Ontwerpbouwvergunning
Stichting Gereformeerde Zorgcentra Zuid-Holland (thans Cedrah) Ter attentie van de heer Mr. W. Bos Barbizonlaan 1 2908 MA CAPELLE AAN DEN IJSSEL
datum x
kenmerk x
uw kenmerk/brief van x
Onderwerp x
X
behandeld door/e-mail x
R41/
bouwvergunning (nummer 20080321) bouwen 52 woningen en verhuurbare ruimten, Fluiterlaan nabij 52
doorkiesnummer x
010 284 8651
C.N. Schaap
[email protected]
Geachte heer Bos, Op 15 december 2008 hebben wij van u een aanvraag om bouwvergunning ontvangen voor het bouwen van 52 woningen en verhuurbare ruimten aan de Fluiterlaan nabij 52. Deze aanvraag is als aanvraag om reguliere bouwvergunning onder nummer 20080321 opgenomen in het openbaar register. Besluit Met de hierna vermelde motivering hebben wij besloten u vrijstelling te verlenen van het geldende bestemmingsplan en vergunning te verlenen voor de uitvoering van het bouwplan overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte bijlagen. Vrijstelling Voor de uitvoering van het bouwplan hebben wij vrijstelling verleend van het geldende bestemmingsplan. Tegen dit besluit kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep worden aangetekend bij de rechtbank. Binnen deze termijn kan nog niet worden begonnen met de uitvoering van het bouwplan. Informatie Voor nadere inlichtingen over deze vergunning kunt u contact opnemen met de heer C.N. Schaap telefoon: 010 284 8651. De uitvoering van de werkzaamheden zal worden begeleid door de heer C. Jansen van de unit Handhaving en Vergunningen, telefoon: 010 284 8749. Correspondentie We verzoeken u op alle correspondentie en de eventueel nog nader in te dienen gegevens over het bouwwerk het registratienummer (20080321) en het bouwadres (Fluiterlaan nabij 52) te vermelden.
Wilt u bij beantwoording het kenmerk vermelden. Rivierweg 111 Postbus 70 2900 AB Capelle aan den IJssel www.capelleaandenijssel.nl
[email protected]
Telefoon: 010 - 2848688 Telefax: 010 - 2848800 BTW nummer: 001877045B05 Rabobank: 38.18.22.222 Postbank: 54061
Behorende bij brief nummer: R41/
Hoogachtend, het college van burgemeester en wethouders, de secretaris, G. Kruijt
pagina: 2
de burgemeester, J. F. Koen z.o.z.
MOTIVERING VAN HET BESLUIT In artikel 44 van de Woningwet is bepaald dat een bouwvergunning alleen mag en dan ook moet worden geweigerd indien: a. het bouwwerk niet voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit; b. het bouwwerk niet voldoet aan de voorschriften van de Bouwverordening; c. het bouwwerk in strijd is met de voorschriften van een bestemmingsplan; d. het bouwwerk naar ons oordeel niet voldoet aan daaraan te stellen redelijke eisen van welstand; e. voor het bouwwerk een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of de provinciale of gemeentelijke Monumentenverordening is vereist en deze niet is verleend. f. het bouwen in strijd is met een provinciale verordening ter bescherming van provinciale ruimtelijke ordeningsbelangen of een AMVB ter bescherming van nationale ruimtelijke ordeningsbelangen; g. het bouwen een bouwplan betreft, dat bij AMVB, bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, is aangewezen, en in strijd is met een exploitatieplan of met de daarin gestelde eisen. Daarom zijn de door u ingediende gegevens getoetst aan deze bepalingen. Ten aanzien van het gestelde onder a. Het bouwwerk en de uitvoering daarvan moeten voldoen aan de bepalingen van het Bouwbesluit. Ten aanzien van het gestelde onder b. Het bouwwerk en de uitvoering daarvan moeten voldoen aan de bepalingen van de Bouwverordening.
