operating instructions bedieningshandleiding manuel de l’utilisateur bedienungsanweisung istruzioni per l’uso instuções de utilização manuel de instrucciones Çalıs¸tırma talimatları
TRW – Safety
Bedieningsinstructies Onderdeelnummer I317289 (NL)
Uitgave 7
Onderdeelnummer I317289 (NL) - Uitgave 7
TRW – Safety
Inhoud
Inleiding Samenvatting............................................................ Displayscherm .......................................................... Toetsenblok .............................................................. Verbinding................................................................. Veiligheidsinstructies ................................................ Communicatieproblemen .........................................
1 6 6 7 8 8
Scanfunctie - EOBD Wat is EOBD?........................................................... 9 Voertuigen identificeren die aan de norm voldoen . 10 Diagnostische foutcodes ........................................ 11 EOBD-foutcodes toelichten .................................... 12 De scanfunctie gebruiken ....................................... 13 Menu-opties............................................................ 16
FastCheck Inleiding .................................................................. 19 Veiligheidsinstructies .............................................. 20 FastCheck ABS ....................................................... 22 FastCheck Airbag.................................................... 26 FastCheck Klimaat .................................................. 32 FastCheck P-Rem ................................................... 35 Fabrikant toepassingen - EMS ................................ 36 FastCheck EPB ....................................................... 86 FastCheck SAS ..................................................... 103 FastCheck Service ................................................ 108 Fastcheck TPMS................................................... 126 Locaties diagnose-aansluiting ............................... 135
Gebruikersmenu Samenvatting........................................................ Veiligheid .............................................................. CAN-converter (update firmware)......................... Multiplexerkabel (update firmware) ......................
155 157 158 159
Algemene informatie Reinigen................................................................ 161 Software-updates ................................................. 161 Specificatie ........................................................... 162
i
Inhoud
Conformiteitsverklaring......................................... 162
Bijlage A: Overzicht Woordenlijst.......................................................... 163
Bijlage B: Kabels Kabelidentificatie................................................... 167
Bijlage C: Compatibiliteit met fabrikant Scanfunctie ........................................................... 175 FastCheck-functies ............................................... 176
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Indicator herinnering onderhoudsbeurt (SRI) ........ Alfa Romeo ........................................................... Audi....................................................................... BMW..................................................................... Citroën .................................................................. Fiat ........................................................................ Ford....................................................................... GM Vauxhall/Opel ................................................. Lancia.................................................................... Land Rover............................................................ Mercedes.............................................................. Peugeot................................................................. Renault.................................................................. Smart .................................................................... Volkswagen........................................................... Volvo .....................................................................
ii
177 177 178 179 180 187 188 189 190 191 193 194 200 206 207 208
Inleiding Samenvatting Inleiding
Bijna alle nieuwe wegvoertuigen en diverse oudere voertuigen zijn uitgerust met meerdere regeleenheden die verschillende aspecten van het voertuig controleren en aansturen, zoals de motor, de transmissie, de carrosserie, de vering, enz. De TRW-easycheck servicetool is specifiek ontworpen om aangesloten te worden op en te communiceren met een aantal van deze regeleenheden. Hieruit kan de gebruiker informatie halen (bijvoorbeeld diagnostische foutcodes) ter ondersteuning bij het diagnosticeren van systeemproblemen.
OM0947
De beschikbare functies op de TRW-easycheck servicetool zijn afhankelijk van het aantal aangeschafte functies die werden aangekocht. Extra functies kunnen afzonderlijk worden aangekocht. Voor meer informatie dient u contact op te nemen met het Product Support Team door te bellen naar het gratis telefoonnummer 00800 2002 8282 of via de website www.trwaftermarket.com/easycheck. Scan (scannen) Met de EOBD (European On-Board Diagnostic)-scanfunctie heeft u toegang tot emissiegerelateerde gegevens van het voertuig via de OBD-functie. Zoals onder andere de MI (Malfunction Indicator)-status, fouten lezen en wissen, live data, O2 sensortests, stilstaandbeeld data, enz. EMS (motormanagementsysteem) FastCheck ABS stelt u in staat om iedere foutcode die door het geselecteerde systeem is opgeslagen te lezen en te wissen. Extra functies kunnen beschikbaar zijn zoals live data, actuatortests, programmeren van onderhoud en verstuivers afhankelijk van het geselecteerde systeem.
1
Inleiding Remmen FastCheck ABS stelt u in staat om iedere foutcode die door het geselecteerde systeem is opgeslagen te lezen en te wissen. FastCheck EPB (Electronic Parking Brake) stelt u in staat iedere foutcode die door het geselecteerde systeem is opgeslagen te lezen en te wissen en kan bovendien worden gebruikt tijdens controles van de remwerking of het vervangen van de remblokken. SRS - extra veiligheidssystemen FastCheck Airbag stelt u in staat iedere foutcode die door het geselecteerde systeem is opgeslagen te lezen en te wissen. Klimaat FastCheck Klimaat stelt u in staat om iedere foutcode die door het geselecteerde systeem is opgeslagen te lezen en te wissen. SAS FastCheck SAS (Steering Angle Sensor) stelt u in staat iedere foutcode die door het geselecteerde systeem is opgeslagen te lezen en te wissen en kan bovendien worden gebruikt om de stuurhoeksensor te kalibreren. Service Via FastCheck Service kunt u afhankelijk van het voertuig de indicator voor het olieonderhoudsinterval en de waarschuwingslichten voor onderhoud en controle resetten. TPMS (controlesysteem van de banddruk) De "TPMS" (Tyre Pressure Monitoring System)-functie kan worden gebruikt om de TPMS-ventielen van de autobanden te herprogrammeren naar de controlmodule. Als u de servicetool de eerste keer gebruikt, is het raadzaam dat u deze instructies en veiligheidsvoorschriften volledig doorleest voordat u begint met het testen van het voertuig. Aan de slag Sluit de Multiplexerkabel (YTD965) of de EOBD-kabel (YTD950) aan op de servicetool en de diagnose-aansluiting van hetvoertuig. Als het geheel is aangesloten, wordt het nummer van de actuele softwareversie weergegeven.
2
Inleiding Units registreren en vrijgeven Een nieuwe of geüpdate servicetool heeft een beveiligingscode nodig om de specifieke functies vrij te geven. Om de servicetool te registreren moet u inloggen op de website www.trwaftermarket.com/easycheck en de link naar het administratiecentrum selecteren. Automatische activering via de website is mogelijk als u een updatekabel heeft. Of als alternatief, nadat u de beveiligingscode van de website hebt gekregen, dient u de volgende procedure te volgen om de servicetool te ontgrendelen: 1. Selecteer in het hoofdmenu de optie "Gebruikersmenu". 2. Selecteer in het gebruikersmenu de optie "Beveiliging". 3. Selecteer in het menu Beveiliging de optie "Inv bev. sleutel". 4. Scroll met behulp van de
en
5. Bevestig ieder teken door de
toetsen door de alfa/numerieke tekenlijst. toets in te drukken.
Als u een fout maakt gebruik dan de toets en voer het correcte teken in. Druk op de toets om de code opnieuw in te voeren. 6. Als u verzocht wordt om het wachtwoord te bevestigen, dient u de te drukken.
toets in
7. Schakel de servicetool uit door de voedingsbron los te koppelen. 8. Sluit de voedingsbron opnieuw aan om de scantool te starten. Het scherm zou nu een lijst met de functies moeten weergeven. Overige ondersteuning kan worden verkregen door naar het volgende gratis telefoonnummer te bellen: 00800 2002 8282.
3
Inleiding Inhoud kit
5 4 3 2
1 12
10 11
D C B
I J A L
K
4 3
2 1 OM1386
TRW-easycheck-kit (YTD700, YTD701)
1. Servicetool 2. EOBD-kabel 3. Koffer 4. Cd-rom met bedieningsinstructies 5. EOBD pin-schakelkabel
4
Inleiding
2 1
4 3 TRW0045
TRW-easycheck-kit (YTD702, YTD703, YTD704)
1. Servicetool 2. Koffer 3. Cd-rom met bedieningsinstructies 4. Multiplexerkabel
5
Inleiding Displayscherm Het scherm servicetool is een LCD-scherm met achtergrondverlichting, waarop vier rijen tekst van twintig tekens kunnen worden weergegeven.
Toetsenblok
OM0941
De servicetool wordt bediend via een toetsenblok met 6 knoppen. De onderstaande tabel geeft een omschrijving van de knoppen van het toetsenblok en de functionaliteit hiervan. Toets
Functie Selecteer een menu-optie, Ga verder of Ja. Een menu afsluiten of Nee. Scroll omhoog in een menu of tekst. Scroll omlaag in een menu of tekst. Scroll naar links en rechts. Zorg voor contextafhankelijke hulp (daar waar beschikbaar).
6
Inleiding Verbinding
OM0948
De servicetool heeft een 15-wegsaansluiting die communicatie met het voertuig via diverse interfacekabels mogelijk maakt. Met behulp van de EOBD (J1962) diagnoseaansluiting van het voertuig of met een systeemspecifieke aansluiting, kunt u het apparaat aansluiten op het specifieke systeem. Raadpleeg de"Voertuigapplicatielijst" om de correcte kabel te bepalen. Als u de kabel op de servicetool aansluit, bevestig de kabel dan altijd stevig met de bevestigingsschroeven om te voorkomen dat de servicetool per ongeluk losraakt tijdens gebruik.
7
Inleiding Veiligheidsinstructies De volgende richtlijnen zijn enerzijds bedoeld om de veiligheid van de gebruiker te waarborgen en anderzijds om schade aan elektrische en elektronische onderdelen, waarmee het voertuig is uitgerust, te voorkomen. Apparatuur - zorg ervoor dat de servicetool, de kabelbomen en de aansluitingen in goede staat verkeren, voordat u begint met het uitvoeren van de testprocedure op het voertuig. Polariteit - neem altijd de juiste polariteit in acht als de servicetool wordt aangesloten op de accu van het voertuig. Voor het uitvoeren van een test op een voertuig, dient altijd de volgende procedure in acht te worden genomen: Controleer of het voertuig op de handrem /parkeerrem staat. Controleer of neutraal of parkeren is geselecteerd. Houd de testapparatuur en kabelbomen uit de buurt van hoogspanningsdraden. Let op bewegende motoronderdelen. Laat de motor niet draaien in een kleine ruimte zonder adequate ventilatie.
Communicatieproblemen Indien er geen communicatie met het voertuig kan worden opgezet, volg dan de onderstaande procedure: 1. Controleer of het juiste systeem uit het menu werd gekozen. 2. Controleer of de juiste kabel werd gebruikt aan de hand van de applicatielijst. 3. Maak de beide uiteinden van de kabel los en let op dat er geen pinnen verbogen of omgeklapt worden. 4. Reset de regeleenheid van het voertuig door het contact UIT en weer IN te schakelen, de servicetool los te koppelen en weer aan te sluiten en probeer het nogmaals. Als er nog steeds geen verbinding kan worden gemaakt, neem dan contact op met de helpdesk van het Product Support Team voor verdere ondersteuning.
8
Scanfunctie - EOBD Wat is EOBD? Scanfunctie - EOBD
De American Environmental Protection Agency en de Europese regering hebben doelstellingen gesteld, om de vervuilingsniveaus die geproduceerd worden door personen- en bedrijfsvoertuigen te verminderen. Om er voor te zorgen dat deze doelstellingen worden gehaald, worden fabrikanten verzocht om nieuwe voertuigen te bouwen die voldoen aan de emissienormen. De fabrikanten moeten bovendien de emissienormen handhaven tot de nuttige gebruiksduur (levensduur) van het voertuig. Om er voor te zorgen dat aan deze normen wordt voldaan en dat deze gehandhaafd blijven, zijn de voertuigen uitgerust met boorddiagnosesystemen die de integriteit en effectiviteit van emissiegerelateerde onderdelen controleren. Daar voertuigen steeds complexer worden, worden vele systemen waarmee zij zijn uitgerust aangestuurd door elektronische regeleenheden. De meeste voertuigen hebben tegenwoordig meerdere regeleenheden (bijvoorbeeld de motor, de transmissie, de carrosserie, de wielophanging, enz.), die u op verschillende plaatsen in het voertuig aantreft. De boorddiagnosesystemen zijn geïntegreerd in de regeleenheden van het voertuig. Door de vele voertuigen en fabrikanten van onderdelen is er een algemene interface nodig om met deze regeleenheden te communiceren. In 1988 riep de SAE (Society of Automotive Engineers) een norm in het leven, die een standaard diagnoseaansluiting (J1962) definieert en een aantal diagnostische testsignalen. Met de overeengekomen diagnose-aansluiting en de diagnostische signalen, werd er een andere norm geproduceerd die een universele controle definieert en een diagnosemethode, om er voor te zorgen dat een voertuig presteert overeenkomstig de Original Equipment Manufacturer (OEM) specificaties. Deze norm staat bekend als EOBD (Europese boorddiagnosesystemen). De basisvereiste waaraan een EOBD-systeem moet voldoen is dat in geval van een defect in een onderdeel dat betrekking heeft op de emissie, een diagnostische foutcode (DTC) wordt opgeslagen in het geheugen van de regeleenheid en dat er een storingsindicatielampje (MIL) gaat branden op het instrumentenpaneel van het voertuig, om de bestuurder te waarschuwen. De DTC kan worden opgehaald met behulp van diagnosetools, waarmee het type en de status van de fout kan worden bepaald.
9
Scanfunctie - EOBD Voertuigen identificeren die aan de norm voldoen Alle voertuigen met benzinemotor die vanaf 2000 zijn geproduceerd moeten voldoen aan de EOBD-norm. Sommige fabrikanten introduceerde de boorddiagnosesystemen al vanaf 1994, deze voldeden echter niet allemaal 100% aan deze norm. Alle voertuigen met dieselmotoren kunnen vanaf 2004 ondersteuning verwachten. Dit betekent dat diagnostische informatie die betrekking heeft op de emissie van voertuigen, met behulp van de scantool verkregen kan worden via de J1962 diagnose-aansluiting van het voertuig. De scantool kan met behulp van een van de vijf diagnostische communicatieprotocollen die in de norm zijn gedefinieerd, communiceren met voertuigen die voldoen aan de EOBD-norm. Deze zijn ISO 9141. Keyword 2000 (oorspronkelijk een Europees protocol). J1850 PWM (pulsmodulerend), protocol gebruikt door Ford. J1850 VPW (variabel pulsmodulerend) gebruikt door General Motors bij voertuigen die ontworpen zijn in de VS. CAN (controller area network) wordt momenteel wettelijk vastgelegd en zal in de toekomst waarschijnlijk een vast diagnostisch communicatiesysteem worden. Een Europees protocol. Meestal kan men erachter komen wat een specifiek voertuig gebruikt, door de diagnose-aansluiting te onderzoeken (zoals hieronder). De software van de scantool detecteert echter automatisch het protocol dat gebruikt wordt op het voertuig waarop de scantool is aangesloten. Als de diagnose-aansluiting een pin in positie "7" of "15" heeft, gebruikt het voertuig ofwel het ISO 9141 of het Keyword 2000 protocol. Indien de diagnostische aansluiting een pin heeft in de '2' or '10' positie, dan gebruikt het voertuig een van de SAE J1850 protocollen. Indien de diagnostische aansluiting een pin heeft in de '6' of '14' positie, dan gebruikt het voertuig het CAN-protocol.
OPMERKING: Ofschoon er verschillende elektrische EOBD verbindingsprotocollen bestaan, wordt de besturingsinstelling bevestigd volgens de SAE J1979 norm.
10
Scanfunctie - EOBD Diagnostische foutcodes Diagnostische foutcodes (DTC's) worden verdeeld in verplichte en vrijwillige codes. Verplichte codes worden toegewezen door de ISO (International Standards Organisation) en de SAE (Society of Automotive Engineers). Vrijwillige codes worden toegewezen door de diverse autofabrikanten. Deze codes zijn fabrikantspecifiek en soms voertuigspecifiek. ISO/SAE gecontroleerde diagnostische foutcodes zijn die codes waarover de bedrijfstak uniformiteit heeft bereikt. Deze codes werden geacht algemeen genoeg te zijn voor de meeste applicaties van fabrikanten, om hier een algemeen nummer en een foutmelding aan toe te wijzen. Alle niet gespecificeerde nummers in iedere groepering zijn gereserveerd voor toekomstige uitbreiding. Ofschoon onderhoudsprocedures per fabrikant enorm verschillend kunnen zijn, is de aangegeven fout algemeen genoeg om hier een speciale foutcode aan toe te wijzen. Codes in dit gebied dienen niet door fabrikanten te worden gebruikt totdat deze door de ISO/SAE zijn goedgekeurd. Gebieden binnen ieder foutcodeblok zijn beschikbaar gesteld voor fabrikant-eigen DTC's. Dit zijn foutcodes die door het merendeel van de fabrikanten normaliter niet worden gebruikt vanwege de fundamentele systeemverschillen, implementatieverschillen of verschillen in diagnostische strategie.
11
Scanfunctie - EOBD EOBD-foutcodes toelichten Gebruik de volgende regels om de basisbetekenis van een EOBD-foutcode te bepalen. A
Aandrijflijn
B los
Carrosserie
°C
Chassis
U
Netwerk
Het eerste karakter (teken) geeft het gebied van het voertuig aan dat van toepassing is op de gegenereerde code. 0
Standaard (SAE) code
1
Eigen code fabrikant
Het tweede karakter (teken) geeft het type code aan: 1
Brandstof- en luchtdosering
2
Brandstof- en luchtdosering, speciaal injectiecircuit
3
Ontstekingssysteem en overslagdetectie
4
Aanvullende emissieregelingen
5
Rijsnelheidsregelsysteem en stationair regelsysteem
6
Uitvoercircuit computer
7
Transmissie gerelateerde fouten
8
Transmissie gerelateerde fouten
Als het eerste karakter een 'A' (Aandrijflijn) is, dan geeft het derde karakter het betreffende specifieke aandrijflijnsysteem aan: De laatste twee karakters geven de specifieke fout aan, zoals bij boorddiagnosesystemen.
12
Scanfunctie - EOBD De scanfunctie gebruiken Aansluiting en basisbediening 1. Sluit de Multiplexerkabel (YTD965) of de EOBD (J1962)-kabel (YTD950) aan op de servicetool en draai de bevestigingsschroeven vast. 2. Zorg er voor dat de contactschakelaar van het voertuig in de stand '0' (volledig UIT) staat.
J1962 diagnose-aansluiting
3. Sluit de servicetool via de J1962 diagnose-aansluiting aan op het voertuig. Deze stekker bevindt zich normaliter in het passagierscompartiment, in de buurt van de voetruimte van de bestuurder. Zie de informatie van de fabrikant van het voertuig voor de exacte plaats. De voeding voor de servicetool wordt geleverd door de diagnose-aansluiting. Als de scantool is aangesloten op de diagnose-aansluiting, zal de scantool een interne zelftest uitvoeren. Vervolgens zal het scherm de datum van de actuele softwareversie weergeven en dan pas het hoofdmenu. HOOFDMENU 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
EOBD FastCheck ABS FastCheck Airbag FastCheck Klimat FastCheck P-Rem FastCheck EPB FastCheck SAS FastCheck Service FastCheck TPMS Gebruikersmenu
4. Gebruik de toetsen en om de EOBD-menufunctie te selecteren. Druk op om de selectie te bevestigen. 5. Schakel de ontsteking in als hierom wordt gevraagd en druk vervolgens op de toets om dit te bevestigen. De servicetool probeert dan te communiceren met de boorddiagnosesystemen van het voertuig.
13
Scanfunctie - EOBD
Gegevensverbinding tot stand brengen met regeleenheden van het voertuig Even wachten a.u.b...
6. Als het voertuigsysteem niet voldoet aan de EOBD-norm of als er sprake is van een aansluitprobleem, wordt het scherm "Even wachten a.u.b." vervangen door helpschermen. Als de communicatie met de boorddiagnosesystemen succesvol is, zal het display melden dat de servicetool de systeemgereedheidstests van het voertuig controleert. OPMERKING: Het contact van het voertuig moet zijn ingeschakeld, om succesvol te kunnen communiceren met de regeleenheden van het voertuig. 7. De servicetool controleert welke van de systeemgereedheidstests draaien en succesvol zijn afgerond. Het scherm zal u daarna de status hiervan weergeven. Druk op de toets om verder te gaan. OPMERKING: De servicetool controleert altijd de status van de systeemgereedheidstests, voordat het bedieningsmenu van de EOBD wordt weergegeven. 8. Het scherm geeft u dan de mogelijkheid om de status van de tests die uitgevoerd zijn op de emissie gerelateerde systemen en onderdelen weer te geven. Druk op de toets om de resultaten weer te geven. Druk op de toets om de resultaten over te slaan en naar het EOBDbedieningsmenu te gaan. EOBD-WERKING 1. MI-status 2. Bekijken DTC's 3. DTCs wissen 4. Live Data 5. O2-sensortests 6. Inzien stilst.bld 7. Niet-continu 8. Continue tests 9. Systeemregeling 10. Voertuiginfo. 11. OBD-status 12. Systeemgereedheid 13. Algemene infor 14. Testerinstelling
14
Scanfunctie - EOBD 9. Gebruik de toetsen en om de gewenste applicatie te selecteren en druk op om de selectie te bevestigen. Gemakkelijke Resetfaciliteit Om de scantool te resetten zonder deze van het voertuig los te koppelen, dient u tegelijkertijd de , , en toetsen in te drukken.
15
Scanfunctie - EOBD Menu-opties Niet alle regeleenheden van het voertuig zullen alle beschikbare opties van het menu ondersteunen. Als een optie niet wordt ondersteund, verschijnt op het scherm van de scantool: "Niet ondersteund" of "Niet beschikbaar". Dit is een beperking van de software van de regeleenheden van het voertuig en GEEN fout van de servicetool. MI-status/MIL-status De 'MI-status' of 'MIL-status' geeft de status weer van het storingsindicatielampje voor iedere emissie gerelateerde regeleenheid. Als de status van de MIL is ingeschakeld, worden een of meer DTC's opgeslagen in de regeleenheden van het voertuig en het instrumentenpaneel MIL brandt. Bekijken DTC's Deze optie zorgt er voor dat iedere "Opgeslagen" of "Continu" emissie gerelateerde DTC (diagnostische foutcodes) kan worden weergegeven. Als een DTC aanwezig is, wordt deze samen weergegeven met de identiteit van de regeleenheid (CM) die de fout registreert. Als meer dan een DTC wordt weergegeven, kan de gewenste DTC met behulp van de toetsen en geselecteerd worden. Druk op om de DTC te selecteren en de beschrijving van de code weer te geven. Afhankelijk van de DTC en de fabrikant van het voertuig, kan het noodzakelijk zijn om de fabrikant te selecteren en misschien ook het model van het voertuig, om er voor te zorgen dat de correcte beschrijving wordt weergegeven. Deze instelling wordt opgeslagen terwijl de servicetool wordt gebruikt voor EOBD-handelingen, maar kan opnieuw worden gedefinieerd of worden gewist via de menu-optie "Fabrikant". Codes wissen Deze optie wist alle 'Opgeslagen' en 'Continue' emissiegerelateerde DTC's, wist 'Stilstaand beeld' DTC's en de bijbehorende gegevens, wist de testgegevens van de zuurstofsensor, wist de 'Niet-continue' testresultaten en reset de status van de 'Systeemgereedheidstests' op de regeleenheden van het voertuig. De servicetool voert de handeling 'DTC's lezen' uit, om te controleren dat de DTC's zijn gewist. Actuele gegevens Met deze optie kan de gebruiker de actuele status van de onderdelen van het emissiesysteem van het voertuig weergeven en snel aangeven of een onderdeel correct werkt. De lijst met onderdelen die onder 'Live data' worden gecontroleerd, kunnen van fabrikant tot fabrikant verschillen en zelfs van model tot model.
16
Scanfunctie - EOBD Lambdasensortests De EOBD heeft een optionele modus voor het bewaken van de testresultaten van de lambdasensor, afhankelijk van de door de fabrikant van het voertuig gebruikte methode om te voldoen aan de eis met betrekking tot de bewaking van de lambdasensor. Als de fabrikant deze modus gebruikt, dan worden mogelijk niet alle tests ondersteund. De servicetool zal de ondersteunde tests en de bijbehorende gegevens weergeven, bijvoorbeeld de maximale sensorspanning voor de testcyclus (berekend). Inzien stilstaandbeeld Inzien stilstaandbeeld data (momentopnamedata) is een verkorte weergave van de live data (actuele gegevens) die opgeslagen zijn in de regeleenheid op het moment dat een diagnostische foutcode werd waargenomen. Als er meerdere fouten opgetreden, wordt de opgeslagen data van de momentopname gekoppeld aan de laatst opgetreden fout. De momentopnamedata die gegenereerd is door de DTC wordt ook in de data weergegeven. Niet-continu Sommige voertuigsystemen worden niet permanent bewaakt bij een normale operationele werking, bijv. katalysatoren en verdampingssystemen. Deze tests zijn fabrikantspecifiek. De testresultaten kunnen wel worden weergegeven, maar de betekenis ervan niet. Continue tests (Onafgehandelde codes) Als de 'continue bewaking' een fout detecteert in een emissie gerelateerd onderdeel of systeem van de aandrijflijn (1 keer per aandrijfcyclus), slaat het een 'Continue' code op in het geheugen van de regeleenheid. Als de continue bewaking dezelfde fout constateert tijdens de volgende aandrijfcyclus, wordt er een DTC vastgelegd en gaat de MI branden. Systeemregeling Onderdelen op het voertuig kunnen worden in- en uitgeschakeld of worden gepulst om de werking ervan te testen. Deze tests zijn fabrikantspecifiek en worden momenteel zelden ondersteund in controllers. Voertuiginformatie Er wordt informatie weergegeven die betrekking heeft op het voertuig. Dit kan de VIN zijn of de versienummers van de controllers, enz., maar wordt niet door alle voertuigen ondersteund. OBD-status Geeft aan of de controller al dan niet OBD-eisen ondersteunt. Niet alle voertuigen ondersteunen dit.
17
Scanfunctie - EOBD Systeemgereedheid Als het contact wordt ingeschakeld voeren de regeleenheden van het voertuig een aantal tests op het systeem (systeemgereedheidstest) uit. Als niet aan de juiste voorwaarden wordt voldaan voor het uitvoeren van de test door de controller, bijv. als de motor te koud is, wordt de status "Niet klaar" gerapporteerd. De gereedheid van de teststatus wordt ook gegeven voor inspectie, nadat de communicaties zijn opgezet. Deze kunnen worden beoordeeld of worden genegeerd tot later. De servicetool staat de gebruiker toe om continu de status van de systeemgereedheidtests af te lezen, dus of de test wel of niet wordt ondersteund, nog niet klaar is of voltooid is. Deze status kan de monteur helpen om een reparatie te controleren, omdat zij kunnen controleren of de gereedheidstests die een DTC hebben gegenereerd al voltooid zijn. Via het volgende submenu kan de gebruiker de resultaten op twee manieren weergeven. SYSTEEMGEREEDHEID 1. 2.
Tonen als lijst Op één scherm
De optie "Tonen als lijst" geeft de gebruiker de beschikking over de opties "DTC's Ltst gewist" en "Huidige rijcyc". De optie 'DTC's ltst gewist' treft u normaliter aan op alle EOBD-voertuigen en geeft de status weer vanaf het moment dat de laatste DTC's zijn gewist. Deze status is echter niet geldig voor de huidige rijcyclus. De optie 'Huidige rijcyc' geeft de status van de tests aan voor de huidige rijcyclus, maar deze optie wordt momenteel zelden ondersteund op voertuigen. De optie "Op één scherm" geeft een verkorte tekstversie weer van de status van alle tests vanaf "DTC's ltst gewist". In beide gevallen ververst de servicetool continu de weergegevenstatus van iedere test. Testerinstelling Hiermee kan de gebruiker de units selecteren die worden weergegeven in Live Data en Stilstaandbeeld, hetzij in metrische of Engelse maten. Ook kan de gebruiker kiezen uit een verkorte tekst of volledige zinsdelen. Voor meer informatie, zie ‘Locaties diagnose-aansluiting’, pagina 135.
18
FastCheck Inleiding FastCheck
De 'FastCheck'-functies zorgen ervoor dat de servicetool met andere regeleenheden op het voertuig kan communiceren. Met behulp van de EOBD (J1962) diagnose-aansluiting van het voertuig of met een systeemspecifieke aansluiting, kunt u het apparaat aansluiten op het specifieke systeem. Raadpleeg de"Voertuigapplicatielijst" om de correcte kabel te bepalen. Remmen FastCheck ABS stelt u in staat om iedere foutcode die door het geselecteerde systeem is opgeslagen te lezen en te wissen. FastCheck EPB (Electronic Parking Brake) stelt u in staat iedere foutcode die door het geselecteerde systeem is opgeslagen te lezen en te wissen en kan bovendien worden gebruikt tijdens controles van de remwerking of het vervangen van de remblokken. SRS - extra veiligheidssystemen FastCheck Airbag stelt u in staat iedere foutcode die door het geselecteerde systeem is opgeslagen te lezen en te wissen. Klimaat FastCheck Klimaat stelt u in staat om iedere foutcode die door het geselecteerde systeem is opgeslagen te lezen en te wissen. P-Rem FastCheck P-Rem stelt u in staat om iedere foutcode die door het geselecteerde systeem is opgeslagen te lezen en te wissen. Extra functies kunnen beschikbaar zijn zoals live data, actuatortests, programmeren van onderhoud en verstuivers afhankelijk van het geselecteerde systeem. SAS FastCheck SAS (Steering Angle Sensor) stelt u in staat iedere foutcode die door het geselecteerde systeem is opgeslagen te lezen en te wissen en kan bovendien worden gebruikt om de stuurhoeksensor te kalibreren. Service Via FastCheck Service kunt u afhankelijk van het voertuig de indicator voor het olieonderhoudsinterval en de waarschuwingslichten voor onderhoud en controle resetten. TPMS (controlesysteem van de banddruk) De "TPMS" (Tyre Pressure Monitoring System)-functie kan worden gebruikt om de TPMS-ventielen van de autobanden te herprogrammeren naar de controlmodule.
19
FastCheck Veiligheidsinstructies Waarschuwing: Algemene veiligheid Alle werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd in een goed geventileerde ruimte en uit de buurt van open vuur en warmtebronnen. Zorg er voor dat het voertuig stationair draait en de handrem (parkeerrem) is aangetrokken, voordat u onderhoudswerkzaamheden en/of diagnose werkzaamheden gaat uitvoeren. Waarschuwing: Veiligheid airconditioning Voer alleen onderhoudswerkzaamheden uit als u bekend bent met het systeem van het voertuig en de testapparatuur. Het koelmiddel voor de airconditioning is een gevaarlijke vloeistof, als hier niet zorgvuldig en correct mee wordt gewerkt, kan dit tot ernstige verwondingen leiden. Als u werkzaamheden uitvoert aan het airconditioningsysteem dient u geschikte beschermende kleding te dragen, zoals gezichtsbescherming, hittebestendige handschoenen, rubberen laarzen en rubberen waterdichte overalls. Gevaar voor verstikking, gasvormig koelmiddel is zwaarder dan lucht en wordt verzameld in de smeerputten of afgesloten ruimtes. Dus verzamel eerst al het koelmiddel van een beschadigd systeem, voordat u begint met het uitvoeren van werkzaamheden. Waarschuwing: Veiligheid airbag Alle werkzaamheden op voertuiggebonden systemen, dienen te worden uitgevoerd door opgeleid personeel. Installeer NOOIT accessoires in de buurt van een bestuurders-, passagiers- of zijairbag. Houd u aan de instructies van de fabrikant op het gebied van veiligheid en het gebruik en de installatie van onderdelen. Airbags worden ingedeeld in de categorie explosieve apparaten en zijn onderhevig aan wettelijke bepalingen en regels. Dit betreft tevens opslag en vervoer. Berg verwijderde airbags ALTIJD op in een veilige ruimte, uit de buurt van andere gevaarlijke materialen en stoffen. Maak geen bedrading los of sluit deze aan als het contact staat ingeschakeld. Zet de contactschakelaar ALTIJD in de stand 'UIT' en geef het systeem minstens 1 minuut de kans om te ontladen. Stel systeemonderdelen NOOIT bloot aan temperaturen boven de 80 °C. Gebruik ALLEEN goedgekeurde diagnosetesters om fouten te diagnosticeren. Gebruik NOOIT geen multimeters of testlampen enz. Schakel ALTIJD eerst alle airbags uit en de veiligheidsgordelspanners, voordat u een multimeter gebruikt om de bedrading door te meten (controleren).
20
FastCheck Waarschuwing: Veiligheid elektronische parkeerrem (EPB) Zorg er voor dat u volledig op de hoogte bent van het remsysteem en de werking hiervan, voordat u hieraan werkzaamheden gaat uitvoeren. Het elektronische parkeerremregelsysteem moet uitgeschakeld zijn, voordat u onderhouds en/of diagnosewerkzaamheden gaat uitvoeren aan het remsysteem. Dit kan via het menu van de servicetool worden uitgevoerd. Voer alleen onderhoudswerkzaamheden uit als het voertuig stilstaat en op een horizontale ondergrond staat. Zorg ervoor dat het elektronische parkeerremregelsysteem weer is ingeschakeld, nadat u de onderhoudswerkzaamheden heeft uitgevoerd. OPMERKING: TRW accepteert geen enkele verantwoordelijkheid voor enig ongeluk of letsel tengevolge van onderhoud aan het elektronische parkeerremsysteem.
21
FastCheck FastCheck ABS Belangrijke informatie Voertuigen van Mercedes met Sensotronic remregelsysteem Zorg er voor dat u volledig op de hoogte bent van het remsysteem en de werking hiervan, voordat u hieraan werkzaamheden gaat uitvoeren. Het Sensotronic remregelsysteem moet uitgeschakeld zijn voordat u onderhouds en/of diagnosewerkzaamheden gaat uitvoeren aan het remsysteem. Dit kan via het menu van de servicetool worden uitgevoerd. Begin pas met het uitvoeren van de werkzaamheden als het systeem is uitgeschakeld. Na het uitschakelen, moet er een waarschuwingsbericht verschijnen op het instrumentenpaneel en is er een geluidssignaal te horen tot het systeem opnieuw is ingeschakeld. Als er geen waarschuwingssignalen worden afgegeven, moet u er van uitgaan dat het systeem niet volledig is uitgeschakeld en dient u NIET te starten met het uitvoeren van de onderhoudswerkzaamheden. Zorg er voor dat het Sensotronic remregelsysteem weer is ingeschakeld, nadat u de onderhoudswerkzaamheden heeft uitgevoerd. OPMERKING: De fabrikant van de servicetool accepteert geen enkele verantwoordelijkheid voor eventuele ongelukken of letselschade die voortvloeien uit onderhoudswerkzaamheden aan het Sensotronic remregelsysteem.
Verbinding Gebruik de voertuigapplicatielijst die op de CD-ROM staat en identificeer de vereiste interfacekabel voor het voertuigsysteem dat getest moet worden. Sluit de kabel aan op de servicetool en draai de bevestigingsschroeven vast. OPMERKING: Als het te testen voertuig een BMW is met een 20-pins aansluiting en een EOBD (J1962)-aansluiting, moet u alleen de 20-pins aansluiting gebruiken. OPMERKING: De multiplexerkabel (YTD965) of de kabelboom van de CANconverter (YTD960) dient voor alle diagnoses van de volgende voertuigen te worden gebruikt: BMW 1 serie (E81/E87) BMW 3 serie (E90/E91/E92/E93) BMW 5 serie (E60/E61) BMW 6 serie (E63/E64) BMW 7 serie (E65) GM Opel/Vauxhall - Corsa D GM Opel/Vauxhall - Signum GM Opel/Vauxhall - Vectra C GM Opel/Vauxhall - Zafira B
22
FastCheck
F
E
G
5
H
6
7
8
D
I
4
9
C
J
3
10 11
B
A
L
K
2
1
12
OM0957
Als u gebruik maakt van de EOBD (J1962) pin-schakelkabel (YTD951), zorg er dan voor dat de instellingen op de regeleenheid overeenkomen met de vermelde instellingen voor het voertuig en het systeem dat getest moet worden. Waarschuwing: Verkeerde instellingen op de regeleenheid kunnen tot onherstelbare schade leiden aan het elektrische systeem van het voertuig. Zorg er voor dat het contact van het voertuig in de stand UIT staat. Sluit de handtester aan op de vereiste aansluiting van het voertuig, zie ‘Locaties diagnose-aansluiting’, pagina 135 voor meer informatie. De voeding van de servicetool wordt geleverd via de aansluiting van het voertuig. Als de servicetool is aangesloten zal deze een interne zelftest uitvoeren. Vervolgens zal het scherm de versie van de actuele software weergeven en dan pas het hoofdmenu. HOOFDMENU 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
EOBD FastCheck ABS FastCheck Airbag FastCheck Klimat FastCheck P-Rem FastCheck EPB FastCheck SAS FastCheck Service FastCheck TPMS Gebruikersmenu
Gebruik de en toetsen om de functie "FastCheck ABS" te selecteren en druk op om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om terug te keren naar het vorige menu. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
23
FastCheck Gebruik de en toetsen om de fabrikant van het voertuig te selecteren en druk op om de selectie te bevestigen. Afhankelijk van het voertuig en de gebruikte functie, kunt u worden gevraagd om het specifieke systeem te selecteren waarmee het voertuig is uitgerust. Selecteer met behulp van de en toetsen het correcte systeem en druk op om de selectie te bevestigen. DTC's lezen Wis DTC’s
Selecteer met behulp van de en om de selectie te bevestigen.
toetsen de vereiste menu-optie en druk op
De servicetool zal proberen om contact te maken met het voertuigsysteem. Als de verbinding niet is gelukt, zie ‘Communicatieproblemen’, pagina 8. DTC's lezen Als er DTC-codes aanwezig zijn in het systeem, wordt er een scherm weergegeven waarin wordt aangegeven hoeveel codes er zijn aangetroffen. Vervolgens wordt dit vervangen door de eerste DTC-code. DTC-codes worden gegenereerd overeenkomstig de fabrikant van het voertuig en het systeem.
