen proeftijd van ten hoogste één maand worden aangegaan.
Artikel 03.02 Beperkte toepassing van de CAO voor enkele groepen werknemers Voor een werknemer die een feitelijk loon geniet dat het max. premie SV-loon te boven gaat (in 2010 € 48.716) zijn de CAO artikelen met betrekking tot loon en arbeidstijden niet van toepassing.
Artikel 03.03 Overgang arbeidsovereenkomst In afwijking van artikel 7:668a BW verandert een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in de volgende gevallen: –
–
indien meer dan drie voor bepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomsten elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan 31 dagen; op de dag nadat de keten van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten, met tussenpozen van niet meer dan 31 dagen, langer heeft geduurd dan 36 maanden (inclusief de onderbrekingen korter dan 31 dagen).
Artikel 03.04 Beëindiging dienstverband 1. Beëindiging Ten aanzien van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst geldt het hiernavolgende: Behoudens ontslag op staande voet wegens een dringende reden in de zin van de artikelen 7:678 en 7:679 BW en behoudens tijdens of aan het einde van de proeftijd als bedoeld in artikel 03.01 lid 3, in welke gevallen de dienstbetrekking wederzijds onmiddellijk kan worden opgezegd, neemt de dienstbetrekking een einde: a. voor een werknemer die voor onbepaalde tijd in dienst is: door opzegging door de werkgever met een termijn, in afwijking van artikel 7:672 lid 2 BW, van ten minste: I. II.
2 maanden tegenover een werknemer jonger dan 45 jaar; 3 maanden tegenover een werknemer van 45 jaar en ouder, doch jonger dan 55 jaar; III. 4 maanden tegenover een werknemer van 55 jaar en ouder. door opzegging door de werknemer met een termijn, in afwijking van artikel 7:672 lid 3 BW, van tenminste 2 maanden. De opzegging dient zodanig te geschieden dat het einde van de arbeidsovereenkomst samenvalt met het einde van een maand. b. voor een werknemer die voor bepaalde tijd in dienst is van rechtswege: I. op de kalenderdatum of; II. op de laatste dag van het tijdvak of bepaald geheel van werkzaamheden, genoemd in de individuele arbeidsovereenkomst of; III. tussentijds indien dit is schriftelijk is overeengekomen en met inachtneming van de overeengekomen opzegtermijnen. 2. Einde bij arbeidsongeschiktheid a. Voor de bepalingen in de hiernavolgende leden c en d geldt dat de werknemer zich dient te houden aan de regels die bij ziekteverzuim in de onderneming gelden en voldoende medewerking dient te verlenen aan de reïntegratieverplichtingen volgens de Wet Verbetering Poortwachter (WVP). b. Indien de werknemer zonder gegronde redenen geen - of onvoldoende medewerking verleent aan deze reintegratieverplichtingen, heeft de werkgever de mogelijkheid om de loondoorbetaling te staken en kan de werkgever, onverlet hetgeen is bepaald in de leden c en d, het dienstverband beëindigen via de daartoe aangewezen weg. c. Indien na 2 jaren van arbeidsongeschiktheid (ongeacht het arbeidsongeschiktheidspercentage) door de arbeidsdeskundige
wordt vastgesteld dat er geen passende re-integratiemogelijkheden zijn binnen het bedrijf van de werkgever, dan kan het dienstverband worden beëindigd op voorwaarde dat volgens het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV) voldoende re-integratieactiviteiten zijn verricht. d. Indien volgens het UWV onvoldoende re-integratieactiviteiten door de werkgever zijn verricht, is ontslag wegens arbeidsongeschiktheid na 3 jaar van arbeidsongeschiktheid mogelijk. 3. Einde bij pensioen De arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege op de laatste dag van de maand, waarin de 65-jarige leeftijd is bereikt. 4. Afrekening vakantiedagen en toeslagen a. Vakantiedagen: Indien de dienstbetrekking minimaal een maand heeft geduurd zal de werknemer bij beëindiging van de dienstbetrekking in de gelegenheid worden gesteld de hem toekomende vakantie op te nemen. b. Vakantietoeslag: Bij einde dienstverband wordt aan de werknemer het bedrag aan vakantietoeslag uitbetaald, waarop hij op dat tijdstip nog recht heeft. c. Uren en toeslagen: Indien meer gewerkte uren inclusief toeslagen niet voor het einde dienstverband in vrije tijd of geld gecompenseerd zijn, dient het resterende saldo alsnog in geld te worden uitbetaald. Voor verrekening van minder gewerkte uren geldt het begin van het lopende vakantiejaar.
Artikel 03.05 Gelegenheidswerk 1.
In deze CAO wordt onder ‘gelegenheidsarbeider’ verstaan: a.
2.
3.
4.
de groep scholieren en studenten als bedoeld in artikel 3.13 lid 1 sub a van de Regeling ter uitvoering van de Wet financiering sociale verzekeringen (Regeling Wfs, publicatiedatum 16 december 2004, Staatsblad 2005 nr. 36); b. de overige categorieën arbeiders als bedoeld in het voormalig Besluit Gelegenheidsarbeiders sector Agrarisch Bedrijf, Staatscourant 12 januari 2004, nr. 6, te weten huisvrouwen/mannen, asielzoekers en de zelfstandige boer die werkzaam is als gelegenheidswerker; c. de uitkeringsgerechtigde als bedoeld in artikel 51 lid 3 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfs, publicatiedatum 16 december 2004, Staatsblad 2005 nr. 36). Voor de gelegenheidsarbeider als bedoeld in lid 1 sub a en b geldt de voorwaarde dat hij maximaal acht aaneengesloten weken per kalenderjaar in dienstbetrekking mag staan tot dezelfde werkgever. Voor de uitkeringsgerechtigde zoals bedoeld in lid 1 sub c gelden de volgende voorwaarden: a. De uitkeringsgerechtigde heeft een dienstbetrekking van maximaal zes aaneengesloten weken; b. De werkgever is in het kalenderjaar niet eerder een dienstbetrekking met deze uitkeringsgerechtigde aangegaan; c. In het kalenderjaar is niet eerder vrijstelling van de premies werknemersverzekeringen door de Belastingdienst verleend inzake een dienstbetrekking van deze uitkeringsgerechtigde. De gelegenheidsarbeiders worden beloond volgens het voor hen geldende wettelijke bruto minimum loon.
5.
Voor zover van toepassing worden vakantierechten bij het einde van de dienstbetrekking afgerekend.
Artikel 03.06 Arbeid voor derden 1.
