NEDERLANDSCHE bIAATSCHAPPU
Medisch
TOT B E V O R D E R I N G DER G E N E E S K U N S T
Wetsontwerp afbreking zwangerschap Ingediend is het verwachte wetsontwerp Nieuwe regelen met betrekking tot het afbreken van zwangerschap (Wet afbreking zwangerschap). De indieners van her wetsvoorstel, de ministers van Volksgezondheid en Milieuhygi~ne en van Justitie herin neren er in 'hun Memorie van ToeHchting aan rda~[ bij het optreden van het tegenwoordige ka,binet de hoofdlijnen zijn
27e JAARGANG
No. 27
-
7 JULI 1972
INHOUD Wetsontwerp nieuwe regelen met betrekking tot her a f b r e k e n van z w a n g e r s ~ h a p De verp]ichte h u i s a r t s e n o p l e i d i n g . . . . . . . . Wetgever doork, ruis,t rechterlijk o o r d e e l .. C o l l e g e voor zieken!huis,voorzienin,gen geinstalleerd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . In memoriam H. J. Dijkhuis . . . . . . . . . . . . . American Medical Association minder h a r d over soft drugs . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Motie T w e e d e Kam~r inzake kostenon,twikkeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . M e d i s c h e faculteitsraad Leiden k e u ~ afwijzing V.S.-legersubsidie af . . . . . . . . . . Jaarverslag g e z o n d h e i d s o r g a n i s a t i e TNO 1971 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Van de S.P.M.S.: Kort verslag
..........................
Van de S.V.B.P.H.:
O p g a v e peEnsioen,gelden h u i s a r t s e n 1971 Uit de afdelingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Personalia . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Brieven a~n de redactie . . . . . . . . . . . . . . . . Varia . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
735 750 751 753 755 756 756 756 757 758 758 758 758 759 759
Hoofdredacteur: F. A. Bol, arts. Redactie: J. J. van Mechelen (secr.), C. C. G, Jansens en R. A. te Velde. Colofoon op bladzijde 760.
vastgelegd voor de wijziging van de wetgeving betreffende abortus provocatus in paragraaf 23 van her regeerakkoord en wel als volgt: Toepassing van abortus provocatus door onbevoegden blijft strafbaar arls mis'drijf tegen het leven; de vrouw, die abortus provocatus vraagt of ondergaat is n,iet strafbaar; de geneeskundige, die de behan,deling verricht onder bij of krachtens de wet te stellen voorwaarden, handelt bevoegd en is dus niet strafbaar. Deze krachtens de wet te stellen voorwaarden zijn in dat a kkoord als volgt geformuleerd: de behandeling dient te geschieden in een erkende ziekeninrich~ing; aan de beslis~ing omtrent de toepassing van de behandeling dient het advies van een wettelijk erkend multi-disciplinair team van wisselende samenstell,ing ten grondslag te liggen, waarbij de bescherming van 'het leven van de vrucht dient te worden afgewogen tegen ernstige bedreiging van het geestelijk en lichamelijk welzijn van de vrouw; de behandeling dient gemeld te wo.rden bij de regionale inspecteur van de vol,ksgezond,heid. Langs deze lijnen vindt men het nu ingediende wetso:ntwerp u,itgewerkt. De gedachtenwisseling daarover is reeds op gang gekomen. De eerste perscommentaren gaan algemeen in de richting van het constateren van een ,,compromis". Daarnaast hebben de politieke fracties zich soms voorlopig, soms reeds ten aanzien van enkele punten in her wet sontwerp duidelijk en dan vooral in kritisc=he zin uitgesproken; dit laatste vooral ten aanzien van de in het ontwerp voorgeschreven registra,t,ie van toegepaste abortus provocatus met behoud van anomimi,teit van de vro,uw doch niet van die van de 733
