Nieuwsbrief 18
november 2014
Beste lezer Deze nieuwsbrief staat geheel in het teken van donderdag 30 oktober. Eerst de Najaarsbijeenkomst georganiseerd door de VEP, gevolgd door de pensioenbijeenkomst georganiseerd door de Stichting Pensioenfonds Equens (SPE). Traditiegetrouw werd de Najaarsbijeenkomst geopend door de voorzitter, Wim Duivis. Deze hield een inleiding over het onderwerp dat deze ochtend aan bod zou komen, waarbij hij een koppeling legde naar de VEP. Daarna kwam Piet Hein Oyens aan de beurt met een lezing over de ontwikkeling van de pensioenregeling in verleden, heden, en toekomst. Fred Steenwinkel vulde dit aan en ging verder in op ons eigen pensioen. ’s Middags konden wij dit laatste nog verder uitdiepen met het bestuur van de SPE. Deze bijeenkomst van bestuur SPE met de deelnemers heette vroeger de deelnemersvergadering, maar die is afgeschaft. Het bestuur SPE hecht echter nog steeds aan een gelegenheid waarbij deelnemers vragen kunnen stellen. Hier werd overigens direct de stelling van Piet Hein Oyens “jongeren hebben geen interesse in hun pensioen” geïllustreerd: naast de 15 VEP leden en bestuurs- en commissieleden van de SPE waren er wel vijf actieve deelnemers aanwezig. Het bestuur VEP
1
Nieuwsbrief 18
november 2014
1 Inleiding van de voorzitter VEP. 1.1 Ontvangst Wim Duivis heet de aanwezigen hartelijk welkom. Omdat 5 personen zich door ziekte alsnog hebben afgemeld, zijn dat er uiteindelijk 48. Er zijn veel ontwikkelingen op het gebied van pensioenen, denk aan pensioenbeleid, de organisatie van pensioenfondsen en de Nationale Pensioendiscussie. Dit is de directe achtergrond van de keuze voor de sprekers van deze Najaarsbijeenkomst: wil je meepraten moet je weten waar het over gaat.
1.2 Over de VEP. Als is dit geen algemene ledenvergadering, Wim begint met wat informatie over de vereniging zelf. Daar valt ook nog wel wat over te melden. • Onze nieuwe website is actief. Deze is gemaakt door Henk Buijs met hulp van Jack de Groot en Ger van Caspel. Daarnaast heeft de zoon van Jack, Jasper, ons belangeloos geholpen bij de eerste opzet. Belangrijke doelen bij de nieuwe opzet: Vergroting van het zelfmanagement van de website. Dit is bereikt doordat het systeem meerdere autorisatieniveaus kent. Hiermee zijn er nu drie bestuursleden die de inhoud van de site kunnen aanpassen. Vergroting van de toegankelijkheid en flexibiliteit. Een nieuwe website is altijd wennen, dus over de toegankelijkheid kan gediscussieerd worden, maar zeker is dat de website op ieder soort scherm en met iedere browser zichtbaar is. Vergroting van het gemak van plaatsing van berichten, zelfs de mogelijkheid voor leden om zelf een bericht te plaatsen of te reageren op berichten van anderen. • De vereniging draait goed: Het aantal leden is min of meer constant, of groeit iets. Er vallen leden af door opzegging of overlijden, maar dat wordt gecompenseerd door nieuwe aanmeldingen. Contact met bestuur van het pensioenfonds, met name de secretaris, verloopt goed. Ook veel contact met de werkgroep communicatie van het fonds. • De toekomst van de VEP De VEP is een kleine vereniging. vergelijk onze 242 leden met de vereniging van gepensioneerden van Stork met 5000 leden. Er zijn op dit moment veel ontwikkelingen voor gepensioneerden op het gebied van wonen, zorg en inkomen. Het is voor een kleine vereniging moeilijk om alle relevante informatie te verkrijgen, laat staan invloed uit te oefenen en mee te spelen. Daarom lijkt de aansluiting bij een koepel van gepensioneerdenverenigingen een goede zaak. Er zijn twee koepels: 1. NVOG, Nederlandse Vereniging van Organisaties van Gepensioneerden. 2. KNVG, Koepel Nederlandse Verenigingen van Gepensioneerden. Lid worden kost ons echter een flink deel van de jaarbegroting en is om die reden weer geen goed idee. Wel bestaat de mogelijkheid om (gratis) wat losser te koppelen, waarbij wij wel wat informatie ontvangen. Wij kunnen hun website volgen en bovendien is Fred Steenwinkel bestuurslid bij de NVOG. Als wij ooit zouden willen besluiten lid te worden van een koepel, zou dat een contributieverhoging kunnen betekenen. Een dergelijk besluit zal altijd genomen worden door de Algemene ledenvergadering. Daarnaast kijken wij ook de ontwikkelingen bij de SPE even aan. Daar wordt nagedacht over samenwerking, wat mogelijk resulteert in “zusterverenigingen” waarmee wij dan samen lid kunnen worden. Dit levert een groter aantal leden, wat tot lagere kosten kan leiden.
