Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Meerjarenbaggerplan (2012 - 2018) Waterschap Hollandse Delta
Statisch deel
WSHD Juli 2011
(beleidsmatige uitgangspunten)
1
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Samenvatting Na de fusie wat in 2005 geleid heeft tot waterschap Hollandse Delta is het baggerproces gescreend op verbeterpunten. Gebleken is dat het proces van voorbereiding en uitvoering op punten efficiënter en effectiever aangepakt kan worden. Hiervoor is een project gestart de “Verbeteragenda baggeren” wat geresulteerd heeft in een meerjarenbaggerplan 2012 – 2018 waarin 2 concrete producten zijn omschreven: Meerjaren baggerplan Document waarin op basis van doelstellingen die in beleid zijn vastgelegd duidelijk wordt omschreven waarom, wat, wanneer, hoe, wij baggeren en tegen welke prijs. Hierin kunnen de volgende drie onderdelen worden onderscheiden: 1. Beleidsmatige uitgangspunten (beleidsdeel) 2. Hoe, wat, wanneer ("het programma") 3. Doorvertaling naar het Meerjarenbeleidsplan (MJBP). Verbeterde procesomschrijving Gedetailleerde beschrijving van het proces dat van begin tot eind moet worden doorlopen om baggerwerken uit te voeren. De basis voor het proces zijn de vastgestelde beleidsmatige uitgangspunten. Doordat het gehele baggerproces intensief en veelomvattend is, is er voor gekozen om de voorbereiding en de besluitvorming in delen op te splitsen. De beleidsmatige uitgangspunten (statisch deel), het programma en de doorvertaling naar het MJBP zijn als eerste uitgewerkt en vastgesteld door het college. De uitgangspunten vormen de basis van het beleid waarbij het proces nader is omschreven tot dit plan. Het beleidsmatige deel is openbaar waarbij het programma en de doorvertaling hier als bijlage aan zijn toegevoegd voor intern gebruik. De verbeterde procesbeschrijving is in tweede instantie uitgewerkt en vastgesteld. Samen vormt dit het meerjarenbaggerplan 2012 – 2018 waarbij waterschap Hollandse Delta het baggerproces heeft verankerd zowel in de voorbereiding, uitvoering en de meerjarenbegroting.
WSHD Juli 2011
2
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1.
Aanleiding ..................................................................................... 4
1.1.
Doel .............................................................................................................. 4
1.2.
Beleidskader & afbakening ............................................................................... 4
1.3.
Relatie met Waterbeheerplan............................................................................ 6
Hoofdstuk 2.
Beheer van het watersysteem ....................................................... 8
2.1.
Waarom beheer?............................................................................................. 8
2.2.
Nut en noodzaak van baggeren......................................................................... 9
Hoofdstuk 3.
Beleidsmatige uitgangspunten .................................................... 10
3.1.
Werkwijze baggerwerken ............................................................................... 10
3.2.
Relaties met andere plannen, wet- en regelgeving ............................................ 13
3.3.
Meetprotocol, inmeten en uitpeilen van bagger ................................................. 19
3.4.
Randvoorwaarden onderhoud primaire wateren ................................................ 30
3.5.
Vergunningsplichtige werken in primaire wateren.............................................. 32
3.6.
Overige watergangen in onderhoud bij het waterschap ...................................... 34
3.7.
Overzicht ontvangstplicht en onderhoudsplicht.................................................. 36
3.8.
Visie op waterbodems .................................................................................... 39
3.9.
Samenwerking in onderhoud .......................................................................... 39
3.10. De 5-dagenregeling ....................................................................................... 42 3.11. Regeling fysieke obstakels.............................................................................. 45 3.12. Spreidingsvergoedingenregeling...................................................................... 50 3.13. Afzet baggerspecie ........................................................................................ 54 Begrippenlijst 57
WSHD Juli 2011
3
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Hoofdstuk 1. AANLEIDING 1.1.
Doel
Dit meerjarenbaggerplan omschrijft de wijze zoals waterschap Hollandse Delta invulling en uitvoering geeft aan de baggeropgave. Wat zijn de uitgangspunten om te baggeren, welk beleid ligt hier aan ten grondslag, hoe zijn de kosten opgebouwd etc. Een van de uitgangspunten voor het opstellen van dit meerjarenbaggerplan is het geharmoniseerd uitvoeren van het baggerwerk (na de fusie tot waterschap Hollandse Delta). Het doel is een meerjarenbaggerplan dat sterk is gericht op een pragmatische wijze van uitvoering van het baggerwerk. Het waterschap hanteert hierbij uiteraard de wettelijke verplichtingen. Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van wettelijke bevoegdheden maar daar waar het doelmatiger, efficiënter of goedkoper is om hier, binnen de grenzen van de wet, vanaf te wijken zal hier zeker gebruik van gemaakt worden. Voorbeelden hiervan zijn de ontvangstplicht en onderhoudsverplichtingen waar gebruik van gemaakt kan worden volgens de Waterwet, Keur en legger. Om redenen van kosten, doelmatigheid, imago e.d. kan in specifieke situaties het juist gunstiger zijn voor het waterschap hier geen gebruik van te maken maar zelf deze taak terhand te nemen. De beleidsmatige uitgangspunten betreft een statisch deel wat in principe zijn geldigheid behoud totdat door wijziging van inzichten het beleid aanpassing behoeft. Voor het programma en de vertaling in het Meerjarenbeleidsplan is inzicht gegeven in de planning en de kostenontwikkeling van 2012 tot en met 2018 (7-jarige schouwcyclus in het werkgebied Voorne Putten). Dit zijn in de basis de uitgangspunten voor dit meerjarenbaggerplan maar deze zijn dynamisch en aan verandering onderhevig. Door wijzigingen in planning en budget kan het noodzakelijk zijn om het programma aan te passen. Het Meerjarenbeleidsplan wordt jaarlijks opgesteld (en herzien) en is hierbij maatgevend en bepalend.
1.2.
Beleidskader & afbakening
Beleidskader Dit meerjarenbaggerplan vormt een schakel in een opgave die verloopt van landelijke wetgeving tot en met de uitvoering en evaluatie. In fig. 1. is te zien welke positie het meerjarenbaggerplan inneemt in het gehele proces van beleid tot uitvoering. In deze "zandloper" staat in hiërarchische volgorde de opgave omschreven: • Landelijke wetgeving (flora- en faunawet, Besluit Bodem Kwaliteit etc). Dit vormt de uitgangspunten voor het meerjarenbaggerplan en staat omschreven in hfst. 3. • Beleid (beleid t.a.v. vergunningen, schouw etc). Dit is deels geformuleerd (mede in dit meerjarenbaggerplan) en deels nog in ontwikkeling. Hiertoe behoren ook de keur incl. legger en peilbesluiten. • Waterbeheerplan. In het Waterbeheerplan staan de strategische uitgangspunten vermeld t.a.v. het waterbeheer. Dit plan is in 2009 vastgesteld. • Beheerplannen. In beheerplannen worden specifieke beheersmatige onderwerpen omschreven zoals een visstandbeheersplan, doelstellingen waterkwaliteit en de uitgangspunten in het waterbeheer. • Meerjarenbaggerplan. Het betreft dit plan dat gericht is op de watergangen die in onderhoud zijn bij het waterschap met de volgende specifieke onderwerpen:
WSHD Juli 2011
4
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
•
•
•
o Algemene uitgangspunten beheer (waarom); o Beleidsmatige uitgangspunten (hoe); o Programma (wanneer); o MJBP (€); Het meerjarenonderhoudsplan dat op 15 mei 2008 in het college is vastgesteld komt hiermee voor het groot onderhoud (baggerwerk) te vervallen. Meerjarenonderhoudsplan (maaien/oeverconstructies). In 2008 is een Meerjarenonderhoudsplan voor zowel gewoon- als buitengewoon onderhoud vastgesteld. De uitgangspunten t.a.v. het gewoon onderhoud (maaiwerk) zijn nog steeds actueel maar moeten verder worden uitgewerkt tot een concreet uitvoeringsplan (qua opbouw gelijk aan het meerjarenbaggerplan). Ook dient het maaibeleid 2011 hierin verwerkt te worden; Onderhoudsplannen. In de Onderhoudsplannen kunnen de onderhoudsmaatregelen in detail en per deelgebied worden weergegeven zoals onderhoud stedelijke water of gebieden van Staatsbosbeheer en Groenbeheer. Hier zit een overlap met gedifferentieerd, functioneel en risicogestuurd onderhoud; Bestekken, Uitvoering, Evaluatie&beheerregister. Dit wordt in het procesmatige deel nader uitgewerkt.
Afbakening In dit meerjarenbaggerplan worden (alleen) de volgende punten uit de opgave ("zandloper") uitgewerkt: • Meerjarenbaggerplan; • Verbetertraject bestekken, uitvoering en evaluatie (procesmatige deel); Wetgeving & beleid (landelijk en WSHD)
Waterbeheerplan (lange termijnvisie)
Strategisch
Beheerplannen
Meerjarenonderhoudsplan (maaien/oeverconstructies): Beheer Beleidsmatige uitgangspunten Programma MJBP
Dynamisch & operationeel
Onderhoudsplannen (Maatwerk)
Meerjarenbaggerplan Beheer (waarom) Beleidsmatige uitgangspunten (hoe) Programma (wanneer) MJBP (€) Verbeterde procesbeschrijving (waarmee)
Bestekken
Activiteiten (van beleid naar uitvoering) in hiërarchische volgorde
Uitvoering
Evaluatie beheerregister Figuur 1: Overzicht en hiërarchie in plannen
WSHD Juli 2011
5
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
1.3.
Relatie met Waterbeheerplan
Het meerjarenbaggerplan is een zelfstandig document waarin de beleidsmatige- en procesmatige kant van het baggerwerk wordt omschreven. Hiërarchisch gezien volgt dit plan op het Waterbeheerplan, waarin de visie van het waterschap staat omschreven ten aanzien van het waterbeheer. In het waterbeheerplan is het doel van beheer als volgt geformuleerd: een zodanige onderhoudstoestand van het watersysteem dat een optimaal peilbeheer mogelijk is en de vereiste waterkwaliteit en de vereiste capaciteit voor aan- en afvoer van water gerealiseerd kunnen worden. Hieronder volgt de opgave aan onderwerpen die staan vermeld in het waterbeheerplan die direct betrekking hebben op het beheer en onderhoud van het watersysteem: 1. Hollandse Delta gaat gebiedsgerichte onderhoudsplannen opstellen op basis van gedifferentieerd, functiegericht en risicogestuurd onderhoud voor het gehele watersysteem (op watergangniveau) inclusief de bediening van de kunstwerken. E.e.a. wordt gebaseerd op toe te kennen functies en doelstelling aan watergangen zoals vermeld in het Waterbeheerplan. -
Gedifferentieerd onderhoud Voor de doelstellingen van het basisniveau en de Kaderrichtlijn is het noodzakelijk dat er meer waterplanten in de watergangen aanwezig zijn. In de planperiode wordt dit onderzocht en verwerkt in de onderhoudsplannen. Om invulling te kunnen geven aan deze doelstellingen wordt gebruik gemaakt van gedifferentieerd onderhoud.
-
Functioneel onderhoud Het functioneel onderhoud betreft een aanpak waarbij vanuit de functies van de oevers en watergangen het onderhoud wordt bepaald om de doelstellingen te behalen. Deze aanpak wordt uitgewerkt, startend met een proefproject en onderzoek. Het functioneel onderhoud moet integraal onderdeel gaan uitmaken van nieuwe plannen en projecten. De normering en dimensionering (doorrekenen van het watersysteem) die hoort bij een functioneel te beheren ontwerp zijn onderdeel van de programma's van eisen voor kunstwerken, watergangen en een robuust watersysteem.
-
Risicogestuurd onderhoud (assetmanagement) Momenteel wordt onderhoud aan de watergangen uitgevoerd met de regelmaat die is ingesteld. Hollandse Delta kan dit onderhoud meer afstemmen op de noodzaak voor de doelstellingen van het waterbeheer. Voor de technische installaties zal dit gedaan worden op basis van beschikbaarheid tijdens risicovolle situaties. De kern van deze werkwijze is het benoemen van risico's en vervolgens deze beperken of vermijden door beheer- en onderhoudsactiviteiten. Er moeten hiervoor bewuste keuzes worden gemaakt welke risico's geaccepteerd kunnen worden en welke niet. De ervaringen en evaluaties zullen uiteindelijk aantonen of hiermee kosten bespaard worden. Het inspelen op specifieke problemen, jaarinvloeden en het meewegen van gebiedsverschillen zorgen er voor dat Hollandse Delta minder risico's loopt in het waterbeheer en onderhoud uitvoert waar het ook daadwerkelijk nodig is.
2. Onderzoek naar natuurvriendelijk beheer en onderhoud ten behoeve van doelrealisatie basisniveau en Kaderrichtlijn; 3. Opstellen beleidsnotitie ten aanzien van visstandbeheer; 4. De ontvangstplicht wordt uniform doorgevoerd; 5. De cyclus voor buitengewoon onderhoud wordt onderzocht;
WSHD Juli 2011
6
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
6. De gevolgen van de overname van onderhoud aan het gehele watersysteem worden met een onderzoek in beeld gebracht; 7. De onderhoudsgevoelige watergangen worden beoordeeld op mogelijkheden voor herziening van het onderhoud; 8. Bestaand beleid tot 2011 voor exotische waterplanten wordt geëvalueerd; 9. De "vervallen hoofdwatergangen" blijven in onderhoud bij Hollandse Delta; 10. Voor technische installaties en kunstwerken worden beleidskeuzes uitgewerkt in de vorm van programma's van eisen. Met de uitwerking van dit meerjarenbaggerplan wordt voor een aantal maatregelen gerelateerd aan beheer en onderhoud invulling gegeven aan het waterbeheerplan. Het betreft: Punt 4. De ontvangstplicht wordt uniform doorgevoerd; Punt 6. De gevolgen van de overname van onderhoud aan het gehele watersysteem worden met een onderzoek in beeld gebracht; Punt 9: De "vervallen hoofdwatergangen" blijven in onderhoud bij Hollandse Delta; Voor de overige onderwerpen wordt (nog) geen invulling gegeven aan de actiepunten uit het Waterbeheerplan met betrekking tot het beheer en onderhoud.
WSHD Juli 2011
7
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Hoofdstuk 2. BEHEER VAN HET WATERSYSTEEM 2.1.
Waarom beheer?
Een watersysteem waar specifieke eisen ten aanzien van waterkwantiteit en waterkwaliteit aan gesteld worden zal zonder beheer en onderhoud door natuurlijke processen zijn waterhuishoudkundige functie verliezen. Zo slibben watergangen dicht met baggerspecie door afzetten van sediment en erosie. Ook ontstaat verlanding door het volledig dichtgroeien van watergangen met waterplanten en boomopstanden. Elk object waar specifieke eisen aan gesteld worden die verder gaan dan de natuurlijke functie kent een levenscyclus: de periode van creatie en gebruik tot verval of demontage tot bruikbare grondstoffen en afval. In de periode van nuttig gebruik is vast onderhoud nodig om het 'dagelijks' functioneren te bevorderen. Daarnaast kan de levensduur verlengd worden door variabel onderhoud. In onderstaande figuur is dit in algemene termen omschreven en gevisualiseerd.
Figuur 2: levenscyclusbeheer
In dit figuur is de kwaliteit van het object uitgezet tegen de tijd. Slechte kwaliteit betekent dat de prestatie van het object niet voldoet voor de beoogde functie: er is sprake van functieverlies en de faalgrens wordt overschreden. Correctief onderhoud is noodzakelijk voor de instandhouding van het object. Als een ingreep plaatsvindt die meer kwaliteit aanbrengt dan bij de eerste oplevering aanwezig was, is er sprake van verbetering. We spreken van preventief onderhoud bij onderhoudsactiviteiten voordat door degeneratie de veiligheidsmarge wordt aangesproken. Er zijn zo twee onderhoudsniveaus op kwaliteit onderscheiden: • Functionele kwaliteit • Instandhoudingskwaliteit Voor de watersystemen zijn de te vervullen functies vastgelegd in het Waterbeheerplan en de legger.
WSHD Juli 2011
8
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
2.2.
Nut en noodzaak van baggeren
De vorming van bagger is een natuurlijk proces waarbij afstervend plantenmateriaal en zwevend slib in de watergang bezinken. De vorming van bagger kan worden versterkt als er ook afslag van oevers plaatsvindt of in veengebieden oevers worden ingetrapt door het vee. De aanwezigheid van een natuurlijke niet verontreinigde baggerlaag biedt schuilgelegenheid aan organismen en is bij aanwezigheid van voldoende zuurstof zelfs gunstig voor de ontwikkeling van het ecosysteem. In sterk belaste systemen slaat overtollig organisch materiaal en nutriënten neer in de baggerlaag. Vanuit de baggerlaag kan ook weer worden nageleverd. De belasting van vervuild slib op de waterkwaliteit is over het algemeen beperkt. Bij grotere hoeveelheden of specifieke vervuilingselementen kan dit weer wel negatieve consequenties hebben op de waterkwaliteit. In dat geval is het ook noodzakelijk dat de vervuilingsbron (in zijn geheel) verwijderd wordt. Van oudsher worden watergangen periodiek gebaggerd om deze uiteindelijk in stand te houden en om voldoende doorstroomprofiel te creëren voor de aan- en afvoer van water. Het besef dat er ook om redenen van waterkwaliteit gebaggerd moet worden is van recenter datum. Door onderzoek is gebleken dat baggeren en de daarmee gepaard gaande vergroting van waterdiepte gunstig is voor met name de ecologische waterkwaliteit. Een verbetering tot 30 % is daarmee haalbaar. Wel moet baggeren periodiek worden herhaald. Indien bagger niet periodiek wordt verwijderd komt de slootbodem steeds hoger te liggen en vermindert de waterdiepte. Wateraan- en afvoer kan hierdoor niet meer voldoende gewaarborgd worden. Eventuele vaarrouten kunnen in de problemen komen en de waterkwaliteit kan verslechteren. Omdat afbraakprocessen in de bagger zuurstof verbruiken en aan het water onttrekken lopen ondiepe sloten met veel bagger het risico zuurstofloos te worden. In een dikke baggerlaag is het moeilijk voor wortelende waterplanten om zich te vestigen. Uiteindelijk wil er dan alleen nog maar kroos groeien. Conform de Kaderrichtlijn Water moeten alle wateren uiteindelijk een goede ecologische toestand krijgen. Wat goed is wordt voor verschillende typen water apart afgeleid. De organismen groepen die een rol spelen bij de bepaling of de ecologische toestand goed is zijn macrofauna, vis, waterplanten en fytoplankton. In kleine wateren met veel bagger gaan de voor zuurstofproductie noodzakelijke waterplanten ontbreken. De baggerlaag vraagt om zuurstof en onttrekt die aan het water zodat er te weinig overblijft voor de macrofauna en de vissen. Niet meer periodiek baggeren brengt ons dus verder af van de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water en leidt tot achteruitgang van de waterkwaliteit. In hele grote wateren met een waterdiepte van meerdere meters kan een dikke baggerlaag aanwezig zijn zonder dat deze direct van invloed is op de zuurstofhuishouding. In deze wateren kan een wat langere baggercyclus worden aangehouden zonder dat dit tot problemen leidt. Toch is het voor de waterkwaliteit in deze grote wateren ook nuttig om af en toe de bagger te verwijderen. Met het verwijderen van de baggerlaag wordt immers organische stof en nutriënten aan het watersysteem onttrokken. De nalevering vermindert dan en waterplanten kunnen weer wortelen en een concurrentiestrijd aangaan met de veelal ongewenste algen, die in grote wateren kunnen domineren. Zeker als dit blauwalgen betreft dan zijn deze negatief voor de recreatieve gebruiksfuncties van het water. Helder plantenrijk water met veel zuurstof en een goed ontwikkelde levensgemeenschap van vis en macrofauna is wat wij graag willen bereiken en baggeren draagt daar zeker aan bij.
WSHD Juli 2011
9
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Hoofdstuk 3. BELEIDSMATIGE UITGANGSPUNTEN
3.1.
Werkwijze baggerwerken
WSHD baggert jaarlijks een deel van haar watergangen. Het te handhaven profiel van de watergangen is opgenomen in legger van het waterschap waarbij de Keur nog aanvullende voorwaarden geeft t.a.v. het te onderhouden profiel. Het waterschap heeft de verplichting de watergangen op diepte te houden en is daarnaast ook toezichthouder en handhaver op het onderhoud door derden. Voorafgaand aan de baggerwerkzaamheden gaat een periode van voorbereidingen. Deze voorbereidingen bestaan voornamelijk uit: het inmeten van de waterbodem (bepalen van de hoeveelheid aanwezige sliblaag); het bemonsteren van de waterbodem (bepalen van de kwalitatieve parameters); het bestemmen van de waterbodem (bepalen van verwerking/opslag); aanvragen van de benodigde vergunningen; de besteksvorming en aanbesteding; de uitvoering; nacalculatie en evaluatie; en het updaten beheersregister Voorafgaand aan de voorbereidingen stelt het waterschap een meerjarenbegroting vast waarin het budget voor de voorbereiding en uitvoering van het buitengewoon onderhoud wordt vastgesteld. De meerjarenbegroting is de basis voor de (effectieve) uitvoering van het buitengewoon onderhoud. 3.1.1 Volgen van de schouwcyclus Schouwcyclus en grote wateren Het baggerwerk van WSHD wordt uitgevoerd binnen een vastgestelde cyclus. WSHD kent voor de regio's Goeree-Overflakkee, Hoeksche Waard en IJsselmonde een schouwcyclus van 6 jaar. Op Voorne-Putten geldt een cyclus van 7 jaar. Een schouwcyclus houdt in dat binnen een regio alle watergangen binnen 6 of 7 jaar onderhouden worden. Elk vak wordt in opeenvolgende jaren onderhouden. Na afronding van de cyclus wordt een herstart gemaakt met de eerst gebaggerde watergangen. Naast de schouwcyclus kent WSHD een aantal 'bijzondere' watergangen die niet binnen de normale cyclus (kunnen) worden uitgevoerd. Dit heeft ondermeer te maken met de hoeveelheid aanwezige specie in de watergang of de bereikbaarheid van de watergang. Maar het heeft vooral te maken met de grootte van de watergangen. Deze 'bijzondere' watergangen worden daarom ook wel aangeduid als de grote wateren.
