Ontwerp van een werkblok voor een basismolen. door: R.A.G.M. van Gurp rapportnr. WPA 0411
1-4-'87
Verslag van een 11 opdracht Afstudeerhoogleraar
prof. ir. J.M. v. Bragt
T.U. begeleider
ir. P.W. Koumans
Bedrijfsbegeleider
ing. f. v. d. Berg
-1-
Inhoud
BL Z.
1.
Inleiding
2
2.
De gevolgde werkwijze
6
3.
Eisen en wensen
B
4.
De definitieve opdracht
9
5.
Mogelijkheden voor de opbouw
9
6.
Beschrijving van het om te bouwen werkblok
16
7.
Keuze voor verdere uitwerking
1B
B.
Uitwerking mogelijkheid 5.3
21
9.
Vergelijking tussen oude en nieuwe situatie
10. Conclusie
26 27
-2-
1.
Inleiding
Bij BM-licht van Philips worden al sinds vele jaren molens geconstrueerd. Dit zijn bewerkingsmachines voor de bedrijfsautomatisering die onder andere gebruikt worden bij de produktie van gloeilampen. Vroeger werd een molen voor een specifiek doel geheel ontworpen. Van standaardisatie was hierbij hoogstens sprake met betrekking tot subdelen zoals wormkasten, nokrollen en nokken. Later zijn basismolens gestandaardiseerd. ( fig. 1 ) De specifieke funkties worden verricht door werkblokken ( fig.2 ). Deze werkblokken hebben allemaal een universele aansluiting op de basismolen. De aandrijving van de blokken geschiedt door een centrale tandkrans op de molen. De aftakking van deze beweging naar de werkblokken gebeurt door een rondsel in een standaard huis dat vast met het werkblok verbonden is. De afstelling van de werkblokken kan door deze constructiewijze plaatsvinden voordat ze op de molen bevestigd worden. Toch heeft de huidige bouwwijze nag enkele nadelen. Bij een volledig opgebouwde molen met werkblokken wordt de bereikbaarheid ter plaatse van de bewerking, en daar onder, vrij slecht. Deze ruimte is dan grotendeels volgebouwd. Indien als gevolg van de bewerking hier vervuiling optreedt kan dit nadelige gevolgen hebben. De doelstelling van de opdracht is dan ook am hier verbetering in te brengen.
-3-
figuur1 MPDL
Bouwsystemen voor Produktiemachines
MACHINE .. PRODUCT DOCUMENTATION
r'"
--
IGHTIN
8M HIG LICHT
~"~~.
.IiI
Ii if " •• i
4 :t
!!) .I., II"., ~4
~230G7
,..J!.
I
'l60G1 _
.
tt i
IH .It 7
i
! .• i ll&a
--+--. I
"
Jh i
oil!!
11 &i
;I~'
1._
t -I i
..
U.li
It
iiI
~~I~(]=f1.lr-""'iI'l-
III
o
~
'"o '"'"
-+I
J
Iii
'!jl
112 2
h
1---1 ,...--
~~~~~
y
I •
11 I
J:H
I 70
~h
L-J
e
a n Ii!!
75
~
n-.
t "21I".
c
NEW
108,5
It I· • .I!
I
100
~ ~r II ~
!
UI: e. i jJ
'
-5-
1983-11-15
OLD
1
..
~ r t l~n
LT 11-10 I 0004
250
~
WtI ~ t:~,~·
i
r J,;l
\ill"" 0492
~319.5!,
At
~~
Maatscnets basismolen met decentrale aandrijving no. 1 o
Z
.....
,
-v-
gj
s
~
0
...'", ~
:--0
40 10
"
~
t"j
~\
'!l
"T
/ '\ &'-H-D
lil' tli l
----r
1t.1 HIJ • • ,!
••rJ-J ,5~.• hi; ;'.1 •
.. i I .
l!ji[
SIJ
'I':
'11
~
j
"I!I -I I 'Jl.
~:$
,
j-
ill
~'IIi ell:'
~Oj
II:; hI.
u
;:..... ~
'I)'
~ ~
~
LT 11 -10 I 0004
-5-
....
