Methodologische nota
Bij de opmaak van de regionale rekeningen van december 2011 werd, net zoals in de gedetailleerde nationale rekeningen van september 2011, overgestapt op de nieuwe activiteitennomenclatuur (NACE Rev.2) en werden een aantal nieuwe bronnen en methoden geïntroduceerd. Hieronder volgt een beknopte bespreking van deze wijzigingen.
1.
NACE-Conversie
1.1
Activiteitennomenclatuur NACE 2008
Periodiek worden activiteiten- en productclassificaties herzien. Dit is noodzakelijk omdat de economische structuur van landen wijzigt en dus ook de samenstelling van bepaalde aggregaten in de nationale en regionale rekeningen. De NACE 2008 vervangt voortaan de NACE 2003-nomenclatuur. De herziene activiteitennomenclatuur NACE rev21 (NACE 2008) voorziet minder detail dan voorheen in de industrie maar meer detail in de bouw en de dienstenbedrijfstakken. Zo wordt bijvoorbeeld de oude groepering ”Exploitatie van en handel in onroerend goed, verhuur en zakelijke dienstverlening” (KK) uit de A31-groepering nu opgesplitst in 5 afzonderlijke bedrijfstakken in de A38-groepering m.n.: – exploitatie van en handel in onroerend goed (LL), – rechtskundige en boekhoudkundige dienstverlening, hoofdkantoren, adviesbureaus, architecten en ingenieurs, technische testen en toetsen (MA), – speur- en ontwikkelingswerk op wetenschappelijk gebied (MB), – reclamewezen en marktonderzoek; overige gespecialiseerde wetenschapppelijke en technische activiteiten (MC), – administratieve en ondersteunende diensten (NN). De aggregatieniveaus van toepassing in de regionale rekeningen gepubliceerd tot en met 2010 (volgens NACE 2003) en deze gepubliceerd vanaf 2011 (volgens NACE 2008) zijn de volgende: NACE 2003
NACE 2008
regionaal detail
A6
A10
arrondissementen (NUTS3)
A31
A38
provincies (NUTS2) gewesten (NUTS1) voor ramingen laatste jaar (t-1)
1.
A60
A64
gewesten (NUTS1) voor ramingen tot en met jaar (t-2)
SUT-tak (# 125)
SUT-tak (# 135)
compilatieniveau aggregaten per sector/bedrijfstak/arrondissement
De meest gedetailleerde bedrijfstakindeling die hier wordt gebruikt is de NACE op 4 digits. Voor België is de NACE-bel 2008, opgemaakt door ADSEI, hiermee compatibel doch laatstgenoemde classificatie levert nog extra detail (specificatie van bedrijfstakken op 5 digits). De NACE-bel 2008 is de Belgische vertaling van verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van de statistische classificatie van economische activiteiten NACE rev.2.
Nationale Bank van België - Regionale rekeningen
1
De inhoud van de verschillende aggregatieniveaus in termen van de NACE 2008 is opgenomen in bijlage. 1.2
Overgang van NACE 2003 naar NACE 2008 (NACE-conversie)
1.2.1
Automatische conversie van NACE 2003 uit het repertorium 2008 naar NACE 2008 voor het jaar 2009
De ramingen voor het jaar 2009 verlopen rechtstreeks in de NACE 2008. Daartoe dienden alle eenheden (vennootschappen, zelfstandigen, vzw’s, ...) opgenomen in het repertorium 2009 te beschikken over een NACE-code (op 5 digits) volgens de nieuwe classificatie. Voor bestaande ondernemingen (aanwezig in het repertorium 2008) werd de NACE 2008 toegekend vertrekkende van de NACE 2003. Onderstaande relaties tussen de oude en de nieuwe nomenclatuur1 zijn mogelijk: – indien bij de overgang van NACE 2003 naar NACE 2008 er een « 1 1 »- of een « N 1 »-relatie bestaat, gebeurt er een automatische conversie uitgaande van de oude NACE-code; – indien bij de overgang van NACE 2003 naar NACE 2008 er een « 1 N »-relatie bestaat werd, vertrekkende van de NACE 2008-code voor de betreffende onderneming in KBO, onderstaande werkwijze gevolgd: S indien de NACE-code uit KBO behoort tot de NACE 2008-codes die behoren tot « N », wordt die overgenomen; S indien de NACE-code uit KBO niet behoort tot de NACE 2008-codes die behoren tot « N », dan wordt de preferentiële NACE code gekozen; dit is de NACE-code die het meest generiek is binnen « N ». Voor nieuwe ondernemingen (aanwezig in het repertorium 2009 doch niet in het repertorium 2008) wordt de NACE 2008-code volgens KBO overgenomen. 1.2.2
Correctie van foutieve NACE-codes in het repertorium 2009
