29.1.2004
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
C 26/1
I (Mededelingen)
PARITAIRE PARLEMENTAIRE VERGADERING VAN DE PARTNERSCHAPSOVEREENKOMST TUSSEN DE LEDEN VAN DE GROEP VAN STATEN IN AFRIKA, HET CARIBISCH GEBIED EN DE STILLE OCEAAN, ENERZIJDS, EN DE EUROPESE GEMEENSCHAP EN HAAR LIDSTATEN, ANDERZIJDS
ROME (Italiaanse Republiek)
NOTULEN VAN DE VERGADERING VAN ZATERDAG 11 OKTOBER 2003 (2004/C 26/01) (De vergadering wordt om 18.00 uur geopend)
Plechtige openingszitting De Vergadering wordt toegesproken door de heer Veltroni, burgemeester van Rome, de heer Houngbedji, co-voorzitter ACS, mevrouw Kinnock, co-voorzitter EU en de heer Fiori, vice-voorzitter van het Italiaanse Huis van Afgevaardigden, die de zesde vergadering voor geopend verklaart.
(De vergadering wordt om 19.30 uur gesloten)
Adrien HOUNGBEDJI en Glenys KINNOCK
Jean-Robert GOULONGANA en Dietmar NICKEL
Co-voorzitters
Co-secretarissen-generaal
C 26/2
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
29.1.2004
NOTULEN VAN DE VERGADERING VAN MAANDAG 13 OKTOBER 2003 (2004/C 26/02) (De vergadering wordt om 09.25 geopend)
VOORZITTER: mevrouw KINNOCK
Co-voorzitter Vergadering van de Paritaire Parlementaire Vergadering Mevrouw Kinnock, co-voorzitter, heet alle deelnemers welkom. 1.
Samenstelling van de Paritaire Parlementaire Vergadering
De co-voorzitter deelt mee dat de lijst van leden van de Paritaire Parlementaire Vergadering, zoals die door de autoriteiten van de ACS-staten en de Voorzitter van het Europees Parlement werd toegestuurd, als bijlage bij de notulen zal worden gevoegd.
3.
De co-voorzitter deelt mee dat zij van de autoriteiten van de ACS-staten een lijst van niet-parlementaire vertegenwoordigers heeft ontvangen. Overeenkomstig artikel 17, lid 1 van de Partnerschapsovereenkomst en artikel 1 van het Reglement van orde van de Paritaire Parlementaire Vergadering stelt zij voor deze vertegenwoordigers goed te keuren en hun namen als bijlage bij de notulen te voegen. De Vergadering stemt hiermee in.
4. 2.
commissie politieke zaken co-voorzitters: de heren Prince (Haïti) en Schwaiger ondervoorzitters: de heren Martínez Martínez, Nabuka (Fiji) en van den Bos
—
commissie economische ontwikkeling, financiën en handel co-voorzitters: de heren Howitt en Lekoba (Republiek Congo)
De co-voorzitter meldt de volgende vervangers: André-Léonard (vervangt van den Bos), Bébéar (vervangt Averoff), Bortone (vervangt Ribeiro e Castro), Bremmer (vervangt Wieland), Dell’Alba (vervangt Speroni), Deva (vervangt Cunha), Mayer (vervangt Sudre), Perez Royo (vervangt Valenciano MartínezOrozco), Pomés Ruiz (vervangt Vidal-Quadras Roca) en Scarbonchi (vervangt Vinci).
5.
Ingekomen stukken
De co-voorzitter deelt mee dat de volgende documenten zijn ontvangen: —
verslag van de heren Gemelli en Kamuntu (Oeganda), namens de commissie politieke zaken, over de rechten van kinderen en in het bijzonder kindsoldaten (APP/ 3587)
—
verslag van de heren Boureïma (Niger) en Miranda, namens de commissie sociale zaken en milieu, over duurzaam beheer en instandhouding van de natuurlijke hulpbronnen in ACS-landen in het kader van de programmering van het negende Europees Ontwikkelingsfonds (APP/3590)
—
verslag van de heren Cornillet en Matongo (Zambia), namens de commissie economische ontwikkeling, financiën en handel, over het gebruik van het Europees Ontwikkelingsfonds (APP/3602)
ondervoorzitters: de heren Khanbhai, Niangadou (Mali) en Zimmerling —
Vervangers
Samenstelling van de vaste commissies
De co-voorzitter deelt mee dat de bureaus van de vaste commissies als volgt zijn samengesteld: —
Accreditatie van niet-parlementaire vertegenwoordigers
commissie sociale zaken en milieu co-voorzitters: de heren Metsing (Lesotho) en Wijkman ondervoorzitters: de heer Denys (Rwanda), mevrouw Scheele en mevrouw Schörling
De ACS-partner zal de namen van de tweede ondervoorzitter voor iedere commissie later meedelen. In bijlage I staan de namen van de leden van de drie commissies vermeld.
29.1.2004
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
Ontwerpresoluties, door het Bureau van de Paritaire Parlementaire Vergadering voorgelegd overeenkomstig artikel 17, lid 2.
—
C 26/3
(APP/3622) door de volgende leden: Rod, Maes, Isler Béguin en Schörling, namens de Verts/ALE-Fractie.
De co-voorzitter stelt de leden op de hoogte van het resultaat van de aanbevelingen van het Bureau en verzoekt de indieners van ontwerpresoluties over hetzelfde onderwerp het eens te worden over een compromistekst.
Togo —
(APP/3614) (hervatting samenwerking EU — Togo) door de ACS-groep
CANCÚN
—
(APP/3623) (Togo) door de vertegenwoordiger van Togo.
Algemeen
6.
Aanneming ontwerpagenda (APP/3596)
—
(APP/3611) door de volgende leden: Lucas, Lannoye, Rod, Maes, Schörling en Isler Béguin, namens de Verts/ ALE-Fractie
—
(APP/3617) door de volgende leden: Schwaiger en Corrie, namens de PPE-DE-Fractie, en Manders, namens de ELDRFractie
—
(APP/3618) door de volgende leden: Kinnock en Howitt, namens de PSE -Fractie
—
(APP/3619) door de volgende leden: Sjöstedt en Scarbonchi, namens de GUE/NGL-Fractie
—
(APP/3625) door de ACS-groep.
Grondstoffen
De co-voorzitter wijst erop dat het Bureau voorgesteld heeft de volgende punten aan de agenda toe te voegen: een gedachtewisseling zonder resolutie over Zimbabwe en mededelingen betreffende de voorbereiding van de „Wereldtop over de informatiemaatschappij” die in december 2003 in Genève zal plaatsvinden. Het woord wordt gevoerd door de heer Weldegiorgis (Eritrea), die vraagt om een spoeddebat over de spanningen tussen Ethiopië en Eritrea. Het woord wordt gevoerd door mevrouw Theorin en de heer Beda (Soedan), die verzoeken om een kort debat over het Internationaal Strafhof. Het woord wordt gevoerd door de heer Corrie, co-voorzitter, en de heer Schwaiger.
—
(APP/3612) (bananen) door de ACS-groep
—
(APP/3613) (rijst) door de ACS-landen van het Caribisch gebied
—
(APP/3615) (katoen) door Mali, Burkina Faso, Benin en Tsjaad namens de ACS-groep
—
(APP/3616) (kava kava) door de ACS-landen van het Pacifisch gebied
De termijn voor de indiening van amendementen wordt als volgt vastgesteld:
—
(APP/3624) (suiker) door de ACS-groep.
—
voor ontwerpresoluties in door de vaste commissies opgestelde verslagen: maandag 13 oktober, 18.00 uur
—
voor voorstellen inzake compromisresoluties waarover moet worden gestemd: maandag 13 oktober, 18.00 uur.
WEST-AFRIKA
Algemeen —
—
(APP/3620) door de volgende leden: Cornillet, Corrie en Morillon, namens de PPE-DE-Fractie, en Van Hecke, namens de ELDR-Fractie (APP/3621) door de volgende leden: Junker en Theorin, namens de PSE-Fractie, en Scarbonchi, namens de GUE/ NGL-Fractie
Besloten wordt een kort debat zonder resolutie te houden. De heer Polisi (Rwanda) vraagt toestemming om een korte verklaring af te leggen onder het punt „Diversen”.
De aldus gewijzigde ontwerpagenda wordt aangenomen.
7.
Goedkeuring van de notulen van de vijfde bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU (PB C 231 van 26.9.2003)
De notulen worden goedgekeurd.
C 26/4
8.
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
Rechten van kinderen en in het bijzonder kindsoldaten (APP/3587) —
Verslag van de heren Gemelli en Kamuntu (Oeganda) — commissie politieke zaken
De heren Gemelli en Kamuntu presenteren hun ontwerpverslag. Het woord wordt gevoerd door de heer Otunnu, adjunctsecretaris-generaal van de VN en speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties voor kinderen en gewapende conflicten, mevrouw Boniver, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken (Italië) en fungerend voorzitter van de EU-Raad van Ministers, en mevrouw Santos Pais, directrice van het UNICEF-onderzoekscentrum „Innocenti”. Het woord wordt gevoerd door de co-voorzitter, de leden Zimmerling, Beda (Soedan), Theorin, Onusumba Yemba (Democratische Republiek Congo), Van Hecke, Bawa Bwari (Nigeria), Sandbæk, Osei-Prempeh (Ghana), Dell’Alba, Bremmer, Fofanah (Sierra Leone), Sauquillo, Metsing (Lesotho), Mayer, Safunietuuga P. Neri (Samoa), Martínez Martínez, Amon Ago (Ivoorkust), Junker, Kamotho (Kenia) en Richelle, vertegenwoordiger van de Commissie. De heer Otunnu en mevrouw Santos Pais beantwoorden de vragen. De heren Kamuntu en Gemelli vatten het debat samen. 9.
Verklaring van de heer Jacques Diouf, algemeen directeur van de Voedsel- en Landbouworganisatie der Verenigde Naties (FAO), gevolgd door een debat
De heer Diouf spreekt de Vergadering toe. Het woord wordt gevoerd door de leden Ramotar (Guyana), Scheele, Mounkeila (Niger), Lannoye, Sardjoe (Suriname) en Scarbonchi. De heer Diouf beantwoordt de vragen De co-voorzitter sluit het debat. (De vergadering wordt om 13.15 uur geschorst en om 15.15 uur hervat)
29.1.2004
10. Verklaring van mevrouw Margherita Boniver, staatssecretaris van Buitenlandse Zaken (Italië), fungerend voorzitter van de EU-Raad Mevrouw Boniver voert het woord. 11. Verklaring van de Hon. Lt. Generaal Mompati Merafhe, minister van Buitenlandse Zaken en Internationale Samenwerking (Botswana), fungerend voorzitter van de ACS-Raad De heer Mompati Merafhe voert het woord. 12. Vragenuur — Raad Er worden tien vragen gesteld aan de EU-Raad. Mevrouw Boniver, fungerend voorzitter van de EU-Raad, beantwoordt de volgende vragen: Vraag nr. 6 van mevrouw Sauquillo, die mevrouw Carlotti vervangt, over de situatie in de DRC en vraag nr. 15 van de heren Van Hecke en Van den Bos, over de DRC en het Grote Meren-gebied. Vraag nr. 13 van de heer Imbarcaouane (Mali), over conflictpreventie en -oplossing. Vraag nr. 7 van de heer Weldegiorgis (Eritrea), over de afbakening van de grens tussen Eritrea en Ethiopië. Vraag nr. 5 van mevrouw Isler Béguin, over politieke en militaire onlusten in Mauritanië. De co-voorzitter kondigt aan dat mevrouw Boniver genoodzaakt is te vertrekken om de begrafenis van Zuster Tonelli te kunnen bijwonen. De heer Bowis dient een motie van orde in en merkt op dat krachtens artikel 20 van het Reglement van orde twee uur zijn gereserveerd voor mondelinge vragen. Mevrouw Boniver heeft geen gelegenheid gehad de volgende vragen te beantwoorden: Vraag nr. 8 van mevrouw Sauquillo, over de EOF-begroting. Vraag nr. 12 van de heer Osei-Prempeh (Ghana), over de trage uitkering van EOF-middelen.
VOORZITTER: de heer HOUNGBEDJI Co-voorzitter De heer Houngbedji deelt mee dat Zuster Annalena Tonelli, die in Somalië is gedood, in de namiddag zal worden begraven. Hij verzoekt de aanwezigen te harer gedachtenis een minuut stilte in acht te nemen.
Vraag nr. 9 van de heer Faure (Seychellen), over tariefconcessies inzake de invoer van tonijn. Vraag nr. 10 van mevrouw Karamanou, over duurzame voedselzekerheid. Vraag nr. 11 van de heer Bowis, over de werving in de EU van medisch personeel uit ontwikkelingslanden.
29.1.2004
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
Krachtens artikel 20, lid 7 dienen vragen waarop wegens tijdgebrek niet gereageerd kon worden, schriftelijk beantwoord te worden. Er worden vijf vragen gesteld aan de Raad van ACS-ministers.
C 26/5
Het woord wordt gevoerd door de leden Osei-Prempeh (Ghana), Khanbhai, Howitt, Metsing (Lesotho), Flesch, Ya France (Namibië), Bawa Bwari (Nigeria), Rod, Mporogomyi (Tanzania), Sylla, Matongo (Zambia), Theorin, Tsheole (ZuidAfrika), Straker (St. Vincent en de Grenadines), Beda (Soedan), Kamuntu (Oeganda), Rawiri (Gabon), Kangai (Zimbabwe) en Richelle (Europese Commissie).
De heer Mompati Merafhe reageert op de volgende vragen en aanvullende opmerkingen van de vragenstellers:
De co-voorzitter dankt de sprekers.
Vraag nr. 1 van de heer Davies (Zuid-Afrika), over Cancún.
14. Verklaring van de vertegenwoordigers van Eritrea en Ethiopië
Vraag nr. 2 van de heer Lannoye, over het Europees Waterfonds.
De heer Weldegiorgis (Eritrea) voert het woord. De heer Dawit Johannes (Ethiopië) voert het woord.
Vraag nr. 3 van mevrouw Schörling, over GGO’s. Vraag nr. 4 van mevrouw Sauquillo, die mevrouw Carlotti vervangt, over de presidentsverkiezingen in Mauritanië.
15. Verklaring van de vertegenwoordiger van de Democratische Republiek Congo over de situatie in de DRC De heer Onusumba Yemba (DRC) voert het woord.
Vraag nr. 14 van de heer Imbarcaouane (Mali), over katoen. 16. Verklaring van de heer John Powell, adjunct-directeur van het Wereldvoedselprogramma
13. Debat over Zimbabwe
De heer Powell voert het woord. De co-voorzitter laat weten dat dit een debat zonder resolutie zal zijn en dat de „methode d’Hondt” zal worden toegepast om de spreektijd van EU-leden te bepalen overeenkomstig artikel 14, lid 3 van het Reglement van orde. Hij herinnert de leden eraan dat er van ACS-zijde een informatiemissie naar Zimbabwe heeft plaatsgevonden.
Het woord wordt gevoerd door de leden Abukashawa (Soedan), Wijkman en Mounkeila Arouma (Niger). De heer Powell reageert op de sprekers. De co-voorzitter dankt de sprekers.
(De vergadering wordt om 19.05 uur gesloten)
Adrien HOUNGBEDJI en Glenys KINNOCK
Jean-Robert GOULONGANA en Dietmar NICKEL
Co-voorzitters
Co-secretarissen-generaal
C 26/6
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
29.1.2004
NOTULEN VAN DE VERGADERING VAN DINSDAG 14 OKTOBER 2003 (2004/C 26/03) (De vergadering wordt om 9.15 uur geopend)
VOORZITTER: mevrouw KINNOCK
Co-voorzitter 1.
Vervangingen
De co-voorzitter meldt de volgende vervangingen: Bébéar (vervangt Averoff), Berenguer Fuster (vervangt Menéndez del Valle), Bushill-Matthews (vervangt Musotto) en Scarbonchi (vervangt Vinci). 2.
Verklaring van de heer Poul Nielson, lid van de Commissie belast met ontwikkeling en humanitaire hulp
Vraag nr. 4 van de heer Dawit Johannes, vertegenwoordigd door de heer Haile-Kiros Gessesse (Ethiopië), over handel. Vraag nr. 5 van mevrouw Lucas, over katoen. Vraag nr. 3 van de heer Souchet, over het landbouwbeleid in de ACS-landen en de WTO. Vraag nr. 6 van de heer Rod, over toegang tot medicijnen.
Commissaris Nielson voert het woord.
Vraag nr. 9 van de heer Lannoye, over de liberalisering van water.
Het woord wordt gevoerd door de leden Schwaiger, Bawa Bwari (Nigeria), Howitt, Anggo (Papoea Nieuw Guinea), Bowis, Gado Boureima (Niger), Davies (Zuid-Afrika), Beda (Soedan), Cornillet, Humphrey (Barbados), Sardjoe (Suriname), Scarbonchi, Metsing (Lesotho) en Imbarcouane (Mali).
Vraag nr. 15 van de heer Weldegiorgis (Eritrea), over de afbakening van de grens tussen Eritrea en Ethiopië.