De werknemer is niet verplicht in opdracht van de werkgever werk te verrichten voor andere ondernemingen dan die van de werkgever, tenzij schriftelijk anders is overeengekomen. 2. Zonder schriftelijke toestemming van de werkgever is het aan de werknemer met een dienstverband van 80% of meer verboden werkzaamheden, al of niet betaald, te verrichten voor derden, dan wel voor eigen rekening. Dit verbod is van toepassing: – indien op enigerlei wijze de mogelijkheid zou kunnen bestaan of ontstaan dat deze werkzaamheden een nadelig effect hebben of zouden kunnen hebben op het functioneren van de werknemer bij zijn werkgever; – indien deze werkzaamheden op enigerlei wijze concurrerend voor de werkgever zouden zijn of worden; – dan wel op andere wijze de belangen van de werkgever of de gezondheid van de werknemer zouden kunnen schaden of gaan schaden.
Hoofdstuk IV Arbeidsduur en Arbeidstijden
Artikel 04.01 Diensttijd en werkvenster 1.
De normale arbeidsduur bedraagt bij een voltijds dienstverband gemiddeld 38 uur per week. a.
De werkgever en werknemer kunnen in overleg een werkweek van 36 uur overeenkomen. Het loon dat uit deze CAO volgt, wordt dan aangepast met de factor 36/38ste. b. De werkgever en werknemer kunnen in overleg een werkweek van 40 uur overeenkomen. Het loon dat uit deze CAO volgt, wordt dan aangepast met de factor 40/38ste. 2. Basisregeling Deze regeling kan worden toegepast zonder tussenkomst van een medezeggenschapsorgaan. a. Bij de basisregeling wordt de normale arbeidsduur gerealiseerd op ten hoogste 5 werkdagen per week, op de dagen maandag tot en met zaterdag. b. De arbeidsduur per dag bedraagt maximaal 9 uur, waarbij over het gehele jaar het gemiddelde per week dat voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst gehandhaafd moet blijven. c. Ten minste één keer per jaar wordt tijdig met de betrokken(en) een dienstrooster overeengekomen waarin, met inachtneming van lid 2 a. en 2 b. van dit artikel, de werkdagen en werktijden worden aangegeven. d. Indien in een week meer uren arbeid worden verricht dan het gemiddelde per week dat voortvloeit uit een arbeidsovereenkomst en deze niet in geld worden uitbetaald, kunnen de meer gewerkte uren aaneengesloten in hele of halve dagen worden opgenomen. 3. Overlegregeling Deze regeling kan alleen worden toegepast na overleg en met instemming van het medezeggenschapsorgaan. Bij bedrijven met minder dan 10 medewerkers waar geen medezeggenschapsorgaan is ingesteld, kan in overleg tussen de
werkgever en werknemer besloten worden deze regeling toe te passen. a. In de overlegregeling wordt de normale arbeidsduur gerealiseerd op ten hoogste 5 werkdagen per week, op de dagen maandag tot en met zaterdag. b. De maximale arbeidsduur per dag en per week is gedefinieerd in de Arbeidstijdenwet (Atw), waarbij over het gehele jaar het gemiddelde per week dat voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst gehandhaafd moet blijven. c. Ten minste één keer per jaar wordt tijdig met de betrokken(en) een dienstrooster overeengekomen waarin, met inachtneming van lid 2a. en 2b. van dit artikel, de werkdagen en werktijden worden aangegeven. d. Het is binnen deze regeling mogelijk, om uren te sparen en deze op basis van een vooraf overeen te komen rooster voor het einde van het vakantiejaar in één - of meer aaneengesloten periode(n) op te nemen: – indien sprake is van overwerk (zie artikel 04.02) worden uren gespaard met inachtneming van de in artikel 06.04 genoemde toeslagen; – indien deze urenspaarregeling wordt overeengekomen geschiedt de betaling van het loon op basis van het vast aantal uren per betaalperiode dat voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst; – indien de gespaarde uren niet voor afloop van het vakantiejaar in vrije tijd gecompenseerd zijn, dient het resterende saldo alsnog in geld te worden uitbetaald.
Artikel 04.02 Overwerk 1.
Voor zowel een voltijds- als deeltijds dienstverband is sprake van overwerk wanneer in opdracht van de werkgever: a.
2.
meer dan 9 uur per dag arbeid wordt verricht, of wanneer het overeengekomen aantal arbeidsuren meer dan 9 uur per dag bedraagt, er meer uren wordt gewerkt dan het op de betreffende dag overeengekomen aantal arbeidsuren; b. arbeid wordt verricht op meer dan 5 dagen per week; c. arbeid wordt verricht op dagen in de periode(n) waarin de werknemer op basis van de in artikel 04.01 lid 3 beschreven regeling is vrijgesteld van arbeid of de gespaarde uren opneemt. Overwerk wordt zo veel mogelijk voorkomen doch is, onverminderd hetgeen bij of krachtens de Arbeidstijdenwet is bepaald, verplicht indien dit overwerk in het belang van de onderneming noodzakelijk is. Werknemers van 50 jaar en ouder kunnen niet verplicht worden tot het verrichten van overwerk.
Artikel 04.03 Arbeid op zon- en feestdagen 1.
2.
De werknemer hoeft op zon- en feestdagen genoemd in artikel 01.02 lid h van dit artikel geen arbeid te verrichten, behoudens voor strikt noodzakelijke werkzaamheden en wanneer de werkgever hierover afspraken heeft gemaakt met de werknemer. De werknemer verricht onder de omstandigheden als hierboven bedoeld uitsluitend arbeid op zondag indien hij daar voor dat geval mee instemt. In afwijking van lid 1 van dit artikel geldt dat op 5 mei geen arbeid wordt verricht, tenzij naar het oordeel van de werkgever de
3.
4.
bedrijfsomstandigheden tot het verrichten van arbeid op 5 mei noodzaken, in welk geval hij in overleg met de werknemer een andere vrije dag gelegen binnen 4 weken na 5 mei dient aan te wijzen. Indien de werknemer prijs stelt op de viering van gedenkdagen als bid- en dankdagen, andere religieuze dagen en 1 mei, anders dan genoemd in artikel 01.02 lid h van dit artikel, kunnen hiervoor snipperdagen worden opgenomen. De werknemer kan voor de in dit lid bedoelde feestdagen desgewenst ook onbetaald verlof opnemen. Indien de werknemer op zondag arbeid verricht op grond van hetgeen in de vorige leden is bepaald, zal de werkgever bij de vaststelling van het werkrooster ervoor zorg dragen dat de werknemer in een periode van 52 aaneengesloten weken gedurende ten minste 13 zondagen geen arbeid verricht.
Artikel 04.04 Uitzondering handelsvertegenwoordigers De artikelen 04.01 en 04.02 zijn, onverminderd hetgeen bij of krachtens de Arbeidstijdenwet is bepaald, niet van toepassing op handelsvertegenwoordigers. HOOFDSTUK V VAKANTIE EN VERLOF
Artikel 05.01 Vakantie 1. 2.
