Ministerie van Verkeer en Waterstaat
jklmnopq Dienst Weg- en Waterbouwkunde
Werkwijzer watertoets en de tracé/m.e.r.-procedure
1
.............................................................................................
Colofon
Uitgegeven door:
Rijkswaterstaat , Dienst Weg en Waterbouwkunde (DWW), Tracé/m.e.r.centrum i.s.m. Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (RIZA) Informatie: Telefoon: Fax: Intranet:
015 – 251 84 78 015 – 251 85 55 www.venwnet.minvenw.nl/rws/dww/tracemer/
Uitgevoerd door:
Klaas de Groot (Arcadis), Joost Rengers (Arcadis), Frank v.d. Heijden (Arcadis) Maartje Donkers (Arcadis) m.m.v. Rob Gerits (RIZA), Marianne Firet (RIZA), Judith van Dijk (RIZA), Marco Bakermans (DNB), Arnoud de Kruijf (DNB), Alexander Dieperink (DNB), Adriaan van Nooten (DON), Henk Scholma (DON), Kees Scherer (DNH), Adrieke van Herk (DUT), Odile Scholten (DUT), Dennis Menting (RDIJ), Ger Minholts (DNH), Jos Arts (DWW), Pieter Jong (HDJZ). Begeleiding TMC
Astrid Paulussen, Petra Boonman, Roel Nijsten Datum:
19 november 2003 / definitief
2
Inhoudsopgave .............................................................................................
Inhoudsopgave
3
Voorwoord
4
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Het hoe en waarom van de watertoets Aanleiding Doelstelling Kenmerken van het instrument Proces Juridische verankering
6 6 6 7 7 8
2 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.3.5 2.4 2.5
De Watertoets en de tracé/m.e.r.-procedure 9 Inleiding 9 Doel en reikwijdte van de tracé/m.e.r.-procedure 9 De watertoets in de verschillende fasen van de Tracé/m.e.r.-procedure 10 Verkenningen 12 Startnotitie en richtlijnen 12 Trajectnota/MER 13 Standpunt van de minister en ontwerptracébesluit en tracébesluit 14 Vervolgfases: realisatie en evaluatie 15 Spoedwet wegverbreding 15 Goedkopere eenvoudigere en snellere planstudies 15
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Praktijkervaringen: "Cases" Ontwerp Tracébesluit verbreding A2 Randweg Eindhoven Milieueffectrapportage “Omlegging Zuid-Willemsvaart” Trajectnota /MER A2 Oudenrijn – Deil Trajectnota/MER verbreding Coentunnel / Westrandweg Trajectnota/MER Verbreding A1 Eemnes – Barneveld Traject/MER N50 Ramspol – Ens
16 16 17 19 20 22 24
4 Aanbevelingen: "Do's en dont's" 4.1 Inleiding Het Proces
26 26 27
5 Veel gestelde vragen “Watertoets en m.e.r.” 5.1 Inleiding 5.2 Veel gestelde vragen watertoets en m.e.r. (Bron: Vraag en antwoordenboek RIZA) 5.3 Veel gestelde vragen watertoets en Tracéwet
29 29
6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
32 32 32 32 32 33
Referenties: "Wie wat waar watertoets? Inleiding Internet Vragen over de Watertoets en de Tracé/m.e.r.-procedure Handleidingen en literatuur Watertoetscoördinatoren Regionale Directies Rijkswaterstaat
3
29 31
Voorwoord .............................................................................................
In 2001 is "de Watertoets" officieel geïntroduceerd met als doel "water een volwaardige plek geven in de ruimtelijke besluitvorming". De afgelopen jaren is er door de regionale directies van Rijkswaterstaat de nodige ervaring opgedaan met het toepassen van de watertoets bij planstudies en verkenningen. Deze ervaringen zijn vastgelegd in deze praktijkbrochure. De praktijkbrochure is primair bedoeld voor kennisuitwisseling (kennis delen is kennis vermenigvuldigen) en ter inspiratie (hoe doe je dit in de praktijk). Het is dus géén "blauwdruk". Dit past ook niet in het flexibele karakter dat de watertoets als procesinstrument wil zijn. In januari 2004 zal het RIZA onder verantwoordelijkheid van de WB21 projectgroep Watertoets de vernieuwde officiële Handreiking Watertoets uitbrengen. Een belangrijk aandachtspunt bij de toepassing van de Watertoets is de koppeling met de tracé/m.e.r.-procedure. De tracé/m.e.r.-procedure heeft namelijk een vergelijkbaar doel als de watertoets "het milieu een volwaardige plek geven in de besluitvorming". De watertoets kent weinig vormvoorschriften en biedt veel vrijheid en flexibiliteit ook ten aanzien van de koppeling met procedures zoals de tracé/m.e.r.-procedure. In de praktijk blijkt dit zowel handig als lastig te zijn. Uit interviews en workshops blijkt dat een integrale benadering nodig is die gebaseerd is op een drietal thema’s (procedure, proces en inhoud) en waarbij communicatie “de sleutel tot succes” lijkt om te komen tot een succesvolle toepassing van de watertoets bij tracé/m.e.r.-projecten. In kort bestek: • Procedure. Hoe stem je de tracé/m.e.r.-procedure en de watertoets op slim elkaar af? Maak gebruik van de bestaande wettelijke advies en inspraakmomenten in de tracé/m.e.r.-procedure en zorg ervoor dat rollen taken en verantwoordelijkheden vanaf het begin voor iedereen duidelijk zijn. • Proces. Hoe betrek je partijen zoals waterbeheerders? Betrek waterbeheerders vroegtijdig en op een actieve manier. Houd hierbij rekening met “taal en cultuur” verschillen. • Inhoud. Welke technisch inhoudelijke zaken kom je tegen? Zorg ervoor dat je de juiste taal spreekt door bijvoorbeeld ontwerpers te betrekken bij het overleg met de waterbeheerders. Communicatie de sleutel tot succes Deze praktijkbrochure is opgesteld in opdracht van het Tracé/m.e.r.-centrum van DWW met medewerking van het RIZA en projectleiders en watertoetscoördinator van de regionale directies. Hierbij een woord van dank aan een ieder die aan de totstandkoming van deze praktijkbrochure heeft meegewerkt. Alle lezers die nu of in de toekomst betrokken zijn bij een watertoets of een tracé/m.e.r.-procedure wensen we veel leesplezier en inspiratie toe. Jos Arts Productgroepleider Tracé/m.e.r.-centrum (DWW)
Maarten van der Vlist Hoofd Ruimte en Water (RIZA)
4
Leeswijzer De hoofdstukken 1 en 2 ("theorie") zijn vooral bedoeld voor hen die niet bekend zijn met de watertoets. In deze hoofdstukken wordt ingegaan op het instrument watertoets en de koppeling tussen de watertoets en de tracé/m.e.r.procedure. De hoofdstukken 3 en 4 ("praktijk") bevatten een zestal casebeschrijvingen van Rijkswaterstaatprojecten waarbij de Watertoets is toegepast tezamen met de tracé/m.e.r.-procedure. Naast de beschrijvingen worden er ook algemene aanbevelingen gedaan ("do's en dont's") die betrekking hebben op de procedure, het proces, de inhoud en de communicatie. Deze hoofdstukken zijn relevant voor een ieder die in zijn project met de watertoets en de tracé/m.e.r.-procedure te maken heeft. De hoofdstukken 5 en 6 tenslotte bieden een overzicht van ”hulpmiddelen” die beschikbaar zijn op het terrein van de watertoets
5
1 Het hoe en waarom van de watertoets .............................................................................................
1.1 Aanleiding
Naar aanleiding van de grootschalige wateroverlast van 1993, ’95 en ’98 is de Commissie Waterbeheer 21e Eeuw in het leven geroepen. Deze commissie heeft in haar advies duidelijk gemaakt dat anders omgegaan moet worden met water en ruimte. De zeespiegel stijgt, regenbuien worden intensiever en rivieren moeten steeds grotere hoeveelheden water kunnen afvoeren. Er is meer ruimte nodig voor water en die ruimteclaim heeft in toenemende mate invloed op de kwaliteit van de leefomgeving. Er zijn kansen om ruimte voor water te combineren met natuurontwikkeling en bijvoorbeeld recreatie, maar duidelij is ook dat groeiende verstedelijking en intensivering van het ruimtegebruik beperkingen stelt aan de ruimte voor water.
De Watertoets
Er wordt hard gewerkt aan de vormgeving van een nieuwe aanpak om veiligheid te kunnen waarborgen en de kans op wateroverlast zo klein mogelijk te houden. Kernbegrippen in deze aanpak zijn onder andere ”ruimte voor water” en “waterbewust bouwen en inrichten”. De drietrapsstrategie vasthouden, bergen en afvoeren en het principe van “niet-afwentelen op” zijn hierbij leidend. Om te stimuleren dat richtlijnen voor waterbeheer voldoende doorwerking krijgen in de ruimtelijke planvorming is de Watertoets geïntroduceerd. Figuur 1.1 geeft de Watertoets binnen het planstelsel van de ruimtelijk ordening weer. Uit de figuur blijkt dat waterdoelen en criteria die meegenomen worden in de watertoets afkomstig zijn uit nationaal en regionaal beleid. De documenten waaraan doelen en criteria ontleend worden zijn overigens niet allemaal even hard (b.v. waterkansenkaarten hebben geen dwingend karakter maar zijn slechts bedoeld om kansen te identificeren).
Figuur 1.1. De Watertoets in het RO-planstelsel. 1.2 Doelstelling
Het doel van de watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten van zowel Rijk, provincies en gemeenten. Het gaat daarbij om alle waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit en verdroging, en alle wateren, zoete en zoute Rijkswateren, regionale wateren en grondwater. De watertoets heeft een integraal karakter
6
hetgeen betekent dat er in samenhang wordt gekeken naar verschillende waterthema’s zoals veiligheid, kwaliteit etc.. 1.3 Kenmerken van het instrument
Vroegtijdig en integraal
De naam Watertoets suggereert een toets achteraf, maar dit is niet het geval. De Watertoets is vooral een procesinstrument dat water vroegtijdig en integraal betrekt in ruimtelijke planvorming. Toetsing vindt plaats, maar deze is het resultaat van de interactie tussen de initiatiefnemer, waterbeheerder en de planbeoordelaar. De Watertoets moet bij alle ruimtelijke plannen en besluiten ingezet worden. Een overheid is verantwoordelijk voor het doorlopen van de Watertoets, ook als het oorspronkelijke initiatief genomen is door een private partij.