DTC 1 - 38 Hoog circuitsignaal rechter Hoog circuitsignaal{ }
Een typische DTC-code Het foutnummer wordt eerst weergegeven, gevolgd door de DTC-code. In dit voorbeeld is de weergegeven fout DTC-nummer 38 - Circuitsignaal rechter lagedruksensor hoog of open circuit. Als de beschrijvende tekst te lang is en niet meer op het display past, verschijnt rechtsonder op het scherm het teken '[...]'. Dit betekent dat er met behulp van de en toetsen door de tekst kan worden gescrolld om de rest van de beschrijving te lezen. Om de volgende DTC te bekijken (als er meer dan 1 DTC wordt aangetroffen), dient u tot het einde van de tekst te scrollen en de toets in te drukken. Om terug te keren naar het menu dient u naar het eind van de tekst te scrollen en de toets in te drukken.
24
FastCheck Codes wissen Diagnostische foutcodes kunnen gewist worden met de optie 'Wis DTC's'. Als u deze optie gebruikt wordt u gevraagd het contact uit te schakelen. Wacht met het weer inschakelen van het contact tot u hier om wordt gevraagd. Start de motor zodat de regeleenheid een systeemcontrole kan uitvoeren. Controleer of de code(s) zijn gewist door de optie 'DTC's lezen' te selecteren. OPMERKING: U dient eerst de motor te starten voor het aflezen van de DTC(s), anders wordt alleen bevestigd dat de opgeslagen DTC(s) zijn gewist. Er kunnen nog steeds fouten in het systeem aanwezig zijn, die er voor zorgen dat een DTC wordt opgeslagen zodra de motor de volgende keer wordt gestart. BMW/MINI-voertuigen OPMERKING: Om het contact in te schakelen op voertuigen die uitgerust zijn met een start/stop-knop, dient u de sleutelkaart volledig in het contactslot te steken en vervolgens de start/stop-knop één keer in te drukken (zonder een voetpedaal in te trappen).
25
FastCheck FastCheck Airbag Verbinding Gebruik de voertuigapplicatielijst die op de CD-ROM staat en identificeer de vereiste interfacekabel voor het voertuigsysteem dat getest moet worden. Sluit de kabel aan op de servicetool en draai de bevestigingsschroeven vast.
F
E
G
5
H
D
I
4
C
J
3
B
A
L
K
6
7
8 9
2
1
12
10 11
OM0957
Als u gebruik maakt van de EOBD (J1962) pin-schakelkabel (YTD951), zorg er dan voor dat de instellingen op de regeleenheid overeenkomen met de vermelde instellingen voor het voertuig en het systeem dat getest moet worden. Waarschuwing: Verkeerde instellingen op de regeleenheid kunnen tot onherstelbare schade leiden aan het elektrische systeem van het voertuig. OPMERKING: De multiplexerkabel (YTD965) of de kabelboom van de CANconverter (YTD960) dient voor alle diagnoses van de volgende voertuigen te worden gebruikt: Alfa-Romeo MiTo BMW 1 serie (E81/E87) BMW 3 serie (E90/E91/E92/E93) BMW 5 serie (E60/E61) BMW 6 serie (E63/E64) BMW 7 serie (E65) GM Opel/Vauxhall - Corsa D GM Opel/Vauxhall - Signum GM Opel/Vauxhall - Vectra C GM Opel/Vauxhall - Zafira B Fiat 500 Fiat Grande Punto (05) Ford Ka II
26
FastCheck Volvo S40 (04-06) Volvo V50 (03-08) Volvo S60 (01-05) Volvo V70 (00-07) Volvo XC70 (00-06) Volvo S80 (99-06) Volvo XC90 (02-06) Zorg er voor dat het contact van het voertuig in de stand UIT staat. Sluit de handtester aan op de vereiste aansluiting van het voertuig, zie ‘Locaties diagnose-aansluiting’, pagina 135 voor meer informatie. De voeding van de servicetool wordt geleverd via de aansluiting van het voertuig. Als de servicetool is aangesloten zal deze een interne zelftest uitvoeren. Vervolgens zal het scherm de versie van de actuele software weergeven en dan pas het hoofdmenu. HOOFDMENU 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
EOBD FastCheck ABS FastCheck Airbag FastCheck Klimat FastCheck P-Rem FastCheck EPB FastCheck SAS FastCheck Service FastCheck TPMS Gebruikersmenu
Gebruik de en toetsen om de functie "FastCheck Airbag" te selecteren en druk op om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om terug te keren naar het vorige menu. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Gebruik de en toetsen om de fabrikant van het voertuig te selecteren en druk op om de selectie te bevestigen. Afhankelijk van het voertuig en de gebruikte functie, kunt u worden gevraagd om het specifieke systeem te selecteren waarmee het voertuig is uitgerust. Selecteer met behulp van de en toetsen het correcte systeem en druk op om de selectie te bevestigen.
27
FastCheck
DTC's lezen Wis DTC’s
Selecteer met behulp van de en om de selectie te bevestigen.
toetsen de vereiste menu-optie en druk op
De servicetool zal proberen om contact te maken met het voertuigsysteem. Als de verbinding niet is gelukt, zie ‘Communicatieproblemen’, pagina 8. DTC's lezen Als er DTC-codes aanwezig zijn in het systeem, wordt er een scherm weergegeven waarin wordt aangegeven hoeveel codes er zijn aangetroffen. Vervolgens wordt dit vervangen door de eerste DTC-code. DTC-codes worden gegenereerd overeenkomstig de fabrikant van het voertuig en het systeem. Het foutnummer wordt eerst weergegeven, gevolgd door de DTC-code. Als de beschrijvende tekst te lang is en niet meer op het display past, verschijnt rechtsonder op het scherm het teken '[...]'. Dit betekent dat er met behulp van de en toetsen door de tekst kan worden gescrolld om de rest van de beschrijving te lezen. Om de volgende DTC te bekijken (als er meer dan 1 DTC wordt aangetroffen), dient u tot het einde van de tekst te scrollen en de toets in te drukken. Om terug te keren naar het menu dient u naar het eind van de tekst te scrollen en de toets in te drukken. Codes wissen Diagnostische foutcodes kunnen gewist worden met de optie 'Wis DTC's'. Als u deze optie gebruikt wordt u gevraagd het contact uit te schakelen. Wacht met het weer inschakelen van het contact tot u hier om wordt gevraagd. Controleer of de code(s) zijn gewist door de optie 'DTC's lezen' te selecteren. BMW-voertuigen OPMERKING: Om het contact in te schakelen op voertuigen die uitgerust zijn met een start/stop-knop, dient u de sleutelkaart volledig in het contactslot te steken en vervolgens de start/stop-knop één keer in te drukken (zonder een voetpedaal in te trappen). Sommige BMW-voertuigen zijn uitgerust met meerdere airbagsystemen, een voor iedere airbag aangebracht op het voertuig.
28
FastCheck Toepasbare voertuigen: BMW 3 serie (E90/E91/E92/E93) BMW 5 serie (E60/E61) BMW 6 serie (E63/E64) BMW 7 serie (E65) BMW Z4 (E85) Als de optie DTC's lezen of Wis DTC's wordt geselecteerd en een meervoudigairbagsysteem is gedetecteerd, wordt er een menu weergegeven waarin een lijst met airbagsystemen die op het voertuig zijn aangebracht is opgenomen.Gebruik de en toetsen om het gewenste systeem uit het weergegeven menu te selecteren. Druk op de toets om het gewenste systeem te selecteren om de opties DTC's lezen of DTC's wissen uit te voeren. Druk op de toets als het systeemmenu wordt weergegeven om terug te keren naar het menu DTC's lezen en DTC's wissen. Alle ECU's airbag Als de optie Alle ECU's airbag is geselecteerd zal de functie DTC's lezen of DTC's wissen worden uitgevoerd op ALLE gedetecteerde airbagsystemen in het voertuig. MINI-voertuigen OPMERKING: Om het contact in te schakelen op voertuigen die uitgerust zijn met een start/stop-knop, dient u de sleutelkaart volledig in het contactslot te steken en vervolgens de start/stop-knop één keer in te drukken (zonder een voetpedaal in te trappen). Ford Galaxy (2006 -), Mondeo (2007-), S-Max (2006-), Transit (2006-) Botsing reset Deze optie is nodig op voertugien waar airbags werden gebruikt na een botsing. De routine wist de botsingsvlag in de regeleenheid carrosserie om de normale werking te activeren na herstel van het voertuig en installatie van een nieuwe airbag. Land Rover Freelander 2 (2007-) Beperkingen op toegang/afsluiten constructiemodus Deze functie kan worden gebruikt om het Airbag/Restraint-systeem in constructiemodus te plaatsen, om veilig onderhoud en herstellingen uit te voeren zonder risico op airbag- of voorspannerdetonatie. Als het werk is voltooid op het systeem, kan het Airbag/Restraints-systeem uit de constructiemodus worden gebracht om de normale werking te activeren.
29
FastCheck Botsing reset Deze optie is nodig op voertugien waar airbags werden gebruikt na een botsing. De routine wist de botsingsvlag in de regeleenheid carrosserie om de normale werking te activeren na herstel van het voertuig en installatie van een nieuwe airbag. Renault voertuigen Selecteer het airbagsysteem en vervolgens de 12-pins of 16-pins aansluiting overeenkomstig welke aansluiting van het voertuig wordt getest. Volg daarna de instructies op het scherm. De volgende functies zijn beschikbaar voor ieder airbagsysteem: 1. DTC's lezen: Geeft alle diagnostische foutcodes weer die verband houden met het airbagsysteem 2. Codes wissen: Wist alle fouten uit het airbagsysteem. 3. Renault bestuurders- en/of passagiersairbag in- of uitschakelen: Met de uitschakeloptie in het CM-menu kan de bestuurdersairbag worden uitgeschakeld, om te voorkomen dat de airbag per ongeluk wordt geactiveerd tijdens werkzaamheden in de auto. Met de inschakeloptie in het CM-menu kan de bestuurdersairbag worden ingeschakeld. Met de menu-optie passagiersairbag uitschakelen kan de passagiersairbag worden uitgeschakeld, om te voorkomen dat de airbag per ongeluk wordt geactiveerd tijdens werkzaamheden in de auto. Met de menu-optie passagiersairbag inschakelen kan de passagiersairbag worden ingeschakeld. OPMERKING: Niet alle voertuigen zijn uitgerust met een passagiersairbag. Sommige voertuigen die uitgerust zijn met een passagiersairbag kunnen niet met behulp van een diagnose-tool worden in- en uitgeschakeld (voor deze airbags heeft u een sleutel nodig om de vergrendeling in of uit te schakelen, waarbij de vergrendeling zich bevindt naast de passagiersairbag). Meldingsmethoden voor een uitgeschakelde airbag Methode 1 - Foutcode aanwezig: Als de gebruiker, nadat een airbag is uitgeschakeld, de diagnosecodes van de airbag leest, zullen sommige modellen de foutcode "Airbag uitgeschakeld" weergeven. Na het inschakelen van de airbag verschijnt deze foutcode niet. Dit kan worden bevestigd door opnieuw de diagnosecodes te lezen. Methode 2 - Airbag MIL blijft ingeschakeld: Nadat een airbag is uitgeschakeld, blijft de storingsindicator van de airbag op het dashboard branden. Als de airbag is ingeschakeld wordt de MIL uitgeschakeld.
30
FastCheck Methode 3 - Airbag MIL knippert enkele seconden, als het contact wordt ingeschakeld: Nadat een airbag is uitgeschakeld en het contact is ingeschakeld, knippert de storingsindicator van de airbag enkele seconden op het display van het dashboard. Als de airbag is ingeschakeld wordt de MIL uitgeschakeld.
31
FastCheck FastCheck Klimaat Verbinding Gebruik de voertuigapplicatielijst die op de CD-ROM staat en identificeer de vereiste interfacekabel voor het voertuigsysteem dat getest moet worden. Sluit de kabel aan op de servicetool en draai de bevestigingsschroeven vast.
Als u gebruik maakt van de EOBD (J1962) pin-schakelkabel (YTD951), zorg er dan voor dat de instellingen op de regeleenheid overeenkomen met de vermelde instellingen voor het voertuig en het systeem dat getest moet worden. Waarschuwing: Verkeerde instellingen op de regeleenheid kunnen tot onherstelbare schade leiden aan het elektrische systeem van het voertuig. OPMERKING: De multiplexerkabel (YTD965) of de kabelboom van de CANconverter (YTD960) dient voor alle diagnoses van de volgende voertuigen te worden gebruikt: Alfa-Romeo MiTo BMW 1 serie (E81/E87) BMW 3 serie (E90/E91/E92/E93) BMW 5 serie (E60/E61) BMW 6 serie (E63/E64) BMW 7 serie (E65) GM Opel/Vauxhall - Corsa D GM Opel/Vauxhall - Signum GM Opel/Vauxhall - Vectra C GM Opel/Vauxhall - Zafira B Fiat 500 Fiat Grande Punto (05) Ford Ka II
32
FastCheck Volvo S40/V40 (01-06) Volvo V50 (03-08) Volvo S60 (01-05) Volvo V70 (99-07) Volvo XC70 (00-06) Volvo S80 (99-06) Volvo XC90 (02-06) Volvo S70 (99-00) Volvo C70 Convertible/Coupe (99-05) Zorg er voor dat het contact van het voertuig in de stand UIT staat. Sluit de handtester aan op de vereiste aansluiting van het voertuig, zie ‘Locaties diagnose-aansluiting’, pagina 135 voor meer informatie. De voeding van de servicetool wordt geleverd via de aansluiting van het voertuig. Als de servicetool is aangesloten zal deze een interne zelftest uitvoeren. Vervolgens zal het scherm de versie van de actuele software weergeven en dan pas het hoofdmenu. HOOFDMENU 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
EOBD FastCheck ABS FastCheck Airbag FastCheck Klimat FastCheck P-Rem FastCheck EPB FastCheck SAS FastCheck Service FastCheck TPMS Gebruikersmenu
Gebruik de en toetsen om de applicatie "FastCheck Climate"' te selecteren en druk op om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om terug te keren naar het vorige menu. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Gebruik de en toetsen om de fabrikant van het voertuig te selecteren en druk op om de selectie te bevestigen. Afhankelijk van het voertuig en de gebruikte functie, kunt u worden gevraagd om het specifieke systeem te selecteren waarmee het voertuig is uitgerust. Selecteer met behulp van de en toetsen het correcte systeem en druk op om de selectie te bevestigen.
33
FastCheck
DTC's lezen Wis DTC’s
Selecteer met behulp van de en om de selectie te bevestigen.
toetsen de vereiste menu-optie en druk op
De servicetool zal proberen om contact te maken met het voertuigsysteem. Als de verbinding niet is gelukt, zie ‘Communicatieproblemen’, pagina 8. DTC's lezen Als er DTC-codes aanwezig zijn in het systeem, wordt er een scherm weergegeven waarin wordt aangegeven hoeveel codes er zijn aangetroffen. Vervolgens wordt dit vervangen door de eerste DTC-code. DTC-codes worden gegenereerd overeenkomstig de fabrikant van het voertuig en het systeem. Het foutnummer wordt eerst weergegeven, gevolgd door de DTC-code. Als de beschrijvende tekst te lang is en niet meer op het display past, verschijnt rechtsonder op het scherm het teken '[...]'. Dit betekent dat er met behulp van de en toetsen door de tekst kan worden gescrolld om de rest van de beschrijving te lezen. Om de volgende DTC te bekijken (als er meer dan 1 DTC wordt aangetroffen), dient u tot het einde van de tekst te scrollen en de toets in te drukken. Om terug te keren naar het menu dient u naar het eind van de tekst te scrollen en de toets in te drukken. Codes wissen Diagnostische foutcodes kunnen gewist worden met de optie 'Wis DTC's'. Als u deze optie gebruikt wordt u gevraagd het contact uit te schakelen. Wacht met het weer inschakelen van het contact tot u hier om wordt gevraagd. Start de motor zodat de regeleenheid een systeemcontrole kan uitvoeren. Controleer of de code(s) zijn gewist door de optie 'DTC's lezen' te selecteren. OPMERKING: U dient eerst de motor te starten voor het aflezen van de DTC(s), anders wordt alleen bevestigd dat de opgeslagen DTC(s) zijn gewist. Er kunnen nog steeds fouten in het systeem aanwezig zijn, die er voor zorgen dat een DTC wordt opgeslagen zodra de motor de volgende keer wordt gestart. BMW/MINI-voertuigen OPMERKING: Om het contact in te schakelen op voertuigen die uitgerust zijn met een start/stop-knop, dient u de sleutelkaart volledig in het contactslot te steken en vervolgens de start/stop-knop één keer in te drukken (zonder een voetpedaal in te trappen).
34
FastCheck FastCheck P-Rem Verbinding Gebruik de voertuigapplicatielijst die op de CD-ROM staat en identificeer de vereiste interfacekabel voor het voertuigsysteem dat getest moet worden. Sluit de kabel aan op de servicetool en draai de bevestigingsschroeven vast. Zorg er voor dat het contact van het voertuig in de stand UIT staat. Sluit de handtester aan op de vereiste aansluiting van het voertuig, zie ‘Locaties diagnose-aansluiting’, pagina 135 voor meer informatie. De voeding van de servicetool wordt geleverd via de aansluiting van het voertuig. Als de servicetool is aangesloten zal deze een interne zelftest uitvoeren. Vervolgens zal het scherm de versie van de actuele software weergeven en dan pas het hoofdmenu. HOOFDMENU 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
EOBD FastCheck ABS FastCheck Airbag FastCheck Klimat FastCheck P-Rem FastCheck EPB FastCheck SAS FastCheck Service FastCheck TPMS Gebruikersmenu
Gebruik de en toetsen om de functie "FastCheck Climate"' te selecteren en druk op om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om terug te keren naar het vorige menu. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Gebruik de en toetsen om de fabrikant van het voertuig te selecteren en druk op om de selectie te bevestigen. Afhankelijk van het voertuig en de gebruikte functie, kunt u worden gevraagd om het specifieke systeem te selecteren waarmee het voertuig is uitgerust. Selecteer met behulp van de en toetsen het correcte systeem en druk op om de selectie te bevestigen. Selecteer met behulp van de en om de selectie te bevestigen.
toetsen de vereiste menu-optie en druk op
De servicetool zal proberen om contact te maken met het voertuigsysteem. Als de verbinding niet is gelukt, zie ‘Communicatieproblemen’, pagina 8.
35
FastCheck Fabrikant toepassingen - EMS Algemeen Zoals bij alle applicaties worden de en toetsen gebruikt om de gewenste optie selecteren en de toets om de selectie te bevestigen. De meeste applicaties van de fabrikant volgen dezelfde of vergelijkbare procedures. Bepaalde applicaties van de fabrikant vereisen extra informatie. In de volgende onderwerpen is de extra informatie opgenomen die vereist is om deze applicaties te ondersteunen. Audi, Seat, Skoda en Volkswagen actuele gegevens (VAG Mode 8) Voor alle systemen kan de live data (actuele gegevens) worden weergegeven door de juiste datagroep voor het te testen voertuig te selecteren (zie de hierboven staande datagroepcodes). Om de live data (actuele gegevens) weer te geven, dient u in het 'Systeemmenu' de optie systeem te selecteren en de instructies op het scherm te volgen. Terwijl u een displaygroep met live data bekijkt, kunt u met behulp van de toets of een andere displaygroep openen. De beschrijving voor ieder weergegeven live data-onderdeel, kan worden weergegeven door de toets in te drukken.
36
FastCheck Tips over het gebruik van de basisinstellingen en aanpassingsfunctie Bij het vervangen van een voertuigsensor, kunnen de basisinstellingen worden gebruikt om de ECU in staat te stellen snel de bedrijfsmodi opnieuw in te leren van de nieuwe sensor, in plaats van het inleren van de bedrijfsmodi na verloop van tijd. Dit wordt gerealiseerd door het selecteren van displaygroep 0 of de displaygroep waarin de gemeten waarde van de sensor verschijnt. Bij het vervangen van een voertuig ECM met een bestaand (gebruikte) ECM, kan de aanpassingsfunctie gebruikt worden om alle vorige geleerde waarden te wissen en terug te keren naar de ECU van de standaardinstellingen; dit geeft de ECM de kans om de bedrijfsmodi van de bevestigde sensoren opnieuw te leren. Dit wordt gerealiseerd door het selecteren van aanpassingskanaal 0 en volg vervolgens de instructies op het scherm. Actuators (VAG modus 3) Met deze functie kunnen onderdelen worden geactiveerd (injectors, solenoïdekleppen, relais enz.) in de door de ECM (elektronische regeleenheid) bepaalde volgorde. De monteur kan deze functie gebruiken voor het testen van het elektrische circuit van beschikbare actuators of om te onderzoeken waar de fouten liggen wanneer een actuator niet functioneert. Om er voor te zorgen dat de actuatorfunctie correct wordt uitgevoerd, moet het contact worden ingeschakeld terwijl de motor UIT staat. Als er een aandrijving is vereist voor de ENG Electronics 1, 2 of 3, dan dient de motortemperatuur minimaal 80 °C te zijn om er voor te zorgen dat alle injectors worden geactiveerd. Voor iedere actuator zal het activeringsproces ca. 1 minuut draaien, tenzij het testproces doorgaat naar de volgende actuator door op de toets met het vinkje te drukken om dit te accepteren. Voorafgaande eisen 1. Contact ingeschakeld, motor uit. 2. Motortemperatuur minimaal 80 °C (176 °F). (Indien van toepassing) 3. De ECM (elektronische regeleenheid) werkt onjuist. 4. Het vereiste kanaal is beschikbaar.
37
FastCheck Bezig met testen actuator 1. Sluit de scantool aan op de diagnose-aansluiting van het voertuig. 2. Selecteer in het SYSTEEMMENU het specifieke systeem (bijv. ENG Electronics 1) en wacht op het diagnosebericht. 3. Selecteer in het FUNCTIEMENU de optie 'Actuators' en volg de aanwijzingen op het scherm. 4. Nadat de eerste actuator is geactiveerd, zal de identificatie van de actuator op het display van de scantool worden weergegeven. 5. Druk op de toets , om de volgende actuator te activeren, in de vooraf bepaalde volgorde. 6. Als de laatste actuator van de reeks is geactiveerd, zal de scantool "EINDE" weergeven. 7. Als het activeringsproces moet worden herhaald, dan moet de motor worden gestart, zodat de ECM een motortoerental detecteert van meer dan 300 tpm. OPMERKING: De Actuatorfunctie kan op alle ECM's worden uitgevoerd waaraan actuators zijn toegevoegd. Tijdens het activeringsproces zal de elektrische brandstofpomp permanent draaien. Voor iedere ECM is de volgorde en de duur van iedere activering vooraf door de ECM bepaald. Basisinstellingen (VAG modus 4) Met deze functie kan de monteur de basis/ingeleerde waarden met betrekking tot de ontstekingstiming, het stationair toerental, het mengsel, enz. bekijken en veranderen. De functie Basisinstellingen kan ook worden gebruikt om ervoor te zorgen dat de ECM de bedrijfsmodi van de motor in korte tijd kan aanpassen of opnieuw kan inleren. Op basis van de motorcode hebben sommige ECM's geen voorzieningen voor het aanpassen van de basisinstellingen met behulp van een diagnose-tool. Voor deze ECM's zijn de operationele parameters vooraf in de ECM opgeslagen en deze worden aangepast als de operationele voorwaarden van de motor veranderen. Als de ingeleerde waarden worden gewist, zal de ECM terugkeren naar de standaardwaarden voor elk van de operationele parameters, die mogelijk niet aansluiten op de huidige operationele status. Dit kan leiden tot een tijdelijke slechte prestatie van de motor. Als de motor gedurende een lange periode draait, zal de ECM de motor bijwerken met nieuwe waarden. Door gebruik te maken van een diagnose-tool kan men zorgen dat de ECM de motor binnen enkele minuten aanpast.
38
FastCheck Voorafgaande eisen 1. Voertuig staat stil. Handrem/parkeerrem aan. 2. Motor draait stationair. 3. Gaspedaal los. 4. Storingsgeheugen moet worden gewist. 5. Alle elektrische energieverbruikers uitgeschakeld. (Koelventilator mag niet draaien tijdens basisinstellingen). 6. Airconditioningssysteem moet uitgeschakeld zijn. 7. Motortemperatuur minimaal 80 °C (176 °F). Na initiëren basisinstellingen Na het initiëren van de basisinstellingen zal de scantool: 1. De A/C-compressor uitschakelen. 2. Het regelsysteem voor benzinedampemissie (EVAP) uitschakelen. 3. Stationair toerental stabiliseren. 4. Ontstekingssnelheid stabiliseren. Basisinstellingen uitvoeren 1. Sluit de scantool aan op de diagnose-aansluiting van het voertuig. 2. Selecteer in het SYSTEEMMENU de optie 'ENG Electronics'1 en wacht op het diagnosebericht. 3. Selecteer in het FUNCTIEMENU de optie 'DTC's lezen' en wis eventueel aanwezige foutcodes. 4. Keer terug naar het FUNCTIEMENU, selecteer de optie 'Basisinstellingen' en voer displaygroep 0 in. Druk op de toets met het vinkje om de opgeslagen datawaarden weer te geven. 5. Verhoog gedurende 5 seconden met behulp van het gaspedaal het motortoerental tot net boven het stationaire toerental en laat de motor daarna 2 - 3 minuten stationair draaien. 6. Controleer het display van de scantool, om er voor te zorgen dat de waarden binnen de op de motorcode gebaseerde specificaties van het voertuig liggen. Als de weergegeven data binnen de specificatie liggen en de koelventilator tijdens de test niet heeft gedraaid, zijn de basisinstellingen voltooid. Als de weergegeven data buiten het bereik vallen, corrigeer dan de fout en start het proces nogmaals.
39
FastCheck Hercodering (VAG modus 7) Op voorwaarde dat een module gehercodeerd kan worden, is het mogelijk een vervangingsregeleenheid te coderen of een voorafgaande onjuist opgeslagen codering te veranderen. De codering is opgeslagen als 7-bit (0000000 - 1048575) of 5-bit (00000 - 32767). Nieuwe codenummers kunnen worden ingevoerd via de scantool. Als de scantool een gegevensverbinding met een module tot stand heeft gebracht, evalueert de scantool de codering van de module. Afhankelijk van het gebruikte protocol, KeyWord 1281, KeyWord 2000 of CAN, geeft de module aan of deze gehercodeerd kan worden. Het identificatieprotocol KeyWord 1281 geeft de P-M-C weer en de Work Shop Code (WSC) 00000 als hercodering niet wordt ondersteund. KeyWord 2000- of CAN-protocollen geven het bericht 'Functie niet ondersteund' weer als hercodering niet mogelijk is. Als hercodering wordt ondersteund, worden de on-screen-instructies weergegeven, om de gebruiker te begeleiden bij het hercoderingsproces. De scantool herkent 20- of 15-bitscoderingen en past overeenkomstig de invoereisen aan. Waarschuwing: Voordat u een module hercodeert, moet u het originele codenummer registreren in het geval het nieuwe codenummer niet wordt geaccepteerd. Ter illustratie: een regeleenheid van het instrumentenpaneel heeft code 01402, die de volgende betekenis heeft: 01 - Slijtagesensor remblok - waarschuwing actief 4 - VK 24-uur klok en kilometerteller in mijlen voor groep (2000+) 3 - Geen onderhoudsinterval (alleen voor 2002+ modellen) 1 - Afstandsimpulsnummer (k-waarde) Elektronische regeleenheid hercoderen Voorafgaande eisen 1. Contact ingeschakeld, motor uit 2. Elektronische regeleenheid ondersteunt hercodering 3. Scantool
40
FastCheck Hercoderingsprocedure 1. Sluit de scantool aan op de aansluiting voor de gegevensverbinding van het voertuig. 2. Selecteer in het 'Systeemmenu' de desbetreffende regeleenheid en wacht tot de gegevensverbinding tot stand komt. 3. Selecteer in het 'Functiemenu' de optie 'Hercodering' en volg de on-screeninstructies. OPMERKING: Het KeyWord 1281 protocol bestaat uit 5 cijfers, inclusief de eerste nullen. Het KeyWord 2000- en CAN-protocol bestaat uit 7 cijfers, inclusief de eerste nullen. 4. Zorg er voor dat de correcte nummerreeks is ingevoerd en als de module deze accepteert geeft het display de nieuwe code weer. Als de code echter niet juist is wordt de originele code vastgehouden en verschijnt er een foutbericht. OPMERKING: Er geldt geen beperking voor het aantal toegestane pogingen om een module te hercoderen. De originele code is opgeslagen in de modulegegevens en wordt weergegeven op de scantool als er een gegevensverbinding tot stand komt. Waarschuwing: De originele code kan alleen worden teruggehaald, door de code opnieuw in te voeren volgens de hierboven staande procedure. Aanpassing (VAG modus 10) Met deze functie kunnen niet alleen de onderhoudsintervallen worden gereset, maar ook bepaalde waarden en instellingen in de regeleenheden die deze ondersteunen, zoals ijkwaarden, mengselbijregelingen, enz. De aanpassing wordt uitgevoerd door het selecteren van een kanaalnummer. Er zijn drie stappen voor het veranderen van de aanpassingswaarden: 1. Aanpassing aflezen 2. Aanpassing testen 3. Aanpassing opslaan Aanpassing aflezen Bij het aflezen van een aanpassing worden aanpassingsdata weergegeven en afgelezen uit een geselecteerd kanaal voor ECM-aanpassing. Als een kanaalnummer is geselecteerd door de monteur en de toets is ingedrukt, zal de ECM (elektronische regeleenheid) reageren met de huidige waarde die in dat kanaal is opgeslagen
41
FastCheck Aanpassing testen Door het testen van de aanpassing kan de nieuw ingevoerde aanpassingswaarde op de motor worden getest, om zo de juiste instelling voor de vereiste geldende voorwaarde te bereiken. Als de nieuwe aanpassingswaarde is ingevoerd en de toets is ingedrukt, slaat de ECM deze waarde tijdelijk op. Als een gemeten waardeblok aan het kanaal wordt toegewezen, wordt deze weergegeven. Aanpassing opslaan Door de aanpassing op te slaan kan de nieuwe aanpassingswaarde worden opgeslagen in het geselecteerde kanaal. Als de monteur besluit de nieuwe aanpassingswaarde permanent in de ECM (elektronische regeleenheid) op te slaan, wordt na het indrukken van de toets de nieuwe waarde opgeslagen in het kanaal en door de motor gebruikt. Voorafgaande eisen 1. Contact ingeschakeld, motor uit. 2. De ECM (elektronische regeleenheid) werkt onjuist. 3. Het vereiste kanaal is beschikbaar. Aanpassing wordt getest 1. Sluit de scantool aan op de diagnose-aansluiting van het voertuig. 2. Selecteer in het SYSTEEMMENU de vereiste ECM [de selectie moet gebaseerd zijn op het soort aanpassing dat moet worden uitgevoerd), volg de aanwijzingen op het scherm en wacht op het diagnosebericht. 3. Selecteer in het FUNCTIEMENU de optie 'Aanpassing' en vervolgens de optie 'Handm. Reset' (indien van toepassing). Voer het kanaalnummer in en volg de aanwijzingen op het scherm. 4. Als een gemeten waardeblok is toegewezen aan het kanaal, zal de scantool de gemeten waarde weergeven als u op de pijl drukt. 5. Als de monteur de huidige waarde moet veranderen, kan de monteur door het indrukken van de toets de gegevens invoeren in een 5-cijferig formaat. Als bijvoorbeeld nummer 15 moet worden ingevoerd, moet de monteur 00015 invoeren met behulp van de , en toets, daar waar nodig. 6. Nadat de nieuwe waarde is getest, kan de monteur de nieuwe waarde opslaan door het indrukken van de toets. 7. De scantool zal dan de nieuwe waarde weergeven die in het geselecteerde kanaal is opgeslagen. 8. Als de monteur alle ingeleerde waarden moet wissen om terug te keren naar de oorspronkelijke waarden, moet kanaalnummer '0' worden ingevoerd als daar om wordt gevraagd.
42
FastCheck OPMERKING: De functie Aanpassing moet worden gebruikt door monteurs die bekend zijn met de gevolgen van het veranderen van de oorspronkelijke/ingeleerde waarden voor de werking van de motor. Inloggen op de elektronische regeleenheid (VAG modus11) Bij sommige elektronische regeleenheden moet eerst een geldige inlogcode worden ingevoerd, voordat er handelingen kunnen worden uitgevoerd zoals hercodering, aanpassingswaarden, cruise control codering, A/C enz. Iedere regeleenheid van het voertuig heeft een unieke inlogcode, die opgeslagen is in de 'Reparatiehandleiding van het voertuig' of verkregen kan worden via een VAGdealer. De inlogcode is een nummer dat uit 5 cijfers bestaat tussen de 0 en65535 en ingevoerd wordt via de scantool. Als de inlogcode is geaccepteerd wordt het bericht 'Code Geaccepteerd' weergegeven. Als de inlogcode echter niet juist is is de reactie afhankelijk van het protocol: KeyWord 1281 - De verbinding tussen de scantool en de module is verbroken en het bericht "Login verloren - Controleer ingevoerde code en probeer opnieuw." (de regeleenheid moet worden gereset door het contact uit te schakelen en vervolgens weer in te schakelen) wordt weergegeven. KeyWord 2000 & CAN - een foutbericht wordt weergegeven en de verbinding blijft gehandhaafd Inloggen op een elektronische regeleenheid Voorafgaande eisen 1. Contact ingeschakeld, motor uit 2. Elektronische regeleenheid ondersteunt inloggen 3. Scantool Inlogprocedure 1. Sluit de scantool aan op de aansluiting voor de gegevensverbinding van het voertuig. 2. Selecteer in het 'Systeemmenu' de desbetreffende elektronische regeleenheid. 3. Selecteer in het 'Functiemenu' de optie 'Inloggen op elektronische regeleenheid'. 4. Volg de instructies op het scherm en voer de inlogcode in, inclusief de eventuele eerste nullen. 5. Als de code wordt geaccepteerd wordt het bericht 'Code Geaccepteerd' weergegeven. Als de code echter niet wordt geaccepteerd wordt er een foutbericht weergegeven.
43
FastCheck OPMERKING: Er geldt geen beperking voor het aantal pogingen om de inlogcode in te voeren, echter bij sommige elektronische regeleenheden kan de gegevensverbinding worden verbroken, hierdoor moet het contact ongeveer 2 minuten worden uitgeschakeld voordat er weer een verbinding totstand gebracht kan worden. BMW OPMERKING: Om het contact in te schakelen op voertuigen die uitgerust zijn met een start/stop-knop, dient u de sleutelkaart volledig in het contactslot te steken en vervolgens de start/stop-knop één keer in te drukken (zonder een voetpedaal in te trappen). De diagnose-aansluiting van het voertuig (20-pins ronde aansluiting) bevindt zich altijd in het motorcompartiment. Als het voertuig is uitgerust met een J1962 diagnose-aansluiting, bevindt deze zich gewoonlijk achter de beschermkap in de voetenruimte van de bestuurder. OPMERKING: Als het geteste BMW-voertuig zowel over een ronde (20 pins) diagnose-aansluiting beschikt als over een J1962 (16 pins) aansluiting, moet altijd de ronde aansluiting worden gebruikt om toegang te krijgen tot informatie via de BMWapplicatie. De J1962-aansluiting moet worden gebruikt om toegang te krijgen tot gegevens via de EOBD-applicatie (zorg er voor dat de kap wordt bevestigd op de 20pins aansluiting. Als de kap niet wordt bevestigd, zal de J1962 aansluiting niet correct werken. OPMERKING: De multiplexerkabel (YTD965) of de kabelboom van de CANconverter (YTD960) dient voor alle diagnoses van de volgende voertuigen te worden gebruikt: BMW 1 serie (E81/E87) BMW 3 serie (E90/E91/E92/E93) BMW 5 serie (E60/E61) BMW 6 serie (E63/E64) BMW 7 serie (E65)
44
FastCheck Citroen en Peugeot Roetfilter (FAP) PSA was de eerste voertuigfabrikant die het roetemissiefilter (PEF of FAP) introduceerde. Het doel van dit filter is het aanzienlijk reduceren van de emissies van dieselinjectiemotoren. Naast de standaardfuncties zoals het lezen en wissen van DTC's en live data (actuele gegevens) zijn er een aantal configuratiefuncties beschikbaar voor het roetfilter en de regeleenheid van het additief. OPMERKING: Standaardfuncties voor de regeleenheid van het additief zoals het lezen en wissen van fouten, dienen te worden opgeroepen via de optie "Regeleenheid Additief" in het PSA-hoofdmenu. Marque
Voertuig
Reeks jaren
Citroën
C5
2000 - 2005
Citroën
C8
2002 - 2005
Peugeot
206
2004 - 2005
Peugeot
307
2001 - 2005
Peugeot
406 / 406 Coupe
1999 - 2004
Peugeot
607
1999 - 2005
Peugeot
807
2002 - 2005
Gangbare fouten en werkzaamheden Er zijn twee gangbare situaties die optreden met het roetfilter. Beide situaties zorgen ervoor dat het waarschuwingslampje van het roetfilter gaat branden of knipperen, om aan te geven dat er een fout met het systeem is. Telkens als het waarschuwingslampje gaat branden of begint te knipperen is het raadzaam om de diagnose van de regeleenheid van het additief in te voeren met de scantool en gebruik te maken van de functie DTC's lezen, om er achter te komen waarom het lampje brandt. Het is ook raadzaam om de geschikte diagnose van de regeleenheid van de motor met de scantool in te voeren en de optie DTC's lezen uit te voeren. De DTC's worden normaliter opgeslagen op zowel de regeleenheid van het additief als de motor, als er een fout met het filter is. De beschrijvingen van de DTC's dienen overeen te komen. 1. DTC "Minimum niveau": Als de weergegeven DTC een "Minimum niveau" DTC is, betekent dit dat het reservoir opnieuw moet worden gevuld of worden bijgevuld. In dit geval dient de functie Filter en Additief resetten te worden gebruikt (zie hieronder). 2. DTC "Filter verstopt" of "Filter geblokkeerd": Als de weergegeven DTC een "Filter verstopt" of "Filter geblokkeerd" DTC is, betekent dit dat de levensduur
45
FastCheck van het filter verstreken is of vuil is en recentelijk niet geregenereerd is. In dit geval dient de monteur een regeneratiefunctie uit te voeren met behulp van de diagnose van de regeleenheid van de motor op de scantool (zie hieronder). Als de regeneratiefunctie niet succesvol is of de DTC nog steeds aanwezig is na een regeneratie, moet het filter worden vervangen (gebruik hiervoor de onderstaande functie Filter en/of Additief resetten). 3. In de situatie waar beide DTC's "Minimum niveau" en "Filter geblokkeerd of verstopt" aanwezig zijn, dient het filter en het additief te worden vervangen. De functie Filter en Additief resetten dient dan te worden uitgevoerd (zie hieronder). Regeneratie De regeneratie wordt geregeld door het EMS-systeem. Door het selecteren van de EMS en het juiste systeem, krijgt u toegang tot deze functie. De regeneratiefunctie is bedoeld om de deeltjes die in het filter zitten te verbanden, om zodoende het filter te reinigen. Dit wordt bereikt door de temperatuur te verhogen in het filter tot circa 450ºC. Een additief wordt gebruikt om de natuurlijke verbrandingstemperatuur van de deeltjes te verlagen tot circa 450ºC. Onder normale rijomstandigheden vindt iedere 400 tot 500 km automatisch een regeneratie plaats. Echter bij sommige rijomstandigheden, zoals stadsritten, wordt hierdoor de automatische regeneratie nadelig beïnvloed. In deze gevallen is het noodzakelijk om met behulp van deze functie een regeneratie te forceren. Het volgende wordt aanbevolen voor een geforceerde regeneratie: 1. De uitlaat en de directe omgeving hiervan MOETEN schoon zijn. 2. Uitlaatgasafzuiginstallaties mogen NIET worden aangesloten op de uitlaatpijp. 3. Tijdens de regeneratie dient niemand in de buurt van de uitlaatpijp te komen. 4. Voor een succesvolle regeneratie moet de motor draaien en de temperatuur van de motorkoelvloeistof hoger zijn dan 70°C. 5. De brandstoftank moet minstens ¼ vol zijn. OPMERKING: De operatie werkt als volgt: Start de motor Een commando versturen via de scantool Wacht 2 minuten De ECU verhoogt het motortoerental tot 4000 rpm via na-injectie De ECU keert het motortoerental dan voor 30 seconden terug naar stationair De ECU verhoogt het motortoerental tot 3000 rpm om een balans te creëren. Het voertuig moet in goede staat zijn (olieniveau/kwaliteit, kettingspanning/ kwaliteit) want anders kan dit tot schade leiden als de Regeneratiefunctie wordt uitgevoerd.
