Milieusignaalkaarten
Milieusignaalkaarten
Auteur Documentnummer Afdeling Datum
DCMR Milieudienst Rijnmond Parallelweg 1 Postbus 843 3100 AV Schiedam T
010 - 246 80 00
F
010 - 246 82 83
E
[email protected]
W www.dcmr.nl
:E.J.M. Schenk :21310004 :Expertisecentrum :24 mei 2012
Inhoud 1
Inleiding
4
2
Toelichting gebruik / signaalkleuren
5
3
Toelichting per milieuthema
6
3.1 3.2 3.3 3.4
Luchtkwaliteit Externe veiligheid Geluid Bodem
6 8 9 11
4
Nadere informatie
16
5
Bijlagen
19
5.1 5.2
19 20
Lucht nadere toelichting normen en de maatregelen Externe Veiligheid nadere toelichting rode - en gele gebied
Milieusignaalkaarten
blad 3 van 20
1
Inleiding
Voor de ruimtelijk planontwikkeling is het belangrijk om inzicht te hebben in de milieusituatie, m.n. om potentiële milieuknelpunten tijdig te kunnen onderkennen, zodat daarop bij de uitwerking geanticipeerd kan worden. Om in deze behoefte te voorzien is, in opdracht van de stadsregio Rotterdam, het instrument “(milieu)signaalkaarten” ontwikkeld. De beoogde gebruikers van de (milieu)signaalkaarten zijn m.n. de gemeentelijke RO-medewerkers, maar daarnaast zijn ze ook van belang voor milieuadviseurs, planologen en bestuurders. De stadsregio heeft de DCMR Milieudienst Rijnmond in 2010 opdracht gegeven de bestaande milieusignaalkaarten te evalueren. Uit de evaluatie is o.a. gebleken dat deze kaarten inderdaad in de beoogde behoefte voorzien. Daarbij hebben de gebruikers ook aangegeven dat het belangrijk is dat de milieusignaalkaarten zo actueel en gedetailleerd mogelijk zijn. Gezien de functie van de kaarten kan er slechts in beperkte mate invulling worden gegeven aan de behoefte aan een hoger detailniveau. Daarnaast is er ook behoefte aan een uitbreiding van het instrument. Omdat de milieusituatie, de wetgeving en de projecten voortdurend veranderen, zijn de kaarten steeds een momentopname. Daarom is in 2011 een aanzet gegeven om te komen tot een goede organisatie van het beheer van de milieusignaalkaarten. Dit impliceert ook dat indien nodig deze notitie met enige regelmaat zal worden geactualiseerd. Op grond van de conclusies uit het evaluatieonderzoek is eind 2011 de signaalkaart externe veiligheid uit 2009 geactualiseerd en zijn nieuwe milieusignaalkaarten voor lucht, bodemspoedlocaties, bodemonderzoek en bodemondergrond ontwikkeld. De kaarten zijn beschikbaar gesteld via de RegioGIS-catalogus van de stadsregio (‘publicatie’). In het verlengde van de aanbevelingen uit het evaluatierapport worden in 2012 de volgende kaarten geactualiseerd: Signaalkaart geluid (actualisatie van de kaart uit 2009); Signaalkaart bodemondergrond (actualisatie van de kaart uit 2011); Signaalkaart externe veiligheid (actualisatie van de kaart uit 2011); Daarnaast zal in 2012, eveneens in navolging van de aanbevelingen uit het evaluatierapport, en in overleg met de gebruikersgroep (o.a. bestaande uit RO-medewerkers van de gemeenten) één van de volgende milieusignaalkaarten ontwikkeld worden: Signaalkaart Geur óf Signaalkaart EV start uitwerking in lagen d.m.v. het uitwerken van min. een kaart (nieuw); Doel van deze notitie In deze notitie wordt een toelichting gegeven op de huidige set signaalkaarten, zodat het voor de beoogde gebruikers (de RO-medewerkers en bestuurders van de regiogemeenten, milieuadviseurs en planologen) duidelijk is wat de functie en reikwijdte van de signaalkaarten is en hoe zij gebruikt moeten worden in het RO proces.