WSHD Juli 2011
10
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Daarbij kan gedacht worden aan watergangen zoals de Bernisse, de Cutterleiding of de Binnenmaas. Voor deze watergangen worden afzonderlijke projecten opgestart die buiten de schouwcyclus vallen. Er wordt dus een apart bestek opgemaakt voor de afzonderlijke wateren, indien mogelijk worden wateren in één bestek gecombineerd aan de markt aangeboden. Contact met gemeenten Voorafgaand aan de uitvoering wordt het werk tot in detail voorbereid. De voorbereidingen gelden als basis voor de besteksvorming en vergunningenaanvraag. Voorafgaand aan de voorbereidingen in het stedelijke gebied wordt contact gezocht met gemeenten binnen het beheersgebied. Het waterschap heeft namelijk ook het onderhoud over de hoofdwatergangen in het stedelijke gebied waarvoor de ontvangstplicht bij de gemeente ligt. Ook wordt er samengewerkt waarbij het onderhoud van gemeentelijke wateren door het waterschap wordt uitgevoerd op kosten van de gemeenten. Met de gemeenten wordt in dat geval met name de, voor hun, financiële consequenties en mogelijke opslaglocaties besproken. 3.1.2 Inmeten waterbodems De hoeveelheden aanwezige baggerspecie wordt bepaald door het inmeten van de sliblaag. Aan de hand van deze gegevens wordt ook gekeken of het op diepte brengen van de watergang ook noodzakelijk is. Daartoe worden op bepaalde afstanden dwarsprofielen geplaatst. In landelijk gebied wordt om de 150m tot 200m een dwarsprofiel geplaatst, in stedelijk gebied is dit 50m tot 100m. Uit de inpeilingen worden baggervolumes bepaald welke getoetst worden aan het baggerprotocol. Het baggerprotocol omschrijft het keuzemoment waarop de baggerwerkzaamheden noodzakelijk zijn. Hierbij gelden de volgende criteria: De watergang mag tot 25% verondiepen, er moet een waterkolom van minimaal 75% van het leggerprofiel aanwezig zijn; Er mag een sliblaag van ten hoogste 30cm aanwezig zijn; Indien, op basis van aanwasgegevens, blijkt dat bij de volgende schouwcyclus de aanwezig sliblaag alsnog hoger is dan 30cm wordt deze alsnog gebaggerd. Het inmeten van waterbodems wordt verder beschreven in paragraaf 3.1.3 Bemonsteren waterbodems De waterbodem wordt bemonsterd om de kwaliteit van de baggerspecie te bepalen. De kwaliteit is medebepalend voor wat de uiteindelijk bestemming van de baggerspecie wordt. De kwaliteit wordt bepaald aan de hand van het Besluit bodemkwaliteit. In eerste instantie wordt getoetst of de baggerspecie op de kant kan worden afgezet. Als dit op basis van de milieuhygienisce parameters niet mogelijk is, wordt getoetst op de mogelijkheden om de baggerspecie op landbodem of oppervlaktewater toe te passen. De bemonstering en analyse van de waterbodem wordt uitgevoerd door DeltaLab. 3.1.4 Bestemmen waterbodems Zodra de hoeveelheid en kwaliteit van de baggerspecie bekend zijn, kan worden bepaald waar de baggerspecie kan worden afgezet. Indien er ruimte is naast de watergang én de kwaliteit van de baggerspecie het toelaat kan deze op de kant worden afgezet. Als er geen ruimte naast de watergang is (bv in stedelijk gebied) of de kwaliteit is dermate slecht dat de baggerspecie niet op de kant kan, moet een andere bestemming worden gezocht. Het waterschap kiest ervoor om de specie die niet "op de kant" kan te laten vervallen aan de aannemer. De aannemer draagt hierbij zorg voor de afzet van de specie. Het waterschap controleert hierbij wel of de baggerspecie op een verantwoorde wijze wordt afgezet.
WSHD Juli 2011
11
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
3.1.5 Bestek opmaken, aanbesteding- en gunningstraject De uitvoering van het werk wordt aan de markt uitbesteed. Hiervoor wordt een bestek opgemaakt waarbij de voorbereidingen hiervoor door het waterschap zelf worden uitgevoerd. In een baggerbestek staat o.a.: welke watergangen gebaggerd moeten worden; welke hoeveelheid baggerspecie uit de watergangen vrijkomt welke kwaliteit deze baggerspecie heeft en waar deze baggerspecie afgezet moet worden Een baggerbestek wordt vervolgens aanbesteed. Afhankelijk van de geraamde kosten wordt bepaald op welke wijze aanbesteed moet worden. Over het algemeen zijn de kosten van dien aard dat het bestek Europees aanbesteed moet worden. Na afweging tussen de inschrijvingen van aannemers wordt een of meerdere aannemer gekozen. Per (perceel in het) bestek kunnen een of meerdere aannemers werkzaam zijn. Het werk wordt aan een aannemer gegund die vervolgens verantwoordelijk is voor de uitvoering van het baggerwerk. WSHD houdt toezicht op het bestek en zal, daar waar nodig, sturing geven aan het baggerwerk. 3.1.6 Uitvoering baggerwerken Het baggerwerk wordt door een of meerdere aannemers uitgevoerd. In het bestek worden voorwaarden opgenomen waaraan het werk getoetst wordt. Ook worden uitgangspunten opgenomen waaraan de aannemer moet voldoen. Zo kan WSHD aangeven dat de aannemer de vereiste certificaten heeft of dat zij een bepaalde route van transport gebruikt. Naast de vastgelegde criteria waaraan de aannemer moet voldoen heeft zij zich ook te houden aan een aantal fatsoensnormen. Zo geeft het baggerwerk enige overlast in de omgeving. Tijdens de uitvoering moet hier door de aannemer efficiënt mee omgaat om het imago van het waterschap niet te schaden. Ook moet zij rekening houden met eventueel aanwezige flora- en faunasoorten die via de Flora- en faunawetgeving beschermd zijn. Daar waar nodig treedt de aannemer op als aanspreekpunt van het waterschap of benaderd zij ingelanden bv. ten aanzien van de afzet van baggerspecie. 3.1.7 Nacalculatie en evaluatie Zodra het baggerwerk is afgerond maakt het waterschap een balans op van het baggerwerk. Het waterschap legt de uiteindelijk gebaggerde hoeveelheden naast de vooraf ingemeten hoeveelheden. Indien hier grote afwijkingen in zitten wordt daarvan de oorzaak onderzocht. Ook wordt gekeken of de uitvoering naar wens is verlopen. Als er zaken zijn die niet volgens plan zijn verlopen óf als er zaken zijn die in vervolg anders moeten worden uitgevoerd, worden deze met de betreffende aannemer besproken. Ook als het werk naar tevredenheid is uitgevoerd wordt deze bevindingen besproken met de aannemer. Afsluiting van het project vindt echter pas officieel afgesloten als de laatste factuur betaald is. De nacalculatie wordt gebruikt bij het eventueel aanpassen van de meerjarenbegroting. 3.1.8 Updaten beheerregister Na de uitvoering worden zaken die niet overeenkomen met het beheerregister aangepast. Er wordt aangegeven welke watergangen gebaggerd zijn, hoeveel er uit is vrijgekomen en wat de kwaliteit was. Ook worden de bestemmingen aangegeven. Het beheerregister dient als logboek van de uitvoering en kan bij een volgende cyclus worden geraadpleegd.
WSHD Juli 2011
12
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
3.2. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Relaties met andere plannen, wet- en regelgeving
Kaderrichtlijn water; Flora- en faunawetgeving; Besluit bodemkwaliteit; Keur/legger; Beleidsregels vergunningverlening; Schouw;
De waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheertaken zijn aan Waterschap Hollandse Delta opgedragen als gevolg van wetgeving die recent is samengevoegd in de Waterwet. Voor de uitvoering van taken zijn diverse andere wetten van belang zoals de Wet Milieubeheer, Wet op de Ruimtelijke Ordening etc., deze geven randvoorwaarden voor de beheertaak. Daarnaast zijn er verordeningen en beleidsnota’s die richting geven aan de inhoud van de beheertaak (zoals WB21, GGOR, Kaderrichtlijn water en het Besluit Bodemkwaliteit). Voor het uitvoeren van onderhoudstaken zijn met name de Flora- en faunawet, het Besluit Bodemkwaliteit en de Kaderrichtlijn water van belang. 3.2.1 Kaderrichtlijn water De Kaderrichtlijn Water die in 2000 is vastgesteld en in 2005 in de Nederlandse wetgeving is opgenomen verplicht de lidstaten om alle wateren in een goede toestand te brengen en te houden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in chemische toestand en ecologische toestand. Bij de chemische toestand gaat het erom dat voor milieuvreemde stoffen waarvoor een Europese norm geldt aan die norm wordt voldaan. Bij de ecologische toestand gaat het er om dat de gekozen parameters waterplanten, macrofauna, vis en algen voldoen aan de normen die zijn vastgelegd voor de goede toestand. Voor een groot aantal chemische sturingsparameters voor de ecologie zoals bijvoorbeeld nutriënten en milieugevaarlijke stoffen, waarvoor geen Europese norm bestaat geldt dat deze door de Nederlandse wetgever zijn ondergebracht onder de ecologische toestand. De normen zijn vastgelegd in het Besluit kwaliteitsdoelstellingen en metingen oppervlaktewater. De wetgever heeft de normen met een resultaatplicht gekoppeld aan de zogenaamde KRW waterlichamen, waarover aan De Europese Commissie moet worden gerapporteerd. Voor overige wateren zijn zij richtinggevend en geldt er een inspanningsverplichting. In algemene zin draagt periodiek baggeren al veel bij aan het realiseren van de KRW doelen. Hierbij moeten we denken aan een rechtstreekse invloed op de ecologie door het verbeteren van de zuurstofhuishouding en het verbeteren van de vestigingsmogelijkheden voor waterplanten. Tevens worden er met de bagger nutriënten en organisch materiaal uit de watergangen verwijderd. Vergroting van waterdiepte vergroot het volume aan water en versterkt de opvangcapaciteit voor verontreinigende stoffen en de zelfreinigende werking van het oppervlaktewater. In een aantal doorlopen gebiedsprocessen samen met de gemeenten zijn ook specifieke baggermaatregelen benoemd, gekoppeld aan de KRW waterlichamen of hun verzorgingsgebied. 3.2.2 Flora- en faunawetgeving De Flora- en faunawet richt zich op het beschermen van soorten planten en dieren. Om dit te bereiken stelt de wet dat iedereen met zorg omgaat met in het wild levende soorten en hun omgeving. Naast deze zorgplicht voor alle soorten gelden verbodsbepalingen voor een aantal beschermde soorten. De verbodsbepalingen houden in dat iemand geen activiteiten mag uitvoeren die de beschermde soorten schade toebrengen, tenzij voor die activiteit een ontheffing is verleend.
WSHD Juli 2011
13
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
De Unie van waterschapen heeft een gedragscode ontwikkeld die aangeeft hoe waterschapswerkzaamheden zijn uit te voeren, opdat een vrijstelling voor de ontheffingsplicht geldt. In de praktijk betekent dit een kalender waarin staat welke werkzaamheden in welke periode van het jaar moeten plaatsvinden. Ook geeft de gedragscode aan welke beschermende maatregelen het waterschap moet treffen voor de uitvoering van een activiteit. Waterschap Hollandse Delta heeft zich verbonden aan deze gedragscode. De kalender is opgenomen in figuur 4. Januari
Februari
Maart
April
Mei
Juni
Juli
Augustus September Oktober
November December
Onderhoud Maaien bermen, dijken en schouwpaden Schonen van het natte profiel Baggeren van bodems en herprofilering Herstelwerkzaamhed en (1.)
Begrazen (2.) Snoeien en dunnen van opgaande beplanting Onderhoud waterkeringen Onderhoud verhardingen (3.) Voorkeursperiode, met minste risico op afbreuk aan populaties van soorten. 2e voorkeursperiode: 'ja, mits'. Uitvoering met de nodige schadebeperkende maatregelen. 3e voorkeursperiode: 'nee, tenzij'. Alleen in uiterste noodzaak en met de nodige schadebeperkende maatregelen .
(1.) Tijdens broedseizoen rekening houden met voorkomen van broedende vogels en andere beschermde soorten. (2.) Begrazingsdruk (aantal dieren en periode) en keuze diersoort aanpassen op voorkomen van juridisch zwaarder beschermde soorten. (3.) Tijdens broedseizoen rekening houden met voorkomen van broedende vogels. en andere beschermde soorten. (Bron. Gedragscode Flora- en Faunawet voor waterschappen)
Figuur 4: Kalender uit gedragscode waterschappen
3.2.3 Besluit Bodemkwaliteit Uit het Besluit Bodemkwaliteit, dat per 1 juli 2008 in werking is getreden, volgen milieuhygiënische eisen voor de verwerking van de bagger. De komst van dit besluit geeft extra impuls aan de toepasbaarheid van baggerspecie. De kwaliteitskaders van grond en baggerspecie zijn aan elkaar gelijkgesteld. Hierdoor zijn gevolgen op de chemische samenstelling van de ontvangende bodem door een toepassing beter in te schatten. Het besluit bodemkwaliteit is opgebouwd uit een drieledig toepassingsstelsel: het generieke kader, het gebiedspecifieke kader en grootschalige toepassingen. In het generieke kader zijn algemene normen (en bijbehorende waarden) vastgelegd waaraan de toe te passen grond en baggerspecie en de ontvangende bodem moeten voldoen. In het gebiedspecifieke kader kan door de gemeente een locatiegebonden norm (de Lokale Maximale Waarden) worden opgesteld. Deze norm wordt opgesteld, gelet op de huidige, aanwezige kwaliteit van de ontvangende bodem en de functie die op de locatie beoogd wordt.
WSHD Juli 2011
14
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Het grootschalig toepassen is ingezet om grote projecten als dijkversterking of verbredingen van snelwegen niet te laten stagneren of vastlopen op de twee eerder beschreven kaders. In dit kader is de grond vrij toepasbaar mits er een zogenaamde leeflaag wordt aangebracht van gebiedseigen grond of grond van een betere kwaliteit dan op de locatie. Figuur 5: Milieuhygiënische eisen uit het Besluit Bodemkwaliteit
Generieke kader Het generieke kader is gebaseerd op het stand-still beginsel. Partijen en locaties moeten aan elkaar getoetst worden, waarbij verslechtering van de bodemkwaliteit niet is toegestaan. De uitvoering van de baggerwerken door WSHD vallen grotendeels binnen dit kader. De oorzaak daarvan ligt bij de huidige afwezigheid van gebiedsdekkend gebiedsspecifiek beleid (zie paragraaf 1.2). Binnen het generieke kader zijn vier toetsingskaders te onderscheiden. Voor de afzet van baggerspecie maakt WSHD voornamelijk gebruik van drie toetsingskaders: (1) toepassing op de landbodem, (2) verspreiding op het aangrenzend perceel en (3) toepassing of verspreiding in oppervlaktewater. Baggerspecie die op basis van een kwaliteitstoetsing voor verspreiding op het aangrenzend perceel valt binnen de classificatie “verspreidbaar” wordt, mits er voldoende ruimte is, verspreid over het perceel. Voor de overige baggerspecie wordt een locatie (bv. depot) gezocht. De kwaliteit van deze baggerspecie wordt getoetst aan de normen behorende bij “toepassing op landbodem”. De toepassingslocatie wordt eveneens getoetst aan het normstelsel “toepassing op landbodem”. Indien beide classificaties overeenkomen óf als de baggerspecie van een betere kwaliteit is, kan de baggerspecie op de betreffende locatie worden toegepast. Aan het kader van “toepassing op landbodem” hangt het nadeel dat de ontvangende bodem binnen het beheersgebied van WSHD veelal schoner is dan de aan te brengen baggerspecie. Met name verontreinigingen door minerale olie, PAK’s en zware metalen. Hiervoor kan het gebiedsspecifiek kader meer mogelijkheden scheppen. Gebiedspecifieke kader De kaders van het generieke beleid laten geen ruimte voor een bredere toepassing van baggerspecie. De normen zijn de grenzen waaraan de kwaliteit van de baggerspecie moet voldoen. Daarbij wordt niet op parameterniveau gekeken maar op partijniveau. Het kan daardoor voorkomen dat partijen op basis van een verhoogde parameter in een classificatie vallen waardoor de partij niet is toe te passen. Indien deze parameter of parameters een lokaal verschijnsel zijn kan een gemeenteraad ervoor kiezen gebiedsspecifiek beleid op te stellen. Dit kan ook worden gedaan indien de aanwezigheid van bepaalde parameter(s) op een locatie geen directe schade toebrengt aan mens en milieu, bv op een (toekomstig) industrieterrein of baggerdepot. Binnen het gebiedsspecifieke kader kan/kunnen de betreffende parameter(s) worden aangepast. Hierdoor is het mogelijk om de toepassingsmogelijkheden te vergroten. Anderzijds kan de gemeenteraad er ook voor kiezen om, bij bepaalde redenen en belangen, de kwaliteitsnorm voor parameters te verlagen waardoor toepassingsmogelijkheden worden verlaagd. Binnen WSHD bestaan op dit moment (2011) twee noemenswaardige gebiedsspecifieke beleidsnota’s (voor de overige gemeenten is dit nog in ontwikkeling): De gemeente Rotterdam heeft gebiedsspecifiek beleid op gesteld, geldend binnen haar gemeentegrenzen, voor de verspreiding van grond en baggerspecie. Voor de verspreiding van baggerspecie is bepaald dat baggerspecie uit de gemeente
WSHD Juli 2011
15
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Rotterdam, die als verspreidbaar wordt geclassificeerd, binnen de gemeentegrenzen vrij mag worden toegepast. Normaliter geldt voor verspreidbare baggerspecie dat die enkel op het aangrenzende perceel mag worden verspreid. Door de bredere toepassingsmogelijkheden kan meer baggerspecie binnen de gemeente Rotterdam afgezet worden. De Omgevingsdienst Zuid-Holland-Zuid heeft, in samenwerking met gemeenten en waterschappen binnen haar gebied, afspraken gemaakt over gebiedsspecifieke toepassing van grond en baggerspecie. Voor baggerspecie gelden bredere normen waardoor meer toepassingsmogelijkheden binnen het gebied ontstaan. Hierbij is een duidelijke splitsing gemaakt tussen landelijke en stedelijke baggerspecie. Voor beide gelden ruimere normen, voor landelijke specie zijn deze iets ruimer dan voor stedelijke baggerspecie.
Grootschalig toepassen Voor het hergebruik van baggerspecie in grote projecten zoals dijkversterkingsprojecten en verondiepen van diepe putten is de toepassingsvorm "grootschalig toepassen" interessant. Dit stelsel bepaald dat projecten met een groot grondverzet, en indien deze aan een aantal voorwaarden voldoet, kan worden toegepast zonder dat de kwaliteit daarin direct leidend is. Grootschalig toepassen is mogelijk indien aan de volgende classificaties is voldaan: Er wordt gelijk of meer dan 5.000m3 grond/baggerspecie toegepast De kwaliteit is niet slechter dan de klasse industrie Er is een blijvende beheerder (eigendomsverplichting) De toepassingshoogte is minimaal 2m (met deze norm wordt pragmatisch omgegaan, zo wordt bij taluds gecompenseerd) Er wordt een leeflaag van 0,5m aangebracht. Bij projecten die vallen onder de noemer grootschalig toepassing is de bestaande kwaliteit van de ontvangende bodem niet leidend, maar is een nadere toets aan zogeheten emissiewaarden, van het toe te passen materiaal nodig. Deze toets is vele mate eenvoudiger dan de andere toetsingsmethoden. Als aan de emissiewaarden wordt voldaan dan kan het materiaal worden toegepast in het project. Hiermee worden langdurige procedures voorkomen en veelal kan materiaal dat normaliter niet door het stand-still beginsel komt alsnog worden toegepast. Onderhoudsplicht en ontvangstplicht De waterwet biedt de mogelijkheid in de keur de onderhoud en ontvangstplicht op te leggen. De legger geeft aan wie onderhoudsplichtige is en wat de onderhoudsverplichtingen zijn. Het besluit bodemkwaliteit geeft een beperking van de ontvangstplicht. Het besluit biedtechter ook mogelijkheden om de toepasbaarheid van de baggerspecie te vergroten.
WSHD Juli 2011
16
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Als baggerspecie kwalitatief voldoet aan MSpaf kan die worden gespreid. Voor baggerspecie boven de MSpaf waarde maar beneden de interventiewaarde (IW) geldt niet meer de ontvangstplicht maar deze kan wel nog worden toegepast. Voor baggerspecie boven de interventie waarde is de ontvangstplicht niet van toepassing en zijn de extra kosten van afvoeren en storten in principe voor de onderhoudsplichtige. De onderhoudsplichtige is in het geval van primaire watergangen zoals hoofdwatergangen en veelal ook de dijk- en wegsloten altijd het waterschap. Bij de overige watergangen kunnen dat zijn overige (publiekrechtelijke) maatschappelijke organisaties of particulieren, bedrijven of eigenaren. Conform het huidige beleid neemt, in het geval dat de ontvangstplicht niet van toepassing is, het waterschap in alle gevallen de extra kosten van afvoeren en storten voor haar rekening.