46
FastCheck De scantool begeleidt de monteur door het proces. De monteur dient na een regeneratie de functie DTC's wissen toe te passen gevolgd door de functie DTC's lezen, om de validiteit van het proces te controleren. In sommige gevallen kan het filter al voor de regeneratie beschadigd zijn. Als na een regeneratie de DTC "Filter geblokkeerd" of "Filter verstopt" wordt weergegeven, betekent dit dat het filter het einde van zijn levensduur heeft bereikt en vervangen moet worden (gebruik voor deze handeling de onderstaande functie Additief resetten). OPMERKING: Als de monteur wordt gevraagd om de motor te starten, kan afhankelijk van de status van de accu van het voertuig de scantool worden gereset. Als dit zich voordoet moet de motor blijven draaien en de monteur moet de scantool opnieuw starten en opnieuw de optie "Regeneratie" selecteren. Filter en Additief (Reservoir) resetten Via de optie "Regeleenheid additief" krijgt u toegang tot de reset-functie. Er zijn twee varianten van de Additief-ECU: 1. ADDITIF_FAP 2. ADDGO2 De scantool identificeert automatisch welke variant past voor het voertuig door het ECU-onderdeelnummer te lezen. Als de scantool het onderdeelnummer niet kent, wordt de monteur gevraagd om de correcte ECU te selecteren. Als een algemene handleiding gebruiken de FAP-systemen ADDITIF_FAP (19992002) en de latere FAP-systemen ADDGO2 (vanaf 2002). ADDITIF_FAP (1999 – 2002) Er bestaat een optie in het menu Reset die zowel een reset van het Filter en de Additief (reservoir) uitvoert. FILTER RESETTEN: Deze functie wordt gebruikt als de hoeveelheid additief in het reservoir onder een vooraf ingesteld minimum niveau komt. De functie kan ook worden gebruikt als het roetfilter is vervangen (dit komt normaliter overeen met het bijvullen van het reservoir). Als het filter vervangen moet worden, dient dit te gebeuren voor het uitvoeren van deze functie en indien van toepassing voor het uitvoeren van het vervangen van het additief. Er worden twee types additieven gebruikt in deze systemen. DPX42 is het origineel gebruikte additief. Een volle tank van DPX42 is goed voor 80.000 km. EOLYS176 is een nieuwer additief. Een volle tank van EOLYS176 is goed voor ongeveer 120.000 km. Als het additief het minimale niveau heeft bereikt, begint het waarschuwingslampje van het roetfilter op het dashboard van het voertuig te knipperen, om de bestuurder te informeren dat het additief tot
47
FastCheck aan de bovenrand moet worden bijgevuld. Er wordt ook een foutcode (DTC) opgeslagen in de regeleenheid van de motor en de regeleenheid van het additief. Als het roetfilter moet worden vervangen gaat het waarschuwingslampje van het roetfilter knippen op het dashboard van het voertuig. Er wordt ook een foutcode (DTC) opgeslagen in de regeleenheid van de motor en de regeleenheid van het additief, waarbij het probleem gewoonlijk wordt beschreven als 'Filter verstopt' of 'Filter geblokkeerd'. Soms kan een 'Regeneratie' (zie hierboven) het filter ontstoppen of deblokkeren. Als dit niet het geval is moet het filter worden vervangen. Deze functie is ontwikkeld om te worden gebruikt, NADAT de monteur het filter heeft vervangen en/of het reservoir van het additief tot de rand heeft bijgevuld. Het additief kan worden gekocht bij de onderdelenafdeling van de fabrikant. Deze functie reset de waarde "Hoeveelheid additief", die opgeslagen is in de regeleenheid van het additief en het filter, naar nul. De monteur moet vervolgens de instructies volgen, om er voor te zorgen dat de regeleenheid opnieuw de waarde inleert. BELANGRIJK: De scantool leert de monteur om het volgende uit te voeren: 1. Schakel het contact uit. 2. Verwijder de diesel tankdop. 3. Wacht 10 seconden. 4. Vervang de diesel tankdop. 5. Schakel de motor in en laat hem voor 1 minuut draaien. 6. Schakel de motor uit en wacht 4 minuten. 7. Activeer niets op het voertuig tijdens deze tijd, vooral de sleutelkaart niet! 8. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. 9. Gebruik de scantool om DTC's te wissen in de regeleenheid van het additief. 10. Gebruik de scantool om DTC's te wissen in de regeleenheid van de motor. De volgorde van de gebeurtenissen MOET binnen 10 seconden worden gestart als de scantool het bericht weergeeft "Om de reset te voltooien, voer het volgende uit...". Als de volgorde niet juist wordt uitgevoerd of gestart binnen 10 seconden, leert het voertuig de nieuwe additiefwaarde niet juist en het waarschuwingslampje van het roetfilter blijft knipperen of branden. Als dit gebeurt, moet de functie opnieuw worden geselecteerd op de scantool en de procedure nogmaals worden opgestart.
48
FastCheck ADDGO2 (vanaf 2002) Er zijn twee opties in het menu Reset: RESERVOIR RESETTEN: Deze functie wordt gebruikt als de hoeveelheid additief in het reservoir onder een vooraf ingesteld minimum niveau komt. Er worden twee types additieven gebruikt in deze systemen. DPX42 is het origineel gebruikte additief. Een volle tank van DPX42 is goed voor 80.000 km. EOLYS176 is een nieuwer additief. Een volle tank van EOLYS176 is goed voor ongeveer 120.000 km. Als het additief het minimale niveau heeft bereikt, begint het waarschuwingslampje van het roetfilter op het dashboard van het voertuig te knipperen, om de bestuurder te informeren dat het additief tot aan de bovenrand moet worden bijgevuld. Er wordt ook een foutcode (DTC) opgeslagen in de regeleenheid van de motor en de regeleenheid van het additief. Deze functie is ontwikkeld om te worden gebruikt, NADAT de monteur het reservoir van het additief tot de rand heeft bijgevuld. Het additief kan worden gekocht bij de onderdelenafdeling van de fabrikant. Deze functie reset de waarde "Hoeveelheid additief", die opgeslagen is in de regeleenheid van het additief, naar nul. De monteur moet vervolgens de instructies volgen, om er voor te zorgen dat de regeleenheid opnieuw de waarde inleert. BELANGRIJK: De scantool leert de monteur om het volgende uit te voeren: 1. Schakel het contact uit. 2. Verwijder de diesel tankdop. 3. Wacht 10 seconden. 4. Vervang de diesel tankdop. 5. Schakel de motor in en laat hem voor 1 minuut draaien. 6. Schakel de motor uit en wacht 4 minuten. 7. Activeer niets op het voertuig tijdens deze tijd, vooral de sleutelkaart niet! 8. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. 9. Gebruik de scantool om DTC's te wissen in de regeleenheid van het additief. 10. Gebruik de scantool om DTC's te wissen in de regeleenheid van de motor. De volgorde van de gebeurtenissen MOET binnen 10 seconden worden gestart als de scantool het bericht weergeeft "Om de reset te voltooien, voer het volgende uit...". Als de volgorde niet juist wordt uitgevoerd of gestart binnen 10 seconden, leert het voertuig de nieuwe additiefwaarde niet juist en het waarschuwingslampje van het roetfilter blijft knipperen of branden. Als dit gebeurt, moet de functie opnieuw worden geselecteerd op de scantool en de procedure nogmaals worden opgestart. FILTER RESETTEN:
49
FastCheck Deze functie wordt gebruikt als het roetfilter zelf werd vervangen. Als het filter vervangen moet worden, dient dit te gebeuren voor het uitvoeren van deze functie en indien van toepassing voor het uitvoeren van het vervangen van het additief. Als het roetfilter moet worden vervangen gaat het waarschuwingslampje van het roetfilter knippen op het dashboard van het voertuig. Er wordt ook een foutcode (DTC) opgeslagen in de regeleenheid van de motor en de regeleenheid van het additief, waarbij het probleem gewoonlijk wordt beschreven als 'Filter verstopt' of 'Filter geblokkeerd'. Soms kan een 'Regeneratie' (zie hierboven) het filter ontstoppen of deblokkeren. Als dit niet het geval is moet het filter worden vervangen. Deze functie is ontwikkeld om te worden gebruikt, NADAT de monteur het filter heeft vervangen. Deze functie reset de waarde "Hoeveelheid additief in het filter", die opgeslagen is in de regeleenheid van het additief, naar nul. De monteur moet vervolgens de instructies volgen, om er voor te zorgen dat de regeleenheid opnieuw de waarde inleert. BELANGRIJK: De scantool leert de monteur om het volgende uit te voeren: 1. Schakel het contact uit. 2. Verwijder de diesel tankdop. 3. Wacht 10 seconden. 4. Vervang de diesel tankdop. 5. Schakel de motor in en laat hem voor 1 minuut draaien. 6. Schakel de motor uit en wacht 4 minuten. 7. Activeer niets op het voertuig tijdens deze tijd, vooral de sleutelkaart niet! 8. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. 9. Gebruik de scantool om DTC's te wissen in de regeleenheid van het additief. 10. Gebruik de scantool om DTC's te wissen in de regeleenheid van de motor. De volgorde van de gebeurtenissen MOET binnen 10 seconden worden gestart als de scantool het bericht weergeeft "Om de reset te voltooien, voer het volgende uit...". Als de volgorde niet juist wordt uitgevoerd of gestart binnen 10 seconden, leert het voertuig de nieuwe additiefwaarde niet juist en het waarschuwingslampje van het roetfilter blijft knipperen of branden. Als dit gebeurt, moet de functie opnieuw worden geselecteerd op de scantool en de procedure nogmaals worden opgestart. Waarschuwing: Het additief is schadelijk en contact met de huid van de monteur dient vermeden te worden. OPMERKING: Het additief wordt nu verkocht als een kit waarin een apparaat zit om het additief in het reservoir te plaatsen. In sommige kits zit het additief in een plastic zak, die rechtstreeks in het reservoir geplaatst kan worden.
50
FastCheck Type additief Er worden twee verschillende types additieven gebruikt: DPX42 EOLYS176 (DPX10) Beide types hebben verschillende eigenschappen. DPX42 is de originele additief die gebruikt wordt door PSA. Een volle tank van DPX42 is goed voor 80.000 km. EOLYS176 (DPX10) is een verbeterd additief dat goed is voor circa 120.000 km. BELANGRIJK: Een voertuig dat DPX42 gebruikt kan niet worden geüpgraded tot EOLYS176 (DPX10) en visa versa. Deze functie wordt gebruikt als een nieuwe regeleenheid van het additief in het voertuig is geïnstalleerd. De nieuwe regeleenheid wordt geprogrammeerd met het type additief dat het voertuig gebruikt. Er zijn twee manieren om visueel te bepalen welk type additief is gebruikt. Dit is afhankelijk van het model.Voor Peugeot 406, Peugeot 607, Peugeot 807, Citroen C5 en Citroen C8: Controleer de kleur van de kap van het reservoir van het additief. De kleur van EOLYS176 (DPX10) is zwart met een groene ring. De kleur van DPX42 is zwart met een witte ring. Voor Peugeot 307 en Peugeot 206: Controleer de kleur van de click-on-connectors op het reservoir van het additief en het roetfilter. De kleur van EOLYS176 (DPX10) is zwart met een groene ring. De kleur van DPX42 is zwart met een witte ring. BELANGRIJK: Gebruik uitsluitend deze twee additieven. Het gebruik van een ander additief heeft als gevolg dat het systeem defect raakt. Gebruik altijd een nieuw en schoon additief. Er bestaat een risico dat een additiefverstuiver vastloopt als een vuil of oud additief is gebruikt. Meng de twee additieven nooit. Het is niet mogelijk om visueel onderscheid te maken tussen de twee additieven, aangezien ze qua uiterlijk identiek zijn. Waarschuwing: Het additief is schadelijk en contact met de huid van de monteur dient vermeden te worden. Vervanging regeleenheid Deze functie verwijst naar de regeleenheid van het additief en kan worden opgeroepen via de optie "Regeleenheid Additief".
51
FastCheck Als een nieuwe regeleenheid van het additief is geïnstalleerd in een voertuig, moet deze geprogrammeerd worden met de huidige hoeveelheid additief in het reservoir. Voordat u deze functie gebruikt dient u er voor te zorgen dat: 1. u de aanwezige "hoeveelheid additief" in het reservoir weet. Dit kunt u realiseren door de waarde af te lezen van de oude regeleenheid van het additief, terwijl deze nog geïnstalleerd is (gebruik hiervoor de waarde van de live data (actuele gegevens) van de "Hoeveelheid additief"). Als u de oude regeleenheid al heeft verwijderd, kunt u deze waarde verkrijgen door het correcte EMSsysteem te selecteren waarmee het voertuig is uitgerust en deze waarde aflezen van de Live Data (actuele gegevens). 2. De nieuwe regeleenheid van het additief is geïnstalleerd. De monteur wordt gevraagd om de waarde van de "Hoeveelheid additief" in te voeren, die vervolgens wordt weggeschreven naar de nieuwe regeleenheid. Uitwisselbaarheid Zoals reeds eerder vermeld, is het niet mogelijk om een voertuig te upgraden dat gebruik maakt van het type additief DPX42 of EOLYS176 (DPX10). Het is echter mogelijk een regeleenheid van het additief met bepaling van het type additief DPX42 of EOLYS176 (DPX10) te installeren, om een regeleenheid met typebepaling DPX42 te vervangen, mits de volgende handelingen worden uitgevoerd: 1. Volg het bovenstaande proces voor het vervangen van de regeleenheid. 2. Gebruik de menu-optie "Type additief" om het type additief in te stellen op DPX42. Als u een regeleenheid voor het additief installeert met bepaling van het type additief EOLYS176 (DPX10) om een regeleenheid te vervangen met typebepaling EOLYS176 (DPX10), dienen de volgende handelingen te worden uitgevoerd: 1. Volg het bovenstaande proces voor het vervangen van de regeleenheid. 2. Gebruik de menu-optie "Type additief" om het type additief in te stellen op EOLYS176. Gebruik de menu-optie "Type additief" om het type additief in te stellen op EOLYS176. Aanpassingen resetten Het doel van de functie "Aanpassingen resetten" is het resetten van de basisinstellingen (naar nul) die opgeslagen zijn in het geheugen van de regeleenheid. Deze basisinstellingen variëren overeenkomstig de leeftijd van de motor en het doel ervan is het handhaven van een perfect afgesteld motorsysteem. Na het uitvoeren van een reset leert de regeleenheid opnieuw de waarden in, hetzij automatisch of door het uitvoeren van een aantal stappen door de monteur.
52
FastCheck De functie moet worden gebruikt als belangrijke componenten zijn vervangen. Als de basiswaarden niet zijn gereset, zal de motor afslaan of gaan haperen. Het proces voor resetaanpassingen varieert naargelang de regeleenheid. De monteur moet mogelijk verschillende stappen uitvoeren om de reset succesvol te voltooien en de inleerprocedure. Op systemen die een diagnosecommando vereisen, probeert de scantool de monteur stap voor stap te begeleiden, maar tengevolge van dalingen van de accuspanning tijdens het tornen van de motor, kan de scantool worden gereset voordat een procedure is voltooid. Zie de procedures van de fabrikant voor iedere aparte regeleenheid. Programmeren verstuiver Deze functie is beschikbaar op het injectiesysteem van de Bosch EDC15C7, dat uitgerust is op de volgende voertuigen: Marque
Model
Cilinderinhou d
Motorcode
Citroën
Relais/Jumper
2.0D
RHV
Citroën
Relais/Jumper
2.2D
4HY
Citroën
Relais/Jumper
2.8D
8140.63
Citroën
Relais/Jumper
2.8D
8140.43S
Peugeot
Boxer
2.0D
RHV
Peugeot
Boxer
2.2D
4HY
Peugeot
Boxer
2.8D
8140.43S
Het doel van deze functie is de monteur in staat te stellen om een defecte verstuiver of verstuivers te vervangen en de waarde van de nieuwe verstuiver in de regeleenheid van de diesel te programmeren. Deze functie kan ook worden gebruikt als een nieuwe regeleenheid is geïnstalleerd en de monteur deze regeleenheid moet programmeren met de waarden van de nieuwe verstuivers. Deze methode geeft iedere verstuiver een classificatie van 1, 2 of 3. De classificatie heeft betrekking op de werkomstandigheden van de verstuiver. De regeleenheid slaat de classificatie van de verstuivers op en pas afhankelijk van de classificatie de bewerking van iedere verstuiver aan. Het doel hiervan is de prestaties en emissies te verbeteren. De waarden die in de regeleenheid zijn opgeslagen en de waarden van de nieuwe verstuiver(s) moeten overeenkomen. Als dit niet het geval is zal de DTC P1301 aanwezig zijn op de regeleenheid en de MIL gaan knipperen.
53
FastCheck Op dit systeem moet de classificatie van iedere verstuiver altijd hetzelfde zijn. Zij kunnen bijvoorbeeld allemaal van classificatie 2 of allemaal van classificatie 3 zijn, maar als de verstuiver 1 van classificatie 2 en verstuiver 2 van classificatie 3 is, wordt er een DTC opgeslagen en gaat de MIL knipperen. Fiat, Alfa en Lancia Aanpassingen resetten Het doel van de functie "Aanpassingen resetten" is het resetten van de basisinstellingen (naar de standaardinstellingen) die opgeslagen zijn in het geheugen van de regeleenheid. Deze basisinstellingen variëren overeenkomstig de leeftijd van de motor en het doel ervan is het handhaven van een perfect afgesteld motorsysteem. Na het uitvoeren van een reset leert de regeleenheid automatisch de waarden in. De functie moet worden gebruikt als belangrijke componenten zijn vervangen. Als de basiswaarden niet zijn gereset, zal de motor afslaan of gaan haperen. De scantool begeleidt de monteur door het proces. Functies roetfilter OPMERKING: Voor voertuigen van PSA (zie onderstaande lijst), zie onder Peugeot en Citroen het onderdeel Roetfiler (FAP): Marque
Model
Modeljaar
Fiat
Ulysse '02
2002 - 2005
Fiat
Ulysse '02
2002 - 2005
Fiat
Ulysse '05
2005 -
Fiat
Ulysse '05
2005 -
Lancia
Phedra
2002 - 2005
Lancia
Phedra '05
2005 -
Lancia
Phedra '05
2005 -
Deze functies hebben betrekking op het roetfilter van de Fiat / Alfa / Lancia, dat in 2005 in productie is gegaan.
54
FastCheck De functies worden gebruikt op de motormanagementsystemen van Bosch EDC16C39 CF4 EOBD en de Magneti Marelli 6F3 EOBD, die uitgerust zijn op de volgende voertuigen: Marque
Model
Cilinderinhoud
Fiat
Doblo
1.3 JTD
Fiat
Idea
1.3 JTD
Fiat
Palio RST
1.3 JTD
Fiat
Panda
03 1.3 JTD
Alfa Romeo
159
1.9 MJET 16V
Alfa Romeo
159
1.9 MJET 8V
Alfa Romeo
159
2.4 MJET
Fiat
Croma ‘05
1.9 MJET 16V
Fiat
Croma ‘05
1.9 MJET 8V
Fiat
Croma ‘05
MJET 20V
OPMERKING: Sommige van deze voertuigen die eerder gebouwd zijn zijn niet uitgerust met een roetfilter. De scantool identificeert automatisch als een roetfilter niet aanwezig is en laat deze functies dan weg in het functiemenu. Filterregeneratie De regeneratiefunctie is bedoeld om de deeltjes die in het filter zitten te verbanden, om zodoende het filter te reinigen. Dit wordt bereikt door de temperatuur te verhogen in het filter tot circa 450ºC. Een additief wordt gebruikt om de natuurlijke verbrandingstemperatuur van de deeltjes te verlagen tot circa 450ºC. Onder normale rijomstandigheden vindt iedere 400 tot 500 km automatisch een regeneratie plaats. Echter bij sommige rijomstandigheden, zoals stadsritten, wordt hierdoor de automatische regeneratie nadelig beïnvloed. In deze gevallen is het noodzakelijk om met behulp van deze functie een regeneratie te forceren. Als een geforceerde regeneratie is vereist, gaat het waarschuwingslampje van het roetfilter branden. Bij sommige gebeurtenissen kan het filter ook verstopt raken. Als dit gebeurt, slaat de ECU van het motorbeheer een foutcode op (DTC) van P1206 of P2002. Een regeneratie uitvoeren, corrigeert dit (het foutgeheugen van de ECU wordt automatisch gewist tijdens dit proces).
55
FastCheck Het volgende wordt aanbevolen voor een geforceerde regeneratie: 1. De uitlaat en de directe omgeving hiervan MOETEN schoon zijn. 2. Uitlaatgasafzuiginstallaties mogen NIET worden aangesloten op de uitlaatpijp. 3. Tijdens de regeneratie mag niemand in de buurt van de uitlaatpijp te komen. 4. Voor een succesvolle regeneratie moet de motor draaien en de temperatuur van de motorkoelvloeistof hoger zijn dan 70°C. 5. De brandstoftank moet minstens ¼ vol zijn. De scantool begeleidt de monteur door het proces. OPMERKING: Als de monteur wordt gevraagd om de motor te starten, kan afhankelijk van de status van de accu van het voertuig de scantool worden gereset. Als dit zich voordoet moet de motor blijven draaien en de monteur moet de scantool opnieuw starten en opnieuw de optie "Regeneratie" selecteren. Filter vervangen Deze procedure moet worden uitgevoerd NADAT het roetfilter vervangen is. Parameters die in de regeleenheid zijn opgeslagen, betreffende de status en de levensduur van het roetfilter, worden door deze functie gereset. Na het initialiseren van de parameters in de regeleenheid, wordt het hierboven beschreven regeneratieproces uitgevoerd. Daarom zijn alle aanbevolen oefenpunten in de hierboven genoemde sectie ook van toepassing op deze functie. De scantool begeleidt de monteur door het proces. OPMERKING: Als de monteur wordt gevraagd om de motor te starten, kan afhankelijk van de status van de accu van het voertuig de scantool worden gereset. Als dit zich voordoet moet de motor blijven draaien en de monteur moet de scantool opnieuw starten en opnieuw de optie "Regeneratie" selecteren. Olieverversing Deze procedure moet worden uitgevoerd NADAT de motorolie is ververst. Parameters die in de regeleenheid zijn opgeslagen, betreffende de status en de levensduur van de olie, worden door deze functie gereset. De scantool begeleidt de monteur door het proces. Vervanging pre-katalysator Deze procedure moet worden uitgevoerd NADAT de pre-katalysator vervangen is. Parameters die in de regeleenheid zijn opgeslagen, betreffende de status en de levensduur van de pre-katalysator, worden door deze functie gereset. De scantool begeleidt de monteur door het proces.
56
FastCheck Vervanging druksensor differentieel Deze procedure moet worden uitgevoerd NADAT de druksensor van het differentieel vervangen is. Parameters die in de regeleenheid zijn opgeslagen en betrekking hebben op het drukverschil, worden door deze functie gereset. De scantool begeleidt de monteur door het proces. Programmeren verstuiver Het doel van deze functie is de monteur in staat te stellen om een defecte verstuiver of verstuivers te vervangen en de waarde van de nieuwe verstuiver in de regeleenheid van de diesel te programmeren. Deze functie kan ook worden gebruikt als een nieuwe regeleenheid is geïnstalleerd en de monteur deze regeleenheid moet programmeren met de waarden van de nieuwe verstuivers. De functie is beschikbaar op alle motormanagementsystemen vanaf 2002. Er zijn twee verschillende methoden voor het programmeren van een verstuiver op FAL: De eerste methode geeft iedere verstuiver een classificatie van 1, 2 of 3. De classificatie heeft betrekking op de werkomstandigheden van de verstuiver. De regeleenheid slaat de classificatie van de verstuivers op en pas afhankelijk van de classificatie de bewerking van iedere verstuiver aan. Het doel hiervan is de prestaties en emissies te verbeteren. De scantool kan de huidige classificatie van de verstuivers aflezen en de nieuwe classificatie programmeren. De nieuwe methode gebruikt 9-cijferige alfa-numerieke verstuivercodes. Deze codes staan in de behuizing van iedere afzonderlijke verstuiver en zijn elektronisch opgeslagen in de regeleenheid. De code is het resultaat van kalibratieresultaten en resultaten van tests die op de verstuiver zijn uitgevoerd ten tijde van de productie. Dit is een verbetering van de hierboven staande methode en ontwikkeld om de structurele eigenschappen van de verstuiver te combineren met de software van de regeleenheid en de prestaties en emissies aanzienlijk te verbeteren. Deze methode wordt gebruikt op de resterende dieselsystemen. De scantool kan de huidige verstuivercodes lezen en de nieuwe verstuivercodes programmeren. In beide gevallen moeten de waarden die in de regeleenheid zijn opgeslagen en de waarden van de nieuwe verstuiver(s) overeenkomen. Als dit niet het geval is zal de DTC P1301 aanwezig zijn op de regeleenheid en de MIL gaan knipperen. OPMERKING: Op Bosch EDC15 CF3 (2.0 / 2.3 / 2.8) systemen, die uitgerust zijn op de Fiat Ducato, moet de classificatie van alle verstuivers altijd hetzelfde zijn. Zij kunnen bijvoorbeeld allemaal van classificatie 2 of allemaal van classificatie zijn, maar als de verstuiver 1 van classificatie 2 en verstuiver 2 van classificatie 3 is, wordt er een DTC opgeslagen en gaat de MIL knipperen.
57
FastCheck De functie is echter zeer belangrijk omdat als een nieuwe verstuiver wordt aangebracht (of een regeleenheid is vervangen) de regeleenheid geprogrammeerd moet worden via deze functie, met de verstuiverklasse 2 waarde. Ford Zelftest Het doel van de zelftest is er voor te zorgen dat de regeleenheid een interne test kan uitvoeren om de inputs en outputs van de module te controleren op fouten. De module activeert de outputs en inputs van de monitor, om fouten vast te stellen zoals open circuits of kortgesloten circuits, enz. De zelftest moet maximaal binnen 30 seconden zijn voltooid. Na voltooiing van de zelftest worden alle outputs van de regeleenheid teruggezet naar de beginstatus. Motormanagementhandleiding Controleer de aansluiting als u tijdens de test twijfelt over welk motormangementsysteem het voertuig beschikt en of het voertuig is uitgerust met een J1962-aansluiting (16-pins). Als de pinnen 2 en 10 aanwezig zijn, is het voertuig een EEC V, maar als de pinnen 3 en 11 bevestigd zijn, dan is het voertuig een EEC IV - DCL. OPMERKING: De Ford Galaxy 1.9 TDi met een VW motor is alleen toegankelijk via de VAG-applicatie. Om voeding te krijgen moeten bij de oudere 2-pins en 3-pins aansluitingen de rode (OM100/16) en zwarte (OM100/17) kabels worden aangesloten op de accupolen van de auto. De scantool zal proberen een seriële verbinding met het voertuig tot stand te brengen. Volg de aanwijzingen op het scherm voor iedere test, als er een verbinding tot stand is gekomen. OPMERKING: Als de ECU (elektronische regeleenheid] een fout detecteert, kunnen de actuele gegevens worden ingesteld op een standaardwaarde. Controleer de foutcodes en verhelp eventuele problemen voordat u de waarden van de actuele gegevens gebruikt. Selectie diagnosesysteem Ford maakte traditioneel vanaf begin 1980 tot medio 1990 op al hun voertuigen gebruik van EECIV (elektronisch geregeld motormanagement, versie 4). Het diagnosesysteem van Ford van die tijd werd een STAR-tester genoemd, (Self Test Automatic Read-out). Het gaf alleen een 2-cijferige of 3-cijferge code aan waarvan de beschrijving moest worden opgezocht in een tabel. Er waren geen actuele gegevens of componententests beschikbaar. Rond 1994 introduceerde Ford een meer geavanceerd systeem, EECV genaamd (Electronic Engine Control, versie 5). Dit systeem werd slechts op enkele voertuigen
58
FastCheck toegepast. Ford voegde vervolgens de twee systemen samen, dat onder verschillende namen bekend werd. Hiertoe behoren de verbeterde EECIV1/2, EECIV en DCL (Data Communications Link). Voor deze systemen gebruikte Ford de diagnose-tool WDS (World Diagnostic System), deze systemen tonen actuele gegevens en beschikken over beperkte componententests. Zo tegen 1998 waren alle Ford voertuigen overgeschakeld op het EECV-systeem, met uitzondering van: Voertuigen geproduceerd in samenwerking met de Japanners, dat wil zeggen Maverick, Probe enz., die gebruik maken van Japanse motormanagementsystemen. De diesel Ford Galaxy met een VW motor die gebruik maakt van het Bosch EDCsysteem. Transit 94 modellen voorzien van het Lucas EPIC-systeem. Kabelbomen Tot 1981 maakte Ford gebruik van een ovale 3-pins diagnose-aansluiting, die u bij de meeste voertuigen aantreft in de buurt van de accu of de wielkast. Van 1982 tot 1993 werd een gelijksoortige, maar driehoekige 3-pins aansluiting gebruikt. Deze aansluiting bevond zich in het motorcompartiment. In 1994 begon Ford, in overeenstemming met de meeste andere fabrikanten een J1962 16-pins kabelboom te gebruiken in het passagiers compartiment. Ford hield er in 1997 pas mee op om een 3-pins aansluiting aan te brengen onder de motorkap en bracht eveneens een 2-pins aansluiting aan. Vanaf 1998 gebruikt Ford echter uitsluitend een andere 16-pins aansluiting met verschillende pinuitgangen. Voor deze applicaties, gebruik de kabelbomen YTD950 of de multiplexerkabel (YTD965). Dit leidt tot het probleem te bepalen welke kabelboom en welk systeem Ford gebruikt op een bepaald voertuig, met name bij de modeljaren 1994 t/m 1997. OPMERKING: De multiplexerkabel (YTD965) of de kabelboom van de CANconverter (YTD960) dient voor alle diagnoses van de volgende voertuigen te worden gebruikt: Fiesta VI (MY02 – MY07). Fiesta VII (MY07 – tot heden). Focus II (MY04 – tot heden). Focus C-Max (MY03 – tot heden). Fusion (MY02 – tot heden). Galaxy III (MY06 – tot heden). Ka II (MY08 – tot heden). Kuga (MY08 – tot heden). Mondeo IV (MY07 – tot heden). S-Max (MY06 – tot heden).
59
FastCheck Transit (MY06 – tot heden). Transit Connect (MY02 – tot heden). De multiplexerkabel (YTD965) of de kabelboom van de CAN-converter (YTD960) kan ook voor alle diagnoses van de 16-pins Ford-voertuigen worden gebruikt. Systemen Vanaf eind 1970 tot begin 1980 maakte Ford gebruik van een 2-cijferig EECIV basissysteem, soms EECIV LED of EECIV basic genaamd. Dit systeem maakt gebruik van een ovale 3-pins aansluiting. Vanaf begin 1980 verbeterde Ford de systemen en maakte gebruik van de driehoekige 3-pins aansluiting. Deze is altijd zwart met een rode beschermkap. Toen Ford vanaf 1994 nieuwere systemen introduceerde, werden veel voertuigen voorzien van 3-pins en 16-pins aansluitingen, maar slechts één ervan werd aangesloten op de ECM, afhankelijk van welk motormanagementsysteem werd gebruikt. Voertuigen MJ 1994 - 1997 Helaas is er geen gemakkelijke manier om te bepalen welk systeem in deze voertuigen is aangebracht, aangezien dit afhankelijk is van het systeem dat Ford gebruikt: EECIV, DCL of EECV. Kijk eerst onder de motorkap om te zien of er een 3-pins aansluiting is aangebracht. Als dit het geval is sluit dan de scantool m.b.v. de desbetreffende kabelboom aan en selecteer in het menu een van de EECIV-systemen (niet EECIV basic). Over het algemeen gebruiken de oudere CVH-motoren 2-cijferige codes. De Zetec-motoren gebruiken gewoonlijk 3-cijferige codes. DCL- en EECV-systemen gebruiken nooit de 3-pins aansluiting. Het DCL-systeem gebruikt de 2-pins of de 16-pins aansluiting. OPMERKING: Het DCL-systeem is een variant van het EECIV-systeem. De volgende stap is te controleren of er een 2-pins aansluiting aanwezig is, deze is gewoonlijk te vinden naast het scharnier van de motorkap. Indien aanwezig, de 2pins kabelboom aansluiten en in het menu de optie DCL selecteren. OPMERKING: EECIV en EECV gebruiken nooit de 2-pins aansluiting. Als geen van beide aansluitingen aanwezig zijn of er kan geen verbinding wordt gemaakt met het voertuig, controleer dan of het passagierscompartiment een J1962 16-pins aansluiting heeft. Deze is gewoonlijk te vinden onderaan de 'A' framestijl, in de passagiersvoetruimte of onder het stuurwiel. Indien aanwezig, maakt deze aansluiting alleen gebruik van het DCL- of EECV-systeem. OPMERKING: EECIV en EECV maken nooit gebruik van deze kabelboom.
60
FastCheck Als dit niet op het voertuig kan aangesloten worden, gebruik dan multiplexerkabel (YTD965) of de EOBD(J1962)-kabel (YTD950) en selecteer EECV in het menu. OPMERKING: Alleen EECV maakt gebruik van deze kabelboom. Probleemoplosser: Bij sommige systemen verschijnt het bericht "2 minuten geduld a.u.b." op het scherm. Als het voertuig niet binnen deze tijd heeft gereageerd, is het verkeerde systeem of kabelboom geselecteerd. Ford maakt gewoonlijk gebruik van vet in diagnose-aansluitingen om corrosie te voorkomen. Het kan zijn dat dit eerst moet worden verwijderd om een goede elektrische aansluiting te krijgen. Als de driehoekige 3-pins aansluiting wordt gebruikt, moet men de draadbundel in de aansluiting horen 'klikken', om er voor te zorgen dat het voertuig goed is aangesloten. Dit is vaak een probleem als de beschermkap niet meer aanwezig is en er vuil in vast zit, waardoor er geen goede aansluiting met de kabelboom kan plaatsvinden. EEC V-menu Selecteer het type motor waarmee het voertuig is uitgerust en volg de aanwijzingen op het scherm: Bij een diesel voertuig staat het type motor meestal vermeldt op de kunststof motorafscherming. Als er een benzinevariant wordt gebruikt moet de optie Benzine worden geselecteerd. Als de optie Benzine is geselecteerd worden de volgende opties weergegeven: 1. DTC's lezen 2. Codes wissen 3. Actuele gegevens 4. Geg. in freeze fr. (Data Vastzetten) 5. Continue tests 6. Uitvoertest 7. KOEO-Test 8. KOER-Test 9. Lees VIN Voor hulp bij data vastzetten en continu tests, zie onderdeel EOBD van dit document.
