D. C. GEIJSKES
NATUURWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK VAN SURINAME: 1945-1965
In het eerste /aarioeè van de 'Studiekring', 7945-7946, staan onder 'Werkprogramma voor Suriname' negen punten genoteerd: 1. luchtkaartering, 2. bodemkaartering, 3. herstel en uitbreiding van de bosreservaten, 4. onderzoek van de savannen en zwampen, 5. botanisch onderzoek, 6. dierkundig onderzoek, 7. geologisch onderzoek, 8. natuurmonumenten, 9. ontwikkeling van een natuurwetenschappelijk centrum. Wanneer wij nu, twintig jaren verder, dit lijstje nogmaals bekijken, dan kunnen wij met trots constateren, dat aan al deze punten uitvoering is gegeven. Er is zelfs nog meer tot stand gekomen. De tijd was er ook rijp voor. Plannen waren spoedig gemaakt, maar de middelen om ze uit te voeren ontbraken. De wil om dit verwaarloosde tropenland na de oorlog tot ontwikkeling te brengen groeide echter zowel in Nederland als in Suriname. Wij kregen later in de West de volle wind in de zeilen, toen de Oost en Nieuw Guinea voor Nederland verloren gingen. Tot die tijd functioneerden in Suriname op natuurwetenschappelijk gebied vier instanties: het Departement Landbouwproefstation, het Departement Landbouw-Economische Zaken, de Geneeskundige School en de Geologisch-Mijnbouwkundige Dienst, de laatste als jongste loot in 1943 opgericht. Het natuurwetenschappelijke werk concentreerde zich in het Landbouwproefstation, waar prof. dr. G. STAHEL directeur was. Na de oorlog zijn vooral twee zaken van groot belang geweest voor de ontwikkeling van het natuurwetenschappelijk onderzoek van Suriname, nl. de uitvoering van de Lwc/tf&aar/m'wg door de KLM in 1947/49, en de oprichting van WOSUNA in 1954. Lezing gehouden op 27 november 1965, ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan van de 'Natuurwetenschappelijke Studiekring voor Suriname en de Nederlandse Antillen'. — 12 —
NATUURWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK SURINAME
13
Het kaartenmateriaal van Suriname was onbruikbaar voor detailwerk waar het bij de ontwikkelingsplannen op aan kwam. Het wachten was op de luchtkaartering - en toen de luchtfoto's ter beschikking kwamen, werd door het Gouvernement van Suriname met financiële hulp van het Welvaartsfonds een apart lichaam ingesteld, waar deze nieuwe gegevens konden worden bewaard, bestudeerd en bruikbaar gemaakt voor de praktijk: het 'Cen/raa/ fittreaw Z.«cA
14
D. C. GEIJSKES
Intussen was men in Suriname bezig met het terrestrisch onderzoek van de Suriname Rivier op geologisch, topografisch, hydrologisch en grondmechanisch gebied. Bijzondere vermelding verdient hierbij het rapport van ir. RINGMA over de hydrologie van dit terrein. Eerst in 1958 werd de zg. Brokopondo-overeenkomst getekend tussen de Regering van Suriname en de Aluminum Company of America (ALCOA). De technische uitvoering kon beginnen en werd in snel tempo doorgevoerd. De dam in de Suriname Rivier kwam in februari 1964 gereed en sloot de rivier bij Afobaka af. Het stuwmeer begon zich te vormen. Het natuurwetenschappelijk onderzoek van het stuwmeergebied begon met een vooronderzoek naar de medisch-parasitaire consequenties, speciaal betreffende het malaria-vraagstuk en de mogelijkheden van filaria en bilharzia-besmetting. Het werd uitgevoerd door prof. dr. P. H. VAN THIEL in samenwerking met de bioloog drs. TH. R. REYINGA. Het was echter hoogste tijd om met het algemeen biologisch onderzoek van de rivier en de te verwachten veranderingen in het stuwmeer te beginnen. Dankzij het initiatief van de 'S/«rfïV&n'ng' kon in Nederland een team van 4 onderzoekers worden gevormd en uitgezonden naar Suriname (einde 1963, begin 1964). Dit team bestond uit 2 hydrobiologen (drs. P. LEENTVAAR en drs. J. VAN DER HEIDE), een ichthyoloog (dr. M. BOESEMAN) en een botanicus (dr. J. VAN DONSELAAR). Na een jaar vertrokken LEENTVAAR en BOESEMAN en arriveerde dr. G. F. MEES, die het onderzoek naar de vissen voortzette en ook de vogels ging bestuderen. De