Rapport module WWB/Participatie - December 2013 - Anoniem
2013 Periode: December, 2013 Vergelijkingsgroepen (zie voor specificatie einde rapport) Gekozen groep 1: alle organisaties waarbij: Grootteklasse 3-deling: 50.000 tot 100.000 inwoners Primaire organisatie: Ja Gekozen groep 2: alle organisaties waarbij: Primaire organisatie: Ja
Pagina 1 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
INLEIDING Voor u ligt het rapport van de module Werk&Inkomen 2013. In dit rapport vindt u aanvullend op de basisbenchmark een verdieping op de indicatoren uit de basisbenchmark. Het rapport is opgebouwd rondom de volgende hoofdonderwerpen:
• • • • • • •
Algemene kenmerken van deelnemende organisaties Volume ontwikkeling BUIG Financiën Participatie Handhaving en Maatregelen Debiteuren Bedrijfsvoering
Na een beschrijving van de uitgangssituatie van de deelnemers in hoofdstuk 1 (algemene kenmerken organisaties) komen de overige onderwerpen in de hoofdstukken 2 tot en met 7 aan de orde. De indicatoren zijn weergegeven in grafieken. Iedere grafiek is voorzien van de score van uw organisatie, en meestal ook van het gemiddelde van twee vergelijkingsgroepen. Indien u via de website geen keuzes maakt voor de vergelijkingsgroepen, dan worden de vergelijkingsgroepen samengesteld door het systeem. Vergelijkingsgroep 1 bevat standaard alle primarie organisaties die in dezelfde grootteklasse vallen als uw organisatie. Vergelijkingsgroep 2 bevat standaard alle primaire organisaties, ongeacht de grootte. De grooteklassen zijn gebaseerd op het aantal inwoners van het verzorgingsgebied. Primaire organisaties zijn de gemeenten die niet onder een ISD zijn georganiseerd, en de ISD's. U kunt de vergelijkingsgroepen aanpassen en daarbij andere organisaties of groepen van organisaties selecteren op basis van grootteklasse, arbeidsmarktregio, Coropgebied of provincie. Zodra u bent toegevoegd aan een kring van organisaties, kunt u ook uzelf vergelijken met de kring. Daarnaast kunt u uiteraard ook een vergelijking maken met individuele organisaties naar keuze. De benchmark Werk & Inkomen heeft een structuur met maandrapportages, waarbij de cijfers in de grafieken en tabellen per maand, kwartaal, of halfjaar weergegeven worden. In het tweede maandrapport van 2013 worden de resultaten over de eerste twee maanden van 2013 getoond. Het derde maandrapport laat de resultaten tot en met de derde maand van 2013 zien, enzovoort. Aan het eind van het jaar houdt u zo een jaarrapport over. Voor de grafieken geldt dat wanneer een indicator niet berekend kan worden omdat onderliggende informatie niet (volledig) aangeleverd is (omdat het niet in het uploadbestand van de organisatie zat danwel de statistiek nog niet bekend is), dat het systeem dan niet de berekening kan maken. Er wordt dan geen waarde weergegeven voor uw organisatie . Bij de tabellen geldt dat wanneer er een lege cel staat, dat die waarde niet aangeleverd is. Staat er ‘0’, dan is de waarde 0. Een cel met ‘Niet voorhanden’ betekent dat de indicator niet berekend kan worden omdat de onderliggende gegevens niet (volledig) bekend zijn. Bij berekening van de score van een vergelijkingsgroep als gevolg van een optelling wordt 'Niet voorhanden' niet meegenomen. Bij sommige tabellen en grafieken worden cijfers per kwartaal of halfjaar weergegeven. De gegevens die weergegeven worden zijn bijgewerkt tot en met de verslagmaand van het rapport. Bijvoorbeeld in het februari-rapport zit bij een grafiek of tabel met 'Kwartaal 1' wél de data van januari en februari, maar niet die van maart, ongeacht het moment waarop u februari-rapport bekijkt. Neem daarom altijd het meest recente rapport voor het meest actuele beeld. De SRG gegevens over het eerste half jaar worden pas in juli met terugwerkende kracht ingevoerd in de rapportages januari tot en met juni. Voor het tweede halfjaar worden de cijfers in januari met terugwerkende kracht vanaf juli aangepast. Pagina 2 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
Dit rapport geeft een samenvatting van de indicatoren van de module WWB/Participatie van de Benchmark Werk&Inkomen. Wenst u meer te benchmarken of wilt u uw gegevens vergelijken met andere organisaties, of op andere niveaus zoals grootteklasse, arbeidsmarktregio, Coropgebied of Provincie, dan kunt u na het inloggen op het platform deze vergelijkingen zelf maken. Ga daarvoor naar www.divosa-benchmark.nl.
