www.kbc.be
Oefeningenbundel
Module 1: Sparen en beleggen 1. Koppel de juiste omzetting aan de juiste uitleg. Bij de keuze tussen sparen en beleggen is het in eerste instantie belangrijk dat je weet wat de rol van de banken is en hoe deze werken. Bekijk het filmpje en los nadien de vragen op. De banken zetten de deposito’s van de klanten om in kredieten voor gezinnen, bedrijven en de overheid. Ze moeten hierbij een aantal omzettingen doen. Schaalomzetting - Valutaomzetting - Termijnomzetting 1. Deposito’s in euro worden zoms omgezet in kredieten in dollar 2. Kleine deposito’s worden samengevoegd om grote kredieten te kunnen aanbieden 3. Kredieten op lange termijn of middellange termijn worden gefinancierd door deposito’s op korte termijn. 2. Koppel het juiste risico aan elk van de voorbeelden. Omzetting van deposito’s brengt voor de banken heel wat kosten met zich mee. Denk maar aan personeel, informaticasystemen en het distributienetwerk. Bovendien zijn er ook nog kosten door het risico van de transformatie. Extra informatie kan je lezen via deze link. Kredietrisico - Liquiditeitsrisico - Marktrisico - Renterisico 1. Spaarders kunnen op elk moment hun geld weer opvragen, maar toch moet de bank e rook voor zorgen date r volodoende middelen zijn voor de kredietnemers. 2. Sommige kredietnemers betalen hun drediet niet (volledig) terug, bijvoorbeeld door een faillissement. 3. De banken moeten er steeds voor zorgen dat het verschil uit de rente bij kredieten en de intrest bij deposito’s positief is. Dat is niet zo evident aangezien de rentetarieven soms onverwacht kunnen wijzigen. 4. Een bank kan een deel van haar deposito’s plaatsen in de vorm van effecten, aandelen of obligaties. De waarde van deze effecten varieert op de markt. 3. Duid aan of de volgende beweringen juist of fout zijn. We sparen... Surf voor meer informatie naar deze website. 1. Om onverwachte toekomstige uitgaven te kunnen betalen Juist ⏐ Fout 2. Om later een aankoop te doen, bijvoorbeeld een wasmachine kopen Juist ⏐ Fout 3. Om het ons moeilijk te maken Juist ⏐ Fout 4. Omdat iedereen het doet Juist ⏐ Fout 5. Om later een aanvulling te hebben op het pensioen Juist ⏐ Fout 6. Om je kinderen later vooruit te helpen Juist ⏐ Fout 4. Geef aan of de volgende beweringen waar of niet waar zijn. 1. Bij een grote aankoop kan je altijd beter lenen dan sparen. waar ⏐ niet waar 2. Wanneer je een huis wil kopen, dan moet je dit met je spaargeld doen. waar ⏐ niet waar
3. Alleen mensen met een hoog inkomen kunnen sparen. waar 4. Sparen doe je om geld bij elkaar te krijgen voor iets dat je echt nodig waar 5. hebt en als buffer voor onvoorziene omstandigheden. waar 6. Het geld dat je als buffer gespaard hebt, mag je in alle omstandigheden gebruiken. waar 7. Om ervoor te zorgen dat je echt spaart, kan je het best bij het begin van de maand al iets aan de kant zetten. waar 8. Sparen brengt geld op, lenen kost geld. waar
waar ⏐ niet waar ⏐ niet waar ⏐ niet waar ⏐niet waar ⏐ niet waar ⏐ niet
5. Vul de volgende tips in verband met sparen verder aan. Kies uit: krijgt, lager, leen, budget, spaarproducten, onverwachte, buffer, cadeautjes, vergelijk, inkomsten. Maak een persoonlijk _____________ en kijk hoeveel geld je iedere maand kan missen. Wees voorbereid op een verandering in je ________________ of _________________ uitgaven. Zorg dat je hiervoor een ______________ hebt. ___________________ de intresten op de verschillende spaarrekeningen. Laat je bij kinderspaarrekeningen niet verleiden door de _________________, maar vergelijk de intrest. Er zijn verschillende ___________________. Kijk na welk product voor jou het beste is. _____________ geen geld als je spaargeld hebt. De intrest die je _______________ op je spaargeld is altijd ______________ dan de intrest die je betaalt voor een lening. 6. Het is belangrijk dat je de juiste keuzes maakt met je vermogen. Horen de volgende beweringen eerder thuis bij sparen of bij beleggen? 1. De opbrengst wordt ook wel rendement genoemd sparen ⏐beleggen 2. Je geld is vrijwel onmiddellijk beschikbaar sparen ⏐beleggen 3. De winst is tegenwoordig zo laag dat je door de inflatie op termijn eerder geld verliest sparen ⏐beleggen 4. Je kunt het risico spreiden
sparen ⏐beleggen
7. Je zet 1 000 euro op je spaarrekening. Veronderstel dat de spaarrente 1,5% bedraagt. De inflatie bedraagt 1%. Wat betekent dit concreet? Zijn de volgende beweringen juist of fout? 1. Na een jaar heb je 1 010 euro op je rekening staan. juist ⏐ fout 2. Na een jaar heb je 1 005 euro op je rekening staan. 3. Na een jaar heb je 1 015 euro op je rekening staan.
juist ⏐ fout juist ⏐ fout
4. Als je niet wil dat je geld minder waard wordt, moet de rente lager zijn dan de inflatie. juist ⏐fout 8. Hoeveel geld heeft Dries na twee jaar? Dries heeft met zijn vakantiebaan dit jaar 2 500 euro verdiend. Met dat geld wil hij een nieuwe Vespa kopen, maar die kost 2 550 euro. Dries zet zijn geld op een spaarrekening die jaarlijks 1,75% rente oplevert. De rente wordt op zijn spaarrekening bijgeschreven. 1. 2 585,97 euro 2. 2 588,27 euro 3. 2 304,23 euro
9. Na twee jaar is de prijs van de Vespa door inflatie met 2% gestegen. Heeft Dries genoeg geld? Nieuwe prijs van de Vespa: 1. 2 589 euro 2. 2 594 euro 3. 2 601 euro 10. Dries heeft dus hoeveel te weinig: 1. 12,73 euro 2. 14,23 euro 3. 14,56 euro 11. Geef aan of de volgende situaties een gevolg kunnen zijn van de beslissing van de Europese Centrale Bank. In juni 2014 was er bij de Europese Centrale Bank voor het eerst sprake van een negatieve rente. Bekijk het videofragment en los dan de vragen op. 1. De spaarrente voor de consument zal stijgen.
juist ⏐ fout
2. Banken worden nu gestimuleerd om geld te lenen aan gezinnen en bedrijven.
juist ⏐ fout
3. Door deze maatregel hoopt men dat de inflatie stijgt.
juist ⏐ fout
Module 2: Spaar- en beleggingsvormen 1. Financiële instellingen hebben verschillende mogelijkheden om je te helpen met het sparen. Surf naar deze link. Termijnrekening - Automatisch sparen - Spaarrekening 1. Ik kan een deel van mijn spaargeld voor een langere periode missen 2. Ik wil op regelmatige basis een bepaald bedrag sparen 3. Ik wil altijd over mijn geld kunnen beschikken. 2. Geef bij de onderstaande beweringen aan of het een kenmerk is van een spaarrekening of van een termijnrekening. 1. Je bent er zeker van dat de rentevoet tijdens de looptijd niet verandert. Termijnrekening⏐Gereglementeerde spaarrekening 2. Na een belastingvrij gedeelte moet je 15% roerende voorheffing betalen. Termijnrekening⏐Gereglementeerde spaarrekening 3. Je weet precies vooraf hoeveel rente je kunt verwachten. Termijnrekening⏐Gereglementeerde spaarrekening 4. De rente kan stijgen of dalen. Termijnrekening⏐Gereglementeerde spaarrekening 5. Je kan gedurende een periode niet aan je geld, tenzij je een vergoeding betaalt. Termijnrekening⏐Gereglementeerde spaarrekening 6. De opbrengst wordt vanaf de eerste euro belast. Termijnrekening⏐Gereglementeerde spaarrekening ANNULEREN 3. Geef bij de onderstaande stellingen aan bij welke pensioenpijler ze horen. 1. Langetermijnsparen 1 e ⏐ 2 e ⏐ 3e ⏐ 4e 2. Aanvullend pensioen dat bijvoorbeeld via een groepsverzekering van je werkgever wordt opgebouwd. 1 e ⏐ 2 e ⏐ e e 3 ⏐ 4 3. Pensioen dat bepaald wordt door het loon, het aantal gewerkte jaren en het statuut van je werk. 1 e ⏐ 2 e ⏐ e e 3 ⏐ 4 4. Pensioensparen 1 e ⏐ 2 e ⏐ 3e ⏐ 4e 5. Aanvullend pensioen dat zeker wordt aanbevolen voor zelfstandigen via een vrij aanvullend pensioen. 1 e ⏐ 2 e ⏐ 3e ⏐ 4e 6. Extra pensioenopbouw zonder fiscaal voordeel. 1 e ⏐ 2 e ⏐ 3e ⏐ 4e 4. Pensioensparen en langetermijnsparen brengen een fiscaal voordeel met zich mee. Vul de onderstaande tekst aan met de meest recente bedragen. Maak een keuze uit: 2280, 950, 684, 285, 30, 30.