Ten aanzien van het gestelde onder c. Het bouwplan is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Middelwatering 2004” omdat gedeeltelijk gebouwd wordt op gronden met de bestemming “Groenvoorziening” Op ---------------- hebben wij besloten om aan het bouwplan mee te werken door het verlenen van een vrijstelling als bedoeld in artikel 19, lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke ordening. Het vrijstellingsbesluit is als bijlage bij dit besluit gevoegd. De onderbouwing behorende bij deze vrijstelling is bijgevoegd. In verband met deze vrijstellingsprocedure hebben wij ons voornemen daartoe op --------2010 bekendgemaakt in het huis-aan huisblad “IJssel- en Lekstreek” . Met ingang van ------------- 2010 liggen de aanvraag, het bouwplan, de ontwerpbouwvergunning, de ontwerp vrijstellingsbesluiten, de ontwerp-ruimtelijke onderbouwing, de ontwerpbesluiten hogere grenswaarden Wet Geluidhinder en het ontwerp-besluit onttrekking openbaarheid Wegenwet, gedurende zes weken ter inzage. Gedurende die periode is een ieder bevoegd tegen deze ontwerp-besluiten danwel het verlenen van vrijstelling op grond van artikel 19, lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, zienswijzen in te dienen. Indien zienswijzen zijn ingediend wordt er hier op ingegaan. Gelet op het voorgaande hebben wij met vrijstelling van het geldende bestemmingsplan “Middelwatering 2004” met toepassing van het bepaalde in artikel 19, lid 2 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de gevraagde bouwvergunning kunnen verlenen.
Behorende bij brief nummer: R41/
pagina: 3
Ten aanzien van het gestelde onder d. Op 11 augustus 2009 is het bouwplan door ons voorgelegd aan de Welstandscommissie. De commissie is van oordeel dat het plan voldoet aan redelijke eisen van welstand. Mede gelet op deze beoordeling zijn wij van mening dat het bouwwerk, zowel op zichzelf als in verband met zijn omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan, zal voldoen aan redelijke eisen van welstand. Ten aanzien van het gestelde onder e. Voor het bouwwerk is geen vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of de provinciale of gemeentelijke Monumentenverordening vereist. Ten aanzien van het gestelde onder f. Het bouwplan is niet in strijd met een provinciale verordening ter bescherming van provinciale ruimtelijke ordeningsbelangen of een AMVB ter bescherming van nationale ruimtelijke ordeningsbelangen; Ten aanzien van het gestelde onder g. Het bouwplan is niet in strijd met een exploitatieplan of met krachtens zodanig plan gestelde eisen als bedoeld in de AMVB, bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening. LEGES Bij het in behandeling nemen van uw aanvraag om bouwvergunning is vermeld dat het legesbedrag € 94.750,00 is. Gedurende de behandeling van de aanvraag zijn er geen wijzigingen opgetreden waarvoor een aanpassing van de leges noodzakelijk is. Er zal daarom geen herberekening van de leges plaatsvinden. BEROEPSPROCEDURE Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft elke belanghebbende de bevoegdheid om tegen dit besluit bij de rechtbank een beroepschrift in te dienen.Het gemotiveerde beroepschrift moet schriftelijk worden ingediend binnen een termijn van zes weken na de dag van verzending van dit besluit. AANVANG WERKZAAMHEDEN De aanvang van de werkzaamheden moet ten minste twee dagen tevoren bij de unit Handhaving en Vergunningen worden gemeld (artikel 4.5 van de Bouwverordening). UITVOERING De houder van de bouwvergunning moet ervoor zorgdragen dat de vergunning te allen tijde op het werk aanwezig is en op eerste aanvrage aan de unit Handhaving en Vergunningen ter inzage wordt gegeven (artikel 4.2 van de Bouwverordening). INTREKKING VERGUNNING Als niet binnen 26 weken na het onherroepelijk worden van deze vergunning met de uitvoering van de werkzaamheden is begonnen of, als (voor de voltooiing) de werkzaamheden langer dan een aaneengesloten periode van 26 weken hebben stilgelegen, kan de bouwvergunning door ons worden ingetrokken (artikel 4.1 van de Bouwverordening). TERUGGAAF LEGES Als u van deze vergunning in het geheel geen gebruik wil maken kan deze worden ingetrokken. Indien u hier binnen een jaar na verlening van de vergunning om verzoekt, ontvangt u een teruggaaf van 50% van de leges voor het in behandeling nemen van de vergunning. (3.3.2.1. van de Legesverordening). OVERDRAAGBAARHEID VERGUNNING