Figuur 6: Stroomschema WSHD t.a.v. werkwijze Bbk
WSHD Juli 2011
17
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Het besluit Bodemkwaliteit biedt gemeenten de mogelijkheid gebiedspecifiek beleid, door een ruimere toepassing van baggerspecie, te realiseren. De nota bodembeheer van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid is daarvan een voorbeeld. In deze nota zijn de toepassingsmogelijkheden voor baggerspecie verruimd zodat mogelijkheden gecreëerd zijn voor de ontvangstplichtigen om op de kosten van afvoeren en storten van baggerspecie te besparen. Het beleid van het waterschap is er op gericht om de gemeenten te stimuleren om gebiedspecifiek beleid te ontwikkelen. Daardoor ontstaan er ten aanzien van de huidige werkwijze minder kosten voor afvoer en verwerking.
Kostenverdeling De kostenverdeling ziet er als volgt uit: De kosten voor het baggeren en afvoeren van "vervuilde" specie (specie boven de interventiewaarde) bij watergangen in onderhoud bij het waterschap zijn voor rekening van ons waterschap; De meerkosten voor het baggeren en afvoeren van vervuilde" specie (specie boven de interventiewaarde) bij overige watergangen in onderhoud bij derden zijn voor rekening van het waterschap. De reguliere kosten voor het onderhoud blijven bij de onderhoudsplichtigen. Indien de veroorzaker van de vervuiling te achterhalen is zullen deze meerkosten van afvoeren en storten van de specie verhaald worden op de vervuiler; 3.2.4 Keur en legger Binnen de wettelijke kaders hanteert het waterschap een eigen beleid voor het waterbeheer. De belangrijkste regels staan in de Keur en de Legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen die aangeven wat wel en niet mogelijk is, en de verplichtingen die gelden ten aanzien van het beheer van het oppervlaktewater. De legger geeft de vorm, afmetingen en onderhoudsplichtigen van de wateren aan. Onderdelen uit de Keur met betrekking tot het onderhoud zijn: • het instandhouden van de vorm, afmetingen en constructie zoals die zijn vastgelegd in de legger; • het voldoende vrij houden van de watergang voor aan- en afvoer van water; • het vrijhouden of vrijmaken van de oevers binnen de beschermingszone voor het uitvoeren van buitengewoon onderhoud; • de ontvangstplicht voor bagger en maaisel op aanliggende percelen op minimaal 0,5 meter uit de insteek; • het binnen 2 maanden verspreiden of afvoeren van de bagger uit de beschermingszones; Onderdelen uit de legger met betrekking tot het onderhoud zijn: • de vereiste afmetingen van het profiel van de wateren van insteek tot insteek; • de beschermingszones op de aanliggende percelen; • de onderhoudsplichtigen van de wateren; Uitgangspunt voor het waterschap met betrekking tot het beheer en onderhoud is te handelen naar de regels zoals deze zijn vastgelegd in de Keur en de legger.
WSHD Juli 2011
18
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
3.2.5 Beleidsregels vergunningverlening Op de verbodsregels in de Keur is een vrijstelling of vergunning te verlenen. Aandachtspunt voor het vergunningenbeleid is de instandhouding van het watersysteem. Vanuit het onderhoud zijn onder meer van belang de wijze van onderhoud (varend, rijdend of beide) en het instandhouden van deze onderhoudsmogelijkheden. Voorbeelden hiervan zijn het dempen en vergraven, aanbrengen van obstakels op de beschermingszones of in de watergangen Lokale gebiedseigenschappen kunnen daarbij een belangrijke rol spelen. De beleidsregels die bij de vergunningverlening worden gehanteerd stellen de uitvoering van het beheer en onderhoud veilig. Anderzijds is het zo dat ook voor het waterschap het uitgangspunt is te handelen naar de beleidsregels die vastgelegd zijn. Dit meerjarenbaggerplan vormt ook een kader aan beleidsregels voor de uitvoering van het baggerwerk. 3.3.
Meetprotocol, inmeten en uitpeilen van bagger
Korte samenvatting van dit onderwerp: De beschreven werkwijze als uitgangspunt te hanteren voor het inmeten, uitpeilen en het bepalen van de ingreepmaat (wanneer wordt er gebaggerd) van de bagger.
Voor een doelmatige uitvoering van het baggeronderhoud is het noodzakelijk dat de baggervolumes in de watergangen nauwkeurig en eenduidig worden bepaald. Dit kan bij een beperkt aantal watergangen aan de hand van een inschatting. De meeste watergangen moeten echter volledig worden ingemeten. Het inmeten geschiedt volgens een meetprotocol. Aan de hand van de meetgegevens wordt in samenhang met het baggerprotocol en de leggerafmetingen van een watergang bepaald wanneer en hoeveel er precies gebaggerd moet worden. In dit stuk wordt deze werkwijze verder uitgewerkt aan de hand van de volgende paragrafen: 1. Functie en werking van het meetprotocol; 2. Baggerprotocol (ingreepmaat); 3. Relatie leggerafmetingen tot de (werkelijke) vaste bodem; 4. Volumebepaling baggerspecie; 5. Uitpeilen (na uitvoering werk); 6. Samenvattende conclusie; 3.3.1 Functie en werking van het meetprotocol Om de hoeveelheid baggerspecie in watergangen te bepalen moeten de watergangen worden ingemeten. Deze gegevens worden gebruikt voor : • Opstellen Kostenraming; • Opstellen Meerjarenbegroting; • Opstellen bestek; • Aanvragen storten baggerspecie bij eindverwerkers; • Accorderen door aannemer; • inschrijving aannemer bij aanbesteding; • Planning van de aannemer; • Nacalculatie en evaluatie; • Monitoring en benchmark;
WSHD Juli 2011
19
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Functie meetprotocol voor inschatten van baggervolumes Bij een beperkt aantal uniforme watergangen is het mogelijk om op basis van ervaringscijfers een aanname te doen van de baggervolumes. Ondanks dat bij deze watergangen de baggervolumes worden ingeschat blijft het noodzakelijk dat er metingen verricht worden voor het monitoren van het watersysteem. Ook worden er dwarsprofielen gemeten om een realistische beeld te kunnen krijgen van de gemiddelde baggeraanwas en wat de werkelijke bodemhoogten zijn. Deze gegevens worden samen met de regulier gemeten dwarsprofielen benut voor: Verwerking van de werkelijke bodemprofielen in het beheerregister zodat verdieping van het huidige dwarsprofiel kan worden voorkomen bij de uitvoering van het baggerwerk; Opgave baggerhoeveelheden voor de Benchmark (landelijke registratie); Steekproefsgewijs worden er dwarsprofielmetingen van deze watergangen gemaakt waarbij de uitvoering van deze "monitoringsmetingen" gelijktijdig plaatsvinden met de overige metingen in het betreffende schouwvak. Na de tweede meetronde van het beheersgebied van 2011 tot en met 2017 is er voldoende inzicht om een reëel beeld te hebben van de werkelijke bodemhoogten en de gemiddelde baggeraanwas. Na 2017 is het dan ook niet meer noodzakelijk om metingen voor het monitoren van de watergangen uit te voeren. Aangezien het voor het merendeel (90%)van de hoofdwatergangen noodzakelijk is om te werken met werkelijk gemeten gegevens (zie omschrijving "inmeten van baggervolumes" hieronder) worden alle hoofdwatergangen ingemeten. Dijk- en wegsloten worden alleen gemeten indien de specie hieruit moet worden afgevoerd of bijzondere (grote) afmetingen hebben. In de overige situaties wordt de hoeveelheid specie geschat. Uitgangspunt bij dijk- en wegsloten is 0,5 m3/m1 watergang
Functie meetprotocol bij het inmeten van baggervolumes Het inmeten van watergangen voor het bepalen van de werkelijke volumes is bij de volgende watergangen noodzakelijk: Alle watergangen in het stedelijk gebied die onderhouden worden door het waterschap aangezien de specie uit deze watergangen veelal wordt afgevoerd; Watergangen in het landelijk gebied die op de waterlijn breder zijn dan 6 meter aangezien hier geen realistische inschatting van de baggervolumes gemaakt kan worden; Watergangen in het landelijk gebied die op de waterlijn smaller zijn dan 6 meter met een grillig verloop aangezien hier geen realistische inschatting van de baggervolumes gemaakt kan worden; Watergangen waarvan de specie moet worden afgevoerd of toegepast doordat deze niet verspreidbaar is op de oever; Watergangen waarvan de specie moet worden afgevoerd door de aanwezigheid van fysieke belemmeringen op de oever; Watergangen waarvan de specie moet worden afgevoerd doordat deze vallen onder de regeling fysieke obstakels; Watergangen waar een dusdanige hoeveelheid specie uit vrijkomt dat deze in aanmerking komt voor de vergoedingenregeling voor spreiding van grote hoeveelheden baggerspecie. Vanuit het rechtgelijkheidsbeginsel wordt deze vergoeding gebaseerd op de werkelijk gemeten hoeveelheden;
WSHD Juli 2011
20
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Het meetprotocol Bij de voorbereiding van de baggerwerkzaamheden en in een eerder stadium al bij het bepalen van de nut en noodzaak om te baggeren is het noodzakelijk te weten welke hoeveelheden baggerspecie zich in de watergang bevindt. De hoeveelheid baggerspecie in een watergang wordt bepaald door middel van metingen. Dit meetwerk moet op een uniforme wijze gebeuren in het gehele beheersgebied en worden omschreven in een meetprotocol. Voor met name calculatie- en controlemogelijkheden voor de aannemer is dit van belang. Het meetprotocol betreft een omschrijving van de meetmethodiek voor: Inmeten, betreft het bepalen van de aanwezige hoeveelheid bagger in een watergang van specifiek gemeten dwarsprofielen voor de uitvoering van het baggerwerk; Uitpeilen, betreft het controleren van de baggerspecie die eventueel nog in de watergang aanwezig is na de uitvoering van het baggerwerk. Het gaat om een controle van de aannemer. De wijze van meten bij het uitpeilen is gelijk aan de methodiek van het inmeten. Om een inschatting van de totaal aanwezige baggervolumes te kunnen bepalen is het noodzakelijk dat de hoeveelheid baggerspecie in de dwarsprofielen bepaald wordt. Door gemeten dwarsprofielen te vermenigvuldigen met het lengteprofiel kunnen de aanwezige baggervolumes berekend worden (in situ m³). Door de gemeten hoeveelheden baggerspecie in het dwarsprofiel te extrapoleren over het lengteprofiel van de watergang treedt er een bepaalde mate van onzuiverheid op. Om deze onzuiverheid in de baggervolumes (in m3) te beperken is het noodzakelijk om de metingen die plaatsvinden in de dwarsprofiel op relevante locaties uit te voeren. Bij uniforme watergangen in het landelijke gebied wordt er met een onderlinge afstand van 150 tot maximaal 200 meter een dwars-profiel gemeten. Als het lengteprofiel van de watergang niet meer uniform is maar in het veld duidelijk gaat afwijken worden er tussen deze knikpunten ook dwarsprofielen ge-meten. Voorbeelden hiervoor zijn verbredingen of versmallingen in watergangen. In het stedelijk gebied wordt er intensiever gemeten waarbij er dwarsprofielen worden ingemeten met een onderlinge afstand van ca. 50 tot maximaal 100 meter. Watergangen in het stedelijk gebied zijn over het algemeen minder homogeen van opbouw. Om deformatie van oevers en beschoeiingen te voorkomen wordt bij de eerste 0,5 meter bij smalle watergangen, en op een afstand van 10% van de breedte bij brede watergangen niet gebaggerd. Het feitelijke baggerwerk start dus op enige afstand vanuit de oever of de oeverbescherming (bijvoorbeeld een beschoeiing). Bij het inmeten van de watergangen wordt hier al rekening mee gehouden. Op genoemde afstanden uit de oever wordt alleen de bovenzijde van de sliblaag ingemeten en wordt er niet "doorgedrukt" naar een vaste bodem. Op deze wijze worden ook hoeveelheden baggerspecie (in m3) langs de oevers niet bij de te accorderen hoeveelheden bagger toegevoegd. Hiermee wordt voorkomen dat de aannemer betaald krijgt voor de bagger die niet wordt verwijderd. Het meten van lengte- en dwarsprofielen gebeurt met GPS (Global positioning system). GPS is een satellietplaatsbepalingssysteem waarbij eenduidig de gemeten profielen worden vastgelegd. Er kunnen hierbij geen onduidelijkheden optreden door bijvoorbeeld het verschuiven van bodemhoogten en sliblaagdikten. Voor het bepalen van de bovenzijde van de bagger en de vaste bodem is een meetvoet met een diameter van 9 cm in gebruik. Deze wordt eerst op de bagger geplaatst voor het inmeten van de baggerhoogte en daarna "doorgedrukt" door de aanwezige sliblaag naar de vaste bodem. Er is geen aparte meetstok met verschillende voetjes voor het bepalen van het verschil tussen de baggerhoogte/sliblaag en vaste bodem.
WSHD Juli 2011
21
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Bij het meten van de lengte- en dwarsprofielen doen zich de volgende situaties voor: Bij zand- en kleiachtige bodem wordt de meetvoet "doorgedrukt" tot de weerstand van de zand- of kleilaag gevoeld wordt. Door de weerstand kan hier niet “doorheen geprikt” worden. Het betreft de overgang tussen de bagger en de bodem. Bij veenachtige bodem wordt de meetvoet "doorgedrukt" tot de weerstand met de veenlaag gevoeld wordt. Aangezien veen weinig weerstand biedt is de kans aanwezig dat de meetstok ook deels door de veenlaag "doorgedrukt" wordt. In dit geval kan er aan het kleurverschil op de meetstok worden nagegaan hoe dik precies de baggerlaag is en de diepte van (veen)bodem. Bij twijfel en in het geval van een zeer slappe bodem wordt er tevens per gemeten profiel een controlemeting gedaan met een steekguts. Daarmee kan exact de overgang tussen losse bagger en vaste bodem worden bepaald. Dit is van belang om te voorkomen dat de vast bodem wordt verwijderd en om eventueel een leggerprofiel vasts te kunnen stellen. Indien zowel de bodem alsook de baggerspecie uit zand bestaat is het moeilijk om het verschil hiertussen te bepalen. Een vaste bodem bepalen is in dit geval ook niet mogelijk. Hier dient de theoretische leggermaat als basis voor de vaste bodem en voor het bepalen van de sliblaagdikte; Voor een nadere omschrijving voor het inmeten en uitpeilen van watergangen wordt verwezen naar de "werkomschrijving landmeten" opgesteld door het waterschap. 3.3.2 Baggerprotocol (ingreepmaat) Om het buitengewoon onderhoud uit te kunnen voeren zoals in de Keur omschreven staat heeft het waterschap een baggerprotocol opgesteld. Dit baggerprotocol geeft de ingreepmaat aan wanneer het waterschap onderhoud gaat uitvoeren één en ander gebaseerd op waterkwaliteit en waterkwantiteit. De ingreepmaat die voortvloeit uit het baggerprotocol is gebaseerd op: 1. het behouden van voldoende doorstroomprofiel van de watergang voor de aan- en afvoer van water; 2. het realiseren van waterkwaliteitsdoelstellingen in het watersysteem; Toelaatbare slibaanwas waarbij er (nog) niet wordt gebaggerd: De waterdiepte tot aan de vaste bodem van de watergang mag tot maximaal 25% verondiepen met een maximum van 30 cm bagger. Dat geldt voor watergangen met een diepte tot 2 meter in verband met: • realiseren van voldoende doorstroomprofiel in de watergang voor de aan- en afvoer van water; • creëren van voldoende groei- en ontwikkelingsmogelijkheden voor de waterplanten; • realiseren van voldoende waterkolom waardoor de aanwezige baggerlaag geen negatief effect kan krijgen op de waterkwaliteit;
watergang tot 2,0 meter diep
max 25% van de waterkolom, of max 30 cm sliblaag.
WSHD Juli 2011
22
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Bij watergangen met flauw aflopende onderwatertaluds waarin de bagger alleen op het diepst gelegen deel van de bodem aanwezig is, over maximaal 25% van de waterbreedte, is baggeren niet noodzakelijk. Voor de aanwezige bagger op de onderwatertaluds van de overige 75% van de waterbreedte gelden de bovenstaande uitgangspunten van het baggerprotocol.
watergang met flauwe onderwater- taluds en smalle bodem
max 25% van waterbreedte, bagger in diepste deel kan blijven liggen
Bij watergangen dieper dan 2 meter is geen onderhoudsbaggerwerk nodig. Doordat er ruim voldoende waterdiepte aanwezig is, is het effect op waterkwaliteit marginaal. Bij aantoonbare nadelige gevolgen voor de waterkwantiteit en waterkwaliteit kan het baggerwerk alsnog worden uitgevoerd.
Slibaanwas waarbij het waterschap baggert Het waterschap werkt met een schouwcyclus waarbij de watergangen in een schouwvak in een cyclus van 6 of 7 jaar worden uitgebaggerd. Vooraf wordt bepaald of het noodzakelijk is dat de watergangen daadwerkelijk worden gebaggerd. Door het uitvoeren van metingen en berekeningen worden de baggervolumes in de watergangen bepaald. Deze baggervolumes worden getoetst aan het baggerprotocol. Door uitspoeling en bezinken van slibdeeltjes van aanliggende gronden wordt de jaarlijkse sliblaagaanwas groter. De hoeveelheid baggerslib in een watergang mag niet groter worden dan 25% van de waterkolom met een maximum van 30 cm dikte. Met een baggercyclus van 6 en 7 jaar moet hier bij de werkvoorbereiding al rekening mee gehouden worden. Bij het toetsen van de baggervolumes aan het baggerprotocol moet er rekening mee gehouden worden dat bij de volgende baggercyclus de baggervolumes nog steeds niet groter zijn dan omschreven in dit baggerprotocol. Er mag van worden uitgegaan dat de baggeraanwas lineair vermeerderd waarbij er rekening mee mag worden gehouden dat bij de vorige baggercyclus er ca. 5 tot 10 cm bagger in de watergang is achtergebleven door mors(verliezen) bij de uitvoering van het baggerwerk. De ingreepmaat voor het baggeren van de watergangen wordt als volgt bepaald: de baggervolumes worden getoetst aan het baggerprotocol; de baggervolumes mogen lineair worden verhoogd voor het inschatten van de baggervolumes voor de volgende baggercyclus; er mag rekening gehouden worden met 5 tot 10 cm morsverlies bij de uitvoering van het baggerwerk van de vorige baggercyclus; er moet rekening gehouden worden met het feit of de watergang bij de vorige baggercyclus wel of niet gebaggerd is. Dit heeft uiteraard direct gevolgen voor de inschatting van de baggeraanwas voor een volgende cyclus; baggerwerk wordt uitgevoerd tot aan de vaste bodem van de watergang. vervuilde baggerspecie iedere baggercyclus geheel verwijderen. Om bij een volgende baggercyclus weer de afweging te kunnen maken of watergangen in aanmerking komen om gebaggerd te worden is het noodzakelijk deze gegevens te verwerken in het beheerregister.
