MONITEUR BELGE — 31.12.1999 — Ed. 3 — BELGISCH STAATSBLAD
50535
F. 1999 — 4291 [C − 99/03689] 30 DECEMBRE 1999. — Arreˆte´ royal modifiant l’arreˆte´ royal n° 20 du 20 juillet 1970 fixant les taux de la taxe sur la valeur ajoute´e et de´terminant la répartition des biens et des services selon ces taux
N. 1999 — 4291 [C − 99/03689] 30 DECEMBER 1999. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven
RAPPORT AU ROI
VERSLAG AAN DE KONING
Sire, Les le´gislations communautaire et nationale qui re´gissent la taxe sur la valeur ajoute´e, ve´hiculent, depuis l’origine, une distinction entre l’or a` usage industriel et l’or a` vocation de placement. - L’or industriel y est toujours conside´re´ comme un bien meuble par nature, passible de la T.V.A. au taux qui lui est propre. - L’or d’investissement be´ne´ficiait, en revanche, de solutions distinctes d’un Etat membre a` l’autre. Ainsi la Belgique a-t-elle pu conside´rer, au titre d’or mone´taire, l’or d’investissement comme un bien meuble incorporel jusqu’au 31 août 1981. Entre le 1er septembre 1981 et le 28 février 1982, la Belgique a ensuite soumis l’or normalement affecte´ a` des fins de placement au taux re´duit de la T.V.A. de 6 p.c.. Dans le souci d’enrayer un de´placement du marche´ de l’or vers des pays voisins et des places financie`res plus cle´mentes, la Belgique devait enfin soumettre, de`s le 1er mars 1982, l’or d’investissement au taux de la T.V.A. de 1 p.c. que pre´voit, aujourd’hui encore, l’article 1er bis de l’arreˆte´ royal n° 20, du 20 juillet 1970, fixant les taux de la taxe sur la valeur ajoute´e et de´terminant la re´partition des biens et des services selon ces taux (Moniteur belge du 31 juillet 1970). Conside´rant l’harmonie qui doit pre´sider aux progre`s du grand marche´ inte´rieur europe´en, les instances de l’Union europe´enne ont re´cemment adopte´ la directive n° 98/80/CE du Conseil, du 12 octobre 1998, comple´tant le syste`me de taxe sur la valeur ajoute´e et modifiant la directive n° 77/388/CEE - Re´gime particulier applicable a` l’or d’investissement (J.O.C.E. n° L 281, du 17 octobre 1998). - Cette directive n° 98/80/CE inse`re, pour l’essentiel, un article 26ter dans la directive n° 77/388/CEE. - La de´marche ne modifie en rien le re´gime de la T.V.A. applicable a` l’or industriel. L’or a` l’e´tat brut, semi-ouvre´ ou sous la forme de produit fini, destine´ a` un usage industriel ou commercial, les articles de bijouterie et les pie`ces de collection pre´sentant un inte´reˆt numismatique restent donc passibles du taux normal de la T.V.A., qui s’e´le`ve actuellement a` 21 p.c.. - La directive nouvelle concentre, au contraire, ses dispositions sur l’or d’investissement, qu’elle vient doter d’un re´gime particulier, destine´ a` l’emporter sur tout autre. De´finition liminaire A cet effet, la directive n° 98/80/CE pre´cise, en premier lieu, ce qu’il faut entendre par or d’investissement. Est de´sormais qualifie´ tel : - l’or, sous la forme d’une barre ou d’une plaquette, d’un poids accepte´ sur les marche´s de l’or, d’une purete´ e´gale ou supe´rieure a` 995 millie`mes, repre´sente´ ou non par des certificats. Les Etats membres peuvent exclure du re´gime les petites barres ou plaquettes d’un poids e´gal ou infe´rieur a` un gramme; - les pie`ces en or qui : sont d’une purete´ e´gale ou supe´rieure a` 900 millie`mes, ont e´te´ frappe´es apre`s 1800, ont ou ont eu cours le´gal dans le pays d’origine et sont habituellement vendues a` un prix qui ne de´passe pas de plus de 80 p.c. la valeur, sur le marche´ libre, de l’or que contient la pie`ce. Ces pie`ces sont conside´re´es comme n’e´tant pas vendues pour leur inte´reˆt numismatique. Chaque Etat membre fait savoir a` la Commission, avant le 1er juillet de chaque anne´e, a` partir de 1999, quelles pie`ces conformes a` ces crite`res sont commercialise´es dans cet Etat membre. Avant le 1er décembre de chaque anne´e, la Commission publie la liste comple`te de ces pie`ces dans la partie « C » du Journal officiel des Communaute´s europe´ennes. Les pie`ces mentionne´es dans la liste publie´e sont re´pute´es répondre aux crite`res pour l’ensemble de l’anne´e pour laquelle la liste est publie´e. La premie`re de ces listes est publie´e au J.O.C.E. n° C 342, du 30 novembre 1999.