1.3 De Nationale pensioendiscussie. De overheid heeft een nationale pensioendiscussie opgestart over hoe ons pensioenstelsel eruit moet gaan zien: • Hoe duurzaam te zijn voor komende tientallen jaren, 2
Nieuwsbrief 18
november 2014
•
Hoe generatieproef te zijn. Verschillende generaties hebben verschillende belangen. Laatst was er in het programma Radar een vergelijking van allerlei pensioenaspecten voor een dertiger, een vijftiger en een zeventiger. De verschillen waren groot, en meestal kwamen de vijftigers er het slechtste af. Iedere burger kan meedoen aan het Nationale Pensioendebat via: • Groepsgesprekbijeenkomsten. • Een website waarop iedereen zijn mening kan geven of vragen kan stellen. Deze discussie is zeer de moeite waard, je wordt er een stuk wijzer van.
1.4 Inleiding sprekers. Uit bovenstaande mag duidelijk zij dat ook wij als gepensioneerden over een redelijke kennis van het onderwerp pensioenen moeten beschikken. De overheid probeert te bevorderen dat burgers begrijpen waar de ontwikkelingen over gaan, o.a. door eisen te stellen aan de communicatie door pensioenfondsen. Ben Haasdijk, voorzitter van de SPE, streeft hetzelfde na voor de leden en gepensioneerden, vandaar de inspanningen in de Pensioenwijzer. Positief daarbij is dat gepensioneerde, in de persoon van Wim Duivis zelf, daarbij om hun mening wordt gevraagd. Dit geldt ook voor de jonge deelnemer in de vorm van Young Equens. Op de ALV van het afgelopen voorjaar hebben wij afgesproken om deze najaarsbijeenkomst inhoudelijk te besteden aan het onderwerp pensioenen. Daartoe is een tweetal inleiders bereid gevonden ons daar wat over bij te brengen en bij te praten. De eerste is Piet Hein Oyens die het zal hebben over de pensioenmaterie in het algemeen. Piet Hein is in de laatste periode van zijn loopbaan bij Eurocard en Interpay een aantal jaren secretaris geweest van de SPE (die toen anders heette). Na zijn vertrek uit dienst is hij actief gebleven in de wereld van pensioenfondsen als adviseur en toezichthouder. Als tweede komt Fred Steenwinkel, ons welbekend, die het vooral zal hebben over de ontwikkelingen binnen de SPE.
2 Een korte vogelvlucht door pensioenland. 2.1 Introductie. Piet Hein Oyens introduceert eerst zichzelf: hij is consultant op pensioengebied. Zoals Wim al had gemeld was hij secretaris van de SPE. Nu is hij: • Lid van een aantal werkgroepen die o.a. het ministerie adviseren. • Toezichthouder bij 5 pensioenfondsen. Hij gooit maar meteen twee knuppels in het hoenderhok door te stellen dat: 1. Noch de staatsecretaris (Jetta Kleinsma, red.), noch de meerderheid van de tweede kamer, verstand heeft van pensioenen. 2. Het tiental Kamerleden dat wel verstand heeft van de materie, relatief jong is, met de daaraan gekoppelde kijk op die materie. Hoe zijn wij in de huidige situatie beland? Dat wij alsmaar ouder werden (gemiddeld dan), wist de politiek al eind jaren 40. Bij de behandeling van het wetsontwerp voor de AOW liet Drees in zijn toelichting optekenen dat de AOW leeftijd elk jaar met 3 maanden omhoog moest. Hadden wij geluisterd naar Drees, dan was onze pensioenleeftijd nu 73 jaar! De bonden wilden daar niet aan.