WSHD Juli 2011
23
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
3.3.3 Relatie leggerafmetingen tot de (werkelijke) vaste bodem Bij de uitvoering van het baggerwerk worden de termen leggerafmetingen/leggerdiepte en de vaste bodem veel gebruikt en in verband met elkaar gebracht: De leggerafmetingen staan omschreven in de legger waarin de theoretische afmetingen zoals bodembreedte en diepte zijn opgenomen; Met de vaste bodem van een watergang worden de werkelijke afmetingen van de watergang bedoeld die aanwezig is in dit specifiek gemeten dwarsprofiel. Ook de omschrijvingen in de Keur met betrekking tot het buitengewoon onderhoud hebben een onderlinge relatie met elkaar. De artikelen in de Keur volgen elkaar op in afwijkende, praktische situaties om een bepaald einddoel te realiseren. Een praktische interpretatie van de Keur met betrekking tot het buitengewoon onderhoud is: 1. Een watergang moet onderhouden worden op de afmetingen zoals deze in de legger opgenomen zijn; 2. Indien een watergang grotere en/of diepere afmetingen heeft dan omschreven staat in de legger wordt de watergang op deze grotere en/of diepere afmetingen onderhouden; De afmetingen die opgenomen zijn in de legger komen meestal niet exact overeen met de afmetingen zoals deze in de praktijk aanwezig zijn. De leggerafmetingen geven een globale en gemiddelde weergave van het praktisch aanwezige dwarsprofiel weer over een bepaalde lengte van een watergang. Het tweede punt is hierbij overrulend want dit bepaalt dat het waterschap het onderhoud uitvoert op basis van de grotere en/of diepere afmetingen om aan de uitgangspunten van de Keur te kunnen voldoen. Concluderend kan gesteld worden dat het waterschap de watergangen baggert tot aan de vaste bodem. Hierbij kunnen zich 2 situaties voordoen: 1. Werkelijke afmetingen van watergang zijn kleiner dan het leggerprofiel (ca. 5%); 2. Werkelijke afmetingen van watergang zijn groter dan het leggerprofiel (ca.95%); De werkelijke afmetingen van de watergang zijn kleiner dan het leggerprofiel Onderhoud op basis van het leggerprofiel wordt wel toegepast indien de watergang kleiner/ondieper is dan dat deze in de legger staat vermeld. Dit houdt in dat de watergang niet voldoet aan het minimaal benodigde doorstroomprofiel en er problemen zijn of kunnen ontstaan bij de aan- en afvoer van het water. Door het te kleine doorstroomprofiel kunnen deze problemen ook al ontstaan in de situatie dat de watergang "baggervrij" is. Het simpelweg vergraven (verbreden en verdiepen) van de watergang naar de afmetingen zoals deze in de legger staan omschreven kan niet in alle gevallen worden uitgevoerd. Per situatie moet een afweging gemaakt worden waarbij criteria zoals mogelijke schade aan naastgelegen bebouwing, "opbarsten" van de vaste bodem en de aanwezigheid van oeverconstructies meegenomen moeten worden bij de afwegingen. Het vergraven van de watergangen naar de werkelijke leggerafmetingen is een eenmalige actie die bij het buitengewoon onderhoud uitgevoerd kan worden in de 6- en 7 jarige schouwcyclus. De leggerafmetingen worden hierbij gecontroleerd ten opzichte van de werkelijk aanwezige afmetingen van de watergang. Indien de locale omstandigheden geen aanleiding geven tot complicaties kunnen de betreffende watergangen verdiept en/of verbreed worden. Deze actie kan in het kader van het baggerplan worden uitgevoerd. Een mooi voorbeeld hiervan is een watergang die al decennia vanaf de oevers met een hydraulische kraan wordt gebaggerd maar waarbij de giek van de kraan
WSHD Juli 2011
24
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
net iets te kort is om het onderhoud van de gehele watergang uit te voeren. Het resultaat is dat na een aantal schouwcycli er in het midden van de watergang een "rug" ontstaat, een verhoging in het dwarsprofiel van de legger. Deze verhoging is relatief eenvoudig te verwijderen door een kraan met een langere giek zodat bij een volgende schouwcyclus de watergang uit één vloeiend profiel bestaat en gebaggerd kan worden. Indien de locale omstandigheden wel aanleiding geven tot complicaties dan kan er op projectmatige wijze een invulling gegeven worden aan het realiseren van het gewenste slootprofiel. Dit laatste vormt geen onderdeel van dit baggerplan. Ook het hydraulisch doorrekenen van het watersysteem met als doel de benodigde doorstroomcapaciteit te verifiëren met de (huidige) leggerafmetingen is niet in dit baggerplan opgenomen. De werkelijke afmetingen van de watergang zijn groter dan het leggerprofiel De omschrijving in de Keur met betrekking tot enerzijds onderhoud op basis van de leggerafmetingen en anderzijds op basis van de werkelijke afmetingen kan wel eens verwarring opleveren bij de werkvoorbereiding, uitvoering en de schouw. Het afstemmen van de leggerafmetingen op de werkelijk aanwezige afmetingen van de watergang vormt geen onderdeel van dit baggerplan maar zal in een ander verband worden uitgewerkt. In schema: 1. watergangen met een gemeten profiel < leggerprofiel Meten sliblaagdikte op vaste dwarsprofiellocaties toets aan leggerprofiel Eventueel extra dwarsprofielen meten (vaste bodem + sliblaagdikte) Berekenen baggervolumes Watergang baggeren/vergraven tot aan het leggerprofiel
2. watergangen met een gemeten profiel > leggerprofiel Meten sliblaagdikte op vaste dwarsprofiellocaties Toets aan vaste bodem vorige cyclus Eventueel extra dwarsprofielen meten (vaste bodem + sliblaagdikte) Berekenen baggervolumes Watergang baggeren tot aan de vaste bodem
WSHD Juli 2011
25
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
3.3.4 Volumebepaling baggerspecie De waterlopen zoals deze zijn opgenomen in het beheerregister zijn voorzien van een theoretische maatvoering op basis van het gemeten profiel. Deze gegevens staan in de profielenomgeving waarmee de gemeten profielen worden verwerkt en gecontroleerd. Ook rekent deze software het volume uit tussen de gemeten bodem- en sliblaag. In 2011 hebben we voor de zesjarige cyclus en in 2012 voor de zevenjarige cyclus ten behoeve van Voorne Putten één meetronde in zijn geheel uitgevoerd. Dat betekent dat er vanaf 2012 informatie beschikbaar is van alle vaste bodems (in de dwarsprofielen) zoals deze in het veld aanwezig zijn. Voor het bepalen van de sliblaagdikten en slibvolumes voor de volgende cyclus gaat het waterschap uit van de vaste bodem van de watergang die gemeten is tussen 2005 en 2011. De reden hiervoor is dat bij het uitgangspunt baggeren van watergangen tot op de vaste bodem het risico met zich meebrengt dat niet alleen de bagger maar ook een klein deel van de vaste bodem ongemerkt wordt afgeschraapt. Indien dit keer op keer gebeurd, wordt het aanwezige profiel geleidelijk aan dieper en breder. Dit is niet wenselijk omdat de noodzaak hiervoor niet aanwezig is, de kans bestaat op oeverdeformatie/opbarsten van de bodem en meerkosten door grotere hoeveelheden bagger en . Bij de volgende meetcyclus van 2013 - 2020 wordt opnieuw op de gebruikelijke wijze de dikte van de sliblaag gemeten tot aan de vaste bodem. Vervolgens wordt deze meting van de sliblaagdikte getoetst aan de vaste bodemdiepte gemeten in de meetcyclus van 2005 - 2012. Bij het uitbaggeren van watergangen wordt de vaste bodem gemeten in de meetcyclus van 2005 - 2012 als uitgangspunt voor de te baggeren diepte gehanteerd. Hiermee wordt voorkomen dat niet alleen de bagger maar soms ook een klein deel van de vaste bodem wordt afgeschraapt.. Dit betekent dat op dezelfde locatie waar inmiddels een dwarsprofiel is gemeten voor het bepalen van de vaste bodems in de schouwvakken vanaf nu ook het profiel wordt gemeten voor het bepalen van de sliblaagdikte. Deze meetlocaties worden in het GIS gemarkeerd zodat deze bij de meetronde voor de sliblaagdikte weer te traceren zijn. Bij de meting wordt alleen ter controle een compleet dwarsprofiel gemeten inclusief de vaste bodem en de sliblaagdikte. Op deze wijze kan een eventuele verdieping en eventuele meetfouten inzichtelijk worden gemaakt. Deze meting van de vaste bodem wordt niet gebruikt voor berekening van de baggervolumes. Volumebepaling vindt dus plaats op basis van: de ingemeten bodemhoogten zoals die zijn vastgesteld tijdens de vorige meetcyclus (2005-2011) de nieuw gemeten hoogten van de sliblaag.. Uitzondering op deze regel: Zes jaar terug was de meetdichtheid van de dwarsprofielen kleiner dan dat we dit nu doen. Dit betekent dat we tussen de reeds bekende dwarsprofielen van de afgelopen jaren nu extra profielen hebben gemeten. Van deze nieuwe dwarsprofielen is nog geen "oude" meting van de bodemhoogte en breedte van een voorgaande meetronde beschikbaar. Bij de metingen van de nieuwe dwarsprofielen worden in dit geval ook de nieuw gemeten bodemhoogten en breedten aangehouden bij de werkvoorbereiding en volumebepaling van het slib en vastgelegd als nulsituatie voor de volgende cyclus. Illustraties hiervan op de volgende pagina.
WSHD Juli 2011
26
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
WSHD Juli 2011
27
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
In bovenstaande figuur staan enkele voorbeeldprofielen vermeld uit het beheerregister van het waterschap. De leggermaatvoering staat hier in blauw aangegeven. Tussen de sliblaag en de bodem is met rood en groen aangegeven wat de te verwijderen bagger (rood) en wat de te verwijderen grond (groen) is. "Grond" is in dit geval materiaal op de bodem van de watergang wat tijdens de vorige onderhoudsbeurten onvoldoende is verwijderd, een vorm van verlanding dus. Het verwijderen van grond uit de watergang gebeurd overigens alleen indien: • het aanwezige profiel van de watergang momenteel kleiner (smaller of ondieper) is dan het leggerprofiel; • Indien de te verwijderen grond (vaste bodem) onder water zit. Er worden geen (onderwater) taluds afgegraven hiervoor; Dit betreft een eenmalige actie die wordt uitgevoerd tijdens baggercyclus 2013 - 2020 naar aanleiding van dit baggerplan. Duikers en bruggen Ook in buisleidingen (duikers) en onder bruggen worden er geen metingen uitgevoerd. Op basis van de afmetingen, bijvoorbeeld een diameter van de duiker wordt een inschatting gemaakt van de vrijkomende hoeveelheid baggerspecie. Verrekening van duikers en bruggen vindt plaats per strekkende meter (m1) met een aanname van de baggerspecie op basis van de duikerdiameter. 3.3.5 Uitpeilen Uitpeilen is een controle van de aannemer of deze de watergangen (volledig) heeft gebaggerd. Er vindt een meting plaats na de uitvoering van het baggerwerk op dezelfde locatie als waar de dwarsprofielen gemeten zijn bij de werkvoorbereiding. Zodoende krijgt het waterschap een beeld van de vaste bodem en de eventuele baggerlaag die nog is achtergebleven. Na toetsing van de dikte van de achtergebleven baggerlaag aan het baggerprotocol (normen ten aanzien van morsverliezen) kan het waterschap hier handhavend in op treden. De werkwijze bij het uitpeilen van watergangen is gelijk aan het inmeten ervan en dus ook arbeidsintensief. Aangezien het uitpeilen een controleslag is voor de aannemer is het niet noodzakelijk dat alle dwarsprofielen na uitvoering van het werk nogmaals gemeten en gecontroleerd worden. Het waterschap hanteert een controlepercentage van 25%. Dit houdt in dat 25% van alle ingemeten dwarsprofielen ook gecontroleerd worden of de aannemer deze daadwerkelijk en volledig gebaggerd heeft. De toezichthouder van het baggerwerk bepaald welke dwarsprofielen in aanmerking komen voor een controleslag waarbij de watergang wordt uitgepeild. Veelal zullen moeilijk bereikbare of uitvoerbare locaties in aanmerking komen voor een uitpeiling ter controle van de aannemer. De uitpeiling zelf wordt niet uitgevoerd door de toezichthouder maar door de eigen meetdienst of een hiervoor gespecialiseerd bureau. Dit neemt niet weg dat de toezichthouder zelf ter indicatie van het baggerwerk met een meetstok ook sumiere uitpeilingen kan verrichten. 3.3.6 Samenvattende conclusie Voor de baggerwerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd is het noodzakelijk om vooraf inzichtelijk te hebben of, en hoeveel bagger er in de watergangen aanwezig is welke verwijderd moet worden. E.e.a. is noodzakelijk voor calculatie, controle en verrekening met de aannemer. Hiervoor worden voor de uitvoering van het baggerwerk alle watergangen ingemeten behoudens de dijk- en wegsloten waarvan de specie op de kant kan worden verwerkt. Bij deze laatste categorie wordt de hoeveelheid aanwezige bagger ingeschat op basis van ervaringgegevens op 0,5 m3 per m1 watergang.
WSHD Juli 2011
28
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Voor het bepalen van de baggervolumes welke verwijderd moeten worden wordt gewerkt met dwarsprofielmetingen. Deze metingen vinden plaats, dwars op de watergang. In het landelijk gebied worden er om de 150 tot 200 meter dwarsprofielen gemeten waarbij de oppervlakte van de bagger in het profiel bepaald wordt. In het stedelijk gebied ligt deze tussenliggende afstand op 50 tot 100 meter. De metingen en berekeningen vinden plaats volgens een omschreven protocol, het meetprotocol, waarbij het verschil wordt gemeten tussen de aanwezige sliblaag en de vaste bodem van de watergang. De berekende oppervlakten in het dwarsprofiel die hier uit voortkomt wordt vermenigvuldigd met de lengte van de watergangen tussen de gemeten profielen. Uit deze berekeningen volgen de baggervolumes die verwijderd moeten worden. In verband met waterkwaliteit-en waterkwantiteitsdoelstellingen gaat het waterschap bij de volgende hoeveelheden bagger in de watergang over tot het verwijderen van deze bagger (ingreepmaat): De aanwezige hoeveelheid slib in de watergang is of dreigt meer te worden dan 25% van de aanwezige waterkolom tussen het wateroppervlak en de vaste bodem; De aanwezige hoeveelheid slib in de watergang is of dreigt meer te worden dan 30cm; Watergangen met een waterdiepte dieper als 2 meter worden niet gebaggerd. Uitgangspunt van deze ingreepmaat is dat de watergangen voldoende ruim gedimensioneerd zijn voor de rechtvaardiging van de aanwezigheid van deze bagger in het doorstroomprofiel. Na uitvoering van de baggerwerkzaamheden wordt ca. 25% van de gemeten dwarsprofielen nagemeten op de aanwezige of achtergebleven hoeveelheid slib. Dit uitpeilen gebeurt om te controleren of de aannemer de werkzaamheden naar behoren heeft uitgevoerd. Wanneer moet er worden gebaggerd?
Inpeilen van de watergangen en omrekenen naar baggervolumes
Toetsen sliblaagdikte aan baggerprotocol
Waterdiepte >75% van de waterkolom of dikte van de sliblaag <30cm
Waterdiepte <75% van de waterkolom of dikte van de sliblaag >30cm
BAGGEREN WATERGANG
Zie vervolg van stroomschema op volgende pagina
WSHD Juli 2011
29
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Vervolg stroomschema van vorige pagina: In de afweging wordt meegenomen dat in het volgende uitvoeringsjaar geen overschrijding van het baggerprotocol plaatsvindt. Hiervoor moet het baggervolume dat dan aanwezig is worden geschat. Dit gebeurt op de volgende wijze: 1. De gemeten sliblaagdikte verminderen met 10 cm (morsverlies); 2. Deze uitkomst delen door het aantal jaren dat de watergang niet gebaggerd is; 3. Deze uitkomst van stap 2 vermenigvuldigen met het aantal jaren tot het volgende uitvoeringjaar; 4. Deze uitkomst vermeerderen we met 10 cm; De uitkomst van stap 4 is de geschatte sliblaagdikte bij een volgend uitvoeringsjaar aanwezig is
Toetsen geschatte baggervolumes bij de volgende baggercyclus aan baggerprotocol
Schatting waterdiepte >75% van de waterkolom of dikte van de sliblaag <30cm voor volgende baggercyclus
Schatting waterdiepte <75% van de waterkolom of dikte van de sliblaag >30cm voor volgende baggercyclus
BAGGEREN WATERGANG
NIET BAGGEREN WATERGANG
3.4.
Randvoorwaarden onderhoud primaire wateren
Korte samenvatting van dit onderwerp: Het waterschap hanteert de omschreven uitgangspunten bij het bepalen van het onderhoud van de verschillende categoriën watergangen of, en op welke wijze deze onderhouden worden.
In artikel 4 van het reglement van bestuur voor waterschap Hollandse Delta staat in lid 1 omschreven: "Het onderhoud van primaire wateren berust bij het waterschap". Hiermee wordt het waterschap verplicht om alle primaire wateren te onderhouden. Het betreft de boezemwateren, de hoofdwatergangen en de in- en uitlaatgeulen. De legger bepaalt in dit geval welke wateren aangemerkt zijn als primair water en wie de onderhoudsplichtige is van deze watergang. Thans voldoet het waterschap niet in alle gevallen aan deze vastgelegde verplichtingen. De bepaling in ons reglement houdt echter niet in dat het waterschap in alle gevallen in eigen beheer het onderhoud aan de primaire wateren moet uitvoeren. In een aantal situaties is het mogelijk om deze onderhoudsverplichting middels een vergunning bij een derde onder te brengen.
WSHD Juli 2011
30
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
3.4.1 Hoofdwatergangen Het reglement geeft aan dat het waterschap onderhoudsplichtig is van alle hoofdwatergangen. Na inventarisatie (voorjaar 2011) blijkt dat niet in alle situaties dit nu ook al het geval is in de stedelijke gebieden. Met name bij een aantal gemeenten wordt in het stedelijk gebied het onderhoud aan de hoofdwatergangen nog niet uitgevoerd conform onze doelstellingen van het in eigen beheer uitvoeren van het onderhoud Doelstelling van het waterschap is om vanuit eigen kracht en taak het onderhoud aan de primaire watergangen uit te voeren. 3.4.2 In - en uitlaatgeulen De in- en uitlaatgeulen zijn primaire wateren in onderhoud bij het waterschap. Deze inen uitlaatgeulen liggen veelal buiten het beheersgebied en vormen de verbinding tussen de rivieren en het watersysteem van het waterschap. De functie van een inlaatgeul betreft de aanvoer van water uit de buiten het beheersgebied gelegen rivieren voor de hevels en inlaatgemalen van ons waterschap. Dit water wordt gebruikt voor het op peil houden van het watersysteem in de polders zodat het waterschap kan voldoen aan de peilbesluiten. Ook wordt het water wat wordt ingelaten gebruikt voor het doorspoelen van het watersysteem voor het verbeteren of in stand houden van de waterkwaliteit. De functie van een uitlaatgeul betreft de afvoer van polderwater vanuit het gemaal naar de buiten het beheersgebied gelegen rivieren. Dit overtollige water heeft het waterschap "over" en wordt geloosd om te kunnen voldoen aan onze peilbesluiten. Veelal betreft het een combinatie van een in- en uitlaatgeul. Indien het gemaal of de (inlaat)hevel direct grenst aan de rivier is er geen sprake van een in- of uitlaatgeul. Rijkswaterstaat is onderhoudsplichtig van de rivier en de rivierbodem waarbij het waterschap op een efficiënte manier gebruik kan maken voor de aan- en afvoer van water. Bij een in- en uitlaatgeul wordt een onderscheidt gemaakt in: 1. het waterschap is geen waterkwaliteitsbeheerder van de in- en uitlaatgeul; 2. Het waterschap is (wel) waterkwaliteitsbeheerder van de in- en uitlaatgeul; Op de overzichtskaart “beheergebied waterkwaliteit” behorende bij het reglement staat exact vermeld waar het waterschap o.a. ook buitendijks beheerder is van de waterkwaliteit. Waterschap is geen waterkwaliteitsbeheerder van de in- en uitlaatgeul Indien het waterschap geen waterkwaliteitsbeheerder is van de in- en uitlaatgeul beperkt het onderhoud hiervan zich alleen tot de aan- en afvoer van het water (vanuit en naar de rivier). Van deze categorie in- en uitlaatgeulen is het benodigde doorstroomprofiel opgenomen in de legger. Het betreft de benodigde bodemdiepte, bodembreedte en de taluds. Ook is de locatie aangegeven in de legger met de vermelding dat het doorstroomprofiel in het midden van de in- en uitlaatgeul is gesitueerd. Het waterschap onderhoud de in- en uitlaatgeul "slechts" op het aanwezige doorstoomprofiel zoals vermeld in de legger. Het werkelijk aanwezige profiel (veelal dieper en breder) wordt niet door het waterschap onderhouden. Het waterschap is in dit geval niet verantwoordelijk voor eventuele waterkwaliteitsproblemen in de in- en uitlaatgeulen die voortkomen uit bijvoorbeeld de aanwezigheid van grote hoeveelheden baggerspecie. Het op orde brengen van de waterkwaliteit door het verwijderen van de baggerspecie berust bij de beheerder van het water.
WSHD Juli 2011
31
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Waterschap is kwaliteitsbeheerder van de in- en uitlaatgeulen Indien het waterschap waterkwaliteitsbeheerder is van de in- en uitlaatgeul moet het onderhoud hier op worden afgestemd. Aangezien de in- en uitlaatgeulen direct in verbinding staan met “grote watermassa's” van de rivier zal de waterkwaliteit niet zo snel verslechteren door de aanwezigheid van grotere hoeveelheden bagger. De in- en uitstroom van rivierwater voorkomt dit. Het baggerprotocol wat het waterschap hanteert voor het binnendijks gelegen watersysteem wordt hierdoor niet per definitie toegepast op de inen uitlaatgeulen. In principe onderhoud het waterschap deze categorie in- en uitlaatgeulen dan ook alleen op basis van het doorstroomprofiel wat in de legger is opgenomen voor de aan- en afvoer van water. Mocht echter blijken dat waterkwaliteitsmetingen of (stank)klachten aanleiding geven tot het uitvoeren van onderhoudsmaatregelen dan neemt het waterschap haar verantwoordelijkheid hierin. Per situatie wordt bepaald wat de aanleiding is voor de klachten of constatering van de slechtere waterkwaliteit. Indien hieruit blijkt dat grote hoeveelheden slib hiertoe de aanleiding vormt dan voert het waterschap onderhoudsmaatregelen uit in het onderhoudsproces door de in- of uitlaatgeul te baggeren. 3.5.
Vergunningsplichtige werken in primaire wateren
Korte samenvatting van dit onderwerp: Het waterschap hanteert de omschreven uitgangspunten bij het bepalen van het onderhoud van vergunningsplichtige werken in de watergangen of, en op welke wijze deze onderhouden worden.