De overgang naar de NACE 2008 werd aangegrepen om de kwaliteit van de NACE-codes in het repertorium, daar waar nodig, te verbeteren. Vooraleer de automatische conversie door te voeren, werden de NACE-codes van de ondernemingen uit het repertorium 2008 getest op mogelijke inconsistenties door confrontatie met externe sub-populaties (landbouwtelling, ondernemingen die rapporteren in de enquête over de industriële productie [prodcom]). Verder werd geanticipeerd op de aangepaste NACE-code die de RSZ vanaf 2010 gebruikt voor dienstenchequeondernemingen, werd de nace van atypische ondernemingen in de aanbod- en gebruikstabel2 rechtgezet en werd de populatie ondernemingen met oude NACE 74879 (overige diensten aan ondernemingen) uitgezuiverd3. Hierdoor kon de NACE-code van enkele duizenden ondernemingen worden gecorrigeerd (op NACE 2 digit niveau). Het gevolg hiervan is dat het relatieve belang van de bedrijfstakken in de economie wijzigt. Omdat de toegevoegde waarde in de landbouw exogeen wordt geraamd hebben de NACE-correcties hierop geen invloed. De ondernemingen die netto uit de landbouw verdwijnen (en bijvoorbeeld opduiken in de voedingsverwerkende nijverheid en de handel in landbouwproducten) zorgen er wel voor dat de totale toegevoegde waarde toeneemt. De correctie van NACE-codes gaf in een aantal gevallen ook aanleiding tot een herziening van de sectorcode. Zo deden er zich verschuivingen voor van S124 naar S11 (niet-financiële vennootschappen die ten onrechte in de NACE 2003-code 67 ”financiële sector” waren opgenomen) en van S15 naar S11 (internationale scholen die voortaan als marktproducent worden beschouwd). De grootste verschuivingen doen zich voor tussen de industrie en de bouw, die beide aan belang winnen, en de zakelijke diensten, (groot)handel en financiële activiteiten, die aan belang inboeten.
1.
ADSEI heeft een correspondentietabel opgesteld tussen de NACE 2003- en NACE 2008-nomenclaturen.
2.
Dit zijn ondernemingen met een hoofdactiviteit in een andere bedrijfstak dan die waaronder ze zijn opgenomen in de aanbod-en gebruikstabel wat wijst op een foutieve NACE-toekenning in het repertorium.
3.
Indien er in KBO een meer specifieke NACE voor deze ondernemingen bestaat, wordt die geselecteerd.
Nationale Bank van België - Regionale rekeningen
2
1.2.3
Aanmaak van reeksen in de NACE 2008 vanaf 1995
Voor economische analyse is het uiteraard nodig om te kunnen beschikken over langere reeksen in NACE 2008. Daartoe werden nationaal backdata aangemaakt vanaf 1995. Hierbij werd in fasen gewerkt: – voor de periode 2003-2008: S conversie van de reeksen volgens de NACE 2003 van de oude repertoria naar reeksen in de NACE 2008 op A64-bedrijfstakniveau. Voor variabelen die beschikbaar zijn per onderneming (arbeidsmarktstatistieken en investeringen) gebeurde de conversie per onderneming, waarna de individuele variabelen geaggregeerd werden naar A64-bedrijfstak. Voor variabelen die enkel beschikbaar zijn per bedrijfstak (toegevoegde waarde) gebeurde er een conversie van oude SUT-bedrijfstak naar nieuwe A64-bedrijfstak. S retropolatie van de NACE-correcties in het repertorium 2009. Hierdoor wordt de NACE-correctie (en in sommige gevallen de aanpassing van institutionele sectorcode) doorgevoerd in het repertorium 2009, ook doorgetrokken naar het verleden, waardoor er in principe geen breuk ontstaat tussen 2009 en oudere jaren. – voor de periode 1995-2002 gebeurde de conversie globaler en werden alle reeksen geconverteerd op basis van de vastgestelde verhoudingen tussen de beide nomenclaturen in het jaar 2004, waarbij geen rekening meer gehouden werd met de achterliggende individuele eenheden; enkel voor de investeringen gebeurde de conversie verder per individuele onderneming. Door de gevolgde werkwijze in de nationale rekeningen, werden de regionale rekeningen in eerste instantie herrekend voor de periode 2003-2008. De conversie van de regionale aggregaten voor de periode 1995-2002, waarbij in de nationale rekeningen geen rekening meer gehouden werd met de regionale dimensie, zal in een latere fase bestudeerd worden.
2.