behandelende arts en advise.ren,de desku, ndigen. Het lijkt aan te bevelen het o~n.twerp en zeker de Memorie van Toelichting eerst rustig in details te bestuderen aleer men ,daarover zijn gefundeerde mening geeft. Niet alleen wat de materi~le inhou.d daarvan aan.gaat, doch ook de ethische bewee,gredenen. Zeker zal het veler aandacht trekken dat de indieners van het voorstel graduaties onderkennen in ,,de beschermwaardigheid, weike aan het menselijk leven in al.le fasen en in geiijke mate toe, komt". Met betrekking tot het menselijk leven in ontwikkel.ing zien zij een begin van beschermwaardigheid na de .innesteling in de baarmoeder van de bevruchte eicel. Daarna ne.emt huns inziens de beschermwaa.rd.i.g,heid toe in de mate waarin de zwangerschap v'ordert. Heeft de vrucht een zodanig stadium van ontwikkel,i,ng bereikt dat dat deze zelfstand, ig levensvatbaar moet worden geacht, dan heeft naar het inzicht van de bewindslieden de besc.hermwaardigheid nagenoe.g haar voile omvang verkregen. Het do,den van de vrucht zal in d&t stadium - - waarin de beschermwaardig, heid nage.n,oeg* haar vo,lle omvang heeft verkregen - - als een misdrijf tegen het leven moeten worden beschouwd, tenzij rechtvaardigheidsgronden kun,nen worden aangevoerd. Dit dan als voorbeeld van sleohts een en.kel detail, dat op zichzelf reeds tot een brede gedachtenwisselrin.g aanlei,ding zou kun'nen geven. Er liggen n,u .twee wetsontwerpen voor: he~ in juni 1970 door de Kamerleden Lamberts en Roethof ingediende voorstel van wet tot het wijzigen van het Wetboek van Strafrecht en van het Wetboe, k van Strafvordering (wijziging ~trafbepali;ng zwangersc.hapsverstoring) en het thans uit het regeerakkoord voortgekomen wetsvoorstel. Er zijn in de Kamer stemmen opgegaan - - in het voorlo.p, ig ve.rs,lag over her initiatiefvoorstel Lamberts-Roe'~hof- om de twee wetsontwerpen tegelijk aan 'de orde te stellen. Men zal moeten afwac,h,ten in hoeverre aan dat verlangen wordt of kan worden tegemoet gekomen. Volgens persberichten zou i,n.middels vast staan dat de bijzondere Tweede Kamerco.mmissie, be,last met de voorbere,iding van de openbare behandeling van het nu in.gediende * Van Dale: nagenoeg {he~{ accent wissel,t), ibw., op weinig ,na, zo goed als, vrijwel.
734
HOOFDBESTUUR
KOMT
MET
EEN PRE-ADVIES Het hoofdbestuur der Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst heeft besloten tot het houden van een
extra algemene vergadering op zaterdag 26 augustus a.s. te 13.30 uur in het Jaarbeurs Congresen Vergadercentrum te Utrecht. AIs enige agendapunt zal worden behandeld het ontwerp van Wet afbreking zwangerschap. Aan de afgevaardigden, plaatsvervangend afgevaardigden en afdelingsvertegenwoordigers ter Algemene Vergaderin 9 zal zo spoedig mogelijk, in elk geval tijdig v66r deze extra Algemene Vergadering het daarop te behandelen pre-advies van het hoofdbestuur ten aanzien van dit wetsontwerp worden toegezonden.
wetsontwerp, reeds heeft beslot'en haar verslag daarover in september uit te brengen en dat zij geen openbare :hoorzitting daarover houdt, zoals ten ,vorige jare met betrekking tot het voorstel Lamberts-Roethof wel het geval is geweest. Men vindt in di,t n.ummer van M.C. de tekst van ,de ontworpen wet integraal weergegeven en daarnaast grote delen uit de zeer uitvoerige Memorie van toeHc, hting. Dit leek de redactie een informatie, waarop de medische wereld recht hee#t. Een zeer belan.grijke ne,venove.rweging tot deze uitvoeri.ge informatie is .dan het in ,de hoofdbestuursvergadering van 27 ju,ni 1.1. genomen bes.luit o.m het wetso, ntwerp onderwerp van bespre,kin.g te maken op e.en o,p 26 augustus a.s. te houden extra Algemene Vergadering ,der Maatschappij. De discussie over dit dan op de agen,da van deze vergadering als enige pun~ te plaatsen onderwerp zal ku,nnen worden gericht aan de hand van een pre-advies over dit wetsontwerp, dat 'het hoofdbestuur deze Algemene Vergadering zal v'oorleggen.