Sire, De communautaire en nationale wetgevingen die de belasting over de toegevoegde waarde regelen, maken van het begin af een onderscheid tussen goud voor industrieel gebruik en goud voor beleggingsdoeleinden. - Industrieel goud wordt er steeds beschouwd als een roerend goed uit zijn aard, onderworpen aan de BTW tegen het tarief dat hierop van toepassing is. - Voor beleggingsgoud werden daarentegen oplossingen toegepast die verschillend waren van de ene lidstaat tot de andere. Zo heeft Belgie¨ het beleggingsgoud - onder de vorm van monetair goud - kunnen beschouwen als een onlichamelijk roerend goed tot 31 augustus 1981. Tussen 1 september 1981 en 28 februari 1982 heeft Belgie¨ vervolgens goud dat normaal als beleggingsobject wordt gebruikt, onderworpen aan het verlaagd BTW-tarief van 6 pct. Uit bezorgdheid om een verplaatsing van de goudmarkt naar naburige landen en naar meer aantrekkelijke financie¨le plaatsen te voorkomen, diende Belgie¨ uiteindelijk vanaf 1 maart 1982 het beleggingsgoud aan het BTW-tarief van 1 pct. te onderwerpen waarin vandaag nog is voorzien in artikel 1bis van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven (Belgisch Staatsblad van 31 juli 1970). Overwegende de harmonie die moet leiden tot de vooruitgang van de grote Europese interne markt, hebben de instellingen van de Europese Unie onlangs de richtlijn nr. 98/80/EG van de Raad van 12 oktober 1998 tot aanvulling van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en tot wijziging van richtlijn nr. 77/388/EEG - bijzondere regeling voor beleggingsgoud (PBEG nr. L 281 van 17 oktober 1998) aangenomen. - Die richtlijn nr. 98/80/EG voegt hoofdzakelijk in de richtlijn nr. 77/388/EEG een artikel 26ter in. - Dit wijzigt geenszins de BTW-regeling van toepassing op het industrieel goud. Onbewerkt goud, goud als halffabrikaat of goud onder de vorm van een eindproduct, bestemd voor industrie¨le of commercie¨le doeleinden, sieraden en verzamelobjecten die een numismatisch belang hebben, blijven dus onderworpen aan het normaal BTW-tarief, dat thans 21 pct. bedraagt. - De nieuwe richtlijn spitst daarentegen haar bepalingen toe op het beleggingsgoud, waarvoor zij in een bijzondere regeling voorziet welke primeert boven elke andere regeling. Inleidende definitie Te dien einde definieert de richtlijn nr. 98/80/EG in de eerste plaats wat moet worden verstaan onder beleggingsgoud. Wordt voortaan als dusdanig verstaan : - goud, in de vorm van staven of plaatjes van een door de goudmarkten aanvaard gewicht, met een zuiverheid van ten minste 995 duizendsten, al dan niet belichaamd in certificaten. De lidstaten kunnen kleine staven of plaatjes met een gewicht van ten hoogste 1 gram uitsluiten van de regeling; - gouden munten die : een zuiverheid van ten minste 900 duizendsten hebben, na 1800 zijn geslagen, in het land van oorsprong als wettig betaalmiddel fungeren of hebben gefungeerd, en normaliter verkocht worden voor een prijs die de openmarktwaarde van het in de munten vervatte goud niet met meer dan 80% overschrijdt. Dergelijke munten worden geacht niet verkocht te zijn wegens hun numismatisch belang. Elke lidstaat deelt de Commissie vanaf 1999 elk jaar vo´o´r 1 juli mee welke munten die aan deze criteria voldoen, in die lidstaat worden verhandeld. Vo´o´r 1 december van elk jaar publiceert de Commissie in de C-serie van het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen de volledige lijst van deze munten. In de gepubliceerde lijst opgenomen munten worden geacht aan deze criteria te voldoen gedurende het hele jaar waarvoor de lijst wordt gepubliceerd. De eerste dergelijke lijst is gepubliceerd in het P.B.E.G. nr. C 342 van 30 november 1999.
50536
MONITEUR BELGE — 31.12.1999 — Ed. 3 — BELGISCH STAATSBLAD
Me´canisme ge´ne´ral Le re´gime particulier que la directive instaure, s’appuie sur ces de´finition et liste. Il comporte, outre des dispositions obligatoires, plusieurs options que les Etats membres ont, s’il y e´chet, la faculte´ de transposer ou non dans leur le´gislation nationale et qu’il appartient, y e´tant transcrites, aux ope´rateurs concerne´s de lever ensuite ou de ne´gliger dans le libre exercice de leur activite´ e´conomique. - La re`gle qui domine ce re´gime particulier, consiste en une exemption des transactions portant sur l’or d’investissement, assortie d’un droit spe´cifique - et restrictif - a` la de´duction des taxes en amont. - La possibilite´ d’opter pour le re´gime normal de taxation est toutefois pre´vue sous certaines conditions. - La leve´e de cette option provoque le retour aux re`gles habituelles en matie`re de de´duction. Eu e´gard aux risques de fraude ou d’e´vasion fiscales que pourraient susciter les diffe´rents usages de l’or, des obligations minimales en matie`re de comptabilite´ et de conservation des documents sont par ailleurs prescrites aux ne´gociants en or. Le cas e´che´ant, un re´gime de report de perception de la taxe dans le chef de l’acheteur peut en outre eˆtre pre´vu par les Etats membres. Enfin, les Etats membres peuvent ne pas appliquer l’exone´ration a` certaines ope´rations pratique´es sur le marche´ de l’or re´glemente´. Exone´ration spe´cifique La directive, tel est son objet principal, exempte expresse´ment de la taxe, la livraison, l’acquisition intracommunautaire et l’importation d’or d’investissement, en ce compris l’or d’investissement repre´sente´ par des certificats pour l’or alloue´ ou non alloue´, ou ne´gocie´ sur des comptes-or et y compris, notamment, les preˆts et les swaps sur l’or qui comportent un droit de proprie´te´ ou de cre´ance sur l’or d’investissement, ainsi que les ope´rations sur l’or d’investissement consistant en des contrats « futurs » ou des contrats « forward » donnant lieu a` une transmission du droit de proprie´te´ ou de cre´ance sur l’or d’investissement. Les « swaps », les « futures » et les « forward rate agreements » constituent les trois sources principales d’ope´rations a` terme que caracte´rise l’obligation de vendre ou d’acheter une certaine quantite´, pre´de´termine´e, d’or a` une date fixe, mais a` un cours variable. La directive exone`re e´galement les prestations de services des interme´diaires qui, n’agissant pas dans les conditions de l’article 13, § 2, du Code belge de la T.V.A., interviennent dans la livraison d’or d’investissement pour leur mandant. Option pour la taxation Sans pre´judice d’autres dispositions communautaires portant exemption ulte´rieure de la taxe, la directive ouvre, a` trois reprises, la possibilite´ d’opter distinctement pour la taxation d’ope´rations relatives a` l’or d’investissement. Deux de ces options doivent obligatoirement eˆtre transpose´es en droit interne. Y transcrire la troisie`me reste facultatif. - Les assujettis qui produisent de l’or d’investissement ou qui transforment de l’or, de quelque origine que ce soit, en or d’investissement, peuvent opter pour la taxation de leurs livraisons d’or d’investissement a` un autre assujetti. Cette premie`re option doit obligatoirement eˆtre transpose´e en droit interne. - Les assujettis qui, dans l’exercice de leur activite´ e´conomique, fournissent normalement de l’or destine´ a` des usages industriels, peuvent e´galement opter pour la taxation des livraisons d’or d’investissement, sous la forme de barres ou de plaquettes, qu’ils font a` un autre assujetti. La disposition est facultative. Les Etats membres peuvent la transposer telle quelle, en restreindre la porte´e ou en e´carter la transcription. - Lorsque le fournisseur a opte´ pour la taxation de ses livraisons d’or d’investissement a` un autre assujetti, les interme´diaires qui, n’agissant pas dans les conditions de l’article 13, § 2, du Code belge de la T.V.A., interviennent dans ces livraisons d’or d’investissement pour leur mandant, peuvent, a` leur tour, opter pour la taxation des prestations de services qu’ils effectuent. Cette troisie`me option doit obligatoirement eˆtre transpose´e en droit interne. Que la transposition soit obligatoire pour l’une et facultative pour l’autre, ne s’oppose pas a` ce que la premie`re et la deuxie`me de ces options adoptent cette attitude commune de ne porter que sur des livraisons d’or d’investissement. - Ces deux options, en d’autres termes, n’inte´ressent nullement l’acquisition intracommunautaire, ni l’importation d’or d’investissement. Ces acquisition et importation continuent, au contraire, a` be´ne´ficier, en toute hypothe`se, de l’exemption spe´cifique que la directive stipule en leur faveur. - Leve´es, les deux options n’obtiennent en outre pas d’e´carter l’exemption de la livraison intracommunautaire qu’organise le re´gime transitoire de la T.V.A.
