magazine 04
Museumgames: lering, vermaak of marketing? Mei 2012
11 PopSport maakt wegwijs in de popmuziek
20
Portret
Cultuurprofielschool X11, vmbo voor grafimedia
23 Cultuurcoaches
per gemeente verschillend ingezet
Inhoud
Project
PopSport biedt jongeren perspectief in de popmuziek Het landelijke talentontwikkelingsprogramma PopSport biedt jongeren tussen 12 en 20 jaar een coachingstraject en een online netwerk om zich zowel artistiek als zakelijk te ontwikkelen. Het onderwijs blijkt dé plek om poptalent te scouten en te motiveren om deel te nemen.
Aanpak cultuurcoach verschilt per gemeente Nederland telt zo’n 200 cultuurcoaches. Zij moeten een brug slaan tussen de scholen, verenigingen en culturele instellingen. Hoe zij te werk gaan, wisselt enorm per gemeente. Sommigen gaan vooral uitvoerend te werk op één school en anderen hebben juist coördinerende taken voor meerdere scholen tegelijk.
23
Opinie (foto: Ivonne Lipsch)
Portret
“Archiefbezoek is meer dan een geschiedenisles” Het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven ontwikkelt eigen educatieve erfgoedprogramma’s voor het primair en voortgezet onderwijs. Ivonne Lipsch, consulent cultuurhistorie en educatie: “De lessen zijn niet alleen gericht op het overdragen van informatie. Ook het verrassen, beleven, laten verwonderen en enthousiasmeren is belangrijk.”
04
(foto: Eric van Nieuwland)
Coververhaal
Een belangrijke aanbeveling uit onderzoek van de Nederlandse Museumvereniging luidt: zoek kinderen online op. Met een game proberen steeds meer musea kinderen te interesseren voor hun collectie. Uit de eerste ervaringen blijkt dat het daarbij zoeken is naar de juiste balans tussen fun, educatie en marketing.
14
“Maak dit samen met ons tot een succes”
(foto: Bert Beelen)
2
Inhoud Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012
08
34
Foto cover In het Amsterdams Museum (voorheen Burgerweeshuis) leren kinderen door middel van games hoe het was om een wees te zijn. (foto: Fleur Wiersma) QR-codes in Cultuurplein Magazine Bij verschillende artikelen in dit magazine vindt u QR-codes. Met deze ‘streepjescode’ kunt u met uw mobiele telefoon, tablet of c omputer met camera direct naar websites of filmpjes met aanvullende informatie bij het artikel. Om de QR-code te kunnen lezen, hebt u een App nodig. Deze kunt u downloaden via de App Store of Android Market.
Portret
Klaar voor het culturele werkveld Op X11, vmbo voor grafimedia in Utrecht, wordt veel gedaan aan de ontwikkeling van creativiteit, gecombineerd met inzicht in techniek, en aan talentontwikkeling. Sinds 2011 is de school cultuurprofielschool. Culturele partnerschappen met musea, toneelgezelschappen en filmhuizen vormen een belangrijk onderdeel van het onderwijs.
20
04 “Archiefbezoek is meer dan een geschiedenisles” Interview
08 “Maak dit samen met ons tot een succes” Portret
11 PopSport biedt jongeren perspectief in de popmuziek Cover
14 Museumgames: lering, vermaak of marketing? Portret
Gratis vervoer leidt niet tot meer museumbezoek van kinderen. Dat concludeerde de Nederlandse Museumvereniging op basis van een landelijk onderzoek. Zijn al die jaren van investeren in museumbussen weggegooid geld geweest? Cultuurplein Magazine vroeg hoofdonderzoeker Paul Postma om uitleg en peilde de reacties in het veld.
Museumgames: lering, vermaak of marketing?
Interview
Het Jeugdcultuurfonds, dat kinderen in achterstandsposities ondersteunt die buiten schooltijd aan actieve kunstbeoefening willen doen, bestaat drie jaar. Cultuurplein Magazine blikte achter- en vooruit met oprichter Bertien Minco.
11
Gratis vervoer naar musea: weggegooid geld?
Portret
20 Klaar voor het culturele werkveld 23 Aanpak cultuurcoach verschilt per gemeente Commentaar
27 Het beslissende boek... 28 Museumeducatie in beeld 30
Kort
34
Opinie
Gratis vervoer naar musea: weggegooid geld? Column
36 Niet zonder je hoofd
Colofon Cultuurplein Magazine mei 2012, jaargang 2, nummer 04
Eindredactie Maaike Severijnen en Anja Geldermans
Cultuurplein Magazine wordt eens per twee maanden uitgegeven door Cultuurnetwerk Nederland op initiatief van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in het kader van het programma Cultuur en School.
Als u teksten en/of foto’s en ilustraties uit deze uitgave wilt overnemen, neem dan contact op met de redactie van Cultuurplein Magazine.
Hoofdredactie Marthe Bauwens
Cultuurnetwerk Nederland Postbus 61, 3500 AB Utrecht T 030-2361 200 marthebauwens@cultuur netwerk.nl
Aan dit nummer werkten mee Bert Beelen, Lisa van Bennekom, Carolien Dircken, Piet Hagenaars, Marcel van Herpen, Karin Laarakker, Jeroen de Leijer, Kim van der Meulen, Bea Ros, Maaike Severijnen, Ralf Steenbeek, Anita Twaalfhoven, Fleur Wiersma. Nieuwe ideeën De redactie van Cultuurplein Magazine wordt graag op de hoogte gehouden van ont-
wikkelingen in de culturele sector en in het onderwijs. Mocht u zelf een interessant onderwerp weten voor het blad, dan kunt u zich wenden Druk Libertas, Bunnik tot de hoofdredacteur: marthebauwens@cultuur ISSN nummer netwerk.nl 2212-8085 Ontwerp Gratis abonnement of One Shoe, Utrecht adreswijziging www.cultuurplein.nl/ Opmaak Kummer & Herrman, Utrecht magazine
Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012 Inhoud
3
Culturele instellingen Primair onderwijs Voortgezet onderwijs
Portret
“Archiefbezoek is meer dan een geschiedenisles” Het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven ontwikkelt eigen educatieve programma’s op het gebied van erfgoed voor leerlingen uit het primair en voortgezet onderwijs. Leerlingen mogen zelfs het depot in. “De lessen zijn niet alleen gericht op het overdragen van informatie. Ook het verrassen, beleven, laten verwonderen en enthousiasmeren is belangrijk.” Legosteentjes, stripboeken, voetbalplaatjes, schelpen: al op jonge leeftijd beginnen kinderen met het sparen en categoriseren van voorwerpen. Waarom doen we dat eigenlijk? Wat houdt verzamelen precies in? En waarop baseren we de keuze tussen weggooien en bewaren? Het zijn enkele vragen die Ivonne Lipsch basisschoolleerlingen stelt om uit te leggen wat een archief precies doet. Volgens Lipsch, sinds 2009 consulent cultuurhistorie en educatie van het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven (RHCe), zijn kinderen en jongeren met een gerichte aanpak zeker te enthousiasmeren voor archiefbezoek. “Archieven zijn van nature meer gesloten dan musea: in de meeste archieven sta je bij binnenkomst niet direct tussen de kunstwerken, maar moet je zelf materiaal opvragen”, zegt Lipsch. “Je kunt kinderen alleen in aanraking brengen met archiefstukken door er een programma omheen te bouwen dat aansluit op hun belevingswereld. Een middeleeuwse tekst presenteren we bijvoorbeeld aan basisschoolleerlingen als een geheimzinnig handschrift dat ontcijferd moet worden.”
Scholieren bekijken een protocol (foto: Ivonne Lipsch).
Enkele feiten Het Regionaal Historisch Centrum Eindhoven, kortweg RHCe, is een regionale verzamelplaats voor kranten, foto’s, ansichtkaarten, prenten en ander historisch materiaal uit Zuidoost-Brabant. Het RHCe beheert de archieven van 20 gemeenten en andere overheidsinstellingen in de regio. De archiefcollectie bevat ruim 25.000 tekeningen, 100.000 foto’s, meer dan 500 films en duizenden boeken en tijdschriften – alles bij elkaar zo’n tien kilometer archiefmateriaal – en omvat een tijdspanne van zo’n 700 jaar. In de studiezaal van het moderne gebouw in het centrum van Eindhoven, waar het RHCe sinds 2000 gevestigd is, is het archief vrij te raadplegen. Het RHCe ontwikkelt sinds 2009 educatieve programma’s voor het primair onderwijs, speciaal (basis)onderwijs, voortgezet onderwijs, anderstaligen,
4
Portret Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012
inburgeraars, hoogbegaafden en weekendscholen. Jaarlijks bezoeken zo’n 1000 leerlingen, verdeeld over 30 schoolklassen van primair en voortgezet onderwijs, het archief. Het RHCe telt 38 medewerkers en zo’n 40 vrijwilligers. De consulent cultuurhistorie en educatie maakt het educatiebeleid en ontwikkelt de educatieve programma’s, schrijft leermiddelen voor derden, geeft les en verzorgt samen met enkele collega’s rondleidingen. Voor de ontwikkeling van educatieprojecten werkt het RHCe soms samen met anderen, zoals Beeld en Geluid, Stichting Brabantse Bronnen en het Eindhovens Dagblad. Door samenwerking worden kosten voor de educatieve activiteiten gespreid. Indien mogelijk en nodig wordt gezocht naar subsidie- of innovatiefondsen.
Tekst Kim van der Meulen
Samen het depot in Het RHCe stelt haar archiefmateriaal openbaar, zoals wettelijk verplicht is, en maakt het zelfs tot centraal onderwerp van educatieve programma’s. “Buiten school om komen kinderen niet snel in aanraking met een archief, terwijl het toch belangrijk is om te weten wat hier gebeurt. Voor kinderen is het een eyeopener om te ontdekken dat niet alle informatie op internet te vinden is en dat websites soms letterlijk dezelfde teksten hebben. Dit is een mooie ingang om het verschil tussen primaire en secundaire bronnen uit te leggen. Daar komt nog bij dat elk verhaal een interpretatie is. Dat maakt het bestuderen van bronnen zo complex: leerlingen moeten leren feiten van meningen te onderscheiden. Historisch denken begint met snappen dat elke gebeurtenis meerdere kanten heeft.” De directie van het RHCe vindt de openbaarheid ten behoeve van educatie zo belangrijk, dat scholieren het depot in mogen om archiefstukken in levenden lijve te bewonderen. Met beschermende handschoenen mogen ze zelfs
middeleeuwse boekpagina’s omslaan. Een uitzondering in de archiefwereld, waar het risico van beschadiging altijd aanwezig is. “30 warme, ademende kinderen zijn een aanslag op het klimaatbeheersingssysteem dat temperatuur en luchtvochtigheid regelt”, geeft Lipsch toe. “Maar we vinden de meerwaarde voor leerlingen te groot om alles in archiefdozen te laten staan. En je kunt niet alles van achter een computer laten zien. Sommige protocollen hebben bijvoorbeeld last van inktvraat, dat is te ruiken. ”
Bijzondere positie Lipsch vormt in haar eentje de afdeling Educatie en heeft daarmee alle vrijheid om educatieve programma’s en producten te ontwikkelen. Een bijzondere positie. Lipsch: “Als archiefdiensten een educatiemedewerker in dienst hebben, is die vaak ook verantwoordelijk voor pr en communicatie. Kleine archieven hebben simpelweg geen tijd of kennis om eigen educatief materiaal te ontwikkelen.” Momenteel biedt het RHCe zes programma´s voor het primair onderwijs en vijf voor alle niveaus binnen het voortgezet onderwijs. De programma’s zijn veelal thematisch ingericht, sluiten aan op de kerndoelen en zijn lesstofaanvullend of -vervangend te gebruiken. Ook komen in de lessen diverse verwerkingsmiddelen voor, uitgaande van de verschillen in kinderen en de manier waarop ze leren. Zo wordt er niet alleen verbaal uitleg gegeven, maar ook via beelden, samenwerkingsvormen, reflecties en het op onderzoek uitgaan. Lipsch: “De lessen zijn niet alleen gericht op het puur overdragen van informatie. Ook het verrassen, beleven, verwonderen, enthousiasmeren en het gevoel aanspreken vind ik belangrijk.”
“Een middeleeuwse tekst presenteren we als een geheim zinnig handschrift dat ontcijferd moet worden.” Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012 Portret
5
geschiedenis. Het Oudnederlandse gedicht Hebbean olla vogala, dat ik in de klas behandel, laat net als de lessenreeks van het RCHe zien hoe de Nederlandse taal er in de middeleeuwen uitzag.”
Basischoolleerlingen mogen in het depot oude documenten aanraken (foto: Ivonne Lipsch).
Ieder educatief project begint met de vraag: wat zijn de leerdoelen? “Afhankelijk daarvan ontwerp ik een programma van idealiter drie erfgoedlessen: een voorbereidende les op school, een rondleiding en spel in het archief en een reflecterende opdracht in de klas”, vertelt Lipsch. “Leerlingen krijgen werkbladen met opdrachten, docenten een handleiding met extra achtergrondinformatie en optionele opdrachten. Zo kunnen ze de opdrachten desgewenst aanpassen aan de eigen lesstof of nieuwe ideeën opdoen.” Lipsch ontwikkelde drie jaar geleden eerst een algemeen educatieprogramma over de functie van het archief, voor groepen 5 tot en met 8: Een doos voor later. Tegenwoordig gebruiken docenten dit programma vaak als introductie op meer inhoudelijke programma’s, zoals Wie schrijft, die blijft. In deze lessenreeks, voor de groepen 6 tot en met 8 en de brugklas, ontdekken kinderen hoe de Nederlandse taal in de loop der tijd is veranderd, hoe de middeleeuwse samenleving eruit zag en bekijken ze oorkondes en manuscripten in het archief.