61
FastCheck Uitvoertest - Circuittests Het contact moet zijn ingeschakeld en de motor moet UIT staan. "Test in Progress" (Test wordt uitgevoerd) weergegeven. In verband met de veiligheid stopt de test automatisch na 20 seconden. KO EO Test - Contact ingeschakeld / Motor uit Zelftest Deze test wordt in de ECU (elektronische regeleenheid) geprogrammeerd. Deze dient te worden uitgevoerd met het contact ingeschakeld, maar met uitgeschakelde motor. Schakel alle onderdelen zoals verwarmingen, airco's, enz. uit. Als de test wordt uitgevoerd, wordt het bericht "Performing test Please wait" (Test uitvoeren, even wachten a.u.b.) weergegeven. Nadat de test is voltooid worden de testresultaten opgevraagd en de foutcodes weergegeven. KO ER Test - Contact ingeschakeld / Motor draait Zelftest Deze test is hetzelfde als de KO EO test, maar nu met draaiende motor. Zorg ervoor dat de motor de juiste operationele temperatuur heeft en volg de aanwijzingen op het scherm, anders worden onjuiste DTC's gerapporteerd. OPMERKING: Voor zowel KO EO als KO ER geven de gerapporteerde testresultaten niet per definitie een defect onderdeel of systeem aan. Sommige gerapporteerde foutcodes kunnen betrekking hebben op onderdelen of systemen die het voertuig niet heeft. Er kan ook een fout worden gerapporteerd als de test wordt uitgevoerd als het systeem niet in de correcte status verkeert (bijv. stuurbekrachtiging niet toegepast tijdens de test terwijl hier om gevraagd werd of ingeschakelde airco). Aan het begin van de test dienen alle randapparaten, zoals verwarmingsventilatoren en airco's, te zijn uitgeschakeld. Lees VIN - Lees het Voertuig Identificatie Nummer (chassisnummer) dat in de ECU is opgeslagen Hiermee wordt geprobeerd de VIN te lezen vanuit de ECU, als dit wordt ondersteund of beschikbaar is. Programmering verstuiver (TDCi motoren) Deze functie is vereist door servicecentra, als een verstuiver vervangen moet worden of als er sprake is van een bestuurdbaarheidsprobleem. Voor 1.8 TDCi en 2.0 TDCi motoren is in de behuizing van iedere verstuiver een 16cijferige kalibratiecode geslagen. Voor 1.6 TDCi motoren is in de behuizing van iedere verstuiver een 8-cijferige kalibratiecode geslagen. Deze codes hebben betrekking op de elektrische en structurele eigenschappen van iedere verstuiver, die tijdens de productie gedefinieerd zijn. De PCM moet de kalibratiecodes van iedere verstuiver weten om de verstuivers op de correcte wijze
62
FastCheck te kunnen bedienen. Dit helpt de prestaties en emissies te verbeteren. De code moet geprogrammeerd worden, daarvoor moet de code gedownload worden en geladen worden in het geheugen van de PCM's. Er zijn drie gangbare situaties die om deze functie vragen. 1. Na het vervangen van de verstuiver. 2. "Kalibratie" brandstofinjectiesysteem. 3. Om bestuurbaarheidsproblemen op te lossen. Te weinig vermogen, zwarte rook en de aanwezigheid van DTC's P2336, P2337, P2338 kunnen vaak worden verholpen door het opnieuw invoeren van de bestaande 4 verstuivercodes. De verstuiverprogrammering wordt gebruikt bij de volgende voertuigen: Model
Motor
Modeljaar
Fiesta
1.6 TDCi
Focus
1,8 TDCi
2004 2001 - 2005
Focus (nieuw vorm)
1.6 TDCi
2005 -
Focus C-Max
1.6 TDCi
2005 -
Mondeo
2,0 TDCi
2000 - 2006
Mondeo
2,2 TDCi
2005 - 2006
OV
2,0 TDCi
2000 - 2005
OV
2,4 TDCi
2000 - 2005
Transit Connect
1,8 TDCi
2002 - 2006
OPMERKING: Op eerdere modeljaren (ongeveer voor 2003) is het niet mogelijk om de actuele verstuivercodes af te lezen. Op deze voertuigen ziet u "00 00 00 00 00 00 00 00" of "FF FF FF FF FF FF FF FF" staan of een samenstelling hiervan. Nadat u de verstuivercode hebt ingevoerd, zal het brandstofsysteem aanvankelijk werken zonder aangestuurde inspuiting. Er moet een paar kilometer met het voertuig worden gereden om dit te corrigeren. De codes van de ORIGINELE verstuivers waarmee het voertuig is uitgerust staan niet op het label dat aan de zijkant van de motor of op de bovenkant van de kleptuimelaar is aangebracht (mits het label niet is verwijderd).
63
FastCheck
OM1349
1.6 TDCi motoren: - Label verstuiver zie pijl in afbeelding
OM1350
Verstuivercodes zie pijl in afbeelding
64
FastCheck De codes op het label zijn in het volgende formaat: (1&2)
X1111111122222222X
(3&4)
X3333333344444444 X
Waar: 11111111 is de code voor verstuiver 1, 22222222 is de code voor verstuiver 2, 33333333 is de code voor verstuiver 3, 44444444 is de code voor verstuiver 4. OPMERKING: De verstuivers staan in fysieke volgorde en NIET in de ontstekingsvolgorde.
TRANSMISSION
INJ: OM1356
Zicht vanaf voorkant van het voertuig.
De verstuivercodes kunnen ook worden afgelezen van de aangebrachte verstuivers, daar de codes op een ring geslagen zijn die bevestigd is aan de kop van de verstuiver, onder de connector.
65
FastCheck
OM1352
1,8 TDCi motoren: - Label verstuiver zie pijl in afbeelding - zijaanzicht
OM1351
Label en kop verstuiver zie pijl in afbeelding - vooraanzicht
66
FastCheck
OM1353
Op het label van de verstuiver staan vier 16-cijferige nummers
OPMERKING: De verstuivers op het label staan in fysieke volgorde en NIET in ontstekingsvolgorde.
TRANSMISSION
INJ: OM1357
Zicht vanaf voorkant van het voertuig.
67
FastCheck De verstuivercodes kunnen ook worden afgelezen van de aangebrachte verstuivers, daar de codes op een ring geslagen zijn die bevestigd is aan de kop van de verstuiver, onder de connector.
OM1354
2,0 TDCi motoren: - Label verstuiver zie pijl in afbeelding - zijaanzicht
68
FastCheck
OM1355
Op het label van de verstuiver staan vier 16-cijferige nummers
OPMERKING: De verstuivers op het label geven de ontstekingsvolgorde aan en NIET de fysieke volgorde. De code linksboven is verstuiver 1 (cil.1), de code rechtsboven is verstuiver 2 (cil.3), linksonder is verstuiver 3 (cil.4) en rechtsonder is verstuiver 4 (cil.2). Waarbij verstuiver het ontstekingsnummer is en cilinder het fysieke nummer. Als de verstuiver wordt vervangen, moet de code die in de behuizing van de nieuwe verstuiver is geslagen geprogrammeerd worden in de PCM en NIET de code op het label. Waarschuwing: Voordat u probeert de injector te programmeren, is het van belang dat het voertuig minstens 8 uur stilstaat met uitgeschakelde motor. Om ervoor te zorgen dat de motor koud is voordat de programmering van de injector wordt uitgevoerd. Als deze instructies niet in acht worden genomen kan dit resulteren in het niet uitvoeren van het programmeren van de injector en/of bestuurbaarheidsproblemen veroorzaken. EEC IV-menu Deze applicatie werk op een soortgelijke wijze als de Ford EEC V applicatie, maar er zijn minder tests beschikbaar.
69
FastCheck Actuele gegevens De live data (actuele gegevens) worden uit de ECU gelezen en weergegeven. Sommige van de weergegeven parameters zijn mogelijk niet geschikt voor bepaalde systemen, bv. de schakelaar parkeren/vrij. Doorl. codes - Doorlopende codes 155 Hiermee worden de DTC's (foutcodes) weergegeven die worden opgeslagen tijdens een normale rijcyclus. Codes wissen Wist de DTC's die zijn weergegeven in de bovenstaande test voor Doorlopende Codes. Sommige fouten kunnen alleen in het geheugen worden opgeslagen tijdens het rijden en worden niet opgeslagen na de functie 'Doorlopende codes wissen'. Door de KO EO en KO ER tests uit te voeren, wordt het geheugen gewist en moeten de 'Doorlopende codes' worden ingelezen voordat de KO EO of KO ER wordt uitgevoerd. KO EO Test - Contact ingeschakeld / Motor uit Zelftest Deze zelftest werkt net als bij de EEC V. KO ER Test - Contact ingeschakeld / Motor draait Zelftest Deze test is hetzelfde als de KO EO test, maar nu met draaiende motor. Zorg ervoor dat de motor de juiste operationele temperatuur heeft en volg de aanwijzingen op het scherm, anders worden onjuiste DTC's gerapporteerd. Nadat de motor is gestart moeten eerst de controlelampjes doven en moet de motor stationair draaien. Als de controller de test uitvoert, wordt het bericht "Test uitvoeren" weergegeven. Het motortoerental neemt toe om het begin van de test aan te geven. De bestuurder moet dan onmiddellijk: 1. Het stuur volledig van links naar rechts draaien. Als deze handeling niet wordt uitgevoerd wordt code 521 weergegeven. 2. Trap op het rempedaal en laat deze los, om de remschakelaar te activeren. Als deze handeling niet wordt uitgevoerd wordt code 536 weergegeven. 3. Zet de O/D-schakelaar om, indien aanwezig. Als deze handeling niet wordt uitgevoerd wordt code 653 weergegeven. 4. Als de motor stationair draait, wacht dan 10 - 15 seconden en trap vervolgens het gaspedaal in tot er meer dan 4000 tpm worden gerealiseerd. Als deze handeling niet wordt uitgevoerd wordt code 538 weergegeven. Als de handeling tijdens het verkeerde deel van de test wordt uitgevoerd, wordt code 411 of 412 weergegeven.
70
FastCheck Als er een fout is aan het begin, wordt code 998 weergegeven samen met de normale foutcode en wordt de zelftest niet uitgevoerd. Instructies knippercodes Selecteer in het menu de 2-cijferige of de 3-cijferige trage codelezer, aan de hand van het type dat is opgenomen in de applicatielijst van het te testen voertuig. Terwijl de applicatie wordt gelezen, geeft de tester een geluid. Het klikgeluid geeft aan dat de applicatie draait en werkt en de pieptonen geven aan dat een code wordt ontvangen van het systeem dat wordt getest. Voor systemen met trage codes is geen faciliteit voor live data (actuele gegevens) beschikbaar. Door het contact in en uit te schakelen wordt het systeem gereset voor de volgende test, zodat de gebruiker de aanwijzingen op het scherm van de scantool moet volgen om te bepalen wanneer deze handelingen moeten worden uitgevoerd. OPMERKINGEN: De door deze applicatie gerapporteerde foutcodes geven niet per definitie een defect onderdeel of systeem aan. Sommige foutcodes kunnen gelden voor onderdelen of systemen die niet in het voertuig aanwezig zijn. Ook kan een fout worden gerapporteerd als de test niet op de juiste wijze is uitgevoerd. Een fout met betrekking tot een onderdeel, kan een fout in het bedradingscircuit weergeven. De bedrading naar het onderdeel moet volledig worden gecontroleerd voordat de onderdelen worden vervangen. Aan het begin van de test dienen alle randapparaten, zoals verwarmingsventilatoren en airco's, te zijn uitgeschakeld. 3-cijfige systemen Alle tests zijn routines die door het voertuig worden uitgevoerd met een draaiende motor of waarbij alleen het contact is ingeschakeld. Om duidelijke codes, actuatortests of controletests (bijvoorbeeld op en neer bewegen van de kabels) te krijgen, initieert de applicatie de KO EO of KO ER tests. Foutcodes worden uitgevoerd tijdens de KO EO en KO ER test. Het voertuig kan twee soorten fouten uitvoeren. De eerste zijn actuele fouten die aanwezig zijn tijdens de test, de tweede zijn KAM (Keep Alive Memory) fouten, die in het geheugen zijn opgeslagen en ooit kunnen zijn opgetreden en nu niet meer aanwezig zijn. Een kenmerk van deze systemen is dat de foutcodes twee keer worden verzonden. Hoewel de herhaalde codes ook op het scherm verschijnen, worden de fouten slechts één keer weergegeven in de uiteindelijke foutenlijst.
71
FastCheck Tijdens de test geeft de applicatie van scantool de gebruiker aanwijzingen over de uit te voeren handelingen. Bijvoorbeeld: Stuur draaien of gaspedaal intrappen. Door deze handelingen kan het systeem niet alleen de schakelaars testen, maar ook de voortgang van de test op het voertuig aangeven. Als deze handelingen niet worden opgevolgd, zullen de testresultaten aangeven dat de test niet op de juiste wijze is uitgevoerd. De gebruiker moet beoordelen of dit juist is of dat er een schakelaar defect is. KO EO Test - Contact ingeschakeld / Motor uit Zelftest KO EO test voert alle functies uit: 1. Aanwezige foutcodes lezen. Deze functie neemt wat tijd in beslag, maar binnen een minuut moet er een voortgangsindicator verschijnen. Als er geen reactie komt, kan ervan uit worden gegaan dat er verbindingsproblemen zijn; controleer de verbinding en of het contact is ingeschakeld, als hierom wordt gevraagd. 2. KAM-foutcodes lezen. Dit werk op dezelfde wijze als het lezen van aanwezige foutcodes zoals hierboven beschreven. 3. Aandrijver (circuit) tests. Als de actuatortest wordt weergegeven en het gaspedaal wordt ingetrapt worden de actuators en relais tegelijk in- en uitgeschakeld met de gaspedaalschakelaar. Door naar de relais te luisteren en deze aan te raken, kan de gebruiker de werking van deze circuits bepalen. 4. Controletest. Deze routine werkt op dezelfde manier als de hieronder weergegeven controletest. KO ER Test - Contact ingeschakeld / Motor draait Zelftest Voor de KO ER test moet de motor een normale operationele temperatuur hebben (boven de 80°C). Het voor de eerste keer inschakelen van de koelventilator is een goede indicatie hiervoor. Het testen wordt op dezelfde wijze uitgevoerd als de KO EO test, met de uitzondering dat er geen actuatortest beschikbaar is. Het kan zijn dat er meerdere gebruikershandelingen moeten worden uitgevoerd, daarom is het raadzaam het scherm van de scnatool nauwlettend in de gaten te houden. Controletest De controletest wordt uitgevoerd om te zoeken naar bedradingsfouten in het opencircuit tussen de sensoren en de motorcontroller. De controller reageert tamelijk traag op deze test, daarom moeten trage bewegingen van de bedrading worden uitgevoerd om een fout te genereren. Voer de controletest uit door een aansluiting te verwijderen en te vervangen, zoals de potentiometer van het gaspedaal en kijk hoe het scherm van de scantool de veranderde status weergeeft.
72
FastCheck Sommige sensoren kunnen alleen worden gedetecteerd in de KO EO modus en andere alleen in de KO ER modus. De applicatie initieert het proces voor het aflezen van fouten en activeert de controletest als de codes beginnen. Wacht terwijl dit wordt uitgevoerd. Foutcodes wissen Voer deze handeling pas uit nadat de KO EO en KO ER tests zijn uitgevoerd, aangezien deze functie eventuele opgeslagen codes wist. De applicatie initieert het proces voor het aflezen van fouten en activeert de optie routine (codes) wissen als de codes beginnen. Wacht terwijl dit wordt uitgevoerd. 2-cijferige systemen met KAM Er zijn twee sets foutcodes met betrekking tot dit systeem. Er moet vooral op worden gelet dat het juiste voertuig wordt gekozen uit de applicatielijst (waarin de juiste foutentabel wordt aangegeven), voordat het menu van de scantool wordt geselecteerd. Verbeterde EEC IV systemen werken op dezelfde wijze op 3-cijferige codes met actieve foutcodes. Controletest KAM-foutcodes, KO EO en KO ER. Er zijn geen circuittests beschikbaar. Volg voor de beste resultaten achtereenvolgens de tests: KO EO, doorlopende test, daarna de KO ER test. Voertuigen die zijn uitgerust met 2.4i en 2.9i motoren zijn niet voorzien van de KAMfunctie. KO ER Test - Contact ingeschakeld / Motor draait Zelftest Voordat de zelftestroutine van het voertuig uitgevoerd kan worden, moet het voertuig een normale operationele temperatuur hebben. Het voertuig wacht totdat de motor warm is. Als de dynamische test start, worden er KAM-fouten uitgevoerd. De gebruiker kan worden gevraagd het gaspedaal in te trappen tot boven de 4000 tpm. Dit moet onmiddellijk worden gedaan, anders wordt een fout gerapporteerd. Het kan tien minuten duren voordat de codes worden uitgevoerd of het bericht verschijnt waarin u wordt verzocht het gaspedaal in te trappen. De zelftestroutine gaat dan naar de onderhoudsaanpassingsroutine. Als een fout is gerapporteerd, mag het voertuig niet naar deze modus gaan. Wacht niet langer dan tien minuten op het starten van de onderhoudsmodus. In de onderhoudsmodus kan de gebruiker het stationaire toerental aanpassen en de timingwaarden controleren. Het voertuig geeft hiervoor tien minuten de tijd, daarna stopt de test.
73
FastCheck Als de toegestane tijd te weinig is, dan moet de KO ER test vanaf het begin opnieuw worden gestart. Pas het systeem niet aan nadat de onderhoudsmodus is beëindigd. Systeem
Stationair toerental
Controlewaarde timing
1.1, 1.4, 2.0 CFi
1200 + 50 tpm
10° BTDC
1.6 EFi
900 + 50 tpm
10° BTDC
2.0 DOHC EFi
875 + 75 tpm
NVT
Foutcodes wissen Actieve foutcodes worden gewist als het probleem is hersteld. KAM-fouten worden automatisch gewist als gevolg van het lezen van de foutcode. Daarom is het van belang dat de fouten tijdens de test worden vastgelegd. Ook het loskoppelen van de accu van het voertuig wist alle opgeslagen codes. Dit kan resulteren in een te hoog motortoerental, schoksgewijs stationair draaien, haperen en een slechte bestuurbaarheid. Als de accu weer wordt aangesloten: Laat de motor drie minuten stationair draaien. Wacht totdat de motor een normale operationele temperatuur heeft bereikt. Verhoog het motortoerental naar 1200 tpm en houd dit gedurende twee minuten vast. Rij ca. 7 km met het voertuig onder verschillende weg- en verkeersomstandigheden. 2-cijferige systemen zonder KAM (2.8i & 2.0i) en IAW systemen Actieve foutcodes zijn alleen beschikbaar op dit systeem. Alle fouten worden gewist als het contact wordt uitgeschakeld. Geef het voertuig, voor het lezen van de foutcodes, de tijd om te bepalen of er foutcodes aanwezig zijn als het contact is uitgeschakeld en de motor uit staat en als het contact is uitgeschakeld en de motor draait. De gebruiker zal worden gevraagd de motor aan te slingeren als de motor niet start. Hiermee kan het systeem de onderdelen van het voertuig testen. EPIC Dit systeem werkt net zo als de EEC V.
74
FastCheck GM Opel / Vauxhall Applicatiemenu Selecteer "GM Opel/Vauxhall" uit het hoofdmenu. Kies uit het submenu het gewenste systeem, bijvoorbeeld EMS (motormanagementsysteem) of CAN-systeem zoeken. Zoeken in CAN-systeem De eerste optie in het menu is "CAN-systeem zoeken". Deze optie kan alleen gebruikt worden met de multiplexerkabel (YTD965) of de CAN-converterkabel (YTD960). De functie is van toepassing op de volgende voertuigen: GM Opel/Vauxhall - Astra H GM Opel/Vauxhall - Corsa D GM Opel/Vauxhall - Signum GM Opel/Vauxhall - Vectra C GM Opel/Vauxhall - Zafira B De scantool communiceert met het instrumentenpaneel van het voertuig om het voertuigmodel te bepalen. Als het voertuigmodel niet bekend is, wordt de gebruiker gevraagd het voertuigmodel te selecteren. Met deze functie is het mogelijk om op alle regeleenheden van de bovenstaande voertuigen DTC's te lezen en te wissen. DTC's lezen De scantool communiceert automatisch met alle regeleenheden. Er wordt een lijst met gevonden regeleenheden en het aantal opgeslagen DTC's van ieder voertuig weergegeven. De gebruiker kan dan een regeleenheid selecteren en weergeven en de opgeslagen DTC's. Wis DTC’s De scantool biedt de optie om de DTC's van alle regeleenheden die op de voertuigen zijn aangebracht te wissen (Wis alle DTC's) of om de DTC's van iedere regeleenheid afzonderlijk te wissen (Wis DTC's per ECU). Als de optie "Wis DTC's" is geselecteerd, zal de scantool met Alle regeleenheden communiceren die op de voertuigen zijn aangebracht en een commando wis DTC's versturen. De scantool leest dan alle DTC's uit van alle regeleenheden en geeft een lijst weer van de resultaten. Als de optie "Wis DTC's per ECU" is geselecteerd, zal de scantool automatisch met alle regeleenheden communiceren en een lijst aanmaken van alle gevonden
75
FastCheck regeleenheden en het aantal opgeslagen DTC's. De gebruiker kan dan een regeleenheid selecteren en de DTC's uit de regeleenheid wissen. De gebruiker kan dan de lijst met DTC's updaten door de scantool de opdracht te geven om alle DTC's te lezen of terug te gaan naar de originele lijst om een andere regeleenheid te selecteren die gewist moet worden. Systeemselectie Daarnaast kan de gebruiker ook handmatig uit het hoofdmenu afzonderlijke systemen selecteren(bijv. regeleenheid carrosserie of stuurbekrachtiging). De DTC's op de geselecteerde regeleenheid kunnen dan gelezen en gewist worden. Motormanagementsystemen (alleen) De multiplexerkabel (YTD965) of de kabelboom van de CAN-converter (YTD960) dient voor alle diagnoses van de volgende voertuigen te worden gebruikt: GM Opel/Vauxhall - Astra H GM Opel/Vauxhall - Corsa D GM Opel/Vauxhall - Signum GM Opel/Vauxhall - Vectra C GM Opel/Vauxhall - Zafira B Voor alle andere 16-pins-voertuigen kan iedere vermelde kabel worden gebruikt (Multiplexer (YTD965) CAN-converter (YTD960), EOBD (YTD950) of pinschakelkabel (YTD951)). Als het geteste voertuig na 1998 is gemaakt, moet de optie "Automatisch zoeken 1998>" worden gebruikt. Deze optie vraagt de scantool om automatisch de motorregeleenheid te identificeren. Als het geteste voertuig voor 1999 is gemaakt of als de gebruiker de motorcode van het voertuig of de naam van de motorregeleenheid weet, moet de optie "Cilinderinhoud/motorcode" of "Regeleenheid" worden gebruikt. Deze opties dienen ook te worden gebruikt in de zeldzame gevallen waarbij de optie Automatisch zoeken niet de motorregeleenheid kan identificeren op voertuigen vóór 1998.
76
FastCheck Hyundai Aansluitprocedure Sluit de rode voedingskabel aan op de '+' (rode) aansluiting van de kabelboom van Hyundai (zie kabelkit YTD969). Sluit de zwarte voedingskabel aan op de '+' (zwarte) aansluiting van de kabelboom van Hyundai (zie kabelkit YTD969). Klem de rode klem van de voedingskabel aan op de '+' (positieve) aansluiting van de accu van het voertuig. Klem de zwarte klem van de voedingskabel aan op de '+' (negatieve) aansluiting van de accu van het voertuig. Sluit de 25-wegs D-type aansluiting op de scantool aan. Sluit de 12-pins data link aansluiting aan op het voertuig. EMS (motormanagementsysteem) Voor het diagnosticeren van EMS-fouten moet de schakelaar van de kabelboom op stand '1' (MPI) worden gezet. Werking De scantool kan foutcodes lezen, weergeven en wissen vanuit diverse regeleenheden. Waarschuwing: Door het loskoppelen van de accu kan het geheugen uit de elektronsiche eenheid (bijvoorbeeld radio en klok) worden gewist. Fouten lezen De applicatie leest alle fouten die opgeslagen zijn in de regeleenheden van het voertuig. Als de scantoolunit tijdens het aflezen van de fouten niet binnen 2 minuten codes weergeeft, mag worden verondersteld dat er geen foutcodes zijn opgeslagen. Als er foutcodes zijn opgeslagen in de regeleenheid, toont de scantool de gebruiker eerst het aantal gevonden fouten en opent daarna het foutenmenu. Fouten bekijken Deze optie geeft de foutcode weer en de beschrijvende tekst bij de fout. Fouten wissen Deze functie toont de gebruiker de methoden voor het wissen van foutcodes. De scantool kan geen fouten wissen.
77
FastCheck Land Rover Regeleenheid ID Door deze optie te selecteren wordt informatie over de versie van de regeleenheid weergegeven. Onderhoud Door de optie 'Onderhoud' te selecteren kunnen de aanpassingen weer terug worden gezet naar de fabrieksinstellingen voor de in het menu opgenomen onderdelen. Het is raadzaam om de aanpassingen weer terug te zetten naar de fabrieksinstellingen (dus niet de 'ingeleerde' instellingen) als de onderdelen zijn vervangen. Ingeleerde veiligheid Met deze optie kan de gebruiker de regeleenheid de invoer van een nieuwe beveiligingswaarde laten lezen. ECU synchroniseren Met deze optie kan de gebruiker een nieuwe of vervangende ECU (elektronische regeleenheid) programmeren met de bestaande ECU's van het voertuig. Mazda Applicatiemenu De scantool Mazda-applicatie kan worden gebruikt voor het ophalen van diagnostische foutcodes uit Mazda voertuigen die gebruikmaken van knippercodesystemen. EMS (motormanagementsysteem) Voor diagnosticeren van EMS-fouten moet de vrije aansluitkabel (zie kabelkit YTD990) worden gebruikt. Waarschuwing: Volg de instructies nauwkeurig op. Het onjuist aansluiten van de kabelboom op het voertuig, kan resulteren in schade aan het voertuig en/ of de scantool. Aansluitprocedure Sluit de rode voedingskabel aan op de '+' (rode) aansluiting van de vrije aansluitkabel (zie kabelkit YTD990). Sluit de zwarte voedingskabel aan op de '+' (zwarte) aansluiting van de vrije aansluitkabel (zie kabelkit YTD990). Klem de rode klem van de voedingskabel aan op de '+' (positieve) aansluiting van de accu van het voertuig. Klem de zwarte klem van de voedingskabel aan op de '+' (negatieve) aansluiting van de accu van het voertuig.
78
FastCheck Sluit de 25-wegs D-type aansluiting op de scantool aan. Zie het aansluitschema van Mazda in ‘Locaties diagnose-aansluiting’, pagina 135, voor meer informatie. OPMERKING: Dit is alleen van belang voor het motormanagementsysteem Sluit de zwarte vrije aansluiting aan op de diagnose-aansluitpin 'GND' (massa). Sluit de blauwe vrije aansluiting aan op de diagnose-aansluitpin 'TEN' (codes lezen). Sluit de gele draad aan op de diagnose-aansluitpin 'FEN' (codes activeren). OPMERKING: Sluit altijd eerst de massa aan Mercedes Als het geteste voertuig zowel over een ronde diagnose-aansluiting beschikt als een J1962 (16 pins) aansluiting, moet de ronde aansluiting altijd worden gebruikt om toegang te krijgen tot informatie via de applicatie van Mercedes en de J1962aansluiting worden gebruikt om toegang te krijgen tot gegevens via de applicatie van de EOBD.
79
FastCheck MG Rover Afstellen met de scantool Zorg er voor dat alle elektrische belastingen zijn uitgeschakeld, selecteer "Tune" en volg de aanwijzingen op de scantool. De scantool zal u nu door het afstelproces leiden. Instelling stappenmotor De stappenmotor wordt als volgt ingesteld. De motor wordt constant gehouden, geregeld door de elektronische regeleenheid (ECU) en verandert niet. Iedere aanpassing van de luchtomloopschroef verandert de positie van de stappenmotor. De scantool maakt gebruik van grafische weergaven om de gebruiker aanwijzingen te geven omtrent het "verhogen" of "verlagen" van de positie van de stappenmotor. De positie van de stappenmotor wordt weergegeven op het scherm en wordt alleen gebruikt om de gebruiker ervan te verzekeren dat de schroef in de juiste positie wordt gedraaid. Dit scherm geeft aan dat de positie van de stappenmotor 'grof' moet worden verlaagd.
Dit scherm geeft aan dat de positie van de stappenmotor 'nauwkeurig' moet worden verlaagd.
Dit scherm geeft aan dat de positie van de stappenmotor 'grof' moet worden verlaagd.
Dit scherm geeft aan dat de positie van de stappenmotor 'nauwkeurig' moet worden verlaagd.
80
FastCheck Dit scherm geeft aan dat de positie van de stappenmotor juist is en dat de toets met het vinkje kan worden ingedrukt.
Als op het scherm van de scantool "Verlagen" verschijnt, moet de positie van de stappenmotor worden verlaagd. Hiervoor moet de luchtomloopschroef worden aangepast om het motortoerental te verhogen. Als op het scherm van de scantool "Verhogen" verschijnt, moet de positie van de stappenmotor worden verhoogd. Hiervoor moet de luchtomloopschroef worden aangepast om het motortoerental te verlagen. OPMERKING: Het aanpassen van de luchtomloopschroef verandert niet het motortoerental, aangezien deze wordt geregeld door de elektronische regeleenheid (ECU). Druk op als een correcte instelling niet lukt met behulp van het aanpassen van de luchtomloop of de gasklep. Elektronische regeleenheid (ECU) vervangen De MEMS stationairregeling is een adaptief systeem en de ECU 'leert' de motorbelasting en de slijtagekenmerken gedurende een bepaald tijdsbestek. De mate van beweging van de stappenmotor die noodzakelijk is voor het handhaven van het gespecificeerde stationaire toerental, verschilt per model. In geval van een nieuwe ECU of als een ECU van een ander voertuig is aangebracht, moet de motor een korte tijd draaien, voordat de ECU de belastings- en slijtagekenmerken van die motor kent. Waarschuwing: Altijd als er een andere ECU (elektronische regeleenheid) is aangebracht, moet een volledige afstemming met de scantool plaatsvinden, aangezien de stationaire CO2 en de positie van de stappenmotor kunnen verschillen. Dit kan ALLEEN worden ingesteld door het aanpassen van de ECU. Startonderbreker Volg de aanwijzingen op het scherm voor het uitvoeren van een beveiligingscontrole en als de beveiliging wordt ondersteund, programmeer dan het alarm van de startonderbreking. Onderhoud Door de optie 'Onderhoud' te selecteren kunnen de aanpassingen weer terug worden gezet naar de fabrieksinstellingen voor de in het menu opgenomen
81
FastCheck onderdelen. Het is raadzaam om de aanpassingen weer terug te zetten naar de fabrieksinstellingen (dus niet de 'ingeleerde' instellingen) als de onderdelen zijn vervangen. Mitsubishi Voertuigen modeljaar 1989 - 1994 Voor het weergeven van de beschikbare knippercodes, moet de kabelboom (zie kabelkit YTD969) van Mitsubishi worden gebruikt in combinatie met de scantool. Aansluitprocedure Sluit de rode voedingskabel aan op de '+' (rode) aansluiting van de kabelboom van Mitsubishi (zie kabelkit YTD969). Sluit de zwarte voedingskabel aan op de '+' (zwarte) aansluiting van de kabelboom van Mitsubishi (zie kabelkit YTD969). Klem de rode klem van de voedingskabel aan op de '+' (positieve) aansluiting van de accu van het voertuig. Klem de zwarte klem van de voedingskabel aan op de '+' (negatieve) aansluiting van de accu van het voertuig. Sluit de 25-wegs D-type aansluiting op de scantool aan. Sluit de 12-pins data link aansluiting aan op het voertuig. EMS (motormanagementsysteem) Voor het diagnosticeren van EMS-fouten moet de schakelaar van de kabelboom op stand '1' (MPI) worden gezet. Werking De scantool kan foutcodes lezen, weergeven en wissen vanuit diverse regeleenheden. Waarschuwing: Door het loskoppelen van de accu kan het geheugen uit de elektronsiche eenheid (bijvoorbeeld radio en klok) worden gewist. Fouten lezen De applicatie leest alle fouten die opgeslagen zijn in de regeleenheden van het voertuig. Als de scantoolunit tijdens het aflezen van de fouten niet binnen 2 minuten codes weergeeft, mag worden verondersteld dat er geen foutcodes zijn opgeslagen. Als er foutcodes zijn opgeslagen in de regeleenheid, toont de scantool de gebruiker eerst het aantal gevonden fouten en opent daarna het foutenmenu. Fouten bekijken Deze optie geeft de foutcode weer en de beschrijvende tekst bij de fout.
82
FastCheck Fouten wissen Deze functie toont de gebruiker de methoden voor het wissen van foutcodes. De scantool kan geen fouten wissen. Vanaf modeljaar 1995 Bij voertuigen die zijn uitgerust met diagnose-aansluitingen van het type J1962 OBD, kan de scantool geen fouten van knippercodes ophalen met de standaard scantoolkabels. Proton Aansluitprocedure Sluit de rode voedingskabel aan op de '+' (rode) aansluiting van de kabelboom van Proton (zie kabelkit YTD969). Sluit de zwarte voedingskabel aan op de '+' (zwarte) aansluiting van de kabelboom van Proton (zie kabelkit YTD969). Klem de rode klem van de voedingskabel aan op de '+' (positieve) aansluiting van de accu van het voertuig. Klem de zwarte klem van de voedingskabel aan op de '+' (negatieve) aansluiting van de accu van het voertuig. Sluit de 25-wegs D-type aansluiting op de scantool aan. Sluit de 12-pins data link aansluiting aan op het voertuig. EMS (motormanagementsysteem) Voor het diagnosticeren van EMS-fouten moet de schakelaar van de kabelboom op stand '1' (MPI) worden gezet. Renault EMS (motormanagementsysteem) Algemeen OPMERKING: Voor voertuigen van Renault die gebruikmaken van het "sleutelloos contactsysteem van Renault" en de "START"-knop (Megane II, Scenic II enz.): Om het contact in te schakelen ZONDER de motor te starten: 1. Ontgrendel de kaart met de afstandsbediening (kaart). 2. Steek de kaart in de kaartlezer. 3. Druk minstens 5 seconden de "START"-knop in zonder het rem- of het koppelingspedaal in te trappen. Zodra het dashboard oplicht kan de knop worden losgelaten. Alle diagnoses kunnen nu worden uitgevoerd.
83
FastCheck Programmeren verstuiver Het doel van deze functie is de monteur in staat te stellen om een defecte verstuiver of verstuivers te vervangen en de waarde van de nieuwe verstuiver in de regeleenheid van de diesel te programmeren. Deze functie kan ook worden gebruikt als een nieuwe regeleenheid is geïnstalleerd en de monteur deze regeleenheid moet programmeren met de waarden van de nieuwe verstuivers. De functie is beschikbaar op de meeste van de volgende motormanagementsystemen: Bosch EDC15C3, aangebracht op 1.9 DCi en 2.2 DCi motoren. Bosch EDC16, aangebracht op 1.9DCi en 2.0DCi motoren. Delphi Lucas LVCR, aangebracht op 1.5 DCi motoren. Delphi Lucas DDCR, aangebracht op 1.5 DCi motoren. Verstuivers zijn in de fabriek geclassificeerd overeenkomstig hun respectieve debiet: bij stationair toerental, indien volledig opgeladen of in de pre-injectiefase. Voor systemen van Bosch is een 6-cijferige alfa-numerieke code op de verstuiver gegraveerd. Deze code geeft de classificatie aan. Voor systemen van Delphi Lucas is een 16-cijferige alfa-numerieke code op de verstuiver gegraveerd. Deze code geeft de classificatie aan. De code voor iedere verstuiver wordt opgeslagen in het geheugen van de regeleenheid, waardoor de regeleenheid in de gelegenheid wordt gesteld om iedere verstuiver te controleren, hierbij wordt rekening gehouden met de variaties van de fabrikant. De scantool kan de huidige verstuivercodes lezen en de nieuwe verstuivercodes programmeren.
84
FastCheck Toyota Vorige OBD-systemen Om alle knippercodes op vorige OBD-voertuigen weer te geven, moet de vrije aansluiting van de kabelboom (zie kabelkit YTD990) in combinatie met de scantool worden gebruikt. Waarschuwing: Volg de instructies nauwkeurig op. Het onjuist aansluiten van de kabelboom op het voertuig, kan resulteren in schade aan het voertuig en/ of de scantool. Aansluitprocedure Sluit de rode voedingskabel aan op de '+' (rode) aansluiting van de vrije aansluitkabel (zie kabelkit YTD990). Sluit de zwarte voedingskabel aan op de '+' (zwarte) aansluiting van de vrije aansluitkabel (zie kabelkit YTD990). Klem de rode klem van de voedingskabel aan op de '+' (positieve) aansluiting van de accu van het voertuig. Klem de zwarte klem van de voedingskabel aan op de '+' (negatieve) aansluiting van de accu van het voertuig. Sluit de 25-wegs D-type aansluiting op de scantool aan. Sluit de vrije aansluitingen aan op de pinnen van de diagnose-aansluiting, zoals weergegeven in de volgende secties: OPMERKING: Sluit altijd eerst de massa aan Zie het aansluitschema van Toyota in ‘Locaties diagnose-aansluiting’, pagina 135, voor meer informatie. EMS (motormanagementsysteem) Voor het diagnosticeren van EMS-fouten: Sluit de zwarte vrije aansluiting aan op de diagnose-aansluitpin 'E1' (massa). Sluit de blauwe vrije aansluiting aan op de diagnose-aansluitpin 'TE' of 'TE1' (codes activeren). Sluit de gele draad aan op de diagnose-aansluitpin 'W' (codes lezen).
85
FastCheck FastCheck EPB Belangrijke informatie Voertuigen van Mercedes met Sensotronic remregelsysteem Zorg er voor dat u volledig op de hoogte bent van het remsysteem en de werking hiervan, voordat u hieraan werkzaamheden gaat uitvoeren. Het Sensotronic remregelsysteem moet uitgeschakeld zijn voordat u onderhouds en/of diagnosewerkzaamheden gaat uitvoeren aan het remsysteem. Dit kan via het menu van de servicetool worden uitgevoerd. Begin pas met het uitvoeren van de werkzaamheden als het systeem is uitgeschakeld. Na het uitschakelen, moet er een waarschuwingsbericht verschijnen op het instrumentenpaneel en is er een geluidssignaal te horen tot het systeem opnieuw is ingeschakeld. Als er geen waarschuwingssignalen worden afgegeven, moet u er van uitgaan dat het systeem niet volledig is uitgeschakeld en dient u NIET te starten met het uitvoeren van de onderhoudswerkzaamheden. Zorg er voor dat het Sensotronic remregelsysteem weer is ingeschakeld, nadat u de onderhoudswerkzaamheden heeft uitgevoerd. OPMERKING: De fabrikant van de servicetool accepteert geen enkele verantwoordelijkheid voor eventuele ongelukken of letselschade die voortvloeien uit onderhoudswerkzaamheden aan het Sensotronic remregelsysteem.
Verbinding Gebruik de voertuigapplicatielijst en identificeer de vereiste interfacekabel voor het voertuigsysteem dat getest moet worden. Sluit de kabel aan op de servicetool en draai de bevestigingsschroeven vast.