werkrapporten, die in gestencilde vorm verschijnen, geven een schat van gegevens, waarin de toestand in het zich vormende stuwmeer kan worden gevolgd, terwijl de verschillen met de rivier steeds duidelijker naar voren treden. Vooral het plankton-onderzoek speelt daarbij een grote rol. Wij mogen hopen dat deze gegevens later verder uitgewerkt en gebundeld zullen verschijnen. Een instantie welke ook in hoge mate van de luchtkaartering heeft geprofiteerd is de 'Geo/og/sc/t Mywèowa'&Mwitg'tf Df'ewsi' (G.M.D.). Zij werd in 1943 opgericht. De ontwikkeling daarvan is nog geschetst door het toenmalige Hoofd, wijlen ir. H. SCHOLS, in een voordracht voor de Studiekring te 's-Gravenhage in 1951. Sedertdien heeft deze Dienst een enorme uitbreiding ondergaan in verband met het streven naar een snelle ontwikkeling van de
NATUURWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK SURINAME
15
natuurlijke hulpbronnen. Het hoofddoel was en bleef het zoeken naar de voorkomens van economisch belangrijke mineralen. Van wetenschappelijk belang zijn de gegevens, die een beter inzicht hebben gegeven in de geologie van Suriname. Naast het maken van een geologische kaart, was ook inzicht in de stratigrafie nodig. Hiertoe heeft de samenwerking met de naburige Guyanas op geologische conferenties vruchtbaar gewerkt. Een nieuwe geologische kaart werd door SCHOLS & COHEN ontworpen en in 1953 uitgegeven. Kaartbladen van de geologische kaarteringen werden in de jaren 1954-1961 voor de mijnbouwkundig belangrijkste gedeelten langs de Marowijne, Suriname Rivier, de Saramacca Rivier en de Coppename gemaakt door DE MUNCK (1954), D'AUDRETSCH (1957), O'HERNE (1958), BECKERING VINCKERS (1961), BRABERS (1961), VAN EYK (1961) en BEEKMAN (1961). Aparte onderzoekingen van belang zijn gedaan naar diamant door VAN KOOTEN (1954), en door HOLTROP (1962) naar het voorkomen van mangaanafzettingen. De laatste geeft in een lijvige dissertatie ook een nieuwe gecompileerde stratigrafische indeling voor de geologie van het Guiana Schild. Over de waterboringen in het kustgebied hebben D'AUDRETSCH (1950, 1951, 1953) en VAN LOON (1958) mededelingen gedaan. Een jongste indeling van deze kwartaire en tertiaire sedimenten geeft MONTAGNE (1964) naar aanleiding van zijn onderzoek in de bauxietmijn van de N.V. Billiton Mij. te Onverdacht. In 1957-1959 vond de luchtkaartering plaats van de zuidelijke helft van Suriname beneden de 4e breedtegraad. Dit gaf aanleiding tot de ontwikkeling van de z.g. ' O p e r a t i o n G r a s s h o p p e r ' (1959), een plan, waarbij een versnelde geologisch-mijnbouwkundige inventarisatie in geheel Suriname op het programma stond door middel van vliegtuigen. Het werd verdeeld in een aero-geofysisch onderzoek en een versnelde terrestrische opname door de aanleg van 7 vliegvelden. Zij hebben geleid tot de ontdekking van een grote bauxietvoorraad in het Bakhuis-gebergte. Sedert 1962 is de 'Pefrogra/zscA-Mmera/ogjscAe /4/ie/mg' (Pemi) onder leiding van ir. C. VAN KOOTEN uit de G.M.D. ontstaan. Deze afdeling doet petrografisch-mineralogisch onderzoek, alsmede chemisch, spectrografisch en röntgenologisch onderzoek van de talloze gesteentemonsters, die door de veldploegen van de G.M.D. worden aangevoerd uit het gehele binnenland van Suriname, dankzij Operation Grasshopper. Ook de 'Dj'e«s2 .Borfem&aartemig'' was sterk afhankelijk van de
l6
D. C. GEIJSKES
luchtfoto's en de luchtfotokaarten. Zij werd als een zelfstandige dienst in 1958 opgericht onder leiding van ir. H. DOST. Het bodemkundig onderzoek begon op het Landbouwproefstation met landbouwscheikundig onderzoek. Daarna, in 1947, werd eerst door ir. VERHOOG bodemkaartering uitgevoerd, mede naar aanleiding van de beschikbare luchtfoto's, en werd een bodemklassificatie opgesteld. Nadat de bodemkundige studies op het Centraal Bureau Luchtkaartering in 1953 beëindigd werden, vond eerst in 1958 een centralisatie van al deze veldbodemkundige gegevens plaats in de Dienst Bodemkaartering onder het Ministerie