Het vakantiejaar loopt van 1 mei tot en met 30 april. De werknemer met een voltijds dienstverband heeft per jaar recht op ten minste 190 vakantie-uren op basis van dit dienstverband. 3. De werknemer met een deeltijds dienstverband heeft recht op een aantal vakantie-uren naar evenredigheid van de duur en omvang van het dienstverband. 4. Vanaf 1 januari 2011 heeft de werknemer met een dienstverband bij dezelfde werkgever, te rekenen vanaf de 22-jarige leeftijd, recht op extra vakantie-uren naar de volgende maatstaf: – bij 12,5-jarig dienstverband 7,6 uur; – bij 25-jarig dienstverband 15,2 uur. 5. Overgangsregelingen – De afspraken in dit lid vervallen per 1 januari 2011. De werknemer in de leeftijd van 55 t/m 64 jaar heeft tot en met 31 december 2010 recht op extra vakantie-uren naar de volgende maatstaf: 55 t/m 56 jaar 15,2 uur 57 jaar 22,8 uur 58 jaar 30,4 uur 59 jaar 38,0 uur 60 jaar 45,6 uur 61 jaar t/m 64 jaar 53,2 uur De tot 1 januari 2011 opgebouwde extra vakantie-uren blijven in stand. Voor werknemers die recht hebben op de in dit lid genoemde extra vakantie-uren geldt dat zij geen recht hebben op extra vakantie-uren genoemd in lid 4 van dit artikel. – De werknemer met een langdurig dienstverband bij dezelfde werkgever heeft, te rekenen vanaf de 22-jarige leeftijd, met behoud van loon recht op extra vakantie-uren naar de volgende maatstaf: bij 10 jaar 7,6 uur bij 20 jaar 15,2 uur bij 25 jaar 22,8 uur Deze uren en de uren genoemd in lid 5.a van dit artikel bedragen maximaal 53,2 uur.
De afspraken in dit lid zijn vervallen. Opgebouwde rechten tot 1 augustus 2007 blijven gehandhaafd. – Werknemers geboren vóór 1-1-1947 hebben recht op 1 roostervrije dag per 4 weken indien zij in de 10 voorafgaande kalenderjaren ten minste in elk jaar in dienstverband in de sector Groothandel in Bloembollen (voorheen Bloembollenbedrijf) gewerkt hebben, in de 10 voorafgaande kalenderjaren ten minste 260 weken en in het laatste voorafgaande kalenderjaar ten minste 26 weken. In afwijking van het bepaalde in lid 5.a van dit artikel geldt voor werknemers die in aanmerking komen voor de in dit lid genoemde roostervrije dagen het volgende: Werknemers in de leeftijd van 57 t/m 64 jaar hebben recht op extra vakantieuren en wel naar de volgende maatstaf: 57 t/m 59 jaar 7,6 uur 60 jaar 15,2 uur 61 jaar 22,8 uur 62 jaar 30,4 uur 63 jaar 38,0 uur 64 jaar 45,6 uur 6. Vakantie-aanspraken van een werknemer, die slechts een deel van het vakantiejaar in dienst van een werkgever is (geweest) worden naar evenredigheid toegekend. 7. De werkgever stelt de tijdvakken van de vakantie tijdig en in overleg met de werknemer zodanig vast, dat het bedrijfsbelang niet wordt geschaad en dat redelijkerwijze wordt tegemoetgekomen aan de wensen van de werknemer. 8. De werknemer van wie de vakantieaanspraken daartoe toereikend zijn, kan een vakantie opnemen van 3 weken. De werknemer kan, in overleg met de werkgever, eenmaal per 2 jaar een aaneengesloten vakantie opnemen van ten hoogste 6 weken, mits de vakantie-aanspraken daartoe toereikend zijn. 9. Bij arbeidsongeschiktheid of ongeval worden slechts vakantierechten verworven over de laatste 6 maanden van de arbeidsongeschiktheid. De duur der onderbrekingen wordt tezamen geteld indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan 31 dagen opvolgen. 10. De aanspraak op vakantie ontstaat jaarlijks op 1 mei en verjaart na verloop van 5 jaar. Indien bij de beëindiging van het dienstverband de werknemer meer dan wel minder vakantierechten heeft genoten dan hem overeenkomstig deze CAO toekomt, wordt het verschil met de werknemer verrekend.
Artikel 05.02 Kort verzuim met behoud van loon 1.
In afwijking en met uitsluiting van het bepaalde in artikel 7:627 BW en artikel 4:1 en 4:2 Wet Arbeid en Zorg, kan de werknemer in de navolgende gevallen doorbetaald verlof opnemen, mits hij zo mogelijk ten minste één dag van tevoren, of zoveel eerder als mogelijk is, aan de werkgever van het verzuim kennis geeft en de gebeurtenis in het desbetreffende geval bijwoont en onder overlegging vooraf of achteraf van bewijsstukken van daarvoor in aanmerking komende instanties. a.
van de dag van overlijden tot en met de dag van de begrafenis of crematie bij overlijden van de echtgeno(o)t(e), van inwonende ouders of schoonouders en van eigen inwonende kinderen of pleegkinderen, alsmede bij overlijden van niet inwonende (schoon)ouders voor zover betrokkene zaakwaarnemer is,
2.
3.
gedurende de tijd van het overlijden tot en met de dag van de begrafenis of crematie; b. bij de begrafenis of crematie van uitwonende eigen kinderen of pleegkinderen, van kleinkinderen, aangehuwde kinderen, ouders, schoonouders, broeders of zusters, grootouders en aangehuwde broeders of zusters voor zover de begrafenis of crematie wordt bijgewoond; c. gedurende één dag of dienst bij ondertrouw van de werknemer en gedurende twee dagen of diensten bij zijn huwelijk; d. gedurende één dag of dienst bij bevalling van de echtgenote en de daarop volgende werkdag; e. gedurende 2 dagen bij adoptie van kinderen door de werknemer; f. gedurende één dag of dienst bij huwelijk van een kind, pleegkind, broer, zuster, ouder en schoonouder, zwager en schoonzuster voor zover de huwelijksplechtigheid wordt bijgewoond; g. gedurende één dag of dienst bij 25- en 40-jarig huwelijk van de werknemer, diens ouders, grootouders of schoonouders; h. gedurende één dag bij verhuizing vanwege de uitoefening van de functie; i. gedurende een door de werkgever naar billijkheid te bepalen tijdsduur tot een maximum van één dag, wanneer de werknemer ten gevolge van de vervulling van een buiten zijn schuld bij of krachtens de wet persoonlijk opgelegde verplichting verhinderd is te werken, mits deze vervulling niet in zijn vrije tijd kan geschieden. Het maandinkomen wordt doorbetaald onder aftrek van alle vergoedingen die van derden kunnen worden verkregen; j. gedurende de werkelijk benodigde tijd voor het noodzakelijke bezoek aan huisarts, tandarts of specialist, voor zover dit niet in de vrije tijd van de werknemer kan geschieden. Voor de toepassing van dit artikel wordt mede als echtgenoot aangemerkt de niet met de werknemer gehuwde persoon van verschillend - of gelijk geslacht met wie duurzaam een gezamenlijke huishouding wordt gevoerd, welke notarieel is vastgelegd, tenzij het betreft een persoon met wie bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat. Het bepaalde in het eerste lid is op werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, die minder dan 4 weken onafgebroken bij de betrokken werkgever in dienst zijn, behoudens het bepaalde in lid a, c en h, niet van toepassing.
