MILIEUKEUR CERTIFICATIESCHEMA ‘PLANTAARDIGE PRODUCTEN UIT OPEN TEELT’ met
SPECIFIEKE CRITERIA VOOR BLOEMBOLLEN
Datum van ingang:
1 september 2015
Herziening per:
1 september 2016
Vastgesteld door:
SMK
Code:
PP. 15
Publicatie van dit schema onder voorbehoud van tussentijdse wijzigingen. Het meest recente certificatieschema en eventuele ‘aanvullende besluiten’ staan gepubliceerd op www.smk.nl. Het woordmerk en het beeldmerk (logo) Milieukeur zijn wettelijk beschermd en gedeponeerd bij het Benelux Merkenbureau onder nummer 0516647. Bij onterecht gebruik van het woordmerk of het beeldmerk worden sancties opgelegd.
INHOUDSOPGAVE Specifieke Criteria Plantaardige Producten uit Open Teelt (Alleen de ‘vet’ gedrukte onderdelen van deze inhoudsopgave maken onderdeel uit van het schema bloembollen) 1. Afbakening 2. Verplichte eisen • Bemesting • Gewasbescherming • Teeltvrije zones • Energie en Klimaat • Biodiversiteit • Watergebruik • Afval, verpakkingen • Werkomstandigheden • Omwonenden 3. Keuzemaatregelen 3.1 Keuzemaatlat algemeen 3.2 Keuzemaatlat werkomstandigheden 3.3 Keuzemaatlat Natuur- en Landschapsbeheer 3.4 Keuzemaatlat Klimaatlat Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4a: Bijlage 4b: Bijlage 4c: Bijlage 4d: Bijlage 4e: Bijlage 4f: Bijlage 4g: Bijlage 4h: Bijlage 4i: Bijlage 5:
Uitwerking voorbeeld Gewasbeschermings-, bemestings- en waterplan Bemesting Toelichting Residucontrole Regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen Lijst van toegestane gewasbeschermingsmiddelen voor akkerbouw en vollegrondsgroenteteelt (incl. carrots Germany) Approved pesticides in Southern Europe Lijst van toegestane gewasbeschermingsmiddelen voor hardfruit en steenfruit Lijst van toegestane gewasbeschermingsmiddelen voor aardbeien (vollegrond, tunnels onverwarmd en stellingen) Lijst van toegestane gewasbeschermingsmiddelen voor houtig kleinfruit Lijst van toegestane gewasbeschermingsmiddelen voor boomkwekerijgewassen Aandachtstoffen Milieukeur Lijst van toegestane gewasbeschermingsmiddelen voor bloembollenteelt Gedragscode bollenteler en omgeving (Convenant LTO Noord / bollentelers en Gemeente Hardenberg)
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
2
Specifieke criteria voor bloembollen Tekortkomingen: bij initiële audit moet aan alle eisen voldaan zijn om voor certificatie in aanmerking te komen (geen major of minor tekortkomingen) Nr. 0.0
1 Nr. BB 1.0 BB 1.1 BB 1.2
Criterium − Iedere certificaathouder en eventuele deelnemers moet(en) aan de algemene eisen (Algemene Eisen bij Milieukeur en Barometercertificatieschema’s) voldoen. Deze Algemene Eisen bij Milieukeur en Barometercertificatieschema’s staan apart vermeld bij elke productgroep en / of dienst. − Iedere certificaathouder en eventuele deelnemers moet(en) aan de specifieke criteria voor de betreffende productgroep voldoen. − Een ketenregisseur die zelf geen product produceert of be-/verwerkt behoeft alleen aan de eisen voor ketenregie te voldoen.
Beoordelingsrichtlijn en interpretatie Vigerende versie op website SMK bij productgroep en / of dienst.
Afbakening Criterium − Aanmelding kan alleen voor producten die voorkomen in tabel 1 aan het eind van dit hoofdstuk. − Als voor een product geen buitenlandse eisen zijn geformuleerd, gelden de Nederlandse eisen. Een aanvraag voor de gewassen heeft betrekking op het gehele teeltseizoen (van planten tot oogst).
Beoordelingsrichtlijn en interpretatie Controleer of gewas in tabel voorkomt.
Contractteelt 1 In het geval een deel van de productie van een gewas plaatsvindt als contractteelt, kan de contrcatgever ervoor kiezen deze mee te nemen in de certificering of deze buiten de certificering te laten vallen. Deze keuze kan per contractnemer worden gemaakt. Indien de certificaathouder op contract geteelde bloembollen niet wenst mee te nemen in de certificering, dient uit zijn administratie duidelijk onderscheid te kunnen worden gemaakt tussen de partijen die gecertificeerd worden en die niet gecertificeerd worden.
Bij de ingangsaudit wordt vastgelegd of de teelt op contract mee wordt genomen in de certificering. Indien op contract geteelde bloembollen niet mee worden genomen in het certificeringstraject dienen dit partijen te zijn met aparte BKD partijnummers en dienen deze te worden gescheiden in het verwerkingsproces.
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
3
Nr. BB 1.3
Criterium Contractteelt 2 In het geval van de teelt van bloembollen op contract, geldt: Er vindt minimaal 1 audit per jaar plaats bij de contractnemer. Deze audit is aanvullend op de 2 audits per jaar bij de contractgever / certificaathouder. Hierbij dient gecontroleerd te worden of de contractteelt / de contractnemer voldoet aan onderstaande verplichtingen. De contractteelt wordt uitgevoerd conform het Milieukeur gewasbeschermingsplan en bemestingsplan van de contractgever. Dit is contractueel vastgelegd. De contractnemer voldoet aan de volgende eisen op het gebied van bemesting van de specifieke criteria (zie hfdst 2 van dit document): B2.4 (registratie bemesting) B2.5 (keuring kunstmeststrooier), B2.6 (registratie onderhoud apparatuur), B2.7 (cadmiumgehalte fosfaatmeststoffen), B2.8 (aanwending organische mest), B2.9 (eisen compost), B2.10 (aangevoerd slib), BBB2.1 (N-bemesting) De contractteelt / contractnemer voldoet voor de Milieukeurpercelen aan de volgende eisen op het gebied van gewasbescherming van de specifieke criteria (zie hfdst 2 van dit document): G2.1 en GBB2.1 (toegestane middelen), G2.2 (residuonderzoek), G2.3 (aandachtstoffen), G2.4, G2.5 en GBB2.2 (werkzame stofnorm), G2.7 (registratie gewasbescherming). G2.8 (geldig bewijs vakbekwaamheid), G2.9 (keuring spuit), G2.10 (registratie onderhoud apparatuur), G2.11 (loonwerk), G2.12 (chemische grondontsmetting), G2.13 (slootkanten en probleemonkruiden), G2.14 (verpakkingen gbm), G2.15 (doorspoelen spuittank), G2.16 (activiteitenbesluit), GBB2.6 (aaltjesmonitoring), GBB2.7 (vuurwaarschuwingssysteem), GBB2.11 (spoelwater geoogst product) De contractnemer voldoet aan W 2.3 (toedieningstechniek water) en T 2.1 en TBB 2.1 (teeltvrije zone) van de specifieke criteria (zie hfdst 2 van dit document). Indien het aandeel contractteelt van een bepaald product meer dan 50% (vastgesteld op basis van areaal), dient hiervoor een aanvraag te worden ingediend bij SMK i.v.m. mogelijk aanvullende eisen voor certificering.
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
Beoordelingsrichtlijn en interpretatie Zie beoordelingsrichtlijn bij de betreffende eisen, met de volgende specificaties: Controleer of in contract tussen contractgever en contractnemer is opgenomen dat contracteelt moet voldoen aan het Milieukeur gewasbeschermings- en bemestingsplan. B2.4 en G2.7: gelden alleen voor de percelen waarop ‘Milieukeur’ contractteelt plaatsvindt. G2.1: controle hierop beperkt zich tot de gewasbeschermingsmiddelenregistratie en residuanalyse. Controle van aankoopbewijzen en voorraad maakt geen deel uit van de audit bij contractnemer. Controleer % contractteelt per product.
01092015 - 01092016
4
2 Verplichte eisen bij initiële audit moet aan alle eisen voldaan zijn om voor certificatie in aanmerking te komen bij vervolgaudits telt iedere tekortkoming als een major tekortkoming Nr. A2.0
Criterium Keuzemaatlatten Een certificaathouder en/of deelnemer dient de volgende score te behalen op de keuzemaatlatten: − Minimaal evenveel bonuspunten met de keuzemaatlat algemeen (paragraaf 3.1) als behaalde maluspunten door toepassing milieubelastende gewasbeschermingsmiddelen. − Bij vast personeel minimaal 4 punten en bij alleen tijdelijk personeel minimaal 2 punten op de keuzemaatlat werkomstandigheden (paragraaf 3.2). − Minimaal 4 punten op de keuzemaatlat natuur en landschapsbeheer (paragraaf 3.3). − Minimaal 10 punten voor de keuzemaatlat klimaat (paragraaf 3.4) Bemesting B2.1 Stikstofbemesting Op bedrijfsniveau voldoen aan wettelijke gebruiksnormen voor stikstof uitgesplitst naar gewas en grondsoort (zie bijlage 2). B2.2 Fosfaatbemesting − Op bedrijfsniveau voldoen aan de gebruiksnorm voor fosfaat, gebaseerd op de fosfaattoestand van de bodem (zie bijlage 2). − Het hiervoor noodzakelijke grondonderzoek wordt volgens het wettelijke protocol uitgevoerd en is vier jaar geldig. Kopieën van de resultaten van het volledige grondonderzoek moeten worden overlegd (zie bijlage 2). B2.3 Bemestingsplan − Er is een bemestingsplan voor het gehele bedrijf aanwezig, opgesteld door vakbekwame* adviseur of vakbekwame* teler waarmee wordt aangetoond dat aan de gestelde eisen kan worden voldaan (zie bijlage 1). − Het bemestingsplan bestaat uit een berekening voor de stikstofbemesting, fosfaatbemesting en organische stofbalans. − Alle perceel/gewascombinaties zijn opgenomen in het plan. − Het bemestingsplan wordt minimaal één maal per jaar voorafgaand aan de teelt geactualiseerd en 5 jaar bewaard.
Beoordelingsrichtlijn en interpretatie
Controleer of de stikstofgebruiksnorm voldoet aan de gestelde norm en bepaald is volgens de vereiste berekeningen. Controleer of de fosfaatgebruiksnorm voldoet aan de gestelde norm en bepaald is volgens de vereiste berekeningen.
− −
Controleer of het bemestingsplan voldoet aan de gestelde eisen. Controleer de kwalificaties van de opsteller van het bemestingsplan.
Stikstof − In het bemestingsplan voor stikstof moet worden vermeld: Totale aanvoer van stikstof uit organische- en kunstmest en groenbemesters, per hectare en per perceel. Berekende hoeveelheid werkzame stikstof uit organische mest. Bodemvoorraad stikstof. Analyseresultaat N-mineraal monster. Bij de teelt van voorjaarsbloeiende bolgewassen op zandgrond geldt de verplichting tot het nemen van een Nmin monster in het vroege voorjaar niet. Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
5
Nr.
Criterium Fosfaat − In het bemestingsplan voor fosfaat moet worden vermeld: Totale aanvoer van fosfaat uit organische- en kunstmest, per hectare en per perceel. Pw-getal per perceel. De analyse daarvan mag niet ouder zijn dan 4 jaar.
Beoordelingsrichtlijn en interpretatie
Organische stofbalans − De berekening van de organische stof (OS) balans bestaat uit: de aanvoer van effectieve organische stof (EOS) met gewasresten, groenbemesters, organische meststoffen en bodemverbeteraars (zoals compost) de afbraak van organische stof in de bodem (= afvoer); het verschil tussen aanvoer en afvoer van OS vormt de OS-balans. − De OS-balans voor het bedrijf is opgebouwd uit de OS-balansen van alle percelen van het bedrijf. Per gewas dient voor minimaal twee percelen een organische stofberekening te worden uitgevoerd. − Huurpercelen waarin meerjarig grasland onderdeel van de rotatie vormt, mogen buiten de organische stofbalans berekening worden gelaten. − Het bedrijf heeft een positieve OS-balans op bedrijfsniveau. Ofwel: de aanvoer van EOS is minimaal even hoog als de afbraak. Indien de organische stofbalans negatief is dient een actieplan te worden gemaakt met de mogelijke stappen om in het volgende jaar een positieve balans te realiseren. Indien dit in de praktijk niet haalbaar is, dient dit verklaard te worden. − Voor de berekening kan gebruik worden gemaakt van de organische stofbalans excel applicatie voor duinzandgrond te vinden op: http://www.tuinbouw.nl/project/organischestof-management-op-zandgronden-met-speciale-aandacht-voor-duinzandgrond − Voor de overige gronden te vinden op: (http://www.kennisakker.nl/kenniscentrum/document/organische-stofbalans-excelapplicatie.) − Jaarlijks de nieuwste update van de rekenprogramma’s gebruiken
B2.4
* Vakbekwaam houdt in dat de teler of adviseur met een relevant diploma en/of getuigschrift kan aantonen, dat hij/zij in staat is om bijvoorbeeld een berekening voor de hoeveelheid meststoffen te kunnen uitvoeren, en kennis heeft van de hoeveelheid meststoffen die een gewas nodig heeft. Registratie meststoffengebruik − Registreer volledige inkoop, voorraad, verbruik stikstof- en fosfaathoudende meststoffen (inclusief organische meststoffen). − Registreer dagelijks gebruik (dosering, datum, volledige naam meststof, naam toepasser) meststoffen op perceelsniveau.
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
Controleer of registratie aanwezig is en conform de richtlijnen is ingevuld.
01092015 - 01092016
6
Nr. B2.5
B2.6 B2.7
B2.8
B2.9
B2.10
Criterium Keuring kunstmeststrooier − Keuring van de kunstmeststrooier mag niet ouder zijn dan 4 jaar en wordt uitgevoerd door een vakbekwame deskundige conform de richtlijnen van de EN 13739. − De verplichte keuring geldt niet voor kunstmeststrooiers met een werkbreedte kleiner dan 12 meter. * Vakbekwaam houdt in dat de deskundige met een relevant diploma en/of getuigschrift kan aantonen, dat hij/zij over de benodigde kennis beschikt om een dergelijke keuring en/of kalibratie uit te voeren. Onderhoudswerkzaamheden Registreer onderhoudswerkzaamheden aan bemestingsapparatuur, inclusief de werkzaamheden ten behoeve van kalibraties. Cadmiumgehalte fosfaatmeststoffen − Het cadmiumgehalte in de toegepaste fosfaatmeststoffen mag maximaal 20 mg/kg fosfaat bedragen, geldt ook voor mixen. − Het cadmiumgehalte van de gebruikte fosfaatmeststoffen moet worden aangetoond met een certificaat of schriftelijke verklaring (ondertekend en gedateerd) van de leverancier. Aanwending dierlijke mest − De wettelijke voorschriften voor aanwending van meststoffen dienen te worden nageleefd. − Voor de toepassing van drijfmest gelden de volgende aanvullende voorwaarden: • Toepassing van onbewerkte drijfmest is tot uiterlijk 1 augustus toegestaan. • Vanaf 1 augustus tot 31 september is alleen toepassing van producten van bewerkte drijfmest toegestaan, met N-werkingscoëfficiënt van minimaal 80%, op percelen waar uiterlijk 30 september een groenbemester wordt geteeld of datzelfde najaar bollen worden geplant. Gehaltes zware metalen in compost − Compost (of overige organische materialen) voldoet aan de hieronder genoemde wettelijke eisen (opgenomen in de Meststoffenwet) voor wat betreft de gehalten aan zware metalen. − Dit moet worden aangetoond aan de hand van een certificaat of analyserapport opgesteld door een hiervoor ISO 17025 geaccrediteerd laboratorium. − Een door producent en leverancier ondertekend vervoersbewijs waarin wordt verwezen naar het analyserapport geldt ook als zodanig. Cadmium: < 1 mg/kg ds Chroom: < 50 mg/kg ds Koper: < 90 mg/kg ds Kwik: < 0,3 mg/kg ds Nikkel: < 20 mg/kg ds Lood: < 100 mg/kg ds Zink: < 290 mg/kg ds Arseen: < 15 mg/kg ds Het gebruik van aangevoerd slib is niet toegestaan.
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
Beoordelingsrichtlijn en interpretatie Controleer of keuringsrapport aan de voorgeschreven criteria voldoet.
Controleer of onderhoudsregistraties voldoen. Controleer of het cadmiumgehalte voldoet
Controleer bemestingsregistraties op het toepassen van onbewerkte mest.
Controleer aan de hand van analyserapport of vervoersbewijs of samenstelling compost voldoet.
Controleer of aangevoerd slib is toegepast in bemestingsregistratie.
01092015 - 01092016
7
Nr. BBB 2.1
Criterium Aanvulling Stikstofbemesting Bloembollen − Bij teelt op zandgrond dient de stifstofgift uit kunstmest opgesplitst te worden in meerdere giften met een tussentijd van minimaal één maand. Indien er minimaal 20 mm neerslag valt binnen een periode van 7 dagen geldt de tussentijd van één maand niet. − Per gewas en per voorvrucht wordt minimaal één N-mineraal monster genomen. − Analyse vindt plaats door een ISO 17025 geaccrediteerd laboratorium. Het analyseresultaat is aantoonbaar. − De N-mineraal bemonstering kan achterwege blijven bij gebruik van nitracheck in combinatie met het stikstofbijmestsysteem.
Beoordelingsrichtlijn en interpretatie Controleer administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan.
BBB 2.2
Indien in juli onbewerkte dierlijke mest wordt uitgereden, is inzaaien van een groenbemester of ander gewas (bijv. wintergraan of bloembollen) in het lopende jaar verplicht.