Wetsontwerp nieuwe regelen met betrekking tot het afbreken van zwangerschap Teneinde de lezer volled,ig te informeren omtrent het ingediende wetsontwerp ,,Nieuwe regelen met betrekking tot het a~breken van Zwangerschap (Wet afbreking Zwangerschap) w o r d t als in het voorgaande hummer van M.C. aangekondigd - - de tekst van dit ontwerp hieronder integraal weergegeven. Zij lu~idt - - na de gebruikelijke formele aanhef - - als volgt:
2. Bij het overleg wordt nagegaan of: a. voortzetting van de zwangerschap voor het lichamelijke of geestelijke welzijn van de vrouw een ernst ige bedreiging met zich medebrengt; b. het belang van de vrouw uit dien ~hoofde zwaarder weegt dan het be,lang van de ongeboren vrucht, mede gelet op de duur van de zwangersc,hap.
ARTIKEL I
3. Indien de .huisarts nFiet bereid is aan het overleg deel te nemen of indien de vrouw geen huisarts heeft dan wel ernstig bezwaar heeft tegen deelneruing van haar huisarts aan het overleg, betrekt de geneeskundige die de behandeling in overweging heeft een andere geneeskundige bij het overleg die in de gelegenheid is in plaats van de h,u,isarts bij te dragen aan de nazorg welke de vrouw behoeft. Indien de hu,isarts van de vrouw overweegt haar zelf de be,handeling te geven, betrekt hij bij het overleg een andere geneeskundige.
Artikel 1. 1. Voor de toepassing van het bij o~ kraohtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:
Onze 'Minister: Onze Minister van Volksgezondheld en Milieu~hygi~ne; inspecteur: de bevoegde geneeskundige inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezond,heid; geneeskundige: degene die bier te lande bevoegd is tot het uitoefenen van d.e genees-, heel- en verIos kunst; vrouwenarts: een geneeskundige, in het register van erkende specialisten van de door Onze Minister aan te wijzen beroepsorganisatie van geneeskundigen ingeschreven voor het specialisrne verloskunde en gynaecologie; ziekenhuis: een inrichting waarin personen worden opgenomen voor het ondergaan van een genees-, heel- of verloskundig onderzoe,k of een genees-, heel- of verlos,kund~ige behandeling, met inbegrip van een daarvan onderdeel uitmakende polikliniek; algemeen zieken,huis: een zieken~huis waarin het verrichhten van onderzoe,k en .het geven van behandeling zich in beginsel uitstrekt tot het gehele gebled van de genees-, heel- en verloskunde. 2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt onder ,,geneesheer-directeur" mede verstaan de genees,kundige die, hoew~l geen d~irecteursfunctie bekledende, belast :is met de zorg voor de algemene gang van zaken op geneeskundig gebied in de inrichting. 3. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaa.lde wordt onder het afbreken van zwangerschap n iet verstaan ;het toepassen van een middel ter voorkomin,g van de innesteling van een bevruohte eicel in de baarmoeder. Artikel 2. 1. Een genee~kundige die overweegt een vrouw een behandel.ing te geven gerioht op het afbreken van zwangerschap, pleegt overleg overeenkomstig het in de volgende leden van d;it artikel bepaalde met de huisarts van de vrouw en een of meer deskundigen, in staat de toestand van de vrouw en de omstandigheden waarin zij verkeert goed te beoordelen.