blad 4 van 20
Milieusignaalkaarten
2
Toelichting gebruik / signaalkleuren
Ruimtelijke plannen moeten voldoen aan wetgeving en beleid op het gebied van milieu. De signaalkaarten geven, op basis van kennis over wettelijke zoneringen en milieubelasting in de regio, 1 een inschatting of realisatie van gevoelige of kwetsbare bestemmingen leidt tot knelpunten . De signaalkaarten zijn globaal van aard en niet geschikt voor wettelijke toetsing. Ze zijn nadrukkelijk bedoeld om een signaal af te geven en de beoogde gebruikers (o.a. gemeentelijke RO medewerkers) te wijzen op de milieuaspecten waar zij, bij de verdere planontwikkeling, rekening mee moeten houden. Vervolgens kunnen dan in overleg met de deskundigen de consequenties in beeld worden gebracht. 2
Bij het opstellen van de milieusignaalkaarten wordt gebruik gemaakt van 3 basiskleuren : Rood: Ontwikkeling van de locatie is niet zondermeer mogelijk. Deze kleur geeft aan dat grenswaarden worden overschreden. In rode gebieden ontstaat een knelpunt als er gevoelige of (beperkt) kwetsbare bestemmingen worden gerealiseerd. Alleen in bijzondere gevallen of als maatregelen worden getroffen aan de bron die de overschrijding veroorzaakt, is ontwikkeling mogelijk. Men dient rekening te houden met een intensieve procedure en uitgebreid onderzoek. Het is belangrijk om tijdig deskundigen in te schakelen. Geel: Nader onderzoek is noodzakelijk. Deze kleur geeft aan dat er rekening moet worden gehouden met het betreffende milieuaspect. Nader onderzoek is noodzakelijk en mogelijk moeten in het ruimtelijke plan milieumaatregelen worden opgenomen, om te voldoen aan wettelijke vereisten. Uit nader onderzoek moet blijken of er grenswaarden worden overschreden. Wit/doorzichtig: Geen knelpunten verwacht. De witte of doorzichtige kleur geeft aan dat er op basis van de nu beschikbare kennis en inzichten geen knelpunten zijn te verwachten bij het realiseren van gevoelige of kwetsbare bestemmingen.
1
Er is sprake van een knelpunt als er wettelijke grenswaarden worden of mogelijk worden overschreden.
2
Bij een aantal kaarten is het kleurenspectrum uitgebreid; dit wordt bij de betreffende onderdelen toegelicht
Milieusignaalkaarten
blad 5 van 20
3 Toelichting per milieuthema 3.1 3.1.1
Luchtkwaliteit Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit
In het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn op nationaal, regionaal en lokaal niveau afspraken gemaakt over maatregelen die ervoor zorgen dat in 2011 / 2015 overal wordt voldaan aan de wettelijke normen (voor fijnstof (PM10 en PM 2,5) respectievelijk Stikstofdioxide (NO2)) uit de Wet luchtkwaliteit. Voor onze regio zijn in de nota ’Dat lucht op’ de maatregelen vastgesteld die naast de effecten van het (inter)nationaal beleid en de al afgesproken 3 maatregelen in het RAP/RAL nodig zijn om de norm te halen. Dat wil zeggen dat er voor de op dit moment bekende ruimtelijke projecten in de regio (in de vorm en omvang waarin ze in het NSL zijn ingevoerd) geen knelpunten worden verwacht. Voor een toelichting op de normen voor fijnstof (PM10: 2011 en PM 2,5: 2015) en Stikstofdioxide (NO2) (2015), en de maatregelen die de Nederlandse overheid neemt om deze normen te bereiken zie bijlage 5.1 3.1.2
Signaalkaart Luchtkwaliteit
Ondanks het feit dat er geen knelpunten verwacht worden, is er toch een signaalkaart Luchtkwaliteit gemaakt, omdat het wenselijk wordt geacht dat de RO-adviseur bij de start van de planontwikkeling een indicatie heeft van de luchtkwaliteit en aandacht heeft voor deze problematiek (“let op, denk na!”). Bij de beoordeling van de luchtkwaliteit dient overigens niet alleen de situatie op de planlocatie, maar ook de situatie langs de ontsluitingswegen beschouwd te worden. Daarnaast moet voor sommige plannen het effect van die plannen op de luchtkwaliteit in beeld gebracht worden. Dit is afhankelijk van de aard van de plannen en niet van de luchtkwaliteit ter plaatse. De beoordeling van de luchtkwaliteit beperkt zich, op deze kaart, conform de huidige inzichten, tot de stof NO2, omdat fijnstof, op dit moment, geen overschrijding kent in het NSL. De signaalkaart is bedoeld als eerste verkenning en kent een aantal beperkingen in het gebruik. Voor bouwplannen moet er vaak gekeken worden naar de verwachte situatie over 10 jaar, i.c. 2022. De bijgevoegde kaart geeft de berekende luchtkwaliteit voor NO2 in 2011 weer (de verwachting is dat er in 2015 in de hele regio wordt voldaan aan de NO2 norm) (zie 3.1.1 NSL → na 2015 zijn er geen wettelijke beperkingen meer). Op deze kaart is het gebied rood ingekleurd waar in 2011 de NO2 concentratie vrijwel zeker hoger 3 was dan 40 µg/m . In 2015 zal dit gebied voldoen aan de norm (zie § 3.1.1 NSL). Tot 2015 zal de luchtkwaliteit in het rode gebied echter niet voldoen aan de eisen die zijn gesteld. Ook in latere jaren moet een goede afweging gemaakt worden of het bouwen van gevoelige bestemmingen in het rode gebied wenselijk is in verband met de gezondheid van de kwetsbare groepen. Op deze kaart is het gebied geel ingekleurd waar de concentratie NO2 in 2011 tussen de 38-40 µ/m3 was en zich dus net onder de norm bevond. Als, door onvoorziene omstandigheden en ontwikkelingen, de achtergrondconcentratie minder snel daalt dan nu wordt verwacht komen er, m.n. in het gele gebied, nieuwe knelpunten bij. Daarom moet er een afweging gemaakt worden of het bouwen van gevoelige bestemming in de komende jaren in het gele gebied wel wenselijk is (→ zijn er andere gebieden waar deze ontwikkeling ook mogelijk is. In het gebied buiten de gekleurde gebieden is de kans dat de grenswaarde van NO2 overschreden wordt erg klein. Hier is de realisatie van bouwplannen voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zeer kansrijk. 3