Algemene werkwijze De bijzondere regeling ingesteld door de richtlijn steunt zich op die definitie en op die lijst. Zij bevat benevens verplichte bepalingen, meerdere optiemogelijkheden die de lidstaten, in voorkomend geval, al dan niet kunnen omzetten in hun nationale wetgeving. Het komt vervolgens aan de betrokken operatoren toe om, in de vrije uitoefening van hun economische activiteit, de in de wetgeving opgenomen opties te lichten of er geen rekening mee te houden. - De regel die in die regeling overheerst, bestaat uit een vrijstelling voor transacties betreffende beleggingsgoud, die gepaard gaat met een bijzonder - en beperkt - recht op aftrek van de voorbelasting. - De mogelijkheid te opteren voor de normale regeling van belastingheffing is evenwel voorzien onder bepaalde voorwaarden. - Het lichten van die optie heeft een terugkeer naar de normale regels inzake aftrek tot gevolg. In aanmerking genomen de risico’s tot belastingontduiking of belastingontwijking dat het verschillend gebruik van goud zou kunnen doen ontstaan, worden overigens minimumverplichtingen inzake het voeren van de boekhouding en het bewaren van stukken voorgeschreven aan de handelaars in goud. Een regeling van verlegging van de heffing van de belasting in hoofde van de koper, kan, in voorkomend geval, bovendien door de lidstaten worden voorzien. Tenslotte hebben de lidstaten de mogelijkheid om de vrijstelling niet toe te passen op bepaalde handelingen verricht op de gereglementeerde goudmarkt. Bijzondere vrijstelling Het voornaamste doel van de richtlijn bestaat in het expliciet vrijstellen van de belasting van de levering, de intracommunautaire verwerving en de invoer van beleggingsgoud, waaronder beleggingsgoud dat belichaamd is in certificaten voor toegewezen of niet- toegewezen goud of dat verhandeld wordt op goudrekeningen, en waaronder, in het bijzonder, goudleningen en swaps, die een eigendoms- of vorderingsrecht op beleggingsgoud belichamen, evenals voor handelingen betreffende beleggingsgoud bestaande in future- en termijncontracten die leiden tot de overdracht van een eigendomsof vorderingsrecht met betrekking tot beleggingsgoud. De « swaps », de « futures » en de « forward rate agreements » maken de drie voornaamste bronnen uit voor handelingen op termijn gekenmerkt door de verplichting om een zeker vooraf vastgestelde hoeveelheid goud te verkopen of te kopen op een vaste datum maar tegen een variabele koers. De richtlijn verleent eveneens vrijstelling voor de diensten van tussenpersonen die niet handelen onder de voorwaarden van artikel 13, § 2, van het Belgisch Wetboek van de BTW, indien zij bemiddelen voor hun opdrachtgever bij de levering van beleggingsgoud. Optie voor de belastingheffing Onverminderd andere communautaire bepalingen betreffende een latere vrijstelling van de belasting, opent de richtlijn tot driemaal toe de mogelijkheid afzonderlijk te opteren voor de belastingheffing van handelingen met betrekking tot beleggingsgoud. Twee van die opties moeten verplicht worden omgezet in intern recht. Het omzetten van de derde optie blijft facultatief. - Belastingplichtigen die beleggingsgoud produceren of goud omzetten in beleggingsgoud, kunnen opteren voor de belastingheffing van hun leveringen van beleggingsgoud aan een andere belastingplichtige. Deze eerste optie dient verplicht te worden omgezet in intern recht. - Belastingplichtigen die in het kader van hun economische activiteit, gewoonlijk goud leveren voor industrie¨le doeleinden, kunnen eveneens opteren voor de belastingheffing van de leveringen van beleggingsgoud, onder de vorm van staven of plaatjes, aan een andere belastingplichtige. Deze bepaling is facultatief. De lidstaten kunnen dit keuzerecht als dusdanig overnemen, het toepassingsgebied ervan beperken of afzien van de omzetting ervan. - Indien de leverancier geopteerd heeft voor de belastingheffing van zijn leveringen van beleggingsgoud aan een andere belastingplichtige, kunnen de tussenpersonen die niet handelen onder de voorwaarden van artikel 13, § 2, van het Belgisch Wetboek van de BTW, en die tussenkomen bij deze leveringen van beleggingsgoud voor hun opdrachtgever, op hun beurt opteren voor de belastingheffing van de diensten die zij verrichten. Deze derde optie dient verplicht te worden omgezet in intern recht. Dat de omzetting voor de ene optie verplicht is en voor de andere facultatief, staat niet in de weg dat de eerste en de tweede optie een gemeenschappelijke houding aannemen en enkel slaan op de leveringen van beleggingsgoud. - Die twee opties betreffen in andere woorden noch de intracommunautaire verwerving noch de invoer van beleggingsgoud. De verwerving en de invoer blijven daarentegen in alle gevallen genieten van de bijzondere vrijstelling die de richtlijn hun toestaat. - Eenmaal gelicht hebben de twee opties bovendien niet tot gevolg de vrijstelling van de intracommunautaire levering zoals geregeld in de overgangsregeling van de BTW, opzij te schuiven.
MONITEUR BELGE — 31.12.1999 — Ed. 3 — BELGISCH STAATSBLAD
50537
- De meˆme, n’affectent- elles pas l’exemption dont la livraison a` l’exportation be´ne´ficie en vertu des principes meˆmes du syste`me commun de la taxe.
- Evenzeer doen zij geen afbreuk aan de vrijstelling waarvan de levering bestemd voor uitvoer geniet krachtens de principes zelf van het gemeenschappelijk stelsel van de belasting.