Aanpassingen in bronnen en methoden
2.1
Beloning van werknemers
Buiten de NACE-conversie en de verplaatsing van eenheden die een andere NACE (en eventueel sector) toegewezen kregen, waren er bij de raming van de beloning van werknemers voor de periode 2003-2008 slechts een beperkt aantal kleine wijzigingen: – alle jaren: eliminatie bij de IZW’s ten behoeve van huishoudens (S15) van een multi-arrondissementele eenheid die reeds opgenomen was bij de overheid (S1312) en die vestigingen heeft in Vlaanderen en Brussel; – jaren 2006, 2007, 2008: eliminatie van de loonmassa van vestigingen in het buitenland van een eenheid behorende tot de financiële hulpbedrijven (S124, Brussel); de sociale balans bevatte, onterecht, deze elementen niet; – jaar 2008: S nieuwe informatie over de arbeidsongevallenpremies op basis van de loonkostenenquête van ADSEI voor het jaar 2008; S normale courante wijzigingen in de sectoren S12, S13 (meer specifiek het onderwijs in S1312 en S1313 en de verplichte sociale verzekeringen (S1314)) en S14 (huishoudens met werknemers). Regionaal wijzigde de verdeelsleutel voor het onderwijs in 2008. De opsplitsing naar sector (S1312 of S1313) wordt afgeleid uit het RSZ-vestigingenbestand. Maar, bij de RSZ werd de NACE 2008 reeds geïntroduceerd voor cijfers vanaf het jaar 2008. De NACE 2008-nomenclatuur geeft voor het buitengewoon en hoger onderwijs echter geen opsplitsing meer naar inrichtende macht waardoor de sectorisatie voor deze beide onderdelen niet mogelijk was. In de vorige versie werd de verdeelsleutel voor 2007 ook gebruikt voor het jaar 2008. Vanaf deze versie van de regionale rekeningen werd voor deze beide onderdelen detailinformatie opgevraagd bij de regionale overheden bevoegd voor onderwijs en werd voor de overige onderwijstypes opnieuw de RSZ-informatie van het betrokken jaar gebruikt.
Nationale Bank van België - Regionale rekeningen
3
Bruto toegevoegde waarde tegen basisprijzen, tegen lopende prijzen
2.2
Buiten de NACE-conversie en de verplaatsing van eenheden die een andere NACE (en eventueel sector) toegewezen kregen, traden er bij de raming van de toegevoegde waarde, nationaal en regionaal, ook nog een aantal methodologische wijzigingen op. 2.2.1
2.2.1.1
Landbouw PARTIM, AANLEG EN ONDERHOUD VAN TUINEN EN PARKEN
Na analyse is gebleken dat de toegevoegde waarde gerealiseerd in de NACE 2003-code 0141 ”diensten in verband met de landbouw; aanleg en onderhoud van tuinen en parken” sterk onderschat was. De productie werd bepaald in funtie van de uitgaven van de gezinnen volgens de gezinsbudgetenquête en het intermediair verbruik werd geraamd op 20% van de productie. Regionaal was geen afzonderlijke verdeelsleutel voorzien voor dit onderdeel. Dergelijke ondernemingen werken echter niet uitsluitend voor particulieren, maar ook voor andere ondernemingen en de overheid. Vanaf deze versie van de rekeningen, wordt de toegevoegde waarde, vanaf 2009, bepaald via het bronnenmateriaal dat ook in de meeste andere bedrijfstakken wordt gebruikt, m.n. een combinatie van jaarrekeningen en BTW-gegevens, waardoor ook het intermediair verbruik direct wordt geraamd. De regionale dimensie is eveneens onmiddellijk opgenomen. Dit leverde veel hogere bedragen aan toegevoegde waarde op. Om een breuk met de ramingen voor de vroegere jaren te vermijden, werd er beslist om voor de periode 1995-2008 backdata aan te maken (vooral op basis van de BTW-gegevens) die vergelijkbaar zijn met de raming voor het jaar 2009. Bovendien wordt deze activiteit volgens de NACE 2008-nomenclatuur niet langer opgenomen in de landbouw maar wel in een dienstenbedrijfstak (NACE 813: landschapsverzorging). Volgende correctie werd dus uitgevoerd op de reeksen 2003-2008: – de cijfers voor de landbouw werden verminderd met de oude bedragen van NACE 2003 0141 geraamd via de gezinsbudgetenquête en regionaal verdeeld volgens de globale landbouwtellinggegevens; – de op basis van de BTW-geraamde cijfers, m.i.v. de regionale dimensie, werden toegevoegd aan de NACE 2008-code 813. 2.2.1.2
REGIONALE VERDELING EIGENLIJKE LANDBOUW
In voorgaande versies werd het deel van de landbouw dat gesectoriseerd werd bij de niet-financiële vennootschappen (S11) regionaal verdeeld zoals de geografische uitsplitsing van de beloning van werknemers. De toegevoegde waarde van de eenheden opgenomen in de sector van de huishoudens (S14) werd verdeeld op basis van gegevens afkomstig van de landbouwtelling. Vanaf deze versie wordt de totale toegevoegde waarde van de landbouw (S11+S14) verdeeld volgens de gegevens van de landbouwtelling1. De toegevoegde waarde van de eenheden in S11 wordt, net zoals in de nationale rekeningen, geraamd via gebruik van jaarrekeningen- en RSZ-informatie. Het saldo per arrondissement wordt dan toegekend aan S14. Door deze wijziging neemt het aandeel van Vlaanderen in de totale landbouw af met ongeveer 2 % ten voordeel van het aandeel van Wallonië. In het geheel van de rekeningen heeft dit geen impact. 2.2.2
Bosbouw en visserij
Vanaf 2009 worden in deze takken standaard de jaarrekeningen en BTW-gegevens gebruikt voor de raming van de toegevoegde waarde in plaats van specifieke bronnen en hypothesen. De regionale dimensie is dus onmiddellijk opgenomen. Omdat de impact hiervan op de toegevoegde waarde beperkt was, werden enkel de cijfers van 2008 aangepast en bleven de reeksen 1995-2007 nationaal ongewijzigd.
