Niet-bindende uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-088 d.d. 17 maart 2015 (mr. J. Wortel, voorzitter, R.T.H. Willemsen en mr. drs. R. Knopper, leden en mw. mr. M. Nijland, secretaris) Samenvatting Beleggingsadvies. De Commissie stelt vast dat in het voorstel tot vermogensbeheer een tegenstrijdigheid zit. Enerzijds is het beleggingsdoel vermogensgroei, anderzijds vindt er een jaarlijkse onttrekking plaats. Dat betekent dat bij aanvang van de overeenkomst tot vermogensbeheer sprake is geweest van een tekortkoming in de nakoming aan de zijde van Aangeslotene. De Commissie stelt naar redelijkheid een schadebedrag vast. Consument, en N.V. De Vereenigde Effectencompagnie, gevestigd te De Rijp, hierna te noemen Aangeslotene. 1.
Procesverloop
De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken: - het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening; - het verzoek tot geschilbeslechting van 30 mei 2014; - het verweerschrift van Aangeslotene; - de repliek van Consument; - de dupliek van Aangeslotene; - de pleitnota van Consument; - de pleitnota van Aangeslotene; en - het e-mailbericht van Consument van 16 februari 2015. De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid en dat beide partijen het advies van de Commissie als niet bindend aanvaarden. Partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 15 januari 2015 en zijn aldaar verschenen. 2.
Feiten
2.1.
In 2002 heeft Consument op 29 jarige leeftijd een vermogen geërfd in de vorm van een deel van een beleggingsportefeuille die bij ABN AMRO Bank werd aangehouden. De waarde van het deel van Consument bedroeg op dat moment circa € 500.000,-. In 2005 hebben Consument en haar toenmalige partner zich in het kader van de aankoop van een woning tot hun financieel adviseur gewend. Deze heeft hen geadviseerd een hypothecaire geldlening van € 725.000,- af te sluiten en een deel van de onder 2.1.
2.2.
2.3.
bedoelde beleggingsportefeuille bij een andere vermogensbeheerder, – te weten Aangeslotene –, onder te brengen. Op 4 juli 2006 hebben Consument en Aangeslotene een vermogensbeheerovereenkomst gesloten. In de bijlage van de Overeenkomst tot vermogensbeheer is – voor zover relevant – het volgende bepaald: “De beleggingsdoelstelling van Cliënt is: vermogensgroei. (…) Het inkomen van Cliënt exclusief de opbrengst van het krachtens deze overeenkomst bij Beheerder in beheer gegeven Vermogen bedraagt € 40.000,00 per jaar. Cliënt geeft 50% van haar vermogen, groot € 250.000,00 bij Beheerder in beheer. Cliënt is voor zijn inkomen gedeeltelijk 75% afhankelijk van het rendement op het bij Beheerder in beheer gegeven Vermogen. (…) Cliënt wenst voor het door Beheerder te beheren Vermogen een dynamisch risicograad, en accepteert een daarmee gepaard gaand rendement. Beheerder heeft Cliënt verklaard, dat hoe lager de risicograad van een beleggingsinstrument is, daarmee in het algemeen een rendement wordt behaald dat geringer is dan het rendement dat behaald kan worden bij beleggingen met een hogere risicograad. N.V. De Vereenigde Effecten Compagnie hanteert een drietal beleggersprofielen: • Risicomijdend. Doelstelling van deze portefeuille is een rendement van 4,5% met een neerwaarts risico van 0%. U streeft naar het in stand houden van uw vermogen. • Dynamisch. Doelstelling van deze portefeuille is een rendement van 9% met een neerwaarts risico van 5%. Deze risico/rendement verhouding vereist minimaal een middellange beleggingshorizon, d.w.z. tussen de 5 en 10 jaar. • Risicovol. Doelstelling van deze portefeuille is een rendement van 15% met een neerwaarts risico van 10%. Deze risico/rendement verhouding vereist minimaal een lange beleggingshorizon, d.w.z. tussen de 10 en 15 jaar. U bent goed op de hoogte van de mogelijke risico’s van aandelenbeleggingen en u weet dat op korte termijn de koersen binnen uw portefeuille fluctueren. (…) Cliënt wenst, uit hoofde van zijn verplichtingen aan derden, te onttrekken per jaar een bedrag, groot € 20.000,00.”
2.4. 2.5.
Consument heeft vervolgens een bedrag van € 220.000,- gestort dat Aangeslotene heeft belegd op basis van een zogenoemd ‘dynamisch’ profiel. Na de aankoop van de woning zijn Consument en haar partner gescheiden. Als gevolg van de gewijzigde situatie heeft Aangeslotene het beleggingsprofiel op 16 augustus 2007 van ‘dynamisch’ in ‘risicomijdend’ gewijzigd. De beleggingsportefeuille was op dat moment als volgt samengesteld: Nominale waarde Debiteur 100.000 45.000 15.000 40.000 37.000 4.000
Rating Debiteur Waarde
Staat der Nederl Nederl. Watersch. Bank Kaupthing Lehman Lehman Liquiditeit
AAA AAA AA >A >A
% van het totaal 94.000 48 30.000 15 13.700 7 23.000 12 30.000 15 4.000 3 ------------------------------194.700 100
2.6. 2.7.
2.8.
Gedurende de periode juli 2006 tot september 2008 is de beleggingsportefeuille sterk in waarde gedaald. Op 22 mei 2009 heeft Consument de 4% obligatie van de Staat der Nederlanden verkocht om een deel van de hypothecaire geldlening af te lossen. Daardoor werd de portefeuille met € 93.000,- verkleind. Daarnaast heeft Consument een bedrag van in totaal € 46.000,aan de beleggingsportefeuille onttrokken. Bij brief van 12 april 2013 heeft Consument Aangeslotene aansprakelijk gesteld voor door haar geleden beleggingsverliezen ten aanzien van de gehele beleggingsportefeuille.
