Gegevens bevoegd gezag Referentienummer
Behoort bij besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk
Datum ontvangst
d.d. 30-09-2015 no. 506927 Mij bekend, 473104Hoofd Afdeling Ruimte & Veiligheid
Formulierversie 2015.01
Aanvraaggegevens Publiceerbare aanvraag/melding Aanvraagnummer
1791717
Aanvraagnaam
Uitbreiding woning a/d Ruijterstraat Rijnsburg
Uw referentiecode
14.4572
Ingediend op
29-06-2015
Soort procedure
Onbekend
Projectomschrijving
Het uitbreiden van een woning door middel van een uitbouw aan de achterzijde, een vergroting van het erkerkozijn aan de voorzijde en het plaatsen van een kelder.
Opmerking
De erker wordt toch aangevraagd ondanks het negatieve advies van het vooroverleg. Rede: omdat bij de naast liggende woning die in dezelfde rooilijn ligt wel een vergunning is verleende voor het plaatsen van een erker.
Gefaseerd
Nee
Blokkerende onderdelen weglaten
Ja
Kosten openbaar maken
Nee
Bijlagen die later komen
Constructieve tekeningen en berekeningen
Bijlagen n.v.t. of al bekend
Niet van toepassing
Bevoegd gezag
Datum aanvraag: 29 juni 2015
Naam:
Gemeente Katwijk
Bezoekadres:
Koningin Julianalaan 3 2224 EW KATWIJK ZH
Postadres:
Postbus 589 2220 AN KATWIJK ZH
Telefoonnummer:
0714065000
Faxnummer:
0714065065
E-mailadres algemeen:
[email protected]
Website:
www.katwijk.nl
Contactpersoon:
Team vergunningen
Bereikbaar op:
Ma. t/m Vr. 09.00 - 17.00 uur
Aanvraagnummer: 1791717
Pagina 1 van 2
Overzicht bijgevoegde modulebladen
Aanvraaggegevens Locatie van de werkzaamheden Werkzaamheden en onderdelen Bijbehorend bouwwerk bouwen • Bouwen Handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening • Handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening Bijlagen
Datum aanvraag: 29 juni 2015
Aanvraagnummer: 1791717
Pagina 2 van 2
Locatie
Formulierversie 2015.01 1
Kadastraal perceelnummer
Burgerlijke gemeente
Katwijk
Kadastrale gemeente Kadastrale sectie
B
Kadastraal perceelnummer
5123
Bouwplannaam
-
Bouwnummer
13
Gelden de werkzaamheden in deze aanvraag/melding voor meerdere adressen of percelen?
Datum aanvraag: 29 juni 2015
Rijnsburg
Aanvraagnummer: 1791717
Ja Nee
Pagina 1 van 1
Bouwen
Formulierversie 2015.01
Bijbehorend bouwwerk bouwen
1
Zorgwoning
Gaat het om de bouw van één of meerdere zorgwoning(en)? 2
De bouwwerkzaamheden
Wat is er op het bouwwerk van toepassing? Eventuele toelichting
Ja Nee
Wat is de bruto vloeroppervlakte van het bouwwerk in m2 voor uitvoering van de bouwwerkzaamheden?
158
Wat is de bruto vloeroppervlakte van het bouwwerk in m2 na uitvoering van de bouwwerkzaamheden?
295
Bruto inhoud bouwwerk
Verandert de bruto inhoud van het bouwwerk door de bouwwerkzaamheden?
Datum aanvraag: 29 juni 2015
Hoofdgebouw
Bruto vloeroppervlakte bouwwerk
Verandert de bruto vloeroppervlakte van het bouwwerk door de bouwwerkzaamheden?
5
Ja Nee
Plaats van het bouwwerk
Waar gaat u bouwen? 4
Het wordt geheel vervangen Het wordt gedeeltelijk vervangen Het wordt nieuw geplaatst Het uitbreiden van de woning door middel van een uitbouw aan de achterzijde, het vergroten van de erker aan de voorzijde en het plaatsen van een kelder.
Hebt u voor deze bouwwerkzaamheden al eerder een vergunning aangevraagd? 3
Zorgwoning(en) Geen zorgwoning(en)
Ja Nee
Wat is de bruto inhoud van het bouwwerk in m3 voor uitvoering van de bouwwerkzaamheden?
583
Wat is de bruto inhoud van het bouwwerk in m3 na uitvoering van de bouwwerkzaamheden?
900
Aanvraagnummer: 1791717
Bevoegd gezag: Gemeente Katwijk
Pagina 1 van 3
6
Oppervlakte bebouwd terrein
Verandert de bebouwde oppervlakte van het terrein na uitvoering van de bouwwerkzaamheden?
7
8
9
Ja Nee
Wat is de bebouwde oppervlakte van het terrein in m2 voor uitvoering van de bouwwerkzaamheden?
77
Wat is de bebouwde oppervlakte van het terrein in m2 na uitvoering van de bouwwerkzaamheden?
118
Seizoensgebonden en tijdelijke bouwwerken
Gaat het om een seizoensgebonden bouwwerk?
Ja Nee
Gaat het om een tijdelijk bouwwerk?
Ja Nee
Gebruik
Waar gebruikt u het bouwwerk en/ of terrein momenteel voor?
Wonen Overige gebruiksfuncties
Waar gaat u het bouwwerk voor gebruiken?
Wonen Overige gebruiksfuncties
Wat wordt de gebruiksoppervlakte van de woning in m2 na uitvoering van de bouwwerkzaamheden?
295
Wat wordt de vloeroppervlakte van het verblijfsgebied van de woning in m2 na uitvoering van de bouwwerkzaamheden?
289
Uiterlijk bouwwerk/welstand
Beschrijf van de onderstaande onderdelen de materialen en kleuren die u voor het bouwwerk gebruikt. U mag het veld leeg laten als u materialen en kleuren in de bijlagen vermeldt Onderdelen
Materiaal
Kleur
Gevels - Plint gebouw - Gevelbekleding - Borstweringen - Voegwerk Kozijnen - Ramen - Deuren - Luiken Dakgoten en boeidelen Dakbedekking
Vul hier overige onderdelen en bijbehorende materialen en kleuren in.
Datum aanvraag: 29 juni 2015
Aanvraagnummer: 1791717
Zie bestektekening, B.X.03
Bevoegd gezag: Gemeente Katwijk
Pagina 2 van 3
10 Mondeling toelichten
Ik wil mijn bouwplan mondeling toelichten voor de welstandscommissie/ stadsbouwmeester.
Datum aanvraag: 29 juni 2015
Aanvraagnummer: 1791717
Ja Nee
Bevoegd gezag: Gemeente Katwijk
Pagina 3 van 3
Handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening
Formulierversie 2015.01 1
Handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening
Met welke regels voor ruimtelijke ordening zijn de voorgenomen werkzaamheden in strijd?
Datum aanvraag: 29 juni 2015
Bestemmingsplan Beheersverordening Exploitatieplan Regels op grond van de provinciale verordening Regels op grond van een AMvB Regels van het voorbereidingsbesluit
Beschrijf hoe en in welke mate de voorgenomen werkzaamheden in strijd zijn met de regels voor ruimtelijke ordening.
Bestemmingsplan "Rijnsburg" artikel 3 Bedrijf
Beschrijf het huidige gebruik van de gronden of het bouwwerk.
Bedrijfsruimte
Beschrijf het beoogde gebruik van de gronden of het bouwwerk.
Wonen
Beschrijf de gevolgen van het beoogde gebruik voor de ruimtelijke ordening.
Wijzigen bestemmingsplan
Is het beoogde gebruik tijdelijk van aard?
Ja Nee
Hebt u een rapport nodig waarin de archeologische waarde van het terrein dat zal worden verstoord in voldoende mate is vastgelegd?
Ja Nee
Wordt er afgeweken van het exploitatieplan?