Als u gebruik maakt van de EOBD (J1962) pin-schakelkabel (YTD951), zorg er dan voor dat de instellingen op de regeleenheid overeenkomen met de vermelde instellingen voor het voertuig en het systeem dat getest moet worden. Waarschuwing: Verkeerde instellingen op de regeleenheid kunnen tot onherstelbare schade leiden aan het elektrische systeem van het voertuig. Zorg er voor dat het contact van het voertuig in de stand UIT staat.
86
FastCheck Sluit de handtester aan op de vereiste aansluiting van het voertuig, zie ‘Locaties diagnose-aansluiting’, pagina 135 voor meer informatie. De voeding van de servicetool wordt geleverd via de aansluiting van het voertuig. Als de servicetool is aangesloten zal deze een interne zelftest uitvoeren. Vervolgens zal het scherm de versie van de actuele software weergeven en dan pas het hoofdmenu. HOOFDMENU 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
EOBD FastCheck ABS FastCheck Airbag FastCheck Klimatt FastCheck P-Rem FastCheck EPB FastCheck SAS FastCheck Service FastCheck TPMS Gebruikersmenu
Gebruik de en toetsen om de functie "FastCheck Climate"' te selecteren en druk op om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om terug te keren naar het vorige menu. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Gebruik de en toetsen om de fabrikant van het voertuig te selecteren en druk op om de selectie te bevestigen. De beschikbare menu-opties zijn afhankelijk van het model en de fabrikant van het voertuig. Functies zoals het lezen en wissen van DTC's zijn beschikbaar alsmede onderhoudsfuncties. BMW-voertuigen OPMERKING: Om het contact in te schakelen op voertuigen die uitgerust zijn met een start/stop-knop, dient u de sleutelkaart volledig in het contactslot te steken en vervolgens de start/stop-knop één keer in te drukken (zonder een voetpedaal in te trappen). OPMERKING: De multiplexerkabel (YTD965) of de kabelboom van de CANconverter (YTD960) dient voor alle diagnoses van de volgende voertuigen te worden gebruikt: BMW 7 serie (E65)
87
FastCheck BMW 7 serie (E65) Parkeerrem inlopen Als de remschoenen van de 'Duo servorem' worden vervangen dan moet het inloopproces worden uitgevoerd om een juiste werking van het systeem te verzekeren. De procedure moet uitgevoerd worden op een rollentestuitrusting of bij een wegtest. Automatisch vasthouden De functie Automatisch vasthouden past de remmen toe als het voertuig stil staat en doet de remmen en de parkeerrem werken als de motor is uitgeschakeld. De functie kan worden uit/ingeschakeld. Montagemodus Onvrijwillige werking van de parkeerremknop voordat de Bowdenkabels worden aangesloten op de wielsteun kan leiden tot montageproblemen. De montagemodus onderdrukt de activering van de parkeerrem. Controle plaatsingstraject Als een buitensporig traject wordt ontdekt dan wordt een waarschuwing weergegeven en een fout opgeslagen. Deze procedure wordt gebruikt om de oorzaak te bepalen van het probleem gedetecteerd door het systeem. BMW X5 (E70) / X6 (E71) Werkplaatsmodus In de werkplaatsmodus wordt de parkeerrem in de geopende positie geplaatst en het systeem uitgeschakeld. Parkeerrem inlopen Als de remschoenen van de 'Duo servorem' worden vervangen dan moet het inloopproces worden uitgevoerd om een juiste werking van het systeem te verzekeren. De procedure moet uitgevoerd worden op een rollentestuitrusting of bij een wegtest. Ford – elektronisch parkeerremsysteem (EPB) Twee elektronische parkeerremsystemen worden momenteel ondersteund op de servicetool: Ford Focus C-Max 2003 - tot heden: Er zijn twee testfuncties beschikbaar onder het onderdeel kalibratie van het menu EPB, deze worden hieronder beschreven.
88
FastCheck Test van de kalibratiefunctie van de elektronische parkeerrem (EPB) Controleert of de elektronische parkeerrem correct werkt. Deze test dient te worden uitgevoerd nadat het werk aan de elektronische parkeerrem of het remsysteem van het voertuig is voltooid. De test verwijdert de luchtspleet van de remblokken en controleert de druk van de elektronische parkeerrem (EPB). Omstandigheden voorafgaand aan de test: Het voertuig dient stil te staan Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan Het remvloeistofpeil is correct De bestuurder wordt gevraagd een aantal handelingen uit te voeren voor het activeren van de elektronische parkeerrem (EPB). De servicetool leest de EPB-druk en geeft deze weer. Als de EPB is geactiveerd, zou de EPB-druk ongeveer 1100 Newton moeten zijn. De bediener zal gevraagd worden de EPB te ontgrendelen/los te laten. De servicetool leest de EPB-druk en geeft deze weer. Als de EPB is gedeactiveerd, zou de EPB-druk 0 Newton moeten zijn. Als het resultaat van een van de bovenstaande tests niet juist is (aflezen van de druk niet correct), moet de elektronische parkeerrem (EPB) worden verwijderd en vervolgens weer opnieuw worden gemonteerd. Kalibratie noodontgrendeling van de elektronische parkeerrem (EPB) Controleert of de noodontgrendeling van de elektronische parkeerrem correct werkt. Deze test dient te worden uitgevoerd nadat het werk aan de elektronische parkeerrem of het remsysteem van het voertuig is voltooid. Omstandigheden voorafgaand aan de test: Het voertuig dient stil te staan Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan Het remvloeistofpeil is correct De bestuurder wordt gevraagd een aantal handelingen uit te voeren voor het activeren van de elektronische parkeerrem (EPB). De servicetool leest de EPB-druk en geeft deze weer. Als de EPB is geactiveerd, zou de EPB-druk ongeveer 1100 Newton moeten zijn. De bestuurder wordt nu verzocht om handmatig aan de noodontgrendeling te trekken. De servicetool leest de EPB-druk en geeft deze weer. Als de noodontgrendeling is geactiveerd, zou de EPB-druk 0 Newton moet zijn en zou het voertuig vrij moeten kunnen bewegen.
89
FastCheck Als een van de hierboven staande tests mislukt, dient de elektronische parkeerrem (EPB) gecontroleerd te worden en gerepareerd te worden zoals beschreven in de instructies van de fabrikant. Ford Galaxy (2006-), Mondeo (2007-), S-Max (2006-): Er zijn drie opties in het PBM/EPB-functiemenu die kunnen worden gebruikt om toegang te hebben tot de verschillende functies: Verricht onderhoud aan de remmen In het menu 'Onderhoud remmen' zijn drie functies beschikbaar: Onderhoudsmodus openen Deze functie wordt gebruikt om het systeem in een modus te plaatsen zodat er werkzaamheden door een monteur aan het voertuig kunnen worden uitgevoerd. De regeleenheid plaatst de remklauwen in een modus waarbij een normale werking is verboden en de remklauwen door niets gesloten kunnen worden. Deze functie moet worden gebruikt als er remmen, schijven of remblokken vervangen moeten worden. Omstandigheden voorafgaand aan de test: Het voertuig dient stil te staan. Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan. Het voertuig moet vastgezet worden met wielblokken. Deze functie duurt 30 seconden om te worden voltooid. OPMERKING: Na het uitvoeren van deze functie kunnen de remklauwen van de EPB niet worden gesloten en niet worden toegepast totdat de onderhoudsmodus is afgesloten. Het starten van de ontsteking of het loskoppelen van de accu of de diagnosetester, sluit de onderhoudsmodus niet af. Zorg ervoor dat de instructies op het scherm van de servicetool nauwkeurig worden opgevolgd en in de juiste volgorde. Onderhoudsmodus afsluiten Deze functie wordt gebruikt om het systeem in een modus te plaatsen zodat er werkzaamheden door een monteur aan het voertuig kunnen worden uitgevoerd. Remklauwen zijn gesloten op de toegewezen positie en de normale werking is weer beschikbaar. Omstandigheden voorafgaand aan de test: Het voertuig dient stil te staan. Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan. Het voertuig moet vastgezet worden met wielblokken.
90
FastCheck Deze functie duurt 35 seconden om te worden voltooid. Deze functie voert ook automatisch een "Montage controle" uit, die interne tests uitvoert op het parkeerremsysteem en de status ervan rapporteert (zie hieronder). Zorg ervoor dat de instructies op het scherm van de servicetool nauwkeurig worden opgevolgd en in de juiste volgorde. Montage controleren Deze functie wordt gebruikt om, na het voltooien van de werkzaamheden aan het systeem, de werking van het parkeerremsysteem te controleren. Omstandigheden voorafgaand aan de test: Het voertuig dient stil te staan. Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan. Het voertuig moet vastgezet worden met wielblokken. Deze functie duurt 25 seconden om te worden voltooid. OPMERKING: Deze test wordt automatisch uitgevoerd als onderdeel van de functie "Onderhoudsmodus afsluiten". U hoeft deze functie niet uit te voeren als de functie "Onderhoudsmodus afsluiten" geen problemen rapporteert. OPMERKING: Deze functie kan niet worden uitgevoerd als het parkeerremsysteem in de onderhoudsmodus staat. Deze functie dient alleen te worden uitgevoerd als het systeem in de normale bedrijfsmodus staat. Zorg ervoor dat de instructies op het scherm van de servicetool nauwkeurig worden opgevolgd en in de juiste volgorde. Aandrijvers Het volgende is beschikbaar in het menu 'Actuators': Statische toepassing Deze functie wordt gebruikt om de werking van de actuators te testen die de remklauwen bedienen. Deze functie sluit de actuators op de toegewezen positie van de nominale PBM. Omstandigheden voorafgaand aan de test: Het voertuig dient stil te staan. Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan. Het voertuig moet vastgezet worden met wielblokken. Deze moet worden gebruikt als er waarschijnlijk sprake is van een storing in de regeleenheid, de bedrading of de actuators (als de parkeerrem niet handmatig kan worden in- of uitgeschakeld).
91
FastCheck OPMERKING: Deze functie kan niet worden uitgevoerd als het parkeerremsysteem in de onderhoudsmodus staat. Deze functie dient alleen te worden uitgevoerd als het systeem in de normale bedrijfsmodus staat. Configuratie In het menu 'Configuratie' zijn twee functies beschikbaar: Kalibratie hellingsensor Deze functie wordt gebruikt om de opgeslagen nulwaarde van de hellingsensor te resetten. Deze moet gebruikt worden als een nieuwe parkeerremmodule of een nieuwe hellingsensor werd geïnstalleerd. Omstandigheden voorafgaand aan de test: De bestuurder mag zich NIET in het voertuig bevinden. Het voertuig dient stil te staan Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan Zorg ervoor dat het voertuig niet onderhevig is aan trillingen (sluiten van kofferruimte, motorkap, enz.). Het voertuig moet vastgezet worden met wielblokken. OPMERKING: Deze functie kan niet worden uitgevoerd als het parkeerremsysteem in de onderhoudsmodus staat. Deze functie dient alleen te worden uitgevoerd als het systeem in de normale bedrijfsmodus staat. Opgeslagen schakelpunt van de koppeling wissen Deze functie wordt gebruikt om de opgeslagen waarde van het schakelpunt van de koppeling te resetten. Deze moet gebruikt worden als een nieuwe parkeerremmodule of een nieuwe koppeling werd geïnstalleerd. Deze functie is alleen van toepassing op voertuigen met handmatige transmissie. Omstandigheden voorafgaand aan de test: Het voertuig dient stil te staan Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan Als deze functie succesvol werd uitgevoerd leert de parkeerremmodule een nieuw schakelpunt van de koppeling wanneer de volgende keer met het voertuig wordt gereden. OPMERKING: Deze functie kan niet worden uitgevoerd als het parkeerremsysteem in de onderhoudsmodus staat. Deze functie dient alleen te worden uitgevoerd als het systeem in de normale bedrijfsmodus staat. Zorg ervoor dat de instructies op het scherm van de servicetool nauwkeurig worden opgevolgd en in de juiste volgorde.
92
FastCheck Opmerkingen over gebruik van functies De vier functies zijn ontwikkeld om in verschillende situaties te kunnen worden gebruikt. Hier volgen een paar situaties die zich voor kunnen doen en het juiste gebruik van de functies om de situatie te herstellen: Vervangen van het remblok achter, de remschijf of de remklauw: 1. Als een van de bovengenoemde onderdelen bij het voertuig vervangen moet worden, dient u de functie "Onderhoudsmodus openen" uit te voeren. 2. Het systeem wordt uitgeschakeld om op een veilige en gemakkelijke manier onderhoudswerkzaamheden te kunnen uitvoeren. 3. Nadat de werkzaamheden zijn uitgevoerd dient u de functie "Onderhoudsmodus afsluiten" uit te voeren. Hellingsensor vervangen: 1. Nadat de nieuwe sensor is geïnstalleerd, dient de functie "Kalibratie hellingsensor" uitgevoerd te worden. Koppeling vervangen (handmatige transmissie): 1. Nadat een nieuwe koppeling is geïnstalleerd, dient de functie "Schakelpunt van de koppeling wissen" te worden uitgevoerd. 2. Het voertuig leert dan het nieuwe schakelpunt van de koppeling als er met het voertuig wordt gereden. Parkeerremmodule vervanging: 1. Nadat de nieuwe parkeerremmodule is geïnstalleerd, dient de functie "Kalibratie hellingsensor" uitgevoerd te worden. 2. Als het voertuig een handmatige transmissie heeft, dient de functie "Schakpunt van de koppeling wissen" te worden uitgevoerd. 3. Het voertuig leert dan het nieuwe schakelpunt van de koppeling als er met het voertuig wordt gereden. Bij ieder ander onderdeel van het EPB-systeem dat vervangen is: 1. DTC's moeten worden gelezen en gewist. 2. De functie "Montage controleren" dient te worden uitgevoerd om de werking van het parkeerremsysteem te controleren. 3. Als de functie "Montage controleren" niet uitgevoerd kan worden, dienen de DTC's opnieuw gelezen te worden en het probleem te worden onderzocht. De parkeerrem schakelt niet als ze handmatig wordt bediend via de knop: 1. Zorg ervoor dat het systeem NIET in de "Onderhoudsmodus" is. Als deze modus toch is ingeschakeld, dient u de functie "Onderhoudsmodus afsluiten" uit te voeren.
93
FastCheck 2. DTC's lezen, er kan een DTC opgeslagen zijn die het gebied aangeeft waar de storing zich bevindt. 3. Wis DTC's, er kan sprake zijn van een intermitterende fout in het systeem die gewist moet worden. 4. Voer de functie "Statische toepassing" uit. Deze functie stuurt rechtstreeks een commando naar de regeleenheid, die vervolgens de actuators sluit in de nominale "ingeschakelde" positie. 5. Controleer de schakelknop. 6. Controleer de actuators zelf of de bedrading van de "regeleenheid" naar de actuators. Land Rover - Elektronisch parkeerremsysteem (EPB) Discovery III (L319) (2005 - 2009), Range Rover Sport (L320) (2005 - 2009), Range Rover (L322) (2006 - 2009): In het menu PBM/EPB zijn vier functies beschikbaar onder de optie 'Onderhoud remmen': Elektronische parkeerrem deblokkeren Deze procedure dient te worden gebruikt als een van de parkeerremkabels loskomt of breekt als er met het voertuig wordt gereden. Omstandigheden voorafgaand aan de test: Het voertuig dient stil te staan De motor moet draaien bij stationair toerental Na het uitvoeren van de procedure dient de monteur controles uit te voeren van de remschoenen en de trommels achter. Als beide OK zijn dient de monteur de Land Rover technische informatie te raadplegen. OPMERKING: Een onderdeel van deze procedure is de parkeerrem in de 'Montagestand' te plaatsen, om de controles van de remschoenen en trommels achter uit te voeren. Als het voertuig in de 'Montagestand' staat, verschijnt een rood knipperlicht op het instrumentpaneel. Dit geeft aan dat de parkeerremactuator zich in de 'Montagestand' bevindt. Het geeft geen voertuigfout aan. Montagestand De parkeerrem moet naar de Montagestand worden gebracht als een van de volgende procedures dient te worden uitgevoerd: Parkeerremschoenen - Verwijdering/installatie. Aanpassing parkeerremschoen en bekleding. Deze procedure moet worden uitgevoerd als nieuwe parkeerremschoenen worden geïnstalleerd, nieuwe achterremschijven worden geïnstalleerd of als het
94
FastCheck voertuig door modder (niet water) is gereden voor meer dan 75 km (50 mijl): Of als een van de remkabels is gebroken of loskwam tijdens het rijden met het voertuig (in dit gevel wordt de parkeerrem in de montagestand geplaatst als onderdeel van de voornoemde procedure 'Parkeerrem deblokkeren'). Parkeerremkabels vervangen (Rechts voor en links voor) Als het parkeerremsysteem minder dan 50.000 cycli heeft voltooid, is het toegestaan om de parkeerremkabels te vervangen. Als meer dan 50.000 cycli werden voltooid, dan mogen de kabels alleen worden vervangen als onderdeel van de parkeerremactuator en het kabelstel. Als een kabel breekt of loskomt terwijl met het voertuig wordt gereden, dient mogelijk de procedure 'parkeerrem deblokkeren' te worden uitgevoerd. Parkeerremactuator - Verwijdering/installatie Het doel is de remkabels te kunnen aansluiten op of loskoppelen van de remmen. Omstandigheden voorafgaand aan de test: Het voertuig dient stil te staan. Schakel het contact in (stand II). Een goedgekeurde acculader moet worden aangesloten om een constante voeding te verzekeren. OPMERKING: Om de parkeerrem uit de montagestand te zetten, schakel de parkeerremschakelaar twee keer in en uit. OPMERKING: Als het voertuig in de 'Montagestand' staat, verschijnt een rood knipperlicht op het instrumentpaneel. Dit geeft aan dat de parkeerremactuator zich in de 'Montagestand' bevindt. Het geeft geen voertuigfout aan. Zorg ervoor dat de instructies op het scherm van de servicetool nauwkeurig worden opgevolgd en in de juiste volgorde. Vergrendelingsstand Deze procedure dient mogelijk te worden uitgevoerd als de noodontgrendeling van de parkeerrem werd geactiveerd, om de parkeerrem opnieuw te vergrendelen. Omstandigheden voorafgaand aan de test: Het voertuig dient stil te staan. Schakel het contact in (stand II). Een goedgekeurde acculader moet worden aangesloten om een constante voeding te verzekeren. Zorg ervoor dat de instructies op het scherm van de servicetool nauwkeurig worden opgevolgd en in de juiste volgorde.
95
FastCheck Kalibratie lengte-versnellingsmeter Deze procedure dient mogelijk te worden uitgevoerd als de lengteversnellingsmeter werd vervangen. Omstandigheden voorafgaand aan de test: Schakel het contact in (stand II). Een goedgekeurde acculader moet worden aangesloten om een constante voeding te verzekeren. Zorg ervoor dat het voertuig op een vlak oppervlak staat en dat het gedurende heel de procedure stilstaat. Zorg ervoor dat het voertuig stilstaat (0 km/u) op een horizontale ondergrond en geen commando toepassen of vrijgeven wordt ontvangen. Zorg ervoor dat de parkeerremmodule correct is bevestigd op het voertuig en dat de parkeerrem wordt toegepast. Zorg ervoor dat de instructies op het scherm van de servicetool nauwkeurig worden opgevolgd en in de juiste volgorde. HANDMATIGE FUNCTIES Het volgende kan handmatig worden uitgevoerd zonder de scantool: Parkeerrem uitschakelen voor vervangen van remschijf achter Deze procedure is nodig voordat werk wordt uitgevoerd op de remschijven achter. Als de procedure juist wordt uitgevoerd worden de remklauwen teruggedraaid door de regeleenheid: Handmatige routine: Zet de contactsleutel in de stand II. De rempedaal indrukken en ingedrukt houden, de parkeerremschakelaar indrukken en ingedrukt houden in de stand VRIJGEVEN. Zet de contactsleutel in de stand 0 en verwijder de sleutel. Laat de rempedaal los. Laat de parkeerremschakelaar los. Verwijder zekering nummer 8 uit de BJB (om het elektrisch circuit van de parkeerrem te isoleren). Dit verzekert veilige werkomstandigheden en verhindert het gevaar dat de parkeerrem toevallig aanslaat terwijl de monteur eraan werkt. De normale werking terug activeren: Verwijder zekering nummer 8 uit de BJB (om het elektrisch circuit van de parkeerrem opnieuw te activeren).
96
FastCheck Inloopprocedure parkeerremschoenen Deze procedure moet worden uitgevoerd als nieuwe parkeerremschoenen worden geïnstalleerd, nieuwe remschijven achter worden geïnstalleerd of als het voertuig door modder (niet water) is gereden over meer dan 75 km (50 mijl): Handmatige routine: De motor starten en stoppen. Gebruik de voetpedaal 3 keer in 10 seconden en houd die ingedrukt na de 3de keer. Gebruik de elektronische parkeerremschakelaar 4 keer, gevolgd door 3 keer vrijgeven in 10 seconden. Eenmaal de onderhoud inloopproceduremodus is ingevoerd, kunnen de elektronische parkeerremvoeringen worden ingelopen door 10 keer na mekaar te stoppen aan een snelheid van 30 - 35 km/u (19 - 22 mpu), gevolgd door een 500 meter (547 yarden) interval tussen iedere stop om de remmen te laten afkoelen met gebruik van de elektronisch parkeerrem regelschakelaar. De elektronische parkeerremkracht verhoogt tot het dynamische maximum zo lang de schakelaar in de toegepaste stand staat. Als de schakelaar wordt vrijgegeven in de NEUTRAAL of UIT standen, wordt de elektronische parkeerrem vrijgegeven. De elektronische parkeerrem MOET afkoelen tussen de toepassingen, door te rijden aan 30 km/u (19 mpu) voor 500 meter (547 yarden) of stilstaan gedurende 1 minuut tussen iedere toepassing. OPMERKING: De elektronische parkeerrem 'Onderhoud inloopproceduremodus' blijft actief voor de rest van de onstekingscyclus, of tot de voertuigsnelheid de 50 km/u (31 mpu) overschrijdt. Als de procedure opnieuw moet worden ingevoerd, moeten de invoeracties worden herhaald. Renault - handrem Er zijn testfuncties beschikbaar onder het onderdeel circuittests van het menu handrem, deze worden hieronder beschreven. Remmen vrijgeven Omstandigheden voorafgaand aan de test: Het voertuig dient stil te staan Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan De motor mag niet draaien Aan het einde van de test wordt de handrem vrijgegeven. De functie 'Rem toepassen' moet dan worden uitgevoerd.
97
FastCheck Remmen toepassen Omstandigheden voorafgaand aan de test: Het voertuig dient stil te staan Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan De motor mag niet draaien De test vereist dat de handrem wordt gebruikt tijdens deze test. VAG – elektromechanisch parkeerremsysteem (EPB) In het elektromechanische parkeerremsysteem (EPB) van VW/Audi zijn twee elektromechanische actuators geïntegreerd (rechter en linker parkeerremmotor) in de remblokhouders van de achterste schijfremmen. Het EPB-systeem vervangt het traditionele handremsysteem. Als het voertuig stilstaat of de EPB/automatische stopknop is ingedrukt, activeert de regeleenheid van de EPB de parkeerremmotoren van de achterwielen die het voertuig op de plaats houdt. Omstandigheden voorafgaand aan de test: Het voertuig dient stil te staan Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan Het remvloeistofpeil is correct De parkeerrem staat uit OPMERKING: Tijdens het vrijgeven en opnieuw instellen van de remzuigers, kan de ECM DTC's opslaan in de regeleenheid van de EPB of ABS. Na het voltooien van de kalibratieprocedure moet het DTC-geheugen van de EPB en ABS worden gewist. EPB voor Audi A4/A5/A6 & VW Passat/Tiguan Selecteer de vereiste optie in het menu Onderhoud: remblokken vervangen of onderhoud remblokken en volg vervolgens de beschreven procedure. Sequentie onderhoud/vervanging remblokken Het EPB-systeem moet vrijgegeven en uitgeschakeld zijn. Zorg ervoor dat het contact is ingeschakeld, voordat u de onderstaande sequentie volgt. OPMERKING: Als de sequentie niet wordt uitgevoerd in de correcte volgorde, kan het zijn dat het remsysteem niet correct werkt. Remmen vrijgeven Selecteer de optie 'Remmen vrijgeven' uit het menu. De remzuigers zullen nu in de vrijgegeven positie worden geplaatst. Wacht tot de servicetool het bericht 'Vrijgeven remmen nu voltooid' weergeeft, voordat u verdergaat.
98
FastCheck Onderhoud/vervanging van de remblokken De remblokken kunnen nu volgens de instructies van de fabrikant worden vervangen of u kunt er onderhoud aan uitvoeren. Sluit remmen Selecteer de optie 'Remmen sluiten' uit het menu. De remzuigers zullen nu in de resetpositie worden geplaatst. Wacht tot de servicetool het bericht 'Sluiten remmen nu voltooid' weergeeft, voordat u verdergaat. Kalibreer remmen Selecteer de optie 'Remmen kalibreren' uit het menu. De remzuigers worden nu verplaatst in en uit hun gekalibreerde positie. Wacht tot de service tool het bericht 'Sluiten remmen nu voltooid' weergeeft, voordat u verdergaat. EPB voor Audi A8 Selecteer de gewenste optie uit het onderhoudsmenu, ofwel Remblokken vervangen of Onderhoud remmen, en volg de gewenste sequentie. Sequentie (uitsluitend) remblokken vervangen Het EPB-systeem moet vrijgegeven en uitgeschakeld zijn. Zorg ervoor dat het contact is ingeschakeld, voordat u de onderstaande sequentie volgt. OPMERKING: Als de sequentie niet wordt uitgevoerd in de correcte volgorde, kan het zijn dat het remsysteem niet correct werkt. Vervang de remblokken Selecteer de optie 'Remblokken vervangen' uit het menu. De remzuigers zullen nu in de vrijgegeven positie worden geplaatst. Wacht tot de servicetool het bericht 'Gereed voor vervangen remblok' weergeeft voordat u verdergaat. Vervang de remblokken Maak een aantekening van de dikte van de nieuwe remblok, dit hebt u nodig voor de volgende fase. De remblokken kunnen nu worden vervangen volgens de instructies van de fabrikant. Dikte remblok De dikte van het remblok moet nu worden ingevoerd, door in het menu Remblokken vervangen de optie Dikte remblok te selecteren. De huidige waarde wordt weergegeven op het scherm. Druk op de toets tot de waarde die u wenst te veranderen oplicht. Gebruik de toetsen en om de nieuwe waarde in te voeren. De waarden moeten tussen 3 -14 mm liggen. Herhaal, indien nodig, deze volgorde. Druk op de toets als ieder cijfer correct is ingevoerd, om naar het scherm 'Nieuwe waarde opslaan' te gaan. Druk nu nogmaals op de toets om de nieuwe waarde in de regeleenheid op te slaan.
99
FastCheck Sluit remmen Selecteer de optie 'Remmen sluiten' uit het menu Remblokken vervangen. De remzuigers zullen nu in de resetpositie worden geplaatst. Wacht tot de servicetool het bericht 'Sluiten remmen nu voltooid' weergeeft, voordat u verdergaat. Kalibreer remmen Selecteer de optie 'Remmen kalibreren' uit het menu 'Remblokken vervangen'. De remzuigers worden nu verplaatst in en uit hun gekalibreerde positie. Wacht tot de service tool het bericht 'Sluiten remmen nu voltooid' weergeeft, voordat u verdergaat. Sequentie (uitsluitend) onderhoud remmen Het EPB-systeem moet vrijgegeven en uitgeschakeld zijn. Zorg ervoor dat het contact is ingeschakeld, voordat u de onderstaande sequentie volgt. OPMERKING: Als de sequentie niet wordt uitgevoerd in de correcte volgorde, kan het zijn dat het remsysteem niet correct werkt. Remmen vrijgeven Selecteer in het menu 'Onderhoud remmen' de optie 'Remmen vrijgeven'. De remzuigers zullen nu in de vrijgegeven positie worden geplaatst. Wacht tot de servicetool het bericht 'Sluiten remmen nu voltooid' weergeeft, voordat u verdergaat. Verricht onderhoud aan de remmen Het onderhoud aan de remmen kan nu plaatsvinden volgens de instructies van de fabrikant. Sluit remmen Selecteer in het menu 'Onderhoud remmen' de optie 'Remmen sluiten'. De remzuigers zullen nu in de resetpositie worden geplaatst. Wacht tot de servicetool het bericht 'Sluiten remmen nu voltooid' weergeeft, voordat u verdergaat. Kalibreer remmen Selecteer in het menu 'Onderhoud remmen' de optie 'Remmen kalibreren'. De remzuigers worden nu verplaatst in en uit hun gekalibreerde positie. Wacht tot de service tool het bericht 'Sluiten remmen nu voltooid' weergeeft, voordat u verdergaat.
100
FastCheck Volvo – elektronisch parkeerremsysteem (EPB) Volvo S80 (2007 -), V70 (2008 -), XC60 (2009-), XC70 (2008 -) Er zijn drie opties in het PBM/EPB-functiemenu die kunnen worden gebruikt om toegang te hebben tot de verschillende functies: In het menu 'Onderhoud remmen' zijn drie functies beschikbaar: Onderhoudsmodus openen Deze functie wordt gebruikt om het systeem in een modus te plaatsen zodat er werkzaamheden door een monteur aan het voertuig kunnen worden uitgevoerd. De regeleenheid zet de remklauwen in een stand waarbij een normale werking onmogelijk is en de remklauwen door niets gesloten kunnen worden. Deze functie moet worden gebruikt als er remmen, schijven of remblokken vervangen moeten worden. Omstandigheden voorafgaand aan de test: Het voertuig dient stil te staan. Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan. Het voertuig moet vastgezet worden met wielblokken. Deze functie duurt 30 seconden om te worden voltooid. OPMERKING: Na het uitvoeren van deze functie kunnen de remklauwen van de EPB niet worden gesloten en kunnen niet worden toegepast totdat de onderhoudsmodus is afgesloten. Het starten van de ontsteking of het loskoppelen van de accu of de diagnosetester, sluit de onderhoudsmodus niet af. Zorg ervoor dat de instructies op het scherm van de servicetool nauwkeurig worden opgevolgd en in de juiste volgorde. Onderhoudsmodus afsluiten Deze functie wordt gebruikt om het systeem in een modus te plaatsen zodat er werkzaamheden door een monteur aan het voertuig kunnen worden uitgevoerd. Remklauwen zijn gesloten op de toegewezen positie en de normale werking is weer beschikbaar. Omstandigheden voorafgaand aan de test: Het voertuig dient stil te staan. Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan. Het voertuig moet vastgezet worden met wielblokken. Deze functie duurt 10 seconden om te worden voltooid. Zorg ervoor dat de instructies op het scherm van de servicetool nauwkeurig worden opgevolgd en in de juiste volgorde.
101
FastCheck Montage controleren Deze functie wordt gebruikt om, na het voltooien van de werkzaamheden aan het systeem, de werking van het parkeerremsysteem te controleren. Omstandigheden voorafgaand aan de test: Het voertuig dient stil te staan. Het voertuig dient op een gelijke ondergrond te staan. Het voertuig moet vastgezet worden met wielblokken. Drie interne tests worden uitgevoerd en van iedere test wordt de status gerapporteerd. Als een van deze tests mislukken, dient u de functie DTC's lezen uit te voeren om de mogelijke storing in het systeem op te sporen. Deze functie duurt 25 seconden om te worden voltooid. OPMERKING: Deze functie kan niet worden uitgevoerd als het parkeerremsysteem in de onderhoudsmodus staat. Deze functie dient alleen te worden uitgevoerd als het systeem in de normale bedrijfsmodus staat. Zorg ervoor dat de instructies op het scherm van de servicetool nauwkeurig worden opgevolgd en in de juiste volgorde.
102
FastCheck FastCheck SAS Verbinding Gebruik de voertuigapplicatielijst die op de CD-ROM staat en identificeer de vereiste interfacekabel voor het voertuigsysteem dat getest moet worden. Sluit de kabel aan op de servicetool en draai de bevestigingsschroeven vast. OPMERKING: Als het te testen voertuig een BMW is met een 20-pins aansluiting en een EOBD (J1962)-aansluiting, moet u alleen de 20-pins aansluiting gebruiken. OPMERKING: De Multiplexerkabel (YTD965) en de kabelboom van de CANconverter (YTD960) dient voor alle diagnoses van de volgende voertuigen te worden gebruikt: BMW 1 serie (E81/E87) BMW 3 serie (E90/E91/E92/E93) BMW 5 serie (E60/E61) BMW 6 serie (E63/E64) BMW 7 serie (E65)
Als u gebruik maakt van de EOBD (J1962) pin-schakelkabel (YTD951), zorg er dan voor dat de instellingen op de regeleenheid overeenkomen met de vermelde instellingen voor het voertuig en het systeem dat getest moet worden. Waarschuwing: Verkeerde instellingen op de regeleenheid kunnen tot onherstelbare schade leiden aan het elektrische systeem van het voertuig. Zorg er voor dat het contact van het voertuig in de stand UIT staat. Sluit de handtester aan op de vereiste aansluiting van het voertuig, zie ‘Locaties diagnose-aansluiting’, pagina 135 voor meer informatie. De voeding van de servicetool wordt geleverd via de aansluiting van het voertuig. Als de servicetool is aangesloten zal deze een interne zelftest uitvoeren. Vervolgens zal het scherm de versie van de actuele software weergeven en dan pas het hoofdmenu.
103
FastCheck HOOFDMENU 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
EOBD FastCheck ABS FastCheck Airbag FastCheck Klimatt FastCheck P-Rem FastCheck EPB FastCheck SAS FastCheck Service FastCheck TPMS Gebruikersmenu
Gebruik de en toetsen om de functie "FastCheck SAS" te selecteren en druk op om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om terug te keren naar het vorige menu. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Gebruik de en toetsen om de fabrikant van het voertuig te selecteren en druk op om de selectie te bevestigen. Afhankelijk van het voertuig en de gebruikte functie, kunt u worden gevraagd om het specifieke systeem te selecteren waarmee het voertuig is uitgerust. Selecteer met behulp van de en toetsen het correcte systeem en druk op om de selectie te bevestigen. DTC's lezen Wis DTC’s SAS Kalibrering
Selecteer met behulp van de en om de selectie te bevestigen.
toetsen de vereiste menu-optie en druk op
De servicetool zal proberen om contact te maken met het voertuigsysteem. Als de verbinding niet is gelukt, zie ‘Communicatieproblemen’, pagina 8. DTC's lezen Als er DTC-codes aanwezig zijn in het systeem, wordt er een scherm weergegeven waarin wordt aangegeven hoeveel codes er zijn aangetroffen. Vervolgens wordt dit vervangen door de eerste DTC-code. DTC-codes worden gegenereerd overeenkomstig de fabrikant van het voertuig en het systeem.
104
FastCheck
DTC 1 - 38 Hoog circuitsignaal rechter Hoog circuitsignaal{ }
Een typische DTC-code Het foutnummer wordt eerst weergegeven, gevolgd door de DTC-code. In dit voorbeeld is de weergegeven fout DTC-nummer 38 - Circuitsignaal rechter lagedruksensor hoog of open circuit. Als de beschrijvende tekst te lang is en niet meer op het display past, verschijnt rechtsonder op het scherm het teken '[...]'. Dit betekent dat er met behulp van de en toetsen door de tekst kan worden gescrolld om de rest van de beschrijving te lezen. Om de volgende DTC te bekijken (als er meer dan 1 DTC wordt aangetroffen), dient u tot het einde van de tekst te scrollen en de toets in te drukken. Om terug te keren naar het menu dient u naar het eind van de tekst te scrollen en de toets in te drukken. Codes wissen Diagnostische foutcodes kunnen gewist worden met de optie 'Wis DTC's'. Als u deze optie gebruikt wordt u gevraagd het contact uit te schakelen. Wacht met het weer inschakelen van het contact tot u hier om wordt gevraagd. Start de motor zodat de regeleenheid een systeemcontrole kan uitvoeren. Controleer of de code(s) zijn gewist door de optie 'DTC's lezen' te selecteren. OPMERKING: U dient eerst de motor te starten voor het aflezen van de DTC(s), anders wordt alleen bevestigd dat de opgeslagen DTC(s) zijn gewist. Er kunnen nog steeds fouten in het systeem aanwezig zijn, die er voor zorgen dat een DTC wordt opgeslagen zodra de motor de volgende keer wordt gestart. Kalibratie stuurhoeksensor (SAS) De SAS kan gekalibreerd worden met de optie "SAS kalibreren" en volg hierbij de instructies op het scherm. Deze moeten nauwkeurig worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat het kalibratieproces correct wordt voltooid. OPMERKING: De SAS dient na het uitvoeren van de aanpassingen van de wieluitlijning/-ophanging of het vervangen van de stuurkolom te worden uitgevoerd. Alfa Romeo/Fiat/Lancia-voertuigen Kalibratie stuurhoeksensor Op deze voertuigen kan er een stuurhoeksensor kalibratieroutine beschikbaar zijn op de ABS/TC/ESP-regeleenheid en de stuurbekrachtiging regeleenheid. In dit geval moet de monteur altijd de routine uitvoeren via de stuurbekrachtiging regeleenheid.
105
FastCheck De stuurhoeksensor kalibratie moet alleen worden uitgevoerd via de ABS/TC/ESPmodule op die voertuigen als de sensor zelf of/en de ABS/TC/ESP-regeleenheid werden vervangen. Kalibratie lengte-acceleratiesensor Deze routine is nodig in de volgende situaties: 1. De lengte-acceleratiesensor werd vervangen. 2. De ABS/TC/ESP-regeleenheid werd vervangen. 3. Het ESP-systeem werkt niet zoals het moet. Resetten van deze sensor kan soms raar ESP-gedrag verhelpen. BMW/MINI-voertuigen OPMERKING: Om het contact in te schakelen op voertuigen die uitgerust zijn met een start/stop-knop, dient u de sleutelkaart volledig in het contactslot te steken en vervolgens de start/stop-knop één keer in te drukken (zonder een voetpedaal in te trappen). Ford-voertuigen Kalibratie stuurhoeksensor Ka II (2008 -): Op deze voertuigen kan er een stuurhoeksensor kalibratieroutine beschikbaar zijn op de ABS/TC/ESP-regeleenheid en de stuurbekrachtiging regeleenheid. In dit geval moet de monteur altijd de routine uitvoeren via de stuurbekrachtiging regeleenheid. De stuurhoeksensor kalibratie moet alleen worden uitgevoerd via de ABS/TC/ESPmodule op die voertuigen als de sensor zelf of/en de ABS/TC/ESP-regeleenheid werden vervangen. Fiesta (2008 -), Fusion/B-Max (2008 -): Op deze voertuigen wordt de stuurhoeksensor kalibratie alleen uitgevoerd via de stuurbekrachtiging regeleenheid. Ford Galaxy (2006 -), Mondeo (2007 -), S-Max (2006 -), Transit (2006 -): Op deze voertuigen wordt de stuurhoeksensor kalibratie alleen uitgevoerd via de ABS/TC/ESP-regeleenheid. Kalibratie lengte-acceleratiesensor: Deze routine is nodig in de volgende situaties: 1. De lengte-acceleratiesensor werd vervangen. 2. De ABS/TC/ESP-regeleenheid werd vervangen. 3. Het ESP-systeem werkt niet zoals het moet. Resetten van deze sensor kan soms raar ESP-gedrag verhelpen.