Commissaris Nielson beantwoordt de gestelde vragen. 3.
Vragenuur — Commissie
De co-voorzitter deelt mee dat artikel 20, lid 9 en 10 van het Reglement van orde van toepassing is.
Vraag nr. 18 van de heer Busk, over moorden op de Seychellen. De vragen nr. 7 van mevrouw Karamanou, 22 van de heren Van Hecke en Van den Bos, 21 van mevrouw Dykbjaer, 16 van de heer Osei-Prempeh (Ghana) en 8 van mevrouw Carlotti worden schriftelijk beantwoord. Vraag nr. 20 van mevrouw Sanders wordt ingetrokken.
Commissaris Nielson beantwoordt de volgende vragen: Vraag nr. 2 van mevrouw Sandbaek, over landenstrategiedocumenten.
Krachtens artikel 20, lid 11 van het Reglement van orde wordt toestemming gegeven voor een debat over de situatie op de Seychellen.
Vraag nr. 11 van mevrouw Schörling, over de illegale exploitatie van bossen.
Het woord wordt gevoerd door de leden Faure (Seychellen) en Corrie.
Vraag nr. 12 van de heer Bowis, over steun voor vermindering van het gebruik van biobrandstoffen.
4.
Vraag nr. 13 van mevrouw Sauquillo, over migratie en ontwikkeling. Vraag nr. 14 van mevrouw Maes, over conflicten. Vraag nr. 17 van Mali, over het EOF. Vraag nr. 19 van mevrouw Flesch, over het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF). Vraag nr. 1 van de heer Davies (Zuid-Afrika), over een mogelijke globale ACS-EU-overeenstemming.
Follow-up door de Commissie van de resoluties die tijdens de vijfde bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering (in Brazzaville) zijn aangenomen
Het woord wordt gevoerd door de heer Nielson (lid van de Commissie) en de leden Tiangaye (Centraal-Afrikaanse Republiek), Sandbaek, Polisi (Rwanda), Sanga (Salomonseilanden), Lucas, Imbarcaouane (Mali), Van Hecke, Natchaba (Togo), George (St. Lucia), Davies (Zuid-Afrika), Ramotar (Guyana), Nabuka (Fiji) en Mjorogonyi (Tanzania). De heer Nielson reageert op de sprekers.
29.1.2004
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
5. Debat over het Internationaal Strafhof
Makawangwala (Malawi), Sanders-ten Holte en Metsing (Lesotho).
Het woord wordt gevoerd door de leden Davies (Zuid-Afrika), Mayer, Tiangaye (Centraal-Afrikaanse Republiek), Theorin, Straker (St. Vincent en de Grenadines), Maes, Désir en Martínez Martínez. 6. Duurzaam beheer en instandhouding van de natuurlijke hulpbronnen in ACS-landen in het kader van de programmering van het negende EOF —
Verslag van de heren Miranda en Boureima (Niger) — commissie sociale zaken en milieu
C 26/7
VOORZITTER: de heer HOUNGBEDJI Co-voorzitter Het woord wordt gevoerd door de leden Rod, Bullen (St Lucia), Kinnock, co-voorzitter, Kamuntu (Oeganda), Souchet, Fofanah (Sierra Leone), Howitt, Sithole (Mozambique), Rawiri (Gabon), Sardjoe (Suriname), Michel (vertegenwoordiger van de Commissie), de co-rapporteurs Cornillet en Matongo (Zambia) en de co-voorzitter.
Het woord wordt gevoerd door de co-rapporteurs Boureima (Niger) en Sjöstedt (vervangt Miranda) en de leden Wijkman, Rawiri (Gabon), Schörling en Metsing (Lesotho).
8. Urgent onderwerp 1: Het resultaat van de vijfde WTO-ministersconferentie in Cancún (Mexico), de economische partnerschapsovereenkomsten en grondstoffen
De co-voorzitter laat weten dat de overige sprekers in de namiddag het woord zullen voeren.
Het woord wordt gevoerd door: —
De heer Jacob Nkate, minister van Handel en Industrie (Botswana), fungerend voorzitter van de ACS-Raad
(De vergadering wordt om 13.15 uur geschorst en om 15.12 uur hervat)
—
De heer Adolfo Urso, onderminister voor Productieactiviteiten belast met externe handel (Italië), fungerend voorzitter van de EU-Raad
VOORZITTER: mevrouw KINNOCK
—
De heer Sukhdev Sharma, lid van het Europees Economisch en Sociaal Comité belast met controle op de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst van Cotonou vanuit het perspectief van de economische en sociale partners
Co-voorzitter De co-voorzitter verzoekt de leden het debat over het verslag voort te zetten. Het woord wordt gevoerd door de leden Bowis, Isler Béguin, Thomas (St Kitts & Nevis), Scheele, Masalila (Botswana), Bushill-Matthews, Metsing (Lesotho), de co-rapporteurs Boureima (Niger) en Sjöstedt (vervangt Miranda) en de covoorzitter. 7. Gebruik van het Europees Ontwikkelingsfonds
Het woord wordt gevoerd door de leden Lucas, Bawa Bwari (Nigeria), Metsing (Lesotho), Schwaiger en Rawiri (Gabon). De heren Nkate en Urso reageren op het debat. De heer Falkenberg (vertegenwoordiger van de Commissie) voert het woord. De co-voorzitter schorst het debat over urgent onderwerp 1. Hij laat weten dat de overige sprekers de volgende morgen het woord zullen voeren. 9.
Voorbereiding van de Wereldtop over de informatiemaatschappij, Genève, december 2003
Verslag van de heren Cornillet en Matongo (Zambia) — commissie economische ontwikkeling, financiën en handel
Mevrouw Junker legt een verklaring af over de komende Wereldtop over de informatiemaatschappij.
Het woord wordt gevoerd door de co-rapporteurs Cornillet en Matongo (Zambia) en de leden Maproop (Trinidad & Tobago), Gunness (Mauritius), Bébéar, Amon Ago (Ivoorkust), Goebbels,
Besluit: de co-voorzitters zullen namens de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU een boodschap doen toekomen aan de Wereldtop op basis van het verslag van de Vergadering over dit onderwerp dat in oktober 2001 is aangenomen.
—
(De vergadering wordt om 19.12 uur gesloten)
Adrien HOUNGBEDJI en Glenys KINNOCK
Jean-Robert GOULONGANA en Dietmar NICKEL
Co-voorzitters
Co-secretarissen-generaal
C 26/8
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
29.1.2004
NOTULEN VAN DE VERGADERING VAN WOENSDAG 15 OKTOBER 2003 (2004/C 26/04) (De vergadering wordt om 9.15 uur geopend)
VOORZITTER: mevrouw KINNOCK
Co-voorzitter 1.
Vervangingen
De co-voorzitter meldt de volgende vervangingen: Bébéar (vervangt Averoff), Berenguer Fuster (vervangt Menéndez del Valle), Bushill-Matthews (vervangt Musotto), Deva (vervangt Cunha), Gawronski (vervangt Ferrer), Mayer (vervangt Sudre), Nobilia (vervangt Andrews), Perez Royo (vervangt Valenciano Martínez-Orozco), Pomés Ruiz (vervangt Vidal-Quadras Roca), Scarbonchi (vervangt Vinci) en Turchi (vervangt Ribeiro e Castro).
2.
Urgent onderwerp 1: Het resultaat van de vijfde WTO-ministersconferentie in Cancún en de stand van zaken in de onderhandelingen over economische partnerschapsovereenkomsten (voortzetting van het debat)
Het woord wordt gevoerd door de leden Gunnes (Mauritius), Davies (Zuid-Afrika), Safunietuuga (Samoa), Sandbaek, Straker (St Vincent en de Grenadines), Berenguer, Bullen (St Lucia), Lannoye, Humphrey (Barbados) en Wijkman. De heer Davies (Zuid-Afrika) dient een motie van orde in betreffende de spreektijd. De co-voorzitter geeft een uitleg van de procedures inzake de toewijzing van spreektijd volgens artikel 14, lid 3 van het Reglement van orde. Het woord wordt gevoerd door de leden Howitt, Nabuka (Fiji), Lulling, Imbarcaouane (Mali), Sjöstedt, Boureïma (Niger), Busk, Anggo (Papoea Nieuw Guinea), Mswane (Swaziland) en Mporogomyi (Tanzania).
3.
Urgent onderwerp 2: De situatie in West-Afrika
Het woord wordt gevoerd door de leden Morillon, Tapsoba (Burkina Faso), Van Hecke, Imbarcaouane (Mali), Bawa Bwari (Nigeria), Maes, Akpovi (Benin), Osei-Prempeh (Ghana), Scarbonchi, Natchaba (Togo), Schwaiger, Isler Béguin, Fofanah (Sierra Leone), Junker, Beda (Soedan), Corrie, Malin (vertegenwoordiger van de Commissie) en de co-voorzitter.
(De vergadering wordt om 10.53 uur geschorst en om 11.05 uur hervat)
VOORZITTER: mevrouw KINNOCK
Co-voorzitter
4.
Stemming over de ontwerpresoluties
—
APP/3587 over de rechten van kinderen en in het bijzonder kindsoldaten: met algemene stemmen aangenomen met twaalf amendementen.
—
APP/3590 over duurzaam beheer en instandhouding van de natuurlijke hulpbronnen in ACS-landen in het kader van de programmering van het negende EOF: met algemene stemmen aangenomen met zeven amendementen.
—
APP/3602 over het gebruik van het Europees Ontwikkelingsfonds: met algemene stemmen aangenomen.
—
APP/3626/COMP over het resultaat van de vijfde WTOministersconferentie in Cancún (Mexico), de economische partnerschapsovereenkomst en grondstoffen: verworpen.
—
APP/3627/COMP over de situatie in West-Afrika: met algemene stemmen aangenomen met drie amendementen.
5.
Rondvraag
Het woord wordt gevoerd door de leden Junker (over de nevenmanifestatie over de informatiemaatschappij en de behoefte van het Vrouwenforum aan extra vergadertijd), Maes (die verzoekt het Vrouwenforum het recht te geven verslagen op te stellen die aan de commissie politieke zaken worden voorgelegd), Corrie, Faure (Seychellen) (over de politieke en mensenrechtensituatie op de Seychellen), Boureïma (Niger) (die verzoekt om de ACS-leden tijdig documenten toe te sturen en tijdig in te lichten over de procedures; het ACS-secretariaat zoekt inmiddels naar een oplossing voor dit probleem), Straker (Saint Vincent en de Grenadines), Howitt (die verzoekt om publicatie van de namen van de volgende rapporteurs voor de in de commissies op te stellen verslagen en voor de voorstellen van de co-voorzitters van de commissies ter verbetering van de werkomstandigheden binnen de commissies).
29.1.2004
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
De heer Gemelli laat weten dat hij een schriftelijke stemverklaring zal indienen overeenkomstig artikel 16 van het Reglement van orde. Mevrouw Kinnock, waarnemend co-voorzitter, dankt vertrekkend co-voorzitter Houngbedji voor zijn waardevolle bijdrage. Co-voorzitter Houngbedji deelt mee dat de heer Ramdien Sardjoe (Suriname) en mevrouw Hay-Webster (Jamaica) zullen optreden als ACS-co-voorzitters gedurende respectievelijk het eerste en het tweede jaar. De nieuwe ACS-delegatie in het Bureau is als volgt samengesteld: M. Sardjoe (Suriname), co-voorzitter Zuid-Afrika
Gabon Namibië Oeganda Saint Lucia Sierra Leone Salomonseilanden Togo De heer Straker (Saint Vincent en de Grenadines) dankt de twee co-voorzitters voor hun werk. 6.
Barbados
C 26/9
Datum en plaats volgende vergadering
Djibouti
De zevende bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU zal plaatsvinden te Addis Abeba (Ethiopië) van 16 tot 19 februari 2004. Aansluitend op die bijeenkomst wordt een missie gezonden naar Eritrea.
Fiji
De heer Beda (Soedan) voert het woord.
Congo
(De vergadering wordt om 12.45 uur gesloten.)
Adrien HOUNGBEDJI en Glenys KINNOCK
Jean-Robert GOULONGANA en Dietmar NICKEL
Co-voorzitters
Co-secretarissen-generaal
C 26/10
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
BIJLAGE I
ALFABETISCHE LIJST VAN DE LEDEN VAN DE PARITAIRE PARLEMENTAIRE VERGADERING ACS-EU
ACS-vertegenwoordigers
EP-vertegenwoordigers
HOUNGBEDJI (BENIN), co-voorzitter CONGO, OV COOKEILANDEN, OV DJIBOUTI, OV GABON, OV HAÏTI, OV MOZAMBIQUE, OV NAMIBIË, OV NIGERIA, OV SAINT LUCIA, OV SAMOA, OV SENEGAL, OV SOEDAN, OV
KINNOCK, co-voorzitter BRIENZA, OV BUSK, OV CARLOTTI, OV CORNILLET, OV CORRIE, OV FERRER, OV JUNKER, OV MARTINEZ MARTINEZ, OV ROD, OV SCHWAIGER, OV SYLLA, OV THEORIN, OV
ANGOLA ANTIGUA EN BARBUDA BAHAMAS BARBADOS BELIZE BOTSWANA BURKINA FASO BURUNDI CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK COMOREN CONGO (DEMOCRATISCHE REPUBLIEK) DOMINICA DOMINICAANSE REPUBLIEK EQUATORIAAL-GUINEA ERITREA ETHIOPIË FIJI GAMBIA GHANA GRENADA GUINEE GUINEE-BISSAU GUYANA IVOORKUST JAMAICA KAMEROEN KAAPVERDIË KENIA KIRIBATI LESOTHO LIBERIA MADAGASCAR MALAWI MALI MARSHALLEILANDEN (REPUBLIEK DER) MAURITANIË MAURITIUS MICRONESIA (FEDERALE STATEN VAN) NAURU (REPUBLIEK) NIGER NIUE OEGANDA PALAU PAPOEA NIEUW GUINEA
ANDREWS AVEROFF AYUSO GONZALEZ BALFE BEREND van den BERG van den BOS BOWIS BULLMANN CALLANAN COUTEAUX CUNHA DESIR DYBKJÆR FAVA FERNANDEZ MARTIN FLESCH FOSTER FRUTEAU GEMELLI GHILARDOTTI GLASE GOEBBELS HAUG HOWITT ISLER BEGUIN KARAMANOU KEPPELHOFF-WIECHERT KHANBHAI LANNOYE LUCAS LULLING McCARTHY MAES MANDERS MARTENS MAURO MENDILUCE PEREIRO MENENDEZ del VALLE MIRANDA MORILLON MUSOTTO PANNELLA RIBEIRO E CASTRO
29.1.2004
29.1.2004
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