Ja Nee
Aanvraagnummer: 1791717
Bevoegd gezag: Gemeente Katwijk
Pagina 1 van 1
Formulierversie 2015.01
Bijlagen Formele bijlagen
Datum aanvraag: 29 juni 2015
Naam bijlage
Bestandsnaam
Type
Datum ingediend
Status document
4572HX03_pdf
4572HX03.pdf
Overige gegevens veiligheid Welstand Bestemmingsplan, beheersverordening en bouwverordening Plattegronden, doorsneden en detailtekeningen bouwen Gegevens Handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening
29-06-2015
In behandeling
4572BX03_pdf
4572BX03.pdf
Gezondheid Welstand Constructieve veiligheid Bestemmingsplan, beheersverordening en bouwverordening Plattegronden, doorsneden en detailtekeningen bouwen Gegevens Handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening
29-06-2015
In behandeling
4572B503_pdf
4572B503.pdf
Gezondheid Welstand Constructieve veiligheid Bestemmingsplan, beheersverordening en bouwverordening Gegevens en bescheiden over veiligheid en het voorkomen van hinder t.b.v. bouwwerkzaamheden Plattegronden, doorsneden en detailtekeningen bouwen Gegevens Handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening
29-06-2015
In behandeling
4572 GRO pdf
4572 GRO uitbreidng kelder 29 juni 2015.pdf
Bestemmingsplan, beheersverordening en bouwverordening Plattegronden, doorsneden en detailtekeningen bouwen Gegevens Handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening
29-06-2015
In behandeling
Archeologisch onderzoek_pdf
Archeologisch onderzoek.pdf
Bestemmingsplan, beheersverordening en bouwverordening
29-06-2015
In behandeling
Aanvraagnummer: 1791717
Pagina 1 van 2
Naam bijlage
Bestandsnaam
Type Gegevens en bescheiden over veiligheid en het voorkomen van hinder t.b.v. bouwwerkzaamheden Plattegronden, doorsneden en detailtekeningen bouwen Gegevens Handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening
Verkennend aanvullend bodemonderzoek_pdf
Datum aanvraag: 29 juni 2015
Aanvraagnummer: 1791717
Verkennend Bestemmingsplan, aanvullend beheersverordening en bodemonderzoek-.pdf bouwverordening Gegevens en bescheiden over veiligheid en het voorkomen van hinder t.b.v. bouwwerkzaamheden Plattegronden, doorsneden en detailtekeningen bouwen Gegevens Handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening
Datum ingediend
Status document
29-06-2015
In behandeling
Pagina 2 van 2
westgevel
zuidgevel
oostgevel
keramische dakpannen panlatten tengels mandragende folie prefab kap Rc=4,5m²K/W
ca.9920+ 9441+
bk. nokvorst
snypunt dakplaten
8420+ MATERIALEN EN KLEUREN I.O.M EN T.G.V DE WELSTANDSCOMMISSIE Dakbedekking Dakbedekking plat Goten/Boeidelen Zijwang dakkapel Kozijnen Draaiende delen Waterslag Spekband Gevelsteen Rollaag gevelsteen Voegwerk Trasraam Hemelwaterafvoer Gevel berging
Keramisch EPDM WBP WBP Hardhout Hardhout Prefab beton Prefab beton Metselsteen Metselsteen Voegspecie Metselsteen Kunststof Kunststof
ok. plafond
Antracietgrijs Antracietgrijs Wit RAL 9010 Wit RAL 9010 Wit RAL 9010 Creme RAL 9001 Naturel Naturel Lichtbruin Lichtbruin Lichtgrijs Bruin Naturel Wit RAL 9010
zolder 2.1
5800+ bk. afwerkvloer
gevelsteen spouw waterkerende dampopen folie regelwerk+isolatie Rc=3,5m²K/W dampdichte folie binnenbeplating 2690+P
slaapkamer 3 1.5
slaapkamer 2 1.4
2900+ bk. afwerkvloer
bk. dak
2400
RENVOOI
keuken 0.4
100mm metselwerk
woonkamer 0.5
PEIL = 0 bk. afwerkvloer
120mm kalkzandsteen 120mm isolatie 100mm Isomur 100mm Hydromur
berging -1.2
100mm isomur zwaar perceelsgrens perceelsgrens
HSB-element prefab kapconstructie
60 minuten brandwerend
2900bk. afwerkvloer
doorsnede A-A
30min brandwerend
afwerkvloer breedplaatvloer 9040
2000 120
berging 0.7 mk 0.2
W
1730
keuken 0.4
6865
situatie
schaal 1:1000 gemeente Katwijk Sectie: B nummer: 6876
perceelsgrens 380 380
2000
100 100 970 2550 5720
30
730
300 300 12500
kelder
begane grond
A 2480
3600
1920
70 70 1000 2100 5720
380 380
325
perceelsgrens
1200 800
2000
A
325
03 04 325
04
p4
toilet toilet 0.3 0.3
keuken 0.4
120 70 1430
10350
toilet 0.3
2900
2900
RM
p3 perceelsgrens
120 70 1430
1730
70
G
70
E
11000
380
C E
RM
14000
T
W
berging -1.2
techn. r. techn. r. -1.3 -1.3
entree 0.1
16
verdeelunit vloerverwarming
mk 0.2
37
G
4030
woonkamer 0.5
14
RM
KORTENAERSTRAAT
7030
325
woonkamer 0.5
p3
entree 0.1
afwerkvloer floormate isolatie constructief beton werkvloer
DE RUIJTERSTRAAT
terras 0.6
afwerkvloer+vloerverwarming breedplaatvloer
4310
berging 0.7
325
325
106 1858 106
WITTE DE WITHSTRAAT
6
gang -1.1
afwerkvloer breedplaatvloer
380
32
2070
9800
Behoort bij besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk
26
325
A
380
terras terras 0.6 0.6
27
106
2
opslag -1.4
3288
15
A
106
13
3500
T
30
rookmelder aangesloten op elektra
C
RM 60
opslag -1.4
wijziging:
28 juli 2015
wijziging:
7 juli 2015
wijziging:
24 juni 2015
betreft:
Uitbreiding woning a/d Ruijterstraat Rijnsburg
opdrachtgever:
C. Heemskerk Onroerend Goed BV, Vinkenweg 32 2231 NS Rijnsburg
onderdeel:
Bestektekening
projectarchitect:
ir. J.J. Guldemond
projectleider:
C. van der Meij
formaat:
A1 (841x594mm)
schaal:
1:100/1:1000
projectnummer:
14.4572
bladnummer:
B.X.03
getekend:
FS
datum:
8 juni 2015
d.d. 30-09-2015 no. 506927 Mij bekend, 473104Hoofd Afdeling Ruimte & Veiligheid
GEMEENTE KATWIJK Afdeling Ruimte & veiligheid Team Vergunningen Akkoord
d.d. 29-07-2015
Vliet Z.Z. 5 2231 GH RIJNSBURG | architectenregister: 1.890126.167 t: 071 402 6111 | f: 071 403 1717 | www.onderwater-partners.nl
Deze tekening is auteursrechtelijk beschermd. Aanpassingen door derden vallen niet onder de verantwoording van V.O.F. Architectenbureau Piet Onderwater & Partners
Behoort bij besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk d.d. 30-09-2015 no. 506927 Mij bekend, 473104Hoofd Afdeling Ruimte & Veiligheid
Goede Ruimtelijke Onderbouwing Uitbreiding één twee onder één kap woning a/d Ruijterstraat Rijnsburg 24 juni 2015
Inhoud Inleiding..........................................................................................................................................................................................................3 Beschrijving van het gebied. ..............................................................................................................................................................................4 Karakteristiek van de omgeving ......................................................................................................................................................................4 Het bestemmingsplan .......................................................................................................................................................................................6 Het vigerende bestemmingsplan .....................................................................................................................................................................6 Het project ......................................................................................................................................................................................................7 Ruimtelijke aspecten....................................................................................................................................................................................... 10 Ruimtelijke effect ........................................................................................................................................................................................ 10 Beleid. ............................................................................................................................................................................................................3 Rijksbeleid. ................................................................................................................................................................................................ 11 Provinciaal beleid. ....................................................................................................................................................................................... 12 Regionaal beleid ......................................................................................................................................................................................... 13 Gemeentelijk beleid..................................................................................................................................................................................... 15 Milieu aspecten .............................................................................................................................................................................................. 16 Geluid ....................................................................................................................................................................................................... 16 Bodem....................................................................................................................................................................................................... 17 Archeologie ................................................................................................................................................................................................ 17 Luchtkwaliteit ............................................................................................................................................................................................. 19 Waterhuishouding ....................................................................................................................................................................................... 21 Natuur en landschap. .................................................................................................................................................................................. 23 Verkeer en parkeren.................................................................................................................................................................................... 25 Bedrijven en milieuzonering ......................................................................................................................................................................... 26 Externe veiligheid. ...................................................................................................................................................................................... 27 Milieueffectrapportage (Besluit M.e.r.) ........................................................................................................................................................... 27 Duurzaam bouwen ...................................................................................................................................................................................... 28 Economische uitvoerbaarheid........................................................................................................................................................................... 28 Maatschappelijke uitvoerbaarheid ..................................................................................................................................................................... 29
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
2
Inleiding Op de locatie achter de Ruijterstraat is door COG B.V. vertegenwoordigd door de heer C. Heemskerk voor het uitbreiden van één van een reeds vergunde twee-onder-één kap woning een bouwvergunning ingediend bij de gemeente Katwijk. De uitbreiding behelsd een onderkeldering met aan achterzijde een uitbreiding op de begane grond van een reeds vergunde omgevingsvergunning. Één van de twee-onder-één kap woning wordt nu opgebouwd in vier bouwlagen met een schuine kap. De kelder heeft geen indeling behoudens dat de technische ruimte en een berging zich bevindt in de kelder. De 1 e bouwlaag heeft een indeling met woonkamer/keuken, toilet en berging. Op de 2 e bouwlaag bevinden zich drie slaapkamers en een badkamer. De 3e bouwlaag is voorzien van twee dakkapellen en heeft geen indeling. Het bouwplan voldoet niet aan het huidige bestemmingsplan welke 'Artikel 3 Bedrijf (B)' als bestemming heeft. Deze zal veranderd moeten worden in de bestemming Wonen. De Gemeente Katwijk is voornemens om medewerking te verlenen aan deze uitbreiding en de benodigde wijziging van het bestemmingsplan. Deze ruimtelijke onderbouwing vormt een noodzakelijk component voor de te doorlopen procedure. Architectenbureau Piet Onderwater & Partners uit Rijnsburg heeft, namens COG B.V. vertegenwoordigd door de heer C. Heemskerk. het bovengenoemde plan ontworpen.
Afbeelding 1:
Planlocatie gelegen aan de Ruijterstraat te Rijnsburg.
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
3
Beschrijving van het gebied. Karakteristiek van de omgeving De Planlocatie is gelegen in een woonwijk genaamd “De Hoek” aan de Ruijterstraat te Rijnsburg. De locatie wordt omsloten door de Witte de Withstraat, Siegenlaan, Hoefblad, Goudsbloem,Akkerwinde en de Kortenearstraat. Het gebied wordt gedomineerd door vooral woningbouw. Met hoofdzakelijk eengezinswoningen, twee-onder-één kap woningen en huurappartementen. De dichts bijzijnde ontsluitingswegen in noordelijke en zuidelijke richting zijn de Brouwerstraat en Noordwijkerweg en in westelijke en oostelijke richting de Sandtlaan en de Oegstgeesterweg.
Afbeelding 2:
Planlocatie gelegen aan de Ruijterstraat te Rijnsburg.
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
4
Omgevingsfoto’s
Afbeelding 3:
De Ruijterstraat
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
5
Afbeelding 4:
Omgeving
Het bestemmingsplan Het vigerende bestemmingsplan Voor het woongebied van de kern Rijnsburg geldt dat op dit moment een aantal bestemmingsplannen vigerend zijn. In 2008 is een Nota van uitgangspunten voor de herziening van bestemmingsplannen voor de kern Rijnsburg door de gemeenteraad vastgesteld. Het bestemmingsplan Rijnsburg vervangt 8 vigerende bestemmingsplannen die zijn vastgesteld tussen 1973 en 2002. Dit nieuwe bestemmingsplan is vastgesteld in 2011 en volgens deze geldt voor het plangebied de bestemming Bedrijf (B). Binnen de bestemming Bedrijf (B) zijn alleen bedrijven toegestaan met een bepaalde categorie.