Pagina 3 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
HOOFDSTUK 1: ALGEMEEN Een benchmark is bedoeld om resultaten te vergelijken. Omdat alle organisaties van elkaar verschillen, is het van belang inzicht te hebben in de uitgangssituatie en de omgeving van elke organisatie . Tabel 1.1 laat enkele algemene kenmerken zien, allen afkomstig van het CBS, die een beeld geven van de vergelijkbaarheid van de deelnemers. Tabel 1.1 Algemene kenmerken Indicator
Gemeente
Inwoners per 1 januari 2013
Gem. Groep 1
Gem. Groep 2
71.800
132.309
Inwoners jonger dan 27 jaar per 1 januari 2013
20.537
22.365
42.995
Inwoners 65 jaar of ouder per 1 januari 2013
11.014
12.359
20.373
Aantal huishoudens per 1 januari 2013
22.673
23.759
48.212
Netto participatiegraad aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de potentiële beroepsbevolking 2009-2011
67,2 %
66,5 %
67,5 %
% laag opleidingsniveau beroepsbevolking laag 2009-2011
32,7 %
34,1 %
32,1 %
% middelhoog opleidingsniveau beroepsbevolking 20092011
42,1 %
42,4 %
40,9 %
% hoog opleidingsniveau beroepsbevolking 20092011
25,2 %
23,5 %
27,0 %
Omvang bestand WWB per 1-1-2013 (inclusief IOAW, IOAZ maar exclusief Bbz, WIK)
1.878
1.608
3.790
Bijstandsdichtheid per 11-2013 aantal huishoudens in bijstand gedeeld door het totaal aantal huishoudens in de organisatie
7,7 %
6,2 %
5,8 %
Pagina 4 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
HOOFDSTUK 2: VOLUME-ONTWIKKELING BUIG Om als sociale dienst goed te kunnen sturen, is het van belang om het klantenbestand te kennen en de recente ontwikkelingen van het bestand bij te houden zodat u gerichte acties hierop kan inzetten. In dit hoofdstuk laten we zien wat de omvang van het bestand is ten opzichte van begin van dit jaar (januari 2013). De bestandomvang geven we geïndexeerd weer en absoluut, zodat u kunt zien om welke aantallen het gaat. Daarnaast worden de in- en uitstroom weergegeven en de redenen beëindiging uitkering.
VOLUME BUIG In de grafiek 2.1.1 hieronder is het absolute volume weergegeven van uw organisatie .
Om de verschillen tussen de organisaties van uw selectie onderling beter zichtbaar te maken is hieronder een grafiek opgenomen, waarvoor indexcijfers zijn gebruikt. De gegevens in grafiek 2.1.2 worden voortschrijdend weergegeven op basis van indexcijfers. Dat wil zeggen dat de index per januari 2013, de basis periode, op 100 is gesteld. Elke procentuele wijziging ten opzichte van de basis periode wordt in de grafiek zichtbaar gemaakt. De indexcijfers van het vergelijkingsgemiddelde en het benchmarkgemiddelde zijn ongewogen gemiddelden, het betreft dus gemiddelde indexcijfers.