""IUI>$
J
-4-
12110
1
.J ~fL·~·~·
______________
-J
"
.....
0'
lUi.1
H~O.~'~I
UU"
t
+-____J-_______
__
'.4
un.1 uu •• ,
.,.. "
f
'to'l"
un.,S,,1.",
."
t
nu..,
St" •
figuur 2
I
.,
"J." .) Jt
•••
.u
een loIerkblok
-5Bouwsystemen voor Produktiemachines BM
NPB
LICHT
LT 11 • 10/0005
~.....~
1986-01-01 1984-10-19
MAATSCHETS AANDAIJFBASIS
10 NEW
OLD
Tandwlel " 120, 8S " 30
-'----
----
100
75
M8 (4x)
---tl~---l ;
..
r--~~----I ~.
-,----
--. \~r-·-··-·-l: ,16! ~--W
Jl·------t
~10 ~4X)
45
© NY. PHILIPS'
GLOEILAMPENFII.n""~
-n I
-III PRODUCT DIVISION LIGHTING - 1986
\
-6-
2.
Dd gevolqde werkwijzE
De opdracht is aangepakt volgens de projectstrategie, wat inhoudt dat de opdracht is opgedeeld in stappen d~e achtereenvolgens zijn uitgevoerd. Mijn werkzaamheden kunnen opgedeeld worden in de volgende stappen:
definitieve opdracht alternatieven voor werkblok
alternatieven voor aandrijving
uitwerking
vergelijking oude en nieuwe opzet
-7-
~~_____e_i_n_d_c_o_n_c__l_U_S_i_e_____~ Hierbij dient aangetekend te worden dat ik deze manier van werken niet direct vanaf het begin heb gevolgd, daar ik to en nog niet bekend was met deze aanpak. Dit is dan ook een van de redenen dat de opdracht later gerealiseerd is dan oorspronkelijk gepland. Na afloop is mij echter gebleken dat indien de aanpak van de projectstrategie gevolgd wordt, dit leidt tot een effectievere werkwijze, waarbij ook minder snel problemem of mogelijkheden over het hoofd worden gezien.
-8-
3.
Eisen en wensen
Er kunnen de volgende eisen en/of wensen aan het te ontwerpen werkblok gesteld worden; - De werkhoogte mag niet veranderen. Deze bedraagt in het algemeen 300 mm. maar soms kan hier van afgeweken worden. - De ruimte tussen bedplaat en mechanisme moet goed toegankelijk zijn. - Vuil dat zich ten gevolge van de bewerking ophoopt, moet eenvoudig kunnen worden verwijderd en mag de werking niet beinvloeden. - De bereikbaarheid van produkt en aandrijving moet ten opzichte van de huidige situatie worden gehandhaafd. - De stijfheid van de opbouw en de bewegende delen moet worden gehandhaafd - De bevestiging van het werkblok op de basismolen en de interface mogen niet veranderen in verband met de uitwisselbaarheid. - De constructie van de opbouw moet zo universeel mogelijk zijn. D.w.z. toepasbaar bij zowel eenvoudige als gecompliceerde werkblokken. - De gecreerde vrije ruimte zal minstens een hoogte van ± 150 mm. moeten hebben om eventuele werkzaamheden te kunnen uitvoeren zoals aandraaien ven bouten, afstellen en vuilverwijderen.
-9-
4.
De definitieve opdracht
De oorspronkelijke opdracht is om het werkblok op een verhoogde voet te plaatsen. Door deze voet moet een verlengde nokkenas lopen die het mechanisme aandrijft. Het doel van deze opzet is om een vrije ruimte te creeren voor een verbeterde toegankelijkheid en vuilafvoer. Uit deze doelstelling volgt een algemenere opdrachtomschrijving: Het ontwerp van een basisconstructie voor de opbouw van de werkblokken waarbij er tussen bedplaat en mechanisme een vrije ruimte moet blijven t.b.v. een verbeterde vuilafvoer en toegankelijkheid. In verband met de beperkte omvang van de opdracht is besloten om een relatief eenvoudig werkblok als voorbeeld te nemen. Oit werkblok wordt op pagina 16 beschreven.
5.
