Na t i o na a le r f g o e di ndee t a l a g e
Ee nonde r z oe knaardeaf s t ootvan34r i j ks monume nt e n me tpr i mai re e ne r f goe df unc t i e
Cha r l o t t ev a nSc ho o nho v e n St u d e n t n u mme r :1 9 6 3 5 1 1 Ema i l a d r e s : c h a r l o t t e v a n s c h o o n h o v e n @g ma i l . c o m Be g e l e i d e r : d r s . I . B. S. v a nKo n i n g s b r u g g e n e d eLe z e r : p r o f . d r . J . E. Bo s ma Twe Me i2 0 1 4
Vr i j eUni v e r s i t e i tAms t e r da m Fa c u l t e i td e rLe t t e r e n Ma s t e rEr f g o e d s t u d i e s
Inhoudsopgave Inleiding Vraagstelling Opzet en doelstelling Onderzoeksmethode
4 4 5 6
1. De afstoot van 34 rijksmonumenten 1.1 Monumentenbeleid Rijksgebouwendienst 1.1.1 Restauratie en onderhoud 1.1.2 Herbestemming 1.2 Het aangepaste beleid 1.3 De 34 rijksmonumenten 1.3.1 De totstandkoming van de lijst met 34 monumenten 1.3.2 Wijze van verkrijging 1.3.2.1 Victor de Stuers 1.3.3 Staat en bestemming
8 8 10 12 12 15 15 19 19 22
2. Erfgoed 2.1 Van Monument naar Erfgoed 2.2 Erfgoed in de maatschappij 2.2.1 De Nederlandse Canon 2.3 Iconisch erfgoed
26 26 28 30 32
3. Ontwikkeling wettelijke bescherming monumenten 3.1 De Monumentenwet 1961 3.1.1 Kernpunten Monumentenwet 1961 3.2 De Monumentenwet 1988 3.2.1 Kernpunten Monumentenwet 1988 3.2.2 Gevolgen Monumentenwet 1988 3.3 De Modernisering Monumentenzorg (2011) 3.3.1 Beleidsvisie ‘Kiezen voor Karakter’ 3.4 Kernpunten Monumentenwet 3.5 Brim en Sim 3.6 Handhaving 3.7 Sloopvergunning en bedreigde rijksmonumenten
36 36 39 40 41 43 44 46 47 49 51 53
Conclusie Literatuurlijst Bijlage
56 60 72
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
2
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
3
Inleiding Tijdens mijn stage bij de Rijksgebouwendienst (Rgd) ben ik in aanraking gekomen met de afstootopgave van de overheid. De Rijksgebouwendienst staat voor de uitdaging om tot 2020 naar verwachting ruim een kwart van het kantoorbezit af te stoten. Dit betreft zowel huurpanden als objecten in eigendom van het Rijk. Naast kantoorpanden staan er gevangenissen, kazernes, archieven en 34 monumenten met primair een erfgoedfunctie op de nominatie verkocht te worden. 1 Vooral de voorgenomen afstoot van rijksmonumenten verbaasde mij ten zeerste. Monumenten hebben een maatschappelijke functie en naar mijn idee maakt het behouden van monumenten onderdeel uit van het traditionele takenpakket van de overheid. De aankondiging van minister Blok om 34 monumenten met primair een erfgoedfunctie te vervreemden, zorgde voor veel opschudding onder de gebruikers van de monumenten, gemeenten en erfgoeddeskundigen. Allereerst omdat gebruikers en huurders van de monumenten de plannen uit de media moesten vernemen. Het voornemen stuitte daarnaast op onbegrip omdat velen met mij van mening waren dat het de morele plicht van de overheid is monumenten te behouden. Verder bestond veel onduidelijkheid over de exacte motieven van de afstoot. Mede daarom organiseerden de Koninklijke Nederlandse Oudheidkundige Bond (KNOB) en de Leerstoel Modificatie, Interventie en Transformatie (RMIT) op 10 januari 2014 de studiedag ‘Wiens bezit’.2 Tijdens deze dag werd getracht inzicht te krijgen in de afstootopgave. Onder de sprekers bevonden zich academici en vertegenwoordigers van de Rijksgebouwendienst en het Rijksvastgoedbedrijf. De hoop en verwachting dat eindelijk meer duidelijk zou worden over de redenen van de afstoot, waarom juist deze monumenten vervreemd worden en de toekomst van de monumenten leken dan ook gegrond. De vertegenwoordigers van de Rijksoverheid gingen echter voornamelijk in op de algemene afstootopgave van de Rijksgebouwendienst en lieten na in detail te treden. Tijdens de studiedag stond ook de veronderstelde morele plicht van de overheid om zorg te dragen voor het nationaal erfgoed ter discussie. Bestaat deze nog wel? Of is een dergelijk plicht niet meer van deze tijd?
Vraagstelling Volgens minister Donner van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) past de beleidswijziging die ten grondslag ligt aan de afstoot, binnen de ontwikkeling op het gebied 1 2
Bolder en Van Schoonhoven 2013, p. 1. http://www.knob.nl/actueel/nieuws/studiedag-wiens-bezit-presentaties-van-de-sprekers (24-04-2014)
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
4
van de monumentenzorg.3 Een stelsel van publiekrechtelijke bescherming via wetgeving, subsidies, fiscale maatregelen en toezicht maken bescherming van monumentaal vastgoed door rijksbezit niet langer noodzakelijk, aldus de minister.4 Deze bewering zal onder andere in voorliggende scriptie onderzocht worden aan de hand van de hoofdvraag: Past de afstoot van rijksmonumenten door de Rijksgebouwendienst in de ontwikkeling van erfgoed in de afgelopen eeuw en is de bescherming van monumenten door rijksbezit niet langer noodzakelijk?
Opzet en doelstelling De scriptie bestaat uit drie hoofdstukken. In hoofdstuk één zal eerst worden ingegaan op het huidige monumentenbeleid van de Rijksgebouwendienst. Door op zoek te gaan naar de grondslagen van het beleid en de dagelijkse praktijk uiteen te zetten, ontstaat een duidelijk beeld van de manier waarop de monumenten worden beheerd en wordt tevens inzichtelijk gemaakt welk doel de Rgd met zijn beleid nastreeft. Na de beschrijving van het huidige monumentenbeleid zal het plan van minister Blok om 34 monumenten te vervreemden worden besproken. Onder meer zal worden ingegaan op de beleidswijziging die de afstoot mogelijk maakt. Daarna volgt een uitgebreide bespreking van de af te stoten objecten. Onder andere de wijze waarop het Rijk in bezit is gekomen van de monumenten en de huidige staat van de objecten komen aan bod. In de bijlage zijn alle objecten opgenomen die op de nominatie staan om vervreemd te worden. Het doel van hoofdstuk één is om inzicht te krijgen in de wijze waarop de Rgd invulling geeft aan het beheer van de monumenten, hoe en waarom daar verandering in gaat komen en welke monumenten daarvan de gevolgen gaan ondervinden. In hoofdstuk twee zal de ontwikkeling van zowel het begrip erfgoed, als erfgoed in de Nederlandse samenleving uiteen worden gezet. Door beide ontwikkelingen te onderzoeken hoop ik uiteindelijk te kunnen concluderen in hoeverre de afstoot van monumenten past in de ontwikkeling van erfgoed in de afgelopen eeuw. Naast een aantal maatschappelijke ontwikkelingen zullen de dynamiek van erfgoed en de al dan niet iconische status ervan in dit hoofdstuk onder de loep worden genomen. In het derde en laatste hoofdstuk staat de geschiedenis van de Monumentenwet en aanverwante wetgeving centraal. Onderzocht wordt op welke gronden is overgegaan tot invoering van de Monumentenwet en welke ontwikkelingen geleid hebben tot herhaaldelijke 3 4
Tweede Kamer, Vergaderjaar 2011-2012, 31490, nr. 77, p. 4. Tweede Kamer, Vergaderjaar 2011-2012, 31490, nr. 77, p. 4.
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
5
aanpassing van de wet. Daarnaast zal onder meer worden ingegaan op diverse handhavingsmogelijkheden en subsidieregelingen. In dit hoofdstuk wordt kortom getracht een zo compleet mogelijk beeld te geven van de wettelijke bescherming van monumenten. De mate waarin monumenten wettelijke bescherming genieten, is vanzelfsprekend bepalend voor het oordeel over de noodzaak monumenten door middel van rijksbezit te beschermen.
Onderzoeksmethode Voor beantwoording van mijn hoofdvraag heb ik voornamelijk gebruik gemaakt van Kamerstukken, beleidsdocumenten, de gebouwencatalogus van de Rijksgebouwendienst, wetenschappelijke literatuur en de Monumentenwet. Informatie over de Rijksgebouwendienst bleek zeer moeilijk te vinden. De overheid pretendeert transparant te zijn, maar dit is in de praktijk nauwelijks. De communicatie, of beter gezegd het gebrek daaraan, rondom de afstoot van de monumenten wees dat eens te meer uit. Bij mijn onderzoek naar de verwerving van de monumenten heeft het stageverslag ‘Gebouwd of verworven’ van Maria Lamslag een belangrijke rol gespeeld.5 Haar verslag zette mij op het spoor van de nota ‘Rgd-monumenten: monumenten in beheer bij de Rijksgebouwendienst’ uit 1991.6 Ondanks dat de nota in slechts één bibliotheek aanwezig bleek te zijn, is het me gelukt dit voor mijn onderzoek cruciale informatie te bemachtigen. Tijdens mijn onderzoek naar de Rijksgebouwendienst heb ik verder veelvuldig gebruik gemaakt van de online gebouwencatalogus van de dienst.7 In deze catalogus worden alle gebouwen genoemd die de Rijksgebouwendienst in beheer heeft met daarbij hun functie en de restauraties die ze hebben ondergaan. Bij de totstandkoming van het hoofdstuk Erfgoed hebben de oratie ‘Dynamisch erfgoed’ van Willem Frijhoff en het boek ‘Geschiedenis en ontwerp, handboek voor de omgang met cultureel erfgoed’ van Koos Bosma en Jan Kolen een rol gespeeld. In hun boek wordt uitgebreid de ontwikkeling binnen de erfgoedsector uiteengezet.8 Zoals de naam reeds doet vermoeden gaat Frijhoff in ‘Dynamisch erfgoed’ in op de dynamiek van erfgoed.9 Tijdens de module Erfgoed en Ruimte waaraan ik vorig jaar april heb deelgenomen, was mij reeds duidelijk geworden dat erfgoed minder absoluut en strak omlijnd is dan ik dacht. Ter afsluiting van de module heb ik samen met een aantal medestudenten het manifest ‘Rijksmonument Brandevoort’ geschreven, waarin wij pleiten voor een monumentale status 5
Lamslag, M., Gebouwd of verworven ter huisvesting en behoud; redenen van verwerving van de huidige Rijksgebouwendienstmonumenten, 2011. (Stageverslag Atelier Rijksbouwmeester) 6 Nota, Rgd-monumenten: monumenten in beheer bij de Rijksgebouwendienst. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Den Haag, 1991. 7 http://www.rgd.nl/onderwerpen/de-gebouwen/ (24-04-2014) 8 Bosma, K, Kolen, J.A.C, Geschiedenis en ontwerp, Handboek voor de omgang met cultureel erfgoed, VanTilt, 2010. 9 Frijhoff, W., Dynamisch erfgoed. Heeft de cultuurgeschiedenis toekomst?, 2007. (Afscheidsrede Vu)
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
6
voor de nieuwbouwwijk Brandevoort.10 In onze stelling komt de moderne dynamische visie op het begrip erfgoed naar voren. In voorliggende scriptie tracht ik onder meer vanuit deze veranderde visie op het begrip erfgoed concrete ontwikkelingen op erfgoedgebied te onderzoeken en zo een bijdrage te leveren aan het actuele debat over erfgoed en de monumentenzorg. Voor de totstandkoming van het hoofdstuk Ontwikkeling wettelijke bescherming monumenten zijn het boek ‘Schetsen uit de geschiedenis van de monumentenzorg’ van Tillema,11 diverse nummers van het tijdschrift KNOB,12 Kamerstukken uit de periode 19862011 en het rapport ‘Toezicht en handhaving monumentenwetgeving’ van groot belang geweest.13 Vanuit mijn achtergrond als toekomstig erfgoeddeskundige is de Monumentenwet moeilijk te begrijpen. Laatstgenoemde rapport, geschreven door het juridisch en bestuurskundig onderzoeksbureau Pro Facto, heeft geholpen bij het verkrijgen van inzicht in de eigenschappen en werking van de Monumentenwet.
10
Akkerman, A., Kok, J., Putten, M. van, Schoonhoven, C. van., Postmodernisme in het Brabants productielandschap, 2013 en Erfgoedmanifest rijksmonument Brandevoort, 2013. Tillema, J.A.C., Schetsen uit de geschiedenis van de monumentenzorg, Staatsuitgeverij, Den Haag, 1975. 12 Bulletin KNOB 1998 nr. ¾ waaronder de artikelen: Apell, De Monumentenwet 1988 in de gemeentelijke praktijk en Waal, Bestuurlijk en juridische observaties bij tien jaar Monumentenwet 1988. Bulletin KNOB 2012 nr. 11, artikel: Kuipers, Culturele grondslagen van de Monumentenwet, 2012. 13 Winter, H.B., Woestenburg, N.O.M, Visser, F.W., Toezicht en handhaving Monumentenwet 1988 en de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, Pro Facto Juridisch en bestuurskundig onderzoeksbureau, Groningen, 2011. 11
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
7
1.
De afstoot van de 34 rijksmonumenten
De Rijksgebouwendienst maakt sinds 2010 deel uit van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).14 De taak van de dienst is het beheren en ontwikkelen van de grootste vastgoedportefeuille van de overheid. De Rijksgebouwendienst heeft ongeveer 2000 objecten in eigendom waarvan 350 een monumentstatus hebben.15 Ook de 34 af te stoten monumenten worden beheerd door de Rgd. In dit hoofdstuk zal het gevoerde monumentenbeleid van de Rijksgebouwendienst sinds 1991 uiteen worden gezet. Vervolgens zal in worden gegaan op de beleidswijziging aangaande het monumentaal vastgoed in rijksbezit en het plan van minister Blok om 34 monumenten af te stoten. Tot slot zal uitgebreid stil worden gestaan bij de 34 af te stoten monumenten. Onder meer de totstandkoming van de lijst en de wijze waarop de monumenten in bezit zijn gekomen van de Rgd staan hierbij centraal.
1.1
Monumentenbeleid Rijksgebouwendienst
In de gebouwenportefeuille van de Rgd bevinden zich 350 monumenten. Onderscheid wordt gemaakt tussen monumenten met primair een huisvestingsfunctie (MHF) en monumenten met primair een erfgoedfunctie (MEF).16 De MHF’s worden ingezet voor rijkshuisvesting. Enkele voorbeelden hiervan zijn het Rijksmuseum in Amsterdam, het Binnenhof in Den Haag en de koepelgevangenis in Haarlem.17 De MEF’s werden voor 1991 aangeduid als monumenten zonder huisvestingsfunctie. Naar smaak van de toenmalig directeur-generaal Frans Evers had deze aanduiding een negatieve klank. Mede daarom werden deze monumenten vanaf 1991 aangeduid als monumenten met primair een erfgoedfunctie.18 De MEF’s zijn in het bezit gekomen van de Rijksgebouwendienst met als doel ze te beschermen. Volgens Bert van Bommel, sinds 1982 monumentenadviseur bij de Rijksgebouwendienst, gaat het vrijwel altijd om iconen uit de geschiedenis van de monumentenzorg of om objecten met een uitzonderlijk hoge cultuurhistorische waarde.19 Enkele voorbeelden hiervan zijn het Muiderslot in Muiden, het Pandhof Sint Marie in Utrecht en de Sassenpoort in Zwolle. Het onderscheid tussen MHF’s en MEF’s werd in 1991 ingevoerd naar aanleiding van de nota ‘Ruimte voor Architectuur’. 20 In deze nota werd de toon gezet voor het architectuurbeleid van de Rijksoverheid. In de architectuurnota werd op meerdere gronden 14
http://www.rijksbegroting.nl/2012/voorbereiding/begroting,kst160353_29.html (24-04-2014) http://www.rgd.nl/organisatie (5-02-2014) 16 Van Bommel 2008, p. 41. 17 Nota 1991, pp. 37, 39 en 61. 18 Van Bommel 2008, p. 41. 19 Van Bommel 2008, p. 41. 20 Nota VROM & WVC 1991. 15
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
8
behoud van en goede zorg voor het gebouwde cultureel erfgoed bepleit: ‘Respect voor een passende bejegening van het ‘eerder gebouwde’, van de bestaande gebouwde omgeving, zijn daarom niet de exclusieve leefregels van de monumentzorger, maar vormen ook voor de bouwers en beheerders van nieuw en oud onroerend goed behartenswaardige principes.’21 In de naar aanleiding van de architectuurnota verschenen nota ‘Rgd-monumenten’ van de Rijksgebouwendienst werden de taken, plichten en bevoegdheden van de dienst uiteengezet. Verder gaf deze nota een overzicht van de richtlijnen en spelregels die in acht dienden te worden genomen bij de omgang met monumenten. De nota bevatte tevens een lijst met monumenten waar de dienst een in beginsel blijvende verantwoordelijkheid voor had, de categorie-I monumenten.22 De categorie-II monumenten kwamen, in tegenstelling tot die in categorie-I, bij overtolligheid in aanmerking vervreemd te worden.23 De opname in de eerste categorie vond plaats op grond van een of meer van de volgende plaatsingsgronden:24
•
Uniciteit als historisch rijkshuisvestingsobject
•
Exemplarische betekenis als gaaf voorbeeld van huisvesting van het Rijk
•
Historisch belang en de betekenis van het rijkseigendom
•
Extra beschermingsfactor die het rijksbeheer oplevert
•
Bestaande culturele en morele verplichtingen
In de nota ‘Rgd-monumenten’ werd de missie van de Rgd als volgt omschreven: ‘De Rijksgebouwendienst draagt bij aan het succesvol functioneren van zijn klanten door het bieden van efficiënte en effectieve huisvestingsoplossingen. Met het instandhouden van monumenten draagt de Rijksgebouwendienst bij aan het behoud van ons cultureel erfgoed’.25 Het feit dat de Rgd bijzondere mogelijkheden had om monumenten een passende functie te geven of laten behouden, vormde een beschermingsfactor op zich. Zeker met het oog op de beperking in de zin van de Monumentenwet (1988) op het punt van gebruik. Tegen wezensvreemd gebruik en de daaruit vloeiende bouwkundige aanpassingen kon de wet namelijk geen verweer bieden. De dienst zag de extra waarborg die rijksbezit opleverde ten opzichte van eigendom buiten de sfeer van de Rijksoverheid als belangrijk motief voor de plaatsing van objecten in categorie-I.26 Een extra waarborg voor de kwaliteit in de omgang 21
Nota 1991, p. 3. Nota Rgd 1991, p. 7. 23 Lamslag 2011, p. 7. 24 Nota Rgd 1991, p. 20. 25 Van Bommel 2008, p. 27. 26 Nota Rgd 1991, p. 13. 22
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
9
met monumenten vormde het eigen onderzoeksbeleid van de dienst, resulterend in gedetailleerde documentaties en waarstellingen per monument.27 In 2001 werd door de staatssecretaris Remkes van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) het beleid van de Rijksgebouwendienst, zoals beschreven in de nota ‘Rgd-monumenten’, herbevestigd en aangescherpt.28 In een brief aan de Tweede Kamer geeft hij aan dat voor de Rijksgebouwendienst voorop staat, dat monumenten zo goed mogelijk moeten worden doorgegeven aan volgende generaties.29 De Rgd diende zich daarom in de komende jaren terughoudender op te stellen wat betreft het afstoten van monumenten, aldus Remkes. De staatssecretaris zei hier het volgende over: ‘een deel van de Rgdmonumenten (diegene met een categorie-I status) mag vanwege het nationale belang nooit verkocht worden. Maar voor een ander deel (diegene met een categorie-II status) geldt dat afstoten in het uiterste geval mogelijk is. De Rgd zal met deze (categorie-II) monumenten nog terughoudender zijn met het afstoten.’30
1.1.1 Restauratie en onderhoud Sinds de oprichting van de Rijksgebouwendienst is de Rijksbouwmeester verantwoordelijk voor de restauraties. Dit geschiedt in nauw overleg met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De wijze van onderhouden en restaureren van monumenten door de Rijksgebouwendienst is afhankelijk van het op dat moment geldende monumentenbeleid. In het artikel ‘Restauraties van de Rijksgebouwendienst’, zet Corjan van der Peet de geschiedenis van de restauratie-ethiek binnen de Rgd uiteen. Hij beschrijft hoe veel monumenten in de negentiende eeuw in de geest van Viollet Le Duc naar bouwhistorische inzichten werden gerestaureerd en zo een ware gedaanteverandering ondergingen.31 Vanaf halverwege de vorige eeuw tot in de jaren tachtig werden veel van deze ingrepen door de Rgd gecorrigeerd. Deze restauraties konden gezien worden als reconstructies omdat deze, evenals in de negentiende eeuw, geschiedden naar (nieuwe) historische inzichten.32 In de jaren na de reconstructies werd het principe van conserverend restaureren geïntroduceerd. Vanaf eind jaren negentig wordt gekeken naar het karakter van het gebouw en de nog aanwezige architectuur- en bouwhistorische waarde uit alle periodes. De ‘Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek’ gelden daarbij als leidraad.33 Deze heeft de Rgd uitgebracht in samenwerking met 27
Nota Rgd 1991, p. 13. Tweede Kamer, Vergaderjaar 2012-2013, 31490, nr. 105, pp. 2-3. 29 Tweede Kamer, Vergaderjaar 2001-2002, 27432, nr. 39, p. 1. 30 Tweede Kamer, Vergaderjaar 2001-2002, 27432, nr. 39, p. 1. 31 Denslagen 2004, pp. 118-121. 32 Van der Peet 1999, p. 172. 33 Hendriks en van der Hoeve 2009, p. 3. 28
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
10
de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, stichting Bouwhistorie Nederland, de Vereniging Nederlandse Gemeenten en het Atelier Rijksbouwmeester. Bouwhistorisch onderzoek bestaat uit het verrichten van waarnemingen en het maken van foto’s en tekeningen van het gebouw. Bij cultuurhistorisch onderzoek in het kader van een restauratieproject wordt literatuur- en archiefonderzoek verricht, waarbij kaarten, (bouw)tekeningen, foto’s en geschreven gegevens worden verzameld. Aan de hand van deze informatie wordt een rapport geschreven met een cultuurhistorische waardestelling. Hierin worden de karakteristieken van het gebouw en de bouw- en gebruiksgeschiedenis blootgelegd, en wordt beschreven welke elementen en aspecten een historische betekenis hebben. Op basis van deze gegevens worden restauratieplannen vormgegeven en beslissingen genomen over beschermde gebouwen. 34 Bouwhistorisch onderzoek kan tevens een rol spelen bij het nemen van beslissingen over de herbestemming van monumenten. Hierbij zal in de volgende paragraaf uitgebreider worden stilgestaan. De ‘Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek’ waren tevens bedoeld als leidraad voor particuliere bouwbedrijven en gemeenten.35 Uit een onderzoek van de Erfgoedinspectie (2011) kwam echter naar voren dat gemeenten weinig bouw- of cultuurhistorisch onderzoek verrichten en dus amper van de richtlijnen gebruik maken.36 Voor het dagelijks onderhoud van de monumenten is binnen de Rijksgebouwendienst momenteel de directie Vastgoed verantwoordelijk. 37 Aanpassing van een object aan een nieuw eisenpatroon (renovatie) wordt door de Rgd niet gezien als onderhoud. Bij onderhoud gaat het om het geheel of gedeeltelijk herstellen van de technische staat van een object of delen hiervan tijdens een gebruiksperiode. Onderhoud bestaat uit dagelijks onderhoud en planmatig onderhoud. Bij dagelijks onderhoud gaat het om werkzaamheden die de kwaliteitsvermindering van bouw- en installatiedelen vertragen. De Rijksgebouwendienst spreekt van planmatig onderhoud als werkzaamheden bedoeld zijn om bouw- en installatiedelen waarvan de technische staat geleidelijk is verminderd weer op een aanvaardbaar niveau te brengen. Bij monumenten is het planmatig onderhoud erop gericht waar mogelijk de tand des tijds te vertragen en de monumentale waarde te behouden.38 Bij het onderhouden van de panden moet de directie Vastgoed de wettelijke verplichtingen naleven. Elk object dient te voldoen aan eisen op het gebied van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energie en duurzaamheid, maatschappelijk nut en milieu.39 Sinds 2009 worden de panden 34
Hendriks en van der Hoeve 2009, p. 3. Hendriks en van der Hoeve 2009, p. 3. 36 www.erfgoedinspectie.nl/archeologie/nieuwsbrieven/nieuwsbrief-detail/nieuwsbericht-juli-2011/2012 (17-03-2014) 37 http://www.rgd.nl/organisatie/organisatiestructuur (31-01-2014) 38 Handboek RgdBOEI-inspecties 2012, p. 15. 39 Handboek RgdBOEI-inspecties 2012, p. 6. 35
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
11
periodiek geïnspecteerd door RgdBOEI. BOEI staat voor de vier thema’s waarop de inspectiesystematiek betrekking heeft: Brandveiligheid (1), Onderhoud (2), Energiezuinigheid (3) en Inzicht in het voldoen aan wet- en regelgeving (4).40 Ongeveer een keer per jaar wordt de brandveiligheid van elk object onderzocht en een keer per drie jaar de staat van onderhoud.41
1.1.2 Herbestemming Naast het onderhouden en restaureren, zoekt de Rijksgebouwendienst naar een passend gebruik voor zijn monumenten. Herbestemming is de nieuwbouw van de toekomst, aldus Rijksbouwmeester Frits van Dongen. Hij greep de internationale biënnale Leegstand en Herbestemming aan, om aan te geven dat te vaak nieuw wordt gebouwd terwijl er genoeg lege gebouwen in Nederland staan die herbestemd kunnen worden.42 Tijdens de biënnale legde hij de nadruk op het programma Nationale Agenda Herbestemming, dat sinds 2000 bestaat en nog steeds in werking is. Dit programma is opgesteld door dertig organisaties en wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Doel van het programma is de bevordering van herbestemmen in Nederland.43 De Rgd doet dit door aanwezig te zijn op beurzen als de vastgoedbeurs Provada en de Restauratiebeurs. Verder heeft de Rgd in 2013 de ‘Week van het Lege Gebouw’ georganiseerd waarin studenten bekend werden gemaakt met leegstand en herbestemming.44 Door zich sinds de zomer van 2013 te huisvesten in het voormalig gebouw van het ministerie van Financiën, geeft de Rgd het goede voorbeeld. Dit uit 1975 stammende gebouw is geheel gerenoveerd, verbouwd en aangepast aan de eisen van deze tijd.