106
FastCheck Land Rover-voertuigen Kalibratie lengte-acceleratiesensor: Deze routine is nodig in de volgende situaties: 1. De lengte-acceleratiesensor werd vervangen. 2. De ABS/TC/ESP-regeleenheid werd vervangen. 3. Het ESP-systeem werkt niet zoals het moet. Resetten van deze sensor kan soms raar ESP-gedrag verhelpen.
107
FastCheck FastCheck Service Verbinding Gebruik de voertuigapplicatielijst die op de CD-ROM staat en identificeer de vereiste interfacekabel voor het voertuigsysteem dat getest moet worden. Sluit de kabel aan op de servicetool en draai de bevestigingsschroeven vast. OPMERKING: Als het te testen voertuig een BMW is met een 20-pins aansluiting en een EOBD (J1962)-aansluiting, moet u alleen de 20-pins aansluiting gebruiken. OPMERKING: Als het te testen voertuig een Mercedes is met een 38-pins aansluiting en een EOBD (J1962)-aansluiting, moet u alleen de 38-pins aansluiting gebruiken.
E D C B
F
A
G
L
5
H
K
6
7
8
I
4
9
J
3
10 11
2
1
12
OM0957
Als u gebruik maakt van de EOBD (J1962) pin-schakelkabel (YTD951), zorg er dan voor dat de instellingen op de regeleenheid overeenkomen met de vermelde instellingen voor het voertuig en het systeem dat getest moet worden. Waarschuwing: Verkeerde instellingen op de regeleenheid kunnen tot onherstelbare schade leiden aan het elektrische systeem van het voertuig. Zorg er voor dat het contact van het voertuig in de stand UIT staat. Sluit de handtester aan op de vereiste aansluiting van het voertuig, zie ‘Locaties diagnose-aansluiting’, pagina 135 voor meer informatie. De voeding van de servicetool wordt geleverd via de aansluiting van het voertuig. Als de servicetool is aangesloten zal deze een interne zelftest uitvoeren. Vervolgens zal het scherm de versie van de actuele software weergeven en dan pas het hoofdmenu.
108
FastCheck HOOFDMENU 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
EOBD FastCheck ABS FastCheck Airbag FastCheck Klimatt FastCheck P-Rem FastCheck EPB FastCheck SAS FastCheck Service FastCheck TPMS Gebruikersmenu
Gebruik de en toetsen om de functie "FastCheck Service" te selecteren en druk op om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om terug te keren naar het vorige menu. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Gebruik de en toetsen om de fabrikant van het voertuig te selecteren en druk op om de selectie te bevestigen. De beschikbare menu-opties zijn afhankelijk van het model en de fabrikant van het voertuig. Alfa Romeo/Fiat/Lancia-voertuigen Er zijn mogelijk drie opties in het FastCheck Service-menu voor deze fabrikanten: Onderhoudsinterval Deze optie reset de conventionele service-intervalindicator. Deze functie moet worden gebruikt NADAT een volledig onderhoud (30.000 km voor benzine of 35.000 km voor diesel) werd uitgevoerd op het voertuig. OPMERKING: De multiplexerkabel (YTD965) of de kabelboom van de CANconverter (YTD960) dient voor alle diagnoses van de volgende voertuigen te worden gebruikt: Alfa-Romeo MiTo Fiat 500 Fiat Grande Punto (05) Alle andere voertuigen vereisen de Multiplexerkabel (YTD965) of de FAL LS CAN (YTD959) kabelboom.
109
FastCheck Olieverversing Deze optie is momenteel alleen van toepassing op de nieuwe Fiat Ducato van (vanaf Ducato III MY2006). Deze functie moet worden gebruikt NADAT een olieverversing werd voltooid op het voertuig. Olieverversingsteller resetten Deze optie is nodig op voertuigen uitgerust met diesel roetfilters (DPF). Dit is NIET nodig op voertuigen met benzine of LPG-motoren of dieselmotoren als ze geen DPF hebben. Als de optie wordt geselecteerd ondervraagt de scantool het voertuig om de toepasselijkheid van de functie te bepalen. Deze functie laat toe om de olieverversingsteller te resetten en de olieverversingsparameters weer te geven (aantal resets, olieverversingsteller %, km tot de vereiste volgende reset, kilometerteller bij de laatste reset). De teller mag alleen worden gereset NADAT de olie werd ververst. Als de teller wordt gerest op 100%, verhoogt het aantal resets met 1. Alfa Romeo-voertuigen- Mannesman Dashboard (147 en GT - alleen VK) Bij voertuigen van Alfa Romeo met het dashboard van Mannesman (147 en GT) is er een probleem met het dashboard dat er toe leidt dat de waarde van het "Aantal kilometers tot de onderhoudsbeurt" gereset wordt naar nul, als tijdens het gebruik van een scantool de onderhoudsbeurten worden gereset. Als het onderhoudsinterval wordt gereset slaat het dashboard de huidige kilometerstand op (dit kunt u aflezen van de kilometerteller), om te berekenen wanneer een volgende onderhoudsbeurt is vereist. Echter als de kilometerteller wordt weergegeven in mijlen, mislukt de berekening van de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt. Dit resulteert in een afstand van nul tot de volgende onderhoudsbeurt en het resetten van het onderhoudsinterval mislukt. Om het onderhoudsinterval te resetten, dient de volgende procedure te worden uitgevoerd: 1. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. 2. Druk op het dashboard op de knop [MODUS], om het functiemenu van het dashboard te openen. 3. Gebruik de [+] en [-] knoppen op het dashboard om naar de optie UNITS te navigeren en druk op [MODUS] om een selectie te maken. 4. Gebruik de [MODUS], [+] en [-] knoppen om de units in te stellen op kilometers. Alle andere instellingen dienen onveranderd te blijven. 5. Gebruik de [+] en [-] knoppen op het dashboard om naar de optie EINDE MENU te navigeren en druk op [MODUS] om het functiemenu af te sluiten.
110
FastCheck 6. Steek de scantool in de diagnose-aansluiting (gebruik hiervoor de 16-pins FAL LS CAN-kabelboom) en voer een reset van het onderhoudsinterval uit door achtereenvolgens de opties FastCheck Service, Alfa Romeo, Mannesman en Onderhoudsinterval resetten te selecteren. 7. Koppel de servicetool los en laat het contactingeschakeld. 8. Druk op het dashboard op de knop [MODUS], om het functiemenu van het dashboard te openen. 9. Gebruik de [+] en [-] knoppen op het dashboard om naar de optie UNITS te navigeren en druk op [MODUS] om een selectie te maken. 10. Gebruik de [MODUS], [+] en [-] knoppen om de units terug te zetten op mijlen. Alle andere instellingen dienen onveranderd te blijven. 11. Gebruik de [+] en [-] knoppen op het dashboard om naar de optie ONDERHOUD te navigeren en druk op [MODUS] om een selectie te maken. 12. "Aantal kilometers tot het onderhoud" zou nu ongeveer 20.000 kilometer moeten aangeven. 13. Gebruik de [+] en [-] knoppen op het dashboard om naar de optie EINDE MENU te navigeren en druk op [MODUS] om het functiemenu af te sluiten. 14. Zet de contactsleutel in de stand UIT. Deze procedure is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de afgelezen waarde van de kilometerteller op het dashboard, als het onderhoudsinterval is gereset door de scantool, in kilometers is. Op die manier kan het dashboard het juiste ‘Aantal kilometers tot onderhoud’ berekenen. Op het Europese continent is deze procedure niet noodzakelijk, daar alle dashboards in kilometers zijn. BMW/MINI-voertuigen OPMERKING: Om het contact in te schakelen op voertuigen die uitgerust zijn met een start/stop-knop, dient u de sleutelkaart volledig in het contactslot te steken en vervolgens de start/stop-knop één keer in te drukken (zonder een voetpedaal in te trappen). Fabrikant
Optie 1
Optie 2
BMW
CBS
SERVICEOPTIES
Digitale reset
Oliewaarde resetten Afstand resetten Tijd resetten
Analoge reset
Olie Inspectiebeurt
111
FastCheck Gebruik de en toetsen om de gewenste menu-optie te selecteren en druk op om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om terug te keren naar het vorige menu. Op het scherm wordt het bericht “BMW Reset” weergegeven, om te bevestigen dat het resetproces succesvol is voltooid. Onderhoud op basis van status (CBS) selecteren: OPMERKING: Alle vereiste werkzaamheden moeten worden uitgevoerd voordat de onderhoudsindicators worden gereset. Als dit wordt nagelaten kan dit resulteren in onjuiste onderhoudswaarden en er toe leiden dat de DTC's worden opgeslagen door de desbetreffende regeleenheid. OPMERKING: De DSC-module herkent niet de slijtagesensor voor het vervangenvan het remblok, voordat er van aansluiting isveranderd. Daardoor staat de DSC-module niet toe de serviceonderdelen van de remblokte resetten. Het is raadzaam om de remblokken te vervangen door gelijkwaardige onderdelen. Het kan zijn dat de DSC-module de veranderde aansluiting niet herkentals u geen originele remblokken gebruikt. Selecteer CBS voor voertuigen die alleen uitgerust zijn met een J1962 16-pinsaansluitingen steun (CBS). Toepasbare voertuigen: BMW 1 serie (E81/E87) BMW 3 serie (E90/E91/E92/E93) BMW 5 serie (E60/E61) BMW 6 serie (E63/E64) BMW 7 serie (E65) BMW X5 (E70) BMW X6 (E71) MINI (R55/R56/R57) OPMERKING: Raadpleeg de"Voertuigapplicatielijst" om de correcte kabel te bepalen. CBS (onderhoud op basis van status) is een systeem waarmee het voertuig de status van de te onderhouden componenten en vloeistofniveaus, evenals op tijd en kilometers gebaseerd onderhoud berekent en controleert. De volgende tabel geeft de mogelijke onderhoudsopties weer samen met de regeleenheid die gebruikt wordt om iedere optie te resetten.
112
FastCheck Serviceoptie
Controlemodule
Motorolie
Motor (DME/DDE)
Roetfilter
Motor (DDE)
Dieseladditief motor (DDE)
Motor (DDE)
Remblokken voor
Stabiliteitscontrolesysteem (DSC)
Remblokken achter
Stabiliteitscontrolesysteem (DSC)
Microfilter
Airconditioning (IHKA)
Remvloeistof
Instrumentenpaneel (INSTR)
Koelvloeistof
Instrumentenpaneel (INSTR)
Bougies
Instrumentenpaneel (INSTR)
Voertuig controleren
Instrumentenpaneel (INSTR)
Algemene periodieke keuring
Instrumentenpaneel (INSTR)
Wettelijke keuring uitlaatemissie
Instrumentenpaneel (INSTR)
De servicetool kan automatisch alle regeleenheden identificeren die nodig zijn tijdens het resetproces. Als een onbekende regeleenheid wordt aangetroffen of geen verbinding tot stand kan worden gebracht, wordt de bestuurder gevraagd of hij wil verdergaan of afbreken. OPMERKING: Als het proces wordt voortgezet zijn er geen geschikte onderhoudsopties beschikbaar voor de onbekende regeleenheid (zie tabel onderhoudsoptie). De huidige datum- en tijdinformatie zal door de servicetool worden weergegeven. Druk op de toets als de informatie correct is en ga verder, of druk op de toets om de informatie te corrigeren. OPMERKING: Als de datum en tijd tijdens het resetproces niet correct zijn, resulteert dit in onjuiste onderhoudsintervallen. Om de datum en tijd te veranderen: Gebruik de toetsen en om de gewenste waarde van de geselecteerde informatie, aangegeven met ‘/ \' te veranderen. Gebruik de Gebruik de
toets om het geselecteerde veld met de datum/tijd te veranderen toets om de informatie-invoer te voltooien.
Het scherm geeft een laatste bevestiging van de nieuwe ingevoerde gegevens weer. Druk op de toets om de nieuwe informatie in het voertuig te programmeren. Als u op een willekeurig moment tijdens het veranderen van de datum en tijd op de toets drukt, gaat u terug naar het eerste scherm voor de bevestiging van de datum en tijd. In dat geval is geen informatie gewijzigd.
113
FastCheck De beschikbare onderhoudsopties van het voertuig worden als een lijst weergegeven. Iedere optie wordt weergegeven met de volgende onderhoudsgegevens: De waarde van het resetpercentage. De geschatte afstand tot of de volgende onderhoudsdatum. De onderhoudsteller. OPMERKING: Bij de inspectie van het voertuig en de uitlaatgasemissie wordt alleen de datum van de volgende onderhoudsbeurt aangegeven. De onderhoudsoptielijst wordt weergegeven in volgorde van belangrijkheid, waarbij de meest dringende optie het eerst wordt genoemd. Scroll met de en toetsen naar de gewenste optie om een optie te resetten. De huidige optie wordt aangegeven door het . Druk op de toets om de selectie te bevestigen. Aan de onderkant van het display kunnen twee mogelijke opties worden weergegeven:Optie resetten Optie corrigeren Gebruik de
en
toetsen om de vereiste menuoptie te selecteren
Druk op de
toets om de selectie te bevestigen.
Gebruik de toets om de selectie te annuleren en terug te keren naar de lijst met onderhoudsopties. Optie resetten: De resetoptie wordt gebruikt om de geselecteerde resetwaarde van de onderhoudsoptie op 100% in te stellen. De geschate afstand en datum van de volgende onderhoudsbeurt en de onderhoudsteller zijn geüpdatet. De onderhoudsopties voor de inspectie van het voertuig en de uitlaatgasemissie zijn wettelijk verplichte inspecties waarbij de de datum voor de volgende onderhoudsbeurt wordt opgeslagen. Als u een van deze opties hebt geselecteerd, geeft de servicetool het scherm weer waarin de volgende onderhoudsdatum kan worden veranderd. Gebruik de toetsen en om de gewenste waarde van de geselecteerde informatie, aangegeven met ‘>’ of ‘<’, te veranderen. Gebruik de
toets om het geselecteerde veld te veranderen.
Gebruik de
toets om de informatie te voltooien en op te slaan.
114
FastCheck Gebruik de toets om de reset te annuleren en terug te keren naar de lijst met onderhoudsopties. Optie corrigeren: De optie 'Corrigeren' wordt gebruikt om een onderhoudsoptie te corrigeren die per ongeluk gereset is. OPMERKING: Het corrigeren van het resetproces is alleen beschikbaar voor onderhoudsopties waarbij de onderhoudsteller niet op nul staat en is niet beschikbaar voor voertuig- en uitlaatgasinspecties. De originele waarden van de onderhoudsoptie gaan verloren tijdens het resetten. Gebruik de toetsen Gebruik de
en
om de resetwaarde te veranderen.
toets om de informatie-invoer te voltooien.
Een laatste bevestiging van de nieuwe ingevoerde gegevens zal worden weergeven. Druk op de toets om de nieuwe informatie op te slaan. Gebruik de toets om de correctie te annuleren en terug te keren naar de lijst met onderhoudsopties. OPMERKING: De maximale resetwaarde is de huidige waarde van de geselecteerde onderhoudsoptie. De onderhoudsteller wordt verminderd met 1. Digitale reset: Selecteer de optie Digitale reset voor voertuigen die alleen uitgerust zijn met een J1962 16 pins-aansluiting en geen Onderhoud op basis van conditie (CBS) ondersteunen. De servicetool zal een bericht weergeven om te bevestigen dat het resetproces succesvol is voltooid. Toepasbare voertuigen: BMW 3 Serie (E46) BMW 5 Serie (E39) BMW 7 Serie (E38) BMW X3 (E83) BMW X5 (E53) BMW Z4 (E85) OPMERKING: Voor sommige voertuigen met digitale reset is het mogelijk het onderhoudsinterval handmatig te resetten. Zie het onderdeel handmatig het onderhoudsinterval resetten voor instructies.
115
FastCheck Analoge reset: Selecteer de optie Analoge reset voor voertuigen die uitgerust zijn met een ronde 20 pins diagnose-aansluiting in het motorcompartiment. De servicetool zal het bericht “Reset voltooid” weergeven, om te bevestigen dat het resetproces succesvol is voltooid. OPMERKING: De servicetool geeft alleen aan dat het proces is voltooid. Er is een visuele bevestiging vereist via de onderhoudsintervalindicator (SIA), die zich op het dashboard van het voertuig bevindt. Jaarlijkse afstand: De gemiddelde jaarlijkse afgelegde afstand is vereist voor de berekening van diverse CBS(onderhoud op basis van status)-functies. De jaarlijkse afstand is gebaseerd op de afgelegde afstand na ongeveer zes tot acht weken na een rest. Het is raadzaamom de jaarlijkse afstand te resetten na veranderingen in het rijpatroon van het voertuig. OPMERKING: Een verkeerde jaarlijkse afstand beïnvloed de CBS-intervallen. De waarde wordt ingesteld op een standaardwaarde (ongeveer 30.000 km) tot de nieuwe waarde is berekend. Toepasbare voertuigen: BMW 1 serie (E81/E87) BMW 3 serie (E90/E91/E92/E93) BMW 5 serie (E60/E61) BMW 6 serie (E63/E64) BMW 7 serie (E65) BMW X5 (E70) BMW X6 (E71) OPMERKING: De multiplexerkabel (YTD965) of de kabelboom van de CANconverter (YTD960) moet gebruikt worden.
116
FastCheck Vervangen accu: Na het aanbrengen van een nieuwe accu, dient de functie voor het vervangen van de accu te worden uitgevoerd. De functie voor het vervangen van de accu registreert het vervangen van een accu met behulp van het vermogensbeheersysteem. Als dit niet gebeurt kan dit leiden tot het niet correct functioneren van het vermogensbeheersysteem. De applicatie voor het vervangen van de accu bepaalt aan de hand van de CAS (Car Access System)-module de vereiste accucapaciteit en het type. De vervangende accu moet dezelfde capaciteit hebben en van hetzelfde type zijn als degene die wordt weergegeven. OPMERKING: Bepaalde voertuigen vereisen het gebruik van een AGM (Absorbent Glass Mat)-accu. Toepasbare voertuigen: BMW 1 serie (E81/E87) BMW 3 serie (E90/E91/E92/E93) BMW 5 serie (E60/E61) BMW 6 serie (E63/E64) BMW 7 serie (E65) BMW X5 (E70) BMW X6 (E71) OPMERKING: De multiplexerkabel (YTD965) of de kabelboom van de CANconverter (YTD960) moet gebruikt worden. Ford-voertuigen Olieverversingsteller resetten Deze optie is nodig op voertuigen uitgerust met diesel roetfilters (DPF). Dit is NIET nodig op voertuigen met benzine of LPG-motoren of dieselmotoren als ze geen DPF hebben. De teller mag alleen worden gereset NADAT de olie werd ververst. GM-voertuigen Onderhoudsinterval resetten CAN-voertuigen - (Astra-H, Corsa-D, Signum, Vectra-C en Zafira-B) Voor deze voertuigen dient de multiplexerkabel (YTD965) of de CAN-converterkabel (YTD960) te worden gebruikt om het onderhoudsinterval te resetten. Deze functie dient gebruikt te worden na een onderhoud van het voertuig.
117
FastCheck Het voertuig is geprogrammeerd met het aantal kilometers en dagen tot het volgende onderhoud en het onderhoudscontrolelampje gaat branden. Het onderhoudscontrolelampje gaat weer branden als het aantal geprogrammeerde kilometers of het aantal geprogrammeerde dagen is bereikt, wat het eerste is bereikt. Het resetten wordt gestart door de optie 'Onderhoud' te selecteren. Druk op de
toets om terug te keren naar het vorige menu.
De gebruiker moet vervolgens de optie 'CAN-converterkabel' selecteren. De servicetool communiceert met het instrumentenpaneel om het voertuigmodel te bepalen. Als het voertuigmodel niet bekend is moet de gebruiker handmatig het voertuig selecteren. OPMERKING: Het voertuig mag tijdens deze procedure NIET in beweging zijn en alle portieren moet zijn gesloten. De servicetool controleert de rijsnelheid om ervoor te zorgen dat het voertuig niet beweegt voordat de procedure wordt gestart. Beveiligingscode Om een reset uit te voeren moet de gebruiker een 4-cijferige beveiligingscode in de servicetool invoeren. Deze code wordt in het voertuig geprogrammeerd om het uitvoeren van een reset toe te staan. De 4-cijferige beveiligingscode staat in het handboek op een kaart met andere belangrijke codes en nummers voor het voertuig (zoals het VIN-nummer en de radiocode enz.). Corsa D Het aantal kilometers tot het volgende onderhoud kan door de gebruiker worden geselecteerd: 15.000 kilometer of 30.000 kilometer. Het aantal dagen tot het volgende onderhoud is altijd ingesteld op 364 dagen (1 jaar). Astra-H / Zafira-B Het aantal kilometer en dagen tot het volgende onderhoud worden berekend door de scantool aan de hand van de volgende selecties die de gebruiker kiest: 1. Land -De kilometers en dagen tot het volgende onderhoud worden ingesteld op waarden die vooraf door GM zijn bepaald, afhankelijk van het land waarin het voertuig wordt gebruikt. De gebruiker moet eerst de optie 'CAN-converterkabel' selecteren. Voor Europese landen zoals VK, Ierland, Frankrijk, België, Duitsland, Spanje, Italië, Portugal, Nederland, Oostenrijk, enz. selecteert u "Overige Europse landen". 2. ECO-service, ECO-serviceflexVoor de meeste Europse landen kan de gebruiker het voertuig in stellen op "ECO Service" (het standaard
118
FastCheck onderhoudsschema van GM, dat gebruik maakt van standaardwaarden van GM voor kilometers en dagen tot het volgende onderhoud) of "ECO Service Flex" (de waarden voor kilometers en dagen tot het volgende onderhoud worden dynamisch ingesteld door de boordcomputers van het voertuig, die in de gaten houden hoe er met het voertuig worden gereden en stellen aan de hand hiervan de onderhoudsintervallen in). Voor ECO Service Flex-benzinevoertuigen programmeert de servicetool het voertuig met het maximale aantal kilometers dat door het Flex-systeem is toegestaan (35.000 kilometers) en het maximale aantal toegestane dagen (728 of 2 jaar). Voor ECO Service Flex-dieselvoertuigen programmeert de servicetool het voertuig met het maximale aantal kilometers dat door het Flex-systeem (50.000 kilometer) is toegestaan en het maximale aantal toegestane dagen (728 of 2 jaar). Dit zijn standaardwaarden die er voor zorgen dat het onderhoudscontrolelampje bij 35.000 of 50.000 kilometer of 2 jaar gaat branden, hetgeen zich het eerste voordoet, als het ECO Service Flex-systeem om welke redenen niet werkt. Vectra-C / Signum Op deze voertuigen is alleen een rechtstreekse reset mogelijk. De geprogrammeerde onderhoudsintervalwaarden van de kilometers en de dagen tot het volgende onderhoud kunnen niet worden gewijzigd. OPMERKING: De motorolie die voor deze voertuigen wordt gebruikt is "Long-lifeolie". Als de motorolie wordt ververst, moet de monteur de resetoptie 'Long-life-olie' op de servicetool gebruiken (zie hieronder) om de motorregeleenheid te resetten. De monteur moet dan nogmaals de optie 'Onderhoud' selecteren om de optie Onderhoudsinterval resetten opnieuw te starten. LET OP: Het is belangrijk om het rempedaal in te trappen en weer los te laten als de servicetool hierom verzoekt tijdens het resetproces. Als dit niet correct wordt uitgevoerd zal het resetproces niet succesvol worden voltooid. Pre-CAN-voertuigen De multiplexerkabel (YTD965) of de EOBD (J1962) pin-schakelkabel (YTD951) moet worden gebruikt voor pre-CAN-voertuigen, met schakelstand J2. Deze functie dient gebruikt te worden na een onderhoud van het voertuig. Het voertuig is geprogrammeerd met het aantal kilometers en dagen (hetgeen zich het eerste voordoet) tot het volgende onderhoud. Door het voltooien van deze stap gaat het onderhoudscontrolelampje uit. Het resetten wordt gestart door de optie 'Onderhoud' te selecteren. Druk op de
toets om terug te keren naar het vorige menu.
119
FastCheck De gebruiker moet dan de optie 'Schakelkabel' selecteren. Zorg ervoor dat het voertuig stilstaat en controleer of alle portieren van het voertuig gesloten zijn. Druk op de servicetool op
om het onderhoudsinterval te resetten
Indien succesvol verschijnt er op de servicetool "Onderhoud resetten geslaagd". Long-Life-olie resetten CAN-voertuigen - (Vectra-C en Signum) Voor deze voertuigen kan de multiplexerkabel (YTD965) of de EOBD (J1962)-kabel (YTD950) of de CAN-converterkabel (YTD960) worden gebruikt om de Long-Life-olie te resetten. OPMERKING: De motor mag NIET draaien als u deze procedure uitvoert. Deze functie moet worden gebruikt als de motorolie van het voertuig is ververst. De optie Long-Life-olie resetten kan worden gestart door het selecteren van de optie 'Long-Life-olie'. De monteur moet dan de gewenste kabel selecteren. De servicetool controleert de motorregeleenheid, om er zeker van te zijn dat de functie door de huidige motor wordt ondersteund. Deze functie wordt niet ondersteund en is niet noodzakelijk voor de Astra-H, Corsa-D of Zafira-B. De servicetool controleert het motortoerental om er zeker van te zijn datde motor niet draait, leest vervolgens de huidige waarde: 'Resterende levensduur olie' uit van de motorregeleenheid en geeft deze weer. Als de waarde lager is dan 15%, moet de olie worden ververst en een reset worden uitgevoerd. De servicetool voert dan de reset uit. De parameter 'Reseterende levensduur olie' wordt uitgelezen van de motorregeleenheid en weer weergegeven. De waarde zal 100% aangeven als de reset succesvol is uitgevoerd. Land Rover-voertuigen Er zijn twee opties beschikbaar voor Land Rover. Onderhoudsinterval resetten Deze optie reset de conventionele service-intervalindicator. Deze functie moet worden gebruikt NADAT een olieverversing werd voltooid op het voertuig. Olieverversingsteller resetten Deze optie is nodig op voertuigen uitgerust met diesel roetfilters (DPF). Dit is NIET nodig op voertuigen met benzine of LPG-motoren of dieselmotoren als ze geen DPF hebben. De teller mag alleen worden gereset NADAT de olie werd ververst.
120
FastCheck Mercedes-voertuigen Mercedes kent twee verschillende soorten onderhoud: Assyst Plus en het flexibel onderhoudssysteem. Het onderhoudstype wordt automatisch door het voertuig bepaald. Assyst Plus: OPMERKING: Iedere DTC (diagnostische foutcodes) die aanwezig is in de regeleenheid Assyst Plus kan leiden tot verkeerde onderhoudsinformatie en verkeerd uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden. Verschillende varianten van de Assyst Plus beschikken over verschillende onderhoudsfuncties. Onderhoudsfuncties Assyst Plus Resetindicator Extra werkzaamheden Onderhoudsstatus Onderhoudsgeschiedenis Reset ongedaan maken Extra ongedaan maken DTC's lezen Codes wissen Resetindicator Deze functie wordt gebruikt om het totale onderhoud van het voertuig te resetten. De actuele informatie over de onderhoudsstatus wordt weergegeven. Druk op de toets om het resetten te annuleren. Er wordt een bevestiging weergegeven dat het onderhoud is geannuleerd, druk op een willekeurige toets om terug te keren naar het menu Assyst Plus. Druk op om verder te gaan met de resetprocedure. Eerst moet de oliekwaliteit worden geselecteerd, voordat het resetproces voltooid kan worden. Druk op de toets om het resetten te annuleren. Er wordt een bevestiging weergegeven dat het resetproces is geannuleerd, druk op een willekeurige toets om terug te keren naar het menu Assyst Plus. Gebruik de en toetsen om de oliekwaliteit te selecteren die gebruikt wordt voor het onderhoud en druk op de toets om de selectie te bevestigen. Het resultaat van het resetproces wordt weergegeven, druk op een willekeurige toets om terug te keren naar het menu Assyst Plus. Extra werkzaamheden Deze functie wordt gebruikt om extra werkzaamheden te registreren die uitgevoerd zijn tijdens het laatste onderhoud in het onderhoudsgeheugen van het voertuig.
121
FastCheck De applicatie geeft een menu weer van alle beschikbare extra werkopties die op het voertuig van toepassing zijn. Druk op de
en
toetsen om door de beschikbare lijst te scrollen.
Druk op de toets om een onderdeel te selecteren of te deselecteren. Er kunnen meerdere onderdelen worden geselecteerd en ieder onderdeel dat geselecteerd is wordt gemarkeerd door . Druk om te annuleren op de toets en keer terug naar het menu Assyst Plus. Druk op om deze geselecteerde opties toe te voegen aan het laatste onderhoudsgeheugen. Het resultaat van het resetproces wordt weergegeven, druk op een willekeurige toets om terug te keren naar het menu Assyst Plus. Onderhoudsstatus Deze functie geeft de actuele informatie weer van de onderhoudsstatus. Gebruik de en annuleren op de
toetsen om door de statusinformatie te scrollen. Druk om te toets en keer terug naar het menu Assyst Plus.
OPMERKING: Het kan even duren voordat de regeleenheid de informatie van de onderhoudsstatus update, na een wijziging van de status (bijv. Het onderhoudscontrolelampje resetten). Onderhoudsgeschiedenis Deze functie zorgt ervoor dat de gebruiker de invoeren in het onderhoudsgeheugen kan analyseren. De applicatie geeft het aantal onderhoudsinvoeren weer die momenteel in het onderhoudsgeheugen zijn opgeslagen. Druk op de toets om terug te keren naar het menu Assyst Plus. Selecteer de gewenste invoer met de en toetsen en druk op om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om terug te keren naar het menu Assyst Plus. Druk op de en toetsen om door de onderhoudsinformatie te scrollen die in het geheugen is opgeslagen. Reset ongedaan maken Deze functie annuleert het onderhoud dat het laatste is opgeslagen in de onderhoudsgeschiedenis (bijv. het laatste uitgevoerde onderhoud). OPMERKING: Er wordt een waarschuwing weergegeven voordat het annuleringsproces wordt uitgevoerd. Deze optie is alleen bedoeld voor het opnieuw instellen van een onderhoud dat per ongeluk gereset is. Druk op om terug te keren naar het menu Assyst Plus. Druk op om het laatste onderhoud te annuleren. De bevestiging van de annulering wordt weergegeven. Druk op een willekeurige toets om terug te keren naar het menu Assyst Plus.
122
FastCheck OPMERKING: Onderhoudsbeurten die geannuleerd zijn blijven in de onderhoudsgeschiedenis. De invoer wordt gemarkeerd als niet relevant en de gegevens hierin worden gereset. Het ongedaan maken van de reset is alleen mogelijk als er een bestaand onderhoud in de onderhoudsgeschienis aanwezig is. Extra ongedaan maken Deze functie annuleert het onderhoud dat het laatste is opgeslagen in de onderhoudsgeschiedenis. OPMERKING: Er wordt een waarschuwing weergegeven voordat het proces "ongedaan maken" wordt uitgevoerd. Deze optie is alleen bedoeld voor het resetten van een onderhoud dat per ongeluk gereset is. Er wordt een menu weergegeven van alle extra werkzaamheden beschikbaar van het laatste onderhoud van het voertuig. Druk op de
en
toetsen om door de beschikbare lijst te scrollen.
Druk op de toets om een onderdeel te selecteren of te deselecteren. Er kunnen meerdere onderdelen worden geselecteerd en ieder onderdeel dat geselecteerd is wordt gemarkeerd door . Druk op om terug te keren naar het menu Assyst Plus. Druk op om de geselecteerde opties te wissen uit het onderhoudsgeheugen. Het resultaat van het proces ongedaan maken wordt weergegeven, druk op een willekeurige toets om terug te keren naar het menu Assyst Plus. OPMERKING: Het ongedaan maken is alleen mogelijk als er een bestaand onderhoud in de onderhoudsgeschiedenis aanwezig is en de geselecteerde onderhoudsopties van toepassing zijn op het laatste onderhoud. Flexibel onderhoudssysteem: Selecteer de optie Onderhoud resetten en druk op om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om terug te keren naar het vorige menu. Als u verzocht wordt om te controleren of alle portieren van het voertuig dicht zijn, dient u op een willekeurige knop van de servicetool te drukken om het olielampje of onderhoudslampje te resetten. Waarschuwing: Zorg er voor dat alle portieren van het voertuig dicht zijn, voordat u het resetcommando uitvoert. Als u dit verzuimt kan hierdoor permanente schade ontstaan aan het instrumentenpaneel van het voertuig. Het bericht "Mercedes Reset" wordt weergegeven, om te bevestigen dat het resetproces succesvol is voltooid.
123
FastCheck MG Rover-voertuigen Scroll door de lijst van beschikbare voertuigmodellen en druk op om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om terug te keren naar het vorige menu. Als u verzocht wordt om te controleren of alle portieren van het voertuig dicht zijn, dient u op een willekeurige knop van de servicetool te drukken om het olielampje of onderhoudslampje te resetten. Het bericht "MG Rover Reset" wordt weergegeven om te bevestigen dat het resetproces succesvol is voltooid. Saab-voertuigen Selecteer de optie 'Interval en olie' en druk op om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om terug te keren naar het vorige menu. Het bericht "Saab Reset" wordt weergegeven om te bevestigen dat het resetproces succesvol is voltooid. Volvo-voertuigen Selecteer de optie 'Onderhoud' en druk op om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om terug te keren naar het vorige menu. Het bericht "Volvo Reset" wordt weergegeven om te bevestigen dat het resetproces succesvol is voltooid. VAG (Volkswagen en Audi) voertuigen Fabrikant
Optie 1
Optie 2
Optie 3
Optie 4
Optie 5
Aanpassing - Zie de sectie Variabel onderhoudsinterval resetten VAG
Onderhoudsi Onderhoudsi Long-life-olie Onderhoudsin NVT nterval nterval terval resetten resetten resetten Type olie instellen
Diesel V6 TDI Benzine Non-longlife-olie
Type olie bekijken
NVT
Non-long-life- Onderhoudsin NVT olie terval resetten Onderhoud
124
Inspectie 1
NVT
Inspectie 2
NVT
FastCheck Gebruik de en toetsen om de gewenste menu-optie te selecteren en druk op om de selectie te bevestigen. Druk op de toets om terug te keren naar het vorige menu. Het bericht "VAG Reset" wordt weergegeven om te bevestigen dat het resetproces succesvol is voltooid. Variabel onderhoudsinterval resetten (VAG) Voor sommige VAG (Audi en VW) voertuigen die vanaf 2000 zijn geproduceerd, moet de resetoptie worden gebruikt voor het variabel onderhoudsinterval. Raadpleeg de voertuigapplicatielijst. Waarschuwing: Het wijzigen van de oorspronkelijke en ingeleerde waarden van ieder kanaal, kan nadelige effecten hebben voor de prestatie en werking van de motor. Neem bij twijfels contact op met iemand die het systeem kent. Onderhoudst Aanpassing ype Onderhoud
Kanaal
Onderhoudsi 2 nterval resetten 40
Inhoud teller
Te resetten waarde
Onderhoudstellers (afstand en tijd) resetten
00000
Afgelegde afstand na laatste 00000 onderhoud in 100s of km.
41
Tijd verstreken na laatste onderhoud in dagen
00000
42
Onderlimiet voor afstand tot volgende inspectie
-----
43
Bovenlimiet voor afstand tot volgende inspectie
-----
44
Bovenlimiet voor tijd tot volgende inspectie
-----
45
Kwaliteit motorolie
-----
Gebruik voor het resetten van het onderhoudsinterval de en 2 te selecteren en druk op om de selectie te bevestigen.
toetsen om kanaal
Wijzig de waarde van het kanaal in 00000, om zowel de onderhoudsteller tijd als afstand te resetten. Gebruik de en toetsen om ieder cijfer te wijzigen in 0 en druk op om deze handeling te bevestigen. OPMERKING: De kanelen 40, 41, 42, 43, 44 en 45 worden gebruikt als er nieuw instrumentenpaneel wordt geïnstalleerd. De waarden van het oorspronkelijke instrumentenpaneel moeten worden ingevoerd in het nieuwe instrumentenpaneel, om het voor te zorgen dat het onderhoud aan het voertuig wordt uitgevoerd op de correcte onderhoudsintervallen.
125
FastCheck Fastcheck TPMS De TPMS (Tyre Pressure Monitoring System) functie kan worden gebruikt om de ventielen van de autoband te herprogrammeren op voertuigen die uitgerust zijn met de TPMS-ventielen, zie de volgende tabel: Fabrikant
Voertuig - Type 1
Citroën
Voertuig - Type 2 C4
C5 C5 II C6 C8 Peugeot
307 II 407 607 607 II 807
Fiat
Ulysse
Lancia
Phedra
Renault
Megane II Scenic II Laguna II Espace IV Vel Statis
Citroen, Peugeot, Fiat en Lancia (Type 1) Voor Citroen, Peugeot, Fiat en Lancia, is de enige optie met behulp van de volgende procedure alle ventielen te programmeren: 1. Indien hierom wordt gevraagd activeer achtereenvolgens ieder TPMS-ventiel en begin hierbij met het linker voorwiel en vervolgens het rechter voorwiel, rechter achterwiel en ten slotte het linker achterwiel. Om de ventielen te activeren moet er gebruik worden gemaakt van een TPMS ventielactiveringstool (YTD750). Als het ventiel is geactiveerd wordt het gedwongen om de ventielcode en de status van de regeleenheid van het carrosserie van het voertuig door te sturen. 2. Als de regeleenheid van de carrosserie de transmissie ontvangt, slaat het de ventielcode van de band op van het huidige wiel. Dit wordt ook weergegeven op het scherm van de servicetool. 3. Als iedere ventielcode geprogrammeerd is, geeft de servicetool een bevestigingsbericht weer dat u kunt bevestigen of kunt annuleren.