De 11 waterthema’s
De Watertoets is integraal van karakter en heeft betrekking op 11 waterhuishoudkundige thema’s. Dit zijn: * veiligheid * watervoorziening * verdroging * grondwaterkwaliteit
Flexibiliteit
* wateroverlast * volksgezondheid * natte natuur * oppervlakte waterkwaliteit
* riolering * bodemdaling * grondwateroverlast
De Watertoets maakt geen onderscheid in niveaus van planvorming. Voor zowel kleinschalige inrichtingsplannen als strategische locatieplannen is de Watertoets van toepassing. Voor de verschillende planvormen gelden echter wel verschillende soorten toetsingscriteria en ontwerprichtlijnen. Deze criteria en richtlijnen kunnen onder andere voorvloeien uit bestaande provinciale waterhuishoudingplannen en streekplannen en waterbeheersplannen van de waterschappen. De waterbeheerders kunnen in hun advies ook gebruik maken van bijvoorbeeld waterkansenkaarten, stroomgebiedvisies en waterakkoorden. De watertoets kent weinig formele vormvoorschriften en is daarmee een uitermate flexibel instrument. Het is de uitdaging om slim gebruik te maken van de flexibiliteit en vrijheid die de watertoets biedt. 1.4 Proces
De Watertoets is primair een procesinstrument. In dit proces ligt de nadruk op de wisselwerking tussen de initiatiefnemer en de waterbeheerder(s). Stap 1 Initiatief
Informeren en betrekken waterbeheerders bij plan
Stap 2 Overleg
Overdracht kennis en informatie Ontwerprichtlijnen
Stap 3 Ontwerp
Opstellen, uitwerken ontwerp -plan
Stap 4 Advies
Bestuderen ontwerp, afgeven advies
Stap 5 Afweging
Afwegen Advies. Verantwoorden proces en inhoud in waterparagraaf
Figuur 1.2. Het proces van de Watertoets In dit proces is een duidelijke rolverdeling aanwezig. De verantwoordelijke overheidsinstantie voor een plan of besluit is initiatiefnemer. De initiatiefnemer informeert de waterbeheerders en betrekt hen in de planvorming. De
7
waterbeheerder treedt op als adviseur en levert daarbii informatie en denkt actief mee in het planproces. Het bevoegd gezag, een overheid met beslissingsbevoegdheid, voert uiteindelijk de beoordeling in het kader van de watertoets uit. De rolverdeling • Initiatiefnemer: gemeente, provincie, Rijk (bij de tracé/m.e.r.-procedure Rijkswaterstaat en eventuele andere partijen) • Adviseur: waterschap, zuiveringsschap, hoogheemraadschap, provincie en of Rijkswaterstaat • Bevoegd gezag (afwegen/beoordelen): ministeries van V&W en VROM (bij tracé/m.e.r.-procedures)
Waterparagraaf Wateradvies
Het resultaat van de Watertoets is een goede verankering van wateraspecten in een ruimtelijk plan. Een weergave van deze verankering vindt plaats in de waterparagraaf; een onderdeel van een ruimtelijk plan of besluit. De waterparagraaf beschrijft zowel de procesmatige als de inhoudelijke aspecten, zoals het wateradvies van de waterbeheerders en de afweging daarvan door de initiatiefnemer. De waterparagraaf wordt in het geval van de tracé/m.e.r.procedure opgesteld door het bevoegd gezag (de ministers van V&W en VROM). Het wateradvies wordt opgesteld door de waterbeheerders. 1.5 Juridische verankering
Bestuurlijk is de Watertoets vastgesteld op basis van de startovereenkomst Waterbeheer in de 21e Eeuw. De regering heeft zich met het standpunt “Anders omgaan met water” uitgesproken over de toepassing van de Watertoets. Dit betekent dat ook het Ministerie van V&W in haar projecten de watertoets standaard zal toepassen. Op verzoek van de Tweede Kamer is de watertoets het instrument per 1 november 2003 wettelijk verankerd met een wijziging op het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (Bro). De strekking van de wettelijke verankering is dat in ruimtelijke plannen moet worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding (= inhoud) en hoe rekening is gehouden met het advies van de waterbeheerder (= proces).
8
2 De Watertoets en de tracé/m.e.r.-procedure .............................................................................................
2.1 Inleiding
Slim combineren
In de Handreiking Watertoets (oktober 2001) wordt aangegeven dat de Watertoets moet worden uitgevoerd bij m.e.r. studies voor ruimtelijke plannen. Het argument hiervoor is het specifieke en aanvullende karakter van het wateradvies van de waterbeheerders. Ten aanzien van de m.e.r.-procedure heeft men de vrijheid om de watertoets afzonderlijk danwel gecombineerd met de m.e.r.-procedure uit te voeren. De tracé/m.e.r.-procedure biedt vanuit haar “stroomlijnende” karakter echter goede mogelijkheden om slim met de watertoets gecombineerd te worden. Het verdient aanbeveling om hiervan gebruik te maken. Enkele voorbeelden: • waterbeheerders kunnen actief betrokken worden bij het opstellen van de startnotitie, de trajectnota/MER en het ontwerp-tracébesluit (= stap1,2 en 3 van de watertoets zie p. 8); • de drie wettelijke verplichte inspraak- en adviesmomenten van de tracém.e.r.-procedure kunnen door de waterbeheerder gebruikt worden om een wateradvies (= stap 4 van de watertoets zie p. 8) uit te brengen; • het bevoegd gezag kan in de m.e.r.-richtlijnen, de standpuntbepaling en in het tracé-besluit een waterparagraaf (= stap 5 en 6 van de watertoets zie p. 8) opnemen. In het vervolg van dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de relatie tussen de Watertoets en de tracé/m.e.r. procedure. 2.2 Doel en reikwijdte van de tracé/m.e.r.-procedure
Indien er een activiteit uitgevoerd gaat worden waaraan een tracébesluit ten grondslag ligt moet deze altijd voorafgegaan worden door een m.e.r.procedure. In de praktijk betekent dit dat de tracé- en m.e.r.- procedure altijd tegelijkertijd doorlopen worden. Gefaseerde aanpak
De tracé/m.e.r.-procedure kent een gefaseerde aanpak. Deze leidt tot een scoping van opties en het nader identificeren van de informatie die relevant is voor het tracébesluit. Gedurende de opeenvolgende fases wordt de kennis vergaard die nodig is om voldoende inzicht te hebben in het project en de effecten. Te veel informatie leidt tot moeilijk behapbare stappen en te weinig informatie mogelijk tot onzorgvuldige besluitvorming. Op diverse momenten in het proces kan informatie over de effecten op de waterhuishouding ingebracht worden. Bij iedere concretisering van het plan kan ook het effect op het watersysteem nauwkeuriger in kaart gebracht worden. Elke stap in de procedure eindigt met een beslissing, waarbij ook de relevantie van de waterhuishoudkundige criteria voor het vervolg van de procedure wordt bepaald. In de tracé/m.e.r. procedure kunnen grofweg vijf verschillende fasen worden onderscheiden: 1. Verkenningen 2. Startnotitie en richtlijnen 3. Trajectnota/MER , Standpunt van de Minister , Ontwerptracébesluit en Tracébesluit 4. Vervolg (voorbereidingsstudie, realisatiefase, evaluatie na realisatie)
9
Partijen en rollen
Gedurende die fasen worden verschillende detailniveaus gepasseerd (van globaal in de verkenningenfase naar meer gedetailleerd in het tracébesluit) en spelen uiteenlopende partijen een rol, zo ook voor de Watertoets. Hieronder wordt eerst op die rollen ingegaan voordat per fase beschreven wordt op welke manier de Watertoets efficiënt ingepast kan worden. Initiatiefnemer: Formeel is de Minister van VenW initiatiefnemer van projecten die betrekking hebben op de hoofdinfrastructuur. In de praktijk worden deze werkzaamheden uitgevoerd door de regionale directies van Rijkswaterstaat. Als er sprake is van spoorinfrastuctuur kan ook een andere partij zoals een gemeente of private partij een tracé/m.e.r.-procedure starten (= als medeinitiatiefnemer). Bevoegd gezag (beoordelaar): Bij de tracé/m.e.r.-procedure is het bevoegd gezag de Minister van VenW samen met de Minister van VROM. In de praktijk is deze rol veelal overgedragen aan het Directoraat-Generaal Personenvervoer/Goederenvervoer/Water (DGP/DGG/DGW) van V&W en het Directoraat-Generaal Ruimte (DGR) van VROM. Adviseurs: De Tracéwet en de Wet milieubeheer kennen wettelijke adviseurs die op verscheidene plekken in de procedure benaderd worden. Deze adviseurs zijn onder meer de regionale inspecties milieuhygiëne, regionale directies van het Ministerie van LNV. Ofschoon de waterschappen niet expliciet in de wet genoemd worden kunnen waterschappen ook om advies gevraagd worden. In de praktijk gebeurt dat overigens ook al vaak. In het kader van de watertoets verdient het in ieder geval zeker aanbeveling. In de Tracéwet is al vastgelegd dat overleg moet plaatsvinden met de besturen van de waterschappen over de opzet van de trajectnota. Naast het uitbrengen van een formeel advies over de trajectnota moeten zij bij de voorbereiding van de trajectnota en ontwerp-tracébesluit betrokken worden. Kortom, de waterschappen maken dus op grond van de tracéwet en de Wet milieubeheer al deel uit van de wettelijke adviseurs en zijn dus van oudsher (al voor de introductie van de watertoets) al betrokken bij advisering.
