Nummer archiefinventaris:
2.09.30
Inventaris van het archief van de Commissie van Advies inzake Actualisering van de Voorschriften nopens de Ambtskleding der Rechterlijke Ambtenaren (Toga-Commissie), (1806) 1955-1960
Auteur: J.J. Buskes, O. Postuma Nationaal Archief, Den Haag 1982 Copyright: cc0 This finding aid is written in Dutch.
2.09.30
Toga-Commissie
3
I N H O U D S O P G A V E Beschrijving van het archief......................................................................................5
Aanwijzingen voor de gebruiker................................................................................................6 Openbaarheidsbeperkingen....................................................................................................... 6 Beperkingen aan het gebruik...................................................................................................... 6 Aanvraaginstructie...................................................................................................................... 6 Citeerinstructie............................................................................................................................ 6 Archiefvorming...........................................................................................................................7 Geschiedenis van de archiefvormer............................................................................................ 7 Geschiedenis van het ambtskostuum.................................................................................... 7 Instelling van de commissie................................................................................................... 8 Ontwerpen van een nieuwe toga........................................................................................... 9 Hofkostuum.......................................................................................................................... 11 Wijziging Beroepsreglement en Wet Administratieve Rechtspraak Bedrijfsorganisatie.....11 Nieuw Reglement II............................................................................................................... 11 Opgave van namen van voorzitter, leden en secretaris van de commissie.........................16 Geschiedenis van het archiefbeheer......................................................................................... 16 De verwerving van het archief.............................................................................................. 17 De verwerving van het archief.............................................................................................. 17 Inhoud en structuur van het archief.........................................................................................18 Selectie en vernietiging............................................................................................................. 18 Ordening van het archief........................................................................................................... 18 Verwant materiaal....................................................................................................................19
Beschrijving van de series en archiefbestanddelen................................................21
I. Organisatie.................................................................................................................................. 21 II. Verslaglegging van de vergaderingen........................................................................................ 22 III. Geschiedenis en informatie uit het buitenland........................................................................23 IV. Enquete onder leden van de rechterlijke macht......................................................................24 V. Ontwerpen van een nieuw ambtskostuum en een nieuw hofkostuum....................................25 VI. Totstandkoming van een nieuw Reglement II.........................................................................26 VII. Vaststelling en aanbieding van het eindverslag......................................................................28 VIII. Documentatie......................................................................................................................... 29
Bijlagen.....................................................................................................................31 "Tabellarisch overzicht omtrent het costuum der rechterlijke ambtenaren en functionarissen, behorende bij het ontwerp voor een nieuw Reglement II."...........................................................31 Besluit betreffende de titulatuur en het costuum der rechterlijke ambtenaren alsmede het costuum van de advocaten en van de procureurs.........................................................................32 EERSTE HOOFDSTUK................................................................................................................. 33 De titulatuur.......................................................................................................................... 33 TWEEDE HOOFDSTUK............................................................................................................... 33 Het ambtscostuum............................................................................................................... 33 DERDE HOOFDSTUK................................................................................................................. 36 Het galacostuum.................................................................................................................. 36 VIERDE HOOFDSTUK................................................................................................................ 38 Het costuum van de advocaten en de procureurs...............................................................38 VIJFDE HOOFDSTUK................................................................................................................. 38 Slotbepalingen..................................................................................................................... 38
2.09.30
Toga-Commissie
5
Beschrijving van het archief
BESCHRIJVING VAN HET ARCHIEF Naam archiefblok: Toga-Commissie Periode: 1806-1960 merendeel 1955-1960 Archiefbloknummer: J25533 Omvang: 0,60 meter; 62 inventarisnummers. Taal van het archiefmateriaal: Het merendeel der stukken is in het Nederlands. Soort archiefmateriaal: Normale geschreven, getypte en gedrukte documenten, geen bijzondere handschriften. Archiefbewaarplaats: Nationaal Archief, Den Haag Archiefvormers: Commissie van Advies inzake Actualisering van de Voorschriften nopens de Ambtskleding der Rechterlijke Ambtenaren (Toga-Commissie) Samenvatting van de inhoud van het archief: Het archief van de Toga-Commissie (1955-1960) bevat onder meer vergaderstukken, studies naar de geschiedenis van het rechterlijk kostuum en de gebruiken in het buitenland, ingevulde enquêtes naar de wensen van juristen op dit gebied, brieven van kleermakers en textielfabrikanten, concepten van reglementen en het eindverslag. Daarnaast zijn er in het archief exemplaren van baretten en beffen te vinden, evenals foto's van baretten en van patronen voor de borduursels op de toga's.
6
Toga-Commissie
2.09.30
Aanwijzingen voor de gebruiker
Aanwijzingen voor de gebruiker Openbaarheidsbeperkingen
OPENBAARHEIDSBEPERKINGEN Volledig openbaar Beperkingen aan het gebruik
BEPERKINGEN AAN HET GEBRUIK Reproductie van originele bescheiden uit dit archief is, behoudens de algemene regels die gelden voor het kopiëren van stukken, niet aan beperkingen onderhevig. Er zijn geen beperkingen krachtens het auteursrecht. Aanvraaginstructie
AANVRAAGINSTRUCTIE Openbare archiefstukken kunnen online worden aangevraagd en gereserveerd. U kunt dit ook via de terminals in de studiezaal van het Nationaal Archief doen. Om te kunnen reserveren dient u de volgende stappen te volgen: 1. U maakt een profiel aan op www.gahetna.nl, en logt vervolgens in; 2. Via de archiefinventaris (alleen de beschrijvingen met rode nummers) selecteert u het gewenste archiefstuk door op de knop 'Reserveren' te klikken; 3. In het volgende scherm geeft u aan op welke dag u het archiefstuk wilt inzien; 4. Indien u zich bevindt in de studiezaal en een tafelnummer heeft ontvangen kunt u dit nummer vermelden. Als u geen tafelnummer heeft kunt u tafelnummer 777 laten staan; 5. Vervolgens bevestigt u uw reservering door deze te versturen. Citeerinstructie
CITEERINSTRUCTIE Bij het citeren in annotatie en verantwoording dient het archief tenminste éénmaal volledig en zonder afkortingen te worden vermeld. Daarna kan worden volstaan met verkorte aanhaling. VOLLEDIG: Nationaal Archief, Den Haag, Toga-Commissie, 1955-1960, nummer toegang 2.09.30, inventarisnummer ... VERKORT: NL-HaNA, Toga-Commissie, 2.09.30, inv.nr. ...