126
FastCheck Citroen, Peugeot, Fiat en Lancia (Type 2) Bij deze voertuigen moeten alle banden worden opgepompt tot 3,7 bar , om voor een succesvolle programmering te zorgen. Om de ventielen te activeren moet er gebruik worden gemaakt van een TPMS ventielactiveringstool (YTD750). Volg de instructies op het scherm die de volgorde aangeven waarin de wielen moeten worden geprogrammeerd. Het reservewiel is opgenomen samen met de andere wielen, maar als deze optie niet wordt ondersteund door het voertuig, verschijnt er na een paar seconden een bericht om dit aan te geven. OPMERKING: Vergeet niet de correcte bandenspanningen te resetten als u klaar bent. Renault Algemeen OPMERKING: Voor voertuigen van Renault die gebruikmaken van het "sleutelloos contactsysteem van Renault" en de "START"-knop (Megane II, Scenic II enz.): Om het contact in te schakelen ZONDER de motor te starten: 1. Ontgrendel de kaart met de afstandsbediening (kaart). 2. Steek de kaart in de kaartlezer. 3. Druk minstens 5 seconden de "START"-knop in zonder het rem- of het koppelingspedaal in te trappen. Zodra het dashboard oplicht kan de knop worden losgelaten. Alle diagnoses kunnen nu worden uitgevoerd. TPMS is de afkorting voor Tyre Pressure Monitoring System ofwel controlesysteem van de banddruk. Iedere klepsensor heeft een unieke code en is gekoppeld aan een specifiek wiel. Dit is geprogrammeerd in de regeleenheid UCH. Hierdoor kan een defect wiel worden geïdentificeerd (verondersteld dat de ontvanger kan identificeren welk wiel aan het zenden is). De sensor zendt een RF (radiofrequentie)-signaal uit dat de klepcode, status en banddruk bevat. Als de wielen worden verwisseld, moet dit proces opnieuw worden geprogrammeerd om de nieuwe positie van het wiel te kunnen identificeren. Bij iedere klepsensor is een gekleurde ring bevestigd aan de klepmoer. Iedere kleur komt overeen met een specifieke positie van het wiel: Linksvoor: Groen Rechtsvoor: Geel Linksachter: Rood Rechtsachter: Zwart
127
FastCheck Het is raadzaam als de banden zijn verwisseld, om de gekleurde ringen op de juiste posite van het wiel terug te plaatsen. Iedere klepsensor zendt ieder uur een signaal uit in de stationaire stand en iedere 15 minuten als er een lekkage aanwezig is. Als de sensor beweegt en er geen lekkage aanwezig is wordt er iedere minuut een signaal uitgezonden en iedere 10 seconden als er wel een lekkage aanwezig is. OPMERKING: In de live data geeft de banddruk een standaardwaarde aan van 3,5 bar, tot de kleppen worden gedwongen om te zenden. Renault (Type 1) Met deze functie kan de gebruiker fouten lezen en wissen, actuele gegevens bekijken, de lampen van het display van de TPMS controleren en de unit herprogrammeren via het menu Commando. De opties van het menu Commando zijn: 1. Kleppen autoband programmeren - Deze optie geeft de gebruiker de gelegenheid om 1 klep of 4 kleppen te programmeren, door a. handmatig via het toetsenblok de klepcode in te voeren. Als de sensor nieuw is staat de code op een etiket en als de sensor is gebruikt moet de band worden verwijderd en de code worden afgelezen van de sensor b. Het ventiel wordt automatisch met de TMPS-ventielactiveringstool (YTD750) gedwongen om de code te zenden of de bandenspanning minstens met 1 bar te laten afnemen of het wiel bij meer dan 20 km/u te laten roteren. Als de band wordt leeggelaten, duurt het minstens 15 minuten voordat het ventiel gaat zenden. OPMERKING: Als foutcode 0007 aanwezig is, is automatische codering niet mogelijk. Als u gebruik maakt van de TPMS-ventielactiveringstool (YTD750), moet deze op de band worden geplaatst onder het juiste ventiel. Als de sensor bekrachtigd is en de verzonden code is ontvangen, zal de servicetool een geluidssignaal geven om aan te duiden dat de actie succesvol is uitgevoerd. U heeft dan de mogelijkheid de nieuwe code te programmeren. 2. Selecteer de optie winterband - Deze optie wordt in sommige landen gebruikt tijdens de winter, als de weersomstandigheden winterbanden vereisen. 3. Selecteer de optie zomerband - Deze optie wordt standaard gebruikt of tijdens de zomer als de winterbanden worden verwisseld. 4. Regeleenheid instellen met de TPMS-optie - Hiermee kan de regeleenheid worden geprogrammeerd met de TPMS-optie. 5. Regeleenheid instellen zonder de TPMS-optie - De TPMS-optie uitschakelen. 6. Banddruklimieten instellen - Via deze optie kunnen de maximale of minimale banddruklimieten worden ingesteld.
128
FastCheck 7. Triggerlimiet wijzigen. 8. De actuator aandrijven - De lampen van het display van de TPMS controleren. Renault (Type 2) Bij deze voertuigen moeten alle banden worden opgepompt tot 3,7 bar , om voor een succesvolle programmering te zorgen. Om de ventielen te activeren moet er gebruik worden gemaakt van een TPMS ventielactiveringstool (YTD750). Er wordt een optie geboden om de huidige bandenset (zomer/winter) te selecteren. Volg de aanwijzingen op het scherm die de volgorde aangeven waarin de wielen moeten worden geprogrammeerd. Na het bedienen van de TMPSventielactiveringstool (YTD750) naast het gewenste wiel, wordt bij een succesvolle actie een bericht op het scherm weergegeven met de mededeling dat de ventielcode werd gedetecteerd en vervolgens weergegeven. Nadat alle 4 de wielcodes succesvol zijn waargenomen, wordt er een optie aangeboden om de codes te programmeren. OPMERKING: Vergeet niet de correcte bandenspanningen te resetten als u klaar bent. Problemen oplossen met betrekking tot de TPMS (controlesysteem van de bandenspanning) Als een ventiel niet reageert wanneer deze gestimuleerd wordt met een TPMSventielactiveringstool (YTD750), dient u de volgende zaken te controleren: De ventiel van de autoband is een TPMS-ventiel. De TPMS-ventielactiveringstool wijst niet rechtstreeks naar het ventiel. Het ventiel is van metaal en voorkomt een goed RF-signaal. Op low-profile autobanden, is het gebied voor de RF om de zijkant van de autoband te doordringen te smal. Richt de TPMS-ventielactiveringstool (YTD750) dan voorzichtig halverwege tussen de velg en het loopvlak van de band. Controleer of de batterijen in de TPMS-ventielactiveringstool (YTD750) en het TPMS-ventiel nog voldoende geladen zijn. Als er geen reactie komt van het ventiel na het uitvoeren van de controles, dan kan het TPMS-ventiel defect zijn. Handmatig TPMS-proces BMW Resetten leegloop (RPA – leegloopdetectie van de band) Het leegloopsysteem bewaakt de drukt in de vier gemonteerde banden tijdens het rijden met het voertuig. Het systeem geeft een alarm als de bandenspanning aanzienlijk daalt ten opzichte van de spanning in de andere banden.
129
FastCheck De volgende BMW-voertuigen zijn uitgerust met het RPA-systeem: BMW 3 serie (E90/E91/E92/E93) BMW 5 serie (E60/E61) BMW 7 serie (E65/E66/E67/E68) BMW X3 (E83) BMW X5 (E53) Het is noodzakelijk om ONMIDDELLIJK na iedere correctie van de bandenspanning, het vervangen van een band of wiel of na het aankoppelen of loskoppelen van een aanhanger, het resetproces van de RPA te starten. Het resetproces MOET worden gestart voordat er voor de eerste keer, na het optreden van een van de hierboven genoemde gebeurtenissen, met het voertuig wordt gereden. Als een resethandeling is vereist (tengevolge van een spanningsverandering in een van de banden) stelt het voertuig de bestuurder hiervan op de hoogte middels het RPA-waarschuwingslampje, dat rood brandt en het laten klinken van een akoestisch signaal.
Als het RPA-waarschuwingslampje brandt, maar de kleur van het lampje geel is, betekent dit dat het RPA-systeem niet werkt of defect is. In dit geval moet het systeem met de scanfunctie van de servicetool gediagnosticeerd worden. Het resetproces van de RPA kan afhankelijk van het model op twee verschillende manieren worden gestart. Voor voertuigen met een iDrive (BMW 5 serie (E60/E61), BMW 7 serie (E65/ E66/E67/E68)): Open het menu in iDrive. Selecteer de optie "Voertuiginstellingen". Selecteer "FTM". Start de motor maar begin NIET te rijden. Selecteer "Stel de bandenspanning in". Selecteer "Ja". Rijd met het voertuig, het bericht "initialiseren" verschijnt op het scherm van de iDrive. Het resetproces eindigt kort nadat het voertuig begint te rijden. Het bericht "Status: "Actief" zou op het scherm van de iDrive weergegeven moeten worden als het resetproces correct is beëindigd.
130
FastCheck Als het voertuig stopt tijdens het resetproces wordt het resetproces onderbroken en zodra het voertuig weer gaat rijden weer hervat. Voor BMW 3 serie (E90/E91/E92/E93): Start de motor maar begin NIET te rijden. Gebruik de knop voor de menubediening op de hendel van de richtingaanwijzer om omhoog of omlaag te bewegen tot het menu-onderdeel "RESETTEN" verschijnt. Druk op de knop Select (selecteren) aan het uiteinde van de hendel van de richtingaanwijzer, om uw keuze van de resetoptie van de leegloopindicator te bevestigen. Houd de knop ongeveer 5 seconden ingedrukt tot het symbool "RESETTEN?" wordt weergegeven. Wegrijden. Het resetten wordt beëindigd zonder de bestuurder te waarschuwen dat dit proces succesvol is verlopen. Als het resetproces niet correct is uitgevoerd en het RPA-waarschuwingslampje rood brandt, moet het resetproces opnieuw worden uitgevoerd. Als het voertuig stopt tijdens het resetproces wordt het resetproces onderbroken en zodra het voertuig weer gaat rijden weer hervat. Voor BMW X3 (E53), BMW X5 (E83): Start de motor maar begin NIET te rijden. Houd de knop (zie schema hieronder) ongeveer 5 seconden ingedrukt of tot het RPA-waarschuwingslampje geel brandt.
131
FastCheck
OM1345
Het waarschuwingslampje zou 5 seconden lang moeten branden (geel) om aan te geven dat het resetten is gestart. Wegrijden. Het resetten wordt beëindigd zonder de bestuurder te waarschuwen dat dit proces succesvol is verlopen. Als het resetproces niet correct is uitgevoerd en het RPA-waarschuwingslampje rood brandt, moet het resetproces opnieuw worden uitgevoerd. Als het voertuig stopt tijdens het resetproces wordt het resetproces onderbroken en zodra het voertuig weer gaat rijden weer hervat.
132
FastCheck Mini Resetten leegloop (RPA – leegloopdetectie van de band) Het leegloopsysteem bewaakt de drukt in de vier gemonteerde banden tijdens het rijden met het voertuig. Het systeem geeft een alarm als de bandenspanning aanzienlijk daalt ten opzichte van de spanning in de andere banden. Het is noodzakelijk om ONMIDDELLIJK na iedere correctie van de bandenspanning, het vervangen van een band of wiel of na het aankoppelen of loskoppelen van een aanhanger, het resetproces van de RPA te starten. Het resetproces MOET worden gestart voordat er voor de eerste keer, na het optreden van een van de hierboven genoemde gebeurtenissen, met het voertuig wordt gereden. Als een resethandeling is vereist (tengevolge van een spanningsverandering in een van de banden) stelt het voertuig de bestuurder hiervan op de hoogte middels het RPA-waarschuwingslampje, dat rood brandt en het laten klinken van een akoestisch signaal.
Als het RPA-waarschuwingslampje brandt, maar de kleur van het lampje geel is, betekent dit dat het RPA-systeem niet werkt of defect is. In dit geval moet het systeem met de scanfunctie van de servicetool gediagnosticeerd worden. Het RPA-resetproces verloopt als volgt: Start de motor maar begin NIET te rijden. Houd de RPA-resetknop (zie schema hieronder) minstens 5 seconden ingedrukt of tot het RPA-waarschuwingslampje op het paneel geel brandt.
133
FastCheck
OM1346
Het waarschuwingslampje zou 5 seconden lang moeten branden (geel) om aan te geven dat het resetten is gestart. Wegrijden. Het resetten wordt beëindigd zonder de bestuurder te waarschuwen dat dit proces succesvol is verlopen. Als het resetproces niet correct is uitgevoerd en het RPA-waarschuwingslampje rood brandt, moet het resetproces opnieuw worden uitgevoerd. Als het voertuig stopt tijdens het resetproces wordt het resetproces onderbroken en zodra het voertuig weer gaat rijden weer hervat.
134
FastCheck Locaties diagnose-aansluiting Alfa Romeo
J1962
Onder het dashboard van de bestuurder of in de zekeringkast.
3-pins
3-pins-aansluitingen
EMS (motormanagement systeem) Motorcompartiment – normaliter in het midden: 145, 146, 155 Motorcompartiment – normaliter rechts: 33 Motorcompartiment – nomaliter links: 146 Voorportierstijl – onderkant: 155, 164 Onder dashboard – passagierszijde of in zekeringkast: GTV/Spider
Airbag/ABS Motorcompartiment – normaliter in het midden: 145, 146, 155, GTV/ Spider Motorcompartiment – normaliter rechts: 145, 146, 155, 164, GTV/Spider
135
FastCheck Onder dashboard – bestuurderszijde: 147, 156, 166, GTV/ Spider Handschoenenkastje passagier: 145, 146, GTV/ Spider Audi
BMW
136
2-pins ISO 9141
Relaiskast van het motorcompartiment.
J1962
De voetenruimte aan de bestuurderszijde onder de stuurkolom of de middenconsole onder het verwijderbare paneel.
ronde 20- Motorcompartiment. pins aansluiting
FastCheck J1962
Als het voertuig is uitgerust met een J1962 diagnoseaansluiting, bevindt deze zich gewoonlijk achter de beschermkap in de voetenruimte van de bestuurder. OPMERKING: Als het geteste BMW-voertuig zowel over een ronde (20 pins) diagnose aansluiting beschikt als over een J1962 (16 pins) aansluiting, moet altijd de ronde aansluiting worden gebruikt om toegang te krijgen tot informatie via de BMW applicatie. De J1962 aansluiting moet worden gebruikt om toegang te krijgen tot gegevens via de EOBD-applicatie (zorg er voor dat de kap wordt bevestigd op de 20-pins aansluiting). Als de kap niet wordt bevestigd, zal de J1962 aansluiting niet correct werken.
137
FastCheck Citroën
J1962
De J1962 16-pins diagnostische aansluiting bevindt zich in een van de volgende locaties: AX (1997), Berlingo I: Onder dashboard bestuurderszijde C1: - Onder dashboard, bestuurderszijde aan de linkerkant van de stuurkolom. C2, C3I, C8, Dispatch, Evasion, Jumpy, Xantia, Xsara, Xsara Picasso: Bestuurderszijde, fascia zekeringkast C3 II: - Passagierszijde handschoenkastje, zekeringkast. C4 / C4 Picasso: Middenconsole - onder asbak. C5 I / C5 II: Compartiment in handschoenenkastje passagier C6: - Achteraan middenconsole handschoenenkastje, onder plastic mattenbekleding. Saxo: - Onder dashboard passagierszijde.
De (2-pin) diagnostische 2-pins aansluiting aansluiting bevindt zich in een van de volgende locaties: AX, BX (to 1995), C15, Jumper, Relay, XM, ZX (tot 1997): Motorcompartiment bij schokdemperbevestigi ngspunt of accu. BX (vanaf 1996), ZX (vanaf 1997): Zekeringskast motorcompartiment.
138
1
TRW0055
2
FastCheck 30-pins De (30-pin) aansluiting diagnostische aansluiting bevindt zich in een van de volgende locaties: Berlingo I, Evasion, Synergie: - Onder dashboard, bestuurderszijde. Dispatch, Jumpy, Xantia, XM: Bestuurderszijde, fascia zekeringkast. Saxo: - Passagierszijde - onder dashboard, passagiers deurkant. Fiat
J1962
Onder het dashboard van de bestuurder of in de zekeringkast, met uitzondering van de Palio/RST, daar bevindt de aansluiting zich in de middenconsole, onder de handrem.
3-pins
3-pins-aansluitingen EMS (motormanagementsy steem) Motorcompartiment – normaliter in het midden: Barchetta, BravoBrava, Marea, Palio, Premio, Punto, Tempra Motorcompartiment – normaliter rechts: Cinquecento, Palio RST, Seicento
139
FastCheck Motorcompartiment – normaliter links/ middenconsole onder de asbak: Coupe, Fiorino, Panda, Punto, Scudo, Tempra, Tipo, Uno Motorcompartiment – bij accu: Ducato Voorportierstijl – onderkant: Croma, Panda, Tempra Onder dashboard – passagierszijde: Tipo, Uno
Airbag/ABS
140
Onder dashboard – bestuurderszijde/ handschoenenkastje passagier: Barchetta, BravoBrava, Coupe, Doblo, Ducato, Idea, Marea, Multipla, Palio, Panda, Punto, Seicento, Stilo Motorcompartiment – normaliter rechts: Bravo-Brava, Croma, Ducato, Marea, Palio, Punto, Seicento Motorcompartiment – normaliter in het midden: Bravo-Brava, Croma
FastCheck Ford
J1962
EEC V De J1962 16-pins aansluiting bevindt zich op de volgende locaties: Courier, Fiesta, Ka: Passagierscomparti ment - onderaan de 'A'-stijl. Focus, Mondeo, Scorpio: - Centrale aansluitkast - onder de stuurkolom. Galaxy: - Achter de asbak middenconsole. OV: - Zekeringkast in het passagierscomparti ment - achter de reserve zekeringsbak. Puma: Passagierszijde onderaan de 'A'stijl. Cougar: - Onder dashboardpaneel midden. EEC IV - DCL Gebruik de EECIV kabel van Ford, zoals gespecificeerd in de applicatielijst. De J1962 16-pins aansluiting bevindt zich op de volgende locaties: Escort: Passagierscomparti ment - onderaan de 'A'-stijl. Mondeo: - Onder de stuurkolom.
1 2
3
4
5
TRW0048
141
FastCheck 2-pins De 2-pins diagnoseaansluiting aansluiting bevindt zich gewoonlijk: Escort: - Zwarte aansluiting met een rode stofkap motorcompartiment boven de wielkast. De rode en zwarte voedingskabels zullen ook vereist zijn. GM Vauxhall/ Opel
142
J1962
De diagnoseaansluiting (J1962 16pins) van het voertuig bevindt zich op de volgende locaties: Corsa C, Astra G, Astra H, Meriva, Vectra B, Zafira A, Zafira B: Onder beschermkap - voor de handrem. Agila, Tigra, Speedster/VX220, Sintra, Vivaro: Onder dashboard bestuurderszijde. Astra F, Corsa B, Omega B: Zekeringkast passagierscomparti ment. Corsa C, Corsa D: Middenconsole onder de verwarmingsbedieni ngselementen. Frontera, Vectra C, Signum: Middenconsole onder asbak.
TRW0049
FastCheck 10-pins De (10-pin) aansluiting diagnostische aansluiting bevindt zich in een van de volgende locaties: Ascona C, Astra, Belmont, Calibra, Carlton, Cavalier, Kadette, Omega A, Vectra A: Onder motorkap - bij schokdemperbevest igingspunt. Astra, Corsa A, Nova, Tigra: Zekeringkast passagierscomparti ment. Hyundai
Innocenti
12-pins De 12-pins data link aansluiting aansluiting bevindt zich in de zekeringkast aan de bestuurderszijde van het voertuig, onder het dashboardpaneel. 3-pins Bosch Motronic aansluiting Naast de ECU in het of J1962 motorcompartiment op de wielkast: Elba: - (1.4 & 1.6 I.E) IAW Marelli Naast de ECU onder het dashboard aan de passagierszijde of het motorcompartiment naast de zekeringkast: Mille: - (1.0 I.E)
TRW0050
TRW0051
1/A
2/B
3/C
TRW0052
Lancia
J1962
Onder het dashboard van de bestuurder of in de zekeringkast, met uitzondering van de Phedra daar bevindt de aansluiting zich in de voetruimte van de bestuurder.
143
FastCheck 3-pins EMS aansluiting (motormanagements ysteem) Motorcompartiment – normaliter in het midden: Delta Motorcompartiment – nomaliter links: Dedra, Y, Y10 Voorportierstijl – onderkant: Dedra, Delta, Thema, Y10 Onder dashboard – bestuurderszijde of in zekeringkast: K Onder dashboard – bestuurderszijde: K/Coupe, Lybra, Musa, Thesis, Ypsilon Handschoenenk astje passagier: K, Y In de tunnel of onder de versnellingshe ndel: Delta Nuova
Airbag/ABS
Motorcomparti ment – normaliter rechts: Dedra, Delta Nuova, Thema, Y
144
1/A TRW0052
2/B
3/C
FastCheck Land Rover
J1962
De diagnoseaansluiting van het voertuig (J1962 aansluiting) voor EMSen ABS-systemen, bevindt zich ofwel aan een kant van de middenconsole of in de voetenruimte van de passagier.
5-pins Voor het Lucas 14CUX aansluiting systeem bevindt zich een 5-pins aansluiting in de voetenruimte aan de bestuurderszijde, naast het gaspedaal. Voor het aansluiten op het Lucas CUX systeem moet de 5pins kabelboom (SB159/11) van Land Rover worden gebruikt. Mazda
J1962
1
3
2
5
4
TRW0054
De diagnoseaansluiting van Mazda bevindt zich normaliter aan de linkerzijde van het motorcompartiment, bij MX 5 modellen bevindt de diagnoseaansluiting zich echter in de buurt van de hoofdremcilinder. De J1962 bevindt zich in de voetenruimte aan de bestuurderszijde onder het instrumentenpaneel.
145
FastCheck Mercedes Benz
ronde 38- Motorcompartiment pins normaliter langs het aansluiting schutbord, maar de exacte locatie kan variëren. OPMERKING: Voor voertuigen die zowel de ronde 38-pins aansluiting als de OBD II aansluiting hebben: De ronde 38-pins aansluiting moet altijd worden gebruikt voor het ophalen van data via de Mercedes applicatie. De OBD II aansluiting moet alleen worden gebruikt voor het ophalen van data via de OBD II applicatie. J1962
146
De voetenruimte aan de bestuurderszijde onder de stuurkolom of de middenconsole onder het verwijderbare paneel.
FastCheck ronde 14pins aansluiting (Sprinter)
Mercedes OBD-1
De voetenruimte aan de passagierszijde onder het instrumentenpaneel, achter de verwijderbare afscherming. Sommige bestelwagens van Mercedes beschikken over een ronde 14-pins aansluiting die zich onder het dashboard aan de passagierszijde bevindt en andere voertuigen beschikken over een 16-pins OBD II aansluiting. De ronde 14-pins aansluiting moet altijd worden gebruikt om data op te halen via de Mercedes applicatie. Het ondersteunt niet OBD II.
16-pins Motorcompartiment aansluitblo normaliter langs het k schutbord naast de zekeringkast.
147
FastCheck MG Rover
J1962
PGMFI Er is geen diagnoseaansluiting voor de PGMFI-ondersteunde systemen. Het storingsindicatielampje (MIL) bevindt zich op de ECM (elektronische motorregeleenheid), onder de bestuurderstoel. Er zijn twee LED's op de ECM. De rode wordt gebruikt voor het opsporen van foutcodes. MEMS 1.9, MEMS 2J, RC5, EC5 en TRW SPS De diagnose-aansluiting bevindt zich op een van de volgende locaties: Achter de 'A'-stijl van de onderste bekledingsplaat, in de voetenruimte van de bestuurder. Op een steun in de middenconsole.
De aansluiting wordt vaak bevestigd op een steun die gericht is naar de binnenkant van de console. Als dit het geval is dient de J1962 aansluiting van de steun te worden verwijderd, voordat er verbinding wordt gemaakt. Voor het verwijderen van de diagnose-aansluiting moeten de beide vleugels aan de achterkant van de aansluiting worden samengeknepen en de aansluiting voorzichtig worden losgemaakt van de steun.
148
FastCheck Mitsubishi
12-pins
De 12-pins data link aansluiting bevindt zich op de volgende locaties: Voertuigen tot modeljaar 1989 achter het handschoenenvak. Voertuigen modeljaar 1989 1991 - onder het handschoenenvak. Voertuigen modeljaren 1991 1994 - naast de zekeringkast van het dashboard.
TRW0051
149
FastCheck Peugeot
150
J1962
De J1962 16-pins diagnostische aansluiting bevindt zich in een van de volgende locaties: 106: Passagierszijde onder dashboard, passagiers deurkant. 107: - Onder dashboard, bestuurderszijde aan de linkerkant van de stuurkolom. 206, 306, 806, Partner (vanaf 1997): - Onder dashboard, bestuurderszijde. 307, 406 (1997 2000), 807, Expert I: - Bestuurderszijde, fascia zekeringkast. 307 II: - Achter het rubberen mat inzetstuk en asbak in de middenconsole opslagbak. 308: Compartiment in handschoenenkastj e passagier. 406 (2000 - 2004): Dashboard bestuurderszijde (verwijder kleine plastic kap). 407, 607: Achteraan middenconsole handschoenenkastj e.
FastCheck 2-pins De (2-pin) aansluiting diagnostische aansluiting bevindt zich in een van de volgende locaties: 106 (tot 1996): Motorcompartiment - onder ECU. 205, 309: Motorcompartiment - bij schokdemperbevest igingspunt of accu. 205, 309: Motorcompartiment - bij schokdemperbevest igingspunt of accu. 306, 605: Motorcompartiment - bij accu. 405: Motorcompartiment - in relaiskast. Boxer: Motorcompartiment - bij schokdemperbevest igingspunt.
1
2
TRW0055
30-pins De (30-pin) aansluiting diagnostische aansluiting bevindt zich in een van de volgende locaties: 106 (tot 1997): Passagierszijde onder dashboard. 406 (tot 1997), 605, Expert I: Bestuurderszijde, instrumentenpaneel zekeringkast. 806, Partner: Onder dashboard, bestuurderszijde.
151
FastCheck Proton
12-pins
De 12-pins data link aansluiting bevindt zich in de zekeringkast aan de bestuurderszijde van het voertuig, onder het dashboardpaneel.
Renault
J1962
Clio: - Onder asbak - middenconsole. Espace: Voetenruimte passagier. Kangoo: Voetenruimte bestuurder. Laguna: Middenconsole voor versnellingspook. Laguna 2: Middenconsole onder asbak. Megane: Voetenruimte bestuurder. Safrane: Motorcompartiment - Naast zijkant voorvleugel. Scenic: Voetenruimte bestuurder.
Saab
J1962
Voetenruimte bestuurder, onder de stuurkolom.
152
TRW0051
FastCheck Seat
J1962
Alhambra: Middenconsole/ Voetenruimte Passagier. Arosa: Instrumentenpaneel - Bestuurderszijde. Ibiza, Cordoba: Middenconsole Bestuurderszijde. Toledo: Middenconsole.
Skoda
J1962
Favourit, Felicia (1.3), Forman: Onder motorkap Schokdemperbeves tigingspunt- Bij stoel. Felicia (1.6): Voetenruimte Passagierszijde. Octavia: Opbergvak Bestuurderszijde.
Toyota
Diagnose- De diagnoseconnector aansluiting bevindt zich normaliter links van het motorcompartiment, behalve bij de volgende variaties: MR2: - Links van de achterplank. Previa: - Zijkant van de passagiersstoel. RAV4: - Rechts van het motorcompartiment .
Volvo
J1962
TE1
E1
Ts Tc Wa Wb TRW0056
S/V40: - Onder dashboard, bestuurderszijde. S/V/C70: - Achter de handrem. 850: - Voor de versnellingspook. 960: - Naast de handrem.
153
FastCheck VW
2-pins ISO 9141
Relaiskast van het motorcompartiment.
J1962
Bora: Middenconsole. Corrado, Passat: Dashboard Midden. Golf, Vento: Dashboard - Midden (verwijder asbak). Lupo: Middenconsole, Opbergvak of Asbak voorin. Polo: - Dashboard Rechts. Sharan: - Onder afdekking versnellingspook. Transporter: - Naast instrumentenpaneel of zekering/ relaiskast Instrumentenpaneel . OPMERKING: Zie de betreffende technische handleiding voor meer informatie.
154
Gebruikersmenu Samenvatting Gebruikersmenu
GEBRUIKERSMENU 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
OBD DTC Opzoeken Taalmenu Testerinstelling Zelftest Softwareversie Beveiliging CAN-convrterkabel iMux-kabelboom
Gebruik de toetsen en om de gewenste applicatie te selecteren en druk op om de selectie te bevestigen. OPMERKING: Druk op
om terug te keren naar het hoofdmenu.
OBD DTC Opzoeken Deze optie wordt gebruikt om een beschrijving van een bekende DTC op te zoeken. 1. Gebruik de en toetsen om de cursor onder het gewenste DTC-teken te plaatsen, gebruik vervolgens de en toetsen en wijzig de vereiste tekens. 2. Druk op de toets om de DTC te bevestigen. 3. Druk op om terug te keren naar het gebruikersmenu. Als de unit de DTC herkent, verschijnt op het scherm de volledige beschijving, bijvoorbeeld P0100 - Massa of volume luchtstroom 'A'-circuit. Als er meer dan een beschrijving beschikbaar is, verschijnt er een afzonderlijk menu waarin u de gewenste optie kunt selecteren. Als een code niet wordt herkend wordt het bericht 'Geen tekst toegewezen voor deze code' weergegeven. OPMERKING: Druk op
om terug te keren naar het gebruikersmenu.
Taalmenu Via het Taalmenu kunt u de taal van desoftware wijzigen, indien beschikbaar. 1. Gebruik de toetsen en om de gewenste taal te selecteren. 2. Druk op om de selectie te bevestigen. OPMERKING: Dit menu is alleen geactiveerd als meer dan een taal op de servicetool is geïnstalleerd. Als er slechts één taal is geïnstalleerd, wordt het bericht 'Nt in werk. gest.' (niet ingeschakeld) weergegeven als de optie Taalmenu is geselecteerd en keert het display terug naar het gebruikersmenu.
155
Gebruikersmenu Testerinstelling Via de testerinstelling kunt u actuele gegevensunits veranderen, de manier veranderen waarop actuele gegevens worden weergegeven en het contrast van het scherm wijzigen. 1. Selecteer in het menu Testerinstelling de optie 'Dir.gegevnseenh.' (actuele gegevensunits). DIR.GEGEVNSEENH 1. Metrieke eenheden 2. Britse eenheden 3. Amerikaabse eenheden
2. De huidige geselecteerde actuele gegevens verschijnen op het scherm, bijvoorbeeld 'metr. eenheden ingesteld', voordat de beschikbare opties worden weergegeven. 3. Gebruik de toetsen en om de gewenste meeteenheden te selecteren en bevestig uw keuze door op de toets te drukken. Na het updaten keert de unit terug naar het menu Testerinstelling. 4. Selecteer in het menu Testerinstelling de optie 'Dir.gegevnsscherm' (Scherm actuele gegevens). DIR.GEGEV.SCHE 1. Normale tekst 2. Afkortingen
5. De huidige geselecteerde actuele gegevens verschijnen op het scherm, bijvoorbeeld 'Norm.tekst ingesteld', voordat de beschikbare opties worden weergegeven. 6. Gebruik de toetsen en om de gewenste schermoptie te selecteren en bevestig uw keuze door op de toets te drukken. Na het updaten keert de unit terug naar het menu Testerinstelling. 7. Selecteer in het menu Testerinstelling de optie 'Contrast'. 8. Gebruik de toetsen en om het contrast van het scherm te wijzigen en bevestig uw keuze door op de toets te drukken. Na het updaten keert de unit terug naar het menu Testerinstelling. OPMERKING: Druk op om terug te keren naar het menu Testerinstelling.
156
Gebruikersmenu Zelftest ZELFTESTMENU 1. Zelftest uitvoern 2. Knippertest 3. Geheugentest 4. IIC geheugentest 5. Voertuigcomm.test 6. PWM J1850-test 7. VPW J1850-test 8. CAN-comm.-test 9. Keypadtest 10. Displaytest 11. Toon alle kenmerke
1. 2. 3. 4.
Gebruik de toetsen en om de gewenste test te selecteren. Druk op om de selectie te bevestigen. Volg de aanwijzingen op het scherm, om de gespecificeerde test uit te voeren. Druk op de toets of de toets om terug te keren naar het menu Zelftest.
Softwareversie 1. Zodra u de softwareversie hebt geselecteerd wordt het versienummer van de TRW-easycheck-software op het scherm weergegeven, voordat een lijst met alle huidige softwaremodules wordt weergegeven die op de servicetool zijn geladen. 2. Gebruik de toetsen en om door de lijst met softwaremodules te scrollen. 3. Druk op de toets of de toets om terug te keren naar het menu Zelftest.
Veiligheid Alle functies op de TRW-easycheck zijn 'vergrendeld' door een beveiligingscode. Om een specifieke applicatie te ontgrendelen moet u de juiste beveiligingscode krijgen van het Product Support Team en deze code invoeren in de TRW-easycheck. Als de verwachte applicaties niet worden weergegeven in het hoofdmenu, kan het zijn dat de beveiligingscode niet is ingevoerd of niet correct is ingevoerd. Om dit te controleren of de beveiligingscode opnieuw in te voeren, dient u de beveiligingsoptie in te voeren. Het volgende menu wordt weergegeven: BEVEILIGING 1. Toon bev. sleutel 2. Inv bev. sleutel 3. Unit sleutel
157
Gebruikersmenu Toon beveiligingscode 1. Als deze optie is geselecteerd, wordt de beveiligingscode weergegeven op het scherm en deze bestaat uit 25 tekens. Als deze code niet juist is wordt het bericht "Code is ongeldig" weergegeven en kunt u op de toets drukken voor meer informatie, waarnaar de productsupport u kan vragen. 2. Druk op de toets
of de toets
om terug te keren naar het gebruikersmenu.
Invoeren beveiligingscode Deze optie wordt gebruikt om de beveiligingscode in te voeren, om de functies op de TRW-easycheck vrij te geven. 1. Selecteer in het beveiligingsmenu de optie "Inv bev. sleutel". 2. Scroll met behulp van de
en
3. Bevestig ieder teken door de
toetsen door de alfa/numerieke tekenlijst. toets in te drukken.
4. Als u een fout maakt gebruik dan de toets en voer het correcte teken in. Druk op de toets om de code opnieuw in te voeren. 5. Als u verzocht wordt om het wachtwoord te bevestigen, dient u de te drukken.
toets in
6. Start de TRW-easycheck opnieuw door de voeding los te koppelen en vervolgens weer aan te sluiten of door het tegelijk indrukken van de buitenste 4 knoppen op de handset. OPMERKING: De knop geeft de instructies op het scherm weer. De knop kan worden gebruikt om de handeling te annuleren en de originele code wordt dan vastgehouden. Unit serienr. 1. Als u het serienummer heeft geselecteerd, wordt het serienummer van de TRW-easycheck op het scherm weergegeven. Dit nummer moet overeenkomen met het nummer aan de achterkant van de unit. De productsupport kan u naar het serienummer vragen, bij het uitgeven van beveiligingsnummers. De gebruiker kan dit nummer niet wijzigen. 2. Druk op de toets
om terug te keren naar het gebruikersmenu.
CAN-converter (update firmware) De optie CAN-converter geeft u de gelegenheid om de firmware van de CANconverterkabel (YTD960) te controleren en te updaten. CAN-CONVERTERKABEL 1. FW-versie ophalen 2. Update FW-versie
158
Gebruikersmenu OPMERKING: De CAN-converterkabel (YTD960) moet aangesloten zijn op de servicetool voordat deze optie in het gebruikersmenu kan worden gebruikt. FW-versie ophalen 1. Selecteer het onderdeel 'FW-versie ophalen' om de actuele versie van de firmware in de CAN-converterkabel(YTD960) weer te geven. 2. Druk op
om terug te keren naar het gebruikersmenu.
Firmware updaten 1. Selecteer het onderdeel 'FW-versie updaten' om de versie van de firmware in de CAN-converterkabel (YTD960) te controleren en te updaten. 2. Een bericht wordt weergegeven met de actuele versie en of er een latere versie van de firmware beschikbaar is. Druk op om terug te keren naar het gebruikersmenu. Druk op om verder te gaan met het updateproces. OPMERKING: Het updateproces mag niet worden onderbroken zodra dit is gestart en de voeding mag tijdens het updateproces niet worden losgekoppeld.
Multiplexerkabel (update firmware) De optie multiplexerkabel geeft u de gelegenheid om de firmware van de multiplexerkabel (YTD965) te controleren en te updaten. IMUX-KABELBOOM 1. FW-versie ophalen 2. Update FW-versie
OPMERKING: De multiplexerkabel (YTD965) moet aangesloten zijn op de servicetool voordat deze optie in het gebruikersmenu kan worden gebruikt. FW-versie ophalen / Opstartmodus 1. Selecteer het onderdeel 'FW-versie ophalen' om de actuele versie van de firmware in de multiplexer kabelboom (YTD965) weer te geven. 2. Druk op om terug te keren naar het gebruikersmenu. 3. Druk op om door te gaan met het plaatsen van de multiplexerkabel in de opstartmodus, klaar om te worden geüpdate. Volg de aanwijzingen op het scherm. De multiplexerkabel moeten geherprogrammeerd worden als het bericht wordt weergegeven dat de kabel opnieuw moet worden ingeschakeld. Koppel de multiplexerkabel los van de voeding en sluit hem vervolgens weer aan. Herprogrammeer door de optie 'FW-versie updaten' te selecteren in het multiplexermenu.