Commissie voor de m.e.r. Naast de wettelijke adviseurs die hierboven genoemd zijn, heeft de Commissie voor de m.e.r. een aparte positie als onafhankelijke adviseur. Zij adviseert het bevoegd gezag (tevens planbeoordelaar) na het uitkomen van de startnotitie over de inhoud van de richtlijnen voor de trajectnota/MER. De Commissie voor de m.e.r. controleert voor het afgeven van de richtlijnen of er contact is geweest met de waterbeheerder en verwijst waar nodig naar de watertoets. Vervolgens toetst zij de trajectnota/MER aan de richtlijnen. 2.3 De watertoets in de verschillende fasen van de Tracé/m.e.r.-procedure
Géén extra stappen
Voor het toepassen van de Watertoets bij de Tracé/m.e.r.-procedure bestaat op basis van het voorgaande niet de noodzaak extra stappen toe te voegen. De bestaande tracé/m.e.r.-procedure biedt voldoende formele adviesmomenten voor het uitbrengen van Wateradviezen op de verschillende abstractieniveaus van de planvorming. Wel dient aandacht besteed te worden aan de interactie met waterbeheerders zodat belangrijke waterhuishoudingaspecten opgenomen kunnen worden in de nota’s voordat deze de formele inspraakprocedures ingaan. Figuur 2.1 geeft de koppeling tussen de Watertoets en de Tracé/m.e.r.procedure schematisch weer.
10
Tracé/m.e.r -
Watertoets
Verkenning
Startnotitie
Overleg met derden
Wettelijk advies en Inspraak op startnotitie
Wateradvies
Richtlijnenadvies commissie m.e.r
MER richtlijnen bevoegd gezag
Waterparagraaf
Trajectnota / MER
Overleg met derden
Aanvaarding door bevoegd gezag
Wettelijk advies en inspraak op trajectnota / MER
Wateradvies
Toetsingsadvies commissie m.e.r.
Standpuntbepaling minister
Waterparagraaf
Ontwerp-tracébesluit
Overleg met derden
Wettelijk advies en Inspraak op ontwerptracébesluit
Wateradvies
Tracébesluit
Waterparagraaf
Realisatie
Evaluatie m.e.r.
Figuur 2.1) Verweving trace/m.e.r.-procedure en watertoets Korte toelichting • Het wateradvies (stap 4 van de watertoets zie figuur 1.2) van de waterbeheerder wordt gekoppeld aan de officiële wettelijke inspraak- en adviesmomenten van de tracé/m.e.r.-procedure; • Het bevoegd gezag (bg) stelt een waterparagraaf (stap 5 van de watertoets zie figuur 1.2) op bij richtlijnen, het standpunt en het tracébesluit; • Bij het overleg met derden wisselt de initiatiefnemer informatie en ontwerprichtlijnen uit met de waterbeheerder(s) (stap 1, 2 en 3 van de watertoets zie p. 8); • Verkenning en realisatie maken geen déél uit van de officiële tracé/m.e.r.procedure. Tijdens de verkenningen dient echter bij voorkeur wel reeds overleg met derden zoals waterbeheerder plaats te vinden.
11
In het navolgende wordt een uitgebreidere toelichting gegeven van opeenvolgende fases van de tracé/m.e.r.-procedure en de manier waarop de watertoets daarin geïmplementeerd kan worden. 2.3.1 Verkenningen
Probleemanalyse
De verkenningenfase is een niet wettelijke fase die voortvloeit uit de begrotingssystematiek van het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport (MIT) en valt strikt genomen niet onder de tracé/m.e.r.-procedure. Aan het einde van de verkenningenfase wordt door het ministerie van V&W (DGP/DGG of DGW) besloten of een tracé/m.e.r.-procedure wordt opgestart. Een regionale directie van Rijkswaterstaat maakt daartoe een probleemanalyse uit op basis van bestaande informatie: is er een probleem, valt het probleem onder de (mede)verantwoordelijkheid van het ministerie van Verkeer en Waterstaat, en moet voor de oplossing een planstudie worden gestart (die eventueel tracéwetplichtig kan zijn). Tevens wordt de relatie met het bestaande beleid aangeduid en wordt het draagvlak voor de aanpak van het probleem bij de betrokkenen geïnventariseerd. Bovendien wordt een aantal oplossingsrichtingen in beeld gebracht en verkend. Voor de vaststelling van het verkenningenrapport kan al overleg plaatsvinden met betrokken partijen (waaronder waterbeheerders). Voor meer informatie wordt verwezen naar de “Werkwijzer MIT-verkenningen nieuwe stijl” (DWW/TMC 2002). Watertoets en verkenningen In de verkenningenfase kan de regionale directie als initiatiefnemer overleg met andere overheden voeren. De regionale directie informeert de relevante waterbeheerders zo vroeg mogelijk over de probleemverkenning en maakt procedurele afspraken over de verkenningenfase. De waterbeheerder(s) kunnen meedenken over de problematiek de mogelijke oplossingsrichtingen en relevante waterthema’s identificeren. Op deze manier kan de waterbeheerder zijn adviserende rol vervullen. In het verkenningenrapport worden mogelijke effecten van ingrepen op het watersysteem globaal beschreven. De Watertoets hoeft in dit stadium niet zwaar aangezet te worden. Het gaat vooral om het agenderen en het op grote lijnen prioriteren van relevante wateraspecten en het maken van procedurele afspraken. 2.3.2 Startnotitie en richtlijnen
Richtlijnen voor MER
In de volgende fase wordt door de initiatiefnemer een startnotitie opgesteld, waarin de vastgestelde aanpak en afbakening van het project wordt weergegeven. De startnotitie vormt daarmee de formele start van de tracé/m.e.r.-procedure. Na opdrachtverlening door het hoofdkantoor van Rijkswaterstaat begint deze fase met een probleemanalyse. Vervolgens wordt de startnotitie opgesteld. Hierop vindt inspraak en wettelijke advisering plaats waarbij zowel de inhoud van de op te stellen trajectnota/MER als de aanpak van de studies ter discussie staat. Het bevoegd gezag, de Minister van VenW, benadert in deze fase altijd de wettelijke adviseurs voor advies. De reacties op de startnotitie en het advies van de Commissie voor de m.e.r., worden vervolgens door het bevoegd gezag gebruikt om de richtlijnen voor de trajectnota/MER op te stellen. Watertoets en startnotitie Na de opdrachtverlening door het hoofdkantoor van Rijkswaterstaat betrekt de regionale directie de relevante waterbeheerders zo snel mogelijk (overleg met derden zie figuur 2.1). De waterbeheerder krijgt informatie over de opdracht en er worden procedurele afspraken gemaakt over de betrokkenheid van de waterbeheerder gedurende de planstudie. Inhoudelijk kan de waterbeheerder meedenken over de probleemanalyse en de scoping (= toespitsen op de
12
Overzicht procedure
relevante alternatieven en de relevante aspecten voor de besluitvorming, etc.). De ideeën van de waterbeheerders kunnen door de regionale directie worden meegenomen in de startnotitie. In de startnotitie wordt in de regel ook een overzicht gegeven van voorgenomen planning en de te doorlopen procedure. De watertoets kan hierbij ook genoemd worden. Na het publiceren van de startnotitie reageert de waterbeheerder formeel met een schriftelijke wateradvies (met afschrift aan de Commissie voor de m.e.r.). Dit wateradvies beschrijft de inzet van de waterbeheerders in het te doorlopen proces en zal waar nodig inhoudelijke aspecten (b.v. alternatieven en te onderzoeken effecten) van de startnotitie aanscherpen. De Commissie voor de m.e.r. controleert voor het opstellen van de richtlijnen of er contact is geweest met de waterbeheerder en ze nodigt de waterbeheerders uit om aanwezig te zijn bij het locatiebezoek. In het richtlijnenadvies kan de Commissie verwijzen naar de watertoets. Tevens worden de inspraakreacties (waaronder het wateradvies) meegenomen. Het bevoegd gezag stelt uiteindelijk de richtlijnen voor het MER op. Hierbij zal blijken in hoeverre het advies van de waterbeheerder is overgenomen. Het wateradvies en een verantwoording van gemaakte keuzen en doorlopen proces (waterparagraaf) kunnen uiteindelijk aan de richtlijnen toegevoegd worden. 2.3.3 Trajectnota/MER
Na de startnotitie stelt de initiatiefnemer een trajectnota/MER op aan de hand van de richtlijnen. In de trajectnota/MER wordt de probleemanalyse nader onderbouwd en worden de in de startnotitie benoemde alternatieven en varianten verder uitgewerkt. Voor de milieuaspecten worden de bestaande toestand en de autonome ontwikkeling beschreven en worden voorstellen gedaan voor inpassing van de alternatieven en varianten in de omgeving. Vervolgens worden de milieueffecten, ruimtelijke effecten, economische effecten en kosten van een aantal alternatieven en varianten bepaald, beschreven en onderling vergeleken. Concept-trajectnota/MER De concept-trajectnota/MER wordt vaak eerst informeel besproken met het bevoegd gezag, overheden en belangenorganisaties in de regio. Het TMC van DWW kan desgewenst ook een voortoets uitvoeren op de concepttrajectnota/MER (voor meer informatie TMC tel. 015 – 251 84 78). Vervolgens wordt de nota gepubliceerd en vindt formele inspraak en wettelijke advisering plaats. Inspraak en wettelijk advies op de trajectnota/MER is een standaardonderdeel van de Tracé/m.e.r.-procedure.
Actief betrekken
Duidelijke afspraken
Watertoets en trajectnota/MER In deze fase blijven de relevante waterbeheerders actief betrokken (figuur 2.1 overleg betrokkenen) door b.v. mee te denken bij het ontwerpen van alternatieven, het onderzoeken van effecten en het bedenken van maatregelen en oplossingen om negatieve effecten te mitigeren of te compenseren. De regionale directie kan de informatie en ideeën van de waterbeheerders gebruiken bij het opstellen van de trajectnota/MER. Er wordt onder andere ingegaan op de te verwachten effecten op het watersysteem etc.. Er kan voor gekozen worden om de concept-trajectnota/MER ook met de waterbeheerders te bespreken. Het verdient aanbeveling om vooraf duidelijk af te spreken wat status en rol van deze bespreking is. In principe gaat het hierbij immers niet om een officieel wateradvies dat wordt immers pas ingebracht na het uitbrengen van de trajectnota/MER bij de wettelijke inspraak en advisering op de trajectnota/MER (zie figuur 2.1). Tijdens de formele inspraak geeft de waterbeheerder als adviseur haar advies op de trajectnota/MER. Het advies kan leiden tot aanvullingen op de trajectnota/MER.