De meisjes van toen Ook de lessenreeks De meisjes van toen is gebaseerd op archiefstukken, waaronder kindertekeningen over de Tweede Wereldoorlog die leerlingen van een plaatselijke meisjesschool in 1947 en 1948 maakten. Leerlingen analyseren de tekeningen zowel kunstbeschouwend als inhoudelijk en krijgen inzicht in de historische context van de Tweede Wereldoorlog. Als eerste regionale archief sloot het RHCe zich met deze collectie aan bij ED*IT Basis en LES2.0, online leermiddelen voor PO en VO van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Via een digitale portal kunnen docenten en leerlingen bronnen uit collecties van andere erfgoedinstellingen, zoals het Nationaal Archief en het Nationaal Historisch Museum, combineren om eigen presentaties en lessen te maken. “De kindertekeningen zijn een mooie manier om persoon-
“Het is niet alleen een geschiedenisles, maar ook een manier om de taal eigen te maken.” Docent Jan Weijters van het Stedelijk College Eindhoven bezocht het RHCe onlangs met zijn NT2-klas en is van plan er een vast lesonderdeel van te maken. “Ik vind het belangrijk dat leerlingen niet alleen leren binnen de muren van de school, maar ook daarbuiten. De documenten zelf, maar ook de manier waarop ze bewaard worden, spreken zeer tot de verbeelding. Wie schrijft, die blijft is geschikt voor groep 5/6, 7/8 en het VO. Erg interessant voor mijn leerlingen, die anderstalig zijn en na de NT2-klas doorstromen naar het reguliere voortgezet onderwijs: ze kunnen beginnen met de makkelijkste lesbrief en naarmate ze de taal beter beheersen, ook de andere lesbrieven maken. Het is niet alleen een geschiedenisles, maar ook een manier om zich de taal eigen te maken en aan het niveau van het VO te wennen. Daarnaast biedt Wie schrijft, die blijft uitwijkmogelijkheden naar de Canon van de Nederlandse
6
Portret Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012
lijke ervaringen te koppelen aan een groter verhaal”, aldus Dalida van Dessel, teamleider Onderwijsplatformen bij het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. “Daardoor is dit regionale archiefmateriaal ook landelijk interessant. De collectie biedt ingangen om oorlogssituaties te bespreken, maar ook handvatten voor andere schoolvakken. De tekenopdracht is bijvoorbeeld ook bijzonder, omdat tekenen in het onderwijs destijds vooral bedoeld was om de ooghandcoördinatie te oefenen. Aan zo’n feit kan aandacht besteed worden in een CKV-les over kunstgeschiedenis of tekenen.” Het lesmateriaal van De meisjes van toen kan gebruikt worden als kant-en-klare les voor het digiboard of als aanleiding voor een bezoek aan het RHCe. “Het archiefmateriaal wordt hoe dan ook gebruikt waarvoor het bedoeld is: om iets van op te steken. Het is toegankelijk, openbaar en betrouwbaar.” Hoewel het volgens Lipsch meerwaarde heeft om de kindertekeningen ter plekke te bekijken, ziet ze een voordeel in het digitaal aanbieden. “Voor scholen in kleine dorpen zijn we moeilijk te bereiken – dat is het nadeel van één
groot archief voor de hele regio. Vooral bij primair onderwijs is vervoer vaak een praktisch probleem. Scholen hebben daar geen geld voor, dus zijn ze afhankelijk van ouders, maar die hebben vaak geen tijd, omdat ze werken.”
“De collectie biedt ingangen om oorlogssituaties te bespreken en handvatten voor andere schoolvakken.” Naast kant-en-klare educatieprojecten biedt het RHCe ook aanbod op maat. Op aanvraag worden speciale erfgoedlessen ontwikkeld en rondleidingen verzorgd. “Voor een middelbare school uit Helmond heb ik het programma Gered van de sloophamer! ontwikkeld, over religieuze monumenten uit Helmond”, vertelt Lipsch. “De eindopdracht van de havo/vwo-leerlingen was om religieus erfgoed te herbestemmen. Aan de hand van oude kaarten, prenten, foto’s en kranten van Helmond ontdekten ze in het archief hoe je cultuurhistorisch onderzoek doet, zodat de leerlingen doordachte keuzes konden maken bij het herontwerpen van een monument: wat behoud ik wel en niet, en waarom? Van tevoren had ik zelf al het bronnenonderzoek gedaan, anders werkt het niet: leerlingen moeten resultaten boeken binnen een beperkte tijd.” Met een aanbod van een dozijn projecten is Lipsch nog lang niet klaar met het ontwikkelen van educatief materiaal. “De huidige educatieve programma’s sluiten aan bij vakken als geschiedenis, Nederlands, tekenen, handvaardigheid, maatschappijleer en rekenen, maar in een ideale situatie zijn álle vakken aan een educatieprogramma te koppelen.”
Meer informatie Regionaal Historisch Centrum Eindhoven Ivonne Lipsch, consulent cultuurhistorie en educatie
[email protected] www.rhc-eindhoven.nl www.eindhoventoen.nl Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid Dalida van Dessel, teamleider Onderwijsplatformen
[email protected] www.beeldengeluid.nl www.les20.nl www.edit-basis.nu
Tekening uit de collectie De meisjes van toen (foto: Ineke van Hout).
Lessen Een doos voor later en De meisjes van toen voor in de klas en portretten van culturele instellingen: www.cultuurplein.nl/rhce
Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012 Portret
7
Primair onderwijs Voortgezet onderwijs Culturele instellingen
Het Jeugdcultuurfonds startte in 2009. Het doel was om een organisatie neer te zetten die op gemeentelijk en provinciaal niveau kinderen (tussen 4 en 18 jaar) in achterstandsposities ondersteunt die buiten schooltijd aan actieve kunstbeoefening willen doen. Door bijvoorbeeld dans-, drama- of muziekles voor ze te betalen. Cultuurplein Magazine blikte achter- en vooruit met oprichter Bertien Minco.
“Maak dit samen met ons tot een succes”
Hoe gaat het op dit moment met het Jeugdcultuurfonds? “Afgelopen jaar zijn we heel hard gegroeid en hebben we 2000 kinderen ondersteund. De opzet waar we voor hebben gekozen, met provinciale en gemeentelijke fondsen en intermediairs die het geld per kind aanvragen, werkt goed. We kiezen er bewust voor om geen projecten te betalen, maar de individuele kinderen, zodat we zeker weten dat het geld goed terecht komt. Aan de andere kant bleek uit het SCP-rapport Kunnen meer kinderen meedoen? dat het aantal kinderen dat in armode opgroeit 320.000 is. We zijn er dus nog lang niet.” Eerst maar even naar de praktijk. Welke reacties krijgen jullie? “We horen heel mooie verhalen. Een directeur van een school in Purmerend meldde bijvoorbeeld dat twee kinderen die hij heeft aangemeld voor gitaarles helemaal opbloeiden. Zij zijn geen uitblinkers op cognitief gebied, maar kunnen nu in de muziek wel echt hun ei kwijt. Of van een meisje op Texel kregen we te horen: ‘Ik ben niet zo goed in rekenen, maar wel in keyboard!’ Of neem een meisje dat dankzij onze bijdrage een vooropleiding dans kan doen. Volgens haar moeder is ze veel minder verlegen geworden. Deze kinderen hebben vaak weinig kansen. Door ze de mogelijkheid te bieden om zich te ontwikkelen, verander je hun denken en hun gevoel van eigenwaarde. Ze zijn trots op zichzelf en ook hun ouders zijn vaak heel trots.”
(foto: Bert Beelen)
8
Interview Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012
Interview
Hoe komen provinciale of gemeentelijke fondsen aan geld? “Die fondsen moeten zelf geld binnenhalen. Bijvoorbeeld publiek geld uit de gemeentelijke armoedebudgetten, want het geld voor het Jeugdcultuurfonds komt vaak van sociale zaken. Dat geld is niet geoormerkt voor deze activiteiten, maar gemeenten zijn verplicht om wat te doen voor kinderen in achterstandsposities. Daarnaast moet een lokaal fonds ook private middelen binnenhalen. Daarvoor kunnen ze sponsors zoeken, zoals de plaatselijke Rotaryclub. Of via particuliere initiatieven, zo is er in Noord-Limburg iemand die een fietstocht heeft georganiseerd om geld binnen te halen. Je kunt ook nog denken aan afspraken met een muziekwinkel voor korting Tekst Maaike Severijnen
Over het Jeugdcultuurfonds Het Jeugdcultuurfonds ondersteunt kinderen in achterstandsposities die niet de financiële mogelijkheden hebben om aan actieve kunstbeoefening te doen. Daarvoor zijn in Nederland provinciale en gemeentelijke Jeugdcultuurfondsen opgezet. Zogeheten intermediairs (als jeugdhulpverleners, leerkrachten en maatschappelijk werkers) kunnen digitaal een aanvraag doen voor een kind bij het fonds in de gemeente of provincie waar het kind woont. Zo’n fonds kan maximaal 450 euro per kind per jaar toekennen om lessen in te kopen. Eventueel kunnen er ook andere kosten uit worden betaald, zoals de huur van een instrument of de aanschaf van balletschoenen. Het geld wordt rechtstreeks overgemaakt aan bijvoorbeeld de culturele instelling. Inmiddels zijn er in 15 steden (waaronder in Rotterdam, Haarlem, Utrecht, Almelo, Eindhoven en Venlo) en in vier provincies (Zeeland, Utrecht, Zuid-Holland en Overijssel) Jeugdcultuurfondsen. Deze worden betaald uit publieke middelen, zoals armoedebudgetten van de gemeenten, maar ook uit donaties van organisaties in de regio of privépersonen. Het landelijke Jeugdcultuurfonds wordt betaald uit donaties zoals van het Fonds voor Cultuurparticipatie, het Oranje Fonds, de Vriendenloterij en al vanaf het begin: Stichting Doen.
op huurinstrumenten. Tot slot betalen wij als landelijk Jeugdcultuurfonds mee. Wij matchen de kosten voor elk vijfde kind dat wordt ondersteund.” Hoe bereiken fondsen de kinderen? “Dankzij de lokale netwerken die ze weten te mobiliseren. Onze intermediairs zijn professionals die werken met kinderen en die het prettig vinden om iets voor hen te kunnen doen. Zij zien de kinderen en kennen de gezinssituatie. De intermediairs kennen de werkwijze al van het Jeugdsportfonds, volgens welk model wij zijn opgezet. Zij kunnen nu, als ze een kind via het Jeugdsportfonds aanmelden voor voetbal, een zusje via het Jeugdcultuurfonds aanmelden voor ballet of een broertje voor de jeugdtheaterschool. Dankzij deze samenwerking groeien we snel.” Welke rol kan het onderwijs hierin spelen? “Een docent kan zich melden als intermediair. Als een cultuurcoördinator bijvoorbeeld een kind in de klas heeft dat graag schilderles wil, maar daar geen geld voor heeft, dan kan hij eenvoudig digitaal een aanvraag doen. Even gesteld Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012 Interview
9
Liggen er ook kansen voor culturele instellingen? “Culturele instellingen kunnen laten zien dat ze maatschappelijk betrokken zijn. Zo heeft het Nederlands Dans Theater met een benefietavond 24.000 euro voor ons opgehaald. Maar het kan ook op een andere manier. Een muziekschool kan bijvoorbeeld elk tiende kind dat via het fonds komt, gratis les geven. Of er is bijvoorbeeld een harmonievereniging die heeft gezegd: als het Jeugdcultuurfonds het lesgeld betaalt, is het lidmaatschap voor kinderen gratis. Op deze manier kunnen culturele instellingen laten zien dat ze wat terugdoen voor de maatschappij en bovendien bereiken ze zo een doelgroep die ze anders nooit zouden binnenhalen. Waarmee ze hun eigen bestaansrecht vergroten. Ik zou graag tegen ze willen zeggen: maak dit samen met ons tot een succes.” Afgelopen jaar hebben jullie de Kunstfactorprijs gewonnen, voor de manier waarop jullie je hebben ingespannen om actieve kunstbeoefening te stimuleren. Wat betekent dat voor jullie? “Die erkenning is natuurlijk geweldig. We bestaan nog maar zo kort. Het stimuleert ons enorm om door te gaan. We vinden het ook geweldig dat we afgelopen jaar weer enkele grote donaties gekregen hebben, zoals 100.000 euro van de Vriendenloterij en 50.000 euro van het Oranje Fonds. Dat geld is ook hard nodig, als we zo blijven groeien en elk vijfde kind dat deelneemt kunnen betalen.” (foto: Bert Beelen)
dat het kind in een gemeente woont waar een Jeugdcultuurfonds is. Het enige wat wij vragen, is dat de intermediair na vier maanden een kleine rapportage invult. Dit is voor ons als check dat het geld goed terecht is gekomen. Tegelijkertijd hopen we dat de intermediair functioneert als een soort mentor voor het kind. Dat hij meekijkt of het allemaal wel goed gaat.” Hoe bewaken jullie dat het geld goed terecht komt? “Armoede is een arbitrair gegeven. Sommige mensen kunnen veel met weinig geld en anderen niet. Wij vertrouwen hierbij op de rol van de intermediair die de aanvraag doet. Docenten kunnen bijvoorbeeld goed inschatten hoe de financiële situatie van een gezin is. Vaak zijn het kinderen uit gezinnen die ook al gebruik maken van gemeentelijke regelingen voor mensen met een laag inkomen. Met jaarlijkse steekproeven testen we of het geld goed terecht is gekomen. Ook wat betreft de kwaliteit gaan wij niet controleren of de lessen die worden ingekocht wel echt goed zijn. We vertrouwen erop dat een intermediair in zee gaat met een professional die minstens ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel. Hij krijgt daarbij advies van de consulent van het Jeugdcultuurfonds, die een bemiddelende rol kan spelen.”
10
Interview Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012
Wat is jullie doel voor de toekomst? “Komend jaar willen we 4000 kinderen ondersteunen. We willen deze kinderen liefst meerdere jaren lessen bieden, want een culturele ontwikkeling kost tijd. Over drie jaar willen we in 30 grote steden een Jeugdcultuurfonds hebben. Uiteindelijk streven we naar landelijke dekking waarbij 35.000 kinderen via een Jeugdcultuurfonds aan de slag kunnen. Dat kunnen we alleen maar met hulp van anderen. Want wij zijn een instrument in de tas van iedereen die met kinderen en cultuur werkt.”
Culturele instellingen Voortgezet onderwijs
Project
PopSport biedt jongeren perspectief in de popmuziek Stel je voor: je bent 16 jaar, speelt gitaar in een bandje en droomt van een carrière als muzikant. Hoe pak je dat aan? Door deelname aan PopSport hoeft het niet bij dromen te blijven. Dit landelijke talentontwikkelingsprogramma biedt jongeren tussen 12 en 20 jaar een coachingstraject en een online netwerk om zich zowel artistiek als zakelijk te ontwikkelen. Het onderwijs is dé plek om poptalent te scouten en te motiveren om deel te nemen. PopSport startte in 2004 in de provincie Limburg met als doel talentvolle popbandjes zichtbaarder te maken in de regio. Door de jongeren te begeleiden op artistiek én zakelijk vlak hoopte PopSport de stap richting het professionele circuit te verkleinen. Sindsdien is er heel wat veranderd. PopSport groeide de afgelopen jaren uit tot een landelijk programma binnen de Basis Infrastructuur van het Fonds voor Cultuurparticipatie. In zeven provincies ondersteunt het programma inmiddels jonge talenten op het gebied van de popmuziek.