van Opbouw. De resultaten zijn thans dat er in eerste aanleg overzichtsbodemkaarten gereed zijn gekomen voor geheel Suriname op schalen 1 : 2.000.000 en 1 : 500.000. Detailbodemkaarten zijn samengesteld over een gezamenlijk areaal van 150.000 ha. Bovendien zijn ruim 40.000 bodem-profielbeschrijvingen en de uitkomsten van 23.000 chemische analyses van grondmonsters (door het chemisch-bodemkundig laboratorium van het Landbouwproefstation verzorgd) in archieven opgeborgen. Het fysisch bodemonderzoek verkeert nog in het eerste research-stadium, maar hiervoor wordt een speciaal laboratorium opgezet. Met gebruikmaking van deze gegevens voor Suriname is door R. BRINKMAN & L. J. PONS vanwege het Bodemkundig Instituut te Wageningen (Nederland) een klassificatie met kaart van de holocene sedimenten voor het kustgebied van de drie Guyanas ontworpen, welke spoedig zal verschijnen. De 'Zh'etts^ 's Lawis 5osèeAeer' werd in 1947 ingesteld, met als Hoofd ir. I. A. DE HULSTER, om de mogelijkheden van de exploitatie van de natuurlijke houtvoorraden te onderzoeken en in goede banen te leiden. Het vooronderzoek door GONGGRYP & BURGER, in 1946/47 uitgevoerd, gaf hiertoe de stoot. Voor wat het wetenschappelijk werk betreft heeft 's Lands Bosbeheer zich vooral bezig gehouden met de inventarisatie van het Surinaamse laaglandbos beneden de vallen in de rivieren. Hierbij is ook een dankbaar gebruik gemaakt van de luchtfoto's. In samenwerking met het Botanisch Museum en Herbarium te Utrecht zijn de bostypen vastgesteld, is houtanatomisch onderzoek verricht en zijn de veldkenmerken van de bosbomen beschreven in het fiowewèoe^ wor Swriwawe dat door LINDEMAN & MENNEGA werd bewerkt en in 1963 is uitgegeven. Technisch houtonderzoek is aan de Technische Hogeschool te Delft door ir. JAPING in 1955 uitgevoerd. Fraaie onderzoekingen zijn verricht door SCHULZ
NATUURWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK SURINAME
17
(1959) over bosecologie en bosverjonging. Als hulpmiddel heeft men een uitgebreid herbarium opgebouwd van de bosvegetatie, waarvan de determinaties door het Botanisch Museum en Herbarium te Utrecht zijn verzorgd. Tevens is aan de Dienst 's Lands Bosbeheer het toezicht op de inmiddels ingestelde Natuurreservaten toegewezen. Door de Studiekring is in maart 1947 aan de Minister van Overzeese Gebiedsdelen een voorstel gedaan om maatregelen te nemen voor de bescherming van de natuur in Suriname. Dit heeft tot gevolg gehad dat te Paramaribo, door de Regering van Suriname, in 1948 een commissie voor n a t u u r b e s c h e r m i n g is ingesteld. Deze Commissie bracht in 1954 tot stand de /acA/i>crori<:mng en de A^a/«Mri«cAerwtngsveror
l8
D. C. GEIJSKES
(LANJOUW en LINDEMAN), zoölogen (GEIJSKES en CREUTZBERG) en geomorfologen (BAKKER en BROUWER) door het kustgebied tussen Moengo Tapoe en de WiaWia-bank, bij Coronie, door de Savannen bij de Tibiti en over het Nassaugebergte langs de Marowijne. Als belangrijkste resultaat verscheen de dissertatie van LINDEMAN (1953) over de vegetatie van het kustgebied in Suriname, terwijl BAKKER & LANJOUW een kort verslag over deze expeditie samenstelden (1949). In 1952 werd vanwege het Gouvernement van Suriname een ' M e d i s c h - w e t e n s c h a p p e l i j k e E x p e d i t i e ' uitgerust naar de zuidgrens, om een onderzoek te doen naar de ziekten die onder de Bosnegers en de Bovenlandse Indianen heersten, terwijl daarnaast biologische, geologische en volkenkundige waarnemingen zouden worden gedaan. De tocht, die vier maanden duurde, stond onder leiding van GEIJSKES en bestond verder uit 2 medici (J. D. G. SCHAAD en M. G. MALMBERG), een bioloog (dr. C. F. A. BRUYNING) en 2 geologen (dr. V. C. DE MUNCK en J. BRINCK). De reis ging over de Marowijne, Tapanahoni, Paloemeu, Paroe savanne en Boven Tapanani. De voorlopige geologische resultaten zijn door DE MUNCK in 1953 gepubliceerd; de andere verslagen verschenen in de vorm van interne rapporten en zijn helaas nimmer uitgegeven.