Behorende bij brief nummer: R41/
pagina: 4
Op uw verzoek, of op verzoek van uw rechtverkrijgende, zullen wij de vergunning overschrijven op naam van een ander. Voor deze handeling is leges verschuldigd (artikel 10.3 van de Bouwverordening). INGEBRUIKGEVING/-NEMING Het is verboden een nieuw of geheel vernieuwd gebouw of een gedeelte daarvan in gebruik te geven of te nemen indien: a. het bouwwerk niet schriftelijk gereed is gemeld bij de unit Handhaving en Vergunningen en/of b. er niet is gebouwd overeenkomstig de bouwvergunning; ANDERE WETTELIJKE BEPALINGEN Vergunninghouder dient zich ervan te vergewissen dat geen andere wettelijke bepalingen, zoals bijvoorbeeld bepalingen in het koopcontract, toestemming van de eigenaar of het "burenrecht", de uitvoering van deze vergunning belemmeren. Bijlagen: 1. aanvraagformulier, gedateerd 12 december 2008; 2. tekeningen bladnummers A-00 t/m A-17, gedateerd 22 september 2008; 3. tekening bladnummer Bs-01, gedateerd 22 september 2008; 4. tekening bladnummer S-01, gedateerd 22 september 2008 5. brochure “Wenkenblad Toegankelijkheid Bedrijven”; 6. ruimtelijke onderbouwing en vrijstellingsbesluit.
Behorende bij brief nummer: R41/
pagina: 5
Aanwijzingen en voorwaarden verbonden aan vergunning 20080321 Veiligheid op de bouwplaats 1. Het is niet toegestaan een werktuig, dat schade of ernstige hinder voor de omgeving veroorzaakt of kan veroorzaken, te gebruiken; (artikel 4.10 van de Bouwverordening). 2. Het bouwafval moet op de bouwplaats ten minste worden gescheiden in de navolgende fracties: a gevaarlijk afval, als bedoeld in het het derde lid van artikel 4 van de Regeling Europese Afvalstoffenlijst" (EURAL; Stcr. 17 augustus 2001, nummer 158, bladzijde 9); b steenwol, mits dit meer dan 1 m³ per bouwproject bedraagt; c glaswol, mits dit meer dan 1 m³ per bouwproject bedraagt; d overig afval. Indien overig afval bestaat uit meer dan één afvalstof, dan moet het worden afgevoerd naar een inrichting die bevoegd is deze afvalstoffen ongesorteerd te ontvangen. Overig afval dat uit één afvalstof bestaat, evenals de fracties bedoeld in het voorgaande lid onder a, b en c, moeten worden afgevoerd naar een bewerkingsof verwerkingsinrichting, dan wel een inzamelaar die bevoegd is deze afvalstoffen te ontvangen. Indien de totale hoeveelheid bouwafval die vrijkomt bij een bouwproject minder bedraagt dan de inhoud van één container van 10 m³, dan mag degene die bedrijfsmatig bouwwerkzaamheden verricht dit bouwafval meenemen naar zijn bedrijf voor tijdelijke opslag; (artikel 4.11 van de Bouwverordening). 3. Het bouwen en verrichten van alles wat daarmee in verband staat moet geschieden op veilige wijze, onder meer zodanig dat de nodige veiligheidsmaatregelen zijn genomen ten behoeve van de weg en de in de weg gelegen werken en de weggebruikers en ten behoeve van naburige bouwwerken open erven en hun gebruikers. Tenminste 3 weken voor de start van de bouw dient een bouwveiligheidsplan (als bedoeld in het “besluit indieningsvereisten”) ter goedkeuring te worden ingediend bij de unit Handhaving en Vergunningen. Het ingediende veiligheids- en gezondheidsplan is ter kennisgeving aangenomen, en maakt geen onderdeel uit van de bouwvergunning; (artikel 4.8 van de Bouwverordening). 4. Op een terrein, waarop een bouw- of grondwerk wordt uitgevoerd, moeten, wanneer er niet wordt gewerkt, rustpauzes tijdens de dagelijkse werktijd niet inbegrepen: a tijdelijke elektrische installaties ten behoeve van de uitvoering van de werkzaamheden, in hun geheel op zodanige wijze zijn uitgeschakeld, dat het weer in gebruik stellen van de installaties door anderen dan daartoe bevoegde personen niet zonder meer mogelijk is Deze bepaling is niet van toepassing op de voeding van een elektrische verlichtingsinstallatie of van één of meer elektrisch aangedreven bemalingspompen, indien de omstandigheden vereisen dat de voeding niet wordt onderbroken en de veiligheid voldoende is gewaarborgd; b machines en werktuigen worden achtergelaten in een zodanige toestand dat deze niet zonder meer door anderen dan de daartoe bevoegde personen in werking kunnen worden gesteld; (artikel 4.8 van de Bouwverordening). 