“In elke provincie krijgen de jongeren een regionaal programma met onder andere workshops en coaching aangeboden”, vertelt Maurice Schmitz, sinds 2010 directeur van PopSport. Het regionale programma beslaat een periode van zes maanden en eindigt met een Regio Showcase. De winnaar van de showcase stroomt vervolgens door naar het landelijke traject. Schmitz: “Het hoogtepunt van het landelijke programma is een bezoek aan Kytopia in Utrecht, de artistieke broedplaats van de hiphopartiest Kyteman. Maar de deelnemers krijgen ook een
Meer informatie Jeugdcultuurfonds Bertien Minco www.jeugdcultuurfonds.nl Rapport SCP: Kunnen meer kinderen meedoen? Annette Roest, 2011. Downloaden: www.scp.nl
Bekijk de ambassadeurs van het Jeugdcultuurfonds. En hoe het Jeugd cultuurfonds werkt: www.cultuurplein.nl/jeugdcultuurfonds
Zangworkshop van Pax in Kytopia (foto: Lianne Toussaint).
Tekst Lisa van Bennekom
Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012 Project
11
meurs van talentpodia. Ze schrijven zich zelfstandig in, of via hun school. In dat laatste geval betaalt de school het inschrijfgeld van 100 euro per act. De deelnemers krijgen hier een programma ter waarde van 2000 euro voor terug. De samenwerking met het voortgezet onderwijs is volgens directeur Schmitz wenselijk. “Een school is bij uitstek de plek om talent te ontdekken en te inspireren. Daarnaast vinden wij het belangrijk om, in een tijd waarin muziekles niet meer zo vanzelfsprekend is, jongeren een platform te blijven bieden.”
“De mogelijkheid om als band te groeien was de belangrijkste reden om mee te doen.”
Fotoshoot voor PopSport voor de band Bloodshift (foto: John Klijnen).
professionele fotoshoot.” Het landelijke programma sluit af met een finale waar een jury de winnaar van de PopSport Award uitroept. Sinds 2010 zijn naast popbandjes ook singer-songwriters, DJ’s, dance producers en hiphopcrews welkom. Schmitz: “We hebben de definitie van popmuziek opgerekt. Er zijn verschillende vormen van popmuziek en muziekstijlen schuiven steeds meer in elkaar. We willen bovendien niemand uitsluiten. Zo doet dit jaar in Drenthe een orkest van 29 jongeren mee.”
Samenwerking met VO In de provincie Zeeland vond dit jaar voor de vierde keer het regionale programma van PopSport plaats. “Vooral bandjes schrijven zich in, maar dit jaar was er ook een DJact bij”, zegt Kris Louwerse. Zij is vanuit het instituut Scoop verantwoordelijk voor de Zeeuwse regiocoördinatie van PopSport. “De KickOff van PopSport is een optreden voor de regionale jury, het eerste meetpunt. Een coach begeleidt de acts vervolgens in hun ontwikkeling. De deelnemers volgen workshops zoals Management en Stage performance en nemen een demo op in een echte studio.” Deelnemers kunnen instromen vanuit de provinciale muziekcompetities van Kunstbende of via muziekprogram12
Project Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012
In Zeeland werkt PopSport op dit moment samen met vier VO-scholen. “Op deze manier willen wij onze leerlingen de kans geven om zich muzikaal verder te ontwikkelen”, vertelt Marjetta Linschoten, coördinator Kunst en Cultuur van het Goese Lyceum. Het PopSport-programma vervangt niet de muzieklessen, omdat alle activiteiten buiten schooltijd plaatsvinden. “Het is een extra belasting voor de leerlingen, maar ook een heel positieve stimulans. Bovendien kunnen wij hen als school zo’n stap richting professionalisering niet bieden”, aldus Linschoten. Het afgelopen jaar deed het bandje The Shards van het Goese Lyceum mee aan het programma. Linschoten: “Het was leuk om te zien hoe betrokken ook de andere leerlingen bij het bandje waren. Ze kwamen hen zelfs aanmoedigen bij de Regio Showcase.”
Schmitz vertelt dat PopSport vanaf 2013 wel strenger zal gaan selecteren: “Het beginniveau moet omhoog om de stap richting de professionele wereld te verkleinen.” Hij wil het instapniveau verhogen door nauwer samen te werken met het VO, Kunstbende en programmeurs van podia, met als doel om daar getalenteerde acts te scouten en te motiveren om deel te nemen.
Tour langs poppodia Nu het einde van de vierjarige subsidieperiode in zicht is, vindt Schmitz het tijd om PopSport verder te ontwikkelen. De landelijke finale zal in de toekomst uit het programma verdwijnen. “Ons doel is om jongeren inhoudelijk verder te helpen in de wereld van de popmuziek. Een wedstrijd past daar eigenlijk niet bij. En bovendien zijn er al wedstrijden genoeg. In het vervolg levert iedere provincie een headliner, de act die de meeste ontwikkeling heeft doorgemaakt. In plaats van een landelijke finale gaan we met hen op tour langs verschillende podia.” Schmitz wil PopSport vanaf 2013 beter laten aansluiten op samenwerkingspartners aan zowel het begin van het traject als aan het einde. “Zo gaan we intensiever samenwerken met VO-scholen, door in cultuurweken en op CKVdagen workshops en jamsessies te verzorgen.” PopSport NetWork, een landelijk webbased netwerk, is een nieuw onderdeel aan het einde van het traject. Pop-
Groeien als band Tom Oldenmenger (20 jaar en student psychologie) is de zanger van de metalband Bloodshift en won vorig jaar met zijn band de Regio Showcase van Zeeland. “De mogelijkheid om als band te groeien was onze belangrijkste reden om mee te doen. We hebben vooral veel geleerd van de workshop Bandcoaching, omdat we daarbij heel gericht aan onze nummers leerden werken.” Deelname aan PopSport leverde Bloodshift veel naamsbekendheid op. “We deden mee aan de landelijke finale van PopSport en in de zomer van 2011 traden we zelfs wekelijks op.”
Sport-deelnemers kunnen lid worden en een online profiel aanmaken. Binnen het netwerk kunnen ze met elkaar en met professionals communiceren en de organisatie plaatst content die hen verder kan helpen in het professionele circuit. Schmitz: “Het gat tussen PopSport en een professioneel vervolg zoals bijvoorbeeld de Rockacademie of het Conservatorium was te groot. Daarom zijn we onlangs gestart met het netwerk.” PopSport kan de jongeren via het netwerk ook beter blijven volgen in hun ontwikkeling. Schmitz: “Als het programma afgelopen was, zag je in het verleden sommige deelnemers nooit meer terug. Dat is jammer, want je investeert veel in de jongeren. Via het netwerk blijven ze voor ons zichtbaar als artiest.” Bloodshift-zanger Oldenmenger heeft al een NetWorkaccount aangemaakt. Hij hoopt online ervaringen uit te wisselen en nuttige contacten voor de toekomst op te doen. “En het NetWork heeft ons al een optreden opgeleverd!”
Meer informatie PopSport Maurice Schmitz, directeur T 024-3243 350 Kris Louwerse, regiocoördinator Zeeland T 0118-682 537 www.popsport.nl
“Ons doel is om jongeren inhoudelijk verder te helpen in de wereld van de popmuziek.” Toelatingseisen waren er volgens Oldenmenger niet. Regiocoördinator Louwerse licht toe: “We zitten nu nog niet in de luxe positie dat we eisen kunnen stellen aan de deelnemers. Het maximaal aantal inschrijvingen van tien acts per editie hebben we in Zeeland nog niet gehaald.”
Deelnemers van PopSport in actie (foto: Eric van Nieuwland).
Deelnemers van PopSport in actie (foto: Eric van Nieuwland).
Bekijk een workshopdag en de promo van PopSport. En alle praktische informatie voor scholen: www.cultuurplein.nl/popsport
Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012 Project
13
Culturele instellingen Primair onderwijs
Cover
Museumgames: lering, vermaak of marketing? Goed is beter dan gratis om meer kinderen naar musea te lokken. Dat blijkt uit onderzoek van de Nederlandse Museumvereniging. Een belangrijke aanbeveling uit het onderzoek luidt: zoek kinderen online op. Met een game proberen steeds meer musea kinderen te interesseren voor hun collectie. Uit de eerste ervaringen blijkt dat het daarbij zoeken is naar de juiste balans tussen fun, educatie en marketing. In 2009 besloot de Tweede Kamer dat kinderen tot 12 jaar gratis toegang tot musea moesten krijgen. Leuk bedacht, maar onbetaalbaar, berekende toenmalig minister Plasterk van OCW echter al snel. Bovendien wilde hij eerst onderzocht hebben of gratis inderdaad meer groei betekent. In opdracht van OCW heeft de Nederlandse Museumvereniging laten onderzoeken - door de bureaus Paul Postma Marketing Consultancy en APE Public Economics - wat wel en niet werkt om kinderen naar musea te lokken. Dat leverde verrassende inzichten op.
Leerlingen van de Museumklas van het Jaar (van Basisschool de Kosmos uit Hoogland) hebben kunstwerken gemaakt geïnspireerd op de collectie van het Mondriaanhuis in Amersfoort (foto: Fleur Wiersma).
14
Cover Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012
Heel effectief Een onderzoeksconclusie is dat gratis toegang geenszins het ei van Columbus is. “Het kan extra bezoekers opleveren als je het tijdelijk en gedoseerd inzet en dan vooral als ook de ouders gratis naar binnen mogen”, vertelt projectleider Joke Bosch van de Museumvereniging. “Maar je moet niet denken: we maken het gratis en dan komen de kinderen vanzelf.” Ervaringen uit Engeland leren bovendien dat na een eerste piek de bezoekersaantallen snel weer naar normale omvang terugkeren. Wat zijn dan wel goede instrumenten? De onderzoekers hebben gekeken naar manieren om museumbezoek van kinderen in schoolverband en in gezinsverband te bevorderen. Om scholen te lokken, blijken lokale en regionale intermediairs zoals erfgoedkoepels en cultuurpunten belangrijk. “Hun inspanningen om het aanbod van musea onder de aandacht van scholen te brengen zijn heel effectief. Een belangrijke uitkomst in een tijd waarin hun werk op de tocht staat”, meldt Bosch. 60 procent van de scholen gaat minimaal een keer per jaar op museumbezoek. Uit een peiling onder leerkrachten en schooldirecteuren bleken een hoge entree en vervoerskosten een dissatisfier te kunnen zijn, maar dat omgekeerd gratis entree en vervoer geen doorslaggevende redenen zijn om een bepaald museum wel te bezoeken. Scholen kiezen op inhoud: een museum moet interessant zijn voor kinderen, speciale kinderactiviteiten hebben en aansluiten Tekst Bea Ros
bij het lesprogramma. Of zoals Bosch het formuleert: “Input leidt tot output: goede inhoud trekt bezoekers.” Met een jaarlijks evenement zouden de banden met scholen mogelijk verstevigd kunnen worden. Daarom ontwikkelde de Museumvereniging de wedstrijd Museumklas van het Jaar. Onder het motto ‘Maak iets nieuws met iets ouds’ worden schoolklassen uitgenodigd hun museumbezoek te verwerken in bijvoorbeeld een kunstwerk, filmpje of recensie. In april wordt de eerste winnaar bekendgemaakt.
Mijntikkit.nl Een stimuleringsmaatregel voor bezoek in gezinsverband is Museuminspecteurs. Hierbij beoordelen kinderen musea op aantrekkelijkheid voor kinderen. Hun scores leiden tot een jaarlijks Museum van het jaar voor Kinderen. In enkele maanden kwamen er ruim 10.000 stemmen binnen. Maar vooral kinderen die (nog) niet naar een museum gaan, moet je zien te bereiken, aldus een aanbeveling uit het onderzoek. Zoek ze op waar ze zijn, namelijk online. En benut dan vooral hun favoriete digitale kanalen: sociale media en games.
“Input leidt tot output: goede inhoud trekt bezoekers.” Daarom heeft de Museumvereniging Mijntikkit.nl laten ontwikkelen, een website met spelletjes gebaseerd op museumcollecties. Rondom een thema - zoals Nederland waterland – worden games gemaakt die te maken hebben met bijpassende museumcollecties. Bijvoorbeeld Koetsracer waarbij je een snelheidsrace doet met ouderwetse koetsen uit het Amsterdams Museum. Of Prinses Dress up waarbij kinderen kleren en schoenen kunnen shoppen bij diverse musea om hun prinses mee aan te kleden. De verhouding fun-educatie is 80-20. “Onze games zijn op de eerste plaats leuk”, vertelt Bosch. Dat is voor Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012 Cover
15
Tentoonstelling en game zijn nauw verwant, ze delen dezelfde verhalen en activiteiten en in de filmpjes in de game speelt een Chinese tentoonstellingsmedewerker de hoofdrol. Met een museumbezoek zijn bonuspunten te verdienen en een kind dat de game uitgespeeld heeft, kan in het museum een qi-diploma komen halen. “Bonuspunten werken motiverend, al moet je wel oppassen dat je daarmee geen drempel opwerpt voor kinderen die het museum niet hebben bezocht en daardoor denken: dit is niks voor mij.” De opdracht in de game is om de levenskracht (qi) van de parel terug te veroveren en al spelende doen de kinderen kennis op over kungfu, acupunctuur, Chinese karakters en natuurlijk qi. Uit onderzoek van masterstudenten van de VU blijkt dat kinderen daadwerkelijk iets opsteken tijdens het spelen. Daarbij geldt: hoe leuker kinderen het spel vinden, hoe meer ze leren. Het bleek verder dat de leereffecten van game, tentoonstelling en boek ongeveer gelijk zijn.
Homepage Museuminspecteur
“De focus ligt in eerste instantie op bereik en niet op educatie. Wij zetten games in om massa te bereiken en zo veel kinderen te betrekken bij cultureel erfgoed.”
diverse musea even wennen, weet Naomi van Stelten van IJsfontein, het bureau dat Mijntikkit heeft ontworpen. “Musea zijn van oudsher gewend veel informatie te geven. Voor hen lijkt het alsof deze spellen dat nauwelijks doen. Het grappige is dat kinderen zelf zeggen dat de spellen heel informatief zijn. Aanvankelijk hadden we er veel meer context in, maar daar zijn we mee gestopt, omdat we merkten dat kinderen die teksten oversloegen en meteen met het spel begonnen. Nu zit de informatie in het spel zelf verstopt.”