Dit jaar kan je tot ________ euro fiscaal pensioensparen. Je ontvangt hierop een belastingvermindering van _____ %. Dit jaar komt dat overeen met maximaal _______ euro. Ook het langetermijnsparen geeft een belastingvermindering van ________ %. Afhankelijk van het inkomen kan je dit jaar tot ________euro per persoon sparen. Dit komt overeen met een belastingvermindering van maximaal _________ euro. 5. Geef aan of de volgende kenmerken horen bij Tak 21-producten of bij Tak 23producten. 7. Gewaarborgde terugbetaling van het kapitaal Tak 21 ⏐ Tak 23 8. Geen gegarandeerde rente Tak 21 ⏐ Tak 23 9. Gewaarborgd rendement Tak 21 ⏐ Tak 23 10. Levensverzekering met weinig risico Tak 21 ⏐ Tak 23 11. Geen kapitaalwaarborg Tak 21 ⏐ Tak 23 6. Horen de volgende stellingen eerder bij obligaties of aandelen? 1. Je krijgt in principe altijd je inleg terug. Obligatie 2. Je belegging kan veel minder waard worden. Obligatie 3. Je deelt niet mee in de winst van het bedrijf. Obligatie 4. Je hebt geen inspraak in het bedrijf. Obligatie 5. Je profiteert direct mee van de winst en waardegroei van het bedrijf. Obligatie 6. Je ontvangt jaarlijks een vaste vergoeding. Obligatie 7. Als de marktrente stijgt, daalt de waarde van je belegging. Obligatie
Aandeel ⏐ Aandeel ⏐ Aandeel ⏐ Aandeel ⏐ Aandeel ⏐ Aandeel ⏐ Aandeel ⏐
7. Koppel de juiste begrippen in verband met obligaties bij de omschrijvingen. Kies uit: OLO / Achtergestelde obligatie / Coupon / Emissie ´a pari´ / Converteerbare obligatie 1. Rente die de uitgever uitbetaalt aan de obligatiehouder 2. De uitgifteprijs van de obligatie is gelijk aan de nominale waarde 3. Obligaties met een lange looptijd uitgegeven door de Belgische Staat 4. Obligatie waarbij de obligatiehouder zijn obligatie kan omzetten in aandelen 5. Obligatie waarbij je in geval van faillissement pas vergoed wordt nadat alle andere schulden zijn afgelost 8. In de Kennisbank werd de bedrijfsobligatie van Warehouses De Pauw al besproken. Vul de onderstaande tekst aan met de juiste cijfers. Kies uit 101,875 - 25 - 7 - 3,375 – 2,24.
De obligatie biedt een brutocoupon aan van ________ en heeft een looptijd van ___ jaar. Met een instapkost van _____ % en een uitgifteprijs van ________%, komt het nettorendement op _______%. 9. Geef aan of de volgende stellingen goede redenen zijn om te beleggen in een beleggingsfonds. 1. Met een klein bedrag kan je toch een grote spreiding bereiken. waar ⏐niet waar 2. Met een beleggingsfonds ben je steeds zeker dat je je startkapitaal behoudt. waar ⏐niet waar 3. De transactiekosten zijn lager dan wanneer je zelf zou beleggen in alle onderdelen van het fonds. waar ⏐niet waar 4. Samen met de fondsmanagers mag je bepalen hoe je het fondsvermogen gaat beleggen. waar ⏐niet waar 5. Het is een eenvoudig en gemakkelijk beleggingsmiddel. waar ⏐niet waar 10. In de fondsenzoeker van KBC vinden we de volgende informatie over een van de fondsen die ook in het spel zijn opgenomen, namelijk KBC Participation Europe Financial Bond Opportunities. Zoek zelf het fonds op in de fondsenzoeker op basis van de ISIN-code: BE0948394250. Bekijk de onderstaande grafiek en los dan de bijbehorende vragen op.
Kies uit: Toegenomen - 938,22 - 936,83 - 840,62 - 11,45. Op 1 juli 2014 is de waarde van dit fonds ___________ euro. Het afgelopen jaar schommelde de koers tussen ___________ euro en ____________ euro.
Het afgelopen jaar is de waarde van het fonds ______________________ met ______% 11. Zoek in de fondsenzoeker van KBC meer informatie over Privileged Portfolio Pro 90 November (ISIN BE0946433043). Analyseer vervolgens de productfiche van dit beleggingsfonds en beoordeel de volgende stellingen. 1. Dit fonds is een obligatiefonds. juist ⏐ fout 2. De initiële inventariswaarde van het fonds bedraagt 250,00 euro. juist ⏐ fout 3. Dit fonds zorgt voor een slechte spreiding van het risico. juist ⏐ fout 4. Je loopt eerder een laag risico met dit beleggingsfonds. juist ⏐ fout Beantwoord onderstaande vragen Het aandeel Belgacom staat in oktober op de beurs genoteerd voor 25 euro. Je koopt in november een calloptie (100 aandelen) met een uitoefenprijs van 28 euro. Je betaalt er 1 euro premie voor. Het gaat goed met Belgacom en de koers stijgt. In maart het jaar erop staan de aandelen voor 33 euro op de beurs genoteerd. Je besluit je optie uit te oefenen. 12. Wat is de opbrengst? 1. 450 2. 500 3. 550 4. 600 13. Wat is de winst? 1. 350 2. 400 3. 450 4. 500 14. Wanneer je gaat beleggen met opties, is het belangrijk dat je een goede keuze maakt tussen call- en putoptie. Geef aan bij welk soort optie de volgende stellingen horen. 1. Je anticipeert op een verwachte koersstijging. Calloptie ⏐ Putoptie 2. De schrijver van deze optie moet bij uitoefening de onderliggende waarde kopen. Calloptie ⏐ Putoptie 3. Je anticipeert op een verwachte koersdaling. Calloptie ⏐ Putoptie 4. Je kan je aandeel beveiligen of hedgen. Calloptie ⏐ Putoptie 5. Deze optie geeft je het recht om een onderliggende waarde voor een bepaalde prijs te kopen. Calloptie ⏐ Putoptie 15. Bekijk de informatie op de Bolero Academy en geef aan of de volgende
kenmerken thuishoren bij een ETF of bij een Turbo. Wanneer je start met beleggen, kies je in eerste instantie vaak voor obligaties, beleggingsfondsen en aandelen. Wanneer je wil handelen in opties, heb je best al wat meer basiskennis. Er zijn nog meer specifieke beleggingsproducten. 1. Een synoniem is Speeder of Sprinter (afhankelijk van de uitgever). ⏐ Turbo 2. Het is een soort van beleggingsfonds. Turbo 3. De koers wordt bepaald door de stand van de index die wordt gevolgd. Turbo 4. Door het stop-lossniveau kan je niet meer verliezen dan je eigen inbreng. ⏐ Turbo 5. Je bent minder gevoelig voor de koerswijziging van 1 aandeel. ⏐ Turbo 6. Je kan altijd profiteren van het hefboomprincipe. ⏐ Turbo 7. Naast koerswinst is er vaak ook nog een dividenduitkering. Turbo
ETF ETF ⏐ ETF ⏐ ETF ETF ETF ETF ⏐
16. Via pensioensparen denk je aan je toekomst en betaal je minder belastingen via het fiscale voordeel. Er zijn verschillende varianten van pensioensparen. Bekijk de mogelijkheden van KBC via de volgende link en geef dan bij elke situatie aan welke vorm van sparen het meest aangewezen is. Je wil op een veilige manier aan persioensparen doen met een gewaarborgd KBC-Life Pension Plan Plus - KBC-Life Pension Plan - Pricos - KBC-Life Home Plan 1. minimumrendement en een mogelijke jaarlijkse winstdeelneming. 2. Je wil naast het pensioensparen ook aan langetermijnsparen doen en je woningkrediet is bijna afbetaald. 3. Je wil binnen enkele jaren een woning kopen of bouwen en toch nu ook al een belastingvermindering ontvangen. 4. Je start al op vroege leeftijd met pensioensparen en mikt op een langetermijngroei. 17. Geef aan of de volgende stellingen eerder horen bij pensioensparen of bij langetermijnsparen. 1. Je kan tot 950 euro fiscaal voordelig sparen. pensioensparen ⏐ langetermijnsparen 2. De jaarlijkse belastingvermindering bedraagt maximaal 684 euro. pensioensparen ⏐ langetermijnsparen 3. Je kan het gespaarde geld gebruiken om de schuldsaldoverzekering van het woningkrediet te financieren. pensioensparen ⏐ langetermijnsparen
4. Het minimale streefbedrag per jaar voor de stortingen bedraagt 288 euro. pensioensparen ⏐ langetermijnsparen 5. Je verkrijgt een maximaal fiscaal voordeel door elke maand 79,17 euro te storten. pensioensparen ⏐ langetermijnsparen 18. Geef aan of de volgende stellingen juist of fout zijn. 1. Sparen via een gereglementeerde spaarrekening geeft een fiscaal voordeel doordat al de rente vrijgesteld is van roerende voorheffing. 2. Het is verstandig om mijn spaargeld eerst te gebruiken voor fiscaal sparen en de rest op te vullen met niet-fiscaal sparen. ⏐ fout 3. Fiscaal sparen voor je eigen woning is niet te combineren met fiscaal sparen voor je pensioen.