Artikel 05.03 Kort verzuim zonder behoud van loon Voor het bijwonen van statutaire vergaderingen van vakorganisaties bestaat het recht op verlof zonder loondoorbetaling.
Artikel 05.04 Calamiteiten- en ander kortverzuim verlof Het calamiteiten- en kortverzuim verlof zoals geregeld in de Wet Arbeid en Zorg is van toepassing. In afwijking en met uitsluiting van het bepaalde in het huidige artikel 5:6 van de Wet Arbeid en Zorg heeft de werknemer recht op doorbetaling van loon, voor zover dit in overleg tussen de werknemer en de werkgever of met het medezeggenschapsorgaan is overeengekomen.
Artikel 05.05 Palliatief- en rouwverlof In afwijking van hetgeen is bepaald in de Wet Arbeid en Zorg zal in overleg tussen werkgever en werknemer worden bepaald waar het palliatief verlof uit zal bestaan. Hierbij kunnen vakantiedagen en andere arbeidsvoorwaarden worden
ingezet, dan wel onbetaald verlof worden verleend. Tevens worden afspraken gemaakt omtrent de communicatie en eventuele nog te verrichten werkzaamheden gedurende de periode van palliatief verlof. Het in dit lid bepaalde geldt tevens voor rouwverlof teneinde het verlies van de partner een ouder of kind zodanig te kunnen verwerken dat de werknemer de werkzaamheden kan hervatten. HOOFDSTUK VI BELONING
Artikel 06.01 Functie-indeling 1.
Indeling a.
De functies van de werknemers zijn of worden op basis van het ORBA systeem van functiewaardering ingedeeld in functiegroepen. De te hanteren indelingsmethode is vermeld in het functiehandboek voor de Agrarische Sector Groothandel in Bloembollen en is van toepassing op deze CAO. Dit functiehandboek (algemeen verbindend verklaard in de Staatscourant 27-02-2006, nr. 41) vormt integraal onderdeel van deze cao (zie bijlage XII). In Bijlage I van deze CAO is het referentiefunctieraster voor de Groothandel in Bloembollen en de Bloembollenteelt opgenomen. b. De functie-indeling is niet van toepassing op de categorieën werknemers vermeld in artikel 06.02 lid 2 van deze CAO. c. Bij elke functiegroep hoort een loonschaal gebaseerd op de CAO (zie bijlage II). d. De werkgever is verplicht de werknemer mee te delen in welke functiegroep de door hem vervulde functie wordt ingedeeld. Voorts is hij verplicht de desbetreffende functiegroep te vermelden in de schriftelijke arbeidsovereenkomst. e. Als de werknemer dat wenst, dient de werkgever het functiehandboek voor de Groothandel in Bloembollen ter inzage te geven. f. Indien een werknemer bezwaar heeft tegen zijn indeling, kan hij gebruik maken van de beroepsprocedure zoals opgenomen in het Functiehandboek voor de Groothandel in Bloembollen bij de Beroepscommissie Functiewaardering. g. De werknemer wiens functie is ingedeeld in de functiegroep F of hoger en die bij indiensttreding nog niet over de kundigheid en ervaring beschikt die bij de vervulling van de functie is vereist kan gedurende ten hoogste 6 maanden in een lagere functiegroep worden ingedeeld, mits dit schriftelijk in de arbeidsovereenkomst wordt vastgelegd. h. Indeling van de werknemer in één van de functiegroepen sluit het tijdelijk verrichten van anders geklasseerde arbeid niet uit. Wanneer het hoger geklasseerde arbeid betreft en de periode waarin deze werkzaamheden worden verricht, bedraagt aaneengesloten langer dan een maand, zal de werknemer gedurende deze periode conform de hogere klasse beloond worden. Indien de werknemer tijdelijk anders geklasseerde arbeid verricht in het kader van artikel 09.01 van deze CAO, wordt de beloning niet aangepast. 2. Leeftijdsschaal De werknemer die de in zijn loonschaal geldende functievolwassen leeftijd nog niet heeft bereikt, valt onder de leeftijdschaal en ontvangt het loon dat met zijn leeftijd overeenkomt. Wijziging treedt op met ingang van de maand volgend op die waarin de verjaardag van de werknemer valt (zie bijlage II). 3. Diensttijd en ervaringsjaren
a.
Een werknemer van 22 jaar en ouder in de functiegroep B t/m H, wordt voor zover het dienstverband in de desbetreffende functiegroep ten minste een jaar heeft geduurd en trede 9 in die functiegroep nog niet is bereikt telkens per 1 januari een trede toegekend. b. Indien de werknemer in het voorafgaande kalenderjaar langer dan 6 maanden aaneengesloten wegens arbeidsongeschiktheid of onbetaald verlof niet heeft gewerkt, wordt per 1 januari geen trede toegekend. 4. Diensttijd en functioneren Een werknemer van 22 jaar en ouder in de functiegroep E t/m H die trede 9 in de functiegroep heeft bereikt en de hoogste trede in de functiegroep nog niet heeft bereikt, wordt bij meer dan voldoende functioneren per 1 januari een trede toegekend. Wanneer de werknemer volgens de werkgever niet aan dit criterium voldoet, zal deze dat goed beargumenteerd schriftelijk moeten bevestigen. Voor ondernemingen met 10 of meer werknemers geldt dat de argumentatie gefundeerd moet zijn op een met het medezeggenschapsorgaan afgesproken beoordelingssysteem.
Artikel 06.02 Loon 1.