16
“Het is meer en meer geaccepteerd om leerlingen via games dingen te leren. Met games sluit je aan bij de leefwereld van kinderen en ben je bezig met activerend leren.”
bij een publiek dat we anders niet zouden bereiken.” Het zijn snelle spelen, beaamt Van Stelten. “Maar het concept gaat wel verder dan zeg blokjes stapelen zoals bij Tetris met beestjes uit Naturalis. We zoeken naar iets lichts dat toch inhoudelijk is. Al spelende zijn kinderen zo bezig met cultureel erfgoed.” En ook dat is een museale ervaring. “Natuurlijk, een game spelen gaat niet zo diep als een museumbezoek. Maar het is wel een eerste aanraking met objecten uit een museum.” Om een grote groep te bereiken, worden de games ook aangeboden via Hyves en spelletjessites als GirlsGoGames en Spel.nl. Op de eigen site wordt gewerkt aan vastere relaties, kinderen moeten daar inloggen. Op dit moment zijn er ruim 10.000 accounts. Uit de eerste evaluaties komt naar voren dat continu vernieuwen essentieel is, vertelt Bosch. “Ook de oude games blijven aantrekkelijk, maar je moet voortdurend traffic naar Mijntikkit.nl genereren.”
Vanuit de achterban klinkt behalve lof ook kritiek. Sommige musea vinden Mijntikkit te oppervlakkig. “Het concept behoeft uitleg”, reageert Bosch diplomatiek. “Ik kan me de weerstand wel voorstellen, maar ons hoofddoel is het bereiken van kinderen die nooit een museum van binnen zien. Het is niet zo dat kinderen na het spelen van een game naar een museum hollen. Wel dat ze spelenderwijs ontdekken dat musea leuk zijn. Je verbetert dus het imago van onze sector
QiGame Een ander gameconcept is beproefd door Tropenmuseum Junior. Bij de tentoonstelling De Qi van China ontwikkelde het museum voor scholen het boek De parel en de draak en voor kinderen in hun vrije tijd de Qigame. “Onze tentoonstelling had maar een beperkte capaciteit en daarom wilden we ook een online product waarmee kinderen iets konden leren over China”, licht museummedewerker Annemiek Spronk toe.
Cover Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012
Met de kennisoverdracht via deze game zit het dus wel snor. Anders is dat voor het wervende karakter van het spel, zo bleek uit de evaluatie die Spronk samen met het Expertisecentrum Games en Game-Design heeft uitgevoerd. “De belangrijkste les was dat een mooie game nog geen marketingmiddel is”, zegt Spronk. “We willen de inhoud van onze tentoonstelling overdragen op nieuw publiek, maar dat publiek komt er niet vanzelf. Daarvoor hadden we echt moeten investeren in marketing, bijvoorbeeld door onze game veel langer op Spel.nl zetten. Maar dat was te duur.” De geplande samenwerking met Hyves liep stuk op niet-corresponderende techniek.
Een game als de Qigame ontwikkelen is duur. Een volgende keer zou Spronk minder geld besteden aan de game zelf en meer budget reserveren voor marketing. “Mijn tip aan anderen: pas op om een rijke game te maken die qua inhoud echt super is. Je kunt namelijk je doel sneller en goedkoper halen. Beter tien simpelere spellen dan één grandioos spel.” Bosch van de Museumvereniging onderschrijft dat: “Regelmatig verfrissen en vernieuwen is belangrijker dan al je geld inzetten op de ultieme game. Je kunt op een bekend format telkens nieuwe inhoud plaatsen.” Voorlopig kan het Tropenmuseum zich nog niet permitteren een nieuwe game te ontwikkelen. “In tijden waarin we afgerekend worden op bezoekersaantallen gaan we ons richten op de beslissers, ofwel de ouders. Die hebben veel minder met games.”
Megamythen Een andere educatieve museumgame is Megamythen, ontwikkeld door het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Aanvankelijk was het spel alleen in het museum zelf, bij de gelijknamige tentoonstelling, te spelen. Maar het bleek zo aan te slaan bij kinderen dat het museum besloot er na afloop van de tentoonstelling een online versie van te maken. In dit spel leren kinderen al spelende meer over Griekse goden en mythen. Ook hier komen kinderen in het spel objecten tegen uit de museumcollectie. Megamythen heet in gamejargon een serious game: anders dan bij een zogeheten casual game staat voorop dat kinderen er iets van leren. “Het is meer en meer geaccepteerd om leerlingen via games dingen te leren. Met games sluit je aan bij de leefwereld van kinderen en ben je bezig met activerend leren”, vertelt educatief museummedewerker Timo Epping. “Persoonlijk vind ik dat er niets boven een boek gaat, maar in een game pikken kinderen makkelijk informatie op door actief bezig te zijn. Daarbij is het ideaal dat een serious game voor kinderen oogt als een casual game, ofwel dat het belerende laagje onzichtbaar is.” Het ontwerpen van een goede serious game komt neer op testen, testen en nog eens testen. “Je moet nadenken over de juiste toon en stijl, over je doelen en over je
In de QiGame leren kinderen dat Kungfu-meesters de bewegingen van dieren volgen, vanwege hun goede gevechtstechnieken.
Tijdens de tentoonstelling de Qi van China beoefenden basisschoolleerlingen zelf deze Kungfu-dierenbewegingen (foto: Ivar Pel).
Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012 Cover
17
precieze doelgroep en telkens testen”, licht Epping toe. “Wat voor jou werkt, hoeft voor een kind niet te werken. Informatie overdragen in tekst werkt bijvoorbeeld niet, kinderen slaan dat over en klikken meteen op ‘start game’.” Megamythen kon ontworpen worden dankzij subsidie van het Gamefonds en SNS Reaal. Het Gamefonds beoordeelt aanvragen op artistieke en niet op educatieve meerwaarde, vertelt bestuurslid Marinka Copier. “De gameplay van
“Iedere game is serious en iedere serious game is ook entertainment.” Megamythen is relatief behoudend, het gaat om acties die je in veel spelen ziet. Maar het spel maakt interessant gebruik van de Griekse mythologie, het is geen rekenspelletje met een sausje van mythologie. Daardoor is de inhoud vernieuwend en de vormgeving is bovendien artistiek.” Megamythen wordt ook door scholen veel gebruikt. “Het is weliswaar een individueel spel, maar we horen dat scholen, tot en met de onderbouw van het gymnasium, het graag gebruiken. Voordeel voor scholen van online games is dat ze duurzaam zijn, de techniek veroudert niet snel.” Spronk van het Tropenmuseum vindt een individueel spel niet geschikt voor het onderwijs. “Als de QiGame een schoolgame was geweest, zou ik leerkrachten een rol hebben gegeven. Ik zou bovendien een game hebben gemaakt waarin je de situatie in de klas benut, bijvoorbeeld dat je kinderen tegen elkaar laat spelen.”
Vuistregels Epping noemt Megamythen een “ander slag game” dan de spelletjes die op Mijntikkit te vinden zijn. “Ik vind de brede basis van Mijntikkit goed. Maar ik ben wel benieuwd naar de effectrapportage eind 2012. Je ziet niet goed wat kinderen van deze spelletjes opsteken en dat kan frustrerend zijn voor educatieve afdelingen.” Buit Mijntikkit de educatieve meerwaarde van games wel voldoende uit? Bosch van de Museumvereniging: “De focus ligt in eerste instantie op bereik en niet op educatie. In de QiGame zorgen kinderen dat de kopjes en schoteltjes van alle klanten van het Chinese restaurant gevuld blijven.
Wij zetten games in om massa te bereiken en zo veel kinderen te betrekken bij cultureel erfgoed. Dat is voor ons de meerwaarde.” Al verschuift, vertelt ze, het volgende thema wel meer richting educatie. Dit mede omdat musea daarom vragen: “Ze hebben zoveel mooie inhoud, die willen ze laten zien. Voor de nieuwe game zijn we in overleg met Entoen.nu, de website van de historische canon, en de publieke omroep voor informatie, educatie en cultuur NTR.” Copier van het Gamefonds, die als lector Play Design & Development bij de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht onderzoek doet naar het gebruik van games in onderwijs, vindt het onderscheid tussen serious en casual eigenlijk niet zo zinvol. “Iedere game is serious en iedere serious game is ook entertainment, want als kinderen het niet leuk vinden, spelen ze het niet. Mijn stelling is dat je in iedere game iets leert, maar je leert niet altijd iets dat er in het onderwijs toe doet.” Ofwel: met Mario Kart train je je reactiesnelheid, bij Megamythen leer je over Griekse goden en mythen. Copier formuleert enkele vuistregels voor educatieve games. Regel 1 is dat je heel goed moet bedenken of de informatie of vaardigheden die je wilt overdragen wel geschikt zijn voor een game. “Als je leerstof niet in actie kunt vertalen, kun je beter een andere werkvorm kiezen. Want in games draait alles om interactie, met de computer en
“Games kunnen museumobjecten tot leven brengen en daardoor spelers laten ervaren wat ze betekenen.” met elkaar.” Copier weerspreekt dat, zoals beweerd wordt, vooral bètavakken zich goed lenen voor games. “Grote delen van wiskunde leer je echt beter door gewoonweg veel sommetjes te maken. Hetzelfde geldt voor onderdelen van taal. Taal als sociale interactie kun je weer bij uitstek goed verwerken in een game.” Ofwel, regel 2, een game is een aanvulling, geen vervanging van andere lesmiddelen. “Je kunt niet tegen je leerlingen zeggen: Tijdens de tentoonstelling de Qi van China bereidden basisschoolleerlingen zelf een Chinese zakenlunch voor en eten alles –met stokjes- op in het restaurant Draak in de Wolken (foto:Ivar Pel).
In Megamythen bereiken kinderen de top van de Olympus via minigames.
speel die game maar, dan komt het vanzelf wel goed.” Ten slotte moet een game interessant en uitdagend, maar ook haalbaar zijn. “In Megamythen bereiken kinderen de top van de Olympus via allemaal minigames. Stap voor stap klim je omhoog. Zo faseer je het leren.” Ook anderszins spiegelt een goede game het ideale leerproces: “Fouten maken mag, want je kunt het opnieuw proberen. En goede prestaties worden beloond met bonuspunten of, nog beter, een inhoudelijke beloning.” Musea kunnen volgens Copier echt hun voordeel doen met games. “Games kunnen museumobjecten tot leven brengen en daardoor spelers laten ervaren wat ze betekenen. Bovendien kunnen musea door de inzet van games museum, school en vrije tijd heel mooi verbinden.”
Tien tips voor museumgames 1. B epaal goed je doel, doelgroep en behoeften van die doelgroep 2. Verstop informatie in het spel, maak deze visueel 3. Leuker is leerzamer 4. Z oek bij sprekende karakters naar de juiste aanspreektoon 5. Maak collectie/tentoonstelling en game nauw verwant 6. Test veel bij je doelgroep 7. B enut bestaande prototypes (zoals racen, dress-up, levels behalen) 8. Liever tien kleinere games dan één ultieme game 9. Zoek kinderen op waar ze zijn 10. Investeer in marketing Projecten Museumvereniging: www.museumklasvanhetjaar.nl www.mijntikkit.nl www.museuminspecteurs.nl
18
Cover Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012
Meer informatie Nederlandse Museumvereniging www.museumvereniging.nl Rijksmuseum van Oudheden www.rmo.nl www.megamythen.nl Tropenmuseum Junior www.tropenmuseumjunior.nl www.qigame.nl
Publicaties De publicaties Kinderen en museumbezoek. Investeren in het publiek van de toekomst. NMV, 2011 (publieksversie) en Stimulering museumbezoek door kinderen. Verantwoording van de experimenten (wetenschappelijk rapport) zijn te downloaden op www.cultuurplein.nl > culturele instellingen > samenwerken met het onderwijs > de voorbereiding De effectrapportage over Museumklas van het Jaar, Museuminspecteurs en Mijntikkit volgt eind 2012. QiGame. Een online serious game bij het cross-mediale project De Qi van China. Evaluatieverslag Tropenmuseum Junior en EGG, 2011. Downloaden: www.tropenmuseum.nl
Alle museumgames online, meer over (serious) games in cultuuronderwijs en discussieer mee over het museum onderzoek: www.cultuurplein.nl/museumgames
Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012 Cover
19
Voortgezet onderwijs Culturele instellingen
Portret
Klaar voor het culturele werkveld Op X11, vmbo voor grafimedia in Utrecht, vormen culturele partnerschappen met musea, toneelgezelschappen en filmhuizen een belangrijk onderdeel van het onderwijs. Cultuurcoördinator Inge Tanis: “We willen niet zomaar even naar een museum gaan. We willen het museum als partner essentieel onderdeel maken van ons curriculum.”
Leerlingen gebruiken hun ontwerpen om zelf een stop-motionfilmpje te maken (foto: X11 school voor grafimedia).
Enkele feiten X11 is een vmbo-school die onderwijs biedt op het niveau van de basisberoepsgerichte leerweg (BBL), kaderberoepsgerichte leerweg (KBL) en de gemengde of theoretische leerweg (GL/TL). De school deelt een gebouw met het Grafisch Lyceum Utrecht (GLU, www. glu.nl), maar staat daar als organisatie los van: X11 valt onder de Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Utrecht. Wel stroomt 80 procent van de leerlingen door naar het GLU. De school besteedt veel aandacht aan de ontwikkeling van creativiteit, gecombineerd met
20
Portret Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012
inzicht in techniek, en aan talentontwikkeling. Sinds 2011 is de school cultuurprofielschool. In de onderbouw krijgen de leerlingen kunst & cultuur als vak, zo’n zes uur per week. Daaronder vallen grafimedia, drama, kunst en cultuur handmatig (schetsen, schilderen, ontwerpen). In de bovenbouw krijgen ze lessen grafimedia en kv2. Op X11 zijn de praktijkvakken afkomstig uit drie grafimediavakgebieden: printmedia, audiovisueel & theater en multimedia.