juist ⏐ fout juist juist ⏐ fout
19. Veronderstel dat je op 1 januari start met je eerste job en vanaf dan loon krijgt. Je begint onmiddellijk met langetermijnsparen en legt iedere maand 50 euro aan de kant. Hoe groot is je fiscaal voordeel? 1. 680 euro 2. 600 euro 3. 180 euro 20. Voor welk bedrag kan een jongere maximaal fiscaal sparen op jaarbasis? 1. 2280 euro 2. 950 euro 3. 3230 euro 21. Als je 100 euro per maand zou sparen, hoeveel kapitaal heb je dan na 5 jaar rekening houdende met een rendement van 3 %? 1. 5453 euro 2. 6474 euro (6774 in feedback) 3. 7463 euro
Module 3: Rendement en risico 1.
Wanneer je geld spaart, dan hoop je uiteraard dat dit je ook wat opbrengt. Welke begrippen horen bij de volgende uitleg.
Gereglementeerde spaarrekening - Getrouwheidspremie - Basisrente 1. Deze rente wordt berekend vanaf de eerste kalenderdag die volgt op de datum van de storting of de overschrijving en loopt tot de dag van opneming/overschrijving. 2. Deze premie wordt toegekend voor alle bedragen die gedurende twaalf opeenvolgende, volledige maanden na de storting of na de verwervingsdatum van de vorige premie ononderbroken op de spaarrekening worden aangehouden. Na het verwerven van deze premie start telkens een nieuwe berekeningsperiode van twaalf maanden. 3. Een spaarrekening waarbij op de eerste schijf van interesten geen roerende voorheffing verschuldigd is. Plaats de juiste vorm van rendement bij de verschillende beleggingsvormen. 2. Spaarrekening 1. Rente 2. Dividend 3. Koerswinst 4. Overige 3. Termijnrekening 1. Rente 2. Dividend 3. Koerswinst 4. Overige 4. Obligatie 1. Rente 2. Dividend 3. Koerswinst 4. Overige 5. Beleggingsfonds 1. Rente 2. Dividend 3. Koerswinst 4. Overige 6. Onroerend goed 1. Rente 2. Dividend 3. Koerswinst 4. Overige 7. Aandeel 1. Rente 2. Dividend 3. Koerswinst
4. Overige 8. Optie 1. Rente 2. Dividend 3. Koerswinst 4. Overige 9. Je beslist om 3 000 euro te beleggen via een termijnrekening van 5 jaar. De rentevoet hiervan is momenteel 1,25%. Welke van de volgende stellingen zijn juist. 1. Door de lage rentevoet is het verstandig om je geld de volgende 5 jaar vast te zetten op een termijnrekening. juist ⏐ fout 2. Het ingezette kapitaal wordt volledig terugbetaald op de eindvervaldag. juist ⏐ fout 3. Een termijnrekening heeft een hoge productscore. juist ⏐ fout 4. De rente wordt jaarlijks uitgekeerd. juist ⏐ fout 5. Na 1 jaar zal je 37,50 euro interest op je rekening krijgen. juist ⏐ fout 6. De rentevoet van deze belegging op 5 jaar ligt lager dan een termijnrekening op 3 jaar. juist ⏐ fout 10. Bekijk de informatie over een obligatie van Arseus. Los nadien de bijhorende vragen op.
Kies uit: gedaald, dalen, lager, boven, en 4,75. Het couponrendement bedraagt ________ %. De uitgifte van de obligatie was pari. Bij de uitgifte van deze obligatie was het koersrendement _____________ dan het couponrendement. De koers van de obligatie is het afgelopen jaar gestegen. Dat is logisch aangezien de marktrente is _________________. Na de couponuitkering op 2 juli zal de koers van deze obligatie waarschijnlijk ____________. 11. Bekijk de informatie over een beleggingsfonds dat je ook in de KBVBeleggerskoers kan aankopen, namelijk KBC Participation Local Emerging Market Bonds Classic Shares KAP. (ISIN-code BE6248515668). Om de vragen te kunnen oplossen, moet je het fonds ook ingeven in de fondsenzoeker van KBC en daar de extra informatie raadplegen. Dat kan via deze link.
1. De initiële inventariswaarde van het fonds was... €950,66 2. Dit fonds belegt...
€1000,00 ⏐
obligaties ⏐ mix van aandelen en obligaties
3. Bij dit beleggingsfonds moet je een instapvergoeding betalen van... 2,5%
1% ⏐
4. Dit beleggingsfonds is een geode keuze voor beleggers met een... dynamisch beleggersprofiel ⏐ defensief beleggersprofiel 5. De inventariswaarde van dit fonds ligt op 9 juli 2014... lager dan de initiële inventariswaarde ⏐hoger dan de initiële inventariswaarde 12. Bekijk de informatie over een beleggingsfonds dat je ook in de KBCBeleggerskoers kan aankopen, namelijk KBC Consumer Durables. (ISIN-code BE0171890065). Om de vragen te kunnen oplossen, moet je het fonds ook ingeven in de fondsenzoeker van KBC en daar de extra informatie raadplegen. Dat kan via deze link.