4. De genee~kundige die de behandeling in overweging heeft, kiest, de vrou,w gehoord, de deskundige of deskundigen, bedoeld in .het eerste lid. 5. De vrouw wordt in de gelegen~heid gesteld haar overwegingen te bespreken met de deelnemers aan het overleg gezamenlijk dan wel met een of meer hunner afzonderlijk. De verwe,kker van de vrucht en de wettelijke vertegen,woordiger van de vrouw, zo zij die heeft, kunnen in de gelegentheid worden gesteld om door de deelnemers aan het over,leg gezamenlijk dan wel door 66n of meer hunner afzonderlijk te worden gehoord. 6. Indien het bijeen,komen voor gezamenlijk overleg op onoverkomelijke bezwaren st uit, draagt de geneeskundige die de ,behandeling in overwegin,g heeft zorg dat het overleg op andere wijze wordt gevoerd. Artikel 3. De bij het overleg betrokken deskundigen zijn verplicht tot geheimrhouding ,van datgene, waarvan de wetenschap aan hen bij of met het oog op het overleg is toevertrouwd. Artikel 218 van ,het Wetboek ,van Strafvordering is op hen van overeenkomstige toepassing. Artikel 4. 1. De geneeskundige die de behandeling in overweging heeft beslist aan de hand van de in arti.kel 2, tweede lid, omschreven norm en op grondslag van de uitkomsten van het overleg.
2. De geneeskundige die de 'behandeling geeft, draagt zorg dat v66r of zo spoed~ig mogelijk na de behandeling aante,kening wordt gemaakt van: a. de namen .van de deelnemers aan het overleg, de aard van hun deskundigheid en de reden waarom ieder hunner in het overleg werd betr(~kken; 735
b. de u itkomsten van het overleg; c. de overwegingen op grond waarvan hij tot het geven van de behandeling is gekomen. 3. De geneeskundige draagt voorts zorg dat de ingevolge ,het tweede lid vastgelegde gegevens worden doorgegeven aan de geneesheer-directeur van de inrichting waarin de behandeling wordt gegeven. Artikel 5. Het is de geneeskundige verboden een vrouw een behandeling, ger.icht op het afbreken van zwangerschap, te geven an,ders dan in
a. een algemeen ziekenhuis, b. een ziekenhuis, behorend tot een bij algemene maatregel van bestuur, vast te stellen op de voordracht van Onze Minister, aan te wijzen categorie, c. een daartoe door Onze Minister erkende inrichtJing. Artikel 6. Een erkenning wordt slechts verleend indien
a. de inrichting wordt beheerd door een rechtspersoon 1~ wel,ke geen w,inst n,astreeft, en 2 ~ in het bestuur waarvan geen personen zitting hebben die werkzaam zijn in de inrichting, en b. in de inrichting 1~ een geneeskundige belast ,is met de zorg voor de algemene gang van za,ken op geneeskundig gebied, 2 ~ het geven van de be,handelingen, geric,ht op het afbreken van zwangerschap, opgedragen wordt aan geneeskundigen die hetzij vrouwenarts zijn hetzij waarborging van hun deskundigheid te stellen voorwaarden, 3 ~ zo behandelingen als onder 2 ~ bedoeld worden gege:ven door geneeskundigen die niet vrouwenarts zijn: een vrouwenarts belast is met toezicht en raadgeving, mede met betrekkin,g tot de verlening van bijstand in daartoe aanleid,ing gevende ge.vallen, en 4 ~. gen personen werkzaam zijn, die bij onherroepelijke uitspraak wan de rechter zijn veroordeeld op grond van artikel 296 of 297 van het Wetboek van Strafreoht. 