159
Gebruikersmenu Firmware updaten Dit proces dient te worden uitgevoerd nadat de multiplexerkabel in de opstartmodus is gezet. 1. Selecteer de optie 'FW-versie updaten' en de multiplexerkabel is nu geüpdate. 2. Er verschijnt een bericht om aan te geven dat de firmware werd geüpdate. Druk op om verder te gaan met het updateproces. OPMERKING: Het updateproces mag niet worden onderbroken zodra dit is gestart en de voeding mag tijdens het updateproces niet worden losgekoppeld.
160
Algemene informatie Reinigen Algemene informatie
Voor het handhaven van de goede staat en bruikbaarheid van de servicetool, wordt geadviseerd de onderstaande reinigingsprocedures te volgen: Waarschuwing: Gebruik geen oplosmiddelen zoals op aardolie gebaseerde middelen, aceton, benzine, trichloorethyleen, enz. Dit soort zware oplosmiddelen kunnen de kunststof behuizing ernstig beschadigen. Sproei of giet dit soort reinigingsmiddelen ook niet op een reinigingsdoek. Waarschuwing: De servicetool is niet waterbestendig. Na het reinigen of als er per ongeluk op de units is gemorst, dient u deze altijd grondig droog te maken. De fabrikant raadt u aan om regelmatig de volgende onderdelen van de servicetoolte controleren en te reinigen: Behuizing Display-scherm Toetsenblok Adapterkabels en aansluitingen Om de servicetool of een van de kabels of aansluitingen hiervan schoon te maken, dient u op een licht bevochtigde zachte doek een mild reinigingsmiddel aan te brengen. Waarschuwing: Voor het reinigen, dient u de servicetooleerst los te koppelen van het voertuig. Displayscherm Tijdens normaal gebruik kan het scherm stoffig of vies worden. Gebruik voor het schoonmaken van het scherm altijd een zachte, schone, antistatische doek. Als hardnekkige vlekken of strepen achterblijven, gebruik dan een niet-krassende glasreiniger en breng deze aan op een zachte, schone doek. Veeg zachtjes met de doek over het display tot de strepen zijn verwijderd.
Software-updates Ga voor de nieuwste informatie over software-updates naar: www.trwaftermarket.com/easycheck
161
Algemene informatie Specificatie TRW-easycheck voldoet aan ISO/DIS 15031 Deel 4 als een EOBD-servicetool. Vereiste spanning - 8,0 volt - 16,0 volt gelijkstroom Vereiste stroom - max. 750 mA. Display - 20 tekens over 4 regels LCD met LED achtergrondverlichting Bereik operationele temperatuur - 0°C - 50°C
Conformiteitsverklaring De TRW-easycheck is CE-gemarkeerd en voldoet aan de volgende richtlijnen: EN55022 :1998 - ITE Emissies (Klasse A) EN50082-1 :1998 - Generieke EMC Immuniteit EN60950 :1992 - Veiligheidseisen FCC47 Deel 15 - Radiofrequentieapparaten (Klasse A) Een exemplaar van de conformiteitsverklaring is op verzoek verkrijgbaar bij de fabrikant of uw leverancier.
162
Bijlage A: Overzicht Overzicht
Woordenlijst Periode
Beschrijving
J1962
De SAE-norm definieert de 16-pins aansluiting die gebruikt wordt voor EOBD
ABS
Antiblokkeerremsysteem
A/C
airconditioning
AC
luchtreiniger
AIR
injectie secundaire lucht
A/T
automatische transmissie of transaxle
SAP
gaspedaal
B+
positieve accuspanning
BARO
Barometrische druk
CAC
luchtkoeler laden
CARB
Raad voor luchtverontreiniging in Californië
CFI
permanente brandstofinjectie
CL
gesloten lus
CKP
Krukaspositiesensor
CKP REF
Krukasreferentie
CM
controlemodule
CMP
Nokkenaspositiesensor
CMP REF
nokkenasreferentie
BO
Koolmonoxide
CO2
koolstofdioxide
CPP
Positie koppelingspedaal
CTOX
permanent oxidatieapparaat afscheider
CTP
gesloten gaspedaalpositie
DEPS
Digitale motorpositiesensor
DFCO
decel brandstofafsluitmodus
DFI
Directe brandstofinjectie
DLC
data link aansluiting
DTC
Diagnostische foutcode
DTM
diagnostische testmodus
EBCM
regelmodule elektronische rem
EBTCM
regelmodule elektronische remtractie
EC
motorcontrole
163
Bijlage A: Overzicht ECM
module motorcontrole
ECL
niveau motorkoeling
ECT
temperatuur motorkoeling
EEPROM
Elektronisch uitwisbaar en programmeerbaar leesgeheugen van de regeleenheid
EFE
Vervroegde brandstofverdamping
EGR
hercirculatie uitlaatgas
EGRT
EGR-temperatuur
EI
Elektronische ontsteking
EM
motormodificatie
EOBD
Europees boorddiagnosesysteem
EPROM
Uitwisbaar en programmeerbaar leesgeheugen
EVAP
verdampingsemissiesysteem
FC
ventilatiecontrole
FEEPROM
flash elektrisch wisbare te programmeren ROM
FF
flexibele brandstof
FP
brandstofpomp
FPROM
Flash uitwisbaar en programmeerbaar leesgeheugen
FT
Brandstofbijregeling
FTP
federale testprocedure
GCM
bestuurscontrolemodule
GEN
dynamo
GND
aarde
H2O
water
HO2S
verwarmde zuurstofsensor
HO2S1
stroomopwaarts verwarmde zuurstofsensor
HO2S2
stroomop- of afwaarts verwarmde zuurstofsensor
HO2S3
Verwarmde lambdasensor na katalysator
HC
koolwaterstof
HVS
hoogspanningschakelaar
HVAC
Verwarming, ventilatie en airconditioningsysteem
IA
Inlaatlucht
IAC
regulering stationaire lucht
IAT
temperatuur inlaatlucht
IC
Regelcircuit ontsteking
ICM
Regeleenheid ontsteking
164
Bijlage A: Overzicht IFI
indirecte brandstofinjectie
IFS
op massatraagheid werkende brandstofafsluiter
I/M
Inspectie/Onderhoud
IPC
instrumentenpaneel
ISC
controle stationair draaien
KOEC
contact inschakelen, starten motor
KOEO
contact inschakelen, motor uitschakelen
KOER
contact inschakelen, motor draait
KS
Klopsensor
KSM
Klopsensormodule
LT
lange termijn brandstofbeperking
MAF
massa luchtstroomsensor
KAART
Druksensor spruitstuk
MC
mengselregeling
MDP
differentiële druk spruitstuk
MFI
meervoudige brandstofinjectie
MI
storingsindicatorlamp
MPH
Mijl per uur
MST
oppervlaktetemperatuur spruitstuk
MVZ
vacuümzone spruitstuk
MY
modeljaar
NVRAM
niet-volatiel RAM-geheugen
NOX
stikstofoxiden
O2S
zuurstofsensor
OBD
boorddiagnosesystemen
OBD I
Eerste generatie boorddiagnosesystemen
OBD-II
Tweede generatie boorddiagnosesystemen
OC
Oxidatiekatalysator
ODM
uitvoercontrole-apparaat
OL
open lus
OSC
opslag zuurstofsensor
PAIR
gepulste secundaire luchtinjectie
PCM
regelmodule voedingsstroom
PCV
positieve carterontluchting
PNP
schakelaar parkeren / vrij
165
Bijlage A: Overzicht PROM
programma ROM
PSA
Drukschakelaarmechanisme
PSP
stuurdruk voeding
PTOX
periodieke afscheider oxidator
RAM
RAM
RM
relaismodule
ROM
ROM
TPM
Toeren per minuut
SC
oplader
SCB
overlader bypass
SDM
Diagnosemodus waarnemen
SFI
Sequentiële brandstofinjectie
SRI
Indicator herinnering onderhoudsbeurt
SRT
Systeemgereedheidstest
ST
kortdurende brandstofbeperking
TB
gasklephuis
TBI
injectie gasklephuis
TC
Turbocompressor
TCC
Aanhaalmoment koppelomvormer
TCM
Regeleenheid transmissie of transaxle
TFP
vloeistofdruk gaspedaal
TP
Positie gasklep
TPS
sensor positie gaspedaal
TVV
thermische vacuümklep
TWC
drieweg katalysator
TWC+OC
Drieweg + oxidatiekatalysator
VAF
volume luchtstroom
VCM
Regeleenheid voertuig
VR
spanningsregelaar
VS
voertuigsensor
VSS
rijsnelheidsensor
WU-TWC
opwarmen drieweg katalysatoromzetter
WOT
volgas
166
Bijlage B: Kabels Kabels
Kabelidentificatie Standaardkabels (YTD700, YTD701)
OM0965
YTD950 - EOBD-kabel (meegeleverd met TRW-easycheck) vereist voor voertuigen met CAN voor het resetten van een variabel onderhoudsinterval.
4 3 2
1 12
10 11
D C B
I J A L
K
OM0958
YTD951 - EOBD pin-schakelkabel (meegeleverd met TRW-easycheck)
Standaardkabels (YTD702, YTD703, YTD704)
TRW0046
YTD965 - Multiplexerkabel (meegeleverd met TRW-easycheck)
167
Bijlage B: Kabels Optionele kabels
OM0961
YTD952 – VAG-kabel (optioneel)
OM0964
YTD953 – PSA-kabel (optioneel)
OM0962
YTD954 - Mercedes "vrije" aansluitkabel (optioneel)
168
Bijlage B: Kabels
OM0963
YTD955 – Sprinter-kabel (optioneel)
OM0960
YTD956 – Mercedes-kabel (optioneel)
OM0959
YTD957 – BMW-kabel (optioneel)
169
Bijlage B: Kabels
OM1388
YTD958 - Fiat/Alfa Romeo/Lancia (optioneel)
OM1106
YTD959 - Fiat/Alfa Romeo/Lancia (LS CAN) (optioneel, niet vereist met YTD965 - Multiplexerkabel)
170
Bijlage B: Kabels
OM1348
YTD960 - CAN-converterkabel (optioneel, niet vereist met YTD965 - Multiplexerkabel)
YTD964 - Peugeot/Citroen-adapter (optioneel, niet vereist met YTD965 - Multiplexerkabel)
171
Bijlage B: Kabels
OM0060
YTD966 Peugeot/Citroen 2-pin kabelkit
OM0057
YTD967 Ford kabelkit
172
Bijlage B: Kabels
OM0058
YTD968 GM Vauxhall/Opel kabelkit
OM0059
YTD969 Hyundai/Mitsubishi/Proton kabelkit
OM0061
YTD990 Toyota/Mazda kabelkit
173
Bijlage B: Kabels
TRW0017
Een reeks van update-kits is beschikbaar, neem contact op met uw TRW-leverancier voor meer informatie.
Om
iDe
tec t
TRW0014
YTD750 - Ventielactiveringskit
TRW0016
YTD963 - Verlengkabel
TRW0062
YTD978 Honda 3/5 pins-adapterkabel
174
Bijlage C: Compatibiliteit met fabrikant Compatibiliteit met fabrikant
Scanfunctie De servicetool kan communiceren met voertuigen die voldoen aan de EOBDnormen die zijn uitgerust met een J1962 diagnose-aansluiting. Het onderstaande dient als richtlijn te worden gebruikt. Alle voertuigen met benzinemotor die vanaf 2000 zijn geproduceerd. Alle voertuigen met dieselmotor die vanaf 2004 zijn geproduceerd. OPMERKING: Sommige fabrikanten introduceerde de boorddiagnosesystemen al vanaf 1994, deze voldeden echter niet allemaal 100% aan deze norm.
175
Bijlage C: Compatibiliteit met fabrikant FastCheck-functies De FastCheck-functies ondersteunen momenteel de volgende voertuigfabrikanten. ABS Airbag Klimaat EMS Alfa Romeo Audi BMW Citroen Fiat Ford GM Opel / Vauxhall Honda Hyundai Jaguar Lancia Land Rover Lexus Mazda Mercedes MG Rover Mini Mitsubishi Peugeot Proton Renault Saab Seat Skoda Toyota Volvo VW
X X X X X X X
X X X X X X X
X X X X X X X
X X X X X X X
X
X
X
X X X X
X X X X
X X X X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X
X X X X X
X X X X X
X X X X X
P-Rem SAS Service TPMS X X
X X X
X X X
X
X X
X X X
X X X X X X
X
X X
X X
X X
X
X X X
X
X
X X
X X
X X X
X X X
X X
X
X X
X
Raadpleeg de beschikbare 'Voertuigapplicatielijst' op www.trwaftermarket.com/easycheck om te bepalen of een specifiek model voertuig wordt ondersteund. OPMERKING: Als een specifiek model niet in de lijst is opgenomen en het voertuig geproduceerd is vanaf 2000, kan het model misschien toch via de J1962 diagnoseaansluiting van het voertuig op het systeem worden aangesloten.
176
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Onderhoudsinterval handmatig resetten
Indicator herinnering onderhoudsbeurt (SRI) Op sommige voertuigen is het niet mogelijk om met de servicetool de SRIte resetten. De fabrikanten van deze voertuigen hebben normaliter voor deze taak resetgereedschappen. Op een aantal voertuigen is het echter mogelijk de SRI te resetten via ingebouwde interfaces in het voertuig. De volgende procedures zijn de meest standaard handmatig ingestelde SRI-resetprocedures.
Alfa Romeo (1994 - 2000)
1. 2. 3. 4. 5.
Zet de contactsleutel in de stand UIT. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet de contactsleutel in de stand AAN. Houd knop A ongeveer 10 seconden ingedrukt. Op het display verschijnt de waarde '0' en het symbool van de sleutel verdwijnt.
Alfa Romeo 156 1. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. 2. Druk op het dashboard op de knop [INFO], om het functiemenu van het dashboard te openen. 3. Gebruik de [+] en [-] knoppen op het dashboard om naar de optie ONDERHOUD te navigeren en druk op (INFO) om een selectie te maken. 4. Houd de [+] en [-] knoppen minstens 10 seconden ingedrukt. 5. De instelling ‘Aantal kilometers tot onderhoud’ zou nu tot ongeveer 12500 mijl (21.000 km) moeten zijn gereset. 6. Gebruik de [+] en [-] knoppen op het dashboard om naar de optie EINDE MENU te navigeren en druk op (MODUS) om het functiemenu af te sluiten. 7. Schakel het contact uit.
177
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Audi Audi A4 en A6 (1995 - 1999)
1. Als de contactsleutel in de stand UIT staat, dient u knop A in te drukken en ingedrukt te houden terwijl u de contactsleutel in de stand AAN zet. 2. Het bericht “Onderhoudsolie” verschijnt. Als dit bericht niet wordt weergegeven, herhaal dan stap 1. 3. Trek aan knop B tot het bericht is verdwenen. 4. Op het display zou nu het bericht “Onderhoud ---”, moeten verschijnen, dat aangeeft dat de SRI is gereset.
178
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten BMW BMW 3 Series (E46), BMW 7 serie (E38), BMW 5 serie (E39) en BMW X5 (E53)
A
BMW X3 (E83) en BMW Z4 (E85)
A
OM1347s
Knop A met een pijl aangegeven in de tekeningen.
The Service Interval Display (SIA) can be reset using the reset button for the trip distance recorder on the instrument Rij OPMERKING: De op afstand gebaseerde inspectie kan alleen worden gereset als ongeveer 10 liter brandstof verbruikt is sinds het vorige resetproces. De op tijd gebaseerde inspectie kan alleen worden gereset als ongeveer 20 dagen verstreken is sinds het vorige resetproces 1. 2. 3. 4.
Schakel het contact uit. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Houd de knop ingedrukt en schakel het contact in de stand I. Houd de knop 5 seconden ingedrukt tot de status van het onderhoud wordt weergegeven. 5. Het display geeft nu de afstand tot het volgende onderhoud aan en het vereiste type onderhoud ('OLIEBEURT' of 'INSPECTIE'). Als de resterende afstand wordt weergegeven met "rSt", kan het onderhoudsinterval worden gereset. 6. Druk 5 seconden op knop A, om de afstand van de onderhoudslimiet te resetten. De 'rSt’ (of reset) knippert op het display. Als de reset niet nodig is, wacht dan tot ‘rSt’ (of reset) niet meer knippert, voordat u verdergaat. Druk nogmaals op knop A, voordat 'rSt' 5 keer knippert, om de afstand van de
179
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten onderhoudslimiet te resetten. De nieuwe afstand tot het volgende onderhoud wordt 5 seconden lang weergegeven. OPMERKING: Voor voertuigen die niet zijn uitgerust met een op tijd gebaseerde inspectie wordt "Einde SIA" weergegeven met de resterende afstand tot de volgende onderhoudsbeurt. Voor voertuigen die wel beschikken over een op tijd gebaseerde inspectie, wordt de status weergegeven van een op tijd gebaseerde inspectie. 7. Het display geeft nu de resterende tijd aan tot de volgende onderhoudsbeurt. Als de resterende afstand wordt weergegeven met "rSt", kan het onderhoudsinterval worden gereset. 8. Druk 5 seconden op knop A, om de afstand van de onderhoudslimiet te resetten. De 'rSt’ (of reset) knippert op het display. Als de reset niet nodig is, wacht dan tot ‘rSt’ (of reset) niet meer knippert, voordat u verdergaat. Druk nogmaals op knop A, voordat 'rSt' 5 keer knippert, om de afstand van de onderhoudslimiet te resetten. De nieuwe tijd tot het volgende onderhoud wordt 5 seconden weergegeven. 9. Nu zal ‘Einde SIA’ worden weergegeven met de resterende tijd tot het volgende onderhoud.
Citroën Berlingo 1999 - 2002
MPH km/h
OM1053
1. 2. 3. 4.
180
A
Schakel het contact uit. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Houd de knop 10 seconden ingedrukt.
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel verdwijnt. Berlingo vanaf 2002
km/h
OM1054
1. 2. 3. 4.
A
Schakel het contact uit. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Houd de knop 10 seconden ingedrukt. Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel verdwijnt.
C3
A
OM1046
1. 2. 3. 4.
Schakel het contact uit. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Houd de knop ingedrukt tot op het display de waarde '0' wordt weergegeven en het pictogram van de sleutel is verdwenen.
181
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten C5
A
OM1050
1. 2. 3. 4.
Schakel het contact uit. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Houd de knop 10 seconden ingedrukt. Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel verdwijnt.
C8
STOP +/OM1052
1. 2. 3. 4.
182
A
Schakel het contact uit. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Houd de knop ingedrukt tot op het display de waarde '0' wordt weergegeven en het pictogram van de sleutel is verdwenen.
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Verzenden/Schokkerig
OM1051
1. 2. 3. 4.
A
Schakel het contact uit. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Houd de knop 10 seconden ingedrukt. Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel verdwijnt.
Relais II/Jumper II (vanaf 2002)
rpm x 100
A OM1055
1. 2. 3. 4.
Schakel het contact uit. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Houd de knop 10 seconden ingedrukt. Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel verdwijnt.
183
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Saxo
A
OM1045
1. 2. 3. 4.
Schakel het contact uit. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Houd de knop 10 seconden ingedrukt. Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel verdwijnt.
Synergie / Evasion
OM1051
1. 2. 3. 4.
184
A
Schakel het contact uit. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Houd de knop 10 seconden ingedrukt.
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel verdwijnt. Xantia
A 47673
1. 2. 3. 4.
Schakel het contact uit. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Houd de knop ingedrukt. Het pictogram van de sleutel en het onderhoudsinterval brandt 5 seconden en gaat daarna uit.
Xsara (1997 - 2000)
A
OM1047
1. 2. 3. 4.
Schakel het contact uit. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Houd de knop ingedrukt. Het pictogram van de sleutel en het onderhoudsinterval brandt 5 seconden en gaat daarna uit.
185
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Xsara (vanaf 2000)
A
OM1047
1. 2. 3. 4.
Schakel het contact uit. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Houd de knop 10 seconden ingedrukt. Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel verdwijnt.
Xsara Picasso
A
OM1048
1. 2. 3. 4.
186
Schakel het contact uit. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Houd de knop 10 seconden ingedrukt. Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel verdwijnt.
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Fiat (1994 - 2000)
1. 2. 3. 4. 5.
Zet de contactsleutel in de stand UIT. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet de contactsleutel in de stand AAN. Houd knop A ongeveer 10 seconden ingedrukt. Op het display verschijnt de waarde '0' en het symbool van de sleutel verdwijnt.
187
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Ford Transit (2000) Voer de volgende stappen uit om het Onderhoudslampje uit te schakelen (symbool van de sleutel): 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Zet de contactsleutel in de stand UIT. Houd de rempedaal en de gaspedaal naar beneden. Zet het contact in de stand AAN, terwijl de twee pedalen ingedrukt blijven. Houd de pedalen minstens 15 seconden ingedrukt. De SIA-indicator (sleutel) knippert als de reset voltooid is. Laat de pedalen los terwijl de SIA-indicator knippert. Schakel het contact uit.
Galaxy (2000 - 2006)
mph STOP
OM1059
km/h
A
1. Zet de contactsleutel in de stand AAN. 2. Druk op knop A en houd deze ingedrukt tot het display 'ONDERHOUD' is gewist. 3. Zet de contactsleutel in de stand UIT. OPMERKING: Afhankelijk van het type onderhoud, moet de procedure mogelijk 1, 2 of 3 keer worden uitgevoerd: OEL (Olieverversingsbeurt) - Iedere 12.000 Km (7.500 mijl) Kilometers = 1. IN 01 (Inspectiebeurt) - Iedere 24.000 Km (15.000 mijl) Kilometers = 2. IN 02 (Extra onderhoudswerkzaamheden) - Iedere 48.000 Km (30.000 mijl) Kilometers = 3.
188
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten GM Vauxhall/Opel Omega-B, Vectra-B vanaf 1999
A OM1268
1. 2. 3. 4. 5.
Schakel het contact uit. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Houd de knop ingedrukt tot er drie streepjes worden weergegeven "---". Schakel het contact uit, om te controleren of het onderhoudsverzoek is gewist.
189
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Lancia (1994 - 2000)
1. 2. 3. 4. 5.
190
Zet de contactsleutel in de stand UIT. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet de contactsleutel in de stand AAN. Houd knop A ongeveer 10 seconden ingedrukt. Op het display verschijnt de waarde '0' en het symbool van de sleutel verdwijnt.
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Land Rover Range Rover III vanaf 2002 (alle modellen behalve Japan en NAS)
A OM1257
1. 2. 3. 4. 5. 6.
7. 8.
9.
10. 11.
Schakel het contact uit. Druk op de knop A. Houd de knop ingedrukt en schakel het contact in de stand I. Houd de knop 5 seconden ingedrukt tot "SIA RESET" wordt weergegeven. Het display geeft nu de afstand tot het volgende onderhoud aan en het vereiste type onderhoud (OLIEBEURT of INSPECTIE). Controleer of de afstand voor een onderhoudsbeurt is bereikt. a. Zo ja, ga verder naar stap 9. b. Indien niet, ga verder naar de volgende stap Druk eenmaal op knop A. Het display geeft de datum van het onderhoud weer. Controleer of de datum voor het onderhoud is bereikt. a. Zo ja, ga verder naar stap 11 b. Indien niet, ga verder naar stap 10. Druk 5 seconden de knop A in, als de afstand is bereikt waarbij onderhoud moet plaatsvinden. "RESET" knippert op het display. Druk nogmaals op knop A , voordat "RESET" 5 keer knippert, om de limiet voor de datum van het onderhoud te resetten. De nieuwe afstand tot het volgende onderhoud wordt 5 seconden voor de datum van het onderhoud weergegeven. Druk éénmaal op knop A om de controle van het onderhoudsinterval te beëindigen en het geheel te resetten. Druk op knop A en houd deze 5 seconden ingedrukt als de datum is bereikt waarbij onderhoud moet plaatsvinden. RESET" knippert op het display. Druk nogmaals op knop A , voordat "RESET" 5 keer knippert, om de limiet voor de
191
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten datum van het onderhoud te resetten. De nieuwe datum tot het volgende onderhoud wordt 5 seconden voor de datum van het onderhoud weergegeven. 12. Schakel het contact uit.
192
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Mercedes Mercedes (1998 - 2007) Met het flexibel onderhoudssysteem en multifunctionele bedieningselementen op het stuurwiel 1. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. 2. Gebruik de en knoppen om door het multifunctionele display te scrollen tot de dagteller en de kilometerteller worden weergegeven, of in het geval van een afzonderlijk display voor de kilometerteller, blijven scrollen tot de buitentemperatuur wordt weergegeven. 3. Gebruik de en knoppen om door het multifunctionele display te scrollen tot de onderhoudsindicator of wordt weergegeven. 4. Druk op het instrumentenpaneel de knop ongeveer 3 seconden in, tot de volgende vraag op het multifunctionele display wordt weergegeven: 'WILT U HET ONDERHOUDSINTERVAL RESETTEN? BEVESTIGEN DOOR R IN TE DRUKKEN' of 'ONDERHOUDSINTERVAL? R-KNOP 3 SEC INDRUKKEN OM TE RESETTEN' 5. Druk nogmaals op de knop van het instrumentenpaneel en houd deze ingedrukt tot er een geluidssignaal klinkt. 6. Het nieuwe onderhoudsinterval verschijnt op het multifunctionele display. OPMERKING: De verwijst naar de resetknop van de dagteller. Mercedes (1998 - 2002) Met het flexibel onderhoudssysteem en zonder multifunctionele bedieningselementen op het stuurwiel 1. Zet de contactschakelaar in de stand AAN en druk onmiddellijk twee keer binnen 1 seconde op de knop naast het digitale display. De huidige status voor dagen en afstand wordt weergegeven. 2. Zet de contactschakelaar binnen 10 seconden in de stand UIT. 3. Druk op de knop en houd deze ingedrukt terwijl u de contactschakelaar in de stand AAN zet. Wederom wordt de huidige status voor dagen of afstand weergegeven. 4. Na ongeveer 10 seconden krijgt u een bevestigingssignaal te horen en op het display verschijnt '10.000 mijl' ('15.000 km'). Laat de knop los.
193
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Peugeot 106
A
OM1056
1. 2. 3. 4.
Schakel het contact uit. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Houd de knop 10 seconden ingedrukt. Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel verdwijnt.
206
km/h
OM1057
1. 2. 3. 4.
194
A
Schakel het contact uit. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Houd de knop 10 seconden ingedrukt.
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel verdwijnt. 306
A
OM1058
1. 2. 3. 4.
Schakel het contact uit. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Houd de knop 10 seconden ingedrukt. Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel verdwijnt.
307
mph STOP
OM1059
km/h
A
1. Schakel het contact uit. 2. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. 3. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN.
195
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten 4. Houd de knop 10 seconden ingedrukt. Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel verdwijnt. 406
km/h
A
OM1060
1. 2. 3. 4.
Schakel het contact uit. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Houd de knop 10 seconden ingedrukt. Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel verdwijnt.
607
km/h
OM1061
1. 2. 3. 4.
196
A
Schakel het contact uit. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Houd de knop 10 seconden ingedrukt.
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel verdwijnt. 806
OM1062
1. 2. 3. 4.
A
Schakel het contact uit. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Houd de knop 10 seconden ingedrukt. Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel verdwijnt.
807
STOP +/OM1063
1. 2. 3. 4.
A
Schakel het contact uit. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Houd de knop ingedrukt tot op het display de waarde '0' wordt weergegeven en het pictogram van de sleutel is verdwenen.
197
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Boxer II vanaf 2002
rpm x 100
A OM1066
1. 2. 3. 4.
Schakel het contact uit. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Houd de knop 10 seconden ingedrukt. Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel verdwijnt.
Expert
OM1062
1. 2. 3. 4.
198
A
Schakel het contact uit. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Houd de knop 10 seconden ingedrukt. Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel verdwijnt.
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Partner 1999 - 2002
MPH km/h
A
OM1064
1. 2. 3. 4.
Schakel het contact uit. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Houd de knop 10 seconden ingedrukt. Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel verdwijnt.
Partner vanaf 2002
km/h
OM1065
1. 2. 3. 4.
A
Schakel het contact uit. Druk op knop A en houd deze ingedrukt. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. Houd de knop 10 seconden ingedrukt. Op het display verschijnt nu de waarde "0" en het pictogram van de sleutel verdwijnt.
199
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Renault Oliepeil
km/h
km
OM1067
Het weergegeven lampje is een waarschuwingsindicator dat aangeeft als het oliepeil te laag is en is geen indicator voor het onderhoudsinterval. Als het motoroliepeil correct is, zal dit lampje automatisch uitgaan.
200
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Storingsindicatielampje (MIL)
km/h
SERV OM1068
km/h
SERVICE
OM1069
De hierboven weergegeven lampjes zijn storingsindicatielampjes (MIL) en zijn geen indicators voor het onderhoudsinterval. Als een van deze lampjes branden is er een probleem met het voertuig. Voor meer informatie raadpleeg de documentatie van de fabrikant.
201
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Clio III (modellen met boordcomputer; vanaf 2006) Scenic II (modellen met boordcomputer; vanaf 2003)
A,B
OM1384
1. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. 2. Druk op de resetknop A of B aan het uiteinde van de hendel van de ruitenwisser en laat deze los als de onderhoudsinformatie 'Afstand tot volgend onderhoud' wordt weergegeven. 3. Houd de knop 10 seconden ingedrukt tot permanent de afstand tot het volgende onderhoud op het display wordt weergegeven. De indicator geeft dan het geschikte onderhoudsinterval weer (bijv. 6000 mijl/10.000 km). 4. Laat de resetknop los. 5. Schakel het contact uit.
202
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Laguna (modellen met een boordcomputer; 1994 - 1998)
A
OM1070
1. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. 2. Druk op resetknop A tot het pictogram van de sleutel knippert. 3. Houd de knop ingedrukt tot het pictogram van de sleutel stopt met knipperen en blijft branden. De indicator geeft het geschikte onderhoudsinterval aan (bijvoorbeeld 6.000 mijl / 10.000 km). 4. Laat de resetknop los. 5. Schakel het contact uit. Laguna II (vanaf 2001)
B A
OM1071
1. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. 2. Druk herhaaldelijk op resetknop A tot het pictogram van de sleutel knippert en de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt op het display van de kilometerteller wordt weergegeven. 3. Druk op knop B en houd deze ingedrukt tot het display 8 keer heeft geknipperd. 4. Laat knop B los. Het nieuwe onderhoudsinterval wordt nu weergegeven. 5. Schakel het contact uit.
203
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Megane II (modellen met boordcomputer; vanaf 2003)
B
A
OM1385
1. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. 2. Druk op de resetknop A aan het uiteinde van de hendel van de ruitenwisser en laat deze los als de onderhoudsinformatie wordt weergegeven. 3. Druk 10 seconden op knop B tot op het display permanent het volgende onderhoudsinterval wordt weergegeven. De indicator geeft dan de geschikte afstand tot het volgende onderhoud aan (bijv. 6000 mijl/10.000 km). 4. Laat de resetknop los. 5. Schakel het contact uit.
204
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Safrane
A
OM1073
1. Druk op de knop A. 2. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. 3. Houd de knop ingedrukt tot het pictogram van de sleutel stopt met knipperen en blijft branden. De indicator geeft het geschikte onderhoudsinterval aan (bijvoorbeeld 6.000 mijl / 10.000 km). 4. Laat de resetknop los. 5. Schakel het contact uit. Vel Satis
B
A
OM1072
1. Zet het contact van het voertuig in de stand AAN. 2. Druk herhaaldelijk op resetknop A tot het pictogram van de sleutel knippert en de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt op het display van de kilometerteller wordt weergegeven. 3. Druk op knop B en houd deze ingedrukt tot het display 8 keer heeft geknipperd. 4. Laat knop B los. Het nieuwe onderhoudsinterval wordt nu weergegeven.
205
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten 5. Schakel het contact uit.
Smart Roadster Onderhoudstype
Symbool
Onderhoud A
Een sleutel weergegeven
Onderhoud B
Twee sleutels weergegeven
A
OM1105
1. Schakel het contact in en selecteer binnen 4 seconden het display voor het onderhoudsinterval, door op het instrumentenpaneel knop A in te drukken (herhaaldelijk uitvoeren tot het onderhoudsinterval wordt weergegeven). 2. Houd knop A ingedrukt en schakel het contact UIT. 3. Schakel het contact AAN als knop A is ingedrukt en wacht 10 seconden. De onderhoudsindicator wordt nu gerest. 4. Laat knop A los, het type en de afstand tot de volgende onderhoudsbeurt wordt weergegeven.
206
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Volkswagen Cabrio, Golf III, GTi, Jetta III (1993 - 1995) en Jetta (1996) Een van de vier servicecodes kan worden weergegeven op het instrumentenpaneel overeenkomstig de afgelegde afstand. Iedere weergegeven servicecode bepaalt het type of niveau van het vereiste onderhoud. Als het contact is ingeschakeld, zal de servicecode ongeveer 3 seconden knipperen in het displayvenster van de kilometerteller. Als er een onderhoudsbeurt uitgevoerd moet worden (iedere 12.000 Km / 7.500 mijl), zal de overeenkomstige servicecode ongeveer 60 seconden lang gaan knipperen. De vier beschikbare servicecodes zijn: IN 00 (Geen onderhoud noodzakelijk) OEL (Olieverversingsbeurt) - Iedere 12.000 Km (7.500 mijl) IN 01 (Inspectiebeurt) - Iedere 24.000 Km (15.000 mijl) IN 02 (Extra onderhoudswerkzaamheden) - Iedere 48.000 Km (30.000 mijl) Na het uitvoeren van de vereiste onderhoudswerkzaamheden, moet iedere weergegeven servicecode afzonderlijk worden gerest. Bij 24.000 Km (15.000 mijl) bijvoorbeeld moeten de servicecodes OEL en IN 01 beide worden gereset.
A
B
OM1030
1. Om de SRI te resetten moet u de contactschakelaar in de stand AAN zetten. Druk op de resetknop A van de kilometerteller en houd deze ingedrukt. Terwijl u knop A ingedrukt houdt, dient u de contactschakelaar in de stand UIT te zetten. 2. Servicecode “OEL” wordt weergegeven. Als u de teller wilt resetten dient u knop B in te drukken en deze ingedrukt te houden tot er 5 streepjes op het display verschijnen. 3. Druk, indien noodzakelijk, op knop A om “IN 01” weer te geven. Als u de teller wilt resetten dient u knop B in te drukken en deze ingedrukt te houden tot er 5 streepjes op het display verschijnen. 4. Druk, indien noodzakelijk, op knop A om “IN 02” weer te geven. Als u de teller wilt resetten dient u knop B in te drukken en deze ingedrukt te houden tot er 5 streepjes op het display verschijnen.
207
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten 5. Als u de resetmodus wilt afsluiten, dient u de contactschakelaar in de stand AAN te zetten. 6. Als “IN 00” wordt weergegeven, dient u de contactschakelaar in de stand UIT te zetten.
Volvo Volvo 240 (1986 - 1989)
Reik achter het instrumentenpaneel en duw tegen de hendel die zich tussen de toerenteller en snelheidsmeter bevindt. Volvo 240 (1990 - 1993)
1. Verwijder de stekker van het oppervlak van het instrumentenpaneel, die zich tussen de klok en de snelheidsmeter bevindt. 2. Plaats een smal gereedschap in de opening en druk op de resetknop.
208
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Volvo 740 (1986 - 1988)
Reik achter het instrumentenpaneel en duw op de knop die zich links van de snelheidsmeter bevindt. Volvo 740 (1989 - 1992)
1. Verwijder de stekker van het oppervlak van het instrumentenpaneel, die zich tussen de klok en de snelheidsmeter bevindt. 2. Plaats een smal gereedschap in de opening en druk op de resetknop.
209
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Volvo 760 (1986 - 1990)
1. Verwijder de stekker van het oppervlak van het instrumentenpaneel, die zich tussen de klok en de snelheidsmeter bevindt. 2. Plaats een smal gereedschap in de opening en druk op de resetknop. Volvo 780 (1988 - 1990)
Reik achter het instrumentenpaneel en duw op de knop die zich links van de snelheidsmeter bevindt.
210
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Volvo 850 (1993 - 1995) uitgerust met het Yazaki instrumentenpaneel OPMERKING: Bij dit instrumentenpaneel bevindt de kilometerteller zich boven de naald van de snelheidsmeter.
1. Verwijder de stekker van het oppervlak van het instrumentenpaneel, die zich tussen de klok en de snelheidsmeter bevindt. 2. Plaats een smal gereedschap in de opening en druk op de resetknop.
211
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Volvo 850 (1993 - 1995) uitgerust met het VDO instrumentenpaneel OPMERKING: Bij dit instrumentenpaneel bevindt de kilometerteller zich onder de naald van de snelheidsmeter. 1. Met de contactschakelaar in de stand AAN en de motor uit.
7 6
3
5
2 1
OM1034
De diagnosemodule bevindt zich in het motorcompartiment naast de bevestiging van de linker ophanging
2. Sluit de testkabel van de diagnosemodule aan op aansluiting 7. 3. Druk op de diagnosemodule 4 keer snel achter elkaar op de resetknop. 4. Als de LED op de diagnose-unit brandt en blijft branden, dient u eenmaal op de resetknop te drukken. 5. Als de LED brandt en blijft branden, dient u 5 keer snel achter elkaar op de knop te drukken. 6. Als de LED brandt dient u nogmaals op de knop te drukken. 7. De LED zal diverse keren knipperen om aan te geven dat de reeks correct is ingevoerd en de SRI is gereset. 8. Verwijder de testkabel van aansluiting 7 en zet de contactschakelaar in de stand "UIT".
212
Bijlage D: Onderhoudsinterval handmatig resetten Volvo 940 (1991 - 1995)
1. Verwijder de stekker van het oppervlak van het instrumentenpaneel, die zich tussen de klok en de snelheidsmeter bevindt. 2. Plaats een smal gereedschap in de opening en druk op de resetknop. Volvo 960 (1991 - 1995)
1. Verwijder de stekker van het oppervlak van het instrumentenpaneel, die zich tussen de klok en de snelheidsmeter bevindt. 2. Plaats een smal gereedschap in de opening en druk op de resetknop.
213
www.trwaftermarket.com/easycheck