1 ONTMOETING van WERELDEN Lezing op de studiedag op 13 november 2015 door Margret d’Arcais In deze lezing word geprobeerd de verbinding te leggen tussen ons werk , het therapeutisch werken met KATATHYME BEELDEN en de EVOLUTIE. Er wordt toenadering gezocht tot de vragen: -hoezo werkt het Symbooldrama zo diepgrijpend? -Wat is er voor nodig van de kant van de therapeut? -Op welke overerfde of verworven voorwaarden kan hij terugvallen om zo groot mogelijke effectiviteit te bereiken? Centraal zullen de begrippen staan: BEWEGING, ZINTUIGELIJKHEID en EMOTIE. Begrippen, die ons in contact brengen met de continue verandering en ontwikkeling van het leven überhaupt.
Een korte blik op de tijdsbalk van de ontwikkeling van de aarde en de ontwikkeling van het leven op onze planeet maakt ons meteen duidelijk op welk kleine stipje wij in de ontwikkeling van het leven te voorschijn komen. En toch beleven wij ons als Kroon op de Schepping; begaafd met verstand en taal. Maar wij hebben de neiging te vergeten hoe zeer wij met de voorafgaande fasen verbonden zijn.
2 Eerst in de laatste decennia is deze verbondenheid met voorafgaande levensfasen door uitgebreid hersenonderzoek en de neurobiologie weer in de belangstelling gekomen en heeft zo ook een entrée gehad in de neuropsychologie. Geconfronteerd met de rijkdom van levensvormen, zowel in de planten- als ook in de dierenwereld, heeft de mens verstand en taal ingezet om orde en overzicht te scheppen en zo de wereld in de greep te krijgen. De output daarvan is in grote verzamelingen, in catalogi te zien. Met bewonderenswaardige zorgvuldigheid en precisie zijn planten en dieren getekend en in families geordend. C. CLUSIUS maakt aan het einde van de 16-de eeuw nauwkeurige beschrijvingen van bloemen, hun bladeren, vruchten en zaden. Als eerbetoon aan hem is een gedeelte van de Botanische Tuin in Leiden naar hem genoemd. - Carolus LINNAEUS , een Zweedse arts, zoöloog en plantkundige stelt de beroemde 2bandige catalogus ‘Species Plantarum’ samen, die in 1753 verschijnt. In de laden van het Museum NATURALIS liggen honderden dode insecten opgeprikt, perfect geconserveerd en met naambordjes voorzien. Het is indrukwekkend hoeveel aandacht eraan is besteed om orde en overzicht in het veelvoud van het leven te brengen.
Het toepassen van categoriëen - zoals trouwens ook gebeurt bij de naamgeving aan psychische ziektebeelden - schept orde en rust en ook distantie. Het geeft, zo lijkt het, handvaten; een recept hoe ermee om te gaan. Maar bij het aanzien van de laden vol met dode beestjes in Naturalis overvalt je ook het gevoel: ‘ik sta voor een groot kerkhof’. Kevers, insecten, vlinders liggen daar onbeweeglijk,
3 ieder keurig met een naambordje voorzien. Het roept niet meer de vraag op, wiens bloed de mug Stegomyia albopicta lustte, of hoe zij voor haar broed heeft gezorgd. - Charles DARWIN begint al wel met zijn in 1859 verschenen boek ‘The Origin of Species by means of Natural Selection’ aan het homo-centrische wereldbeeld te schudden, aan de Kroon der Schepping te krabben - met alle gevaren vandien trouwens Maar de moedige stap om dieren en mensen in een adem te noemen als wezens die met elkaar te vergelijken zijn in doen en handelen- deze’COPERNICAANSE WENDING doet als eerste de bioloog- medicus Jakob van UEXKÜLL met zijn boek ‘Streifzüge durch die Umwelten von Tieren und Menschen ‘ ‘Bedeutungslehre’ ,1909. Hij is de eerste, die de rol van observator verlaat en zich probeert te verplaatsen in de wereld van de ander, zij het dier of mens. Gevlucht tijdens de Russische revolutie uit zijn geboorteland Estland richt hij in Hamburg het ‘Institut für UMWELTforschung’ op. Hij kiest het woord ‘Umwelt ‘ zeer bewust in tegenstelling tot ‘Úmgebung’. Dit laatste betekent de omgeving die objectief door iedereen van buitenaf waarneembaar is. Hij stelt zich de vraag:’ hoe ziet de wereld er van binnenuit bekeken uit? Hoe neemt een slak de wereld waar?’