2. Bij de krachtens algemene maatregel van bestuur, vast te stellen o p de voordracht van Onze Minister, .kunnen ter za,ke van de bij het eerste lid gestelde eisen nadere regels worden gegeven en kunnen ook verdere erkenningseisen worden gesteld. Deze eisen kunnen slechts betrekking ,hebben op de organisatie der inric,hting, een aan de geneeskundigen te verstrekken instruct~ie, de hoedanigheid en de getalsterkte van .het niet geneeskundige personeel, de huisvesting en uitrusting. Artikel 7. Bij het indienen van een verzoek om erkenning dienen de bij o~ krachtens algemene maatregel van bestuur verlangde gegevens te worden
736
verstrekt, dient een bij algemene maatregel van bestuur vast te ste,llen bedrag te worden betaald. Het verzoek wordt geacht niet te zijn ingediend zolang de verlangde gegevens niet zijn verstrekt of het verschuldigde bedrag niet is betaald. 3. Aan de erkenning is ais voorschrift verbonden d at, indien tegen een in de inrichting werkzame persoon wegens verdenking van een der in de artikelen 296 en 297 van ~het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde feiten een vervolging wordt ingesteld, deze voor de duur van de vervolging moet worden geschorst. 4. Voorts kan Onze Minister aan de erkenning voorschriften verbinden. Deze kunnen inhouden dat in de in richting slec,hts een of meet daarbij aan te geven behandelingswijzen mogen worden toegepast. Zij kunnen overigens op geen andere onderwerpen betrekking hebben dan die waaromtrent bij of krachtens artikel 6 erkenningseisen zijn of kunnen worden gesteld. De krachtens d it lid aan een erkenning verbon,den voorschriften kunnen te allen tijde worden gewijzigd. 5. Indien de inrichting niet meer vo'ldoet aan een der bij en krachtens artikel 6 gestelde eisen, trekt Onze Minister de erkenning in. Voorts kan een erkenning door Onze ,Minister worden ingetro,kken wanneer een der bij of krachtens de voorgaande leden aan de erkenning verbonden ,voorschriften niet wordt in acht genomen of wanneer een der bij of krachtens de artikelen 8, 9 en 10 gestelde regels niet wordt nageleefd. 6. Van het verlenen van een erkenning, wan vervallen daarvan door het verstrij,ken van de waarvoor zij ,is verleend, en van het intrekken een erkenning wordt mededeting gedaan in de derlandse Staatscourant.
,het tijd van Ne-
Artikel 8. 1. De genees, heer-directeur van de inrichting doet - - onder vermelding van de naam van de inrichting - - eens per maand de volgende gegevens toekomen aan een door Onze Minister aan te wijzen ambtenaar:
a. het aantal behandelingen, gericht op het afbreken van zwangerschap, dat in de inrichting heeft plaats gevonden; b. de duur van de zwangerschap, het aantal voorafgegane zwangerschappen, de leeftijd, de burgerlijke staat en de woon- of verblijfplaats van de behandelde vrou,wen. 2. Onze Minister kan bepalen dat nog andere gegevens moeten worden gemeld. 3. Onze waarop de vinden. De soherming vrouwen.
Minister stelt regels omtrent de wijze melding van de gegevens moet plaats regels houden een waarborg in voor bewan. de anonimiteit van de behandelde
4. Onze Minister stelt voorts regels omtrent ,het doel waartoe deze gege,vens mogen worden aangewend en de wijze waarop dit geschiedt.
Artikel 9. 1. De geneesheer-directeur van de inrichting draagt zorg voor aantekening van de gegevens, d;ie ingevolge het 'bij en kraohtens artikel 8 bepaa.lde moeten worden gemeld.