Mogelijkheden voor de opbouw
Een werkblok kan onderverdeeld worden in de volgende delen: - Interface: De bedplaat en de tandwielkast met het rondsel voor de aansluiting op de basismolen. - Aandrijving: Oe nokken en de nokvolgers - Mechanisme: Oit voert de eigenlijke bewerking uit en moet zich daarvoor ter plaatse van de produkthouder bevinden. Tussenschakels: Meestal zijn dit trekstangen en hefbomen die de beweging van de aandrijving naar het mechanisme overbrengen. Indien de afstand tussen aandrijving en mechanisme groter wordt zal de stijfheid van de tussenschakels een grotere rol gaan spelen. De stijfheid van trekstangen is nauwelijks
-10-
afhankelijk van de lengte. Daarom zullen, vooral bij lange tussenschakels, deze de voorkeur hebben boven hefbomen. AIle mogelijke oplossingen hebben met elkaar gemeen dat de aandrijving verplaatst moet worden om de vrije ruimte te creeren. De aandrijving kan zowel naar boven gebracht worden als naar beneden. Bij verplaatsing naar boven is dan nog onderscheid te maken tussen plaatsing boven en onder het mechanisme. Beschrijving van de alternatieven: ~
(fig5.1) De nokken worden op een verlengde as gepleatst De as loopt door een zuil die als verhoogde voet fungeert. De bovenkant van mechanisme en aandrijving blijft hierbij onder het werkpunt in verband met de zichtbaarheid en de bereikbaarheid van het produkt.
Voor- en nadelen: - De beschikbare ruimte voor aandrijving en mechanisme wordt kleiner. Bij een werkhoogte van 300 mm. blijft maximaal de helft van de bouwruimte over. - De beperking van de bouwruimte laat slechts ruimte voor 2 3 nokken. Hierdoor is deze bouwwijze beperkt toepasbaar. - Door de compacte bouw zal de stijfheid van de aandrijving zeker niet hoeven te verminderen. - De bereikbaarheid van de ruimte onder het mechanisme wordt toch nog enigzins beperkt door de zuil die zich in het midden van het werkblok bevindt. - De zichtbaarheid van het produkt zal niet verbeteren omdat de constructie zich meer achter het produkt bevindt dan er onder zoals bij de huidige situatie het gevel is. - Daar de nokken zich bijna ter plaatse van het mechanisme bevinden zal men met weinig en korte tussenschakels kunnen en moeten volstaan.
a
-11-
...,
P
~
~·l 1
I
1
:
,
f
I
~
I
l
I
.,
:
1
I I
I I
1
... ' ..IL.-':l "
L
.,..~
l I
1\
I
I
I;
J
Ii! I I I I II II
I :, I,
I
,
I I
l-J l
I
I
I
,
J I
I
____.Jl figuur 5.1
I :
I:
J1 1
.1
~
-I
-12-
~
(fig 5.2) De aandrijving en het mechanisme worden boven het werkpunt geplaatst. De nokkenas wordt verlengd tot boven het werkpunt en bevindt zich in een lange zuil. Ten opzichte van de huidige situatie wordt het werkblok als het ware op zijn kop boven het werkpunt geplaatst. Voor- en nadelen:
- Door de grote bouwhoogte wordt de stijfheid van de constructie lager; voornamelijk door de lange zuil en de nokkenas. - Het mechanisme hoeft ten opzichte van de huidige situatie nauwelijks te veranderen en de stijfheid ervan dus ook niet. - De zichtbaarheid en de bereikbaarheid van het produkt wordt een stuk slechter. De zuil en het mechanisme belemmeren het zicht. - Door de grootte van het werkblok wordt dit bij (de-) montage (onderhoud) minder hanteerbaar. - De aandrijving is beter te bereiken. (via de bovenkant) - In verband met vervuiling is deze constructie gunstig. Er bevinden zich geen bewegende delen onder het werkpunt. - Er is geen beperking van de bouwruimte.