4
5
Daarmee komt- voor ons als therapeuten van wezenlijk belang - het SUBJECT in het centrum van de aandacht . De vlieg, de slak, de mens - en wij kunnen toevoegen ieder mens – heeft een eigen wereld, een eigen waarneming en reageert conform deze eigen waarneming. UEXKÜLL maakt het verschil tussen ‘Merkwelt’ en ‘Wirkwelt’: de wereld die zintuiglijk waargenomen wordt, de wereld van de ervaring naast de wereld van de handeling. De wereld heeft voor ieder een eigen ‘Tönung’, een klank, een kleur. Stemmingen en gevoelens krijgen daarmee groen licht voor de intocht in het wetenschappelijke onderzoek. (De ondertitel van UEXKÜLL’s boek luidt dan ook ‘Ein Bilderbuch unbekannter Welten’ een soort prentenboek over onbekende werelden. Een poëtische taal krijgt ruimte . De relatie met de therapeutische houding dient zich duidelijk aan. Om te kunnen werken met cliënten is het noodzakelijk om zich te kunnen verplaatsen, mee te kunnen bewegen, de stemming van de ander aan te kunnen voelen, de wereld van de ander te leren kennen. Uexküll heeft met behulp van anatomische onderzoekingen het oog van een slak nagebootst om diens wereld te kunnen construeren. De vraag komt dan op: ‘ welke wegen moeten wij kiezen om die wereld van de ander(e) te kunnen verkennen?’ Een VOORWAARDE die wij met de mindful therapeut delen is het beginsel: ‘We avoid premature categorization, come to an emergent sense of novelty and freshness ‘..and are ‘open to whatever arises, aware of the limited nature of consciousness and linguistic-based explanations’…. ( SIEGEL, P.151, in The Healing Power of Emotion. 2009) In het SYMBOOLDRAMA staat ons als therapeutisch middel bovendien de KATATHYME IMAGINATIE ter beschikking waarin de cliënt zijn innerlijke wereld, zichzelf en zijn omgeving direct kan beleven en waarin de therapeut tot deelnemer kan worden. Net als in Uexküll’s Bilderbuch kunnen wij in het KATATHYME ( dat wil zeggen het emotie-geladen BEELD), de wonderbaarlijke wereld van de ander ontmoeten. De belangrijkste voorwaarde in de houding van de therapeut werd boven al genoemd: kijken, beleven zonder vooropgezette categorieën. In het Symbooldrama wagen de cliënt en wij samen ons in onbekende gebieden, we begeven ons zo te zeggen op het preverbale glad ijs, waar de cliënt zonder logica en keurige ordening in de tijd zijn weg moet zien te vinden. Hoe is het voor ons als therapeut mogelijk, hoe kunnen wij als therapeut dan communiceren? Er moeten voor-talige mogelijkheden in ons zelf verborgen liggen. Dit verband legt Neil SHUBIN wanneer hij zegt: ‘Wij staan niet los van de rest van de wereld; wij maken er tot op het bot deel van uit.. zelfs tot in onze genen.’ (N.SHUBIN ‘De vis in ons’ , - Een reis door 3,5 miljard jaar geschiedenis van het menselijk(e( lichaam. ‘ 2008 p.53.) Als voorbeeld geeft hij de ontdekking weer van de anatoom Richard OWEN, ‘On the Nature of Limbs’ p.39
6
OWEN kon aantonen, dat de basisstructuur van onze menselijke arm – hand al te vinden is in de vin van de vis, van de hagedis, de vleugel van de vogel, de poten van koe of tijger, namelijk: een groter bot , gevolgd door twee botten, een aantal kleine botjes en dan vingers of tenen. Deze anatomische verbondenheid is een van de voorwaarden, die het mogelijk maakt dat wij ons in de dagdroom kunnen ver-beelden, ons kunnen invoelen in een vis, een veulen, een leeuw. Structuur en bewegingsmogelijkheid maken deel uit van onze gemeenschappelijke genetische aanleg en kunnen in de imaginatie benut worden. Een voorbeeld uit een dagdroomtherapie : Na een ontspannings fase vraagt de therapeut: ‘En als jij je dan aardig ontspannen voelt, stel je je toch es een BEEK voor!’ De cliënte ziet vrij snel een beek met helder water, die vrolijk spettert.... De therapeut begeleidt met toestemmende mh’s en af en toe een vraag naar zintuiglijke waarneming. Cliënt voelt met de hand:‘ Het water is fris , een aangename temperatuur , het is verleidelijk