1.2
Het aangepaste beleid
In het kader van het streven naar een kleinere en betere overheid is in 2007 het uitvoeringsprogramma ‘Vernieuwing Rijksdienst’ van start gegaan. Een meer compacte overheid is noodzakelijk vanwege de voorgenomen bezuinigingen van 6,14 miljard euro in 2015 en 6,56 miljard euro op structurele basis. Het programma heeft gevolgen voor de gehele bedrijfsvoering van het Rijk. Een belangrijke verandering binnen het Ministerie van Binnenlandse Zaken is de fusie tussen de Rijksgebouwendienst en het Rijksvastgoed- en 40
http://www.rgd.nl/onderwerpen/diensten/rgdboei-inspecties (31-01-2014) Handboek RgdBOEI-inspecties 2012, p. 12. http://www.rgd.nl/actueel/nieuws-en-persberichten/artikel/artikel/4921/ (24-02-2013) 43 http://www.rgd.nl/actueel/nieuws-en-persberichten/artikel/artikel/4921/ (24-02-2013) 44 Bolder en Van Schoonhoven 2013, p. 30. 41 42
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
12
ontwikkelingsbedrijf.45 De plannen voor een aangepast beleid voor monumentaal vastgoed in rijksbezit, die per brief van 11 november 2011 door minister Donner van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties werden gepresenteerd, pasten in het streven naar een kleinere overheid. Het creëren van een compactere rijksdienst en de focus op kerntaken leiden volgens minister Donner niet alleen tot een verminderde behoefte aan rijkshuisvesting maar ook tot een andere visie op het rijkseigendom van monumenten.46 Verruiming van het afstootbeleid van de Rijksgebouwendienst is volgens hem noodzakelijk om aan te sluiten bij de doelstellingen van een compactere overheid. Dit zal worden gerealiseerd door harmonisering van het beleid van de Rijksgebouwendienst met dat van de andere rijksvastgoeddiensten.47 Hierdoor kunnen monumenten die geen functie vervullen bij de uitvoering van rijkstaken vervreemd worden. Met deze beleidswijziging wordt de beleidslijn van de Rijksgebouwendienst dat cultureel erfgoed wordt beschermd door rijksbezit losgelaten. Het nieuwe beleid past volgens hem binnen de ontwikkelingen op het gebied van de monumentenzorg en biedt ruimte voor ondernemerschap. Door de ontwikkeling en professionalisering van de monumentenzorg is eigendom niet langer het enige instrument om cultureel erfgoed te beschermen. Een stelsel van publiekrechtelijke bescherming via wetgeving, subsidies, fiscale maatregelen en toezicht maken bescherming van monumentaal vastgoed door rijksbezit niet langer noodzakelijk, aldus de minister. Daarnaast hebben private monumentenorganisaties in tegenstelling tot het Rijk toegang tot bepaalde financiële middelen zoals sponsoring en rendement uit investeringen.48 De middels deze beleidswijziging gecreëerde mogelijkheid om monumentaal vastgoed dat niet nodig is voor rijksgebruik te vervreemden, werd door minister Blok van Wonen en Rijksdienst aangegrepen om over te gaan tot de vervreemding van monumenten met primair een erfgoedfunctie. De aankondiging daartoe geschiedde per brief aan de Tweede Kamer van 21 december 2012. Daarin gaf minister Blok verder aan zonder succes bij koepels van provincies, gemeenten en waterschappen geïnformeerd te hebben naar hun interesse in de af te stoten monumenten. De ondervraagde overheden gaven aan niet voornemens te zijn grootschalig monumentaal erfgoed van het Rijk over te nemen. 49 De situatie op de vastgoedmarkt noopte minister Blok tot het aanknopen van gesprekken met diverse erfgoedorganisaties. Een aantal van hen gaf tijdens deze gesprekken aan geïnteresseerd te zijn in het overnemen van monumenten van het Rijk. Enkele van de geïnteresseerde organisaties 45
Uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst 14-02-2011, p. 1. Tweede Kamer, Vergaderjaar 2011-2012, 31490, nr. 77, p. 1. Tweede Kamer, Vergaderjaar 2011-2012, 31490, nr. 77, p. 1. 48 Tweede Kamer, Vergaderjaar 2011-2012, 31490, nr. 77, p. 4. 49 Tweede Kamer, Vergaderjaar 2012-2013, 31490, nr. 103, p. 3. 46 47
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
13
besloten zich te verenigen in de Nationale Monumentenorganisatie (NMo). In zijn brief erkent minister Blok de mogelijkheid dat deze organisatie een bijdrage kan leveren aan een oplossing voor de vervreemdings- en ontwikkelingsopgave van het Rijk.50 Tijdens het Algemeen Overleg op 5 februari 2013 met de Kamercommissie voor Wonen en Rijksdienst presenteerde minister Blok de lijst met 34 af te stoten monumenten. Deze lijst werd ook op de website van de Rijksgebouwendienst gepubliceerd. Tijdens het overleg uitte een aantal Kamerleden kritiek op de voorgenomen vervreemding. Zo zou de lijst willekeurig overkomen en het vervreemdingproces niet voor iedereen duidelijk zijn. Naar aanleiding daarvan stuurde de minister een brief aan de Tweede Kamer waarin hij de vervreemding nader onderbouwde en het kader voor de afstoot schetste. Hij herhaalde hierin de motivering van Donner die in 2011 ten grondslag lag aan de beleidswijziging die de afstoot mogelijk maakt. Een compacte rijksdienst, professionalisering van de monumentenzorg en ruimte voor ondernemerschap werden door Blok genoemd als meest voorname redenen voor de afstoot.51 Per brief van 29 mei 2013 liet minister Blok aan de leden van de Kamercommissie weten de monumenten middels één pakket te willen vervreemden aan de Nationale Monumentenorganisatie. Volgens Blok was dit voor zowel de courante als incourante monumenten de beste oplossing. 52 Hiermee week de minister af van de gangbare reallocatieprocedure in geval van vervreemding van vastgoed door de Rijksoverheid. Deze procedure houdt in dat, nadat de monumenten onderhands zijn aangeboden aan andere departementen, provincies en gemeenten, over wordt gegaan tot openbare verkoop.53 De mogelijkheid tot afwijking van de procedure wordt de minister geboden door de Regeling Materieelbeheer Rijksoverheid 2006. Een verantwoord beheer en het open karakter van de organisatie hebben minister Blok doen besluiten het overleg over de vervreemding en de voorwaarden waaronder met de NMo op te starten.54 De NMo is een stichting in oprichting waar momenteel de volgende instellingen aan verbonden zijn: Vereniging Hendrik de Keyser; N.V. Bergkwartier, Maatschappij tot Stadsherstel (Deventer); Utrechtse Maatschappij tot Stadsherstel N.V.; Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen; Woningstichting Van Alkmaer voor Wonen; N.V. Monumentenfonds Brabant en Nationale Maatschappij tot behoud, ontwikkeling en exploitatie van Industrieel Erfgoed.55 50
Tweede Kamer, Vergaderjaar 2012-2013, 31490, nr. 103, p. 4. Tweede Kamer, Vergaderjaar 2012-2013, 31490, nr. 105, p. 3. 52 Voortgangsbericht vervreemding monumentencomplexen, minister Blok van Wonen en Rijksdienst 29 mei 2013, p. 1. 53 Tweede Kamer, Vergaderjaar 2012-2013, 31490, nr. 105, p. 4. 54 Voortgangsbericht vervreemding monumentencomplexen, minister Blok van Wonen en Rijksdienst, 29 mei 2013, p. 2. 55 http://nationalemonumentenorganisatie.nl (7-02-2014) 51
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
14
1.3
De 34 monumenten
Met de aanpassing van het monumentenbeleid door minister Donner kwam het onderscheid tussen categorie-I en categorie-II monumenten te vervallen en werd de mogelijkheid geschapen monumenten met primair een erfgoedfunctie af te stoten. Minister Blok heeft daarop besloten 34 monumenten te vervreemden. Deze monumenten kunnen ingedeeld worden in aantal categorieën. De lijst bevat vier kerkelijke objecten (Sint Baafskerk in Aardenburg, Abdijkerk in Aduard, Onze Lieve Vrouwenkerk in Veere, Pandhof Sint Marie in Utrecht), drie gedenknaalden (Koning Willem III in Apeldoorn, Manpad in Heemstede, Gedenknaald in Rijswijk), vijf grafmonumenten (Tromp en Piet Hein in Delft, Des Tombe in Maastricht, Von Inn und Knyphausen in Midwolde, Van Lyere in Katwijk), vier kastelen (De Slagenburg in Doetinchem, De Assemburg in Heemskerk, Radboud in Medemblik, Trompenburgh in ’s-Gravenland), vier ruïnes (Ruïne van Strijen in Oosterhout, Ruïne van Jacobaburcht in Oostvoorne, Ruïne van Brederode in Santpoort Zuid, Ruïne van Teylingen in Voorhout), zes huizen (Willem Witsenhuis in Amsterdam, Gotisch Huis in Kampen, Spaans Huis in Naarden, twee Schotsen huizen in Veere, Het Maarten van Rossumhuis in Zaltbommel), één vesting (Naarden Vesting in Naarden), één museumgebouw (West-Fries museum in Hoorn), vijf torens (Lichttoren in Goedereede, Kasteeltoren in IJsselstein, Kronenburgertoren in Nijmegen, Stenen Baak in Oostvoorne, Sint Lievensmonstertoren in Zierikzee) en één poort (Sassenpoort in Zwolle).56 Zowel Donner als Blok geven aan dat de af te stoten monumenten, kwetsbare monumenten zijn. Hiermee bedoelen ze dat het objecten zijn met een hoge cultuurhistorischeen lage economische waarde.57 Van de 34 monumenten op de lijst waren 33 categorie-I monumenten. Dit houdt in dat de monumenten jarenlang niet vervreemd mochten worden vanwege hun bijzondere cultuurhistorische waarde.58
1.3.1 Totstandkoming van de lijst met 34 monumenten De Rijksgebouwendienst maakt onderscheid tussen monumenten met primair een huisvestingsfunctie (MHF) en monumenten met primair een erfgoedfunctie (MEF). Omdat over de hoeveelheid MEF’s geen officiële cijfers bekend zijn, zal dit onderzocht moeten worden. Hiervoor heb ik gebruik gemaakt van de gebouwencatalogus van de Rijksgebouwendienst, een brief van minister Blok, de nota ‘Rgd-monumenten’ en de inventarisatie ‘Gebouwd of verworven’ van Maria Lamslag. 56
Lijst met 34 monumenten die worden vervreemd, 5 februari 2013. Tweede Kamer, Vergaderjaar 2012-2013, 31490, nr. 103, p. 4. 58 Lijst met 34 monumenten die worden vervreemd, 5 februari 2013. 57
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
15
Volgens minister Blok heeft de Rijksgebouwendienst 45 monumenten met primair een erfgoedfunctie in beheer (zie tabel 1). Naar aanleiding van enkele Kamervragen zette hij uiteen waarom elf van deze monumenten niet vervreemd zullen worden. Het Jachthuis Sint Hubertus in Hoenderloo en een deel van de Abdijkerk in Middelburg zijn weliswaar in beheer, maar niet in eigendom van het Rijk. Deze monumenten kunnen derhalve niet worden vervreemd. Het Mijnmonument in Heerlen is reeds vervreemd aan de gemeente. Het grafmonument van Willem van Oranje in Delft en Slot Het Oude Loo (Blok doelt hier op Paleis Het Loo) in Apeldoorn blijven in bezit van het Rijk vanwege de directe relatie met het Koninklijk Huis. Huis Doorn in Doorn, het Muiderslot in Muiden, Slot Loevestein in Poederoijen en de Gevangenispoort in Den Haag blijven in bezit van het Rijk omdat deze objecten onder het museale bestel vallen. Een complex, bestaande uit twee bunkers in Zandvoort bleek geen monumentstatus te hebben. Dit is administratief gecorrigeerd. Tot slot moet over Paleis Soestdijk in Baarn nog een besluit worden genomen ten aanzien van de vervreemding ervan.59 Zoals zichtbaar is in tabel 1, leiden de diverse inventarisaties tot uiteenlopende conclusies. Zo heeft de Rgd volgens minister Blok 45 monumenten in bezit, komt uit de nota van de Rgd uit 1991 naar voren dat de Rijksgebouwendienst destijds 41 monumenten in bezit had, komt Lamslag in 2011 tot 40 monumenten en zijn dit er volgens de gebouwencatalogus momenteel 42. Deze verschillen hebben een aantal oorzaken. Ten eerste is de status van enkele monumenten gewijzigd van MEF naar MHF en visa versa. Ten tweede is een aantal monumenten, ondanks hun onvervreemdbare status, toch vervreemd. En ten slotte blijken sommige monumenten helemaal geen MEF status te hebben of helemaal niet in bezit te zijn van de Rijksgebouwendienst. Wat opvalt, is dat de Rijksgebouwendienst drie monumenten in bezit heeft die niet op de lijst af te stoten monumenten staan. Het betreft de Gedenknaald Waterloo-Quarté Bras in Baarn, het grafmonument van Rooms-Koning Willem II in Middelburg en de Comeniuskapel in Naarden. Ronald van Engelen, asset manager bij de Rgd en nauw betrokken bij de afstoot van de monumenten geeft hiervoor de volgende verklaring: ‘Het tellen van monumenten van de Rgd kan op diverse manieren. Het aantal gebouwen, aantal kadastrale registraties, het aantal geregistreerde aanwijzingen bij de RCE, provincie of gemeenten. In de aangehaalde brief van minister Blok is er een overzichtelijkheid gekozen het aantal monumenten uit te drukken in complexen. De door jouw aangehaalde monumenten zijn onderdelen van een deze complexen: Gedenknaald Waterloo-Quarté Bras - Paleis Soestdijk, Grafmonument Rooms-koning Willem II - Adijkerkcomplex Middelburg (geen 59
Tweede Kamer, Vergaderjaar 2012-2013, 31490, nr. 105, pp. 3-4.
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
16
eigendom) en de Comeniuskapel Naarden - Vesting Naarden. Bij deze objecten geldt dat er als onderdeel op zich of als complex bijzondere factoren een rol spelen. Deze horen niet bij de lijst van ‘34’ en blijven vooralsnog in handen van het Rijk.’ 60 Bij deze verklaring kunnen kanttekeningen geplaatst worden. Ten eerste bevindt het Spaans Huis zich net als de Comeniuskapel in de Naarden Vesting. Ze maken beide geen deel uit van het vestingwerk zelf. Het Spaans Huis wordt echter niet onder het complex Naarden Vesting geschaard en de Comeniuskapel blijkbaar wel. Ten tweede is de abdijkerk in Middelburg inderdaad niet in bezit van de Rijksgebouwendienst, maar het grafmonument van Rooms-koning Willem II volgens de gebouwencatalogus wel. Ten derde geeft Van Engelen aan dat het aantal te vervreemden objecten wordt uitgedrukt in complexen. De door mij aangehaalde objecten worden volgens de Rgd niet vervreemd omdat deze deel uitmaken van een complex dat niet wordt vervreemd. Volgens de gebouwencatalogus van de Rgd maakt de gedenknaald Willem III in Apeldoorn onderdeel uit van het complex Paleis ’t Loo. Minister Blok heeft aangegeven dat het paleis in eigendom blijft van de Rijksgebouwendienst vanwege de directe relatie met het Koninklijk Huis. Het is daarom des te verwonderlijker dat bovengenoemde gedenknaald wel op de lijst met te vervreemden monumenten staat.
60
Mail 10 februari 2014, Roland van Engelen (Assetmanger Rijksgebouwendienst, betrokken bij de afstoot van de 34 monumenten)
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
17
Monumenten met primair een erfgoedfunctie (MEF)
Blok 45
Nota Rgd 41
Lamslag 40
Gebouwencatalog us 42
1. 2. 3. 4
Sint Baafskerk, Aardenburg Abdijkerk, Aduard Willem Witsenhuis, Amsterdam Gedenknaald Willem III, Apeldoorn
√ √ √ √
√ √ √ X
√ √ √ X
5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
√ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √
√ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √
√ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √
√ √
√ √
√ √
√ √
√ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ X
√ √ √ √ X √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ X √ √
√ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √
√ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √ √
39. 40. 41. 42. 43. 44. 45.
Grafmonument Maarten Tromp, Delft Grafmonument Piet Hein, Delft Kasteel De Slangenburg, Doetinchem Lichttoren, Goedereede Slot De Assemburg, Heemskerk Gedenknaald Manpad, Heemstede Monument Graaf Adolf en park, Heiligerlee West-Fries museum, Hoorn Kasteeltoren, IJsselstein Gotisch Huis, Kampen Kapel met grafmonument van Lyere, Katwijk Grafmonument Des Tombe en resten bastion Waldeck, Maastricht Kasteel Radboud, Medemblik Grafmonument von Inn und Knyphausen, Midwolde Spaans Huis, Naarden Naarden Vesting, Naarden Kronenburgertoren, Nijmegen Stenen Baak, Oostvoorne Ruïne van Strijen, Oosterhout Ruïne van Jacobaburcht, Oostvoorne Gedenknaald, Rijswijk Trompenburg, ’s-Graveland Ruïne van Brederode, Santpoort Zuid Pandhof Sint Marie, Utrecht Onze Lieve Vrouwekerk, Veere Schotse huizen, Veere Ruïne van Teylingen, Voorhout Maarten van Rossumhuis, Zaltbommel Sint Lievensmonstertoren, Zierikzee Sassenpoort, Zwolle Muiderslot, Muiden Gevangenispoort, Den Haag Grafmonument Willem van Oranje, Delft Grafmonument Rooms-Koning Willem II, Middelburg Huis Doorn, Doorn Comeniuskapel, Naarden Grenssteen met wachtpoort, Vaals Slot Loevestein, Poederoijen Gedenknaald Waterloo en Quarté-Bras, Baarn Mijnmonument, Heerlen Jachthuis Sint Hubertus, Hoenderloo
√ √ √ √ (geclusterd onder Het Kleine Loo dit object maakt onderdeel uit van Paleis ’t Loo) √
√ X
Abdijkerk, Middelburg
√ √ X √ X X X (niet in eigendom) X (niet in eigendom) X X
√ √ X √ √ X Gehuurd
46.
√ √ √ √ √ √ X (niet in eigendom) X (niet in eigendom) X X
17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38.