1.
Die bron bevat immers geen sectorinformatie.
Nationale Bank van België - Regionale rekeningen
4
Ook regionaal traden er geen wezenlijke breuken op aangezien de oude cijfers reeds verdeeld werden zoals de BTW-gegevens. 2.2.3
Herziening van de raming van de toegevoegde waarde van leden van een BTW-eenheid zonder jaarrekeningen
Leden van BTW-eenheden zonder jaarrekening krijgen vanaf 2009 een specifieke categorie in het repertorium. Hun toegevoegde waarde kan niet langer worden geraamd via de BTW-omzet - deze is niet langer beschikbaar - doch wordt vanaf 2009 geraamd via de RSZ-loonmassa. Deze wijziging van methode heeft een negatief effect op de toegevoegde waarde. De voorgaande jaren werden niet aangepast. Regionaal werd dus ook overgestapt van individuele BTW-gegevens naar individuele RSZ-informatie. 2.2.4
Herklassering van fiscale vertegenwoordigers met lonen en tewerkstelling
Eenheden die volgens de administratieve informatie gecatalogeerd zijn als fiscale vertegenwoordigers doch een reële activiteit hebben in België (omdat ze lonen/tewerkstelling rapporteren aan de RSZ) worden vanaf 2009 de facto beschouwd als bijkantoren van buitenlandse ondernemingen (zonder jaarrekening). Hun toegevoegde waarde wordt niet langer geraamd via de lonen doch in de meeste gevallen via de BTW-omzet. Deze gewijzigde methode heeft een positief effect op de toegevoegde waarde. De jaren vóór 2009 werden niet aangepast. Regionaal werd dus ook overgestapt van individuele RSZ-informatie naar individuele BTW-gegevens. 2.2.5
Systematisch gebruik van structuurenquêtes indien jaarrekeningen ontbreken
Vennootschappen met een bruikbare structuurenquête doch zonder jaarrekening krijgen voortaan een specifieke categorie in het repertorium (nl. cat. E1 indien ze groot zijn en cat. E2 indien het KMO’s betreft)1 . Hun toegevoegde waarde wordt vanaf 2009 rechtstreeks afgeleid uit de enquête en niet langer indirect geraamd via de BTW-omzet of de RSZ-lonen. In 2009 waren 300 ondernemingen in dit geval. De impact op de toegevoegde waarde van deze verbeterde werkwijze is niet gekend omdat de alternatieve raming (via BTW of RSZ) niet langer beschikbaar is. Jaren vóór 2009 werden niet herzien. De regionale dimensie is opnieuw onmiddellijk opgenomen in de nationale raming. 2.2.6
Optimalisering van het gebruik van jaarrekeningen voor eenheden die behoren tot de subsectoren ”overige financiële intermediairs, m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen” (S123) en ”financiële hulpbedrijven” (S124)
De gegevens van de jaarrekeningen die door de financiële ondernemingen van de sectoren S123 (overige financiële intermediairs m.u.v. verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen) en S124 (financiële hulpbedrijven) bij de Balanscentrale worden neergelegd, worden vanaf 2009 verwerkt in de toepassing die reeds wordt gebruikt voor de verwerking van de boekhoudkundige gegevens van de niet-financiële vennootschappen. Die wijziging maakt een verbetering en een grotere systematisering mogelijk van de ramingsprocedures voor de sectoren S123 en S124, uitgaande van ongewijzigde informatiebronnen. De ramingsmethoden zijn aldus nauwer gaan aansluiten bij die welke worden toegepast voor de niet-financiële vennootschappen, terwijl blijvend rekening wordt gehouden met de eigenheden van de financiële vennootschappen. Er zij aan herinnerd dat, in een eerste fase, de boekhoudkundige variabelen worden geaggregeerd teneinde administratieve aggregaten te verkrijgen; vervolgens wordt een reeks correcties uitgevoerd om deze aggregaten conform de concepten van het ESR1995 te maken. Het gebruik van de toepassing voor de sectoren S123 en S124 is een gelegenheid gebleken om verbeteringen aan te brengen in de ramingsprocedures op het niveau van de overgang naar het concept ESR, hetzij door de invoering van nieuwe correcties, hetzij door de aanwending van nieuwe bronnen voor sommige reeds bestaande correcties. Het niet voorhanden zijn van resultaten volgens de oude methode en de nieuwe methodologie voor een referentiejaar maken het nationaal niet mogelijk de impact te kwantificeren die deze methodologische verbeteringen
1.