2.09.30
Toga-Commissie
7
Archiefvorming
Archiefvorming Geschiedenis van de archiefvormer
GESCHIEDENIS VAN DE ARCHIEFVORMER Geschiedenis van het ambtskostuum
GESCHIEDENIS VAN HET AMBTSKOSTUUM "Een oudvaderlandse, deftige en bij de Natie geachte kleding"; met deze woorden kenschetste de secretaris van de togacommissie A. Vremeijer de kleding die reeds in de 16e eeuw door geleerden werd gedragen. Deze beschrijving is in algemene trekken van toepassing op de kleding, met name de toga, die de leden van onze rechterlijke macht reeds vanouds dragen. De oudst bekende voorschriften met betrekking tot de ambtskleding voor de rechterlijke macht dateren uit de Franse tijd. Van belang zijn in dit verband het Arrêté van 2 Nivôse, an XI (23 december 1802) 1, en het keizerlijk decreet van 6 januari 1811. Voor de gewone zittingen werd in deze besluiten voorgeschreven: "Simarre de soie noire, toge de laine noire, á grandes manches, ceinture de soie noire pendante, et franges pareilles; toque de soie noire unie; cravate tombante de batiste blanche, plissée; cheveux longs ou ronds". Vrijwel gelijkluidend aan deze Franse besluiten werd voor ons land in 1838 een nieuw voorschrift van kracht, genoemd het Reglement II. Ter voldoening aan artikel 19 van de Wet op de Rechterlijke Organisatie werd in het Koninklijk Besluit van 14 september 1838, Stbl. 36 namelijk over een rechterlijk kostuum gesproken, dat er als volgt uitzag: "Zwarte onderkleeding, een zwart bovenkleed of simare, gesloten met een breeden nederhangenden gordel, een zwarte tabbaard of toga met wijde mouwen, an eene zwarte muts tot hoofddeksel, en eene nederhangende geplooide bef van wit batist". 2 Het Reglement II ondervond in latere jaren nog enkele wijzigingen. Het Koninklijk Besluit van 30 mei 1877, Stbl. 142 schreef een kostuum voor ten behoeve van de ambtenaren van het Openbaar Ministerie. Een tweede Koninklijk Besluit van 1 november 1910, Stbl. 309 regelde de ambtskleding van de substituut-griffiers bij de kantongerechten en van de beëdigde klerken bij de griffies en parketten. In het Reglement werd onderscheid gemaakt in de kleding, naargelang zij werd gedragen door leden van de Hoge Raad, een gerechtshof, een arrondissementsrechtbank of een kantongerecht. Ditzelfde verschil werd gemaakt voor de kleding van de vertegenwoordigers van het Openbaar Ministerie en voor de griffiers. Dit verschil kwam onder andere tot uiting in de soort stof waarvan de kledingstukken waren gemaakt (bijv. zijde of grein). 3 In feite is er in de oude voorschriften nooit sprake geweest van één toga, maar van een combinatie van drie kledingstukken; een hovenkleed of simare (lang gewaad of "sleepjurk"), de brede neerhangende gordel (welke diende om de simare op te houden) en tenslotte de toga of tabbaard (een nietslepend kledingstuk, dat de simare met gordel gedeeltelijk bedekte). Ondanks de vrij strakke voorschriften ten aanzien van de samenstelling van het rechterlijk kostuum, begon de inachtneming daarvan in de loop der tijd langzaam maar zeker af te nemen. 1 2 3
Grotefend, "Taschenbuch der Zeitrechnung", blz. 133, 142 en 143. Inventarisnummer 42. Grein = weefsel van kemels- of geitehaar en wol.
8
Toga-Commissie
2.09.30
De combinatie van de drie eerdergenoemde kledingstukken werd over het algemeen namelijk als hinderlijk ondervonden. Bij de vervanging van onbruikbaar geworden delen van het kostuum zijn veel rechterlijke ambtenaren dan ook overgegaan tot het uitsluitend laten vervaardigen van een toga, terwijl over de bijbehorende (wettelijk voorgeschreven) kledingstukken niet meer werd gesproken. De simare raakte in onbruik en de muts werd op den duur nog maar door enkele kantonrechters gedragen. Waren nu de simare en de gordel dus al praktisch afgeschaft, ook de kwaliteit, maar vooral de uitmonstering van de verschillende in gebruik zijnde toga's liet veel te wensen over. Veel kleermakers werkten volgens een eigen grondpatroon, waarin de rechterlijke ambtenaren naar eigen smaak wijzigingen konden laten aanbrengen. Het grein was vrijwel niet meer in de handel en eventuele reparaties werden erg provisorisch uitgevoerd. In het begin van de vijftiger jaren van deze eeuw begon men zich op het ministerie van Justitie zorgen te maken over deze gang van zaken. "Sommige toga's zijn in ernstige mate gerafeld of vertonen scheuren. Andere zijn - waarschijnlijk om herstellingen aan mouwen e.d. te kunnen verrichten - zodanig ingekort, dat zij de afmetingen hebben gekregen van een jekkertje." 4 Enkele ambtenaren van de toenmalige 8e afdeling van het ministerie zijn zich verdiepen in de mogelijke oorzaken van de geconstateerde verwaarlozing. Hierbij kwamen de volgende punten aan het licht: 5 – In de oorlogstijd en de moeilijke tijd daarna konden veel oudere leden van de rechterlijke macht zich de aanschaf van een toga (ong. f 250,-) niet permitteren. – Na de oorlog werd de rechterlijke macht voor een gedeelte aangevuld met leden, die niet van huis uit tot de beter gesitueerden behoorden. Ook voor hen was de aanschaf van een toga vaak een te grote uitgave. – Dan waren er de nog in opleiding zijnde jonge juristen, met weinig of geen inkomsten. Zij gebruikten meestal oude toga's, die door advokaten of oud-kantonrechters bij het verlaten van de dienst waren achtergelaten. Deze toga's werden elke keer aangepast aan de lengte van de gebruiker. – Tenslotte was er de groep van kantonrechters-plaatsvervanger , waarnemend-juristgriffiers en waarnemend-griffiers, van wie in alle redelijkheid niet kon worden verwacht dat zij voor eigen gebruik een toga aan zouden schaffen. Zij deden slechts enkele malen per jaar dienst ter zitting. Instelling van de commissie
INSTELLING VAN DE COMMISSIE Reeds in 1955 besloot de minister van Justitie tot instelling van een commissie, die de gehele "toga-kwestie" in studie zou moeten nemen. De Vereniging voor Rechtspraak werd van dit besluit in kennis gesteld bij brief van 11 januari 1955. 6 De minister gaf hierin te kennen "dat naar zijn mening de voorschriften nopens de ambtskleding der rechterlijke ambtenaren, vervat in Reglement II geactualiseerd zouden kunnen worden en dat de voorbereiding van de herziening der desbetreffende voorschriften ware te leggen in handen van een commissie, waarin een aantal leden van zittende en staande magistratuur met een hoofdambtenaar van het ministerie van Justitie zitting zouden kunnen nemen." 7
4 5 6 7
Interne nota 8e afdeling ministerie van Justitie, 4 augustus 1952. Interne nota 8e afdeling ministerie van Justitie, 4 augustus 1952. 8e afdeling ministerie van Justitie, nr. 2055. Inventarisnummer 53, blz. 2.
2.09.30
Toga-Commissie
9
De instelling van die commissie (samengesteld in overleg met de Vereniging voor Rechtspraak) vond plaats op 18 april 1955. In totaal werd door de commissie tien maal vergaderd, waarbij met name in de beginfase algemeen oriënterend onderzoek werd verricht. Uit het binnenen buitenland werd informatie verzameld over de historie en het gebruik van het ambtskostuum. Mede op basis van deze informatie werd door de secretaris een historisch beschouwing over de toga samengesteld. 8 Ontwerpen van een nieuwe toga
ONTWERPEN VAN EEN NIEUWE TOGA Om ook de opvattingen van de toekomstige gebruikers van een nieuw te ontwerpen toga bij de werkzaamheden te kunnen betrekken, werd reeds na enkele maanden een grootscheepse enquete gehouden onder alle leden van de rechterlijke macht. Bij brieven van de voorzitter van 7 oktober 1955 werden de rechterlijke colleges aangespoord om aan de hand van de meegezonden enquete-formulieren hun eventuele wensen of grieven kenbaar te maken. 9 Van de verzonden formulieren werden er 222 terug ontvangen. 10 De resultaten van de enquete werden verwerkt in een samenvattend rapport. 11 Ondanks het feit dat enkele leden voorstelden het ambtskostuum geheel af te schaffen, stelde de commissie in haar verslag: "Het staat immers wel vast, dat in vele landen van West-Europa, Nederland niet uitgezonderd, de leden van de gerechten, derzelver griffiers en de daarbij geaccrediteerde vertegenwoordigers van de regering in de uitoefening van hun ambt van oudsher gekleed waren in een speciaal costuum, hetwelk sinds onheugelijke tijden in het bijzonder gereserveerd was voor die gezagsdragers, die men pleegt aan te duiden als magistraten. Naar de mening van de commissie ware aan deze traditie niet te tornen." 12 Nu raakte de commissie in de problemen. Artikel 2 van het oude Reglement II schreef voor dat er ten departemente modellen dienden te berusten van de destijds in dat Reglement omschreven ambtskleding. Bedoelde modellen bleken echter spoorloos, terwijl ook navraag bij de prentenkabinetten te Leiden en Amsterdam, alsmede bij een zevental andere instellingen geen illustratiemateriaal opleverde. De commissie besloot de hulp in te roepen van een tekenaar bij het ministerie van Oorlog, de heer F.J.H.T. Smits. Deze stelde voorlopig voor om een aantal verschillende, bestaande toga's te verzamelen en te bespreken. Deze toga's zouden dan ter vergadering (aldus de secretaris in een interne nota van 19 april 1955 aan het hoofd van de 8e afdeling van het ministerie van Justitie) gedragen moeten worden door "iemand met een intellectueel gezicht (geen bode)", opdat aan de hand van de getoonde modellen verschillende opmerkingen konden worden gemaakt. Op verzoek van de voorzitter heeft echter vrijwel uitsluitend overleg plaatsgevonden tussen de secretaris en voornoemde tekenaar. Hierbij moest rekening worden gehouden met de bestaande toga's van 8 9 10 11 12
Inventarisnummers 8 en 9. Inventarisnummer 11. Inventarisnummers 12-30. Inventarisnummer 31. Inventarisnummer 53, blz. 5.