7 om erin te gaan, te baden, te zwemmen’ Zij doet dat met plezier, de oevers zijn sappig groen . Cl. speelt met de waterdruppels, ziet op de bodem een paar ronde stenen en zegt dan plotseling verbaasd: ‘ik kan nu niet meer goed zien,.. alsof ik in mijn ogen moest wrijven….alsof ik water voor mijn ogen heb’. Th. :’ Ben je soms onder water?’ Cl. :’ Ja, ik ben onder water, nu zie ik weer helder, de bodem, de stenen, .. het water spoelt langs me heen, ik beweeg met het water’. Cl. wordt steeds vrolijker: ‘ik kan om die stenen heen slingeren,.. ik voel die beweging in mijn lijf.., mijn bekken, mijn benen, .. ik ben een vis!.’ Zij geniet een tijdje van deze ervaring tot de therapeut erop aanstuurt om de dagdroom te beëindigen. Cliënte vertelt dat zij tot haar eigen verbazing tijdens deze droom een intensieve LIJFERVARING had, een ongewone BEWEEGLIJKHEID in haar onderrug , gepaard gaand met een GEVOEL van vitaliteit en vrolijkheid . – Zich als een vis in het water voelen is trouwens ook het gezegde . – Hier wordt zichtbaar hoe diep het Symbooldrama in het lijfelijke gebeuren ingrijpt. Wat zijn er nog meer aan voorwaarden? Ik wil als voorbeeld teruggrijpen op een belangrijke vondst uit de evolutionaire geschiedenis. N.SHUBIN, boven genoemd , was paleontoloog en probeerde een van de sleutelstadia in de overgang van vissen naar op het land levende dieren te vinden. ‘Fossielen vormen een van de belangrijke bewíjzen die we gebruiken om ons zelf te begrijpen.’…naast genen en embryo’s . In 2006 maakte hij met zijn equipe een zeer opmerkelijke vondst. Bij een van zijn zoektochten op Ellesmere Island in het noorden van Canada stiet hij op de fossiele resten van een vis/land- achtig wezen met platte kop! Zij noemden deze op suggestie van de inheemse ouderen TIKTAALIK. (NB:Shubin’s boek is aanbevelenswaard, instructief en boeiend geschreven )
-Laten wij proberen aan de hand van dit wonderlijke wezen op het spoor te komen, wat ons kan helpen om een soort oriëntatie te vinden zonder onze sekundairproces- constructies, onze taal en logisch denkvermogen in te zetten-. Deze TIKTAALIK, eenmaal uit de vertrouwde wateromgeving, ontmoet een volkomen nieuwe wereld, waarvoor nog geen kant en klare recepten bestaan. Om te overleven kan hij alleen terugvallen op zijn ZINTUIGEN , die hem ,als spionnen vooruit gestuurd, feedback geven of het terrein gunstig is of juist niet om zich voort te kunnen bewegen. Of er voedsel te vinden is, een metgezel om te paren, te weten te komen waar gevaar dreigt.. In continue afstemming op zijn eigen BEHOEFTEN bepaalt hij in een proces van Zoeken , van ‘SEEKING’ de RICHTING van zijn BEWEGING. Net als TIKTAALIK komen wij samen met de cliënt in een nieuwe wereld terecht , de wereld van imaginatie. We zetten voet aan land, dat voor ons en de cliënt onbekend is. Geen logica kan ons helpen, alle tijdsordening uit ons secundairproces- denken is afwezig. De enige manier is het de ZINTUIGEN open te zetten en af te wachten, heel goed te luisteren wat het beeld ,dat zich voor ons ontwikkelt, aan emotionele feedback geeft, ‘open to whatever arises , aware of the limited nature of consciousness and linguistic based explanations’ , zie boven SIEGEL .