13
2.3.4 Standpunt van de minister en ontwerptracébesluit en tracébesluit
In deze fase bepaalt de Minister van VenW (bevoegd gezag), in overleg met de Minister van VROM, zijn standpunt over de voorgenomen activiteit. Het standpunt kan inhouden dat de procedure wordt stopgezet. Meestal zal het standpunt inhouden dat wordt doorgegaan met het project waarbij er gemotiveerd een voorkeurstracé wordt gekozen. Voorkeurstracé
Inspraak en advies OTB
Het in het standpunt opgenomen voorkeurstracé wordt door de regionale directie uitgewerkt in een ontwerp-tracébesluit. Het ontwerp-tracébesluit onderbouwt en legt het benodigde ruimtebeslag nauwkeurig vast op detailkaarten met een schaal van tenminste 1:2.500. In afstemming met het ontwerpproces worden een akoestisch onderzoek, een landschapsplan en een compensatie-ontwerp opgesteld. Op het ontwerp-tracébesluit vindt inspraak en wettelijk advies plaats. Wettelijk advies wordt hier ook gegeven door de overheden die de verplichting hebben een wijziging van relevante ruimtelijke plannen zoals bestemmingsplannen en streekplannen, op te starten (provinciale staten, algemeen bestuur van een regionaal openbaar lichaam en gemeenteraden). In het kader van de Watertoets zullen ook de waterbeheerders een wateradvies afgeven. Binnen vijf maanden na vaststelling van het (gewijzigde) ontwerp-tracébesluit stelt de Minister van VenW, in overeenstemming met de Minister van VROM, het tracé vast. In dit tracébesluit wordt ook een programma voor de evaluatie vastgesteld. Tegen het tracébesluit is beroep mogelijk bij de Raad van State. Watertoets in de fase van het standpunt In het standpunt van de minister wordt een waterparagraaf opgenomen. Naast de motivering voor het voorkeurtracé wordt hierin tevens aangegeven waar en met welke argumenten de initiatiefnemer afwijkt van het wateradvies (t.b.v. trajectnota/MER) van de waterbeheerders. Tevens wordt de procesmatige gang van zaken m.b.t. de watertoets verantwoord.
Evaluatie
Bezwaar en beroep
Watertoets in de fase van het ontwerptracébesluit In de fase van het ontwerp-tracébesluit worden de waterbeheerders vervolgens door de regionale directie betrokken (overleg met derden zie figuur 2.1) bij het nader uitwerken van het voorkeursalternatief. Op gedetailleerd niveau kunnen de effecten op de waterhuishouding bepaald worden en kunnen suggesties gedaan worden om negatieve effecten te voorkomen, te mitigeren of te compenseren, maar natuurlijk ook om zoveel mogelijk benutten van positieve effecten. De regionale directie kan de informatie van de waterbeheerders gebruiken ten behoeve van het ontwerp-tracébesluit. In de wettelijke inspraak procedure ten behoeve van het ontwerptracébesluit geven de waterbeheerders vervolgens een officieel schriftelijk Wateradvies af. In dit advies kan de waterbeheerder ook suggesties meegeven voor de evaluatie tijdens of na realisatie. Watertoets in de fase van het tracébesluit Bij het bekendmaken van het tracébesluit door de Minister van VenW blijkt in hoeverre de door de waterbeheerder ingebrachte punten van het wateradvies zijn overgenomen. In het tracébesluit moet gemotiveerd worden aangegeven welke keuzen zijn gemaakt ten aanzien van het advies van de waterbeheerder(s). Tevens moet het watertoetsproces verantwoord worden waarbij. De motivatie kan beschouwd worden als de definitieve waterparagraaf die in het bijlage(rapport) van het tracébesluit of in een toelichting op het TB herkenbaar dient te worden opgenomen. Indien de waterbeheerder het niet eens is met de gemaakte keuzes dan is er zoals al eerder is aangegeven de mogelijkheid om beroep aan te tekenen tegen het tracébesluit.
14
2.3.5 Vervolgfases: realisatie en evaluatie
In deze fase vindt de voorbereiding van de uitvoering plaats, de realisatie zelf en de evaluatie na realisering. In de evaluatie wordt gekeken of de effecten die tijdens of na realisatie optreden overeenkomen met de voorspelde effecten in het besluit.. Indien dat niet het geval is, dan kunnen alsnog aanvullende mitigerende of compenserende maatregelen worden getroffen. In het kader van de “Watertoets-gedachte” is het zaak ook effecten op het watersysteem in de evaluatie te betrekken. Het geschikte moment om zulks in te brengen is voor de waterbeheerder het wateradvies dat wordt uitgebracht t.b.v. het ontwerp-tracébesluit. Regionale directies en waterbeheerders blijven in overleg om eventuele maatregelen te bespreken. Gegevens van de waterbeheerders (WVO vergunningen en Keur) kunnen gebruikt worden als input voor de evaluatie. 2.4 Spoedwet wegverbreding
De watertoets is ook van toepassing op de projecten die worden uitgevoerd in het kader van de Spoedwet wegverbreding. Het tracé/m.e.r.-centrum van de DWW heeft een rapport opgesteld over hoe om te gaan met de watertoets bij deze Spoedwetprojecten. Het toepassen van de watertoets kan mogelijk tot enige verlenging van de doorlooptijd leiden. Het DWW rapport bevat een set aanbevelingen hoe hiermee kan worden omgegaan. Naar de aard van de spoedwetprojecten worden weinig technisch/inhoudelijk complicaties verwacht door de watertoets. Voor meer informatie over het rapport (“Aanpak van de watertoets in het kader van de spoedwet wegverbreding”/DWW 2003) kunt u contact opnemen met het tracé/m.e.r.-centrum van DWW (015 – 251 84 78). 2.5 Goedkopere eenvoudigere en snellere planstudies
Tijdens de V&W-m.e.r.-dag van 2 oktober 2003 (Thema: “Over een andere boeg; goedkopere en snellere planstudies”) is uitgebreid gesproken over de koppeling van de watertoets en de tracé/m.e.r.-procedure. In het huidige tijdsgewricht moet worden voorkomen dat planstudies onnodig zwaar opgetuigd worden. Belangrijke noties die aan de orde kwamen zijn: • “Het is van belang om aan het begin van de tracé/m.e.r.-procedure in overleg met de waterbeheerder duidelijke keuzes (durf te kiezen) en procesafspraken te maken over de inzet van de watertoets. Dit bespaart aanzienlijk in tijd en kosten”. • “De regionale directies zijn verantwoordelijk voor het (op het juiste moment en niveau) betrekken van de waterbeheerders maar niet voor de taken en de kwaliteit van het werk van de waterbeheerders.
15
3 Praktijkervaringen: "Cases" .............................................................................................
3.1 Ontwerp Tracébesluit verbreding A2 Randweg Eindhoven
Bron: Directie Rijkswaterstaat Noord-Brabant Contactpersonen: Marco Bakermans 073 – 68 17 610
[email protected] en Arnoud de Kruijf 073 - 68 17 799
[email protected]. Voor de verbreding van de Randweg Eindhoven (A2) is in de trajectnota/MER besloten het Meest Milieuvriendelijk Alternatief verder uit te werken in een ontwerp tracébesluit (otb). Voor het otb moest ook een waterbeheersplan opgesteld worden. Het otb, inclusief het waterbeheersplan is uitgewerkt in 2001, dus parallel aan de uitwerking van de Watertoets in de officiële Handreiking Watertoets van het RIZA. Dit betekende dat gedurende het project geen gebruik kon worden gemaakt van de Handreiking Watertoets. Uit een vergelijking achteraf is gebleken dat de inhoud van het waterbeheersplan overeenkomt met de waterparagraaf en dat het gevolgde proces niet veel afwijkt met de interactie die bij de Watertoets gevraagd wordt.
Figuur 3.1) Randweg Eindhoven Vroeg betrekken
De waterbeheerders zijn vanaf de verkenning, dus behoorlijk vroeg, in het proces betrokken geweest, maar het bleek niet eenvoudig om bij de start van het initiatief “dezelfde taal” te spreken. De waterbeheerders waren niet gewend op het abstractieniveau van de planvorming mee te denken en gaven aan meer concrete informatie zoals exacte locatie, dimensies van de verbreding, uitvoeringstermijn, en dergelijke nodig te hebben om zinvolle uitspraken te doen. De waterbeheerders waren gewend aan een reactieve rol (op het moment dat er al een uitgewerkt plan ligt) in plaats van de proactieve die vraagt om vroegtijdig aan te geven hoe het aspect water zo goed mogelijk meegenomen kan worden in de planvorming. "Waterschappen zijn niet altijd even goed bekend met de Watertoets. Het is belangrijk om de waterschappen bij de hand te nemen. Vertel ze over het hoe en waarom van de Watertoets en maak duidelijk wat er van hen verwacht wordt. Zorg ervoor dat ze ook op de juiste golflengte zitten voor wat betreft het detailniveau van de planvorming. In de praktijk blijkt het niet eenvoudig om dezelfde taal te spreken". (RWS/DNB)
16
Waterbeheerders hadden een gereserveerde opstelling. Mogelijk waren zij terughoudend omdat het aangeven van eisen en criteria aan het begin van de planvorming had kunnen leiden tot extra onkosten. Op dat moment was nog onduidelijk wie die kosten moest dragen. Met name als onderdelen van het pakket van eisen direct in het verlengde liggen van het Waterbeheer 21e eeuw gedachtegoed, dan ligt het voor de hand dat de waterbeheerders daar in ieder geval voor een deel aan bijdragen.
Zorg ervoor dat je als RWS dezelfde taal spreekt als de waterschappen.