10
Toga-Commissie
2.09.30
professoren, predikanten en advokaten. Het overleg resulteerde in een schets voor een te vervaardigen proeftoga, welke schets ter hand werd gesteld van kleermaker G. Pisa te Eindhoven. 13 Het produkt van zijn arbeid werd in de vergadering van 10 september 1955 door de leden besproken. Bij diverse textielfabrikanten werd advies ingewonnen betreffende de stoffen die voor de vervaardiging van toga's zouden kunnen worden gebruikt. 14 Mede op basis van de resultaten van de enquete werd besloten in het nieuwe ontwerp Reglement II de simare en gordel definitief af te schaffen. Het in het oude Reglement gemaakte onderscheid in toga's voor de verschillende gerechten werd gehandhaafd, met uitzondering van de toga's van de leden van de arrondissementsrechtbanken en de kantonrechters. Dit onderscheid komt in het ontwerp Reglement onder andere tot uiting in de soort stof, die voor de vervaardiging wordt gebruikt; bij de Hoge Raad is dit zijde, bij de andere (lagere colleges) daarentegen grein "of een hierop gelijkende stof". Al dan niet aangebrachte banen op de toga bepalen de onderlinge verschillen per college. Met nadruk heeft de commissie in haar ontwerp Reglement de mogelijkheid geopend om in plaats van grein een daarmee vergelijkbare stof te gebruiken. Al had grein vele voordelen (nagenoeg onverslijtbaar, mot-en stofvrij, licht in gewicht, koel en kreukvrij) de stof was slechts in zeer beperkte mate in de handel. Een voorstel om de toga's in verschillende kleuren uit te voeren vond bij de commissie geen gehoor. Zij zag hierin "een niet-verantwoorde doorbreking van een eerbiedwaardige traditie". Bovendien zou een gekleurde toga "evenmin weerklank vinden bij de meerderheid van de Nederlandse bevolking, welke naar haar geaardheid wars is van opzichtig uiterlijk vertoon". 15 Ook ten aanzien van het gebruik van de bef meende de commissie het eventuele effect daarvan op het publiek in haar overwegingen te moeten betrekken. Om de waarnemend-substituut-officieren van Justitie en de waarnemend-griffiers bij de rechtbanken en kantongerechten duidelijk van de andere leden van die colleges te kunnen onderscheiden, meende de commissie te moeten voorstellen om de bef van de genoemde functionarissen in lengte te halveren. 16 De minister van Justitie gaf in zijn Nota van Toelichting op het ontwerp Reglement te kennen, hier weinig voor te voelen. 17 Met de woorden "C'est le ridicule qui tue" bestempelde hij het voorstel als "een bepaling, welke de mogelijkheid biedt de lachlust te prikkelen in een regeling, welke juist strekt tot verhoging van het decorum". De minister sloot hiermee aan bij de opvatting van de president van het gerechtshof te Arnhem die hierover opmerkte: "Een dergelijk versiersel lijkt mij, rondweg gezegd, een paskwil." 18
13 14 15 16 17 18
Inventarisnummer 34. Inventarisnummer 33. Inventarisnummer 53, blz. 7. Inventarisnummer 53, blz. 13. Inventarisnummer 44. Inventarisnummer 45.
2.09.30
Toga-Commissie
11
Voor het handhaven van de muts of baret, die - blijkens bladzijde 14 van het verslag - nog slechts "op plechtige terechtzittingen of bij felle koude of wanneer het in de rechtszaal tocht, een sierende of nuttige functie kan vervullen", was maar een geringe minderheid te vinden. De commissie meende in deze een oplossing te kunnen bieden door het gebruik van de baret of muts facultatief te stellen. Hofkostuum
HOFKOSTUUM De commissie heeft zich behalve over het ambtskostuum ook over het hof- of galakostuum van de rechterlijke ambtenaar gebogen. Bedoeld wordt het officiële kostuum dat wordt gedragen bij openbare plechtigheden en dat werd voorgeschreven in artikel 3 van het oude Reglement II. Om een goed beeld te krijgen van de "uitmonstering" van dit kostuum kreeg de Rijks Identificatie Dienst van de afdeling Politie van het ministerie van Justitie opdracht, een viertal bestaande hofkostuums met bijbehorende degens en steken te fotograferen. De foto's werden ter kennisneming onder de leden gedistribueerd. 19 Besloten werd de tekst van artikel 3 van het oude Reglement te moderniseren en de in onbruik geraakte tricorne (driekantige steek) te vervangen door een tweebladige steek. "De commissie heeft zich niet gewaagd aan een ontwerp voor een gala-costuum van de vrouwelijke leden der rechterlijke macht. Voor zover haar bekend is bestonden slechts aan het Keizerlijke Russische Hof voorschriften ten aanzien van door dames te dragen gala-kleding. De aan genoemd Hof gewijde mémoires laten ruimte voor twijfel of die voorschriften uit aesthetisch oogpunt gelukkig waren." 20 Wijziging Beroepsreglement en Wet Administratieve Rechtspraak Bedrijfsorganisatie
WIJZIGING BEROEPSREGLEMENT EN WET ADMINISTRATIEVE RECHTSPRAAK BEDRIJFSORGANISATIE Tenslotte werd de commissie betrokken bij het vaststellen van richtlijnen voor de ambtskleding voor de leden van de Raden van Beroep en van het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Het Koninklijk Besluit van 1 augustus 1956, Stbl. 423 , had de ambtskleding voor de leden van de Centrale Raad van Beroep inmiddels gelijkgesteld aan de kleding die werd voorgeschreven voor de gerechtshoven. In de Nota van Toelichting op het ontwerp Reglement, 21 stelde de minister van Justitie voor om de ambtskleding van de leden van het College van Beroep eveneens gelijk te stellen aan die van de leden der gerechtshoven. De kleding van de voorzitter en griffiers van de Raden van Beroep zou kunnen worden gelijkgesteld met die van de leden van de arrondissementsrechtbanken en kantongerechten. Nieuw Reglement II
NIEUW REGLEMENT II Inmiddels had de toga-commissie ten behoeve van "de codering van het nieuwe Reglement II" de hulp ingeroepen van mr R.A.V. baron van Haersolte van de afdeling Wetgeving van het ministerie van Justitie. Mr Van Haersolte woonde vanaf 26 januari 1957 alle vergaderingen bij.
19 20 21
Inventarisnummer 36. Inventarisnummer 53, blz. 15. Inventarisnummer 44.
12
Toga-Commissie
2.09.30
In april 1957 kon een vierde ontwerp-Reglement om advies worden gezonden aan de Hoge Raad en de gerechtshoven. 22 De binnengekomen reacties beperkten zich echter tot voorstellen voor enkele kleine redactiewijzigingen. Door de voorzitter en secretaris werd een verslag opgesteld betreffende de werkzaamheden van de commissie, waarin het nieuwe ontwerp nader werd toegelicht. Dit verslag, vergezeld van het ontwerp met bijbehorende tekeningen, alsmede een tabellarisch overzicht betreffende de nieuwe kostuums, werd bij brief van 30 juli 1957 aan de minister van Justitie aangeboden. 23 De minister zond het ontwerp vervolgens door naar de Vereniging voor Rechtspraak en de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advokaten. 24 Naar aanleiding van de ingekomen adviezen van deze beide instanties werd het ontwerp nog op een enkel punt aangevuld. Het ontwerp kon met een begeleidende Nota van Toelichting aan de Koningin worden gezonden op 17 december 1959. 25 Reeds binnen anderhalve maand werd vervolgens het advies van de Raad van State ingewonnen (26 januari 1960, nr. 27). De nieuwe richtlijnen (Reglement II) voor het ambskostuum van de rechterlijke macht werden van kracht bij Koninklijk Besluit van 26 februari 1960, Stbl. 83.(26). Artikel 32 van dit K.B. bepaalde dat het oude Reglement, behorende bij het K.B. van 14 september 1938, Stbl. 36 werd ingetrokken.