RAP/RAL: hierin zijn de luchtmaatregelen gebundeld uit het Regionaal Actie Programma en de Rotterdamse Aanpak Luchtkwaliteit blad 6 van 20
Milieusignaalkaarten
Figuur 1: signaalkaart lucht 3.1.3
Regionale Handreiking Luchtkwaliteit e
De conclusie die volgt uit het NSL (zie § 3.1.1, 1 alinea, laatste zin) betekent echter niet dat in ruimtelijke plannen geen aandacht hoeft te worden besteed aan luchtkwaliteit. Plannen kunnen immers zelf ook gevolgen hebben voor de luchtkwaliteit. Alle plannen moeten voldoen aan de eisen van de Wet luchtkwaliteit, Over dit onderwerp is door de stadsregio een Regionale Handreiking Luchtkwaliteit opgesteld (www.stadsregio.info). Met deze regionale Handreiking Luchtkwaliteit, d.d. juni 2008, kan de impact van plannen in lokale situaties worden bepaald. In 99% van de gevallen (de zogenaamde NIBM (“Niet In Betekenende Mate”) projecten) is die bijdrage te verwaarlozen. De systematiek van deze regionale handreiking voldoet anno 2012 nog steeds. Tekstueel zijn wel enige aanpassingen noodzakelijk/gewenst! Een actualisatie is voorzien voor eind 2012, begin 2013. Op plekken waar de luchtkwaliteit al slecht is kan de impact niet met de handreiking bepaald worden. Grotere projecten (o.a. woningbouwplannen > 1500 woningen, de zogenaamde IMB (In Betekenende Mate) projecten), die een grote invloed hebben op de luchtkwaliteit, zouden dus voor overschrijdingen van de norm kunnen zorgen, voor 2015 moeten deze overschrijdingen echter met behulp van maatregelen weer zijn opgelost. Er zijn maatregelen (in het kader van NSL) die de luchtkwaliteit verbeteren en plannen die bij ontwikkeling de luchtkwaliteit verslechteren. Per saldo moet de luchtkwaliteit minimaal zodanig verbeteren dat e.e.a. past binnen de NSL-afspraken.
Milieusignaalkaarten
blad 7 van 20
3.2
Externe veiligheid
De signaalkaart Externe Veiligheid is in 2011 geactualiseerd. Op de kaart zijn de gebieden (de ‘wettelijke zones’) aangegeven waarin rekening moet worden gehouden met externe veiligheidsrisico’s ten gevolge van bedrijfsactiviteiten en transportbewegingen met gevaarlijke stoffen De hierbij beschouwde transportmodaliteiten zijn weg, water, spoor (ged.), pijpleiding en luchthaven. In het rode gebied wordt de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico overschreden, waardoor ontwikkeling van nieuwe functies hier in beginsel niet mogelijk is. Het gele gebied geeft een aandachtszone weer die met name betrekking heeft op het groepsrisico (een maat voor de kans dat door een ramp meer dan tien dodelijke slachtoffers vallen en sprake is van een “maatschappelijke ontwrichting”). Voor ontwikkelingen en nieuwe bestemmingsplannen in het gele gebied is nader onderzoek noodzakelijk. Dit betreft een berekening en onderbouwing van (de toename van) het groepsrisico die mogelijk met de realisatie van het plan optreedt. Op grond van deze informatie vindt dan gemeentelijke (bestuurlijke) besluitvorming plaats. In bijlage 5.2 wordt een nadere toelichting gegeven op de beleidsuitgangspunten waarop het rode en gele gebied zijn gebaseerd. In het overige wit/doorzichtige gebied zijn geen knelpunten te verwachten. Uit de kaart blijkt dat in een groot deel van de regio in geval van geplande ontwikkelingen nader onderzoek noodzakelijk is, vooral naar de gevolgen van het groepsrisico.
Figuur 2: signaalkaart Externe Veiligheid
blad 8 van 20
Milieusignaalkaarten
De signaalkaart is een momentopname, gebaseerd op gegevens van eind 2011. Het is mogelijk dat er nieuwe bronnen bijkomen of andere verdwijnen. Ook kan de regelgeving veranderen. e Zo zijn de gegevens over de transportmodaliteiten nog niet definitief. De verwachting is dat in het 2 kwartaal van 2012 de circulaire Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen en de Handleiding Risicoberekening Transport (c RNVGS en HART) worden vastgesteld. Deze twee documenten vormen de basis van het toekomstige Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen, dat vermoedelijk over een jaar wordt vastgesteld. Deze geldt dan voor vijf jaar. De risicocontour transport is daarmee een statisch gegeven, dat voor de komende jaren vastligt. Voor het Landelijk Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) zijn alle risicobronnen geïnventariseerd en wordt de actuele situatie bijgehouden op een risicokaart. Die kaart wordt voor wat betreft het grondgebied van Rijnmond beheerd door de provincie Zuid-Holland. Helaas zijn nog niet al de gegevens t.a.v. het spoor beschikbaar. De landelijke besluitvorming over de doorgaande routes is namelijk nog niet afgerond. Deze gegevens zijn daarom nog niet opgenomen op de risicokaart en op de signaalkaart. Bij de DCMR is veel achterliggende informatie voorhanden over de precieze problematiek per locatie en indien nodig kan ook de impact van de doorgaande routes op het spoor nader worden bepaald. Om de onderbouwing van ruimtelijke plannen te ondersteunen wordt in veel gemeenten een Visie Externe Veiligheid opgesteld. Algemene informatie over ruimtelijke ordening en externe veiligheid is te vinden op de website van het landelijk netwerk externe veiligheid genaamd Relevant (www.relevant.nl).