Pagina 5 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
Naast de indexcijfers worden in tabel 2.2 ook de absolute cijfers van het BUIG volume per kwartaal van uw organisatie weergegeven. Daarnaast ziet u de omvang van het bestand per ultimo van het kwartaal van de door u gekozen vergelijkingsgroep en van de gehele benchmark. Bij de omvang van het bestand wordt gekeken naar het aantal betalingen in een maand. Uitkeringen die met terugwerkende kracht worden toegekend, worden meegeteld in de maand waarin ze uitbetaald worden. Tabel 2.2: Volume BUIG absoluut 1e 2e 3e 4e kwartaal* kwartaal* kwartaal* kwartaal* Gemeente
1.928
1.983
Groep 1
1.710
1.755
Groep 2
4.040 4.089
1.898
1.940
1.749 1.806 4.127
4.255
Pagina 6 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
IN- EN UITSTROOM Het volume wordt beïnvloed door twee factoren: de instroom en de uitstroom. Deze staan weergegeven in grafiek 2.3 (instroompercentage), 2.4 (uitstroompercentage). In grafiek 2.5 staat het percentage beëindigde uitkeringen en in grafiek 2.6 staan de redenen beëindiging uitkering afgebeeld. De instroom in het jaar wordt berekend door het aantal nieuwe uitkeringen WWB te relateren aan het volume WWB in de betreffende maand (x 100%).
* Let op: niet genoeg data ter berekening van deze waarde Uw organisatie Gemeente heeft in de laatste maand een instroompercentage van 2,1 %. Het gemiddelde van de vergelijkingsgroep 1 is 3,8 %. en van de vergelijkingsgroep 2 is dit 3,7 %. Grafiek 2.4 laat het uitstroompercentage van een maand zien. Dit wordt berekend door het aantal betalingen WWB die niet meer voorkomen in de betreffende maand te delen door het volume WWB in de betreffende maand (x 100%).
Pagina 7 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
* Let op: niet genoeg data ter berekening van deze waarde Uw organisatie Gemeente heeft in de laatste maand een uitstroompercentage van 2,7 %. Het gemiddelde van de vergelijkingsgroep 1 is 2,8 %. en van de vergelijkingsgroep 2 is dit 3,0 %. Grafiek 2.5 laat het percentage beëindigde uitkeringen van een maand zien. Dit wordt berekend door het aantal beëindigde uitkeringen WWB in de betreffende maand te delen door het volume WWB in de betreffende maand (x 100%). Een uitkering wordt als beëindigd beschouwd als deze een geldige redencode voor beëindiging heeft en een beëindigingsdatum die voor de betreffende maand ligt.
Pagina 8 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
Grafiek 2.6 laat zien wat de redenen van de beëindiging van de uitkering zijn in de laatste maand. Een goede registratie van de reden van het beëindigen van de uitkering is van belang om te bepalen welke onderdelen van het re-integratiebeleid succesvol zijn. De percentages staan in de grafiek.
Pagina 9 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
HOOFDSTUK 3: FINANCIËN
De WWB legt de financiële verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de bijstand bij de organisaties. Zij dragen het risico voor overschrijdingen bij het inkomensdeel van het budget voor de WWB. Daartegenover staat dat overschotten vrij besteedbaar zijn. In dit hoofdstuk laten we daarom een aantal indicatoren zien die de financiële situatie bij uw sociale dienst vergelijken met de financiële situatie bij andere sociale diensten. Als we het in dit hoofdstuk hebben over de uitkeringen, dan bedoelen we de uitkeringen WWB inclusief de IOAW, IOAZ en Bbz 2004. Het betreft hier dus de Wet BUIG. In dit hoofdstuk worden de volgende gegevens weergegeven: • Bruto budget/uitgaven inkomensvoorziening • Netto budget/uitgaven inkomensvoorziening • Bruto gemiddeld bedrag verstrekte uitkering • Netto gemiddeld bedrag verstrekte uitkering • Uitgaven Bijzondere Bijstand inclusief langdurigheidstoeslag. Alle gegevens worden voortschrijdend weergegeven, dat wil zeggen dat in januari de gegevens over januari worden weergegeven, in februari het gemiddelde van januari en februari, in maart het gemiddelde van januari, februari en maart etcetera.