Tekst Carolien Dircken
In oktober 2011 was het zo ver. Na weken van voorbereiding met een gastdocent, presenteerde een groep tweedeklassers in het Utrechtse Aboriginal Art Museum hun ontwerpen van symbolen zoals Aboriginals die gebruiken, van bovenaf gezien, aan hun docenten en museummedewerkers. Goed voorbereid met foamboards in de hand lieten ze in het museum zien hoe hun ontwerpen het uitgangspunt konden worden voor een nieuwe workshop, bedoeld voor bezoekers van hun eigen leeftijd. Nu, ruim een half jaar later, kunnen leeftijdsgenoten stop-motionfilmpjes maken met die uitgewerkte symbolen. De filmpjes zijn terug te zien op de website van het museum, die weer gemaakt is door vierdejaars leerlingen van X11. “Leuk en leerzaam”, beamen Rosie, Aziza en Aimie, drie leerlingen die voor het museum aan de slag gingen. “We hadden in het museum gezien met welke symbolen Aboriginals werken en moesten daar onze eigen invulling aan geven. Dus bedachten we hoe we een auto en een DJdraaitafel konden weergeven van bovenaf gezien, zonder vooraanzicht.” De leerlingen van X11 zijn het gewend om intensief en serieus met kunst, cultuur en ontwerp bezig te zijn. Creativiteit ontwikkelen, daar draait het om op deze cultuurprofielschool. “We willen kunst en cultuur bewust een onderdeel laten zijn van het leren, in de breedste zin van het woord”, verklaart cultuurcoördinator Inge Tanis. “De leerlingen die kiezen voor deze grafische opleiding zijn van nature vaak creatief en hebben een open blik. Door kunst en cultuur te verweven in ons onderwijs, vergroten we die blik en zorgen we ervoor dat de leerlingen een eigen visie op de wereld krijgen. Dat hebben ze nodig om het verschil te maken in de creatieve industrie waarin ze gaan werken.”
Nederlandse poëzie, krijgen ze tijdens de grafische vakken de mogelijkheid om dat gedicht vorm te geven”, zegt Tanis. “En als we een grafiek moeten maken, is een staafdiagram of taartverdeling niet genoeg”, vult leerling Rosie aan.
Daarnaast gaat X11 de diepte in met vaste thema’s voor verschillende leerjaren, die vaak meerdere vakken en culturele disciplines overkoepelen. “Zo hebben we in het derde jaar bij grafimedia het thema Zoek en Vind”, legt Tanis uit. “De leerlingen maken in deze periode een ‘wereldreis’. In duo’s verdiepen ze zich in drie landen, waarvoor ze een folder, een landkaart en een panoramatekening maken. Daarnaast maken ze tijdens een speciale schilderdag een schilderij met een van de drie landen als uitgangspunt. Ze bezoeken tijdens deze periode het Volkenkundig Museum in Leiden, waar ze schetsen van voorwerpen uit verschillende landen maken, die ze op school verwerken tot posters die een expositie aankondigen in een fictief museum. Zo leren de scholieren iets van de grafische programma’s op de computer. Door de posters te ontwerpen ontwikkelen ze creativiteit, maken ze kennis met verschillende culturen en werken ze aan creatieve opdrachten, gekoppeld aan de praktijk.”
Kunstzinnig sausje X11 verweeft kunst en cultuur op verschillende manieren in het onderwijs. Ten eerste wordt elk vak in het curriculum zoveel mogelijk met een kunstzinnig sausje overgoten of verbonden aan een creatief vak. “Wanneer leerlingen bijvoorbeeld een gedicht schrijven, als verplicht onderdeel bij
Partnerschappen De meest intensieve en bijzondere manier waarop X11 kunst en cultuur verweeft in het onderwijs, is in de vorm van culturele partnerschappen. Hiervoor gaat de school een langdurige samenwerking aan met culturele instellingen binnen de gemeente Utrecht. Voor iedere discipline
“We willen kunst en cultuur bewust een onderdeel laten zijn van het leren, in de breedste zin van het woord.”
Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012 Portret
21
binnen het kunstcurriculum, maar ook bij vakken als Burgerschap, zoekt X11 zo’n partnerschap. Dat wordt vervolgens ingebed in een vast thema. Door samen te werken met culturele instellingen en professionele vormgevers, leren de leerlingen niet alleen creatief denken en samenwerken, maar maken ze ook kennis met hun toekomstige werkveld. Zo werden ze om de symbolen voor de stop-motion workshop in het Aboriginal Art Museum te ontwikkelen, begeleid door een grafisch vormgever die het museum speciaal had ingehuurd. Hij gaf stop-motionworkshops op school en werkte hun ontwerpen uit tot bruikbare symbolen. Zo’n samenwerking is zowel voor de school als de culturele instelling interessant, vindt Wilke Heijnen, educatief
“Het is veel leuker en leerzamer als je als leerling opdrachten voor echte culturele instellingen mag doen.” medewerker bij het Aboriginal Art Museum. “Wij zoeken aansluiting bij een jonge doelgroep. Door met leerlingen te werken aan een workshop voor hun leeftijdsgenoten, bieden we ze niet alleen de kans om hun creativiteit in de praktijk te brengen, maar leren wij wat meer over die doelgroep. Bovendien kregen we er bruikbare attributen voor terug, die verwerkt konden worden in de stop-motionworkshop. En we merkten tijdens de presentatie dat de kinderen echt trots zijn op hun werk.”
Trots en betrokkenheid Die trots en betrokkenheid is belangrijk, vindt ook Tanis. “We willen niet zomaar even naar een museum gaan. We willen het museum als partner essentieel onderdeel maken van ons curriculum, het helemaal opnemen in het onderwijs. Doordat de leerlingen er zo intens mee bezig zijn, raken ze betrokken bij een culturele instelling. Ze leren hun opdrachten en ideeën presenteren, niet alleen aan elkaar, maar ook aan medewerkers van zo’n instelling. Dat maakt indruk en daar leren ze van en zo ontwikkelen ze creativiteit, zelfstandigheid, originaliteit, leren ze samenwerken en ontdekken ze hun eigen talenten.” X11 blijft zoeken naar die verdieping en betrokkenheid. “Dit jaar starten we ook een samenwerking met Filmtheater ’t Hoogt rondom het Nederlands Filmfestival in Utrecht”, geeft Tanis als voorbeeld. “Normaal brachten we alleen een bezoek aan dat festival, nu komt er een educatiemedewerker van ‘t Hoogt langs om de leerlingen iets te vertellen over de geschiedenis van animatie en documentaire en mogen de tweede- en vierjaars scholieren onderbegeleiding zelf iets gaan maken. Het eindresultaat zal voor ouders en medescholieren te zien zijn op groot scherm in ’t Hoogt.”
22
Portret Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012
Primair onderwijs Culturele instellingen
Cultuurcoaches
Aanpak cultuurcoach verschilt per gemeente In een moodboard legden vierdeklassers vast welke elementen ze terug wilden zien op de jongerenwebsite van het Aboriginal Art Museum (foto: X11 school voor grafimedia).
Door het curriculum te doordrenken met kunst en cultuur en door de leerlingen te laten ervaren hoe hun toekomstige werkveld eruit kan zien, wil X11 leerlingen afleveren die zich onderscheiden van leeftijdsgenoten. Tanis: “Inmiddels kunnen steeds meer kinderen al op jonge leeftijd foto’s bewerken en goed met de computer overweg. Wij willen zorgen dat onze leerlingen meer kunnen en hun creativiteit en kennis uitbreiden. Het is veel leuker en leerzamer als je als leerling opdrachten voor echte culturele instellingen mag doen en mag werken met mensen uit het vak. Dat kan het verschil maken in hun toekomstige werkveld.”
Welke benadering is er nodig als je in een specifieke buurt een brug wilt slaan tussen de scholen, verenigingen en culturele instellingen? Zodat cultuureducatie daar écht op zijn plek valt en meerwaarde krijgt voor de kinderen die daar wonen. Dat is waar het in het werk van een cultuurcoach om draait. Hoe hij of zij te werk gaat, wisselt per gemeente. Het initiatief voor de cultuurcoaches is in 2008 in gang gezet door de Impuls brede scholen, sport en cultuur. Er zijn zowel cultuurcoaches als sportcoaches, die in beleidstaal combinatiefunctionarissen heten omdat ze zowel in de sport of cultuur als in scholen werken. Verspreid over het land zijn er inmiddels rond de 200 cultuurcoaches. Ondanks de bezuinigingen wordt de regeling uitgebreid. Dat zegt iets over het succes ervan, vindt Bert Holvast van de Cultuurformatie, het aanspreekpunt voor het werk van
de cultuurcoach. De Cultuurformatie gaat deze taak dit najaar overdragen aan het nieuwe kennisinstituut waarin Kunstfactor en Cultuurnetwerk Nederland vanaf 2013 samengaan. Om dit voor te bereiden, is onlangs een zestal cultuurcoaches tot ambassadeur benoemd. Holvast: “Zij gaan met elkaar in gesprek en bundelen de kennis, ervaring en theorievorming die belangrijk is voor dit werk. Zodat we het nieuwe instituut handvatten kunnen meegeven om de methodiek
Meer informatie X11 School voor grafimedia Inge Tanis, cultuurcoördinator
[email protected] www.x11.nl Aboriginal Art Museum Wilke Heinen, educatief medewerker
[email protected] www.meetmeindreamtime.nl, mede-ontwikkeld door de scholieren van X11 Ondersteuning van de culturele partnerschappen door de Gemeente Utrecht: www.cultuurmatch.nl > creatief partnerschap > creatieve partners Meer informatie over het partnerschap X11-Aborginal Art Museum: www.cultuurmatch.nl > creatief partnerschap > in beeld
Stop-motionfilmpjes van X11, meer over creatieve partnerschappen en andere schoolportretten: www.cultuurplein.nl/x11
Demonstratieconcert van muziekvereniging St. Caecilia (foto: Muziekvereniging Sint Caecilia Voorburg).
Tekst Anita Twaalfhoven
Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012 Cultuurcoaches
23
en de kwaliteitsontwikkeling vast te houden én te stimuleren.” Wat is voor hem essentieel? “Omdat we vooral voor brede scholen in krachtwijken hebben gekozen, komt de cultuurcoach vaak in een veeleisende omgeving terecht.” De kwaliteit en niet de kwantiteit moet centraal blijven staan, vindt hij. “Samen met scholen nieuwe plannen ontwerpen, een context zoeken voor cultuureducatie en kiezen voor de kinderen die het ‘t hardst nodig hebben. Liever met één school veel doen en daar ook veel tijd insteken dan op een groot aantal scholen aan de oppervlakte blijven.” Bureau Oberon deed onderzoek naar de meerwaarde van cultuurcoaches op brede scholen en komt in het onderzoeksrapport Beter minder, maar beter tot dezelfde conclusie. Oberon benoemt verder grofweg twee soorten cultuurcoaches: uitvoerende en coördinerende. Een en ander is afhankelijk van de vraag waaraan in een specifieke buurt of gemeente het meest behoefte is.
Onderdeel van de school In Voorburg wilde basisschool de Trampoline graag meer doen met muziek. Directeur Joost Heemskerk: “We willen als brede school in wording zoveel mogelijk talenten ontwikkelen, niet alleen de cognitieve vaardigheden. Kinderen kunnen meedoen aan naschoolse activiteiten als theater, tekenen, koken of schaatsen. Muziek vind ik net als sport een belangrijke pijler van het lesrooster, maar we misten de nodige vakkennis.“
“Leerlingen weten de voetbalvereniging meestal wel te vinden, maar ze gaan niet uit zichzelf naar een muziekvereniging.” Zo ontstond het idee om samen te werken met muziekvereniging St. Caecilia Voorburg. Voorzitter Jelle de Jong: “Wij hebben tien orkesten, waaronder een harmonieorkest, twee jazz bigbands en een jeugdorkest. De gemeente stelde ons voor een muziekcoach in dienst te nemen die zowel bij onze vereniging als bij De Trampoline ging werken. Dat werd Marysia Pardoen. Voor ons is dat ook belangrijk, zo krijgen we vanuit de school aanwas van jonge leden.” Inmiddels is muziekcoach Pardoen de brug tussen muziekvereniging St. Caecilia en basisschool De Trampoline. “Ik geef vanaf groep 3 algemene muzikale vorming. Ook ben ik bezig met een buitenschools aanbod: lessen dwarsen blokfluit, gitaar, saxofoon, klarinet en piano voor kinderen die daarmee verder willen. Ik heb daarvoor de freelance muziekdocenten van St. Caecilia gevraagd.” Wie vervolgens lid wordt van de vereniging kan een muziekinstrument in bruikleen krijgen. Ouders voor wie het lidmaatschap te duur is, kunnen met een gemeentelijke kortingspas 50% korting krijgen. “Leerlingen weten de
24
Cultuurcoaches Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012
voetbalvereniging meestal wel te vinden maar ze gaan niet gemakkelijk uit zichzelf naar een muziekvereniging”, zegt schooldirecteur Heemskerk. “Zo kunnen ze zich stap voor stap ook tot muzikant in een orkest ontwikkelen.” De vereniging komt met muzikanten naar de school toe. Dan worden alle instrumenten uitgestald en de muziekvereniging geeft dan een demonstratieconcert en laten de leerlingen ervaren wat het is om op hun instrument te spelen. Verder heeft Pardoen dit jaar een bezoek aan het Residentieorkest in Den Haag gepland: “Zodat de leerlingen ook de buurt uitkomen en de grote kunstinstellingen leren kennen.”
“We koppelen altijd bijscholing voor leerkrachten aan onze projecten, zodat ze deskundigheid ontwikkelen en cultuureducatie kunnen verankeren op school.” Zij is een van de ambassadeurs die zich met de Cultuurformatie buigt over de speerpunten van dit werk. Wat vindt zij typerend? “Je bent echt onderdeel van de school en de spin in het web. Je stuurt bijvoorbeeld ook de brieven over de muzieklessen naar de ouders en organiseert de muziekavonden met optredens van de kinderen. Je denkt steeds na over het doel dat je wilt bereiken: dat je ook stap voor stap een brug slaat tussen de school en de muziekvereniging. Het is goed om zo op maat te werken, maar het is soms ook hectisch, maar je bedenkt steeds per plekke een oplossing.”