−
BBB 2.3
Groenbemester De teelt van een groenbemester, levert extra stikstofgebruiksruimte op die in andere teelten kan worden benut (zie bijlage 2 voor de extra ruimte per groenbemester en grondsoort) indien de groenbemester voor 1 september is gezaaid, voor klei- en veengronden geldt aanvullend dat de groenbemester minimaal 10 weken op het veld moet staan. BBB Compostering 2.4 − Bedrijven dienen minimaal een deel van hun bedrijfsafval te composteren. − Een uitzondering geldt voor bedrijven zonder eigen land of bedrijven met alleen dahliateelt. Gewasbescherming G2.1 Gewasbeschermingsmiddelen − Alleen middelen die voorkomen op de lijsten van toegestane gewasbeschermingsmiddelen voor Milieukeur (zie bijlage 4i ) mogen worden toegepast in de betreffende gewassen. − De toelating van middelen gaat op basis van werkzame stof, waarbij één middelnaam als voorbeeld in de lijst wordt weergegeven. Andere middelnamen zijn toegestaan mits ze dezelfde werkzame stof(fen) hebben én maximaal dezelfde hoeveelheid werkzame stof per toepassing wordt aangehouden als op de lijst. Voor combinaties van meerdere werkzame stoffen geldt daarbij dat de combinatie van stoffen in de gegeven verhouding is toegestaan. − Voor leegland onkruidbestrijding zijn alle middelen met een wettelijke toelating toegestaan. − Bij de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen is het gebruik van erkende minimaal 90% driftreducerende maatregelen verplicht (voor een overzicht van doppen en overige technieken die daaraan voldoen zie (http://www.helpdeskwater.nl/). − Daarnaast zijn de wettelijke gebruiksvoorschriften (maximale doseringen, de toepassingsperiode en eventuele aanvullende gebruiksvoorschriften) van kracht. − Daarnaast zijn ook stoffen toegestaan die voorkomen op de RUB-lijst (Regeling Uitzondering Bestrijdingsmiddelen) (bijlage 4a). − Gewasbeschermingsmiddelen waarvan de wettelijke toelating en de eventuele opgebruikregeling meer dan een half jaar is verlopen, mogen niet op het bedrijf aanwezig zijn. Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
Controleer administratief de datum van het uitrijden van dierlijke mest. − Controleer visueel de inzaai van een groenbemester / ander gewas. Controleer of aan de voorwaarden wordt voldaan voor de extra stikstofgebruiksruimte. Controleer administratief de aanwezigheid en het gebruik van een aaltjesmonster. Controleer visueel op de aanwezigheid van een composthoop of facturen van het omzetten van de composthoop.
Controleer of toepassing gewasbeschermingsmiddelen volgens norm verloopt. − Het juiste gebruik van gewasbeschermingsmiddelen wordt beoordeeld aan de hand van een administratieve beoordeling van de gewasbeschermingsmiddelenregistratie, een fysieke beoordeling van de aanwezige middelen in de middelenkast en het nemen van residumonsters op het bedrijf. − Uit de gewasbeschermingsmiddelenregistratie moet blijken dat de aanvullende gebruiksvoorschriften (zoals genoemd in de lijsten met toegestane middelen) zijn nageleefd. Doseringen Bij de beginaudit vindt een inventarisatie van de bestrijdingsmiddelenkast plaats. Bij teeltaudit tijdens het teeltseizoen wordt de verbruiksregistratie doorgenomen. Beoordeeld wordt of aan de eisen wordt voldaan. Bij eindaudit wordt het verbruik berekend door het verschil te bepalen tussen de beginvoorraad (opgenomen bij de beginaudit) en de aankopen tijdens de teelt (m.b.v. facturen) en de na de teelt daadwerkelijk aanwezige voorraad van de bestrijdingsmiddelen in de bestrijdingsmiddelenkast. Het −
01092015 - 01092016
8
Nr.
G2.2
G2.3
Criterium − De in bijlage 4 genoemde eisen voor driftreductie gelden voor toepassing op het totale perceel. Toelichting: − Pleksgewijze toepassing wordt gedefinieerd als een toepassing op maximaal 10% van een hectare product. Dat betekent dat op een hectare 10% van de toegestane dosering mag worden toegepast in het geval een middel voor alle producten mag worden gebruikt. − In het geval op een perceel meerdere producten staan waarvoor verschillende toelatingen gelden, betekent dit dat de 10% wordt berekend over de oppervlakte binnen het perceel waarop de producten worden geteeld waarvoor de toelating geldt. − Pleksgewijze toepassing wordt berekend over het totale perceel, inclusief eventuele grasbanen en/of zwarte stroken. Residu onderzoek − Middels een jaarlijks residuonderzoek op het gewas (bladmonster) dient te worden aangetoond dat er geen gewasbeschermingsmiddelen zijn toegediend die niet wettelijk zijn toegelaten en/of niet zijn toegestaan binnen dit Milieukeurschema. − Het residu onderzoek dient te voldoen aan de criteria zoals gesteld in het Protocol residu onderzoek Milieukeur Open Teelt (zie Bijlage 3). Aandachtstoffen en toegestane middelen − Een aantal gewasbeschermingsmiddelen is aangemerkt als aandachtstof vanwege schadelijkheid voor het milieu (waterkwaliteit, bijen) of voor de humane gezondheid1 . Zie bijlage 4h. − Daarnaast zijn alle stoffen waarbij een toepassing leidt tot meer dan 100 milieubelastingspunten2 voor waterleven, bodemleven of grondwater aangemerkt als milieubelastend. − Milieubelastende middelen en aandachtstoffen zijn alleen toegestaan binnen een Milieukeurteelt als ze als onmisbaar worden beschouwd voor de betreffende teelt (zie bijlage 4i: toegestane gewasbeschermingsmiddelen). − Voor elke toepassing van een milieubelastend middel of aandachtstof die vanwege onmisbaarheid is toegestaan worden per ha maluspunten toegekend. Zie hiervoor bijlage 4i met toegestane gewasbeschermingsmiddelen. − De maluspunten voor toepassing van milieubelastende middelen / aandachtstoffen voor het waterleven komen te vervallen indien de rand van het perceel minimaal 14 m is verwijderd van de insteek van de sloot. − Het aantal maluspunten wordt berekend aan de hand van de toegepaste dosering ten opzichte van de etiket dosering en afgerond op eentiende. Bij gebruik van bijvoorbeeld een halve dosering, mag het aantal maluspunten worden gehalveerd.
Beoordelingsrichtlijn en interpretatie berekende verbruik wordt vergeleken met de registratie van het verbruik van de bestrijdingsmiddelen.
− −
Controleer of aan de gestelde criteria wordt voldaan. Controleer of aan de criteria van het Protocol residu onderzoek Milieukeur Open Teelt wordt voldaan (Bijlage 3).
Controleer het aantal maluspunten.
Let op: Een maluspunt voor de toepassing van milieubelastende middelen wordt niet toegekend als de toepassing aantoonbaar en controleerbaar onder de 100 milieubelastingspunten blijft voor het bodemleven, het grond- en het oppervlaktewater door middel van: • Een aangepaste dosering (zie boven). • Gebruik van driftbeperkende maatregelen die verder gaan dan de SMK basiseis van 90% driftreductie en maatregelen die in de lijst van toegestane middelen zijn genoemd . (bijvoorbeeld gebruik van 90% driftbeperkende doppen-druk combinatie + luchtondersteuning)Pleksgewijze toepassing; maluspunten vervallen bij pleksgewijze Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
9
Nr.
Criterium toepassing, mits de milieubelasting onder de 100 milieubelastingspunten komt. Er wordt hierbij uitgegaan van een 10% toepassing van de etiketdosering. De indeling van de driftbeperkende doppen en technieken is terug te vinden op de site van Helpdesk water met zoekterm “doppen”of via http://www.helpdeskwater.nl/onderwerpen/emissiebeheer/landbouw-veeteelt/openteelt/driftarme-doppen/@3575/lijst-driftarme/ 1 Top 10 probleemstoffen van bestrijdingsmiddelenatlas (MAC EQS) en probleemstoffen VEWIN/ RIWA 2014 en SZW lijst (juli 2014) en WHO lijst (2009) Op basis van de Milieumeetlat (www.milieumeetlat.nl) Actieve stofnorm − Per gewas geldt een maximale hoeveelheid werkzame stof per hectare per jaar (zie tabel 2). − De volgende toepassingen worden meegerekend: Plantgoedontsmetting Grondbehandeling Alle toepassingen vanaf planten tot en met de oogst Na-oogst behandeling − De volgende middelen vallen buiten de kg-norm: Bacterie- / schimmelpreparaten en natuurlijke vijanden bewaarmiddelen (alleen in de schuur) minerale olie uitvloeiers ijzer III fosfaat kaliumwaterstofcarbonaat zwavel Toegestane perceelsvariatie actieve stof − De toegestane hoeveelheid werkzame stof per perceel mag met maximaal 25% worden overschreden onder de voorwaarde dat deze hoeveelheid op andere percelen met Milieukeurproduct wordt gespaard. − De gespaarde hoeveelheid mag maximaal 2 jaar worden bewaard, waarna deze vervalt. − De gebruikte hoeveelheid glyfosaat op bedrijfsniveau valt buiten het spaarsysteem. Gewasbeschermingsplan − Er is een gewasbeschermingsplan voor de aangemelde gewassen aanwezig, opgesteld door een vakbekwame* adviseur of een vakbekwame* teler waarmee wordt aangetoond dat aan de gestelde eisen kan worden voldaan (zie bijlage 1). − Dit plan wordt minimaal één maal per jaar voorafgaand aan de teelt geactualiseerd en 5 jaar bewaard.
Beoordelingsrichtlijn en interpretatie
2
G2.4
G2.5
G2.6
G2.7
* Vakbekwaam houdt in dat de teler of adviseur met een relevant diploma en/of getuigschrift kan aantonen, dat hij/zij in staat is om een gewasbeschermingsmiddelenplan op te stellen, en kennis heeft van de ziekten en plagen die in een gewas kunnen optreden. Registratie gewasbescherming − Actuele registratie van inkoop, voorraad, en verbruik van gewasbeschermingsmiddelen (inclusief biologische middelen) voor het gehele bedrijf van oogst tot oogst.
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
Controleer de gebruikte hoeveelheid werkzame stof na de teelt aan de hand van de registraties en/of facturen van loonwerkers.
Controleer de overschreden hoeveelheid werkzame stof en de gespaarde hoeveelheid.
Controleer of het gewasbeschermingsplan voldoet aan de gestelde normen.
Controleer of registraties aanwezig zijn en conform eisen zijn ingevuld.
01092015 - 01092016
10
Nr.
G2.8 G2.9
G2.10 G2.11
Criterium − Registratie verbruik (dosering, datum, volledige middelnaam en/of Ctgb code), toepasser, reden toepassing en toepassingsmethode op perceelniveau. − Registraties dagelijks in logboek bijwerken. − Vermeld reden voor afwijking van het gewasbeschermingsplan in logboek. Bewijs Vakbekwaamheid Toepassers van gewasbeschermingsmiddelen zijn in bezit van een geldig Bewijs van Vakbekwaamheid (voorheen spuitlicentie). Keuring spuitapparatuur − De keuring van de spuitapparatuur mag maximaal twee jaar oud zijn. − De tweejaarlijkse spuitkeuring kan worden omgezet in de wettelijke driejaarlijkse spuitkeuring indien jaarlijks zelfcalibratie plaatsvindt waarbij de werking van de doppen wordt getoetst en een onderhoudsrapport aanwezig is met de uitgevoerde acties bij afwijkingen van de dopafgifte groter dan 10%. − De spuitapparatuur moet zijn goedgekeurd door een erkend bedrijf (NL; erkend door Stichting Kwaliteitseisen Landbouwtechniek (SKL)). − Van spuitapparatuur waarvoor geen SKL erkende keuring beschikbaar is, dient jaarlijks de werking van de doppen te worden getoetst middels zelfcalibratie waarbij een onderhoudsrapport aanwezig is met de uitgevoerde acties bij afwijkingen van de dopafgifte groter dan 10%. − De verplichte keuring geldt ook voor motorvatspuiten (= inrichting voorzien van mechanisch aangedreven vloeistofpomp met drukregeling en een tank van minimaal 100 liter die in gebruik is voor de toediening van gewasbeschermingsmiddelen). − In andere landen van Europa (m.u.v. Nederland) geldt: Voor de keuring van spuitapparatuur is deelname aan een onafhankelijk keuringsnetwerk verplicht. Indien dit niet aanwezig is moet de kalibratie worden uitgevoerd door een vakbekwame* deskundige, conform de eis van de norm EN-13790. In deze norm is een afwijking van de dopafgifte van maximaal 10% van de nominale afgifte toegestaan. * Vakbekwaam houdt in dat de deskundige met een relevant diploma en/of getuigschrift kan aantonen, dat hij/zij over de benodigde kennis beschikt om een dergelijke keuring en/of kalibratie uit te voeren. Onderhoudswerkzaamheden Registreer onderhoudswerkzaamheden aan spuitapparatuur, inclusief werkzaamheden ten behoeve van kalibraties. Werkzaamheden loonbedrijf Bij gebruikmaken van een loonwerkbedrijf geldt: − Loonwerker is in het bezit van een VKL certificaat. − Certificaathouder/deelnemer registreert dagelijks opdrachten (incl. perceel, dosering, datum, naam (Ctgb-code) en reden per perceel op gewasniveau Loonwerker registreert dagelijks de toepassingen: dosering, datum, naam en Ctgb-code, naam toediener, apparatuur op gewasniveau. − Beide registraties worden binnen 72 uur na toepassing centraal verwerkt. Afwijkingen van het gewasbeschermingsplan worden met redenen geregistreerd. − Om insleep van voornamelijk grondgebonden ziekten te voorkomen moet de loonwerker met schoongemaakte oogstmachines werken.
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
Beoordelingsrichtlijn en interpretatie
Controleer of toepassers in het bezit zijn van een geldig Bewijs van Vakbekwaamheid. − −
Controleer het keuringsrapport op datum en resultaat en/of controleer de sticker op de spuitapparatuur op geldigheid. Controleer de onderhoudsrapporten van de zelfcalibratie als onderbouwing van de driejaarlijkse spuitkeuring.
In andere landen van Europa (m.u.v. Nederland) geldt: Controleer of de spuitmachine gekalibreerd is door een vakbekwame deskundige (niet de teler/eigenaar zelf), waarbij de afwijking van de afgifte bij een dop bij een bepaalde druk en de bemestingsgift binnen de maximaal toegestane afwijking valt.
Controleer of onderhoudsregistraties voldoen. Controleer of loonwerk voldoet aan eisen.
01092015 - 01092016
11
Nr. G2.12
Criterium Chemische grondontsmetting − Chemische grondontsmetting mag niet zijn toegepast op de aangemelde percelen gedurende de laatste vier jaar. − Een uitzondering hierop is mogelijk voor recent aangekocht of gehuurd land voor zover de certificaathouder daar contractueel geen mogelijkheid heeft gehad om chemische ontsmetting door de vorige eigenaar te voorkomen. − Een tweede uitzondering op het verbod is grondontsmetting ter bestrijding van het stengelaaltje (Ditylenchus dipsaci), maar uitsluitend indien inundatie niet mogelijk is. − Na grondontsmetting tegen stengelaaltjes eerste jaar geen waardplant telen.
G2.13
Onkruidbestrijding randen − het schonen van sloten, slootoevers en taluds grenzend aan aangemelde percelen en ook de randen van aangemelde percelen gebeurt door maaien. − probleemonkruiden** in de teeltvrije zone mogen pleksgewijs met rugspuit, spuitlans of onkruidstick met glyfosaat, MCPA of 2,4-D worden bestreden, mits wordt voldaan aan alle wettelijke voorschriften.
G2.14
G2.15
G2.16
GBB 2.1
**Akkerdistel, akkerkers (gele kers), akkermelkdistel, akkerpaardenstaart, grote brandnetel, heermoes, haagwinde, groot en klein hoefblad, kleefkruid, knolcyperus, kruipende boterbloem, kweek, moerasandoorn, ridderzuring, riet, varkensgras en veenwortel. Verpakkingen gewasbeschermingsmiddelen − Verpakkingen van gewasbeschermingsmiddelen behandelen conform verordening HPA verordening Reiniging verpakkingen gewasbeschermingsmiddelen 2003 of de PT verordening Reiniging verpakkingen gewasbeschermingsmiddelen 2007. − Lege verpakkingen afvoeren conform de richtlijnen van de Stichting Opruiming Restanten Landbouwbestrijdingsmiddelen (STORL). Doorspoelen spuittank De spuittank moet eerst worden doorgespoeld, wanneer bij wisseling naar een ander gewas het risico aanwezig is dat residu van niet toegestane middelen op dat gewas terechtkomen (achtergebleven in spuittank na bespuiting vorige gewas). Voorkom emissie van spoelwater naar het milieu. Voldoen aan activiteitenbesluit Bij de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen (bijv. aanmaken, transporteren en toediening) en het gebruik van spuitapparatuur (bijv. vullen, reinigen (buiten- en binnenkant) en stallen) moet worden voldaan aan de bijbehorende eisen uit het Activiteitenbesluit. Bijlages toegestane gewasbeschermingsmiddelen − Voor de teelt van bolgewassen in Nederland geldt bijlage 4i. − Voor de teelt van bolgewassen in de EU zone Noord gelden de lijsten toegestane middelen voor Nederland mits de middelen in het betreffende land een wettelijke toelating hebben. − Voor de teelt van bolgewassen in de EU zone Zuid geldt het schema Plant products in Southern Europe en gelden de lijsten toegestane middelen voor Nederland mits de middelen in het betreffende land een wettelijke toelating hebben.