5. Het bouwterrein moet door een doeltreffende afscheiding van de weg en van het aangrenzende open erf of terrein zijn afgescheiden indien gevaar of hinder te duchten is. De afscheiding moet zodanig zijn geplaatst en ingericht, dat het verkeer zo min mogelijk hinder ervan ondervindt en de toegang tot brandkranen en andere openbare voorzieningen, zoals leidingen, er niet door wordt belemmerd. Als het terrein niet van de weg en/of van het aangrenzende open erf of terrein is
Behorende bij brief nummer: R41/
pagina: 6
afgescheiden, moet het, wanneer er niet wordt gewerkt, worden bewaakt; (artikel 4.9 van de Bouwverordening). Toegankelijkheid 6. Een hoogteverschil tussen vloeren van verblijfsgebieden, verblijfsruimten, toiletruimten en badruimten en vloeren op een verkeersroute die deze ruimten verbindt, of tussen een van die vloeren en het aansluitende terrein, dat groter is dan 0,21 m wordt overbrugd door een vaste trap of een vaste hellingbaan. (artikel 2.24 van het Bouwbesluit) 7. De vloer ter plaatse van ten minste een toegang van een woonfunctie, een vloer gelegen in een toegankelijkheidssector en een toegang tot een woongebouw heeft een hoogteverschil met de vloer van een gemeenschappelijke verkeersruimte of het aansluitende terrein, dat niet groter is dan 0,02 m. (afdeling 4.4 van het Bouwbesluit) 8. Bij de uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de opmerkingen in de brief van de Stichting Belangengroep Gehandicapten. Kennisgevingen 9. Zolang de bouwwerkzaamheden niet zijn voltooid moeten alle opmetingen, ontgravingen, opbrekingen en onderzoeken worden verricht, die de unit Handhaving en Vergunningen in het kader van de controle op de naleving van het Bouwbesluit en de Bouwverordening nodig acht; (artikel 4.6 van de Bouwverordening). 10. De vergunninghouder moet aan de unit Handhaving en Vergunningen kennis geven van: a de aanvang van de werkzaamheden, ontgravingswerkzaamheden daaronder begrepen, ten minste twee werkdagen tevoren; b de aanvang van de heiwerkzaamheden, ten minste twee werkdagen tevoren; c de aanvang van het storten van beton, ten minste één werkdag tevoren; (artikel 4.5 van de Bouwverordening) Indienen nadere gegevens ter goedkeuring 11. Met de uitvoering van de navolgende werkzaamheden mag niet worden begonnen alvorens de vergunninghouder uiterlijk 3 weken voor uitvoering van de werkzaamheden de nodige nadere gegevens daarvan zoals tekeningen en/of berekeningen in drievoud bij de unit Handhaving en Vergunningen heeft ingediend en een gewaarmerkt exemplaar heeft ontvangen: a het storten van beton voor de gewapend betonconstructies; b het aanbrengen van de systeemvloeren; c het aanbrengen van houten constructiedelen; d het aanbrengen van de buitenkozijnen; e het aanbrengen van de stalen draagconstructies en bevestigingsmiddelen daarvan; f het uitvoeren van de warmtewerende bouwdelen voordat aangetoond is dat het gebouw voldoet aan het bepaalde in artikel 5.12 van het Bouwbesluit; g het aanbrengen van de rioleringswerken (installatietekeningen op een schaal van ten hoogste 1 : 50, waarop leidingverloop, -doorsneden, -ophanging, hulp- en ontstoppingsstukken tenminste moeten zijn aangegeven); de riolering aan de binnenzijde van de funderingsbalken aanbrengen; h nader uitgewerkte gegevens van de hemelwaterafvoer (afmeting noodafvoer, aansluitingen, diameters leidingen en dergelijke); i bouwkundige principedetails; j het aanbrengen van de isolatiematerialen (isolerende prefabelementen daaronder begrepen) alvorens is aangetoond dat deze voldoen aan de daaraan te stellen eisen;
Behorende bij brief nummer: R41/
k
pagina: 7
het aanbrengen van fabrieksmatig vervaardigde onderdelen zoals lateien, trappen en trapbordessen en dergelijke; (artikel 4, lid 2 van het Besluit indieningsvereisten en de Bijlage onder 1.5 behorende bij dat besluit).