De communicatie met de waterbeheerders voor zowel het waterbeheersplan als voor de m.e.r.-studie heeft geleid tot goede afweging van de verschillende doelstellingen en het vinden van het optimale ontwerp in relatie tot de waterhuishouding. Knelpunten voor de waterhuishouding zijn vroegtijdig gesignaleerd. Zonder die communicatie zou er bijvoorbeeld in de planvorming geen rekening zijn gehouden met waterretenties. Het systeem dat de directie voor ogen had was er een met zaksloten en overstorten naar het oppervlaktewater. Ook is in overleg de haalbaarheid van wensen vanuit de waterbeheerder besproken. Zo had de waterbeheerder de voorkeur voor een ruimere overkluizing van de Tongelreep. Maar aangezien dit een andere aanlegtechniek vereiste had dit tot een enorme kostensprong geleid. In goed overleg is daarom afgezien van die ingreep. De Watertoets heeft als doel dat het waterbelang integraal onderdeel vormt van de planvorming. Door de vergelijkbare werkwijze voor de A2 Randweg Eindhoven is die integratie geslaagd. "Winstpunt van de Watertoets is dat er vroegtijdig contact is met waterschappen en andere waterbeheerders. Vroeger was er weliswaar ook contact maar door de Watertoets is de vrijblijvendheid er vanaf. Door actief meedenken kunnen plannen rijker worden en wordt bovendien de interactie tussen het ambtelijk en bestuurlijke niveau eerder relevant. Dit kost weliswaar tijd in het voortraject maar kan zich terugbetalen in latere fasen". (RWS/DNB) 3.2 Milieueffectrapportage “Omlegging Zuid-Willemsvaart” Bron: Directie Rijkswaterstaat Noord-Brabant Contactpersoon Alexander Dieperink 073 – 68 17 817
[email protected]
Overleg Hoofdkantoor
Dit project loopt al zeer lang en het MER is jaren geleden opgesteld. In een herstart is echter besloten om aan de hand van nieuwe richtlijnen een aanvullend MER op te stellen. De gebruikte richtlijnen voor het MER waren beleidsmatig sterk verouderd. De tracé/m.e.r.-procedure wordt op dit moment doorlopen. Onduidelijk was of voor dit pijplijnproject ook een Watertoets toegepast moest worden, met name omdat de beslissing om het project op te starten al vele jaren geleden genomen was. In overleg met het Hoofdkantoor van Rijkswaterstaat is besloten om wel de Watertoets toe te passen. Als belangrijkste argument gold daarbij dat de beslissing opnieuw een tracé/m.e.r.procedure te doorlopen wél recentelijk is genomen.
17
Figuur 3.2) De Zuid-Willemsvaart mondt bij Engelen uit in de Maas
Klankbordgroep
Het proces van de Watertoets is tijdens het opstellen van de startnotitie gestart met het samenstellen van een klankbordgroep van waterbeheerders. Deze klankbordgroep heeft in eerste instantie ontwerpcriteria ingebracht en zal bij de inspraak verantwoordelijk zijn voor de evaluatie van het aspect water van de trajectnota/MER. De provincie, twee waterschappen en twee regionale directies van Rijkswaterstaat zijn als waterbeheerders betrokken bij het proces. “……De Watertoets brengt discussiepunten eerder boven water en problemen kunnen vroegtijdig worden voorkomen. De inspanning in de beginfase van het plantraject wordt echter wel groter…..”(RWS/DNB) In het proces is gebleken dat (politieke) belangen een grote rol spelen. Door vroegtijdige discussie over water zijn deze uiteenlopende belangen snel aan het licht gekomen en was het ook nodig om de onderwerpen op bestuurlijk niveau af te kaarten. Deze terugkoppeling van ambtelijk naar bestuurlijk niveau binnen de betrokken waterbeheerders heeft in het begin van het proces veel tijd gekost. Maar daardoor was het ook mogelijk om in een vroeg stadium een oplossing te vinden die voor alle partijen tot op bestuurlijk niveau acceptabel is. Als dat niet was gebeurd dan zou dat in een later stadium tot knelpunten in de besluitvorming leiden en veel meer tijd kosten om oplossingen te vinden.
Zorg voor een duidelijke rolverdeling
De rolopvatting van de verschillende partijen is een struikelblok gebleken in dit proces. Het verdient dan ook de aanbeveling in het begin van het watertoets proces veel tijd te besteden aan het maken van een duidelijke rolverdeling; niet alleen tussen de partijen, maar ook binnen de partijen moet duidelijk zijn wie op welke momenten in het proces en met wat voor rol betrokken zijn. Ook binnen de Rijkswaterstaat wordt nog volop gediscussieerd op welke manier de interne rolverdeling tussen initiatiefnemer, adviseur en beoordelaar zo goed mogelijk ingevuld kan worden. Daarnaast bleek het voor de waterbeheerders lastig om een gezamenlijk advies uit te brengen. De coördinatie hiervan en ook de tegenstrijdige belangen zijn hier debet aan. De provincie heeft uiteindelijk een coördinerende rol op zich genomen. Ondanks de problemen waar men binnen dit project tegenaan loopt, blijkt dat de Watertoets en de tracé/m.e.r. procedure goed te verenigen zijn, mits de rollen en verantwoordelijken voor alle partijen duidelijk zijn.
18
3.3 Trajectnota /MER A2 Oudenrijn – Deil
Bron: Rijkswaterstaat Directie Oost-Nederland Contactpersonen Adriaan van Nooten 026 – 36 88 408
[email protected] en Henk Scholma
[email protected] De A2 is een belangrijke verbinding. Tussen Utrecht en Den Bosch staat dagelijks file. Om dit probleem op te lossen is in 2000 reeds besloten de weg te verbreden. Tot twee keer vier rijstroken tussen Oudenrijn en Nieuwegein en tot twee keer drie rijstroken tussen Nieuwegein en Den Bosch. Dat is echter niet voldoende. Tussen Oudenrijn en Deil zijn extra maatregelen nodig om ook na 2010 de verkeersproblemen het hoofd te bieden. Hiervoor is de trajectstudie A2 Oudenrijn-Deil gestart.
Figuur 3.3) Avondspits op de A2 (Everdingen) De startnotitie voor de trajectstudie A2 Oudenrijn-Deil was al afgerond op het moment dat begonnen werd met het proces voor de Watertoets. Bij dit proces zijn de volgende waterbeheerders betrokken: de provincies Gelderland en Utrecht, de hoogheemraadschappen Stichtse Rijnlanden en Alblasserwaard en Vijfheerenlanden, zuiveringschap Hollandse Eilanden en Waarden en waterschap Rivierenland. De trajectnota/MER is onlangs afgerond. De waterbeheerders zijn per brief geïnformeerd over de voorgenomen activiteit en de alternatieven die daarvoor ontwikkeld zouden worden. In verschillende overleggen zijn de wensen en eisen van de waterbeheerders geïnventariseerd. De waterbeheerders hebben uiteindelijk afzonderlijk en formeel per brief deze wensen en eisen kenbaar gemaakt. Op basis van de overleggen is een concept waterparagraaf geschreven waarin de verschillende wensen en eisen opgesomd worden. Ook wordt daarin aangegeven in welke mate daarmee rekening is gehouden in de planvorming. Ook zijn daarin de afwegingen van de Directie Oost-Nederland als initiatiefnemer opgenomen. Concept waterparagraaf
De concept waterparagraaf is besproken en toegevoegd aan de trajectnota/MER. Daarbij is toegezegd in de toekomstige planvorming, het opstellen van het ontwerp tracébesluit, een aantal wateraspecten met nadruk te onderzoeken. De waterbeheerders hebben hiervoor al informatie en modellen aangeleverd, maar het daadwerkelijke onderzoek moet nog worden uitgevoerd door de regionale directie. In dit proces is de inbreng van het waterbelang niet gecoördineerd door één van de waterbeheerders. De lokale waterbeheerders hebben elk een eigen pakket van wensen en eisen ingebracht. Vooralsnog staan hierin geen conflicterende belangen. Mede daarom is het niet als noodzakelijk ervaren om een coördinerende partij aan te wijzen. Een afgestemd advies biedt weinig
19
meerwaarde aangezien er op het traject van deze Rijksweg weinig relaties bestaan tussen de beheersgebieden waarop de verbredingsprojecten effect (zouden kunnen) hebben. Het is gebleken dat waterbeheerders tijdens de planvorming moeite hebben om
“…….de Watertoets heeft geleid tot meer inzicht en heeft de gelegenheid gecreëerd om beter rekening te houden met wateraspecten.……” (RWS/DUT) Actieve betrokkenheid
op het abstractieniveau van een trajectnota/MER input te leveren aan de Watertoets. Het was belangrijk om partijen “bij de les” te houden en aan te sturen op een actieve betrokkenheid. Gesteld kan worden dat er tijdens het proces sprake is (geweest) van een toenemende professionaliteit bij de waterbeheerders. Er is meer aandacht voor integrale inpassing van water in de omgeving en duidelijk een toename in de inspanning die hiertoe wordt verricht. Als gevolg hiervan nemen de plankosten wel toe, maar dit is marginaal ten opzichte van de totale plankosten. Voor de planvorming is overigens onduidelijk of de Watertoets heeft geleid tot aanpassingen of dat het plan er zonder de Watertoets hetzelfde uit zou hebben gezien. “….De Watertoets zorgt voor meer aandacht voor water. De waterbeheerders zijn zich hiervan bewust en worden professioneler. Van toetser achteraf ontwikkelen zij zich tot actieve participant….”(RWS/DON) In deze planvorming moet het “echte” advies nog opgesteld worden door de waterbeheerders. Het ruimtelijk besluit in de vorm van een tracébesluit moet nog genomen worden. De waterbeheerders blijven daarom in dit proces betrokken.
Figuur 3.4) De Barneveldse beek is een ecologische verbindingszone 3.4 Trajectnota/MER verbreding Coentunnel / Westrandweg
Bron: Rijkswaterstaat Directie Noord-Holland Contactpersoon: Kees Scherer 023-5301792
[email protected], Ger Minholts
[email protected] In 1989 is voor dit traject reeds een MER opgesteld, het milieueffectrapport maakte destijds deel uit van de projectnota. In 1991 heeft de minister van
20
Verkeer en waterstaat het besluit genomen t.a.v. de uitgevoerde studie. Dit besluit is vergelijkbaar met het tracébesluit zoals bedoeld in de huidige Tracéwet. Daarna zijn de werkzaamheden gestart ter voorbereiding van de uitvoering. In 1998 is deze voorbereiding stopgezet. Eind 2000 is het project in het kader van het Bereikbaarheidsoffensief Noordelijke Randstad (BONR) weer opgepakt en is gestart met het actualiseren van de trajectnota/MER. Nieuwe regelgeving en procedures, waaronder de Watertoets, zijn bij deze actualisatie meegenomen. Het stappenplan van de Handreiking Watertoets is gebruikt voor basis voor het procesplan.