RWANDA SAINT KITTS EN NEVIS SAINT VINCENT EN DE GRENADINES SÃO TOMÉ EN PRÍNCIPE SEYCHELLEN SIERRA LEONE SALOMONSEILANDEN SOMALIË SURINAME SWAZILAND TANZANIA TOGO TONGA TRINIDAD EN TOBAGO TSJAAD TUVALU VANUATU ZAMBIA ZIMBABWE ZUID-AFRIKA
SANDBÆK SANDERS-TEN HOLTE SAUQUILLO PEREZ DEL ARCO SCHEELE SCHNELLHARDT SCHÖRLING SJÖSTEDT SOUCHET SPERONI SUDRE TORRES MARQUES VAIRINHOS VALENCIANO MARTINEZ-OROZCO VAN HECKE VIDAL-QUADRAS ROCA VINCI WIELAND WIJKMAN WURTZ ZIMMERLING
COMMISSIE POLITIEKE ZAKEN ACS-vertegenwoordigers
EP-vertegenwoordigers
PRINCE (HAITI), co-voorzitter FIJI, OV ANGOLA BAHAMAS BENIN BURUNDI CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK COOKEILANDEN DJIBOUTI DOMINICA DOMINICAANSE REPUBLIEK EQUATORIAAL-GUINEA GUINEE LIBERIA MAURITANIË NAMIBIË NIGERIA NIUE OEGANDA PAPOEA-NIEUW-GUINEA SAINT LUCIA SOEDAN TOGO TRINIDAD EN TOBAGO TUVALU ZIMBABWE
SCHWAIGER, co-voorzitter MARTINEZ MARTINEZ, OV van den BOS, OV van den BERG BRIENZA CALLANAN CARLOTTI DYBKJÆR FAVA FERNANDEZ MARTIN GEMELLI JUNKER KARAMANOU MAES MAURO MORILLON MUSOTTO RIBEIRO E CASTRO ROD SAUQUILLO PEREZ DEL ARCO SYLLA THEORIN VAN HECKE VIDAL-QUADRAS ROCA VINCI WIELAND
COMMISSIE ECONOMISCHE ONTWIKKELING, FINANCIËN EN HANDEL ACS-vertegenwoordigers
EP-vertegenwoordigers
LEKOBA (REPUBLIEK CONGO), co-voorzitter MALI, OV BARBADOS BOTSWANA CONGO (DEMOCRATISCHE REPUBLIEK) ERITREA ETHIOPIË GABON
HOWITT, co-voorzitter KHANBHAI, OV ZIMMERLING, OV AVEROFF BULLMANN CORNILLET CORRIE COUTEAUX
C 26/11
C 26/12
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
GHANA IVOORKUST JAMAICA KAMEROEN KENIA MAURITIUS MICRONESIA (FEDERALE STATEN VAN) PALAU SAINT VINCENT EN DE GRENADINES SAMOA SENEGAL SIERRA LEONE SURINAME SWAZILAND TANZANIA TONGA ZAMBIA ZUID-AFRIKA
CUNHA DESIR FLESCH FOSTER FRUTEAU GHILARDOTTI GOEBBELS KINNOCK LANNOYE LUCAS LULLING MANDERS MARTENS MIRANDA SANDBÆK SOUCHET SUDRE TORRES MARQUES
COMMISSIE SOCIALE ZAKEN EN MILIEU ACS-vertegenwoordigers
EP-vertegenwoordigers
METSING (LESOTHO), co-voorzitter RWANDA, OV ANTIGUA EN BARBUDA BELIZE BURKINA FASO COMOREN GAMBIA GRENADA GUINEE-BISSAU GUYANA KAAPVERDIË KIRIBATI MADAGASCAR MALAWI MARSHALLEILANDEN (REPUBLIEK DER) MOZAMBIQUE NAURU NIGER SAINT KITTS EN NEVIS SALOMONSEILANDEN SÃO TOMÉ EN PRÍNCIPE SEYCHELLEN SOMALIË TSJAAD VANUATU
WIJKMAN, co-voorzitter SCHEELE, OV SCHÖRLING, OV ANDREWS AYUSO GONZALEZ BALFE BEREND BOWIS BUSK FERRER GLASE HAUG ISLER BEGUIN KEPPELHOFF-WIECHERT MCCARTHY MENDILUCE PEREIRO MENENDEZ DEL VALLE PANNELLA SANDERS-TEN HOLTE SCHNELLHARDT SJÖSTEDT SPERONI VAIRINHOS VALENCIANO MARTINEZ-OROZCO WURTZ
29.1.2004
29.1.2004
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
BIJLAGE II PRESENTIELIJST BIJEENKOMST VAN 13 TOT 15 OKTOBER 2003 IN ROME
HOUNGBEDJI (Benin), co-voorzitter DE SOUSA (Angola) NGUEMA (Equatoriaal Guinea) YOHANNES (Ethiopië) HUMPHREY (Barbados) (*) MASALILA (Botswana) KABORE (Burkina Faso) NAHIMANA (Burundi) McCLAY (Cookeilanden) (*) AMON AGO (Ivoorkust) RIVIERE (Dominica) GOMEZ MARTINEZ (Dominicaanse Republiek) DAWALEH (Djibouti, OV) WELDEGIORGIS (Eritrea) NABUKA (Fiji) RAWIRI (Gabon, OV) OSEI-PREMPEH (Ghana) BARRY (Guinee) RAMOTAR (Guyana) PRINCE (Haïti, OV) HAY-WEBSTER (Jamaica) NYASSA (Kameroen) KAMOTHO (Kenia) BOUNKOULOU (Congo, OV) ONUSUMBA YEMBA (Congo, (Dem. Republiek)) METSING (Lesotho) WILLIAMS (Liberia) BETKOU (Madagascar) JANA (Malawi) (*) IMBARCAOUANE (Mali) SITHOLE (Mozambique, OV) OULD GUELAYE (Mauritanië) GUNNESS (Mauritius) YA FRANCE (Namibië, OV) AROUNA MOUNKEILA (Niger) BAWA BWARI (Nigeria, OV) TAUFITU (Niue) ANGGO (Papoea Nieuw Guinea) POLISI (Rwanda) MATONGO (Zambia) FAYE (Senegal) SANGA (Salomonseilanden) SAFUNIETUUGA (Samoa, OV) FAURE (Seychellen) FOFANAH (Sierra Leone) KANGAI (Zimbabwe) THOMAS (Saint Kitts en Nevis) (*) BULLEN (Saint Lucia, OV) STRAKER (Saint Vincent en de Grenadines) DAVIES (Zuid-Afrika) BEDA (Soedan, OV) SARDJOE (Suriname) MSWANE (Swaziland) MPOROGOMYI (Tanzania) NATCHABA (Togo) RAMROOP (Trinidad en Tobago) KAMUNTU (Oeganda) TIANGAYE (Centraal-Afrikaanse Republiek) (*) (1) (2) (3)
KINNOCK, co-voorzitter ANDRÉ-LÉONARD (vervangt van den BOS) (1) (2) AYUSO GONZALEZ (2) (3) BALFE (3) BEBEAR (vervangt AVEROFF) BEREND (2) BERENGUER FUSTER (vervangt MENENDEZ del VALLE) BOWIS BRIENZA, OV (1) (3) BREMMER (vervangt WIELAND) (1) (2) BULLMANN BUSHILL-MATTHEWS (vervangt MUSOTTO) (2) (3) BUSK, OV CALLANAN (2) (3) CORNILLET, OV CORRIE, OV COÛTEAUX DELL’ALBA (vervangt SPERONI) (1) DESIR (1) (2) DEVA (vervangt CUNHA) FAVA (1) FERNANDEZ MARTIN (2) (3) FLESCH (1) (2) FOSTER (1) (2) FRUTEAU GAWRONSKI (vervangt FERRER) (2) (3) GEMELLI GLASE GOEBBELS HOWITT ISLER BEGUIN JUNKER, OV KARAMANOU (3) KEPPELHOFF-WIECHERT (2) (3) KHANBHAI (1) (2) LANNOYE LUCAS (2) LULLING MAES MANDERS (1) (2) MARTENS (2) (3) MARTÍNEZ MARTÍNEZ, OV MAURO (2) (3) Hans-Peter MAYER (vervangt SUDRE) MORILLON NOBILIA (vervangt ANDREWS) (3) PANNELLA PEREZ ROYO (vervangt VALENCIANO MARTÍNEZOROZCO) POMES RUIZ (vervangt VIDAL-QUADRAS) ROD, OV SANDBÆK SANDERS-TEN HOLTE SAUQUILLO PEREZ DEL ARCO SCHEELE SCHNELLHARDT (2) (3) SCHÖRLING
Land dat vertegenwoordigd is door een niet-parlementaire afgevaardigde. Aanwezig op 13.10.2003. Aanwezig op 14.10.2003. Aanwezig op 15.10.2003.
C 26/13
C 26/14
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
29.1.2004
SCHWAIGER, OV SCARBONCHI (vervangt VINCI) SJÖSTEDT (2) (3) SOUCHET SYLLA, OV THEORIN, OV TORRES MARQUES (2) (3) TURCHI (vervangt RIBEIRO E CASTRO) (3) VAN HECKE WIJKMAN ZIMMERLING Waarnemers: Cuba: CASTRO, POLANCO, RAMOS, SERRANO Nederlandse Antillen: LUCIA, MONTE Eveneens aanwezig: ANGOLA BARRADAS CADETE CANDONGO DE OLIVEIRA FAUSTO PAIVA NETO PAIVA ZOMBO CONGO
CONGO (DEMOCRATISCHE REPUBLIEK) BIE ILUNGA KANYEGERE LWABOSHI LUTUNDULA APALA LWABOSHI MOKOSA MANDENDE MUCHANGA MUDIMAR NKANGA BOONGO
EQUATORIAAL GUINEA
IVOORKUST
EVUNA MBA BELA MEKONG NKA OBIANG
GBAOU DIOMANDE GOSSET TANOU KONE YAPOBI-RICCI
BENIN
DOMINICAANSE REPUBLIEK
AKPOVI HINVI
GARCIA GARCIA DUVERGE PAREDES RODRIGUEZ VALERA VIALIERA
BOTSWANA GEORGE MERAFHE NKATE BURKINA FASO KERE LANKOANDE PITROIPA SISSOKO TAPSOBA YAMEOGO BURUNDI BIKOMAGU BIKORIHOMA NIYUHIRE NYABENDA (2) Aanwezig op 14.10.2003. (3) Aanwezig op 15.10.2003.
DJIBOUTI MOUSSA CHEHEM ERITREA KASSA TEKLE TSEGGAI ETHIOPIË GESSESSE GHEBRE CHRISTOS WORKIE BRIYE FIJI MATAITOGA
GABON MAKONGO MILEBOU AUBUSSON OBIANG NDONG
GHANA AGYEMAN AWIAGA DSANE-SELBY WUDU
HAÏTI ANGERVIL AZOR-CHARLES CLONES LAMOUR MAGLOIRE MONDESIR PERODIN
JAMAICA COYE
KAMEROEN AWUDU MBAYA BAH OUMAROU SANDA BASSONG DANATA
KENIA CHANGWONY KAHENDE KEMAMA LESRIMA MADETE MUTHIGANI
29.1.2004
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
CONGO
NIGER
AMBERO DIMI ESSEMA KAMARA DEKAMO MAMADOU LEKOBA LOUBOTA MABOUNDOU MBOUMBA MUDOY NOTE A. OBA-APOUNOU G. OBA-APOUNOU OBAMBI OBIA OKUALATSONGO
ABDOURHAMANE ASSA BALARABE GADO BOUREIMA
LESOTHO MATLANYANE MAFURA RAMMOMENG
NIGERIA GABASAWA GARBA JAGANA UGOKWE
MALI BA DAGA NIANGADOU SANGARE SIDIBE TOURE MAURITANIË OULD BELLAL MAURITIUS CANGY GUNESSEE MOZAMBIQUE MATE MUCAVI NAMIBIË NGAKARE PHILEMON
PELLE SHOPE TSHEOLE SWAZILAND T.A. DLAMINI ZEEMAN TANZANIA HINGI MGWAM ZOKA
PAPOEA NIEUW GUINEA MARO
TOGO
RWANDA BIHOZAGARA KAYITANA
MADAGASCAR BETKOU JAOSOA
C 26/15
SAINT LUCIA
ATI ATCHA DJIBRIL S. BAGOUDOU KORGA KLUTSE TRINIDAD EN TOBAGO
GEORGE
KING-ROUSSEAU ROUSSEAU
SIERRA LEONE
OEGANDA
GOODWYLL
MWANDHA RWABITA WONEKHA
SOEDAN ABUKASHAWA ALIM AHMED BADRI ELMUGHIRA LUAL LUAL MAKUR
ZAMBIA NYIRONGO
CENTRAAL-AFRIKAANSE REPUBLIEK SURINAME
NGAISSIO
BLEAU BRADLEY HIWAT KRUISLAND RAMKHELAWAN SARDJOE
ZIMBABWE
ZUID-AFRIKA EGLIN KIESEWETTER MATJILA
CHINENERE DOKORA MABHIZA MAKUWAZA MANGWANA MUCHADA NYAKOTYO PUNUNGWE RUKOBO
RAAD VAN MINISTERS ACS-EU BONIVER
Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken (Italië), fungerend voorzitter van de EU-Raad
MERAPHE
Minister van Buitenlandse Zaken en Internationale Samenwerking (Botswana), fungerend voorzitter van de ACS-Raad
NKATE
Minister van Handel en Industrie (Botswana), fungerend voorzitter van de ACS-Raad
URSO
Onderminister van Productieactiviteiten, belast met buitenlandse handel (Italië), fungerend voorzitter van de EU-Raad
C 26/16
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
COMITÉ VAN AMBASSADEURS S.E.M. GEORGE (Botswana)
Fungerend voorzitter
EUROPESE COMMISSIE NIELSON
Lid van de Commissie belast met ontwikkeling en humanitaire hulp
ECONOMISCHE EN SOCIALE PARTNERS (ESC) SHARMA
Voorzitter van het follow-upcomité ACS-EU (Economisch en Sociaal Comité (ESC))
FLORIO, ST HILL
Leden van het follow-upcomité ACS-EU
MEYER, MUKANDAMUTSA, KIRIRO
Leden van het follow-upcomité ACS-EU (vertegenwoordigers van de economische en sociale partners van de ACS-groep)
CENTRUM VOOR DE ONTWIKKELING VAN HET BEDRIJFSLEVEN (COB) MATOS ROSA
Directeur
VERENIGDE NATIES (VN) OTTUNU
Adjunct-secretaris-generaal en speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties voor kinderen en gewapende conflicten
UNICEF SANTOS PAIS
Directrice van het onderzoekscentrum „Innocenti”
WERELDVOEDSELPROGRAMMA (WFP) POWELL
Adjunct-directeur
VOEDSEL- EN LANDBOUWORGANISATIE DER VERENIGDE NATIES (FAO) DIOUF
Algemeen directeur
ACS-SECRETARIAAT-GENERAAL GOULONGANA
Co-secretaris-generaal
EU-SECRETARIAAT NICKEL
Co-secretaris-generaal
29.1.2004
29.1.2004
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
C 26/17
BIJLAGE III AANGENOMEN RESOLUTIES
Bladzijde
—
over de rechten van kinderen en in het bijzonder kindsoldaten (ACS-EU 3587/03/def.)
17
—
over duurzaam beheer en instandhouding van de natuurlijke hulpbronnen in ACS-landen in het kader van de programmering voor het negende EOF (ACS-EU 3590/03/def.)
26
—
over het gebruik van het Europees Ontwikkelingsfonds (ACS3602/03/def.)
32
—
over de situatie in West-Afrika (ACS-EU 3627/03/def.).
36
RESOLUTIE (1) over de rechten van kinderen en in het bijzonder kindsoldaten
De Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU, —
in vergadering bijeen in Rome (Italië) van 11 tot 15 oktober 2003,
—
gelet op artikel 17, lid 1 van haar Reglement van orde,
—
gelet op het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, dat in 1989 is aangenomen en in 1990 in werking is getreden en dat door alle ACS-staten, EU-lidstaten en kandidaat-lidstaten van de Europese Unie is geratificeerd,
—
gelet op de inwerkingtreding, op 18 januari 2002, van het bij het Verdrag inzake de rechten van het kind behorende facultatief protocol inzake de verkoop van kinderen, kinderprostitutie en kinderpornografie,
—
gelet op de inwerkingtreding, op 12 februari 2002, van het bij het Verdrag inzake de rechten van het kind behorende facultatief protocol inzake de betrokkenheid van kinderen bij gewapende conflicten,
—
gelet op de nieuwe internationale normen en instrumenten voor betere bescherming van kinderen, zoals het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind en de bijbehorende protocollen, het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, het Verdrag van Ottawa inzake het verbod van het gebruik, het aanleggen van voorraden, de productie en de overdracht van antipersoneelsmijnen, het statuut van het Internationaal Strafhof, de overeenkomsten 182 en 138 van de IAO, het bij het VN-Verdrag tegen georganiseerde grensoverschrijdende criminaliteit behorende aanvullend protocol inzake de bestrijding en bestraffing van mensenhandel, met name vrouwen en kinderen, het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, de vier Verdragen van Genève (12 augustus 1949) en de daarbij behorende aanvullende protocollen (8 juni 1977), het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen en het Verdrag betreffende de status van statelozen,
—
gelet op het Afrikaans Handvest inzake de rechten en het welzijn van het kind, dat in 1999 in werking is getreden,
—
gelet op de ACS-EG Partnerschapsovereenkomst, die in Cotonou werd ondertekend en op 1 april 2003 in werking is getreden,
(1) Aangenomen door de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU, op 15 oktober 2003 in Rome (Italië).