Les Etats membres de´terminent, cela e´tant, les modalite´s d’exercice des options qu’ils transposent, obligatoires ou facultatives, dans leur droit interne. Ils en informent la Commission.
De lidstaten stellen in dat geval de toepassingsmodaliteiten vast van de verplichte of facultatieve opties die in hun intern recht worden omgezet en stellen de Commissie ervan in kennis.
Droit a` de´duction Pour autant que la fourniture ulte´rieure de cet or soit exone´re´e en vertu du re´gime spe´cifique, les assujettis peuvent de´duire de la taxe dont ils sont redevables : - la taxe due ou paye´e sur l’or d’investissement que leur fournit une personne qui a fait usage du droit d’opter pour la taxation des ope´rations qu’elle effectue en la matie`re; - la taxe due ou paye´e sur l’achat, l’acquisition intracommunautaire ou l’importation d’or, autre que d’investissement, qu’ils ont effectue´es, et ce dans la mesure ou` cet or est ensuite transforme´ en or d’investissement, par eux ou en leur nom; - la taxe due ou paye´e sur des services qui leur ont e´te´ fournis et qui consistent en un changement de forme, de poids ou de purete´ de l’or. Les assujettis qui produisent de l’or d’investissement ou transforment de l’or, de quelque origine que ce soit, en or d’investissement, sont de meˆme autorise´s a` de´duire la taxe due ou paye´e sur leurs achats, acquisitions intracommunautaires ou importations de biens ou de services lie´s a` la production ou a` la transformation de cet or, comme si la fourniture ulte´rieure de celui-ci e´tait taxe´e. Dispositions particulie`res applicables au ne´goce de l’or d’investissement La directive impose par ailleurs aux ne´gociants en or d’investissement de tenir une comptabilite´ de toutes leurs ope´rations importantes et de conserver les documents permettant d’identifier les clients be´ne´ficiaires de ces ope´rations importantes. Les informations vise´es en l’espe`ce doivent eˆtre conserve´es pendant une pe´riode d’au moins cinq ans. Les Etats membres peuvent e´galement arreˆter des obligations plus strictes ou concevoir des exigences comptables spe´ciales, qui soient entre autres de nature a` susciter la tenue de registres particuliers. Afin de lutter, s’il y e´chet, contre la fraude et l’e´vasion fiscales, la directive a en outre pre´vu un me´canisme de « Reverse Charge », dont le propre est de de´signer l’acheteur comme redevable de la taxe s’il est lui-meˆme un assujetti tenu au de´poˆt de de´clarations pe´riodiques a` la T.V.A.. Ce re´gime de « Reverse Charge » ne peut, en substance, eˆtre invoque´ que pour : - les livraisons d’or sous la forme de matie`re premie`re ou de produit semi-ouvre´, d’une purete´ e´gale ou supe´rieure a` 325 millie`mes; - les livraisons d’or d’investissement effectue´es par un assujetti qui a opte´, dans le respect du re´gime spe´cifique, pour la taxation de ces ope´rations. La directive autorise enfin l’application d’un re´gime de´rogatoire pour le commerce d’or d’investissement pratique´ sur le marche´ de l’or re´glemente´. Ce re´gime de´rogatoire accorde aux assujettis qui interviennent sur ce marche´, de ne pas appliquer l’exone´ration spe´cifique aux livraisons d’or d’investissement qu’ils effectuent. Lorsque tel est le cas, ces livraisons d’or d’investissement rendent en principe la taxe exigible. Ce principe peut cependant eˆtre tempe´re´ d’une suspension de la taxe a` percevoir, ainsi que d’une dispense des exigences comptables. Ce re´gime de´rogatoire re´pond toutefois a` une demande exprime´e, en particulier, par le Royaume-Uni, soucieux de prote´ger la place boursie`re de Londres. Ce meˆme re´gime de´rogatoire ne reveˆt donc pas un inte´reˆt imme´diat pour la Belgique. Position belge A l’instar de la solution que certains Etats membres - la France, entre autres, et les Pays-Bas - ont adopte´e en ces matie`res, il apparaıˆt en revanche opportun pour la Belgique : - d’e´carter de la de´finition de l’or d’investissement, les petites barres ou plaquettes d’un poids e´gal ou infe´rieur a` un gramme; - de transposer, obligatoires ou facultative, l’ensemble des options en faveur de la taxation des ope´rations relatives aux mouvements de l’or d’investissement; - de de´terminer les modalite´s d’exercice de ces options dans une circulaire administrative, dont la teneur sera duˆment notifie´e a` la Commission europe´enne. S’agissant des obligations comptables et administratives que la directive impose aux ne´gociants en or d’investissement, le Code belge de la T.V.A. et les arreˆte´s pris pour son exe´cution prescrivent de´ja` aux assujettis de´tenteurs, ne serait-ce que pour partie, du droit a` la de´duction des taxes en amont : - de de´poser une de´claration lors du commencement, du changement ou de la cessation de leur activite´ (Code de la T.V.A., article 53, aline´a er 1 , 1°);
Recht op aftrek Voor zover de latere leveringen van dit goud krachtens de bijzondere regeling zijn vrijgesteld, kunnen de belastingplichtigen van de belasting waarvan zij schuldenaar zijn in aftrek brengen : - de belasting die verschuldigd of betaald is met betrekking tot beleggingsgoud dat hun geleverd is door een persoon die het keuzerecht voor de belastingheffing terzake heeft uitgeoefend; - de belasting die verschuldigd of betaald is met betrekking tot de door hen verrichte aankoop, intracommunautaire verwerving of invoer van ander goud dan beleggingsgoud in de mate dat dit goud vervolgens door hen of namens hen wordt omgezet in beleggingsgoud; - de belasting die verschuldigd of betaald is met betrekking tot aan hen verstrekte diensten bestaande in een wijziging van de vorm, het gewicht of de zuiverheid van het goud. Belastingplichtigen die beleggingsgoud produceren of goud in beleggingsgoud omzetten, hebben eveneens een recht op aftrek van de belasting die verschuldigd of betaald is op hun aankopen, intracommunautaire verwervingen of invoeren van goederen of diensten die met de productie of de omzetting van dat goud verband houden, alsof de latere levering van dat goud belast was. Bijzondere bepalingen van toepassing op de handel in beleggingsgoud De richtlijn verplicht overigens de handelaars in beleggingsgoud een boekhouding te voeren van alle belangrijke handelingen en