3.3
Geluid
De signaalkaart geluid is in de actualisatie 2011 niet meegenomen, omdat op dat moment onvoldoende duidelijk was op welke wijze daar het beste invulling aan kon worden gegeven. Daarnaast was/is de signaalkaart Geluid in principe nog voldoende actueel voor het doel (signaleren). Op de signaalkaart zijn de gebieden aangegeven waar rekening moet worden gehouden met geluidhinder door wegverkeer (rijks-, provinciale- en gemeentelijke wegen (waarop harder mag worden gereden als 30 km/u) op basis van de RVMK), industrie, railverkeer en luchtvaart (→alleen de gezoneerde geluidbronnen met de vastgestelde zone). In het rode gebied worden de maximale grenswaarden uit de Wet geluidhinder overschreden. Hier kunnen gevoelige functies, zoals wonen, niet zonder meer worden gerealiseerd. In bepaalde gevallen is onder stringente voorwaarden (bijvoorbeeld met gebruikmaking van de Interim-wet Stad en Milieu of de zeehavennorm ) een uitzondering mogelijk. In het gele gebied is nader onderzoek naar de geluidsituatie noodzakelijk. In veel gevallen moet een ontheffing worden verleend of moeten geluidmaatregelen worden opgenomen in het plan. In het overige wit/doorzichtige gebied zijn geen knelpunten te verwachten. Soms kan er sprake zijn van bronnen die niet op de kaart zijn weergegeven, zoals horecalawaai. Uit de kaart volgt dat bij vrijwel alle plannen van RR2020 nader onderzoek nodig is naar de geluidsituatie. De signaalkaart geluid is gebaseerd op het wettelijk toetsingskader en berekening met een model waarin gedetailleerde gegevens over geluidbronnen, verkeersstromen en de afschermende werking van geluidschermen en gebouwen zijn opgenomen. Het wettelijk toetsingskader (de norm voor het geluidniveau) verschilt van bron tot bron.
Milieusignaalkaarten
blad 9 van 20
Fig. 3: signaalkaart Geluid De kaart geeft geen beeld van de geluidbelasting, maar geeft antwoord op de vraag of akoestisch onderzoek verplicht is voor het realiseren van gevoelige functies zoals woningbouw. De kaart geeft de geluidssituatie weer anno 2020, De situatie buiten de zones wordt niet weergegeven. Voor de zonering van het verkeerslawaai is gebruik gemaakt van de Regionale VerkeersMilieuKaart (RVMK) voor de jaren 2008 en 2020, waarin de realisatie van RR2020 en de aanleg van de A4-noord en de A13-16 zijn meegenomen. Om de onderbouwing van ruimtelijke plannen te ondersteunen is in veel gemeenten een ontheffingenbeleid opgesteld. Algemene informatie over geluid en ruimtelijke ordening kan worden gevonden op de site van Infomil (www.infomil.nl). Daarnaast is ook beschikbaar de handreiking “Bouwen op Geluidbelaste locaties” op de site van de Stadsregio (www.stadsregio.info). Ook hiervoor geldt dat een actualisatie is voorzien voor eind 2012 begin 2013, in verband met de nieuwe wetgeving voor rijkswegen een hoofdspoorwegen (invoering van geluidproductieplafonds). In de Wet geluidhinder is voorgeschreven dat binnen een vastgestelde geluidzone altijd akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Door jurisprudentie is, in het kader van een goede ruimtelijk ontwikkeling, daaraan toegevoegd dat ook de geluidbelasting vanwege niet gezoneerde bronnen, te weten 30 km/uur wegen, vaarwegen en inrichtingen buiten gezoneerde terreinen, moet worden bepaald op geplande geluidgevoelige bestemmingen.
Het is de bedoeling om in 2012 een meer statische kaart op te stellen die past bij de vigerende weten regelgeving. Een kaart waarop alle gezoneerde bronnen zijn gevisualiseerd (met een inzoomfunctie) waarbij tevens de vastgestelde geluidzones zijn weergegeven. Binnen een geluidzone moet altijd een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Dus feitelijk moet het gebied tussen de wettelijk vastgestelde geluidzone en de grens van de geluidbron met de kleur geel worden ingekleurd. Zodra er bouwplannen zijn binnen een geluidzone moet RO rekening houden met geluid (signaal-functie).