Figuur 3.5) Ingang Coentunnel Bij dit proces zijn de provincie Noord-Holland, de directie Noord-Holland van Rijkswaterstaat, het Waterschap Groot-Haarlemmermeer, het Hoogheemraadschap van Rijnland en de Dienst Waterbeheer en Riolering als waterbeheerders betrokken. Overlegrondes De directie Noord-Holland van Rijkswaterstaat heeft, als initiatiefnemer, het proces gestart door de betrokken waterbeheerders uit te nodigen voor een overleg. Dit overleg had voornamelijk als doel om kennis te maken, om het initiatief toe te lichten en om afspraken te maken over de manier waarop de watertoets ingevuld zou worden. De waterbeheerders hadden elkaar niet eerder in een dergelijke setting ontmoet. Afspraken maken
In het eerste overleg zijn concrete afspraken gemaakt over de wijze waarop en binnen welk tijdsbestek de aandachtspunten en toetsingscriteria door de waterbeheerders aangeleverd moesten worden. Overeengekomen werd om de 11 thema’s die in de Handreiking Watertoets worden gegeven als leidraad te gebruiken. Deze aandachtspunten en toetsingscriteria zijn in een tweede overleg behandeld en samengevoegd in één document voor de verdere planvorming rond de Westrandweg. Dit document is vervolgens bij de afronding van de initiatieffase samen met de initiatiefnemer behandeld. Communicatie is continu een aandachtspunt geweest. Voor de waterbeheerders bleek het niet altijd even eenvoudig om op benodigde abstractieniveau input te leveren. Wateraspecten en toetsingscriteria werden in eerste instantie op verschillend detailniveau aangedragen, van abstract visionair tot technisch inhoudelijk.
“…..betrek een ontwerpleider bij de Watertoets dit bevordert de communicatie...” (RWS/DNH) 21
De directie Noord Holland heeft daarom een ontwerpleider in het proces betrokken. Deze is in staat gebleken te schakelen tussen de verschillende abstractieniveaus. Daarmee is de communicatie tussen betrokken aanzienlijk verbeterd en kon de input van partijen op één lijn gebracht worden. Het waterschap Groot-Haarlemmermeer heeft het samenvoegen van afzonderlijke lijsten van aandachtspunten en toetsingscriteria gecoördineerd. De betrokken partijen stonden in het begin wat onwennig ten opzichte van de gekozen rolverdeling maar door een intensieve communicatie is die onwennigheid gaandeweg het proces verdwenen. “….De Watertoets vergt veel begeleiding en continue communicatie, zowel intern als extern….” (RWS/DNH) Gezamenlijk opstellen
Zowel de initiatiefnemer als de waterbeheerders zien grote voordelen in het gezamenlijk opstellen van een integrale tabel van aandachtspunten en toetsingscriteria toegespitst op dit specifieke plan. Het ontwerpproces kan zo beter gestructureerd worden en daarmee zal het aantal ad-hoc overleggen afnemen. Daarnaast is de samenwerking tussen betrokken partijen verbeterd; duidelijker is geworden wie waarvoor verantwoordelijk is. Uiteindelijk heeft het traject van de Watertoets voor het opstellen van de startnotitie ongeveer een half jaar in beslag genomen. De aandachtspunten en toetsingscriteria van de waterbeheerders worden overgenomen in de startnotitie. In de op te stellen trajectnota/MER wordt een apart hoofdstuk water opgenomen, maar bij de directie Noord-Holland is dat al bestaande praktijk. Niettemin geeft de Watertoets meer gewicht aan dit hoofdstuk, zeker nu water een grotere rol krijgt in de politiek bestuurlijke besluitvorming
3.5 Trajectnota/MER Verbreding A1 Eemnes – Barneveld
Bron: Rijkswaterstaat Directie Utrecht Contactpersonen Adrieke van Herk 030 – 60 09 680
[email protected] en Odile Scholte 030 –60 09 508
[email protected] In 1999 heeft de directie Utrecht van de Minister van Verkeer en Waterstaat de opdracht gekregen om een studie te starten naar knelpunten op de A1 op het traject tussen Eemnes en Barneveld. Eind 1999 is als onderdeel van de tracé/m.e.r.-procedure de startnotitie afgerond en begin 2002 is de directie gestart met de studie voor de trajectnota/MER. De tracé/m.e.r.-procedure dient gevolgd te worden omdat ook wordt bestudeerd wat de mogelijkheden zijn voor een verbreding van 2 x 2 rijstroken naar 2 x 4 en daarvoor is een verbreding van het weglichaam nodig. Deze optie wordt bestudeerd omdat de prognose voor 2020 een grote toename van het verkeersaanbod laat zien. De Watertoets is ongeveer een half jaar na de start van het project ingepast. Reden voor de vertraagde inpassing van de Watertoets was de onbekendheid met het instrument. Mede daarom is er in dit proces voor gekozen om een externe partij te vragen het proces van de Watertoets te ondersteunen.
22
Figuur 3.6) Vrachtverkeer op de A1 Eemnes - Barneveld In september 2002 is voor de eerste keer overlegd met de waterbeheerders. Bij dit plan zijn de provincies Gelderland en Utrecht betrokken en het waterschap Vallei & Eem. Het eerste overleg met de waterbeheerder is belangrijk voor het Onbekendheid watertoets proces gebleken. Door de onbekendheid met het proces van de Watertoets bij zowel de initiatiefnemer als de waterbeheerders zijn zeer specifieke afspraken gemaakt over het proces, de alternatieven en het aanleveren van informatie. Beoordelingscriteria
De waterbeheerders hebben aandachtspunten en beoordelingscriteria aangeleverd. Ondanks de beperkte groep betrokken waterbeheerders, bleek het moeilijk om de informatie die was aangeleverd op elkaar aan te laten sluiten. Uiteindelijk zijn de criteria door de initiatiefnemer gegroepeerd tot integraal beoordelingskader waarin kwantiteit, kwaliteit, grond- en oppervlaktewater belicht worden. Dit beoordelingkader wordt gebruikt voor de trajectnota/MER. Met name de kwantitatieve wateraspecten zijn als gevolg van de Watertoets ingebracht. Het gaat hier bijvoorbeeld om de effecten op potentiële waterbergingslocaties. De set criteria is door de gevolgde procedure uitgebreider en gedetailleerder geworden dan in tijden voor de Watertoets, maar de gevolgde procedure heeft ook meer tijd gekost. Met het waterschap is goed samengewerkt. Hun inbreng paste goed bij het type plan. Vanuit de provincies bleek de samenwerking moeilijker. Hier werd op een erg gedetailleerd niveau ingestoken. De ervaring met dit planvormingsproces is dan ook dat het belangrijk is de juiste personen aan tafel te hebben. Deze personen moeten bereid zijn om op het abstracte niveau van de planvorming mee te denken.
“….plaats de watertoets niet in een strak keurslijf….” (RWS/DUT) Er komt een waterparagraaf in de trajectnota/MER en de initiatiefnemer stelt een separaat document op over de Watertoets als bijlage bij de trajectnota/MER. In het MER-deel komt een ambtelijk advies van de waterbeheerders, een formeel bestuurlijk advies van de waterbeheerders wordt pas afgegeven op basis van het ontwerp-tracébesluit.
23
Speelruimte watertoets
In het planproces is bewust gebruik gemaakt van de vrijheden die de Watertoets biedt met name voor wat betreft het niveau waarop het overleg plaatsvindt. Gebleken is dat hierdoor de verschillende organisaties eenvoudiger benaderd kunnen worden en dat procesafspraken op maat mogelijk zijn. Een voorbeeld van de flexibiliteit is het feit dat een formeel bestuurlijk Wateradvies pas gevraagd wordt bij het ontwerp-tracébesluit en dat daarvoor alles op het ambtelijke niveau wordt afgekaart. De positieve ervaring met dit project is voor de regionale directie dan ook reden om met name de speelruimte voor de Watertoets te bewaken. Deze speelruimte zal ook in de interne Handleiding Watertoets van de directie Utrecht duidelijk aan de orde gesteld moeten worden (“Handreiking Watertoets en infrastructuur”, Rijkswaterstaat Directie Utrecht). “….Ga bij een plan zo snel mogelijk met de Waterbeheerders om de tafel. Vergeet hierbij niet om procesafspraken te maken en helderheid te creëren. Dit biedt een waarborg voor een geslaagde Watertoets in de verdere planvorming…” (RWS/DUT) 3.6 Traject/MER N50 Ramspol – Ens
Bron: Rijkswaterstaat Directie IJsselmeergebied Contactpersoonen Dennis Menting 0320 - 29 72 89
[email protected]
Functiescheiding
Het project N50 Ramspol-Ens bevindt zich in de trajectnota/MER fase. In februari 2003 zijn betrokken waterbeheerders uitgenodigd voor een startoverleg. Tijdens de startnotitiefase is dit niet gebeurd aangezien destijds het watertoetsproces nog niet was "benoemd en vormgegeven". Er was dus sprake van een "inhaalactie". Vanuit het startoverleg is afgesproken dat de Regionale Directie IJsselmeergebied ondanks een eventueel tweepettenprobleem (namelijk initiatiefnemer en waterbeheerder) coördinerend waterbeheerder is. Het voordeel van het combineren van de rollen initiatiefnemer en coördinerend waterbeheerder is dat de voortgang eenvoudiger bewaakt kan worden. Door functies en taken duidelijk bij verschillende afdelingen neer te leggen worden de rollen van initiatiefnemer en beheerder goed gescheiden. Door dit expliciet bij de andere waterbeheerders voor te leggen en inzichtelijk te maken, is deze (gewenste) regierol vrij gemakkelijk geaccepteerd. Tijdens het startoverleg zijn afspraken gemaakt voor interviews met waterbeheerders. Doel van deze interviews was het inventariseren van criteria en randvoorwaarden ten behoeve van de tracé/m.e.r. procedure. Dit heeft vooral ook vanwege de (geringe) omvang van het plangebied geresulteerd in een grote bandbreedte van informatie; van zeer globaal ("Het plangebied is geen zoekgebied voor waterberging") tot vrij gedetailleerd (b.v. de omvang van de brugpassage). Niet alle informatie is, gelet op het detailniveau, bruikbaar voor de tracé/m.e.r.-procedure. Om deze informatie te borgen is deze middels "overzichtsheets" gepositioneerd in de volgende projectfasen. De resultaten van de interviewronde zijn aan de waterbeheerders toegestuurd in de vorm van "het eerste waterdocument". De reactie van de beheerders op de concept trajectnota/MER is het eerstvolgende communicatiemoment. Voor de projectfasen 1) trajectnota/MER, 2) (O)TB en 3) uitvoering, zijn interne processchema’s opgesteld waarin de koppeling met de watertoets is uitgewerkt. Deze koppelingen zijn weergegeven in figuur 3.7. De toetsingscriteria zijn aangeleverd door de diverse waterbeheerders, maar zijn veelal niet meer dan de wettelijke randvoorwaarden die voortvloeien uit de Keur, de WVO en de Wet op de Waterkering. De ontwikkeling van de alternatieven wordt gestuurd door de resultaten van effectmeting tijdens de
24
Voorkeursalternatief
m.e.r.-studie en de randvoorwaarden die uit het overleg met de waterbeheerders naar voren zijn gekomen. De alternatieven die binnen de natte ruimtelijke randvoorwaarden zijn geformuleerd en zijn afgewogen binnen de m.e.r.-systematiek worden vervolgens in concept voorgelegd aan de waterbeheerders. Hun reactie wordt daarna toegevoegd aan de trajectnota/MER. Op welke manier hun reactie wordt toegevoegd staat nog niet vast, maar duidelijk is dat deze als aandachtspunt wordt meegenomen bij het bepalen van het voorkeursalternatief. De waterparagraaf zelf wordt opgenomen in het standpunt van de Minister. Daarin staat hoe rekening is gehouden met de input van waterbeheerders en, als dat nodig is, waarom er van dit advies is afgeweken.