BUDGET INKOMENSDEEL In grafiek 3.1 wordt het saldo van het budget van het inkomensdeel en de uitgaven aan uitkeringen en levensonderhoud van klanten tussen 18 en de AOW-gerechtigde leeftijd jaar in uw organisatie zichtbaar. Hierin zijn de uitgaven aan de uitkeringen WWB, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 meegenomen. De budgetten inkomensdeel worden door de benchmarkorganisatie ingevoerd, steeds naar de laatst door het ministerie van SZW bekend gemaakte budgetten. Het bruto budgetresultaat wordt berekend door de uitgaven BUIG af te zetten tegen het meest recente budget BUIG. Het ontstane verschil wordt uitgedrukt als een percentage van het budget BUIG (grafiek 3.1).
Pagina 10 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
Het netto budgetresultaat, zie grafiek 3.2, wordt berekend door het budget BUIG te verhogen met de ontvangsten terugvordering en verhaal en vervolgens daarvan de uitgaven af te trekken. Ook hier wordt het verschil afgezet tegen het meest recente budget BUIG.
GEMIDDELD BEDRAG VERSTREKTE UITKERING BUIG Grafiek 3.3 en 3.4 laat het gemiddelde bedrag van een verstrekte uitkering zien voor klanten tussen 18 en de AOW-gerechtigde leeftijd (huishoudens). Hierin is het gemiddelde tot en met het betreffende maand berekend. Het gemiddelde bedrag wordt berekend door de totale uitgaven tot en met de verslagmaand te delen door het gemiddeld aantal uitkeringen van januari tot en met de verslagmaand. (grafiek 3.3).
Het netto gemiddeld bedrag per verstrekte uitkering (grafiek 3.4) wordt berekend door de gecumuleerde ontvangsten terugvordering en verhaal af te trekken van de bruto uitgaven en Pagina 11 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
vervolgens te delen door het gemiddeld aantal uitkeringen van januari tot en met de verslagmaand. In het netto bedrag zijn de premies en belastingen die ten laste komen van de uitbetaalde uitkering meegenomen. Dat is niet het geval met het bruto bedrag.
Er kunnen meerdere oorzaken zijn voor verschillen in het gemiddelde bedrag per uitkering. De samenstelling van het bestand kan hierbij een rol spelen. Alleenstaanden en jongeren onder de 27 jaar hebben een lagere bijstandsnorm dan alleenstaande ouders en gehuwden. Gemeenten met een relatief hoog aandeel gehuwden in het bestand zullen een hoger gemiddeld bedrag per uitkering hebben. Het gemiddelde kan ook sterk worden beïnvloed door het verrekenen van inkomsten uit bijvoorbeeld parttime arbeid. Een beperkt effect op het gemiddeld bedrag per uitkering hebben verder de hoogte van toeslagen en verlagingen zoals vastgelegd in de gemeentelijke toeslagenverordening, en de hoogte van maatregelen (vastgelegd in de gemeentelijke maatregelenverordening) als de klant zijn verplichtingen niet nakomt en de stringentheid waarmee de organisatie dit toepast. Op het platform kunt u inzien hoe de prijs van de uitkering in uw organisatie is opgebouwd.
MINIMABELEID Het minimabeleid heeft tot doel om klanten (en anderen met een laag inkomen) te ondersteunen zodat zij kunnen participeren in de samenleving. Het minimabeleid wordt ingezet om ervoor te zorgen dat klanten volwaardig in hun eigen bestaan kunnen voorzien. Grafiek 3.5 laat de uitgaven op jaarbasis aan bijzondere bijstand (inclusief langdurigheidstoeslag) per huishouden zien.