blad 10 van 20
Milieusignaalkaarten
SWUNG-1 Nadat SWUNG -1 in werking is getreden, kunnen de zones langs de rijkswegen en hoofdspoorwegen worden vervangen door de vastgestelde geluidproductieplafonds. De DCMR kan deze plafonds in opdracht vertalen naar geluidcontouren conform de normstelling Wetgeluidhinder. Aan de hand van verschillende kleurcoderingen kan dan worden aangegeven per gebied wat wel en niet kan. Vastgestelde beleidsregels voor industriegebieden Rond de industrieterreinen Maasvlakte/Europoort, Botlek/Pernis en Waal-/Eemhaven zijn per industriegebied beleidsregels vastgesteld. De beleidsregel bepaalt per industriegebied eenduidig de 55 dB(A) geluidcontour. Het gebied tussen de wettelijk vastgestelde zone en de 55 dB(A) geluidcontour kan met de kleur geel worden ingevuld, het gebied tussen de grens van het industrieterrein en de 55 dB(A)-contour met de kleur rood. Voor de overige industrieterreinen geldt tussen de wettelijk vastgestelde zonegrens en de grens van het industrieterrein de inkleuring met de kleur geel. Tenzij er MTG’s zijn vastgesteld die hoger zijn dan 55 dB(A) rondom een specifiek industrieterrein.
3.4 3.4.1
Bodem Algemeen
Het probleem van het visualiseren van bodem informatie is dat het altijd een deel van het probleem weergeeft. Een kaart waarop alle beschikbare informatie voor het Rijnmondgebied is verwerkt wordt door de veelheid aan informatie onleesbaar en geeft geen onderscheidend beeld. Bij plan ontwikkeling is het altijd nodig om onderzoek naar de actuele en totale toestand van de bodem/ondergrond te doen. De onderliggende gegevens, waarop de onderstaande signaalkaarten zijn gebaseerd, zijn beschikbaar bij de DCMR en kunnen worden gebruikt bij de verdere uitwerking van ruimtelijke plannen. Veel informatie is digitaal beschikbaar en inzichtelijk op de website www.DCMR.nl/bodeminformatie (→ geoportaal bodem). Op deze site zijn op locatieniveau de actuele bodemgegevens digitaal in te zien en wanneer digitaal beschikbaar ook te downloaden. De DCMR Milieudienst Rijnmond kan daarbij ook behulpzaam zijn en de actuele en totale toestand van de bodem/ondergrond voor een te ontwikkelen locatie of een te ontwikkelen gebied inzichtelijk maken. 3.4.2
Bodemontwikkellocaties en -spoedlocaties
Op de signaalkaart bodemontwikkellocaties uit 2009 waren alleen de locaties opgenomen die op de RR2020 plankaart stonden. Op de signaalkaart bodemspoedlocaties zijn alle geïnventariseerde spoedeisende saneringslocaties uit de hele Rijnmond Regio opgenomen. Indien relevante aanvullende informatie beschikbaar komt zal de signaalkaart bodemspoedlocaties worden aangepast. Voor de locaties waarvoor ruimtelijke ontwikkeling is voorzien, in het kader van RR2020, is het belangrijk om te weten of daarbij met het aspect bodem en in het bijzonder met de bodemsaneringskosten rekening moet worden gehouden. Hiervoor is de signaalkaart bodemontwikkelingslocaties beschikbaar. De verontreinigingssituatie ter plaatse van de ontwikkelingslocaties is, in de afgelopen periode, niet wezenlijk veranderd en daarom is de signaalkaart bodemontwikkelingslocaties, d.d januari 2009, ongewijzigd toegevoegd aan deze update. In het kader van stedelijke vernieuwing bestond de mogelijkheid om een overheidsbijdrage te verkrijgen indien extreem hoge kosten werden verwacht, maar in verband met gewijzigd beleid is deze mogelijkheid vervallen. De bestaande mogelijkheid om in het kader van de Wet bodembescherming (wbb) een overheidsbijdrage te verkrijgen, is ongewijzigd gebleven. Om voor die bijdrage in aanmerking te komen moet er niet alleen sprake zijn van een historisch geval van ernstige bodemverontreiniging, maar ook van een verhoogd risico voor de volksgezondheid of het milieu.