12. Met de volgende werkzaamheden mag niet worden begonnen alvorens de vergunninghouder de nadere gegevens daarvan zoals tekeningen en/of berekeningen in drievoud bij de unit Handhaving en Vergunningen heeft ingediend en een gewaarmerkt exemplaar heeft ontvangen: a. het aanbrengen van de nodige brandslangen en overige brandblusmiddelen; b. het aanbrengen van de droge blusleidingen; c. het aanbrengen van de noodverlichtingsinstallatie en transparanten; d. het aanbrengen van de brandmeldinstallatie; e. het aanbrengen van de ontruimingsalarminstallatie; f. het aanbrengen van de mechanische ventilatie (leidingverloop, capaciteit, eventuele brandkleppen enzovoorts); g. het aanbrengen van de doorvoersystemen van kabels, leidingen, kanalen en dergelijke in brandwerende scheidingen (hiervan een TNO-rapport te overleggen); h. het aanbrengen van eventuele ventilatieluiken voor rook- en warmteafvoer; (artikel 4, lid 2 van het Besluit indieningsvereisten en de Bijlage onder 1.5 behorende bij dat besluit). 13. Indien bouwmaterialen of bouwdelen voorzien zijn van een kwaliteitsverklaring die is afgegeven door een deskundig onafhankelijk instituut dat is aangewezen door de minister, is dit een voldoende bewijs dat dit bouwmateriaal of bouwdeel voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit. Bouwmaterialen of bouwdelen waarvoor geen kwaliteitsverklaring is afgegeven mogen niet worden verwerkt voordat deze zijn goedgekeurd door de unit Handhaving en Vergunningen; (artikel 4, lid 2 van het Besluit indieningsvereisten en de Bijlage onder 1.5 behorende bij dat besluit). Gebruiksmelding 14. Gezien het voorgenomen gebruik van het gebouw en het aantal gebruikers is een melding in het kader van het brandveilig gebruik vereist. De melding kan worden gedaan bij de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond district Oost, telefoon 0180- 514 766. (artikel 6.1.1 van de Bouwverordening). Constructie 15. De stalen constructiedelen en bevestigingsmiddelen van het bouwwerk, die zich in een vochtig milieu bevinden, moeten zodanig zijn behandeld dat zij voldoende bestand zijn tegen vocht- en temperatuursinvloeden, corrosie en bederf; (artikel 2.1. van het Bouwbesluit). 16. Een uiterste grenstoestand van de hoofddraagconstructie van het woongebouw wordt gedurende 120 minuten niet overschreden bij de volgens NEN 6702 bepaalde bijzondere belastingscombinaties die kunnen optreden bij brand. (artikel 2.9 van het Bouwbesluit) Brandveiligheid 17. Een brandcompartiment heeft een gebruiksoppervlakte van maximaal 1000 m2, tenzij kan worden aangetoond dat de gekozen oplossing op zijn minst gelijkwaardig is. (artikel 2.103 van het Bouwbesluit) 18. In het gebouw moet een automatische brandmeldinstallatie met volledige bewaking en doormelding naar de regionale alarmcentrale worden aangebracht. Deze installatie moet voldoen aan het gestelde in NEN 2535, uitgave 1996 en NEN 2535/A1 uitgave
Behorende bij brief nummer: R41/
pagina: 8