Een andere gebeurtenis die zeer belangrijk is geworden voor het wetenschappelijk onderzoek van Suriname in het algemeen en voor het natuurwetenschappelijk onderzoek in het bijzonder, was de oprichting van de stichting ' WefewscAa/^e/yA: On
NATUURWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK SURINAME
IQ
savannen door WIGGERS, HEYLIGERS, VAN DONSELAAR en VAN DONSELAAR-TEN BOKKEL HUININK; het botanisch onderzoek van MENNEGA en LINDEMAN, SCHULZ, RUINEN, KRAMER en HEKKING, JONKER en DANIELS, FLORSCHÜTZ en MAAS; het dierkundig onderzoek door VAN DER DRIFT, GOEDBLOED, HUSSON, VAN REGTEREN ALTENA en VAN DER VECHT - terwijl het geofysisch onderzoek door VELDKAMP en VAN BOECKEL zeer ver door-
gevoerd werd wat betreft de zwaartekracht metingen en het onderzoek van de ionosfeer, dit jaar zelfs met raketten uitgevoerd tot in de hoogste luchtlagen. De verwezenlijking van het 'Swrmaams Museum' is mede door WOSUNA mogelijk geworden. Deze Surinaamse Stichting die in 1947 was opgericht, kreeg eindelijk in 1954 in het gebouw van WOSUNA expositie- en werkruimte en heeft zich daar verder kunnen ontwikkelen. Naast historische, ethnografische en archeologische collecties en een fraaie Surinamica-bibliotheek, zijn ook zoölogische collecties opgebouwd. Daarvan is door de uitgezonden dierkundigen dikwijls een dankbaar gebruik gemaakt, terwijl anderzijds de samenwerking met het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie te Leiden intensief is geworden. Bij verschillende expedities naar het binnenland heeft het Museum hulp verleend, zoals naar de Tafelberg (1958), naar de Coeroeni (1959) en naar de Sipaliwini (1961); de laatste twee in verband met de aanleg van vliegvelden voor Operation Grasshopper. Tijdens deze tochten is een belangrijk materiaal aan zoölogica en archeologica verzameld. In WOSUNA-verband werden nog twee botanische expedities gehouden om de flora van het bergland te onderzoeken. Eén naar de Emmaketen, in 1959, onder leiding van dr. F. P. JONKER, met als medeleden J. J. WENSINK (geomorfoloog) en A. G. H. DANIELS (botanicus). De tweede expeditie werd in 1964/65 door dr. P. A. FLORSCHÜTZ en drs. P. J. M. MAAS gehouden naar het Bakhuis gebergte. Intussen was in 1963 een botanische expeditie door de bekende Amerikaanse onderzoeker dr. BASSETT MAGUIRE, van het New York Botanical Museum, uitgerust naar het Wilhelmina gebergte, waaraan ook deel werd genomen door dr. J. P. SCHULZ van 's Lands Bosbeheer. Men zou te kort doen aan de grote activiteit die ontwikkeld is op landbouwkundig gebied, om hiervan geen melding te maken,
20
D. C. GEIJSKES
doch het zou ons te ver voeren over deze toegepaste vakken hier in details te berichten. Een enkele opmerking moge voldoende zijn. Het 'Z.aMÜo«7£^>roe/s/a/j'ott', tot voor kort onder leiding van ir. J. A. SAMSON, werd van 3 tot 14 academici uitgebreid, terwijl het Departement Landbouw-Economische Zaken in het Ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij werd opgenomen. Het onderzoek op het Landbouwproefstation werd streng in de agrarische sector gehouden en omvat de volgende onderwerpen: gewassen onderzoek, ziekten en plagen, chemisch-fysisch bodemonderzoek, planten-bescherming en agrarische technologie. Gepubliceerd worden: Z)e 5Mn'«aawse Lawiiowzg» (tijdschrift), 5«//eii«s, Afe^e