C 26/18
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
—
gelet op haar eerdere resoluties en die van het Europees Parlement (1),
—
gelet op de conclusies van de Raad van 10 december 2002, waarin instemming is betuigd met het verslag van de werkgroep mensenrechten van de Raad (COHOM) over de tenuitvoerlegging van een gemeenschappelijke strategie voor kindsoldaten,
—
gelet op de resoluties 1261, 1314, 1379 en 1460 van de VN-Veiligheidsraad en op het verslag van de speciale vertegenwoordiger van de VN voor kinderen en gewapende conflicten aan de Algemene Vergadering over de bescherming van kinderen die door gewapende conflicten worden getroffen,
—
gelet op het kaderbesluit van de Raad over de bestrijding van mensenhandel van 19 juli 2002 en de Verklaring van Brussel inzake het voorkomen en bestrijden van mensenhandel, door de Raad aangenomen in november 2002,
—
gelet op de bijzondere zitting van de Algemene Vergadering van de VN inzake kinderen en het slotdocument daarvan, „Een wereld die geschikt is voor kinderen” (10 mei 2002),
—
gelet op de Millenniumverklaring (2000) van de VN en de Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, die op de Millenniumtop zijn aangenomen en door alle lidstaten van de VN zijn onderschreven,
—
gelet op het Wereldonderwijsforum in Dakar en het afsluitend document daarvan, „Onderwijs voor allen: Onze collectieve toezeggingen gestand doen” (2000),
—
gelet op de Verklaring van Libreville over de harmonisering van nationale wetten inzake de bestrijding van kinderhandel in West- en Centraal-Afrika, die in Libreville in 2002 door zeven Afrikaanse landen is aangenomen, en op de daarmee verband houdende resoluties, die in 2002 door 21 Afrikaanse landen zijn aangenomen,
—
gelet op het bij het Afrikaans Handvest voor de rechten van mensen en volken behorende protocol inzake de rechten van vrouwen, aangenomen tijdens de Top van Maputo in juli 2003 (tweede gewone bijeenkomst van de Conferentie van de Afrikaanse Unie), en de Verklaring van Cairo inzake de uitbanning van genitale verminking bij vrouwen, aangenomen op 23 juni 2003 door vertegenwoordigers van 28 Afrikaanse en Arabische landen die deelnemen aan de Afro-Arabische deskundigenraadpleging,
—
gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en in het bijzonder op de artikelen 5 (verbod van slavernij en dwangarbeid), 6 (recht op vrijheid en veiligheid), 7 (eerbiediging van het privé-leven en het familie- en gezinsleven), 14 (recht op onderwijs), 18 (asielrecht), 24 (rechten van het kind) en 32 (verbod van kinderarbeid en bescherming van jongeren op het werk),
—
gelet op het verslag van haar commissie politieke zaken (ACS-EU 3587/03),
A.
overwegende dat alle ASC-staten en alle EU-lidstaten en kandidaat-lidstaten van de EU het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind hebben geratificeerd en daaraan derhalve gebonden zijn,
B.
overwegende dat onder „kinderen” moet worden verstaan alle jongeren die jonger dan achttien jaar zijn,
C.
gezien de situatie van kinderen zoals beschreven in de toelichting van dit verslag, en gezien het feit dat 40 procent van de wereldbevolking momenteel jonger is dan twintig jaar, dat vrijwel alle leden (98 procent) van die bevolkingsgroep op het zuidelijk halfrond leven en dat meer aandacht voor de noden van de kinderen in de wereld derhalve geboden is als basis voor een proces of strategie voor werkelijk humane en duurzame ontwikkeling,
(1) De resoluties van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU, met name die over kindsoldaten van 1 april 1999 en 23 maart 2000, de resolutie over de rechten van gehandicapten in ACS-landen van 1 november 2001 en de resolutie over gezondheidsvraagstukken van 21 maart 2002, alsmede de workshop van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU over „De rechten van kinderen” in Brussel, november 2001, en de resoluties van het Europees Parlement van juli 2003 over de handel in kinderen en kindsoldaten, van 6 september 2001 en 11 april 2002 over het EU-standpunt in de bijzondere zitting van de Algemene Vergadering van de VN inzake kinderen, van 17 mei 2001 over kinderhandel in Afrika, van 6 juli 2000 over kindsoldaten in Oeganda, van 22 november 1999 over de tiende verjaardag van het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind, van 28 januari 1999 over bescherming van gezinnen en kinderen en van 17 december 1998 over kindsoldaten.
29.1.2004
29.1.2004
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
D.
overwegende dat de VN werkt aan een afspraak die alle staten van de wereld verplicht om achttien jaar als minimumleeftijd te hanteren voor verplichte of vrijwillige militaire dienst; overwegende echter dat deze afspraak nog niet door alle EU-lidstaten is geratificeerd,
E.
overwegende dat de Europese Commissie in 2001, in scherp contrast met haar formele toezeggingen, slechts 4,1 procent van de algemene begroting van de Europese Unie heeft bestemd voor het onderwijs,
F.
overwegende het enorme probleem van straffeloosheid met betrekking tot de schending van de mensenrechten van kinderen, aangezien die weinig middelen tot hun beschikking hebben om gewelddaden te melden, en overwegende dat preventie de beste manier zou zijn om schendingen te vermijden,
G.
overwegende dat kinderen overal ter wereld slachtoffer zijn van gewetenloos geweld, fysieke verwaarlozing, slechte behandeling, foltering en seksueel misbruik, veelal gepleegd door diegenen die hen juist zouden moeten verzorgen en die verantwoordelijk zijn voor hun welzijn,
H.
overwegende dat er behoefte bestaat aan een specifiek wetgevingsinstrument dat voorziet in straffen voor alle vormen van geweld of kwaad jegens kinderen, bijvoorbeeld door sociale marginalisatie, fysiek geweld, verminking en aantasting van hun fysieke welzijn, met inbegrip van genitale verminking van vrouwen, seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen zoals kinderprostitutie, kindersekstoerisme, kinderpornografie op internet, kinderhandel, handel in menselijke organen, verwaarlozing binnen het gezin of door de wettelijke voogden van het kind, en beperking van het recht op hereniging met verwanten,
I.
overwegende dat gestreefd moet worden naar een reorganisatie van het maatschappelijk en economisch leven teneinde zeker te stellen dat kinderen kunnen profiteren van de bescherming die gezin en leefomgeving kunnen bieden en dat het recht van het kind op een liefhebbend gezin niet wordt beknot door de ethische, culturele en sociale waarden van de samenleving waarvan het deel uitmaakt,
J.
overwegende dat op EU-niveau en in het kader van het ACS-EU-partnerschap speciale maatregelen moeten worden ontwikkeld teneinde te verzekeren dat de rechten van kinderen in vluchtelingenkampen in de ACSlanden en in alle stadia van het asielproces binnen de EU worden geëerbiedigd,
K.
overwegende dat de toegang tot gezondheidszorg in de lidstaten van de Europese Unie en in andere gastlanden maar al te vaak wordt beperkt door culturele en geografische obstakels; overwegende dat etnische minderheden tot de meest buitengesloten groepen behoren en dat het voor kinderen van deze groepen, onder meer als gevolg van een lange geschiedenis van discriminatie, vaak moeilijk is toegang te krijgen tot onderwijs,
L.
overwegende dat gehandicapte kinderen een bijzonder kwetsbare groep vormen en tot de meest achtergestelde kinderen behoren, en dat voor vele gehandicapte jongens en meisjes discriminatie, mishandeling en gebrek aan toegang tot onderwijs tot de praktijk van alledag behoren,
De rechten van kinderen in de ontwikkelingssamenwerking van de EU 1. roept alle ACS-staten, EU-lidstaten en toetredende lidstaten van de EU op om het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind en de bijbehorende protocollen onmiddellijk te ondertekenen, te ratificeren en ten uitvoer te leggen, in het bijzonder het facultatief protocol inzake de betrokkenheid van kinderen bij gewapende conflicten, en om ook andere internationale normen en instrumenten te ondertekenen, te ratificeren en ten uitvoer te leggen die de bescherming van kinderen garanderen, met inbegrip van het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, het Verdrag van Ottawa inzake het verbod van het gebruik, het aanleggen van voorraden, de productie en de overdracht van antipersoneelsmijnen, het statuut van het Internationaal Strafhof, de overeenkomsten 182 en 138 van de IAO, het bij het VN-Verdrag tegen georganiseerde grensoverschrijdende criminaliteit behorende aanvullend protocol inzake de bestrijding en bestraffing van mensenhandel, met name vrouwen en kinderen, het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, de vier Verdragen van Genève (12 augustus 1949) en de daarbij behorende aanvullende protocollen (8 juni 1977), het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen en het Verdrag betreffende de status van statelozen; 2. verzoekt de Europese Commissie en de EU-Raad zich in te spannen voor de wereldwijde ratificatie van deze instrumenten in het kader van hun politieke dialoog met ACS-landen; 3. verzoekt de Europese Commissie en de ACS-EU-Raad programma’s te ontwikkelen die erop zijn gericht landen te steunen bij de implementatie van internationale juridische instrumenten die verband houden met de rechten van kinderen, onder meer door versterking van hun nationale commissies die belast zijn met de beoordeling van de tenuitvoerlegging van het Verdrag inzake de rechten van het kind;
C 26/19
C 26/20
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
4. pleit voor het inrichten van een systeem voor vroegtijdige waarschuwing dat met name relevant is voor de situatie van kinderen en de eerbiediging van de grondrechten; 5. verzoekt de Intergouvernementele Conferentie over de toekomst van Europa in het Verdrag een rechtsgrond op te nemen ter bevordering en bescherming van de rechten van kinderen zoals neergelegd in het internationaal recht en de belangen van het kind te behartigen in alle beleidsvormen, programma’s en wetgeving van de EU; 6. verzoekt de Europese Commissie ervoor te zorgen dat alle wetgeving en beleidsvormen van de EU geheel stroken met het Verdrag inzake de rechten van het kind en dat van alle voorgestelde richtlijnen, beleidsvormen en programma’s van de EU de potentiële effecten op kinderen worden geanalyseerd; roept ook de regeringen van de ACS-landen op om deze handelwijze te volgen; 7. verzoekt de Europese Commissie en de Raad van de Europese Unie gevolg te geven aan hun toezegging om in de instrumenten voor ontwikkelingssamenwerking een kinderrechtenperspectief op te nemen via de invoering van een tweesporenaanpak van enerzijds mainstreaming en anderzijds acties die specifiek op kinderrechten zijn gericht; onverwijld strategische implementatierichtsnoeren uit te vaardigen; en de Paritaire Parlementaire Vergadering ACSEU in te lichten over de vooruitgang die op dit terrein wordt geboekt; 8. benadrukt dat de bevordering van de rechten van het kind, met inbegrip van de strijd tegen de slavernij van kinderen en de inzet van kindsoldaten, voor de Europese Unie en de ACS-landen een politieke prioriteit moet zijn die aan de hand van passende toewijzingen bij de onderhandelingen over de begrotingen wordt verwezenlijkt, alsmede binnen het EOF, met name in het kader van de programma’s voor regionale financiering van het EOF; 9. verzoekt de Europese Commissie en de Raad van de Europese Unie binnen hun gelederen een post in het leven te roepen voor een hooggeplaatste functionaris voor kinderrechten, teneinde te kunnen zorgdragen voor de algehele coördinatie, monitoring van resultaten en specifieke aandacht voor de rechten van kinderen en teneinde het kinderrechtenperspectief binnen alle beleidsterreinen van de EU nadrukkelijker naar voren te laten komen; stelt de regeringen van de ACS-landen voor om eveneens een dergelijke post in te stellen teneinde de algehele coördinatie zeker te stellen en de dimensie van het kind op de relevante beleidsterreinen te versterken; 10. verzoekt de Europese Commissie een strategie te presenteren en uit te voeren voor de follow-up van de bijzondere zitting van de Algemene Vergadering van de VN inzake kinderen van mei 2002 en de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU regelmatig te informeren over de voortgang daarvan; verzoekt de ACS-landen en de EU-lidstaten de toezeggingen die tijdens deze bijzondere zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties zijn gedaan gestand te doen, en roept de Paritaire Parlementaire Vergadering op een mechanisme in te stellen voor controle op de tenuitvoerlegging van haar aanbevelingen; 11. verzoekt de Europese Commissie en de Raad van de Europese Unie een campagne te voeren om de EUlidstaten ertoe te bewegen zo spoedig mogelijk, zoals internationaal is afgesproken, de doelstelling te verwezenlijken om 0,7 procent van hun bruto binnenlands product te bestemmen voor de officiële ontwikkelingshulp (ODA) en tussen de 0,15 en 0,20 procent van hun BBP in te zetten voor ontwikkelingshulp aan de minst ontwikkelde landen, met het oog op de urgentie en ernst van de bijzondere behoeften van kinderen; 12. verzoekt de Europese Commissie, de ACS-landen en de EU-lidstaten om in hun steunprogramma’s aandacht te besteden aan de bewustmaking van de kinderen, teneinde te garanderen dat kinderen op de hoogte zijn van hun mensenrechten en die ook begrijpen, en teneinde kinderen meer invloed te geven in het beleid en de praktijken van de ACS-landen, de EU-lidstaten, de toetredende EU-lidstaten en de instellingen van de EU; 13. benadrukt dat de Europese Unie op lange termijn moet blijven streven naar een geïntegreerde, brede en evenwichtige campagne ter bestrijding van de grondoorzaken van armoede; verwijst in dit verband naar de behoefte aan nauwere economische samenwerking en uitbreiding van handel, ontwikkelingshulp en conflictpreventie als middelen ter bevordering van goed bestuur, sociale bescherming, onderwijs en duurzame economische ontwikkeling in de betreffende landen; 14. dringt er bij de Europese Commissie en de Raad van de Europese Unie op aan het voortouw te nemen bij het coördineren van de respons door nationale en internationale donoren op het gebied van de rechten van kinderen; 15. pleit voor ondersteuning en versterking van de capaciteit van plaatselijke actoren, met name netwerken van maatschappelijke organisaties, om deze rechten te bevorderen, te beschermen en te bewaken, aangezien dit de beste manier is om de verantwoordelijkheid voor deze inspanningen op lokaal niveau te leggen en de duurzaamheid ervan te verzekeren; verzoekt de Europese Commissie mogelijkheden te onderzoeken voor vereenvoudiging van de procedures aan de hand waarvan plaatselijke NGO’s die zijn betrokken bij de ontwikkeling en bescherming van kinderrechten op transparante en verantwoorde wijze Europese subsidies kunnen aanvragen;
29.1.2004
29.1.2004
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
16. verzoekt de Begrotingscommissie van het Europees Parlement en de Europese Commissie hun onderzoek voort te zetten naar mogelijke manieren om de procedures te vereenvoudigen waarmee plaatselijke NGO’s die zijn betrokken bij de ontwikkeling en bescherming van kinderrechten toegang kunnen krijgen, in een transparant en controleerbaar kader, tot Europese subsidies; 17. vraagt de delegaties van de Europese Commissie om, als onderdeel van het deconcentratieproces, in hun landenstrategiedocumenten, met inbegrip van de nationale indicatieve programma’s, rekening te houden met kwesties betreffende de rechten van kinderen, met name wat betreft kinderen van achtergestelde groepen en gehandicapte kinderen; 18. dringt erop aan dat wordt overwogen om in alle betrokken landen gratis bevolkingsregisters op te zetten teneinde kinderen te beschermen tegen de risico’s van verkoop, kinderhandel, dwangarbeid of gedwongen indiensttreding in de strijdkrachten en teneinde hun toegang tot medische zorg, welzijnsdiensten en onderwijs te verbeteren;
Gezondheid en voeding 19. verzoekt de Europese Commissie gevolg te geven aan de bevindingen in haar mededeling „Jongste ontwikkelingen rond het EG-actieprogramma — Versnelde actie ter bestrijding van HIV/aids, malaria en tuberculose in het kader van de armoedebestrijding” (26 februari 2003), waarin wordt gesteld dat de uitdagingen nog altijd aanzienlijk zijn en dat mobilisering belangrijk blijft, en waarin de begrotingsautoriteit wordt verzocht te zorgen voor aanvullende middelen voor het „Global Fund to Fight Aids, Tuberculosis and Malaria”, voor de campagne „Visie 2020” tot uitroeiing van te voorkomen blindheid en voor haar eigen HAP (gezondheidszorg, aids en bevolkingsbeleid); 20. is van mening dat regeringen het gebruik van condooms onder hun burgers moeten aanmoedigen, aangezien een juist en consistent gebruik van condooms het risico van HIV-besmetting met 90 procent terugdringt; 21. verzoekt de Commissie en de lidstaten in al hun beleidsmaatregelen op gezondheidsgebied prioriteit te geven aan kinderen en jongeren en hen te steunen gezien de fundamentele rol die zij overal ter wereld spelen bij de bestrijding van de voornaamste gezondheidsrisico’s en van de last die ziekte met zich meebrengt;
Onderwijs 22. verzoekt de Raad van de Europese Unie, de ACS-staten en de EU-lidstaten via het Europees Ontwikkelingsfonds meer steun te bieden aan gratis basisonderwijs voor kinderen in de ACS-landen, en aan het Fast Track Initiative en het programma Education for All; verzoekt de ACS-staten en de EU-lidstaten meer aandacht te schenken aan onderwijs en opleiding van kinderen en aan de meest doelmatige middelen in de strijd tegen de handel in kinderen en hun gedwongen indiensttreding in de strijdkrachten, en dringt er te dien einde op aan dat er meer aandacht wordt gegeven aan de onderwijs- en opleidingskansen voor de meest kwetsbare groepen, te weten jonge meisjes, weeskinderen en kinderen met aids; 23. verzoekt de Europese Commissie toereikende middelen in te zetten voor onderwijs aan kinderen, conform de bepalingen inzake sociale en humane ontwikkeling (artikelen 25-27 van de Overeenkomst van Cotonou); verzoekt de Europese Commissie en de lidstaten hun ontwikkelingshulp te richten op gratis en hoogwaardig onderwijs dat voor alle kinderen toegankelijk is; 24. spoort de Europese Commissie aan om de centrale rol van onderwijs te benadrukken in haar programmeringsdocumenten, zoals de strategiedocumenten voor armoedebestrijding en de landenstrategiedocumenten, met inbegrip van de nationale indicatieve programma’s, en meer bepaald om ervoor te zorgen dat kinderen van etnische minderheden toegang hebben tot onderwijs in een taal die zij kunnen begrijpen en dat hun daarnaast ook een nationale voertaal wordt geleerd, alsmede om gehandicapte kinderen toegang te bieden tot onderwijs, zoals wordt benadrukt in de Flagship on Education for All and the Right to Education for Persons with Disabilities van UNESCO; 25. verzoekt de Europese Commissie in samenwerking met ontvangende landen normen en mechanismen in het leven te roepen waarmee de doelmatigheid van de EU-onderwijssteun en de opname van meisjes en vrouwen in dat proces gemonitord kunnen worden;
C 26/21
C 26/22
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
Kinderen en gewapende conflicten 26. doet een beroep op de strijdende partijen (1) in het noorden van Oeganda, Liberia, de Democratische Republiek Congo, Burundi, Somalië, Ivoorkust en Soedan om het rekruteren en inzetten van kindsoldaten onmiddellijk te staken; 27. vraagt de Raad van de Europese Unie en de lidstaten om gerichte maatregelen te overwegen tegen partijen die in de strijd tegen de rekrutering en inzet van kindsoldaten geen wezenlijke vooruitgang boeken; dergelijke maatregelen dienen onder meer te bestaan uit: (a)