3.5.1 Onderhoud vergunningsplichtige werken door het waterschap Het waterschap onderhoud de hoofdwatergangen en de dijk- en wegsloten. Door het verlenen van vergunningen in het watersysteem wordt in sommige situaties het profiel van de watergang aangepast. Het betreft: Voorschriften in een vergunning voor het creëren van extra oppervlaktewater door het verbreden van de watergang (binnen en buiten de bebouwde kom) ter compensatie voor het aanbrengen van verhard oppervlak of het dempen van watergangen; Vergunningen voor het aanbrengen van natuurvriendelijke oevers langs de hoofdwatergangen of dijk- en wegsloten; In veel gevallen hebben deze wijzigingen tevens een gunstig effect op b.v. de invulling van de KRW doelstellingen (natuurvriendelijke oevers), invulling van de NBW (waterberging) en op het imago van het waterschap (medewerking, recreatief medegebruik, beleving). In de vergunningen werd veelal als voorwaarde gesteld dat het onderhoud van deze objecten (water, natuurvriendelijke oevers en waterbergingen) langs de watergangen in onderhoud zijn (blijven) bij de vergunninghouder. De werken worden in de meeste gevallen op waterschapseigendom uitgevoerd omdat hoofdwatergangen veelal in eigen-dom zijn van het waterschap. Uitvoeringstechnisch gezien is het niet mogelijk dat het waterschap het doorstroomprofiel van een watergang baggert en een derde op een ander tijdstip het verbrede deel in (evenwijdig aan) de watergang. In het kader van de schouw is controle hierop ook nauwelijks mogelijk. In veel gevallen wordt na het aanbrengen van b.v. een verbreding van een watergang of een natuurvriendelijke oever het verzoek gedaan bij het waterschap om deze in onderhoud over te nemen. Zeker bij vergunninghouders die geen belang hebben bij het watersysteem zoals wegbeheerders, bedrijven en particulieren. In een aantal situaties is het onderhoud door de vergunninghouder “eeuwigdurend” afgekocht met een bepaalde “penning”. Het waterschap heeft deze objecten inmiddels in onderhoud.
WSHD Juli 2011
32
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Indien het waterschap deze objecten na aanleg door de vergunninghouder direct in onderhoud neemt zijn dergelijke verzoeken niet meer noodzakelijk. We kunnen 2 categorieën van vergunningsplichtige werken onderscheiden: 1. Objecten die één geheel vormen met het watersysteem. Na aanleg van deze objecten is in het veld veelal niet meer te achterhalen, te zien, en in de legger weer te geven dat deze objecten vergunningsplichtige werken zijn die in onderhoud zijn bij de vergunninghouder. Momenteel wordt bij deze veelal kleinere objecten het onderhoud in de meeste situaties door en op kosten van het waterschap uitgevoerd. Het onderhoud van vergunningsplichtige werken van derden dat niet of beperkt afwijkt van het doorgaande profiel van de watergang wordt door het waterschap uitgevoerd. Richtlijn voor het in onderhoud hebben of nemen door het waterschap is dat de onderhoudactiviteiten met hetzelfde onderhoudsmaterieel uitgevoerd moet kunnen worden als het overige deel van de watergang: Daarnaast worden de volgende richtlijnen gehanteerd voor het in onderhoud hebben of overnemen van vergunningplichtige werken: o Vergraven watergangen maximaal 2x zo breed mogen zijn als het doorgaande profiel van dezelfde watergang; o Natuurvriendelijke oevers een breedte mogen hebben van maximaal 2 meter of niet meer dan 2 meter breder worden dan de bestaande natuurvriendelijke oever; 2. Objecten die afwijkend zijn van het aanwezige watersysteem. Deze objecten onderscheiden zich duidelijk van het aanwezige watersysteem. Het betreft bijvoorbeeld langs de watergang gelegen waterbergingen of een afwijkende inrichting van een gebied. Deze objecten hebben veelal een secundaire doelstelling en onderhoudsregime. Ook hebben de vergunninghouders van deze werken veelal een belang bij deze objecten. Door de herkenbaarheid van deze objecten kunnen ze apart in de legger worden opgenomen met een onderhoudsplichtige (niet zijnde waterschap). Het onderhoud van vergunningsplichtige werken van derden dat duidelijk herkenbaar is op de locatie (en meer is dan bij onder 1. vermeld) ook als zodanig vast te leggen in de legger voor zover dit nog niet gebeurd is. Het onderhoud hiervan wordt door de vergunninghouder uitgevoerd. Hierbij valt te denken aan langs de watergang gelegen waterbergingen, sterk verbrede watergangen, locaties met afwijkende doelstellingen van het waterschap zoals b.v. laarzenpaden e.d. Via het schouwproces kunnen de waterschapsdoelstellingen voor het onderhoud van de watergangen gecontroleerd worden (b.v. bergend vermogen van een waterberging); Afkoop onderhoud Doordat uitvoering van het onderhoud van de kleinere vergunningsplichtige werken van derden in en langs watergangen door het waterschap wordt uitgevoerd is het niet meer noodzakelijk om beleid te formulieren m.b.t. het “eeuwigdurend” afkopen van onderhoud van deze vergunningsplichtige werken. Bij grotere objecten zoals waterbergingen die in onderhoud bij gemeenten of natuurorganisaties zijn is afkoop van onderhoud niet aan de orde. Bij deze objecten is de aard en omvang ervan opgenomen in de legger waarbij de onderhoudsplichtige is vermeld. Deze objecten kunnen in het kader van de schouw worden gecontroleerd waarbij de vergunninghouder zorgdraagt voor de uitvoering van het onderhoud. Indien de wens bestaat om het onderhoud gezamenlijk met, of door het waterschap uit te laten voeren zijn hier mogelijkheden voor. Deze grotere objecten zijn veelal bij een andere (semi)overheid in onderhoud zodat middels een samenwerkingsovereenkomst de
WSHD Juli 2011
33
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
onderhoudsactiviteiten in één bestek gezamenlijk kunnen worden uitgevoerd. Een ieder betaald hierbij zijn eigen deel voor zover de onderhoudstaak strekt (zie het onderwerp “samenwerken in onderhoud”. 3.5.2 Relatie onderhoud primaire wateren en vergunningsplichtige werken Van onze primaire wateren wordt ook gebruik gemaakt door derden. Sprekend voorbeeld hierbij is het medegebruik door jachthavens. Een derde zoals een gemeente of watersportvereniging kan een vergunning aanvragen bij het waterschap voor het hebben en onderhouden van een jachthaven. Bij het zondermeer vergunnen van dit verzoek kan de vergunninghouder het waterschap verantwoordelijk stellen voor het onderhoud van de watergang voor het creëren van voldoende doorvaarbreedte en diepte. Het verzoek of de eis van de vergunninghouder kan zijn dat het waterschap de watergang hiervoor uitbaggert terwijl dit voor de waterkwaliteit of het vrijhouden van het doorstroomprofiel niet direct noodzakelijk is. Het waterschap voorkomt de aansprakelijkheid voor het op diepte houden van een vaargeul van de vergunninghouder door: In de voorschriften van de vergunning wordt een bepaling opgenomen dat het onderhoud van de in- en uitlaatgeul voor het deel wat redelijkerwijs voor het vergunningwerk noodzakelijk is voor verantwoordelijkheid is van de vergunninghouder. Hiertoe wordt de verplichting ten aanzien van de bodembreedte, diepte en eventueel locatie bij de vergunninghouder ondergebracht; In de overwegingen van de vergunning wordt vermeld dat het waterschap niet verantwoordelijk is voor het onderhoud van de in- en uitlaatgeul voor het creëren van voldoende doorvaartbreedte en diepte voor de vergunninghouder. Hiermee wordt voorkomen dat het waterschap onderhoudswerkzaamheden moet uitvoeren die voor onze taak ten aanzien van de waterkwaliteit en het vrijhouden van het doorstroomprofiel niet direct noodzakelijk zijn. Het waterschap blijft ten aanzien van de waterkwaliteit en het vrijhouden van het doorstroomprofiel verantwoordelijk voor het onderhoud van de primaire wateren. Het omschrijven van een onderhoudsverplichting in een vergunning is alleen van toepassing voor het specifieke gebruik wat in de vergunning omschreven is en wat geen verplichting van het waterschap is. 3.6.
Overige watergangen in onderhoud bij het waterschap
Korte samenvatting van dit onderwerp: Het waterschap onderhoud de particuliere overige watergangen in het stedelijk gebied.
3.6.1 Onderhoud overige watergangen stedelijk gebied bij derden (particulieren) In het stedelijk gebied wordt het merendeel van de watergangen onderhouden door het waterschap, gemeenten of andere (semi)overheden. Bij een relatief beperkt aantal overige watergangen in het stedelijke gebied liggen de overige watergangen geheel of gedeeltelijk langs particuliere percelen waarbij volgens de Keur het onderhoud ook geheel of gedeeltelijk in onderhoud zou komen bij de particuliere eigenaren. Aan het onderhoud van watergangen door particulieren in het stedelijk gebied kleven veel nadelen: Particulieren hebben veelal geen belang bij het onderhoud van de watergangen; Deze watergangen worden niet in het gehele stramien van de onderhoudsbestekken door de (semi)overheden onderhouden waardoor het onderhoud veelal niet, afwijkend, of zeer laat in het seizoen wordt uitgevoerd door de particulieren;
WSHD Juli 2011
34
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Controle van het onderhoud vindt plaatst door middel van de schouw en vergt een enorme inspanning door de relatief vele eigenaren in verhouding tot de kleine oppervlakten watergang (perceelbreedten van 10 meter aan beide zijde van de watergang zijn niet ongebruikelijk; Controle d.m.v. de schouw zorgt voor veel contacten, briefwisselingen, (negatieve) reacties, verhoogt foutpercentage en resulteert uiteindelijk in een beperkt aantal situaties tot bestuursdwang;
Het waterschap voert het onderhoud uit voor eigen rekening (door vaststelling van dit meerjarenbaggerplan) van deze overige watergangen langs particuliere gronden in de stedelijke gebieden. In de legger wordt bij deze categorie overige watergangen in het stedelijk gebied als onderhoudsplichtige “waterschap Hollandse Delta” vermeld. Aangezien het een tegemoetkoming is naar een specifieke categorie "slooteigenaren" ontstaat er geen rechtsongelijkheid naar andere onderhoudsplichtigen. Bij de watergangen die voor de helft in onderhoud is bij een particulier en voor de andere helft bij een (semi)overheid zoals b.v. een gemeente wordt getracht de onderhoudsactiviteiten gezamenljik uit te voeren. Deze watergangen waarbij het een gedeelde onderhoudsverplichting betreft kan hierbij in het onderhoudsbestek worden uitgevoerd van het waterschap. Lukt dit niet dan onderhoud het waterschap de “halve watergang” langs het particuliere perceel. 3.6.2 Onderhoud"vervallen hoofdwatergangen bij het waterschap Het waterschap onderhoud de hoofdwatergangen en de dijk- en wegsloten. Over het algemeen zijn dit de grotere en bredere watergangen in het gebied. Naast deze categorie wateren zijn er ook nog een beperkt aantal grotere en bredere wateren in onderhoud bij particulieren. Reden hiervan is veelal dat na een ruilverkaveling de functie van hoofdwatergang is komen te vervallen waarbij het onderhoud is “afgestoten” naar de aangrenzende (particuliere) eigenaren. Door de groter afmetingen en "massa" heeft deze categorie watergangen een grote invloed op de waterkwaliteit en het watersysteem. Momenteel wordt het onderhoud aan deze watergangen uitgevoerd door de particulieren. Via het schouwproces wordt gecontroleerd of de watergang voldoende is onderhouden. Doordat de aangrenzende eigenaren slechts een beperkt of geen belang hebben bij de meerwaarde op het gebied van waterkwaliteit en inrichting (waterplanten, oever baggerspecie) wordt slechts het hoogst noodzakelijke onderhoud uitgevoerd waarbij net aan de schouwvoorwaarden voldaan wordt. Deze overige watergangen worden geschouwd tot aan de leggermaat. De werkelijke bodemdiepte ligt over het algemeen dieper waardoor er veel baggerspecie aanwezig mag zijn voor deze "in de schouw" valt. Deze dikke sliblaag heeft nadelige gevolgen voor de vestiging van waterplanten en de waterkwaliteit. Het waterschap als waterbeheerder heeft wel meerwaarde bij deze categorie watergangen en zal om deze reden ook het onderhoud naar wens uitvoeren om te voldoen aan waterkwaliteits- en KRW doelstellingen. Het betreft ca. 25 km watergang die in onderhoud is bij particulieren waarbij er van uitgegaan kan worden dat deze door de forse afmetingen machinaal onderhouden kunnen worden. Indien de specie in de categorie "verspreidbaar" valt kan deze op aangrenzende percelen aangebracht worden. Indien de specie niet verspreidbaar is zijn de kosten voor het afvoeren en storten hiervan volgens het Besluit Bodem Kwaliteit te allen tijde voor het waterschap als beheerder van het watersysteem.
WSHD Juli 2011
35
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Naast deze vervallen hoofdwatergangen zijn er ook recreatieve plassen of vijverpartijen in onderhoud bij derde (b.v. Gaatkensplas). Deze plassen hebben veelal meerdere doelstellingen en zijn in onderhoud bij (semi) overheden zoals gemeenten of recreatieschappen. Het onderhoud wordt over het algemeen op een juiste wijze uitgevoerd aangezien deze kwaliteitsdoelstellingen ook als verantwoordelijkheid gezien worden bij deze (semi) overheden. Het waterschap voert het onderhoud uit aan “vervallen hoofdwatergangen” die de status van overige watergang hebben langs particuliere gronden met een bodembreedte > 5 meter. Normaliter is de aangrenzend eigenaar onderhoudsplichtig van deze overige watergang. Gelijksoortige watergangen met een bodembreedte < 5 meter worden niet door het waterschap onderhouden. Overige wateren of watergangen met andere doelstellingen (b.v. recreatieve plassen) en brede watergangen in onderhoud bij andere (semi) overheden worden niet door het waterschap onderhouden. 3.7.
Overzicht ontvangstplicht en onderhoudsplicht
Korte samenvatting van dit onderwerp: Het waterschap hanteert de omschreven uitgangspunten met betrekking tot het toepassen van de onderhoudsplicht en ontvangstplicht bij de verschillende categoriën watergangen.
Bij het opstellen van dit meerjarenbaggerplan is de keuze gemaakt om het baggerwerk efficiënt en doelmatig uit te voeren. Kosten en reductie van kosten zijn hierbij niet altijd doorslaggevend. In principe hanteert het waterschap de onderhouds- en ontvangstverplichting zoals in de Waterwet, Keur en legger worden gehanteerd. Om doelmatiger en efficiënter te kunnen werken hanteert het waterschap de volgende werkwijze ten aanzien van de onderstaande specifieke onderhoudsverplichtingen en ontvangsplicht. Stedelijk gebied Onderdeel: Hoofdwatergangen (en dijk- en wegsloten in onderhoud bij het waterschap).
Onderhoudsplicht: Waterschap
Dijk en wegsloten in onderhoud bij gemeenten. Overige watergangen van particulieren en bedrijven in het stedelijke gebied.
Gemeenten
Gemeentelijke watergangen Vergunningsplichtige werken “groot” of met een ander doelstelling langs hoofdwatergangen. "kleine" Vergunningsplichtige werken langs hoofdwatergangen.
gemeenten Vergunninghouder
WSHD Juli 2011
Waterschap
Waterschap
Onvangstplicht: Bij particulieren en bedrijven wordt indien mogelijk gebruik gemaakt van de ontvangstplicht op het aangrenzende perceel, bij fysieke obstakels neemt het waterschap de ontvangstplicht voor haar rekening. Gemeenten blijven te allen tijde ontvangstplichtig. Gemeenten Bij particulieren en bedrijven wordt indien mogelijk gebruik gemaakt van de ontvangstplicht op het aangrenzende perceel, bij fysieke obstakels neemt het waterschap de ontvangstplicht voor haar rekening. gemeenten Vergunninghouder/aangrenzend eigenaar
Bij particulieren en bedrijven wordt indien mogelijk gebruik gemaakt van de ontvangstplicht op het aangrenzende perceel, bij fysieke obstakels neemt het waterschap de ontvangstplicht voor haar rekening. Gemeenten blijven te allen tijde ontvangstplichtig.
36
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Gemeenten blijven te allen tijde onderhoudsplichtig voor de overige watergangen (in onderhoud bij de gemeenten) en ontvangstplichtig van de watergangen in onderhoud bij het waterschap en van de gemeente zelf. Het grote voordeel bij deze werkwijze is dat het waterschap slechts met één partij te maken heeft in het stedelijk gebied voor wat betreft het onderhoud,de ontvangstplicht en het schouwproces. Het betreft de gemeente (en het waterschap zelf uiteraard). Landelijk gebied Onderdeel: Hoofdwatergangen en dijk- en wegsloten
Onderhoudsplicht: Waterschap
Overige watergangen in het landelijke gebied. "Vervallen" hoofdwatergangen
Aangrenzende eigenaren Waterschap
Overige watergangen (semi)overheden zoals Rijk, provincie en Prorail. Vergunningsplichtige werken groot of met een ander doelstelling langs hoofdwatergangen "kleine" Vergunningsplichtige werken langs hoofdwatergangen
(semi)overheid
WSHD Juli 2011
onvangstplicht: Aangrenzende percelen zijn ontvangstplichtig voor de vrijkomende specie. • Bij fysieke obstakels aan één zijde van de watergang wordt gebruik gemaakt van de ontvangstplicht van de vrijliggende zijde. Hier staat een vergoeding van de specie tegenover voor de ontvangende partij. • Bij fysieke obstakels aan twee zijden van de watergang neemt het waterschap de ontvangstplicht voor haar rekening. (Semi) overheden blijven te allen tijde ontvangstplichtig. Aangrenzende eigenaren dienen zelf zorg te dragen voor de ontvangst en verwerking van de baggerspecie. Aangrenzende eigenaren dienen zelf zorg te dragen voor de ontvangst en verwerking van de baggerspecie. (semi)overheid
Vergunninghouder
Vergunninghouder/aangrenzend eigenaar
Waterschap
Bij particulieren en bedrijven wordt indien mogelijk gebruik gemaakt van de ontvangstplicht op het aangrenzende perceel, bij fysieke obstakels neemt het waterschap de ontvangstplicht voor haar rekening. Gemeenten blijven te allen tijde ontvangstplichtig.
37
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Voorbeeld hoe het waterschap omgaat met de onderhoudsplicht en ontvangstplicht in het landelijke en stedelijke gebied.
WSHD Juli 2011
38
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
3.8.
Visie op waterbodems
Korte samenvatting van dit onderwerp: De Visie op waterbodems wordt niet toegepast en is hiermee afgesloten.
Tussen koepels van VNG en UvW is - medio 2002 - een richtlijn "stedelijkwater" opgesteld. Uitgangspunt van de richtlijn is te komen tot de laagst maatschappelijke kosten bij het uitvoeren van het onderhoud in stedelijk gebied. In de richtlijn wordt de mogelijkheid geboden om daartoe het onderhoud van het oppervlaktewater binnen stedelijk gebied over te dragen van gemeente naar het waterschap. Op grond van deze richtlijn is door Hollandse Delta in 2005 "de "Visie op Waterbodems" opgesteld. Deze visie is aanleiding geweest om gezamenlijk met de overige waterschappen, Schieland en Delfland en de gemeente Rotterdam is in 2006/2007 een pilot uit te voeren. Doelstelling van deze pilot is vast te stellen of overdacht ook leidt tot lagere kosten. Het resultaat van de pilot gaf echter aan dat de overname van het onderhoud van de gemeentelijke watergangen door het waterschap niet leid tot lagere kosten, maar slechts tot een verschuiving ervan in het voordeel van de gemeenten. Dit resultaat is voor het college van het waterschap op 29 januari 2008 aanleiding geweest niet in te zetten op de overname van onderhoud van de overige watergangen in stedelijk gebied. De ervaring leert echter dat samenwerken bij de voorbereiding en uitvoering van het onderhoud in één bestek wel een kostenbesparing oplevert. Het college heeft hiervoor tegelijkertijd aangegeven de doelstelling van de richtlijn (lagere maatschappelijke kosten) wel te willen bereiken maar dan door in te zetten op samenwerking in onderhoud en door samenwerking in de verwerking van baggerspecie.
3.9.
Samenwerking in onderhoud
Korte samenvatting van dit onderwerp: Het waterschap streeft na om op alle vlakken op uniforme wijze bij overeenkomst (zoals in dit onderwerp omschreven) met gemeenten samen te werken.
3.9.1 Waarom samenwerken Het lijkt logisch dat (semi)overheden die gelijksoortig (onderhouds)werk verrichten hierin de samenwerking zoeken. Het grootste voordeel wat te halen is door samenwerking is kostenbesparing. Toch is het niet altijd gebruikelijk geweest dat het waterschap samenwerkt met overheden in de uitvoering van het onderhoud van het watersysteem. Cultuurverschillen gaven in het verleden veelal aanleiding om (alsnog) niet te gaan samenwerken. 3.9.2 Wijze van samenwerking Met vaststelling van dit meerjarenbaggerplan is het uitgangspunt dat het waterschap in het gehele baggerproces volledige gaat samenwerken met andere (semi)overheden. Hier vallen de gemeenten onder maar ook het Rijk, de provincie, prorail, Groenbeheer en natuur- en terreinbeherende instanties zoals Staatbosbeheer en NRIJ (Natuur en Recreatieschap IJsselmonde).