1. Dit beleggingsfonds belegt vooral in aandelen. juist ⏐ fout 2. De initiële inventariswaarde was 100 euro. juist ⏐ fout 3. De inventariswaarde bedraagt in juli 2014 ongeveer 150 euro. juist ⏐ fout 4. Het gemiddelde rendement op jaarbasis sinds de oprichting van het fonds is negatief. juist ⏐ fout 5. Dit beleggingsproduct hoort bij iemand met een defensief beleggersprofiel. juist ⏐ fout 13. Wanneer je gaat beleggen moet je ook rekening houden met een aantal risico’s. Koppel de uitleg aan het juiste risico. Kies uit: Debiteurenrisico / Koersrisico / Renterisico / Inflatierisico / Valutarisico 1. Als belegger loop je dit risico doordat je aandeel in waarde stijgt of daalt. 2. Dit is het risico dat je loopt omdat de partij aan wie je geld uitleent niet kanbetalen op het afgesproken tijdstip. 3. Als je belegt in een andere munt dan de euro, moet je er rekening mee houden dat de waarde van die andere munt kan wijzigen ten opzichte van de euro. 4. Bij het rendement van je belegging moet je ook rekening houden met geldontwaarding (het feit dat in de loop van de tijd producten en diensten steeds duurder worden) 5. Bij vastrentende beleggingen kan je niet profiteren van een stijging van de marktrente. 14. Geef aan bij welke van de verschillende beleggingen het risico het hoogst is. 1. Renterisico: termijnrekening ⏐ obligatie 2. Debiteurenrisico: Triple A-obligaties ⏐ junk bonds 3. Liquiditeitsrisico: aandeel op fixingmarkt ⏐ aandeel op continumarkt
4. Koersrisico:
aandeel van bedrijf in voedingssector ⏐ aandeel van jong technologiebedrijf
15. Geef aan of de volgende stellingen juist of fout zijn. 1. Naarmate een belegger bereid is meer risico te lopen, kan de beloning hoger oplopen. ⏐ fout 2. Een stijgende rente zal de obligatiekoersen normaal gezien doen dalen. fout 3. Het rendement op aandelen bestaat uit rente en koerswinst. ⏐ fout 4. Wanneer de dollarkoers daalt, zal het rendement op een aandeel van een Belgisch bedrijf dat veel zaken doet met de Verenigde Staten stijgen. 5. Beleggingen op lange termijn geven doorgaans kans op een hoger rendement. 6. Op lange termijn is beleggen in obligaties risicovoller dan beleggen in aandelen. 7. Een dalende rente heeft in principe een positieve invloed op de koersontwikkeling van aandelen.
juist juist ⏐ juist
juist ⏐ fout juist ⏐ fout juist ⏐ fout juist ⏐ fout
16. Zet de volgende beleggingen in de juiste volgorde. Begin met de meest risicovolle manier en eindig met de minst risicovolle manier. (Ga uit van normale situaties!) 1. Obligaties van bedrijven ____ 2. Investeringen in onroerend goed
____
3. Opties
____
4. Staatsobligaties
____
5. Spaarpot
____
6. Aandelen in levensmiddelenbranche
____
7. Aandelen in IT-sector
____
17. De onderstaande beleggingsfondsen kan je aankopen in de KBCBeleggerskoers. Geef bij elk fonds de productscore van het bepalen van het risicoprofiel. 4 1. KBC Bonds Corporates USD Capitalisation KAP ____ 2. KBC Renta Emurenta Capitalisation KAP
____
3. KBC Bonds Emerging Markets Capitalisation KAP
____
4. KBC Equity Fund Luxury & Tourism Classic Shares KAP
____
18. Hieronder staan enkele beleggingsalternatieven bij KBC. Koppel het juiste rendement aan de juiste belegging. (situatie juli 2014) Kies uit: 1% basisrente en 0,75% - 1,00% - 0,35% basisrente en 0,15% getrouwheidspremie - 1,25% - 0,50% - 1,40% - niet vooraf bekend 1. KBC kasbon driejaarlijks opvraagbaar ________________________ 2. KBC-Start2Save
________________________
3. Spaarrekening
________________________
4. KBC termijnrekening op 1 jaar
________________________
5. KBC termijnrekening op 5 jaar
________________________
6. KBC Equity Fund Technology
________________________
7. Staatsbon met looptijd van 8 jaar
________________________
Module 4: De beurs 1. Bekijk het fragment van de beursintroductie van Euronext. Geef vervolgens aan of de stellingen juist of fout zijn. 1. Financiering van de groei is een goede reden om naar de beurs te gaan. 2. De aandeelhouders van Euronext moeten vooral hopen op koerswinst en niet op dividend. 3. Het aantal beursintroducties zat tussen 2010 en 2014 in de lift. ⏐ fout 4. Bedrijven die op de beurs noteren moeten transparant zijn over hun werking.
juist ⏐ fout juist ⏐ fout juist juist ⏐ fout
2. De BEL 20-index omvat 20 Belgische bedrijven. Geef aan of de volgende bedrijven, die ook aan bod komen in de KBC-Beleggerskoers, zijn opgenomen in de BEL20-index. 1. Bpost ja ⏐ nee 2. Kinepolis Group ja ⏐ nee 3. KBC ja ⏐ nee 4. Solvay ja ⏐ nee 5. Thrombogenics ja ⏐ nee 6. Van de Velde ja ⏐ nee 7. UCB ja ⏐ nee 8. Belgacom ja ⏐ nee 9. Telenet ja ⏐ nee 10. ABInbev ja ⏐ nee 3. Raadpleeg het overzicht van de aandelen op de Beurs van Brussel en geef aan bij welk compartiment of welke deelmarkt dit aandeel noteert. 1. EMD Music Alternext ⏐ Vrije markt 2. Pairi Daiza Alternext ⏐ Vrije markt 3. Ontex Group Mid Cap ⏐ Large Cap 4. Deceunick Mid Cap ⏐ Large Cap 5. Mobistar Mid Cap ⏐ Large Cap 4. In België is de BEL20 een belangrijke index, in Amerika is er de Dow Jones en in Japan de Nikkei 225. Wereldwijd zijn er nog heel wat andere indexen. Koppel elk land aan de juiste index. Kies uit: Frankrijk - België - spanje - Groot-Brittannië - Nederland - Duitsland Portugal 1. AEX & AMX 2. CAC 40 3. DAX 30 4. FTSE100 5. VLAM21 6. PSI20 7. IBEX35 5. Wanneer je aandelen wil aankopen, moet je ook rekening houden met de
verschillende soorten orders die je kan geven. Geef aan bij welke soort order de volgende stellingen horen. Dit order geeft je een optimale bescherming tegen een koersdaling. 1. marktorder 2. limietorder 3. stoporder 4. stop-limit order 5. stop-loss order Je hebt controle over de aankoopprijs of de verkoopprijs. 1. marktorder 2. limietorder 3. stoporder 4. stop-limit order 5. stop-loss order Dit order werkt met het principe van een trigger. 1. marktorder 2. limietorder 3. stoporder 4. stop-limit order 5. stop-loss order Als de trigger bereikt wordt, gaat dit order als een limietorder naar de beurs. 1. marktorder 2. limietorder 3. stoporder 4. stop-limit order 5. stop-loss order Via dit order heb je steeds voorrang op een limietorder. 1. marktorder 2. limietorder 3. stoporder 4. stop-limit order 5. stop-loss order Dit order wordt nooit uitgevoerd aan een prijs die minder gunstig is dan wat je hebt aangegeven. 1. marktorder 2. limietorder 3. stoporder 4. stop-limit order 5. stop-loss order Wanneer de verhandeling van het aandeel primeert op de prijs, kies je voor dit order. 1. marktorder 2. limietorder 3. stoporder 4. stop-limit order 5. stop-loss order Als de trigger bereikt wordt, gaat dit order als marktorder naar de beurs.
1. 2. 3. 4. 5.
marktorder limietorder stoporder stop-limit order stop-loss order
6. Hieronder zie je de koersinformatie van Danone, één van de aandelen uit de KBCBeleggerskoers. Bekijk de informatie en beoordeel dan de stellingen.
1. Danone noteert op Euronext Brussel. ja ⏐ nee 2. De Ticker van Danone is FR0000120644. ja ⏐ nee 3. De openingskoers was 53,16 euro. ja ⏐ nee 4. De openingskoers was lager dan de slotkoers van de vorige dag. ja ⏐ nee 5. Verkopers willen op dit moment minimum 53,21 euro voor hun aandeel krijgen. ja ⏐ nee 6. Er werden op deze beursdag al 512544 aandelen verhandeld. ja ⏐ nee
7. Hieronder zie je de koersinformatie van Apple, één van de aandelen uit de KBCBeleggerskoers. Bekijk de informatie en vul de tekst verder aan.
Kies uit: 0.30 - AAPL - NASDAQ - 96,28 en 95,90 Het aandeel van Apple noteert op _______________. Het aandeel is op het moment van de schermafdruk _______ % gestegen ten opzichte van de slotkoers. De laagste koers waartegen dit aandeel op deze beursdag verhandeld is, bedraagt ________ dollar. De Ticker van dit aandeel is ____________ . Op dit moment willen verkopers minimum __________dollar voor hun aandeel krijgen.
8. Binnen de KBC-Beleggerskoers kan je aandelen van Unilever kopen. Bekijk de informatie en geef aan of de verschillende orders uitgevoerd konden worden in de loop van de dag.