reisbeperkingen voor leiders en hun uitsluiting van alle overheidsstructuren en amnestieregelingen, een verbod op de uitvoer of aanvoer van wapens en bevriezing van de geldstroom naar de betreffende partijen;
(b)
druk op de strijdende partijen die kinderrechten schenden, en wel door hen af te snijden van de hulpbronnen waarvan zij afhankelijk zijn, of die in te perken; hiertoe kunnen sancties worden opgelegd aan degenen die handelen in natuurlijke hulpbronnen die uit conflictgebieden afkomstig zijn, kan de economische steun vanuit de diaspora worden afgesneden, kunnen de mogelijkheden van schenders om zich te verplaatsen of gebruik te maken van buitenlandse tegoeden worden beperkt en kan worden besloten om individuen of groepen die misdaden tegen kinderen hebben begaan en die vervolgens aan de macht komen, niet te erkennen;
(c)
de verzekering dat zij die verantwoordelijk zijn voor volkerenmoord, oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en andere misdaden tegen kinderen voor hun daden worden vervolgd en worden uitgezonderd van eventuele amnestieregelingen die tijdens vredesonderhandelingen worden overwogen;
(d)
een hernieuwde oproep aan de lidstaten om de illegale handel in lichte wapens te voorkomen, te bestrijden en uit te roeien en de traceerbaarheid van dergelijke wapens verplicht te stellen via een registratieplicht en de mogelijkheid om — zelfs na verloop van vele jaren — het land van herkomst en fabricage te achterhalen;
(e)
training op het gebied van kinderrechten en kinderbescherming, teneinde de deskundigheid te vergroten binnen de instellingen van de EU en de ACS-landen en voor al het civiele of militaire personeel, alle politiemensen en medewerkers van humanitaire instanties die deelnemen aan vredeshandhavings-, vredesstichting- en vredesopbouwmissies onder EU-vlag en waarbij zij worden betrokken in alle crisisbeheersingsoperaties;
28. veroordeelt alle ontvoeringen van kinderen die vervolgens worden gebruikt als soldaten en seksslaven, zoals de massaontvoeringen van kinderen door het LRA in het noorden van Oeganda, en roept de VN op onmiddellijk een onderzoek in te stellen naar vermeende hernieuwde wapen- en munitieleveranties aan het LRA door Soedan; 29. spoort de lidstaten aan om concrete stappen te zetten ten behoeve van onderzoek naar, en vervolging en bestraffing van personen en ondernemingen die betrokken zijn bij de illegale handel in valuta, wapens, natuurlijke hulpbronnen of andere elementen die de gewapende strijd en het misbruik en de mishandeling van kinderen verergeren, en om ondernemingen binnen hun rechtsgebied aansprakelijk te stellen voor eventuele activiteiten die zij uitvoeren in landen die door conflicten geteisterd worden en voor hun indirecte steun aan landen waar in conflictsituaties de rechten van kinderen worden geschonden; 30. benadrukt dat het probleem van bijvoorbeeld smokkel, seksuele uitbuiting, gebrek aan onderwijs en gezondheidszorg, enzovoort, juist in conflictsituaties en de periode daarna bijzonder ernstige proporties kan aannemen en dat juist kinderen in dergelijke situaties het zwaarst worden getroffen; 31. verzoekt de Raad van de Europese Unie overeenkomstig zijn besluit van 10 december 2002 onverwijld een gemeenschappelijke strategie op te stellen inzake kinderen en gewapende conflicten, en de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU daar regelmatig over in te lichten; wijst erop dat het bij de uitwerking van deze gemeenschappelijke strategie inzake kinderen en gewapende conflicten essentieel is dat de EU voortbouwt op wat reeds ontwikkeld is, herhaling van eerdere fouten weet te voorkomen en gebruik maakt van positieve ervaringen (2) van de Verenigde Naties, met name de speciale vertegenwoordiger van de VN voor kinderen en gewapende conflicten; (1) Genoemd in het derde verslag van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties aan de Veiligheidsraad en in de bijlage. (2) Adviseurs voor kinderbescherming, het pakket begeleidingsmateriaal dat is samengesteld door de Werkgroep inzake de opname van kinderbescherming in VN-vredesstiching, -vredeshandhaving en -vredesopbouw; het trainingsmateriaal dat is samengesteld door de Werkgroep inzake training van vredeshandhavingspersoneel in kinderbescherming; de Zes Grondbeginselen inzake de preventie van seksuele uitbuiting zoals aangenomen door de IASC Task Force; het kader dat wordt gevormd door de vier resoluties van de VN-Veiligheidsraad; en de werkzaamheden die zijn verricht met betrekking tot monitoring en verslaglegging, lichte wapens en de illegale exploitatie van natuurlijke hulpbronnen.
29.1.2004
29.1.2004
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
32. beveelt aan een speciaal afgezant van de EU aan te stellen voor kinderen die worden getroffen door gewapende conflicten, leiderschap te tonen binnen de EU en haar gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB) en de communautaire structuren, de aandacht van de wereld te blijven vestigen op de situatie van kinderen die door externe gewapende conflicten worden getroffen en het Europees Parlement en de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU op gezette tijden te informeren over de tenuitvoerlegging van de gemeenschappelijke strategie van de EU;
33. verzoekt de Europese Commissie en de Raad van de Europese Unie de rol te verkennen die de EU als regionale organisatie speelt bij het zekerstellen van procedures en mechanismen voor de bescherming van kinderen in gewapende conflicten, zoals uiteengezet in resolutie 1379, artikel 13(a) en (b) van de Veiligheidsraad;
34. verzoekt de Raad van de Europese Unie, als onderdeel van zijn inspanningen voor capaciteitsopbouw (GVDB), te zorgen voor het instellen van procedures en vereisten aan de hand waarvan alle strijdkrachten, politiemensen, functionarissen van justitie en het gevangeniswezen en overige relevante spelers kunnen worden getraind in de bescherming van de rechten van kinderen;
35. verzoekt de Raad van de Europese Unie wat betreft de minimumleeftijd voor civiele politiefunctionarissen en militairen in de EU dezelfde normen aan te nemen als die welke de secretaris-generaal van de VN op 29 oktober 1998 heeft afgekondigd voor VN-medewerkers, met inbegrip van de vereiste dat civiele politiefunctionarissen en militaire waarnemers minimaal 25 jaar oud zijn, en deelnemers aan vredestroepen bij voorkeur minimaal 21 en in ieder geval minimaal 18 jaar;
36. verzoekt de EU-Raad in het kader van zijn crisisbeheersingsinspanningen een uitgebreide lijst op te stellen en te publiceren met indicatoren voor vroegtijdige waarschuwing die ook betrekking hebben op kinderen, die lijst op te nemen in de monitoringactiviteiten van de EU en ervoor te zorgen dat de resultaten van die monitoring op alle niveaus integraal beschikbaar worden gesteld aan de besluitvormingsinstanties van de EU;
37. verzoekt de EU-lidstaten en de Raad van de Europese Unie ervoor te zorgen dat kinderen die door gewapende conflicten worden getroffen, worden opgenomen in ontwapenings-, demobilisatie-, en reïntegratieprocessen (DDRR), rekening houdend met de specifieke behoeften en capaciteiten van meisjes; deze processen moeten voldoende duurzaam zijn om een succesvolle overgang naar het normale leven mogelijk te maken, met bijzondere nadruk op onderwijs; scholen moeten worden betrokken bij de monitoring van kinderen die zijn gedemobiliseerd om te voorkomen dat zij opnieuw in de strijdkrachten worden gerekruteerd; verzoekt de Europese Commissie specifieke projecten van dit type te blijven steunen; veroordeelt ten krachtigste de regeringen en gewapende oppositionele krachten die kinderen blijven rekruteren of die wapens en militaire ondersteuning leveren aan rebellenbewegingen die kindsoldaten werven; verzoekt de ACS-EU-Raad het rekruteren en inzetten van kindsoldaten te beschouwen als een ernstige schending van de wezenlijke onderdelen van de Overeenkomst van Cotonou;
38. verzoekt de EU-lidstaten, de regeringen van de ACS-landen en de Raad van de Europese Unie te zorgen voor speciale maatregelen om de specifieke belangen te behartigen, en de rechten te bevorderen en te beschermen, van meisjes die door gewapende conflicten worden getroffen en vaak het slachtoffer zijn van verkrachting, ontvoering en smokkel, zowel tijdens conflicten als in vluchtelingenkampen, waar meisjes immers kwetsbaar kunnen zijn voor seksuele en andere vormen van uitbuiting; dergelijke programma’s dienen derhalve te worden opgezet in het kader van de bestrijding van problemen in vluchtelingenkampen en tijdens de wederopbouw in de periode na een conflict, wanneer deze programma’s vaak over het hoofd worden gezien;
39. verzoekt de Europese Commissie de coördinatie en complementariteit van haar beleid en programma’s ter ondersteuning van vredeseducatie, informeel en formeel onderwijs, beroepsonderwijs, psychosociale bijstand en reïntegratiemaatregelen te versterken ten behoeve van voormalige kindsoldaten en van andere kinderen en hun gezinsleden in de gastgemeenschap, teneinde het risico van segregatie en onbedoelde sociale spanningen te vermijden; gezondheidszorg dient een aandachtspunt te zijn, en er moet worden gezorgd voor de psychosociale reïntegratie van kinderen, met name in gebieden waar de plaatselijke bevolking door conflicten is getroffen;
40. verzoekt de Raad van de Europese Unie en de ACS-EU-Raad meer financiële middelen toe te wijzen ten behoeve van inspanningen die moeten voorkomen dat kinderen bij conflicten betrokken raken, alsmede ten behoeve van de duurzame reïntegratie van voormalige kindsoldaten in de samenleving;
41. spoort de Europese Commissie en de ACS-landen aan om het vraagstuk van kindsoldaten als integrerende prioriteit te handhaven, met name wat betreft meisjessoldaten, die bijzonder kwetsbaar zijn en het vaakst het slachtoffer zijn van monsterlijke schendingen, seksuele uitbuiting en misbruik van allerlei aard;
C 26/23
C 26/24
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
42. vraagt alle partijen te zorgen voor krachtiger nalevings- en monitoringmechanismen en een doeltreffend systeem op te zetten dat de volgende componenten bevat: —
onmiddellijk onderzoek van gemelde schendingen die het leven van kinderen tijdens een gewapend conflict bedreigen of permanent letsel van kinderen dreigen te veroorzaken, met mogelijkheden om ook verslag uit te brengen aan de leden van de Veiligheidsraad en aan andere instellingen die maatregelen zouden kunnen treffen;
—
inzet van kinderrechteninspecteurs en kinderbeschermingsadviseurs voor, tijdens en na conflicten, en verbeterde mechanismen om te verzekeren dat aan hun rapportage gevolg wordt gegeven;
—
vroegtijdige instelling van task forces voor specifieke situaties die uit verschillende instanties zijn samengesteld, waaronder NGO’s voor kinderen en jongeren, voor het verrichten van analyses waarin kinderen centraal staan, het bepalen van gebieden waar zij invloed zouden kunnen uitoefenen en het ontwikkelen van gecoördineerde strategieën voor het beschermen van kinderen;
—
kanalen via welke kinderen en jongeren, NGO’s en plaatselijke gemeenschappen informatie kunnen voorleggen aan de Veiligheidsraad, zodat die vanuit verschillende bronnen goed op de hoogte wordt gehouden van specifieke situaties;
43. besluit een mechanisme op te zetten ter beoordeling van de situatie van kinderen in gewapende conflicten waaraan de Verenigde Naties en in het bijzonder de speciale vertegenwoordiger van de VN voor kinderen en gewapende conflicten een bijdrage zullen leveren, zodat de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU aanbevelingen kan doen voor gezamenlijke druk op en gerichte maatregelen tegen schenders; 44. vraagt alle ACS-landen en EU-lidstaten bij alle vredesonderhandelingen en bij het opstellen van alle vredesakkoorden rekening te houden met de situatie van kinderen;
Geweld en mishandeling 45. verzoekt de ACS-landen, de EU-lidstaten en de toetredende EU-lidstaten wetswijzigingen door te voeren of, indien nodig, nieuwe wetgeving aan te nemen waarin alle vormen van geweld tegen kinderen worden verboden, met name de handel in kinderen in de seksindustrie, en dergelijke wetgeving te handhaven door ervoor te zorgen dat zij die verantwoordelijk zijn voor dergelijke mishandeling voor het gerecht worden gebracht; 46. verzoekt de Europese Commissie en de EU-lidstaten financieel en anderszins bij te dragen aan het VNonderzoek naar geweld tegen kinderen; 47. verzoekt de EU-lidstaten en de ACS-landen wetgeving op te leggen zoals bedoeld in paragraaf 45 hierboven, en wel door voorvallen van geweld tegen kinderen onverwijld en diepgaand te onderzoeken, zodat zij die verantwoordelijk zijn voor dergelijke mishandeling voor het gerecht worden gebracht; 48. verzoekt de ACS-landen die het bij het Afrikaans Handvest voor de rechten van mensen en volken behorende protocol inzake de rechten van vrouwen hebben ondertekend, met klem om dit protocol onverwijld te ratificeren, en de instellingen bij de Overeenkomst van Cotonou om zich in te spannen voor voorlichtings- en bewustwordingscampagnes over dit onderwerp;
Kinderhandel 49. verzoekt de Europese Commissie en de Raad van de Europese Unie een uitgebreid partnerschap met internationale en regionale organisaties, onder meer de Afrikaanse Unie, te sluiten om de kinderhandel en slavernij van kinderen en hun opneming in gevechtseenheden doeltreffend te kunnen bestrijden; het wegnemen van de grondoorzaken van de kinderhandel moet behoren tot de hoofddoelstellingen van een dergelijk partnerschap; 50. verlangd dat op basis van dit partnerschap wordt overwogen om gratis bevolkingsregisters in te stellen, met het doel kinderen te beschermen tegen de risico’s van verkoop, handel, dwangarbeid of gedwongen indiensttreding in de strijdkrachten, hun een betere toegang te verschaffen tot medische zorg, sociale voorzieningen en onderwijs, en meer transparantie en democratie te bevorderen, met name bij verkiezingen; 51. verzoekt de Europese Commissie en de EU-lidstaten middelen vrij te maken voor de instelling van programma’s om docenten, politiefunctionarissen, medewerkers van gevangenissen en niet-penitentiare inrichtingen en anderen die met kinderen werken op te leiden op het gebied van kinderrechten;
29.1.2004
29.1.2004
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
52. is verheugd over het initiatief van de West- en Centraal-Afrikaanse landen om hun inspanningen in het kader van de Verklaring van Libreville te intensiveren en te coördineren, en spoort hen ertoe aan om in deze geest nauw samen te werken teneinde te komen tot een regionaal verdrag ter bestrijding van kinderhandel dat een regionaal protocol moet bevatten dat voorziet in de terugkeer, repatriëring en reïntegratie van kinderen die het slachtoffer van kinderhandel zijn geworden, en wel in samenwerking met de landen van herkomst, van bestemming en van doorvoer, met lokale NGO’s en met multilaterale organisaties, zoals UNICEF en de IAO; de bepalingen van een dergelijk protocol zouden ten uitvoer gelegd moeten worden op voorwaarde dat zij de belangen van het kind optimaal beschermen; benadrukt verder de noodzaak van het aannemen van nationale wetgeving gericht op het definiëren, voorkomen en vervolgen van kinderslavernij en op het ontwikkelen van harmonisatiemechanismen op basis van de beginselen die in de verklaring uiteen worden gezet; 53. benadrukt dat in het beheer van de migratiestromen het perspectief van de mensenrechten gehandhaafd moet blijven en pleit ervoor dat alle besluiten die worden genomen in de strijd tegen illegale immigratie en mensenhandel worden beoordeeld op hun gevolgen voor kinderen; 54. benadrukt met klem dat de EU-lidstaten de slachtoffers van mensenhandel, met name kinderen, op geen enkele wijze moeten criminaliseren maar ze juist adequate hulp en bescherming moeten bieden, onder meer in de vorm van tijdelijke verblijfsvergunningen, ongeacht of zij kunnen bijdragen aan de vervolging van mensensmokkelaars; 55. verzoekt de EU-lidstaten te garanderen dat het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen volledig in praktijk wordt gebracht en dat wetgeving en beleid inzake immigratie niet tot discriminatie van buitenlandse kinderen leiden; 56. verzoekt de Europese Commissie en de Raad van de Europese Unie een gemeenschappelijk Europees beleid inzake slavernij van kinderen op te stellen op basis van een juridisch kader en wettelijke bepalingen bestaande uit onder meer preventieve maatregelen, toepassing van het strafrecht, sancties voor de schuldigen en steun en bescherming voor slachtoffers; 57. spoort de Europese Commissie en de Raad van de Europese Unie aan om de Verklaring van Brussel inzake de preventie en bestrijding van mensenhandel, door de Raad van de Europese Unie aangenomen op 8 mei 2003 in het kader van zijn inspanningen ten behoeve van een alomvattend Europees beleid tegen de mensenhandel, volledig in praktijk te brengen en juicht het toe dat de Europese Commissie een groep van EU-deskundigen heeft ingesteld voor het verzamelen van informatie over kinderhandel; 58. spreekt nogmaals de wens uit dat internationale arrestatiebevelen worden uitgevaardigd tegen personen die in kinderslavernij gespecialiseerde netwerken organiseren of daaraan deelnemen;
Kinderen en de samenleving 59. stelt dat in het institutioneel, civiel, sociaal en economisch beleid prioriteit moet worden gegeven aan alle kinderen, ongeacht of zij in een gezinssituatie leven of niet, teneinde het klaarblijkelijk gebrek aan evenwicht in de samenleving te herstellen, aangezien in Europa de tendens bestaat om de nadruk te leggen op de economische aspecten ten koste van de sociale bescherming, en in de ACS-landen om de heersende klasse te beschermen ten nadele van arme, gemarginaliseerde en achtergestelde bevolkingsgroepen; pleit verder voor ondersteuning van programma’s voor bijstand aan ontheemde kinderen en bevordering van gezinshereniging, aangezien ontheemde of van hun familie afgezonderde kinderen een hoger risico lopen te worden uitgebuit en tot indiensttreding in strijdkrachten of gewapende groepen te worden gedwongen; 60. verzoekt alle ACS-landen hun nationale begroting zodanig te herstructureren dat zij een doeltreffend inkomstenbeleid kunnen voeren en, boven alles, de middelen die aan wapens worden besteed kunnen ombuigen naar steun voor alle kinderen, ongeacht of zij in een gezinssituatie leven, alsmede naar steun voor sociale maatregelen, teneinde de uitgaven aan wapens tegen 2010 te beperken tot maximaal 2 procent van het BBP; 61. pleit voor beleidsmaatregelen ter financiering van gezondheidszorg, huisvesting, steun voor inkomstengenererende activiteiten via microkredieten, onderwijs, alfabetisering en voorlichtingsprogramma’s ter voorkoming van ongevallen met mijnen; pleit daarnaast voor programma’s die de water- en energievoorziening kunnen veiligstellen; 62. verzoekt de EU-lidstaten en de ACS-staten jaarlijks een voortgangsrapport te publiceren over de uitvoering van wetgeving ter bescherming van de rechten van kinderen;
C 26/25
C 26/26
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
63. wenst dat deze rapporten, die de titel „ACS-EU-Verklaring inzake de bescherming van de rechten van kinderen” moeten dragen, ter goedkeuring worden voorgelegd aan het Europees Parlement en de parlementen van de ACSstaten; 64.