2.2 Kenmerken van de pensioenregeling. 2.2.1 Pijlers Er zijn drie pijlers waarop de pensioenen van mensen rusten, of kunnen rusten (in verschillende combinaties): • De eerste pijler: de AOW
3
Nieuwsbrief 18
november 2014
•
De tweede pijler: ondernemingspensioenen (bv. ons pensioen) of beroepspensioenen (bv. het pensioen van apothekers). • Derde pijler: individueel, bij verzekeraars opgebouwd pensioen. Veel ondernemingspensioenen (90% van het totaal) is ondergebracht bij een bedrijfstakpensioenfonds. Deze lezing gaat speciaal over de tweede pijler. 2.2.2 Pensioenregeling Een pensioenregeling uit pijler 2 wordt vastgesteld of aangepast in het overleg door de sociale partners (werkgevers en vakorganisaties). Die vragen het fonds de regeling te willen uitvoeren. Een fonds is geheel onafhankelijk van de werkgever, stelt een eigen beleid vast en kan het verzoek weigeren! In de praktijk gebeurt dit weigeren zelden of nooit. De bonden die het overleg met de werkgever ingaan, polsen eerst bij het pensioenfonds of de beoogde afspraken werkbaar zijn. Op basis van de afgesproken regeling maakt het fonds statuten, het beleid, etc. Het indexatie- en kortingsbeleid is op deze beleidsbeslissingen gebaseerd. De Pensioenwet is hierbij de leidraad. Deze bepaalt bijvoorbeeld ook dat een pensioenfonds niet in het eigen bedrijf mag beleggen (of soms een beetje met allerlei beperkingen en waarborgen). De ENRON affaire in de VS heeft aangetoond dat dit een verstandige houding is: daar ging het bedrijf failliet en daarmee waren de pensioenen verdampt. 2.2.3 Het bestuur van een fonds Het is een misverstand te denken dat de bestuurders van de pensioenfondsen dikbetaalde bestuurders zijn. Er bestaan maar een paar beroepsbestuurders. De rest wordt niet of nauwelijks (kostenregeling) betaald. Bestuursleden zijn wettelijk verplicht het algemeen belang van het fonds te dienen. De vertegenwoordiger van de gepensioneerden mag dus niet alleen het belang van de eigen achterban dienen. Uiteraard houdt hij of zij daar wel rekening mee, maar dat moeten alle bestuursleden. Bestuursleden mogen zich in hun handelen niet laten leiden door de aanwijzingen van anderen, dat heet in de wet “handelen zonder last of ruggespraak”. Op dat handelen wordt toezicht gehouden. Van buiten het fonds gebeurt dit door de De Nederlandse Bank(DNB) en door de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Binnen het fonds is er controle door hetzij een Raad van Toezicht, hetzij een Visitatie Commissie. Verschil tussen een Raad van Toezicht (RvT) en een Visitatie Commissie (VC) Een VC voert aan het eind van het boekjaar een controle uit op alle aspecten van het fonds, en levert een rapport met adviezen dat in het jaarverslag wordt opgenomen. Een RvT houdt het hele jaar door toezicht en kan direct adviseren. Een RvT zal in de toekomst standaard worden, maar kost meer. Vraag: hoe zit het dan met een Verantwoordingsorgaan (VO)? PHO antwoordt dat een VO meer een orgaan is dat binnen een bedrijf gesprekspartner is van een bestuur. Naast bovengenoemde organen spelen ook nog de accountant en de actuaris een rol. Deze controleren de jaarrekening en rapporten aan het bestuur.
2.3 De huidige pensioenproblematiek. 2.3.1 Wat ging er mis? Het pensioen dat opgebouwd wordt door het storten van premie, is ca. 60% van wat er nodig is. De rest wordt aangevuld door het rendement op dat kapitaal. Tot 2007 ging alles nog goed: • De stijgende gemiddelde leeftijd was verrekend in de premie. • De rente was hoog, de beurs was goed. • Er was voldoende overrendement. Maar…: We spaarden maar een deel van het benodigde kapitaal en dan ook nog voor de levensperiode van toen. Wie nu 80 is heeft maar gespaard tot 77, de rest moest uit de reserves komen. Doordat het zo goed ging, waren fondsbesturen niet meer alert. Maar er waren nog meer knelpunten:.