~
(fig5.3) De aandrijving wordt gescheiden van het mechanisme en als aparte unit onder de interface geplaatst. Hetmechanisme bevindt zich onder en achter het werkpunt. Als tussenschakels worden trek- en drukstangen gebruikt. Voor- en nadelen: -
het mechanisme blijft meer bouwruimte over, vooral ten opzichte van mogelijkheid 5.1 V~~r
•
~
C ::J
a.
oY. 1-1 III
:3
I
~
III
rt
..c
!I Ii
c
r1,
:>
i
III
0 .0
r
I
L
III
I
..... I
I
I'
I
i
eD')
t"")
i
I;I. ,
:I
-,
I;
! I
,i
.... C • ..c
! I U
'"-,_
~
......" ....
_ ..
~I-'-'~01-1
--
"
~
-
A
-
~
-..
I
IX
,!
L_ , 1
~1
i
]
ti-
..; i I
u
-~
.-l-+;
(J
III
e
!
C III
c
....:> .,.., ....k
;-~-::.:-
!
,
I
,
I
r
I
I
1
,
-
I I
--
-
-
I
-
__ ._ •. _~J
._~
-
,
C'I
TOLEII.ANTIES VtGS NEN U6S
I
1> ••
HO."
I
8£NAMING
.:,:~::: ~ .....·,,3.·· AM
PA$SING£N VI..GS N tal
~
PROJECTJE
-
-
L
~-
!
!
-.-~
:: ...
-
I
-. -
!
'-..
~
-
..
I r-----
.:r
....
--
-r--
I
(II
IS1 1-1 ::J ::J
I
I
"0 C
•
,
I
i
C'I
N
I
I
RUWHtIOSWA"I'OEN VL.GS NiN 6)0
"ANTAL
MATE"IAAl
TE{HNIS(HE HOGES(HOOL EINDHOVEN
SCHAAL
DATUM
AFOELlNG:
GET. ;
GkOEP:
GEC. :
..
-
nKENINGNR.
t:htr WljZlGING
-
-t.2 I I ITn-
A3
-14-
I
_._--.__.. -._.__
.~_.,
. - .. , ................
_-
1
mechanisme
!
. ,
:II
I
.
...",..
il
I
I I
I
!
I
i
,
I,
I
,
!
, I
.
I
I
Ii
I,
i
I
I
I
I
_-
._------
--.
I
j
· !
I
1
-
. ~;
·
I
~~trekstang
interface
V
I
I
I
· !
I
-
I
I
I
Ii
I
I
-.-,.~-
I
i
1
. ,.
I
I
._--........
--~--
!
--.--~
-
I
_ _ ... _J
I
· a a nd r i j vi n 9
figuur 5.3
De aandrijving onder de interface.
-15-
-
de aandrijving bIijft ook meer bouwruimte over. De toegankelijkneid verandert nauweIijks en er is geen beperking van net aantal nokken. - Door de plaatsing van de interface wordt de basismolen zelf minder toegankelijk. - Mits de trekstangen niet te veel ruimte in beslag nemen is de toegankelijkneid van de vrije ruimte zeer goed - De interface moet aangepast worden V~~r
Een alternatief kan zijn om de werknoogte te vergroten. Het is dan mogelijk om bestaande werkblokken zonder grote aanpassingen op een zuil te plaatsen waardoorneen een verlengde nokkenas loopt. Hierbij wordt ecnter zowel de stijfneid van net werkblok als die van de basismolen (produktnouders) Kleiner. De oplossing neeft als voordeel dat de werkhoogte,die nu afgestemd is op de nuidige gesloten bouwwijze, aangepast wordt aan dezelfde werkblokken die dan ecnter op een voet staan. Deze mogelijkheid komt in net Kader van de opdracnt niet in aanmerking voor verdere uitwerking; het werkblok moet namelijk uitwisselbaar zijn met net nuidige.
~
-16-
6.