22 23 24 25
Inventarisnummer 45. Inventarisnummer 54. Inventarisnummer 55. Stafafdeling Wetgeving, ministerie van Justitie nr. 355/659.
2.09.30
Toga-Commissie
13
14
Toga-Commissie
2.09.30
2.09.30
Toga-Commissie
15
Bij twee Koninklijke Besluiten van gelijke datum (Stbl. 84 en 85) werd de ambtskleding vastgesteld van respectievelijk het College van Beroep voor het bedrijfsleven en de Raden van Beroep. De drie genoemde K.B.'s (Stbl. 83, 84 en 85) traden ingevolge Koninklijk Besluit van 5 april 1960, Stbl. 140, in werking op 1 juli 1960.
16
Toga-Commissie
2.09.30
Om de leden van de rechterlijke macht niet op zeer korte termijn tot aanschaf van de nieuw voorgeschreven toga te verplichten, werd in artikel 31 van het nieuwe Reglement II een soort overgangsregeling getroffen: "Gedurende tien jaren na het inwerkingtreden van dit Reglement is het aan hen, die eerder tot het toen beklede ambt waren benoemd, toegestaan in de uitoefening van dat ambt de toga te dragen, welke zij op het ogenblik dier inwerkingtreding gebruikten". Kort na de publicatie van het nieuwe Reglement II in het Staatsblad, werden enkele personen en instanties die bij de voorbereiding van het ontwerp nauw betrokken waren geweest, bij brief van de voorzitter bedankt voor de verleende medewerking. 26 De commissie werd op haar beurt, bij brief van 4 maart 1960 door de minister van Justitie bedankt voor de door haar verrichte werkzaamheden: "Het zal de commissie tot voldoening stemmen, dat men in brede kring in de rechterlijke macht getoond heeft grote belangstelling voor de door u behandelde materie te bezitten." 27 Opgave van namen van voorzitter, leden en secretaris van de commissie
OPGAVE VAN NAMEN VAN VOORZITTER, LEDEN EN SECRETARIS VAN DE COMMISSIE Voorzitter: mr F.P.E. Bloemarts
vice-president van de arrondissementsrechtbank te Rotterdam
Leden: mr J. van Konijnenburg
kantonrechter te Utrecht
mr W.C. Hassoldt
rechter in de arrondissementsrechtbank te Amsterdam
mr J.C. Hudig
rechter in de arrondissementsrechtbank te Rotterdam
mr H. van Buuren
ambtenaar van het openbaar ministerie bij de kantongerechten in het arrondissement Rotterdam, later substituut-officier van Justitie bij het arrondissementsparket te Rotterdam
mr G. Duisterwinkel
hoofd van de 8e afdeling (Rechterlijke Organisatie) van het ministerie van Justitie. Lid tot aug 1956
mr J.W. Schutte
hoofd van de 8e afdeling van het ministerie van Justitie. Lid vanaf augustus 1956
Secretaris: A. Vremeijer
adjunct-commies bij het ministerie van Justitie
Geschiedenis van het archiefbeheer
GESCHIEDENIS VAN HET ARCHIEFBEHEER Het archief vangt aan met een brief van de minister van Justitie van 18 april 1955 aan de Vereniging voor Rechtspraak, waarin hij de voordracht van die vereniging van 5 leden voor de commissie goedkeurt en suggesties doet om de commissie voltallig te maken. 28 Met de brief van de minister van 4 maart 1960 wordt de commissie feitelijk opgeheven. Reglement II werd met wijzigingen aanvaard. Dit kan als een afsluitende gebeurtenis worden aangemerkt. 29 26 27 28 29
Inventarisnummer 46. Inventarisnummer 4. Inventarisnummer 1. Inventarisnummer 4.
2.09.30
Toga-Commissie
In het archief werd een summiere rubriekmatige ordening aangetroffen, aangebracht door de secretaris. De rubrieken weerspiegelden een aantal onderwerpen waarmee de commissie zich heeft bezighouden, zoals "documentatiemateriaal uit België" of " bezwaren van de Kring van kantonrechters". De ordening was op eerste letter van de onderwerpsomschrijving ingericht. bijvoorbeeld E. voor Enquete, N. voor Notulen en bijlagen notulen. De verwerving van het archief
DE VERWERVING VAN HET ARCHIEF Overbrenging van een overheidsarchief De verwerving van het archief
DE VERWERVING VAN HET ARCHIEF Het archief is krachtens bepalingen van de Archiefwet overgebracht.
17
18
Toga-Commissie
2.09.30
Inhoud en structuur van het archief
Inhoud en structuur van het archief Selectie en vernietiging
SELECTIE EN VERNIETIGING Tijdens het beschrijven en sorteren van de stukken kon ongeveer 20 % van het aanwezige materiaal, voornamelijk dubbelen, worden vernietigd. Het archief omvat na vernietiging vier dozen. Ordening van het archief
ORDENING VAN HET ARCHIEF Na beschrijving en rangschikking van de stukken ontstonden de volgende acht afdelingen: I. Organisatie II. Verslaglegging van de vergaderingen III. Geschiedenis en informatie uit het buitenland IV. Enquete onder leden van de rechterlijke macht V. Ontwerpen van een nieuw ambtskostuum VI. Totstandkoming van een nieuw Reglement II VII. Vaststelling en aanbieding van het eindverslag VIII. Documentatie De oude opzet was minder duidelijk waardoor de toegankelijkheid van het archief werd beperkt. Er kwamen onder andere in voor: een mapje, met stukken, dat vermeldde: "Allotria" (zaken die van minder waarde zijn), en een mapje "Varia" (allerlei). De stukken in deze mapjes moesten nader benoemd en beschreven worden. Naast de stukken werden aangetroffen: stalen van stoffen, beffen en een tweetal baretten. Bedoelde "corporalia" zijn ambtshalve ontvangen en hebben bij de overwegingen van de commissie een grote rol gespeeld. Ze zijn dan ook als archiefbescheiden in de inventaris verwerkt. Na de eerste beschrijving van de stukken bleek de ordening binnen de nummers weinig chronologisch te zijn. Om het zoekraken van brieven tegen te gaan waren deze door de secretaris bovendien vaak in willekeurige volgorde aanééngeniet of - geplakt. De chronologie werd bij het rechtzetten van deze onjuistheid weer hersteld. De vermelde baretten werden deuk-, mot- en vochtvrij in een passende verpakking geborgen. 30
30
Inventarisnummer 51.
2.09.30 Verwant materiaal
Verwant materiaal
Toga-Commissie
19
2.09.30
Toga-Commissie
21
Beschrijving van de series en archiefbestanddelen
BESCHRIJVING VAN DE SERIES EN ARCHIEFBESTANDDELEN I. Organisatie
I. ORGANISATIE 1
Brief van de minister van Justitie aan de Vereniging voor Rechtspraak houdende mededeling van de samenstelling van de commissie. Afschrift. 18 april 1955 1 stuk
2
Brief van het hoofd van de 8e Afdeling van het ministerie van Justitie aan het hoofd van de 4e Afdeling, betreffende de instelling van de commissie. Afschrift. (c. april 1955) 1 stuk
3
Stukken betreffende het ontslag uit de commissie van mr G. Duisterwinkel en de benoeming in zijn plaats van mr J.W. Schutte. augustus 1956 1 omslag
4
Brief van de minister van Justitie aan de leden van de commissie waarin hij hen bedankt voor het verrichten van de werkzaamheden in de commissie. 4 maart 1960 1 stuk Met een begeleidend schrijven van de secretaris.