8 Tiktaalik leeft, beweegt in continue afstemming, in wisselwerking tussen omgeving en zijn innerlijke behoeften. De emotionele kleur, de stemming, al wat die dieren/ mensen in het beeld ervaren, kunnen ons verraden welke achterliggende motivaties er leven. De Neuroloog en psycholoog Jaak PANKSEPP, heeft op dit gebied belangrijk hersenonderzoek gedaan. Hij ontdekte dat er ‘DRIVES’, drive-systemen, bestaan, die wij delen met andere dieren. ‘ Het gaat om evolutionair zeer oude netwerken in de hersenen, die als basale aanleg voor alle mamiferi- zoogdieren- gelden en die van diepe evolutionaire verbondenheid getuigen.’ In de loop van de individuele ontwikkeling kunnen zij in de knel komen, kunnen vervormd worden en in tweede instantie in andere met name secundair-proces systemen opgenomen worden. Hij spreekt van 7 DRIVE- systemen.In een reeks boeken en artikelen geeft Jaak PANKSEPP inzicht in de locatie van deze systemen, hun vervlechtingen in de hersenen, de verbondenheid met specifieke ziektebeelden en de mogelijkheid tot behandeling. ( Zie voor een goede samenvatting : Nelleke NICOLAI van :Van ratten en mensen , Jaak Panksepp en de affectieve neurowetenschap, in Tijdschrift voor Psychoanalyse 2014, nummer 4 –) Het gaat Panksepp bij de ‘drives’ niet om vaste modulen , maar om systemen die in voortdurende interactie met de buitenwereld staan en met het autonome zenuwstelsel en die kenbaar worden in motoriek en mimiek. Zij vormen de basis van onze emoties maar ervaren verandering onder invloed van de hersenschors. In dat geval spreekt Panksepp van secundairproces-emoties. De drive systemen die PANKSEPP noemt zijn : SEEKING, FEAR, RAGE, LUST, CARE, PANIC en SPEL. Zij zijn in eerste instantie niet geconditioneerd. Panksepp noemt ze ook ‘primary –process emotional energies, that have a mind of their own- an ancient form of consciousness that preceded language and sophisticated human thoughts by hundreds of millions of years of evolutionary time.’ ( Brain Emotional Systems ,2009) Het SEEKING- system is het belangrijkste van de 7; het is verbonden met en werkt stimulerend op alle andere systemen. Dit is voor onze begeleiding tijdens de therapie met de dagdroom daarom van essentiële betekenis. Wanneer wij ons als therapeut met dit systeem verbinden, kunnen wij de andere drive-systemen op het spoor komen. ‘Zoeken’ staat voor anticipatie, voor verlangen, euforie, nieuwsgierigheid. Het is het snuffelen van de rat, het alert sluipen van de kat en de exploratiedrang van een gezonde peuter, die de wereld nog in zijn broekzak heeft , de kleine King of the world ‘( Panksepp and Biven 2011) Verder kort samengevat: - Het ANGST/VREES systeem heeft een alarmfunctie, maakt alert voor dreigend gevaar, leidt tot vluchtgedrag of tot bevriezen. - Het WOEDE/ RAZERNIJ systeem komt in werking, als het zoeksysteem gefrustreerd wordt. - LUST heeft te maken met seksuele driften. - Het ZORG systeem regelt de zorg voor het nageslacht; complementair hoort er het zoeken van nabijheid van het jonge dier, van het kind bij. Het ligt aan de basis van HECHTINGsgedrag. Het is de bron van empathie. Bij dieren wordt het zorggedrag in werking gezet door de kreet bij separatie van de moeder.