1. Marktorder voor de aankoop van 1 500 aandelen Uitvoering ⏐ Geen uitvoering 2. Limiet aankooporder aan 31 euro Uitvoering ⏐ Geen uitvoering 3. Limiet verkooporder aan 31 euro Uitvoering ⏐ Geen uitvoering 4. Stop-loss verkooporder met trigger van 31 euro Uitvoering ⏐ Geen uitvoering 5. Stop-limit verkooporder met trigger van 33 euro en limiet van 31,80 Uitvoering ⏐ Geen uitvoering 6. Stop-limit aankooporder met trigger van 31 euro en limiet van 32 euro Uitvoering ⏐ Geen uitvoering 9. Analyseer de koersinformatie van het aandeel van Colruyt op 7 en 8 juli en los de volgende vragen op.
1. De slotkoers op 12 augustus bedraagt 36,305 euro. 2. Er werden op 12 augustus 1 029 aandelen verhandeld. ⏐ fout 3. De openingskoers op 13 augustus ligt hoger dan de slotkoers van de vorige dag. 4. Het aandeel van Colruyt is op 12 augustus met 0,26% gedaald
juist ⏐ fout juist juist ⏐ fout
ten opzichte van de slotkoers van de vorige beursdag. ⏐ fout 5. Op 13 augustus willen de aandeelhouders minimum 36,20 euro krijgen als ze de aandelen verkopen. 6. Een aankooplimietorder van 36,50 euro zou bij de opening uitgevoerd worden op 13 augustus. ⏐ fout
juist
juist ⏐ fout juist
10. Koppel de volgende begrippen aan de juiste uitleg: Kies uit / Ticket / spread / IPO / Alternext / koers-winstverhouding / laatprijs / berenmarkt / Volatiliteit 1. Term die verwijst naar de mate waarmee een koers schommelt 2. Markt met een overwegend neerwaartse trend 3. Het verschil tussen de bied- en laatprijs 4. De prijs waarop effecten te koop worden aangeboden 5. Een andere benaming voor de beursintroductie van een bedrijf 6. Verhouding tussen de huidige koers van het aandeel en de winst per aandeel 7. Beurs waarop kleine en middelgrote bedrijven uit België terecht kunnen 8. Symbool waarmee een effect op de beurs wordt aangeduid 11. Zoek op www.tijd.be informatie op over het beleggingsfonds KBC Equity Food & Personal Products KAP. Welke kosten gaan gepaard met dit fonds? 1. Instapkosten 2. Uitstapkosten
_________ _________
3. Jaarlijkse beheerskosten _________ 4. Rendement in 2013
_________
12. Bekijk de koersinformatie van de staatsbon die werd uitgegeven in juni 2014. Geef aan of de stellingen juist of fout zijn.
1. De staatsbon werd uitgegeven a pari.
juist ⏐ fout
2. Als we op 30 juni de obligatie kopen op de secundaire markt, betalen we meer dan de uitgifteprijs. 3. Als je op 30 juni de staatsbon wil aankopen, betaal je hiervoor maximum 99,310 euro. 4. Als de rente stijgt, is de kans groot dat de waarde van deze staatsbon zal dalen. ⏐ fout 5. Wanneer het moment van de betaling van het coupon nadert, zal de waarde van de staatsbon dalen.
juist ⏐ fout juist ⏐ fout juist
juist ⏐ fout
Module 5: Koersinvloeden 1. Hieronder staan enkele stellingen van analyses die je kunt uitvoeren. Geef aan of ze eerder horen bij een fundamentele analyse of bij een technische analyse. 1. Een analyse die zich baseert op boekhoudkundige gegevens van bedrijven. Technische analyse ⏐ Fundamentele analyse 2. Het interpreteren van de koersontwikkeling van het aandeel is hier belangrijk. Technische analyse ⏐ Fundamentele analyse 3. Er wordt ook rekening gehouden met de micro-economische invloeden. Technische analyse ⏐ Fundamentele analyse 4. Een analyse van de cashflow en de winst is belangrijk. Technische analyse ⏐ Fundamentele analyse 5. Er wordt gebruik gemaakt van candle sticks. Technische analyse ⏐ Fundamentele analyse 6. In deze analyse wordt ook de RSI-indicator gebruikt. Fundamentele analyse Technische analyse ⏐ Fundamentele analyse 2. Bij een fundamentele analyse worden enkele vaak voorkomende ratio’s gebruikt. Het is dan ook belangrijk dat je weet wat die ratio’s betekenen. Koppel de juiste ratio aan de gegeven uitleg. Kies uit: CAGR - Dividendrendement - EPS - PEG - P/E - Return on equity 1. Ratio die weergeeft hoeveel het bedrijf per aandeel aan dividend uitkeert (aan te veel) 2. Verhouding tussen de nettowinst van een bedrijf en het eigen vermogen. 3. Deze ratio geeft weer hoeveel winst het bedrijf per aandeel maakt. 4. Verhouding waarbij de koers van het aandeel gedeeld wordt door de winst per aandeel. 5. Ratio die niet alleen rekening houdt met de P/E, maar ook met de groei van de onderneming. 6. Ratio die de rentabiliteit van een belegging over een langere periode berekent. 3. Bij beleggingbeslissingen is een technische analyse een belangrijk gegeven. Geef aan of de volgende beweringen overeenstemmen met de visie van een technische analyse. 1. Bij een technische analyse wordt vooral naar de toekomst gekeken. juist ⏐ fout 2. Bij technische analyses gaat men vooral op zoek naar patronen. juist ⏐ fout 3. Technische analyses hechten veel belang aan de gegevens uit de boekhouding van de bedrijven. juist ⏐ fout 4. Bij een technische analyse wordt vaak gebruik gemaakt van grafieken. juist ⏐ fout 4. Hieronder vind je enkele toepassingen van een technische analyse. Koppel de juiste naam aan de juiste afbeelding. We gebruiken afbeeldingen van Delhaize, Één van de aandelen uit de KBC-Beleggerskoers. Kies uit: Lijngrafiek / Kaarsgrafiek / RSI-indicator / Lijngrafiek met procentuele schaal / Voortschrijdend gemiddelde
1.
2.
3.
4.
5. 5. Analyseer de volgende grafiek en geef dan aan of de stellingen juist of fout zijn.
1. De koers van Delhaize lag op 13 augustus 2014 0,34 %
hoger dan 1 jaar geleden. juist ⏐ fout 2. Tussen januari en maart 2014 was er sprake van een opwaartse trend. juist ⏐ fout 3. Rond maart 2014 hadden we te maken met een Golden Cross. juist ⏐ fout 4. In deze grafiek hebben we nergens een Dead Cross-punt. juist ⏐ fout 5. In juni 2014 besliste Delhaize heel wat personeel te ontslaan. Dat had een ongunstig effect op de beurskoers. juist ⏐ fout 6. Bekijk het filmpje over de Europese Centrale bank en vervolledig dan de onderstaande tekst. Filmpje https://youtu.be/Hbv2UoGu1-s De ecb en het eurosysteem in drie minuten uitgelegd Kies uit: Monetaire, basisrentetarieven, prijsstabiliteit en 2. De hoofdtaak van het Eurosysteem is het vaststellen en uitvoeren van het beleid voor het ________________ eurogebied. Dat betekent het handhaven van de __________________, door de inflatie onder maar dicht bij _____ % te houden. Er zijn een aantal standaard monetaire beleidsinstrumenten die het daarvoor kan inzetten. De belangrijkste zijn de besluiten over de ___________________. 7. Bekijk het filmpje van juni 2014 over de KBC-beleggingsstrategie waarin de beslissingen van de ECB uit het voorjaar van 2014 worden toegelicht. De ECB nam in die periode namelijk een aantal historische maatregelen. Geef aan of de volgende stellingen kloppen. 1. De ECB heeft de beleidsrente verlaagt naar een historisch dieptepunt. juist ⏐ fout 2. De banken moeten meer betalen om op dagbasis te lenen bij de ECB. juist ⏐ fout 3. Banken moeten voor het eerst betalen om tegoeden bij de ECB te plaatsen. juist ⏐ fout 4. Er worden maatregelen genomen om minder kredieten te geven aan bedrijven. juist ⏐ fout 5. De ECB zal ook overheidsobligaties opkopen op de markt. juist ⏐ fout 6. De ECB wil met de drastische maatregelen de inflatie weer laten stijgen. juist ⏐ fout 7. De ECB wil de eurokoers versterken zodat de concurrentiekracht van onze bedrijven toeneemt. juist ⏐ fout 8. De maatregelen van de ECB zijn positief voor beleggers. juist ⏐ fout
8. Een beurscrash of financiële crisis kan verschillende oorzaken hebben. Koppel de onderstaande oorzaken aan de juiste beurscrash. Beurscrash van 1987 - Eurocrisis - Beurscrash van 1929 - Kredietcrisis 2008 1. Het instorten van de huizenmarkt in de Verenigde Staten was de aanleiding van deze crisis. 2. Door de hoogconjunctuur noteerden de meeste aandelen op de beurs veel hoger dan ze echt waard waren. 3. Deze crisis ontstond doordat Griekenland zijn schulden niet meer kon afbetalen. 4. Deze crisis ontstond door negatieve uitlatingen op het economische beleid van Duitsland. 9. Hieronder zie je de grafiek van het aandeel van Tessenderlo Chemie. Koppel de onderstaande feiten aan de juiste nummers op de grafiek
1. Het chemiebedrijf Tessenderlo trekt zijn jaarprognose voor 2014 op. _____ 2. Een stevig winstalarm stuurt de beurskoers van Tessenderlo naar het laagste peil in 20 jaar
_____
3. Op dit moment bereikt het aandeel een ‘Golden Cross’. _____ 4. Op dit moment wordt een periode met een negatieve trend afgesloten. _____ 10. Bekijk hieronder de grafische weergave van het aandeel van Tessenderlo Group. Vul de tekst aan.