WSHD Juli 2011
39
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
De voorgestelde werkwijze wordt op hoofdlijnen op de volgende wijze ingevuld: Het waterschap neemt contact op met de samenwerkingspartners Het waterschap stelt voor om de uitvoering van het baggerwerk over te nemen van de samenwerkingspartner wat neer komt op voorbereiding van het werk (inpeilen en bemonsteren watergangen), aanbesteding van het werk (inclusief directievoering), de uitvoering en het toezicht op het werk (inclusief communicatie). Gescheiden blijven hierin de kosten (ieder betaalt zijn eigen deel voor zover de onderhoudsplicht strekt). Ter realisatie van dit samenwerkingsverband wordt een privaatrechtelijke overeenkomst opgesteld waarin de gezamenlijke doelstellingen en uitgangspunten zijn opgenomen. Beheer- en onderhoudsplan gezamenlijk opgesteld met de gemeenten kunnen een onderdeel vormen van de samenwerkingsovereenkomst. Voorbereidings- en uitvoeringskosten worden direct verrekend met de samenwerkingspartner deze bestaan in beginsel uit: o personeelskosten waterschap (b.v. voor inmeten, bemonsteren, besteksvoorbereiding en directievoering); o Personeelskosten gemeenten (b.v. toezicht baggerwerk door gemeente); o Inhuur personeel in opdracht van waterschap of gemeente van b.v. ingenieursbureau of meetdienst; De kosten van de aannemer vindt direct plaats tussen de gemeente en de aannemer (en het waterschap en de aannemer). Het onderhoudsbestek bestaat uit twee percelen, het waterschap en de gemeente. Samenwerking is een vrijwillige keuze. Het waterschap heeft geen bevoegdheid om samenwerking af te dwingen. Indien een betreffende samenwerkingspartner er voor kiest niet samen te willen werken, valt het waterschap direct terug op de Keur. Dit betekent ook dat in sommige gevallen, waar het waterschap nu nog alle watergangen voor de betreffende samenwerkingspartner uitvoert, de samenwerkingspartner weer verantwoordelijk wordt voor de uitvoering van haar eigen baggerwerk. Indien niet wordt samengewerkt in het gehele onderhoudsproces kan uit een vervolgsessie eventueel blijken dat het waterschap en de samenwerkingspartner alsnog gezamenlijk beleid opstellen. Bij volledige samenwerking in onderhoud is het grootste kostenvoordeel te behalen. Hierbij is door schaalvergroting van het aan te besteden werk een aanbestedingsvoordeel te behalen. De extra benodigde personeelskosten worden 1-op-1 aan de samenwerkingspartner doorberekend. Van deze (ingeschatte) personeelskosten mag van worden uitgegaan dat deze tot bestaande kosten van de partner gelden. Het werk zou nu immers ook door een medewerkers van de samenwerkingspartner uitgevoerd moeten worden. De personeelskosten bij deze samenwerkingsvariant zijn vele malen lager dan het te behalen maatschappelijk kostenvoordeel. De kosten worden verrekend op basis van de onderhoudsplicht, wat betekent dat iedere partner verantwoordelijk is voor de kosten van haar eigen werk. 3.9.3 Onderhoud watergangen Naast het voordeel van kostenbesparing gelden ook de voordelen van een geüniformeerd onderhoud voor alle watergangen binnen het samenwerkingsverband. De uitvoering en directievoering komt bij het waterschap te liggen. Dit biedt voor de aannemer én de ingelanden een overzichtelijk beeld; communicatielijnen worden korten, aansprakelijkheid/verantwoordelijkheid is duidelijker en het inspelen op bijzondere gevallen wordt eenvoudiger. Gelet op de expertise van het waterschap is het meest logische gevolg dat het waterschap deze werkzaamheden naar zich toe trekt. Het waterschap ziet geen heil in het uitbesteden van haar taken aan een van de samenwerkingspartners.
WSHD Juli 2011
40
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
3.9.4 Imago, besturing en aansprakelijkheid Communicatielijnen tussen burgers, gemeente en waterschap zijn daarnaast korter en overzichtelijker bij het gezamenlijk uitvoeren van onderhoud. 3.9.5 Voordelen Door schaalvergroting kan een kostenvoordeel worden gehaald van 25% tot 50%, in aan- en uitbesteding, maar ook in de vorm van personeelskosten door effectievere personeelsinzet; uniformiteit tussen waterschap en partner Tevens geeft het gehoor aan wet- en regelgeving, de huidige landelijke opvattingen voor beheer en onderhoud en vermindering van overlast voor de burger. Daardoor verbetert ook het imago van WSHD; Vrijmaken personeel voor opstellen beleid; extra van ca. 0,5 FTE benodigd, de kosten worden wel bij de samenwerkingspartner in rekening gebracht; één directievoerder op het gehele werk; Efficiënter door één beheerder, één (max. twee) uitvoerders, één aanspreekpunt; voorkomen dat diverse aannemers rondrijden; eenduidige werkwijze; betere communicatielijnen (hoewel gemeente en waterschap verantwoordelijk blijven voor eigen werk); communicatie komt vanuit één instantie. Het wordt daardoor eenvoudiger voor de ingelanden om vragen te stellen of reacties te geven. Aannemers kunnen makkelijker met hun vragen bij de opdrachtverlener terecht. toezicht komt vanuit één organisatie. Voor de ingelanden maakt dit het eenvoudiger om een waarneming aan te geven. De aannemer krijgt voortaan met één instantie te maken. 3.9.6 Aandachtspunten en aanbevelingen WSHD, gelet op haar expertise, initiatiefnemer te maken voor uitvoering van het volledige baggerproces; Het waterschap ziet vooralsnog geen heil in het uitbesteden van haar taken aan een van de samenwerkingspartners de kosten tussen de samenwerkingspartners te verdelen, waarbij ieder de kosten over het eigen deel van het baggerwerk draagt (dat geldt ook voor transport- en stortkosten). Voor een breed gedragen uitvoering van het baggerwerk samen met de samenwerkingspartner beleid op te stellen, eventueel gevolgd door een gezamenlijk beheer- en onderhoudsplan. Indien een samenwerkingspartner hier (voorlopig) niet op in wil gaan, terug te vallen op variant 1 betreffende het niet samenwerken en sturen van werkzaamheden via de keur. Bij 7 gemeenten (2011) werken we al op deze wijze waarbij de verwachting is dat bij het aanbieden van deze samenwerkingsmogelijkheid het aantal deelnemende gemeenten geleidelijk zal uitbreiden. mogelijk verlies "eigen" werkwijze door concessies; voorbereiding wordt groter en complexer;
WSHD Juli 2011
41
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
3.10.
De 5-dagenregeling
Korte samenvatting van dit onderwerp: Het waterschap hanteert een 5-dagenregeling als uitgangspunt voor de uitvoering voor de voorbereiding en uitvoering van het baggeronderhoud.
Voor de uitvoering van het onderhoud aan het watersysteem is het in de meeste situaties noodzakelijk dat er gebruik wordt gemaakt van de percelen gelegen langs de watergangen. Machines zoals kranen en tractoren rijden over het (landbouw)perceel langs de watergang en maaien de taluds en deponeren de uitkomende specie en het maaisel op hetzelfde perceel. Dit betredingsrecht wordt gerechtvaardigd door de waterwet. Hierdoor wordt het voor ons mogelijk gemaakt om voor de uitvoering van het onderhoud gebruik te maken van de veelal particuliere percelen langs de watergangen die geen eigendom zijn van het waterschap. Met het gebruik van dit recht moeten we met gepaste zorgvuldigheid omgaan. De betreffende eigenaren/gebruikers mogen geen overmatige hinder ondervinden bij het gebruik van deze percelen door het waterschap. Hierbij wordt door het waterschap zoveel ingegaan op de wensen die gesteld worden door de eigenaren/gebruikers. Het betreft door het gehele beheergebied veelal dezelfde wensen en gebruiken waarbij het redelijk is dat het waterschap hiermee rekening mee houdt. De wensen en gebruiken waar het waterschap rekening mee houdt bij het gebruik van het betredingsrecht zijn: Geen schade rijden aan de te velden staande gewassen; Geen overtollige schade rijden aan de bodemstructuur; Eigenaren/gebruikers vooraf informeren over het gebruik van de percelen door het waterschap; Afspraken maken over de wijze en locatie van het te ontvangen maaisel en specie die in het kader van de ontvangstplicht wordt aangeboden; Bij agrariërs de werkzaamheden zo spoedig mogelijk uitvoeren voor de zaaiwerkzaamheden voor het volgende groeiseizoen; Bij agrariërs zo spoedig mogelijk de werkzaamheden uitvoeren voor de zaaiwerkzaamheden voor het volgende groeiseizoen In het najaar worden de onderhoudswerkzaamheden bij de agrariërs zoals het maaien en baggeren van de watergangen uitgevoerd nadat het gewas van het land is geoogst. Het perceel is dan vrij toegankelijk voor het onderhoud en het bergen van de specie en het maaisel zonder dat hierbij schade ontstaat aan gewassen. In een aantal gevallen wordt na de oogst het perceel weer ingezaaid (veelal met wintertarwe) voor het volgende jaar. Het oogsten gebeurd in het najaar (september t/m november) waarna het perceel zo spoedig mogelijk weer wordt ingezaaid. Dit inzaaien moet onder relatief droge omstandigheden worden uitgevoerd waarbij het noodzakelijk is dat het gezaaide nog een groeiontwikkeling doormaakt om rotting of verstoring te voorkomen. De tijdsperiode tussen oogsten en het opnieuw inzaaien van het perceel voor het volgende jaar is hierdoor kort. Om schade aan het nieuw ingezaaide perceel te voorkomen wordt het door de eigenaar/gebruiker niet op prijs gesteld dat het onderhoud wordt uitgevoerd door het zaaibed. Ook het spreiden van de bagger en het maaisel uit de watergang op het nieuwe zaaibed veroorzaakt schade en wordt hierdoor niet op prijsgesteld. Hier wordt door het waterschap op ingespeeld door in dit soort situaties het onderhoud uit te voeren in de korte periode tussen het oogsten van het gewas en het nieuw inzaaien van het perceel voor het volgende jaar. WSHD juli 2011
42
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Deze "service" vergt wel een inspanning van zowel het waterschap als ook de aannemer die het werk uitvoert. Er wordt door het waterschap een inspanning geleverd om in de tijdsperiode van 5 dagen na het oogsten van het gewas het onderhoud aan de langs gelegen watergangen uit te voeren. Vandaar de naam 5-dagenregeling. De regeling is niet van toepassing als het perceel slechts winterklaar gemaakt wordt waarbij er alleen geploegd wordt en niet meer ingezaaid. Na oogsten is er ruim voldoende tijd om het perceel winterklaar te maken en is er geen noodzaak aanwezig om de onderhoudswerkzaamheden in een zeer kort tijdsbestek uit te voeren. Hoe werkt de 5-dagenregeling? De agrariër heeft een belang bij een snelle uitvoering van het onderhoud indien het perceel na het oogsten weer in een korte tijd ingezaaid wordt voor het nieuwe jaar. De aannemer heeft een bestek en tekening waar op de locatie en het soort onderhoud staat aangegeven wat moet worden uitgevoerd. In het bestek staat de einddatum(s) vermeld en een verplichting om in zijn uitvoeringsplanning rekening te houden met de 5dagenregeling. Vooraf is echter niet bekend welke percelen precies gebruik willen maken van de 5-dagenregeling. Wel is een globale inschatting gemaakt voor de aannemer zodat hij hierop kan inspelen met zijn personele inzet en machines. Doordat de agrariër een belang heeft neemt hij contact op met de aannemer voor de uitvoering van het werk*. Dit contact kan telefonisch plaatsvinden of via mailwisseling. In principe vindt het contact plaats nadat er geoogst is en niet een aantal dagen voor de planning van de oogst. Bij het uitlopen van de planning voor de oogst wordt de aannemer bij een te vroege melding onnodig geconfronteerd met percelen die nog niet bereikbaar zijn in verband met de aanwezigheid van gewassen. Dit levert uiteraard planningsproblemen en frustratie op bij de aannemer. Aangezien het een service is naar de eigenaren/gebruikers willen we misbruik op deze wijze voorkomen (voor eventuele sancties zie verderop in dit hoofdstuk). Op het moment dat de aannemer het verzoek krijgt om zo spoedig mogelijk de onderhoudswerkzaamheden uit te voeren heeft hij 5 werkdagen de tijd om het onderhoud uit te voeren. Een werkdag loopt van maandag t/m vrijdag.. Aangezien de agrariër zelf een belang heeft bij een snelle uitvoering van het werk gaat het begrip "werkbare dagen" hier niet op. Een werkbare dag betekent dat de weers- en terreinomstandigheden dusdanig droog moeten zijn dat er een maximale insporing van het (landbouw)perceel door het onderhoudsmaterieel mag plaatsvinden van niet meer dan 5 cm diepte bij grasland en 10 cm bij akkerbouwland. Indien de agrariër van mening is dat het perceel te nat is voor uitvoering van het onderhoud neemt hij geen contact op met de aannemer of doet dit in een later stadium. Als de agrariër na een verzoek voor het uitvoeren van het onderhoud op het laatste moment beslist dat het perceel alsnog te nat is voor uitvoering van het onderhoud gaat "de teller opnieuw lopen". Er dient een nieuwe melding gedaan te worden waarbij de aannemer weer 5 dagen de tijd krijgt voor de uitvoering van het onderhoud. In een drukke periode kan een aannemer "rommelen" met zijn data van de meldingen. Hij kan b.v. aangeven dat een eigenaar/gebruiker niet of later contact heeft opgenomen met hem. Om een controle voor het waterschap mogelijk te maken op onze service ten aanzien van de 5-dagenregeling moet er naast de melding bij de aannemer ook een tweede melding plaatsvinden bij het waterschap. Deze tweede melding kan ook telefonisch plaatsvinden of via mailwisseling met het waterschapsloket. Indien de aannemer zijn afspraken niet nakomt naar de eigenaren/gebruikers met betrekking tot de 5dagenregeling kan de agrariër hierover melding bij het waterschapsloket. Deze meldingen worden doorgespeeld naar de toezichthouders die na een controleslag een eventuele sanctie kan opleggen bij de aannemer. Deze tweede melding bij het waterschap kan door de agrariër worden gezien als een bureaucratische handeling maar is echter noodzakelijk om de aannemer hierop te kunnen aanspreken en het tijdsprobleem van de agrariër op te lossen. WSHD juli 2011
43
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Van de melding bij het waterschap worden de volgende gegevens opgenomen van agrariërs die gebruik willen maken van de 5-dagenregeling: Datum van de melding; Naam, adres, woonplaats en telefoonnummer; De percelen waarvan gebruik gemaakt wordt van de 5-dagenregeling met een locatieomschrijving of een kadastraal perceelnummer; De reden waarom er gebruik gemaakt wordt van de regeling; *= Voor de werkwijze en contacten ten behoeve van het onderhoud door de aannemer buiten de 5-dagenregeling wordt verwezen naar de procesomschrijving. Dit laatste punt wordt gevraagd om aan de agrariër duidelijk te maken dat er alleen gebruik gemaakt kan worden van deze regeling voor het zaaiklaar maken van het perceel voor het nieuwe jaar. Veel agrariërs vinden het ook wenselijk om het perceel na de oogst in een korte periode winterklaar te maken door te ploegen of te spitten. Hier is de 5dagenregeling niet voor bedoeld. Door de grote hoeveelheid aan percelen waar gebruik van wordt gemaakt voor het slootonderhoud zou bij het toepassen van de 5-dagenregeling voor al het slootonderhoud de onderhoudskosten hierdoor sterk stijgen. Ook vergt de uitvoering veel inspanning om al het onderhoud in een tijdsperiode van 5 dagen te kunnen uitvoeren. De oogst wordt veelal in een gelijke periode uitgevoerd waarbij de piek in september en oktober ligt. Deze arbeidspiek in de oogstperiode wordt nog eens vergroot doordat er alleen gewerkt wordt onder relatieve droge weersomstandigheden. De 5-dagenregeling is een service ten behoeve van de agrariërs. Het betreft een inspanningsverplichting van het waterschap om het onderhoud in een kort tijdsbestek uit te kunnen voeren. Indien de aannemer niet aan zijn verplichtingen uit het bestek voldoet kan het waterschap hem sanctioneren zoals omschreven in het bestek. Dit betreft veelal een verwijzing naar het UAV. Het is niet mogelijk dat een eigenaar/gebruiker het waterschap aansprakelijk kan stellen vanwege het feit dat een aannemer "te laat" komt na een melding. De meldingen die bij het waterschaploket worden gedaan met betrekking tot de 5dagenregeling worden ter kennisgeving aan de toezichthouder gemeld. De toezichthouder kan de informatie van de meldingen gebruiken voor controlewerkzaamheden van de aannemer. Met name de meldingen dat de aannemer zich niet houdt aan de afspraken en langere tijd op zich laat wachten voor de uitvoering van het onderhoud is hierbij van belang. Een ander voordeel van het meldingensysteem is dat oneigenlijk gebruik van de regeling door de aannemer gebruikt kan worden om "veelplegers" te melden. Als de aannemer regelmatig bij dezelfde eigenaren/gebruikers wordt gevraagd om het slootonderhoud uit te voeren terwijl het perceel niet meer ingezaaid wordt voor het nieuwe jaar of er staat nog een gewas op na de melding dan kan hij het waterschap hierop attenderen. Sancties voor de eigenaren/gebruikers voor misbruik van de 5-dagenregeling Indien een eigenaar/gebruiker regelmatig misbruik maakt van de regeling kan deze op de "zwarte lijst" worden geplaatst. De aannemer is bij deze personen dan niet meer verplicht om in een tijdsperiode van 5 dagen het onderhoud uitgevoerd te hebben. Het onderhoud wordt door de aannemer uitgevoerd op een moment dat het bij hem in de planning past. Een voorbeeld van misbruik van de regeling is het meer dan twee jaar niet inzaaien van het perceel bij gebruik van de regeling. Hierbij wordt het perceel alleen winterklaar gemaakt. Ook het meer dan twee keer verzoeken voor onderhoud op korte termijn waarbij het gewas nog aanwezig bij uitvoering door de aannemer valt hieronder.
WSHD juli 2011
44
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
5-dagenregeling in het kort Bij de "5-dagenregeling" wordt er met de aannemer contact opgenomen (per mail of telefoon) door de agrariër met het verzoek om het slootonderhoud op korte termijn uit te voeren i.v.m. het inzaaien van het perceel voor het nieuwe jaar. Tevens wordt door de agrariër ook het waterschapsloket gelijktijdig geïnformeerd met een CC- mail of een tweede telefonische melding. • •
•
•
• •
3.11
Aannemer krijgt zelf direct de melding van de agrariër en kan het onderhoud vanaf de betreffende percelen gaan plannen en uitvoeren. Agrariër doet hetzelfde verzoek bij het Waterschapsloket/Klantcontactcentrum waardoor een controle van de aannemer kan plaatsvinden door het waterschap. Indien deze tweede melding bij het waterschap niet wordt gedaan kan er ook geen aanspraak gedaan worden op de 5-dagenregeling. In dit geval is de agrariër afhankelijk van de planning en "goodwill" van de aannemer. De verzoeken voor het gebruik maken van de 5-dagenregeling bij het waterschap worden per dag aan de toezichthouder ter beschikking. De toezichthouder is hierdoor op de hoogte van de werkzaamheden die zouden moeten plaatsvinden; De eigenaar/gebruiker kan contact opnemen met het waterschapsloket als de aannemer zich niet houdt aan de "5-dagenregeling". Ook deze meldingen gaan naar de toezichthouder die evt. kan overgaan tot het opleggen van een sanctie; Door de mogelijkheid van het opleggen van een sanctie wordt een aannemer gestimuleerd om aan zijn verplichtingen te voldoen; Communicatie m.b.t. de uitvoering van het onderhoud vindt plaats via de lokale krant waarbij het mailadres en telefoonnummer van de aannemer wordt vermeld. Ook wordt het telefoonnummer van het loket vermeld voor de tweede melding; Regeling fysieke obstakels
Korte samenvatting: Het waterschap draagt vanuit de rol van professionele waterauthoriteit zelf zorg voor de afzet van de specie die vrijkomt bij percelen waar fysieke obstakels aanwezig zijn die berging van specie in de weg staan. In dit soort situaties kan de bagger of het maaisel op het vrijliggende perceel (aan de andere zijde van de watergang) worden geborgen. Bij fysieke obstakels aan beide zijden van de watergang wordt de specie afgevoerd naar een locatie elders (depot of nabij gelegen perceel).
Het waterschap is onderhoudsplichtig voor alle boezemwateren, hoofdwatergangen en de meeste dijk- en wegsloten. Deze watergangen worden door het waterschap elke 6 of 7 jaar gebaggerd, waarbij de bagger zoveel mogelijk op de kant wordt gezet. Het gewoon onderhoud (maaien) gebeurt één of meerdere keren per jaar. Uitgangspunt is dat er waar mogelijk gebruik gemaakt wordt van de ontvangstplicht voor bagger en maaisel op de aanliggende percelen. Ondanks het feit dat de ontvangstplicht onverminderd van kracht is hebben percelen met fysieke obstakels veelal geen oplossing voor de afzet en verspreiding van de vrijkomende baggerspecie en het maaisel. In dit soort situaties kan de bagger of het maaisel op twee manieren worden afgezet: Afzetten op het vrijliggende perceel aan de andere zijde van de watergang bij aanwezigheid van een fysiek obstakel aan 1 zijde van de watergang; Af te voeren naar een andere locatie of een depot elders bij aanwezigheid van fysieke obstakels aan beide zijden van de watergang; Bij deze werkwijze zorgt het waterschap voor financiering van de afzet van de bagger en het maaisel bij percelen met een fysiek obstakel die zelf geen mogelijkheid hebben tot WSHD juli 2011
45
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
bergen hiervan op het perceel. Het waterschap bepaalt hierbij of het betreffende perceel wel of niet kan bergen en dus of er gebruik gemaakt wordt van de ontvangstplicht van een perceel. Probleemstelling Langs alle watergangen die door het waterschap worden onderhouden geldt op grond van de Waterstaatswet en de Keur een ontvangstplicht voor baggerspecie en maaisel. Voor eigenaren/gebruikers met een fysiek obstakel op het perceel wordt dit als een probleem ervaren omdat zij veelal geen mogelijkheid hebben tot het bergen en verspreiden hiervan. Voorbeelden hiervan zijn: Siertuinen Woningen; Bedrijfsmatige bebouwing; Windsingels; Dijken en wegen; Percelen die d.m.v. een vergunning of een notariële acte zijn vrijgesteld van de ontvangstplicht; Werkwijze Alle eigenaren/gebruikers van percelen gelegen langs watergangen in onderhoud van het waterschap worden door het waterschap vooraf schriftelijk in kennis gesteld van de uitvoering van het baggerwerk en de ontvangstplicht die hiermee gemoeid is (cyclus van 6 of 7 jaar). Bij fysieke obstakels kan in een aantal gevallen de baggerspecie of het maaisel niet op de reguliere wijze op de oever geborgen worden. Het waterschap inventariseert de percelen die redelijkerwijs niet in staat zijn om baggerspecie of maaisel te bergen en te spreiden. Deze percelen worden vrijgesteld van de ontvangstplicht waarbij het waterschap zorgt voor de afzet en/of afvoer van de baggerspecie. Hier zijn 2 werkwijzen in te onderscheiden: A.Werkwijze (A) percelen waar aan beide zijden geen mogelijkheid is voor het bergen van specie en maaisel; B.Werkwijze (B) percelen waar aan één zijde de mogelijkheid is voor het bergen van specie en maaisel; Werkwijze A Indien aan beide zijde van de watergang fysieke obstakels aanwezig zijn en het waterschap is van mening dat de specie en/of het maaisel niet geborgen kan worden op de percelen dan wordt deze ter beschikking gesteld (vervalt) aan de aannemer Deze werkwijze komt vooral voor bij percelen met obstakels tegenover wegen en dijken of obstakels aan beide zijden van de watergang. Hierbij is het veelal niet mogelijk of wenselijk om baggerspecie en het maaisel op het perceel of de dijk- of wegberm te bergen. De specie of het maaisel wordt in dit geval ter beschikking gesteld aan de aannemer die zorg draagt voor afvoer hiervan. De aannemer zal proberen zijn inschrijving voor het betreffende bestek zo laag mogelijk te houden en kan hierbij geprikkeld worden door te zoeken naar locale afzetmogelijkheden zoals grotere percelen van derden in de nabije omgeving. Indien dit niet tot de mogelijkheden behoort kan de aannemer er voor kiezen om de specie af te voeren naar een extern depot. Het waterschap controleert wel of de specie op een verantwoorde manier wordt afgezet of gestort aan de hand van het plan van aanpak van de aannemer.