besluit jaarlijks een voortgangsrapport op te stellen over de tenuitvoerlegging en naleving van deze Verklaring;
65. wijst erop dat de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU flagrante schendingen van de rechten van kinderen kan voorleggen aan het Internationaal Strafhof ter vervolging van misdaden tegen kinderen die als misdaden tegen de menselijkheid moeten worden aangemerkt; 66. beveelt aan dat in de politieke dimensies van de Overeenkomst van Cotonou specifiek wordt verwezen naar eerbiediging van de rechten van kinderen; 67. verzoekt haar co-voorzitters deze resolutie te doen toekomen aan de ACS-EU-Raad, de Europese Commissie, de toetredende landen en de VN-instanties die bij deze kwestie zijn betrokken.
RESOLUTIE (1) over duurzaam beheer en instandhouding van de natuurlijke hulpbronnen in het kader van de programmering van het negende EOF
De Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU, —
in vergadering bijeen in Rome (Italië) van 11 tot 15 oktober 2003,
—
gelet op artikel 17, lid 1 van haar Reglement van orde,
—
gelet op de artikelen 177, 178, 179, 180, 181 en 181a van het EG-Verdrag,
—
gelet op de Partnerschapsovereenkomst ACS-EG, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 (2),
—
gelet op de Verklaring van Rio inzake milieu en ontwikkeling, aangenomen te Rio de Janeiro op 14 juni 1992,
—
gelet op Agenda 21, aangenomen te Rio de Janeiro in 1992, en met name op hoofdstuk 8 daarvan (integratie van milieu en ontwikkeling in de besluitvorming),
—
gelet op de Verklaring van Doha zoals aangenomen door de Vierde Ministersconferentie van de WTO op 14 november 2001,
—
gelet op de Millenniumverklaring en de Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling van de VN, zoals aangenomen op 8 september 2000 te New York (3),
—
gelet op de resultaten van de Wereldtop inzake duurzame ontwikkeling (WTDO), die van 26 augustus tot 4 september 2002 in Johannesburg is gehouden, en met name op het daar aangenomen implementatieplan,
—
gelet op haar resoluties van 3 april 2003 over de Top van Johannesburg, over de follow-up van de Top van Johannesburg en over onderzoek en duurzame ontwikkeling (4)
—
gelet op de mededeling van de Commissie van 26 april 2000 inzake het ontwikkelingsbeleid van de Europese Gemeenschap,
(1) (2) (3) (4)
Aangenomen door de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU op 15 oktober 2003 in Rome (Italië). PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3. A/55/L2. PB C 231 van 26.9.2003, blz. 19.
29.1.2004
29.1.2004
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
—
gelet op de gezamenlijke verklaring van de Raad en de Commissie van 10 november 2000 inzake het ontwikkelingsbeleid van de Europese Gemeenschap (1),
—
gelet op de resolutie van het Europees Parlement van 1 maart 2001 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake het ontwikkelingsbeleid van de Europese Gemeenschap (2),
—
gelet op de mededeling van de Europese Commissie „Naar een wereldwijd partnerschap voor duurzame ontwikkeling” (3),
—
gelet op de mededeling van de Europese Commissie „Het integreren van milieu en duurzame ontwikkeling in het beleid inzake economische samenwerking en ontwikkelingssamenwerking” (oktober 1999),
—
gelet op het initiatief voor het Nieuw Partnerschap voor de Ontwikkeling van Afrika (NEPAD), dat in oktober 2001 in Abuja werd gelanceerd,
—
gelet op haar resolutie van 3 april 2003 over het Nieuw Partnerschap voor de Ontwikkeling van Afrika (NEPAD) (4),
—
gelet op het verslag van de commissie sociale zaken en milieu (ACS-EU 3590/03),
A.
overwegende dat in de Verklaring van Rio wordt onderkend dat „het recht op ontwikkeling op zodanige wijze [moet] worden gerealiseerd dat op rechtvaardige wijze wordt voorzien in de behoeften op het gebied van ontwikkeling en milieu van zowel de huidige als toekomstige generaties” en dat „teneinde duurzame ontwikkeling te bereiken milieubescherming een integrerend bestanddeel van het ontwikkelingsproces [dient] te vormen en niet afzonderlijk daarvan [dient] te worden beschouwd”,
B.
overwegende dat het volgens hoofdstuk 8 van Agenda 21, die in 1992 in Rio de Janeiro is aangenomen en in 2002 in Johannesburg is herbevestigd als de internationale agenda voor het verwezenlijken van duurzame ontwikkeling, één van de globale doelstellingen is van die Agenda om milieukwesties in de besluitvorming te integreren,
C.
overwegende dat in Agenda 21 wordt gepleit voor een wezenlijke verbetering of herstructurering van de besluitvorming, zodanig dat overwegingen aangaande sociaal-economische en milieuvraagstukken geheel worden geïntegreerd, alsmede voor een breder kader van publieke participatie; overwegende dat die Agenda ook concrete aanbevelingen bevat inzake de manier waarop die beginselen ten uitvoer gelegd moeten worden,
D.
overwegende dat de staatshoofden en regeringsleiders in de Millenniumverklaring van de Verenigde Naties van september 2000 nogmaals hun steun hebben uitgesproken voor de beginselen van duurzame ontwikkeling, waaronder de uitgangspunten terzake in Agenda 21,
E.
overwegende dat in een van de acht Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling wordt gepleit voor milieutechnische duurzaamheid, door middel van integratie van de beginselen van duurzame ontwikkeling in het landenbeleid en de landenprogrammering en bestrijding van de teloorgang van natuurlijke hulpbronnen, alsmede via het streven naar halvering, in 2015, van het aantal mensen zonder toegang tot veilig drinkwater en naar aanmerkelijke verbetering in de levensomstandigheden van zeker honderd miljoen bewoners van krottenwijken in 2020,
F.
overwegende dat in de Verklaring van Johannesburg inzake duurzame ontwikkeling de inzet tot uiting komt die vertegenwoordigers van de volkeren van de wereld hebben toegezegd voor versterking en verbetering van het bestuur op alle niveaus ten behoeve van de tenuitvoerlegging van Agenda 21, de Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling en het implementatieplan van de WTDO,
G.
overwegende dat het resultaat van de WTDO weliswaar relatief bescheiden was, maar nu zorgvuldig gemonitord en geïmplementeerd moet worden; overwegende dat in andere fora naar nieuwe en verdergaande overeenkomsten moet worden gestreefd,
(1) (2) (3) (4)
Doc. 13458/02 DEVGEN 140. PB C 277 van 1.10.2001, blz. 20. COM(2002) 82 def. PB C 231 van 26.9.2003, blz. 22.
C 26/27
C 26/28
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
H.
overwegende dat de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen in zijn conclusies van 30 september 2002 (1) nogmaals toezegt dat de EU in haar intern en extern beleid zal streven naar verwezenlijking van de doelstellingen die in het implementatieplan van Johannesburg zijn overeengekomen,
I.
overwegende dat in de preambule van de in Cotonou ondertekende Partnerschapsovereenkomst ACS-EU de inzet wordt uitgesproken voor duurzame ontwikkeling en voor speciale aandacht voor de toezeggingen die in Rio de Janeiro zijn gedaan,
J.
overwegende dat in artikel 32 van de Partnerschapsovereenkomst van Cotonou duidelijk wordt aangegeven hoe milieubescherming en duurzaam gebruik en beheer van natuurlijke hulpbronnen in aanmerking genomen moeten worden als elementen die in het kader van ontwikkelingsstrategieën gesteund moeten worden,
K.
overwegende dat in artikel 20 van de Partnerschapsovereenkomst van Cotonou duidelijk wordt bepaald dat milieukwesties gemainstreamd moeten worden in alle onderdelen van de samenwerking en in aanmerking komen voor steun van de EU,
L.
overwegende dat 70 procent van de armen in de wereld in plattelandsgebieden woont en dat deze mensen voor hun overleven rechtstreeks afhankelijk zijn van natuurlijke hulpbronnen, die hen voortdurend moeten voorzien van voedsel, water, energie, huisvesting, medicijnen en kleding; overwegende dat stabiele en productieve ecologische systemen, die in feite netto-inkomsten voor de armen opleveren, noodzakelijk zijn om het voortbestaan van deze hulpbronnen te waarborgen,
M.
overwegende dat de ACS-landen kwetsbaar zijn voor woestijnvorming, klimaatverandering en degradatie van kustgebieden en maritieme hulpbronnen, met name in minder ontwikkelde kleine eilandstaten, alsmede voor het verlies van biodiversiteit, factoren die een bron van ernstige zorg vormen voor de duurzame ontwikkeling in deze landen,
N.
overwegende dat de gevolgen van de klimaatcycli op aarde en van het broeikaseffect, met inbegrip van woestijnvorming (en de daarmee gepaard gaande afname van het cultiveerbare areaal) en de verdwijning van het ijs (en de daarmee gepaard gaande stijging van het zeeniveau, dat met name een bedreiging vormt voor eilanden), door welke verschijnselen juist de ontwikkelingslanden het meest worden bedreigd, problemen zijn waarvoor de wetenschap ons al vele jaren waarschuwt, die door de instellingen bij de Overeenkomst van Cotonou nooit afdoende zijn onderkend en die het noodzakelijk maken dat de regeringen van de betrokken landen in samenspraak met buurlanden, partnerlanden, multilaterale instanties, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties programma’s gaan opstellen ter voorkoming van langetermijneffecten,
O.
overwegende dat het beleid en het beheer ten aanzien van natuurlijke hulpbronnen onderwerp zijn van grootschalige regionale programma’s, zoals het programma van de CILSS (Internationaal Comité ter bestrijding van de droogte in de Sahel),
P.
overwegende dat de ACS-staten en EU-lidstaten overeenkomsten hebben gesloten over de visserij en de exploitatie van visbestanden en de zeebodem,
Q.
overwegende dat de bevolkingen van ACS-landen zich geplaatst zien tegenover een aantal ernstige problemen en tekortkomingen die een voortdurende bedreiging vormen voor de kwaliteit van hun leven in verband met het duurzaam beheer en de instandhouding van natuurlijke hulpbronnen, te weten: —
slecht beheer van bossen, parken en wilde dieren,
—
bodemerosie en woestijnvorming,
—
slecht beheer van water en waterzuivering,
—
slecht beheer van de visserij, veelal als gevolg van slecht opgezette visserijovereenkomsten tussen de ACS-landen en de EU en als gevolg van illegale visvangst,
—
slecht beheerde mijnbouwactiviteiten,
—
slecht beheer van afval, waaronder kunststofafval,
—
ontoereikende inspanningen om te kunnen profiteren van de enorme mogelijkheden voor een efficiënt gebruik van biomassa en directe zonne-energie waarover de meeste ACS-landen beschikken,
(1) 12067/02.
29.1.2004
29.1.2004
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
R.
overwegende dat een steeds complexere combinatie van handels- en exportstimulansen en -subsidies in de ACS-landen heeft bijgedragen tot de kwantitatieve en kwalitatieve degradatie van natuurlijke hulpbronnen en ecologische systemen, waardoor hun zelfgenererend vermogen wordt bedreigd (visserij), grote (bos)gebieden ernstig worden verstoord en grensoverschrijdende problemen ontstaan (water),
S.
overwegende dat in handelsbesprekingen de gevolgen van handelsliberalisering voor duurzame ontwikkeling aan de hand van „duurzaamheidseffectrapportages” nauwkeuriger gemeten zouden kunnen worden,
T.
overwegende dat het multidimensionale concept van duurzame ontwikkeling niet volledig in EG-programma’s en programmeringsdocumenten is geïntegreerd, met name wat betreft de dimensie van duurzaam beheer en instandhouding van natuurlijke hulpbronnen in landen die voor hun economisch voortbestaan sterk afhankelijk zijn van dergelijke hulpbronnen,
U.
bezorgd wegens de gevolgen voor het milieu van de economische achteruitgang, meer in het bijzonder het verlies van markttoegang en de daling van de prijzen voor belangrijke ACS-grondstoffen zoals suiker, rijst en bananen,
V.
uiting gevend aan haar bezorgdheid dat er voor veel ACS-landen geen „milieugeoriënteerd landenprofiel” is opgesteld, dat nochtans een onmisbaar onderdeel is van het EOF-programmeringsproces,
W.
verontrust over de doorgaans brede kloof tussen enerzijds de doelstellingen die in de beleidsdocumenten van de EU staan verwoord, met name wat betreft de noodzaak van een gedegen beheer van de voorraad natuurlijke hulpbronnen, en anderzijds de wijze waarop die beleidsvoornemens ten uitvoer worden gelegd,
X.