Kies uit: oververkochte, oververkocht, overkochte, verkopen, kopen, RSI Op deze grafiek wordt de ______ -indicator weergegeven. Deze indicator geeft aan wanneer een aandeel overkocht of ________________ is. De zone boven de blauwe lijn is de ________________ zone, de zone onder de rode lijn is de __________________ zone. Op basis van deze grafiek zou je het aandeel van Tessenderlo eind september 2013 best _______________. In april 2014 zou je het aandeel best ___________________.
Module 6: Slim handelen 1. Wanneer je gaat handelen op de beurs, dan kun je verschillende technieken gebruiken. Koppel de juiste techniek aan de passende uitleg. Kies uit /timing-theorie / actief beleggen / assetallocatie / duurzaam beleggen / Spreiding / indexbeleggen / speculatief / beleggen / Buy and hold / stock picking 1. Effecten aankopen uit verschillende landen en sectoren 2. Beleggen in aandelen met groeiverwachtingen op lange termijn 3. Optimaal profiteren van de beurs door vaak te kopen en verkopen 4. Op korte termijn zoveel mogelijk winst willen halen 5. Je beoogt een rendement dat beter is dan de markt 6. Je selecteert zelf aandelen, waarvan een goed rendement wordt verwacht 7. Je beoogt een vergelijkbaar rendement als de markt 8. Beleggingsvorm waarbij ook sociale en ecologische criteria een rol spelen 9. Een synoniem voor de samenstelling van je beleggingsportefeuille 2. Geef bij de volgende stellingen aan of ze horen bij een buy and hold-strategie of bij beleggen op korte termijn. 1. Je moet actief de markt volgen. Buy and hold ⏐ Beleggen op korte termijn 2. Na een beurscrash moet je soms lang wachten vooraleer de aandelen terug op het oude niveau komen. Buy and hold ⏐ Beleggen op korte termijn 3. Je moet niet dagelijks de markt volgen. Buy and hold ⏐ Beleggen op korte termijn 4. Je kunt winsten realiseren door een actieve aan- en verkoop strategie. Buy and hold ⏐ Beleggen op korte termijn 5. Timing speelt een grote rol bij deze strategie. Buy and hold ⏐ Beleggen op korte termijn 3. Geef bij de volgende handelingen aan of ze eerder thuishoren bij actief beleggen of bij passief beleggen. 1. Je maakt gebruik van market timing. Actief beleggen ⏐ Passief beleggen 2. Je probeert de prestaties van een index na te bootsen. Actief beleggen ⏐ Passief beleggen 3. Je streeft naar een rendement dat beter is dan de markt. Actief beleggen ⏐ Passief beleggen 4. De transactiekosten kunnen vrij hoog oplopen. Actief beleggen ⏐ Passief beleggen
5. Je maakt gebruik van stock picking. Passief beleggen
Actief beleggen ⏐
4. Bekijk via de fondsenzoeker op de KBC-website de productfiche van de volgende twee beleggingsfondsen die je ook kunt aankopen in de KBC Beleggerskoers. Geef aan bij welk fonds de onderstaande stellingen het meest passen. 1. Meer spreiding naar economische sectoren Priviliged Portfolio Pro 90 november KAP ⏐ KBC Equity Fund Oil Classic Shares KAP 2. Minder spreiding naar regio Priviliged Portfolio Pro 90 november KAP ⏐ KBC Equity Fund Oil Classic Shares KAP 3. Meer spreiding naar beleggingscategorieën Priviliged Portfolio Pro 90 november KAP ⏐ KBC Equity Fund Oil Classic Shares KAP 4. Hoogste rendement het afgelopen jaar (2013) Priviliged Portfolio Pro 90 november KAP ⏐ KBC Equity Fund Oil Classic Shares KAP 5. Ondervindt het meeste effect van de olieprijs Priviliged Portfolio Pro 90 november KAP ⏐ KBC Equity Fund Oil Classic Shares KAP 6. Fonds met het hoogste risico Priviliged Portfolio Pro 90 november KAP ⏐ KBC Equity Fund Oil Classic Shares KAP
Module 1 1. Koppel de juiste omzetting aan de juiste uitleg. 1. Valutaomzetting 2. Schaalomzetting 3. Termijnomzetting 2. Koppel het juiste risico aan elk van de voorbeelden. 1. Liquiditeitsrisico 2. Kredietrisico 3. Renterisico 4. Marktrisico 3. Duid aan of de volgende beweringen juist of fout zijn. We sparen... 1. Juist 2. Juist 3. Fout 4. Fout 5. Juist 6. Juist 4. Geef aan of de volgende beweringen waar of niet waar zijn. 1. Niet waar 2. Niet waar 3. Niet waar 4. Waar 5. Niet waar 6. Waar 7. Waar 5. Vul de volgende tips in verband met sparen verder aan. Kies uit: krijgt, lager, leen, budget, spaarproducten, onverwachte, buffer, cadeautjes, vergelijk, inkomsten. 1. budget 2. inkomsten 3. overwachte 4. buffer 5. vergelijk 6. cadeautjes 7. spaarproducten 8. leen 9. krijgt 10. lager 6. Het is belangrijk dat je de juiste keuzes maakt met je vermogen. Horen de volgende beweringen eerder thuis bij sparen of bij beleggen? 1. Beleggen 2. Sparen 3. Sparen 4. Beleggen 7. Je zet 1 000 euro op je spaarrekening. Veronderstel dat de spaarrente 1,5% bedraagt. De inflatie bedraagt 1%. Wat betekent dit concreet? Zijn de volgende beweringen juist of fout?
1. 2. 3. 4.
Fout Fout Juist Fout
8. Hoeveel geld heeft Dries na twee jaar? 2 588,27 euro 9. Na twee jaar is de prijs van de Vespa door inflatie met 2% gestegen. Heeft Dries genoeg geld? Nieuwe prijs van de Vespa: 2 601 euro 10. Dries heeft dus hoeveel te weinig: 12,73 euro 11. Geef aan of de volgende situaties een gevolg kunnen zijn van de beslissing van de Europese Centrale Bank. 1. Fout 2. Juist 3. Juist
Module 2 1. Financiële instellingen hebben verschillende mogelijkheden om je te helpen met het sparen. Surf naar deze link. 1. Termijnrekening 2. Automatisch sparen 3. Spaarrekening 2. Geef bij de onderstaande beweringen aan of het een kenmerk is van een spaarrekening of van een termijnrekening. 1. Termijnrekening 2. Gereglementeerde spaarrekening 3. Termijnrekening 4. Gereglementeerde spaarrekening 5. Termijnrekening 6. Termijnrekening ANNULEREN 3. Geef bij de onderstaande stellingen aan bij welke pensioenpijler ze horen. 1. 3 e 2. 2 e 3. 1 e 4. 3 e 5. 2 e 6. 4e 4. Pensioensparen en langetermijnsparen brengen een fiscaal voordeel met zich mee. Vul de onderstaande tekst aan met de meest recente bedragen. Maak een keuze uit: 2280, 950, 684, 285, 30, 30. 1. 950 2. 30 3. 285 4. 30 5. 2280 6. 684 5. Geef aan of de volgende kenmerken horen bij Tak 21-producten of bij Tak 23producten. 1. Tak 21 2. Tak 23 3. Tak 21 4. Tak 21 5. Tak 23 6. Horen de volgende stellingen eerder bij obligaties of aandelen? 1. Obligatie 2. Aandeel 3. Obligatie 4. Obligatie 5. Aandeel 6. Obligatie 7. Obligatie 7. Koppel de juiste begrippen in verband met obligaties bij de omschrijvingen.