3.
De vordering en grondslagen
3.1.
Consument vordert dat Aangeslotene wordt veroordeeld tot het vergoeden van de door haar geleden schade van ten minste € 102.000,-. Dit bedrag is opgebouwd uit: (i) het beleggingsverlies van € 96.353; (ii) het resultaat van een representatieve benchmark, conform het afgesproken beleggingsbeleid p.m.; (iii) wettelijke rente p.m.; en (iv) juridische kosten van circa € 5.000.
3.2.
Aan deze vordering legt Consument ten grondslag dat Aangeslotene toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen uit de vermogensbeheerovereenkomst omdat – kort samengevat – de samenstelling van de beleggingsportefeuille niet paste bij het defensieve beleggersprofiel. Aangeslotene heeft een te agressief beleggingsbeleid gevoerd waarbij zij risicovolle (hybride) obligaties heeft gekocht, zonder Consument over de risico’s van deze producten te informeren. Bovendien laat het doel ‘vermogensgroei’ zich niet verenigen met een jaarlijkse onttrekking van € 20.000,-. Consument had geen enkele kennis en ervaring met beleggen.
3.3.
Aangeslotene heeft de stellingen van Consument weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.
4.
Beoordeling
4.1.
Klachtplicht en verjaring Als meest verstrekkend verweer stelt Aangeslotene zich primair op het standpunt dat Consument haar klachtplicht niet heeft nageleefd in de zin van artikel 6:89 BW en subsidiair dat haar vordering is verjaard in de zin van artikel 3:310 BW. De Commissie verwerpt deze verweren en sluit zich aan bij hetgeen de Ombudsman Financiële Dienstverlening hieromtrent in zijn oordeel van 5 maart 2014 heeft overwogen.
4.2.
4.3.
4.4.
4.5.
Inhoudelijke beoordeling De Commissie stelt vast dat in het voorstel tot vermogensbeheer een tegenstrijdigheid zit. Enerzijds is het beleggingsdoel vermogensgroei, anderzijds vindt er een jaarlijkse onttrekking van € 20.000 plaats. Met een beleggingsportefeuille ter waarde van (zoals aanvankelijk overeengekomen) € 250.000 laat vermogensgroei als beleggingsdoel zich niet verenigen met onttrekkingen van een dergelijke omvang. Daarenboven was het Aangeslotene blijkens de vermogensbeheerovereenkomst bekend dat de hypotheeklasten uit de beleggingsopbrengsten betaald moesten worden. In deze opzichten moet het voorstel tot vermogensbeheer ondeugdelijk worden genoemd. Dat betekent dat bij aanvang van de overeenkomst tot vermogensbeheer sprake is geweest van een tekortkoming in de nakoming aan de zijde van Aangeslotene. De Commissie neemt aan dat Consument na behoorlijke voorlichting zou hebben gekozen voor vermogensbeheer met instandhouding van haar kapitaal als primaire doelstelling. De daarmee strijdige blootstelling aan waardeverlies in de door Aangeslotene samengestelde beleggingsportefeuille is volledig toe te rekenen aan Aangeslotenes tekortkoming. Schade De Commissie zal daarom de schade moeten vaststellen. Dit zal zij – nu de door partijen verschafte gegevens een nauwkeuriger begroting niet mogelijk maken - naar billijkheid doen, waarbij zij de volgende uitgangspunten hanteert. Ten eerste laat zij het aan de vordering van Consument ten grondslag liggende koersverlies op de door Lehman Brothers en de door Kaupthing Bank uitgegeven obligaties buiten beschouwing omdat de deconfiture van deze instellingen zelfs voor een professionele dienstverlener als Aangeslotene niet te voorzien is geweest. Ten tweede is het de Commissie niet gebleken dat Consument schade heeft geleden als gevolg van de opname van Nederlandse Staatsobligaties in de beleggingsportefeuille. Er bestond weliswaar een hoge duration en hoog koersrisico, maar hier stond een laag debiteurenrisico tegenover. En voor zover sprake is geweest van enige schade ligt deze deels in de risicosfeer van Consument omdat zij de Staatsobligaties zelf op een ongelukkig moment aan de beleggingsportefeuille heeft onttrokken. Ook moet in aanmerking worden genomen dat Consument (zij het slechts betrekkelijk korte tijd)_ een hogere coupon zal hebben ontvangen dan het geval zou zijn geweest indien haar vermogen met de hierboven bedoelde behoedzaamheid zou zijn belegd. Rekening houdend met deze uitgangspunten stelt de Commissie het schadebedrag naar redelijkheid vast op een bedrag van € 35.000,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 4 juli 2006. Op grond van artikel 40.9 van het Reglement heeft Consument recht op een proceskostenvergoeding nu zij dit heeft gevorderd. De Commissie begroot die kosten op drie punten volgens het Liquidatietarief Rechtbanken en Gerechtshoven. Het door Aangeslotene te vergoeden bedrag aan proceskosten wordt derhalve € 4.263,-. Nu de vordering deels wordt toegewezen komt het klachtgeld tevens voor vergoeding in aanmerking.
5. Beslissing De Commissie stelt bij niet bindend advies vast dat Aangeslotene binnen een termijn van vier weken na de dag waarop een afschrift van deze beslissing aan partijen is verstuurd aan de Consument vergoedt: - een bedrag van € 35.000,-, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 24 mei 2013; - een bedrag van € 4.263,- aan proceskosten; - en een bedrag van € 50,- ter behandeling van dit geschil. In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/wie-behandelt-mijn-klacht-1/4#stappen-plan