Pagina 12 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
Pagina 13 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
HOOFDSTUK 4: PARTICIPATIE In dit hoofdstuk laten we zien in hoeverre het klantenbestand participeert. We kijken hierbij naar het deel van het bestand dat werkt, of een ontheffing heeft, en welk bedrag gemiddeld aan parttime inkomsten binnenkomt. Daarnaast kijken we naar de inzet van voorzieningen, de doorlooptijd van voorzieningen, de redenen van beëindiging van voorzieningen en de kosten van de trajecten.
KLANTEN MET EN ZONDER (PARTTIME) WERK In de grafiek 4.1 staat weergegeven welk deel van het klantenbestand parttime werkt. In grafiek 4.2. staan de gemiddelde inkomsten van het parttime werk weergegeven. Grafiek 4.3 toont dat deel van het klantenbestand dat een volledige ontheffing heeft. Tot slot geeft grafiek 4.4 weer welk deel van het bestand een opgelegde tegenprestatie moet leveren voor de uitkering.
Grafiek 4.2 laat zien welk bedrag gemiddeld uit deeltijdarbeid wordt verkregen. Dit is berekend door het gemiddelde bedrag aan inkomsten in de lopende maand te delen door het aantal personen dat in die maand een betrekking in deeltijd hebben.
Pagina 14 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
De WWB, en andere aanverwante regelingen, legt in beginsel aan iedereen de verplichting op om naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden. Wanneer klanten om medische of sociale redenen niet beschikbaar zijn voor arbeid dan kan om die reden een ontheffing worden verleend van de arbeidsverplichting. Grafiek 4.3 laat zien hoeveel individuele ontheffingen als percentage van het totale bestand (inclusief partners) er zijn verleend.
Het gemeentebestuur kan van een klant verlangen dat hij of zij voor het ontvangen van een uitkering een tegenprestatie verricht. De organisatie is daarbij vrij om de aard en de vorm van de tegenprestatie in te vullen. In grafiek 4.4 is aangegeven hoeveel klanten als percentage van het totaal aantal klanten een tegenprestatie leveren voor het ontvangen van een uitkering.
Pagina 15 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
RE-INTEGRATIE Wanneer klanten (nog) niet aan het werk zijn kunnen re-integratievoorzieningen ingezet worden om de klanten weer dichter bij de arbeidsmarkt te brengen. In de volgende grafieken ziet u achtereenvolgens het % klanten dat een of meerdere voorzieningen heeft (grafiek 4.5), welke voorzieningen er ingezet zijn voor de klanten (grafiek 4.6), de verdeling van de klanten op de reintegratieladder (grafiek 4.7) en de totale doorlooptijd van alle ingezette voorzieningen (grafiek 4.8). De effecten van deze voorzieningen komen in de grafieken 4.9 (uitstroom na de voorziening) en 4.10 aan bod (kosten per geslaagd traject). Overigens zijn al deze gegevens afkomstig uit de SRG (Statistiek Re-integratie Gemeenten) en presenteren we hier de halfjaarcijfers. Een re-integratievoorziening is datgene dat dient om de klant uiteindelijk aan werk te helpen. Een voorziening is dus gericht op arbeidsinschakeling. Voorbeelden van een voorziening is scholing, training, een stage, de ‘oude’ gesubsidieerde arbeid: WIW/ID-baan en het inzetten van een loonkostensubsidie.
Pagina 16 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
In grafiek 4.6 is zichtbaar gemaakt hoeveel klanten gebruik maken van een bepaalde voorziening.
In grafiek 4.7 wordt aangegeven wat de re-integratiepositie op de re-integratieladder is van een persoon. De re-integratieladder bestaat uit zes treden, waarbij regulier werk zonder ondersteuning de hoogste positie is en de positie zorg de laagste.
Pagina 17 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
Grafiek 4.8 laat de gemiddelde doorlooptijd van alle voorzieningen zien per halfjaar.
Een voorziening is geslaagd als deze is afgerond, dit betekent dat de klant de gehele voorziening met succes heeft doorlopen. In grafiek 4.9 is weergegeven wat de reden tot het beëindigen van de voorziening is geweest ten opzichte van het totaal aantal voorzieningen. Daarnaast laat de grafiek ook zien hoe groot het percentage is van het aantal voorzieningen dat wordt voortgezet.