1. 2. 3. 4. 5.
Coupon Emissie ´a pari´ OLO Converteerbare obligatie Actergestelde obligatie
8. In de Kennisbank werd de bedrijfsobligatie van Warehouses De Pauw al besproken. Vul de onderstaande tekst aan met de juiste cijfers. Kies uit 101,875 - 25 - 7 - 3,375 – 2,24. 1. 3,375 2. 7 3. 101,875 4. 25 5. 2,24 9. Geef aan of de volgende stellingen goede redenen zijn om te beleggen in een beleggingsfonds. 1. Waar 2. Niet waar 3. Waar 4. Niet waar 5. Waar 10. In de fondsenzoeker van KBC vinden we de volgende informatie over een van de fondsen die ook in het spel zijn opgenomen, namelijk KBC Participation Europe Financial Bond Opportunities. Zoek zelf het fonds op in de fondsenzoeker op basis van de ISIN-code: BE0948394250. Bekijk de onderstaande grafiek en los dan de bijbehorende vragen op. 1. 936,83 2. 840,62 3. 938,22 4. Toegenomen 5. 11,45 11. Zoek in de fondsenzoeker van KBC meer informatie over Privileged Portfolio Pro 90 November (ISIN BE0946433043). Analyseer vervolgens de productfiche van dit beleggingsfonds en beoordeel de volgende stellingen. 1. Fout 2. Juist 3. Fout 4. Fout 12. Wat is de opbrengst? 500 13. Wat is de winst? 400 14. Wanneer je gaat beleggen met opties, is het belangrijk dat je een goede keuze maakt tussen call- en putoptie. Geef aan bij welk soort optie de volgende stellingen horen. 1. Calloptie
2. 3. 4. 5.
Putoptie Putoptie Putoptie Calloptie
15. Bekijk de informatie op de Bolero Academy en geef aan of de volgende kenmerken thuishoren bij een ETF of bij een Turbo. 1. Turbo 2. ETF 3. ETF 4. Turbo 5. ETF 6. Turbo 7. ETF 16. Via pensioensparen denk je aan je toekomst en betaal je minder belastingen via het fiscale voordeel. Er zijn verschillende varianten van pensioensparen. Bekijk de mogelijkheden van KBC via de volgende link en geef dan bij elke situatie aan welke vorm van sparen het meest aangewezen is. 1. KBC-Life Pension Plan 2. KBC-Life Pension Plan Plus 3. KBC-Life Home Plan 4. Pricos 17. Geef aan of de volgende stellingen eerder horen bij pensioensparen of bij langetermijnsparen. 1. pensioensparen 2. langetermijnsparen 3. langetermijnsparen 4. pensioensparen 5. pensioensparen 18. Geef aan of de volgende stellingen juist of fout zijn. 1. Fout 2. Juist 3. Fout 19. Veronderstel dat je op 1 januari start met je eerste job en vanaf dan loon krijgt. Je begint onmiddellijk met langetermijnsparen en legt iedere maand 50 euro aan de kant. Hoe groot is je fiscaal voordeel? 180 euro 20. Voor welk bedrag kan een jongere maximaal fiscaal sparen op jaarbasis? 2280 euro 21. Als je 100 euro per maand zou sparen, hoeveel kapitaal heb je dan na 5 jaar rekening houdende met een rendement van 3 %? 6474 euro
Module 3 2.
Wanneer je geld spaart, dan hoop je uiteraard dat dit je ook wat opbrengt. Welke begrippen horen bij de volgende uitleg. 1. Basisrente 2. Getrouwheidspremie 3. Gereglementeerde spaarrekening
2. Spaarrekening Rente 3. Termijnrekening Rente 4. Obligatie Rente Koerswinst 5. Beleggingsfonds Dividend Koerswinst 6. Onroerend goed Overige 7. Aandeel Dividend Koerswinst 8. Optie Koerswinst 9. Je beslist om 3 000 euro te beleggen via een termijnrekening van 5 jaar. De rentevoet hiervan is momenteel 1,25%. Welke van de volgende stellingen zijn juist. 1. Fout 2. Juist 3. Fout 4. Juist 5. Fout 6. Fout 10. Bekijk de informatie over een obligatie van Arseus. Los nadien de bijhorende vragen op. 1. 4,75 2. boven 3. lager 4. gedaald 5. dalen 11. Bekijk de informatie over een beleggingsfonds dat je ook in de KBVBeleggerskoers kan aankopen, namelijk KBC Participation Local Emerging Market Bonds Classic Shares KAP. (ISIN-code BE6248515668). Om de vragen te kunnen oplossen, moet je het fonds ook ingeven in de fondsenzoeker van KBC en daar de
extra informatie raadplegen. Dat kan via deze link. 1. 2. 3. 4. 5.
€1000,00 obligaties 2,5% dynamisch beleggersprofiel lager dan de initiële inventariswaarde
12. Bekijk de informatie over een beleggingsfonds dat je ook in de KBCBeleggerskoers kan aankopen, namelijk KBC Consumer Durables. (ISIN-code BE0171890065). Om de vragen te kunnen oplossen, moet je het fonds ook ingeven in de fondsenzoeker van KBC en daar de extra informatie raadplegen. Dat kan via deze link. 1. Juist 2. Fout 3. Fout 4. Juist 5. Fout 13. Wanneer je gaat beleggen moet je ook rekening houden met een aantal risico’s. Koppel de uitleg aan het juiste risico. 1. Koersrisico 2. Debiteurenrisico 3. Valutarisico 4. Inflatierisico 5. Renterisico 14. Geef aan bij welke van de verschillende beleggingen het risico het hoogst is. 1. obligatie 2. junk bonds 3. aandeel op fixingmarkt 4. aandeel van jong technologiebedrijf 15. Geef aan of de volgende stellingen juist of fout zijn. 1. Juist 2. Juist 3. Fout 4. Fout 5. Juist 6. Juist 7. Juist 16. Zet de volgende beleggingen in de juiste volgorde. Begin met de meest risicovolle manier en eindig met de minst risicovolle manier. (Ga uit van normale situaties!) 5. Obligaties van bedrijven 3. Investeringen in onroerend goed 1. Opties 6. Staatsobligaties 7. Spaarpot 4. Aandelen in levensmiddelenbranche 2. Aandelen in IT-sector
17. De onderstaande beleggingsfondsen kan je aankopen in de KBCBeleggerskoers. Geef bij elk fonds de productscore van het bepalen van het risicoprofiel. 1. 4 2. 2 3. 5 4. 6 18. Hieronder staan enkele beleggingsalternatieven bij KBC. Koppel het juiste rendement aan de juiste belegging. (situatie juli 2014) 1. 1,00% 2. 1% basisrente en 0,75% getrouwheidspremie 3. 0,35% basisrente en 0,15% getrouwheidspremie 4. 0,50% 5. 1`,25% 6. niet vooraf bekend 7. 1,40%
Module 4 1. Bekijk het fragment van de beursintroductie van Euronext. (Fragment opent niet!!!!) Geef vervolgens aan of de stellingen juist of fout zijn. 1. Juist 2. Fout 3. Fout 4. Juist 2. De BEL 20-index omvat 20 Belgische bedrijven. Geef aan of de volgende bedrijven, die ook aan bod komen in de KBC-Beleggerskoers, zijn opgenomen in de BEL20-index. 1. Ja 2. Nee 3. Ja 4. Ja 5. Nee 6. Nee 7. Ja 8. Ja 9. Nee 10. Ja 3. Raadpleeg het overzicht van de aandelen op de Beurs van Brussel en geef aan bij welk compartiment of welke deelmarkt dit aandeel noteert. 1. Vrije markt 2. Alternext 3. Large Cap 4. Mid Cap 5. Mid Cap 4. In België is de BEL20 een belangrijke index, in Amerika is er de Dow Jones en in Japan de Nikkei 225. Wereldwijd zijn er nog heel wat andere indexen. Koppel elk land aan de juiste index. Kies uit - Frankrijk - België - spanje - Groot-Brittannië - Nederland - Duitsland Portugal 1. Nederland 2. Frankrijk 3. Duitsland 4. Groot-Brittannië 5. België 6. Portugal 7. spanje 5. Wanneer je aandelen wil aankopen, moet je ook rekening houden met de verschillende soorten orders die je kan geven. Geef aan bij welke soort order de volgende stellingen horen. Dit order geeft je een optimale bescherming tegen een koersdaling. stop-limit order
Je hebt controle over de aankoopprijs of de verkoopprijs. limietorder Dit order werkt met het principe van een trigger. marktorder stoporder Als de trigger bereikt wordt, gaat dit order als een limietorder naar de beurs. stop-limit order Via dit order heb je steeds voorrang op een limietorder. marktorder Dit order wordt nooit uitgevoerd aan een prijs die minder gunstig is dan wat je hebt limietorder Wanneer de verhandeling van het aandeel primeert op de prijs, kies je voor dit order. marktorder Als de trigger bereikt wordt, gaat dit order als marktorder naar de beurs. stop-loss order 6. Hieronder zie je de koersinformatie van Danone, één van de aandelen uit de KBCBeleggerskoers. Bekijk de informatie en beoordeel dan de stellingen. 1. Fout 2. Fout 3. Juist 4. Fout 5. Fout 6. Juist 7. Hieronder zie je de koersinformatie van Apple, één van de aandelen uit de KBCBeleggerskoers. Bekijk de informatie en vul de tekst verder aan. 1. NASDAQ 2. 0.30 3. 95,90 4. AAPL 5. 96,28 8. Binnen de KBC-Beleggerskoers kan je aandelen van Unilever kopen. Bekijk de informatie en geef aan of de verschillende orders uitgevoerd konden worden in de loop van de dag. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Uitvoering Geen uitvoering Uitvoering Uitvoering Uitvoering Uitvoering