de stukken te bewaren aan de hand waarvan de identiteit kan worden vastgesteld van hun clie¨nten die genieten van deze belangrijke handelingen. De terzake bedoelde informatie dient gedurende ten minste vijf jaar te worden bewaard. De lidstaten kunnen eveneens strengere verplichtingen vaststellen of speciale boekhoudingsvereisten uitdenken, die onder andere aanleiding kunnen geven tot het houden van bijzondere registers. Teneinde, in voorkomend geval, de belastingontduiking en de belastingontwijking te bestrijden, wordt in de richtlijn bovendien voorzien in een verleggingsregeling waarvan de eigenschap erin bestaat de koper aan te duiden als schuldenaar van de belasting indien hijzelf een belastingplichtige is gehouden tot het indienen van periodieke BTW-aangiften. Die verleggingsregeling kan in hoofdzaak slechts worden ingeroepen voor : - de leveringen van goud of halffabrikaten met een zuiverheid van ten minste 325 duizendsten; - de leveringen van beleggingsgoud verricht door een belastingplichtige die, met naleving van de bijzondere regeling voor beleggingsgoud, heeft geopteerd voor de belastingheffing van die handelingen. Tenslotte staat de richtlijn de toepassing toe van een afwijkende regeling voor de handel in beleggingsgoud verricht op de gereglementeerde goudmarkt. Die afwijkende regeling staat aan de belastingplichtigen die tussenkomen op die macht toe, de specifieke vrijstelling niet toe te passen op de leveringen van beleggingsgoud die door hen worden verricht. Indien dit het geval is, is over die leveringen van beleggingsgoud in principe de belasting verschuldigd. Dit principe kan niettemin worden gematigd door een opschorting van de in te vorderen belasting alsook door een ontheffing van de boekhoudingsvereisten. Die afwijkende regeling beantwoordt niettemin aan een in het bijzonder door het Verenigd Koninkrijk uitgedrukt verzoek uit bezorgdheid de Beurs van Londen te beschermen. Diezelfde afwijkende regeling heeft dus geen onmiddellijk belang voor Belgie¨. Belgisch standpunt Naar het voorbeeld van door bepaalde lidstaten waaronder Frankrijk en Nederland, terzake aangenomen oplossing, lijkt het daarentegen voor Belgie¨ aangewezen om : - de kleine staven of plaatjes met een gewicht van ten hoogste 1 gram uit te sluiten van de definitie van beleggingsgoud; - het geheel van de verplichte of facultatieve opties voor de belastingheffing van de handelingen met betrekking tot de bewegingen van beleggingsgoud om te zetten; - de toepassingsmodaliteiten van die opties te bepalen in een administratieve aanschrijving waarvan de inhoud naar behoren zal worden meegedeeld aan de Europese Commissie. Daar het om boekhoudverplichtingen en administratieve verplichtingen gaat, welke door de richtlijn aan de handelaars in beleggingsgoud worden opgelegd, wordt in het Belgisch Wetboek van de BTW en in de ter uitvoering ervan genomen besluiten, reeds bepaald dat de belastingplichtigen met een, zij het gedeeltelijk, recht op aftrek van de voorbelasting gehouden zijn : - een aangifte in te dienen bij de aanvang, de wijziging of de stopzetting van hun werkzaamheid (Wetboek van de BTW, artikel 53, eerste lid, 1°);
50538
MONITEUR BELGE — 31.12.1999 — Ed. 3 — BELGISCH STAATSBLAD
- de de´livrer une facture ou un document en tenant lieu pour les livraisons de biens et les prestations de services qu’ils effectuent (Code de la T.V.A., article 53, aline´a 1er, 2°); - de remettre pe´riodiquement une de´claration contenant le montant des de´ductions a` ope´rer (Code de la T.V.A., article 53, aline´a 1er, 3°); - de tenir, conserver et pre´senter les livres et documents ne´cessaires au controˆle de l’exacte perception de la taxe (Code de la T.V.A., article 54, aline´a 1er, article 60 et article 61). L’obligation de conserver s’applique pendant dix ans a` partir du 1er janvier de l’anne´e qui suit leur cloˆture, s’il s’agit de livres, ou leur date, s’il s’agit d’autres documents (Code de la T.V.A. article 60, § 1er, aline´a 1er). Si elles ont devance´ les pre´occupations de la directive, les obligations qui viennent d’eˆtre rappele´es, ne souffrent pas moins d’une lacune. Dans le souci d’e´tendre l’obligation de de´livrer facture aux livraisons d’or d’investissement que des personnes physiques acquie`rent pour leur usage prive´, il conviendrait en effet d’ajouter a` l’article 1er, § 2, aline´a 2, de l’arreˆte´ royal n° 1, du 29 décembre 1992, relatif aux mesures tendant a` assurer le paiement de la taxe sur la valeur ajoute´e (Moniteur belge du 31 décembre 1992, quatrie`me e´dition), un 13° stipulant que la dispense de de´livrer facture n’est pas applicable, en l’espe`ce, lorsque la livraison d’or d’investissement exce`de un montant de 100.000 BEF. Le me´canisme de « Reverse Charge » que pre´voit la directive, reproduit par ailleurs le re´gime de report de perception dont l’article 20, de l’arreˆte´ royal n° 1, pre´cite´, fait aujourd’hui usage dans le secteur immobilier. L’objectif de la directive pourrait de`s lors eˆtre atteint, sur ce point, par l’insertion d’un article 20bis dans cet arreˆte´ royal n° 1. L’exemption spe´cifique que stipule la directive, produit enfin cet effet de rendre caduc le taux re´duit de 1 p.c. que l’article 1er bis de l’arreˆte´ royal n° 20, du 20 juillet 1970, fixant les taux de la taxe sur la valeur ajoute´e et de´terminant la re´partition des biens et des services selon ces taux (Moniteur belge du 31 juillet 1970) pre´voit en faveur de l’or normalement affecte´ a` des fins de placement. Abroger cet article 1er bis ne devrait pas provoquer, en termes de budget, une diffe´rence sensible. La T.V.A. est aujourd’hui perc¸ue au taux de 1 p.c. sur les ope´rations relatives a` l’or de placement, avec exercice inte´gral du droit a` la de´duction des taxes en amont. Les livraisons d’or d’investissement seront demain exempte´es, sous le couvert d’un droit spe´cifique et restrictif a` la de´duction des taxes en amont. Trois arreˆte´s royaux s’ave`rent, en de´finitive, indispensables a` la concre´tisation de ces mesures : - un arreˆte´ royal, pris sur la base de l’article 105 du Code de la T.V.A, pour adapter, en premier, ce Code aux dispositions de la directive; - un arreˆte´ royal destine´ a` comple´ter, selon