Inventarisatie wensen Ook cultuurcoach Nicole van Zomeren is ambassadeur. Zij is in dienst bij de gemeente Hardenberg en werkt voor de brede scholen. Zij maakte eerst een inventarisatie van de wensen van de scholen. Er bleek behoefte te zijn aan extra aandacht voor de taalontwikkeling en de sociaalemotionele ontwikkeling van hun leerlingen. Alle coaches in Hardenberg, twee cultuurcoaches en vier sportcoaches, koppelen een leerdoel aan hun projecten en stimuleren zo de ontwikkeling van taal, motoriek of de sociaal-emotionele kant. Van Zomeren maakte een speciaal dramaproject gericht op groep 5 tot en met 8: Speel je wijs. ”Hiervoor hebben we een nieuwe dramamethode ontwikkeld, die lesstofvervangend is”, vertelt zij. “Na een docentenworkshop gaan de leerkrachten onder begeleiding van een dramavakdocent die ik hiervoor geselecteerd heb binnenschools aan de slag. Buiten schooltijd wordt er door een jeugdtoneelregisseur samen met een eventueel bestaande toneelvereniging en de hulp van ouders een jeugdtoneelvereniging opgericht. Het project is met name gericht op kinderen die deze extra hulp op taalgebied hard nodig hebben. Het ondersteunt de taal- en spraakontwikkeling, de woordenschat en de sociaal-emotionele ontwikkeling.”
Dramaproject Speel je Wijs (foto: Bert Jonkhans).
De pilot was op een school in De Krim en het project is nu ook in andere dorpen uitgezet. Zoals op De Wegwijzer in Schuinesloot. Directeur Lidy Wolterink: “Het project kan de reguliere taallessen vervangen en het effect is meetbaar. Bij de toneelvereniging helpen de ouders enthousiast mee: met het script, de kostuums of de belichting. Het doet me goed om te zien dat kinderen die taal moeilijk vinden dan tóch met plezier meedoen.” Het project slaat zó goed aan in het onderwijs dat zij werd genomineerd voor de Combinatiefunctionaris Stimuleringsprijs 2011. Een ander voorbeeld van een taalprogramma waarmee de gemeente taalachterstanden probeert te verminderen, is met een kinderpersbureau. Hiervoor zocht Van Zomeren de samenwerking met de bibliotheek, waar workshops worden gehouden. Van Zomeren: “Leerlingen leren hoe je een krant maakt en een interview afneemt. Met een speciaal ontworpen designbord kan de leerkracht het ook zelf uitvoeren. We koppelen altijd bijscholing voor leerkrachten aan onze projecten, zodat ze deskundigheid ontwikkelen en cultuureducatie kunnen verankeren op hun school.”
Flexibel inzetten Ambassadeur Judith Vossen is net als Nicole van Zomeren een cultuurcoach met coördinerende taken. Vanuit haar werkplek bij Cultuurhuis Wherelant in Purmerend legt zij contacten tussen scholen en cultuurinstellingen. “Als coach wil ik alleen werken vanuit de vraag van de scholen, dat is mijn overtuiging. ‘Wat willen júllie?’ vraag ik steeds in de
gesprekken. Van daaruit leg ik vervolgens de verbindingen. En daar voeg ik als cultuurcoach iets aan toe. Als het om een cultuurproject rond mediawijsheid gaat, koppel ik aan de activiteiten voor de leerlingen ook bijscholing voor de leerkrachten én voorlichting voor de ouders. De vraag hoe je thuis met media omgaat, is een belangrijk thema. Het gaat er om thuis, school en de culturele omgeving met elkaar te verbinden.”
“Het gaat er om de diversiteit en de flexibiliteit van de cultuurcoaches te bewaren en bureaucratie op afstand te houden.” Eva Schaap werkt in stadsdeel Escamp in Den Haag. Zij vindt het heel belangrijk dat cultuurcoaches zich flexibel opstellen, zodat ze goed tegemoet kunnen komen aan de wensen van de scholen. “Mijn thuisbasis is Theater Dakota, waar leerlingen allerlei activiteiten rond theater kunnen doen. Maar ik breng de scholen net zo graag in contact met andere instellingen in de buurt en organiseer bezoekjes aan het gemeentemuseum of het Filmhuis. En voor leerkrachten die voor een project op school graag samenwerken met een kunstvakdocent leg ik weer contact Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012 Cultuurcoaches
25
Commentaar
Meer informatie De Cultuurformatie Bert Holvast
[email protected] www.cultuurformatie.nl Muziekvereniging St Caecilia Jelle de Jong www.stcaecilia.nl
Kunstproject Vogelvriend, georganiseerd door cultuurcoach Eva Schaap, op de brede buurtschool De Krullevaar in Den Haag (foto: Eva Schaap).
met kunstencentrum Het Koorenhuis. Ik werk op maat en dat kan alle kanten op.” Hoe de coaches worden ingezet, varieert enorm per gemeente, afhankelijk van de vraag wat daar het meest nodig is. Holvast van de Cultuurformatie benadrukt dat daarin juist de kracht schuilt van dit werk. “Het gaat er om de diversiteit en de flexibiliteit van de cultuurcoaches te bewaren en bureaucratie op afstand te houden”, vindt hij. “In de nabije toekomst krijgen alle rijksgesubsidieerde instellingen cultuureducatie in hun vaste takenpakket. Als de kwaliteitstoetsing door de overheid straks wordt bepaald door een behoefte aan sturing en regulering, dan kan de pluriformiteit in de knel komen. Terwijl die het werk van de cultuurcoach juist zo waardevol maakt. Wat doet er nu écht toe met het oog op de kinderen? Daar moet je de focus leggen.” Daarover buigt de Cultuurformatie zich de komende tijd, samen met de ambassadeurs. Zodat de cultuurcoach een voortrekkersrol kan blijven vervullen op de brug tussen culturele instellingen en scholen.
De Trampoline Joost Heemskerk, directeur Marysia Pardoen, cultuurcoach
[email protected] www.detrampoline.nl Gemeente Hardenberg Nicole van Zomeren
[email protected] www.hardenberg.nl De Wegwijzer Lidy Wolterink
[email protected] Cultuurhuis Wherelant Judith Vossen
[email protected] www.wherelant.nl www.judithvossen.nl Theater Dakota Eva Schaap
[email protected] www.theaterdakota.nl
Website
Alle ins en outs, voorbeelden en filmpjes, over het werk van de cultuurcoach. www.cultuurcoach.org
Publicaties Cultuurcoach, Schakel tussen school en culturele instelling, Dirk Monsma en Hans Muiderman. Oogsten in de dwaaltuin, Bert Holvast en Dirk Monsma. Downloaden: www.dirkmonsma.nl > publicaties Beter minder, maar beter: een onderzoek naar de meerwaarde van cultuurcoaches op brede scholen C. Oomen, P. Gramberg, M. van der Grinten: Oberon, 2011 Downloaden: www.cultuurcoach.org > inspiratie > teksten > cultuurcoaches onderzocht
Impuls Brede Scholen Sport en Cultuur De Impuls Brede Scholen Sport en Cultuur is een samenwerkingsverband van de bewindslieden VWS en OCW met de Vereniging Nederlandse Gemeenten en koepelorganisaties in de sport, cultuur en het onderwijs. De gemeenten hebben een regierol. Zij matchen de subsidie van de rijksoverheid met een eigen bijdrage en ontwikkelen samen met de betrokken partijen een plan van aanpak voor de combinatiefunctionarissen. De Cultuurformatie is het aanspreekpunt voor de cultuurcoach. In 2013 neemt het kennisinstituut dat voortkomt uit Kunstfactor en Cultuurnetwerk Nederland deze taak over.
26
Cultuurcoaches Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012
Filmportretten cultuurcoaches en praktische informatie, handreikingen, praktijkvoorbeelden en onderzoek in het dossier cultuurcoach: www.cultuurplein.nl/coach
Het beslissende boek… Volgens een onderzoek van Stichting Lezen houden mensen steeds minder van boeken en steeds meer van leuke en nuttige dingen op het internet. Onze houding tegenover lezen is positief, maar gek genoeg kopen we wel steeds minder boeken. We lezen hoofdzakelijk omdat we dat ontspannend vinden en zo’n 20 procent van ons doet dat ook voor zijn ontwikkeling, studie of werk. Toch is het juist hard nodig, om aan de kennissamenleving deel te kunnen nemen, dat iedereen kan lezen. Het is niet voor niks dat lezen en rekenen tot de belangrijkste vakken op de basisschool behoren. Als kinderen kunnen lezen, kunnen ze informatie verwerken over welk onderwerp dan ook. En voor de meeste mensen geldt dat ze voor hun werk moeten kunnen lezen en schrijven, en dat gaat meestal verder dan de beheersing van Jip-enjanneketaal. De titel boven mijn commentaar is van Kees Fens (1984). In zijn artikel zegt hij ‘dat er soms een hele bibliotheek nodig kan zijn om één enkele lezer aan dat beslissende boek te helpen; het boek dat zijn lectuur en zijn leven zal bepalen’. In het LinkedIn Netwerk Cultuureducatie stelde ik, met Fens in gedachten, de vraag: welk boek heeft je denken over kunst en educatie beïnvloed, gevormd of prettig verrast? Er zijn hierop inmiddels al aardig wat reacties binnengekomen. Zelf vind ik Not for profit (2011) van de Amerikaanse filosofe Martha Nussbaum de moeite waard. Ons beleidsplan voor het nieuwe Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst opent met een citaat uit haar boek, waarin zij het belang onderstreept van culturele, kunstzinnige en filosofische vorming voor een democratische en menswaardige samenleving. Nussbaum zegt dat onderwijs bijdraagt aan de vorming van jonge mensen tot volwaardige burgers. Dat houdt meer in dan jongeren economisch nuttige vaardigheden aanleren. Minstens even waardevol is het om hen kritisch te leren nadenken en hen te helpen hun verbeelding te ontwikkelen, zodat zij in staat zijn zich in andere mensen te verplaatsen en zich een beeld te vormen van de verschillende fasen en omstandigheden van een mensenleven. Juist reflectief vermogen en verbeeldingskracht maken ons tot mens. In het onderwijs zijn het bij uitstek de niet-exacte vakken die de vorming bevorderen van geïnformeerde, onafhankelijke, democratische medeburgers die tot medeleven met anderen in staat zijn. Taal, geschiedenis en filosofie versterken kritisch nadenken, argumenteren en debatteren. Beeldende kunst, literatuur, drama en dans bevorderen speelse creativiteit, andere perspectieven van de werkelijkheid, verwondering en inlevingsvermogen. Het Tekst Piet Hagenaars
Piet Hagenaars, directeur van Cultuurnetwerk Nederland (foto: Malou ter Horst).
onderwijs lijkt echter steeds vaker uitsluitend gericht op het dienen van economische belangen, en veronachtzaamt de ontwikkeling van kritisch en sensitief denken, aldus Nussbaum. Het gaat dus niet om taal en rekenen alleen. Nee, lees er de Wet op het primair onderwijs maar op na. ‘Het onderwijs richt zich in elk geval op de emotionele en de verstandelijke ontwikkeling, en op het ontwikkelen van creativiteit, op het verwerven van noodzakelijke kennis en van sociale, culturele en lichamelijke vaardigheden.’
Publicaties Kees Fens, Het beslissende boek. In: Piet Mooren, Hugo Verdaasdonk en Herman Verschuren, Kinderen letteren leren. Zwijsen, Tilburg 1984, p. 18-33, 254.
Geef uw suggesties voor ‘het beslissende boek’ door: www.cultuurplein.nl/boek
Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012 Commentaar
27
Culturele instellingen Primair onderwijs
Museumeducatie in beeld
In deze rubriek vragen we een deskundige uit het veld om te associëren naar aanleiding van foto’s. Deze keer Marije Visser: leerkracht, ontwikkelaar van educatief materiaal voor musea en archieven. Mijn eerste gedachte: voor het kind van drie moet het Amsterdams Museum een verwarrende omgeving zijn. Een kamer, een tafel, lepels, een televisie in een bord. Maar als de ouders geen verwarring tonen in deze omgeving zal het kind het als een gegeven beschouwen. Tuurlijk een televisie in een bord, jammer dat we dat thuis niet hebben… Ik verbaas me wel eens over het kleine aantal ‘echte’ ervaringen dat mijn kinderen hebben. Ze beleven de wereld vooral via boeken, digibord, televisie en games, in een veilige georganiseerde structuur van school, bso, judoclub, muziekschool en kinder atelier. In het weekend gaan ze mee
naar musea, die objecten herbergen die uit hun natuurlijke context gehaald zijn en in vitrines op westerse en 21ste eeuwse wijze opnieuw geordend zijn. Maar wat is echt? Je vingers branden aan een kaars, zand eten, een verse hondendrol onder je schoen, brood bakken, een sjaal breien of een vis vangen. Echt is vies, echt is lekker, echt is risicovol, echt is saai, echt is spannend, echt is afzien. Op een echte ervaring kun je trots zijn, omdat die van jezelf is. Of misschien schaam je je er wel voor. Maar het beklijft. Is een werk geïnspireerd op Mondriaan maken een echte ervaring? En games in musea, zijn de objecten niet genoeg? De games van het Geldmuseum werken, omdat kinderen spelenderwijs economische principes ervaren. De beslissingen die ze nemen in de game hebben consequenties, waarin wetmatigheden herkend worden. Geen echte ervaring, wel een echt leermoment: constructivistisch leren. Games geven het Geldmuseum
een absolute meerwaarde, want de collectie is niet erg kindvriendelijk. Het Amsterdam Museum heeft een prachtige collectie, die deels in zijn oorspronkelijke context getoond kan worden, zoals in het Burgerweeshuis. Toch is ervoor gekozen daar games te gebruiken. Hoe dit uitpakt, heb ik nog niet gezien. Mijn zoons en ik zijn bezig met het inrichten van onze tuin, dat is een levensechte én tijdrovende ervaring. Leuk dat musea games ontwikkelen, maar het is zonde als ze hun eigen kracht uit het oog verliezen: het object als informatiedrager. Ik ben ervan overtuigd dat voor kinderen niet alles snel, kleurrijk en op competitie gericht hoeft te zijn. Super Mario Bros is larger than life, maar dat betekent niet dat De kinderen van Bolderburen niet boeit. Het is én én. Ik ben benieuwd naar de game die schoonheid, echtheid en interactiviteit combineert. Het wordt tijd dat educatieve uitgeverijen het medium serieus oppakken, want daar is een wereld te winnen.
In het Amsterdams Museum (voorheen Burgerweeshuis) leren kinderen door middel van games hoe het was om een wees te zijn.
Leerlingen van de ‘Museumklas van het Jaar’ (van basisschool De Kosmos uit Hoogland) hebben kunstwerken gemaakt, geïnspireerd op de collectie van het Mondriaanhuis.
28
Museumeducatie in beeld Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012
Tekst Marije Visser
Basisschool De Wittering uit Rosmalen bezoekt in het kader van het thema Economie het Geldmuseum.