22
Toga-Commissie
2.09.30
II. Verslaglegging van de vergaderingen
II. VERSLAGLEGGING VAN DE VERGADERINGEN 5
Brieven, gewisseld tussen de voorzitter, de leden en de secretaris, betreffende de te behandelen onderwerpen in de vergaderingen van de commissie. 28 mei 1955 - 4 oktober 1957 1 omslag
6
Stukken betreffende het vaststellen van agenda's voor de vergaderingen. 19 april 1955 - 23 juni 1957 1 omslag
7
Notulen van de vergaderingen. 21 mei 1955 - 7 maart 1957
1 omslag
2.09.30
Toga-Commissie
23
III. Geschiedenis en informatie uit het buitenland
III. GESCHIEDENIS EN INFORMATIE UIT HET BUITENLAND 8
Nota's van de secretaris betreffende de geschiedenis van het rechterlijk kostuum. Met bijlagen. juni 1955 1 omslag
9
Stukken betreffende het inwinnen van informatie in het binnenen buitenland op het gebied van ambtskostuums. Met bijlagen. 27 april 1955-18 mei 1956 1 omslag
24
Toga-Commissie
2.09.30
IV. Enquete onder leden van de rechterlijke macht
IV. ENQUETE ONDER LEDEN VAN DE RECHTERLIJKE MACHT 10
Brieven, gewisseld tussen de voorzitter en de secretaris betreffende de opstelling en uitvoering van een enquete onder de leden van de rechterlijke macht. 16 september 1955-9 april 1956 1 omslag
11
Brief van de voorzitter aan leden van alle rechterlijke colleges houdende kennisgeving van de instelling van de commissie en het verzoek om via het bijgesloten enquete-formulier wensen kenbaar te maken ten aanzien van een nieuw vast te stellen rechterlijk ambtskostuum. Met bijlagen. 7 oktober 1955 1 omslag
12-30
Enquete-formulieren van de leden van de rechterlijke colleges betrefffende hun wensen met betrekking tot een nieuw te ontwerpen en vast te stellen rechterlijk ambtskostuum. Met bijlagen. oktober - december 1955 19 omslagen Per college en functie onderscheiden
12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31
Hoge Raad Presidenten van de gerechtshoven en het Hoog Militair Gerechtshof Raadsheren in de gerechtshoven. Griffiers bij de gerechtshoven Procureurs-generaal Advocaten-generaal Rechtbankcolleges Presidenten van de rechtbanken Vice-presidenten van de rechtbanken Rechters in de rechtbanken Griffiers bij de rechtbanken Substituut-griffiers bij de rechtbanken Parketten van de rechtbanken Officieren van justitie Substituut-officieren van justitie Parketten van de kantongerechten Kring van kantonrechters Kantonrechters individueel Griffiers bij de kantongerechten
Rapport betreffende de resultaten van de enquete over het nieuwe rechterlijk ambtskostuum. 14 januari 1956 1 omslag
2.09.30
Toga-Commissie
25
V. Ontwerpen van een nieuw ambtskostuum en een nieuw hofkostuum
V. ONTWERPEN VAN EEN NIEUW AMBTSKOSTUUM EN EEN NIEUW HOFKOSTUUM 32
Brieven van enkele kleermakers met algemene informatie inzake de vervaardiging van toga's en minuten van uitgegane stukken. 6 februari 1956 - 25 oktober 1957 1 omslag
33
Brieven van textielfabrikanten betreffende de stoffen te gebruiken voor toga's en minuten van de hierover uitgegane stukken. 5 juni 1955 - 12 maart 1957 1 omslag
34
Stukken betreffende het ontwerpen en doen vervaardigen van een proeftoga, als discussie-model voor de commissie. 19 april 1955 - 21 april 1956 1 omslag
35
Stalen van de stoffen die voor toga's kunnen worden gebruikt. (c. 1955)
1 omslag
Door middel van labels voorzien van de namen van de fabrikanten.
36
Foto's van het hofkostuum voor de gerechtshoven en rechtbanken. (c. 1956) Waaronder foto's van de steek en de degen die bij het kostuum behoren
1 omslag
26
Toga-Commissie
2.09.30
VI. Totstandkoming van een nieuw Reglement II.
VI. TOTSTANDKOMING VAN EEN NIEUW REGLEMENT II. 37
Nota betreffende het eventueel van rijkswege verstrekken van toga's. Met bijlagen. 6 oktober 1955 1 omslag
38
Stukken betreffende een geschil tussen de commissie en de Kring van Kantonrechters inzake de te ontwerpen toga voor kantonrechters. 5 december 1955 - 9 april 1957
39
1 omslag
Stukken aangaande een wijziging van het Beroepsreglement voor de Centrale Raad van Beroep met betrekking tot de aanpassing van het ambtskostuum. Met bijlagen. 24 januari 1956 - 21 mei 1957 1 omslag Bevat tevens adviezen voor andere administratief-rechterlijke colleges 1 omslag
40
Stukken betreffende de vaststelling van richtlijnen ten aanzien van het hofkostuum van de rechterlijke macht. 7 maart 1956 - 15 november 1956 1 omslag
41
Brieven, gewisseld tussen de voorzitter, de laden en de secretaris, betreffende het nieuwe Reglement II. 2 september 1955 - 19 juli 1957 1 omslag
42
"Reglement II, betreffende de titulatuur en het kostuum der regterlijke ambtenaren, alsmede het kostuum der advocaten en procureurs" Koninklijk besluit 14 september 1838 1 stuk Gedrukt uittreksel
43
Ontwerpen voor een nieuw Reglement II. 1956-1957
1 omslag
44
Nota van Toelichting op het nieuw ontworpen Reglement II. (c. 1959)
45
Stukken betreffende het inwinnen van adviezen bij leden van de Hoge Raad en de Gerechtshoven over het nieuw ontworpen Reglement II. 15 april 1957 - 11 juni 1957 1 omslag
46
Minuten van uitgegane brieven aan belanghebbenden waarin onder dankzegging voor de door hen verleende medewerking kennis wordt gegeven van het verschijnen van het nieuwe Reglement II in het Staatsblad. (c. 1960) 4 stukken
47
"Besluit van 26 februari 1960 betreffende de titulatuur en het costuum der rechterlijke ambtenaren alsmede het costuum van de advocaten en van de procureurs (Reglement II)". 26 februari 1960
48
1 stuk
1 stuk
"Besluit van 26 februari 1960, houdende uitvoering van artikel 27, lid 2 Wet Administratieve Rechtspraak Bedrijfsorganisatie" (Staatsblad 84) en het "Besluit van 26 februari 1960, houdende wijziging van het Beroepsreglement" (Staatsblad 85).
2.09.30
Toga-Commissie
26 februari 1960
27 1 stuk
49
"Besluit van 5 april 1960, houdende inwerkingtreding van de Koninklijke Besluiten van 26 februari 1960, stb. 83, 84 en 85, betreffende respectievelijk titulatuur en costuum der rechterlijke ambtenaren, het costuum van de advocaten en procureurs en het costuum van de leden van het College van Beroep voor het bedrijfsleven en van de voorzitter en griffiers van de raden van beroep", (Staatsblad 140). 5 april 1960 1 stuk
50
Baret en 2 beffen, door de commissie gebruikt als voorbeeldexemplaren. (c. 1955) 3 stukken De baret als genoemd in artikel 11 van Reglement II 1960, zie BIJLAGE C
51 52
Baret en bef, door de commissie gebruikt als voorbeeldexemplaren. (c. 1955)
2 stukken
Foto's van baretten en patronen voor borduursels, op de toga's, zoals voorgeschreven in het Reglement II. (c. 1955)