9. Analyseer de koersinformatie van het aandeel van Colruyt op 7 en 8 juli en los de volgende vragen op.
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Juist Fout Juist Fout Fout Fout
10. Koppel de volgende begrippen aan de juiste uitleg: Kies uit / Ticket / spread / IPO / Alternext / koers-winstverhouding / laatprijs / berenmarkt / Volatiliteit 1. Volatiliteit 2. berenmarkt 3. spread 4. laatprijs 5. IPO 6. koers-winstverhouding 7. Alternext 8. Ticket 11. Zoek op www.tijd.be informatie op over het beleggingsfonds KBC Equity Food & Personal Products KAP. Welke kosten gaan gepaard met dit fonds? 1. 3,00 % 2. 2,00 % 3. 1,35 % 4. 15,83 % 12. Bekijk de koersinformatie van de staatsbon die werd uitgegeven in juni 2014. Geef aan of de stellingen juist of fout zijn. 1. Juist 2. Fout 3. Fout 4. Juist 5. Fout
Module 5 1. Hieronder staan enkele stellingen van analyses die je kunt uitvoeren. Geef aan of ze eerder horen bij een fundamentele analyse of bij een technische analyse. 1. Fundamentele analyse 2. Technische analyse 3. Fundamentele analyse 4. Fundamentele analyse 5. Technische analyse 6. Fundamentele analyse 2. Bij een fundamentele analyse worden enkele vaak voorkomende ratio’s gebruikt. Het is dan ook belangrijk dat je weet wat die ratio’s betekenen. Koppel de juiste ratio aan de gegeven uitleg. 1. Dividendrendement 2. Return on equity 3. EPS 4. P/E 5. PEG 6. CAGR 3. Bij beleggingbeslissingen is een technische analyse een belangrijk gegeven. Geef aan of de volgende beweringen overeenstemmen met de visie van een technische analyse. 1. Fout 2. Juist 3. Fout 4. Juist 4. Hieronder vind je enkele toepassingen van een technische analyse. Koppel de juiste naam aan de juiste afbeelding. We gebruiken afbeeldingen van Delhaize, Één van de aandelen uit de KBC-Beleggerskoers. 1. Kaarsgrafiek 2. Lijngrafiek 3. Voortschrijdend gemiddelde 4. Lijngrafiek met procentuele schaal 5. RSI-indicator 5. Analyseer de volgende grafiek en geef dan aan of de stellingen juist of fout zijn. 1. Fout 2. Juist 3. Juist 4. Fout 5. Juist 6. Bekijk het filmpje over de Europese Centrale bank en vervolledig dan de onderstaande tekst. Filmpje https://youtu.be/Hbv2UoGu1-s De ecb en het eurosysteem in drie minuten uitgelegd 1. monetaire 2. prijsstabiliteit 3. 2
4.
basisrentetarieven
. Bekijk het filmpje van juni 2014 over de KBC-beleggingsstrategie waarin de beslissingen van de ECB uit het voorjaar van 2014 worden toegelicht. De ECB nam in die periode namelijk een aantal historische maatregelen. Geef aan of de volgende stellingen kloppen. 1. Juist 2. Fout 3. Juist 4. Fout 5. Fout 6. Juist 7. Fout 8. Juist 8. Een beurscrash of financiële crisis kan verschillende oorzaken hebben. Koppel de onderstaande oorzaken aan de juiste beurscrash. 1. Kredietcrisis 2008 2. Beurscrash van 1929 3. Eurocrisis 4. Beurscrash van 1987 ANNULEREN 9. Hieronder zie je de grafiek van het aandeel van Tessenderlo Chemie. Koppel de onderstaande feiten aan de juiste nummers op de grafiek 1. 2 2. 1 3. 3 4. 4 10. Bekijk hieronder de grafische weergave van het aandeel van Tessenderlo Group. Vul de tekst aan. 1. RSI 2. oververkocht 3. overkochte 4. oververkochte 5. kopen 6. verkopen
Module 6 1. Wanneer je gaat handelen op de beurs, dan kun je verschillende technieken gebruiken. Koppel de juiste techniek aan de passende uitleg. 1. Spreiding 2. Buy and hold 3. timing-theorie 4. speculatief beleggen 5. actief beleggen 6. stock picking 7. indexbeleggen 8. duurzaam beleggen 9. assetallocatie 2. Geef bij de volgende stellingen aan of ze horen bij een buy and hold-strategie of bij beleggen op korte termijn. 1. Beleggen op korte termijn 2. Buy and hold 3. Buy and hold 4. Beleggen op korte termijn 5. Beleggen op korte termijn 3. Geef bij de volgende handelingen aan of ze eerder thuishoren bij actief beleggen of bij passief beleggen. 1. Actief beleggen 2. Passief beleggen 3. Actief beleggen 4. Actief beleggen 5. Actief beleggen 4. Bekijk via de fondsenzoeker op de KBC-website de productfiche van de volgende twee beleggingsfondsen die je ook kunt aankopen in de KBC Beleggerskoers. Geef aan bij welk fonds de onderstaande stellingen het meest passen. 1. Priviliged Portfolio Pro 90 november KAP 2. KBC Equity Fund Oil Classic Shares KAP 3. Priviliged Portfolio Pro 90 november KAP 4. Priviliged Portfolio Pro 90 november KAP 5. KBC Equity Fund Oil Classic Shares KAP 6. KBC Equity Fund Oil Classic Shares KAP 5. Bekijk via de fondsenzoeker op de KBC-website de productfiche van de volgende twee beleggingsfondsen die je ook kunt aankopen in de KBC Beleggerskoers. Geef aan bij welk fonds de onderstaande stellingen het meest passen. 1. KBC Equity Fund Europe KAP KBC Equity Fund Luxury & Tourism Classic Shares 2. KBC Equity Fund Europe KAP KBC Equity Fund Luxury & Tourism Classic Shares 3. KBC Equity Fund Europe KAP KBC Equity Fund Luxury & Tourism Classic Shares 4. KBC Equity Fund Europe KAP KBC Equity Fund Luxury & Tourism Classic Shares 5. KBC Equity Fund Europe KAP KBC Equity Fund Luxury & Tourism Classic Shares