De CAO-lonen gelden voor werknemers tot en met 64 jaar voor gewone werkzaamheden en bij een gemiddelde arbeidstijd van 38 uur per week, zoals bedoeld in artikel 04.01. 2. In afwijking van het bepaalde in deze paragraaf kan beloning plaatsvinden op niveau van het wettelijke minimumloon c.q. wettelijke minimumjeugdloon voor de volgende groepen werknemers: – gelegenheidswerkers; – seizoensarbeiders die per 12 maanden korter dan 6 maanden in de sector werkzaam zijn. Indien deze periode van 6 maanden overschreden wordt, geldt de reguliere beloning met terugwerkende kracht voor de hele periode; – scholieren en studenten tot en met de leeftijd van 21 jaar, waarbij voor scholieren met een leeftijd jonger dan 15 jaar ten minste het wettelijk minimumloon van een 15 jarige geldt; – werknemers in werkgelegenheids- en arbeidsvoorzieningsprojecten; – werknemers met loonkostensubsidies; – werknemers op werkervaringsplaatsen.
Artikel 06.03 Loonsverhoging 1.
2.
Loonsverhogingen vinden, indien het feitelijke loon van een werknemer hoger is dan het maximale CAO-loon dat geldt voor de hoogste functiegroep, ten minste plaats over het bedrag ter grootte van dit maximale CAO-loon. Met inachtneming van hetgeen in lid 1 is bepaald worden de feitelijke lonen op de volgende wijze verhoogd: – per 1 oktober 2010: 1,00%; – per 1 augustus 2011: 0,75%; – per 1 maart 2012: 0,50%.
Artikel 06.04 Overuren en urentoeslagen 1.
Toeslagen en overuren worden bij voorkeur gecompenseerd in vrije tijd, tenzij de werkgever en werknemer overeenkomen de overuren en/of
2.
3.
toeslagen in geld te vergoeden. De werkgever stelt in overleg met de werknemer het tijdstip vast, waarop de bedoelde vrije tijd wordt opgenomen. Indien deze vrije tijd niet voor afloop van het vakantiejaar is opgenomen, dienen de overuren alsnog in geld te worden uitbetaald. Voor overwerk zijn de volgende toeslagen van toepassing: a. 40% voor uren op maandag t/m zaterdag; b. 100% voor uren op zondag. Voor arbeid gerealiseerd op de onderstaande uren zijn, mits geen toeslag vanwege lid 2 van dit artikel van toepassing is, de volgende toeslagen van toepassing: a. 30% voor uren vóór 06.00 uur en ná 21.00 uur; b. 50% voor uren op feestdagen (m.u.v. 5 mei); c. 100% voor uren op zondag.
Artikel 06.05 Doorbetaling loon op feestdagen 1. 2.
3.
Aan de werknemer wordt het loon op feestdagen doorbetaald, tenzij deze feestdag op een zaterdag of zondag valt. Indien door de werknemer op een niet op zondag vallende feestdag moet worden gewerkt, geldt een toeslag van 100%, behalve als de werkgever een vervangende vrije dag geeft. Indien door de werknemer op een op zondag vallende feestdag moet worden gewerkt, geldt een toeslag van 200%, of indien de werkgever een vervangende vrije dag geeft, een toeslag van 100%.
Artikel 06.06 Loonbetaling en -specificatie De werkgever is verplicht bij elke uitbetaling van het loon de werknemer een schriftelijke specificatie te verstrekken van het uitbetaalde bedrag, van de bedragen waaruit dit is samengesteld alsmede van de premies, belastingen, ingehouden bedragen en onkostenvergoedingen. De specificatie vermeldt voorts de naam van de werkgever en van de werknemer alsmede de periode waarop de betaling betrekking heeft.
Artikel 06.07 Uitzonderingen handelsvertegenwoordigers De artikelen 06.01 t/m 06.05 zijn niet van toepassing op handelsvertegenwoordigers.
Artikel 06.08 Fiscale regelingen 1.
De werknemer kan bruto inkomen in de vorm van salaris, overuren, vakantietoeslag en vakantiedagen aanwenden voor bestedingsmogelijkheden die worden geboden in fiscale regelingen. NB. Bij verlagingen van de vakantiedagen dient rekening te worden gehouden met de bepalingen opgenomen in het Burgerlijk Wetboek. Bij verlaging van het bruto loon dient rekening te worden gehouden met de bepalingen opgenomen in de Wet Minimum Loon. 2. De werknemer kan bij de werkgever een verzoek indienen tot verlaging van het bruto loon ter hoogte van de door hem in het betreffende kalenderjaar betaalde kosten voor het lidmaatschap van een werknemersorganisatie. De werkgever zal dit verzoek inwilligen en de kosten van het lidmaatschap rechtstreeks aan de vakbond voldoen. 3. Als op verzoek van de werknemer in het kader van fiscale regelingen het brutoloon naar beneden wordt bijgesteld, wordt de werkgever toch geacht te hebben voldaan aan het loonniveau zoals dat uit deze CAO voortvloeit.
HOOFDSTUK VII OVERIGE FINANCIËLE REGELINGEN
Artikel 07.01 Vakantietoeslag 1.
2.
De werknemer heeft aanspraak op een vakantietoeslag ten bedrage van ten minste 8,33% van zijn ten laste van de werkgever komende loon alsmede van de uitkeringen waarop hij tijdens de dienstbetrekking krachtens de Ziektewet aanspraak heeft. De vakantietoeslag waarop de werknemer op 30 april van het lopende jaar aanspraak heeft verworven en waarvoor nog geen vergoeding is genoten, wordt in de maand mei uitbetaald met uitsluiting van artikel 17 lid 2 van de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag.
Artikel 07.02 Afstandsvergoeding 1.
Aan de werknemer zal voor het gebruik van een eigen vervoermiddel een vergoeding worden betaald, indien de afstand van zijn woning tot de plaats van aanvang der werkzaamheden meer dan 10 km bedraagt. 2. De in lid 1 genoemde vergoeding bedraagt bij een afstand van: a. meer dan 10 km t/m 15 km € 2,30 per gewerkte dag; b. meer dan 15 km € 3,25 per gewerkte dag. Bovengenoemde vergoedingen gelden voor elke gewerkte dag, ongeacht het aantal arbeidsuren dat op die dag is gewerkt. 3. Indien de werkgever voor zijn rekening voor bedrijfsvervoer zorgt, vervalt de vergoeding op grond van het aantal kilometers uit lid 1. 4. Indien een werknemer vrijwillig verhuist naar een adres dat verder van de werkplek is gelegen, kan geen aanspraak worden gemaakt op een afstandsvergoeding gebaseerd op de nieuwe afstand doch blijft de oorspronkelijke woon-werkafstand bepalend voor de toe te kennen vergoeding als bedoeld in lid 2.
Artikel 07.03 Jubileumuitkering 1.
2. 3.
Aan een werknemer die 12,5 jaar in dienst is bij eenzelfde werkgever wordt een uitkering verstrekt ter grootte van 25% van een bruto maandloon. Aan een werknemer die 25 jaar in dienst is bij eenzelfde werkgever wordt een uitkering verstrekt ter grootte van eenmaal een bruto maandloon. De uitkeringen geschieden naar rato van het aantal gewerkte uren gedurende de laatste 10 jaar.