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
Beoordelingsrichtlijn en interpretatie − Controleer registraties of grondontsmetting heeft plaatsgevonden. − CI heeft het recht bij VWA na te gaan of laatste vier jaar vergunning voor chemische grondontsmetting is verleend. − Controleer of grondontsmetting volgens de toelating is toegepast en of inundatie geen optie is (sterk aflopende percelen, klei, zavel en gronden waar grondwater veel te diep staat of waar geen water beschikbaar is voor inundatie bijv Texel). − Controleer of er geen waardplant geteeld is/wordt na grondontsmetting. Controleer of het schonen van genoemde terreintypen door maaien is gebeurd en of de genoemde probleemonkruiden volgens eis zijn behandeld.
Controleer of verpakkingen worden behandeld en afgevoerd volgens richtlijnen HPA en STORL.
Het reinigen van de spuittank wordt beoordeeld aan de hand van de residucontroles (zie G2.1).
Controleer of bij toepassing van gewasbeschermingsmiddelen en het gebruik van spuitapparatuur wordt voldaan aan Activiteitenbesluit Controleer de administratie van gebruikte gewasbeschermingsmiddelen (registratie toepassing en aankoop middelen. Evt. facturen loonwerker.
01092015 - 01092016
12
Nr. GBB 2.2 GBB 2.3
Criterium Actieve stofnorm bloembollen De maximaal toegestane hoeveelheid werkzame stof per product, staat weergegeven in tabel 2 aan het eind van dit hoofdstuk. Actieve stofnorm bolontsmetting – De toegestane hoeveelheid actieve stof (werkzame stof norm) voor de bolontsmetting mag, i.v.m afbraak van middel in het ontsmettingsbad, worden gecorrigeerd voor de onderstaande bijvulfactoren. Bij het bijvullen wordt de adviesconcentratie vermenigvuldigd met de betreffende bijvulfactor. De teler dient het aantal keer bijvullen bij te houden, en aan de hand daarvan de extra benodigde hoeveelheid middel te berekenen. Middel
Bijvulfactor
Mirage Plus
1,5
Allure
1,5
Sportak
1,5
Mirage Elan
1,5
Rudis
1,25
– – –
Controleer voor de betreffende middelen de berekende extra benodigde hoeveelheid actieve stof ivm de hogere bijvulfactoren. Controleer fysiek of admnistratief het restant dompelvloeistof en de daarin aanwezige hoeveelheid actieve stof. Controleer aanwezigheid van dompelbadrestant of verwerking in biofilter of vergelijkbare installatie.
– GBB 2.4
GBB 2.5
De hoeveelheid actieve stof in dompelbadrestanten wordt niet toegerekend aan het product. Er geldt daarbij een maximum van 1500 l dat dient te worden bewaard of verwerkt met biofilter of vergelijkbare installatie. Gebruiksnorm glyfosaat op bedrijfsniveau − Gyfosaat telt niet mee met de actieve stofnorm van het gewas, maar hiervoor geldt een norm op bedrijfsniveau. − Voor het hele bedrijfsareaal mag op jaarbasis maximaal 0,75 kg actieve stof glyfosaat per hectare worden toegepast zonder toekenning van maluspunten (inclusief selectieve toepassingen zoals het spuiten van randen en paden en virusselectie). Voor deze registratie op jaarbasis is eis G2.4 NIET van toepassing. − Bij een gebruik van > 0,75 en < 1,0 kg werkzame stof glyfosaat/ha geldt 1 maluspunt/ha gewas met Milieukeur. − Bij een gebruik vanaf 1,0 kg werkzame stof glyfosaat/ha gelden 2 maluspunten/ha gewas met Milieukeur. − Voor heuvelachtig terrein zie GBB2.5. Bijvoorbeeld: Een bedrijf dat deelneemt met 20 ha bollen op een totaal bedrijfsareaal van 60 hectare mag per jaar 0,75 kg/ha x 60 ha = 45 kg werkzame stof gebruiken aan glyfosaat zonder maluspunten. Indien meer dan 45 kg wordt verbruikt maar minder dan 60 kg, wordt voor elke aangemelde hectare bollen 1 maluspunt berekend. Gebruiksnorm glyfosaat in heuvelachtig gebied − In een gebied met een gemiddelde helling > 2% en < 18%, is een extra hoeveelheid van 1,0 kg werkzame stof glyfosaat per ha toegestaan voor onkruidbestrijding mits gebruik wordt gemaakt van niet kerende grondbewerkingstechniek om erosie te bestrijden. − Dit geldt altijd voor de volgende plaatsen in Nederland: Eijsden, Maastricht, Meerssen, Stein, Geleen, Beek, Schinnen, Nuth, Voerendaal, Simpelveld, Vaals, Gulpen-Wittem, Margraten, Valkenburg aan de Geul, Sittard, Onderbanken, Brunssum, Landgraaf, Heerlen en Kerkrade.
Beoordelingsrichtlijn en interpretatie – Controleer administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan.
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
− −
Controleer administratieve de hoeveelheid toegepaste glyfosaat op bedrijfsniveau. Bij de beoordeling van de gebruikte hoeveelheid glyfosaat wordt uitgegaan van de 1e van de maand waarin de administratieve beoordeling plaatsvindt en daarbij zullen de daarvoor liggende 12 maanden genomen worden voor de berekening. Dit verschilt tov de afbakening zoals gegeven in G2.4
Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan.
01092015 - 01092016
13
Nr. GBB 2.6 GBB 2.7
Criterium Aaltjesbeheersingsstrategie Er dient monitoring plaats te vinden van eventuele aaltjesbesmetting in plantgoed en perceel. Belangrijke acties zijn het perceel bemonsteren, afwijkende planten op het veld onderzoeken, uitschot kritisch bekijken en bij twijfel een deskundige raadplegen. Vuur (botrytis) waarschuwingssysteem De bestrijding van Botrytis wordt uitgevoerd aan de hand van een waarschuwingssysteem.
GBB 2.8
Voorkomen emissie condenswater − Condenswater afkomstig uit bewaarruimten en ruimten waar mest en/of gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt wordt niet geloosd op oppervlaktewater. − Opvang en zuivering of afvoer van condenswater bij gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de cel is verplicht. GBB Overdekte opslag fust 2.9 − De bolontsmettingsplaats en de opslag van gebruikt fust zijn overdekt. Tevens moet de kweker aannemelijk kunnen maken dat het fust na ontsmetten minimaal een half uur boven de installatie of opvanginrichting heeft uitgelekt. Indien de fusten binnen 24 uur worden gebruikt is overdekte opslag niet noodzakelijk. GBB Opvang lekvloeistof bolontsmetting 2.10 − Transportmiddelen voor ontsmette bollen zijn zodanig uitgerust dat eventuele lekvloeistof opgevangen wordt. − Alternatief is het gebruik van losse lekbakken onder de kisten tijdens transport. GBB Spoelwater geoogst product 2.11 − Spoelwater van het reinigen van producten moet op het bedrijf zelf worden verwerkt: − Er dient geen lozing op het oppervlaktewater plaats te vinden. − Afstand van de spoelplaats tot de insteek van het talud dient minimaal 5 m te zijn. − Er zijn uitzonderingsgebieden waar geen water uit het oppervlaktewater mag worden onttrokken, zoals Texel. − Het is verboden om naspoelwater te lozen. − Ontsmetten van bloembollen/-knollen met chemische gewasbeschermingsmiddelen na het spoelen is niet toegestaan. GBB Waswater fust 2.12 Indien fust met water wordt gereinigd: − waswater van fust niet ongezuiverd lozen op oppervlaktewater of riolering, of als puntlozing op de bodem. − Opgevangen water zuiveren met zuiveringssysteem (k-KBB12) of over een perceel verspreiden waar gewasbeschermingsmiddelen mogen worden toegepast. − Fust dat uitsluitend gebruikt is voor biologisch geteelde producten is hiervan uitgezonderd. Teeltvrije zone T2.1 Een kleinere dan de wettelijke teeltvrije zone kan alleen worden aangehouden na schriftelijke goedkeuring van het waterschap of bij een officiële regeling met het waterschap/hoogheemraadschap. TBB − Voor alle gewassen wordt een teeltvrije zone aangehouden naast watergangen en 2.1 waterdragende sloten, m.u.v. greppels en droge sloten die gedurende de teelt op dit perceel geen water bevatten (d.w.z. niet meer dan 1 à 2 dagen in de periode tussen 1 maart en 31 oktober). Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
Beoordelingsrichtlijn en interpretatie − Meer informatie staat in de brochure “Aaltjesbeheersing in de bloembollenteelt” − Controleer of monitoring van aaltjes plaatsgevonden heeft. controleer de beschikbaarheid van een vuurwaarschuwingssysteem (factuur abonnement of beschikbaarheid via middellenleverancier) Inspectie afvoermethode condenswater
visuele inspectie. let op: geldt ook voor fust waarin niet ontsmet is.
visuele inspectie transportwagens
visuele inspectie waterstromen. Aanwezigheid geldig keuringsrapport spoelbassin.
werkwijze nalopen met teler.
Controleer of verklaring van of officiële regeling met waterschap aanwezig en geldig is . − −
01092015 - 01092016
Controleer de breedte van de teeltvrije zone bij de beginaudit of de teeltaudit visueel. De afstand wordt gerekend vanaf het midden van de plant tot de insteek van de watergang. 14
Nr.
Criterium − De teeltvrije zone wordt niet bemest en bespoten. De teeltvrije zone is minimaal gelijk aan de wettelijk verplichte teeltvrije zone. Reiniging Glasopstanden GL2.1 − Alleen fluormiddelen voor glasreiniging op basis van ammoniumbifluoride zijn toegestaan. − Middelen op basis van waterstoffluoride (dampwerking) zijn niet toegestaan. − Aan de buitenzijde van de kas moet het water van de bovenzijde worden opgevangen en hergebruikt. − Aan de binnenzijde is reiniging met hogedrukspuit en water ook een optie. Aanvullend zijn middelen op basis van zuren, waterstofperoxide en het gebruik van milde zepen (inclusief Savona) beschikbaar en toegestaan. Energie EBB – Vul eens per twee jaar de checklist energiebesparingsmaatregelen bloembollen (EMB) 2.1 in via: http://bloembollenweb.nl/content/energiebesparende-maatregelen-voor-bloembollenbedrijven – De checklist dient individueel of in studieclub verband besproken te zijn met een externe deskundige op het gebied van energie (adviseur / onderzoeker). Biodiversiteit BD2.2 Voor telers die EU-betalingrechten verzilveren op de grond waarop bollen geteeld worden: het bedrijf voldoet aan de voorwaarden voor vergroeningspremie die vanuit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid gesteld worden. Water W2.1 Waterplan − In het geval het bedrijf gebruik maakt van beregening of irrigatie moet een waterplan worden opgesteld door vakbekwame* adviseur of vakbekwame* teler. − Met dit waterplan opgesteld wordt aangetoond dat voor de aangemelde gewassen aan de gestelde eisen kan worden voldaan. − In het waterplan moet worden vermeld: Een inschatting van de hoeveelheid water die komend seizoen wordt gebruikt (gebaseerd op ervaring in vorig seizoen). De waterbron die wordt gebruikt. De beregenings- of irrigatietechniek die wordt toegepast. Er wordt minimaal 1 maatregel uit criterium W2.3 toegepast. Het waterplan wordt minimaal één maal per jaar voorafgaand aan de teelt geactualiseerd en 5 jaar bewaard* Vakbekwaam houdt in dat de teler of adviseur met een relevant diploma en/of getuigschrift kan aantonen, dat hij/zij in staat is om bijvoorbeeld een berekening vor de hoeveelheid water te kunnen uitvoeren, en kennis te hebben van de hoeveelheid water die een gewas nodig heeft. W2.2 Registratie beregening en beregeningsplanner Gedurende het teeltseizoen wordt: − De gebruikte hoeveelheid water geregistreerd, uitgesplitst naar waterbron (conform de eisen voor het registreren van het grondwater gebruik zoals omschreven in de algemene eisen).
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
Beoordelingsrichtlijn en interpretatie
− −
Administratieve beoordeling van de registraties. Visueel beoordelen of opvang en hergebruik van water plaats vindt bij de reiniging van het glas.
– –
Controleer de aanwezigheid van de ingevulde lijst Controleer bewijs van bespreking met energiedeskundige aan de hand van verslag / factuur
Controleer administratief of aan de eisen voldaan wordt.
Controleer of het waterplan voldoet aan de gestelde normen.
Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan.
01092015 - 01092016
15
Nr.
W2.3
Criterium − Er gebruik gemaakt is van een beregeningsplanner of beregeningswijzer bij toepassing van additoneel water; Een beregeningsadvies door een ervaren adviseur geldt ook als zodanig. Uitzondering: Bedrijven die ALLEEN beregening toepassen voor het inspoelen van stikstof en voor het laten aanslaan van dahlia stekken zijn uitgezonderd van deze eis. Keuzemaatregelen beregening Aanvullend water wordt toegediend met gebruikmaking van één van de volgende methoden: − Sproeiboom in plaats van beregeningskanon. − Druppelaars − Fertigatie − Vaste beregening (niet mobiel) − Inunderen (drains vol laten lopen vanuit de sloten) − Beregeningskanon; alleen in combinatie met actuele vochtmetingen met behulp van tensiometer of watermarks. Uitzondering: Bedrijven die ALLEEN beregening toepassen voor het inspoelen van stikstof en voor het laten aanslaan van dahlia stekken zijn uitgezonderd van deze eis.
Afval A2.1
Afvalverwerking en -scheiding − Organisch en anorganisch afval scheiden, apart verwerken of afvoeren. − Groenafval - zoals takken, bladeren en maaisel – mag op perceel blijven. − Anorganische afvalstromen gescheiden afvoeren in de volgende fracties voor zover daar in de regio inzamelsystemen voor beschikbaar zijn: tuinbouwfolies, plastic potten, bindmaterialen, schermdoeken, glas, asbest, papier en chemisch afval. − Afspraken met afvalverwerkende bedrijven in contracten afsluiten. A2.2 Afvalwater − Lozingen op het oppervlaktewater van afvalwater met ontsmettings- of gewasbeschermingsmiddelen zijn niet toegestaan. − Afvalwater van het reinigen van producten moet op het bedrijf zelf worden verwerkt. A2.3 Registratie Registreer soort, hoeveelheid en bestemming van afval afkomstig van het bedrijf (kunststof, substraat, gewas, gevaarlijk afval, overig). Verpakkingen V2.1 Kunststofverpakking moet zodanig worden ontworpen dat de effectieve recycling wordt vergemakkelijkt door het vermijden van het gebruik van potentieel verontreinigende stoffen en onverenigbare stoffen waarvan bekend is dat deze scheiden of recycleren belemmeren of de kwaliteit van het recyclaat verminderen. Het etiket of de wikkel, de sluiting en, waar van toepassing, barrièrecoatings mogen geen van de in tabel A (zie hieronder) genoemde materialen en onderdelen bevatten.
Beoordelingsrichtlijn en interpretatie
Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan.
Controleer of afval volgens de eisen wordt afgevoerd en controleer de nota’s van de afvalverwerkende bedrijven.
Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan. Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan.
– –
– Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
Controleer aankoop verpakkingsmateriaal via de aankoopbonnen Controleer administratief de samenstelling (welke materialen en componenten) van de verpakkingselementen (verpakking, inclusief de container, het etiket of de wikkel, kleefstoffen, sluiting en barrièrecoating) aan de hand van informatie van de leverancier (via aankoopbonnen of anderszins) Controleer fysiek bij 2 producten of de verpakking voldoet aan het criterium. Dit mag 16
Nr.
tabel A bij V2.1
Criterium
Beoordelingsrichtlijn en interpretatie aan de hand van een monster van de primaire verpakking.
VERPAKKINGSELEMENT
UITGESLOTEN MATERIALEN EN COMPONENTEN 1)
ETIKET OF WIKKEL
— PS-etiket of -wikkel in combinatie met een PET-, PP- of HDPE-foodtain,,kkker
SLUITING
— PVC-etiket of -wikkel in combinatie met een PET-, PP- of HDPE-foodtainer — PETG-etiket of -wikkel in combinatie met een PET-foodtainer — Wikkels gemaakt van ander polymeer dan de foodtainer — Etiketten of wikkels die zijn gemetalliseerd — Etiketten of wikkels versmolten in de verpakking („in mould labeling”) en gemaakt van een andere polymeer dan de verpakking — PS-sluiting in combinatie met een PET-, PP- of HDPE-foodtainer — PVC-sluiting in combinatie met een PET-, PP- of HDPE-foodtainer — PETG-sluitingen en/of sluitingsmateriaal met een dichtheid van meer dan 1 g/cm3 in combinatie met een PET-foodtainer — Sluitingen van metaal (m.u.v. bier), glas, EVA — Sluitingen gemaakt van siliconen. Uitgezonderd zijn siliconen sluitingen met een dichtheid < 1 g/cm3 in combinatie met een PETfoodtainer en siliconen sluitingen met een dichtheid > 1 g/cm3 in combinatie met een PP- of HDPE-foodtainer — Metaalfolie of afdichtingen die bevestigd blijven aan de foodtainer of de sluiting ervan nadat het product is geopend
BARRIÈRECOATINGS
— Polyamide, EVOH, functionele polyolefinen, gemetalliseerde en verduisterende barrières. Verpakkingen van vleesproducten mogen maximaal 5% EVOH als barrièrecoating bevatten. EVA — ETHYLEENVINYLACETAAT, EVOH — ETHYLEENVINYLALCOHOL, HDPE — POLYETHYLEEN MET HOGE DICHTHEID, PET — POLYETHYLEENTEREFTALAAT, PETG — GLYCOL-GEMODIFICEERD POLYETHYLEENTEREFTALAAT, PP — POLYPROPYLEEN, PS — POLYSTYREEN, PVC — POLYVINYLCHLORIDE.