la proce´dure ordinaire, l’arreˆte´ royal n° 1, de´ja` cite´; - un arreˆte´ royal, pris en exe´cution de l’article 37 du Code de la T.V.A., pour e´laguer, dans le sens e´voque´, l’arreˆte´ royal tarifaire n° 20. Premier et deuxie`me arreˆte´s royaux Les premier et deuxie`me arreˆte´s royaux font chacun l’objet d’un rapport spe´cifique. Troisie`me arreˆte´ royal Le troisie`me et dernier arreˆte´ royal abroge enfin, a` dater du 1er janvier 2000, le taux re´duit de 1 p.c. que l’article 1er bis de l’arreˆte´ tarifaire n° 20 pre´voit en faveur de l’or normalement affecte´ a` des fins de placement. Pris respectivement en exe´cution de l’article 105, aline´a 1er, et de l’article 37, § 1er, du Code de la T.V.A., le premier et le troisie`me de ces arreˆte´s royaux ont, seuls, requis, le 16 décembre 1999, la de´libe´ration du Conseil des Ministres. L’avis du Conseil d’Etat a e´te´ rendu le 23 décembre 1999,sur les trois projets, dans le de´lai fixe´ par l’article 84, aline´a 1er, 2°, des lois coordonne´es sur ce Haut Colle`ge. Il a e´te´ tenu compte de cet avis. J’ai l’honneur d’eˆtre, Sire,
- een factuur of een als zodanig geldend stuk uit te reiken voor de door hen verrichte leveringen van goederen en voor de door hen verstrekte diensten (Wetboek van de BTW, artikel 53, eerste lid, 2°); - periodiek aangifte te doen van het bedrag van de te verrichten aftrek (Wetboek van de BTW, artikel 53, eerste lid, 3°); - de boeken en stukken nodig om de juiste heffing van de belasting te controleren, te houden, te bewaren en voor te leggen (Wetboek van de BTW, artikel 54, eerste lid, artikel 60 en artikel 61). De verplichting tot het bewaren is van toepassing gedurende tien jaar te rekenen vanaf de eerste januari van het jaar volgend op hun sluiting wat boeken betreft, of op hun datum wat andere stukken betreft (Wetboek van de BTW, artikel 60, § 1, eerste lid). Ook al zijn de hiervoor in herinnering gebrachte verplichtingen vooruitgelopen op de bekommernissen van de richtlijn, vertonen zij niettemin een gebrek. Uit bezorgdheid de verplichting tot het uitreiken van een factuur uit te breiden tot de leveringen van beleggingsgoud verworven door natuurlijke personen voor hun prive´-gebruik, zou het inderdaad aangewezen zijn een 13° toe te voegen aan artikel 1, § 2, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 1 van 29 december 1992 met betrekking tot de regeling voor de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde (Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, vierde uitgave) waarin wordt bepaald dat de ontheffing tot uitreiking van een factuur in casu niet van toepassing is wanneer de levering van beleggingsgoud een bedrag van 100.000 BEF overtreft. De verleggingsregeling voorzien in de richtlijn, reproduceert overigens de regeling van de verlegging van de heffing waarvan artikel 20 van het voornoemd koninklijk besluit nr. 1 thans gebruik maakt in de onroerende sector. De doelstelling van de richtlijn zou bijgevolg op dat punt kunnen worden bereikt door het invoegen van een artikel 20bis in het koninklijk besluit nr. 1. De bijzondere vrijstelling bepaald in de richtlijn heeft tenslotte tot gevolg dat het verlaagd tarief van 1 pct. dat artikel 1bis van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven (Belgisch Staatsblad van 31 juli 1970) voorziet voor goud dat normaal als beleggingsobject wordt gebruikt, achterhaald is. Het opheffen van dit artikel 1bis zou op budgettair vlak geen aanzienlijk verschil tot gevolg hebben. De BTW wordt thans geheven tegen het tarief van 1 pct. op de handelingen met betrekking tot goud dat als beleggingsobject wordt gebruikt, met volledige uitoefening van het recht of aftrek van de voorbelasting. De leveringen van beleggingsgoud zullen voortaan worden vrijgesteld met een bijzonder en beperkt recht op aftrek van de voorbelasting. Drie koninklijke besluiten blijken tenslotte noodzakelijk voor het verwezenlijken van die maatregelen : - een koninklijk besluit genomen op grond van artikel 105 van het Wetboek van de BTW teneinde in de eerste plaats dit Wetboek aan te passen aan de bepalingen van de richtlijn; - een koninklijk besluit bestemd om volgens de normale procedure het reeds vermeld koninklijk besluit nr. 1 te vervolledigen; - een koninklijk besluit genomen in uitvoering van artikel 37 van het Wetboek van de BTW teneinde een bepaling in het koninklijk besluit nr. 20 inzake tarieven in de vermelde zin weg te laten. Eerste en tweede koninklijke besluiten De eerste en tweede koninklijke besluiten maken elk het voorwerp uit van een specifiek verslag. Derde koninklijk besluit Tenslotte heft het derde en laatste koninklijk besluit vanaf 1 januari 2000 het verlaagd tarief van 1 pct. op dat artikel 1bis van het besluit nr. 20 inzake tarieven voorziet voor goud dat normaal als beleggingsobject wordt gebruikt. Respectievelijk genomen in uitvoering van artikel 105, eerste lid en artikel 37, § 1, van het Wetboek van de BTW, hebben enkel het eerste en het derde van die koninklijke besluiten het overleg in de Ministerraad van 16 december 1999, vereist. Het advies van de Raad van State van 23 december 1999, werd voor de drie ontwerpen gegeven binnen de termijn bepaald door artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoo¨rdineerde wetten op dit Hoog Rechtscollege. Er werd met dit advies rekening gehouden. Ik heb de eer te zijn, Sire,
de Votre Majeste´,
van Uwe Majesteit,
le tre`s respectueux,
de zeer eerbiedige,
et tre`s fide`le serviteur,
en zeer getrouwe dienaar,
Le Ministre des Finances,
De Minister van Financiën,
D. REYNDERS
D. REYNDERS
MONITEUR BELGE — 31.12.1999 — Ed. 3 — BELGISCH STAATSBLAD
50539
AVIS DU CONSEIL D’ETAT
ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE
Le Conseil d’Etat, section de le´gislation, deuxie`me chambre, saisi par le Ministre des Finances, le 17 de´cembre 1999, d’une demande d’avis, dans un de´lai ne de´passant pas trois jours, sur un projet d’arreˆte´ royal ″modifiant l’arreˆte´ royal n° 20 du 20 juillet 1970 fixant les taux de la taxe sur la valeur ajoute´e et de´terminant la re´partition des biens et des services selon ces taux″, a donne´ le 23 de´cembre 1999 l’avis suivant :