zich bewust van het feit dat de kapvergunningen in vele ACS-landen voor een zeer aanzienlijk deel in handen zijn van particuliere ondernemingen en dat de plaatselijke gemeenschappen die van de houtkap te lijden hebben in de meeste gevallen niet delen in de opbrengst,
1. verzoekt de Europese Commissie, de Verenigde Naties, de Wereldbank en de andere ontwikkelingsinstanties, alsmede de regeringen van de EU-lidstaten, de kandidaat-lidstaten, de ACS-landen en de overige ontwikkelingslanden om de beginselen zoals vastgelegd in de Verklaring van Rio, Agenda 21 en de Millenniumverklaring, alsmede de conclusies van de WTDO, volledig en niet alleen met woorden maar ook met daden ten uitvoer te leggen; 2. verzoekt de Europese Commissie en de ACS-landen het implementatieplan van de Wereldtop van Johannesburg inzake duurzame ontwikkeling (WTDO) onverwijld in praktijk te brengen, met name de bepalingen in de hoofdstukken die zijn gewijd aan Afrika, Azië, het Caribisch gebied en internationale organisaties; 3. verzoekt de Europese Commissie haar mededeling van oktober 1999 inzake „Het integreren van milieu en duurzame ontwikkeling in het beleid inzake economische samenwerking en ontwikkelingssamenwerking” volledig ten uitvoer te leggen, en in het bijzonder hoofdstuk 6.2 inzake „land- en regiospecifieke strategieën en programmering”; 4. verzoekt de Commissie het begrip en de bekwaamheden van haar personeel ten aanzien van het beheer van natuurlijke hulpbronnen te vergroten, met name in het kader van armoedebestrijdingstrategieën; 5. verzoekt de Europese Commissie en de nationale ordonnateurs in de ACS-landen terdege rekening te houden met artikel 32 van de Overeenkomst van Cotonou bij de tussentijdse evaluaties van de landenstrategiedocumenten, zoals voorzien in de artikelen 5 en 11 van bijlage IV; 6. verzoekt de Europese Commissie en de regeringen van de ACS-landen ervoor te zorgen dat, overeenkomstig de artikelen 2, 4, 5, 6, 7, 9 en 19 van de Overeenkomst van Cotonou, naast niet-gouvernementele organisaties zonder winstoogmerk ook het maatschappelijk middenveld betrokken wordt bij de evaluatie van nationale ontwikkelingsstrategieën en -programma’s, in het kader van een transparant en participatief raadplegingsproces; 7. verzoekt de Europese Commissie en de nationale ordonnateurs van de ACS-landen de tussentijdse evaluatie van de bestaande landenstrategiedocumenten, en het opstellen van de nieuwe documenten, zodanig te plannen dat de hierboven beschreven transparante en participatieve benadering van de raadpleging mogelijk wordt;
C 26/29
C 26/30
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
8. verzoekt de Europese Commissie en de begunstigde landen optimaal te profiteren van de mogelijkheden die de tussentijdse evaluatie biedt door het duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen als centraal component op te nemen in de ontwikkelingsstrategie voor die landen die sterk afhankelijk zijn van de exploitatie van een beperkt aantal natuurlijke hulpbronnen; 9. herhaalt haar verzoek aan de Europese Commissie en de regeringen van de ACS-landen om duurzame energie prioriteit te geven in het programmeringsproces, bijzondere aandacht te schenken aan mogelijkheden om de armen toegang te bieden tot moderne energievoorzieningen en daarbij optimaal te profiteren van hernieuwbare energiebronnen; 10. vraagt hun daarnaast steun te geven aan pogingen om het grootschalige en wijdverbreide huishoudelijk gebruik van ruwe vaste brandstoffen, met name biobrandstoffen, terug te dringen ten behoeve van minder vervuilende energiebronnen, waaronder zonne-energie, teneinde de schade aan de menselijke gezondheid wegens blootstelling binnenshuis aan verontreinigende stoffen te beperken en ook op een breder terrein milieuvoordelen te bewerkstelligen; 11. verzoekt de Europese Commissie en de ACS-landen doorlopend verslag uit te brengen aan de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU over de vooruitgang die door het Europees Waterfonds wordt geboekt en over de stappen die in het kader van het EU-energie-initiatief en de „Johannesburg Renewable Energy Coalition” worden genomen; 12. verzoekt de Europese Commissie en de EU-lidstaten optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden van EOF-middelen voor de financiering van onderzoek, beoordeling en controle, zoals voorzien in artikel 9 van het Intern Akkoord betreffende de EOF-uitgaven, en een deel van deze middelen aan te wenden voor een uitvoerige inventarisatie van de milieusituatie in alle ACS-landen (milieugeoriënteerde landenprofielen); 13. spoort de Europese Commissie en de ACS-landen aan te verzekeren dat er binnen ieder afzonderlijk ACSland naar behoren een „milieugeoriënteerd landenprofiel” wordt opgesteld als belangrijk onderdeel van het programmeringsproces; 14. stelt voor in de bovengenoemde milieugeoriënteerde landenprofielen in ieder geval de volgende aspecten op te nemen: —
de mate van afhankelijkheid van de exploitatie van een beperkt aantal natuurlijke hulpbronnen,
—
de controle op en de eigendom van natuurlijke hulpbronnen,
—
landeigendomstelsels,
—
de mate van behoud en degradatie van natuurlijke hulpbronnen,
—
een analyse van het overheidsbeleid per sector (diversificatie, negatieve en positieve stimuli, landeigendomstelsels);
15. verzoekt de Europese Commissie en de begunstigde landen de resultaten van dergelijke milieugeoriënteerde landenprofielen volledig te integreren in de conceptuele processen die uitmonden in de landenstrategiedocumenten of de tussentijdse evaluatie daarvan, en daarbij elk probleem dat wordt vastgesteld afzonderlijk te bekijken; 16. verzoekt de ACS-landen conform artikel 9 van de Overeenkomst van Cotonou te waarborgen dat de beginselen van goed bestuur worden toegepast bij de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen, en in het bijzonder ten aanzien van de ongecontroleerde en illegale exploitatie van dergelijke hulpbronnen, zoals illegale houtkap en illegale visserij, stroperij en handel in bedreigde soorten, en eveneens zorg te dragen voor transparante besluitvorming ten behoeve van een eerlijke toegang tot natuurlijke hulpbronnen onder eerbiediging van het primaat van het recht; 17. verzoekt de Europese Commissie en de ACS-landen in het kader van de economische partnerschapsovereenkomsten onderhandelingen te openen ten behoeve van een verbod op de invoer van hout zonder keurmerk (met negatieve gevolgen voor de wilde dieren), gezien het sterke verband tussen commerciële houtkap in Centraal-Afrika en de toenemende handel in vlees van wilde dieren, die de niet-duurzame jacht in de hand werkt en leidt tot ontbossing en een afname van het aantal en zelfs tot het uitsterven van diersoorten, en die met name voor apen en mensapen een grote bedreiging vormt; 18. verzoekt de Europese Commissie en de EU-lidstaten steun te verlenen voor de ontwikkeling van alternatieve, duurzame voedselproductiesystemen in gebieden die van oudsher sterk afhankelijk zijn van het vlees van wilde dieren, met inbegrip van — zo nodig — beperking van de jacht op dieren zoals Thryonomys swinderianus en antilopen teneinde hun voortbestaan zeker te stellen, alsmede steun voor de rechtshandhaving en het bevorderen van onderwijs en ecotoerisme als instrumenten voor de bescherming van bedreigde soorten;
29.1.2004
29.1.2004
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
19. verzoekt de Europese Commissie in haar landenstrategiedocumenten en regionale strategiedocumenten steun te bieden voor de opbouw van de capaciteit van openbare en particuliere actoren ter bevordering van goed bestuur in het beheer van natuurlijke hulpbronnen, alsmede voor hervorming van de wetgeving in ACS-landen, zowel op landelijk als op regionaal niveau; 20. verzoekt de instellingen die krachtens de Overeenkomst van Cotonou in het leven zijn geroepen om, gezien de vele studies en onderzoeksprojecten die op het gebied van milieukwesties zijn uitgevoerd, doeltreffende maatregelen in te voeren voor controle, preventie en actie in het veld, zowel wat betreft de exploitatie van niethernieuwbare bronnen als ten aanzien van specifieke maatregelen met betrekking tot de infrastructuur; 21. verheugt zich over de inspanningen die op het gebied van de handel worden verricht om aan de hand van „duurzaamheidseffectrapportages” vooraf een beoordeling te geven van de mogelijke effecten van handelsliberalisering op duurzame ontwikkeling; verzoekt de Europese Commissie zich nader over deze kwestie te buigen en zich in te zetten voor een passende follow-up; 22. is verontrust over het feit dat het voor volkeren steeds moeilijker wordt zich te verzekeren van toegang tot natuurlijke hulpbronnen zoals water, hetgeen nochtans tot de fundamentele mensenrechten behoort; 23. vraagt de Europese Commissie een eind te maken aan haar oproepen tot liberalisering van de waterdistributie in de ontwikkelingslanden uit hoofde van de GATS-overeenkomsten die in het kader van de WTO zijn gesloten, en evenmin op te roepen tot dergelijke maatregelen in het kader van de economische partnerschapsovereenkomsten; 24. wenst dat de conclusies van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (2463) van 18 november 2002, waarin de rechten van inheemse volkeren ten aanzien van hun eigen ontwikkelingspatroon en de effectenanalyse van de landen- en regiostrategiedocumenten in herinnering worden geroepen, volledig worden toegepast; 25. verzoekt de EU en in het bijzonder de Europese Commissie stappen te ondernemen ter verdediging van de van toepassing zijnde protocollen en overeenkomsten teneinde ACS-landen die suiker, rijst of bananen produceren te behoeden voor verder verlies van inkomsten en werkgelegenheid; 26. verzoekt het ACS-EU-Comité voor samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering, waarin artikel 83 van de Overeenkomst van Cotonou voorziet (het Artikel 83-Comité), te waarborgen dat problemen die worden veroorzaakt door de overmatige exploitatie van natuurlijke hulpbronnen, en de gevolgen van dergelijke overmatige exploitatie voor de plaatselijke gemeenschappen, in de landen- en regiostrategiedocumenten aan de orde worden gesteld; 27. spoort de Europese Commissie en de regeringen van de ACS-landen aan te waarborgen dat een deel van de inkomsten uit bosbouwprojecten in ACS-landen wordt aangewend voor steun aan de plaatselijke bevolking die door de gevolgen van dergelijke projecten wordt getroffen; 28. verzoekt het Artikel 83-Comité zorg te dragen voor toereikende financiële middelen ten behoeve van regionale en natuurbeschermingsprogramma’s en -projecten waarmee armoede die voortkomt uit aantasting van het milieu kan worden bestreden; 29. spoort de Europese Commissie aan om een aanzienlijk deel van de nog betaalbaar te stellen ontwikkelingskredieten („RAL” ofwel „restes à liquider”) te reserveren voor versterking van de capaciteitsopbouw in ACS-landen op het gebied van duurzaam beheer en instandhouding van de natuurlijke hulpbronnen; 30. verzoekt de Europese Commissie, de EU-lidstaten en de regeringen van de ACS-landen de complementariteit tussen de landen- en regiostrategiedocumenten te garanderen teneinde het hoofd te kunnen bieden aan ecologische uitdagingen en bedreigingen op regionaal niveau; 31. verplicht zich een doelmatig systeem op te zetten voor plaatselijke parlementaire controle op de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst van Cotonou in het algemeen en het duurzaam beheer en de instandhouding van natuurlijke hulpbronnen in ACS-landen in het kader van het negende EOF in het bijzonder; 32. stelt voor dat de leden van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU voor doelmatige parlementaire controle op basis van de tenuitvoerlegging van nationale en regionale indicatieve programma’s in eerste instantie zeven gebieden selecteren, te weten: —
slecht beheer van bossen, parken en wilde dieren,
—
bodemerosie en woestijnvorming
C 26/31
C 26/32
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
—
slecht beheer van water en waterzuivering,
—
slecht beheer van de visserij, veelal als gevolg van slecht opgezette visserijovereenkomsten met de EU,
—
slecht beheerde mijnbouwactiviteiten,
—
slecht beheer van afval, waaronder kunststofafval,
—
ontoereikende inspanningen om te profiteren van de enorme mogelijkheden voor een efficiënt gebruik van biomassa en directe zonne-energie waarover de meeste ACS-landen beschikken;
33. verzoekt de Europese Commissie en de ACS-EU-Raad te onderzoeken welke aanpak en middelen nodig zijn om het voor de leden van de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU in materieel en financieel opzicht mogelijk te maken deze belangrijke taak uit te voeren; 34. verzoekt haar co-voorzitters deze resolutie te doen toekomen aan de ACS-EU-Raad, de Europese Commissie, de secretaris-generaal der Verenigde Naties, de Afrikaanse Unie en de Caribische Gemeenschap.
RESOLUTIE (1) over het gebruik van het Europees Ontwikkelingsfonds
De Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU, —
in vergadering bijeen in Rome (Italië) van 11 tot 15 oktober 2003,
—
gelet op artikel 17, lid 1 van haar Reglement van orde,
—
gelet op de Partnerschapsovereenkomst tussen de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend in Cotonou op 23 juni 2000 (2), en in het bijzonder bijlage IV daarvan,
—
gelet op de resoluties over het beheer van het Europees Ontwikkelingsfonds die in 2001 in Libreville (Gabon) zijn aangenomen (3),
—
gelet op de werkzaamheden van de Europese Conventie over de toekomst van Europa,
—
gelet op de mededeling van de Europese Commissie inzake de volledige integratie van het EOF in de begroting (COM(2003) 590) (4),
—
gelet op het verslag van de commissie economische ontwikkeling, financiën en handel (ACS-EU/3602/03),
A.
overwegende dat het EOF al sinds 1957 het voornaamste financiële instrument is voor samenwerking tussen de Europese Unie en de landen van Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan,
B.
overwegende dat het EOF ook in de toekomst als voorbeeld van dialoog en solidariteit moet blijven gelden,
C.
overwegende dat niemand lijdt onder de ontwikkeling van anderen, maar dat juist het tegenovergestelde het geval is,
D.
overwegende dat de steun sinds de Overeenkomst van Cotonou niet slechts is gericht op de ACS-staten maar ook op gezamenlijke institutionele instanties, de particuliere sector, investeerders, maatschappelijke organisaties en NGO’s, daarmee onderkennend dat zij een essentiële rol spelen bij het bereiken van de doelen van het ACSEU-partnerschap,
(1) (2) (3) (4)
Aangenomen door de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU op 15 oktober 2003 in Rome (Italië). PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3. PB C 265 van 20.9.2001. Nog niet in het Publicatieblad gepubliceerd.
29.1.2004
29.1.2004
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
E.
overwegende dat het volume van de middelen sinds het eerste EOF voortdurend is blijven toenemen als gevolg van de opeenvolgende uitbreidingen van de Unie,
F.
overwegende dat niet-overheidsactoren, overeenkomstig hun erkenning als bonafide actoren in het ACS-EUpartnerschap, voor het eerst in de geschiedenis van het EOF middels de negende versie ervan toegang zullen krijgen tot dit fonds,
G.
overwegende dat het EOF in wezen intergouvernementeel van aard is,
H.
overwegende dat het EOF strikt is gescheiden van de begroting van de Europese Unie, als gevolg waarvan het Europees Parlement en de Paritaire Parlementaire Vergadering ASC-EU uitgesloten zijn van iedere vorm van besluitvorming aangaande het EOF,
I.
overwegende dat er in algemene zin geen parlementaire controle wordt uitgeoefend op de wijze waarop ACSstaten gebruik maken van gelden die afkomstig zijn van de Europese belastingbetalers; daarnaast overwegende dat er geen doelmatige instrumenten zijn waarmee de uitvoering van de door EU-instanties toegewezen kredieten kan worden gecontroleerd en overwegende dat de Overeenkomst van Cotonou niet in dergelijke instrumenten voorziet,
J.
overwegende dat er bij het EOF geen sprake is van een eenjarige begroting en dat de theoretische en de daadwerkelijke datum van inwerkingtreding derhalve niet overeenkomen in de tijd,
K.
overwegende dat een EOF actief blijft zolang de vrijgemaakte kredieten niet zijn aangewend,
L.
overwegende dat de niet gebruikte EOF-middelen naar het zich laat aanzien in totaal bijna 11 miljard euro bedragen, waarvan een kwart nog niet is vastgelegd,
M.
overwegende dat eerbiediging en bevordering van de mensenrechten ten grondslag liggen aan de betrekkingen tussen de Europese Unie en haar lidstaten enerzijds en de ACS-staten anderzijds, zoals aangegeven in artikel 9 van de Overeenkomst van Cotonou; gelet op het belang van politieke dialoog tussen de partijen en de plicht maatregelen te nemen ter waarborging van het respect voor de bovengenoemde uitgangspunten en van de mechanismen voor de bestraffing van ernstige schendingen daarvan (artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou; EP-resolutie A5-0296/2000 over samenwerking met ACS-landen die bij gewapende conflicten betrokken zijn),
N.
overwegende dat de aanwas van restbedragen met het oog op de dringende behoeften van de ACS-staten ontoelaatbaar is,
O.
overwegende dat de Europese Commissie en de lidstaten verplicht zijn alles te doen wat in hun vermogen ligt om ervoor te zorgen dat de beschikbare kredieten daadwerkelijk en op zo kort mogelijke termijn worden gebruikt,
P.
overwegende dat de specifieke kenmerken van ieder afzonderlijk land in aanmerking moeten worden genomen,
Q.
overwegende dat de Europese Commissie in haar beleid streeft naar deconcentratie,
R.
overwegende dat in het beheer van de middelen die aan landen en regio’s worden verstrekt de voornaamste rol is weggelegd voor de landelijke ordonnateurs,
S.
overwegende dat het noodzakelijk is de ACS-staten naar behoren te raadplegen met betrekking tot de besluitvorming over de instelling en toewijzing van mondiale fondsen voor de aanpak van problemen in verband met wijdverspreide ziekten, onderwijs, water, schulden, enzovoort; overwegende dat het onaanvaardbaar zou zijn als de overdracht van een deel van het EOF naar dergelijke fondsen tot nadeel zou leiden voor de ACS-staten,
T.
overwegende dat middelen vanuit het EOF in toenemende mate ter beschikking worden gesteld via mondiale fondsen, die niet in dezelfde mate onderworpen zijn aan raadpleging met ACS-landen en maatschappelijke organisaties of aan evaluatieprocessen als de fondsen die middels nationale indicatieve programma’s beschikbaar komen,
C 26/33
C 26/34
NL
U.