/>orte«. Wetenschappelijke successen waren de bladstekken-methode voor de vermenigvuldiging van cacao door prof. dr. G. STAHEL (1948), de uitgave van VAN DINTHER (i960) over /nsed />este 0/ >/ante en de publicatie van OSTENDORF (1962) over />/awtew CM si'er^>/an^«. In 1963 werd door het Proefstation een internationaal Landbouw-congres van de omringende landen georganiseerd, waarin de huidige stand van het landbouwonderzoek werd behandeld. Er bevindt zich op het Landbouwproefstation een herbarium van onkruiden, grassen en andere kruidachtige planten van Suriname, grotendeels gedetermineerd door het Botanisch Museum en Herbarium te Utrecht. Daarnaast wordt ook een collectie van voor de cultures schadelijke insecten bijgehouden. De ' FeearteeMty&MMtfogtf Z>ie«s2' schenkt aandacht aan maagdarm parasieten bij het rundvee, bloedparasieten (/lwa^>/asma), teken op runderen (BOÖ/>/U7KS) en het voorkomen van verschillende bacteriële ziekteveroorzakers (Mastitiden) bij de Surinaamse melkveestapel. De 'D^nsi voor
NATUURWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK SURINAME
21
werden proefvangsten in zee voor de kust uitgevoerd door het toenmalige Hoofd H. W. LIJDING, (1950-1954). Deze zijn gevolgd door de exploraties van HENRY B. LEE met de garnalen trawier 'Co<7ttc#e' (1957) welke de mogelijkheden van een trawlvisserij voor de vangst van grote garnalen in zee naging. Men vond op de shelf 3 stroken min of meer parallel met de kust, die zowel door de vispopulatie als door de natuurlijke gesteldheid van de zeebodem gekenmerkt waren. Tijdens deze proefvaarten is biologisch materiaal verzameld door JAMES B. HIGMAN van de U.S. Fish & Wildlife Service. Het economisch succes van deze proefvisserij heeft geleid tot de oprichting van de 'Surinam XmmV«« /ni«s/rj« Ltó.' (SAIL) te Paramaribo, die thans met ongeveer 20 trawlers de garnalenvisserij op de zee voor de kust van Suriname beoefent. De 'Coquette' vaart voor de visvangst in dienst van het Surinaamse Gouvernement. Voor het wetenschappelijk zee-onderzoek liggen hier nog vele mogelijkheden open. Reeds verleent de Dienst van de Visserij vaak medewerking, doch voert zelf geen direct wetenschappelijk onderzoek uit, wanneer men van proeven met 7ï/o/>ta in diverse zwampen afziet. Het wetenschappelijk onderzoek op medisch gebied heeft zich wat de biologische kant betrett vooral op parasitologisch terrein bewogen. Wormziekten zijn uitvoerig bestudeerd in het bijzonder Filaria (FROS) en Bilharziasis (VAN DER KUYP, BRUYNING, REYINGA, HEINEMANN) waarbij de ecologie van de zoetwaterslak .dwsfra/orèis g/aèra^ws als vector van de bilharziasis bijzondere aandacht heeft gehad. Het 'Bwreaw 0/>cniarc G£ZOMrf/Je*Wszorg' (B.O.G.) maakte een studie over de voeding van de Bosnegers en Indianen (VAN DER KUYP 1962), deed onderzoekingen over het voorkomen van darmwormen en bilharziasis, en werkte aan de bestrijding van wuchereriasis (bosjaws). In 1957 werd te 's-Gravenhage opgericht de 'StócMng 5ttrinaaws-A^crfer/anrfs /MS^MW< voor de Fo/&sg&zoMdA«^ m Swrmame' (Su.Ne.Vo.) Het doel was de bevordering van de Volksgezondheid in Suriname door wetenschappelijk onderzoek, het uitbrengen van advies en het verlenen van hulp. Dit heeft geleid tot tuberculine-onderzoek bij schoolkinderen in Suriname door dr. BLEIKER (1961, 1963), tot het instellen van een onderzoek naar de malaria-problematiek en de kans op infectie met Ft7«n« en ScAtóosowa in het stuwmeer door prof. dr. VAN THIEL (i960,
22
D. C. GEIJSKES
1961) en het Bilharzia-onderzoek in Suriname, speciaal het ecologisch onderzoek van de vectorslak i4ttslra/orfa's g/aèra^MS door dr. C. F. A. BRUYNING in 1963. In het 'Cewfr-aa/ Z.aèoraion'wm', dat in i960 werd opgericht, vinden door dr. P. KOOY onderzoekingen plaats over het voorkomen van diverse virussoorten, speciaal darm virussen, over atypische mycobacterieën (verwanten van de tuberkelbacterie) en over het voorkomen en de ecologie van de zoetwaterslak .^Msfra/orfo's als vector van de bilharziasis (drs. H. HEINEMANN).