√ X √ √ √
47. Slot Het Oude Loo, Apeldoorn 48. Twee Bunkers, Zandvoort Tabel 1 Monumenten met primair een erfgoedfunctie61
√ √
√ √ √ √ √ √ √ √ √ √
Gehuurd
X X
61
Tweede Kamer, Vergaderjaar 2012-2013, 31490, nr. 105, p. 4. Nota Rgd 1991, pp. 23-78. Lamslag 2011, bijlage. Rijksgebouwendienst gebouwencatalogus (28-01-2014)
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
18
1.3.2 Wijze van verkrijging In de tabellen 2 tot en met 8 is te zien op welke wijze de 34 af te stoten monumenten in bezit zijn gekomen van de overheid.62 Onder de monumenten met primair een erfgoedfunctie bevinden zich objecten die door het Rijk zijn gebouwd of verworven om in dienst te staan van het Rijk. Deze objecten hebben na hun functieverlies een MEF status gekregen. Verder zijn een aantal MEF’s door politieke of staatkundige gevolgen in bezit gekomen van de Staat. Daarnaast is een aantal monumenten met primair een erfgoedfunctie geschonken of verworven in het kader van hun behoud. Van de 34 af te stoten monumenten zijn 18 omwille van hun behoud door de Staat aangenomen. De meeste hiervan zijn aan het aan het einde van de 19de eeuw in bezit gekomen van de overheid. Bij afwezigheid van een Monumentenwet was het in eigendom nemen destijds de enige mogelijkheid om een object te beschermen. Volgens minister Blok zijn 16 van de 34 objecten door middel van schenking in handen gekomen van het Rijk.63 Welke objecten dit betreffen laat hij in het midden. Dit wordt echter wel beschreven in de Rgd nota uit 1991 en in de inventarisatie van Lamslag. In tabel 9 staan de af te stoten monumenten waarvan zeker is dat ze door middel van schenking of legaat in rijksbezit zijn gekomen.64 Volgens de minister dient te worden onderzocht of er regels en voorwaarden aan deze schenkingen zijn verbonden. Dit zou kunnen betekenen dat erfgenamen opgespoord dienen te worden voor toestemming, wat weer van invloed zou kunnen zijn op de mogelijkheid bepaalde monumenten af te stoten.65 Van vijf van de 34 objecten is niet duidelijk hoe ze in bezit zijn gekomen van het Rijk (zie tabel 10).66
1.3.2.1 Victor de Stuers Bij de verwerving van een aantal van de 34 objecten heeft Victor de Stuers een actieve rol vervuld. De Stuers was een gedoctoreerde jurist met een liefde voor kunst en architectuur. In 1873 schreef hij het pamflet ‘Holland op z’n smalst’, dat in het tijdschrift ‘De Gids’ werd gepubliceerd. In het pamflet pleitte hij ervoor dat de overheid meer verantwoordelijkheid moest nemen bij de bescherming van het nationaal erfgoed. Hoewel hij in plaats van erfgoed het woord monument gebruikte, verstond hij hieronder zowel roerende als onroerende materiële zaken uit het verleden.67 Objecten en plekken die de wording van de Nederlandse 62
Nota Rgd 1991 en Lamslag 2011, bijlage. Tweede Kamer, Vergaderjaar 2012-2013, 31490, nr. 105, p. 4. 64 Nota 1991, pp. 23-78 en uit de gebouwencatalogus (27-01-2014) 65 Tweede Kamer, Vergaderjaar 2012-2013, 31490, nr. 131, p. 16. 66 Nota 1991, pp. 23-78. 67 Krabbe 2007, p. 172. 63
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
19
natie door de eeuwen heen tastbaar maakten, moesten volgens De Stuers worden gekoesterd.68 Een jaar na publicatie van zijn pamflet werd hij lid van het nieuwe College van Rijksadviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst. Tot de taken van de rijksadviseurs hoorden het inventariseren en behouden van gebouwen of voorwerpen, welke voor de Nederlandse geschiedenis of kunst belangrijk zijn. Daarnaast adviseerden zij over de bestaande rijkscollecties op het gebied van geschiedenis en kunst, en over zowel nieuwbouwprojecten als restauraties die door het Rijk geheel of gedeeltelijk werden gefinancierd.69 In 1875 werd De Stuers referendaris van de afdeling Kunsten en Wetenschappen. Deze afdeling kreeg onder andere de monumentenzorg in zijn portefeuille. In de periode dat De Stuers ambtenaar werd, heerste er grote onzekerheid over de toekomst van Nederland. Gevreesd werd voor de inname van Nederland door het nieuwe Duitse Keizerrijk. Verder leidden de veranderende maatschappij, als gevolg van de industrialisatie en de daarmee gepaard gaande verstedelijking, ertoe dat de identiteit van Nederland in rap tempo vertroebelde. Victor de Stuers en architect Pierre Cuypers kwamen hiertegen in het geweer, gebruik makend van de monumentenzorg en een eigen architectuurstijl. Cuypers introduceerde een ‘Vaderlandse’ architectuur voor rijksgebouwen, geïnspireerd op de bouwkunst uit de tijd van het ontstaan van de oude Republiek in het midden van de zeventiende eeuw. De Stuers droeg zorg voor de aankoop van historische gebouwen uit de periode die het ontstaan van de oude Republiek markeerden.70 Uit de inventarisatie van Lamslag en de nota ‘Rgd-monumenten’ komt naar voren dat De Stuers met zekerheid betrokken is geweest bij de verwerving van zes van de af te stoten monumenten. Dit zijn het Pandhof Sint Marie in Utrecht, het Schotse Huis in Veere, het Gotisch Huis in Kampen, de Kasteeltoren in IJsselstein, het Kasteel Radboud in Medemblik en het Maarten van Rossumhuis in Zaltbommel.71 Eén Schotse Huis in Veere is op persoonlijke titel door De Stuers gekocht en aan de Staat geschonken. Het pand stond op de nominatie om gesloopt te worden. De Stuers kocht het huis voor 800 gulden en redde het daarmee van de sloop.72 Ook heeft De Stuers een persoonlijke bijdrage geleverd aan de verwerving van het Gotisch Huis in Kampen. In 1904 werd het object door de toenmalige eigenaresse A.B. Elemanse op een veiling te koop aangeboden. De burgemeester en wethouders van Kampen hadden de aanstaande veiling van het huis gemeld aan de minister van Binnenlandse Zaken, omdat het gevaar bestond dat het pand gesloopt zou worden. Uiteindelijk werd op aandringen van De Stuers en F.A. Hoefer (lid Commissie van 68
Perry 2004, p. 78. Perry 2004, p. 99. Van der Peet 1999, p. 171. 71 Lamslag 2011, bijlage. 72 http://www.schotsehuizen.nl/Geschiedenis.html (10-02-2014) 69 70
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
20
Rijksadviseurs) het pand aangekocht door Van Blommestein voor 10.000 gulden. De Stuers droeg zelf 1.000 gulden bij aan de koopsom en kocht voor 500 gulden de eis tot sloop van de buurman af. In 1905 werd het huis aan de gemeente overgedragen en tussen 1907 en 1920 werd het door het Rijk gerestaureerd. Toen de gemeente niet in staat bleek het voortbestaan van het object te garanderen besloot de Staat het pand in 1915 aan te kopen.73 Bij de verweving van een aantal andere monumenten op de lijst van 34, is de Stuers anderszins betrokken geweest. De Onze Lieve Vrouwe Kerk in Veere kwam reeds in 1833 in overheidshanden maar werd destijds niet als monument aangemerkt. Toen het pand gesloopt dreigde te worden, stak De Stuers daar een stokje voor en schonk hij het de monumentenstatus.74 Deze status hield in dat niet zomaar iets aan het pand veranderd mocht worden en er strikte restauratieregels golden.75 Ook de Kronenburgertoren in Nijmegen werd dankzij het College van Rijksadviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst, waar De Stuers lid van was, behoed voor de ondergang en erkend als gaaf bewaard voorbeeld van middeleeuwse militaire architectuur.76 Bij de verwerving van het grafmonument van graaf Adolf in Heiligerlee, de Ruïne van Teylingen in Voorhout en de Sassenpoort in Zwolle heeft De Stuers wellicht een adviserende rol vervuld (zie tabel 2-4). In onderstaande tabellen staan in het blauw de monumenten waarvan zeker is dat De Stuers een rol heeft gespeeld bij de verwerving ervan en in het paars die waarvan vermoedt wordt dat hij bij de verwerving betrokken is geweest. Verworven omwille van behoud 1. Grafmonument Des Tombe en resten bastion Waldeck, Maastricht 2. Gedenknaald Manpad, Heemstede 3. Monument Graaf Adolf en park, Heiligeree 4. Sint Lievensmonstertoren, Zierikzee 5. Ruïne van Teylingen, Voorhout 6. Pandhof Sint Marie, Utrecht 7. Kasteeltoren, IJsselstein 8. Gotisch Huis, Kampen 9. Twee Schotse huizen, Veere 10. Abdijkerk, Aduard 11. Grafmonument Von Inn und Knyphausen, Midwolde 12. Slot De Assumburg, Heemskerk 13. Kapel met grafmonument van Lyere, Katwijk 14. Trompenburgh, ’s-Graveland 15. Sint Baafskerk, Aardenburg Tabel 2 Monumenten die zijn verworven omwille van hun behoud77
Jaar van bezit 1845 1863 1874 1882 1889 1895 1896 1915 1907 en 1947 1909 1909 1911 1921 1938 1951
Verworven met een dubbel doel: behoud en huisvesting 1. West-Fries museum, Hoorn 2. Maarten van Rossumhuis, Zaltbommel 3. Kasteel Radboud, Medemblik Tabel 3 Objecten verworven omwille van behoud en huisvesting78
Jaar van bezit 1877 1881 1889
73
Nota 1991, p. 31. Nota 1991, p. 58. Perry 2004, p. 281. 76 Nota 1991, p. 32. 77 Nota Rgd 1991, pp. 23-78 en Lamslag 2011, bijlage. 74 75
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
21
Verworven ten behoeve van utilitaire functie. Na verlies van functie in staatseigendom gebleven omwille van het behoud van het monument. 1. Lichttoren, Goedereede 2. Naarden Vesting, Naarden 3. Ruïne van Jacobaburcht, Oostvoorne 4. Onze Lieve-vrouwenkerk, Veere 5. Spaans Huis, Naarden 6. Sassenpoort, Zwolle 7. Kronenburgertoren, Nijmegen Tabel 4 Objecten verworven ten behoeve van een utilitaire functie79
1. 2. 3. 4. 5. Tabel 5
Gevolgen van politieke of staatkundige ontwikkelingen staatseigendom geworden Ruïne van Brederode, Santpoort Zuid Ruïne van Strijen, Oosterhout Kasteel de Slagenburg Doetinchem Gedenknaald, Rijswijk Gedenknaald Koning Willem III, Apeldoorn Objecten door politieke of staatkundige ontwikkelingen eigendom geworden80
Jaar van bezit 1552? 1805 +/1824 1833 1845 1894 Onbekend
Jaar van bezit 1679 1881 1950 1975 Onbekend
Verworven om een onbekende reden 1. Willem Witsenhuis, Amsterdam Tabel 6 Object verworven om onbekende redenen81
Jaar van bezit 1943
Gebouw als monument 1. Grafmonument Piet Hein, Delft 2. Grafmonument Tromp, Delft Tabel 7 Objecten gebouwd als monument82
Jaar van bezit 1638 1664
Gebouwd voor utilitaire functie. Na verlies van functie in staatseigendom gebleven omwille van behoud van het monument. 1. Stenen Baak, Oostvoorne Tabel 8 Object gebouwd voor een utilitaire functie83
Jaar van bezit
Object
1630
Geschonken of d.m.v. legaat verkregen 1. Gedenknaald Manpad, Heemstede Zoon van de stichter 2, Monument Graaf Adolf en park, Heiligerlee Onbekend 3. Kasteeltoren, IJsselstein Onbekend 4. Kasteel Radboud, Medemblik Gemeente 5. Sassenpoort, Zwolle Gemeente 6. Pandhof Sint Marie, Utrecht Toenmalige eigenaresse de Oude Katholieke kerk 7. Schots Huis, Veere Victor de Stuers 8. Grafmonument Von Inn und Knyphausen, Midwolde Onbekend 9. Slot Assemburg, Heemskerk Toenmalige eigenaar 10. Grafmonument van Lyere, Katwijk Nazaten van de stichter 11. Trompenburg, ‘s- Graveland Toenmalige eigenaar F.E. Blauw 12. Willem Witsenhuis, Amsterdam Onbekend Tabel 9 Objecten die door middel van legaat of schenking in bezit zijn gekomen van het Rijk84
Jaartal
Aangekocht door of geschonken aan het Rijk 1. Sint Lievensmonstertoren, Zierikzee 2. Grafmonument Des Tombe en resten bastion Waldeck, Maastricht 3. West-Fries museum, Hoorn 4. Ruïne van Teylingen, Oostvoorne 5. Abdijkerk, Aduard Tabel 10 Objecten die zijn aangekocht door of geschonken aan het Rijk85
Jaartal 1882 1845 1877 1889 1909
1873 1874 1888 1889 1894 1895 1907 1909 1911 1921 1938 1943
1.3.3 Staat en bestemming Over de huidige staat van de monumenten bestaat weinig duidelijkheid. De dienst heeft nagelaten dit bij de presentatie van de plannen naar buiten te brengen. 86 Uit de 78
Nota Rgd 1991, pp. 23-78 en Lamslag 2011, bijlage. Nota Rgd 1991, pp. 23-78 en Lamslag 2011, bijlage. Nota Rgd 1991, pp. 23-78 en Lamslag 2011, bijlage. 81 Nota Rgd 1991, pp. 23-78 en Lamslag 2011, bijlage. 82 Nota Rgd 1991, pp. 23-78 en Lamslag 2011, bijlage. 83 Nota Rgd 1991, pp. 23-78 en Lamslag 2011, bijlage. 84 Nota Rgd 1991, pp. 23-78 en Lamslag 2011, bijlage. 85 Nota Rgd 1991, pp. 23-78 en Lamslag 2011, bijlage. 79 80
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
22
gebouwencatalogus van de Rgd blijkt dat negen van de 34 objecten nooit zijn gerestaureerd. Dit betreft voornamelijk de huizen op de lijst. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat deze objecten beter onderhouden worden. Zeven van de 34 af te stoten monumenten zijn in de tweede helft van de twintigste eeuw gereconstrueerd volgens (nieuwe) historische inzichten (zie tabel 11-18). Tussen 2000 en 2013 zijn 18 van de 34 af te stoten monumenten volgens het nieuwe principe gerestaureerd, waarbij wordt gekeken naar de aanwezige bouw- en architectuurhistorische waarde uit diverse perioden (zie tabel 11-18). Van de 34 af te stoten monumenten zijn 20 geschikt voor huisvesting. Dit geldt niet voor de grafmonumenten, gedenknaalden, ruïnes en de kloostergang (zie tabel 11-18). In het merendeel van de gevallen hebben de monumenten een functie als museum of cultureel centrum. De meeste kerken fungeren nog steeds als kerk. De Rgd is er kortom in geslaagd een passende functie te vinden voor alle 34 monumenten. Kerkelijke objecten
Functies (tussenhaakjes = oorspronkelijke functie) (dik gedrukt = huidige functie) 1. Sint Baafskerk, Aardenburg protestante kerk en activiteitencentrum 2. Abdijkerk, Aduard hervormde kerk en educatief historisch centrum 3. Onze Lieve Vrouwenkerk, Veere (kerk) stal, overdekt voetbalveld, opslagplaats, feestzaal, militaire hospitaal, culturele functie en prostestante kerk 4. Pandhof Sint Marie, Utrecht kloostergang met tuin Tabel 11 Functies en restauraties kerkelijke objecten87 Kastelen en Sloten
Functies (tussenhaakjes = oorspronkelijke functie) (dik gedrukt = huidige functie) 1. De Slangenburg, Doetinchem (kasteel) gasthuis van de Benedictijner Abdij st. Willibrord 2. De Assemburg, Heemskerk (Slot) jeugdherberg 3. Radboud, Medemblik cultureel centrum 4. Trompenburgh, ’s-Graveland (landhuis) dependance Rijksmuseum, museale functie Tabel 12 Functies en restauraties kastelen en sloten88 Gedenknaalden
1. Koning Willem III, Apeldoorn 2. Manpad, Heemstede 3. Gedenknaald, Rijswijk Tabel 13 Functies en restauraties gedenknaalden89
Functies (tussenhaakjes = oorspronkelijke functie) (dik gedrukt = huidige functie) gedenknaald gedenknaald gedenknaald
(Graf)monumenten
1. 2. 3. 4.
Grafmonument Tromp, Delft Grafmonument Piet Hein, Delft Grafmonument Des Tombe, Maastricht Grafmonument Van Lyere, Katwijk
Functies (tussenhaakjes = oorspronkelijke functie) (dik gedrukt = huidige functie) praalgraf praalgraf graf praalgraf
Restauraties
1956 en 2004 1928 1881 en 2003 1900
Restauraties
1621, 1959 en 2005 1911, 1980, 2005 1890 en 1965 1988 en 2001-2005
Restauraties
2009 1994
Restauraties
2013 2013 2011
5.
Grafmonument von Inn und praalgraf Knyphausen, Midwolde Tabel 14 Functies en restauraties grafmonumenten90
86
Mail 10 februari 2014, Roland van Engelen (Assetmanger Rijksgebouwendienst, betrokken bij de afstoot van de 34 monumenten) Gebouwencatalogus Rijksgebouwendienst en Monumentenregister Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (28-01-2014) 88 Gebouwencatalogus Rijksgebouwendienst, Monumentenregister Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, http://www.kasteelslangenburg.nl, http://www.kasteelradboud.nl (28-01-2014) 89 Gebouwencatalogus Rijksgebouwendienst en Monumentenregister Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (28-01-2014) 90 Gebouwencatalogus Rijksgebouwendienst en Monumentenregister Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (28-01-2014) 87
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
23
Torens
1.
Functies (tussenhaakjes = oorspronkelijke functie) (dik gedrukt = huidige functie) (kerk) vuurtoren, museum
Lichttoren, Goedereede
2. Kasteeltoren, IJsselstein 3. Kronenburgertoren, Nijmegen 4. Stenen Baak, Oostvoorne 5. Sint Lievensmonstertoren, Zierikzee Tabel 15 Functies en restauraties torens91 Ruïnes
(kasteel) museum (kruittoren) atelier (vuurtoren) museale functie museum en uitzichttoren
Restauraties
1833, 1894, 1975, 2010 1878-1885 2003 1897, 1970
1.
Ruïne van Strijen, Oosterhout
Functies (tussenhaakjes = oorspronkelijke functie) (dik gedrukt = huidige functie) (kasteel) ruïne
2.
Ruïne van Jacobaburcht, Oostvoorne
(burcht) ruïne
3.
Ruïne van Brederode, Santpoort Zuid
(kasteel) ruïne
1862, 1986, 19831990, 2010-2013
(slot) ruïne
1950, 1977, 2011
4. Ruïne van Teylingen, Voorhout Tabel 16 Functies en restauraties ruïnes92 Huizen
1. 2. 3. 4.
Willem Witsenhuis, Amsterdam Gotisch Huis, Kampen Spaans Huis, Naarden Schots Huis ’t Lammeken, Schots Huis De Struijs, Veere 5. Het Maarten van Rossumhuis, Zaltbommel Tabel 17 Functies en restauraties huizen93 Overige objecten
1.
Naarden Vesting, Naarden
Functies (tussenhaakjes = oorspronkelijke functie) (dik gedrukt = huidige functie) (woonhuis) museum museum (kerk) museum (woonhuizen) museum en museum
Restauraties
1887, 1971, 1989, (2012?) 1941, 1958, 2011
Restauraties
1909 (‘t Lammeken)
(poortgebouw) kantongerecht, museum
Functies (tussenhaakjes = oorspronkelijke functie) (dik gedrukt = huidige functie) (vesting) museum en bedrijfsruimte
2.
Park + Monument Graaf Adolf, park en gedenkmonument Heiligerlee 3. West-Fries Museum, Hoorn (vergaderruimte) museum 4. Sassenpoort, Zwolle Woonhuis nr. 53 (verdedigingswerk) rijksarchief, museale functie (onderdeel Sassenpoort), Zwolle Tabel 18 Functies en restauraties overige objecten94
Restauraties
1964-1987, 19912001, 2008-2010 1974, 1988, 1996 en 2012 1911 2008
91
Gebouwencatalogus Rijksgebouwendienst, Monumentenregister Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en www.openmonumentendag.nl (2801-2014) 92 Kamphuis 2011, presentatie. 93 Gebouwencatalogus Rijksgebouwendienst en Monumentenregister Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (28-01-2014) 94 Gebouwencatalogus Rijksgebouwendienst, Monumentenregister Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, http://www.kijkopoostnederland.nl/uitgelicht/trends/eeuwenoude-sassenpoort-geeft-geheimen-prijs.htm (28-01-2014) en http://www.naardenvesting.info/portfolio/de-vesting-werken (28-01-2014)
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
24
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
25
2.
Erfgoed
Volgens het Van Dale woordenboek betekent erfgoed ‘dat wat iemand geërfd heeft’.95 Deze brede definitie houdt in dat alles wat uit een andere generatie stamt onder de noemer erfgoed geschaard kan worden. Binnen de cultuurwetenschap wordt erfgoed doorgaans gedefinieerd als ‘sporen uit het verleden, die een betekenis hebben in het heden’. Deze sporen kunnen uiteenlopen van concrete tastbare overblijfselen zoals gebouwen, archeologische vondsten en complete landschappen tot immateriële overblijfselen als verhalen, herinneringen, plaatsnamen en tradities.96 Vanaf het begin van de eenentwintigste eeuw is erfgoed het meest gangbare begrip om overblijfselen uit het verleden aan te duiden. Jarenlang werd vooral gesproken van monumenten. In dit hoofdstuk zal allereerst deze verschuiving van monument naar erfgoed uiteen worden gezet. Daarna zal worden ingegaan op de ontwikkeling van de rol van erfgoed binnen de samenleving. Tot slot zal worden stilgestaan bij de vraag in hoeverre erfgoed relatief dan wel absoluut is. Is al het erfgoed dynamisch en daarmee relatief of bestaat er zoiets als iconisch (absoluut) erfgoed?
2.1
Van monument naar erfgoed
Het begrip monument bestaat al eeuwenlang en had oorspronkelijk betrekking op materiële objecten, zoals gedenknaalden en graftombes, die de herinnering aan een persoon of gebeurtenis levend dienden te houden.97 Sinds de Bataafs-Franse tijd (1795) slaat het begrip ook op roerende zaken die aanleiding geven tot herinneren en gedenken, zoals archieven en kunstschatten.98 In zijn pamflet ‘Holland op zijn smalst’ uit 1873 gebruikte Victor de Stuers veelvuldig het woord monument. Hij verstond hieronder zowel onroerende als roerende zaken, zoals gebouwen of andersoortige gebouwde objecten, archieven en kunstschatten.99 In de eerste Monumentenwet uit 1961, werden onder het begrip monument, onroerende objecten verstaan, die tenminste vijftig jaar oud waren en van algemeen belang waren wegens de schoonheid, wetenschap en volkenkunde. 100 Niet alleen afzonderlijke objecten maar ook gebieden konden aangewezen worden als monument in de vorm van een beschermd stads- of dorpsgezicht. Het aanwijzen van monumenten geschiedde volgens strikte criteria door kunsten cultuurhistorici. Door hen werd onder andere gekeken naar vakmanschap, architect,
95
http://www.vandale.nl/opzoeken?pattern=erfgoed&lang=nn#.UyqyXBgTGsA (20-03-2014) Renes 2011, p. 7. 97 Langereis 2007, p. 69. 98 Kuipers 2012, p. 10. 99 Krabbe 2007, p. 172. 100 Monumentenwet 1961, Artikel 1. 96
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
26
stijlvormen, materiaal en zeldzaamheid.101 Een monument werd gezien als een statisch goed, dat onafhankelijk was van individuele percepties en door iedereen om dezelfde redenen werd gewaardeerd. Een monument diende zoveel mogelijk in de originele staat bewaard te worden. Bij het onderhouden van monumenten werd dan ook geopteerd voor preventieve conservering en minimale ingrepen in de authenticiteit. Deze uitgangspunten zijn onder meer terug te vinden in het Charter van Venetië uit 1965 en de criteria van de Werelderfgoedlijst van Unesco.102 Het belang van authenticiteit van monumenten is volgens architectuurhistoricus Auke van der Woud gelegen in het feit dat gebouwen, net als archeologische sites en archieven, opslagplaatsen zijn van unieke historische informatie. In zijn artikel ‘Ethiek van de onthouding’ betoogt hij tevens dat authenticiteit de zintuigelijke ervaring met zich meebrengt. Het voelen, ruiken en zien van oude gebouwen zorgt voor een historische beleving. Tot slot noemt hij de contrafunctie van een oud gebouw. Een authentiek, geconserveerd object maakt het verschil zichtbaar tussen het ambacht, techniek, welvaart, religie en het dagelijks leven van vroeger en nu, aldus Van der Woud.103 Vlak na de Tweede Wereldoorlog verdween het verleden als inspiratiebron en stond alles in het teken van vernieuwing. In jaren zeventig van de vorige eeuw kreeg in Nederland de belangstelling voor het verleden opnieuw gestalte. Zo kozen steeds meer studenten voor historische studies en nam het aantal onderzoeksprojecten toe. Onder meer werd onderzoek verricht naar de monumentenzorg, naar musea en op het gebied van de collectieve herinnering.104 Terwijl de monumentenzorg het als haar taak zag historische objecten aan te wijzen als monument en deze zo getrouw mogelijk te onderhouden, gingen in de wetenschap stemmen op voor een andere omgang met monumenten. Een toonaangevende buitenlandse publicatie die bijdroeg aan deze ontwikkeling was ‘The past is a foreign country’ van David Lowenthal (1981).105 Hierin bepleit Lowenthal dat overblijfselen uit het verleden meer zijn dan historische objecten. In plaats van monument hanteert hij de term heritage dat vertaald kan worden als erfgoed. Hij verstaat hieronder zowel materiële als immateriële overblijfselen van het verleden. Lowenthal maakt onderscheid tussen geschiedenis en erfgoed. Geschiedenis wil de waarheid vertellen, terwijl erfgoed volgens hem gericht is op het ervaren van het verleden. Het gaat niet zozeer over elk verleden, maar over een specifiek verleden dat wordt toegeëigend door hedendaagse groepen in de samenleving om zich te kunnen onderscheiden, 101
Bosma 2008, p. 23. Bosma 2008, pp. 23-24. Van der Woud 1996, pp. 35-36. 104 Den Boer 2005, p. 41. 105 Lowenthal 1981, pp. 190-230. 102 103
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
27
aldus Lowenthal.106 Uit deze relativering van het begrip erfgoed volgt dat het niet voor iedereen hetzelfde kan zijn. Wat voor de een erfgoed is, kan voor de ander een alternatieve of geen betekenis hebben. Deze en andere publicaties zorgden enerzijds voor het inzicht dat een monument meer is dan een historisch object en anderzijds dat een nieuwe invalshoek nodig was om objecten uit het verleden te bestuderen.107 Deze nieuwe inzichten hebben bijgedragen aan de geleidelijke vervanging van het statische begrip monument door het dynamische erfgoed.108 De veelvuldige hantering van het begrip erfgoed in de wetenschap droeg in 2006 bij aan de fusie van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ) en de Rijksdienst voor Oudheidkundig
Bodemonderzoek
(ROB)
tot
de
Rijksdienst
voor
Archeologie,
Cultuurlandschap en Monumenten (RACM). In 2009 werd de naam van de dienst veranderd in de Rijkdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).109 Zoals reeds uiteen is gezet, wordt onder ‘erfgoed’ meer verstaan dan alleen de gebouwde omgeving en archeologische vondsten. Onder het begrip wordt tevens het museaal en archivalisch erfgoed geschaard. Volgens de Rijksdienst past het begrip erfgoed bij de huidige ontwikkelingen in de samenleving. Bovendien hanteert ook Unesco het begrip ‘erfgoed’ dat gedefinieerd wordt als ‘de gebruiken, de voorstellingen, de expressie, de kennis en vaardigheden die gemeenschappen, groepen en soms individuen erkennen als onderdeel van hun cultureel erfgoed’.110
2.2
Erfgoed in de maatschappij
Ten tijde van invoering van de eerste Monumentenwet in 1961 verkeerde Nederland in een periode van wederopbouw. Het merendeel van de bevolking was dan ook niet geïnteresseerd in het belang en de betekenis van objecten uit het verleden. De oorlog had gezorgd voor een mentaliteitsverandering waardoor het verleden niet langer diende als inspiratiebron.111 Er werd vooral vooruit gedacht en het accent lag op vernieuwing. In het kader van cityvorming ontwikkelden stadsbesturen plannen om binnensteden te moderniseren. Historische gebouwen, straten en wijken moesten hiervoor wijken. Ook de rest van het Nederlandse landschap onderging als gevolg van de welvaartsgroei en bevolkingstoename een metamorfose. Oude structuren, sporen en gebouwen verdwenen massaal uit het landschap. Mensen trokken uit de stad naar nieuwbouwwijken en het platteland.112 In de periode 1961 106
Lowenthl 1981, pp. 190-230. Van Koningsbruggen en Van Hellemondt 2010, p. 48. 108 Van Koningsbruggen en Van Hellemondt 2010, p. 46. 109 www.cultureelerfgoed.nl (26-03-2014) 110 http://erfgoedbalans.cultureelerfgoed.nl/wat-is-erfgoed%3F/het-begrip-erfgoed (26-03-2014) 111 Denslagen 2005, p. 163. 112 Van der Cammen en De Klerk 2003, p. 173. 107
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
28
1970 boekten Amsterdam, Den Haag en Rotterdam samen een vertrekoverschot van 278.000 mensen.113 Doordat werk- en woongelegenheid steeds verder uit elkaar groeiden nam het verkeer toe en waren verkeersingrepen noodzakelijk. Een van de bekendste hiervan was de aanleg van een metronet in de binnenstad van Amsterdam. De aanleg van de metrolijn vanaf de Bijlmermeer dwars door de binnenstad naar het Centraal Station verliep niet zonder slag of stoot. Voor de realisatie van de lijn moest een groot aantal huizen worden gesloopt, wat stuitte op verzet. Uiteindelijk werd besloten een metrotunnel te graven en de wijk boven de tunnel deels te sparen.114 Slechts een kleine groep mensen, voornamelijk bestaande uit monumentenzorgers, oudheidkundigen en aanhangers van nieuwe sociale bewegingen zoals de Provo, de Kabouters en de Nieuwmarktbeweging, verzetten zich tegen de grootschalige stadsvernieuwingen.115 In de loop van de jaren zeventig van de vorige eeuw kwam hier langzaam verandering in. Het Monumentenjaar 1975 heeft hierin een belangrijke rol gespeeld. In dat jaar stond het monument centraal. Mensen werden geïnformeerd over de monumentenzorg, er vonden studiedagen en congressen plaats, er werden tentoonstellingen georganiseerd en er werd zelfs een kwartetspel uitgegeven. Tijdens de slotzitting op 25 oktober werd in het Congrescentrum Rai in Amsterdam de Declaratie van Amsterdam ondertekend waarin het belang van een maatschappelijk draagvlak voor de monumentenzorg werd onderstreept. Hoewel de werkingskracht van de declaratie beperkt was, bracht het wel het belang van monumenten grootschalig onder de aandacht.116 In de jaren negentig van de vorige eeuw groeide de belangstelling voor het verleden langzaam naar het niveau waar dit zich nu op bevindt. Een ontwikkeling die erfgoed op de kaart zette, was de nota ‘Belvedere’. In deze nota, opgesteld door de ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM), Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW), Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) en Verkeer en Waterstaat (V&W), werd gepleit voor het respectvol behandelen van het cultuurhistorisch verleden en om het als uitgangspunt te nemen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Dit hield concreet in dat bij het ontwikkelen van een bepaald gebied, rekening gehouden diende te worden met de karakteristieke eigenschappen ervan. Deze visie is onder andere terug te zien in de VINEX-wijken Waalsprong in Nijmegen, Schuytgraaf in Arnhem Zuid, Ypenburg in Den Haag, Leidsche Rijn in Utrecht en Brandevoort in Helmond. In deze wijken is erfgoed 113
Van der Cammen en De Klerk 2003, p. 173. Davids 2000, p. 158. 115 Davids 2000, p. 161. 116 Verfürden 1997, p. 80. 114
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
29
geïntegreerd, met als doel de wijk een eigen gezicht te geven. Hoogleraar Erfgoedstudies Hans Renes onderscheidt drie wijzen waarop erfgoed is geïntegreerd in de nieuwbouwwijken. Ten eerste door het meenemen van oude structuren, gebouwen en andere objecten in oorspronkelijke vorm. Dit is gebeurd in de wijk Waalsprong in Nijmegen. Ten tweede door het transformeren van oude structuren, gebouwen of verhalen, waarbij de authenticiteit van het materiaal afneemt, zoals in de wijk Ypenburg. Als laatste noemt hij het halen van inspiratie uit het verleden, waarbij wordt nagelaten gebruik te maken van oude materialen, verhalen en structuren. Deze manier is toegepast in de Helmondse wijk Brandevoort.117 Vooral het suggereren van een verleden dat nooit heeft plaatsgevonden, zoals in Brandevoort, vindt veel navolging in de rest van Nederland. Een bekend voorbeeld hiervan is de nieuwbouwwijk Op Buuren in Maarssen. De toegenomen maatschappelijke belangstelling voor erfgoed uit zich niet alleen in nieuwbouwprojecten. Ook wordt steeds vaker middels crowdfunding getracht geld in te zamelen voor de renovatie of herbestemming van erfgoed zoals de Pier in Scheveningen, de School van Dik Trom in Hoofddorp, de Sodafabriek in Schiedam, een Brabantse boerderij in Vlijmen, de Bakenesserkerk in Haarlem, de Vechtclub XL in Utrecht, Landgoed Nieuwenhorst in Noordwijkerhout en de Dom in Utrecht. Door middel van crowdfunding is 2,5% van de verbouwingskosten van de Sodafabriek opgehaald en de helft van de onderhoudskosten van de Dom.118
2.2.1 De Nederlandse Canon De hang naar het verleden komt niet alleen tot uiting in de architectuur. Zo verschijnen op televisie programma’s als Moeder ik wil bij de Revue en Het Koninkrijk en bestaat sinds 2009 de zender Nostalgienet waarop de beste programma’s uit de jaren vijftig tot tachtig worden uitgezonden. Verder zijn retro fietsen, zonnebrillen, schoenen, kleding en kapsels populairder dan ooit en hebben auto’s als de Mini Cooper, Volkswagen Beatle en Fiat 500 hun herintrede gedaan. 119 In de supermarkt zijn kant en klare oudhollandse gerechten te koop evenals grootmoederskoeken. Dit verlangen naar een recent verleden wordt verklaard door een aantal maatschappelijke ontwikkelingen zoals globalisering, individualisering, Europeanisering en de technologische revolutie. Deze hebben ervoor gezorgd dat de Nederlandse samenleving in de afgelopen decennia snel is veranderd, waardoor mensen houvast zijn gaan zoeken in het 117
Renes 2011, pp. 4-5. http://www.platformvoer.nl/trenddossiers/dossier-crowdfunding/ (8-04-2014) 119 Akkerman, Kok, Van Putten en Van Schoonhoven 2013, p. 3. (Manifest Brandevoort) 118
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
30
verleden.120 De behoefte aan identiteit en de hang naar het verleden deden de overheid ertoe besluiten in het onderwijs meer aandacht te gaan schenken aan de vaderlandse geschiedenis. Na de Tweede Wereldoorlog was de vaderlandse geschiedenis als schoolvak sterk verwaterd.121 Daarom werd besloten de ‘Canon van Nederland’ opnieuw in te voeren. Hierin worden de belangrijkste gebeurtenissen, personen, teksten en voorwerpen uit de Nederlandse geschiedenis uiteengezet. De ‘Canon’ bestaat uit 50 onderwerpen (vensters) uit de Nederlandse cultuur en geschiedenis.122 Volgens de ‘Canon’ vormen onderstaande veertien hoofdlijnen de rode draad door de Nederlandse geschiedenis en zijn het de dwarsverbanden tussen de afzonderlijke vensters.123
1. Lage landen bij de zee: De Beemster, De watersnood 2. Aan de periferie van Europa: Romeinse Limes, Karel de Grote, Karel V 3. Een gekerstend land: Hunnebedden, De Romeinse Limes, Willibrord, Erasmus, De Beeldenstorm, De Statenbijbel 4. Een Nederlandse taal: Hebben olla vogala, De Statenbijbel, Max Havelaar, Annie M.G. Schmidt 5. Een verstedelijkt land en een handelsknooppunt aan de monding van de Rijn, Schelde en Maas: De Hanze, De grachtengordel, Haven van Rotterdam 6. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden: Floris V, Karel V, de Beeldenstorm, Willem van Oranje, De Republiek, Hugo de Groot, Spinoza, De grachtengordel 7. De bloei van de Gouden eeuw: Hugo de Groot, Rembrandt, Michiel de Ruyter, Christiaan Huygens, Spinoza, Buitenhuizen. 8. Koopmansgeest en koloniale macht: De VOC, De Atlas van Blaeu, Slavernij, Max Havelaar, Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen, Veelkleurig Nederland 9. Eenheidstaat, constitutionele monarchie: Buitenhuizen, Eise Eisinga, de Patriotten, Napoleon Bonaparte, Koning Willem I, De Grondwet 10. Het ontstaan van een moderne samenleving: De eerste spoorlijn, Verzet tegen kinderarbeid, Vincent van Gogh, Aletta Jacobs, De Eerste Wereldoorlog, De Stijl 11. Nederland in een tijd van Wereldoorlogen 1914-45: De Eerste Wereldoorlog, De Stijl, De crisisjaren, De Tweede Wereldoorlog, Anne Frank, Indonesië 120
Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid 2007, p. 6. http://www.historischnieuwsblad.nl/nl/artikel/6602/wat-willen-we-onze-kinderen-leren-over-ons-verleden.html (25-04-2014) 122 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/voortgezet-onderwijs/vraag-en-antwoord/wat-is-de-canon-van-nederland.html (31-03-2014) 123 www.entoen.nu (31-03-2014) 121
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
31
12. De verzorgingsstaat, democratisering en ontkerkelijking: Aletta Jacobs, Willem Drees, De watersnood, De televisie, Haven van Rotterdam, Annie M.G. Schmidt, De gasbel 13. Nederland krijgt kleur: Indonesië, Suriname en de Nederlandse Antillen, Veelkleurig Nederland 14. Nederland in Europa: Sebrenica, Europa
Naast het invoeren van de ‘Canon’ werd tevens besloten een museum voor nationale historie te openen.124 Bij de inrichting en programmering van het museum gold de ‘Canon’ als uitgangspunt. In 2011 werd echter besloten de subsidie stop te zetten waardoor het museum er nooit is gekomen.125
2.3
Iconisch erfgoed
In zijn oratie ‘Dynamisch erfgoed’ gaat de Nederlandse cultuurhistoricus Willem Frijhoff in op de dynamiek van erfgoed. Volgens Frijhoff is erfgoed niet alleen een vaste verzameling van objecten maar tevens een actor bij de vorming van een cultuur.126 Het is daarom niet mogelijk erfgoed te beschouwen als een op zichzelf staand artefact met een eigen betekenis. Herinneringen, identiteit en het toe-eigenen spelen een belangrijke rol bij de betekenisgeving. Omdat de cultuurgeschiedenis verandert door de perceptie van de mens moet het telkens opnieuw worden gedefinieerd.