4
Nieuwsbrief 18
november 2014
• •
Toezicht was onvoldoende. Onvoldoende communicatie over de risico’s, daardoor dachten deelnemers en gepensioneerden dat het pensioen gegarandeerd was. • Soms teveel risico’s in de beleggingen. Vraag: is er geen greep in de pensioenkas gedaan toen de rendementen zo hoog waren? PHO antwoord: Ja, o.a. bij de overheid en bij AKZO, maar dat ging wel in overleg met het pensioenbestuur. En toen: Beurscrisis, economische crisis, rente naar 0%. De vergrijzing en de indexatie werden tot dan toe gefinancierd uit de forse rendementen, maar die zijn er niet meer. • Gevolg nu: de huidige gepensioneerden zitten direct met de gebakken peren, geen indexatie en soms zelfs verlaging van het pensioen. • Gevolg straks: onvoldoende pensioenopbouw voor de aanstaande gepensioneerden omdat die daar geen tijd meer voor hebben. Daarmee ontstaat de noodzaak om langer door te werken. Daarbij komt nog voor de toekomstige gepensioneerden de overgang naar een middelloon regeling. Daarmee zou hoogstens 50% van het laatst verdiende loon als pensioen opgebouwd kunnen worden, maar alleen als alles goed gaat. Het kan ook nog minder zijn. Vraag: Wat is het effect van de introductie van de ZZP-er? PHO antwoordt: Dit betekent een nog verdere verschuiving in de verhouding tussen werkenden en gepensioneerden. Er ontstaat dan een cash-out fonds. SHELL heeft bijvoorbeeld zijn pensioenfonds gestopt en biedt sindsdien (1 juli 2013) zijn medewerkers die vanaf die datum in dienst zijn getreden, een premieregeling aan, waarmee zij individueel een pensioen kunnen opbouwen. 2.3.2 Kennis over pensioenen. Het pensioensysteem is ingewikkeld. De meeste mensen weten niet hoe dat werkt en trekken daardoor de verkeerde conclusies. Zelfs de meeste leden van de Eerste en Tweede Kamer ontberen pensioenkennis. De pensioenfondsen hebben tot nu toe ook nooit veel uitleg gegeven. Dat was ook niet nodig, want het ging toch wel goed. Nu is dat niet meer zo en wil iedereen weten waarom het fout ging. Er is dus nog wel wat te doen. Met name jongeren hebben geen belangstelling voor hun pensioen. Dat begint pas zo rond hun vijftigste, maar dan is het in feite te laat om nog wat te repareren. 2.3.3 Maatregelen. Op dit moment worden er allerlei maatregelen getroffen om de problemen te tackelen: • Later met pensioen. • Verscherpt toezicht. • Hogere eisen aan buffers, meer kapitaal in de fondsen. • Strengere eisen op het gebied van indexatie Dit betekent voor nu vooral het aanhalen van de broekriem. De maatregelen komen tot stand via nieuwe wetgeving. Deze Financieel Toetsingskader regelen o.a. het nieuwe Financieel Toetsingskader (FTK) en leggen De overheid beschrijft dit zelf de nadruk op meer communicatie. als “nieuwe spelregels voor de • Pensioenfondsen leggen de nadruk op het in stand houden van het toegezegde maar niet gegarandeerde pensioen, ook wel pensioensector.” nominaal pensioen genoemd. Deze spelregels moeten gelden • De fondsen worden verplicht duidelijkheid te verschaffen over voor bestaande èn nieuwe de verwachte indexatie. contracten. • Tegenvallers moeten direct genomen (verwerkt) worden en mogen niet meer vooruitgeschoven worden. Wel is het toegestaan zo’n tegenvaller over een periode van tien jaar uit te smeren.
5
Nieuwsbrief 18
november 2014
•
Jaarlijks moet aangetoond worden dat het resultaat van het fonds aansluit bij wat als verwachting gewekt is. Bovenstaande aspecten zijn dan weer verplichte elementen in de voorgeschreven communicatie met deelnemers en gepensioneerden.