In de praktijk gaat het in de meeste gevallen over Belgische bijkantoren van buitenlandse ondernemingen die wettelijk niet verplicht zijn een jaarrekening neer te leggen bij de Balanscentrale. Deze ondernemingen komen wel voor in de steekproef van de structuurenquête.
Nationale Bank van België - Regionale rekeningen
5
hebben op de raming van de toegevoegde waarde van de sectoren S123 en S124. Die impact zou evenwel relatief beperkt zijn. Door tijdsgebrek was het niet mogelijk om aanvaardbare regionale verdelingen van de overgangscorrecties vast te leggen. Bepaalde correcties zijn t.o.v. de administratieve aggregaten relatief groot en dienen dan ook voldoende geanalyseerd te worden. Na de huidige campagne wordt deze problematiek verder bestudeerd. Voorlopig werd de nationaal geraamde toegevoegde waarde verder verdeeld zoals de regionale verdeling van de beloning van werknemers. 2.2.7
Opname in het repertorium voor 2009 van VZW’s met een jaarrekening doch zonder BTW- of RSZ-aangiften
Deze eenheden worden voor de eerste maal opgenomen in het repertorium van 2009. 2.2.8
Systematisch gebruik van de jaarrekeningen van de VZW’s in de sectoren van de niet-financiële ondernemingen (S11) en instellingen zonder winstgevend doel ten behoeve van huishoudens (S15)
Vanaf 2009 worden de VZW’s, ongeacht de sector, in het repertorium opgesplitst in 4 categorieën: – VZW’s die jaarrekeningen neerleggen: S volgens een volledig schema (cat. H1); S volgens een verkort schema waarbij bedrijfsopbrengsten en aankopen zijn vermeld (cat. H2); S volgens een verkort schema waarbij bedrijfsopbrengsten en aankopen ontbreken (cat. H3); Voor die populaties worden productie, intermediair verbruik en toegevoegde waarde1 geraamd via de jaarrekeningen. Vroeger werd hiervoor gebruik gemaakt van enquêtegegevens of indirecte methodes (raming via de lonen). – VZW’s die geen jaarrekening moeten neerleggen (cat. H4). De toegevoegde waarde voor deze populatie wordt bijgeschat via de lonen (uitgaande van de structuur van de categorieën H2+H3). De verwerking van deze gegevens is vanaf 2009 ook voor S15-eenheden opgenomen in de toepassing die reeds wordt gebruikt voor de verwerking van de boekhoudkundige gegevens van o.a. de niet-financiële vennootschappen (raming van administratieve aggregaten en correcties voor overgang naar de ESR1995-concepten). In S15 resulteert het gebruik van deze nieuwe bron in aanzienlijk hogere cijfers m.b.t. productie en intermediair verbruik. De toegevoegde waarde daarentegen wijzigt slechts marginaal. In S11 wordt de toegevoegde waarde in bedrijfstakken met een belangrijk aandeel VZW’s wel beïnvloed. De impact op zich is niet gekend doordat er geen overlappend jaar is met cijfers volgens beide methoden. Het jaar 2008 werd enigszins geliseerd en de jaren vóór 2008 zijn ongewijzigd gebleven. Bij de nationale raming van de administratieve aggregaten is de regionale dimensie onmiddellijk opgenomen. Voor de nieuwe werkwijze binnen S15 was het regionaal echter nog niet mogelijk om een passende verdeelsleutel vast te leggen voor alle correcties uit de overgangstabel. Na de huidige campagne wordt dit verder bestudeerd. Voorlopig werd de toegevoegde waarde verder verdeeld zoals de regionale uitsplitsing van de beloning van werknemers. 2.2.9
Aangepaste bijschattingsmethode voor KMO’s die hun omzet en aankopen niet vermelden in de jaarrekening
Omzet en aankopen zijn facultatieve vermeldingen in de verkorte schema’s van jaarrekeningen en worden steeds door minder ondernemingen ingevuld (in 1995 nog 45 %, in 2008 minder dan 20 %). Die informatie (omzet en aankopen) van deze krimpende populatie (cat. B1) zal dan ook niet langer gebruikt worden als extrapolatiebasis voor de jaarrekeningen zonder omzet en aankopen (cat. B2). In categorie B2 wordt de omzet vanaf 2009 rechtstreeks gehaald uit de BTW-aangiften en worden de aankopen afgeleid per saldo (gegeven de toegevoegde waarde die altijd gekend is). Deze aangepaste werkwijze heeft evenwel ook repercussies op de raming van de toegevoegde waarde van de KMO’s zonder jaarrekeningen (cat. B3) omdat deze afhangt van de structuur van de categorieën B1+B2. Deze correctie heeft een positieve impact op de toegevoegde waarde en is verspreid over alle
1.