127
In die dynamische zin staat erfgoed voor een
toekomstgerichte selectie van wat wij als erfgoed willen vanuit een gewenste identiteitsvorming. Erfgoed is met andere woorden niet neutraal. Het geeft vorming aan groepsidentiteiten. Het toe-eigenen van bepaald erfgoed kan zelfs leiden tot strijd. De identiteit van een groep krijgt mede vorm in relatie tot een andere groepen. Zo is het volgens Frijhoff ook mogelijk dat erfgoed zijn zin kan verliezen, of juist in betekenis kan groeien. Er zullen steeds nieuwe vormen van erfgoed opkomen. Het gaat volgens hem zelfs zo ver dat door het hanteren van het dynamische begrip erfgoed het niet meer mogelijk is, om een definitieve hiërarchie of canon onder de erfgoedobjecten aan te brengen of een erfgoedregime te ontwikkelen dat duidelijke richtlijnen geeft.128 De objecten die nu benoemd worden tot erfgoed kunnen in het extreemste geval morgen hun betekenis verliezen. De historicus moet 124
Luiten 2006, p. 38. http://www.volkskrant.nl/vk/nl/3360/musea-en-galerieen/article/detail/2442684/2011/06/07/Geen-subsidie-meer-voor-NationaalHistorisch-Museum.dhtml (31-03-2014) 126 Frijhoff 2007, p. 19. 127 Frijhoff 2007, pp. 18-21. 128 Frijhoff 2007, p. 19. 125
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
32
volgens Frijhoff de samenleving helpen greep te krijgen op de ongeordende veelheid indrukken, objecten, gedachten en gevoelens die vanuit het verleden op ons afkomen. De historicus dient te achterhalen wat collectief van waarde wordt geacht door de gemeenschap. Hierbij moet hij of zij vanuit de wetenschap objecten selecteren en interpreteren.129 Van de 34 monumenten kregen 33 in 1991 een categorie-I status omdat ze gezien werden als iconische monumenten.130 Het woord ‘iconisch’ wordt meestal gebruikt om extra waarde aan een object te verbinden omdat het een symbool is van een bepaalde tijd. Een symbool is een betekenisdrager, het heeft enerzijds een vorm en anderzijds een betekenis. De betekenis die daaraan wordt gegeven berust meestal op afspraken van de gebruikers. De betekenis van een symbool kan in de loop der tijd veranderen, ditzelfde geldt dus voor een icoon. Een object kan iconischer of minder iconisch worden.131 Daarnaast heeft ook een icoon niet voor iedereen dezelfde betekenis en is het daarmee, net als erfgoed, een dynamisch begrip. Gezien de dynamiek van zowel het begrip erfgoed als het begrip iconisch rijst de vraag in hoeverre deze monumenten nog immer aangemerkt kunnen worden als iconen. De dynamiek van erfgoed brengt volgens Frijhoff met zich mee dat geen vaste erfgoedcanon kan worden samengesteld. Anderzijds dient een historicus volgens hem objectief vanuit de wetenschap te kijken welke objecten collectief van belang, en daarmee iconisch zijn.132 Een aantal bronnen dat indicatief is voor de al dan niet iconische status van een object zijn de top 100 rijksmonumenten, de ‘Canon van Nederland’, de beleidsvisie ‘Kiezen voor karakter’ en de door De Stuers aangekochte monumenten. De Top 100 rijksmonumenten is het resultaat van een in 1990 door de Monumentenzorg aangebrachte rangschikking in haar monumentenbestand. De 100 objecten op de lijst zijn door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg bestempeld als onvervangbare monumenten, die in tijden van oorlog beschermd dienen te blijven. Deze monumenten werden voorzien van het UNESCO-schildje dat met het Verdrag van Den Haag in 1954 is ingevoerd.133 Het jongste monument op deze lijst is de Van Nellefabriek uit 1931. Verder bestaat de lijst voornamelijk uit monumenten die eeuwen oud zijn.134 Van de 34 af te stoten monumenten komen er vier in deze top 100 voor. De ‘Canon van Nederland’ die werd samengesteld naar aanleiding van de politieke roep om een nationale identiteit wordt sinds 2009 in het onderwijs gehanteerd. Het is een overzicht van belangrijke gebeurtenissen, personen, teksten en voorwerpen uit de vaderlandse geschiedenis 129
Frijhoff 2007, p. 21. Nota 1991, pp. 23-78. 131 Van der Laarse 2011, p. 40. 132 Frijhoff 2007, p. 21. 133 http://www.cultureelerfgoed.nl/internationaal/verdragen (25-04-2014) 134 http://www.nederland-actueel.nl/index.php/top-100-van-nederlandse-monumenten (16-04-2014) 130
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
33
die tezamen de ontwikkeling van Nederland in de afgelopen eeuwen toont.135 Tien van de af te stoten monumenten komen hierin voor. In de beleidsvisie ‘Kiezen voor karakter’, wordt aangegeven welke monumenten van nationaal belang zijn en waarvoor het Rijk zorg gaat dragen.136 De Naarden Vesting is de enige van de 34 monumenten die in de beleidsvisie wordt genoemd. De vesting maakt onderdeel uit van de Hollandse Waterlinie die op de voorlopige Werelderfgoedlijst van UNESCO staat. De door De Stuers aangekocht monumenten markeren het begin van de monumentenzorg en zijn als zodanig van grote waarde. Bij de verwerving van acht van de 34 af te stoten monumenten heeft De Stuers een rol gespeeld.
Monument
Monumentenzorg
Top 100
Canon van
Beleidsvisie
rijksmonumenten
Nederland
Kiezen voor Karakter
1. 2. 3.
Sint Baafskerk, Grafmonument Piet Hein, Delft Kasteel de Slangenburg, Doetinchem 4. Monument Graaf Adolf en park, Heiligerlee 5. Kasteeltoren, IJsselstein 6. Gotisch Huis, Kampen 7. Kasteel Radboud, Medemblik 8. Spaans Huis, Naarden 9. Naarden Vesting, Naarden 10. Kronenburgertoren, Nijmegen 11. Trompenburg, ‘s Graveland 12. Pandhof Sint Marie, Utrecht 13. Onze-Lieve-Vrouwekerk, Veere 14. Twee Schotse huizen, Veere 15. Maarten van Rossumhuis, Zaltbommel 16. Sassenpoort, Zwolle Tabel 19 ‘Iconische monumenten’
√ √ √ √ √ √ √
√ √ √ √ √
√
√
√ √ √ √ √
√ √ √
√
135 136
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/voortgezet-onderwijs/vraag-en-antwoord/wat-is-de-canon-van-nederland.html (16-04-2014) In paragraaf 3.3.1 wordt dieper ingegaan op de beleidvisie ‘Kiezen voor karakter, visie erfgoed en ruimte’.
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
34
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
35
3.
Ontwikkeling wettelijke bescherming monumenten
In dit hoofdstuk staat de ontwikkeling van de Monumentenwet centraal. Eerst zal worden ingegaan op het ontstaan, de grondslagen en kernpunten van de eerste Monumentenwet. Vervolgens zal zijn opvolger, de Monumentenwet 1988, besproken worden. Daarna zal aan de hand van de notitie ‘Kunst van leven: hoofdlijnen cultuurbeleid’ en de beleidsvisie ‘Kiezen voor Karakter’ in worden gegaan op de modernisering van de monumentenzorg. Deze ontwikkeling heeft onder meer geleid tot wijziging van de Monumentenwet, waar uiteraard tevens aandacht aan zal worden geschonken. Verder zullen een aantal mogelijkheden tot handhaving en de meest voorname subsidieregelingen voor monumenteigenaren besproken worden. Tot slot zal kort worden stilgestaan bij de sloop van monumenten.
3.1
De Monumentenwet 1961
De culturele grondslagen van de Monumentenwet werden reeds in de negentiende eeuw gelegd, met de natievorming en de opkomst van nieuwe tijdschriften, organisaties, wetenschappelijke disciplines en het architectenberoep.137 Bij deze ontwikkelingen heeft de Franse revolutie een belangrijke rol gespeeld. Deze zorgde ervoor dat burgers dezelfde rechten kregen als de adel en geestelijkheid. De geschiedenis werd door de burgers geschreven, waardoor het niet langer alleen van de elite was, maar van iedereen.138 Als gevolg hiervan nam de aandacht voor het verleden onder met name de gegoede burgerij toe, wat weer leidde tot de opening van musea en aandacht voor het verleden in kranten en tijdschriften. In het midden van de 19de eeuw bereikten deze ontwikkelingen ook Nederland. Sindsdien groeide de belangstelling voor historische gebouwen gestaag. Het Muiderslot was in 1825 een van de eerste gebouwen die op aandringen van de leden der Maatschappij der Nederlandse Letterkunde werd bewaard. Zij wendden zich met succes tot Koning Willem I om de sloop van het slot te verhinderen. Volgens hen vormde het Muiderslot een kostbaar overblijfsel uit de Gouden Eeuw van Nederlandse letterroem.139 Beroemd schrijver en dichter Joseph A. Alberdingk Thijm (1820-1889) was de eerste Nederlander die trachtte het belang van nationaal erfgoed groots onder de aandacht te brengen. In een reeks artikelen die onder de titel ‘Wandalisme’ in het tijdschrift ‘De Dietsche Warande’ (1858, 1860, 1864) verscheen, bekritiseerde hij de sloop van veel historische gebouwen die hij als uitingen van nationale cultuur beschouwde. 140 Architectuur moest 137
Kuipers 2012, p. 10. Mathijsen 2013, p. 54. 139 Krabbe 2010, p. 153. 140 Krabbe 2010, p. 160. 138
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
36
volgens hem ervaren worden en diende daarom behouden te blijven.141 Het was uiteindelijk niet Thijm maar de jurist en kunstliefhebber Victor de Stuers die de grondlegger van de monumentenzorg werd. Dit had alles te maken met het feit dat De Stuers in tegenstelling tot Thijm in dienst trad van de overheid. Publicatie van het pamflet ‘Holland op zijn smalst’, in tijdschrift ‘De Gids’, vormde voor de Rijksoverheid de aanleiding zich intensiever met de bescherming van monumenten bezig te houden. 142 In zijn pamflet gebruikt De Stuers overigens deels dezelfde argumenten als Thijm ter ondersteuning van zijn betoog dat de overheid zorg dient te dragen voor het nationaal erfgoed.143 Een jaar na publicatie werd De Stuers lid van het College van Rijksadviseurs voor Monumenten van Geschiedenis en Kunst.144 In 1875 werd hij chef van de nieuwe afdeling Kunsten en Wetenschappen. Deze afdeling hield zich bezig met monumentenzorg en behoud. Met de oprichting hiervan erkende de overheid haar verantwoordelijkheid voor het behoud van monumenten.145 In de daaropvolgende decennia richtte de Rijksoverheid monumentenafdelingen op. Een van de voornaamste was de in 1903 opgerichte ‘Rijkscommissie tot het opmaken en uitgeven van een inventarisatie en eene Beschrijving van de Nederlandse monumenten van Geschiedenis en Kunst’ (1903). Taak van deze commissie was het beschrijven van de belangrijkste historische gebouwen in Nederland. 146 Daarnaast werd een eenvoudige inventarisatie, de zogenaamde ‘Voorlopige Lijst’, gepubliceerd. De lijsten dienden als overzicht van de in Nederland aanwezige monumenten. Het achterliggende doel van de inventarisatie was om een halt toe te roepen aan de voortdurende sloop van monumenten.147 Een andere belangrijke monumentenafdeling is de in 1939 opgerichte ‘Inspectie kunstbescherming’. Deze werd met het oog op de oorlogsdreiging in het leven geroepen. Jan Kalf was als hoofd van de afdeling verantwoordelijk voor de beveiliging van musea, archieven, bibliotheken, kerken en andere inventarissen.148 Daarnaast werden 108 speciaal te beschermen
monumenten
aangewezen,
waarvoor
organische
en
technische
voorzorgsmaatregelen werden getroffen om mogelijke brandschade te voorkomen.149 Na de Duitse inval in mei 1940 voerde generaal Winkelman het Besluit Wederopbouw I in. Hierin werd bepaald dat werken en gebouwen die als monument zijn aangemerkt door de daartoe bevoegde instantie, niet gesloopt of veranderd mogen worden dan na voorafgaande 141
Krabbe 2010, p. 160. Krabbe 2010, p. 172. 143 Krabbe 2010, p. 172. 144 Van Laanen 1997, p. 10. 145 Kuipers 2010, p. 12. 146 Van Laanen 1997, p. 10. 147 Van Laanen 1997, p. 13. 148 Van Laanen 1997, p. 13. 149 Kuipers 2012, p. 10. 142
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
37
toestemming van de Rijkscommissie voor de Monumentenzorg.150 Deze bepaling gold voor alle gebouwen die opgenomen waren in de ‘Voorlopige Lijst’, waarmee ze de officiële status van
monument
hadden
verkregen.
Het
besluit
was
de
eerste
vorm
van
monumentenbescherming en gold tot aan de invoering van de eerste officiële Monumentenwet in 1961 als tijdelijke monumentenwet.151 In 1954 vond in Den Haag een internationale conferentie plaats ter bescherming van het ‘culturele erfdeel’ van de aangesloten naties in geval van gewapende conflicten.152 Het verdrag dat werd gesloten was een reactie op de ernstige beschadiging van culturele goederen gedurende de Tweede Wereldoorlog. Erfgoed diende beschermd te worden tegen de toenemende bedreiging als gevolg van de ontwikkelingen van de techniek der oorlogsvoering. Het doel van het verdrag werd als volgt omschreven: ‘Ervan overtuigd, dat schade toegebracht aan culturele goederen, ongeacht aan welk volk zij toebehoren, schade betekent aan het culturele erfdeel van de gehele wereld, aangezien ieder volk zijn bijdrage levert aan de wereldcultuur. Overwegende, dat de instandhouding van het culturele erfdeel van groot belang is voor alle volkeren der wereld en dat het van belang is, dit erfdeel internationaal te beschermen. Overwegende, dat deze bescherming alleen doeltreffend kan zijn indien zowel nationaal als internationaal maatregelingen worden genomen om deze bescherming in vredestijd te organiseren. Is vastbesloten alle maatregelingen te nemen ter bescherming van culturele goederen.’153 Onder de definitie van culturele goederen vallen zowel roerende als onroerende goederen en met ‘bescherming van culturele goederen’ wordt gedoeld op veiligstelling en het nemen van passende maatregelingen in vredestijd.154 Ten tijde van ondertekening van het verdrag in 1954 had Nederland in tegenstelling tot andere ‘cultuurlanden’ in Europa, zoals Frankrijk, Engeland en Duitsland, nog niet de beschikking over een eigen Monumentenwet.155 In 1958 werd besloten deze in te voeren, waarna het overigens nog drie jaar duurde voordat de wet in werking trad.156 Twee oorzaken waren debet aan de relatief late invoering van de Monumentenwet in Nederland. Ten eerste bestond er lange tijd geen consensus over de inhoud van het begrip monument.157 De tweede en meest voorname reden was de discussie over of de overheid gerechtigd was in te grijpen in de verhouding tussen eigenaar en eigendom.158 150
Van Laanen 1997, p. 13. Monumentenwet 1961, Artikel 35. 152 Kuipers 2012, p. 10. 153 Tillema 1975, p. 577. 154 Tillema 1975, p. 578. 155 Kuipers 2012, p. 10. 156 Kuipers 2012, p. 10. 157 Kuipers 2012, p. 15. 158 Tillema 1975, p. 501. 151
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
38
3.1.1 Kernpunten Monumentenwet 1961 De Monumentenwet 1961 werd ook wel de ‘Wet houdende voorzieningen in het belang van het behoud van Monumenten van Geschiedenis en Kunst’ genoemd en viel onder het gezag van de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. De wet werd verder ondertekend door de ministers van Binnenlandse Zaken, Financiën, Justitie, en Volkhuisvesting & Bouwnijverheid.159 Laatstgenoemde ministerie was betrokken bij de totstandkoming van de wet vanwege de wettelijke mogelijkheid stad- en dorpsgezichten als monument aan te wijzen. Om als monument aangemerkt te kunnen worden, diende een onroerende zaak aan drie voorwaarden te voldoen. Ten eerste moest het object tenminste vijftig jaar oud zijn. Ten tweede diende het object van algemeen belang te zijn wegens de schoonheid. En ten derde moest het object van betekenis zijn voor de wetenschap of volkenkunde.160 Onder stad- en dorpsgezichten werden groepen van onroerende zaken verstaan. Bomen, straten, wegen, pleinen, grachten, vaarten, sloten en andere wateren konden hier deel van uitmaken. Om als monument aangemerkt te worden diende een stad- of dorpsgezicht van algemeen belang te zijn wegens zijn schoonheid of het karakter van het geheel.161 Alle beschermde monumenten en stad- en dorpsgezichten moesten ingeschreven worden in het monumentenregister van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. In de wet werd opgedragen een Monumentenraad in het leven te roepen. Deze diende per gemeente een lijst van de beschermde monumenten te maken en bij elk monument de reden van plaatsing op de lijst, alsmede de kadastrale gegevens te vermelden.162 In artikel 34 van de Monumentenwet stond vermeld dat indien binnen acht jaar geen register was samengesteld door de Monumentenraad, de monumenten die op de ‘Voorlopige lijst’ stonden, beschouwd dienden te worden als beschermde monumenten.163 Een van de kernbepalingen van de wet was artikel 14. Lid 1, dit artikel bevatte het verbod op het beschadigen of vernielen van een beschermd monument. Op grond van lid 2 was het daarnaast verboden om zonder vergunning van de minister een beschermd monument af te breken, te verplaatsen, te wijzigen, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het monument zou worden ontsierd of in gevaar zou worden gebracht.164 Degene die opzettelijk zou handelen in de strijd met artikel 14 zou op grond van artikel 28 van de wet worden gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete 159
Tillema 1975, p. 656. Monumentenwet 1961, Artikel 1. 161 Monumentenwet 1961, Artikel 1. 162 Monumentenwet 1961, Artikel 8. 163 Monumentenwet 1961, Artikel 34. 164 Monumentenwet 1961, Artikel 14. 160
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
39
van ten hoogste tienduizend gulden.165 De minister was bevoegd personen aan te wijzen die toezicht zouden houden op de uitvoering van de wet. Zij zouden van acht uur s ‘morgens tot zonsondergang toegang hebben tot alle beschermde monumenten. Bij weigering van toegang zouden zij onder leiding van de commissaris van de politie of de burgemeester van de gemeenten, waarin het object is gelegen, of met een schriftelijk bevel van de officier van justitie, commissaris van de politie of burgemeester het monument kunnen betreden.166 Invoering van de eerste Monumentenwet heeft ervoor gezorgd dat de objecten die op de Voorlopige Lijst stonden, een beschermde status kregen. Een monumentstatus hield in dat het vernielen van zo’n object niet was toegestaan.
3.2
De Monumentenwet 1988
Invoering van de Monumentenwet 1988 was enerzijds het gevolg van onderzoeken naar de uitvoering en tekortkomingen van de eerste Monumentenwet, en anderzijds van een reorganisatie binnen de Rijksoverheid. Een belangrijke tekortkoming van de oude wet zoals dit in de Memorie van Toelichting is verwoord, vormde de bescherming van stad- en dorpsgezichten. De bescherming was vooral gericht op het object. Zo werden op grote schaal woonhuizen, kastelen en kerken gerestaureerd zonder aandacht te schenken aan stedenbouwkundige structuren.167 De reorganisatie binnen de overheid had tot doel lagere overheden meer bevoegdheden te geven en regelgeving te vereenvoudigen. In dat kader werd de wettelijke en organisatorische structuur van de monumentenzorg aan een onderzoek onderworpen.168 In de discussie die naar aanleiding van het in 1981 afgeronde onderzoek tot stand kwam, stonden de taakverdeling tussen de verschillende overheidsniveaus, de financiële basis en de rol van het particulier initiatief centraal.169 Lagere overheden bepleitten het terugdringen van de Rijksoverheid, terwijl particuliere monumentenorganisaties juist aangaven de bescherming van monumenten in handen van het Rijk te willen zien.170 Zij waren bang
dat
monumentenbehoud
te
weinig
aandacht
zou
krijgen
wanneer
de
verantwoordelijkheid op het terrein van de monumentenzorg in handen zou komen van gemeenten.171 In de daarop gepresenteerde nota Monumentenzorg van 28 mei 1984 werd als uitgangspunt genomen dat de Rijksoverheid de eerst verantwoordelijke zou zijn waar het gaat om het veiligstellen van cultuurgoederen. Hiermee werd bedoeld dat de centrale overheid 165
Monumentenwet 1961, Artikel 28. Monumentenwet 1961, Artikel 31. 167 Tweede Kamer, Vergaderjaar 1986-1987, 19881, nr. 3, p. 2. 168 Tweede Kamer, Vergaderjaar 1986-1987, 19881, nr. 3, p. 2. 169 Tweede Kamer, Vergaderjaar 1986-1987, 19881, nr. 3, p. 2. 170 Tweede Kamer, Vergaderjaar 1987-1988, 19881, nr. 6, p. 1. 171 Tweede Kamer, Vergaderjaar 1986-1987, 19881, nr. 3, p. 2. 166
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
40
blijvend bevoegd zou zijn bij het vaststellen van waarden bij monumenten. De zorg voor het erfgoed zou worden overgedragen aan particulieren en lagere overheden. Uit onderzoek van de universiteiten van Nijmegen en Maastricht naar de nota ‘Monumentenzorg’ kwam naar voren dat gemeenten zich konden vinden in de beleidsvoornemens. Een vergroting van de rol van
provincies
bij
de
aanwijzing
van
beschermde
monumenten
en
bij
de
172
vergunningenverlening werd door de gemeenten echter afgewezen.