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
6
Een samenvatting van relevante punten: Bestemmingsomschrijving De voor ‘Bedrijf (B)’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: − bedrijven uit ten hoogste categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'; − bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals laad- en losvoorzieningen, groen-, parkeer- en nutsvoorzieningen en water. Maatvoering − Maximum bouwhoogte: − Maximum goothoogte:
Afbeelding 5:
6m 4m
Uitsnede bestemmingsplankaart Gemeente Katwijk.
Conclusie: Omdat het gehele bouwplan zal moeten gaan fungeren als woningbouw is het plan in strijd met het bestemmingsplan. Daarom zal er bij de vergunningsaanvraag een 'Handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening' ingediend worden.
Het project Het bouwplan bestaat uit een uitbreiding van een grondgebonden eengezinswoning. De grondgebonden eengezinswoning is ondergebracht in een tweeonder-één-kap woning. Woning De twee-onder-één-kap woning wordt ontsloten via een eigen weg vanuit de Ruijterstraat. Het parkeren wordt op eigen terrein opgelost.
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
7
Afbeelding 6
:Bestaande gevels en plattegrond
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
8
Afbeelding 7:
Nieuwe gevels en plattegronden
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
9
Ruimtelijke aspecten Ruimtelijke effect De uitbreiding van de woning Het uiterlijk van de uitbreiding, zullen wat kleuren en materialen het zelfde zijn als de vergunde twee onder één kapper en zoveel mogelijk worden afgestemd op de naast liggende bestaande woningen. Ze zijn een continuatie van het huidige straat profiel en vormen zich zo naadloos in de huidige situatie.
Afbeelding 8:
Situatie.
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
10
Beleid. Rijksbeleid. Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 inwerking getreden. Deze structuurvisie vervangt de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de ‘kapstok’ voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau. Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven)lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma’s. Ter versterking van het vestigingsklimaat in de stedelijke regio’s rondom de main-, brain- en greenports geldt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak. In krimpregio’s wordt het interbestuurlijke programma bevolkingsdaling doorgezet. Conclusie: Met betrekking tot het plangebied van voorliggend bestemmingsplan gelden geen nationale ruimtelijke belangen. Doorvertaling van de SVIR is daarom niet van toepassing. Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro) Het rijk legt met het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de nationale ruimtelijke belangen juridisch vast. Enerzijds betreft het de belangen die reeds in de (ontwerp-) AMvB Ruimte uit 2009 waren opgenomen en anderzijds wordt het Barro aangevuld met onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Milieu (SVIR). Het besluit is op 30 december 2011 inwerking getreden. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken. Ter bescherming van deze belangen zijn reserveringsgebieden, begrenzingen en vrijwaringzones opgenomen. In het besluit is aangegeven op welke wijze bestemmingsplannen voor deze gebieden moeten zijn ingericht. Indien geldende bestemmingsplannen niet voldoen aan het Barro dan moeten deze binnen drie jaar na inwerkintreding van het besluit zijn aangepast.
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
11
Conclusie: De uitbreiding van het bouwplan a/d Ruijterstraat te Rijnsburg past binnen het beleid om de variatie tussen stad en land te behouden en te versterken. Derhalve sluit de uitbreiding aan bij de Nota Ruimte. Provinciaal beleid. Visie Ruimte en Mobiliteit (9 juli 2 014) De Visie Ruimte en Mobiliteit sluit aan bij de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het rijk. Deze krijgt uitwerking in de Adaptieve Agenda Zuidelijke Randstad 2040. Deze agenda is in 2013 vastgesteld door het rijk, de provincie Zuid-Holland, de regio's Holland Rijnland, Drechtsteden, Midden-Holland, Stadsgewest Haaglanden en Stadsregio Rotterdam en de gemeenten Den Haag en Rotterdam. De agenda benoemt een gezamenlijke ambitie met bijhorende strategieën en de opgaven die worden voorzien richting 2040 voor verstedelijking, economie, kennis, bereikbaarheid, groen, natuur, duurzaamheid, water en energie. Anders dan huidige structuurvisie speelt de Visie veel meer in op de structurele veranderingen in de samenleving, de economie en het milieu, waarvan de uitkomsten nog onzeker zijn. Daarom is er sprake van een combinatie van zowel flexibiliteit als duidelijkheid in de vorm van randvoorwaarden en kaders. De Visie is opgesteld vanuit de gedachte dat regels en kaders van de overheid nodig blijven, maar niet nodeloos mogen knellen. Het beleid voor ruimte en mobiliteit bevat daarom geen eindbeeld, maar wel ambities. Deze zijn verwoord in vier rode draden door het beleid voor ruimte en mobiliteit heen en strategische doelstellingen voor onderdelen. De vier rode draden zijn: beter benutten en opwaarderen van wat er is vergroten van de agglomeratiekracht. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Bestaand stads - en dorpsgebied Het plangebied ligt in Visie Ruimte en Mobiliteit aangegeven als stedelijk/dorpsgebied. Onder stedelijk gebied wordt verstaan: Aaneengesloten bebouwd gebied, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten. Onder 'bebouwde ruimte' wordt het stelsel verstaan van de systemen stedelijke agglomeratie, dorpen en linten en logistiek-industrieel systeem, inclusief de bijbehorende infrastructuur. Tegelijkertijd is er het streven om de leefkwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren. Verder blijven ook buiten de bebouwde ruimte nieuwe woon- en werklocaties mogelijk en wenselijk. De beoogde ontwikkeling sluit aan bij dit beleid. Conclusie: De beoogde ontwikkeling is niet in strijd met de Visie Ruimte en Mobiliteit. In principe gaat het hierbij om een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Programma Ruimte (9 juli 2014) Het Programma Ruimte is parallel aan de Visie Ruimte en Mobiliteit, het Programma Mobiliteit en de Verordening Ruimte opgesteld. De Visie Ruimte en Mobiliteit bevat het strategische beleid. Het ruimtelijk-relevante, operationele beleid is opgenomen in het Programma Ruimte, dat dezelfde vier rode draden hanteert als de Visie Ruimte en Mobiliteit.
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
12
Het Programma Ruimte beschrijft de operationele doelen en de realisatiemix om deze doelen te (doen) bereiken. Zo bevat het beleidsdocument bijvoorbeeld een raming van de groei van de woningbehoefte per regio en is beschreven waar ruimte is gereserveerd voor nieuwe infrastructuur. Ook wordt ingegaan op de rolverdeling en afspraken tussen gemeenten, regio’s en provincie. De realisatiemix uit het Programma Ruimte bestaat uit juridische, financiële en bestuurlijke instrumenten en nader uit te werken beleid. In de praktijk worden deze vrijwel altijd gecombineerd ingezet. Beter benutten bestaand stads - en dorpsgebied Het projectgebied ligt in de bouwde ruimte 'beter benutten bestaand stads- en dorpsgebied'. Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De provincie wil bevorderen dat de ladder op (sub)regionaal niveau wordt toegepast en dat samenwerkende gemeenten een gezamenlijk beeld ontwikkelen van de ontwikkelmogelijkheden binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied. De gemeenten stemmen de geplande opgave met behulp van actuele regionale visies voor wonen, kantoren, bedrijventerreinen en detailhandel af met andere gemeenten in de regio. Voor kantoren, bedrijventerreinen en detailhandel gelden in het Programma Ruimte vastgestelde totalen als behoefteraming per gebied. In voorliggend geval gaat het echter om een dermate kleinschalige ontwikkeling dat toetsing aan de Ladder achterwege kan blijven, aangezien de Ladder uitsluitend betrekking heeft op bedrijventerreinen en niet op solitaire bedrijven. Verder bevat het Programma geen specifiek relevant beleid. Conclusie: De beoogde ontwikkeling is niet in strijd met het Programma Ruimte. Verordening Ruimte (9 juli 2014) In samenhang met de structuurvisie is ook de Verordening Ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende artikel is relevant voor het bestemmingsplan: 'Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan. De planontwikkeling valt onder ruimtelijke ontwikkeling die past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart. Verder bevat de verordening geen specifiek beleid ten aanzien van de beoogde ontwikkeling. Wel is het plangebied gelegen in het steden en dorpen gebied. Conclusie: De beoogde ontwikkeling valt binnen de contouren van het bestaand bebouwd gebied. De ontwikkeling is dan ook niet in strijd met de Verordening Ruimte. Regionaal beleid Holland Rijnland Holland Rijnland is een samenwerkingsverband van vijftien gemeenten: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude. Het gebied ligt midden in de Randstad en telt ruim vijfhonderdduizend inwoners. Aan de noordzijde ligt de stedelijke Amsterdamse regio, de Haagse en Rotterdamse regio’s grenzen aan het zuiden van de streek. De deelnemende gemeenten werken samen aan ontwikkelingen op het gebied van wonen, werken, natuur en landschap, verkeer
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
13
en vervoer, samenleving en welzijn. Een goede balans tussen gebiedsontwikkeling en behoud van het oorspronkelijke karakter van de regio zijn daarbij het streven. Regionale Structuurvisie 2020 Een Regionale Structuurvisie is een van de te realiseren projecten van het intergemeentelijke samenwerkingsverband. Een structuurvisie is een strategisch beleidsdocument met hoofdlijnen op het gebied van ruimtelijk beleid en te volgen procedures. Deze Regionale Structuurvisie verankert gemaakte afspraken en heeft een doorwerking naar 2020 en een doorkijk naar 2030. Sectorale thema’s krijgen aandacht, evenals de integrale aanpak. Naast deze visie werkt Holland Rijnland onder andere ook aan een woonvisie, bouwscenario, bedrijfsterreinenprogrammering, regionaal verkeer en vervoerplan en Regionaal Investeringsfonds. Reikwijdte De Wet ruimtelijke ordening (Wro) is per 1 juli 2008 van kracht en verplicht gemeenten, provincies en het Rijk een structuurvisie vast te stellen voor hun grondgebied. Regio’s zijn echter niet verplicht om een structuurvisie op te stellen, maar mogen dat wel. Dit houdt in dat de Regionale Structuurvisie van Holland Rijnland geen wettelijk karakter heeft. Daarentegen is het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland bevoegd om deze structuurvisie vast te stellen en verbindt het de deelnemende gemeenten daarmee om afspraken uit dit document uit te voeren. Als gemeenten van deze afspraken willen afwijken, moeten zij op regionaal niveau een oplossing vinden. De besluiten in deze visie zijn leidend voor structuurvisies en nota’s van de gemeenten. Eerdere regionale beslisdocumenten zijn hierin verwerkt, wat van de Regionale Structuurvisie een overkoepelend document maakt. Relatie met andere plannen Uiteraard heeft de Regionale Structuurvisie een relatie met andere plannen. Zo liggen in Holland Rijnland geheel of gedeeltelijk drie van de vijf Greenports die door de Nota Ruimte van het voormalige Ministerie van VROM zijn aangewezen. Daarnaast geeft de Nota Ruimte richting aan de toekomstige ontwikkeling van het Groene Hart, dat deels binnen de grenzen van Holland Rijnland valt. Ook dient de Regionale Structuurvisie als input voor de Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland. Daarom houdt Holland Rijnland rekening met het Streekplan Zuid-Holland West uit 2003 van de provincie. Plannen in de regio en gemeentelijke structuurvisies zijn als input gebruikt. Een totale lijst van referenties is als bijlage opgenomen. Vanzelfsprekend bestaat er ook een relatie met de plannen van aangrenzende regio’s, zoals het Regionaal Structuurplan van regio Haaglanden en plannen voor regio Schiphol en metropool Amsterdam. Soortgelijke belangen vragen om afstemming, bijvoorbeeld op het gebied van kenniseconomie, de infrastructuur of de taakstelling van het aantal te bouwen woningen. De gemeentelijke structuurvisies – zowel in ontwikkeling als afgerond – zijn bepalend voor de gemeentelijke input. De Gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek is voor de Bollenstreek een uitgangspunt voor wat betreft ruimtelijke ordening. De Regionale Investeringsstrategie van Holland Rijnland geeft een financieel hoofdkader aan voor de prioriteit van projecten op regionaal niveau in het westen van de regio. Deze beschrijft dat de twaalf hieraan deelnemende gemeenten jaarlijks een vastgesteld bedrag overmaken naar de regio,waarvan vijf grote projecten deels gefinancierd worden.