2. Hij draagt zorg dat de schriftelijke vastgelegde gegevens, bedoeld in arti,kel 4, tweede lid, gedurende tenminste vijf jaren afzonderlijk worden bewaard. Artikel 10. De geneesheer-directeur van de inrichting draagt zorg, dat de .inspecteurs op hun verzoek inzage wordt verleend van de in artikel 9 bedoelde gegevens en aan hen voorts alle door hen gevraagde inlichtingen worden verstrekt, die zij redelijker wijs voor de ,uitoefening van hun taak met betrekking tot de toepassing van deze wet behoeven. Artikel 11. Bij of k rachtens algemene maatregel van bestuur, vast te steHen op de voordracht van Onze Minister, kunnen, regels worden gesteld met betrekking tot ,het verlenen van nazorg aan vrouwen die een behandeling hebben ondergaan waardoor haar zwangerschap .is afgebroken. Artikel 12. Bij a lgemene maatregel van bestuur, vast te stellen op de voordracrht van Onze Minister gedaan in overeenstemmin,g met Onze Minister 'van Justitie, kan worden bepaald, dat het de genees,kundige verboden is - - dan wel dat het hem verboden is anders dan met inachtneming van daarbij te stellen regels - - een ,behandeling gericht op het afbreken van zwangerschap te geven aan vrouwen ,van wie hij weet of moet vermoeden, dat zij niet ingevolge het rbepaalde bij en krachtens de Wet Bevolkings- en Verb lijfsregisters in het bevolkingsregister of verblijfsregister zijn opgenomen. Artikel 13. Indien in deze wet geregelde ond.erwerpen in ~het belang van de goede uitvoering van deze wet nadere regeling behoeven, kan deze gesc,hieden bij algemene maatregel van ~bestuur, vast te stellen op de voordracht van Onze Minister, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Justitie. Artikel 14. 1. De inspecteur waarschuwt een geneeskundige voor overtreding van artikel 297 ,van het Wetboek van Strafrecht wanneer naar zijn oordeel bezwaren rijzen tegen de wijze waarop deze geneeskundige voldoet aan de in de artikel,en 2 en 4 vervatte verplichtingen.
2. Alvorens een waarsch,uwing te geven stelt de inspecteur de geneeskundige in de gelegenheid over de gerezen bezwaren te worden gehoord. 3. De waarscrhuwin,g wordt schriftelijk gegeven en aan de geneeskun,dige uitgerei,kt of hem per aangetekende brief toegezonden. 4. Een afsohrift van de waarschuwing wordt gezonden aan de officier van Justitie van het arrondissement, waarin de geneeskundige is gevestigd
en aan de geneeskundige hoofdinspecteur van de vo,lksgezond,heid. Artikel 15. 1. De geneeskundige die nalaat te voldoen aan het bepaalde in artirkel 4, tweede en derde lid, wordt gestraft met gel(:fboete van ten hoogste duizend gulden.
2. Indien hij opzettelijk nalaat te voldoen aan het bepaalde in artikel 4, tweede en derde lid, wordt hij gestraft .met .hechten.is van ten hoogste een maand of geld:boete van ten hoogste twee duizend gulden. Artikel 16. De geneeskundige die handelt in strijd met artikel 5, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of ge,ldboete van ten hoogste vijf d uizend g,u,lden. Artikel 17 1. De geneesheer-directeur, die nalaat te vo,ldoen
a. aan het :bij of kra(~htens arti,kel 8, be paalde, b. aan het in artikel 9, eerste of tweede lid, bepaalde, of c. aan ,het in artikel 10 bepaalde, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste duizend gulden. 2. Indien een feit, strafbaar gesteld in het eerste lid, opzettelij, k wordt gep,leegd, wordt de schu,ldige gestraft met :hechtenis van ten :hoogste een maand of gerldboete van ten hoogste twee duizend gulden. Artikel 18. Op overtreding van een voorschrift, gegeven bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur op grond ,van arti,kel 11, 12 of 13 kan ,bij de algemene maatregel van bestuur straf worden gesteld doch geen andere of hogere straf dan geldboete van ten hoogste duizend gulden. Artikel 19. De bij of krac~htens de artikelen 15, 16, 17 en 18 strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen. Artikel 20. Besluiten van Onze Minister krachtens artikel 6, eerste lid, onder b, ten tweede of artikel 8, tweede, derde en vierde lid, alsmede besluiten van algemene strekking tot uitvoering van een algemene maatregel van best,uur kraohtens artikel 6, tweede lid, of artikel 11, worden in de Nederlandse Staatscourant bekend gemaa,kt. Artikel 21. Deze wet kan worden aangehaald r als: Wet afbreking zwangerschap.