Werkomstandigheden WE Overleg duurzaam en veilig werken 2.1 − Aandachtspunten voor duurzaam en veilig werken worden minimaal één maal per jaar met de betrokken medewerkers besproken in een werk- of teamoverleg. − Van dit overleg is een verslag aanwezig (minimaal lijstje afspraken en datum van volgend werkoverleg) dat voor betrokken medewerkers toegankelijk is. WE Beschermingsmaterialen 2.2 De benodigde persoonlijke beschermingsmaterialen (PBM's) zijn beschikbaar en er is toezicht op het juiste gebruik.
− −
Controleer verslag teamoverleg. Bij initiële audit bij bedrijf dat dit nog niet regelmatig doet: datum van eerste overleg moet zijn vastgesteld.
− −
Controleer aanwezigheid materialen. Controleer het toezicht houden op het juiste gebruik. Dit toezicht kan blijken uit verslagen van werkoverleggen of uit aanwezige registraties of uit interviews op het bedrijf. Aantoonbaar met GlobalGap certificaat. Controleer of RI&E aan eisen voldoet, evenals het verbeterplan.
− WE 2.3
Risico Inventarisatie & Evaluatie (RI&E) − Aanwezigheid RI&E van maximaal vier jaar oud en bijbehorend verbeterplan.
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
−
01092015 - 01092016
17
Nr. WE 2.4 WE 2.5
WE 2.6
Criterium − Het verbeterplan wordt jaarlijks bijgewerkt. Training en opleiding − Bedrijf zorgt voor opleidingen en trainingen van medewerkers. − Overzicht van gevolgde trainingsactiviteiten per medewerker aanwezig (certificaten of getuigschriften). Werkinstructie Ingehuurd personeel krijgt instructies over werkzaamheden in bedrijf.
Behandeling volgens de CAO en wettelijk minimum loon − Personeel, zowel eigen als ingehuurd, wordt volgens de sector CAO behandeld. − sector CAO aanwezig en in de ondertekende schriftelijke arbeidsovereenkomsten van iedere medewerker wordt naar de CAO verwezen. − Personeel via uitzendbureau wordt volgens de CAO voor de uitzendbranche behandeld. Dit kan in Nederland worden aangetoond door te werken met uitzendbureaus die voldoen aan de eisen van NEN-4400-1. − In geval geen CAO aanwezig is aantonen dat het minimumloon wordt uitbetaald, zowel voor eigen als (via een uitzendbureau) ingehuurd personeel. − Het minimumloon betreft het wettelijk minimumloon, dan wel het minimumloon dat door werkgevers- en werknemersorganisaties is overeengekomen.
WE 2.7
Registratie medewerkers Actuele registratie medewerkers bedrijf (volledige namen, functieomschrijving, geboortedatum, startdatum, sofinummer, kopie identiteitskaart/paspoort). Omwonenden OM Bollenteler houdt in zijn werk rekeningen met omwonenden en geeft openheid over zijn 2.1 bedrijfsvoering. Ter inspiratie zijn de richtlijnen zoals overeengekomen in Gemeente Hardenberg bijgevoegd in bijlage 5. Aanvullende registraties X2.1 De data van de oogst van de gewassen. Bij doorlopende oogst moet de hoeveelheid geoogst product en herkomst op het bedrijf per datum worden geregistreerd.
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
Beoordelingsrichtlijn en interpretatie − Aantoonbaar met geldig GlobalGap certificaat. − Lijst opleidingen of trainingen waaraan medewerkers hebben deelgenomen. − Aantoonbaar met geldig GlobalGap certificaat. − − − −
−
− − − −
−
Controleer de medewerkers op het ontvangen van instructies. Dit kan blijken uit verslagen van werkoverleggen, instructiemateriaal uit aanwezige registraties of uit interviews op het bedrijf. Aantoonbaar met GlobalGap certificaat. Administratieve audit op aanwezigheid van de sector CAO in het bedrijf en de verwijzing naar de CAO in de schriftelijke arbeidsovereenkomsten van iedere medewerker. Voor de vaste medewerkers gaat het om CAO Open Teelt Personeel via uitzendbureau geldt CAO voor uitzendbranche Uitzendbureaus die NEN-4400-1 zijn gecertificeerd staan vermeld op de website www.normeringarbeid.nl. Getekende contracten van eigen als ingehuurd personeel inzien (steekproef van twee medewerkers). Conformiteitsverklaring van een accountant inzien. Toetsing inhoud personeelsdossier. Een conformiteitsverklaring van een accountant kan volstaan. Administratieve en visuele inspectie van controleerbare punten (bijv. afstand tot scholen, deelname open dagen, verzonden communicatie, e.d.). Teler moet zichtbaar kunnen maken dat en hoe hij naar zijn omgeving communiceert.
Controleer administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan.
01092015 - 01092016
18
Tabel 1
Lijst van te telen Bloembol en –knol gewassen binnen Nederland Bolgewassen
Voorjaarsbloeiers
Zomerbloeiers
Tulp Hyacint Narcis Krokus (Grote gele en soort) Bijzondere bolgewassen Iris (klein- en grofbollig)
Lelie Gladiool (kralen en pitten) Dahlia
Tabel 2
Toegestane hoeveelheid werkzame stof
De maximaal toegestane hoeveelheid werkzame stof die u kunt gebruiken per middelengroep (uitgedrukt in kg per hectare per aangemeld gewas) is als volgt:
Tulp
Hyacint
Narcis
Krokus
Bijzondere bolgewassen
Middelengroep Bolontsmetting 5,7 5,3 6,4 3,8 Gewasbespuiting4,7 5,1 5,7 2,5 Fungiciden Gewasbespuiting 0,3 0,2* 0,1 0,1 - Insecticiden Herbiciden 6,8 6,0 7,2 5,8 Grondbehandeling 3,8 ? ? Totaal 21,3 16,6 19,4 12,2 * Alleen indien teelt van werkbollen (uitgaand van 10% werkbollen van
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
Lelie
Gladiool
Iris
Dahlia
5,8 4,3
6,2 22,9
3,5 19,7
5,1 4,4
0 2,4
0,1
0,9
0,3
0,1
0,2
10,3 4,1 37,9
8,1 ? 17,7
4,5
5,3 9,4 ? 1,3 15,5 40,7 totale hyacintenareaal)
01092015 - 01092016
7,1
19
Voor berekening van de hoeveelheid werkzame stof in de bolontsmetting is uitgegaan van de door het Ctgb gebruikte hoeveelheden
dompelvloeistofopname bij bloembollen (zie onderstaand schema).
Dompelvloeistofopname bij bloembollen Categorie: Gewasbeschermingsmiddelen Dompelvloeistof bij bloembollen gewas tulp iris lelie gladiool hyacint narcis krokus lelie
grofbollig miniatuur kas
gewicht ton/ha 10 7 10 4 13 25 10 7.5 24
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
gemidd. Opname ml/kg bollen 65 70 70 90 55 75 65 65 70
opname l/ha 650 490 700 360 715 1875 650 487.5 1680
01092015 - 01092016
20
3.
KEUZEMAATLATTEN
Op de volgende vier keuzemaatlatten moet een minimaal aantal punten worden behaald. Per maatlat staan deze puntenaantallen aangegeven. Het niet voldoen geldt als een major tekortkoming. 3.1: Keuzemaatlat algemeen; 3.2: Keuzemaatlat werkomstandigheden; 3.3: Keuzemaatlat natuur en landschapsbeheer; 3.4: Keuzemaatlat klimaatlat.
Bonus / malus systeem
Om Milieukeur te verkrijgen moeten minimaal evenveel bonuspunten worden behaald met keuzemaatregelen uit de keuzemaatlat algemeen als het aantal behaalde maluspunten door toepassing van milieubelastende middelen (bonus/malus systeem) berekend als totaal voor elk perceel met aangemeld gewas. De bonuspunten en maluspunten worden toegekend per hectare gewas. Het puntensysteem omvat de volgende onderdelen per gewas - Maluspunten: Voor elke toepassing van een milieubelastend middel of aandachtstof worden per ha maluspunten afgetrokken. Zie hiervoor de bijlagen met toegestane middelen (bijlage 4i) en paragraaf G2.3. Het aantal behaalde maluspunten is afhankelijk van de toegepaste gewasbeschermingsmiddelen. - Bonuspunten: Voor de toepassing van keuzemaatregelen uit de keuzemaatlat Algemeen (3.1) worden bonuspunten toegekend. Met deze bonuspunten kunnen maluspunten worden gecompenseerd Bij elke keuzemaatregel staat het aantal bonuspunten vermeld. Bonuspunten op perceelsniveau gelden voor de afzonderlijke percelen van de aangemelde gewassen. - Per perceel: De punten worden op perceelsniveau berekend. Bonuspunten die behaald worden op bedrijfsniveau gelden voor alle afzonderlijke percelen op het bedrijf.
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
21
3.1 Nr. k-KBB1
Keuzemaatlat algemeen Keuzemaatregel Keuzemaatregelen bemesting − Gebruik langzaamwerkende meststoffen / meststoffen met nitrificatieremmer bij voorjaarsgiften voor zomergewassen. − Toepassen van beddenbemesting met stikstof en fosfaat. Door beddenbemesting toe te passen kan in een aantal gewassen de dosering omlaag. Hierdoor blijft meer ruimte over voor de aanvoer van organische stof ter verbetering van de bodemvruchtbaarheid. − Inzaaien TVZ en onbeteelde kopakkers met gras of graangewas langs watergangen ter voorkoming van afspoeling van stikstof en fosfaat en gewasbeschermingsmiddelen. NB deze strook mag niet bemest en niet bespoten worden. − Inzaaien TVZ en onbeteeltde kopakkers met bloeiend gewas (aantrekkelijk voor bestuivers) langs watergangen ter voorkoming van afspoeling van stikstof en fosfaat en gewasbeschermingsmiddelen. NB deze strook mag niet bemest en niet bespoten worden.) − Uitrijden organische mest niet eerder dan twee weken voor zaaien (gewas of groenbemester) / planten. − Aanleg infiltratiegreppel om oppervlakkige afspoeling te voorkomen. − Gebruik van ijzerzand om drains om fosfaat uit perceel vast te leggen
k-KBB2
1
1 3 0,5 1 2 Controleer administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan.
k-KBB3
−
Extra emissiebeperkende maatregelen (perceelsniveau; punten gelden voor percelen waarop maatregel wordt toegepast) − Spuitapparatuur Toepassing van sleepdoek op de spuitboom. Rijenspuit voor minimaal 80% van alle toepassingen. Overkapte beddenspuit voor minimaal 80% van alle toepassingen. Overkapte spuitboom voor minimaal 80% van alle toepassingen. Afgeschermde spuitboom voor minimaal 80% van alle toepassingen. Sensorgestuurde spuittoepassingen. Gebruik padenspuit Automatische sectie-/dop aansturing met GPS.
Punten/ha
1
Keuzemaatregelen bemesting in het kader van bewustwording en kennis over het perceel algemeen: Crop-scan bodemscanners die plaatsspecifiek pH, percentage organische stof en/of geleidbaarheid in beeld brengen (bijvoorbeeld Veris scan, EM38) Slechte plekken die op de scans naar voren komen moeten ter plekke nader onderzocht worden; het kan hierbij gaan om slechte structuur, waterhuishouding, bemesting, aaltjes, etc. Keuzemaatregelen gewasbescherming
−
1
Beoordelingsrichtlijn Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan.
−
−
0,5 1
Het bezit van emissiebeperkende spuitapparatuur dient visueel beoordeeld te worden. Het hebben van een drift-vanggewas in de teeltvrije zone of een extra spuitvrije zone wordt eveneens visueel vastgesteld. Max 1 p/ha.
Drift-Vanggewas of windschermen: Driftvanggewas 1 en emissieschermen die geplaatst zijn op de teeltvrije zone en die tenminste zo hoog zijn als de spuitboom.
2 1 2 1 1 1 0,50 1 2
Natuurlijke barrière van aaneengesloten bomen, struiken of andere gewassen die tenminste even hoog is als de spuitdoppen en het verwaaien van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater voorkomt.
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
22
Nr.
Keuzemaatregel
Beoordelingsrichtlijn
Extra brede teelt- en spuitvrije zone op percelen met Milieukeurgewas: 150-225 cm >225 cm Extra emissiebeperkende maatregelen (bedrijfsniveau; punten gelden voor alle ha milieukeurgewas) − Automatische inwendige reiniging spuitmachines. − Inrichten van een vulplaats voor de spuit die geen afloop naar oppervlakte water of afvoer putten heeft die in verbinding staan met de riolering of oppervlaktewater. − Inrichten retentievijver voor regenwater van het erf − minimaal éénmaal in 3 jaar is aantoonbaar en met positief resultaat een erkende lesmodule kalibratie van spuitdoppen tijdens een erkende spuitlicentiebijeenkomst gevolgd. − Plantgoedontsmetting door schuimen of douchen in plaats van dompelen − Fustloos ontsmetten − Uitlekken, opslag en laden van plantgoed na ontsmetting vindt binnen plaats zonder tussentijds transport over oppervlakken waarvan afspoelend water in riolering of oppervlaktewater terecht kan komen. − Heftrucks voor gebruikt bij de plantgoed ontsmetinstallatie, worden in het ontsmetseizoen niet buiten of buiten vloeren met een opvangvoorziening zonder overloop naar oppervlaktewater of riolering gebruikt. Geleide bestrijding van ritnaalden (perceelsniveau) Indien men ritnaalden bestrijdt: alleen na vaststellen van besmetting met de aardappeltoetsmethode en door middel van geleide bestrijding aan de hand van feromonen in een waardgewas en.
Punten/ha
−
k-KBB4
k-KBB5
k-KBB6
k-KBB7
k-KBB7
k-KBB8
Bedrijfshygiene (perceelsniveau) - opslagbestrijding door kneuzer onder rooimachine - selectie en zieke planten van perceel verwijderen - bloemkoppen na koppen van perceel afvoeren Beheersing aaltjes en andere bodemgebonden ziekten met behulp van: - groenbemesters - inundatie - tagetesteelt tegen Pratylenchus Penetrans (wortellesie aaltjes) Gebruik van Beslissingsondersteunende systemen (BOS) t.a.v. optimale spuitmomenten middelen (bijv. Gewis)
− −
Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan. Max 6 p. /ha
01092015 - 01092016
Max. 6/ha 1 2 1 1 1 1 1
Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan d.m.v. aantoonbaarheid vangstgegevens en evt. de vangpotten (feromoonpotten) van dit insect.
2
0,5 0,5 0,5 Controleer visueel of administratief of voldaan wordt. O.a. aankoopbonnen groenbemester. Controleer de aanwezigheid van een BOS en de bewijzen (registratie) dat de spuitmomenten en dosering hierop gebaseerd zijn. Visuele beoordeling op het perceel.
Gebruik van onkruidonderdrukkende afdekmaterialen
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
2 3
1 1 2 1
2
23
Nr. k-KBB9
k-KBB10 k-KBB11
k-KBB12
Keuzemaatregel Keuzemaatregelen voor natuur- en landschapsbeheer (bedrijfsniveau, zie 3.3) − Per 5 punten extra (d.w.z. bovenop de verplichte 4 punten) kan één bonuspunt per hectare gewas worden behaald die meetelt in de puntenberekening. − Indien specifieke maatregelen aan de orde zijn, kan een verzoek voor honorering worden ingediend bij College van Deskundigen agro/food. Gebruik van Milieukeur gecertificeerd uitgangsmateriaal bij aankoop plantmateriaal van ander bedrijf Actieve deelname aan onderzoeksprojecten (incl. praktijknetwerken) gerelateerd aan eisen en/of keuzemaatregelen uit het certificatieschema Plantaardige Producten uit open teelt, wordt beloond waarbij geldt: De inhoudelijke eindverantwoordelijkheid ligt bij een onderzoeksinstelling. Ondernemer moet minimaal zelf 10 uur of € 1.000,- besteden aan het project (voor het uitvoeren van experimenten en/of kennisuitwisseling). − Projecten die in eigen beheer worden uitgevoerd, moeten worden voorgelegd aan het College van Deskundigen agro/food. Het bedrijf heeft een opvang- en zuiveringsvoorziening voor spoel- en reinigingswater van spuitmachines en restvloeistoffen inclusief dompelbadrestanten. Hiervoor komen de volgende systemen in aanmerking: een Biofilter, Phytobac, Heliosec, Sentinel of systemen met een aantoonbaar vergelijkbaar effect. −
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
Beoordelingsrichtlijn Visuele beoordeling en beoordeling op aanwezigheid plan (zie ook beoordeling van maatregelen in keuzemaatlat Natuur en landschapsbeheer, paragraaf 3.3 ).
Punten/ha 1 p / ha per 5 punten extra
Controle administratief of aan de gestelde criteria voldaan wordt. Punten op perceelniveau Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan.