De bruto marge, die een proxy is voor de toegevoegde waarde, is in de beide schema’s altijd beschikbaar.
Nationale Bank van België - Regionale rekeningen
6
bedrijfstakken. De jaren vóór 2009 werden niet herzien. De regionale dimensie is onmiddellijk opgenomen bij de nationale ramingen. 2.2.10
Raming van tantièmes uitbetaald door KMO’s die geen jaarrekening neerleggen
Tantièmes worden beschouwd als intermediair verbruik voor de betalende vennootschap en productie voor de bestuurders/zaakvoerders. Tot nu toe werd enkel rekening gehouden met de tantièmes voor KMO’s die een jaarrekening neerleggen. Vanaf 2009 wordt ook een raming gemaakt van tantièmes betaald door ondernemingen die geen jaarrekening neerleggen. Hierdoor stijgt het intermediair verbruik en daalt de toegevoegde waarde. De jaren vóór 2009 werden niet aangepast. De regionale dimensie is onmiddellijk opgenomen bij de nationale ramingen. 2.3
Rekening huishoudens
2.3.1
Herklassering van inkomen uit woningdiensten
In de vorige versie van de nationale en regionale rekeningen werden de toegerekende huur (fictief huurinkomen voor eigenaars) en de reële huur (voor verhuurders) verschillend behandeld: de toegerekende huur werd in de sectorrekening van de huishoudens behandeld als exploitatieoverschot en de reële huur als gemengd inkomen. Op advies van Eurostat wordt alle inkomen uit woningdiensten opgenomen onder het exploitatieresultaat. Gemengd inkomen kan enkel verdiend worden door ondernemingen-natuurlijke personen (zelfstandige ondernemingen) en gezinnen die een woning verhuren kunnen niet beschouwd worden als ondernemers. Deze anomalie werd rechtgezet waardoor het exploitatieoverschot in S14 toeneemt en het gemengd inkomen (samenhangend met de verhuur van woningen) voor hetzelfde bedrag daalt. De reeksen werden aangepast vanaf 1995. Bij de herklassering van de inkomens uit woningdiensten, werd ook de verhouding ”woningen/appartementen per arrondissement” bijgewerkt. Op de waarden van de kadastrale inkomens1 werd sinds de eerste publicatie van de gezinsrekeningen jaarlijks een verhogingscoëfficiënt per arrondissement toegepast die verschillend is naargelang het gaat om woningen of appartementen. De gegevens betreffende de evolutie van vastgoedprijzen zijn immers apart beschikbaar voor woningen en appartementen. Tot hiertoe werd de opsplitsing ”aantal woningen en appartementen” gebruikt volgens de resultaten van de ”Algemene volks- en woningentelling van 1991”. In plaats van resultaten van die 10-jaarlijkse tellingen te gebruiken, werden vanaf deze versie jaarcijfers van het gebouwenpark bij het Kadaster in aanmerking genomen, zodat een evolutieve cijferreeks voor de periode 1995-2010 beschikbaar is. Voor de rest werden er geen wijzigingen aangebracht aan de regionale verdeelsleutels. Het impact op de aandelen van elk gewest is uiterst beperkt (Brussel: gemiddeld +0,1 pct.punt ten nadele van Vlaanderen) en quasi nihil in het totaal van de rekeningen. 2.3.2
Ambtenaren bij EU-instellingen
De verdeling van de inkomens van EU-ambtenaren die in België wonen, steunde tot vorig jaar op een verdeling van inkomens naar woonplaats voor het jaar 2001 en een raming voor het jaar 2008 ontvangen van de EU-instellingen zelf. Thans werden gegevens ontvangen voor alle jaren van 2005 tot 2009. Voor de periode 2002-2004 werden de cijfers geinterpoleerd. Ook hier is de impact zeer klein: gemiddeld nam het aandeel van Wallonië toe met 0,1 pct.punt en dit vooral ten nadele van het aandeel van Vlaanderen. Op het totaal van de rekeningen had deze wijziging geen impact. 2.3.3
Aantal voertuigen per arrondissement
Voor de verdeling van een aantal variabelen (verzekeringspremies en -uitkeringen, verkeersbelasting,..) wordt het aantal voertuigen per arrondissement gebruikt. Die gegevens zijn jaarlijks beschikbaar bij ADSEI, doch hebben het nadeel dat personenvoertuigen door werknemers gebruikt als bedrijfswagen ingeschreven staan op het adres van het bedrijf. Daardoor bevatten die cijfers een oververtegenwoordiging voor Brussel. Thans werden verdeelsleutels gebruikt op basis van gegevens van de Dienst Inschrijving van Voertuigen, met eliminatie voor bedrijfswagens op basis van informatie via het Federaal Planbureau en dit vanaf 1995. Langs de kant van de middelen, nam hierdoor 1.