Tijdens de totstandkoming van de wet is meerdere malen gediscussieerd over de vraag of de Monumentenwet een onderhoudsplicht zou moeten bevatten. Een onderhoudsplicht voor beschermde monumenten werd echter wederom niet in de wet opgenomen. Het gebrek aan rechtszekerheid en de mogelijk zware lasten voor eigenaren van monumenten vormden de bezwaren tegen het opnemen van een dergelijke plicht. De ministers van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (L.C. Brinkman) en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (E.H.T.M. Nijpels) vonden een onderhoudsplicht louter te rechtvaardigen indien daartegenover een generale onderhoudssubsidieregeling zou bestaan. Dit hield in dat de overheid aan de eigenaar van elk monument dat op de lijst stond subsidie diende te verlenen. De reden dat uiteindelijk niet voor een generale onderhoudssubsidieregeling werd gekozen, was dat in beginsel iedere eigenaar van een object, en dus ook van een beschermd object, zelf verantwoordelijk is voor de zorg van het eigendom.173
3.2.1 Kernpunten Monumentenwet 1988 De Monumentenwet 1988 trad op 1 januari 1989 in werking.174 De belangrijkste wijziging ten opzichte van de Monumentenwet 1961 vormde de overdracht van rijkstaken aan gemeenten. Zo werden de gemeenten verantwoordelijk voor het verlenen van vergunningen voor sloop, verbouw of restauratie van monumenten. Om een zekere kwaliteit te garanderen bij de omgang met door het Rijk beschermd erfgoed, was aan deze overdracht van bevoegdheden een aantal voorwaarden verbonden.175 De instelling van een monumentenverordening was hiervan de meest voorname. In deze gemeentelijke regeling moest de verplichting tot het instellen van een adviescommissie zijn opgenomen. Deze commissie, waarin onder meer erfgoeddeskundigen zitting hadden, diende burgemeester en wethouders te adviseren bij het verlenen van vergunningen. Ook het advies van de minister van OCW werd verplicht gesteld. Het aanwijzen van beschermde monumenten bleef plaatsvinden op rijksniveau. Wel kwam 172
Tweede Kamer, Vergaderjaar 1986-1987, 19881, nr. 3, p. 3. Tweede Kamer, Vergaderjaar 1986-1987, 19881, nr. 3, p. 4. 174 Waal 1998, p. 83. 175 Tweede Kamer, Vergaderjaar 1986-1987, 19881, nr. 3, p. 15. 173
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
41
aan de adviezen van de lagere organen een invloedrijke plaats toe. Slechts op zwaarwegende gronden kon de minister van deze adviezen afwijken. 176 Deze wijzigingen brachten het aanwijzen van monumenten dichter bij de burger. In de Monumentenwet 1988 werd voor het eerst een bepaling opgenomen die de minister de bevoegdheid gaf uitkeringen te verstrekken ten behoeve van het herstel en de instandhouding van beschermde monumenten. Voorheen was het verlenen van subsidie een politieke aangelegenheid en afhankelijk van de beschikbare financiële middelen. Door het begrip subsidie aan de Monumentenwet toe te voegen, werd het een recht waar monumenteigenaren een wettelijke aanspraak op konden maken. Dit betekende echter geenszins dat iedere monumenteigenaar ook daadwerkelijk recht had op subsidie.177 Door aan de minister discretionaire bevoegdheid toe te kennen, bleef het al dan niet verstrekken van subsidie doorgaans afhankelijk van de beschikbare financiële middelen.178 Verder werd in de Monumentenwet 1988 de manier van aanwijzen van beschermde stad- en dorpsgezichten gewijzigd. Niet langer stond alleen de schoonheid van een gebied centraal maar tevens het karakter. Hieronder werd verstaan: ‘het historisch gegroeide stedenbouwkundige patroon, gevormd door de nederzettingsstructuur, de verhouding tussen de bebouwde en de onbebouwde ruimten, de bouwvormen en de samenhang in het gebruik van grond en opstallen’.179 Daarnaast werd het begrip ‘volkskundige waarde’ vervangen door ‘cultuurhistorische waarde’. Onder cultuurhistorische waarde werd verstaan: ‘de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld, dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk op dat gebied heeft gemaakt’.180 Bovenstaande omschrijving liet toe dat ook terreinen, zoals historische tuinen van landgoederen en industrieel erfgoed, voortaan aangewezen konden worden als monument.181 De mogelijkheid op te treden tegen overtreders van de Monumentenwet werd in twee artikelen neergelegd. In artikel 30 stond omschreven dat het mogelijk was om onmiddellijk in te grijpen in geval van constatering van een overtreding. Artikel 31 gaf de bevoegdheid de gevolgen van een verboden handeling weg te nemen op kosten van de overtreder.182
176
Tweede Kamer, Vergaderjaar 1986-1987, 19881, nr. 3, p. 16. Apell 1998, p. 97. 178 Apell 1998, p. 97. 179 Tweede Kamer, Vergaderjaar 1986-1987, 19881, nr. 3, p. 6. 180 Tweede Kamer, Vergaderjaar 1986-1987, 19881, nr. 3, p. 13. 181 Tweede Kamer, Vergaderjaar 1986-1987, 19881, nr. 3, p. 13. 182 Tweede Kamer, Vergaderjaar 1986-1987, 19881, nr. 3, p. 21. 177
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
42
3.2.2 Gevolgen Monumentenwet 1988 De Monumentenwet 1988 bouwt voort op die van 1961. Behoud van monumenten stond ook in de vernieuwde wet centraal. De manier waarop verschilde echter enigszins. Zo kwam de gemeente meer bevoegdheden toe en werd de mogelijkheid van subsidieverlening wettelijk verankerd. Deze nieuwe subsidieregelingen en de drastische gewijzigde rolverdeling tussen de overheden leidden tot een grote vraag naar informatie, instructie en begeleiding. Niet alle gemeenten waren direct even gemotiveerd en gestimuleerd om hun nieuwe taken op te pakken. Daarnaast ontbrak vaak de benodigde kennis. Taken als het opstellen van meerjarenprogramma’s voor restauraties, het berekenen van subsidiabele kosten, en het voorbereiden en verantwoorden van monumenteigenaren, waren voor veel gemeenten nieuw.183 Omdat de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ) er niet in slaagde lagere overheden bij te spijkeren, bleef het voor gemeenten lang onduidelijk hoe ze met hun nieuwe taken om moesten gaan. 184 Een reorganisatie binnen de RDMZ in 1992 leidde niet tot verbetering. Uit onderzoek bleek dat enkele jaren na invoering van de wet, de behoefte aan ondersteuning vanuit de Rijksoverheid nog altijd groot was. Een tekort aan arbeidskracht, deskundigheid en geld waren hier debet aan.185 De vernieuwde wet leidde tot een spectaculaire stijging van het aantal monumenten. De vervanging van het begrip ‘volkskundige waarde’ door ‘cultuurhistorische waarde’ bood de Rijksoverheid nieuwe mogelijkheden tot het aanwijzen van monumenten. Hierdoor werd het dagelijks leven steeds meer het onderwerp van studie en vervaagde het onderscheid tussen ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur.186 Wat verder voor een enorme toename van het aantal monumenten leidde was het Monumenten Inventarisatie Project (MIP), later gevolgd door het Monumenten Selectie Project (MSP). In het kader van deze projecten werden tussen 1985 en 1995 154.943 objecten uit de periode 1850-1940 geïnventariseerd en ingevoerd in databases. Uiteindelijk zijn 13.961 van deze objecten aangewezen als rijksmonument. Vele nieuwe gebouwtypen kwamen
op
de
lijst
te
staan
zoals
stoomgemalen,
postkantoren,
watertorens,
fabriekscomplexen, sportgebouwen en begraafplaatsen. Volgens de critici waren de objecten voornamelijk geselecteerd en beschreven op basis van stijlkenmerken en artistieke invloeden, waarbij de cultuurhistorische context beperkt bleef tot een beknopte sociaal economische achtergrond en historisch-geografische informatie. 187 Het MIP zorgde ook voor een spectaculaire stijging van het aantal provinciale en gemeentelijke monumenten. De 183
Verfürden 1997, p. 83. Verfürden 1997, p. 83 Verfürden 1997, p. 85. 186 Kuipers 2012, p. 23. 187 Van Koningsbruggen en Hellemondt 2010, p. 46. 184 185
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
43
Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ) had weliswaar het MIP project geïnitieerd, maar de lagere overheden waren belast met de uitvoering. De provincie inventariseerde en gemeenten dienden de voorstellen in bij de RDMZ om een object aan te wijzen als rijksmonument. Het gevolg van deze grootschalige inventarisatie was dat gemeenten erachter kwamen hoeveel waardevolle objecten uit de periode 1850-1940 er in de omgeving stonden. Vele objecten die niet in aanmerking kwamen voor de status van rijksmonument werden benoemd tot provinciaal of gemeentelijk monument.188 De criteria die daarvoor golden, waren een stuk soepeler dan op rijksniveau. Om in aanmerking te komen voor de status van gemeentelijk monument hoefde een object in tegenstelling tot een rijksmonument geen 50 jaar oud te zijn. Verder benoemden de lagere overheden objecten tot monument die voor hun omgeving van belang waren. Monumenten kregen hierdoor een meer lokale betekenis.189
3.3
Modernisering Monumentenzorg
In de notitie ‘Kunst van leven: hoofdlijnen cultuurbeleid’ uit 2007 deed de minister van OCW de toezegging met een voorstel te komen voor de modernisering van de monumentenzorg. Dit was nodig vanwege de veranderde opvattingen over de bescherming van en omgang met monumentaal erfgoed. Deze mentaliteitsverandering werd veroorzaakt door de nota Belvedere (1999). Deze nota is een uitwerking van de voornemens uit de Cultuurnota (1996) en de nota over het Architectuurbeleid (1997). Maar ook het Structuurschema Groene Ruimte (1995) en de actualisering van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (1991) hebben een bijdrage geleverd aan de totstandkoming ervan. Hierin werd reeds het voornemen uitgesproken cultureel verleden een plaats te geven in de ruimtelijke ordening.190 In de nota ‘Belvedere’ werd, ter behoud van de kwaliteit van de leefomgeving, gepleit voor verankering van het cultureel erfgoed in de ruimtelijke inrichting. Kenmerken van het Nederlandse landschap die niet direct fysiek herkenbaar zijn, zoals archeologische informatie of vage overblijfselen van een vroeger landschap dienden volgens de nota meer bij de inrichtingsopgave van Nederland te worden betrokken.191 Door de enorme aanpassingen in het landschap bestaat het gevaar dat de cultuurhistorische kenmerken die in het landschap verborgen zitten, geruisloos verloren gaan. Deze essentiële ruimtelijke en culturele kwaliteiten van ons land kunnen voor de 188
http://erfgoedbalans.cultureelerfgoed.nl/beleid/decentralisatie-en-complementariteit-/gebouwd-erfgoed/gemeentelijke-monumenten (24-04-2014) Waal 1998, p. 83. 190 Tweede Kamer, Vergaderjaar 1998-1999, 26663, nr. 2, p. 4. 191 Tweede Kamer, Vergaderjaar 1998-1999, 26663, nr. 2, p. 3. 189
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
44
internationale positionering van Nederland van groot belang zijn. 192 Daarnaast krijgt de omgeving een eigen identiteit door het cultureel verleden in de ruimtelijke inrichting mee te nemen. Hiermee wordt tevens een oplossing geboden tegen het identiteitsverlies dat vaak gepaard gaat met grote ruimtelijke ontwikkelingen zoals in de tweede helft van de twintigste eeuw.193 Met het motto ‘Behoud door ontwikkeling’ is het gebied centraal komen te staan, in plaats van het afzonderlijke object. In de nota werd niet gesproken over erfgoed maar over cultuurhistorie. De term past volgens Renes in een ontwikkeling waarin naast de natuurlijke kant van het landschap op een zeker moment de historische invloed van de mens op de omgeving als belangrijk werd beschouwd. 194 Sinds de verankering van erfgoed in de ruimtelijke ordening worden de termen cultuurhistorie en erfgoed door elkaar gebruikt. De nota ‘Belvedere’ heeft geleid tot subsidiëring van 425 projecten op het gebied van de ruimtelijke ordening waarin het verleden als uitgangspunt is genomen. Volgens de minister van OCW heeft het programma twee doelen bereikt. Enerzijds heeft het de architectuurpraktijk en het architectuurbeleid verrijkt door de omgang met onze cultureel verleden weer nadrukkelijker als ontwerpopgave te positioneren. Anderzijds heeft het de weg bereid voor een stelselherziening in de monumentenzorg, door te tonen dat een ontwikkelingsen gebiedsgerichte benadering in de huidige samenleving meer perspectief biedt op een duurzaam behoud en gebruik van ons cultureel erfgoed. 195 Deze stelselherziening kreeg gestalte met de beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (MoMo), waarin de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW), Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM), en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LN&V) zes knelpunten van het monumentenbeleid opsommen:196
•
Achteraf toetsen leidt tot een imago van hindermacht;
•
te veel focus op objecten, los van hun omgeving;
•
een grillige restauratiemarkt door incidentele financiering;
•
te hoge administratieve lasten;
•
veel leegstand en dreigende leegstand;
•
moeilijk toegankelijke kennis.
192
Tweede Kamer, Vergaderjaar 1998-1999, 26663, nr. 2, p. 3 Tweede Kamer, Vergaderjaar 1998-1999, 26663, nr. 2, p. 9. Renes 2011, p. 12. 195 Tweede Kamer, Vergaderjaar 2008-2009, 31535, nr. 4, p. 3. 196 Tweede Kamer, Vergaderjaar 2009-2010, 32156, nr. 1, pp. 15-16. 193 194
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
45
In het vervolg van de brief zetten de ministers uiteen hoe zij het Nederlandse monumentale erfgoed zien in de huidige Nederlandse samenleving. Ze noemen drie pijlers die als basis moeten dienen voor een nieuwe gemoderniseerde monumentenzorg:197
•
Pijler 1: Cultuurhistorische belangen meewegen in ruimtelijke ordening. Hierbij vindt een verschuiving plaats van objectgerichte bescherming naar een gebiedsgerichte aanpak.
•
Pijler 2: Krachtiger en eenvoudiger regelgeving. Minder, kortere en eenvoudige procedures. De afstand tussen professionals en leken wordt kleiner en meer vrijheid en keuzemogelijkheden voor monumenteneigenaren.
•
Pijler 3: Bevorderen van herbestemming. Het in gebruik nemen van monumenten is volgens de Rijksdienst de beste oplossing om monumenten te behouden voor de toekomst. Eigenaren kunnen subsidie krijgen in het onderzoeken naar de mogelijkheden voor een nieuw gebruik en het wind- en waterdicht houden van monumenten tijdens de ontwikkeling. 198
Ter realisering van bovenstaande pijlers heeft onder meer een aanpassing van de Monumentenwet plaatsgevonden. Daarover in de volgende paragraaf meer. Eerst zal worden stilgestaan bij de beleidsvisie ‘Kiezen voor Karakter’, waarin door het kabinet wordt aangegeven hoe genoemde pijlers gerealiseerd zullen worden.
3.3.1 Kiezen voor karakter, Visie erfgoed en ruimte In de beleidsvisie ‘Kiezen voor Karakter, Visie erfgoed en ruimte’ (2011) wordt aangegeven hoe het Rijk het onroerend cultureel erfgoed borgt in de ruimtelijke ordening, welke prioriteiten het kabinet daarbij stelt en hoe het wil samenwerken met publieke en private partijen. Vanuit een brede erfgoedvisie wordt ingezoomd op de meest actuele en urgente opgaven van nationaal belang, aldus de inleiding van de beleidsvisie.199 In de beleidsvisie wordt onder het motto ‘van collectie naar connectie’ de zorg voor het cultureel erfgoed verbonden met de ruimtelijke ordening. Gemeenten worden verplicht bij het maken van bestemmingsplannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden.200 Hiermee komt 197
http://www.cultureelerfgoed.nl/handreikingerfgoedenruimte/wettelijk-en-bestuurlijk-kader/rijk-erfgoed/modernisering-monumenten (27-02-2014) Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg 2009, pp. 4-7. 199 Beleidsvisie Kiezen voor Karakter 2011, p. 3. 200 Beleidsvisie Kiezen voor Karakter 2011, p. 4. 198
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
46
erfgoed dichterbij de burger. 201 Het Rijk blijft echter verantwoordelijk voor het goed functioneren van het systeem van ruimtelijke ordening en monumentenzorg. Ook heeft het Rijk een verantwoordelijkheid bij het behartigen van nationale belangen als Unesco Werelderfgoed, kenmerkende stad- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed.202 In de beleidsvisie wordt aangegeven wat verstaan wordt onder het karakter van Nederland, onder het nationaal erfgoed en hoe hiermee zal worden omgegaan. Er zijn 30 gebieden geselecteerd uit de periode 1940-1965 die van nationaal cultuurhistorisch belang zijn en beschermd zullen worden. De vijf speerpunten voor de komende jaren zijn:
1. Werelderfgoed: samenhang borging, uitstraling vergroten: De doelstelling van het Rijk is om de gebouwen en gebieden die zijn geplaatst op de Werelderfgoedlijst of die op de Voorlopige Lijst staan effectief te beschermen, te presenteren aan de huidige en te behouden voor toekomstige generaties.203 2. Eigenheid en veiligheid: zee, rivieren en kust: De doelstelling van het Rijk is om het culturele karakter van de kuststreek respectievelijk de grote rivieren te versterken en erfgoed te positioneren bij ruimtelijke belangenafwegingen op de Noordzee.204 3. Herbestemming als stedelijke gebiedsopgave: focus op groei en krimp: De doelstelling is het vergroten van herbestemming en hierbij de samenwerking en uitvoerend vermogen van publieke en private partijen te vergroten.205 4. Levend landschap: synergie tussen erfgoed, economie, ecologie: De doelstelling van het Rijk is om de synergie tussen inspanningen (publiek en privaat) die zijn gericht op nationale belangen t.a.v. ecologie, economie en cultureel erfgoed te versterken.206 5. Wederopbouw: tonen van een tijdperk: Doelstelling van het Rijk is dat de periode 1940-1965 in de toekomstige inrichting van Nederland herkenbaar aanwezig blijft op gebiedsniveau.207
3.4
Kernpunten Monumentenwet 2011
Op 6 juni 2011 trad de gewijzigde Monumentenwet in werking. Hiermee werd cultuurhistorie juridisch verankerd in de ruimtelijke ordening. De nieuwe wet verplicht gemeenten bij het 201
Beleidsvisie Kiezen voor Karakter 2011, p. 14. Beleidsvisie Kiezen voor Karakter 2011, p. 13. 203 Beleidsvisie Kiezen voor Karakter 2011, p. 16. 204 Beleidsvisie Kiezen voor Karakter 2011, p. 17. 205 Beleidsvisie Kiezen voor Karakter 2011, p. 18. 206 Beleidsvisie Kiezen voor Karakter 2011, p. 19. 207 Beleidsvisie Kiezen voor Karakter 2011, p. 20. 202
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
47
vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden. Dit geeft de mogelijkheid om niet alleen een object en zijn omgeving, maar ook andere waardevolle structuren, gebieden, cultuurlandschappen en archeologische waarden te beschermen.208 In plaats van objectgerichte bescherming van monumenten ligt de focus steeds meer op gebiedsgerichte bescherming. Bij het opstellen van bestemmingsplannen kunnen burgers en belangengroepen hun invloed uitoefenen waardoor de rol van burgers bij het benoemen van erfgoed is toegenomen. Dit bevestigt niet alleen de dynamiek van het begrip erfgoed maar ook de verkleining van de afstand tussen professionals en leken op het gebied van erfgoed. Met de modernisering van de Monumentenwet is het criterium dat een object vijftig jaar of ouder moet zijn om in aanmerking te kunnen komen voor de monumentstatus, komen te vervallen. Door de gebiedsgerichte aanpak bij de aanwijzing van beschermde monumenten zijn de argumenten om een tijdslimiet in te bouwen minder van belang. Een bijkomende reden voor deze aanpassing is dat de afschrijvingsperiode van onroerend goed korter is geworden. In sommige gevallen kan dit betekenen dat waardevolle gebouwen gesloopt worden voordat ze vijftig jaar zijn.209 Verder is de mogelijkheid voor burgers en belangengroepen een aanvraag in te dienen voor toekenning van de rijksmonumentstatus aan een object, komen te vervallen. De belangrijkste reden hiervoor is dat door de borging van cultuurhistorische waarden in de ruimtelijke ordening de noodzaak tot het aanwijzen monumenten is verminderd. Het schrappen van dit artikel brengt een aanzienlijke verlichting van de administratieve lasten met zich mee.210 Ditzelfde geldt voor het regelen van de voorbereidingsprocedure wat betreft vergunningverlening voor een ingreep aan een beschermd monument in de Wabo in plaats van de Monumentenwet. Hierdoor is de procedure voor het verlenen van vergunningen voor relatief eenvoudige ingrepen versneld en vereenvoudigd. Zo dient het bevoegd gezag binnen acht in plaats van 26 weken op een aanvraag te beslissen. Monumenteigenaren krijgen op deze manier bij relatief kleine ingrepen sneller een vergunning. Bij ingrijpende werkzaamheden, zoals het aanzienlijk wijzigen van een monument, voor zover de gevolgen voor het monument vergelijkbaar zijn met (gedeeltelijke) sloop, reconstructie van het monument en herbestemming van een monument is nog steeds de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing.211 208
Van Zelst en Van Bommel 2010, p. 10. Tweede Kamer, Vergaderjaar 2009-2010, 32433, nr. 3, pp. 3-4. 210 Tweede Kamer, Vergaderjaar 2009-2010, 32433, nr. 3, p. 7. 211 Tweede Kamer, Vergaderjaar 2009-2010, 32433, nr. 3, p. 5. 209
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
48
De aangepaste wet voorziet tevens in de mogelijkheid een plankostenregeling toe te kennen ter vergroting van de mogelijkheden tot herbestemming van een monument, en een wind- en waterdichtregeling. De plankostensubsidie is louter bestemd voor het maken van herbestemmingsplannen en mag niet aangewend worden om het gebouw daadwerkelijk aan te passen. De wind- en waterdichtsubsidie kan verstrekt worden voor het wind- en waterdicht houden van een monument tijdens de planvormingsfase.212 In de periode 1-10-2012 tot en met 30-09-2013 bedroeg het subsidieplafond van deze verstrekking 4,6 miljoen euro. In de daaropvolgende tijdvakken zal dit telkens 1,7 miljoen euro zijn.213 Deze uitbreiding van de mogelijkheid subsidie toe te kennen, past in de visie van de minister van OCW dat het in gebruik nemen en herbestemmen van monumenten de beste manier is om een gebouw te beschermen. Deze herbestemmingssubsidies gelden niet alleen voor monumenten maar kunnen tevens worden toegekend aan eigenaren van objecten die niet worden beschermd door de Monumentenwet. 214 Andere subsidiemogelijkheden worden geboden door het Besluit rijksubsidiëring instandhouding monumenten (BRIM) en de Subsidieregeling instandhouding monumenten (SIM).