Fotografie Fleur Wiersma
Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012 Museumeducatie in beeld
29
Kort
Nieuw fonds voor jeugdtheater Nederland krijgt een nieuw fonds om talent binnen het jeugdtheater te ondersteunen. Stip Theaterproducties en Jeugdtheater De Krakeling uit Amsterdam lanceren daar voor het Jeugdtheaterfonds, dat op 1 januari 2013 start. Stip Theaterproducties stelt 40.000 euro beschikbaar, De Krakeling biedt een premièreplek aan. Doel is om in deze tijden van bezuinigingen de hoge kwaliteit van het jeugdtheater in Nederland in stand te houden, door veelbelovende jeugdtheatermakers te helpen een zelfstandig bestaan op te bouwen. Zij kunnen in aanmerking komen voor een bedrag voor bijvoorbeeld het script, de regie of de artistieke leiding van een productie.
en Gezin. De website www.mediaopvoeding.nl kan hierbij als spil fungeren. Die is in eerste instantie gericht op ouders, maar besteedt ook vaak aandacht aan kwesties die met onderwijs te maken hebben, zoals aan de vraag of een school mag straffen bij negatieve berichten op Facebook. Nikken bekleedt de functie van bijzonder hoogleraar Mediaopvoeding sinds januari 2011. De leerstoel is ingesteld door onder meer het Nederlands Jeugdinstituut en Stichting Mijn Kind Online. Doel is de kennis over de rol van ouders bij het mediagebruik van hun kinderen vergroten. Leerkrachten zijn daarbij vaak belangrijke partners.
Meer informatie www.mediaopvoeding.nl Bestellen oratie: via het Nationaal Jeugdinstituut: www.nji.nl (in het Engels) Kosten: € 8,90
www.stipproducties.nl/jeugdtheaterfonds
Leerstoel Mediaopvoeding ingesteld
30
Kort Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012
Meer informatie en bestellen Kosten lespakket € 25,Inhuren van een docent van Kunst gebouw is mogelijk, kosten vier lessen van 45 minuten: € 200,www.kunstgebouw.nl > projecten > onderwijs > Olympische Spelen
Tropenmuseum Junior beste kindermuseum ter wereld
Meer informatie
Onlangs hield Peter Nikken, bijzonder hoogleraar Mediaopvoeding aan de Faculteit Historische Kunstwetenschappen van de Erasmus Universiteit Rotterdam, zijn inaugurele rede. Hij pleitte hierin voor een landelijke monitor voor het mediagebruik van kinderen vanaf de peuterleeftijd. Niet alleen ouders, maar ook professionals, zoals leraren, kunnen hen zo beter begeleiden. Ook vindt hij dat er meer onderzoek moet komen naar de effectiviteit van mediaopvoeding, en meer afstemming tussen organisaties zoals school, bibliotheek, kinderopvang en Centrum voor Jeugd
kunstdisciplines met Olympische sporten als overkoepelend thema. In de muzieklessen maken kinderen bijvoorbeeld een sportrap en een yell met beweging, en bij fotografie staat het in beeld brengen van sporthelden centraal. De week sluit af met een schoolbrede presentatie in de vorm van een gedanste flashmob. Het lespakket bestaat uit een lerarenhandleiding met een cd. In de handleiding komen voor elke bouw passende lesideeën aan bod en op de cd staat het lied van de Olympische Spelen en muziek bij de lessen.
(foto: Rick Keus)
Kunstgebouw biedt lespakket over Olympische Spelen Met de Olympische Spelen in Londen in zicht heeft Kunstgebouw een lespakket voor het primair onderwijs gemaakt, waarmee een projectweek voor de hele school kan worden ingevuld. Tijdens een feestelijke openingsceremonie wordt het Olympisch vuur symbolisch ontstoken. Daarna volgen de lessen in verschillende Tekst Karin Laarakker
Het Tropenmuseum Junior is onlangs door een internationale jury van experts uitgeroepen tot beste kindermuseum ter wereld. De Children’s Museum Award werd dit jaar voor het eerst uitgereikt en is een initiatief van de European Museum Academy, een organisatie van museumprofessionals, en van Hands On! International, de wereldwijde vereniging van kindermusea. De jury was enthousiast over de creatieve aanpak van het museum, de jarenlange voorbeeldfunctie voor andere musea en het feit dat bezoekers zich onderdeel voelen van de tentoonstellingen. De prijs is een bronzen beeld van Nijntje, gemaakt door de zoon van Dick Bruna. Zij staat symbool voor fantasie, vrijheid van denken en positiviteit.
Meer informatie www.tropenmuseum.nl > junior > Tropenmuseum Junior - beste kindermuseum ter wereld
Uitgelicht
Dag van de Cultuureducatie Cultuurnetwerk Nederland organiseert op 7 juni voor de zevende keer de Dag van de Cultuureducatie. Na onder meer het speciaal onderwijs, talentontwikkeling en senioren is dit jaar het thema Samenwerking. Projectleider Melissa de Vreede blikt vooruit. “Op de Dag van de Cultuureducatie willen we iedereen die actief is in de cultuureducatie inspireren, informeren en de mogelijkheid bieden om ervaringen en kennis uit te wisselen met collega’s. We zien namelijk dat medewerkers van verschillende typen instellingen elkaar nauwelijks treffen, zeker niet op landelijk niveau. Hier gebeurt dat wél. Op de dag zijn enkele plenaire lezingen en twee rondes met deelsessies. De eerste plenaire lezing wordt verzorgd door filosoof Henk Oosterling. Hij vindt samenwerking absolute noodzaak in de 21ste eeuw waarin volgens hem geen plaats is voor ‘hokjesdenken’. Hij zal zijn denkbeelden toelichten aan de hand van praktijkvoorbeelden die tijdens de dag worden gepresenteerd. Tijl Bossuyt, zakelijk en artistiek leider van De Veerman, een kunsteducatieve organisatie uit Antwerpen, geeft de andere plenaire lezing. Ook in Vlaanderen is samenwerking tussen onderwijs en culturele instellingen een belangrijk onderwerp. Bossuyt heeft vele jaren ervaring en interessante ideeën, die hij graag met het publiek deelt. In de deelsessies laten we uiteenlopende vormen van samenwerking in cultuureducatie zien: tussen onderwijs en culturele instellingen, tussen culturele instellingen onderling en tussen culturele instellingen en welzijnsorganisaties. Er zijn bijvoorbeeld sessies over het project Jij & De Gouden Eeuw, waarin het Rijksmuseum samenwerkt met toneelgezelschap De Toneelmakerij, over creatieve partnerschappen van scholen en culturele instellingen, en over de samenwerking tussen kunstencentra en buitenschoolse opvang.
Ook hebben we een presentatie van Thuis in Zuid-Holland, een erfgoedproject voor inburgeraars waarin culturele en erfgoedinstellingen samenwerken met onderwijsorganisaties. We laten veel good practices zien, maar besteden ook aandacht aan belemmeringen en valkuilen bij samenwerking, want zoals we allemaal weten gaat het vaak niet vanzelf. Naast inhoud willen we onze bezoekers een dagje uit bieden. Een sfeervolle culturele locatie draagt daar veel aan bij. Vanwege de enthousiaste reacties vorig jaar hebben we daarom weer gekozen voor het Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam. Het Tropenmuseum zelf verzorgt overigens ook een presentatie, over zijn samenwerking met NiNSEE (Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis), de Erasmus Universiteit en het VO. Dansdocenten van InMovement sluiten de dag af met een spetterend optreden dat illustreert waar structurele samenwerking, in dit geval met het Oostvaarderscollege in Almere, toe kan leiden.” Twee deelnemers aan de workshop ‘Jij & De Gouden Eeuw’, een combinatie van erfgoed en theater (foto: Myra May)
Meer informatie www.cultuurnetwerk.nl/ dagvandecultuureducatie Deelnamekosten (incl. lunch en borrel) € 115,-
Actieplan Kunst van Lezen 2012-2015 Begin maart heeft staatssecretaris Zijlstra het nieuwe actieplan voor Kunst van Lezen, het omvangrijke meerjarige leesbevordingsprogramma van Stichting Lezen en het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken (SIOB), aangeboden aan de Tweede Kamer. Eerder al had hij laten weten dat de subsidie wordt verlengd tot en met 2015. Stichting Lezen en SIOB gaan de bestaande programmalijnen BoekStart, Bibliotheek op de basisschool, Cultuurhistorische canon en Leesbevorderingsnetwerken nog verder uitbouwen, en zorgen voor een stevige basis in de praktijk en bij beleidsmakers. Daarvoor willen zij strategische coalities afsluiten op landelijk niveau. Doelstelling van Kunst en Lezen is versterking van de leescultuur. Door kennismaking met de wereld van de literatuur en het boek vergroten kinderen spelenderwijs hun woordenschat en verhogen zij hun taalniveau.
Meer informatie www.kunstvanlezen.nl
Nieuw handboek voor spel en drama in het basisonderwijs Onlangs verscheen Spelen vanuit verbeelding, een handboek voor spel en drama in het basisonderwijs, gericht op pabostudenten en leerkrachten. In zeven hoofdstukken komen onder meer spelmogelijkheden vanuit drama, de leerkracht als spelbegeleider en dramatisch spel als onderwijsverrijking aan bod. De bijbehorende website bevat begeleidend materiaal en extra informatie, zoals 56 uitgewerkte voorbeeldlessen, didactische films voor leerkrachten, voorbeelden van spelcomposities en het kwartetspel Spelen vanuit cultureel erfgoed.
Meer informatie en bestellen Kosten € 33,90 www.spelenvanuitverbeelding.nl
Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012 Kort
31
Kort
een subsidie van Stichting Lezen kunnen scholen de gids in gedrukte vorm gratis bestellen. Hij kan ook worden gedownload. Verder zijn er gratis online lestips beschikbaar bij alle bekroonde titels, zowel voor primair als voortgezet onderwijs.
vakspecifieke trefwoorden. Ook de hulp bij het zoeken naar publicaties en het samenstellen van literatuurlijsten blijft bestaan, evenals de mogelijkheid om vragen te stellen en de informatievoorziening over relevante publicaties op het vakgebied.
Meer informatie:
Online Platform voor Rotterdamse scholen Eind maart ging de nieuwe website van het Kenniscentrum Cultuureducatie Rotterdam (KCR) online. Alle Rotterdamse culturele instellingen hebben hier een eigen pagina, waar zij hun aanbod voor het PO, VO en MBO presenteren. De projecten variëren van één dagdeel tot lessenseries van een jaar lang. Op hun beurt kunnen scholen snel en doelgericht precies díe instelling of dát project vinden, dat aansluit bij type onderwijs, niveau, locatie, of thema. Het nieuwe online platform vervangt de informatieve brochure die voorheen door SKVR en sinds 2011 door KCR aan alle scholen werd toegestuurd. Het platform herbergt tevens het Cultuurtraject Rotterdam, een gestructureerd cultuureducatieprogramma waar bijna alle Rotterdamse culturele instellingen en 40.000 kinderen en jongeren via de school aan meedoen.
Meer informatie www.kc-r.nl
Gratis jubileumuitgave Woutertje Pieterse Prijs Ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van de Woutertje Pieterse Prijs is de jubileumuitgave Voort weer gespoord naar een nieuw avontuur verschenen. Een speciale jury van jeugdliteratuurkenners uit de oudere en jongere garde heeft hiervoor alle bekroonde boeken opnieuw besproken en beoordeeld, en voorzien van achtergrondinformatie. Vijf titels die er voor jury bijzonder uit sprongen worden extra uitgebreid belicht. Dankzij
32
Kort Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012
www.cultuurnetwerk.nl/bibliotheek
Nieuwe website over theatereducatie
Meer informatie: www.woutertjepieterseprijs.nl
Bibliotheek Cultuur netwerk verder als online bibliografie In de aanloop naar het nieuwe kennisinstituut voor cultuureducatie en amateurkunst dat op 1 januari 2013 start, wordt de huidige fysieke bibliotheekcollectie van Cultuurnetwerk Nederland omgezet in een online bibliografie. Dat betekent dat in mei en juni de bibliotheek alleen nog op afspraak open is op dinsdag- en vrijdagmiddag. Met ingang van 1 juli 2012 sluit de bibliotheek definitief. De online bibliografie gaat een compleet en actueel overzicht bieden van relevante literatuur over cultuureducatie en amateurkunst, met daar waar mogelijk een verwijzing naar de digitale bron. Net als nu worden alle titels voorzien van een uitgebreide samenvatting met
Het Theater Instituut Nederland heeft in april de nieuwe website www.theatereducatie.nl gelanceerd. Die brengt docenten uit basis- en voortgezet onderwijs in contact met actuele educatieprogramma’s en lesmateriaal van professionele theatergezelschappen en podia. Een goede zoekmachine helpt om het aanbod te doorzoeken, bijvoorbeeld op niveau, genre en plaats. Daarnaast biedt de website columns en artikelen ter inspiratie. Ook zijn er digitale lespakketten voor het voortgezet onderwijs beschikbaar, een over theatergeschiedenis aan de hand van 20 vensters uit de Canon van Nederland, en een over het proces van theatermaken. Aanbieders van theatereducatie in de vorm van bijvoorbeeld lesmateriaal, workshops en educatie bij voorstellingen kunnen hun aanbod zelf uploaden.
Meer informatie www.theatereducatie.nl
Uitgelicht
Eerste lerarenagenda cultuureducatie Half mei verschijnt de eerste Cultuurplein Agenda voor het schooljaar 2012-2013, bedoeld voor iedereen die werkt met cultuureducatie in het onderwijs. Hij volgt het schooljaar en heeft de gebruikelijke pagina’s van een lerarenagenda. Maar de Cultuurplein Agenda biedt bovenal informatie en inspiratie. Met tips, weetjes, quotes en 24 afbeeldingen van kunst en erfgoed om zelf van te genieten of in de klas te behandelen. Heleen de Groot, hoofdredacteur van Cultuurplein.nl en een van de bedenkers, geeft toelichting. Want, waarom nog een papieren agenda in deze digitale tijden? “Alle cultuurcoördinatoren, kunstvakdocenten en CKV-docenten werken dag in dag uit enorm hard aan cultuureducatie. We wilden hen graag iets moois geven wat ze ook dag in dag uit kunnen gebruiken. Zo ontstond het idee voor de Cultuurplein Agenda. Daarbij twijfelden we eerst inderdaad of leraren hem wel zouden gebruiken in een tijd waarin iedereen een agenda van school krijgt of een digitale agenda heeft. Dus hebben we op de website, op de Cultuur en Onderwijs Beurs en de Culturele onderwijstentoonstelling een heleboel mensen bevraagd. Er bleek meer dan genoeg animo te zijn. Vanaf dat moment konden we samen met de vormgever en uitgever van de agenda, GoDutch Publish, aan de slag. Voor de 24 afbeeldingen van kunstwerken en erfgoedobjecten hebben we culturele partners benaderd zoals het Textielmuseum, het Kröller-Müller Museum, het Gelders Orkest en het Nederlands Architectuur Instituut. Iedereen reageerde meteen enthousiast en stelde graag een afbeelding beschikbaar. Met de partners hebben we bij elke afbeelding een vraag bedacht die prikkelt om anders naar het werk te kijken. Er zijn vragen die gaan over het verhaal achter het beeld, over de maker en de techniek, en over je eigen ervaring.