9 - Als tegenhanger van het ZORGsysteem bestaat het systeem PANIEK/SEPARATIEANGST / verdriet. - SPEL hoort bij mens en dier en helpt sociaal te worden. Het heeft als affect lachen, plezier, opgetogenheid. Een tekort aan spelend stoeien wordt door Panksepp in verband gebracht met ADHD. Al deze primair-proces systemen ondergaan in de loop van de ontwikkeling veranderingen. Zij kunnen versterkt worden, ingebouwd worden in manieren van denken, van gedrag. In dat geval spreekt Panksepp van sekundair-emoties. Drives, die van de buitenwereld continu geen aandacht ervaren, kunnen bijna uit het zicht verdwijnen en niet meer gevoeld worden. Nicolai geeft het voorbeeld van een kind dat voor zijn primaire emotie ANGST vanuit zijn omgeving geen aandacht ervaart. Hij voelt dan op het laatst deze angst niet meer. Angst is dan alleen op lichamelijk niveau op te sporen b.v. in verhoogde bloeddruk, sterke spierspanning, in fijne verandering van huidkleur. In de katathyme dagdroom krijgen deze drive- systemen de kans om symbolisch verhuld te kunnen optreden zoals acteurs op het toneel. Dat ligt in de lijn van FREUD’s formulering, dat de droom de koninklijke weg naar het onbewuste is. Ter illustratie momenten uit een behandeling met dagdroomtherapie. Een jonge vrouw ca. 30 jaar, getrouwd, een kind, komt op eigen initiatief naar de therapeut. De huisarts wilde haar naar een psychiater doorverwijzen met de vraag om haar te laten opnemen in een psychiatrische kliniek. Het verhaal speelt in een tijd, waar de psychiatrische behandeling in de volksmond gelijk stond met waar de ‘gekken’ behandeld worden. Ouders en cliënte zijn vreselijk geschrokken en komen om te vragen, of er een andere mogelijkheid bestaat. Het probleem: Cliënte heeft herhaaldelijk intense woedeaanvallen, smijten , trappen , krijsen, zo heftig, dat de omgeving ervan schrikt. Op zo’n moment is zij niet voor rede vatbaar. Is ‘buiten zich zelf’. Zij heeft door deze episoden meerdere banen verloren. Die aanvallen komen voor tijdens conflicten met de baas of thuis. De ouders zijn betrokken bezorgd en bang dat zij gek wordt. Haar huwelijk staat op springen. Zij beweert, dat haar man niet van haar houdt. Hun dochtertje toont leermoeilijkheden. Cliënte is zeer gemotiveerd om te komen. Zij heeft zelf de vraag: ‘Ben ik gek? Word ik gek?’ Bij mijn eerste ontmoeting zie ik een jonge, gezond uitziende vrouw, zij beweegt soepel, maakt oogcontact en kan op een coherente manier vertellen, wat haar grote angst is. Ik kan haar zeggen, dat ik haar op dit moment niet ‘gek ‘kan vinden en dat ik graag wil proberen, of er iets te doen valt. Zij is opgelucht. Ik vertel haar, omdat zelfbeheersing en redeneren tot nu toe weinig resultaat heeft gehad, dat ik probeer met beelden te werken, die zij dan later kan tekenen, zonder verder de methode in details uit te leggen. Cliënte kan zich daarop inlaten. ( het beestje Tiktaalik vertrouwt het nog onbekende terrein) Ik stel haar na een korte ontspanning voor om de ogen te sluiten , -waarop zij zich kan inlaten- en ik vraag dan zich een WEI voor te stellen. - Volgens LEUNER het motief, waar net als op een toneel de problematiek kan verschijnen-
10 Er komt heel snel het volgende beeld, dat de cliënte beschrijft. ’Gewoon een wei met gras en van die dennebomen erin, alsof ze uitgeknipt zijn uit papier of plastic, zoals kinderen dat doen’. ( bij navraag: ) ‘Geen geluid, geen geur. In de verte is een berg met een witte top. In de hoek links een vervallen ruïne. (Bij navraag:) er beweegt niets. Dat is het. ‘