Publicatieblad van de Europese Unie
overwegende dat wij in de geest van de Paritaire Parlementaire Vergadering niet alleen gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het voortbestaan van het EOF, dat een grote rol speelt bij de vooruitgang, maar ook voor onverminderde financiële steun aan Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan,
1. hecht bijzonder belang aan voortzetting van een specifiek beleid voor ontwikkelingshulp van de Europese Unie aan ACS-staten en houdt zorgvuldig bij in hoeverre dit specifiek beleid kan rekenen op gerichte, permanente en gegarandeerde financiering; 2.
wenst een bijdrage te leveren aan het debat over verbetering van het functioneren van het EOF;
3. verheugt zich over de toenemende overheveling van besluitvormingsbevoegdheden naar de EU-delegaties en over de rechtstreekse toegang tot de boekhoudsystemen van de Europese Commissie, zo lang daarvoor voldoende medewerkers beschikbaar worden gesteld en de mogelijkheden worden verbeterd voor training van de delegaties in hun nieuwe verantwoordelijkheden, waaronder het onderhouden van contacten met niet-overheidsactoren; 4. spreekt de hoop uit dat aanvullende middelen beschikbaar worden gesteld aan nationale en regionale ordonnateurs teneinde de capaciteit van hun kantoren te versterken, en dat ten behoeve van hun werkzaamheden de procedures hervormd kunnen worden; 5. spreekt de hoop uit dat er objectieve, eenvoudige en heldere criteria worden ingevoerd, vergezeld van passende begrotingsprocedures, ten behoeve van zowel de tussentijdse evaluatie als de eventuele herverdeling van de middelen en van het toekomstig EOF-beheer; 6. verzoekt de Europese Commissie en het ACS-secretariaat-generaal om tijdig, nog voor de volgende bijeenkomst van de Paritaire Parlementaire Vergadering, gezamenlijk verslag uit te brengen over de voor- en nadelen van opname van het EOF in de EU-begroting (integratie in de begroting); 7. wenst dat de tussentijdse evaluatie zodanig wordt opgezet dat die gezamenlijk kan worden uitgevoerd op basis van precieze en objectieve criteria die overeenkomen met de in artikel 3, lid 1 van bijlage IV bij de CotonouOvereenkomst aangegeven criteria en parameters; 8. benadrukt dat het belangrijk is om voor het bepalen van behoeften en prestaties op transparante wijze indicatoren vast te stellen waarin de specifieke kenmerken van ieder afzonderlijk land tot uiting komen; 9. benadrukt met klem dat aangenomen prestatiecriteria begrijpelijk en transparant moeten zijn, teneinde te verzekeren dat ook de redenen voor eventuele wijzigingen in de toewijzing van middelen aan ACS-staten helder en ondubbelzinnig zijn; 10.
benadrukt met klem dat de prestatiecriteria door beide partijen goedgekeurd moeten worden;
11. benadrukt met klem dat de tussentijdse evaluaties niet het karakter van een strafexercitie moeten krijgen, maar van een heroriëntatie waar dat zinvol is; 12. verzoekt de Raad van de Europese Unie te waarborgen dat er vóór de afronding van de evaluatie niet wordt besloten om gelden die gereserveerd zijn voor mogelijke verhogingen, na afloop van de evaluatie, van de toewijzingen aan de nationale indicatieve programma’s, door te schuiven naar mondiale fondsen; 13. verzoekt zowel de Europese Commissie als het ACS-secretariaat-generaal aan de leden van de Paritaire Parlementaire Vergadering driemaandelijks verslag uit te brengen over de feitelijke uitgaven, specifiek verwijzend naar de mate waarin de restbedragen zijn afgenomen en naar de middelen die elk der partijen hanteert om dit te bereiken; 14. verzoekt de Europese Commissie en het ACS-secretariaat-generaal met voorstellen te komen voor de spoedige opname van de huidige restbedragen en voor bespoediging van de uitvoering van de projecten waarvoor kredieten zijn vastgelegd; 15. verzoekt de Europese Commissie en het ACS-secretariaat duidelijke procedures op te stellen over de wijze waarop steun aan landen waar een gewapend conflict heerst of waaraan de steun gedeeltelijk is gestaakt, geëvalueerd moet worden gezien het ontbreken van een tussentijdse evaluatie; 16. verzoekt de Europese Commissie de tussentijdse evaluatie bij het afsluiten daarvan uitgebreid te evalueren, met aandacht voor onder meer de kwaliteit van de deelname van niet-overheidsactoren, de mate waarin de programma’s armoede benadrukken en de mate waarin de middelen die op basis van de evaluaties zijn toegewezen, toereikend zijn gebleken;
29.1.2004
29.1.2004
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
17. pleit voor speciale inspanningen ten behoeve van landen die in een wederopbouwfase verkeren of waar zich ernstige conflicten hebben voorgedaan; verzoekt de Europese Commissie verslag uit te brengen over de effecten van de sancties die aan bepaalde landen zijn opgelegd, alsmede over de relevantie van die sancties, de noodzaak van handhaving daarvan en de werkelijke gevolgen die zij hebben gehad voor de burgers en de opstelling van hun leiders, en verzoekt haar eveneens in dit verband voorstellen voor de toekomst te presenteren; 18. pleit voor financiering van de interventie- en vredesmachten van de Afrikaanse Unie in de potentiële en bestaande brandhaarden van het Afrikaanse continent; 19. verzoekt de Europese Commissie, wat de mondiale fondsen betreft, om de ACS-staten deel te laten nemen aan de besluitvorming en om ook niet-overheidsactoren te raadplegen, waarbij het belang van regelmatige evaluatieprocedures niet uit het oog mag worden verloren; 20. wenst dat een deel van de EOF-middelen wordt toegewezen aan erkende en goed aangeschreven internationale en nationale organisaties die bijdragen aan de campagne om de zuigelingensterfte tegen 2015 terug te dringen, overeenkomstig de VN-Millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling; 21. verzoekt de Europese Commissie en het ACS-secretariaat-generaal verslag uit te brengen over de voordelen van toewijzing van financiering uit het EOF aan de mondiale fondsen (wijdverspreide ziekten, water, onderwijs, schulden, enzovoort) en over de positieve of negatieve gevolgen voor de ACS-staten die daarvan te verwachten zijn; 22. verzoekt de ACS-staten om tijdens de Paritaire Parlementaire Vergadering hun standpunt kenbaar te maken inzake het gebruik van niet vastgelegde EOF-kredieten; 23. spreekt de hoop uit dat niet-vastgelegde kredieten kunnen worden toegevoegd aan „intra-ACS”-projecten waar meerdere ACS-staten aan deelnemen, teneinde bij te dragen aan grootschalige infrastructuurprogramma’s van regionale betekenis; 24. verlangt van de Europese Commissie en de Raad van de Europese Unie een gezamenlijk verslag over de voordelen die de ACS-staten hiervan zouden kunnen verwachten met het oog op de bevordering van hun belangen; 25. spreekt nogmaals haar zorg uit over het feit dat het aandeel van ACS-staten in EOF-contracten slechts 25 procent bedraagt terwijl het leeuwendeel van de contracten wordt gegund aan Europese ondernemingen, en doet een beroep op de Europese Commissie en de ACS-staten om deze wanverhouding te corrigeren; 26. verzoekt de ACS-staten, zijnde de begunstigden van ontwikkelingshulp, om de Paritaire Parlementaire Vergadering in te lichten over de moeilijkheden waar zij op stuiten bij hun pogingen toegang te verkrijgen tot EOFmiddelen en projecten uit te voeren; 27. wenst dat er projecten worden gepresenteerd en uitgevoerd waarmee in de fundamentele behoeften van de overgrote meerderheid van de bevolking in de ACS-staten kan worden voorzien: toegang tot drinkwater, gezondheidszorg, onderwijs, veilig voedsel, enzovoort; 28. benadrukt de noodzaak van parlementaire controle en ziet uit naar voorstellen terzake van de Europese Commissie; 29. verzoekt haar co-voorzitters deze resolutie te doen toekomen aan de ACS-EU-Raad, de Europese Commissie en de Commissie van de Afrikaanse Unie.
C 26/35
C 26/36
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
RESOLUTIE (1) over de situatie in West-Afrika
De Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU, —
in vergadering bijeen in Rome (Italië) van 11 tot 15 oktober 2003,
—
gelet op haar eerdere resoluties over de situatie in West-Afrika,
A.
overwegende dat veertien jaren van geweld en wanbeleid in Liberia hebben geleid tot enorm menselijk lijden, vooral onder de burgerbevolking, en tot ernstige schendingen van de mensenrechten, grootschalige verplaatsing van bevolkingsgroepen en het ineenstorten van sociale en economische structuren, zodanig dat 85 procent van de bevolking onder de armoedegrens leeft,
B.
overwegende dat het conflict in Liberia daarnaast heeft bijgedragen tot ernstige destabilisering van de gehele subregio van West-Afrika en aldaar tot een humanitaire tragedie heeft geleid,
C.
overwegende dat het vredesakkoord dat op 18 augustus 2003 onder auspiciën van ECOWAS in Accra is getekend, een fundamentele stap voorwaarts betekent naar herstel van de vrede, veiligheid en stabiliteit in Liberia en de hele subregio van West-Afrika,
D.
overwegende dat het voor de implementatie van het vredesakkoord des te urgenter wordt dat de stabilisatiemacht van de VN, die overeenkomstig resolutie 1497 (2003) van de VN-Veiligheidsraad op 1 oktober 2003 aan haar taak is begonnen, spoedig en volledig wordt ingezet,
E.
overwegende dat de hervormingen waarin de verschillende overeenkomsten tussen de politieke en militaire krachten voorzien, een verenigd en samenhangend Ivoorkust moeten leiden tot geloofwaardige, transparante en open verkiezingen in 2005,
F.
overwegende dat het van urgent belang is de strijdende gewapende partijen te consigneren en te ontwapenen en dat het bestuur in het gehele nationale grondgebied wordt hersteld,
G.
overwegende dat er in Guinee-Bissau op 14 september 2003 een staatsgreep heeft plaatsgevonden,
H.
overwegende dat er in Togo op 1 juni 2003 presidentsverkiezingen zijn gehouden,
I.
gelet op de verklaring van de Europese Unie van 12 februari 2003, waarin de Togolese autoriteiten worden aangespoord te zorgen voor vrije en transparante verkiezingen die het democratiseringsproces in Togo vooruithelpen,
J.
gelet op de mislukte militaire staatsgreep in Mauritanië op 8 en 9 juni 2003,
K.
overwegende dat er op ontwikkelingslanden druk is uitgeoefend om bilaterale overeenkomsten te sluiten met de VS die beogen dat Amerikaanse staatsburgers niet voor het Internationaal Strafhof kunnen worden gedaagd; overwegende dat de VS landen die weigeren deze overeenkomsten te ondertekenen niet langer van militaire financiële steun willen voorzien,
1. verwelkomt het alomvattende vredesakkoord voor Liberia dat op 18 augustus 2003 in Accra is ondertekend, en verzoekt alle partijen bij dat akkoord het in goed vertrouwen ten uitvoer te leggen en op 14 oktober een overgangsregering te installeren die het land zal leiden naar vrije en eerlijke verkiezingen in oktober 2005; 2. complimenteert ECOWAS voor haar niet aflatende inspanningen die tot dit succes hebben geleid, en prijst met name Nigeria, dat een cruciale rol in het vredesproces heeft gespeeld, voor het op korte termijn beschikbaar stellen van troepen voor de Multinationale Vredesmacht, die de weg heeft bereid voor de stabilisatiemacht van de VN; (1) Aangenomen door de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU op 15 oktober 2003 in Rome (Italië).
29.1.2004
29.1.2004
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
3. wenst dat de stabilisatiemacht van de VN snel en volledig wordt ingezet teneinde de veiligheid in alle delen van het land te garanderen en te handhaven en de humanitaire hulpverlening te waarborgen; 4. verwelkomt in dit verband de EUR 50 miljoen die de EU heeft toegezegd ter ondersteuning van het lopende vredesproces in Liberia, maar dringt er bij de EU op aan om met name via ECHO haar inspanningen ter verlichting van de ernstige humanitaire situatie te intensiveren; 5. wijst erop dat er geen sprake kan zijn van amnestie of straffeloosheid ten aanzien van oorlogsmisdaden, misdaden tegen de menselijkheid en volkerenmoord; 6. eist van alle staten in de regio dat zij afzien van ieder optreden dat de situatie in Liberia of in de grensgebieden tussen Liberia en Guinee, Sierra Leone en Ivoorkust zou kunnen destabiliseren; 7. veroordeelt iedere poging tot al dan niet rechtstreeks gewelddadig ingrijpen in het politieke proces in Ivoorkust, alsmede iedere bedreiging van de rechtstaat en de stabiliteit in dat land; 8. bevestigt nogmaals dat zij het volste vertrouwen heeft in, en alle steun zal verlenen aan het nationaal verzoeningsproces, op basis van de volledige tenuitvoerlegging van de akkoorden van Linas-Marcoussis; 9. is verheugd over het feit dat de regering voor nationale verzoening inmiddels gevormd is en moedigt die regering, alsmede de president van de Republiek en alle andere partijen aan de weg naar hereniging van Ivoorkust, nationale verzoening en versterking van de democratie zonder dralen te blijven volgen, met het oog op de in 2005 te houden verkiezingen; 10. veroordeelt de militaire staatsgreep in Guinee-Bissau volledig, eist dat de constitutionele rechtsstaat wordt hersteld en prijst de rol die ECOWAS speelt bij de vorming van een overgangsregering; 11. spreekt nogmaals haar verbondenheid uit aan democratische beginselen en vrije en eerlijke verkiezingen als enige methode waarmee een regeringswisseling kan worden bewerkstelligd; 12. benadrukt dat een spoedig herstel van de constitutionele rechtsstaat, democratische beginselen — met name de organisatie, op korte termijn, van geloofwaardige verkiezingen — en nationale verzoening in Guinee-Bissau de basis blijven vormen voor voortzetting van het partnerschap tussen Guinee-Bissau en de EU; 13. wijst op de presidentsverkiezingen in Togo; betreurt de schermutselingen in Tsévié zonder zich op voorhand te willen uitspreken over de vraag welke partij daarvoor werkelijk verantwoordelijk gesteld moet worden; spreekt de hoop uit dat bij de volgende verkiezingen totale transparantie gegarandeerd kan worden wat betreft kiezerslijsten en het afgeven van stembiljetten; 14. verzoekt de Togolese autoriteiten daadwerkelijke openheid te betrachten jegens het gehele oppositionele spectrum en de door de Europese Unie vereiste criteria voor goed bestuur in aanmerking te nemen; 15. herinnert aan, en verheugt zich over het feit dat de heer Sama, de minister-president van Togo, de Commissie ontwikkelingssamenwerking van het Europees Parlement in oktober 2003 in Brussel heeft toegezegd dat vóór 31 december 2003 gemeentelijke en senaatsverkiezingen worden gehouden teneinde de normalisatie van het politieke leven in Togo te bespoedigen en een politiek pluralisme tot ontwikkeling te laten komen; 16. verzoekt de politieke klasse in Togo alle initiatieven te aanvaarden die zijn gericht op het creëren van de voorwaarden voor: —
verdere democratisering van het beheer van de macht
—
nationale verzoening
—
economisch en sociaal herstel van het land;
17. verzoekt de Europese Unie al haar programma’s voor humanitaire hulpverlening te intensiveren teneinde het lijden van de Togolese bevolking te verlichten, en haar steunprogramma’s voor versterking van het huidige democratische proces in afwachting van onderhandelingen te bevorderen, in het kader van de politieke dialoog krachtens artikel 96 van de Partnerschapsovereenkomst van Cotonou, hetgeen zou kunnen leiden tot hervatting van de samenwerking met Togo; 18. spreekt onomwonden haar veroordeling uit van de poging tot een militaire staatsgreep in Mauritanië, die aan meerdere onschuldige mensen het leven heeft gekost;
C 26/37
C 26/38
NL
Publicatieblad van de Europese Unie
19. verheugt zich over het besluit van de Afrikaanse Unie een permanente vredesmacht te installeren, en over het aanbod van de Europese Gemeenschap bij te dragen aan de financiering van die vredesmacht; 20. wenst dat ACS-landen die financieel worden benadeeld door hun weigering te buigen voor de druk die in de kwestie van het Internationaal Strafhof op hen is uitgeoefend, schadeloos worden gesteld door middel van een uitbreiding van hun samenwerkingsprogramma’s; 21. verzoekt de regeringen van landen in de regio waar verkiezingen in aantocht zijn de Paritaire Parlementaire Vergadering uit te nodigen om die verkiezingen als waarnemer bij te wonen; 22. verzoekt haar co-voorzitters deze resolutie te doen toekomen aan de ACS-EU-Raad, de Europese Commissie, de secretaris-generaal der Verenigde Naties, de Afrikaanse Unie en ECOWAS, alsmede aan de regeringen van Ivoorkust, Guinee, Guinee-Bissau, Liberia, Nigeria, Sierra Leone en Togo.
29.1.2004