WSHD juli 2011
46
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Werkwijze B Indien aan één zijde van de watergang een fysiek obstakel aanwezig is en het waterschap is van mening dat de specie en/of het maaisel niet geborgen kan worden op het perceel dan wordt deze door gebruik te maken van de ontvangstplicht geborgen op het vrijliggende perceel aan de andere zijde van de watergang. In de bestekken wordt van deze watergangen vermeld dat de specie en het maaisel op het betreffende overliggende perceel geborgen wordt. Voor de berging van de specie is een vergoedingenregeling voor het verspreiden van specie van toepassing. Er vindt geen contact plaats tussen de aannemer en de perceeleigenaar (met het fysieke obstakel) die vrijgesteld is van de ontvangstplicht. De aannemer heeft wel contact met de perceeleigenaar die de specie of het maaisel uit gehele watergang ontvangt. Deze eigenaar wordt vooraf al schriftelijk op de hoogte gesteld door het waterschap over de werkwijze, de ontvangstplicht en de vergoedingenregeling met daarbij de uit te keren vergoeding. Deze werkwijze komt vooral voor bij percelen langs hoofdwatergangen en dijk- en wegsloten zonder obstakel aan de landzijde. In dit soort situaties kan het waterschap gebruik maken van de ontvangstplicht van het tegenoverliggende landbouwperceel voor de bagger en het maaisel uit de volledige watergang. De ontvangende partij wordt daarbij schadeloos gesteld door het waterschap op basis van de regeling 'Vergoeding verspreiding grote hoeveelheden bagger' bij fysieke obstakels van het waterschap. Deze vergoeding wordt na uitvoering van het werk uitgekeerd door het waterschap. In de situatie waarbij de vergoedingenregeling wordt toegepast bij de aanwezigheid van een fysiek obstakel op het overliggende perceel vindt vergoeding plaats voor de baggerspecie van de gehele watergang. Dit als tegemoetkoming voor de ontvangst van de "halve watergang" die normaliter wordt aangebracht op het overliggende perceel van de eigenaar/gebruiker van het fysieke obstakel. De vergoeding voor spreiding van de gehele watergang begint waar de regeling fysieke obstakels wordt toegepast bij 0,5 m3/m1 watergang in het geval van grasland en vanaf1m3/m1 bij akkerbouwland conform de volgende tabel: Tabel vergoedingen behorend bij de regeling fysieke obstakels.
Grondgebruik akkerbouwland grasland
Vergoeding vanaf 1 m3/m1 watergang 0,5 m3/m1 watergang
vergoeding per m3 tot 4 m3/m1 € 0,75 per m3
vergoeding per m3 boven 4 m3/m1 € 1,50 per m3
€ 1,50 per m3
€ 3,00 per m3
Korte toelichting: Met deze vergoedingenstaffel bij percelen die iedere baggercyclus worden belast met de ontvangst van bagger wordt er recht gedaan aan het ondervonden nadeel. Maar voor die gevallen waar het nadeel en de overlast voor het perceel beperkt is wordt niet nodeloos een administratie gevoerd voor het uitbetalen van hele kleine bedragen. Zo blijft de regeling uitvoerbaar en worden alle gevallen waarin sprake is van het bergen van baggerspecie in relatie tot fysieke obstakels gelijk behandeld.
Zowel de verspreidbare als de niet- en nooit verspreidbare baggerspecie komt in aanmerking voor afzet door de aannemer. De afzetmogelijkheden van de niet- en nooit verspreidbare baggerspecie zijn beperkt en zullen in veel gevallen plaats hebben naar externe depot's. Aangezien de specie in dit geval wordt afgevoerd is de vergoedingenregeling hierop niet van toepassing. In het kader van de Waterwet zijn perceeleigenaren gehouden de specie door het waterschap over de aangrenzende percelen af te voeren. Voor eventuele schade die hierdoor ontstaat kan een verzoek tot schadeloosstelling gedaan worden bij het waterschap. WSHD juli 2011
47
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Ontvangstplicht Het waterschap is vrij om gebruik te maken van de ontvangstplicht. De mogelijkheid bestaat om de ontvangstplicht van een gehele watergang op één zijde toe te passen. Bij een perceel met een fysiek obstakel weegt het economisch belang voor berging van specie en maaisel zwaarder dan het ongemak dat wordt veroorzaakt bij het aanbrengen van specie op een vrijliggend perceel. Bovendien staat hier een tegemoetkoming in de kosten tegenover door de hierboven weergegeven regeling grote hoeveelheden bagger. Bij eigenaren van percelen die eenzijdig belast worden met bagger waarbij de overliggende zijde van de watergang wordt vrijgesteld van ontvangstplicht kan een gevoel van rechtsongelijkheid ontstaan. De beleving kan zijn "waarom moet ik op mijn agrarische perceel wel bagger ontvangen en wordt de burger aan de overzijde van de watergang ontzien van bagger". Toch is er in dit geval geen sprake van rechtsongelijkheid. Vrijliggende agrarische percelen hebben de mogelijkheid om baggerspecie en maaisel te ontvangen en te spreiden. Hierdoor ontstaat er over het algemeen geen schade, hooguit wat ongemak. Bovendien wordt de ontvangende partij tegemoet gekomen voor het spreiden van de specie middels een vergoeding. Indien er alsnog gewas- of structuurschade ontstaat aan het perceel bestaat de mogelijkheid tot het indienen van een verzoek tot schadeloosstelling bij het waterschap. De semioverheden (gemeenten, rijk, provincie, natuurbeherende instanties, Prorail) worden niet vrijgesteld van de ontvangstplicht. Semioverheden vormen grote "eenheden" binnen de categorie van de ontvangstplichtigen, hebben goede afzetmogelijkheden (zowel alternatieve locaties als financiële middelen voor afvoeren) en zijn bovendien goed benaderbaar. Percelen met een bijzondere functie of gebruik (biologische teelt, grasland e.d.) worden niet vrijgesteld van de ontvangstplicht. Het waterschap stelt zich hier coöperatief in op door in dit soort situaties met de eigenaren/gebruikers mee te denken voor een oplossing om de specie af te kunnen zetten. De kosten voor eventueel afvoeren van de specie blijven echter voor de eigenaar. Het waterschap blijft de handhaving van onderhoudsstroken in het landelijk gebied onverminderd nastreven. In het stedelijk gebied of bij "bebouwde komachtige situaties" wordt per situatie een belangenafweging gemaakt voor het al dan niet handhaven van onderhoudsstroken. Ook de vergunningsplicht voor werken in keurstroken blijft ongewijzigd. Samenvatting doelstellingen Met de regeling fysieke obstakels wordt het volgende beoogd:
Een doelmatig baggerproces; Een klantvriendelijke oplossing voor perceeleigenaren met een fysiek obstakel die zelf geen mogelijkheden hebben voor de afzet van specie en maaisel in het kader van de ontvangstplicht; Voorkomen van vele contacten en onderhandelingen over afzet van specie of maaisel tussen perceeleigenaren met een fysieke obstakels en de aannemer; Een uniform en geharmoniseerd beleid ten aanzien van de afzet van bagger en maaisel voor het gehele beheersgebied;
WSHD juli 2011
48
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Werkwijze bij fysieke obstakels.
WSHD juli 2011
49
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
3.12
Spreidingsvergoedingenregeling
Korte samenvatting van dit onderwerp: Het waterschap hanteert een spreidingsvergoedingenregeling wat neer komt op het verstrekken van een vergoeding bij het vrijkomen en aanbrengen van grote hoeveelheden baggerspecie.
Het waterschap heeft de buitengewone onderhoudsplicht voor alle boezemwateren, hoofdwatergangen en het merendeel van de dijk- en wegsloten. Deze watergangen worden door het waterschap elke 6 of 7 jaar gebaggerd, waarbij de bagger zoveel mogelijk op de kant wordt gezet. De aanliggende percelen hebben daarvoor een ontvangstplicht en verspreidingsplicht. Vooral bij brede watergangen kan een aanzienlijke hoeveelheid bagger vrijkomen. De ontvangstplicht blijft hierbij onverminderd van toepassing. Om tegemoet te komen bij het aanbrengen van deze grote hoeveelheid specie heeft het waterschap een vergoedingenregeling grote hoeveelheden bagger opgesteld: Deze verspreidingsvergoedingenregeling betreft het verspreiden van specie die vrijkomt bij het baggeren van grotere watergangen. Het gaat hierbij om de extra kosten die benodigd zijn voor de verspreiding van grotere hoeveelheden vrijkomende baggerspecie; Reikwijdte De regelingen zijn uitsluitend van toepassing voor de afzet van bagger op de kant (en niet voor het afvoeren en storten). Daarbij gaat het om bagger die volgens het besluit Bodemkwaliteit vrij over de aanliggende percelen mag worden verspreid. De regelingen betreffen alleen de wateren waarvan het waterschap de onderhoudsplichtige is en waarvan de specie over het perceel verspreid kan worden. Relatie tussen regeling en beleid Deze regelingen vervangen het eerdere beleid dat de rechtsvoorgangers van waterschap Hollandse Delta hanteerden voor het deponeren en verwerken van grote hoeveelheden bagger op de kant. Probleemstelling De Keur regelt de ontvangst- en verspreidingsplicht voor bagger op de aanliggende percelen. Het waterschap vindt dat daarbij een zekere redelijkheid moet worden gehanteerd. Percelen gelegen aan brede hoofdwatergangen kunnen onevenredig veel bagger moeten ontvangen en verspreiden, terwijl de watergang veelal een groot omliggende gebied bediend als aan- en afvoer watergang of dient als bergingsoppervlak voor een groter gebied. Een gemiddelde hoofdwatergang van het waterschap is bijna 7 m breed op de waterlijn. De hoeveelheid vrijkomende bagger uit een gemiddelde hoofdwatergang varieert van circa 0,5 tot 2 m3/m1 per cyclus. Een dergelijke hoeveelheid wordt geacht binnen de grenzen van het redelijke te vallen waarbij compensatie in de vorm van een vergoeding niet hoeft plaats te vinden. Waterschap Hollandse Delta geeft met beide regelingen uniforme richtlijnen voor het vergoeden van de extra kosten voor het verspreiden van grote hoeveelheden bagger. Deze WSHD juli 2011
50
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
regeling beoogt eenduidige en duidelijke regels vast te stellen wanneer sprake is van onevenredig grote hoeveelheden baggerspecie waarbij perceeleigenaren voor een vergoeding voor de verspreiding van de bagger in aanmerking komen.
Normstelling Om een normaal (agrarisch) gebruik te kunnen realiseren is het noodzakelijk dat baggerspecie uitgespreid kan worden over het perceel. De specie kan hierbij in het najaar ondergewerkt worden zodat er geen gewas- of structuurschade ontstaat.
Om dit soort schade te voorkomen is het noodzakelijk dat de specie zodanig kan worden uitgespreid dat de laagdikten niet dikker zijn dan: • Bij blijvend grasland maximaal 5 cm dik (i.v.m. doorgroeimogelijkheden grasbestand); • Bij akkerland maximaal 15 cm dik (i.v.m. onderwerken/onderploegen); Indien na spreiding de specielaag dikker is als hierboven genoemd en er kan niet verder gespreid worden is het noodzakelijk om te kijken naar het uitgebruik nemen van het perceel (omschrijving aan het einde van dit hoofdstuk). Juridisch kader en grondslag In de waterwet staat de plicht voor de eigenaren van percelen langs wateren de beschermingszone vrij te houden voor het uitvoeren van buitengewoon onderhoud. In artikel 3.5 van de Keur staat de ontvangstplicht voor de bagger en de plicht tot verspreiding door de perceeleigenaren. Beleidskader De uitgangspunten waarop deze beleidsregel is gebaseerd vallen binnen de wetgeving op het gebied van waterbeheer en de kaders van hoger strategisch beleid die daaruit voortvloeit, zoals het besluit Bodemkwaliteit. Algemeen De hoeveelheid bagger in een watergang wordt vooraf door meting in situ bepaald. Het gaat om de natte hoeveelheid kubieke (m3) bagger. Voor alle in deze regeling genoemde hoeveelheden bagger wordt steeds de in situ bepaalde natte hoeveelheid bedoeld. Met deze hoeveelheid wordt voorafgaande aan het baggeren door het waterschap bepaald of een perceeleigenaar in aanmerking komt voor een vergoeding voor de verspreiding en/of afzet van grote hoeveelheden baggerspecie. Uitbetaling zal geschiedden op initiatief van het waterschap na uitvoering van de baggerwerkzaamheden. 3.12.1 Verspreidingsvergoeding De spreidingsvergoedingenregeling is gebaseerd op de gemiddelde werkelijke kosten voor de perceeleigenaar voor het verspreiden van de baggerspecie. Het perceel is na verspreiding weer bruikbaar voor de eigenaar waarbij de laagdikten van de uitgespreide baggerspecie niet hoger wordt dan de uitgangspunten hierboven benoemd onder "normstelling". Op akkerbouwland dat in de regel elk jaar een korte periode vrij is van gewassen liggen de kosten voor verspreiding gemiddeld lager als voor grasland. Voor grasland wordt een dunnere laagdikte aangehouden, waardoor de bagger over een groter oppervlak moet worden verspreid wat meer kosten met zich meebrengt. In onderstaande vergoedingstabel zijn de vergoedingen aangegeven voor de perceeleigenaar gebaseerd op de in situ ("vaste m3" gemeten in de watergang). Deze WSHD juli 2011
51
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
vergoedingen zijn gerelateerd aan de kosten die moeten worden gemaakt voor de verspreiding van de bagger over het perceel. Dit zijn vaste bedragen die op termijn kunnen worden bijgesteld: Grondgebruik akkerbouwland grasland
Vergoeding vanaf 2 m3/m1 watergang 1 m3/m1 watergang
vergoeding per m3 tot 4 m3/m1 € 0,75 per m3
vergoeding per m3 boven 4 m3/m1 € 1,50 per m3
€ 1,50 per m3
€ 3,00 per m3
Bijzondere situaties In principe geldt er aan beide zijden van de watergang een ontvangstplicht waarbij het waterschap de uitkomende bagger ook op beide percelen langs de watergang aanbrengt. Vanuit praktisch oogpunt wordt de bagger in sommige situatie ook wel op een perceel aan één zijde van de watergang geborgen. Indien dit gebeurt op verzoek van de ingelanden wordt bij het uitkeren van de vergoeding uitgegaan van de ontvangstplicht per zijde. De totale hoeveelheid vrijkomende specie die op één zijde wordt geborgen wordt door 2 gedeeld waarbij een beoordeling plaatsvindt of de situatie in aanmerking komt voor een vergoeding. Bij het toepassen van deze werkwijze (alle vrijkomende baggerspecie verwerken op één aangrenzend perceel) zal er bij akkerbouwland pas een vergoeding worden uitgekeerd vanaf 4 m3 /m1. In sommige situaties is er wel een ontvangstplicht maar is het ontvangen en spreiden van specie niet mogelijk in verband met obstakels (b.v. bebouwing). Hierbij wordt de "overzijde" wat veelal een landbouwperceel is, iedere baggercyclus belast met alle vrijkomende baggerspecie uit de watergang. De Keur geeft ons hier de mogelijkheden voor in het kader van de ontvangstplicht. In dit soort situaties kunnen we ons streven om de vrijkomende bagger gelijkelijk te verdelen over beide aangrenzende percelen niet waarmaken. Hierbij is het dan ook redelijk om de vergoeding te laten gelden voor de vrijkomende specie uit de gehele watergang aangezien altijd de gehele hoeveelheid vrijkomende specie wordt verwerkt op hetzelfde perceel. In dit soort situaties wordt de vergoeding vanaf 0,5m3/m1 (grasland) en respectievelijk 1m3/m1 (akkerbouwland) watergang uitgekeerd. (Zie ook paragraaf 3.11 met vergoedinentabel) Indien er aan beide zijde van de watergang geen mogelijkheid is voor het ontvangen en spreiden van de baggerspecie zal deze moeten worden afgevoerd. Hier vindt geen tegemoetkoming plaats in de vorm van deze vergoedingenregeling omdat het een vergoeding betreft voor verspreiding van de specie en niet voor de ontvangstplicht zelf. Het waterschap kiest er voor een financiële vergoeding uit te keren bij de verspreiding van grote hoeveelheden bagger. Dit houdt tevens in dat het waterschap geen uitvoeringsmaatregelen neemt bij de verspreiding van de specie door bijvoorbeeld het inzetten van een bulldozer. De regeling geldt alleen voor baggerspecie en niet voor maaisel. Bij grotere hoeveelheden maaisel zorgt het waterschap zelf (via de aannemer) voor verkleining hiervan. Het resultaat hiervan zal zijn dat de eigenaar/gebruiker van het perceel het vrijkomende maaisel op een normale manier kan onderwerken op zijn perceel. Bij de uitvoering van deze maatregel is er dus geen sprake (meer) van eventuele schade. 3.12.2 Uitgebruiknameregeling In een aantal situaties is er geen mogelijkheid om de vrijkomende hoeveelheid specie geheel of gedeeltelijk uit te spreiden over het perceel. De hoeveelheden specie (laagdikte) zijn in dit soort situaties dusdanig hoog (of het perceel is dusdanig klein) dat er structuurof gewasschade ontstaat bij het volgende teeltseizoen. De ontvangstplicht is nog steeds WSHD juli 2011
52
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
van toepassing maar het aanbrengen van de specie zorgt er voor dat het betreffende perceel voor een jaar (of langer) niet gebruikt kan worden voor de (agrarische) functie. Afhankelijk van het economische en functioneel gebruik van percelen past het waterschap de ontvangstplicht naar redelijkheid en billijkheid toe. Indien het waterschap van mening is dat het niet redelijk is om een bepaald perceel geheel of gedeeltelijk te belasten met de vrijkomende specie kan er voor gekozen worden om een uitgebruiknameregeling toe te passen. Hierbij wordt het perceel voor een bepaalde tijd, bijvoorbeeld een jaar (teeltseizoen) uit gebruik genomen. In de vastgestelde periode kan de specie indrogen zodat deze alsnog verwerkt en ondergewerkt kan worden op het perceel. De eigenaar wordt hier voor de betreffende periode schadeloosgesteld. Als richtlijn wordt de vergoedingenstaffel van de gasunie ("gasunie-tarievenlijst") gehanteerd Deze vergoedingen zijn gerelateerd aan de gederfde inkomsten en kunnen dus per gewas en omstandigheden verschillend zijn. In het gehele land wordt gebruik gemaakt van deze vergoedingenstaffel van de gasunie. Het uitgebruik nemen van percelen voor de berging van de bagger komt maar zeer beperkt voor. Geen ontvangstplicht In een aantal situaties vindt het waterschap het niet redelijk om gebruik te maken van de ontvangstplicht. Een perceel kan één of meerdere jaren niet gebruikt worden door de aanwezigheid van de bagger waarbij het gebruik voor de perceeleigenaar van groot economisch of maatschappelijk belang kan zijn. Bij deze omstandigheden kan het waterschap er voor kiezen om vrijstelling te geven van de ontvangstplicht. Het waterschap zorgt hierbij zelf voor afzet van de baggerspecie. Voorbeelden hiervan kunnen percelen zijn langs (zeer) grote hoofdwatergangen of boezemwateren. Ook kleine perceeltjes die intensief gebruikt worden waarbij er geen alternatieven zijn om dit gebruik elders voort te zetten kunnen vrijgesteld worden van de ontvangstplicht. Overheden en grootgrondbezitters zoals gemeenten en natuurorganisaties krijgen bij deze kleinere of intensief gebruikte percelen geen vrijstelling van de ontvangstplicht. Dit soort organisaties zijn zelf goed in staat om zorg te dragen voor afzet van de specie op hun gronden elders of het initiëren van gelden voor afvoer van de specie. 3.12.3 Concluderende samenvatting van de wijze van afzet van baggerspecie Bij de afzet van baggerspecie op aangrenzende percelen hanteert het waterschap de volgende werkwijze in volgorde van toepassing: 1. Waterschap maakt gebruik van de ontvangstplicht waarbij de aangrenzende eigenaren/gebruikers de specie zelf verspreiden over het perceel; 2. Waterschap maakt gebruik van de ontvangstplicht waarbij de vrijkomende hoeveelheden dusdanig veel zijn dat er een vergoeding voor beschikbaar wordt gesteld. Vergoeding is een tegemoetkoming in de verspreiding van de specie. 3. Waterschap maakt gebruik van de ontvangstplicht waarbij de vrijkomende hoeveelheden specie dusdanig veel zijn dat het betreffende perceel voor langere tijd niet gebruikt kan worden. Het perceel wordt door het waterschap uit gebruik genomen waar een vergoeding voor beschikbaar wordt gesteld voor derving van de inkomsten. 4. Waterschap maakt geen gebruik van de ontvangstplicht aangezien het door omstandigheden niet redelijk is dat bepaalde percelen met deze grote hoeveelheden bagger belast gaan worden. Het waterschap zorgt hierbij zelf voor afzet van de specie. Deze omstandigheden hebben dan te maken met de functie van het perceel waarbij het bijvoorbeeld niet mogelijk is om deze grond een jaar of meer uitgebruik te nemen.