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
14
Gemeentelijk beleid Brede structuurvisie 2007 -2020 Als gevolg van de samenvoeging van de kernen Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg heeft de gemeenteraad van Katwijk in 2007de Brede Structuurvisie (BSV) vastgesteld als het regiedocument. In deze visie komen de kwaliteiten van de drie oorspronkelijke gemeenten samen en zijn de kansen in beeld gebracht, geordend en naar acties vertaald. De BSV vormt het uitgangspunt voor het regisseren van de ontwikkeling van Katwijk tot 2020 en dient als een inspirerend ruimtelijk en sociaal concept voor de inwoners en de gemeentelijke organisatie. Om te kunnen beoordelen welke inspanningen ervoor nodig zijn om die visie, deels of in zijn geheel, te realiseren is deze in veronderstelde maatregelen omgezet. Zes zogenaamde sleutelprojecten zijn aangegeven, zodanig dat de ruimtelijke en sociale aspecten een eenheid vormen. De sleutelprojecten samen dekken de maatregelen voor het gehele grondgebied van Katwijk af. De planlocatie valt onder sleutelproject “Katwijk in de Kern”. Het gebied omvat dat deel van Katwijk dat niet onder de andere sleutelprojecten wordt bestreken. De programmatische opgave ligt binnen dit sleutelproject op herstructurering, ontwikkeling en verbetering, beheer en onderhoud, stedelijke netwerken van voorzieningen en projecten zoals leefbaarheid, veiligheid en jeugdwerkloosheid. Woonvisie Katwijk 2012 -2017 (2012) De Woonvisie Katwijk 2012-2017 is op 29 november 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. en bevat acties die er met name op gericht zijn om de woningbouwproductie in Katwijk op gang te houden, de kwaliteit en financiële bereikbaarheid ervan op peil te houden en de woonconsument meer invloed te geven. In de woonvisie zijn de volgende prioriteiten benoemd: prioritering van woningbouwlocaties; goed en goedkoop bouwen (ook sociale woningbouw); de woonconsument staat centraal; bouw van meer vrije sectorhuurwoningen; maximaal 15% starterswoningen per project; minimale woningkwaliteit: gebruiksoppervlakte van meer dan 75m2 en gestapelde bouw levensloopgeschikt (3 of 4-sterren toegankelijk); aanbieden van varianten tussen huur en koop en meer ruimte voor (collectief) particulier opdrachtgeverschap. Duurzame plannen Op 12 augustus 2008 heeft de raad het Duurzaamheidprofiel Katwijk vastgesteld. De gemeente geeft een overkoepelende visie op hoe zij zich wil ontwikkelen op het gebied van duurzaamheid de komende jaren. Katwijk wil vanuit haar traditie en identiteit de samenleving duurzaam inrichten waarbij het voor huidige en toekomstige inwoners en bezoekers aangenaam en goed wonen, werken en leven is, en zal daartoe waar nodig vernieuwend handelen. Het aspect duurzaamheid komt in het bijzonder naar voren in het lokale milieubeleid. In nieuwe planvorming wordt de duurzaamheid meegewogen. Een duurzaamheidtoets draagt aan deze functie bij. De gemeente zal zich richten op duurzaam inrichten en bouwen, duurzaam wijkbeheer en leefomgeving, sociale duurzaamheid en duurzaam handelen. De voor dit plan relevante kaders daarbij zijn de volgende:
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
15
In de Regionale DuBoPlus-Richtlijn 2008-2012 is een beperkt aantal basismaatregelen opgenomen, aangevuld met een prestatie-eis die, voor zover hoger dan wettelijk vereist, vrijwillig is. Deze richtlijn wordt meegenomen als onderdeel in het milieuadvies bij ruimtelijke plannen en toetsing. Het Klimaatprogramma 2008-2012 bevat kaders voor energieprestaties bij gebouwen en geldt zowel voor nieuwbouw als bestaande bouw. De doelstelling van het programma is het minimaliseren van de energievraag en het duurzaam opwekken en/of inkopen van de resterende energievraag (energieneutraal). Vanwege de grote overlap in inhoud (energie) en doelgroepen is het klimaatprogramma in de DuBoPlus-richtlijn geïntegreerd. Het Politiekeurmerk Veilig Wonen voor nieuwbouw voorziet in de verbetering van de sociale veiligheid. Geluidbeleid De gemeente Katwijk heeft op 18 augustus 2009 de nota Geluidbeleid vastgesteld. Daarin zijn ook kaders opgenomen voor het vaststellen van hogere grenswaarden. Ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, moeten voldoen aan de Wet geluidhinder. In de wet is als uitgangspunt opgenomen dat de geluidsbelasting van een geluidgevoelig object niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde. Ruimtelijke plannen worden eerst uitvoerig onderzocht op mogelijke maatregelen om het geluidsniveau te beheersen, zodat aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan. Pas na een ongunstig onderzoeksresultaat kan een procedure tot het verlenen van ontheffing van de voorkeursgrenswaarde worden ingezet. De hogere waarde procedure vereist een zorgvuldige afweging tussen het gevraagde geluidsniveau en een voldoende bescherming van het woonklimaat. Objectieve criteria om tot een afgewogen ontheffingsbesluit te komen zijn opgenomen in bovengenoemde nota. Conclusie: Het bouwplan past in wat de verschillende beleidskaders aangeven.
Milieu aspecten Geluid De mate waarin geluid, veroorzaakt door wegverkeer, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet Geluidhinder (WGH). In artikel 82 van de WGH staat dat de geluidbelasting op woningen niet de 48 dB(A) mag overschrijden. Indien nieuwe geluidgevoelige functies worden toegestaan binnen de wettelijke onderzoekszones van wegen, stelt de WGH de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidbelasting. Voor wegen die gelegen zijn binnen een woonerf en voor 30 km-wegen gelden geen zones en is de Wet geluidhinder niet van toepassing. Deze vrijstelling wordt gemotiveerd door het feit dat deze wegen meestal geen geluidsbelastingen veroorzaken boven de voorkeurswaarde. In die gevallen waar dat wel het geval is (klinkerweg, relatief veel verkeer), is in de jurisprudentie bepaald dat een akoestische afweging bij het opstellen van een ruimtelijk plan toch nodig is met een verwijzing naar een goede ruimtelijke ontwikkeling. Conclusie: Voor de Ruijterstraat geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. Het is een straat waar alleen bestemmingsverkeer komt, waardoor de hoeveelheid verkeer beperkt is. Op grond van de Wet geluidhinder gelden hier geen zones en is er geen onderzoeksplicht om te onderzoeken of de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevel van de te realiseren woning wordt behaald of niet. Een akoestisch onderzoek is dan ook niet uitgevoerd.
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
16
Bodem Normstelling en beleid Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging, dan dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht. Conclusie: Voor het plangebied is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het rapport is opgesteld door Soilution B.B. nummer 10180SOR en een beperkt aanvullend bodemonderzoek nummer 11009SOR-eva. Daaruit kan geconcludeerd worden dat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging zoals bedoeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Archeologie Op locaties waar in de toekomst nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zullen plaatsvinden, moet worden bekeken of het uitvoeren van een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Op basis van dat onderzoek kan dan worden beslist hoe met de eventueel aanwezige archeologische waarden dient te worden omgegaan voordat de nieuwe functie kan worden gerealiseerd. Om te kunnen bepalen of een archeologisch onderzoek nodig is, de cultuurhistorische kaart van de Provincie Zuid-Holland geraadpleegd. Deze kaart geeft het volgende aan als kenmerk op de planlocatie:
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
17
Afbeelding 9:
Deelplankaart cultuurhistorische kaart van Provincie Zuid Holland.