3.5
Brim en Sim
In 1992 kwam uit een onderzoek naar de stand van de monumentenzorg in Nederland naar voren dat ongeveer 40% van het rijksmonumentenbestand er niet goed bij stond. Vooral woonhuizen bleken vaak te lijden onder achterstallig onderhoud. Dit werd mede veroorzaakt doordat de toen geldende subsidies, die via de Rijkssubsidieregeling Restauratie Monumenten (RRM) aangevraagd konden worden, voor een groot deel naar monumentale kerkgebouwen en molens gingen.215 Het kabinet besloot daarom in 1995 eenmalig een bedrag van 250 miljoen gulden vrij te maken voor het wegwerken van onderhoudsachterstanden. Om de restauratieachterstand in te halen, werd ook door de volgende kabinetten veel geld in de monumentenzorg gestoken. Dit had tot gevolg dat in 2010 ongeveer 90% van de rijksmonumenten er goed bij stond.216 Ter voorkoming van een nieuwe restauratieachterstand trad in 2006 het Besluit rijksubsidiëring instandhouding monumenten (Brim) in werking. In het Brim waren de regelingen voor onderhoud en restauratie geïntegreerd en werd onderscheid gemaakt tussen subsidie en lening. Voor eigenaren van woonhuizen en boerderijen
zonder
agrarische
functie
was
een
laagrentende
lening,
de
212
Tweede Kamer, Vergaderjaar 2009-2010, 32433, nr. 3, p. 4. Subsidieregeling stimuliering herbestemming monumenten artikel 7 lid. 1. Tweede Kamer, Vergaderjaar 2009-2010, 32433, nr. 3, p. 4. 215 Pdf Nationaal Restauratiefonds 2006, p. 2. 216 Staatsblad 2012 nr. 438, p. 1. 213 214
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
49
restauratiefondshypotheek, beschikbaar. Naast een lening voor een restauratie konden deze eigenaren tevens het onderhoud van het monument fiscaal aftrekken.217 Eigenaren van andere rijksmonumenten kwamen op grond van de Subsidieregeling instandhouding monumenten (Sim) in aanmerking voor instandhoudingssubsidie. Het ging hierbij om minder rendabele objecten, waar relatief veel subsidie voor nodig is om te kunnen voortbestaan. Eigenaren hiervan konden op basis van goedkeuring van een zesjarig instandhoudingsplan een subsidie krijgen.218 De eerste drie jaar na invoering van de instandhoudingssubsidie was er sprake van ondervraag en bleef er budget over. In 2009 ging het budget voor het eerst op en in 2010 en 2011 was er sprake van overvraag. In 2011 werd liefst 80 procent van de aanvragen afgewezen.219 Over de periode 2006-2011 bedroeg het budget van de instandhoudingssubsidie 269 miljoen euro.220 Per 27 september 2013 is laatstgenoemde subsidieregeling gewijzigd. Vanwege het grote aantal aanvragen werd besloten Werelderfgoed en professionele behoudorganisaties voorrang te verlenen bij de toekenning van subsidie. Op grond van de Sim kunnen organisaties de status van Professionele Organisatie voor Monumentenbehoud (POM) aanvragen waarmee ze voorrang krijgen bij de subsidieverlening. Zeven organisaties zijn inmiddels door de minister aangewezen als POM. Dit zijn Vereniging Hendrick de Keyser, Stadsherstel Amsterdam, Nationale Maatschappij tot Behoud, Ontwikkeling en Exploitatie van Industrieel Erfgoed (BOEI), Stichting Oude Groninger Kerken, Stichting Twickel, Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen en de Stichting Kasteel De Haar.221 Nog een wijziging ten opzichte van de vorige regeling is dat de bijdragen omlaag zijn gegaan. Dit betekent dat de eigenaren zelf meer geld moeten bijleggen. Daarentegen wordt de administratieve lastendruk op de POM’s lager en hebben ze meer vrijheid om de subsidies naar eigen inzicht te verdelen. Ook is het mogelijk om twintig of meer aanvragen gebundeld in te dienen.222 In 2014 is er voor gebouwde monumenten 42,7 miljoen euro beschikbaar, voor groene monumenten 5 miljoen euro en voor archeologische monumenten 800.000 euro.223 Aan de subsidie zijn wel verplichtingen verbonden. Zo kan de minister de subsidieontvanger verplichten na afloop van de werkzaamheden waarvoor de subsidie is verleend het beschermde monument te bewaren en te onderhouden in de staat waarin het door de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, is gebracht.224 217
Brief van minister Plasterk aan Tweede Kamer, Maatregelingen Brim, 3 juni 2009, p. 2. Brief van minister Plasterk aan Tweede Kamer, Maatregelingen Brim, 3 juni 2009, p. 2. Tweede Kamer, Vergaderjaar 2011-2012, 33000 VIII, nr. 181, p. 1. 220 Tweede Kamer, Vergaderjaar 2011-2012, 33000 VIII, nr. 181, p. 9. 221 http://www.cultureelerfgoed.nl/actueel/nieuws/minister-wijst-professionele-organisaties-voor-monumentenbehoud-aan-0 222 Tweede Kamer, Vergaderjaar 2011-2012, 33000 VIII, nr. 181, p. 1. 223 http://www.monumenten.nl/nieuws/instandhoudingssubsidie-aanvragen (02-04-2014) 224 Staatcourant nr. 20420, 9 oktober 2012, p. 4. 218 219
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
(01-04-14)
50
3.6
Handhaving
In de aanloop naar herziening van de Monumentenwet is wederom de discussie gevoerd of deze voorzien diende te worden van een onderhoudsplicht voor eigenaren van een monument. Hoewel de Monumentenwet een verbod bevat om schade toe te brengen aan een gebouw of het te vernielen, dekt de wet niet het sluipenderwijs toebrengen van schade door het niet te onderhouden.225 Tweede Kamerlid Van der Ham van D66 diende een motie in strekkende tot een onderhoudsverplichting voor monumenteigenaren. Volgens hem speelt het gevaar dat eigenaren van monumentale panden deze met opzet laten vervallen en verloederen om zo onder de zorgvuldige sloopprocedure uit te komen. Volgens staatssecretaris Zijlstra is deze verplichting echter te strikt en juridisch onmogelijk. Hij meent dat een eigenaar niet verplicht kan worden onderhoud te plegen, bijvoorbeeld omdat deze geen geld daarvoor heeft. Van der Ham wil dit oplossen door de wettelijke onderhoudsplicht te koppelen aan een zorgplicht van de overheid. Dit zou er feitelijk op neerkomen dat de overheid het onderhoud betaalt indien de eigenaar de financiële middelen daartoe ontbeert.226 Ook hier zag de staatssecretaris echter niks in. Hij gaf aan gekeken te hebben naar artikel 11 van de Monumentenwet en de vereisten in het kader van het bouw- en woningtoezicht in de Woningwet met betrekking tot gevaarlijke situaties in de richting van ontsiering. Hij kwam tot de conclusie dat gemeenten alle middelen hebben om op te treden in geval van verkrotting. De door Van der Ham aangedragen voorbeelden van verwaarlozing zeggen eerder iets over de nalatigheid van gemeenten dan over het instrumentarium dat zij ter beschikking hebben om op te treden tegen verkrotting. De gemeenten hadden volgens Zijlstra dwangsommen kunnen opleggen en de eigenaar kunnen aanspreken. Dat zij dit hebben nagelaten, neemt niet weg dat de wettelijke mogelijkheden daartoe wel degelijk aanwezig waren. Het is volgens hem dan ook niet nodig extra regelgeving in het leven te roepen. Met zijn argumenten wist hij Van der Ham te overtuigen, die daarop zijn motie introk.227 Door het ontbreken van een expliciete onderhoudsplicht kan aan de eigenaar van een monument in beginsel niet de verplichting worden opgelegd zijn monument te onderhouden. In 2010 heeft de Rechtbank Roermond zich uitgesproken over de mogelijkheid om op grond van artikel 11 lid 2 sub b van de Monumentenwet op te treden tegen het verwaarlozen van een rijksmonument. Dit artikel luidt als volgt:
225
Tweede Kamer, Vergaderjaar 2010-2011, 32433, nr. 17, p. 8. Tweede Kamer, Vergaderjaar 2010-2011, 32433, nr. 17, p. 34. 227 Tweede Kamer, Vergaderjaar 2010-2011, 32433, nr. 17, p. 54. 226
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
51
Artikel 11 (Mw) 2. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning: B. een beschermd (archeologisch) monument te herstellen, te gebruiken en of laten gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
De rechter oordeelde dat het passief verwaarlozen van een monument, in casu door het langdurig openlaten van daken, dakramen, ramen en deuren waardoor hemelwater ongehinderd naar binnen kon, ook kan vallen onder het begrip van artikel 11 lid 2 sub b. De rechter zet hiermee de deur op een kier voor de aanwezigheid van een impliciete onderhoudsplicht in de Monumentenwet voor eigenaren van monumenten. Dit neemt echter niet weg dat het criterium is en blijft of sprake is van gevaarzetting voor de monumentale waarden door bewuste verwaarlozing.228 Buiten de monumentwetgeving bestaan verschillende mogelijkheden om op te treden tegen het slecht onderhouden van monumenten. Zo kunnen burgemeester en wethouders handhavend optreden bij handelingen in strijd met het Bouwbesluit, de Bouwverordening en via de Woningwet.229 Daarnaast geeft de Sim een basis voor handhaving op het gebied van achterstallig onderhoud. De eigenaar kan immers verplicht worden na verkrijging van subsidie het pand in dezelfde staat te houden als waarin het door de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, is gebracht. Met de hernieuwing van de Monumentenwet is de aanvraag voor vergunningen voor het wijzigen van een gebouwd monument geregeld in de Wabo. Vanaf oktober 2011 kan dan ook tevens tegen opzettelijke verwaarlozing worden opgetreden op grond van artikel 2 lid 1 sub f van deze wet. De Wabo valt onder de Wet economische delicten (Wed). Het (bewust) in gevaar brengen van een monument wordt daarom aangemerkt als een economisch delict met een maximale gevangenisstraf van 2 jaar. Tevens kan een boete worden opgelegd of enkele aanvullende straffen en/of maatregelen worden opgelegd zoals het geheel of gedeeltelijk stilleggen van een onderneming.230 Ondanks de talrijke theoretische mogelijkheden, blijkt het in de praktijk echter moeilijk om tegen verwaarlozing van een monument op te treden.231
228
Winter, Woestenburg en Visser 2011, p. 30. Winter, Woestenburg en Visser 2011, p. 28. 230 Winter, Woestenburg en Visser 2011, p. 103. 231 Winter, Woestenburg en Visser 2011, p. 29. 229
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
52
3.7
Sloopvergunning en bedreigde rijksmonumenten
Voor het slopen van een rijksmonument of een gebouw in een beschermd stads- of dorpsgezicht geldt een aantal vereisten. In ieder geval is toestemming nodig op basis van de Wabo (omgevingsvergunning) en de gemeentelijke bouwverordening. Als belangrijkste voorwaarde voor een sloopvergunning stelt de Wabo dat het belang van de monumentenzorg zich daar niet tegen verzet.232 Aanvullend kan in een bestemmingsplan worden vastgelegd dat voor de sloop van een object toestemming nodig is van een bevoegd gezag.233 De gemeente Roerdalen (Limburg) heeft in 2012 een sloopvergunning verleend voor het Sankt LudwigKlooster in Vlodrop. Het klooster werd al jaren bedreigd met sloop omdat de eigenaar (Maharishi organisatie) op de plek een nieuw pand wilde bouwen. De eigenaar kocht in 1984 het klooster en 40 hectare grond van de Staat voor 1,8 miljoen gulden. In 2008 werd het pand benoemd tot rijksmonument omdat het werd bedreigd met sloop. Uiteindelijk is toch besloten een sloopvergunning af te geven omdat volgens het college er geen realistische mogelijkheid tot herbestemming aanwezig was. Hiermee is een einde gekomen aan een jarenlang conflict tussen de gemeente en de eigenaar.234 Ook in Tilburg werd eind 2010 door de gemeente een vergunning verleend voor de sloop van een deel van het rijksmonument Mariengaarde. De eigenaar had het plan om in een deel van het monument luxe seniorenwoningen te bouwen. Ondanks een negatief advies van de RCE besloot het college toch een vergunning af te geven.235 Een ander voorbeeld van een door de gemeente verleende sloopvergunning is die voor het rijksmonument Streek 27 in Kimswerd (Zuidwest Friesland). Het dorpshuisje stamt uit de negentiende eeuw en staat sinds 1978 op lijst van rijksmonumenten. De reden dat de gemeente een sloopvergunning (2013) heeft verleend, is dat het monument door langdurig achterstallig onderhoud is vervallen. Om verschillende redenen weigerde de eigenaar het pand te restaureren. Volgens het Cuypersgenootschap, dat strijdt voor behoud van Streek 27, beloont de gemeente het slechte gedrag van de eigenaar en is de gemeente nalatig geweest. Gemeenten hebben namelijk de plicht om eigenaren van monumenten aan te schrijven indien sprake is van verval en de kans bestaat dat het behoud in gevaar wordt gebracht. Een andere stichting die zich inzet voor het behoud van bedreigd erfgoed is de Bond Heemschut. Op hun website staat een lijst van zowel rijksmonumenten als gemeentelijke monumenten die bedreigd worden met sloop of in verval dreigen te raken. In tabel 20 staan een aantal van deze monumenten. 232
Winter, Woestenburg en Visser 2011, p. 26. Winter, Woestenburg en Visser 2011, p. 116. 234 http://www.binnenlandsbestuur.nl/ruimte-en-milieu/nieuws/gemeente-geeft-fiat-sloop-klooster-maharishi.8501320.lynkx 235 http://tilburgers.nl/rijksmonument-mariengaarde-wordt-deels-gesloopt-vanwege-parkeerbeleid/ 233
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
53
Naast het behoud van erfgoed zet Bond Heemschut zich in voor de toename van de bewustwording van het belang van erfgoed onder burgers en bestuurders.236 In dat kader deed de bond in 2013 onderzoek naar het monumentenbeleid van 408 gemeenten. Uit de test kwam naar voren dat 388 van de 408 gemeenten een monumentencommissie hebben, dat slechts 195 gemeenten (48%) een beleidsvisie of nota hebben opgesteld waarin aan wordt gegeven hoe met erfgoed omgegaan dient te worden en dat 62% van de gemeenten monumentale waarden in bestemmingsplannen verwerkt. Tot slot kwam uit het onderzoek naar voren dat 28% van de gemeenten monumenteigenaren attenderen op het verplichte cultuur- en bouwhistorisch onderzoek bij grote ingrepen.237 Vooral kleine gemeenten kwamen slecht uit de test. Een logische verklaring hiervoor is het gebrek aan voldoende kundig personeel. Grote gemeenten hebben meer ambtenaren in dienst en kunnen het zich veroorloven te investeren in erfgoed.238
236
Redactie Heemschut 2013, p. 2. Redactie Heemschut 2013, p. 15. 238 Redactie Heemschut 2013, p. 15. 237
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
54
Rijksmonument
Adres
Plaats
Bedreigd of gesloopt
Emmastraat 50-52
Hilversum
deels gesloopt (2014)
(RM)/ Beschermd stads- dorpsgezicht 1.
KRO complex Omroepgebouw (RM)
2.
Pand van Waning (RM)
Nijverheidsstraat 53
Rotterdam
verwaarloost (2013)
3.
Dorpshuisje (RM)
Kerkplein 6
Moordrecht
sloopvergunning (2013)
4.
Badpaviljoen (RM)
Westerdijk 2
Hindeloopen
verpaupering (2013)
5.
Watertoren (RM)
Badhuisstraat 187
Vlissingen
achterstallig onderhoud
6.
Bestemmingsplan Smidsplein
Smidsplein
Den Haag
Hearewei 6
Pietersbierum
(2013)
(RM)
aantasting door nieuwbouw van de hoge raad (2013)
7.
Stelpboerderij (RM)
8.
Waterschans (RM)
verwaarlozing en verpaupering
Bergen op Zoom
achterstallig onderhoud (2012)
9.
Postkantoor (RM)
Cool Singel
Rotterdam
aantasting oorspronkelijk karakter herontwikkeling (2012)
10.
Woon- en winkelpand (RM)
Raamsteeg 6
Amsterdam
bedreigd met sloop maar is uiteindelijk door Stadsherstel aangekocht
11.
Nieuwe haven en
Robijnsweg
Werkendam
dijkverlegging
bedreigd met sloop (2013)
(2 rijksmonumenten) 12.
Houten Boerderij (RM)
Voorwerf 15
Zunderdorp
deels afgebrand wordt helemaal gesloopt (2013)
13.
Boerderij Nienhuis (RM)
Heelweg 2
Beltrum
gedeeltelijk gesloopt
14.
Zeevaartschool (RM)
Boulevard Bankert 154
Vlissingen
bedreigd met sloop (2013)
15.
Verwaarloosde panden
Binnenstad
Amsterdam
verwaarlozing en
binnenstad Amsterdam
beschadiging (inventarisatie
minimaal 126 oude panden
2009 wordt nu nog aan gewerkt)
239
Tabel 20 Bedreigde rijksmonumenten
239
http://www.heemschut.nl/nl/bedreigd-erfgoed.html (8-04-2014)
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
55
Conclusie Met een simpele wijziging van het beleid plaveide minister Donner in 2011 de weg voor de afstoot van 34 monumenten met primair een erfgoedfunctie. Hoewel zijn opvolger Blok aangaf dat de beleidswijziging geen verplichting inhoudt om monumenten zonder functie in het primaire proces van het Rijk te vervreemden, kwam hij vrijwel direct na zijn aantreden met het plan om 34 monumenten af te stoten. Blok verkocht zijn plan door te wijzen op de professionalisering van de monumentenzorg en de ruimte voor ondernemerschap die private organisaties toekomt. Dat het eigenlijk een bezuinigingsmaatregel betrof, bedoeld om de rijksbegroting op orde te krijgen, viel op te maken uit het uitvoeringsprogramma ‘Vernieuwing Rijksdienst’ waarin het streven naar een compactere rijksdienst en de focus op kerntaken wordt uitgesproken. Dit betekent overigens geenszins dat de afstoot van rijksmonumenten niet past in de ontwikkeling van erfgoed in de afgelopen eeuw. De ontwikkeling van monument naar erfgoed laat zien dat erfgoed steeds dynamischer is geworden. Overblijfselen uit het verleden zijn meer dan historische objecten die geconserveerd dienen te worden. Erfgoed speelt een centrale rol in de ruimtelijke ordening en is in die hoedanigheid bepalend voor de identiteit van lokale groepen mensen. Statisch rijksbezit van monumenten is daardoor achterhaald. Ditzelfde kan bepleit worden door te wijzen op het feit dat cultuurgeschiedenis continu verandert door de perceptie van de mens en daarom steeds opnieuw gedefinieerd moet worden. Erfgoed kan daardoor zijn zin verliezen of juist in betekenis toenemen. Het is echter de vraag in hoeverre dit opgaat voor de af te stoten monumenten. Van die monumenten werden er 33 in 1991 aangeduid als iconisch en onvervreemdbaar. Een status die overigens in 2001 door de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer werd bevestigd. Daarnaast worden tien van de monumenten genoemd in de ‘Canon van Nederland’, markeren acht monumenten het begin van de monumentenzorg in Nederland, zijn vier ervan opgenomen in de top 100 rijksmonumenten en één in de onlangs verschenen beleidsvisie ‘Kiezen voor karakter’. Zonder hieraan al te zware conclusies te verbinden, duidt dit erop dat tenminste een deel van de af te stoten monumenten van collectief belang wordt geacht of in ieder geval een belang heeft dat de lokale context ontstijgt. Afstoot van deze monumenten valt dan ook moeilijk te rijmen met het voornemen van de Rijksoverheid zorg te dragen voor het nationaal erfgoed. Een taak die overigens niet onderschat mag worden gezien de wispelturigheid waarmee met erfgoed wordt omgesprongen. De dynamiek van erfgoed brengt met zich mee dat het (tijdelijk) zijn waarde kan verliezen. Talrijk zijn de voorbeelden van monumenten die op het
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
56
nippertje van de ondergang zijn gered en nu alom gewaardeerd worden. Daarnaast dient afgewacht te worden hoe lang erfgoed ‘hot’ blijft. Ontegenzeggelijk is momenteel sprake van een bovengemiddelde hang naar het verleden en belangstelling voor erfgoed. Burgers en organisaties zijn bereid geld en energie te steken in het behoud ervan. Het is echter de vraag hoe lang dit aan zal houden en of het stelsel van publiekrechtelijke bescherming tegen een afname van de aandacht voor erfgoed is opgewassen. Wat betreft het subsidiestelsel is dit hoogst twijfelachtig. In de afgelopen jaren is sprake van een structurele overvraag van het budget van de instandhoudingssubsidie voor minder rendabele objecten. Dit heeft echter niet geleid tot een substantiële toename van het budget. Indien de monumenten worden overgedragen aan een professionele organisatie als de NMO is het overigens wel mogelijk voorrang te krijgen bij de subsidieverlening. Ook de bescherming van de Monumentenwet laat hier en daar te wensen over. Zo is het weliswaar verboden een monument te ontsieren of in gevaar te brengen maar is bij de jongste herziening van de wet wederom nagelaten een onderhoudsverplichting op te nemen. Ondanks dat de rechter inmiddels de deur op een kier heeft gezet voor een impliciete onderhoudsplicht in de wet, blijft bewuste verwaarlozing vereist voor het aannemen van gevaarzetting. Daarnaast biedt de wet geen bescherming tegen wezensvreemd gebruik van een monument. Sterker nog, herbestemming wordt gestimuleerd middels subsidies. Waar de Rijksgebouwendienst met respect voor het interieur op zoek gaat naar een passende functie voor zijn monumenten, is de Monumentenwet vooral gericht op bescherming van het exterieur. Hiermee miskent de wet het belang van erfgoed als opslagplaats van unieke historische informatie. Ditzelfde doet bijna driekwart van de gemeenten, door na te laten monumenteigenaren te attenderen op het verplicht cultuur- en bouwhistorisch onderzoek bij grote ingrepen. Deze zelfde gemeenten beslissen sinds de Monumentenwet van 1988 over de toekenning van vergunningen voor de sloop van monumenten. Het vragen van advies aan de minister van OCW is daarbij weliswaar verplicht maar niet bindend. Enerzijds sluit de afstoot van rijksmonumenten aan bij de dynamiek van erfgoed en de veranderde rol van erfgoed in de maatschappij. Anderzijds wordt met de afstoot voorbijgegaan aan het collectief belang van, op z’n minst een deel van, de monumenten. Een subsidiestelsel waarvan het budget nog immer afhankelijk is van de grillen van een kabinet, een
Monumentenwet
die
onvoldoende
en
inadequate
bescherming
biedt
en
handhavingsmogelijkheden die in theorie bestaan maar in de praktijk moeilijk blijken toe te passen. Niet bepaald een stelsel van publiekrechtelijke bescherming dat de bescherming van
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
57
kwetsbaar erfgoed door rijksbezit overbodig maakt. Er zijn dan ook onvoldoende gronden om aan te nemen dat de bescherming van monumenten door rijksbezit niet langer noodzakelijk is.
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
58
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
59
Literatuurlijst Kamerstukken https://www.officielebekendmakingen.nl/ Tweede Kamer, Vergaderjaar 1986-1987, 19881, nr. 3. Tweede Kamer, Vergaderjaar 1987-1988, 19881, nr. 6. Tweede Kamer, Vergaderjaar 1995-1996, 24247, nr. 3. Tweede Kamer, Vergaderjaar 1997-1998, 25818, nr. 1. Tweede Kamer, Vergaderjaar 1998-1999, 26663, nr. 2. Tweede Kamer, Vergaderjaar 2001-2002, 27432, nr. 39. Tweede Kamer, Vergaderjaar 2008, 2009, 31535, nr. 4. Tweede Kamer, Vergaderjaar 2009-2010, 32156, nr. 1. Tweede Kamer, Vergaderjaar 2009-2010, 32433, nr. 3. Tweede Kamer, Vergaderjaar 2010-2011, 32433, nr. 17. Tweede Kamer, Vergaderjaar 2011-2012, 31490, nr. 77. Tweede Kamer, Vergaderjaar 2011-2012, 33000 VIII, nr. 181. Tweede Kamer, Vergaderjaar 2012-2013, 31490, nr. 103. Tweede Kamer, Vergaderjaar 2012-2013, 31490, nr. 105. Tweede Kamer, Vergaderjaar 2012-2013, 31490, nr. 113. Tweede Kamer, Vergaderjaar 2012-2013, 31490, nr. 131. Uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst, 14-02-2011.
Brieven en overige parlementaire stukken Brief van minister Plasterk aan Tweede Kamer, Maatregelingen Brim, 3 juni 2009. Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg, minister Plasterk van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen, 2009. Lijst van 34 objecten die niet meer nodig zijn voor een rijksfunctie, minister Blok van Wonen en Rijksdienst (WR), 5 februari 2013. Beleidskader vervreemding monumentaal vastgoed in rijksbezit, minister Blok van Wonen en Rijksdienst (WR), 21 februari 2013. Voortgangsbericht vervreemding monumentencomplexen aan de Tweede Kamer, minister Blok van Wonen en Rijksdienst (WR), 29 mei 2013. Beantwoording Kamervragen, minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 5 februari 2013.
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
60
Staatsblad 2012 nr. 438. Staatscourant nr. 20420, 9 oktober 2012.
Nota’s Nota, Rgd-monumenten: monumenten in beheer bij de Rijksgebouwendienst. Tweede versie, Rijksgebouwendienst, Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Den Haag, 1991.
Nota, Ruimte voor Architectuur, Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur & Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Den Haag, 1991.
Nota, Belvedere, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen & Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer & Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Den Haag, 1999. http://www.belvedere.nu/download/nota.pdf
Beleidsvisie, Kiezen voor karakter, Visie erfgoed en ruimte, Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen & Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Den Haag, juni 2011. http://www.netwerkerfgoedenruimte.nl/system/files/beleidsvisie-kiezen-voor-karakter_0.pdf
Structuurvisie, Infrastructuur en ruimte, Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Den Haag, maart 2012.
Publicaties Akkerman, K., Kok, J., Putten, M van., Schoonhoven, C van., Postmodernisme in het Brabants productielandschap, 2013. http://www.netwerkerfgoedenruimte.nl/actueel/nieuws/2013/brandevoort-rijksmonument
Akkerman, K., Kok, J., Putten, M van., Schoonhoven, C van., Erfgoedmanifest rijksmonument Brandevoort, 2013. http://clue.nu/index.php?search=brandevoort Apell, R., ‘De monumentenwet 1988 in de gemeentelijke praktijk’, in: Bulletin KNOB ¾ (1988), pp. 97-101.
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
61
Boer, P. den., ‘Geschiedenis, herinnering en Lieux de memoire’, in: R. van der Laarse (Red) Bezeten van vroeger. Erfgoed, identiteit en musealisering, Het Spinhuis, Amsterdam, 2005, pp. 40-55.
Bommel, A.J. van, ‘Wat zijn MEF’s en wat is categorie-I?, in: Praktijkreeds Cultureel erfgoed, Signalementen 3, 2008, pp. 21-44.
Bolder, M., Schoonhoven. C. van, ABC-scan; Afstoot en herbestemming volgens een brede waardebenadering, stageverslag Rijksgebouwendienst, september 2013. (niet gepubliceerd)
Bosma, K., het post-Belvederetijdperk: Cultuurhistorisch beleid verankerd in de ruimtelijke ordening en in de ontwerpopgave, Rijksadviseur voor het Cultureel Erfgoed, Den Haag, zomer 2008. http://dare2.ubvu.vu.nl/bitstream/handle/1871/12891/Post-Belvederetijdperk.pdf?sequence=1
Bosma, K., Kolen, J. (red), Geschiedenis en ontwerp, handboek voor de omgang met cultureel erfgoed, Uitgeverij Vantilt, Nijmegen, 2010.
Cammen, H. van der., Klerk, L. de., Ruimtelijke ordening; van grachtengordel tot Vinex-wijk, Het Spectrum, Utrecht, 2003.
Davids, K., ‘Sporen in de stad. De metro en de strijd om de ruimtelijke ordening in Amsterdam’, in: Historisch Tijdschrift Holland, jaargang 32, nr. 3/4, 2000, pp. 157-182. http://www.tijdschriftholland.nl/archief/archief-2010-2000/11/
Denslagen, W., ‘Het harmonisch stadsbeeld. Lessen van vroeger’, in: R. van der Laarse (red) Bezeten van vroeger. Erfgoed, identiteit en musealisering, Het Spinhuis, Amsterdam, 2005, pp. 162-175.