De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 17 december 1999 door de Minister van Financie¨n verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit ″tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven″, heeft op 23 december 1999 het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoo¨rdineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan. De motivering van het verzoek om spoedbehandeling is in de brief en in de aanhef in nagenoeg dezelfde bewoordingen gesteld. In het onderhavige geval luidt de motivering in de aanhef als volgt :
Suivant l’article 84, aline´a 1er, 2°, des lois coordonne´es sur le Conseil d’Etat, inse´re´ par la loi du 4 aouˆt 1996, la demande d’avis doit spe´cialement indiquer les motifs qui en justifient le caracte`re urgent. La lettre et le pre´ambule s’expriment en des termes quasi identiques. En l’occurrence, cette motivation telle qu’elle est reproduite dans le pre´ambule est la suivante : « Vu l’urgence motive´e par le fait : — que la directive 98/80/CE est entre´e en vigueur le 17 octobre 1998; — que l’article 3, point 1, aline´a 1er, de cette directive oblige les Etats membres a` se conformer a` la directive pour le 1er janvier 2000, au plus tard; — qu’il est, en d’autres termes, impe´ratif que la re´glementation belge soit duˆment adapte´e a` cette date; — que les dispositions du pre´sent arreˆte´, dont tel est pre´cise´ment l’objet, requie`rent par conse´quent d’entrer en vigueur le 1er janvier 2000;
« Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door het feit : — dat de richtlijn 98/80/EG in werking is getreden op 17 oktober 1998; — dat artikel 3, 1, eerste lid, van die richtlijn de lidstaten ertoe verplicht ten laatste op 1 januari 2000 aan deze richtlijn te voldoen; — dat het met andere woorden absoluut noodzakelijk is dat de Belgische reglementering naar behoren op die datum wordt aangepast; — dat de bepalingen van onderhavig besluit, dat juist dit als voorwerp heeft, bijgevolg vereisen om op 1 januari 2000 van kracht te gaan;
La chambre e´tait compose´e de : MM. : J.-J. Stryckmans, premier pre´sident; Y. Kreins, P. Quertainmont, conseillers d’Etat; Mme J. Gielissen, greffier assume´. M. G. Piquet, premier auditeur honoraire au Conseil d’Etat, a e´te´ appele´ en consultation, en application de l’article 82 des lois sur le Conseil d’Etat coordonne´es le 12 janvier 1973. Le rapport a e´te´ pre´sente´ par M. J. Regnier, premier auditeur, chef de setion. La note du Bureau de coordination a e´te´ re´dige´e et expose´e par M. P. Brouwers, re´fe´rendaire. La concordance entre la version franc¸aise et la version ne´erlandaise a e´te´ ve´rifie´e sous le controˆle de M. J.-J. Stryckmans. Le greffier, Le premier pre´sident, J. Gielissen. J.-J. Stryckmans.
— dat dit besluit dus dringend moet genomen worden;″. Overeenkomstig artikel 84, tweede lid, van de gecoo¨rdineerde wetten op de Raad van State, heeft de afdeling wetgeving zich bepaald tot het maken van de volgende opmerking. Het zevende en achtste lid van de aanhef moeten worden aangevuld met de datum van het advies van de inspecteur van Financie¨n en van de akkoordbevinding van de minister van Begroting, te weten respectievelijk 14 en 16 december 1999. De kamer was samengesteld uit : De heren : J.-J. Stryckmans, eerste voorzitter; Y. Kreins, P. Quertainmont, staatsraden; Mevr. J. Gielissen, toegevoegd griffier. De heer G. Piquet, ere-eerste auditeur bij de Raad van State, is bij toepassing van artikel 82 van de gecoo¨rdineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973 ter raadpleging opgeroepen. Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur afdelingshoofd. De nota van het coo¨rdinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de heer P. Brouwers, referendaris. De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J.-J. Stryckmans. De griffier, De eerste voorzitter, J. Gielissen. J.-J. Stryckmans.
30 DECEMBRE 1999. — Arreˆte´ royal modifiant l’arreˆte´ royal n° 20 du 20 juillet 1970 fixant les taux de la taxe sur la valeur ajoute´e et de´terminant la re´partition des biens et des services selon ces taux (1)
30 DECEMBER 1999. — Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven (1)
ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu le Traite´ du 25 mars 1957 instituant la Communaute´ e´conomique europe´enne, approuve´ par la loi du 2 décembre 1957, notamment l’article 93; Vu la sixie`me directive 77/388/CEE du Conseil, du 17 mai 1977, en matie`re d’harmonisation des le´gislations des Etats membres relatives aux taxes sur le chiffre d’affaires - Syste`me commun de taxe sur la valeur ajoute´e : assiette uniforme, notamment l’article 12, modifie´ par la directive 92/77/CEE du 19 octobre 1992, par la directive 92/111/CEE du 14 décembre 1992, par la directive 94/5/CE du 14 février 1994, par la directive 96/42/CE du 25 juin 1996 et par la directive 96/95/CE du 20 décembre 1996, l’article 28, paragraphe 3, b, et l’article 28sexies, §§ 3 et 4, inse´re´s par la directive 91/680/CEE du 16 décembre 1991 et modifie´s par la directive 92/111/CEE du 14 décembre 1992;
ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op het Verdrag van 25 maart 1957 tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, goedgekeurd bij de wet van 2 december 1957, inzonderheid op artikel 93; Gelet op de Zesde richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde : uniforme grondslag, inzonderheid op artikel 12, gewijzigd bij de richtlijn 92/77/EEG van 19 oktober 1992, bij de richtlijn 92/111/EEG van 14 december 1992, bij de richtlijn 94/5/EG van 14 februari 1994, bij de richtlijn 96/42/EG van 25 juni 1996 en bij de richtlijn 96/95/EG van 20 december 1996, op artikel 28, lid 3, b, en op artikel 28sexies, §§ 3 en 4, ingevoegd bij de richtlijn 91/680/EEG van 16 december 1991 en gewijzigd bij de richtlijn 92/111/EEG van 14 december 1992;
— que cet arreˆte´ doit de`s lors eˆtre pris d’urgence;″. Suivant l’article 84, aline´a 2, des lois coordonne´es sur le Conseil d’Etat, la section de le´gislation s’est limite´e a` l’observation suivante. Les aline´as 7 et 8 du pre´ambule seront comple´te´s par la date de l’avis de l’inspecteur des Finances et de l’accord du ministre du Budget, soit respectivement les 14 et 16 de´cembre 1999.