3
Controleer de aanwezigheid van een opvang- en zuiveringsvoorziening
2
24
2
3.2
Keuzemaatlat werkomstandigheden
Binnen de keuzemaatlat werkomstandigheden moeten minimaal 4 punten worden behaald bij vast personeel, en 2 indien alleen gebruik wordt gemaakt van tijdelijk personeel Nr. k-WE1
k-WE2 k-WE3
k-WE4
k-WE5 k-WE6 k-WE7
Keuzemaatregel Medewerkers met een vast contract hebben jaarlijks een functionerings- of beoordelingsgesprek. Hiervan wordt een verslag gemaakt dat minimaal de gemaakte afspraken bevat over het toekomstig functioneren en de daarvoor benodigde ondersteuning vanuit bedrijf. Dit verslag is ondertekend door leidinggevende en medewerker. Mogelijkheid tot medische keuring aanwezig, onder andere voor medewerkers die in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen. Het bedrijf investeert in preventie van gezondheidsklachten. Dit kan op diverse manieren plaatsvinden, bijvoorbeeld door het inschakelen van een Arbodienst, het uitvoeren van werkplekbeoordelingen, of door het geven van informatie over risico’s die verband houden met het werk. Het bedrijf heeft medewerkers ‘met afstand tot de arbeidsmarkt’ in dienst (via UWV: WAO, WAZ, Wajong, WIA; via de sociale dienst: mensen met bbz uitkering, die onder de participatiewet vallen, ioaw en ioaz uitkeringsgerechtigden). Het aandeel van deze medewerkers is minimaal 10% van de fte’s in dienst. Het bedrijf is een erkend leerbedrijf. Het bedrijf heeft afspraken met scholen over beschikbaarheid van stageplaatsen. Het bedrijf stimuleert fietsen naar het werk.
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
Beoordelingsrichtlijn Aanwezigheid verslag van functioneringsgesprek (minimaal lijstje afspraken en te nemen actie toegewezen aan een persoon).
− − − − −
Aanbod aan medewerkers om medische keuring te ondergaan. Overzicht medewerkers die medisch gekeurd zijn. Afspraken met Arbodienst. Werkplekbeoordelingen uitgevoerd. Informatiemateriaal op werkplek aanwezig over risico’s
Punten 2
2 2
Administratieve toets van UWV-verklaring.
2
Administratieve toets inschrijving in leerbedrijvenregister. Registraties contacten scholen. Toets aanwezigheid fietsenplan of reis- en onkostenvergoedingen voor fietsers.
1 1 1
01092015 - 01092016
25
3.3 − − − − −
Keuzemaatlat Natuur- en Landschapsbeheer Binnen de Keuzemaatlat Natuur- en Landschapsbeheer moeten minimaal 4 punten worden behaald. Overige punten tellen mee in de keuzemaatlat algemeen, waarbij per 5 punten extra (bovenop de minimale score van 4 punten) één bonuspunt per hectare gewas geldt. De punten gelden alleen voor het natuur- en landschapsbeheer op grond in eigen beheer (incl. pachtgrond). De punten zijn te behalen op bedrijfsniveau. Alle te behalen onderdelen tellen hoogstens één keer mee.
Nr. Keuzemaatregel Algemeen k-NL1 − Erf-inrichtingsplan (max. 5 jaar oud) door een van de provinciale organisaties van Natuur en Landschap of een andere door het College van Deskundigen agro/food te erkennen organisatie. − Bedrijfsnatuurplan (max. 3 jaar oud) voor het hele bedrijfsareaal door een van de provinciale organisaties van Natuur en Landschap of een andere door SMK te erkennen organisatie. − Lidmaatschap van een Agrarische Natuurvereniging òf een bedrijfsnatuurplan dat meerdere bedrijven omvat. − k-NL2 Siertuin van minstens 100 m2. − Moestuin van minstens 100 m2. k-NL3
− − − − − − −
k-NL4
− − −
Drie door de mens aangebrachte nestgelegenheden voor vogels (o.a. nestkasten voor zangvogels, vlotjes voor zwarte sterns of eendetuiten). Dit geldt alleen indien aanwezigheid van deze soorten mogelijk is. Een nestpaal voor ooievaars of een nestkast(en) voor roofvogels. Aanwezigheid van zwaluwnest(en) in stallen. Hieronder moeten uit hygiënisch oogpunt plankjes onder worden gehangen om de vogelpoep op te vangen. Bijenkast(en) of nestgelegenheid voor (graaf)wespen . Schuilkast(en) voor vleermuizen. Minimaal 2 takkenhopen van snoeihout, maaisel of afgestorven riet met een hoogte van minimaal 1 meter als schuilplaats voor o.a. ringslangen, egels. Minimaal 2 steenhopen (met openingen) met een hoogte van minimaal 1 meter als schuilplaats voor o.a. de steenmarter. Indien voor het aanleggen van deze steenhoop bouwpuin wordt gebruikt als bouwmateriaal, dan dient dit te worden gemeld bij de desbetreffende gemeente. Gras- of bouwlandpercelen met geldige ganzenbeheerovereenkomsten Geldige weidevogelovereenkomst (d.m.v. contract met Dienst Regelingen of Agrarische Natuur Vereniging). Geldige overeenkomst voor een beheerspakket ten behoeve van flora voor akker of weideland (d.m.v. contract met Dienst Regelingen of Agrarische Natuur Vereniging).
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
Beoordelingsrichtlijn
Punten/ha
Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan.
1 4 1
Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan.
1 per item
Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan.
1 per item
Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan.
1 per item
01092015 - 01092016
26
Nr. Keuzemaatregel Natte natuur k-NL5 − Slootkant gefaseerd maaien in lengterichting van de sloot 1-3 meter vanuit waterlijn, d.w.z. de helft (+/- 10 %) wordt gemaaid over de totale lengte in eind mei / juni. − Terrastalud of plasberm aan één kant van de sloot (ondiepe afgegraven strook van minimaal 1 meter breed en maximaal 0,3 meter diep en een lengte van minimaal de korte zijde van het perceel). − Uitbaggeren van de sloot met baggerspuit waarbij de bagger niet op de slootkant mag worden afgezet. k-NL6 Rietkragen of rietland aanwezig met een totale minimale oppervlakte van 20 m2. k-NL7
Poel aanwezig van minimaal 1 meter diep en een minimale oppervlakte van 20 m2.
k-NL8
−
Overeenkomst aanwezig voor plasdrasbeheer van een perceel van minimaal 1 hectare. − Hierbij wordt gedurende minimaal 1 maand in de winterperiode water op het perceel gepompt. Dit onderwater gepompte gebied kan dienen als voedselgebied voor broedende weidevogels. Kruidachtige natuur k-NL9 − Niet gemaaide grasrand (op bouwland) of graanrand (langs gewassen anders dan granen) van minimaal 1,5 meter breed en lengte van minimaal één zijde van een Milieukeur perceel. − Bloeiende kruiden- en/of bloemenrand van minimaal 1,5 meter breed en lengte van minimaal één zijde van een Milieukeur perceel of één zijde van kas, stal of bassin. k-NL10 − Overhoek aanwezig van minimaal 100 m2 met daarop gevarieerde kruidige vegetatie die zich spontaan ontwikkelt of gefaseerd wordt gemaaid. − Gefaseerd maaien houdt in dat jaarlijks maximaal de helft (+/- 10 %) van het oppervlak wordt gemaaid. k-NL11 − Een in de winter ongeploegde akker van minimaal 1 ha met eventueel een ingezaaide groenbemester.
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
Beoordelingsrichtlijn
Punten/ha
Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan.
1 2 1
Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan. Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan. Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan.
1
Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan.
1 per item
Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan.
2
Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan.
2
01092015 - 01092016
2 2
27
Nr.
Keuzemaatregel
Beoordelingsrichtlijn
Punten/ha
Houtige natuur k-NL13
k-NL14
k-NL15 k-NL16
Houtwallen, -singels, -kades, -graften of talluds van holle wegen op uw bedrijf met een minimale breedte van 1,5 meter en een minimale lengte van 10 meter. Deze houtwallen (houtsingels, -kades of -graften) zijn begroeid met inheemse bomen en/of struiken van minimaal 2 meter hoog en hebben een gesloten ondergroei van minstens 0,5 meter hoog. − De aanwezigheid van bomen op deze houtwallen (houtsingels, -kades, graften of talluds) van minimaal 8 meter hoog. − De aanwezigheid van struwelen met een minimale breedte van 1,5 meter, een minimale hoogte van 1 meter en een minimale lengte van 10 meter. − Deze struwelen zijn begroeid met inheemse struiken of bramen van minimaal 2 meter hoog en hebben een gesloten ondergroei van minstens 0,5 meter hoog. − Afrasteren van struwelen tegen begrazing en bemesting. Hagen of heggen aanwezig met een minimale lengte van 10 meter met een rand van grassen en/of kruiden van minstens 0,5 meter breed. Bosje(s) aanwezig met een oppervlak van minimaal 100 m2 omringd door zoomvegetatie (bijv. struiken of klimplanten). −
Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan.
1 per item
Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan.
1 0,5 0,5 1
Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan. Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan.
3
Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan.
1
Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan. Controleren of analyses beschikbaar zijn in administratie. Keuze analysemethode staat vrij.
1
Biodiversiteit k-BB1 k-BB2 k-BB3
Gebruik van mengsel met minimaal 3 groenbemesters. Deze maatregel alleen toepassen indien er geen of weinig pathogene aaltjes zijn aangetroffen bij bemnstering. Gebruik van combinaties van verschillende organische meststoffen ter stimulering van de bodembiodiversiteit Analyse van bodemleven middels grondmonsteronderzoek, mimimaal eens per 4 jaar per perceel.
Begrippenlijst
Houtwal Houtsingel Houtkade Houtgraft Struweel Hagen/heggen Bosje Inheems
1
aarden wal (bestaande uit klei, leem en zand) begroeid met struiken en hoge bomen. houtige wal van struiken, takken en bomen. begroeide waterkering. hoger gelegen oud stuk bosrand (bomen eronder zijn ontgonnen om akkerland van te maken). lichtminnende struiken (die laag blijven en/of hoog uitgroeien) als zelfstandige begroeiing of rand van houtopstanden. lijnvormige, aangeplante elementen van struiken die minstens 1,5 meter hoog zijn. kleine bospercelen van minimaal 100 m2. soorten opgenomen in de 8e rassenlijst voor bomen
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
28
3.4
Keuzemaatlat Klimaat
Binnen de keuzemaatlat klimaat moeten minimaal 15 punten worden behaald. Nr. Keuzemaatregel k-K1 Gebruik van duurzame energie (bedrijfsniveau) − Een bedrijf kan punten behalen met het aandeel van het gebruik van zonne- of windenergie of duurzame energie (d.w.z. elektriciteit, warmte of brandstof uit hernieuwbare bronnen) in de totale stroombehoefte van het bedrijf: o 10 tot 25% o 25 tot 50% o 50 tot 75% o 75 tot 100% − Voor de berekening van het percentage groene stroom wordt uitgegaan van de hoeveelheid groene stroom die op jaarbasis wordt geleverd ten opzichte van het totale energieverbruik per jaar. − Het gebruik van duurzame energie dient aangetoond te worden middels nota’s van het energiebedrijf (aangekochte en/of geleverde energie) Het gebruik van een zelf opgewekte duurzame energie kan ook aantoonbaar worden gemaakt met hulp van geijkte energiemeters. − Het gebruik van een zelf opgewekte duurzame energie dient aantoonbaar gemaakt worden te worden met hulp van geijkte energiemeters.
Beoordelingsrichtlijn − Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan. − In het geval de gebruikte duurzame energie zelf wordt opgewekt worden de bonuspunten verdubbeld.
Punten /ha
2 4 7 10
Gebruik thermische duurzame energie: toepassen zonnedak voor: 1) het opwarmen van lucht waarmee bollen gedroogd worden, of 2) waarmee bewaarcellen verwarmd worden k-K2
k-K4 k-K5
Positieve organische stofbalans (inzichtelijk gemaakt met de organische stofbalans berekening): Voor elke 50 kg/ha Effectieve Organische Stof (EOS) aanvoer extra bovenop benodigde evenwichtshoeveelheid of maximale niveau EOS. Verminderen N-gift uit kunstmest en dierlijke mest. Andere soorten organische en kunstmest toedienen. − N kunstmest op basis van 100% ammonium. −
2 7 Controleer de organische stofbalans berekening en stel vast of aan de gestelde criteria wordt voldaan. Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan. Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan.
Overige N-kunstmest (ureum en urea/meststoffen met nitrificatieremmers).
k-K6
Aandeel vergiste dierlijke (drijf)mest (van eigen bedrijf of aangevoerd) in totale organische mestgift (op basis van kg N). Niet-kerende grondbewerking.
k-K7
Vaste Rijpadensysteem.
Per 1% lagere Ngebruiksnorm SMK 1 Per 2% aandeel in gift: 1 Per 4% aandeel in gift: 1 Per 2% aandeel 1
−
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
1 p/ha /50 kg EOS bovenop evenwichtshoeveelheid
Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan. Controleer visueel en/of administratief of aan de gestelde criteria wordt voldaan. 01092015 - 01092016
5 5 29
Nr.
kKBB1
Keuzemaatregel Keuzemaatregelen Energie bloembollen drogen en bewaren
Beoordelingsrichtlijn
Gebruik van zonnedak voor:
Controleer op de aanwezigheid van zonnedak (mogelijkheid voor het opwarmen van lucht direct onder het dak)
1) 2) kKBB2
het opwarmen van lucht waarmee bewaarcellen verwarmd worden
Gebruik van warme kaslucht voor 1) het drogen van bloembollen 2)
kKBB3 kKBB4 kKBB5 kKBB6 kKBB7 kKBB8 kKBB9 kKBB10 kKBB11 kKBB12 kKBB13 kKBB14 kKBB15 kKBB16 Milieukeur
het opwarmen van lucht waarmee bollen gedroogd worden
het opwarmen van bewaarcellen
Bij de bewaring van tulpen wordt de ventilatie gestuurd op basis van het ethyleengehalte in de bewaarcel m.b.v. vaste ethyleenanalyser(s) Het bedrijf gebruikt een mobiele ethyleenmeter Het bedrijf heeft bewaarwanden met ronde uitblaasopeningen Bij het drogen van de bollen wordt gebruik gemaakt van Deficit drogen
1) 2)
Punten /ha
Fysieke controle van de aanvoerkanaal van lucht in de droogwand Fysieke controle van aanvoerkanaal van lucht in de bewaarcellen
2 7
1)
Controleer of lucht vanuit kas naar de droogwand geleid wordt. 2) Controleer of ventilatielucht voor de bewaarcellen uit de kas vandaan komt. Fysieke controle op aanwezigheid van geïnstalleerde ethyleenanalyser(s), gekoppeld aan klimaatcomputer Fysieke controle op aanwezigheid van mobiele ethyleenanalyser Fysieke controle op aanwezigheid
2 7 5 2 1
Check toepassing van deze maatregel in rapport van 2jaarlijks adviesgesprekm.b.t. instellingen klimaatcomputer (zie EBB 2.2) Idem
1
Idem
1 2
Bij 1-laagsbeluchting is een ‘schans’ aangebracht voor de onderste uitblaasopening Gebruik van kuubskisten met golfbodem
Fysieke controle op de aanwezigheid van een kistenregistratiesysteem Controleer rapport of factuurbewijs en doorgevoerde aanpassingen Controleer visueel of aan de gestelde criteria wordt voldaan. Idem
Gebruik van warmtepomp(en)
Idem
4
Hergebruik warmte droog- en ventilatielucht
Idem
4
Koeling met grondwater door middel van warmte / koude opslag.
Idem
3
Gebruik restwarmte uit condensor koelinstallatie
Fysieke controle van constructie voor hergebruik warmte 01092015 - 01092016
1
Bij het bewaren van de bollen wordt gebruik gemaakt van Temperatuurintegratie Bij de bewaring van bloembollen (m.u.v. tulp) wordt de ventilatie gestuurd door de RV en T Bij het drogen en bewaren van de bloembollen wordt gebruik gemaakt van Computergestuurde circulatie o.b.v. een kistenregistratiesysteem Doormeten en verbeteren systeemwand door externe deskundige
Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
1
2 1 0,5
30
Nr. kKBB17 kKBB18 kKBB19 kKBB20
Keuzemaatregel Kookketel (warmwaterbehandeling) isoleren
Beoordelingsrichtlijn Fysieke controle op aanwezigheid van isolatie
Isoleren koelcel, bewaarcel, koelleidingen en koudebruggen
Idem
2
Verlichting op aanwezigheidsdetectie
Idem
1
Vloerverwarming werkruimte
Idem
1
kKBB21
Het bedrijf maakt gebruik van een klimaatcomputer en laat zich minimaal eens per 2 jaar adviseren over de instellingen door een installateur/adviseur
2
kKBB22
Het bedrijf past één van de volgende maatregelen toe: Verminderde circulatie + frequentieregelaar Verminderde circulatie + gelijkstroom ventilator Bij 2-laagsbeluchting is de bovenste laag kisten afgedekt.
Controleer op de aanwezigheid van het adviesrapport met daarin tevens een weergave van de toegepaste keuzemaatregelen mbt instellingen klimaatcomputer (zie k-KBB6: Deficit drogen, k-KBB7: temperatuurintegratie en k-KBB8: ventilatie op basis van RV en T) Fysieke controle op aanwezigheid van frequentiegeregelde of gelijkstroomventilatoren Fysieke controle op aanwezigheid en gebruik afdekplaten
1
Fysieke controle op aanwezigheid en gebruik
1
kKBB23 kKBB24
Het bedrijf maakt gebruik van hoogrendementsketels (HR)
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
Punten /ha 1
2
31
Bijlage 1: Uitwerking voorbeeld Gewasbeschermings-, bemestings- en waterplan Naam Adres Postcode Woonplaats Telefoon E-mail
: : : : : :
Percelen Oppervlakte
: ________________________________________________ : ________________________________________________
Waterplan
Verbruik 2013
Waterbron
Beregening
Druppel irrigatie
Overig
(m3/ha)
Geschat Verbruik 2014 (m3/ha)
(m3/ha)
(m3/ha)
(m3/ha)
1000 1000
1000 1000
1000 1000
0 0
2000
2000
2000
0
Grondwater Oppervlaktewater totaal
Tulp Gewasbeschermingsplan (voorbeeld) Gewas: Onderwerp Vruchtwisseling Rassenkeuze Onkruidbestrijding Ziekten en plagen : 1.: Luizen 2.: Etc, etc
Gewas
Aanpak Teeltfrequentie Voorvrucht Ras Resistentie Mechanisch Chemisch Anders
Beregening Methode Op basis van beregeningsplanner
Invulling
Maluspunt
Kg a.s.