Bewoning vanaf de Middeleeuwen kromafzetting Type: Geulafzettingen / stroomgordels CODE_PZH: 22 Bewoningsperiode: Bewoning vanaf de Middeleeuwen Oppervlakte: 571,02 Ha Tevens is de leidinggevende archeologische beleidskaart van de gemeente Katwijk geraadpleegd. Hieruit blijkt dat het plangebied in een zone ligt Romeinse geul van de Oude Rijn. Archeologisch verwachtings- en beleidsadvieskaart Gemeente Katwijk Landschappelijke eenheden, archeologische verwachting en onderzoeksprotocol RAAP-rapport 1340, legenda Landschappelijke eenheden (post-)Romeinse geul van de Oude Rijn archeologische verwachting middelmatige verwachting vanaf de Vroege Middeleeuwen
Afbeelding 10:
onderzoeksprotocol verkennend onderzoek (minimaal 3 boringen/ha, minimaal 1 boring per perceel) met het doel de mate van verstoring/intactheid van de oeverafzettingen in kaart te brengen
archeologische beleidskaart van de gemeente Katwijk.
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
18
Aangezien er bij dit plan grondwerkzaamheden plaatsvinden is er door RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. .een verkennend archeologisch onderzoek gemaakt. Conclusies Op basis van de onderzoeksresultaten en de voorgenomen bodemingrepen (§ 1.3) kan worden geconcludeerd dat bij de realisering van de plannen vermoedelijk geen archeologische resten zullen worden verstoord. Meer specifiek zijn de volgende bevindingen van belang: voorafgaand aan het veldonderzoek gold voor het plangebied een middelmatige archeologische verwachting voor vindplaatsen (archeologische resten) uit de Middeleeuwen; tijdens het booronderzoek zijn geul- en beddingafzettingen van de Oude Rijn aangetroffen afgedekt door een opgebrachte baggerlaag; er is geen aanleiding om de aanwezigheid van een archeologische vindplaats in het plangebied te vermoeden. Aanbevelingen Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek wordt in het plangebied in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is dan is conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 (herzien in 2007) aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS). Luchtkwaliteit Wet luchtkwaliteit Bestuursorganen moeten bij de uitoefening van bevoegdheden die gevolgen voor de luchtkwaliteit kunnen hebben, de regelgeving over luchtkwaliteit in acht nemen. Vanaf 15 november 2007 is de “Wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen)” van kracht (verder genoemd: “Wet luchtkwaliteit”). Uit de “Wet luchtkwaliteit” volgt dat een voorgenomen planontwikkeling vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit inpasbaar is, indien in ieder geval aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan: 1. er worden geen grenswaarden voor de luchtkwaliteit overschreden; 2. er treedt geen verslechtering van de luchtkwaliteit op, of er vindt per saldo een verbetering van de luchtkwaliteit plaats door compenserende maatregelen; 3. het voorgenomen project draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging; 4. het voorgenomen project is onderdeel van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Projecten die “niet in betekenende mate” (NIBM) een bijdrage leveren aan de luchtverontreiniging, hoeven op grond van artikel 5.16 van de “Wet milieubeheer” niet individueel getoetst te worden aan de genoemde grenswaarden. Het is in dat geval voldoende om aan te tonen dat een voorgenomen ontwikkeling NIBM’ is. In het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)” (Besluit NIBM) en de “Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)” (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de “Regeling NIBM” is voor enkele typen situaties nadere invulling gegeven aan het begrip NIBM. Het project behelst het uitbreiden van één twee onder een kap woning a/d Ruijterstraat te Rijnsburg. In het kader van de “Wet luchtkwaliteit” wordt in deze paragraaf ingegaan op de eventuele effecten van de realisatie van de woning op de luchtkwaliteit.
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
19
Op basis van het “Besluit NIBM” en de “Regeling NIBM” moet worden bepaald of het project kan worden beschouwd als een NIBM-project. In de “Regeling NIBM” is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. De realisatie van de woning valt onder de categorie “een woningbouwlocatie met minder dan 1500 woningen en 1 ontsluitingsweg” zoals genoemd in voorschrift 3A.1 uit bijlage 3A van de “Regeling NIBM”. Zodoende kan worden geconcludeerd dat de realisatie van de woning kan worden aangemerkt als zijnde een NIBM-project. Hiermee wordt voldaan aan 1 van de 4 voorwaarden uit de “Wet luchtkwaliteit” en is de realisatie van de woning inpasbaar vanuit het oogpunt luchtkwaliteit. Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) Op 16 januari 2009 is het “Besluit gevoelige bestemmingen luchtkwaliteitseisen” in werking getreden. Dit besluit is gebaseerd op artikel 5.16a Wm waarmee vestiging van “gevoelige bestemmingen” in de nabijheid van provinciale en rijkswegen wordt beperkt. Op grond van artikel 3 van dit besluit kan worden gesteld dat het plan niet hoeft worden aangemerkt als een “gevoelige bestemming”. Zodoende hoeft niet worden onderzocht of het project is gelegen in de onderzoekszone van 50 meter van een provinciale weg of een onderzoekszone van 300 meter van een rijksweg. Geconcludeerd kan worden dat op basis van het “Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” geen belemmeringen zijn om de uitbreiding te realiseren. Met het voorliggend bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die in betekenende mate bijdragen aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Zodoende kan een toetsing aan de grenswaarden uit Wm achterwege blijven. Wel dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied in beeld te worden gebracht. De bestaande toestand van de luchtkwaliteit in Nederland wordt door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu gemonitord en is vastgelegd in de NSLMonitoringstool. Voor het plangebied blijkt dat over het peiljaar 2011 de concentraties van de stoffen NO2 en PM10 de grenswaarden niet overschrijden. Ook naar de toekomst leiden autonome ontwikkelingen niet tot grenswaardenoverschrijdingen.
Afbeelding 11: uitsnede Lucht kwaliteitkaart Bron: provincie Zuid-Holland
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
20
Conclusie: Er wordt derhalve geconcludeerd dat ter plaatse van het plangebied over het algemeen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat uit het oogpunt van de luchtkwaliteit. Waterhuishouding Algemeen beleid Het algemene waterbeleid dat op het plangebied van toepassing is, staat beschreven in de waterwet en het nationaal waterplan van de rijksoverheid. Daarnaast zullen het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) de komende jaren richtinggevend worden voor het regionale waterbeheer in Nederland. Nationaal Bestuursakkoord Water ( NBW) In het NBW hebben rijk, provincies, waterschappen en gemeenten afgesproken dat in 2015 het watersysteem op orde moet zijn en blijven. Water moet weer de ruimte krijgen en is medesturend voor het ruimtelijk beleid. Als een van de eerste stappen is afgesproken dat de waterschappen in beeld brengen hoeveel waterberging er nodig is om aan de zogenaamde werknormen te kunnen voldoen. Voor stedelijk gebied houdt dit bijvoorbeeld in dat de hoeveelheid wateroppervlak die nodig is om te zorgen dat bij neerslag het waterpeil maar eens in de 100 jaar tot aan het maaiveld kan stijgen. Kaderrichtlijn Water (KRW) De KRW is een Europese richtlijn gericht op de verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De KRW maakt het mogelijk om verontreiniging van oppervlaktewater en grondwater internationaal aan te pakken. De Kaderrichtlijn water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan de gestelde waterkwaliteitseisen die afhankelijk zijn van onder meer het type water. De KRW wordt op dit moment ingepast in de Nederlandse regelgeving. Milieudoelstellingen en maatregelen zullen waarschijnlijk eind 2009 vast worden gelegd. Deze doelstellingen en maatregelen zullen moeten worden meegenomen in de watertoets en werken zodoende door in de waterparagraaf. Tot die tijd moet voorkomen worden dat overheden besluiten nemen die een achteruitgang van de waterkwaliteit tot gevolg hebben. Beleid Hoogheemraadschap van Rijnland Het beleid van Hoogheemraadschap Rijnland dat voor onderhavig plan relevant is bestaat uit: het waterbeheerplan Rijnland; de Keur en Beleidsregels. Waterbeheerplan Rijnland Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering.
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
21
De drie
hoofddoelen zijn: veiligheid tegen overstromingen; voldoende water; gezond water.
Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en hevigere buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen. Het Waterbeheerplan 2010-2015 van Rijnland is te vinden op de website: http://www.rijnland.net/wat_doet_rijnland/waterbeheerplan Keur en Beleidsregels Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De 'Keur en Beleidregels' maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor: Waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden); Watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken); Andere waterstaatswerken (o.a. bruggen duikers, stuwen, sluizen en gemalen). De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of nabij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in de Watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middels om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. De Keur en Beleidsregels van Rijnland zijn te vinden op de website: http://www.rijnland.net/beleid/keur_2009 en http://www.rijnland.net/beleid/beleidsregels_en Samenwerking met de waterbeheerder De ruimtelijke onderbouwing dient in het kader van het watertoets proces door de gemeente Katwijk te worden voorgelegd aan het Hoogheemraadschap Van Rijnland. In het algemeen hanteert het hoogheemraadschap dat bij een toename van verhard oppervlak 15% van de toegenomen verharding als open water gecompenseerd moet worden. Bij een geringe toename van de verharding, minder dan 500m2, is geen compensatie nodig. Indien in de omgeving van het projectgebied een gemengd rioolstelsel aanwezig is heeft het de voorkeur het verharde oppervlak niet aan te koppelen op de riolering, maar het hemelwater afkomstig van het verharde oppervlak te lozen op een water gang in de directe nabijheid van het projectgebied. De beslisboom afkoppelen verhard oppervlak dient hiervoor doorlopen te worden. Daarnaast spreekt het Hoogheemraadschap van Rijnland de wens uit voor duurzaam bouwen.