Pagina 18 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
In grafiek 4.10 is een berekening gemaakt van de kosten per geslaagde voorziening. Bij deze berekening worden de kosten van re-integratie gedeeld door het aantal voorzieningen die zijn afgerond.
Pagina 19 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
HOOFDSTUK 5: HANDHAVING EN MAATREGELEN
De organisatie kan de bijstand verlagen als de uitkeringsgerechtigde de opgelegde verplichtingen niet nakomt. Dat kan leiden tot een lagere bijstandsuitkering. Hieronder ziet u in een aantal grafieken weergegeven hoe vaak organisaties maatregelen opleggen, het aantal geconstateerde fraudegevallen en het bedrag aan fraude ten opzichte van de uitkeringen levensonderhoud (I-deel).
MAATREGELEN Indien een klant niet aan de verplichtingen voldoet dan kan een maatregel tot verlaging van de uitkering worden opgelegd. In grafiek 5.1 is berekend hoe groot de omvang van de opgelegde maatregelen in euro’s is ten opzichte van de uitgaven BUIG. Zowel de opgelegde verminderingen in euro’s als de uitgaven zijn tot en met de verslagmaand gecumuleerd weergegeven.
Pagina 20 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
Grafiek 5.2 geeft de maatregelquote weer, dit is het totaal aantal uitkeringen (betalingen) in een maand waarop een maatregel is toegepast, gedeeld door het volume WWB in die maand.
FRAUDE Voor de sociale dienst is het zaak om fraude (misbruik of oneigenlijk gebruik van de uitkering) tegen te gaan. De volgende twee grafieken geven een indicatie van de inspanning op het terrein van handhaving, respectievelijk de effectiviteit van de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik in uw organisatie . Grafiek 5.3 toont de fraudequote, het aantal gecumuleerde geconstateerde fraudegevallen als percentage van het klantenbestand.
Pagina 21 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
Grafiek 5.4 is een weergave van de verhouding tussen het gecumuleerde fraudebedrag tot en met de verslagmaand en de totale uitgaven van de uitkeringen levensonderhoud. Dit percentage geeft aan welk deel van de uitgaven BUIG toe te schrijven is aan het bedrag van de geconstateerde fraude
Pagina 22 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
HOOFDSTUK 6: DEBITEUREN Voor organisaties zijn terugvordering en verhaal een bevoegdheid geworden. Elke organisatie kan zelf kiezen of en in welke gevallen zij van deze bevoegdheid gebruik wil maken. Veel organisaties maken gebruik van deze bevoegdheid. De geschatte ontvangsten op terugvordering en verhaal zijn door het Rijk in mindering gebracht op het macrobudget van organisaties. Van de organisaties wordt verwacht dat zij dit ontbrekende deel zelf terugverdienen. Om het bedrag terug te krijgen is het van belang dat de organisaties een geschikt incassobeleid hebben. In dit rapport wordt dit incassobeleid op twee manieren gemeten. In de eerste plaats worden de ontvangsten gerelateerd aan het gemiddeld uitstaande saldo terugvordering en verhaal. Het berekende percentage, de incassoquote, geeft weer hoeveel op het uitstaande bedrag aan vorderingen wordt ontvangen. Daarnaast wordt gekeken naar op hoeveel vorderingen daadwerkelijk wordt afgelost.
INCASSOQUOTE De incassoquote (grafiek 6.1) geeft aan wat de gecumuleerde ontvangsten (op jaarbasis) zijn tegen het gemiddelde uitstaande saldo vorderingen BUIG. Een hoge ontvangst leidt tot een hogere uitkomst van de incassoquote. De incassoquote is gevoelig voor zogeheten noemereffect, dat wil zeggen dat de quote daalt bij gelijk blijvende ontvangsten en sterk stijgend bedrag aan vorderingen.