Figuur 3.7) Projectfasen en “waterdocumenten” N50 Ramspol - Ens
25
4 Aanbevelingen: "Do's en dont's" .............................................................................................
4.1 Inleiding
Tijdens diverse gesprekken en workshops met de projectleiders en watertoetscoördinatoren over de toepassing van de watertoets bij de tracé/m.e.r.-procedure zijn veel aanbevelingen gedaan. In dit hoofdstuk zijn de deze aanbevelingen verwoord in de vorm van “do’s en don’ts” voor projectleiders van planstudies en tracé/m.e.r.-studies. Er is een opsplitsing gemaakt in de thema’s: Procedure, proces, inhoud en communicatie. De procedure
Watertoets is maatwerk
Do’s koppel de Watertoets aan de tracé/m.e.r.-procedure en start hiermee al in de verkenningen en startnotitiefase (zie figuur 2.1); maak aan het begin duidelijke procesen procedure afspraken, bijvoorbeeld door middel van een workshop of startbijeenkomst en geef daarbij aan wat van de initiatiefnemer verwacht mag worden en wat je verwacht van de waterbeheerders; leg de gemaakte proces- en procedureafspraken over taken, rollen en verantwoordelijkheden goed vast; de Watertoets is maatwerk, geen proces is hetzelfde, maar bij plannen kan wel worden uitgegaan van een vast raamwerk; gebruik de flexibiliteit van de Watertoets (ook bij Spoedwet wegverbreding procedures!); breng een duidelijke interne scheiding aan als partijen een dubbele rol hebben (bv. waterbeheerder/initiatiefnemer); stel aan het begin een aantal mijlpalen en koppel deze aan een formeel moment van de tracé/m.e.r.procedure; leg de momenten waarop een wateradvies wordt afgegeven aan het begin van het planproces vast (zie ook figuur 2.1).
26
Dont’s creëer géén aparte nieuwe procedure voor de Watertoets, breng de Watertoets in de tracé/m.e.r.procedure (zie figuur 2.1); voorkom verstarring van het Watertoetsproces, dus geen vastomlijnde procedure (= gebruik de flexibiliteit zie ook par. 2.3.6); zie het schrijven van een waterparagraaf niet als een doel op zich. Het is een middel om het Watertoetsproces vast te leggen.
Het Proces
Leg de procedure uit
Do’s
Dont’s
betrek de waterbeheerder vroegtijdig, dus ook al in de verkenningen en startnotitiefase (zie figuur 2.1); “neem de waterbeheerders desnoods bij de hand”. Geef duidelijk aan wat je van ze verwacht en leg de procedures goed uit; maak gebruik van de Handreiking Watertoets voor de proceslijn en de te beschouwen thema’s; “doorloop” het watertoetsproces in een tracéwetprocedure meerdere malen met afnemend abstractieniveau (zie figuur 2.1); nodig uit en stimuleer waterbeheerders om actief mee te doen; zorg bij ieder planniveau voor de juiste personen aan tafel; voer een discussie over de afstemming van de tracé/m.e.r.-procedure en de Watertoets (zie figuur 2.1).
probeer niet “koste wat kost” een gezamenlijk advies door de waterbeheerders op te laten stellen; laat de voortgang van het proces niet vertragen door moeizaam overleg over de noodzaak van een coördinerende waterbeheerder; geef niet te veel initiatieven uit handen en blijf zelf de regisseur. De waterbeheerders hebben weinig ervaringen met grote natte en droge planstudies; laat het financieringsvraagstuk en de verantwoordelijkheidskwesties niet liggen maar bespreek het; beschouw de Watertoets niet als een formaliteit.
De inhoud
Houd rekening met taal en cultuurverschillen
Do’s verwoord in de waterparagraaf ook de mening van waterbeheerders en geef aan hoe daarmee is omgegaan; ga – in de toekomst - uit van goed onderzoek voor water, de waterbeheerders gaan mogelijk hardere posities innemen; maak jezelf bekend met de werkomgeving van de waterbeheerder en het schaalniveau waarmee deze werkt (houd rekening met taal en cultuurverschillen!); zorg ervoor dat wateradviezen gezamenlijk (= waterbeheerders onderling) worden opgesteld en laat deze in overleg convergeren met het plan; breng de risico’s ten aanzien van water vroegtijdig in kaart en anticipeer hierop. Door de Watertoets komen pijnpunten sneller en in grotere aantallen boven water;
27
Dont’s verlies jezelf niet vroegtijdig in te veel details, blijf op het abstractieniveau van het plan; ga niet te snel voorbij aan wateraspecten, deze kunnen verder in het plantraject dubbel en dwars terugkomen; maak een plangebied voor water niet snel groter dan het plangebied voor de MER. Dit kan een integrale afweging in gevaar brengen.
zorg voor een duidelijke prioritering in eisen, randvoorwaarden/uitgangspunten en wensen die de waterbeheerders inbrengen. Laat de waterbeheerders aangeven wat belangrijk is; zoek overeenkomsten tussen de m.e.r. en de Watertoets; maak gebruik van de kansen die uit de Watertoets voortvloeien (b.v. vroegtijdig inbrengen goede ideeën waterbeheerder). De communicatie Do’s Dont’s houd rekening met verschillende scheer de waterbeheerders niet over belangen van de waterbeheerders; één kam, ze hebben vaak een maak afspraken over de communicatie verschillende insteek ten aanzien van en zorg er voor dat die nageleefd de inhoud en hun belang, ook worden, hiermee zorg je dat de partijen cultuurverschillen spelen hierbij een betrokken blijven; belangrijke rol; onderscheid een intern en extern Het gebruik van te veel vaktermen is communicatietraject en leg dit vast in niet wenselijk, gebruik gangbare een helder communicatieplan; terminologie. creëer en stimuleer een actieve opstelling bij de waterbeheerders, zorg voor betrokkenheid; streef naar een gelijk kennispeil met je omgeving, stop hier energie in; neem een ontwerpleider mee bij besprekingen, dit bevordert de communicatie (ontwerpers spreken de taal van de waterbeheerders); kom afspraken met de waterbeheerders na, ook als planprocessen op de lange baan worden geschoven; maak duidelijk dat water een sectorale invalshoek is in een integraal proces; identificeer welke stakeholders er zijn, welke gedragsverandering moeten optreden en welk middel je hiervoor kan inzetten; gebruik positieve voorbeelden om de eigen organisatie te enthousiasmeren voor de Watertoets.
28
5 Veel gestelde vragen “Watertoets en m.e.r.” .............................................................................................
5.1 Inleiding
Voor vragen omtrent de watertoets kunt u contact opnemen met de Helpdesk Watertoets. De Helpdesk is op alle werkdagen van 9.00 – 17.00 bereikbaar via: Tel. Mail:
0320 – 298 666
[email protected]
Een actueel overzicht van de meest gestelde vragen (en antwoorden) aan de Helpdesk (RIZA( is te vinden op: Internet: www.watertoets.net (zie onder Helpdesk). In de paragrafen 6.1 en 6.2 zijn de meest gestelde vragen over de watertoets in relatie tot de m.e.r.-procedure en de Tracéwet weergegeven. 5.2 Veel gestelde vragen watertoets en m.e.r. (Bron: Vraag en antwoordenboek RIZA)
1) Vraag Als er sprake is van een watertoets en een m.e.r.: wat moet er gepubliceerd worden en waarin? Antwoord Voor de watertoets is geen aparte publicatie nodig, want een waterparagraaf in het ontwerpbesluit dient inzichtelijk te maken hoe in de afweging is omgegaan met de adviezen van de waterbeheerder en welke argumenten gebruikt zijn. 2) Vraag In het kader van een Tracéwetprocedure (ontwerp-tracébesluit) wordt een aanvullend MER gemaakt. Het bevoegd gezag heeft bepaald wat er in het aanvullend MER komt (eind 2001/begin 2002). Aan de waterbeheerders is formeel gevraagd welke aanvullingen zij hebben op de richtlijnen. De waterbeheerders zijn vervolgens betrokken bij een nieuw geohydrologisch onderzoek. Moet er in het MER vóór het de inspraak ingaat nog een 'waterstap' genomen worden of schuift dat door naar het OTB? Antwoord De afweging en keuze vinden plaats bij de standpuntbepaling door de ministers van VenW en VROM. Het advies is In het MER een paragraaf opnemen met hoe is omgegaan met de watertoets De waterbeheerders formeel een advies vragen over het MER-rapport, gelijktijdig met het adviesverzoek aan de commissie voor de milieueffectrapportage. Het advies van de waterbeheerders toesturen aan de commissie voor de milieueffectrapportage.