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
22
Compensatie De regels en voorwaarden van het beleid voor watercompensatie zijn afgeleid uit de Keur (artikel 14 lid 1, 2 en 3). De toename aan verharding dient volgens de regels van het hoogheemraadschap in de vorm van nieuw open water te worden gecompenseerd. Een toename aan verharding zorg er voor dat het regenwater sneller op het oppervlakte water zal afstromen. Het uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat er geen verslechtering van de huidige situatie mag optreden. Het hoogheemraadschap hanteert bij een toename aan verharding van meer dan 500m2, de 15% regeling. Kenmerken watersysteem De ontwikkeling ligt in een plangebied wat onderdeel uit maakt van boezemland, het waterpeil bedraagt NAP -0,6 m. De Oude Rijn, het Additionele Kanaal, het Oegstgeester Kanaal, de Vliet en de watergang die de zuidelijke plangrens vormen, worden allen aangemerkt als boezem hoofdwatergang. Verder bevinden zich in het plangebied nog verschillende boezemwateren die niet als hoofdwatergang worden aangemerkt. In de uiterste noordoosthoek van het plangebied ligt in het Oegstgeesterkanaal een noodwaterkering. Het betreft een zogenaamde BWO-kering, dat staat voor (wet) Bescherming Waterstaatswerken in Oorlogstijd. De noodwaterkering is niet voorzien van een Keurzone zoals bij reguliere waterkeringen het geval is. Daarnaast loopt van oost naar west een regionale waterkering door het plangebied. Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel, waarbij regenwater en afvalwater door één buis wordt afgevoerd. Het riool stort regelmatig over op het oppervlaktewater. Langs een deel van de noordelijke plangrens (het Oegstgeester Kanaal) ligt een afvalwatertransportpersleiding (tussen de Witte de Withstraat en de Van Galenstraat), alsmede een rioolgemaal. De waterkwaliteit in de Oude Rijn is matig, met name de fosfaatgehalten zijn erg hoog. Verder zijn er geen gegevens bekend met betrekking tot de waterkwaliteit. Conclusie: Watercompenserende maatregelen zijn in onderhavig geval niet vereist. De beoogde uitbreiding zal geen invloed hebben op het huidige grondwatersysteem. Door dat toename aan verharding niet toeneemt is het aspect water geen belemmering voor het onderhavige project. Natuur en landschap. In de natuurbescherming in Nederland wordt onderscheid gemaakt in gebiedbescherming en soortenbescherming. De bescherming van kwetsbare natuurgebieden is geregeld in de Natuurbeschermingswet en de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De nationale regelgeving voor de bescherming van planten- en diersoorten is geregeld in de Flora- en faunawet. In de Flora- en faunawet zijn tevens de bepalingen aangaande de soortenbescherming uit de Vogel- en Habitatrichtlijn opgenomen. Het project behelst het realiseren van extra woningen. Gebiedsbescherming Natura 2000 en Provinciale ecologische hoofdstructuur (PEHS) Het projectgebied aan de Ruijterstraat ligt niet in een als beschermd gebied in de zin van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Het dichtstbijzijnde Natura 2000gebied is Meijendel en Berkheide. Meijendel en Berkheide bestaat uit een brede duinstrook met een gevarieerd en uitgestrekt, kalkrijk duinlandschap, dat reliëfrijk en landschappelijk zeer afwisselend is. duinvalleibegroeiingen voor. In Berkheide is, met name in de buurt van Katwijk, een groot areaal goed ontwikkeld kalkrijk duingrasland aanwezig, ontstaan door het eeuwenlange menselijke gebruik van het zogenaamde zeedorpenlandschap.
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
23
Ten noorden van Rijnsburg ligt het duingebied Coepelduynen. Het duingebied Coepelduynen is tevens een ecologische verbindingszone en maakt onderdeel uit van de PEHS. Gezien de kwalificerende soorten en habitats voor de Coepelduynen en de afstand tussen het projectgebied en de Coepelduynen, zijn door realisatie van de woningen geen significante effecten te verwachten op het duingebied de Coepelduynen. Tevens zal het project geen negatieve invloed hebben op het functioneren van het duingebied Coepelduynen als ecologische verbindingszone, als gevolg van de afstand tussen het projectgebied en het duingebied. Soortbescherming Voor de bescherming van diersoorten is de Flora- en Faunawet van toepassing. Het doel van de Flora- en faunawet is het in standhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. Hierbij wordt het “nee, tenzij”-principe gehanteerd. Dit betekent dat alle handelingen die schadelijke effecten kunnen hebben op beschermde soorten verboden zijn. Onder bepaalde voorwaarden kunnen op de verbodsbepalingen vrijstellingen gelden of kan een ontheffing worden verleend. Op 23 februari 2005 is het “Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en Faunawet” in werking getreden. Het doel hiervan is om de mogelijkheden tot het verlenen van vrijstellingen en ontheffingen op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet te verruimen. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen planten- en diersoorten op grond van de Flora- en faunawet. Er is voor dit onderzoek gewerkt met gegevens van Natuurloket. De projectlocatie Ruijterstraat is gelegen in kilometerhok 89-467 Kilometerhok 89-467
Afbeelding 12:
Tabel Rode-Lijstsoorten
Conclusie: Gelet op het feit dat het projectgebied in de huidige situatie bebouwd gebied is, is de verwachting dat hier geen beschermde dier- en plantensoorten voor zullen komen. Wel dient op basis van de zorgplicht genoemd in de Flora- en Faunawet bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met de aanwezige planten en dieren. Zo dienen maatregelen te worden getroffen om bijvoorbeeld verstoring tot een minimum te beperken. Gelet op het voorgaande levert het aspect natuur- en landschap geen belemmeringen op.
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
24
Verkeer en parkeren Verkeer In het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing moet inzichtelijke worden gemaakt of de voorgenomen ontwikkeling negatieve effecten heeft op de bestaande verkeersafwikkeling in de omgeving van het plangebied. Door de beoogde uitbreiding zal het aantal verkeersbewegingen op de planlocatie niet toenemen in vergelijking met de bestaande situatie. De Ruijterstraat is gelegen in een 30 km-zone. De weg wordt aangeduid als een buurtontsluitingsweg met een twee richtingsverkeer en is goed bereikbaar en ontsloten. Parkeren Het Parkeerbeleid ‘Stilstaan bij parkeren’, dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 2 februari 2010. In ‘Stilstaan bij parkeren’ is de hoofdlijn voor parkeernormering vastgelegd. Hierbij is vastgelegd dat de verdere uitwerking van het Parkeernormenbeleid door het college wordt vastgesteld. ‘Stilstaan bij parkeren’ is een uitwerking van het Integraal Verkeers- en Vervoersplan Katwijk (IVVP). Het IVVP op zijn beurt komt voort uit de Planwet Verkeer en Vervoer. In Stilstaan bij parkeren wordt ook de visie op parkeernormering in hoofdlijn gegeven. De hoofdlijn is: voorzien in de parkeerbehoefte. Dit resulteert in een parkeernorm volgens de bovengrens van de meest recente kerncijfers van het CROW De in dit document opgenomen eisen voor parkeren zijn uitgangspunten waaraan een plan in principe moet voldoen. Indien een plan heel dicht bij het benodigde aantal parkeervoorzieningen komt zal ook dit worden geaccepteerd. Echter per plan wordt gekeken naar allerlei factoren in hoeverre een beperkte afwijking wordt toegestaan. In al bebouwde gebieden zal de norm waarmee destijds is gebouwd lager zijn dan de huidige behoefte. In deze gebieden kunnen er niet ineens parkeerplaatsen extra aangelegd worden als de parkeernorm is gewijzigd ten opzichte van de parkeernorm die is gebruikt bij de bouw. Bestaande (al gebouwde) wijken kunnen niet (binnen een bepaalde periode) aan de nieuwe parkeernormen voldoen. Er is onvoldoende ruimte in de openbare ruimte om parkeergelegenheid toe te voegen. De parkeernorm geldt daarom niet op een bestaande situatie. Bij veranderingen binnen een bestaande wijk geldt het nieuwe parkeernormenbeleid. Dit geldt voor zowel inbreidinglocaties als bij kleinschalige veranderingen (zoals de splitsing van een woning in meerdere woningen, functieverandering van een pand of kleinschalige her- of nieuwbouw). Bij kleinschalige veranderingen wordt bij het bepalen van de parkeerbalans rekening gehouden met de al de aanwezige parkeervoorziening van de oude functie. De mate waarin dit gebeurd is afhankelijk van de inmiddels ontstane situatie in de wijk. Bij kleinschalige veranderingen spelen ook andere factoren een rol bij de realisatie. Indien een bouwplan binnen een bestaande (woon)buurt met een hoge parkeerdruk wordt ontwikkeld kan het zijn dat er op die plek geen plan realiseerbaar is met de nieuwe norm (door bijvoorbeeld veel te hoge kosten). Als dat bouwplan wel leidt tot een betere parkeersituatie dan er in het verleden was, dan wordt de voorkeur gegeven aan het nieuwe plan boven de huidige situatie. Parkeren op eigen terrein Ook parkeren op eigen terrein kan bij vrijwel alle functies worden toegepast. Ook bij andere functies dan woningen kunnen bezoekers vaak goed op het eigen terrein parkeren. Bij parkeren op eigen terrein is er geen wisselwerking tussen bij elkaar gelegen functies. Bij woningen komen er extra aspecten bij om de parkeerplaatsen op eigen terrein goed te laten gebruiken. Voor een goed gebruik van opritten moeten deze direct bij aanleg ook als zodanig ingericht worden. Hierdoor is het bedoelde gebruik direct duidelijk en de neiging om het anders te gebruiken kleiner. Een carport-constructie heeft als voordeel dat dit minder gauw bij de tuin wordt getrokken. In koopovereenkomsten kunnen ook (privaatrechtelijke) bepalingen over het parkeren worden opgenomen. Echter deze zijn moeilijk of niet te handhaven voor de gemeente. Een andere manier om de parkeerplaats op eigen terrein vast te leggen is
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
25
dit op te nemen in het bestemmingsplan. Het betreffende deel van de tuin moet dan als verkeersruimte worden aangemerkt. In dat geval kan er ook op gehandhaafd worden. Het gebruik van parkeervoorzieningen op eigen terrein kan niet verplicht gesteld worden. Verder is de inrichting van het gebied en de parkeerplekken van belang voor een juist gebruik (openbare plaatsen niet te dichtbij, maar ook weer niet verder dan ongeveer 100 m, openbare plekken mogen geen hangplek worden en moeten sociaal veilig zijn). Het bedoelde gebruik van parkeerplaatsen kan door parkeerregulering worden bevorderd. Conclusie Het parkeren bij de beoogde planontwikkeling zal geheel geschieden op eigen terrein. Er zijn twee parkeer plaatsen per woning aanwezig wat voldoet volgens onder staande berekening en het Parkeernormenbeleid van de Gemeente Katwijk. Parkeren Type Nieuwe toestand Woningen duur
Bebouwde kom
aantal
totaal
2 parkeerplaats per woning 1 2 Totaal 2 Er is uitgegaan van de tabel parkeernorm, bijlage III bebouwde kom van ‘Parkeernormenbeleid Katwijk’. Bedrijven en milieuzonering Het bestemmingsplan heeft in hoofdzaak betrekking op een woongebied. Teneinde deze woonfunctie te beschermen dient aandacht te worden geschonken aan mogelijk conflicterende bestemmingen. Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Hieronder wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woongebieden. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de VNG. Bedrijven zijn opgenomen in een tabel met bedrijven, die is ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dient te zijn (de zogenaamde afstandentabel). Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden. De indeling van de bedrijven is vastgelegd in een afstandentabel, waarin de diverse aspecten van de bedrijven in normatief opzicht zijn weergegeven, Op grond van deze lijst kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van op een terrein toe te laten bedrijfsactiviteiten. Ook bestaande bedrijven kunnen aan deze lijst getoetst worden. Bij deze selectie dienen milieuoverwegingen een belangrijke rol te spelen. Bedrijven die voorkomen in de categorieën 1 en 2 hebben een relatief geringe milieubelasting en zullen in het algemeen niet conflicteren met de woonbestemming. Bedrijven die als categorie 3 zijn gekwalificeerd dienen van geval tot geval te worden bezien, waarbij met name de afstand tot de woonbestemming in relatie tot de bedrijfsbestemming van belang is. Bedrijven die in categorie 4 of hoger worden gerangschikt dienen van vestiging binnen een woonomgeving te worden uitgesloten.