DAADWERKELIJKE AFLOSSINGEN Van belang is dat op zo veel mogelijk vorderingen wordt afgelost. In grafiek 6.2 wordt het percentage weergegeven op hoeveel vorderingen daadwerkelijk wordt afgelost. Dit is berekend door het aantal vorderingen BUIG in de verslagmaand, waarop een bedrag is afgelost te delen door het totaal aantal openstaande vorderingen BUIG (x 100%).
Pagina 23 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
Pagina 24 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
HOOFDSTUK 7: BEDRIJFSVOERING De nadruk in de WWB ligt bij het stimuleren van klanten richting de arbeidsmarkt. Desondanks blijft de verstrekking van een uitkering aan huishoudens die niet in hun eigen inkomen kunnen voorzien een basistaak. In dit hoofdstuk wordt een aantal indicatoren gepresenteerd die gezamenlijk een indruk geven van de uitvoering door uw organisatie op het onderdeel inkomen en re-integratie.
PERSONEELSKOSTEN In grafiek 7.1 zijn de kosten per klant weergegeven. Dit is berekend door het totaal aan personele kosten van uw organisatie die zijn toegerekend aan de uitvoering van de Wet BUIG (dus WWB, IOAW, IOAZ en Bbz 2004), inclusief de kosten van inhuur van externen, door het aantal klanten te delen.
De totale loonkosten bestaan uit personele kosten ambtelijk personeel en de kosten van inhuur derden. In grafiek 7.2 worden de kosten van inhuur derden afgezet tegen de totale loonkosten.
Pagina 25 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
PERSONEELSFORMATIE Een indicator die de relatieve personeelsomvang globaal in beeld brengt is het gemiddelde aantal klanten per fte (zie grafiek 7.3). Bij de berekening van het aantal fte’s is uitgegaan van alle fte’s die bij de uitvoering van de WWB zijn betrokken, dus ook indirecte functies (bijvoorbeeld automatisering, management). Grafiek 7.3 is inclusief de naar FTE omgerekende inhuur van derden.
Grafiek 7.4 laat het ziekteverzuim tot het betreffende kwartaal zien. Een hoog ziekteverzuim kan leiden tot achterstanden bij de werkzaamheden en/of extra kosten voor de inhuur van vervangende krachten. Met ingang van 2011 hanteren we hier de nieuwe definitie van het A+O Fonds Gemeenten. In deze definitie wordt rekening gehouden met de personen die in deeltijd werken.
Pagina 26 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
SNELHEID BEHANDELING AANVRAGEN Grafiek 7.5 toont de gemiddelde doorlooptijd gemeten in kalenderdagen van aanvragen voor een uitkering Wet BUIG (exclusief Bbz). De doorlooptijd is gedefinieerd als de periode tussen de indiening van de aanvraag en de afgifte van de beschikking. Een eventuele hersteltermijn is in de berekening meegenomen. Een lange termijn van afhandeling zorgt wel voor extra werk omdat na 4 weken een voorschot verleend moet worden aan de klant. In grafiek 7.6 wordt de doorlooptijd van de aanvragen Bijzondere Bijstand weergegeven in kalenderdagen.
Pagina 27 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
* Let op: niet genoeg data ter berekening van deze waarde
EFFICIËNTIERATIO In grafiek 7.7 wordt de efficiëntieratio weergegeven. Dit is de verhouding tussen uitvoeringskosten (de totale personeelskosten) en de programmakosten (BUIG, participatiefonds onderdeel re-integratie en Bijzondere Bijstand inclusief langdurigheidstoeslag). De efficiëntieratio laat u zien hoeveel personele kosten moet worden ingezet om € 100 programmakosten te realiseren.
Pagina 28 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013
OVERZICHT GESELECTEERDE ORGANISATIES Vergelijkingsgroep 1
Vergelijkingsgroep 2
In deze anonime versie is de lijst met gemeenten van vergelijkingsgroep 1 weggelaten
In deze anonime versie is de lijst met gemeenten van vergelijkingsgroep 2 weggelaten
*Dit is het einde van het rapport*
Pagina 29 / 29 - Rapport module WWB/Participatie - 2013