BEELD I : cliënte tekent thuis, doet het graag. Er duiken geen verdere associaties op . Zij vond het raar, maar komt graag terug. ( Th. noemt bij het bekijken van de tekening nog eens de details : de warme kleur van de ruïne en de stijve boompjes van plastic , ‘leuk’, zo had ik het ook begrepen ‘en dan zo die berg op de achtergrond…..’ Th. toont een vriendelijke nieuwsgierigheid, iets in de cliënt is vast op sporen- zoeken uit, iets wat nuttig is wat bij haar past! (Tiktaalik tast het innerlijke terrein af. Ook de therapeut is in dat opzicht het terrein, dat vertrouwd genoeg kan zijn om zich er verder voort te bewegen.) WEI 2 Bij de volgende ontmoeting: Laten we eens kijken hoe de WEI er vandaag uit ziet. (Daarmee geef je al tekenen, dat dingen, verhalen, nooit hetzelfde blijven. Je hebt immers intussen haar verhaal gehoord en zonder te oordelen ernaar geluisterd. Wij weten niet, wat hier verteld wordt en blijven vriendelijk benieuwd. Het beeld is veranderd, de wei is niet meer te zien, alles is mistig. Je ziet alleen nog de punten van de dennebomen. De nevels bewegen. (navraag) het is een onprettig gevoel, het is koel. (navraag) ziet het geheel zittend vanaf het muurtje, die is warm. Cliënte gooit een steentje naar beneden en luistert naar de opslag. Het duurt lang, tot zij iets hoort. Cliënte trekt zich terug in de hoek van de ruïne, daar is het iets beschut.
11
(BEELD II) In de tekening valt op, dat er een raam opduikt, wat cliënte tijdens de droom niet genoemd heeft. Op de bodem van de ‘ruïne’ is er een soort wei ontstaan, die vriendelijk aandoet net als een tapijt. Opvallend is dat zowel de vriendelijk gekleurde elementen als ook de ermee in contrast staande onprettige elementen duidelijker aanwezig zijn. Er is beweging in de onbehaaglijke mist, aangeduid met nauwelijks zichtbare bewegingssporen. De verhoging van zekerheid maakt ook een toenadering tot het moment van gevaar mogelijk. Th. ervaart een bepaalde spanning hoe het verder zal gaan .
12 (BEELD III) De imaginatie : cliënte ziet voor het raam een zuster met een kinderwagen en hoort een baby heftig huilen, krijsen. Op de vraag, ‘wat zou de baby nodig hebben?’ zegt cliënte, dat het opgenomen moet worden en in de armen genomen. Cliënte doet dat, hierin bevestigd door Th., en wiegt de baby in haar armen. Dat geeft rust. Cliënte beëindigt de dagdroom ontspannen. In de tekening valt de stijve afstandelijke houding van de zuster op, die trouwens in vorm en kleur, zwart met witte punt aan de berg op de achtergrond in BEELD 1 herinnert ! Een voorgevoel al? Naar aanleiding van deze dromen en gestimuleerd door Th. gaat cliënte thuis naar meer informatie vragen over haar vroege geschiedenis. Er was inderdaad een langere ziekenhuisopname, waar cliënte geïsoleerd van haar ouders moest verblijven. De ouders konden haar vertellen, dat zij dat toen als heel vervelend hadden beleefd, hetgeen de cliënte goed doet. Maar zij vertellen ook, dat zij zich ook geen raad wisten met de zeer heftige woede- uitbarstingen van hun dochter, ze voelden zich onmachtig. Zij hadden het ene met het andere niet in verband gebracht. Tijdens gesprekken met de echtgenoot – zij stonden immers op het punt om te gaan scheidenvertelt cliënte, dat haar man haar in het ziekenhuis na de geboorte van de dochter ‘alleen had gelaten’, ‘zo liefdeloos was hij’. Haar man die een schuwe, wat angstige indruk maakte, vertelt daarop, dat hij zo had meegeleefd, dat hij haar pijn niet kon aanzien en daarom weg was gelopen. Cliënte voelt duidelijk opluchting. Maar met haar heftige uitbarstingen nu weet hij zich ook geen raad. In het evaluerend gesprek kon het paar tot inzicht komen in de