Schadedrempel Middel Frequentie Schadedrempel
Indien toediening van de middelen door één persoon: naam toediener ……………………………. Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
32
Voorbeeld berekening gebruiksruimte N enP Berekening Gebruiksruimte op bedrijfsniveau 2010 geel gearceerde velden invullen! gebruiksruimte aanvoer verschil 2720 1860.6 859 1920 1887 33 985 1311 -326
1. N-dierlijk norm voor bedrijf = 2. N-gebruiksruimte 3. P totaal =
voorjaarsbloeiers
zomerbloeiers
gewas ha narcis overige bolgewassen tulp krokus, grote gele krokus, overige 9 iris, grofbollig iris, fijnbollig frittilaria imperalis anemone coronaria hyacint 4 dahlia gladiool, pitten gladiool, kralen knolbegonia lelie zantedeschia overige bolgewassen
groenbemester Tagetes N-werkzaam Totaal
3.
gebruiksnorm N N gebruiksruimte 140 155 190 165 85 765 160 135 130 125 210 840
3
105 245 180 145 145 110 155
315
50 70 16
1920
P2O5-norm
perceel A B C D E F G H I J P2O5 norm totaal
ha 2 4 7
Pw toestand (20 P gebruiksnorm P gebruiksruimte 36 80 160 56 75 300 65 75 525
985
Aanvoer / Gebruik op bedrijfsniveau Aanvoer stikstof fosfaatwerkingsco stikstofge fosfaatgehalte effectieve werkingscoeffici efficient halte (g/kg) organisch Aanvoer (kg)
k unstmest kalkammonsalpeter kalksalpeter entec tripelsuperfosfaat
(k g)
organische mest (ton) champost GFT compost groencompost stro varkensdrijfmest vleeskalverendrijfmest rundveedrijfmest vaste rundermest vaste schapenmest vaste varkensmest
stikstof 100 100 100 100
40
500 30
25 10 10 0 70 70 60 40 40 55
50 50 50 0 100 100 100 100 100 100
270 155 260 0
5.8 8.5 6.6 5.6 6.8 5.1 4.2 6.3 8.3 10.8
0 0 0 450
3 4 3 2 4 2 2 4 5 11
werkzame stikstof dierlijke mest
fosfaat
effectieve organische stof (g/kg)
0 0 0 0
87 143 120 200 20 8 45 77 103 56
26.4
50
4800
1785
1785
1150
4000
75.6
75.6
111
2310
1887
1860.6
1311
11110
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
33
Bemestingsplan fosfaat, uitgedrukt in kg P2O5 / ha Aanvoer van 16 m3/ha vaste rundermest voor het planten van tulp. Gehalte: 7.2 kg N/m3 en 3.7 kg fosfaat/m3. Fosfaat uit fmest heeft een werkingscoëfficiënt van 100%. In dit voorbeeld geldt dat de betreffende percelen vallen in de fosfaatklasse ‘neutraal’ waarbij vanaf 2015 een gebruiksnorm van 60 kg per ha geldt.
Perceel
Gewas
1 2 3 4
tulp narcis hyacint lelie
Gebruiksnorm 60 60 60 60
Bemestingsplan stikstof Werkingscoëfficiënt N: 60% (voorjaarstoepassing).
Datum Naam Paraaf
: : :
Gebruiks norm 190
Aanvoer kg P2O5/ha Organische P2O5 uit P2O5 ruimte mest m3 org. mest voor kunstmest 16 3,7 x 16 = 59 60-59= 1 0 0 60 0 0 60 0 0 60
Aanvoer kg N/ha Organische N uit org. mest mest m3 20 7,2 x 20 x 0,6 = 86
Perceel
Gewas
1
tulp
2
narcis
140
0
0
140
3
hyacint groenbemester Tagetes
210
0
0
245 70
4
lelienawerking groenbemester
70 145
0
0
145
-30
N ruimte voor kunstmest/ha 195-86= 109
-30
___________________ ___________________ ___________________
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
34
Bijlage 2: Bemesting Stikstofgebruiksnorm mest Gebruiksnorm stikstof De stikstofgebruiksnorm is een norm per gewas en grondsoort per hectare per kalenderjaar. Deze norm is van veel factoren afhankelijk, o.a. gewas, ras (aardappelen), en grondsoort. De hoogte van de stikstofgebruiksnorm voor een bedrijf berekent u als volgt: Oppervlakte gewas 1 x Stikstofgebruiksnorm Oppervlakte gewas 2 x Stikstofgebruiksnorm Oppervlakte gewas 3 x Stikstofgebruiksnorm Oppervlakte gewas 4 x Stikstofgebruiksnorm Et cetera Totale stikstofgebruiksnorm
gewas gewas gewas gewas
1 2 3 4
+ + + + + =
Hierbij moet rekening gehouden worden met de verschillende werkingscoëfficiënten van meststoffen want niet alle stikstof komt beschikbaar voor het gewas (zie tabel 4 achter in deze bijlage). De werkingscoëfficiënt (w.c.) voor kunstmest is per definitie 100%. De berekening van de gebruikte hoeveelheid stikstof ziet er als volgt uit: Gebruikte dierlijke mest x w.c. dierlijke mest + Gebruikte compost x w.c.compost + Gebruikte kunstmest x 100% + Et cetera + Gebruikte hoeveelheid stikstof = Vervolgens moet het zo zijn dat u op bedrijfsniveau niet meer stikstof gebruikt dan de stikstofgebruiksnorm voor het betreffende gewas of de betreffende gewassen. Stikstofgebruiksnormen 2015-2017 zijn te vinden op de website van de overheid (www.mijnrvo.nl)
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
35
Fosfaatgebruiksnorm mest Gebruiksnorm fosfaat De fosfaatgebruiksnorm bepaalt de maximale hoeveelheid fosfaat uit dierlijke mest, kunstmest en alle andere fosfaathoudende mestsoorten die u per kalenderjaar per hectare mag gebruiken. Bij de berekening van de hoeveelheid fosfaat die een bedrijf gebruikt, telt iedere kilo mee. Er wordt niet gerekend met een werkingscoëfficiënt. fosfaat uit compost is voor 50% vrijgesteld met een bovengrens van 3,5 gram per kg droge stof. Fosfaat uit schuimaarde telt 100% in de fosfaatgebruiksnorm De Milieukeur fosfaatgebruiksnorm is vanaf 2015 gelijk aan de wettelijke gebruiksnorm: Fosfaatklassen voor Pw-getal op bouwland en PAL-getal op grasland volgens het voorstel voor differentiatie van fosfaatgebruiksnormen Klasse Pw-getal, mg P2O5/l PAL-getal, mg P2O5/100 g Fosfaatarm <25 <16 Laag < 36 < 27 Neutraal 36-55 27-50 Hoog >55 >50 Fosfaatgebruiksnormen vanaf 2015 in kg/ha/jaar: Sector Bouwland
Hoog Neutraal Laag Fosfaatarm
50 60 75 120
Grasland
Hoog Neutraal Laag Fosfaatarm
80 90 100 120
Voorwaarden: Ondernemers laten volgens protocol onderzoek uitvoeren Geen onderzoek, dan automatisch volgens fosfaatklasse hoog. Fosfaatarme gronden Fosfaatbemesting 4 jaar lang maximaal 120 kg/ha/jr Bouwland Pw-getal < 25 hoeveelheid boven de standaard fosfaatgebruiksnorm met kunstmest, organische en dierlijke mest. Grasland PAL-getal < 16 mag volledig met dierlijke mest. Volgens protocol laten bemonsteren.
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
36
Bemonstering van de bodem Definitie landbouwperceel: Één aaneengesloten oppervlakte behorend tot één bedrijf. Uniform landgebruik (grasland of bouwland, dus geen gewasniveau). Topografisch begrenst (wegen, sloten, houtopstanden, muren, wallen e.d.) waarbij de ondernemer bij de bemonsteringsopdracht de grenzen van het perceel aangeeft. Vaststellen oppervlakte Gecombineerde Data-Inwinning (GDI): Eenmalig d.m.v. GPS (x- en y-coördinaten) op hoekpunten. Bij uitbreiding van perceel (dempen van sloot) opnieuw grenzen (oppervlakte) vaststellen. Bij splitsing perceel in bouwland en grasland opnieuw oppervlakte vaststellen. Koppelen aan NAW, KvK-nr en BSN-nr. Vanwege wet bescherming persoongegevens verhindert gegevensverstrekking aan landbouwer en/of grondmonsternemer. Grondonderzoek: Blijft 4 jaar geldig na datum bemonstering, ook na splitsing perceel. Bij splitsing kan voor elk deel een nieuwe analyse worden uitgevoerd. Blijft geldig zolang onderzoek past bij landgebruik (Pw-getal bij bouwland), dus bij wisselbouw handig om gelijktijdig zowel Pw-getal als PAL-getal te laten bepalen. Op korte termijn gehele perceel bemonsteren met 40 steken/5 ha of volgens protocol P-arme gronden (aantal steken afhankelijk van oppervlakte, is niet begrensd door 5 ha). Bemonsteringsmethode op termijn gebaseerd op een gestratificeerde steekproef met loting van bemonsteringspunten. Analyse: Per 2010 van aanvrager NAW, KvK-nr, BSN-nr, BRS-nr, GPS-coördinaten hoekpunten, landgebruik, bemonsteringsdatum, extractiedatum, rapportagedatum, methode van P-onderzoek, analyse-uitslag in Pw-getal en PAL-getal, uniek analysenummer en accreditatienummer van laboratorium (L-nummer). Via GPS-coördinaten wordt aan het perceel de oppervlakte gekoppeld. Analyseverslag voor 15 mei naar DR. Deze wijze van bemonsteren geldt voor alle fosfaatbepalingen, dus zowel voor hoog, neutraal en laag als voor fosfaatarm. De berekening van de gebruikte hoeveelheid fosfaat ziet er als volgt uit: Beginvoorraad dierlijke mest Aanvoer dierlijke mest Eigen productie dierlijke mest Afvoer dierlijke mest Eindvoorraad dierlijke mest
+ + + -
Beginvoorraad andere meststoffen Aanvoer andere meststoffen Eventueel eigen productie andere meststoffen Afvoer andere meststoffen Eindvoorraad andere meststoffen
+ + + -
Gebruikte hoeveelheid fosfaat
=
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
37
Tabel 4.
Werkingscoëfficiënten
In de onderstaande tabel staan de werkingscoëfficiënten stikstof voor dierlijke en overige organische meststoffen vermeld alsmede het toegestane aanwendingtijdstip. Soort en herkomst meststof1
Toepassing1
Werkingscoëfficiënt in procenten
Op bedrijf met beweiding2 Op bedrijf zonder beweiding3
45 60 60 60 80 60 80
Drijfmest en dunne fractie Drijfmest van graasdieren op het eigen bedrijf geproduceerd Drijfmest van graasdieren aangevoerd Drijfmest van varkens Drijfmest van overige diersoorten Dunne fractie na mestbewerking en gier Vaste mest Vaste mest van graasdieren op het eigen bedrijf geproduceerd Vaste mest van graasdieren aangevoerd Vaste mest van varkens, pluimvee en nertsen Vaste mest van overige diersoorten Overig Compost Champost Zuiveringsslib Overige organische meststoffen Mengsels van meststoffen4
Op klei en veen Op zand en löss
Op bouwland op klei en veen, van 1 september t/m 31 januari Overige toepassingen op bedrijf met beweiding2 Overige toepassingen op bedrijf zonder beweiding3 Op bouwland op klei en veen, van 1 september t/m 31 januari Overige toepassingen Op bouwland op klei en veen, van 1 september t/m 31 januari Overige toepassingen
Voor mengsels geldt de werkingscoëfficiënt van de meststof met de hoogste werkingscoëfficiënt die het mengsel bevat
30 45 60 30 40 55 30 40 10 25 40 50
1 Zonder nadere vermelding geldt de werkingscoëfficiënt voor alle grondsoorten, ongeacht herkomst en voor het hele jaar, tenzij aanwenden op basis van het Besluit gebruik meststoffen is verboden. 2 De werkingscoëfficiënt voor een bedrijf met beweiding mag u alleen toepassen, als uw bedrijf ook de stikstofgebruiksnorm voor beweid grasland toepast. 3 De werkingscoëfficiënt voor een bedrijf zonder beweiding past u toe, als u op uw bedrijf ook de stikstofgebruiksnorm voor grasland zonder beweiding toepast. Onder een bedrijf zonder beweiding valt ook een bedrijf waar uitsluitend jongvee van runderen niet ouder dan twee jaar wordt geweid, voor zover het aantal stuks jongvee in de wei niet groter is dan het aantal op het bedrijf gehouden ouderdieren. Daarnaast mogen hobbymatig gehouden dieren worden geweid. 4 Als een mengsel een meststof bevat die niet in de tabel staat, geldt een werkingscoëfficiënt van 100%.
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
38
Bijlage 3: Protocol residu onderzoek Milieukeur Open Teelt Binnen Milieukeur worden bij elke certificaathouder standaard residumonsters genomen en aanvullende monsters bij verdenking van niet toegestane toepassing. Het te bemonsteren materiaal is blad omdat daarop de meeste middelen zijn terug te vinden. Het monster moet aan het eind van de teelt worden genomen en indien relevant bij de rassen en soorten die het meest vatbaar zijn voor ziekten. Ook kunnen grondmonsters worden genomen (als controle op het herbicidengebruik), monsters van onkruiden (bij de teelt van boomkwekerijproducten) of productmonsters (in fruitteelt en als controle op het gebruik van naoogstmiddelen). Bij de teelt op water kunnen ook watermonsters worden genomen. Bij bloembollen worden zowel bladmonsters (ter controle van de toegepaste bespuitingen) én bolmonsters (ter controle van de plantgoed- of naoogst behandelingen) genomen. Bij het residu onderzoek in het kader van Milieukeur Open Teelt dient aan de hieronder gestelde eisen ten aanzien van monstername, analyse en communicatie van het analyseresultaat te worden voldaan. Monstername: Monstername dient, tenzij anders aangegeven, uitgevoerd te worden door een NEN-EN-ISO/IEC 17025 geaccrediteerde instantie. Monstername vindt plaats volgens voorschrift van het laboratorium dat de residu analyse uitvoert. Dit voorschrift bevat minimaal vereisten mbt monstergrootte per product per test. Bij monstername wordt de volgende werkwijze in acht genomen: 1. melden bij de verantwoorde persoon. 2. monsternemer stelt zich op de hoogte van de hygiëne regels. 3. bemonstering vindt plaats in ongebruikte zakken. Alle hergebruikte materialen dienen vooraf en na gebruik te worden ontsmet. Monstername betreft 1 verzamelmonster per gewas/product. Van het gewas/product worden a-select meerdere deelmonsters genomen (verspreid over perceel volgens protocol) die worden samengevoegd tot 1 verzamelmonster. Per verzamelmonster wordt op een formulier (plattegrond met ligging van de percelen) aangegeven welke locaties van het perceel bemonsterd zijn. Dit formulier wordt door de inspecteur en desbetreffende teler voor akkoord ondertekend. De monsters dienen gekoeld te worden getransporteerd en binnen 1 dag na monstername op het laboratorium worden aangeleverd. Op het laboratorium wordt het monster (eventueel na de bewerking van “malen’’) in twee delen gesplitst. Eén deel wordt geanalyseerd en het andere deel wordt conform de standaard werkwijze van het laboratorium bewaard (in de vorm van een gemalen monster) en kan indien de analyseresultaten van het eerste deel daarvoor aanleiding geven, worden geanalyseerd. De bewaarmethode is normaal gesproken: invriezen. In verband met eventuele noodzaak voor herbemonstering (indien het resultaat van het residu onderzoek niet voldoet aan de eisen van het Milieukeur) dient de CI bij het plannen van de monsternames er rekening mee te houden dat het nemen van een controle monster nog wel mogelijk moet zijn (wat betreft aanwezigheid gewas). De gebruikelijke benodigde tijd voor residu analyse van blad is 5-10 dagen. Dit betekent dat de bemonstering voor residu-analyse mimimaal 2,5 week voorafgaande aan de oogst moet worden ingepland (m.u.v. meerjarige gewassen die blijven staan). Analyse: De analyse van het monster dient plaats te vinden conform de GC-MS (of evt. GC-MS/MS) en LC-MS analyselijsten bij een voor betreffende testen (GC-MS (of evt. GCMS/MS) en LC-MS), NEN-EN-ISO/IEC 17025 geaccrediteerd laboratorium. Bij analyse van een monster van producten uit de open teelt wordt een drempelwaarde voor rapportage gehanteerd van 0,05 mg /kg. Communicatie en consequenties analyseresultaat: Het laboratorium stuurt de uitslagen van de test naar de certificatie-instellingen. De certificatie-instellingen koppelt het resultaat terug aan de teler, van alle geanalyseerde stoffen. Bij een foutieve uitslag of twijfel dient het tweede deel van het monster (opgeslagen door het laboratorium) getest te worden. Indien het resultaat van het residu onderzoek niet voldoet aan de eisen van het Milieukeur certificatieschema en leidt tot een tekortkoming, dan is het de verantwoordelijkheid van de certificaathouder om het tegendeel aan te tonen. Dit kan middels het uitvoeren van een controle residu onderzoek. Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
39
Monstergrootte: Akkerbouw en vollegrondsgroente Voor akkerbouwgewassen bevat het residu onderzoek een steekproef van minimaal 1 monster per 50 ha areaal aangemeld Milieukeurproduct naar boven afgerond. Dat wil zeggen 1 monster voor 1 t/m 50 ha, 2 monsters voor 51 t/m 100 ha, enz. Voor vollegrondsgroenten geldt een steekproef van minimaal 1 monster per 20 ha aangemeld areaal Milieukeurproduct. Voor grotere oppervlakten geldt een extra monster per 30 ha extra oppervlak, naar boven afgerond. Dat wil zeggen 1 monster voor 1 t/m 20 ha, 2 monsters voor 21 t/m 50 ha, 3 monsters voor 51 t/m 80 ha, enz. Fruit Voor fruitteelt en de teelt van houtig kleinfruit geldt een steekproef van minimaal 1 monster per 20 ha per totaal areaal aangemeld Milieukeurproduct. Aardbei Voor aardbeienteelt geldt een steekproef van minimaal 1 monster per 10 ha. Boomkwekerij Voor boomkwekerijproducten bevat het residu onderzoek een steekproef van minimaal 1 monster per 50 ha totaal areaal aangemeld Milieukeurproduct naar boven afgerond. Dat wil zeggen 1 monster voor 1 t/m 50 ha, 2 monsters voor 51 t/m 100 ha, enz. Bloembollen De steekproef bij bolgewassen bestaat uit minimaal 2 monsters (1 bol-/knolmonster en 1 monster van bovengrondse gewasdelen) per 20 ha aangemeld areaal Milieukeurproduct. Voor grotere oppervlakten geldt een extra set van 2 monsters (1 bol-/knolmonster en 1 monster van bovengrondse gewasdelen) per 30 ha extra oppervlak, naar boven afgerond. Dat wil zeggen 2 monster voor 1 t/m 20 ha, 4 monsters voor 21 t/m 50 ha, 6 monsters voor 51 t/m 80 ha, enz. Het gewasmonster en bol/knolmonster kunnen op hetzelfde tijdstip in het veld genomen, óf het bolmonster wordt op een apart tijdstip genomen in het veld, danwel in de verwerking of bewaring. Per bedrijf geldt een maximum van 3 monsters per Milieukeurproduct /productgroep waarvoor een aparte lijst met toegestane middelen is opgesteld (zie bijlage 4). Voor bolgewassen zijn dit 3 x 2 monsters (3x bol-/knolmonster + 3x bovengrondse gewasdelen) Milieukeurproductgroepen De volgende productgroepen gelden ieder als 1 Milieukeurgroep voor het aantal residumonsters: − Bladgroenten: andijvie en raddichio rosso, babyleaves, rucola, sla/ ijsbergsla, spinazie − Bladkoolachtigen: chinese kool, paksoi, boerenkool − Sluitkoolachtigen: witte kool, Rode kool, Gele- en groene savooie kool, Spitskool en spruitkool − Bloemkool / broccoli − Bolgewassen-voorjaarbloeiers − Bolgewassen-zomerbloeiers N.B. Tip: bewaar van aangekocht plantgoed /plantmateriaal een monster in de vriezer. Dit monster kan op een later moment gebruikt worden om te bepalen wat bij aankoop aan residu op de partij aanwezig was. Dit kan nuttig zijn in het geval residuen gevonden worden van stoffen die mogelijk eerder in de keten toegepast zijn.