Beschrijving van het om te bouwen werkblok
Het voor deze opdracht gekozen werkblok is een onderdeel van een basismolen die dient om band en draad te lassen. Nadat de draad aan de band gelast is wordt gecontroleerd of de lasverbinding voldoende sterk is. Dit geschiedt door aan het draadje te trekken. Deze handeling is de funktie van het gekozen werkblok. ( fig.6 ) Het geschiedt op de volgende wijze: Het gelaste draadje wordt beetgepakt door een tang waarna er even aan getrokken wordt. De trekkracht is vrij klein ( tot max. 10N ). Indien de verbinding breekt kantelt het tangmechanisme naar achteren. Deze beweging wordt geregistreerd door een inductieve opnemer. De beweging van de tang bij het breken van de verbinding wordt afgeremd door een demper omdat anders een sterk stotende belasting ter plaatse van de nok optreedt. Up het blok bevindt zich verder nog een zuil met een verende role Deze rol heeft als funktie de band in de produkthouder vast te klemmen om lostrekken te voorkomen. Onder de tang is een afvalbakje geplaatst. De onderste nok dient om de trekbeweging van de tang uit te voeren en deze te positioneren. De bovenste nok zorgt voor het openen en sluiten van de tang. Tevens wordt door de sluitkracht ook een trekkracht op de tang overgebracht. Tussen de twee nokschijven bevindt zich nog een extra nok die bediend wordt door een luchtcilinder. Hiermee kan het mechanisme geblokkeerd worden indien dat gewenst is. Het bewegingsverloop is als volgt: 1-Tang sluit 2-Nokrol onder tang beweegt naar beneden zodat de tang aan het produkt trekt. 3-Nokrol onder de tang gaat terug en zet daarmee eventueel de tang in de oorspronkelijke positie. 4-Tang opent en de produkthouders worden doorgezet.
-17-
-+-.-
-'
'i~.
I
"'"
i
"I" h
iI '.
\
figuur 6
Het om te bouwen werkblok.
\
-18-
7.
Keuze voor verdere uitwerking
Uit de gevonden mogelijkheden blijken er twee voor verdere uitwerking in aanmerking te komen. Bij oplossing 5.1 komen vooral de voordelen van de compacte eenvoudige bouw naar voren. Door de beperkingen zal het anderzijds noodzakelijk blijven om voor gecompliceerde werkblokken een andere constructie te vinden, tenzij men genoegen neemt met een zeer slechte zichtbaarheid van het produkt. Oplossing 5.3 biedt ook perspectieven; de voordelen van de zeer overzichtelijke opbouw en de universele toepasbaarheid wegen hier vrij zwaar. De toegankelijkheid is bij deze oplossing het beste. Om te kunnen voldoen aan de eis dat het mechanisme niet mag vervuilen zal het nodig zijn de ruimte onder de produkthouder vrij te houden. Dit heeft tot gevolg dat het oorspronkelijke ~ongmechanisme niet gebruikt kan worden. Een tweede reden waarom dit niet zondermeer overgenomen kan worden is gelegen in het feit dat de aandrijving hiervan vanuit de onderzijde komt. Hierdoor zou de bouwhoogte van het mechanisme bij de nieuwe opzet te groot worden, Er blijft te weinig vrije ruimte over en er zijn te veel tussenschakels nodig. Op de volgende pagina is mogelijkheid 5.1 uitgewerkt.
-~-----.
----
,.---:---,
.....................
1 I 0\
..-
..... • U') C'I
C
..... CD CD
0 .-t
0.
0 C'I
.....C
...
~
Q)
...,3
.....
:l
-20-
Uit de tekening blijkt dat er voor het mechanisme zeer weinig ruimte overblijft. Het bewerkingspunt zai hierdoor snel ingebouwd raken. Van een universele constructiewijze zal met dit soort werkblokken nauwelijks sprake kunnen zijn. De aandrijving moet per werkblok aangepast worden aan het specifieke mechanisme. Slechts de onderzijde tot de bovenkant van de zuil is als standaard oplossing toe te passen. Omdat mogelijkheid 5.3 deze nadelen niet heeft is besloten deze oplossing verder uit te werken. Een bijkomend voordeel van deze oplossing is de mogelijkheid tot standaardisatie van de aandrijving. Oit kan omdat de aandrijving min of meer een losse unit vormt. Oe reeds genoemde nadelen dienen zoveel mogelijk beperkt te worden. Bij de latere uitwerking blijkt dat inderdaad te gaan.
-21-
8.