Tenslotte mag niet onvermeld blijven de oprichting van een 'StócA/mg- JFetenscAa^tf/yA /nstó/ttid' (in 1962) te Paramaribo, om te komen tot een Wetenschappelijke Bibliotheek en een Wetenschappelijk Instituut. In het voorjaar van 1965 werd van Regeringswege aangekondigd dat in 1966 een 'C/m'vem'taï' zou worden gesticht. Voor deze gebouwen is een terrein op Plantage Geijersvlijt bij Paramaribo van 30 ha grootte gereserveerd. Of de natuurwetenschappen hierbij betrokken zullen zijn moet worden afgewacht. Resumerende kan worden geconstateerd dat het natuurwetenschappelijk onderzoek van Suriname na de tweede wereldoorlog een grote ontplooiing te zien geeft. Dit is in de eerste plaats te danken aan de luchtkaartering, die de werkzaamheden van de Geologisch Mijnbouwkundige Dienst, de Bodemkaar tering en van 's Lands Bosbeheer in hoge mate hebben verlicht en voor het binnenland mogelijk hebben gemaakt. Door de aanleg van een stuwdam in de Suriname Rivier voor de opwekking van electriciteit, is het onderzoek naar de biologische consequenties bij de vorming van een stuwmeer in het oerwoud van Suriname noodzakelijk geworden, terwijl door een hydrobiologisch onderzoek de veranderingen in dit meer op de voet konden worden gevolgd. Onafhankelijk van deze technisch-economische ontwikkeling is het natuurwetenschappelijk onderzoek van Suriname ten zeerste bevorderd door de oprichting van de Stichting WOSUNA. Deze Stichting verleende ook hulp bij het tot stand komen van het Surinaams Museum, terwijl medewerking verleend werd aan bestaande instanties op bosbouwkundig, landbouwkundig, veterinair en meteorologisch gebied. Ook zijn aparte expedities uitgerust voor het floristisch onderzoek van het bergland. Daarnaast ontwikkelden de bestaande takken van Dienst,
NATUURWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK SURINAME
23
vooral op landbouwkundig en medisch gebied zich in sterke mate onder druk van de economische opleving, waarbij de oprichting van verschillende nieuwe afdelingen noodzakelijk werd. Aan de Natuurbescherming is eveneens aandacht besteed, waarbij de Regering van Suriname natuurreservaten instelde en een Jachtverordening in het leven riep. Deze activiteiten op wetenschappelijk gebied hebben tenslotte geleid tot de gedachte aan een Wetenschappelijk Instituut te Paramaribo en zelfs tot de oprichting van een eigen Universiteit.
LITERATUUR F. C. d', 1950. FerwmeWe g«£ei/«ns cwer water6oWw^«n in Surinam*. Meded. Geol. Mijnb. Dienst Suriname 5, 51 pp., 6 figg., 3 krtn. AUDRETSCH, F. C. d', 1953. Recente waterboringen in Suriname. G«o/. «n Afyn*. 75, p. 237-248, 2 figg. BAKKER, J. P. & LANJOUW, J., 1949. Indrukken van de natuurwetenschappelijke expeditie naar Suriname i948-'4g. Ty'rfseAr. A'on. Nerf. ^anfr. Gen. 66, p. 538-557, kaartje, 12 foto's. BLEIKER, M. A., 1962. jTufcercM/tne-onaetwefc «n SwWname. SUNEVO en Gezondheidsorganisatie T.N.O., 55 pp., 15 figg. BLEIKER, M. A., 1964. TM6e*-cw/iwe-on
COHEN, A. & EIJK, J. J. VAN DER, 1953. Klassificatie en ontstaan van
savannen in Suriname. Geo/. en My'nè. 75, p. 202-214, 10 platen, kaart. Congress •^gnctt/Zttra/ iïeseareA tn re/a/te nan fcegroettngworme» «i/ /MCA//O/O'S J : 40.000 nan Ae/ Noorde/yA a"«e/ wan Sio-inafne. Dienst 's Landsbosbeheer, 46 pp., ill. DINTHER, J. B. M. VAN, i960. 7ns«c)es/s 0/ cutói/afcrf />/an/s in SwrtMam. Buil. Agr. Exp. Sta. Sur. 76, 159 pp., 83 figg. DIRVEN, J. G. P., 1953. De natuurlijke graslanden in Suriname. Swr. LanaT». J, p. 269-272; 2, 1954, p. 13-16, 105-109. J. G. P., 1955. Verbetering van grasland met geimporteerde grassoorten. Swr. Lanrfft. 3, p. 30-37.
DIRVEN,
J. G. P., 1965. Enige belangrijke graslandtypen in Suriname. Sur. Lande, J J , p. 195-209, 8 figg.
DIRVEN,
24
D. C. GEIJSKES
J. VAN, 1965. ^ M ecofogica/ a«d /ïAyfogeogra^/iic .sfttdy o/ nortAem 5Mft»aw sauannas. Wentia j ^ ; The Vegetation of Suriname 4, 163 pp., 12 figg., tabellen. DONSELAAR - TEN BOKKEL HUININK, W. A. E. VAN, 1966. S/rt/an<s and t/c^eto/ions in «orZ/zerw SwHwam. Wentia 77, 163 pp., 17 figg., 5 foto's. DRIFT, J. VAN DER, 1963. A comparative study of the soil fauna in forests and cultivated land on sandy soils in Suriname. S/wdies Fauna Swriwame 6, p. 1-42, fig. 1, pi. 1-4. FROS, J., 1953. FtVariasts in Suriname. Diss. Amsterdam, 79 + 35 pp., 20 foto's.