1 omslag
28
Toga-Commissie
2.09.30
VII. Vaststelling en aanbieding van het eindverslag.
VII. VASTSTELLING EN AANBIEDING VAN HET EINDVERSLAG. 53
Eindverslag van de commissie. Met concepten en bijlagen. juni 1957
54
Minuut van een uitgegane brief aan de minister van Justitie, houdende de aanbieding van het verslag en het ontwerp voor een nieuw Reglement II. 30 juli 1957
55
1 omslag
1 stuk
Stukken betreffende de aanbieding van het eindverslag door de minister van Justitie aan de Vereniging voor Rechtspraak en de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten. 6 augustus 1957 1 omslag
2.09.30
Toga-Commissie
29
VIII. Documentatie
VIII. DOCUMENTATIE 56
Stukken betreffende het gebruik van het ambtskostuum in België Gesteld in de Vlaamse en de Franse taal. Fotokopieën. 1832 - 1869 1 omslag
57
Artikelen over de historie van het ambtskostuum, de toga in het bijzonder, afkomstig uit verschillende boeken en periodieken. Met voorin een opgave. 1806-1956 1 omslag
58
Artikelen uit diverse dagbladen betreffende het voornemen van de overheid tot wijziging van de regels ten aanzien het rechterlijk kostuum. 1955-1960 1 omslag
59
"Besluit van den 21 sten Augustus 1914, tot wijziging van den algemeenen maatregel van bestuur, vastgesteld hij Koninklijk besluit van den 26sten Augustus 1913 (Staatsblad no. 361)". 21 augustus 1914 1 stuk Gedrukt
60
"Vaststelling van de Ambtskleding van de ambtenaren van de Buitenlandse Dienst", Uitgave Staatsdrukkerij. Met een supplement van 1950. Fotokopie. 1948 1 deeltje Gedrukt
61
Stukken betreffende historie en gebruik van het ambtskostuum in Frankrijk. Gesteld in het Frans. 1955 1 omslag
62
"Ceremonieel", Artikel over dit onderwerp in meest ruime zin uit het Tijdschrift voor overheidsadministratie, 15e jaargang, bladzijde 366. 10 september 1959 1 stuk
2.09.30
31
Toga-Commissie
Bijlagen
BIJLAGEN "Tabellarisch overzicht omtrent het costuum der rechterlijke ambtenaren en functionarissen, behorende bij het ontwerp voor een nieuw Reglement II."
"TABELLARISCH OVERZICHT OMTRENT HET COSTUUM DER RECHTERLIJKE AMBTENAREN EN FUNCTIONARISSEN, BEHORENDE BIJ HET ONTWERP VOOR EEN NIEUW REGLEMENT II." Hoge Raad Toga: verticale banen (B)
Baret: mouwomsla Baret: stof gen (C) (D)
Ambt/Functie
Volgnumme Toga: stof r (A)
Baret: rand (E)
president
1
zijde
fluweel met hermelijne n boordsel
fluweel fluweel met hermelijne n boordsel
hermelijne n boordsel
vice-presidenten
2
zijde
fluweel
fluweel
fluweel
hermelijne n boordsel
leden
3
zijde
fluweel
fluweel
fluweel
hermelijne n boordsel
procureur-generaal
4
zijde
fluweel met hermelijne n boordsel
fluweel fluweel met hermelijne n boordsel
hermelijne n boordsel
advocaten-generaal
5
zijde
fluweel
fluweel
fluweel
hermelijne n boordsel
griffier
6
zijde
fluweel
fluweel
fluweel
hermelijne n boordsel
substituut-griffiers
7
zijde
geen
fluweel
zijde
zijde zonder boordsel
waarnemende griffiers 8
zijde
geen
fluweel
zijde
zijde zonder boordsel
Gerechtshoven president
9
grein met moiré
zijde
zijde
fluweel
geborduur d
vice-presidenten
10
grein met moiré
zijde
zijde
fluweel
fluweel
leden
11
grein met moiré
zijde
zijde
fluweel
fluweel
procureur-generaal
12
grein met moiré
zijde
zijde
fluweel
geborduur d
advocaten-generaal
13
grein met moiré
zijde
zijde
fluweel
fluweel
32
2.09.30
Toga-Commissie
griffier
14
grein met moiré
zijde
zijde
fluweel
fluweel
substituut-griffiers
15
grein
geen
zijde
grein
grein
waarnemende griffiers 16
grein
geen
grein
grein
grein
Arrondissementsrechtbank president
17
grein
zijde
zijde
zijde
fluweel
vice-presidenten
18
grein
zijde
zijde
zijde
zijde
leden
19
grein
zijde
zijde
zijde zijde
griffier
20
grein
zijde
zijde
zijde
zijde
substituut-griffiers
21
grein
geen
zijde
grein
grein
waarnemende griffiers 22
grein
geen
grein
grein
grein
Kantongerecht kantonrechter
23
grein
zijde
zijde
zijde
zijde
griffier
24
grein
geen
zijde
grein
grein
substituut-griffiers
25
grein
geen
zijde
grein
grein
waarnemende griffiers 26
grein
geen
grein
grein
grein
Arrondissementsparket officier van justitie, hoofd van het parket
27
grein
zijde
zijde
zijde
fluweel
officieren van justitie
28
grein
zijde
zijde
zijde
zijde
substituut officieren van justitie
29
grein
zijde
zijde
zijde
zijde
waarnemende substituut officieren van justitie
30
grein
geen
grein
grein
grein
Besluit betreffende de titulatuur en het costuum der rechterlijke ambtenaren alsmede het costuum van de advocaten en van de procureurs
BESLUIT BETREFFENDE DE TITULATUUR EN HET COSTUUM DER RECHTERLIJKE AMBTENAREN ALSMEDE HET COSTUUM VAN DE ADVOCATEN EN VAN DE PROCUREURS STAATSBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN Stb. 83 BESLUIT van 26 februari 1960 betreffende de titulatuur en het costuum der rechterlijke ambtenaren alsmede het costuum van de advocaten en van de procureurs (Reglement II). WIJ JULIANA. BIJ DE GRATIE GODS. KONINGIN DER NEDERLANDEN, PRINSES VAN ORANJENASSAU, ENZ., ENZ., ENZ.
2.09.30
Toga-Commissie
33
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 17 december 1959, Stafafdeling Wetgeving, nr. 355/659; Gelet op artikel 19 der Wet op de Rechterlijke Organisatie en het beleid der Justitie 31 De Raad van State gehoord (advies van 26 januari 1960, nr. 27); Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 18 februari 1960, Stafafdeling Wetgeving, nr. 048/660; Hebben goedgevonden en verstaan: EERSTE HOOFDSTUK
EERSTE HOOFDSTUK De titulatuur
DE TITULATUUR Artikel 1. De rechterlijke ambtenaren voeren de volgende titulatuur: de president, de vice-presidenten en de overige leden van, de procureur-generaal en de advocaten-generaal bij, zomede de griffier en de substituut-griffiers van de Hoge Raad: die van edelhoogachtbare heer (vrouwe); de president, de vice-presidenten en de overige leden van, de procureur-generaal en de advocaten-generaal bij, zomede de griffier en de substituut-griffiers van een gerechtshof: die van edelgrootachtbare heer (vrouwe); de president, de vice-presidenten en de overige leden, zomede de griffier en de substituut-griffiers van een arrondissements-rechtbank: die van edelachtbare heer (vrouwe); de kantonrechters, zomede de griffier en de substituut-griffiers van een kantongerecht: die van edelachtbare heer (vrouwe): de officieren en de substituut-officieren van justitie: die van edelachtbare heer (vrouwe). TWEEDE HOOFDSTUK
TWEEDE HOOFDSTUK Het ambtscostuum
HET AMBTSCOSTUUM Artikel 2. De in artikel 1 genoemde rechterlijke ambtenaren. zomede de waarnemende substituutofficieren van justitie en de waarnemende griffiers zijn gekleed in het voor hun ambt of functie voorgeschreven costuum, bestaande uit een toga en een bef en, met inachtneming van de volgende artikelen, een baret wanneer zij binnen een gebouw, dat als gerechtsgebouw dienst doet, in de uitoefening van hun ambt of functie aanwezig zijn op een terechtzitting of wanneer zij in een gebouw als vorenbedoeld anders dan ter terechtzitting een ambtsverrichting vervullen, waarbij het dragen van het costuum gepast is. Artikel 3. 1. De toga is een lange wijde mantel met een staande kraag ter hoogte van ongeveer 4 cm, welke kraag aan de voorzijde in het midden een opening heeft van 8 cm. De toga is geheet gemaakt van zwarte stof. neerhangende tot ongweer 10 cm boven de grond, in het midden van de achterzijde onder de kraag, evenals zijwaarts aan de bovenkant van de wijde mouwen, geplooid ingenomen, met aan de onderkant der mouwen omslagen ter breedte van ongeveer 20 cm en aan 31
Stb. 1827, laatstelijk gewijzigd bij de wet van 22 mei 1958.