29
-
-
Bij de start van het ontwerp-tracébesluit de waterbeheerders opnieuw advies vragen (aangezien bij tracébesluit op concreter niveau keuzes worden gemaakt dan bij de standpuntbepaling van de ministers) In het ontwerp-tracébesluit (in de waterparagraaf) inzichtelijk maken hoe in de afweging is omgegaan met de adviezen van de waterbeheerder en welke argumenten gebruikt zijn.
3) Vraag Er wordt een m.e.r. uitgevoerd ten behoeve van de vergunningverlening op grond van de Ontgrondingenwet en de Wet beheer rijkswateren. Initiatiefnemer is Rijkswaterstaat. De Startnotitie MER is in de inspraak geweest en vastgesteld (aug 2001). De conceptrichtlijnen zijn nog niet vastgesteld. Wat dient er voor de watertoets nog gedaan te worden? Antwoord Voor de ontgrondingenprocedure is een watertoets van toepassing. Inhoudelijk hoeft er wellicht niets extra’s gedaan te worden. De waterbeheerder zal de specifieke inhoudelijke criteria moeten aanleveren. In dit geval is Rijkswaterstaat zowel opdrachtgever voor de MER als waterbeheerder voor de watertoets. Aangezien Rijkswaterstaat hierin meerdere rollen heeft, zou er intern een taakverdeling gemaakt kunnen worden (bijvoorbeeld tussen verschillende afdelingen). Vervolgens dient aan de andere betrokken partijen duidelijk gemaakt te worden hoe de rollen zoveel mogelijk gescheiden worden. 4) Vraag Moeten in een m.e.r. als gevolg van de watertoets de effecten op de waterhuishouding zwaarder wegen in de multicriteria analyse? Ter informatie: de multicriteria analyse dient ertoe de verschillen zichtbaar te maken tussen de milieueffecten van de verschillende oplossingsalternatieven van een probleem. Antwoord Nee, de effecten op de waterhuishouding hoeven niet zwaarder te wegen bij de multicriteria analyse. Met de waterhuishoudkundige effecten wordt op dezelfde manier omgegaan als met andere effecten. De bedoeling van de watertoets is dat de effecten op de waterhuishouding en vervolgens de afweging van deze effecten ten opzichte van andere effecten expliciet gemaakt worden. 5) Vraag Kunnen bepaalde watermaatregelen opgenomen worden in alleen het meest milieuvriendelijke alternatief (en dus niet in andere alternatieven)? Is het toelaatbaar dat in het meest milieu vriendelijke alternatief negatieve effecten op de waterhuishouding meer gemitigeerd en gecompenseerd worden dan bij de rest van de alternatieven? Antwoord Uitgangspunt voor de watertoets is geen verslechtering van de waterhuishouding zoals die is bij uitvoering van het vigerend beleid. Dit geldt voor alle alternatieven. Als mitigatie en compensatie nodig zijn om hieraan te voldoen, dan dienen deze dus zover te gaan dat de negatieve effecten op de bestaande situatie worden voorkomen. Een punt van overleg met de waterbeheerders is in hoeverre er ingespeeld kan worden op de toekomstige eisen die er aan het waterbeheer gesteld worden. Denk bijvoorbeeld aan kansen die er nu zijn om rekening te houden met extra berging. Dat heeft niet zozeer met het meest milieuvriendelijke alternatief te maken als wel met toekomstgericht denken en het zo laag mogelijk houden van maatschappelijke kosten ook op de langere termijn. Sommige watermaatregelen zullen wel alleen opgenomen kunnen worden in het meest milieuvriendelijke alternatief. Te denken valt bijvoorbeeld aan maatregelen om een betere waterkwaliteit te bereiken dan strikt nodig.
30
6) Vraag Bij een infrastructuur project met een MER is er overleg met de waterbeheerders. Zij geven tijdens het proces advies over waterhuishoudkundige kenmerken en over de effecten van de alternatieven. Waar gaat het wateradvies van de waterbeheerders nog over? Antwoord Als er regelmatig overleg plaatsvindt over alle relevante wateraspecten waardoor water evenwichtig wordt meegenomen in het hele m.e.r.-traject dan wordt er in feite een watertoets uitgevoerd. Aan de hand van de stappen in de hierbij gevoegde varianten kunnen zowel initiatiefnemer als waterbeheerders checken of er iets ontbreekt in het gevolgde proces (inhoudelijk en procesmatig). Als het hele proces goed gelopen is, kan het wateradvies een positief advies inhouden. Het is zinvol in het MER een paragraaf op te nemen waarin samenvattend is aangeduid hoe met de watertoets in het MER is omgegaan. 5.3 Veel gestelde vragen watertoets en Tracéwet 1) Vraag Ligt het zwaartepunt van de watertoets in de fase van het ontwerptracébesluit? Antwoord Nee, het zwaartepunt van de watertoets ligt in de eerste fasen van een planprocedure, dus ook in de eerste fasen van een Tracéwetprocedure. Het zijn de fasen waarin de eerste initiatieven voor een project genomen worden. Bij de Tracéwetprocedure begint dit bij de verkenningsfase. 2) Vraag Staat bij een Tracéwetprocedure de beoordelaar niet ver van het proces? Antwoord De formele beoordelaar bij een Tracéwetprocedure, de Ministers van VenW en Vrom, staan inderdaad ver van het proces. Bij de Tracéwetprocedure zijn er echter via de tracé/m.e.r.-procedure (formele en informele) contactmomenten tussen onder andere provincie, rijk en initiatiefnemer. De toetsing aan bestaand beleid/plannen wordt hiermee gewaarborgd.
31
6 Referenties: "Wie wat waar watertoets? .............................................................................................
6.1 Inleiding
Sinds de introductie van de watertoets zijn er de nodige publicaties en hulpmiddelen beschikbaar gekomen die projectleiders kunnen gebruiken bij het toepassen van de watertoets. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de meest relevante beschikbare literatuur en handleidingen en vraagbaken die kunnen worden geraadpleegd. 6.2 Internet
www.watertoets.net (de officiële site over de watertoets) www.waterland.net (de toegangspoort over water in Nederland) www.nederlandleeftmetwater.nl (nieuw waterbeleid in Nederland) 6.3 Vragen over de Watertoets en de Tracé/m.e.r.-procedure
Voor vragen omtrent de watertoets kunt u contact opnemen met de Helpdesk Watertoets (RIZA). De Helpdesk is op alle werkdagen van 9.00 – 17.00 bereikbaar via: Tel. Mail:
0320 – 298 666
[email protected]
Voor algemene vragen omtrent de tracé/m.e.r.-procedure kunt u contact opnemen met het Tracé/m.e.r.-centrum van de dienst Weg- en Waterbouwkunde (DWW). Tel. Internet
015 –251 84 78 www.venwnet.minvenw.nl/rws/dww/tracemer/
6.4 Handleidingen en literatuur
Praktijkhandleidingen •
Handreiking Watertoets, waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten, projectgroep Watertoets, RIZA Lelystad 2001 (te downloaden via www.watertoets.net)
•
Handreiking Watertoets en Infrastructuur, Rijkswaterstaat Directie Utrecht, juni 2002
•
Reisgids Watertoets, Rijkswaterstaat Directie Noord-Holland, mei 2003
•
Rijkswaterstaat Directie Oost Nederland, Handreiking watertoets en infrastructuur DON, 2002
•
Vraag en antwoordboek Watertoets, projectgroep Watertoets, RIZA Lelystad 2002 (te downloaden via www.watertoets.net)
32
•
Vraag en antwoordboek Watertoets Supplement: vragen gesteld van januari 2003 tot en met maart 2003 projectgroep Watertoets, RIZA Lelystad, 2003 (te downloaden via www.watertoets.net)
•
Aanpak van de watertoets in het kader van de spoedwet wegverbreding, Tracé/m.e.r.-centrum, DWW 2003 (verkrijgbaar via het Tracé/m.e.r.centrum 015 – 251 84 78)
Achtergrondinformatie • Bestuurlijke notitie Watertoets, projectgroep Watertoets, RIZA Lelystad 2001 (te downloaden via www.watertoets.net) •
Afstemming Watertoets en m.e.r., Novioconsult en Witteveen & Bos, Nijmegen 2002 (op aanvraag beschikbaar via het Riza)
•
De Watertoets leeft! Evaluatie van de bekendheid met en toepassing van de watertoets, Werkgroep Watertoets-RIZA, 2003
6.5 Watertoetscoördinatoren Regionale Directies Rijkswaterstaat
Alle regionale directies van Rijkswaterstaat hebben een eigen watertoets coördinator waarbij u terecht kunt voor vragen. Zij nemen ook deel aan het landelijke Rijkswaterstaat watertoets gebruikersoverleg. Rijkswaterstaat Directie Noord-Brabant: Arnoud de Kruijf Rijkswaterstaat Directie Utrecht: Odile Scholte Rijkswaterstaat Directie Oost-Nederland: Kees Scherer Rijkswaterstaat Directie Noord-Holland: Adriaan van Nooten Rijkswaterstaat Directie Limburg: Erik Theunissen Rijkswaterstaat Directie Zeeland: Arjan Verweij Rijkswaterstaat Directie Zuid-Holland: Lilette Willems Rijkswaterstaat Directie IJsselmeergebied: Rolf Koops Rijkswaterstaat Directie Noord-Nederland: Hans Elgershuizen
33