Artikel 07.04 Uitkering bij overlijden Indien de werknemer overlijdt, zal een overlijdensuitkering worden verstrekt op grond van het bepaalde in artikel 7:674 BW. HOOFDSTUK VIII STUDIE FACILITEITEN
Artikel 08.01 Scholingsverlof 1.
2.
Werknemers hebben recht op ten minste 10 dagdelen betaald verlof per kalenderjaar voor het volgen van cursussen waarvoor het fonds Colland Arbeidsmarktbeleid (Stosas) loonverzuim vergoedt. De keuze van de te volgen cursus(sen) geschiedt in overleg tussen werkgever en werknemer. De werknemers hebben gedurende het kalenderjaar recht op maximaal 10 dagdelen onbetaald verlof voor het volgen van cursussen die gegeven worden door de vakbeweging of Anthos dan wel door een hiermee verbonden (jongeren)organisatie of voor het volgen van een andere in
algemene zin op de agrarische bedrijfstak gerichte cursus die erkend is door het bestuur van het fonds Colland Arbeidsmarktbeleid (voorheen Stivos-bestuur). HOOFDSTUK IX ARBEIDSONGESCHIKTHEID
Artikel 09.01 Ziekmelding en controlevoorschriften De werknemer heeft zich bij arbeidsongeschiktheid en re-integratie te houden aan de wettelijke bepalingen, de voorschriften van de Arbodienst en de bedrijfsvoorschriften van de werkgever. 1. Ziekmelding. In geval van arbeidsongeschiktheid is de werknemer verplicht de werkgever daarvan voor aanvang van de arbeidstijd, doch uiterlijk 9.00 uur ’s-morgens op dezelfde dag, in kennis te stellen, tenzij de werkgever andere instructies heeft verstrekt. 2. Geneeskundige hulp inroepen. De werknemer moet binnen een redelijke termijn geneeskundige hulp inroepen en dient zich gedurende het gehele verloop van de arbeidsongeschiktheid onder behandeling van de behandelend geneeskundige te stellen en diens voorschriften op te volgen. 3. Verplichting om thuis te blijven. De werknemer dient zich overeenkomstig de controlevoorschriften van de Arbodienst beschikbaar te houden. 4. Verblijf in het buitenland. a. De werknemer heeft voor een meerdaags verblijf in het buitenland toestemming nodig van de werkgever, die daarover advies van de Arbodienst kan inwinnen. b. Op verzoek van de Arbodienst wordt bij ziekmelding of op een door de Arbodienst nader te bepalen tijdstip, door of namens de in het buitenland verblijvende werknemer, een door de daarvoor in aanmerking komende officiële instantie in het desbetreffende land afgegeven bewijs van arbeidsongeschiktheid overlegd. 5. Hervatten bij herstel. a. De werknemer hervat zijn arbeid zodra hij hiertoe in staat is. b. De werknemer hervat zijn arbeid zodra de Arbodienst hem hiertoe in staat acht. c. Indien de werknemer op advies van de Arbodienst andere arbeid dan zijn eigen arbeid gaat verrichten, meldt hij dit onmiddellijk aan de werkgever.
Artikel 09.02 Betalingsverplichtingen werkgever bij arbeidsongeschiktheid en regresrecht Voor de uitkeringspercentages genoemd in dit artikel geldt dat de werknemer zich dient te houden aan de regels die bij ziekteverzuim in de onderneming gelden en voldoende medewerking dient te verlenen aan de re-integratieverplichtingen volgens de Wet Verbetering Poortwachter (WVP). Beoordeling hiervan vindt plaats door een onafhankelijke deskundige zoals een bedrijfsarts of een arbeidsdeskundige. 1.
2.
Voor de vaststelling van het naar tijdruimte vastgestelde loon genoemd in de leden van dit artikel wordt uitgegaan van de bepalingen opgenomen in artikel 7:629 BW, te weten het loon waarop de werknemer – ware hij niet arbeidsongeschikt geworden – aanspraak had kunnen maken. Werknemers waarvan het dienstverband tijdens arbeidsongeschiktheid
eindigt, hebben met ingang van de dag na het einde dienstverband geen recht op de wettelijke loondoorbetalingverplichting zoals genoemd in artikel 7:629 BW alsmede de aanvullingen zoals in dit artikel vermeld. 3. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikte werknemers die binnen de eerste twee jaar van arbeidsongeschiktheid de IVA instromen, hebben recht op de aanvullingen op de loondoorbetalingverplichting zoals in dit artikel opgenomen. 4. Loondoorbetalingverplichtingen eerste periode van 26 weken (binnen het 1e jaar van arbeidsongeschiktheid) a. Bij arbeidsongeschiktheid zal aan de werknemer gedurende de eerste 26 weken van de wettelijke periode, als genoemd in artikel 7:629 BW, 70% van het naar tijdruimte vastgestelde loon worden doorbetaald. b. Tijdens de eerste 26 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW ontvangt de werknemer, boven de wettelijke loondoorbetaling, een aanvulling tot 100% van het naar tijdruimte vastgestelde loon. c. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid vindt uitbetaling naar rato plaats. 5. Loondoorbetalingverplichtingen tweede periode van 26 weken (binnen het 1e jaar van arbeidsongeschiktheid) a. Bij arbeidsongeschiktheid zal aan de werknemer gedurende de tweede periode van 26 weken van de wettelijke periode, als genoemd in artikel 7:629 BW, 70% van het naar tijdruimte vastgestelde loon worden doorbetaald. b. Tijdens de tweede periode van 26 weken van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW ontvangt de werknemer, boven de wettelijke loondoorbetaling, een aanvulling tot 90% van het naar tijdruimte vastgestelde loon. c. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid vindt uitbetaling naar rato plaats. 6. Loondoorbetalingverplichtingen tweede jaar van arbeidsongeschiktheid a. Bij arbeidsongeschiktheid zal aan de werknemer gedurende het 2e jaar van de wettelijke periode, als genoemd in artikel 7:629 BW, 70% van het naar tijdruimte vastgestelde loon worden doorbetaald. b. Tijdens het 2e jaar van de wettelijke periode als genoemd in artikel 7:629 BW ontvangt de werknemer, boven de wettelijke loondoorbetaling, een aanvulling tot 75% van het naar tijdruimte vastgestelde loon. Indien de werknemer voldoende medewerking verleent aan de re-integratie verplichtingen volgens de WVP wordt de aanvulling verhoogd tot 85% van het naar tijdsruimte vastgestelde loon. c. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid vindt uitbetaling naar rato plaats. 7. Loondoorbetalingverplichtingen werknemers minder dan 35% arbeidsongeschikt. Indien de werknemer in aansluiting op de periode van arbeidsongeschiktheid genoemd in lid 6 van dit artikel volgens het UWV arbeidsongeschikt is of eerder objectief is vastgesteld, maar minder dan 35%, en zolang het dienstverband gecontinueerd wordt bij dezelfde werkgever, ontvangt de werknemer 90% van het naar tijdruimte vastgestelde loon gedurende maximaal 5 jaar. De werknemer kan niet worden ontslagen voor de handicap waaruit de arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% is ontstaan. Voor andere ontslagredenen zie artikel 03.04. 8. Voor de vaststelling van de hoogte van de aanvulling op de loondoorbetalingverplichting als bedoeld in de vorige leden, geldt dat de werknemer niet meer zal ontvangen dan het overeengekomen naar
9.