34
Toga-Commissie
2.09.30
de voorzijde in het midden van boven tot onder om de 5 cm voorzien van een niet glimmende kleine zwarte knoop, een en ander in overeenstemming met de bij dit Reglement gevoegde afbeeldingen. 2. De toga wordt gesloten gedragen. Aan de onderkant der mouwen behoort een voorziening te zijn getroffen, welke het terugvallen der mouwen verhindert. Artikel 4. Voor zover de toga is voorzien van banen, zijn deze ter breedte van ongeveer 18 cm evenwijdig aan elkander met een tussenruimte van ongeveer 8 cm verticaal aan de voorzijde aangebracht en wel van de bovenkant van elke schouder af tot aan de onderkant der toga. Artikel 5. 1. De toga van de president, de vice-presidenten en de overige leden van, de toga van de procureur-generaal en van de advocaten-generaal bij en de toga van de griffier van de Hoge Raad is van zijde met banen en mouwomslagen van zwart fluweel. 2. De toga van de president van en de toga van de procureur-generaal bij de Hoge Raad is aan de buitenwaartse randen van de banen en aan de bovenzijde van de mouwomslagen voorzien van een hermelijnen boordsel. 3. De toga van de substituut-griffiers en van de waarnemende griffiers van de Hoge Raad is van zijde zonder banen met mouwomslagen van zwart fluweel. Artikel 6. 1. De toga van de president, de vice-presidenten en de overige leden van, de toga van de procureur-generaal en van de advocaten-generaal bij en de toga van de griffier van een gerechtshof is van dof grein of van een hierop gelijkende stof met banen en mouwomslagen van zwarte zijde. Het gedeelte tussen de banen is van zwart moiré. 2. De toga van de substituut-griffiers van een gerechtshof is van dof grein of van een hierop gelijkende stof zonder banen met mouwomslagen van zwarte zijde. 3. De toga van de waarnemende griffiers van een gerechtshof is van dof grein of van een hierop gelijkende stof zonder banen met mouwomslagen van dezelfde stof. Artikel 7. 1. De toga van de president, de vice-presidenten, de overige leden en de griffier van een arrondissements-rechtbank is van dof grein of van een hierop gelijkende stof met banen en mouwomslagen van zwarte zijde. 2. De toga van de substituut-griffiers van een arrondissements-rechtbank is van dof grein of van een hierop gelijkende stof zonder banen met mouwomslagen van zwarte zijde. 3. De toga van de waarnemende griffiers van een arrondissements-rechtbank is van dof grein of van een hierop gelijkende stof zonder banen met mouwomslagen van dezelfde stof. Artikel 8. 1. De toga van de kantonrechter is van dof grein of van een hierop gelijkende stof met banen en mouwomslagen van zwarte zijde. 2. De toga van de griffier en de substituut-griffiers van een kantongerecht is van dof grein of van een hierop gelijkende stof zonder banen met mouwomslagen van zwarte zijde. 3. De toga van de waarnemende griffiers van een kantongerecht is van dot grein of van een hierop gelijkende stof zonder banen met mouwomslagen van dezelfde stof.
2.09.30
Toga-Commissie
35
Artikel 9. 1. De toga van Je officieren en substituut-officieren van justitie is van dof grein of van een hierop gelijkende stof met banen en mouwomslagen van zwarte zijde. 2. De toga van de waarnemende substituut-officieren van justitie is van dof grein of van een hierop gelijkende stof zonder banen met mouwomslagen van dezelfde stof. Artikel 10. 1. De bef bestaat uit twee aan de bovenzijde aan elkander bevestigde stukken geplooid wit batist of een hierop gelijkende stof, beide stukken tezamen in geplooide toestand aan de bovenzijde 8 cm breed. 2. De bef heeft een lengte van 30 cm en mag aan de onderzijde niet breder zijn dan 15 cm. 3. De bef wordt zodanig bevestigd, dat hetgeen zonder van de toga deel uit te maken om de hals wordt gedragen niet zichtbaar is. 4. Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing indien en voor zover een gesteven witte boord met witte strik wordt gedragen. Artikel 11. De baret is rond en heeft een staande rand ter hoogte van 5 cm en een 5 cm buiten die rand uitstekend plat geplooid bovenstuk, dat in het midden is voorzien van een platte knoop, bekleed met de stof, waarvan de baret is vervaardigd, een en ander in overeenstemming met de bij dit Reglement gevoegde afbeeldingen. Artikel 12. 1. De baret van de president, de vice-presidenten en de overige leden van, de baret van de procureur-generaal en de advocaten-generaal bij en de baret van de griffier van de Hoge Raad is van zwart fluweel met om de rand een hermelijnen boordsel. 2. De baret van de substituut-griffiers en van de waarnemende griffiers van de Hoge Raad is van zwarte zijde zonder boordsel. Artikel 13. 1. De baret van de president, de vice-presidenten en de overige leden van, de baret van de procureur-generaal en van de advocaten-generaal bij en de baret van de griffier van een gerechtshof is van zwart fluweel, die van de president en van de procureur-generaal met de rand in zwarte zijde geborduurd met eiken- en oranjetakken als aangegeven in de bij dit Reglement gevoegde afbeelding. 2. De baret van de substituut-griffiers en van de waarnemende griffiers van een gerechtshof is van dezelfde stof als waarvan de daarbij gedragen toga is vervaardigd. Artikel 14. 1. De baret van de president, de vice-presidenten, de overige leden en de griffier van een arrondissements-rechtbank is van zwarte zijde, die van de president met de rand van zwart fluweel. 2. De baret van de substituut-griffiers en van de waarnemende griffiers van een arrondissementsrechtbank is van dezelfde stof als waarvan de daarbij gedragen toga is vervaardigd. Artikel 15. 1. De baret van de kantonrechter is van zwarte zijde. 2. De baret van de griffier, de substituut-griffiers en de waarnemende griffiers van een kantongerecht is van dezelfde stof als waarvan de daarbij gedragen toga is vervaardigd. Artikel 16. 1. De baret van de officieren en substituut-officieren van justitie is van zwarte zijde, die van de officier van justitie, hoofd van het arrondissements-parket, met de rand van zwart fluweel.
36
Toga-Commissie
2.09.30
2. De baret van de waarnemende substituut-officieren van justitie is van dezelfde stof als waarvan de daarbij gedragen toga is vervaardigd. Artikel 17. Tenzij de president van het college of de kantonrechter, oudste in rang, voor plechtige terechtzittingen anders bepaalt, kan de baret tijdens de terechtzitting of de ambtsverrichting ter zijde worden gelegd. Artikel 18. Het plaatsvervangende lid van een gerechtshof of een arrondissements-rechtbank en de kantonrechter-ptaatsvervanger is, wanneer hij tijdens de vervulling van zijn ambt ingevolge het bepaalde in artikel 2 een ambtscostuum draagt gekleed hetzij in het costuum, behorende bij het door hem waargenomen ambt, hetzij in het costuum van de advocaat. Artikel 19. De ambtenaar van het openbaar ministerie, aan wie de waarneming van de werkzaamheden van een ambtenaar met hogere rang wordt opgedragen, is, wanneer hij tijdens de vervulling van die werkzaamheden het in artikel 2 bedoelde costuum moet dragen, gekleed in het voor zijn eigen rang voorgeschreven costuum. Artikel 20. 1. Tijdens plechtige terechtzittingen en eveneens wanneer zij in het bij artikel 2 bedoelde costuum een buiten een gerechtsgebouw plaats vindende openbare plechtigheid bijwonen, dragen de aldaar genoemde personen onder de toga donkere kleding en zwarte schoenen. 2. De president van het college of de kantonrechter, oudste in rang, is bevoegd ter gelegenheid van een terechtzitting of plechtigheid als in het eerste lid bedoeld, het dragen van ridderorden en eretekenen voor te schrijven. Deze dienen alsdan door hen, die daartoe gerechtigd zijn, gedragen te worden in modelformaat overeenkomstig het gebruik en overeenkomstig de desbetreffende statuten en reglementen. DERDE HOOFDSTUK
DERDE HOOFDSTUK Het galacostuum
HET GALACOSTUUM Artikel 21. Individueel ten Hove verschijnende of openbare plechtigheden bijwonende, kunnen de in artikel 1 genoemde rechterlijke ambtenaren een costuum dragen, bestaande uit: a. een geklede zwarte lakense rok, met zwarte zijde gevoerd en voorzien van zakken met kleppen, van mouwen met omslagen en van de navolgende knopen met rijkswapen: 9 stuks aan de voorzijde, 2 stuks in de taille, 2 stuks op de onderzijde van de rokpanden en 3 stuks onder elke zakklep; b. een zwarte lakense broek met op de buitennaden een galon ter breedte van 4 cm; c. een tweebladige steek met zwarte liggende struisveren, oranje cocarde. een lis van zes strengen en een knoop als op de rok; bij welk costuum wordt gedragen een degen met verguld gevest in een zwarte schede; een en ander met inachtneming van het bepaalde bij de artikelen 22 tot en met 26 en in overeenstemming met de afbeeldingen, welke door Onze Minister van Justitie zullen worden bewaard.