DONSELAAR,
'
I E., 1962. Protozoa of the intestinal tract of domestic animals in Surinam. TyVfscAr. Z)ierge«eesA. #7, p. 1239-1245. GONGGRYP, J. W. & BURGER HZ., D., 1948. .BosftowttiAwwdige stodien over Swytname. Publ. Fonds Landb. Exportbur. 32, Wageningen, 264 pp., 64 foto's. HAMMEN, T. VAN DER, 1966. De palynologie van het Guiana-bekken. Ti/dsc/iC üTon. Ned. ^ardr. Gen. 63, p. 128-138, 9 figg. HEINSDIJK, D., 1953. Be^roeitn^ en /ucA*/oto£ra/te in Surinam*. Publ. Centr. Bureau Luchtkaart. Sur. 72, 19 pp., 14 krtn. HEINSDIJK, D., 1953. Bosftoww^Mndi^e /oto-iwtey/»yeto/ie. Publ. Centr. Bureau Luchtkaart. 73, 19 pp., 2 tab. HEYLIGERS, P. C, 1963. Fege/a/ion and soi/ 0/ a w/ii/e-sand savanna in Surinam. Verhand. Kon. Ned. Akad. Wet (Nat.) (2) 54, j , 148 pp., 31 figg., 27 foto's. HOLTROP, J. F., 1962. Z)e mangaana/zetóngen van /ie/ Gwyawa ScAi/d. Meded. Geol. Mijnb. Dienst 73, xii + 514 pp., 106 figg., 53 pi. - Map met 17 kaarten. HUSSON, A. M., 1957. Notes on the Primates of Suriname. Stadjes Fawwa Swriname r, p. 13-40, 8 pi. HUSSON, A. M., 1962. ÜT/ie Bate 0/ Swn'name. Zool. Verhand. 5#, 282 pp., 30 pi. JAPING, H. W., 1957. Onde^oeft naar defre/angry'AsfemecAaniscAe e« /ysiscAe ei^enscAa/)/)en i/an ^ J Swn'naamse Aou/soorfen. Meded. Kon. Inst. Tropen 722, 249 pp., 18 figg. JAPING, C. H. & JAPING, H. W., i960. //oM^andfeoeA Surinaamse Ao«£soorten. 's Lands Bosbeheer Suriname, 264 pp., 177 figg. JONKER, F. P. & WENSINK, J. J., i960. De natuurwetenschappelijke expeditie naar de Emmaketen in Suriname, juli-oktober 1959. Ti/dscAr. /fon. iVed. ^lardr. Gen. 77, p. 145-161, 5 figg., 7 foto's. KOOTEN, C. VAN, 1954. •E*''*'* onderzoek 0^ diamant. Meded. Geol. Mijnb. Dienst Sur. 77, 63 pp., 8 figg., 23 pi., 5 krtn. GOEDBLOED,
; I ; ! I
i
KUYP, E. VAN DER, 1961. Schistosomiasis in the Surinam district of Surinam. 7>o/>. £eo£r. Med. 73, p. 357-373, 7 figg.
NATUURWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK SURINAME
25
KUYP, E. VAN DER, 1962. Literatuuroverzicht betreffende de voeding en de voedingsgewoonten van de Boslandcreool in Suriname. iV.W.7. Guis 4J, p. 205-271. KUYP. E. VAN DER, 1964. //e/mtn/Atosis tn . . . Surtnam. Publ. Bureau Openb. Gez. 4, 22 pp. LEE III, HENRY B., 1958. J?«/w/ o« e*/>/ora-y /tsAtng swruey 6y /ratt'fcr Co?t«/te . . . Versl. Rapp. Dep. Landb. 20, 19 pp. LINDEMAN, J. C, 1953. 7"A« i>e£eto<»on 0/ M« eoas/a/ r^ton 0/ 5urtHame *enwterAen. Tekeningen van W. H. A. HEKKING. 'S Landsbosbeheer; Meded. Bot. Museum Utrecht .?oo, 312 pp., ill. LOON, M. W. P. M. VAN, 1958. H^a/«rfcortn^en . . . tn rfe om£ei>tn# van Paramaribo tn a> jaren J950-J957. Meded. Geol. Mijnb. Dienst J2, 4 pp., 12 figg., 7 foto's, tab. MAGUIRE, BASSETT, 1945. The first botanical exploration of Table Mountain, /ourn. ATetf yorA Bo*. Garaen 46, nr. 551-552. MAGUIRE, BASSETT, 1945. Notes on the geology and geography of Tafelberg Surinam. Geogr. ifepiew 25. MAGUIRE, BASSETT, & coll., 1948. Plant explorations in Guiana in 1944, chiefly to the Tafelberg and the Kaieteur Plateau. BMW. Torrey Bo/. C/M6 7J, p. 56-115, etc., ill. MONTAGNE, D. G., 1964. New facts on the geology of the 'young' unconsolidated sediments of Northern Surinam. Geo/. ew A/ynfr. 4J. p. 499-515. 9 figg-. tab. MUNCK, V. C. DE, 1953. Voorlopige geologische resultaten van de MedischWetenschappelijke Expeditie naar de Zuidgrens van Suriname in 1952. Geo/. en Mt/ttb. 75, p. 152-162, 7 figg., krt. O/ieyarion Grass/w/>/>er. /4 />/an /or an accefera/erf genera/ wtnera/ s«n;ey 0/ /a«/en en ster/)/an/en t'« Buil. Landbouwproefst. 79, 325 pp., 53 figg. RINGMA, S. H., 1953. Comot«a/an S«n«amewier. HyaVo/ogiscAe No. 5. Planbureau Suriname, 62 pp., 25 krtn. SCHOLS, H., 1952. De ontwikkeling van de Geologisch Mijnbouwkundige Dienst van Suriname over de jaren 1943 tot en met 1950. De /ngenteur 44, p. M25-M31; Meded. Geol. Mijnb. Dienst 6. SCHOLS, H., 1947. De ontwikkeling van de mijnbouw in Suriname gedurende de oorlogsjaren. Z)e Vngent'eur 59, 40, p. M43-M47. H. & COHEN, A., 1963. De ontwikkeling van de geologische kaart van Suriname. Geo/. en Mywo. 75, p. 142-151, 2 figg., kaart; Meded. Geol. Mijnb. Dienst 7.
SCHOLS,
26
NATUURWETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK SURINAME
J. P., 1954. Verge/yAenrf /iteraiMMronrfer^oeA j'wzaAe de ^ cowsaywew/tes faw Ae/ 'Co»»6tna/ie-/>/an SM«>wm« fltvte»''. Natuurwet. Studiekring voor Suriname en de Ned. Antillen, Utrecht, 128 pp.
SCHULZ,
J. P., i960. Eco/ogica/ s/wondo-Pro/ec/. SUNEVO, 's-Gravenhage, 87 pp., 5 krtn. THIEL, P. H. VAN, 1962. De Aans o£ tn/«c-oAo/>on(fo-/>ro;'ec/. (SUNEVO), 's-Gravenhage, 29 pp. [/Mtt/tffsttett fan Stm'name. i?a/>po>'< waw de Cowmtsit'e ' {/mverstfetf t.o.', Paramaribo, 1966, 147 pp., pi. VERHOOG, J. M., 1953. De taak van het bodemkundig onderzoek in Suriname. Sur. Lana7>. J, p. 243-246. Vers/ag werA^aawAeden S/i'c/i/in^ lVefewscAa/>/>e/y'A /ns/t/MM/ Suriname. Dec. 1963, (53) pp. WOSUNA. SricArin^ Weten5cAa/)/)e/yft Onder/oeA Suriname - Afeder/andse ^In/iWen. - /aaroericA/ J954 (1955), 38 pp. - J955, 38 pp. - /95Ö, 38 pp. J957. 31 PP- - *95#, 42 pp. - J959, 34 pp. - J960, 40 pp. - ATe/Aer/ands .FoMnda/ton /or /Ae Advancement 0/ .ResearcA rn Swrinam and or/ /or /Ae year J961 (1962), 38 pp. 7962, 42 pp. - J963, 48 pp. - Met platen. ZONNEVELD, J. I. S., 1949. Suriname en de luchtkaartering. £7dorado r, P- 5I4-53IZONNEVELD, J. I. S., 1950. Surinaamse luchtfoto's 1. Ti;'dscAr. .Kb». Ned. ^4ardr. Gen. 67, 1950, p. 235-243, krt., 6 foto's. - 1950. 2, 67, p. 605-616, 6 figg., 6 foto's. - 1951. 4, 65, p. 215-220, 3 figg., 5 foto's. ZONNEVELD, J. I. S., 1952. Luchtfoto-geografie in Suriname, ff./. Gids 3J. P- 35-48. iig-. 7 foto's. SCHULZ,