We wilden per se dat docenten alle afbeeldingen met vragen ook in de klas zouden kunnen gebruiken. Daarom komt er op Cultuurplein.nl een afgesloten gedeelte dat bij de agenda hoort. Iedereen die de agenda koopt, krijgt hiervoor een toegangscode. In dit aparte gedeelte staan alle afbeeldingen, zodat je ze ook via het digibord met de hele klas kunt bekijken. Bovendien vind je daar meer informatie over iedere afbeelding met doorverwijzingen naar meer online lessuggesties of naar de instelling die de afbeelding
Meer informatie www.cultuurplein.nl/agenda1213 Kosten: € 9,95 plus verzendkosten
Educatieve mogelijkheden in EYE Filminstituut Op 5 april heeft het EYE Filminstituut, waarin het Filmmuseum, Holland Film, Filmbank en het Nederlands Instituut voor Filmeducatie zijn gefuseerd, de deuren geopend voor het publiek. Dat betekent dat er nu verschillende nieuwe educatieve activiteiten te boeken zijn, die al langer lopende succesvolle projecten zoals MovieSquad en MovieZone aanvullen. Een ervan is Filmjuwelen, een erfgoedprogramma voor primair en voortgezet onderwijs waarin de rijke filmcollectie van EYE centraal staat. Filmjuwelen gaat over cultureel filmerfgoed en gebruikt film als bronnenmateriaal om het ‘verleden’ visueel en tastbaar te maken. Er zijn verschillenden workshops beschikbaar bij Filmjuwelen, waarin leerlingen zelf aan de slag gaan met ‘filmjuwelen’ uit het museum. De workshops gaan in september van start en kunnen in combinatie met een filmprogramma of afzonderlijk worden gevolgd. Ze vinden in het nieuwe gebouw plaats in de professioneel aangeklede educatieve ruimte voor groepen, waar filmpjes kunnen worden gemaakt en direct op groot scherm vertoond. Verder hebben schoolgroepen gratis toegang tot de benedenverdieping van EYE. Hier is het filmpanorama te vinden: een visuele en interactieve attractie waarbij 360 graden rondom fragmenten uit de EYE-collectie te zien en te beleven zijn. Kinderen kunnen ook in groepjes een digitale filmquiz spelen. Daarnaast biedt EYE onder meer schoolvoorstellingen, lespakketten en workshops op maat.
Meer informatie www.eyefilm.nl/educatie
Alle nieuwsberichten en uitgelicht online: www.cultuurplein.nl/ kort4
Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012 Kort
33
Primair onderwijs Culturele instellingen
Opinie Gratis vervoer naar musea: weggegooid geld?
Gratis vervoer leidt niet tot meer museumbezoek van kinderen. Dat concludeerde de Nederlandse Museumvereniging (NMV) op basis van een landelijk onderzoek in opdracht van het ministerie van OCW. Deze conclusie sloeg in als een bom. Met name bij provincies, musea en sponsors die al jaren investeren in museumbussen. Cultuurplein Magazine vroeg hoofdonderzoeker Paul Postma om een verklaring en peilde de reacties in het veld.
34
Paul Postma, directeur PPMC en projectleider onderzoek NMV “Wij hebben op drie fronten aangetoond dat vervoers regelingen niet leiden tot meer museumbezoek van kinderen. Eerst hebben we alle bestaande initiatieven om meer bezoekers te trekken met elkaar vergeleken, met en zonder bus. Er bleek geen meetbaar verband te bestaan tussen vervoersregelingen en meer bezoek. In provincies als Friesland, Brabant en Drenthe net zo min als in steden zoals Den Haag en Leiden. Het maakt ook niet uit hoe het vervoer is geregeld. Alleen de historie van een initiatief had enig effect: hoe ouder het initiatief, hoe meer kinderen deelnemen. Bijvoorbeeld Museumschatjes in Brabant, waarbij Erfgoed Brabant bemiddelt tussen scholen en musea. En daar komt geen bus aan te pas. Ten tweede onderzochten we hoe docenten tot hun keuze voor een museum komen. Het antwoord: inhoud, inhoud, inhoud. Het aanbod moet goed zijn, aantrekkelijk voor kinderen en aansluiten op het lesprogramma. Pas daarna komen prijs en vervoer. Ten slotte zijn we bij de musea zelf gaan kijken. Het bleek dat de populaire musea inderdaad een aantrekkelijk kinderprogramma hebben. Het klopt dus wat de docenten beweerden. Hoogstens kannibaliseert gratis vervoer het bezoek aan musea zonder vervoersregeling of in andere periodes van het jaar. Als het ene museum een gratis bus en gratis hamburger biedt, is de keuze natuurlijk makkelijk gemaakt. Maar dat wil niet zeggen dat er méér musea worden bezocht. En dat was uiteindelijk de onderzoeksvraag. Het interesseert OCW niet welke musea worden bezocht, maar hoeveel. Zo zit het en dat vinden veel cultuurkoepels of sponsors niet prettig om te horen. Maar je kunt moeilijk boos zijn op de werkelijkheid. Maak er gebruik van, zou ik zeggen. Mocht de vervoerssubsidie wegvallen, dan zijn er genoeg (betere) alternatieven om museumbezoek te stimuleren. Wel raad ik overheden af om in vervoer te investeren. Het
is beter om beleidsmatig in te zetten op educatieve programma’s die veel kinderen trekken. Dat is het enige dat echt werkt.”
Opinie Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012
Tekst Ralf Steenbeek
Marieke Vegt, teamleider Cultuur met beleid bij K&C Drenthe “Mijn grootste bezwaar tegen het onderzoek is de definitie van een museum. De provincie en wij kiezen in het project Culturele Mobiliteit bewust voor de zes grote musea in Drenthe. De programma’s van die musea sluiten aan op de canon en een doorgaande leerlijn voor cultuureducatie. Daarom vinden wij het belangrijk dat kinderen uit Meppel ook het Hunebedcentrum in Borger en Kamp Westerbork bezoeken. Bij Museumschatjes in Brabant wordt bijvoorbeeld geen enkel inhoudelijk onderscheid tussen musea gemaakt. In Drenthe zijn de afstanden tot die zes musea te groot. Uit ons eigen onderzoek bleek dat 90% van de ondervraagde scholen niet in staat is om het vervoer zelf te regelen. Bovendien sluit dat aan bij een andere conclusie van het landelijk onderzoek. Namelijk dat de afstand de grootste belemmering vormt voor museumbezoek. Zonder vervoersregeling gaan scholen alleen naar het lokale strijkijzermuseum of tractormuseum. En dat is jammer. Gelukkig denkt de provincie daar ook zo over. Zij zien in de conclusies van het landelijk onderzoek geen aanleiding om te stoppen met de vervoerssubsidie. En onze sponsor Rabobank ook niet. In Drenthe heeft cultuureducatie stimuleringsmaatregelen nodig. Wij hebben gekozen voor vervoer en dat voeren we al tien jaar succesvol uit. Onze wachtlijsten zeggen genoeg.” Milou Halbesma, directeur Turing Foundation “Ik was zeer verrast over de conclusies van het onderzoek van de Museumvereniging. Maar op elk onderzoek valt wel wat af te dingen. Helaas krijgt gratis vervoer nu een negatieve bijklank, terwijl voor ons de praktische resultaten evident zijn. In Rotterdam is het aantal jonge bezoekers aan
(illustratie: Jeroen de Leijer)
de musea verdubbeld. Dat zegt voor mij genoeg. Wij investeren sinds 2008 in gratis vervoer naar musea in Rotterdam en nu ook in de regio Amsterdam. Toen wij met Museum Boijmans Van Beuningen in gesprek raakten, was hun ambitie dat ieder kind in de regio Rotterdam een keer in het museum was geweest. Vervoer was hiervoor de grootste belemmering. Zeker toen het nieuwe OV-chipsysteem werd ingevoerd. Daar komt nog bij dat een bezoek aan de grote stad sowieso als onveilig wordt beschouwd. Daarom rijdt de Museumpleinbus juist naar scholen in een straal van 60 kilometer rond Amsterdam. Een belangrijk neveneffect van onze museumbussen is de samenwerking tussen musea. Boijmans werkt nu samen met het Chabot Museum. Dankzij de bus boorde dit museum een geheel nieuwe doelgroep aan. De Museumpleinbus zorgde ervoor dat de educatieve afdelingen van het Rijksmuseum, het Stedelijk Museum en het Van Gogh Museum één gemeenschappelijk programma over Nederlandse kunstgeschiedenis ontwikkelden. Ik raad overheden zeker aan om in vervoer te investeren. Of neem anders succesvolle initiatieven van de private fondsen over. Voor nieuwe Turing museumbussen is in ieder geval voldoende interesse van musea en scholen.” Elfriede Mol, ICC’er en leerkracht in Ommen en Nieuwleusen, provincie Overijssel “Geef mij maar een gratis bus. Dat is praktisch én veilig. En dan zouden we echt vaker naar het museum gaan. Ik kreeg
laatst een folder van het Rijksmuseum op de deurmat. Vol met prachtige lesideeën. Het leek me fantastisch om mijn leerlingen daar mee naartoe te nemen. Het gros van onze leerlingen komt in niet in zulke musea. Dat krijgen ze niet van huis uit mee. De toegangsprijs is prima te doen. Alleen vervoer is een probleem. De reiskosten zijn gewoon te hoog. Bovendien heb je begeleiders nodig en is reizen met de trein een heel gedoe met een klas. En dan is aansprakelijkheid ook nog altijd een punt van discussie. Zelfs in de directe omgeving is vervoer een hele onderneming. Als je al genoeg ouders en auto’s weet te regelen, dan heb je altijd nog extra kosten voor parkeren en benzine. Dat geld besteed ik liever aan cultuur. Bovendien gun ik de kinderen meer dan alleen de culturele mogelijkheden in Nieuwleusen of Dalfsen. De lokale musea doen echt hun best om mooie programma’s te maken, zoals erfgoedprojecten rond de molen en de koffiefabriek. Maar dat is toch wel een groot verschil met de Nachtwacht of het Stedelijk Museum in Zwolle. Je wilt ook de wereld van de leerlingen vergroten. En dan moet je naar de stad.”
Gratis vervoer naar musea: weggegooid geld? Discussieer mee op LinkedIn: www.cultuurplein.nl/vervoer
Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012 Opinie
35
Primair onderwijs
Column
Niet zonder je hoofd Wat zou jij doen als jij dit meisje zo aan zou treffen? Als ik deze vraag stel aan leraren, variëren de antwoorden van: “Kijken en genieten”, en “vragen waarom ze dit aan het doen is”, tot: “het meisje een spiegel voorhouden”. Het zouden allemaal goede interventies kunnen zijn. Maar wanneer weet je nu zeker dat je het juiste doet, óók in de ogen van dit kind? Het kind is volledig afhankelijk van de volwassene die op zijn manier, naar beste kunnen, al dan niet ingrijpt. De discussie over ‘de beste interventie’ is op voorhand onzinnig. Interessanter is de vraag waarom een meisje van vier jaar verf op haar gezicht smeert. Leraren komen gemakkelijk op twee gedachtesporen: 1. Een voelervaring. Ze ervaart de verf en de kwast over haar huid. 2. Ze doet haar moeder na. Ze is zich aan het opmaken, mooi maken. Kortom, ze is ofwel aan het experimenteren (1), ofwel aan het imiteren (2). Dat zijn twee heel verschillende drijfveren, waarop jouw eerste reactie heel anders kan uitpakken. Als ze aan het experimenteren is, dan krijgt ze de impressie (indrukken) van de handeling. Als ze aan het imiteren is, zal ze zich meer gaan richten op de expressie (uitdrukken). Maar wat zou jij nu doen? Degenen die vermoeden dat ze experimenteert, zijn eerder geneigd om te kijken en genieten. Degenen die vermoeden dat ze imiteert, zijn geneigd om bijvoorbeeld het meisje een spiegel voor te houden. Degenen die het niet weten, zijn geneigd om te vragen waarom ze dit aan het doen is. Wanneer weet je nu of het goed was, wat je deed, óók in de ogen van het kind? Daarvoor is het nodig om drie dingen te doen: 1. Observeren 2. Observeren 3. Observeren Je observeert (1), terwijl je je afvraagt wat je zou doen. Maar je doet nog even niets. Dan observeer je nog even (2) en bedenkt waarom dit meisje doet, wat ze doet. En terwijl je blijft observeren (3), word je je bewust van haar drijfveer en kiest een passende interventie. Als dit meisje jou secondelang niet aankijkt, is de kans groot dat het voor haar een impressie is. Als ze contact zoekt, is een expressie waarschijnlijker. Een leraar die een spiegel voor het kind houdt, terwijl ze met het gevoel experimenteert, kan haar laten schrikken. Degene die haar vragen stelt, kan datzelfde proces verstoren. Alleen degenen die weten dat ze het niet zeker weten, maar tijdens de observatie reconstructies maken om zo dicht mogelijk bij de beleving van het kind te komen, gaan beter invoelen en beter afgestemd reageren. Wat zou jij doen?
Bekijk het e-college ‘Wat zou jij doen?’ van Marcel van Herpen: www.cultuurplein.nl/ vanherpen
36
Column Cultuurplein Magazine 04 – Mei 2012
Marcel van Herpen is onder andere projectleider van het Expertise centrum Duurzaam Opvoeden en Ontwikkelen (www.duoo.org) en oprichter van het Expertisecentrum ErvaringsGerichtOnderwijs Nederland (www.ervaringsgerichtonderwijs.nl). Zijn CV, boeken, films, spreuken en artikelen zijn te vinden op www.marcelvanherpen.nl
Tekst Marcel van Herpen