Frijhoff, W., Dynamisch Erfgoed. Heeft de cultuurgeschiedenis toekomst?, Amsterdam 2007. (afscheidsrede VU op http://dare.ubvu.vu.nl/handle/1871/10963 )
Grijzenhout, F. (red), Erfgoed. De geschiedenis van een begrip, Amsterdam University Press, Amsterdam 2007. (http://dare.uva.nl/document/165328)
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
62
Handboek RgdBOEI-inspecties: Deel 1, Rijksgebouwendienst Den Haag, september 2012. (http://www.rgd.nl/fileadmin/redactie/Onderwerpen/Diensten/RgdBOEI/RGDBoei_HandBoe k_deel1_editie_sept2012.pdf)
Heemschut (red), ‘De Grote Monumenten GemeenteTest’, in: Heemschut, Jaargang 90, nr. 4, december 2013, pp. G1-G15. http://www.binnenlandsbestuur.nl/Uploads/2013/12/De-Grote-Monumenten-Gemeentetest-1.pdf
Hendriks, L., Hoeve van der, J., Richtlijnen Bouwhistorisch onderzoek; lezen en analyseren van cultuurhistorisch erfgoed, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed & Rijksgebouwendienst & Atelier Rijksbouwmeester, Den Haag, 2009. http://www.rgd.nl/fileadmin/redactie/Actueel/Publicaties/Richtlijnen_bouwhistorisch_onderz oek/Richtlijnen_Bouwhistorisch_Onderzoek.pdf
Janssen, J., De toekomst van het verleden, oratie Wageningen University, 1-11-2012. http://edepot.wur.nl/239316
Janssen, J., Beunen, R., ‘De burger als erfgenaam: over de vermaatschappeling van stedelijk erfgoed’ in: Essays Toekomst van de stad, Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, Den Haag, augustus 2012. http://www.rli.nl/sites/default/files/u21/rli005-1_wtk_essays_toekomst_van_de_stad_def.pdf
Janssen, J., Luiten, E.A.J., Renes, H., Rouwendal, J., Oude sporen in een nieuwe eeuw; de uitdaging na Belvedere, Netwerk Erfgoed en Ruimte, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort, 2013. http://www.netwerkerfgoedenruimte.nl/actueel/nieuws/2013/oude-sporen-in-een-nieuweeeuw
Krabbe, C.P., ‘Monumenten: architectonische overblijfselen’, in: F. Grijzenhout (red) Erfgoed, de geschiedenis van een begrip, Amsterdam University Press, Amsterdam, 2007, pp. 151-174. http://dare.uva.nl/document/165328
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
63
Kolen, J.C.A., ‘De biografie van het landschap’, in: Vitruvius, nr. 1, okt, 2007, pp. 14-18. http://www.uitgeverijeducom.nl/vakbladvitruvius/pdfs/Vitr.nr1.okt07_Biografie.pdf
Koningsbruggen, I. van, Hellemondt, I. van., ‘Architectuurgeschiedenis en monumentenzorg’, in: Bosma, K., Kolen, J., (red.) Geschiedenis en ontwerp, Handboek voor de omgang met cultureel erfgoed, Vantilt, Nijmegen, 2010, pp. 40-49.
Kuipers, M., ‘Erkend als monument, nieuwe beschermingsthema’s in de monumentenzorg’, in: Redactie van de Rijksdienst voor de monumentenzorg, Jaarboek Monumentenzorg 1997, Waanders Uitgeverij, Zwolle, pp. 131-157. http://www.dbnl.org/tekst/_jaa030199701_01/
Kuipers, M., ‘Culturele grondslagen van de monumentenwet’, in: Bulletin KNOB 11, 2012, pp. 10-25.
Lörzing, H., Klemmen, W., Leeuwen, M. van., Soekimin, S., Vinex! Een morfologische verkenning, NAI Uitgevers, Rotterdam, 2006.
Laanen, D. van, ‘Van de ambtenaren van de Rijksdienst voor de monumentenzorg, een bedrijfskroniek van de eerste dertig jaar’, in: Redactie Rijksdienst voor de monumentenzorg, Jaarboek Monumentenzorg 1997, Waanders Uitgeverij, Zwolle, pp. 10-40. http://www.dbnl.org/tekst/_jaa030199701_01/
Lamslag, M., Gebouwd of verworven ter huisvesting en behoud; redenen van verwerving van de huidige Rijksgebouwendienstmonumenten, stageverslag Atelier Rijksbouwmeester, juni 2011. (niet gepubliceerd)
Langenreis, S., ‘Antiquiates: voorvaderlijke oudheden’, in: F. Grijzenhout (red) Erfgoed, de geschiedenis van een begrip, Amsterdam University Press, Amsterdam, 2007, pp. 57-84. http://dare.uva.nl/document/165328
Lowenthal, D., ‘Part Two. Knowing the Past’en Part Three. Changing het Past’ in: Lowenthal, D., The Past is a foreign Country, Cambridge, 2006 (1985), pp. 183-362.
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
64
Luiten, E.A.J., Tot hier…. en nu verder, oratie leerstoel Cultuurhistorie en Ontwerp aan de faculteit Bouwkunde, Technische Faculteit Delft, 11 oktober 2006. http://www.netwerkerfgoedenruimte.nl/hoogleraren/oraties
Mathijsen, M., Historiezucht; De obsessie met het verleden in de negentiende eeuw, Vantilt, Nijmegen, 2013.
Meihuizen, Y., Een monument beheren, onderhouden en handhaven; overzicht van de monumentenwet en de monumentenzorg voor ambtenaren, architecten en eigenaren, Uitgave Serie Technische regelgeving en bouwen, SDU uitgevers Den Haag, 2006.
Mierlo, T. van., Een Laatste Oordeel van de Oudestraat? De gevel van het Gotisch Huis in Kampen, Anon, Jaartal onbekend, pp. 102-142. (http://www.walkatearchief.nl/downloads/almanak2008/11kamperalmanak08historischebijdra gen.pdf)
Peet, C. van der,’’s Rijks monumenten en ir. H. de Lussanet de la Sabloniere’, in: Redactie Rijksdienst voor de monumentenzorg, Jaarboek Monumentenzorg 1995; monumenten en oorlogstijd, Waanders Uitgevers Zwolle, Rijksdienst voor Cultureel erfgoed Zeist, 1995. pp. 95-110.
Peet, C. van der, ‘Restauraties van de Rijksgebouwendienst’, in: J. de Maeyer (red), Negentiende-eeuwse restauratiepraktijk en actuele monumentenzorg, Universitaire Pers Leuven, Leuven, 1999, pp. 171-175.
Perry, J., Ons fatsoen als natie; Victor de Stuers 1843-1916, Sun uitgeverij, Amsterdam, 2004.
Renes, H., Erfgoed in interessante tijden, oratie Vrije Universiteit Amsterdam 7 juli 2011. http://www.netwerkerfgoedenruimte.nl/hoogleraren/oraties
Rossem, V. van, ‘Een halve eeuw Monumentenwet 1961-2011’, in: Bulletin KNOB I, 2012, pp. 54-60.
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
65
Tillema., J. A. C., Schetsen uit de geschiedenis van de monumentenzorg in Nederland, Staatsuitgeverij, Den Haag, 1975. http://www.dbnl.org/tekst/till014sche01_01/
Verfürden, B., ‘Het imago van de monumentenzorg’, in: Redactie Rijksdienst voor de monumentenzorg, Jaarboek Monumentenzorg 1997, Waanders Uitgeverij, Zwolle, pp. 76-91. http://www.dbnl.org/tekst/_jaa030199701_01/
Waal, C., ‘Bestuurlijke en juridische observaties bij tien jaar Monumentenwet 1998’, in: Bulletin KNOB ¾, 1998, pp. 83-88.
Wetenschappelijke Raad voor het regeringsbeleid (WWR), Identificatie met Nederland, Amsterdam University Press, 2007. http://www.wrr.nl/fileadmin/nl/publicaties/PDF-Rapporten/Identificatie_met_Nederland.pdf
Winter, H.B., Woestenburg, N.O.M, Visser, F.W., Toezicht en handhaving Monumentenwet 1988 en de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, Pro Facto Juridisch en bestuurskundig onderzoeksbureau, Groningen, 2011. http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/downloads/dossiers/120322_rapportage_mo numentenwetgeving_def_0.pdf
Woud, A. van der, ‘De ethiek van de onthouding. De beoefening van het niets doen bij restauraties’, Archis 6, 1996, pp. 33-36.
Zelst, J. van, Bommel, B. van., ‘Modernisering Monumentenzorg; aandacht voor een zeer belangrijk beleidsdocument voor de monumentenzorg’, in: Praktijkreeks Cultureel Erfgoed, maart 2010.
Geraadpleegde websites http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/rijksoverheid/bedrijfsvoering-van-het-rijk (28-012014) www.rgd.nl/organisatie (5-02-2014) www.openmonumentendag.nl (28-01-2014) http://monumentenregister.cultureelerfgoed.nl/php/main.php
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
66
http://www.naardenvesting.info/portfolio/de-vesting-werken (28-01-2014) http://www.kijkopoostnederland.nl/uitgelicht/trends/eeuwenoude-sassenpoort-geeftgeheimen-prijs.htm (28-01-2014) http://www.kasteelslangenburg.nl (28-01-2014) http://www.kasteelradboud.nl (28-01-2014) http://www.schotsehuizen.nl/Geschiedenis.html (10-02-2014) http://www.cultureelerfgoed.nl/handreikingerfgoedenruimte/wettelijk-en-bestuurlijkkader/rijk-erfgoed/modernisering-monumenten http://www.belvedere.nu. (21-03-2014) www.entoen.nu (30-03-2014) http://www.vandale.nl/opzoeken?pattern=erfgoed&lang=nn#.UyqyXBgTGsA (20-03-2014) http://nationalemonumentenorganisatie.nl (7-02-2014) http://www.rgd.nl/organisatie/organisatiestructuur (31-01-2014) http://www.rgd.nl/onderwerpen/diensten/rgdboei-inspecties (31-01-2014) http://www.rgd.nl/fileadmin/redactie/Actueel/Publicaties/Richtlijnen_bouwhistorisch_onderz oek/Richtlijnen_Bouwhistorisch_Onderzoek.pdf (17-03-2014) http://www.cultureelerfgoed.nl/internationaal/verdragen (31-03-2014) http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/archief/article/detail/2768763/2002/06/03/Hetblauwe-Schild.dhtml (31-03-2014) http://www.nederland-actueel.nl/index.php/top-100-van-nederlandse-monumenten (31-032014) http://www.belvedere.nu/ (21-03-2014) www.entoen.nu (30-03-2014) http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/voortgezet-onderwijs/vraag-en-antwoord/wat-is-decanon-van-nederland.html (31-03-2014) http://www.volkskrant.nl/vk/nl/3360/musea-engalerieen/article/detail/2442684/2011/06/07/Geen-subsidie-meer-voor-Nationaal-HistorischMuseum.dhtml (31-03-2014) www.onh.nl/nl-NL/artikel/12050/overname-innl-nl (31-03-2014) http://www.platformvoer.nl/trenddossiers/dossier-crowdfunding/ http://www.cultureelerfgoed.nl/kiezenvoorkarakter (02-04-2014) http://erfgoedbalans.cultureelerfgoed.nl/wat-is-erfgoed%3F/het-begrip-erfgoed (26-03-2014) http://www.cultureelerfgoed.nl/actueel/nieuws/minister-wijst-professionele-organisaties-voormonumentenbehoud-aan-0 (01-04-2014)
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
67
http://www.monumenten.nl/nieuws/instandhoudingssubsidie-aanvragen (02-04-2014) http://wetten.overheid.nl/BWBR0024779/geldigheidsdatum_24-03-2014 (24-03-2014) http://www.binnenlandsbestuur.nl/ruimte-en-milieu/nieuws/gemeente-geeft-fiat-sloopklooster-maharishi.8501320.lynkx (04-04-2014) http://www.heemschut.nl/nl/bedreigd-erfgoed.html (08-04-2014) http://www.vandale.nl/opzoeken?pattern=icoon&lang=nn#.Uz1JNNx8nYM (06-04-2014) http://www.nederland-actueel.nl/index.php/top-100-van-nederlandse-monumenten (06-042014) http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/voortgezet-onderwijs/vraag-en-antwoord/wat-is-decanon-van-nederland.html (06-04-2014) www.kloostermuseumaduard.nl (02-04-2014) http://www.cultureelerfgoed.nl/collectie/deelcollecties/witsenhuis (02-04-2014) www.gemeentearchief.rotterdam.nl (02-04-2014) www.deruyter.org/maarten-tromp (02-04-2014) www.heemskerk.nl (02-04-2014) http://nl.wikipedia.org/wiki/Slag_bij_Manpad (02-04-2014) www.wfm.nl (02-04-2014) http://www.vliere.com/index.php/familie-van-liere (03-04-2014) http://www.dwangburchten.nl/medembl/sticht.htm (03-04-2014) www.vestingsmuseum.nl (03-04-2014) www.spannendegeschiedenis.nl http://historischmuseumdenbriel.nl/museum/stenen-baak.php (04-04-2014) www.oosterhout.nl/toerisme (03-04-2014) http://www.vvv.nl/detail/Ruine-van-de-Jacobaburcht?item=c79f43f8-86f5-49a6-9d0054036ec49964 (03-04-2014) www.monumenten.nl/specials/buitenplaatsen/overzicht/trompenburg www.schotsehuizen.nl (05-04-2014) www.wikipedia.org/wiki/Maarten_van_Rossum (05-04-2014) http://www.binnenlandsbestuur.nl/financien/opinie/columns/decentraal-wat-kan-centraal-watmoet.8501669.lynkx (24-04-2014) http://erfgoedbalans.cultureelerfgoed.nl/beleid/decentralisatie-en-complementariteit/gebouwd-erfgoed/gemeentelijke-monumenten- (24-04-2014)
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
68
Afbeeldingen Sint Baafskerk, Aardenburg http://www.zeelandnet.nl/foto/bekijk/foto/id/110513/Sint_Baafs_Aardenburg.html (02-042014) Abdijkerk, Aduard http://www.dvhn.nl/nieuws/groningen/article10182673.ece/Groninger-Kerken-vist-achter%27t-net (02-04-2014) Willem Witsenhuis, Amsterdam http://www.kb.nl/en/web-exhibitions/collectors-and-collections/willem-witsen (02-04-2014) Gedenknaald Willem III, Apeldoorn http://nl.wikipedia.org/wiki/De_Naald_%28Apeldoorn%29 (02-04-2014) Grafmonument Maarten Tromp, Delft http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Detail_Maarten_Harperszoon_Tromp.JPG (02-042014) Grafmonument Piet Hein, Delft http://hermansprenger.nl/Herman%27s%20Website/Foto/Delft/Delft.htm (02-04-2014) Kasteel de Slangenburg, Doetinchem http://www.panoramio.com/photo/1209269 (02-04-2014) Lichttoren, Goedereede http://www.leuchtturmseiten.de/home.htm?0433 (02-04-2014) Slot de Assemburg, Heemskerk http://www.tripadvisor.nl/LocationPhotoDirectLink-g811096-d1169845-i57508392Stayokay_Heemskerk-Heemskerk_North_Holland_Province.html (02-04-2014) Gedenknaald Manpad, Heemstede http://ilibrariana.files.wordpress.com/2012/04/gedenknaald.png (02-04-2014) Monument graaf Adolf en park, Heiligerlee http://www.focusgroningen.nl/wp-content/uploads/2013/03/groningen-heiligerleegrafmonument-graaf-adolf-9.jpg (02-04-2014) West Friesmuseum, Hoorn http://www.beerepootinstallatietechniek.nl/westfries-museum-hoorn.html (02-04-2014) Kasteeltoren, IJsselstein http://www.panoramio.com/photo/46881264 (03-04-2014) http://rijksmonumenten.nl/monument/20133/slot+ijsselstein/ijsselstein/ (04-04-2014) Gotisch Huis, Kampen http://nl.wikipedia.org/wiki/Gotisch_Huis_%28Kampen%29 (04-04-2014)
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
69
Kapel met grafmonument van Lyere, Katwijk http://members.casema.nl/nico.kuyt/Epitaaf.html (03-04-2014) Graftombe Des Tombe en resten bastion, Maastricht http://forum.mestreechonline.nl/showthread.php?p=52123 (04-04-2014) Kasteel Radboud, Medemblik http://zoom.nl/foto/1015838/bewerkte-fotografie/kasteel-radboud-te-medemblik.html (03-042014) Grafmonument von Inn und Kniphausen, Midwolde http://nl.wikipedia.org/wiki/Nienoord (04-04-2014) Spaans Huis, Naarden http://c3c.nl/Webpags/Spaanse_Huis/Spaanse_Huis.html (04-04-2014) Naarden Vesting, Naarden http://megaconstrucciones.net/?construccion=naarden (03-04-2014) Kronenburgertoren, Nijmegen http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Nijmegen,_toren_in_Kronenburgpark_2009-0206_14.45.JPG (03-04-2014) Stenen Baak, Oostvoorne http://straatkaart.nl/3233MA-Katteweg/media_fotos/stenen-baak-oostvoorne-formerlighthouse-GZx/ (04-04-2014) Ruïne van Strijen, Oosterhout http://rijksmonumenten.nl/monument/31665/resten+kasteel+strijen/oosterhout/ (03-04-2014) Ruïne van Jacobaburcht, Oostvoorne http://www.landgoedenbuitenplaats-zh.nl/zoeken-op-kaart/detailpagina/q/id/166 (03-04-2014) Gedenknaald, Rijswijk http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Gedenknaald,_door_Willem_V_opgericht_op_de_pl aats_van_het_gesloopte_Huis_ter_Nieuburgh,_waar_in_1697_de_Vrede_van_Rijswijk_werd _gesloten_-_Rijswijk_-_20532847_-_RCE.jpg (05-04-2014) Landhuis Trompenburg, s-Graveland http://www.conserf.nl/projecten/huis-trompenburg (03-04-2014) Ruïne van Brederode, Santpoort Zuid http://www.nicovermeer.nl/Fotografie%20gebouwen.html (05-04-2014) Pandhof Sint Marie, Utrecht http://afrit6.xs4all.nl/wpres/?tag=utrecht&paged=4 (05-04-2014) Onze Lieve-Vrouwekerk, Veere http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Veere_kerk_4140231.JPG (05-04-2014)
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
70
Schotse huizen, Veere http://erfgoedstem.nl/stichting-delta-cultureel-beeindigt-exploitatie-museum-schotse-huizenveere/ (05-04-2014) Ruine van Teylingen, Voorhout http://www.flickr.com/photos/provinciaalhistorischcentrumzuidholland/3045768840/ (05-042014) Maarten van Rossumhuis, Zaltbommel http://www.verheijfotografie.nl/index.php/op-pad/gelderland/zaltbommel-hurwenenseuiterwaarden/ (05-04-2014) Sint Lievensmonstertoren, Zierikzee http://commons.wikimedia.org/wiki/File:Zierikzee_-_SintLievensmonstertoren_en_Nieuwe_Kerk_1.jpg (05-04-2014) Sassenpoort, Zwolle http://straatkaart.nl/8011NC-Van-Nahuysplein/media_fotos/ck-sassenpoort-zwolle-dln/ (0504-2014)
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
71
Bijlage
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
72
Sint Baafskerk – Aardenburg
De oudste delen van de Sint-Baafskerk zijn vervaardigd in de voor Nederland zeldzame Scheldegotiek. Deze bouwstijl laat de overgang van het romaans naar de gotiek zien. In de periode 1947-1956 werd het gebouw in verband met het bijzondere culturele belang op kosten van het Rijk gerestaureerd. Voorwaarde bij het herstel was dat de Staat eigenaar zou worden van het gebouw.240
•
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande culturele en morele verplichtingen Object van buitengewoon grote kunsthistorische betekenis Geplaatst in verband met de extra beschermingsfactor die het rijksbeheer oplevert.
•
Staat in de Top 100 rijksmonumenten van Nederland; samengesteld door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in 1990241
240 241
Nota 1991, p. 48. http://www.nederland-actueel.nl/index.php/top-100-van-nederlandse-monumenten
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
73
Abdijkerk – Aduard
De abdijkerk in Aduard maakte onderdeel uit van de in 1192 gestichte st. Bernadusabdij. Het klooster behoorde tot de orde van de Cisterciënzers en was gewijd aan de heilige Bernard van Clairveaux. Oorspronkelijk diende dit overgebleven deel als ziekenzaal voor de kloosterbroeders. Het pand is hiermee het oudste medische monument van Nederland. Aan het einde van de 16e eeuw is de zaal in gebruik genomen als kerk. In 1909 werd de kerk overgedragen aan de Staat. Het pand is een representatief voorbeeld van de Noord Nederlandse romaans-gotische bouwstijl.242
•
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande culturele en morele verplichtingen Object van buitengewoon grote kunsthistorische betekenis
242
www.kloostermuseumaduard.nl
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
74
Willem Witsenhuis – Amsterdam
Het huis aan de Oosterpark 82 in Amsterdam dankt zijn naam aan de schilder, etser, kunstcriticus en fotograaf Willem Witsen (1860-1923). Witsen nam het huis in 1891 over van zijn vriend George Hendrik Breitner. Twintig jaar na zijn overlijden schonk zijn vrouw Maria Witsen-Schor het huis en de gehele inboedel aan de Staat. Volgens de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed is het Witsenhuis een belangrijk historisch monument omdat het laat zien hoe het leven van een vroeg twintigste-eeuwse kunstenaar eruit zag.243 •
Plaatsing in categorie-II (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991)
243
http://www.cultureelerfgoed.nl/collectie/deelcollecties/witsenhuis
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
75
Gedenknaald Willem III (De Naald) – Apeldoorn
De gedenknaald is een 17 meter hoge obelisk die in 1901 bij Paleis het Loo werd geplaatst. De Naald was een cadeau van de inwoners van Apeldoorn aan Koning Willem III en zijn vrouw Koningin Wilhelmina. Op Koninginnedag 2009 vond bij het monument een aanslag op de Koninklijke familie plaats. Bij deze aanslag kwamen acht mensen om het leven. De Naald heeft sindsdien een andere betekenis.244 •
De Naald van Apeldoorn komt niet voor in de nota ‘Rgd-monumenten’ 1991
244
http://nl.wikipedia.org/wiki/De_Naald_(Apeldoorn)
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
76
Grafmonument Piet Hein – Delft
Het grafmonument Piet Hein werd rond 1638 in opdracht van de Staten-Generaal vervaardigd, mogelijk door Arent van ’s-Gravezande of Bartholomeus van Bassen. In november 1623 trad Hein in dienst van de West-Indische Compagnie (WIC). Hij voerde het bevel tijdens drie expedities voor de WIC. Hein is vooral bekend geworden door zijn verovering van de Spaanse Zilvervloot in 1628. Dit was een militaire operatie, waarbij Hein in de baai van Matanzas bij Cuba de Spaanse Zilvervloot buit maakte. De verovering van de zilvervloot was niet alleen een financiële maar ook een morele overwinning van de Republiek. Tevens maakt het Piet Hein tot een van de bekendste zeehelden van Nederland.245 •
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande culturele en morele verplichtingen Object van buitengewoon grote kunsthistorische betekenis
•
Verhaal van Piet Hein komt voor in de Canon van Nederland Canon van Nederland: Slavernij/ WIC/ Piet Hein246
245 246
www.gemeentearchief.rotterdam.nl www.entoen.nu
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
77
Grafmonument Maarten Tromp – Delft
Het grafmonument Maarten Tromp is tussen 1654 en 1658 in opdracht van de StatenGeneraal vervaardigd door Rombout Verhulst en Willem de Keyser, naar ontwerp van Pieter Post. Tromp heeft afwisselend in dienst gestaan van de koopvaart en de marine. Daar werkte hij zich op van scheepsjongen tot opperbevelhebber. Op zijn 39e werd hij Luitenant-admiraal van Hollandt en West Frieslandt. Hij dankt zijn beroemdheid onder meer aan de slag bij Duins op 31 oktober 1639, waar hij en viceadmiraal Witte de With een beslissende overwinning op een Spaans oorlogsvloot behaalden.247 •
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande culturele en morele verplichtingen Object van buitengewoon grote kunsthistorische betekenis
247
www.deruyter.org/maarten-tromp
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
78
Kasteel De Slangenburg – Doetinchem
Kasteel De Slangenburg dateert uit 1612. Het interieur uit de 17e en 18e eeuw is goed bewaard gebleven en nog steeds te aanschouwen. De kasteelheer Frederik Johan van Baer (1646-1713) was grotendeels verantwoordelijk voor de inrichting. Hij was naast officier ook een zeer ontwikkeld en kunstzinnig persoon en heeft het kasteel voorzien van schilderijen, muurschilderingen en een parktuin. In 1945 werd het kasteel door de Duitsers geconfisqueerd en tot rijkseigendom gemaakt. Sinds 1945 wordt het kasteel verhuurd aan het nabijgelegen benedictijnerklooster, dat het gebruikt als gasthuis.248 •
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande culturele en morele verplichtingen Object van buitengewoon grote kunsthistorische betekenis Geplaatst in verband met de extra beschermingsfactor die het rijksbeheer oplevert
•
Staat in de Top 100 rijksmonumenten van Nederland; samengesteld door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in 1990249
248 249
Nota 1991, p. 29. http://www.nederland-actueel.nl/index.php/top-100-van-nederlandse-monumenten
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
79
Lichttoren – Goedereede
De lichttoren werd in de periode 1467-1512 gebouwd als onderdeel van een parochiekerk. Al snel ging de toren dienen als baken voor de scheepvaart. Deze functie behield het tot de komst van een nieuwe vuurtoren in 1912. Als eigendom van het Graafschap Holland kwam de toren in 1798 in rijksbezit. Het uurwerk van de toren is eigendom van de gemeente Goedereede.250 •
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande culturele en morele verplichtingen Object van buitengewoon grote bouwhistorische betekenis
250
Nota 1991, p. 51.