2.4 Solidariteit. Een belangrijke basis onder het pensioenfonds is solidariteit. De verschillende leeftijdsgroepen hebben niet dezelfde belangen. De huidige gepensioneerde wil nu een goed pensioen, een twintiger wil over 40 of 50 jaar een goed pensioen. Ook de solidariteit staat onder druk door diverse oorzaken: 1. De babyboom gaat nu met pensioen. Gevolg: • Meer gepensioneerden en minder werkenden. • Minder premie-inkomsten, meer pensioenbetalingen. • Bij een tekort, wordt er betaald van geld dat er eigenlijk niet is, of er misschien straks niet is. De discussie is echter opgeblazen, soms wat hysterisch. Pensioenfondsen moeten nu leren leven met een afname van het kapitaal. Ze staan op het kantelpunt van een cash-in naar een cash-out fonds (in het laatste is een steeds kleiner kapitaal beschikbaar waarmee nog iets verdiend kan worden). De media pakken stevig uit met de jong tegen oud discussie, wat echter vergeten wordt is de tegenstelling die bestaat tussen hoog en laag opgeleiden. Statistisch is het zo dat laag opgeleiden tot wel 6 jaar minder oud worden dan hoog opgeleiden. Ook bij de solidariteit is slecht communiceren een onderliggend probleem. 2. Jobhoppen. Dit betekent enerzijds dat pensioenfondsen veel geld kwijt zijn aan de administratie van deelnemers die overstappen en anderzijds aan deelnemers met een relatief lage inleg. 3. Individualisering van de maatschappij. De gedachte aan solidariteit zelf staat onder druk. Veel jongeren geloven dat ze zelf veel beter een pensioen kunnen opbouwen. 4. Wantrouwen naar gevestigde/oude instituten. Naar aanleiding van dit onderdeel zijn er vragen uit de zaal: Vraag: Wat doet de overheid, die doet ook een greep in de inkomsten, bv. door de kosten van de zorg, c.q. een bejaardentehuis, ten laste van de gepensioneerde te laten komen. PHO antwoordt: dat klopt wel, ook de belastingschijven voor 65+ en 65- worden vrijwel gelijk getrokken. Maar hoe erg is dat? Vraag hoe zit het met de AOW? PHO antwoordt: de AOW wordt niet gedekt door een gespaard kapitaal i.t.t. het bedrijfspensioenfonds. De overheid int geld en dat wordt direct weer uitbetaald aan de AOW-er.
2.5 Afsluiting. Wij moeten onszelf afvragen: • Mogen wij ouderen wel indexatie eisen als daarmee het pensioen van de volgende generatie niet meer gegarandeerd kan worden? • Is een waardevast pensioen wel reëel? De eisen die wij stellen nemen af (d.i. de kosten van levensonderhoud, vernieuwing van meubels, vakantie, etc.). De kosten van de zorg die wij vergen, nemen toe. Daar gaat straks de pensioendiscussie over.
3 Pensioenaspecten voor Equens gepensioneerden. Na dit uitgebreide verhaal is het de beurt aan Fred Steenwinkel om de pensioenaspecten nader toe te lichten vanuit het oogpunt van ons eigen pensioenfonds. Hij heeft hierbij de handicap dat hij niet het gras voor de voeten wil wegmaaien van de bestuurders van SPE die na de lunch hun bijeenkomst houden. Eerst al aanvulling op wat Wim Duivis gezegd heeft over gepensioneerdenkoepels: deze zijn alleen toegankelijk voor verenigingen van gepensioneerden. Individuen kunnen geen lid worden. En een aanvulling op wat er hiervoor is gezegd over de kosten van de zorg/ eigen bijdrage voor het bejaardentehuis: Belangrijkste gevolg: jouw nakomelingen krijgen een lagere erfenis.
6
Nieuwsbrief 18
november 2014
3.1 Het beleid van het fonds. De SPE heeft ervoor gekozen (de beleidsvrijheid) om ervoor te zorgen dat de verplichtingen (dus minimaal het nominaal pensioen) altijd gedekt zijn. Deze zekerheid kost geld, daarom is er minder geld over om wat te verdienen voor indexatie. Een andere keuze kon ook, maar zou ook een grote kans betekenen dat het pensioen gekort zou worden. Een vraag hierover: waar wordt die afdekking geplaatst? Antwoord FS.: dat wisselt en is in ieder geval gespreid. Er is een commissie bij het fonds die daarover besluit. De enquête (uitgeschreven door de SPE) liet zien dat met name de gepensioneerden kozen voor wat meer risico. Hierop is gereageerd door de 100% dekking van de verplichtingen terug te brengen tot 80% dekking en met de vrijkomende gelden extra inkomen te genereren. Toen de rente in de markt bleef teruglopen, is dat schielijk terug gedraaid. Vraag: als je ervan uit gaat dat indexering buiten bereik is (wat alom gesuggereerd