2.09.30
Toga-Commissie
37
Artikel 22. 1. De rok, gedragen door de president, de vice-presidenten en de overige leden van, de procureur-generaal en de advocaten-generaal bij, zomede de griffier van de Hoge Raad is in goud geborduurd met eiken- en oranjetakken op de kraag, op de zakkleppen, op het rugstuk tussen deze kleppen en op de omslagen der mouwen, het borduursel ter breedte van 6 cm, de knopen verguld. 2. De broek, gedragen door de in het eerste lid genoemde rechterlijke ambtenaren, is voorzien van goudgalon. 3. De steek, gedragen door de in het eerste lid genoemde rechterlijke ambtenaren, heeft een lis van goud. Artikel 23. 1. De rok, gedragen door de president, de vice-presidenten en de overige leden van, de procureur-generaal en de advocaten-generaal bij, zomede de griffier van een gerechtshof is in zilver geborduurd met eiken- en oranjetakken op de kraag, op de zakkleppen, op het rugstuk tussen deze kleppen en op de omslagen der mouwen, het borduursel ter breedte van 6 cm. de knopen verzilverd. 2. De broek, gedragen door de in het eerste lid genoemde rechterlijke ambtenaren, is voorzien van zilvergalon. 3. De steek, gedragen door de in het eerste lid genoemde rechterlijke ambtenaren, heeft een lis van zilver. Artikel 24. 1. De rok, gedragen door de president, de vice-presidenten, de overige leden en de griffier van een arrondissements-rechtbank, zomede door de officier en substituut-officieren van justitie, is in zilver geborduurd met eiken- en oranjetakken op de kraag, op de zakkleppen, op het rugstuk tussen deze kleppen en op de omslagen der mouwen, het borduursel ter breedte van 4 cm, de knopen verzilverd. 2. De broek, gedragen door de in het eerste lid genoemde rechterlijke ambtenaren, is voorzien van zilvergalon. 3. De steek, gedragen door de in het eerste lid genoemde rechterlijke ambtenaren, heeft een lis van zilver. Artikel 25. 1. De rok, gedragen door een kantonrechter en de griffier van een kantongerecht, is in zilver geborduurd met eiken- en oranjetakken op de kraag, op de zakkleppen, op het rugstuk tussen deze kleppen en op de omslagen der mouwen, het borduursel ter breedte van 4 cm, de knopen verzilverd. 2. De broek, gedragen door de in het eerste lid genoemde rechterlijke ambtenaren, is voorzien van zilvergalon. 3. De steek, gedragen door de in het eerste lid genoemde rechterlijke ambtenaren, heeft een lis van zilver. Artikel 26. Het in artikel 21 bedoelde costuum van een substituut-griffier is gelijk aan dat, hetwelk in een der artikelen 22 tot en met 25 is voorgeschreven voor de griffier van het gerecht, waarbij de substituut-griffier is benoemd, zulks met dien verstande, dat het borduursel op de omslagen der mouwen ter halver breedte is.
38
Toga-Commissie
2.09.30
VIERDE HOOFDSTUK
VIERDE HOOFDSTUK Het costuum van de advocaten en de procureurs
HET COSTUUM VAN DE ADVOCATEN EN DE PROCUREURS Artikel 27. 1. De advocaten en de procureurs, in hun hoedanigheid binnen een gebouw, dat als gerechtsgebouw dienst doet, optredende ter terechtzitting van een in artikel 1 genoemd college of ter gelegenheid van een ambtsverrichting bij de vervulling waarvan het college of de hiervan lid zijnde rechterlijke ambtenaar het costuum draagt, zomede tijdens hun beëdiging zijn gekleed in toga met bef. 2. De advocaten mogen de toga met bef eveneens dragen, wanneer zij in hun hoedanigheid binnen een gebouw, dat als gerechtsgebouw dienst doet, optreden ter terechzitting van een kantonrechter of ter gelegenheid van een ambtsverrichting, bij de vervulling waarvan de kantonrechter het costuum draagt. 3. Het bepaalde in het tweede lid is van overeenkomstige toepassing, indien een advocaat in zijn hoedanigheid optreedt voor een niet in artikel 1 genoemd rechtscollege, waarvan de leden of een lid ter terechtzitting een ambtscostuum dragen of draagt. 4. Indien de president van het College of de kantonrechter, oudste in rang, ter gelegenheid van een terechtzitting of plechtigheid als bedoeld in artikel 20 het dragen van ridderorden en eretekenen heeft voorgeschreven, geldt zijn voorschrift ook voor de advocaten, die de zitting of plechtigheid bijwonen. Artikel 21. lid 2. tweede volzin is dan ook op deze van toepassing. Artikel 28. De toga van de advocaten en de procureurs is gelijk aan die, welke is omschreven in artikel 3, met dien verstande, dat de toga is van dof grein of van een hierop gelijkende stof zonder banen met aan de mouwen omslagen van dezelfde stof. Artikel 29. 1. De door de advocaten en de procureurs te dragen bef is gelijk aan die, welke is omschreven in het eerste en tweede lid van artikel 10. 2. De bef wordt door de advocaten en de procureurs zodanig bevestigd, dat hetgeen zonder van de toga deel uit te maken om de hals wordt gedragen niet zichtbaar is. 3. Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing, indien en voor zover een gesteven witte boord met witte strik wordt gedragen. Artikel 30. 1. De advocaten en de procureurs mogen in de gevallen, waarin zij een toga met bef dragen, desverkiezende gedekt zijn met een baret. 2. De door de advocaten en de procureurs gedragen baret is gelijk aan die, welke is omschreven in artikel 11, met dien verstande, dat de baret moet zijn van dezelfde stof als waarvan de daarbij gedragen toga is vervaardigd. VIJFDE HOOFDSTUK
VIJFDE HOOFDSTUK Slotbepalingen
SLOTBEPALINGEN Artikel 31. 1. Gedurende tien jaren na het in werkingtreden van dit Reglement is het aan hen, die eerder tot het toen door hen beklede ambt waren benoemd, toegestaan in de uitoefening van dat ambt de toga te dragen, welke zij op het ogenblik dier inwerkingtreding gebruikten.
2.09.30
Toga-Commissie
39
2. Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de toga van de advocaten en de procureurs. Artikel 32. Het Reglement No. II, behorende bij het Koninklijk besluit van 14 september 1838 (Stb. 36), wordt ingetrokken. Artikel 33. 1. Dit besluit kan worden aangehaald als Reglement II. 2. Het treedt in werking met ingang van een door Ons te bepalen dag. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State. Soestdijk, 26 februari 1960. JULIANA. De Minister van Justitie, A. C. W. BEERMAN. Uitgegeven de elfde maart 1960. De Minister van Justitie. A. C. W. BEERMAN.