Milieusignaalkaarten
blad 11 van 20
Indien met spoed maatregelen moeten worden genomen, vanwege verhoogde humane, ecologische of verspreidingsrisico’s, dan kunnen, in overleg met het bevoegd gezag, Wbb overheidsmiddelen worden aangewend. Daarom en in verband met de daaraan gekoppelde wettelijke verplichtingen is het voor de gemeenten belangrijk om te weten voor welke locaties er sprake is van spoed, ook indien geen ruimtelijke ontwikkeling is voorzien. Inmiddels loopt deze inventarisatie, die in principe in 2013 moet zijn afgerond. Op basis van de eind 2011 beschikbare gegevens is de signaalkaart bodemspoedlocaties gemaakt. Hierop staan al de geïnventariseerde locaties (zowel de ontwikkellocaties in het kader van RR2020 als de overige locaties) in de regio aangegeven. 3.4.1.1. Signaalkaart bodemontwikkellocaties: Er is in 2008 een beoordelingssystematiek ontwikkeld om te bepalen of bij een ontwikkelingslocatie rekening moet worden gehouden met bodemverontreiniging. Op basis van deze systematiek is op de signaalkaart bodemontwikkellocaties aangegeven of bij de ruimtelijke ontwikkellocaties uit RR2020 rekening moet worden gehouden met bodemverontreiniging. De kaart is gemaakt op basis van een beoordeling van een grote hoeveelheid bodemgegevens. Hierbij is gekozen voor de volgende indeling: Bij de rode locaties moet rekening worden gehouden met bodemverontreiniging waarbij dure maatregelen moeten worden getroffen. Er is hierbij onderscheid tussen vlakdekkend rode locaties, waar reeds onderzoek is uitgevoerd en gearceerd rode locaties waar een sterk vermoeden van verontreiniging bestaat, dat door nader onderzoek zal moeten worden geverifieerd. Bij de gele locaties moet rekening worden gehouden met beperkte bodemverontreiniging die met standaardmaatregelen kan worden gesaneerd, zoals het aanbrengen van een leeflaag. Ook hier is een onderscheid tussen reeds onderzochte locaties (vlakdekkend geel) en locaties waar een vermoeden van verontreiniging bestaat (gearceerd geel), gebaseerd op interpretatie van beschikbare gegevens. In het overige witte doorzichtige gebied zijn – voor wat betreft de RR2020 ontwikkellocaties - geen knelpunten te verwachten. Per gemeente zijn gedetailleerde kaarten gemaakt, waarop meer informatie staat aangegeven.
blad 12 van 20
Milieusignaalkaarten
Figuur 4: Gecombineerde signaalkaart bodemontwikkel- en –spoedlocaties
3.4.1.2. Signaalkaart bodemspoedlocaties : Voor locaties waar sprake is van een historisch geval van ernstige bodemverontreiniging en een verhoogd humaan, ecologisch of verspreidingsrisico, zijn in het kader van RR2020 geen ruimtelijke ontwikkelingen voorzien, mede vanwege de extreem hoge saneringskosten. De aanpak van deze locaties is in feite blijven liggen. Vanwege de risico’s voor de volksgezondheid en het milieu moeten ter plaatse van deze statische (geen ontwikkelingen gepland voor 2015) locaties echter met spoed maatregelen worden genomen. Daarom wordt een speciale inventarisatie uitgevoerd naar deze spoedlocaties. De resultaten van de inventarisatie tot nu toe (31-12-2011) zijn op de signaalkaart bodemspoedlocaties weergegeven. Hierbij is gekozen voor de volgende locatie indeling: o
o
o
o
o
humane spoed (rood); beveiligingsmaatregelen verplicht; sanering voor 2015 verplicht; actuele verspreidingsurgentie (oranje); ingepland voor 2015 verplicht; sanering voor 2030 verplicht; potentiële verspreidingsurgentie (geel); onderzoeken ingepland voor 2015 verplicht; sanering voor 2030 verplicht; ecologische spoed (blauw); beveiligingsmaatregelen nodig; sanering voor 2030 verplicht; “voor de overige locaties is geen sprake van spoed om milieuhygiënische redenen”. Dit is vooralsnog een voorbarige indeling omdat de inventarisatie nog loopt.
Milieusignaalkaarten
blad 13 van 20
3.4.3
Signaalkaart bodem onderzoeken
Op deze kaart vindt u de locaties waar (bodem)onderzoek is uitgevoerd en waar nadere actie nodig is. De locaties waar door bodemonderzoek is aangetoond dat geen verontreiniging aanwezig is, zijn niet opgenomen. De beschikbare gegevens variëren van een historisch bodemonderzoek tot en met een evaluatie onderzoek van de sanering. Deze kaart geeft een globaal beeld. 3.4.4
Signaalkaart bodemondergrond (WKO):
Op deze ondergrondkaart is de situatie ten aanzien van warmtekoudeopslag (WKO) weergegeven. WKO vindt plaats tot circa 200 meter beneden het maaiveld. Met het oog op de opbouw van de ondergrond is heel Rijnmond kansrijk voor WKO. In gebieden met veel WKO-systemen moet men rekening houden met interferentie en met de huidige en toekomstige bestemmingen van die gebieden. In 2013 zal de AMvB bodemenergie van kracht worden en in werking treden. Met de inwerkingtreding krijgen gemeenten de verantwoordelijkheid de gesloten WKO-systemen (de zogenaamde bodemwarmtewisselaars) middels meldingen, vergunningen en handhaving te reguleren. De verantwoordelijkheid voor de open WKO-systemen blijft vooralsnog bij de provincie liggen. Op de ondergrondkaart wordt de volgende informatie gegeven: stippen en vlakken - blauw; de locaties met (op enig moment) vergunde open WKO-systemen; - groen; gebieden waar WKO verboden is (drinkwaterwingebieden en de omliggende boringsvrije 4 zone ); - geel; gebieden waar beperkingen zullen gelden (toekomstige interferentiegebieden); - roze; gebieden waar mogelijk beperkingen zullen gaan gelden (drukte in de ondergrond, stedelijk gebied). Indien de informatie beschikbaar komt dan kan op deze kaart ook met rood de locaties met (op enig moment) gemelde of vergunde gesloten systemen (bodemwarmtewisselaars) worden weergegeven.