tijdruimte vastgestelde loon. De werkgever heeft op grond van artikel 6:107a BW een zelfstandig verhaalsrecht in geval van arbeidsongeschiktheid van een werknemer, veroorzaakt door een aansprakelijk te stellen derde.
10. a.
11.
12.
Komt aan de werknemer naast een ZW-, WAO- of een WIAuitkering krachtens enige wettelijk voorgeschreven verzekering of uit enig fonds waarin de deelneming is bedongen bij of voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst, of een collectieve arbeidsovereenkomst, ingeval van arbeidsongeschiktheid een geldelijke vergoeding of uitkering toe, dan wordt de verplichting van de werkgever verminderd met het bedrag van die vergoedingen of uitkeringen, inclusief de ZW-, WAO- of WIAuitkering. b. De werkgever is verplicht tot de in de leden 3 t/m 7 genoemde doorbetaling en aanvulling behoudens voor zover de werknemer de in lid 10 sub a. genoemde geldelijke vergoedingen of uitkeringen niet ontvangt vanwege het zijnerzijds niet nakomen van de daarbij behorende voorschriften. Voor de vaststelling van aanvulling op de Ziektewetuitkering als bedoeld in de vorige leden, worden onder de Ziektewetuitkering mede begrepen uitkeringen en/of inkomsten die op de Ziektewetuitkering in mindering zijn gebracht. Indien en zodra de Ziektewetuitkering via de werkgever wordt uitgekeerd en deze uitkeringen na aftrek van de voorgeschreven inhoudingen hoger zijn dan het voor de werknemer geldende loon, is de werkgever verplicht ook het meerdere aan de werknemer uit te betalen.
13. a.
b.
De werkgever is bevoegd de betalingsverplichtingen die voortvloeien uit dit artikel, op te schorten voor de tijd gedurende welke de werknemer zich niet houdt aan de in deze paragraaf gegeven voorschriften omtrent het verstrekken van de inlichtingen die de werkgever behoeft om het recht op loon vast te stellen. De werkgever kan geen beroep meer doen op enige grond het loon geheel of gedeeltelijk niet te betalen of de betaling daarvan op te schorten, indien hij de werknemer daarvan geen kennis heeft gegeven binnen 4 werkdagen nadat bij hem het vermoeden van het bestaan daarvan gerezen is of redelijkerwijs had behoren te rijzen.
Artikel 09.03 Verzuimbegeleiding De werknemer heeft tijdens de eerste twee jaar van arbeidsongeschiktheid aanspraak op verzuimbegeleiding welke voortvloeit uit de Wet verbetering Poortwachter.
Artikel 09.04 Wachtdagen bij arbeidsongeschiktheid Bij werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, met een looptijd korter of gelijk aan 12 maanden, heeft de werkgever het recht om per ziektegeval één vakantiedag in te houden, met een maximum van twee vakantiedagen per jaar. Indien de arbeidsongeschiktheid van de werknemer het gevolg is van een bedrijfsongeval, worden geen vakantiedagen ingehouden.
Artikel 09.05 Vervallen van rechten bij arbeidsongeschiktheid De werknemer heeft voorts de in artikel 09.02 leden 3 t/m 7 bedoelde rechten niet:
a.
b. c.
d.
indien de arbeidsongeschiktheid door zijn opzet is veroorzaakt of het gevolg is van een gebrek waarover hij in het kader van een aanstellingskeuring valse informatie heeft verstrekt en daardoor de toetsing aan de voor de functie opgestelde belastbaarheideisen niet juist kon worden uitgevoerd; voor de tijd gedurende welke door zijn toedoen zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd; voor de tijd gedurende welke hij, hoewel daartoe in staat, zonder deugdelijke grond passende arbeid voor de werkgever of voor een door de werkgever met toestemming van de uitvoeringsinstelling waarbij deze is aangesloten aangewezen derde, waartoe de werkgever hem in de gelegenheid stelt, niet verricht; Indien de werknemer zonder gegronde redenen geen of onvoldoende medewerking verleent aan de re-integratieverplichtingen volgens de Wet Verbetering Poortwachter (WVP).
HOOFDSTUK XI UITZENDBUREAUS
Artikel 11.01 Uitzendbureaus 1. Vakkracht Voor zover niet strijdig met de betreffende uitzend CAO, zijn de bepalingen in deze CAO met betrekking tot de lonen en overige vergoedingen vanaf dag 1 van overeenkomstige toepassing op uitzendkrachten, die vakkracht zijn. 2. Vakkracht is de werknemer die een functie uitoefent welke terug te vinden is in het FUWA handboek, behorend bij deze CAO. 3. Voor zover niet strijdig met de betreffende uitzend CAO, zijn de bepalingen in deze CAO met betrekking tot de lonen en overige vergoedingen van overeenkomstige toepassing op overige uitzendkrachten, die langer dan 26 gewerkte weken arbeid verricht bij dezelfde inlener en voor dezelfde uitzendonderneming. De telling van 26 weken begint opnieuw als sprake is van een onderbreking van de verblijfsduur bij desbetreffende opdrachtgever van 26 weken of meer. 5. De (inlenende) werkgever moet zich ervan verzekeren dat de uitzendwerkgever op de uitzendkrachten de bepaling conform lid 1 en lid 3 toepast. HOOFDSTUK XII SLOTBEPALINGEN
Artikel 12.02 Beroep tegen CAO-indeling 1.
2. 3.
Werkgevers- en werknemersorganisaties, ondernemingsraden en personeelsvertegenwoordigingen hebben de mogelijkheid bij een commissie van CAO-partijen beroep in te stellen tegen de indeling van een bedrijf bij deze CAO. Op een beroep tegen de indeling conform lid 1 van dit artikel, wordt binnen een termijn van drie maanden een beslissing genomen. Verzoeken om behandeling dienen schriftelijk en gemotiveerd te worden ingediend bij de paritaire commissie Groothandel in Bloembollen, per adres Actor Bureau voor sectoradvies, postbus 28, 2700 AG Zoetermeer. Zie bijlage X.