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
26
Conclusie: Het bouwplan voorziet niet in vestigingen van nieuwe bedrijven. Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat uitgaande het woongebied waar de planlocatie deel van uit maakt de eventuele omliggende bedrijven niet zal beperken en in hun bedrijfsvoering niet worden aangetast. Zodoende is de conclusie gerechtvaardigd dat het onderwerp “bedrijven en milieuzonering” de uitbreiding van één twee onder één kap woning niet in de weg staat. Externe veiligheid. Normstelling en beleid Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk: Bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen. In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Conclusie: Op basis van de risicokaart van Provincie Zuid-Holland blijkt dat het projectgebied niet ligt binnen het invloedsgebied van inrichtingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of die anderzijds als risicovol zijn aan te merken. Ook valt het projectgebied niet in het invloedsgebied van infrastructuur waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden over de weg, het spoor, het water of door leidingen. Er wordt daarom geconcludeerd dat het aspect externe veiligheid geen belemmering oplevert voor de beoogde ontwikkeling. Milieueffectrapportage (Besluit M.e.r.) Behalve aan de uitvoeringsaspecten bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit ruimtelijke ordening moet ook worden getoetst aan het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Gemeenten en provincies moeten bij bouwprojecten beoordelen of een milieueffect-rapport (MER) dan wel een m.e.r.-beoordeling nodig is. Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden dan is het opstellen van een MER nodig. Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is, moet bepaald worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn. De activiteit behoort tot de D-lijst, namelijk onder nummer 11.2 ' de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. De drempelwaarde bij nummer 11.2 bedraagt een oppervlakte van 100 hectare of meer, of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen of een bedrijfsvloeroppervlakte van Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling ver beneden de drempelwaarde ligt zoals opgenomen in het Besluit m.e.r.. Een m.e.r.-beoordeling is daarom niet direct verplicht. Wel moet worden onderzocht of een dergelijke m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd ja of nee.
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
27
Kijkend naar: Het gegeven dat er een omgevingsvergunning strijdig gebruik nodig is vanwege de strijdigheid met het bestemmingsplan (het plangebied heeft de bestemming “bedrijven terrein echter in een wijzigingsgebied”) De geringe volume uitbreiding van de beoogde ontwikkeling ten opzichte van de bestaande situatie De geringe toename van de verkeersgeneratie ten opzichten van de bestaande toestand. Het plangebied grenst aan het Staatsnatuurmonumenten Coepelduin en Berkheide en Meijendel .De ontwikkeling voorziet geen veranderingen die van invloed zijn op het staatsnatuurmonumenten waardoor, geen significant negatieve effecten zijn te verwachten, wordt geconcludeerd dat een m.e.r.-beoordeling niet noodzakelijk is. Wel is, in het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing, het plan beoordeeld op de milieuaspecten die elders zijn opgenomen. Duurzaam bouwen Duurzaamheid/DuBo In landelijk beleid zijn er enkele toetsingskaders waaraan de duurzaamheid van gebouwen kan worden afgemeten. In het Bouwbesluit (2012) zijn normen voor de energiezuinigheid van gebouwen opgenomen. Voor woningen geldt onder meer een energieprestatiecoëfficiënt (EPC) van 0,600. In het Besluit energieprestatie gebouwen (2006) is vastgelegd dat bij de bouw, verkoop of verhuur van een gebouw een energieprestatiecertificaat wordt verstrekt. Naast de wettelijke normen voor energiegebruik zijn er diverse pakketten voor Duurzaam Bouwen (DuBo) in gebruik. Deze pakketten gelden als een soort checklist van allerlei maatregelen die men kan nemen op het gebied van duurzaamheid. Er zijn afzonderlijke pakketten voor: woningbouw en utiliteitsbouw (beheer); woningbouw en utiliteitsbouw (nieuw); grond-, weg- en waterbouw; en stedenbouw. Bij de ontwikkelingen van het plangebied zijn de randvoorwaarden en de ambities voor duurzaam bouwen meegenomen. Er is gestreefd naar een gemiddelde EPC-score. Door middel van het toepassen van goede thermische isolatie, kier en naaddichting en het gebruik van energie zuinigen W-installatie.
Economische uitvoerbaarheid. Het bestemmingsplan Rijnsburg wordt opgesteld onder regime van de nieuwe Wro. Onderdeel van de nieuwe Wro is de GREX – wet. De wetgever heeft met de nieuwe regeling inzake de grondexploitatie, ook wel Grondexploitatiewet (GREX – wet) genoemd, een oplossing willen bieden voor het probleem dat gemeenten bij de ontwikkeling van nieuwe gebieden geen of slechts beperkte mogelijkheden van kostenverhaal hebben, indien zij niet de eigenaar zijn van de te ontwikkelen gronden (afdeling 6.4 Wro). Dit als stok achter de deur als het niet lukt om een exploitatieovereenkomst af te sluiten met de private grondeigenaren. Er zijn twee mogelijkheden om (privaatrechtelijk) de kosten te verhalen: Anterieure exploitatieovereenkomst, exploitatieovereenkomst voordat een exploitatieplan aan de orde is. Posterieure exploitatieovereenkomst, exploitatieovereenkomst die gesloten wordt na de inwerkingtreding van een exploitatieplan. Het exploitatieplan is verplicht als het niet lukt om een anterieure exploitatieovereenkomst af te sluiten met de eigenaren binnen het exploitatiegebied. Het exploitatieplan biedt dan een grondslag om de kosten van openbare voorzieningen via de omgevingsvergunning te innen.
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
28
Consequenties bestemmingsplan Rijnsburg In het bestemmingsplan Rijnsburg worden geen ontwikkellocaties opgenomen. Voor het bestemmingsplan Rijnsburg zal er geen verplichting zijn tot het opstellen van een exploitatieplan. Conclusie: In onderhavige situatie wordt voldaan aan bovenstaande voorwaarden, omdat het kostenverhaal inclusief planschade van het project volledig geregeld is in een anterieure overeenkomst.
Maatschappelijke uitvoerbaarheid Procedure vergunningverlening Vooroverleg Overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.18 van het Besluit omgevingsrecht juncto artikel 3.1 .1 van het Besluit ruimtelijke ordening is aan de volgende besturen en/of diensten de ontwerp omgevingsvergunning en de daarbij behorende ruimtelijke onderbouwing in analoge vorm toegezonden met het verzoek om, onder verwijzing naar artikel 3.6 van de Algemene wet bestuursrecht, binnen vier weken te reageren. Deze reacties zijn opgenomen in de nota behandeling vooroverleg en hebben wel/geen aanleiding gegeven de ontwerp-omgevingsvergunning en ruimtelijke onderbouwing op onderdelen aan te passen. De wijzigingen zijn cursief afgedrukt. Uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 Awb) Conform artikel 3.10 Wabo onder a is ter voorbereiding van het besluit de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gevolgd. Daartoe wordt de ontwerp-omgevingsvergunning met de bijbehorende stukken gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegd. Van de tervisielegging en de publicatie op elektronische wijze kennis gegeven aan: Provincie Zuid-Holland, directie Ruimte en Mobiliteit -
[email protected] (is sinds 10 april het E-formulier geworden! ) het Hoogheemraadschap van Rijnland -
[email protected] Zienswijzen worden meegenomen in de definitieve besluitvorming omtrent het verlenen van de definitieve vergunning.