2002. Voor de installatie dient een programma van eisen, als bedoeld in NEN 2535, uitgave 1996, en NEN 2535/A1 uitgave 2002 ter goedkeuring te worden overlegd. (artikel 2.6.2 van de Bouwverordening) 19. In het gebouw moet een ontruimingsalarminstallatie type B (luid) worden aangebracht. Daar waar sprake is van samenvallende vluchtwegen en in de parkeergarage voorzien van detectie en automatische ontruiming. Deze installatie moet voldoen aan het gestelde in NEN 2575, uitgave 2004. Voor de installatie dient een programma van eisen, als bedoeld in NEN 2575, uitgave 2004, ter goedkeuring te worden overlegd. (artikel 2.6.7 van de Bouwverordening) 20. Een besloten ruimte ligt in een brandcompartiment. Dit geldt niet voor een toiletruimte, een badruimte, een meterruimte en een opstelplaats voor een verbrandingstoestel niet gelegen in een stookruimte als bedoeld in artikel 4.88, vierde en vijfde lid, en een liftschacht die wat betreft de klasse van de brandvoortplanting en de mate van rookproductie voldoet aan de eisen van een brand- en rookvrije vluchtroute. (artikel 2.104 van het Bouwbesluit) 21. Een constructie-onderdeel heeft aan de zijde die niet grenst aan de buitenlucht, een volgens NEN 6065 bepaalde bijdrage tot brandvoortplanting die voldoet aan de in tabel 2.91 aangegeven klasse. (artikel 2.92 van het Bouwbesluit) 22. Doorvoeringen mogen de benodigde brandwerendheid van een scheidingsconstructie niet aantasten. Van het toe te passen afdichtingssysteem moet een TNO-rapport ter goedkeuring worden overgelegd. (artikel 2.104 van het Bouwbesluit) 23. De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment naar een ander brandcompartiment, of een besloten ruimte waardoor een van rook en van brand gevrijwaarde vluchtroute voert, is niet lager dan 60 minuten. (artikel 2.106 van het Bouwbesluit) 24. De op tekening aangegeven droge blusleiding moet voldoen aan het gestelde in NEN 1594. De voedingskast moet zijn voorzien van een driekantslot van 18mm; (artikel 2.190 van het Bouwbesluit) 25. Vluchtdeuren en (nood)uitgangen moeten in de vluchtrichting draaien en te allen tijde gemakkelijk bereikbaar zijn en moeten aan de zijde waarvan men de deur nadert om het gebouw te verlaten kunnen worden geopend, zonder gebruik te maken van losse voorwerpen zoals sleutels en dergelijke. brandblusvoorzieningen 26. Bij afwezigheid van een toereikende openbare bluswatervoorziening moet worden zorggedragen voor een doeltreffende niet-openbare bovengrondse bluswatervoorziening. Een brandkraan heeft een zodanige capaciteit, dat een waterlevering van ten minste 60 m3/h per opstelling is gegarandeerd. De zone tussen het aansluitpunt van de droge blusleiding en de opstelplaats van het blusvoertuig dient vrij te zijn van obstakels. De bluswatervoorziening en de bereikbaarheid van de parkeergarage dient nader aangetoond te worden. (artikel 2.5.3 van de Bouwverordening) 27. Een op grond van artikel 2.6.9 in een bouwwerk aanwezige vluchtrouteaanduiding voldoet aan het gestelde in NEN 6088, uitgave 2002. Een vluchtrouteaanduiding is goed zichtbaar en voldoende herkenbaar aangebracht. (artikel 2.6.10 van de Bouwverordening)
Behorende bij brief nummer: R41/
pagina: 9