Artikel 12.03 Dispensatie 1.
Het is mogelijk om ontheffing aan te vragen van één of meer bepalingen van deze CAO.
2. 3.
Een werkgever kan slechts ontheffing aanvragen ingeval van zwaarwichtige redenen. Verzoeken om behandeling dienen schriftelijk en gemotiveerd te worden ingediend bij de paritaire commissie Groothandel in Bloembollen, per adres Actor Bureau voor sectoradvies, postbus 28, 2700 AG Zoetermeer. Zie bijlage X.
Artikel 12.05 Bepalingen in strijd met deze CAO Bepalingen in de arbeidsovereenkomst in strijd met deze CAO zijn nietig, voor zover deze ten nadele van de werknemer zijn.
BIJLAGE I REFERENTIEFUNCTIERASTER Referentiefunctieraster voor de sector Bloembollen
Punten 0–20
Ondersteuning A Leeg
Bloembollengroothandel
Bloembollenkwekerij
Leeg
Leeg
21–35 B Medewerker huishoudelijke dienst Basis schuurmedewerker (01.01) (07.01)
Teelt-/Oogstmedewerker (06.00)
36–50 C Medewerker kantine (01.02)
Productiemedewerker A (06.01)
Medewerker verpakking (07.02)
Orderverzamelaar (01.03) Administratief Medewerker (07.06) 51–65 D Vorkheftruckchauffeur (01.04)
Logistiek schuurmedewerker (07.03)
Productiemedewerker B (06.02)
Logistiek medewerker (01.06) Assistent medewerker (06.03) 66–85 E Administratief medewerker (01.07)
Allround schuurmedewerker (07.04)
Medewerker (06.04)
Laboratorium medewerker (01.08) Telelefoniste/Receptioniste (01.09) 86–105 F Chauffeur binnenland (01.10)
Allround medewerker (06.05)
Algemeen technisch medewerker A (01.11) Boekhoudkundig medewerker (01.12) 106– 125
G Algemeen technisch medewerker B (01.13) Onderhoudsmonteur (01.14)
126–
H Boekhouder (01.15)
Assistent Schuurbaas (07.05)
Punten
Ondersteuning
145
Hoofd logistiek (01.16)
Bloembollengroothandel
BIJLAGE II
Loonschalen vanaf 1 oktober 2010
Bloembollenkwekeri Bloembollenkwekerij
Loonschalen vanaf 1 augustus 2011
Loonschalen vanaf 1 maart 2012
BIJLAGE X REGLEMENT PARITAIRE COMMISSIE Interpretatie over toepassing cao-bepalingen, cao bepalingen, behorend bij artikelen 12.02 en 12.03
Samenstelling en bevoegdheid 1.
2. 3.
4. 5.
6.
7. 8.
De werkgevers- en werknemersorganisaties die de cao voor de Groothandel in Bloembollen afsluiten, stellen een commissie in over de toepassing van de cao. Het doel van deze commissie is het bemiddelen tussen partijen ingeval sprake is van een verschil van interpretatie over de uitleg en de toepassing van bepalingen van deze cao. De commissie bestaat uit vertegenwoordigers van cao-partijen. cao partijen. De commissie bestaat uit vier leden. Twee leden worden benoemd door de werknemersorganisaties en twee leden worden benoemd door de werkgeversorganisaties. De commissie wordt bijgestaan bijgestaan door een secretaris. De commissie benoemt de secretaris. De commissie is niet bevoegd tot het behandelen van een geschil waarover bij de rechter een geding aanhangig is gemaakt, of indien het een geschil betreft waarover de rechter al uitspraak heeft heeft gedaan. Dit laat onverlet de mogelijkheid dat de rechter de commissie vraagt hem de zienswijze van de commissie te laten weten. De commissie komt zo vaak bijeen als een van de commissieleden het nodig acht, doch in ieder geval binnen een termijn van vier vier weken nadat een zaak aanhangig is gemaakt bij de commissie. De commissie heeft haar domicilie ten kantore van Actor, Postbus 28, 2700 AA Zoetermeer. De commissie kan zitting houden, beraadslagen, getuigen en deskundigen horen op elke plaats in of buiten buiten Nederland die de daartoe geschikt wordt geacht.
De behandeling door de commissie 9.
10.
11.
De behandeling vangt aan door het indienen van een bezwaarschrift door de werkgever of de werknemer. Dit bezwaarschrift moet de gegevens, adres en woonplaats vermelden van de werkgever en van de werknemer, moet gemotiveerd zijn, en een duidelijke eis bevatten, en wordt gericht aan het secretariaat. Betrokken partijen worden in de gelegenheid gesteld hetzij schriftelijk, hetzij mondeling te worden gehoord. De commissie stelt hiervoor na onderling overleg, dag, uur en plaats vast. Kosten die partijen maken ter zake van het geschil, komen voor eigen rekening, tenzij de commissie in bijzondere gevallen anders bepaalt.
Uitspraak 12.
13. 14.
16.
17.
De commissie beslist bij meerderheid van stemmen en doet uitspraak met inachtneming van deze cao, de tussen partijen gesloten overeenkomst en daarvan deel uitmakende voorwaarden en de regels van het recht. De uitspraak over de interpretatie van een cao-artikel bevat een voorstel aan partijen om uit de gerezen impasse te komen. Partijen dienen binnen 2 weken na datum van de uitspraak aan de secretaris schriftelijk te laten weten of zij akkoord gaan met de uitspraak en het bemiddelingsvoorstel. De leden van de commissie zijn geheimhouding verplicht ten aanzien van alle vertrouwelijke gegevens die hun bij de behandeling van het geschil ter kennis zijn gekomen. De commissie kan niet aansprakelijk gesteld worden voor enig handelen of nalaten met betrekking tot een geding waarop dit reglement van toepassing is.
BIJLAGE XII FUNCTIEHANDBOEK VOOR DE AGRARISCHE SECTOR GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN Het functiehandboek is niet gewijzigd ten opzichte van het handboek dat bij SZW is ingediend bij de CAO Groothandel in Bloembollen voor de periode van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2006 en is in desbetreffende cao opgenomen onder bijlage X. Mede daarom en gezien de omvang van de bijlage is ervoor gekozen deze niet te koppelen aan de Cao-tekst.
Dictum II De in dictum I opgenomen bepalingen zijn algemeen verbindend verklaard tot en met 30 juni 2012.
Dictum III Voorzover de in dictum I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.
Dictum IV Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 juli 2012 en heeft geen terugwerkende kracht.
’s-Gravenhage, 29 oktober 2010 De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze, De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving, M.H.M. van der Goes