Uitwerking mogelijkheid 5.3
Om tot een standaardconstructie van de aandrijving te komen is het nodig dat de opzet hiervan met slechts Kleine wijzigingen toepasbaar is voor meerdere werkblokken. Er zijn twee mogelijkheden gevonden om tot zo'n constructie te komen. Bij beide mogelijkheden is getracht de bewegingsstijfheid zo groot mogelijk te houden door zo weinig mogelijk tussenschakels te gebruiken. De eerste mogelijkheid gaat uit van een haakse overbrenging onder de interface. Van hieruit loapt dan een horizontale as naar achteren. Van deze as kunnen door middel van gewone nokschijven met volgers de bewegingen via trekstangen naar boven doorgeleid worden. zie tekening 8.1
~
8.2 Bij deze oplossing wordt de as van de interface rechtstreeks naar onderen verlengd. Van deze as worden de bewegingen via komschijven en trekstangen overgebracht naar boven. Met komschijven kan in dit geval mete en een vertikale beweging worden gegenereerd zonder extra tussenschakels, zoals bij gewone nokschijven het geval zou zijn geweest. zie tekening 8.2 Bij de eerste mogelijkheid is de plaatsing van de trekstangen eenvoudig, maar ze liggen niet erg dicht bij elkaar. Bij de doorvoer naar boven dienen de trekstangen afgeschermd te worden; deze afscherming neemt dan veel plaats in beslag. De bouwdiepte wordt groter naarmate het aantal nokken toeneemt. De haakse overbrenging heeft als nadeel dat er een extra lagering nodig is en de constructie van de aandrijving gecompliceerder wordt.
I N N
• r 01
....c:c: Q)
M 'I"'"
•
en
01
....c:c: Q)
.Y. Q) ~
.0
M Q)
;:,
0 Q)
ID .Y.
CO CO
I I
!
-~ I
TOlER-AHlIES VI..GS NIN l:US
.t:.
+0.10 "'¥,';to.1S 8_ 0,l! P""SSINGEN
~
vua
N 801
~ 10-10' L-.L
PftOJ£CTII
"
2=. 30
AM
IlUWHEIOSW ...ARDEN VlGS NEN 6)0
TE(HNISCHE HOGESCHOOL EINDHOVEN AFOELING: GROEP:
BENAf1ING
'-ANTAL
MATEftlML
SCHAAL
PATVM
TEKEN~GN1t.
f-G_ET_,_'-------ii--j---.,-.,-..-..--.--..,--l GEe, ,
wtJ:lIGING
A3
c; CD
:::.....,
.....t::. U U)
e 0
~
..., CD
e
(I)
I t'J N I
CO
: F---~ --=--T --=-F-:-:--J-
CD "0 C;
' , +-+-I
CD
a.
....s.. 0
I
Cl
Q) ~
...,CD
1 ,
I
• a:I C;
i
4
N
C;
I
Ii II
0 0 "0
....
I
,
i
r L
~ J
TOUItANnn VtGS NtN u.s
..... H,. . .
~::~: ~
'ASSINCEN VlG5 N 802
:10"'0'.,:10"
'''OJECTt£
AM
1H)WHiIOSWAAkOEN VlGS Nf;N 610
TECHNIS(HE HOGESCHOOl EINDHOVEN AFDElING: GROEP:
IlNAMING
AANTAL
HATE"IAAL
SCHAAL
DATUM
1-------+---1
Tit(ENiNGNR,
I-G_._T,_'_ _ _ _ _-+__t--_ _~~__.-r_.._.__I WQZlGING
A3
-24-
Het voordeel van de tyeede oplossing is de direkte overbrenging en het feit dat de trekstangen dichter bij elkaar kunnen yorden geplaatst, yaardoor een kleinere zuil nodig is. De bouwdiepte blijft beperkt, maar daar staat tegenover dat de hoogte van de aandrijving toeneemt. Oit kan een probleem vormen voor de bereikbaarheid van de aandrijving van de basismolen. Aan de hand van de genoemda punten is de voorkeur gegeven aan de uityerking van de tweede oplossing. Zie ontYerptekening 8.3 Over het ontYerp kan het volgende opgemerkt yorden: - De toegankelijkheid van het mechanisme is zeer goed. - De stijfheid van de opbouw is bij grotere krachten te klein. Hieraan kan echter op eenvoudige wijze tegemoet yorden gekomen door enige extra verstevigingen aan te brengen - De hoogte van de zuil kan aangepast yorden aan de complexiteit van het mechanisme (minimaal 150mm zuilhoogte) - De interface is hier ondersteboven gemonteerd. Het vaste ( bovenste ) lager zorgt hierbij tevens voor de positionering en fixatie van de interface ten opzichte van de bedplaat. Deze positionering is nodig omdat bij de huidige situatie de nokkenas niet verschoven kan yorden om het rondsel ten opzichte van de tandKrans af te stellen. Om toch af te kunnen stellen is het rondsel gedeeld uitgevoerd. Bij de nieuwe constructie is dit eigenlijk overbodig; Hier kan namelijk de interface ten opzichte van de bedplaat verschoven Yorden, om de speling af te stellen, praktisch zonder dat dit invloed heeft op het mechanisme.