4
WKO kan ook verboden worden in natuurbeschermingsgebieden, maar dat is in onze regio niet van toepassing,
blad 14 van 20
Milieusignaalkaarten
Figuur 5: Signaalkaart bodemondergrond (WKO)
Milieusignaalkaarten
blad 15 van 20
4
Nadere informatie
De signaalkaarten zijn gebaseerd op actuele gegevens over milieudata en wet- en regelgeving. Maar omdat zowel de milieusituatie als de regelgeving veranderen, is het noodzakelijk om bij een nauwkeurige beoordeling van plannen uit te gaan van de meest actuele gegevens. Bij de DCMR Milieudienst Rijnmond is informatie beschikbaar over actuele milieudata en regelgeving. Voor nadere informatie over de genoemde onderwerpen kunt u contact opnemen met: Algemeen
Luchtkwaliteit
Externe Veiligheid
Geluid
Bodem
Pim Marcus, stadsregio Rotterdam, email:
[email protected], tel.: 010-26 72 948 Hugo de Bruijn, Stadsregio Rotterdam, email:
[email protected], tel.: 010-26 73 171 Johan Voerman, DCMR Milieudienst Rijnmond email:
[email protected], tel.: 010-2468279 Jelle Witmaar, DCMR Milieudienst Rijnmond email:
[email protected], tel.: 010-2468265 Astrid van Wijk, DCMR Milieudienst Rijnmond email:
[email protected], tel.: 010-2468607 Welmoed Broekema, DCMR Milieudienst Rijnmond email:
[email protected], tel.: 010-2468336
Om op verantwoorde wijze (rekening houdend met wijzgingsgevoeligheid van de desbetreffende thema’s in relatie tot de kosten)aan de behoefte aan actualiteit te kunnen voldoen, wordt voorgesteld om de actualisatie en realisatie van de signaalkaarten conform het onderstaande schema (zie tabel 1) uit te voeren.
blad 16 van 20
Milieusignaalkaarten
Tabel 1 (Milieu)signaalkaarten Thema
Subthema
Dyn. / Stat.
Bodem
Bodemontwikkelloc aties Spoedlocaties
“Stat.” Stat.
Ondergrondkaart
Dyn.
Industrie
Afh. uitgan gspunt Dyn.
Wegverkeer
Stat.
1 x / 5 j.
Spoorwegverkeer
Stat.
1 x / 5 j.
Luchtvaart
Stat.
1 x / 5 j.
Geluid
Lucht Geur
Dyn. / Stat. Dyn. / Stat.
Actua-liseren – Opstellen 2011 2012 e.v.
Update frequentie
Actor
1 x / 5 j.
Bodem
2011
1 x / 5 j.
Bodem
2011
1 x / j.
2012
Ntb
Geluid
2 x / j.
2011
1 x / j. 2012 ?
Lucht
1 x / jaar.
Milieusignaalkaarten
Opmerking
Op korte termijn afh. van de lopende inventarisatie. Vervolgens jaarlijks mogelijk, maar niet aanbevolen Afh. vd bestemming (glastuinbouw) kan een frequentere actualisatie wenselijk zijn Afh. ontwikkelingen
Optie voor uitbreiding Optie voor uitbreiding Optie voor uitbreiding Optie voor uitbreiding Jaarlijks mogelijk Op basis van provinciale kaart
blad 17 van 20
Thema
Subthema
PR
Dyn. / Stat. Dyn.
Actua-liseren – Opstellen 2011
Externe Veiligheid
Update Frequentie
Actor
Opmerking
Max. 2 x / jaar
EV
Afh. ontw. Dyn op grond van bedrijfsactivitei ten Optie voor uitbreiding Als transport modaliteit. Optie voor uitbreiding
Bedrijfsactiviteiten
Dyn.
Rotterdam The Hague Airport
Stat.
2012 ? PM
Buisleidingen
Stat.
PM
Max. 2 x / jaar Bij in werking treding van nieuw luchtvaartbe sluit. 1 x / 5 j.
Vaarwegen
Stat.
PM
1 x / 5 j.
Spoorwegen
Stat.
PM
1 x / 5 j.
Wegen
Stat.
PM
1 x / 5 j.
GR
Dyn.
PM
Stat.
PM
Extra kaarten
Archeologi e Molenbioto op Water Groen
blad 18 van 20
Op basis van Basisnet Op basis van Basisnet Op basis van Basisnet Op basis van Basisnet Afhankelijk van uitkomst project ‘gebiedsgericht groepsrisico’ Nader in te vullen in overleg met bronnen en gebruikers
1 x / 5 j. Weinig meerwaarde
Waterbergingslocati es Voorkomen rodelijst soorten
Stat.
PM
Ntb
Dyn.