WSHD juli 2011
53
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
3.13
Afzet baggerspecie
Korte samenvatting van dit onderwerp: Het waterschap hanteert de volgende uitgangspunten ten aanzien van de afzet van de baggerspecie. De uitkomende baggerspecie wordt (“vervalt”) aan de aannemer gelaten. Hierbij wordt in 2011 en 2012 rekening gehouden met de verplichtingen die het waterschap heeft bij de grondbank. Bij de aanbesteding zal worden bezien of het voordelig is om de verwerking van de baggerspecie apart aan te besteden. Specifiek voor IJsselmonde wordt de verwerking van de bagger uitbesteed aan de aannemer waarbij ons (nieuw in te richten) depot op IJsselmonde aan de aannemer ter beschikking wordt gesteld. De overige depots worden niet meer ingezet t.b.v. de verwerking van de bagger uit het reguliere baggerwerk, maar wel achter de hand gehouden voor de opslag van bagger uit specifieke (grote) projecten.
Waar het waterschap geen gebruik maakt of kan maken van de ontvangstplicht om de vrijkomende baggerspecie te bergen moet er een mogelijkheid gecreëerd worden om de specie af te kunnen voeren. Het gaat om de volgende categorie watergangen: Grote wateren waarvan de aangrenzende/aanliggende percelen zijn vrijgesteld van de ontvangstplicht waarbij het waterschap zorg draagt voor afzet van de baggerspecie; Watergangen met fysieke obstakels op de aangrenzende percelen. Het waterschap zorgt hierbij op eigen kosten voor de afzet van de specie. Watergangen waarbij de vrijkomende specie conform het Besluit Bodem Kwaliteit niet geborgen kan worden op de aangrenzende percelen en derhalve moet worden afgevoerd. 3.14.1 Afzet baggerspecie overlaten (vervalt) aan aannemer In deze variant wordt de verantwoordelijkheid voor opslag/beheer en/of afzet/herbestemming overgedragen aan de externe contractpartij (aannemer). Het waterschap draagt voor dit deel de zorg en het risico over aan de contractpartij. WSHD besteed de afzet van de baggerspecie uit aan een aannemer. Eventueel voert deze aannemer ook het baggerwerk zelf uit. Op basis van zijn marktkennis kan hij zoeken naar relevante afzetmogelijkheden. Dit kan ook betekenen dat de aannemer zijn specie op een nabij gelegen perceel of terrein afzet. Of dat hij een innovatieve methode gebruikt om de specie af te zetten. Desgewenst kan deze contractpartner een consortium aangaan met andere bedrijven. Voor baggerspecie die vrijkomt vanuit de Koedoodseplas en Gaatkensplas blijft het depot aan de Rhoonsebaan op IJsselmonde beschikbaar. Hiervoor heeft het waterschap op basis van bestuurlijke afspraken de verplichting te participeren in het depot. Voor dit depot gelden enkele voorwaarden waaraan het waterschap moet voldoen.
WSHD juli 2011
54
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
3.14.2 Taken WSHD Voor het overlaten van de afzet van baggerspecie aan de aannemer is WSHD verantwoordelijk voor: 1. Het op de juiste wijze bepalen an de hoeveelheid en kwaliteit van de baggerspecie; 2. Het opstellen van een juridische overeenkomst waarin de taken, verantwoordelijkheden en randvoorwaarden van de directie en aannemer zijn opgenomen; 3. Het op een rechtmatige wijze op de markt aanbesteden van het onderhoudswerk, rekening houdend met de ARW en het interne (inkoop)beleid; 4. De aannemer houden aan zijn contractuele verplichtingen; 5. Het houden van dagelijks toezicht op de aannemer tijdens de uitvoering van het werk; De daadwerkelijke uitvoering van het werk is een verantwoordelijkheid van de aannemer. 3.14.3 Baggerdepot op IJsselmonde Het baggerdepot op IJsselmonde wordt gebruikt voor de baggerspecie uit de Gaatkensplas, de Koedoodseplas, de specie uit de kernen van de gemeenten Barendrecht en Albrandswaard en de regeling fysieke obstakels in het werkgebied van IJsselmonde. Het gezamenlijke depot wordt hierbij ter beschikking gesteld aan de aannemer. Nadere invulling en omschrijving van de werking van het baggerdepot moet nog plaatsvinden in het kader van de ontwikkeling van het depot. 3.14.4 Certificering Voor het in beheer hebben van depots is certificatie van de volgende onderdelen verplicht: bewerking verontreinigde grond en baggerspecie [BRL7500, protocol 7510 & 7511] Toepassen grond in werken en samenvoegen van partijen grond en baggerspecie [BRL 9335] Voor de certificering volgens Kwalibo is een ISO 9001-certificaat vereist. Niet de gehele organisatie hoeft ISO 9001 gecertificeerd te zijn. Het is mogelijk om onderdelen van de organisatie met een specifieke werkproces te certifiëren voor de ISO 9001. Daarvoor moet onder meer het kwaliteitsbeleid op papier staan en moet deze gecommuniceerd worden naar alle medewerkers. Daarnaast moeten de bedrijfsprocessen vastgelegd worden in een kwaliteitshandboek en moet daadwerkelijk volgens deze processen gewerkt worden. Het beheer van het depot moet daarom een onderscheiden onderdeel van een afdeling of directie zijn, en een kwaliteitsmanagementsysteem te hebben, geënt op PRiK. Na het bepalen van de ISO 9001 certificaat moet voor het beheer van een depot de benodigde BRL's worden behaald. Ook hierbij moet het proces worden vastgelegd en moet volgens dit proces gewerkt worden. Ter controle van alle certificaten, en de onderliggende werkprocessen, worden periodieke audits gehouden. Het is toegestaan om het beheer van het depot uit te besteden aan een gecertificeerd derde partij. Het waterschap zal van deze mogelijkheid ook gebruik maken na oprichting van depot IJsselmonde. Bij uitbesteding aan een aannemer is de aannemer of de door haar aangenomen partij verantwoordelijk voor de benodigde certificaten. 3.14.5 Aansprakelijkheid Het waterschap is een publiekrechtelijke rechtspersoon. Een rechtspersoon is net als een natuurlijke persoon aansprakelijk voor haar handelen of nalaten. Een publiekrechtelijke rechtspersoon kan daarnaast ook nog aansprakelijk zijn wegens schending van de beginselen van behoorlijk bestuur. Het waterschap blijft verantwoordelijk voor de afzet, ook als de aannemer dit voor het waterschap uitvoert. Het waterschap houdt toezicht op de aannemer met betrekking tot het op een verantwoordelijke wijze afzetten van de baggerspecie door de contractbepalingen in de overeenkomst met de aannemer. WSHD juli 2011
55
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
3.14.6 Conclusie Het waterschap verzorgt de afzet van baggerspecie alsvolgt: in de werkgebieden Hoeksewaard en Dordrecht, Voorne Putten en Goeree Overflakkee vervalt de baggerspecie aan de aannemer; in het werkgebieden van IJsselmonde vervalt de baggerspecie aan de aannemer waarbij specifiek voor de gemeenten Albrandswaard en Barendrecht het in oprichting zijnde depot op IJsselmonde ter beschikking wordt gesteld aan de aannemer voor de opslag van de baggerspecie. Consequentie hiervan is dat de huidige depots niet meer gebruikt zullen gaan worden voor specie uit het reguliere baggerproces. De depots zijn nog wel voor projectmatige baggerwerken te benutten. Hier is geen certificering voor nodig, het projectmatige baggerwerk kan als één vergunning/toestemming worden aangevraagd bij de milieudienst.
WSHD juli 2011
56
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Begrippenlijst Waterwet Per 22 december 2009 zijn diverse wetten die in relatie stonden met het waterbeheer ondergebracht in één integrale wetgeving. Deze waterwet geeft het wettelijk kader waarbinnen het waterbeheer uitgevoerd moet worden. Keur In de Keur van het waterschap staan de ver- en gebodsregels ten aanzien van handelingen in, op en om het oppervlaktewater. De Keur is met name gericht op waterkwantiteitsaspecten en het beheer en onderhoud. Waterkwaliteit wordt via de Waterwet geregeld. Legger De legger is in feite het basisregister van het waterschap. Hierin staan de gegevens per watergang weergegeven zoals oorspronkelijk profile, bodembreedte, bovenbreedte en waterdiepte. Schouw De schouw is de jaarlijkse controle door het waterschap op de onderhoudsstaat van het watersysteem. Schouwcyclus Vanwege de omvang van het watersysteem is de schouw opgedeeld in 6 á 7 jaren, ook wel de schouwcyclus genoemd. Schouwvak Het watersysteem van WSHD is voor de regio's Hoeksche Waard, IJsselmonde en GoereeOverflakkee opgedeeld in 6 (schouw)vakken. Voorne-Putten is opgedeeld in 7 (schouw)vakken. Jaarlijks wordt een deel van deze vakken gebaggerd. Na 6 of 7 jaar worden de eerst onderhouden watergangen opnieuw gebaggerd als daartoe noodzaak is. Leggerprofiel Het leggerprofiel is het oorspronkelijk bedoelde profiel van een watergang. Het waterschap is ertoe verplicht dit profiel te handhaven. Indien derden het onderhoud voeren over de watergang, is het waterschap verplicht toezicht te houden en indien mogelijk goed onderhoud af te dwingen via handhaving. Leggerafmetingen Hiermee worden de afmetingen van het profiel bedoeld. Bijvoorbeeld: bodembreedte, bovebreedte, taludhelling en waterdiepte. Doorstoomcapaciteit De hoeveelheid mogelijk aan en/of af te voeren water in een watergang Beheerregister Register waarin de basisdata van het waterschap ten aanzien van het beheer en onderhoud van het waterschap is vastgelegd. In het register kan bijvoorbeeld staan wanneer de watergang voor het laatst is gebaggerd en welke kwaliteit daarbij is vrijgekomen. Ook kan er in staan wanneer het volgend uitvoeringsjaar is op basis van de schouwcyclus.
WSHD juli 2011
57
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Waterbeheerplan Betreft een visiedocumten van het waterschap waarin staat hoe WSHD om gaat of denkt te gaan met het watersysteem in de planperiode van het waterbeheerplan. Gedifferentieerd onderhoud Aangepast onderhoud ten gunste van met name ecologische doelstellingen. Veelal wordt hiermee bedoeld om het onderhoud te faseren. Dit kan in het jaar zelf zijn door bijvoorbeeld delen wel en delen niet te maaien of baggeren en omgekeerd het jaar er op. Het kan ook zijn dat bijvoorbeeld een jaar het volledige onderhoud over te slaan of vaker in een jaar te onderhouden als dit bepaalde streefdoelen ten goede komt. Functioneel onderhoud Onderhoud dat wordt aangepast aan de functie van het oppervlaktewater. Een watergang voor aan- en afvoer van water heeft een ander onderhoud nodig dan bijvoorbeeld een watergang met een natuurlijke/ecologische functie. Risicogestuurd onderhoud Onderhoud dat wordt uitgevoerd op basis van: risicoberekeningen vervangingstermijn van bv. stuwen of gemalen toezicht op het oppervlaktewater waarbij knelpunten worden gesignaleerd etc Onderhoud wordt alleen uitgevoerd als daar echt noodzaak toe is, daar nu nog vaak preventief onderhoud plaatsvindt. Buitengewoon onderhoud Hiermee wordt het baggerwerk bedoeld. Gewoon onderhoud Hiermee wordt het maaiwerk bedoeld. Kader richtlijn water De Kader richtlijn water betreft een Europese richtlijn die de uitgangspunten schetst waaraan het Europese waterbeheer aan moet voldoen. Door de Nederlandse Overheid is hier in samenwerking met de waterschappen het Nationaal Bestuursakkoord MSpaf Toetsingssystematiek van het Besluit Bodemkwaliteit (besluit dat de milieuhygienische normen van grond en baggerspecie beschrijft). Beschermingszone Zone, beschreven in de Keur, waarbinnen verbodsregels gelden ten aanzien van handelingen in, op en om het oppervlaktewater. Deze regels binnen deze zone gelden ten behoeve van de mogelijkheden om effectief beheer en onderhoud uit te voeren. Baggerprotocol Beleid van het waterschap waarin de uitgangspunten voor het wel of niet baggeren van een watergang staan beschreven. Deze keuze is met name afhankelijk van de hoeveelheid en kwaliteit van de aanwezige baggerspecie. Meetprotocol Beleid van het waterschap waarin de werkwijze ten aanzien van het inmeten van de baggerspecie in watergangen staat beschreven. Het inmeten van de baggerspecie is noodzakelijk om de hoeveelheid aanwezige baggerspecie, de laagdikte van de baggerspecie en de waterdiepte te bepalen.
WSHD juli 2011
58
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
Uitpeilen Na afloop van de baggerwerken worden de watergangen ingemeten de laagdikte van de baggerspecie en de waterdiepte. Na de baggerwerken moet de watergangen in principe baggerschoon zijn, tenzij anders is aangegeven. Omdat volledig baggervrij in de praktijk technisch onmogelijk is, mag er een marge van ca. 10cm baggerdikte nog aanwezig zijn (mors). Peilbesluiten Door het waterschap genomen besluiten waarin binnen een bepaald gebied, zogeheten peilgebieden en peilvakken, een te handhaven peil zijn opgenomen. Vergunningplichtige werken Werken waarvoor op basis van de keur of de waterwet vergunningen zijn afgegeven. Of werken waarvoor op basis van de keur of de waterwet formeel een vergunning afgegeven had moeten zijn of moet worden afgegeven. Betredingsrecht Het waterschap heeft het recht om privaat terrain te betreden als het ten gunste is van de bescherming van het oppervlaktewater of watersysteem het onderhoud van het oppervlaktewater of watersysteem de waarborging van het wateraan- en afvoer óf nautische mogelijkheden de controle van en toezicht op het oppervlaktewater en watersysteem Vergoedingenregeling Regeling waarbij een ararier een vergoeding ontvangt indien een bepaalde hoeveelheid baggerspecie op zijn land afgezet moet worden die dermate groot van omvang is dat het niet met de ontvangstplicht te verantwoorden is. Verspreidingsplicht De plicht om baggerspecie te verspreiden over het perceel in een egale laagdikte van bv. 10-20cm. Verspreidingsvergoeding Het gaat hierbij om de extra kosten die benodigd zijn voor de verspreiding van grotere hoeveelheden vrijkomende baggerspecie Uitgebruiknameregeling Door het waterschap wordt een vergoeding betaald voor het tijdelijk gebruik van privaat eigendom. Zo kan een strook langs de watergang vrijgemaakt worden van gewassen zodat het waterschap onderhoud kan uitvoeren vanaf de landzijde.
WSHD juli 2011
59
Meerjarenbaggerplan Waterschap Hollandse Delta
EINDE STATISCH DEEL
WSHD juli 2011
60
DATUM VERGADERING 2 8 j U I " l i 2 0 1 2 AGENDAPUNTNUMMER KENMERK
U
-/:-'
B1202951 BESLUIT VV:
waterschap
U I T W E R K I N G MOTIE PLATTEEUW
Hollandse Delta
DE VERENIGDE VERGADERING VAN WATERSCHAP HOLLANDSE DELTA;
op voordracht van dijkgraaf en heemraden van waterschap Hollandse Delta d.d. 22 mei 2012;
overwegende dat: De motie Platteeuw is uitgewerkt, waarbij de resultaten een indicatie geven; 3 sterrenlocaties een hoog natuurpotentie bieden; De jaarlijkse meerkosten ten aanzien van onderhoud op een duurzame wijze niet begroot is in de meerjarenbegroting 2013-2017 Gelet op; artikel 77 Waterschapswet;
BESLUIT:
4. 5.
kennis te nemen van de beantwoording op de vragen die gesteld zijn in de motie 'Platteeuw'; waterbergingslocaties in onderhoud bij het waterschap die zijn aangemerkt als driesterrenlocaties, aan te wijzen als uitzonderlijke waterberging en op deze locaties de bagger af te voeren middels een duwboot; Bij alle overige waterbergingslocaties (geen driesterrenlocaties of niet in onderhoud bij het waterschap) de huidige werkwijze te handhaven; De aanpak met betrekking tot het ontzien van uitzonderlijke waterbergingen te implementeren in het regulier baggerproces met ingang van 2 0 1 2 ; Het jaarlijkse onderhoudsbudget structureel op te hogen met € 76.000,- en dit op te nemen in de programmabegroting van 2013. Voor dit jaar (2012) is een bedrag van € 20.000,- benodigd voor het verwijderen van bagger uit de uitzonderlijke waterbergingen in onderhoud bij het waterschap. Deze kosten kunnen uit bestaand budget worden gedekt.
Ridderkerk, 28 juni 2012. De Verenigde Vergadering voornoemd, secretaris-directeur, ^ / dijkgraaf,
van Vliet.
Geluk.
Ml \ck\eoax\ognoYY\G>m y^-^ioM
B1200644 M o t i e Regeling fysieke obstakels, meerjarenbaggerplan
Aan de Verenigde Vergadering van waterschap Hollandse Delta in vergadering bijeen op 26januari 2012
Agendapunt: 7. Regeling fysieke obstakels, meerjarenbaggerplan Ingediend door M. Platteeuw, fractie PvdA
Gelezen: - het voorstel van het college van dijkgraaf en heemraden over de Regeling fysieke obstakels en het meerjarenbaggerplan; Constaterende dat: - de Verenigde Vergadering op 24 november 2011 het meerjarenbaggerplan heeft vastgesteld met uitzondering van paragraaf 3:11 (regeling fysieke obstakels); - het college van dijkgraaf en heemraden aan de Verenigde Vergadering van 26januari 2012 voorstelt om de regeling fysieke obstakel alsnog (aangepast) vast te stellen; Overwegende dat: - de fractie van de Partij van de Arbeid onder baggeren het verwijderen van bagger uit het watersysteem verstaat en dat waterbergingslocaties onderdeel zijn van het watersysteem; - baggeren zoals in het meerjarenbaggerplan isweergegeven het baggervrij maken van het doorstroomprofiel betreft; - dit in de ogen van de fractie van de Partij van de Arbeid het verplaatsen van bagger binnen het watersysteem betreft en derhalve niet wenselijk is; - het voor de waterbergings- en natuurfunctie van de waterbergingslocatie nadelig om hierin bagger te deponeren; - de fractie van de Partij van de Arbeid ten aanzien van het uitvoeren van het baggeronderhoud in waterbergingslocaties derhalve een beleidswijziging nastreeft; - een verandering in beleid op dit punt een toename betekent van exploitatiekosten en hiervoor structurele financiële dekking moet worden gevonden; Verzoekt het college van dijkgraaf en heemraden: 1. te onderzoeken hoeveel locaties binnen het beheersgebied van waterschap Hollandse Delta kunnen worden aangemerkt als bergingsgebied in de zin van de Waterwet, welke andere waterbergingslocaties in het beheersgebied bestaan en hoe deze gebieden kunnen worden onderscheiden naar specifieke, voor de uitvoering van het baggeronderhoud relevante, inrichtingskenmerken;
2. in kaart te brengen welke consequenties, in de breedste zin waaronder consequenties voor het watersysteem, die voor de natuur en de financiële gevolgen, ontstaan bij of het deponeren van bagger in of het afvoeren van de bagger uit de diverse waterbergingslocaties; 3. uiterlijk in de vergadering van juni 2012 (tegelijk met het Meerjarenbeleidsplan) aan de Verenigde Vergadering een genuanceerd voorstel aan te bieden over hoe om te gaan met het uitvoeren van buitengewoon onderhoud in de diverse soorten waterbergingslocaties, waarin de uitkomsten van bovengenoemd onderzoek zijn betrokken; 4. het voorstel aan de Verenigde Vergadering te voorzien van een gedegen (financiële) onderbouwing.
En gaat over tot de orde van de dag.
Ondertekening indiener Naam
C a t e g o r i e / B e l a n g e n g r o e p e r i n g Handtekening
M. Platteeuw
Ingezetenen/PvdA
jp9
Ondertekening ter ondersteuning N a a m stemgerechtigde CACU-AV
^tiJLötU-
Categorie/Belangengroepering
p
Handtekening
\J c\ •--—
bAjiftLKw/
H'öV \
"^"^
ƒ
.-""'
..