wordt) waarom dan niet het besluit nemen er ook echt van af te zien. Dat wil zeggen: afzien van de opsplitsing van het kapitaal (in matching en return portefeuille). Dat scheelt een beheersinstelling en daarmee kosten. Antwoord FS.: het beleid heeft al gewerkt, want wij hebben daarmee wel de verhoogde levensverwachting kunnen bekostigen. Een ander aspect is: wat is precies de inflatie die (middels indexatie) gecorrigeerd moet worden? De inflatie is een berekende gemiddelde prijsstijging gebaseerd op de uitgaven van een persoon met 2,3 kinderen en nog wat onbestaanbare eigenschappen. De gemiddelde gepensioneerde wijkt daar zeker van af. Het uitgavenniveau daalt bijvoorbeeld naarmate je ouder Matching portefeuille. wordt. Via aandelen kun je meer verdienen dan FS. adviseert de vragensteller wel de vraag ’s middags nog met veel veiliger beleggingen. Op korte eens voor te leggen aan het bestuur van de SPE. termijn loop je ook meer risico. Op lange Vraag: wat betekent het voor het fonds dat de minimale termijn (ca. 15 jaar) maak je echter altijd dekkingsgraad wettelijk van 105 naar 110 wordt verhoogd? meer winst op aandelen. Antwoord FS.: 110 is het minimale niveau waarboven Een pensioenfonds beschikt over die pensioenfondsen meer risico mogen nemen. Onder dat niveau langere termijn door de aanwezigheid van mag een fonds geen risico lopen door de aankoop van jongere deelnemers. Een ouder individu aandelen enz, en kan dus geen extra geld verdienen (zie kader moet al binnen die termijn over zijn geld matching portefeuille). Pensioenfondsen zitten door deze eis kunnen beschikken. met die te lage dekkingsgraad in de knel.
3.2 De pensioenpremie. Bedrijven willen minder pensioenpremie betalen. Dat is geen probleem voor een fonds: dat verlaagt de pensioentoezeggingen. Dat heeft op zich geen invloed op de bestaande pensioenuitkeringen, want die zijn al volgestort. In praktijk is dat echter minder doorzichtig. Vraag: kunnen wij dan niet een slapend fonds worden? Antwoord FS.: liever niet want dan komt ook een aantal kosten niet meer ten laste van de werkgever. Denk aan de ruimte waarin wij samenkomen, of de kosten van het pensioenbureau (Gerard Waaijer), enz. Het knelpunt van oplopende kosten bestaat toch al bij het fonds. Dat is een reden om te zoeken naar samenwerking met andere fondsen (waarover vanmiddag meer). Vraag: Heeft het pensioenfonds geen last van het toenemen van het aantal ZZP-ers? Het antwoord van FS is nogal verrassend: Nee, daar verdienen wij aan. Mensen treden jong in loondienst en leren hun vak. Als zij ouder zijn gaan ze zelfstandig verder. Jongeren betalen relatief te veel premie, ouderen te weinig. Zie kader pensioenpremie. Of dit maatschappelijk wenselijk is, is een andere vraag. Ook is ons fonds minder gevoelig voor de betaalde pensioenpremie. Die maakt voor de dekkingsgraad niet zoveel meer uit, omdat wij een “rijp” fonds zijn.
7
Nieuwsbrief 18
november 2014
Pensioenpremie. Dit voorbeeld is sterk vereenvoudigd, maar laat zien dat een jongere een groter aandeel betaalt in de pensioenopbouw dan een oudere werknemer. Alleen als je de gehele periode bij hetzelfde pensioenfonds blijft heeft dit verschijnsel geen invloed. Stel je moet 40 jaar premie betalen voor een pensioenbedrag X. Je betaalt maar 60% daarvan aan premie (zie vorige stuk), dus 60% van 1/40 X premie per jaar, dat is ongeveer 0,015X per jaar. Wij vergelijken nu 2 personen, A (ca.25), B (>45) die 20 jaar premie betalen, dus in principe evenveel, en dan stoppen. B gaat dan met pensioen. Premiebetaling door A Premiebetaling door B De eerste 0,015X staat 39 jaar op rente, de tweede De eerste 0,015X staat 19 jaar geld te 0,015X 38 jaar, etc. De laatste 0,015X staat dan verdienen, de tweede 0,015X 18 jaar en de 19 jaar geld te verdienen. laatste 0,015X 0 jaar. Als A stopt heeft hij formeel 0,5X aan Ook B heeft formeel 0,5X aan pensioenaanspraak opgebouwd, maar het bedrag pensioenaanspraken opgebouwd, maar door de zal, door de lange tijd dat het op rente staat, veel geringe looptijd is minder dan de benodigde meer dan de benodigde 40% zijn gestegen 40% toegevoegd. Daardoor krijgt hij “subsidie” van A. Fred roept iedereen op om als hij/zij een serieus idee heeft, dit in te brengen in de Nationale Pensioendiscussie.