PM
Ntb
Milieusignaalkaarten
5
Bijlagen
5.1
Lucht nadere toelichting normen en de maatregelen
De Europese Unie heeft normen vastgesteld voor de luchtkwaliteit. Voor Nederland zijn vooral de normen (‘grenswaarden') voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) belangrijk. Nederland heeft de Europese normen voor PM10 op 1 januari 2005 en voor NO2 op 1 januari 2011 niet gehaald. Nederland kan in het algemeen wél voldoen aan de normen voor de andere stoffen uit de Europese richtlijn luchtkwaliteit. Lidstaten kunnen op grond van de richtlijn uitstel vragen om aan de normen te voldoen. Voorwaarde hiervoor is dat de lidstaat aantoont binnen een uitsteltermijn wel aan de normen te kunnen voldoen. Deze termijn is maximaal zes jaar voor PM10 en vijf jaar voor NO2. Met het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) laat de Nederlandse overheid zien hoe zij de normen voor PM10 en NO2 in respectievelijk 2011 en 2015 gaat halen. Het NSL houdt rekening met voorgenomen grote projecten die de luchtkwaliteit verslechteren en zet hier maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tegenover. Het pakket van maatregelen is zo opgesteld dat het de negatieve effecten van de ruimtelijke projecten ruimschoots compenseert. Het doel van het NSL is te voldoen aan de Europese grenswaarden voor fijn stof (PM10) in 2011 en stikstofdioxide (NO2) in 2015. Het NSL vormde de basis voor het verzoek om uitstel aan de Europese Commissie, het zogenaamde derogatieverzoek. Op 7 april 2009 heeft de Europese Commissie het gevraagde uitstel gegeven. De daadwerkelijke uitvoering van luchtkwaliteitsmaatregelen uit plannen, zoals het NSL, waartoe de deelnemende partijen zich hebben verplicht, is van groot belang. De Europese Commissie zal Nederland straks afrekenen op het halen van de grenswaarden in 2011 (PM10) en 2015 (NO2). In de loop van de afgelopen jaren zijn al veel maatregelen ontwikkeld om de luchtkwaliteit te verbeteren en die ontwikkeling blijft doorgaan. Met de zogeheten 'Maatregelenmix' van het CROW kunt u gericht zoeken naar een maatregel die passend is bij de locatie (en de aard van de overschrijding van de grenswaarde). In essentie gaat het om twee typen maatregelen: Emissie beperkende maatregelen 1); Immissie beperkende maatregelen 2). Voorbeelden: 1) - Doorstroming op wegen verbeteren; - Openbaar vervoer verbeteren; - Milieuzone voor vrachtverkeer; - Schone gemeentelijke voertuigen; - Bij aanbesteding van diensten emissie-eisen stellen; 2)
- (Geluid-)schermen langs en/of overkapping van (snel-)wegen; - Aanleg van rondwegen om dorpen/steden; - Aanleg van groen langs wegen; - Goede ruimtelijke ordening: kwetsbare groepen niet vlak bij wegen en bronnen situeren.
Zoals in de basistekst al aangegeven zijn in de nota ’Dat lucht op’ de maatregelen vastgesteld voor onze regio die, naast de effecten van het (inter)nationaal beleid en de al afgesproken maatregelen RAP/RAL, nodig zijn om de norm te halen. Voor meer informatie kunt u de site van Infomil raadplegen of contact opnemen met de DCMR
Milieusignaalkaarten
blad 19 van 20
5.2
Externe Veiligheid nadere toelichting rode - en gele gebied
Ontwikkelbeperking rode gebied. In het BEVI staat aangegeven dat nieuwe kwetsbare objecten niet mogen worden gerealiseerd bij een -6 PR > 10 . Bij bestaande kwetsbare objecten is sprake van een saneringslocatie tenzij die objecten een functionele binding hebben met een binnen de contour liggende Bevi-inrichting (art 10.lid 2b van het Bevi). Beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan mits het om een bestaand object gaat. Nieuwe objecten e zijn onder stringente voorwaarden in beginsel toegestaan (art. 8, 2 lid van het BEVI). Het gele gebied geeft de zone weer waarbinnen de populatie moet worden meegenomen bij de bepaling van het groepsrisico (een maat voor de kans dat door een ramp meer dan tien dodelijke slachtoffers vallen en sprake is van een “maatschappelijke ontwrichting”). Voor ontwikkeling in het gele gebied is in principe nader onderzoek en een berekening en onderbouwing van (de toename van) het groepsrisico noodzakelijk. Op grond van deze informatie vindt dan gemeentelijke (bestuurlijke) besluitvorming plaats. De in het BEVI-genoemde effectgebieden (1% letaliteit berekend bij windtype F1,5) kunnen zeer groot zijn, met name bij toxische scenario’s. Dit houdt in dat een risicobron op grote afstand (bijvoorbeeld 10 km) beperkingen op kan leggen aan ruimtelijke ontwikkelingen. Dit wordt onaanvaardbaar geacht. Om deze reden heeft de provincie Zuid-Holland in 2010 voor het bepalen van het groepsrisico een limietafstand van 1500m, vanaf de risicobron, ingevoerd. Deze komt in de plaats van de met weertype F1,5 berekende effectafstand, tenzij deze kleiner is dan 1500 meter. Uitzondering is de met weertype D5 berekende effectafstand. Deze wordt door de veiligheidsregio’s gebruikt bij de bepaling van de hulpverlening en de zelfredzaamheid. Indien uit berekeningen blijkt dat de D5- afstand groter is dan de F1,5 afstand of de daaraan gekoppelde limiet van 1500 meter, dan wordt deze D5 als GRtoetsafstand genomen.
blad 20 van 20
Milieusignaalkaarten