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
40
Bijlage 4a: Regeling uitzondering bestrijdingsmiddelen Artikel 1 1. Op de hierna genoemde bestrijdingsmiddelen of groepen van bestrijdingsmiddelen is de Bestrijdingsmiddelenwet 1962 niet van toepassing: a. spiritus of zeep, met inbegrip van mengels van spiritus en zeep, bestemd voor de bestrijding van insecten en mijten op planten; b. I. koolzuurgas: A. ter verbetering van de groei van planten bij de teelt van gewassen onder glas, mits de bereikte concentratie koolzuurgas in de lucht in de betrokken kas lager is dan 1.500 ppm (parts per million); B. bestemd voor het gebruik als ongediertebestrijdingsmiddel, mits toegepast in een volledig gasdicht afgesloten ruimte, tijdens het toepassen geen mensen in die ruimte aanwezig kunnen zijn en de bereikte concentratie koolzuurgas in die ruimte, zodra deze weer als werkruimte wordt gebruikt, alsmede in aangrenzende werkruimten lager is dan 1.500 ppm (parts per million); c. zilvernitraat bestemd voor gebruik als groeiregulerend middel in de teelt van komkommers en augurken en als zaadontsmettingsmiddel; e. natriumchloride bestemd voor gebruik als onkruidbestrijdingsmiddel; f. pijpzwavel bestemd voor de bestrijding van meeldauw in de teelt onder glas, mits toegepast door middel van een zwavelverdamper en mits tijdens de toepassing geen mensen in de kas aanwezig zijn en werkzaamheden in de kas ingeval van volledige beluchting van de kas pas na ten minste één uur, dan wel in overige gevallen pas na ten minste vier uren nadat de toepassing heeft plaatsgevonden, worden aangevangen; g. bier voor het bestrijden van slakken; h. natriumchloride bestemd voor het gebruik als schimmelbestrijdingsmiddel in de champignonteelt; i. celkalk en ongebluste kalk bestemd voor het gebruik als schimmelbestrijdingsmiddel, mits degene die het middel toepast daarbij gebruik maakt van een waterdicht spuitpak en gelaats- en ademhalingsbescherming, dan wel van een gesloten cabine; j. kalkstikstof bestemd voor het bestrijden van onkruiden en schimmels, mits in de vorm van een stofvrij granulaat en na toepassing direct in de grond ondergewerkt; k. oplossingen van suiker in water bestemd voor het bestrijden van oortjesziekte in boomkwekerijgewassen; l. magere melk en producten daarvan bestemd om de verspreiding van virussen tussen planten te voorkomen, mits toegepast door middel van een behandeling waarbij planten, plant- en snijmateriaal, dan wel handen worden ondergedompeld; m. calciumchloride bestemd om bruinverkleuring van champignons te voorkomen, mits toegepast in een concentratie van maximaal 0,5%; n. calciumchloride bestemd om natrot in de witlofteelt te bestrijden, mits toegepast door middel van een dompelbehandeling; o. kalk en bijenwas bestemd om te worden gebruikt als wondafdekmiddel; p. zand of gesteentemeel bestemd om insecten, mijten, bacteriën en schimmels op planten te bestrijden; q. waterglas (natrium- of kaliumsilicaat) bestemd om ziekten en insecten op planten te bestrijden; r. zeewier- en algenextracten, alsmede mengsels daarvan, bestemd als groeistimulator voor planten, mits toegepast door middel van aangieting, toevoeging aan voedingswater of dompeling; s. knoflook-, soja- en ui-extracten, alsmede mengsels daarvan, bestemd om planten te beschermen tegen insecten en schimmels, mits toegepast door middel van aangieting, toevoeging aan voedingswater of dompeling; t. componenten van etherische oliën van plantaardige oorsprong, die krachtens het Warenwetbesluit Aroma's mogen worden toegepast in levensmiddelen, ter bestrijding van ziekten en plagen op planten en plantaardige producten, mits toegepast door middel van dompeling of aangieting; u. middelen uitsluitend samengesteld uit kokos- en zonnebloemolie, bestemd voor het bestrijden van insecten op fruit-, groente- en siergewassen, mits de concentratie werkzame stoffen in de spuitvloeistof niet meer bedraagt dan 0,1%; z. ammoniak, ter bestrijding van schimmelinfecties in de teelt van champignons, mits toegepast door middel van pleksgewijs aangieten van de infectiehaarden met een 10% waterige ammoniakoplossing in een dosering van 75 ml oplossing per ‘mol’.
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
41
aa. kaliumbicarbonaat, als schimmelbestrijdingsmiddel in de teelt van bloemisterij- en groentengewassen onder glas, mits verspoten in een concentratie van 8 gram per liter water en maximaal 1000 tot 1500 liter spuitvloeistof per hectare; bb.chitosan kant en klare oplossing, ter bestrijding van wortel- en stengelrot in de substraatteelt van komkommer, en bij de substraatteelt van tomaat ter bestrijding van verwelkingsziekte, mits toegepast door middel van een behandeling in de vorm van aangieten met 4 tot 300 mg per plant; cc. chitosan kant en klare oplossing, ter bestrijding van schimmelziekten in de teelt van sla, radijs of komkommer onder glas, mits de gewasbehandeling gebeurt in een dosis van 0,05 gram per liter en de volgende waarschuwingszinnen op het etiket worden geplaatst: – de kasten van bestuivers dienen te worden gesloten totdat het gewas volledig droog is; – de ramen van de kassen dienen te worden gesloten totdat het gewas volledig droog is; – gevaarlijk voor niet-doelwit arthropoden: vermijd onnodige blootstelling; dd.kaliumfosfaat als schimmelbestrijdingsmiddel in de teelt van komkommer, sla en tomaat; mits verspoten in een concentratie van 3 tot 3,4 gram per liter water met een maximum van 1500 liter spuitvloeistof per hectare; ee. het middel ERII – met als werkzame stof maltodextrine – ter bestrijding van insecten en mijten in de teelt van land- en tuinbouwgewassen, met name glasgroenteteelt, sierteelt onder glas, kleinfruit en boomkwekerijgewassen, mits de volgende waarschuwingszinnen op het etiket worden geplaatst: voor teelten onder glas: – de kasten van bestuivers dienen te worden gesloten totdat het gewas volledig droog is; – de ramen van de kassen dienen te worden gesloten totdat het gewas volledig droog is; voor vollegrondteelten: – dit middel is gevaarlijk voor bijen en hommels. Niet toegestaan is toepassing in bloeiende gewassen of in niet-bloeiende gewassen wanneer deze actief bezocht worden door bijen en hommels. Niet toegestaan is toepassing wanneer bloeiende onkruiden aanwezig zijn. – gevaarlijk voor niet-doelwit arthropoden. Vermijd onnodige blootstelling; ff. natriumbicarbonaat als schimmelbestrijdingsmiddel in bloemisterijgewassen en groentengewassen onder glas, mits verspoten in een dosering van 2,5 gram per liter water en maximaal 1000 tot 3000 liters spuitvloeistof per hectare.
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
42
Bijlage 4h
Aandachtstoffen Milieukeur Risicostof voor:
Waterkwaliteit1 2,4 D abamectine dimethenamide-P dimethomorf esfenvaleraat etridiazool glyfosaat imidacloprid isoproturon** lambda cyhalothrin mecoprop (MCPP) MCPA pirimifos-methyl s-metolachloor terbutylazine thiofanaat-methyl
Humane gezondheid2 amitrol beta-Cyfluthrin cyproconazool epoxiconazool ethoprofos fenpropimorf flumioxazin glufosinaat-ammonium linuron maneb** mancozeb metconazool** methiocarb oxamyl sulcotrione tefluthrin
**niet opgenomen in lijsten met toegestane middelen
Bijen en andere bestuivers3 deltamethrin beta-Cyfluthrin chloorpyrifos clothianidin (zeta) cypermethrin dimethoaat esfenvalerate ethoprofos etridiazool fipronil imidacloprid lambda cyhalothrin methiocarb oxamyl pirimifos-methyl spirodiclofen teflubenzuron thiamethoxam
Top 10 probleemstoffen van bestrijdingsmiddelenatlas (MAC EQS) en probleemstoffen VEWIN/ 1 RIWA 2014 SZW lijst (juli 2014) en WHO lijst (2009) 3 Op basis van de Milieumeetlat (www.milieumeetlat.nl) 1 2
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
43
Bijlage 4i:
Lijst van toegestane gewasbeschermingsmiddelen voor bloembollenteelt
Lijst toegestane gewasbeschermingsmiddelen voor alle bloembollen
Werkzame stof
Merknamen o.a.
Periode
Drift Max. Werkzame dosering reduct stof ie kg/ha of kg/ha of l/ha % l/ha
Bolontsmetting (uitgegaan van 600 L dompelingsvloeistof per hectare) CAPTOSAN 500 SC jan-dec
captan
Milieubelasting (MBP) opp. water
bodemleven
BestuiversII
grondwater
0
?
? dosering: 0,2% A dosering: 1,5%
?
A dosering: 1,25%
1 1
0 2
3,00
0
36
102
A
2,4
0%
1,08
0
101
0
?
RUDIS
jan-dec
1,2
0%
0,58
0
4
0
?
jan-dec
9
0%
3,60
0
18
0
prochloraz
SECURO MIRAGE PLUS 570 SC
jan-dec
7,5
0%
4,28
0
105
0
chloorthalonil prochloraz
ALLURE VLB
pyraclostrobine folpet
folpet
chloorthalonil prochloraz iprodion thiofanaat-methyl
ALLURE VLB ROVRAL AQUAFLO TOPSIN M ULTRA
jan-dec
9
0%
3,92
0
144
207
?
jan-dec
6
0%
2,61
0
96
138
?
jan-dec
1,2
0%
0,60
0
1
48
A
A dosering: 1,5% Leverbaar product; A dosering: 1% dosering: 0,2% A gladiool andere dosering
jan-dec
7,2
0%
3,60
0
2952
1584
A
plantgoed en leverbaar; A dosering: 1,2%
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
MPI
1
0%
jan-dec
prothioconazool
Aanwijzingen
A dosering: 1% A dosering: 0,4%
6
SPORTAK EW
prochloraz
BestrijdersII
44
1 0
1
Werkzame stof
Merknamen o.a.
Periode
Drift Max. Werkzame dosering reduct stof ie kg/ha of kg/ha of l/ha % l/ha
Milieubelasting (MBP) opp. water
bodemleven
BestuiversII
grondwater
BestrijdersII
Aanwijzingen
MPI
Herbiciden chloridazon
PYRAMIN DF
jan-dec
1,5
90%
0,98
1
93
18
?
PYRAMIN DF
jan-dec
0,5
90%
0,33
0
31
6
?
? Voor opkomst ? Na opkomst
0
chloridazon cycloxydim
FOCUS PLUS
mrt-aug
3
90%
0,30
0
0
390
?
?
1
cycloxydim
FOCUS PLUS
sep - feb
3
90%
0,30
0
0
630
?
?
1
diquat dibromide
REGLONE BOLD
jan-dec
2
90%
0,75
28
16
0
?
? Voor opkomst
0
fluazifop-P-butyl
FUSILADE MAX ROUNDUP ULTIMATE chloor-IPC 400 BRABANT LINURON FLOW GOLTIX 70 WG
mrt-aug
3
90%
0,38
2
3
300
?
?
1
mrt-aug
STOMP 400 SC
glyfosaat chloorprofam linuron metamitron pendimethalin 2,4-D diquat dibromide S-metolachloor fenmedifam dimethenamide-P
pendimethalin
0
0
jan-dec
3
90%
1,44
1
15
0
?
A max MK dosering
1
jan-dec
2
90%
0,80
0
0
0
?
?
0
jan-dec
1,35
90%
0,68
5
4
0
?
?
1
4
90%
2,80
3
144
2440
?
?
2
jan-dec
4
90%
1,60
40
144
0
A
A Voor opkomst
1
MEGA 2,4 D
mrt-aug
2
90%
1,00
1
8
300
?
?
1
REGLONE
jan-dec
0,5
90%
0,19
7
4
0
?
?
0
DUAL GOLD 960 EC jan-dec
1
1,5
90%
1,44
6
116
2
?
?
KONTAKT 320 SC
jan-dec
1
90%
0,32
3
54
0
?
?
0
WING P
jan-dec
3,5
90%
1,62
33
42
4
0
0
1
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
45
Werkzame stof
Merknamen o.a.
Periode
Drift Max. Werkzame dosering reduct stof ie kg/ha of kg/ha of l/ha % l/ha
Milieubelasting (MBP) opp. water
bodemleven
BestuiversII
grondwater
BestrijdersII
Aanwijzingen
MPI
Gewasbespuiting Insecticiden minerale olie
11E OLIE
mrt-aug
15
90%
12,75
0
30
75
B
B
0
deltamethrin
DECIS EC
jan-dec
0,5
90%
0,01
85
1
0
B
C
1
spirotetramat
MOVENTO
mrt-aug
0,5
90%
0,08
0
0
0
B
B
0
SUMICIDIN SUPER jan-dec
esfenvaleraat flonicamid
0,4
90%
0,01
5
8
0
C
C
1
jan-dec
0,14
90%
0,07
0
0
0
A
A
0
KARATE ZEON
mrt-aug
0,05
90%
0,01
20
1
0
C
C
1
PIRIMOR
mrt-aug
0,5
90%
0,25
60
12
800
B
A
1
0
TEPPEKI
lambda-cyhalothrin pirimicarb
Fungiciden coniothyrium minitans stam con/m/91
CONTANS WG
4
90%
0,20
0
0
0
?
?
RUDIS
mrt-aug
0,4
90%
0,19
23
1
0
?
?
0
COLLIS
mrt-aug
0,7
90%
0,21
2
25
31
?
B
0
tebuconazool
FOLICUR
jan-dec
0,6
90%
0,15
6
8
0
B
A
0
mepanipyrim
FRUPICA SC
mrt-aug
0,35
90%
0,15
3
3
0
A
A
0
prothioconazool kresoxim-methyl
fluopyram
boscalid
trifloxystrobin
azoxystrobin tebuconazool
folpet
jan-dec
LUNA SENSATION
mrt-aug
0,3
90%
0,15
3
10
150
?
B lelie: mrt-okt
1
AMISTAR
jan-dec
0,8
90%
0,20
4
2
4
A
A
0
SPIRIT
jan-dec
2
90%
1,10
66
48
0
B
A
0 0
ROVRAL AQUAFLO
jan-dec
0,5
90%
0,25
1
1
20
A
A
FLINT
jan-dec
0,25
90%
0,13
3
0
0
A
A
0
kresoxim-methyl
KENBYO FL.
mrt-aug
0,4
90%
0,20
6
25
48
A
B
0
chloorthlonil prochloraz
ALLURE VLB
jan-dec
1,5
90%
0,65
11
24
35
?