uitgedrukt in prijzen van 1975.
Nationale Bank van België - Regionale rekeningen
7
het aandeel van Brussel in de verzekeringsuitkeringen af met 1,5 pct.punt en dat van Vlaanderen en Wallonië nam toe met resp. 0,1 en 1,4 pct.punt. Langs bestedingszijde nam het aandeel van Brussel in de verzekeringspremies eveneens af met gemiddeld 1,3 pct.punt en nam dat van Vlaanderen en Wallonië toe met resp. 0,1 en 1,2 pct.punt. Het effect op het beschikbaar inkomen is miniem omdat de verdeelsleutel wordt toegepast zowel aan de middelenals aan bestedingszijde. 2.3.4
Belastingen op inkomen
Voor de component ”belastingen op inkomen” werd, zoals in elke nieuwe versie van de regionale rekeningen, de regionale verdeelsleutel aangepast voor het laatste jaar uit de vorige versie van de regionale rekeningen (in casu 2008) omdat de regionale gegevens inzake betaalde personenbelasting nog niet gepubliceerd zijn door ADSEI op het ogenblik van de INR-publicatie. De impact ervan op de eindresultaten was echter tot nu toe verwaarloosbaar.
Nationale Bank van België - Regionale rekeningen
8
Bijlage A10 Landbouw, bosbouw en visserij (A) Delfstoffen, nijverheid, energie, water en afvalbeheer (B, C, D , E) waarvan industrie (C) Bouwnijverheid (F) Handel, vervoer en horeca (G, H , I) Informatie en communicatie (J) Financiële dienstverlening (K) Exploitatie van en handel in onroerend goed (L) Zakelijke dienstverlening (M, N ) Openbaar bestuur, onderwijs, gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening (O, P, Q) Cultuur, recreatie en overige diensten (R, S, T )
A38 Landbouw, bosbouw en visserij (AA) Winning van delfstoffen (BB) Vervaardiging van voedingsmiddelen, dranken en tabaksproducten (CA) Vervaardiging van textiel, kleding, leer en producten van leer (CB) Houtindustrie, vervaardiging van papier en papierwaren, drukkerijen (CC) Vervaardiging van cokes en geraffineerde aardolieproducten (CD) Vervaardiging van chemische producten (CE) Vervaardiging van farmaceutische grondstoffen en producten (CF) Vervaardiging van producten van rubber en kunststof en van anderen niet-metaalhoudende minerale producten (CG) Vervaardiging van metalen in primaire vorm en van producten van metaal, exclusief machines en apparaten (CH) Vervaardiging van informaticaproducten en van elektronische en optische producten (CI) Vervaardiging van elektrische apparatuur (CJ) Vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen n.e.g. (CK) Vervaardiging van transportmiddelen (CL) Vervaardiging van meubelen en overige industrie, reparatie en installatie van machines en apparaten (CM) Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht (DD) Distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering (EE) Bouwnijverheid (FF) Groot- en detailhandel; reparatie van auto's en motorfietsen (GG) Vervoer en opslag (HH) Verschaffen van accommodatie en maaltijden (II) Uitgeverijen, audiovisuele diensten en uitzendingen (JA) Telecommunicatie (JB) Informaticadiensten en dienstverlenende activiteiten op gebied van informatie (JC) Financiële activiteiten en verzekeringen (KK) Exploitatie van en handel in onroerend goed (LL) Rechtskundige en boekhoudkundige dienstverlening, hoofdkantoren, adviesbureaus, architecten en ingenieurs; technische testen en toetsen (MA) Speur- en ontwikkelingswerk op wetenschappelijk gebied (MB) Reclamewezen en marktonderzoek; overige gespecialiseerde wetenschappelijke en technische activiteiten (MC) Administratieve en ondersteunende diensten (NN) Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen (OO) Onderwijs (PP) Menselijke gezondheidszorg (QA) Maatschappelijke dienstverlening (QB)
Nationale Bank van België - Regionale rekeningen
9
Kunst, amusement en recreatie (RR) Overige diensten (SS) Huishoudens als werkgever; niet-gedifferentieerde productie van goederen en diensten door huishoudens voor eigen gebruik (TT)