4 Pensioen bijeenkomst Stichting Pensioenfonds Equens. 4.1 Ontvangst Ongeveer 30 personen werden ontvangen door de vicevoorzitter van de SPE, Guido Bamberg. Hij zei dat de voorzitter, Ben Haasdijk, zich liet verontschuldigen. Verder waren alle bestuursleden en leden van de beleggingsadviescommissie en van het verantwoordingsorgaan, aanwezig (met uitzondering van Margreet Verhoef). Kortom alle kennis was beschikbaar. Guido Bamberg (GB) begon met het voorstellen van het nieuw benoemde bestuurslid, Gerard Schepers. Daarna een korte terugblik op het afgelopen jaar, maar hij wilde dit kort houden. Hij wilde niet het jaarverslag gaan herhalen, dat is te vinden op de website. Vragen stellen was belangrijker.
4.2 Terugblik op afgelopen periode. In het afgelopen jaar zijn consequent twee dekkingsgraden gepubliceerd, de SWAP curve (oudste) en de UFR standaard (zie kader). Het bestuur laat zich van oudsher leiden door de SWAP-curve bij het besluiten over indexatie. SWAP-curve Ultimate Forward Rate (UFR) Op zich is de dekkingsgraad Het maandelijks overzicht van De UFR-benadering houdt in dat relatief stabiel, maar is niet de te verwachten rentes over de rente voor zeer lange hoog genoeg om tot indexatie verschillende looptijden. De looptijden naar een afgesproken over te gaan. swapcurve wordt door de niveau toe beweegt (in de zeer toezichthouder DNB (De verre toekomst). Voor het Een belangrijk aandachtspunt Nederlandsche Bank) eurogebied is dit afgesproken voor het bestuur was de vastgesteld. niveau, de UFR, vastgesteld op overgang naar de Blue Sky 4,2%. Het “toe bewegen” begint Group. Die is goed verlopen. pas na 20 jaar. Voor die tijd wordt de bestaande marktrente gebruikt. Ook is een reglementswijziging doorgevoerd. Een belangrijk onderdeel daarvan was het omzetten van de pensioenaanspraken van 65 naar 67 jaar. Je kunt wel met 65 met pensioen, dan wordt het pensioen weer omgerekend naar ingang op 65 jarige leeftijd. Er blijft zelfs het recht bestaan om nog eerder met pensioen te gaan. Op de bestaande aanspraken heeft deze omrekening geen invloed (bij gelijkblijvende flexfactoren). Op 8
Nieuwsbrief 18
november 2014
nieuwe aanspraken is dat wat anders. Je betaalt premie voor pensioen dat je 2 jaar later uitbetaald krijgt (67 i.p.v. 65). Op de website staat een tabel (in bijlage pensioenreglement) waarin je ongeveer kan zien wat de invloed is van eerder met pensioen gaan op de hoogte van het pensioen. Vraag: betaalt de werknemer nu de pensioenpremie? Antwoord GB.: Ja, dat is al zo, de werknemer betaalt ongeveer 5%, dat wordt op basis van de nieuwe afspraken, 8%. Dekkingsgraad en rekenrente. De dekkingsgraad is de verhouding tussen het kapitaal dat een fonds nu bezit, en de pensioenuitgaven die het fonds in de toekomst moet doen (=verplichtingen). Het fonds weet wie z’n deelnemers zijn (leeftijd, man/vrouw, getrouwd, etc.). Op basis daarvan kan m.b.v. statistiek worden bepaald aan hoeveel personen in welke jaren pensioen moet worden uitgekeerd, dus welke verplichtingen het fonds heeft. Zolang je het pensioen nog niet uitbetaalt, kun je dat geld gebruiken om geld te verdienen. Daarvoor wordt de rekenrente gebruikt. Is die laag, dan verwacht je dus weinig te zullen verdienen en moet je nu meer kapitaal in huis hebben.
Verrassend genoeg is de extreem lage rente nog lager geworden. Het pensioenfonds krijgt daar nu ook mee te maken. Voor het “stallen” van het kapitaal dat als kasgeld wordt gebruikt (bv. om de pensioenen uit te betalen), moet rente betaald worden. Een ander gevolg is de lage rekenrente (zie kader Dekkingsgraad en rekenrente,).