28. In het gebouw worden brandslanghaspels aangebracht. Het aantal brandslanghaspels is zodanig dat de loopafstand tussen een brandslanghaspel en elk punt van de vloer van een gebruiksfunctie niet groter is dan de lengte van de brandslang, vermeerderd met 5 meter. Dit geldt niet voor de vloer van een niet in een verblijfsgebied gelegen ruimte, die vanaf de toegang van de gebruiksfunctie niet door besloten ruimten kan worden bereikt. (artikel 2.191 en 2.192 van het Bouwbesluit) Geluidwering 29. Een uitwendige scheidingsconstructie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied en de buitenlucht, heeft een volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering die niet kleiner is dan het verschil tussen de geluidsbelasting zoals gedefinieerd in de Wet geluidhinder en bepaald volgens reken- en meetvoorschriften van de Wet geluidhinder van die scheidingsconstructie en 40 dB in geval van weg- of spoorweglawaai, met een minimum van 20 dB, of 40 dB in geval van industrielawaai, met een minimum van 20 dB. Bij de uitvoering dient acht te worden geslagen op de voorzieningen zoals aangegeven in paragraaf 5.2 van het geluidsrapport van Mobius consult, gedateerd 27 juni 2008. (artikel 3.2 van het Bouwbesluit) Luchtverversing 30. Een te bouwen bouwwerk heeft een zodanige voorziening voor luchtverversing van een verblijfsgebied, een verblijfsruimte, een toiletruimte en een badruimte, dat het ontstaan van een voor de gezondheid nadelige kwaliteit van de binnenlucht voldoende wordt beperkt. In de EPN -berekening is aangegeven dat het bouwplan voorziet in gebalanceerde ventilatie.Ter voldoening aan deze eisen dient uiterlijk 3 weken voor de start van de werkzaamheden in 3-voud de ventilatieberekening voor de afzonderlijke gebruiksfuncties ter goedkeuring te worden ingediend. (artikel 3.46 van het Bouwbesluit) Riolering 31. Daar waar de grondleiding van de riolering het gebouw verlaat moet, ter voorkoming van leidingbreuk, deze leiding worden voorzien van een flexibele aansluiting op een wijze zoals is aangegeven op het gemeentelijk modelblad of op een (naar het oordeel van de unit Handhaving en Vergunningen) gelijkwaardige wijze; (artikel 3.31 van het Bouwbesluit). 32. De riolering dient aan de binnenzijde van de fundering te worden aangebracht, en te worden voorzien van flexibele aansluitingen. 33. Het buiten het gebouw gelegen gedeelte van de grondleiding van de riolering moet voorzien zijn van een ontstoppingsstuk nabij de erfgrens, op een wijze zoals is aangegeven op het gemeentelijk modelblad of op een (naar het oordeel van de unit Handhaving en Vergunningen) gelijkwaardige wijze. In de standpijp van de hemelwaterafvoeren moet een bladvanger aangebracht worden; Nabij de erfgrens moet een ontstoppingsstuk gemaakt worden welke gecombineerd is met een zandvang. (artikel 3.31 van het Bouwbesluit). 34. Het gebouw moet zijn voorzien van afvoerleidingen ten behoeve van het regenwater. Het aantal en de dimensionering van de afvoerleidingen moeten voldoen aan het bepaalde in NEN 3215 en de bijbehorende NPR 3216. In de standpijp van de hemelwaterafvoeren moet een bladvanger aangebracht worden. Nabij de erfgrens moet een ontstoppingsstuk gemaakt worden welke gecombineerd is met een zandvang; (artikel 3.41 van het Bouwbesluit). Energiezuinigheid
Behorende bij brief nummer: R41/
pagina: 10
35. Omdat in het gebouw meerdere gebruiksfuncties mag het totale volgens NEN 2916 karakteristieke energiegebruik niet hoger zijn dan het totale volgens NEN 2916bepaalde toelaatbare energiegebruik. Bij het bepalen van het totale energiegebruik zijn de grenswaarden voor de energieprestatiecoëfficiënten zoals aangegevn in de leden 1 en 2 van artikel 5.12 aangehouden. (artikel 5.12, lid 3 van het Bouwbesluit)