A
0
iprodion trifloxystrobin
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
46
Werkzame stof
Merknamen o.a.
Periode
Drift Max. Werkzame dosering reduct stof ie kg/ha of kg/ha of l/ha % l/ha
Milieubelasting (MBP) opp. water
bodemleven
BestrijdersII
BestuiversII
grondwater
Aanwijzingen
MPI
Grondbehandeling / veurbehandeling Fungiciden azoxystrobin tolclofos-methyl fluopyram flutalonil
AMISTAR
jan-dec
6
0%
1,50
0
18
30
A
A
0
RIZOLEX VLB
jan-dec
20
0%
10,00
0
60
0
?
A
0
jan-dec
1
0%
0,50
0
63
1500
?
B M.u.v. lelie en tulp
2
sep - feb
3
0%
1,38
0
165
84
?
A
1
30
90%
3,00
42
30
210
?
?
1
7
90%
0,21
0
0
0
?
?
0
LUNA PRIVILEGE MONARCH
Overige fosthiazaat ferri fosfaat
NEMATHORIN 10G mrt-aug
oxamyl
SLUXX HP BRABANT SLAKKENDOOD VYDATE 10G
oxamyl
VYDATE 10G
metaldehyde
quizalofop-P-ethyl
PILOT
jan-dec jan-dec
7
90%
0,42
0
21
7
A
?
0
mrt-aug
40
90%
4,00
12
80
40
C
C
1
sep - feb
40
90%
4,00
12
80
19200
C
C
2
3
90%
0,15
0
0
0
A
?
0
jan-dec
* Bij de aanwijzingen zijn in principe alleen de bovenwettelijke eisen die binnen het Milieukeurschema gelden, vermeld. De teler/Milieukeurcertificaathouder wordt verondersteld op de hoogte te zijn van en te voldoen aan de wettelijke gebruiksvoorschriften van gewasbeschermingsmiddelen. - De dosering van herbiciden is gebaseerd op de hoeveelheid die effectief per ha boomgaard wordt gebruikt. − Voor percelen met hoge bomen (hoger dan 3 meter) kan worden gerekend met een beplantingsfactor 1,4. Zie hiervoor ook de adviezengids gewasbescherming van DLV Plant, pagina 38 en 39. Dit betekent binnen Milieukeur dat genoemde adviesdoseringen met maximaal 1,4 worden vermenigvuldigd, tenzij dit wettelijk (eis op etiket) niet mogelijk is. Dit staat per middel dan vermeld bij aanwijzingen, zoals bijvoorbeeld bij Delan. Aanpassen van de dosering is niet altijd mogelijk in verband met beperkingen langs watergangen. De etikettekst is hierbij leidend. Voor onkruidbestrijding geldt deze systematiek niet. - In de kolom opp. water staan de milieubelastingspunten bij gebruik van venturidoppen en éénzijdig spuiten van de buitenste bomenrij, of gebruik van een tunnelspuit. Vóór 1 mei betekent dit 2,5% drift en na 1 mei 1% drift waarboven op tot 21 juni de verplichting van 90% driftreductie geldt. Dit betekent dat gerekend is met 0.25% drift tot 1 mei, 0.1% drift van 1 mei tm 21 juni en 1% na 21 juni. Per toegestaan middel zijn de milieubelastingspunten oppervlaktewater weergegeven voor het hoogste drift% wat in die periode van toepassing is. Dus als de periode mei-aug is, dan is het hoogste drift% 1% (na 21 juni) I Voor dit middel geldt dat de maluspunten komen te vervallen indien de rand van het perceel minimaal 14 m is verwijderd van de insteek van het oppervlaktewater. II Risico voor nuttige organismen (bestuivers en bestrijders) uitgedrukt als bruikbaarheid in geintegreerde teelt, waarbij A = bruikbaar, B = beperkt bruikbaar en C = niet bruikbaar in geintegreerde teelt (o.b.v. Milieumeetlat). III Voor dit middel gelden extra driftbeperkende maatregelen (90%): drift = 0,10 % IV Voor dit middel gelden extra driftbeperkende maatregelen t.a.v. terrestrische niet-doelwit planten, Eventueel inclusief extra teeltvrije zone langs perceelsranden (zie etiket).
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
47
Lijst met aanvullende toegestane gewasbeschermingsmiddelen voor de gewassen: anemoon, dalhia, gladiool, hyacint, iris, krokus, lelie en tulp. Werkzame stof
Merknamen o.a.
Periode
Max. Drift Werkzame dosering reduct stof kg/ha of ie kg/ha of l/ha l/ha %
Milieubelasting (MBP) opp. water
bodemleven
grondw ater
BestuiversII
BestrijII ders
Aanwijzingen
MP
Anemoon
Herbiciden fenmedifam
Gewasbespuiting - Fungiciden
propamocarb hydrochloride
fosetyl
CORZAL
PREVICUR ENERGY
jan-dec
4
90%
0,63
6
108
0
?
?
1
jan-dec
1,5
90%
1,26
0
11
0
?
?
0
CAPTAN 80 WG
jan-dec
1
90%
0,80
5
10
26
A
A
0
fenmedifam
CORZAL
jan-dec
4
90%
0,63
6
108
0
?
?
1
milbemectin
MILBEKNOCK
jan-dec
0,5
90%
0,01
5
1
0
B
C
0
0,8
90%
0,40
7
26
400
?
B
1
captan
Dahlia
Herbiciden Gewasbespuiting - Insecticiden Gewasbespuiting - Fungiciden
fluopyram
trifloxystrobin
LUNA SENSATION mrt-aug
Gladiool
Bolontsmetting (uitgegaan van 600 L dompelingsvloeistof per hectare) kresoxim-methyl iprodion iprodion folpet
prochloraz
COLLIS
boscalid
6
0%
1,80
0
210
3420
?
B dosering: 1%
2
6
0%
3,00
0
6
150
A
1
2,4
0%
1,20
0
2
96
A
A Pitten, dosering: 1% Leverbaar product, A dosering 0,4%
7,5
0%
4,28
0
105
0
?
A dosering: 1,25
1
mrt-aug
3
90%
2,10
2
108
1830
?
?
2
mrt-aug
0,5
50%
0,35
2
18
305
?
? LDS: Driftreductie 50%
1
mrt-aug
2
90%
1,00
3
8
3000
?
?
2
jan-dec
ROVRAL AQUAFLO mrt-aug ROVRAL AQUAFLO jan-dec MIRAGE PLUS 570 jan-dec SC
Gewasbespuiting - Herbiciden
metamitron metamitron MCPA
GOLTIX SC GOLTIX SC U 46 MCPA
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
48
0
I
Werkzame stof
Merknamen o.a.
Periode
Drift Max. Werkzame dosering reduct stof ie kg/ha of kg/ha of l/ha % l/ha
Milieubelasting (MBP) opp. water
bodemleven
grondwater
BestuiversII
BestrijdersII
Aanwijzingen
MPI
Gladiool (vervolg)
Gewasbespuiting - Insecticiden deltamethrin
DECIS EC
jan-dec
0,3
90%
0,01
51
0
0
B
C
1
abamectin
Vertimec Gold
jan-dec
0,5
90%
0,01
22
2
0
B
C
1
ethoprofos
MOCAP 15G
jan-dec
26
0%
3,90
0
598
1170
C
C
2
Grondbehandeling / veurbehandeling - fungiciden
Hyacint en hyacint-achtigen
Bolontsmetting (uitgegaan van 600 L dompelingsvloeistof per hectare) kresoxim-methyl
folpet
sep - feb
3
0%
0,90
0
105
1710
?
SHIRLAN jan-dec MIRAGE PLUS 570 sep - feb SC
1,5
0%
0,75
0
90
255
?
B dosering: 0,5% ? dosering: 0,25%
1
7,5
0%
4,28
0
105
0
?
A dosering: 1,25%
1
1,25
0%
0,58
0
4
2625
?
A
2
boscalid
fluazinam prochloraz
COLLIS
Grondbehandeling / veurbehandeling - fungiciden
metalaxyl-m
RIDOMIL GOLD
jan-dec
2
Iris
Bolontsmetting (uitgegaan van 600 L dompelingsvloeistof per hectare) SHIRLAN
fluazinam
SHIRLAN
fluazinam
Herbiciden
fenmedifam
Gewasbespuiting - Fungiciden
fluopyram
trifloxystrobin
CORZAL
0
?
?
1
26
400
?
B
1
0
4
2625
?
A
2
0%
0,75
0
90
255
?
jan-dec
3
0%
1,50
0
180
510
jan-dec
4
90%
0,63
6
108
0,8
90%
0,40
7
1,25
0%
0,58
LUNA SENSATION mrt-aug RIDOMIL GOLD
1
1,5
Grondbehandeling / veurbehandeling - fungiciden
metalaxyl-m
?
Plantgoed, dosering: ? 0,25% Leverbaar product, ? dosering 0,5%
jan-dec
jan-dec
1
Krokus
Bolontsmetting (uitgegaan van 600 L dompelingsvloeistof per hectare) fluazinam
SHIRLAN
jan-dec
1,5
0%
0,75
0
90
255
?
? dosering: 0,25%
1
RIDOMIL GOLD
jan-dec
1
0%
0,47
0
3
2100
?
A
2
Grondbehandeling / veurbehandeling - fungiciden
metalaxyl-m
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
49
Werkzame stof
Merknamen o.a.
Periode
Drift Max. Werkzame dosering reduct stof ie kg/ha of kg/ha of l/ha % l/ha
Milieubelasting (MBP) opp. water
bodemleven
grondwater
BestuiversII
BestrijdersII
Aanwijzingen
MPI
Lelie
Herbiciden metamitron
GOLTIX SC
mrt-aug
5
90%
3,50
4
180
3050
?
?
2
metamitron
GOLTIX SC
sep - feb
5
90%
3,50
4
180
11500
?
?
2
pymetrozine
PLENUM 50 WG
0,2
90%
0,10
0
2
0
A
A
0
Gewasbespuiting - Insecticiden
jan-dec
Tulp
Bolontsmetting (uitgegaan van 600 L dompelingsvloeistof per hectare) ROVRAL AQUAFLO jan-dec
1,2
0%
0,60
0
1
48
A
SHIRLAN
jan-dec
1,5
0%
0,75
0
90
255
?
A dosering: 0,2% ? dosering: 0,25%
1
SPECTRUM
jan-dec
1,4
90%
1,01
15
10
3
?
?
1
fenpyrazamine
KAMUY
mrt-aug
0,8
90%
0,40
4
8
0
?
?
0
cyprodinil
SWITCH
mrt-aug
0,75
90%
0,47
23
68
0
?
?
0
iprodion fluazinam
Gewasbespuiting - Herbiciden
dimethenamide-P
Gewasbespuiting - Fungiciden fludioxonil
0
* Bij de aanwijzingen zijn in principe alleen de bovenwettelijke eisen die binnen het Milieukeurschema gelden, vermeld. De teler/Milieukeurcertificaathouder wordt verondersteld op de hoogte te zijn van en te voldoen aan de wettelijke gebruiksvoorschriften van gewasbeschermingsmiddelen. - De dosering van herbiciden is gebaseerd op de hoeveelheid die effectief per ha boomgaard wordt gebruikt. − Voor percelen met hoge bomen (hoger dan 3 meter) kan worden gerekend met een beplantingsfactor 1,4. Zie hiervoor ook de adviezengids gewasbescherming van DLV Plant, pagina 38 en 39. Dit betekent binnen Milieukeur dat genoemde adviesdoseringen met maximaal 1,4 worden vermenigvuldigd, tenzij dit wettelijk (eis op etiket) niet mogelijk is. Dit staat per middel dan vermeld bij aanwijzingen, zoals bijvoorbeeld bij Delan. Aanpassen van de dosering is niet altijd mogelijk in verband met beperkingen langs watergangen. De etikettekst is hierbij leidend. Voor onkruidbestrijding geldt deze systematiek niet. - In de kolom opp. water staan de milieubelastingspunten bij gebruik van venturidoppen en éénzijdig spuiten van de buitenste bomenrij, of gebruik van een tunnelspuit. Vóór 1 mei betekent dit 2,5% drift en na 1 mei 1% drift waarboven op tot 21 juni de verplichting van 90% driftreductie geldt. Dit betekent dat gerekend is met 0.25% drift tot 1 mei, 0.1% drift van 1 mei tm 21 juni en 1% na 21 juni. Per toegestaan middel zijn de milieubelastingspunten oppervlaktewater weergegeven voor het hoogste drift% wat in die periode van toepassing is. Dus als de periode meiaug is, dan is het hoogste drift% 1% (na 21 juni) I Voor dit middel geldt dat de maluspunten komen te vervallen indien de rand van het perceel minimaal 14 m is verwijderd van de insteek van het oppervlaktewater. II Risico voor nuttige organismen (bestuivers en bestrijders) uitgedrukt als bruikbaarheid in geintegreerde teelt, waarbij A = bruikbaar, B = beperkt bruikbaar en C = niet bruikbaar in geintegreerde teelt (o.b.v. Milieumeetlat). III Voor dit middel gelden extra driftbeperkende maatregelen (90%): drift = 0,10 % IV Voor dit middel gelden extra driftbeperkende maatregelen t.a.v. terrestrische niet-doelwit planten, Eventueel inclusief extra teeltvrije zone langs perceelsranden (zie etiket).
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
50
Bijlage 5: Gedragscode bollenteler en omgeving (Convenant LTO Noord / bollentelers en Gemeente Hardenberg):
De bollentelers zullen zich bij de uitoefening van hun beroep houden aan de volgende gedragscode: 1 Respect De bollentelers laten anderen in hun waarde, zoals zij ook door anderen in hun waarde worden gelaten. Ze praten met elkaar als collega’s. Ze staan open voor kritiek en andere opvattingen. 2 Integriteit De bollentelers doen wat ze zeggen en komen afspraken na. Ze zijn betrouwbaar, kunnen uitleggen wat ze doen en respecteren grenzen en gevoelens van anderen. 3 Professionaliteit De bollentelers zijn zich ervan bewust dat zij werken in een sector waar kwaliteit van product en werken hoog in het vaandel staan en stralen dat ook uit. Ze lossen problemen snel en adequaat op en durven initiatieven te nemen om tot oplossingen te komen. 4 Zorgzaamheid De bollentelers zijn vriendelijk en luisteren naar omwonenden. Hun bedrijfsvoering is transparant en oplossingsgericht, waarbij ze wel grenzen aangeven en duidelijk zijn. Ze kunnen terugvallen op hun eigen onderzoeksplatform en belangenbehartigers. 5 Veiligheid 5.1 De bollentelers respecteren alle wettelijke veiligheidsregels en zorgen voor goede arbeidsomstandigheden. Zij conformeren zich aan de Cao open teelten. 5.2 De bollentelers zullen zich daarnaast houden aan de adviezen die staan op de website www.beschermbewust.nl. Deze site geeft toegang tot verschillende praktische hulpmiddelen om te helpen veilig te werken met gewasbescherming. 5.3 De bollentelers houden bij de perceelindeling rekening met gevoelige bestemmingen en de personen die daar verblijven. Gevoelige bestemmingen zijn: a) plaatsen waar mensen zich ophouden, zoals woonpercelen, scholen en verzorgingstehuizen, campings en sportparken; b) de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Zij respecteren een teeltvrije zone van 5 m tot onder a. genoemde gevoelige bestemmingen en een teeltvrije zone van 1,5 m uit de EHS. 5.4 Wanneer een grondontsmetting noodzakelijk is, respecteren zij de voorgeschreven bufferzone. 5.5 De bollentelers zullen geen grond ontsmetten als het mistig is. 5.6 De bollentelers zullen geen planten bespuiten bij een windsnelheid > 5 m/s (windkracht 3), gemeten op spuitboomhoogte. 5.7 Om verwaaiing tegen te gaan, zullen de bollentelers na de oogst de grond door grondbewerking grof neerleggen.
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
51
6 Gedrag 6.1 De bollentelers willen netjes werken op alle fronten en dat ook uitstralen. Ze informeren aanwonenden over hun perceelskeuze als blijkt dat daar behoefte aan is. 6.2 Aanwonenden kunnen altijd aangeven dat bepaalde werkzaamheden als storend ervarenworden en de bollentelers houden daar rekening mee, bij de planning van hun werkzaamheden. Zij hebben de juiste apparatuur om gewasbescherming toe te passen en goed opgeleide mensen. Bewijs van vakbekwaamheid en keuring van de apparatuur zijn voorwaarden waaraan zij voldoen. Ook gebruiken zij alleen wettelijk toegelaten middelen. 6.3 In het verkeer zorgen de bollentelers ervoor dat modder snel wordt verwijderd en ook zorgen zij voor waarschuwingsborden, schone spiegels en verlichting. Indien mogelijk rijden ze rondjes van en naar perceel om bermen te beschermen. Zij zijn zuinig op de openbare ruimte en herstellen door hen veroorzaakte schade aan bermen zelf. 7 Openheid De bollentelers organiseren, of zijn deelnemer aan, open dagen op hun bedrijven en geven uitleg over de bedrijfsprocessen. Als er vragen zijn maken ze daar tijd voor en verwijzen zo nodig naar deskundigen. 8 Vragen Als er vragen of klachten zijn komen die snel bij de betreffende teler. De telers zien een klacht als een kans om te verbeteren en niet als een bedreiging.
Milieukeur Plantaardige Producten Open Teelt, bloembollen PP15
01092015 - 01092016
52