gevoelsmatige samenhang van de verschillende episoden.. Om het evenwicht tussen de partners op andere, namelijk niet verbale, manier te herstellen werd in de kamer geoefend- op de grond zittend met de voeten tegenover elkaar- te proberen elkaar van die plek naar de muur te duwen, met de suggestie dat ook thuis te doen. Dat gestoei bracht veel vrolijkheid. Cliënte kon een paar weken later trots vertellen, dat zij in een conflict op haar werk met haar bazin haar mening had kunnen verdedigen, zonder uitbarstingen. Voor onze evaluatie hier: Evolutionair- vroege DRIVE-systemen die werden aangesproken : Storing in het ZORG systeem, separatie / verlatenheid, de roep om hulp, die niet beantwoord wordt en het gefrustreerde SEEKING, dat tot WOEDE leidt; dit alles samen wordt genegeerd, geïsoleerd, tot ‘ziekte’ bestempeld en met het etiket ‘gek ‘ erop voorzien. En met dit etiket hoor je in de psychiatrische kliniek. De RIG, ( Representations of Interactions that have been Generalised , D.STERN) van niet gehoord en gezien worden in een basale behoefte, en daarop cliënte’s reactie, is bepalend geworden in haar levensverhaal met alle schadelijke gevolgen vandien.. De SPEL DRIVE, die tekort was gekomen kon positief ingezet worden, brengt vrolijkheid . De KENMERKEN van de IMAGINATIEVE BEELDEN en hun verloop: - Zonder dat de Th. actief dirigeert is een ZOEKENDE BEWEGING te herkennen waarin de cliënt zich in steeds nieuwe werelden waagt, om uiteindelijk tot de kern door te stoten van zijn eigen behoefte.. De rol van de Th. bestaat erin, niet veroordelend, luisterend aanwezig te zijn. Hij geeft daardoor wel een onmisbare kleur aan de omgeving, wordt zelf tot deel van de wereld, waarin de cliënt zich durft te tonen en er voeding kan vinden.
13 - Kenmerkend ook die heerlijk onlogische dubbelrol waarbij de cliënt de huilende baby EN de troostende volwassene kan zijn, die de spanning kan laten verdwijnen. Dat is in het secundair proces ondenkbaar. ‘Ik wou dat ik 2 hondjes was, dan kon ik lekker spelen !’ In het Symbooldrama kan het! - Opmerkelijk ook het continue veranderingsproces binnen de droom, en van droom naar tekening, die dan wederom een aanzet geeft tot het volgende gebeuren, een beweging die uiteindelijk kenmerk van het leven zelf is. Het SYMBOOLDRAMA biedt de mogelijkheid om met spanning in het ‘Bilderbuch van onbekende werelden’ te lezen. Studiedag Verreikende beelden 2015 Ontmoeting van Werelden – Margret d’Arcais Literatuurlijst Literatuur in volgorde van lezing Carolus CLUSIUS Carolus LINAEUS Jakob von UEXKÜLL Nelleke NICOLAI Jaak PANKSEPP Neil SHUBIN Daniel STERN Frans WAAL Wildried DIETER Daniel J. SIEGEL Pat OGDEN Antonio DAMASIO
Collectie / Hortus Botanicus Leiden, 1593 Species Plantarum, 1753 Streifzüge durch die Umwelten von Tieren und Menschen Bedeutungslehre; Ein Bilderbuch unsichtbarer Welten, 1956 Tijdschrift voor psychoanalyse 2014 nr 4. Inleiding en samenvatting van 2 hoofdwerken van Jaak Panksepp Affective neuroscience - the foundation of human and animal emotions: The archeology of the mind, 2011 De VIS in ONS, Een reis door 3,5 miljard jaar geschiedenis van het menselijke licham , 2008 Die Lebenserfahrung des Säuglings, 1992 Mijn familiealbum, Dertig jaar fotografie van primaten,2004 Phantasie und Imagination - ein Beitrag zu einer Theorie der Imagination; Imagination, 1 / 2015 Emotion as Integration: A possible Answer to the Question, What is Emotion ? In : D. FOSHA, D.J.Siegel,M.F.Solomon,The Healing Power of Emotion, 2009 Emotion, Mindfulness, and Movement. In: The Healing Power of Emotion, 2009 Het Zelf word zich bewust, 2010