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
80
Slot De Assumburg – Heemskerk
Slot De Assumburg dateert uit de middeleeuwen en stond oorspronkelijk bekend als ‘Williaems Woninghe van Velsen’. Rond 1450 werd de naam veranderd in De Assumburg. Deze naamsverandering werd mede ingegeven door de ligging nabij het gehucht Assum. In de periode 1328-1601 werd het slot bewoond door de adellijke familie Van Assendelft. In de 15e eeuw was De Assumburg het regionale centrum van rechtspraak. Een gedeelte van de uitgesproken vonnissen werd op het slot tot uitvoering gebracht. In en om het slot zijn sporen uit deze tijd te vinden. Het kasteel werd in 1911 door de toenmalige eigenaars geschonken aan de Staat. Sinds 1933 is in het slot een jeugdherberg gevestigd.251 •
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande culturele en morele verplichtingen Object van buitengewoon grote historische betekenis Geplaatst in verband met de extra beschermingsfactor die het rijksbeheer oplevert
251
www.heemskerk.nl
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
81
Gedenknaald Manpad – Heemstede
Het gedenkteken werd in 1817 opgericht door David Jacob van Lennep ter nagedachtenis aan de slag bij Heemstede van 1304 en de mislukte ontzettingspoging van het belegerde Haarlem in 1573. Bij de slag bij Manpad zouden Hollandse troepen onder aanvoering van Witte van Haemstede de Vlaamse troepen onder leiding van Gwijde van Naamen hebben verslagen. Uit wetenschappelijk onderzoek is later gebleken dat de slag nooit heeft plaats gevonden. De oorsprong van de mythe ligt bij de Divisiekroniek van Cornelius Aurelius uit 1517 en de populariteit ervan onder verschillende generaties. Na de Belgische Revolutie in 1830 en de Tiendaagse Veldtocht (veldtocht van Koning Willem I der Nederlanden om de Belgische opstand met wapengeweld te onderdrukken) werd het verhaal van de Slag bij Manpad in Nederland populair, omdat de Nederlanders behoefte hadden aan verhalen waarin zij de Belgen versloegen.252 •
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande culturele en morele verplichtingen
252
http://nl.wikipedia.org/wiki/Slag_bij_Manpad
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
82
Monument Graaf Adolf en park – Heiligerlee
Het monument Graaf Adolf dateert uit de periode 1869-1873. Het object markeert de Slag bij Heiligerlee van 1568. Deze slag eindigde met de eerste overwinning van de opstandelingen in de Tachtigjarige Oorlog en markeert daarmee het begin van diezelfde oorlog. Tijdens de Slag van Heiligerlee is Graaf Adolf, de broer van Willem de Zwijger, gesneuveld. Aan deze gebeurtenis wordt tevens gerefereerd in het vierde couplet van het Wilhelmus, waarin staat geschreven: ‘Greaf Adolff is ghebleven, in Vriesland in den slaech’.253 •
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande culturele en morele verplichtingen
•
Verhaal van De Slag bij Heiligerlee komt voor in de Canon van Nederland Canon van Nederland: Willem van Oranje/ canon van Groningen/ Slag bij Heiligerlee254
253 254
Nota 1991, p. 25. www.entoen.nu
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
83
West-Fries Museum – Hoorn
Het voormalig Statencollege werd in 1632 gebouwd door de Gecommitteerde Raden van West-Friesland en het Noorderkwartier. De wapens van de zeven steden die vertegenwoordigd waren in dit bestuursorgaan zijn terug te vinden in de trapgevel en vergaderzaal. Het monument is gebouwd op de restanten van het eerste stenen huis van Hoorn, het Proostenhuis. Een laat middeleeuwse gewelfkelder is hiervan een van de weinige overblijfselen. Sinds 1881 is het West-Fries Museum gehuisvest in het Statencollege. In 1994 werd het museum uitgebreid met een gemeentelijk monument, dat oorspronkelijk uit twee huizen bestond. Het museum geeft de cultuurgeschiedenis van de regio West Friesland weer. Het accent ligt op de aanloop, bloei en nasleep van De Gouden Eeuw.255 •
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande culturele en morele verplichtingen Object van buitengewoon grote bouwhistorisch betekenis
255
www.wfm.nl
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
84
Kasteeltoren – IJsselstein
De Kasteeltoren in Ijsselstein maakte oorspronkelijk onderdeel uit van een 15e-eeuws kasteel, gebouwd onder leiding van Jacoba van Beieren. In 1551 kwam het kasteel in eigendom van de Oranjes. In 1795 werd het kasteel door de Staat geconfisqueerd en verkocht aan een particulier, waarna het in 1888 grotendeels werd gesloopt. Het is mede aan Victor de Stuers te danken dat dit lot de grote toren bespaard bleef. In 1896 werd deze onder strikte condities aan het Rijk geschonken. Een van de voorwaarden luidde, dat verkoop of vervreemding nimmer mocht plaatsvinden.256 •
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden; Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande culturele en morele verplichtingen Belangrijk object in de geschiedenis van de rijksmonumentenzorg
•
Kasteel IJsselstein komt voor in de Canon van Nederland; Canon van Nederland: Floris V/ Canon van Utrecht Zuidwest/ middeleeuwse oorlogen257
•
Van belang voor de geschiedenis van de monumentenzorg; Mede door Victor de Stuers behouden
256 257
Nota 1991, p. 47. www.entoen.nu
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
85
Gotisch Huis – Kampen
Rond 1500 werd deze voormalige koopmanswoning gebouwd. Tot 1904 deed het pand dienst als winkel. In 1905 werd het Gotisch Huis op advies van de Minister van Binnenlandse Zaken aangekocht door de gemeente Kampen. Het pand stond op de nominatie om gesloopt worden. In de periode 1907-1920 werd het huis op kosten van het Rijk gerestaureerd door P.J.H. Cuypers. Toen de gemeente niet in staat bleek het voortbestaan te kunnen garanderen, kocht de Staat het in 1915 van de gemeente. Het pand heeft gediend als openbare bibliotheek en museum (Stedelijk Museum Kampen). Momenteel staat het leeg. Het Gotisch Huis maakt onderdeel uit van een complex met nog een woonhuis en een werkende interne rosmolen, de enige in Nederland van dit type. Een rosmolen is een molen waarbij de aandrijving wordt geleverd door een paard of ezel.258 •
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande culturele en morele verplichtingen Object van buitengewoon grote kunsthistorische betekenis Belangrijk object in de geschiedenis van de rijksmonumentenzorg
•
Van belang voor de geschiedenis van de monumentenzorg; Mede door Victor de Stuers behouden
258
Nota 1991, p. 31.
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
86
Grafmonument Van Lyere – Katwijk
In de dorpskerk van Katwijk staat het grafmonument van Willem van Lyere van Katwijk. Het monument werd in 1663 vervaardigd in opdracht van de vrouw van Willem van Lyere door de beroemde beeldhouwer Rombout Verhulst. In de 16e eeuw vormde Katwijk een heerlijkheid, een bestuursvorm uit de middeleeuwen. De centrale persoon van de heerlijkheid was de heer. Willem van Lyere was een van de heren van Katwijk. In 1921 is het monument door erfgenamen geschonken aan de Staat. Bij deze schenking heeft de Staat de verplichting gekregen de noordelijke helft van het koor en de grafkelder waar Maria van Reygersberg, de vrouw van Willem van Lyere, begraven ligt te onderhouden.259 •
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande culturele en morele verplichtingen Object van buitengewoon grote kunsthistorische betekenis
259
Nota 1991, p. 52.
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
87
Graftombe Des Tombe en resten bastion Waldeck – Maastricht
Het grafmonument houdt de herinnering levend aan de in 1845 overleden Luitenant-generaal Andries Jan Jacob baron des Tombe. Het monument werd door zijn vrouw opgericht en is met toestemming van de Gouverneur van Limburg gesitueerd op het bastion St. Anthonie. Des Tombe behoorde tot de Nederlandse adel. Hij vergaarde zijn bekendheid door zijn rol als krijgsman tijdens de slag bij Waterloo (1815) en de slag bij Leuven (1831). Uit eerbetoon aan de krijgsman werden het grafmonument en omliggende park vrijwel direct na zijn dood door het Rijk in beheer genomen.260 •
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande culturele en morele verplichtingen
260
Nota 1991, p. 77.
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
88
Kasteel Radboud – Medemblik
In 1288 verrees op de restanten van een vroegere burcht, kasteel Radboud. Het kasteel werd in opdracht van graaf Floris de Vijfde gebouwd in het kader van de strijd met de West Friezen. Met de komst van stadswallen verloor het kasteel in de loop van de 16e eeuw zijn functie als verdedigingswerk.261 In de 19e eeuw werd een deel van het gebouw gesloopt, waarna de gemeente in 1889 besloot het gebouw aan de Staat te schenken. Bij het aanvaarden van de schenking werd de Staat verplicht het kasteel in welstand te brengen en te houden.262 •
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande culturele en morele verplichtingen Geplaatst in verband met de extra beschermingsfactor die het rijksbeheer oplevert Object van buitengewoon grote bouwhistorische betekenis Belangrijk object in de geschiedenis van de rijksmonumentenzorg
•
Kasteel Radboud komt voor in de Canon van Nederland Canon van Nederland: Floris V/ West-Friesland/ Kasteel Medemblik263
•
Van belang voor de geschiedenis van de monumentenzorg; Mede door Victor de Stuers behouden
261
http://www.dwangburchten.nl/medembl/sticht.htm Nota 1991, p. 42. 263 www.entoen.nu 262
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
89
Grafmonument Von Inn und Knyphausen – Midwolde
Het grafmonument van Carel Hieronymus von Inn und Knyphausen en zijn vrouw Anna van Ewsum bevindt zich in dorpskerk van Vredewolde. Het grafmonument werd tussen 1664 en 1669 vervaardigd door Rombout Verhulst. Het eveneens door Verhulst gemaakte praalgraf van Van Lyere gold hierbij als voorbeeld. De familie Von Inn und Knyphausen kon zich een dergelijk graf veroorloven vanwege de rijkdom en rechten die zij in de 16e eeuw in Vredewolde en omstreken vergaarden. Ter garandering van het behoud ervan, werd het monument in 1909 aan de Staat geschonken.264 •
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande culturele en morele verplichtingen Object van buitengewoon grote kunsthistorische betekenis
264
Nota 1991, p. 27.
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
90
Spaans Huis – Naarden
Het pand aan de Turfpoortstraat 27 staat bekend als het Spaans Huis. Deze naam verwijst naar een gebeurtenis uit de Tachtigjarige Oorlog. In december 1572 werden de inwoners van Naarden gesommeerd naar het huis te komen alwaar ze in koelen bloede werden vermoord door Spaanse soldaten. Liefst 490 mensen vonden er de dood. Wie zich niet had gemeld werd opgehangen aan een boom. Slechts zestig inwoners van Naarden wisten deze aanslag te overleven. Deze gebeurtenis staat bekend als het bloedbad van Naarden. Aan het einde van de 16e eeuw is het pand dienst gaan doen als stadhuis. Vanaf 1924 is in het gebouw het Comenius-museum gevestigd.265 •
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande en culturele en morele verplichtingen
•
Het bloedbad van Naarden komt voor in de Canon van Nederland Canon van Nederland: Erasmus/de Gooi en Vechtstreek/humanisten en reformatoren tussen Vecht en Eem266
265 266
Nota 1991, p. 43. www.entoen.nu
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
91
Naarden Vesting – Naarden
Na de Tachtigjarige Oorlog werd Naarden herbouwd als vestingstad volgens de ideeën van Simon Stevin. Ondanks de vesting slaagden Franse troepen van Koning Lodewijk XIV in 1672 erin Naarden te veroveren. Na een beleg en stormaanval werd de stad in 1673 door stadhouder Willem III ontzet. Na de Franse capitulatie werd begonnen met herstel van de vernielde vestingwerken. Al snel werd besloten een geheel nieuwe vesting te bouwen. Tegen de explosieve kracht van het buskruit en de verbeteringen van het geschut bood de toenmalige vesting onvoldoende verweer. Tussen 1675 en 1685 werd de Naarden Vesting aangelegd naar ontwerp van Nicolaas Witsen en Aadriaan Dortsman.267 De Vesting was het meest noordelijke werk van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. In 1926 verloor de vesting zijn functie als verdedigingswerk. Vijf jaar daarvoor was het reeds opgenomen in de Voorlopige Lijst van de afdeling Monumenten van Geschiedenis en Kunst vanwege de internationale betekenis en waarde op het gebied van zowel de krijgskunde als architectuurhistorie. Naarden is de stad met de best bewaarde vestingwerken van Nederland en een voorbeeld voor de internationale vestingbouw. De Naarden Vesting is mede daarom reeds sinds 1798 in handen van het Rijk.268 • Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van het historisch belang en de betekenis van de rijkseigendom Object van buitengewoon grote bouwhistorische betekenis •
Naarden Vesting komt voor in de Canon van Nederland Canon van Nederland/ De Republiek/ Het Gooi en Vechtstreek/ water als verdedigingsmiddel269
•
Naarden Vesting staat op de ‘Voorlopige Lijst’ Werelderfgoedlijst
267
www.vestingsmuseum.nl Nota 1991, p. 44. 269 www.entoen.nu 268
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
92
Kronenburgertoren – Nijmegen
De Kronenburgertoren werd in 1425 gebouwd en behoorde tot de vestingwerken van Nijmegen. In de toren werd het kruit bewaard. Tot ver in de 19e eeuw bleef Nijmegen een vestingstad. De stad raakte echter vol en de muur werd als een beklemming ervaren. Na inwerkingtreding van de nieuwe Vestingwet in 1874, werden de muren dan ook afgebroken. 270 Op advies van het College van Rijksadviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst bleef de toren echter staan. Deze werd gezien als een gaaf bewaard voorbeeld van middeleeuwse militaire architectuur.271 •
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Geplaatst op grond van het historisch belang en de betekenis van de rijkseigendom Objecten uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Belangrijk object in de geschiedenis van rijksmonumentenzorg
•
Van belang voor de geschiedenis van de monumentenzorg; Mede door Victor de Stuers behouden
270 271
www.spannendegeschiedenis.nl Nota 1991, p. 32.
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
93
Stenen Baak – Oostvoorne
Deze voormalige vuurtoren aan de Maasmond werd in 1630 in opdracht van de Staten van Holland gebouwd. Samen met een verplaatsbaar vuurbaken in de duinen van Oostvoorne diende De Stenen Baak ervoor te zorgen dat schepen veilig de vaargeul binnen konden varen. In 1800 verloor het object zijn functie als lichttoren maar bleef het wel dienen als oriëntatiepunt voor de scheepvaart. In 1798 kwam de Baak in handen van het Rijk.272 •
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande culturele en morele verplichtingen
272
Nota 1991, p. 54.
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
94
Ruïne van Strijen – Oosterhout
De ruïne van Strijen was oorspronkelijk een kasteel dat in de periode 1288-1325 in opdracht van Willem Willemszoon van Strijen werd gebouwd. Het bestond destijds uit drie verdiepingen en zes torens. Een van de bekendste bewoners van het kasteel was de vrouw van Engelbrecht I van Nassau, Johanna van Polanen. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog is het kasteel verwoest waarna het nooit meer is herbouwd. Prins Filips Willem van Oranje gaf in 1617 toestemming om het puin van de ruïne te hergebruiken met uitzondering van een gedeelte van de hoofdtoren. De stenen werden gebruikt voor de bouw van diverse gebouwen in Oosterhout.273 •
De ruïne van Strijen komt niet voor in de nota ‘Rgd-monumenten’.
273
www.oosterhout.nl/toerisme
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
95
Ruïne van Jacobaburcht – Oostvoorne
De Jacobaburcht werd rond 1200 gebouwd en diende als zetel voor de heren van Voorne. Zijn naam dankt de burcht aan een voormalig bewoonster, Jacoba van Beieren (1401-1436). Zij was gravin van Holland, Zeeland en Henegouwen en gebruikte de burcht als buitenverblijf.274 In de loop van de zestiende eeuw werd het gebouwencomplex verwaarloosd en veranderde het langzaamaan in een ruïne. In 1824 kocht de Staat de resten, met de intentie het te slopen en een vuurtoren op het terrein te bouwen. Deze voorgenomen sloop heeft echter nooit plaatsgevonden omdat rond 1868 de monumentale waarde van het object werd onderkend.275 •
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande culturele en morele verplichtingen
274 275
http://www.vvv.nl/detail/Ruine-van-de-Jacobaburcht?item=c79f43f8-86f5-49a6-9d00-54036ec49964 Nota 1991, p. 55.
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
96
Gedenknaald – Rijswijk
De gedenknaald te Rijswijk werd tussen 1792 en 1794 in opdracht van prins Willem V vervaardigd op de plek waar daarvoor het ‘Huis te Rijswijk’ stond. De naald werd gebouwd met de resten van het voormalig huis, naar ontwerp van de architect P.W. Schonck. Het monument herinnert aan de Vrede van Rijswijk die op 20 september 1697 op de plek van het monument werd gesloten tussen Nederland en Frankrijk. Als Oranje-bezit kwam het gedenkteken in 1795 in bezit van de Staat. Het monument kan gezien worden als een van de eerste herinneringstekens van Nederland.276 •
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande culturele en morele verplichtingen Object van buitengewoon grote kunsthistorische betekenis
276
Nota 1991, p. 73.
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
97
Trompenburg – ‘s Graveland
Het oorspronkelijke object dateert uit 1654 en is gebouwd naar ontwerp van Pieter Post. Nadat het huis in 1673 werd verwoest, liet admiraal Cornelis Tromp (zoon van Maarten Tromp) het pand tussen 1675 en 1684 in vereenvoudigde vorm herbouwen. Bij het huis horen een tuin, park en wandelbos. In de tuin zijn nog elementen aanwezig uit de zeventiende eeuw, zoals de centrale as en de ronde vijver met beelden.277 In 1936 werd het landhuis door de toenmalig eigenaar F.E. Blauw aan de Staat gelegateerd, waarna het onder meer dienst heeft gedaan als dependance van het Rijksmuseum.278 •
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande culturele en morele verplichtingen Geplaatst in verband met de extra beschermingsfactor die het rijksbeheer oplevert Object van buitengewoon grote kunsthistorische betekenis
•
Staat in de Top 100 rijksmonumenten van Nederland; samengesteld door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in 1990279
277
www.monumenten.nl/specials/buitenplaatsen/overzicht/trompenburg Nota 1991, p. 39. 279 http://www.nederland-actueel.nl/index.php/top-100-van-nederlandse-monumenten 278
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
98
Ruïne van Brederode – Santpoort Zuid
De ruïne van Brederode was oorspronkelijk een kasteel dat in opdracht van Willem I van Brederode in de tweede helft van de 13e eeuw werd gebouwd. Willem I van Brederode was heer van Brederode en verwant aan de graven van Holland. De naam Brederode verwijst naar het stuk bosgrond waarop het kasteel is gebouwd. De eerste versie van het kasteel bestond alleen uit een woontoren. Rond 1300 werd de toren afgebroken waarna Dirk II van Brederode een vierkant kasteel liet bouwen. Sinds 1492 werd het kasteel niet meer bewoond en raakte het in verval. In 1679 kwam de ruïne van Brederode in handen van de Grafelijkheid van Holland, waardoor het in 1798 in rijksbezit kwam.280 •
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande culturele en morele verplichtingen Geplaatst in verband met de extra beschermingsfactor die het rijksbeheer oplevert Object van buitengewoon grote bouwhistorische betekenis Belangrijk object in de geschiedenis van de rijksmonumentenzorg
280
Nota 1991, p. 44.
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
99
Pandhof Sint Marie – Utrecht
De pandhof Sint Marie is een 11e-eeuwse Romaanse kloostergang. Het is een overblijfsel van de Mariakerk in Utrecht. Nadat de noordelijke toren van de kerk werd stukgeschoten tijdens het beleg van kasteel Vredeburg in 1576 raakt de kerk in verval. Na de reformatie werd de kerk gebruikt als tentoonstellingsruimte. In 1682 werd de overgebleven toren afgebroken en in 1715 werd de gehele westpartij gesloopt. In de periode 1813 werd uiteindelijk door Napoleon besloten de kerk af te breken. Dat de kloostergang dit lot bespaard bleef, was te danken aan de toenmalige eigenaar, de Oud Katholieke Kerk, die besloot het object aan het Rijk te schenken.281 •
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst in verband met de extra beschermingsfactor die het rijksbeheer oplevert Object van buitengewoon grote bouwhistorische betekenis Belangrijk object in de geschiedenis van de rijksmonumentenzorg
•
Van belang voor de geschiedenis van de monumentenzorg; Door Victor de Stuers behouden
281
Nota 1991, p. 46.
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
100
Onze-Lieve-Vrouwekerk (de Grote Kerk) – Veere
De Grote kerk van Veere werd in opdracht van het kapittel Onze Lieve Vrouwe tussen 1479 en 1572 gebouwd. Het kerkgebouw werd nooit voltooid en verloor zijn functie in de laat zeventiende eeuw. In 1809 werd de kerk gebombardeerd door de Britse vloot. De Britten wilden Walcheren veroveren, maar zij slaagden er niet in om Veere binnen te komen. Napoleon had de stad goed beveiligd. In deze periode werd de kerk door het Franse regime verbouwd tot hospitaal. In 1833 kwam de kerk in handen van het Rijk, nadat het op de nominatie stond om gesloopt te worden.282 •
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande culturele en morele verplichtingen Geplaatst in verband met de extra beschermingsfactor die het rijksbeheer oplevert Object van buitengewoon grote bouwhistorische betekenis Belangrijk object in de geschiedenis van de rijksmonumentenzorg
•
Van belang voor de geschiedenis van de monumentenzorg; Door Victor de Stuers behouden
282
Nota 1991, p. 58.
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
101
Schotse huizen – Veere
In de 16e eeuw moest alle handelswaar die uit Schotland kwam en bestemd was voor Nederland eerst naar Veere worden gebracht. Van daaruit mochten de goederen verder verhandeld worden.283 ‘Het Lammeken’ en ‘De Struys’, beide in 1561 gebouwd, dienden als onderkomen van Schotse kooplieden. Hieraan hebben beide objecten mede hun naam te danken. In 1907 stond ‘Het Lammeken’ op de nominatie gesloopt te worden. Door het pand aan te kopen en aan de Staat te schenken zorgde Victor de Stuers er persoonlijk voor dat het pand bewaard bleef. In 1947 kwam ook ‘De Struys’ in handen van het Rijk.284 •
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden; Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande culturele en morele verplichtingen Object van buitengewoon grote kunsthistorische betekenis Belangrijk object in de geschiedenis van de rijksmonumentenzorg
•
De Schotse huizen komen voor in de Canon van Nederland; Canon van Nederland: Hanzesteden/ de Zeeuwse Canon/ Schotse huizen285
•
Van belang voor de geschiedenis van de monumentenzorg; Door Victor de Stuers behouden
283
www.schotsehuizen.nl Nota 1991, p. 57. 285 www.entoen.nu 284
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
102
Ruïne van Teylingen – Voorhout
De ruïne van Teylingen is het overblijfsel van het voormalig Slot Teylingen dat vermoedelijk in de 13e eeuw werd gebouwd. Tijdens de Tachtigjarig Oorlog raakte het slot zwaar beschadigd. Nadat het slot gedeeltelijk was hersteld, brandde in 1675 de donjon uit. Na deze gebeurtenis trad langzaam het verval in. Het slot en bijbehorende landgoed behoorden tot het gewest Holland, dat in 1795 werd genationaliseerd. Daarmee kwam het landgoed in handen van het Rijk. In 1803 werd het pand verkocht onder voorwaarde dat het niet verder mocht vervallen. Toen dit onder de latere eigenaren toch dreigde te gebeuren, verzocht de minister van Binnenlandse Zaken om overdracht aan het Rijk. Zo kwam de ruine in 1889 weer in handen van de Staat.286 •
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande culturele en morele verplichtingen Geplaatst in verband met de extra beschermingsfactor die het rijksbeheer oplevert Object van buitengewoon grote bouwhistorische betekenis
286
Nota 1991, p. 59.
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
103
Maarten van Rossumhuis – Zaltbommel
In opdracht van de Gelderse militair Maarten van Rossum werd in 1535 begonnen aan de bouw van bovenstaand stadskasteel. Van Rossum was een Gelderse legeraanvoerder die dertig jaar lang de hertogen van Gelderland steunde in hun strijd tegen de Habsburgse Nederlanden van Keizer Karel de Vijfde.287 Het gebouw is uitbundig versierd met voor Nederland bijzonder renaissance beeldhouwwerk. In 1881 dreigde het pand gesloopt te worden, waarop het Rijk het pand aankocht. In de periode 1881-1884 werd het stadskasteel gerestaureerd door de beroemde architect P.J.H. Cuypers. •
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden; Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande culturele en morele verplichtingen Object van buitengewoon grote kunsthistorische betekenis Belangrijk object in de geschiedenis van de rijksmonumentenzorg
•
Maarten van Rossum komt voor in de Canon van Nederland; Canon van Nederland: Karel V/ kalender/ sterfdatum Maarten van Rossum288
•
Van belang voor de geschiedenis van de monumentenzorg; Door Victor de Stuers behouden
287 288
www.wikipedia.org/wiki/Maarten_van_Rossum www.entoen.nu
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
104
Sint Lievensmonstertoren – Zierikzee
De Sint-Lievenmonstertoren is een 62 meter hoge toren die ook wel bekend staat als ‘de dikke toren’. In 1454 werd met de bouw aangevangen. Halverwege de 16e eeuw kwam het project tot stilstand en in de loop van de 18e eeuw trad de toren in verval. Het oorspronkelijke doel was om een toren van 130 meter hoog te bouwen. In 1882 nam het Rijk de toren over van de gemeente, waarna het werd gerestaureerd.289 •
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande culturele en morele verplichtingen Object van buitengewoon grote bouwhistorische betekenis
289
Nota 1991, p. 60.
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
105
Sassenpoort – Zwolle
De Sassenpoort werd in 1409 gebouwd en maakte onderdeel uit van de verdedigingswerken van Zwolle. Van de 12e tot en met de 16e eeuw was Zwolle een belangrijk Europees handelscentrum. De Sassenpoort toont de rijkdom van de stad in die periode. In 1894 is de poort door de gemeente aan het Rijk geschonken ter veiligstelling van het voortbestaan ervan. De Sassenpoort heeft vervolgens jarenlang dienst gedaan als huisvesting van het rijksarchief.290
•
Plaatsing in categorie-I (nota ‘Rgd-monumenten’ 1991) Plaatsingsgronden Object uit de categorie monumenten zonder rijkshuisvestingsfunctie Geplaatst op grond van bestaande culturele en morele verplichtingen Object van buitengewoon grote bouwhistorische betekenis Belangrijk object in de geschiedenis van de rijksmonumentenzorg
•
Staat in de Top 100 rijksmonumenten van Nederland; samengesteld door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in 1990
•
Het verhaal van Zwolle eeuw komt voor in de Canon van Nederland Canon van Nederland: Hanzesteden/ Handel en samenwerking291
290 291
Nota 1991, p. 35. www.entoen.nu
Charlotte van Schoonhoven 1963511 Vrije Universiteit Amsterdam
106