50540
MONITEUR BELGE — 31.12.1999 — Ed. 3 — BELGISCH STAATSBLAD
Vu la dix-huitie` me directive 89/465/CEE du Conseil, du 18 juillet 1989, en matie`re d’harmonisation des le´gislations des Etats membres relatives aux taxes sur le chiffre d’affaires - Suppression de certaines de´rogations pre´vues a` l’article 28, paragraphe 3, de la sixie`me directive 77/388/CEE, notamment l’article 3;
Gelet op de Achttiende richtlijn 89/465/EEG van de Raad van 18 juli 1989 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lid-Staten inzake omzetbelasting - intrekking van een aantal afwijkingen bedoeld in artikel 28, lid 3, van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG, inzonderheid op artikel 3;
Vu la directive 98/80/CE du Conseil, du 12 octobre 1998, comple´tant le syste`me de taxe sur la valeur ajoute´e et modifiant la directive 77/388/CEE - Re´gime particulier applicable a` l’or d’investissement;
Gelet op de richtlijn 98/80/EG van de Raad van 12 oktober 1998 tot aanvulling van het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde en tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG bijzondere regeling voor beleggingsgoud;
Vu le Code de la taxe sur la valeur ajoute´e, notamment l’article 37, remplace´ par la loi du 28 décembre 1992;
Gelet op het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, inzonderheid op artikel 37, vervangen bij de wet van 28 december 1992;
Vu l’arreˆte´ royal n° 20, du 20 juillet 1970, fixant les taux de la taxe sur la valeur ajoute´e et de´terminant la re´partition des biens et des services selon ces taux, notamment l’article 1erbis, inse´re´ par l’arreˆte´ royal du 29 décembre 1992;
Gelet op het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, inzonderheid op artikel 1bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 29 december 1992;
Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, e´mis le 14 décembre 1999;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financie¨n uitgebracht op 14 december 1999;
Vu l’accord du Ministre du Budget, donne´ le 16 décembre 1999;
Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting gegeven op 16 december 1999;
Vu l’urgence motive´e par le fait :
Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door het feit :
- que la directive 98/80/CE est entre´e en vigueur le 17 octobre 1998;
- dat de richtlijn 98/80/EG in werking is getreden op 17 oktober 1998;
er
- que l’article 3, point 1, aline´a 1 , de cette directive oblige les Etats membres a` se conformer a` la directive pour le 1er janvier 2000, au plus tard;
- dat artikel 3, 1, eerste lid, van die richtlijn de lidstaten ertoe verplicht ten laatste op 1 januari 2000 aan deze richtlijn te voldoen;
- qu’il est, en d’autres termes, impe´ratif que la re´glementation belge soit duˆment adapte´e a` cette date;
- dat het met andere woorden absoluut noodzakelijk is dat de Belgische reglementering naar behoren op die datum wordt aangepast;
- que les dispositions du pre´sent arreˆte´, dont tel est pre´cise´ment l’objet, requie`rent par conse´quent d’entrer en vigueur 1er janvier 2000;
- dat de bepalingen van onderhavig besluit, dat juist dit als voorwerp heeft, bijgevolg vereisen om op 1 januari 2000 van kracht te gaan;
- que cet arreˆte´ doit de`s lors eˆtre pris d’urgence;
- dat dit besluit dus dringend moet genomen worden;
Vu l’avis du Conseil d’Etat rendu le 23 décembre 1999, en application de l’article 84, aline´a 1er, 2°, des lois coordonne´es sur le Conseil d’Etat;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 23 december 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoo¨rdineerde wetten op de Raad van State;
Sur la proposition de Notre Ministre des Finances et l’avis de Nos Ministres qui en ont de´libe´re´ en Conseil,
Op de voordracht van Onze Minister van Financie¨n en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,
Nous avons arreˆté et arreˆtons : er
er
Article 1 . L’article 1 bis de l’arreˆte´ royal n° 20, du 20 juillet 1970, fixant les taux de la taxe sur la valeur ajoute´e et de´terminant la re´partition des biens et des services selon ces taux, inse´re´ par l’arreˆte´ royal du 29 décembre 1992, est abroge´. Art. 2. Le pre´sent arreˆte´ entre en vigueur le 1er janvier 2000. Art. 3. Notre Ministre des Finances est charge´ de l’exe´cution du pre´sent arreˆte´. Donne´ a` Ciergnon, le 30 décembre 1999.
Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. Artikel 1bis van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 29 december 1992, wordt opgeheven. Art. 2. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2000. Art. 3. Onze Minister van Financie¨n is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Ciergnon, 30 december 1999.
ALBERT
ALBERT
Par le Roi :
Van Koningswege :
Le Ministre des Finances, D. REYNDERS
De Minister van Financie¨n, D. REYNDERS
Note
Nota
(1) Re´fe´rences au Moniteur belge : Loi du 3 juillet 1969, Moniteur belge du 17 juillet 1969; Loi du 28 décembre 1992, Moniteur belge du 31 décembre 1992, 1e`re e´dition; Arreˆte´ royal du 20 juillet 1970, Moniteur belge du 31 juillet 1970; Arreˆte´ royal du 29 décembre 1992, Moniteur belge du 31 décembre 1992, 4e`me e´dition; Lois coordonne´es sur le Conseil d’Etat, arreˆte´ royal du 12 janvier 1973, Moniteur belge du 21 mars 1973; Loi du 4 juillet 1989, Moniteur belge du 25 juillet 1989; Loi du 4 août 1996, Moniteur belge du 20 août 1996.
(1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1969, Belgisch Staatsblad van 17 juli 1969; Wet van 28 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 1ste editie; Koninklijk besluit van 20 juli 1970, Belgisch Staatsblad van 31 juli 1970; Koninklijk besluit van 29 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 4de editie; Gecoo¨rdineerde wetten op de Raad van State, koninklijk besluit van 12 januari 1973, Belgisch Staatsblad van 21 maart 1973; Wet van 4 juli 1989, Belgisch Staatsblad van 25 juli 1989; Wet van 4 augustus 1996, Belgisch Staatsblad van 20 augustus 1996.