Architectenbureau Piet Onderwater & Partners | 24 juni 2015
29
INHOUDSOPGAVE DETAIL
DATUM
WIJZ. A
0.01
08-06-2015 24-06-2015
0.02
08-06-2015 24-06-2015
0.03
08-06-2015 24-06-2015
1.01
08-06-2015 24-06-2015
1.02
08-06-2015 24-06-2015
1.03
08-06-2015 24-06-2015
1.04
28-07-2015
WIJZ. B
Behoort bij besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk d.d. 30-09-2015 no. 506927 Mij bekend, 473104Hoofd Afdeling Ruimte & Veiligheid
GEMEENTE KATWIJK Afdeling Ruimte & veiligheid Team Vergunningen d.d. 29-07-2015
Akkoord
wijziging:
28 juli 2015
wijziging:
24 juni 2015
betreft:
Uitbreiding woning a/d Ruijterstraat Rijnsburg
opdrachtgever:
C. Heemskerk Onroerend Goed BV, Vinkenweg 32 2231 NS Rijnsburg
onderdeel:
Principe details
projectarchitect:
ir. J.J. Guldemond
projectleider:
C. van der Meij
formaat:
A3
schaal:
1:5/1:100
projectnummer:
14.4572
bladnummer:
B.5.03
getekend:
FS
datum:
8 juni 2015
Vliet Z.Z. 5 2231 GH RIJNSBURG | architectenregister: 1.890126.167 t: 071 402 6111 | f: 071 403 1717 | www.onderwater-partners.nl
Deze tekening is auteursrechtelijk beschermd. Aanpassingen door derden vallen niet onder de verantwoording van V.O.F. Architectenbureau Piet Onderwater & Partners
1.01
1.02
1.04
1.03
0.03 0.01
westgevel
0.02
oostgevel -1.01
blad A schaal: datum: laatste wijziging: projectnummer:
24-06-2015 14.4572
Deze tekening is auteursrechtelijk beschermd. Aanpassingen door derden vallen niet onder de verantwoording van V.O.F. Architectenbureau Piet Onderwater & Partners
Alvon wanden i.o.m. constructeur
isolatie Rc=3,5m²K/W
i.h.w. gestort beton
2x 12.5mm gipsplaten
2900-P bk. afwerkvloer
koppeling tussen vloer en hollewandsysteem d.m.v. een kimblik
vloer/fundering vlgns opgave constructeur
ok. keldervloer
3250-P afwerkvloer 50mm floormate isolatie 50mm constructief beton dik 250mm werkvloer 50mm
-1.01 schaal: datum: laatste wijziging: projectnummer:
1:5 08-06-2015 24-06-2015 14.4572
Deze tekening is auteursrechtelijk beschermd. Aanpassingen door derden vallen niet onder de verantwoording van V.O.F. Architectenbureau Piet Onderwater & Partners
325 100
42.5
170
12.5
100mm trasraam 42.5mm luchtspouw waterkerende en dampdoorlatende folie regelwerk 38x170mm hoh 407mm Rc=3,5m²K/W isolatie Systemroll 400 170mm dampremmende folie 12.5mm gipsplaten afdichting verankering isolatie met gesloten cellen 10mm
open stootvoeg <10mm t.b.v spouwventilatie
bovenzijde vloerafwerking 80mm afwerkvloer+vloerverwarming breedplaatvloer
PEIL=0
DPC folie tegen optrekkend vocht
bk. afwerkvloer
80
50-P
160 290
MAAIVELD
bitumen brandrol
50
290-P
140
ok. breedplaat
430-P bk. kelderwand
open stootvoeg <10mm t.b.v vochtafvoer bitumen brandrol
specie t.b.v. afschot
Alvon wanden i.o.m. constructeur
isolatie Rc=3,5m²K/W
i.h.w. gestort beton
2x 12.5mm gipsplaten
0.01 schaal: datum: laatste wijziging: projectnummer:
1:5 08-06-2015 24-06-2015 14.4572
Deze tekening is auteursrechtelijk beschermd. Aanpassingen door derden vallen niet onder de verantwoording van V.O.F. Architectenbureau Piet Onderwater & Partners
380 75
191
114
kierdichting dichtingsslabbe onderdorpel met neuten grind
isolatie met gesloten cellen 10mm naaddichting krimpnet PEIL=0
20
20
afschot
bovenzijde vloerafwerking 80mm afwerkvloer+vloerverwarming breedplaatvloer
bk. afwerkvloer
80
50-P
160 290
MAAIVELD
290-P ok. breedplaat
waterwerende laag gesloten cellen isolatie
50
geisoleerde kantplank
430-P bk. kelderwand
bitumen brandrol specie t.b.v. afschot
Alvon wanden i.o.m. constructeur
isolatie Rc=3,5m²K/W
i.h.w. gestort beton
2x 12.5mm gipsplaten
0.02 schaal: datum: laatste wijziging: projectnummer:
1:5 08-06-2015 24-06-2015 14.4572
Deze tekening is auteursrechtelijk beschermd. Aanpassingen door derden vallen niet onder de verantwoording van V.O.F. Architectenbureau Piet Onderwater & Partners
75
114
136
geïsoleerde beglazing vlgs EPC berekening
590+P ok. kozijn
vensterbank naaddichting
prefab betonnen raamdorpel 160x90/50
505+P
ok. raamdorpel
40 DPC folie
open stootvoeg <10mm t.b.v spouwventilatie 325 100
Rc=3,5m²K/W
42.5
170
12.5
100mm trasraam 42.5mm luchtspouw waterkerende en dampdoorlatende folie regelwerk 38x170mm hoh 407mm isolatie Systemroll 400 170mm dampremmende folie 12.5mm gipsplaten
0.03 schaal: datum: laatste wijziging: projectnummer:
1:5 24-06-2015 14.4572
Deze tekening is auteursrechtelijk beschermd. Aanpassingen door derden vallen niet onder de verantwoording van V.O.F. Architectenbureau Piet Onderwater & Partners
325 100
42.5
170
12.5
100mm gevelsteen 42.5mm luchtspouw waterkerende en dampdoorlatende folie regelwerk 38x170mm hoh 407mm Rc=3,5m²K/W isolatie Systemroll 400 170mm dampremmende folie 12.5mm gipsplaten
afdichting verankering isolatie met gesloten cellen 10mm
bovenzijde vloerafwerking 50mm afwerkvloer constructief beton+breedplaatvloer vlgs opgave constructeur (get:230mm)
2900+P
open stootvoeg <10mm t.b.v spouwventilatie ruimte vullen met isolatie waterwerende laag 18mm multiplex
230
bitumineuze dakbedekking 80mm EcoTherm Topline XR isolatie Rc=3,5m²K/W waterkerende en dampdoorlatende folie underlayment 18mm balklaag (get:59x146mm) 2690+P rachels 20x50mm 9.5mm gipsplaten bk. dak
50
bk. afwerkvloer
zinken kraal
ok. breedplaatvloer
wbp 18mm 100mm ytong
verankering afdichting
2620+P
klossen randbalk stalen hoeklijn PE-folie 75mm isolatie bk. kozijn
2430+P
ok.plafond
ventilatie
ventilatie
2400+P
wbp 10mm
geïsoleerde beglazing vlgs EPC berekening en vlgs geluidsrapport
1.01 schaal: datum: laatste wijziging: projectnummer:
1:5 08-06-2015 24-06-2015 14.4572
Deze tekening is auteursrechtelijk beschermd. Aanpassingen door derden vallen niet onder de verantwoording van V.O.F. Architectenbureau Piet Onderwater & Partners
behandelen tegen vocht 18mm multiplex
afschot
3205+P bk.metselwerk
zink voorzien van coating ivm lozen op oppervlaktewater
2920+P
281
285
rachels 20x50mm 18mm wbp
waterwerende en dampdoorlatende laag regelwerk 38x89mm isolatie 90mm plaatmateriaal 10mm stelruimte afdichting verankering
EPDM dakbedekking isolatie Kooltherm K1 80mm dampremmende laag afschotlaag 16mm/m¹ constructief beton+breedplaatvloer vlgs opgave constructeur (get:230mm)
ventilatie
ok. boeideel
38 open stootvoeg <10mm t.b.v spouwventilatie
230
isolatie Mupan 120mm
open stootvoeg <10mm t.b.v spouwventilatie 100mm gevelsteen 42.5mm luchtspouw waterkerende en dampdoorlatende folie regelwerk 38x170mm hoh 407mm Rc=3,5m²K/W isolatie Systemroll 400 170mm dampremmende folie 12.5mm gipsplaten
ok. breedplaatvloer
verankering afdichting
2620+P
2 laagse rollaag bk. kozijn
stalen hoeklijn in kleur metselwerk
15
2400+P
naaddichting
waterwerende laag
geïsoleerde beglazing vlgs EPC berekening en vlgs geluidsrapport
75
114 325
1.02
136 schaal: datum: laatste wijziging: projectnummer:
1:5 08-06-2015 24-06-2015 14.4572
Deze tekening is auteursrechtelijk beschermd. Aanpassingen door derden vallen niet onder de verantwoording van V.O.F. Architectenbureau Piet Onderwater & Partners
100mm gevelsteen 42.5mm luchtspouw waterkerende en dampdoorlatende folie regelwerk 38x170mm hoh 407mm Rc=3,5m²K/W isolatie Systemroll 400 170mm dampremmende folie 12.5mm gipsplaten
325 100
42.5
170
12.5
open stootvoeg <10mm t.b.v spouwventilatie
waterwerende laag 100mm ytong 43mm harde persing isolatie 18mm underlayment
afdichting verankering isolatie met gesloten cellen 10mm
bovenzijde vloerafwerking 50mm afwerkvloer constructief beton+breedplaatvloer vlgs opgave constructeur (get:230mm)
2900+P
50
bk. afwerkvloer
230
EPDM dakbedekking isolatie Kooltherm K1 80mm dampremmende laag afschotlaag 16mm/m¹ constructief beton+breedplaatvloer vlgs opgave constructeur (get:230mm)
1.03
ok. breedplaatvloer
2620+P
schaal: datum: laatste wijziging: projectnummer:
1:5 08-06-2015 24-06-2015 14.4572
Deze tekening is auteursrechtelijk beschermd. Aanpassingen door derden vallen niet onder de verantwoording van V.O.F. Architectenbureau Piet Onderwater & Partners
EPDM dakbedekking isolatie Kooltherm K1 80mm dampremmende laag afschotlaag 16mm/m¹ constructief beton+breedplaatvloer vlgs opgave constructeur (get:230mm)
ok. breedplaatvloer
2620+P
stalen ligger iom constructeur instorten stalen ligger iom leverancier
1.04 schaal: datum: laatste wijziging: projectnummer:
1:5 28-07-2015 14.4572
Deze tekening is auteursrechtelijk beschermd. Aanpassingen door derden vallen niet onder de verantwoording van V.O.F. Architectenbureau Piet Onderwater & Partners
Behoort bij besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Katwijk d.d. 30-09-2015 no. 506927 Mij bekend, 473104Hoofd Afdeling Ruimte & Veiligheid
GEMEENTE KATWIJK Afdeling Ruimte & veiligheid Team Vergunningen Akkoord
d.d. 29-07-2015