A64 Teelt van gewassen, veeteelt, jacht en diensten in verband met deze activiteiten (01) Bosbouw en de exploitatie van bossen (02) Visserij en aquacultuur (03) Mijnbouw en ondersteunende activiteiten in verband met de mijnbouw (05-09) Vervaardiging van voedingsmiddelen, dranken en tabaksproducten (10-12) Vervaardiging van textiel, kleding, leer en producten van leer (13-15) Houtindustrie en vervaardiging van artikelen van hout en van kurk, exclusief meubelen; vervaardiging van artikelen van riet en van vlechtwerk (16) Vervaardiging van papier en papierwaren (17) Drukkerijen, reproductie van opgenomen media (18) Vervaardiging van cokes en van geraffineerde aardolieproducten (19) Vervaardiging van chemische producten (20) Vervaardiging van farmaceutische grondstoffen en producten (21) Vervaardiging van producten van rubber of kunststof (22) Vervaardiging van andere niet-metaalhoudende minerale producten (23) Vervaardiging van metalen in primaire vorm (24) Vervaardiging van producten van metaal, exclusief machines en apparaten (25) Vervaardiging van informaticaproducten en van elektronische en optische producten (26) Vervaardiging van elektrische apparatuur (27) Vervaardiging van machines, apparaten en werktuigen, n.e.g. (28) Vervaardiging en assemblage van motorvoertuigen, aanhangwagens en opleggers (29) Vervaardiging van andere transportmiddelen (30) Vervaardiging van meubelen; overige industrie (31-32) Reparatie en installatie van machines en apparaten (33) Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht (35) Winning, behandeling en distributie van water (36) Afvalwaterafvoer; inzameling, verwerking en verwijdering van afval; terugwinning; sanering en ander afvalbeheer (37-39) Bouwnijverheid (41-43) Groot- en detailhandel in en onderhoud en reparatie van motorvoertuigen en motorfietsen (45) Groothandel en handelsbemiddeling, met uitzondering van de handel in motorvoertuigen en motorfietsen (46) Detailhandel, met uitzondering van de handel in auto's en motorfietsen (47) Vervoer te land en vervoer via pijpleidingen (49) Vervoer over water (50) Luchtvaart (51) Opslag en vervoerondersteunende activiteiten (52) Posterijen en koeriers (53) Verschaffen van accommodatie; eet- en drinkgelegenheden (55-56) Uitgeverijen (58) Productie van films en video- en televisieprogramma's, maken van geluidsopnamen en uitgeverijen van muziekopnamen; programmeren en uitzenden van radio- en televisieprogramma's (59-60) Telecommunicatie (61) Ontwerpen en programmeren van computerprogramma's, computerconsultancyactiviteiten en aanverwante activiteiten; dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatie (62-63) Financiële dienstverlening, exclusief verzekeringen en pensioenfondsen (64) Verzekeringen, herverzekeringen en pensioenfondsen, exclusief verplichte sociale verzekeringen (65) Ondersteunende activiteiten voor verzekeringen en pensioenfondsen (66) Exploitatie van en handel in onroerend goed (68) Rechtskundige en boekhoudkundige dienstverlening; activiteiten van hoofdkantoren; adviesbureaus op het gebied van bedrijfsbeheer (69-70)
Nationale Bank van België - Regionale rekeningen
10
Architecten en ingenieurs; technische testen en toetsen (71) Speur- en ontwikkelingswerk op wetenschappelijk gebied (72) Reclamewezen en marktonderzoek (73) Overige gespecialiseerde wetenschappelijke en technische activiteiten; veterinaire diensten (74-75) Verhuur en lease (77) Terbeschikkingstelling van personeel (78) Reisbureaus, reisorganisatoren, reserveringsbureaus en aanverwante activiteiten (79) Beveiligings- en opsporingsdiensten; diensten in verband met gebouwen; landschapsverzorging; administratieve en ondersteunende activiteiten ten behoeve van kantoren en overige zakelijke activiteiten (80-82) Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen (84) Onderwijs (85) Menselijke gezondheidszorg (86) Maatschappelijke dienstverlening met en zonder huisvesting (87-88) Creatieve activiteiten, kunst en amusement; bibliotheken, archieven, musea en overige culturele activiteiten; loterijen en kansspelen (90-92) Sport, ontspanning en recreatie (93) Verenigingen (94) Reparatie van computers en consumentenartikelen (95) Overige persoonlijke diensten (96) Huishoudens als werkgever van huishoudelijk personeel en niet-gedifferentieerde productie van goederen en diensten door particuliere huishoudens voor eigen gebruik (97-98)
Nationale Bank van België - Regionale rekeningen
11