De eisen aan de veiligheid van het kapitaal worden steeds strenger.
4.3 Denken over een APF. APF staat voor “Algemeen Pensioenfonds”, een wettelijk omschreven organisatie waarin meerdere pensioenfondsen kunnen samengaan. De fondsen kunnen in de toekomst wellicht samengaan, maar houden desgewenst hun eigen regelingen (inclusief beleggingsbeleid). De vijver waaruit bestuurders geselecteerd kunnen worden wordt nu steeds kleiner. De bedoeling van het samengaan is kostenbesparing en het delen van kundige bestuurders. Daarom is er nu overleg met drie andere pensioenfondsen. De wet die het APF beschrijft is nog niet klaar, het realiseren van dit plan wordt dan ook op z’n vroegst 2016. Als er samengewerkt wordt, moeten de fondsen samen één pensioenuitvoerder in de arm nemen (nu bij SPE de Blue Sky Group). Er zou zo ongeveer een fonds van 3000 deelnemers ontstaan met een belegd vermogen van circa 1,5 a 2 miljard. Dat laatste is wat de DNB nu als minimum grootte voor een fonds wenselijk vindt. Het idee is dat de APF zo ingericht wordt dat er later nog meer deelnemers kunnen toetreden. Bij de eerste verkenningen leken de regelingen van de deelnemende fondsenwel wat van elkaar te verschillen. Als je echter de zaken eruit haalt die je eigenlijk toch wel kwijt wil, blijkt er tamelijk veel overeenkomst. En men is bereid om toe te werken naar een uniforme regeling. Overigens blijft er wel ruimte voor “eigen” regelingen, Bij ieder van de deelnemende fondsen is er een gevoel van noodzaak voor deze stap. Op een vraag zegt Gerard Waaijer toe dat de voortgang gemeld zal worden ter publicatie. Als kanaal daarvoor noemt hij de website van de SPE en van de VEP. Vraag: is er ook gekeken naar het onderbrengen van het pensioen bij verzekeraars? Antwoord GB.: dat willen wij niet want dan heb je het zeker alleen maar over een nominaal pensioen (dus geen indexatie). Verder kunnen ook verzekeraars omvallen.
4.4 Personele mutaties. De heer Gerard Scheepers is benoemd als bestuurslid. Het fonds heeft hem voorgedragen en de DNB heeft de kandidaat beoordeeld en goedgekeurd (d.w.z. geschikt bevonden). Mevrouw Margreet Verhoef is herbenoemd als bestuurslid en voorzitter van de beleggingsadviescommissie. De heer Wim Duivis is herbenoemd als lid van het Verantwoordingsorgaan.
9
Nieuwsbrief 18
november 2014
4.5 Afsluiting Tenslotte is er nog een gelegenheid om vragen te stellen. Deze begint met een opmerking van een gepensioneerde: “de laatste Pensioenwijzer was helder en leesbaar”. GB neemt dit compliment graag in ontvangst namens de communicatie commissie. Nu de vraag die in de ochtendzitting ook al was gesteld, waarna Fred Steenwinkel adviseerde deze ’s middags te stellen: “Als je ervan uit gaat dat indexering buiten bereik is (wat alom gesuggereerd wordt) waarom dan niet het besluit nemen er ook echt van af te zien. Dat wil zeggen: af zien van de opsplitsing van het kapitaal (in matching en return portefeuille). Dat scheelt een beheersinstelling en daarmee kosten.” GB speelt deze vraag door naar het bestuurslid dat ook in de beleggingsadviescommissie zit, Pieter de Jong. Deze zegt dat het idee overwogen moet worden. Hij erkent dat het hebben van twee adviseurs extra kosten met zich meebrengt, maar: • Je moet wel wat blijven verdienen i.v.m. de diverse kosten die blijven bestaan. • Verder is de hoop dat indexatie weer mogelijk wordt, niet opgegeven. Je moet wel blijven letten op de kosten In dit verband noemt hij de vermogensbeheerkosten die op een behoorlijk niveau liggen. Verder kun je verwachten dat de uitvoeringskosten per deelnemers zullen stijgen omdat het aantal deelnemers afneemt. De invloed van de verlaging van het aantal actieve deelnemers is niet zo groot, van de inleg wordt het fonds niet veel wijzer, wel van het verdienen van geld met het kapitaal.
10