("
!
j
I IJ)
N I
'--- '~-
-26-
9. Vergelijking tussen de oude en de nieuwe situatie De opbouw is bij de oude situatie vrij compact en heeft door de'doosvorm' voldoende stijfheid. Bij de nieuwe bouwwijze moet aan de stijfheid meer aandacht worden geschonken. Voor de aandrijving en de overbrenging geldt dit in veel mindere mate. Er zijn bij beide bouwwijzen ongeveer evenveel componenten nodig om het mechanisme te bewegen, aIleen de trekstangen zullen in de nieuwe situatie iets langer zijn. Waar eerst een horizontale nokbeweging omgezet werd in vertikale voor het mechanisme geldt nu precies het omgekeerde. De bereikbaarheid van de interface is nauwelijks veranderd. De nokvolgers zijn stuk voor stuk te (de-)monteren en de bevestiging van het werkblok op de basismolen geeft geen problemen. De toegankelijkheid van het mechanisme is sterk verbeterd. De onderzijde van de basismolen is moeilijker te bereiken. Met het oog op de vervuiling is de verbetering aanzienlijk; juist de plaats waar de vervuiling ontstaat is nu beter bereikbaar. Het produkt zal vanuit de achterzijde minder goed te zien zijn door de horizontale bouw van het mechanisme, maar als er voor wordt gezorgd dat de zichtbaarheid van boven-of zijkant voldoende blijft, is dit geen bezwaar.
-27-
10.
Conclusie
De doelstellingen van de opdracht; betere toegankelijkheid en de mogelijkheid om vuil beter te kunnen verwijderen zijn bij dit ontwerp voor een groot gedeelte gerealiseerd. Er zijn echter ook nadelen aan de hier uitgewerkte constructie verbonden. De werkblokken worden groter (Dit speelt aIleen een rol als ze bijvoorbeeld vaak verwijderd moeten worden.). De constructie wordt Minder stijf en de aandrijving van de basismolen raakt meer ingebouwd. De voordelen komen vooral tijdens bedrijf naar voren. Afstellen of bijstellen van het mechanisme gaat zonder problemen en van vervuiling van het mechanisme heeft men veel Minder last. Een ander aspect dat in een later stadium een voordeel van deze opbouw zou kunnen zijn betreft de positionering van de werkblokken en de afstelling van de interface. Het mechanisme en de interface met aandrijving zouden onafhankelijk van elkaar gepositioneerd kunnen worden, bijvoorbeeld respectievelijk ten opzichte van de produkthouders en de tandkrans. Het tandwiel kan hierbij eenvoudiger van uitvoering zijn. Ook valt nog te denken aan een verdere integratie van interface en eendrijving door ze in een huis onder te brengen met als voordeel onder andere ruimtebesparing. Een spelingsvrije constructie voor rondsel en tandkrens is waarschijnlijk eenvoudiger te reeliseren. Het lijkt mij dan ook zinvol de mogelijkheden van deze opbouw verder na te gean en te kijken in hoeverre het werkblok gestendeardiseerd ken worden. Tot slot wil ik de heren Koumens en van den Berg bedanken voor hun begeleiding en nuttige tips.
,.
I
,
."
-j .Id-J \
LlJ