ARTIKEL II In ,het Wetboe,k van Strafrecht worden de volgende wijzigingen aangebracht" A. Na artikel 82 wordt ingevoerd een artikel, luidende: Artikel 82 bis. Onder een ander van het ,leven be-
737
roven wordt begrepen: het doden in het moeder,lichaarn van een vrucht die zelfstandig levensvatbaar moet worden geacht. B. Artikel 240bis wordt a ls volgt gewijzigd: In het eerste lid vervallen de woorden ,,hetzij" v06r ,,een,ig geschrift" en de woorden ,,hetzij eenig middel tot verstoring van zwangerschap", en worden de woorden, ,,het ,voorwerp of ,het midder' vervangen door of het voorwerp In het derde lid vervallen de woorden ,,hetzij" v66r ,,eenig geschrift", de woorden ,,hetzij een.ig middel tot verstoring van zwangerschap", en de woorden, ,,of dat het middel een middel tot verstoring van zwangerschap is". C. Artike,I 251bis vervalt. D. Na artikel 291 wordt ,ingevoegd een nieuw artikel, luidende:
Artikel 291bis. Onder een opzettelijke levensberoving van een kind bij of ,kort na de geboorte wordt in de artikelen 290 en 291 begrepen: bet opzettelij,k do den ,van de zelfstandig levensvatbaar te achten vruoht. E. De artikelen 295 tot en met 298 vervallen. F. Artikel 299 wordt genummerd: 295 en gewijzilgd als volgt: De woorden ,,een der in de artikelen 293, 296 en 297 omschreven misdrijven" worden vervangen door:
heeft nageteefd en in redelijkheid tot het geven van de behandeling heeft kunnen bes.luiten. Vervolging .heeft niet plaats dan wanneer de geneeskundige minder dan vier jaren tevoren van de daartoe bevoegde inspecteur van het Staatstoezicht op de volksgezondheid een waarschuwing heeft gekregen in verbancl met de nakoming van de wettelijke verplichtingen met betrekking tot het overleg en de besluitvorming betreffende het geven van een behandeling, gericht op afbreking van zwangerschap.
Artikel 298. Indien een feit, strafbaar geste[d in arti,kel 296 of 297 en begaan met toestemming van de vrouw aan wie de beJhandeling wordt gegeven, haar dood tengevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren. Indien een felt, stra~baar gesteld in arti,kel 296 of 297, wordt begaan zonder toestemming van de vrouw aan wie de behande,ling wordt gegeven, wordt de schuldige gestraft met gevangen~isstraf van ten hoogste twaalf jaren. Indien een feit, strafbaar gesteld in artikel 296 of 297, wordt begaan zonder toestemming van de vrouw aan wie de behandeling wordt gegeven en tevens haar dood tengevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren. Artikel 299. Indien de schuldige een feit, strafbaar gesteld in artikel 296 of 297, in de uitoefening van zijn beroep begaat, kan hem het recht tot uitoefenin,g 'van dat beroep worden ontzegd. H. Arti,kel 451quater vervalt.
het in artikel 293 omschreven misdrijf. G. Na artikel 295 wordt ingevoegd een nieuwe titel, luidende: TITEL XlXa
In het Wetboek van Straf~ordering worden de volgende wijzigingen aangebraoht:
AFBREKING VAN ZWANGERSCHAP
A. In artikel 64, tweede lid, onder c, ,vervalt ,251 bis, eerste lid.".
Artikel 296. Hij die, niet ,bevoegd tot het uitoefenen van de geneeskunst, een vrOUrW een behandeling geeft terwijl hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat daardoor zwangerschap kan worden afgebroken, wordt gestraft met gevangen.isstraf van ten hoogste ,vier jaren en zes maanden. Artikel 297. De geneeskund,ige die een vrouw een behandeling geeft terwijl hij weet of redelij,kerwijs kan vermoeden dat daardoor zwangerschap kan worden afgebroken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden. Het eerste lid is niet van toepassing: a. in.dien de behandeling niet was gericht op her afbreken van zwangerschap; b. indien de genees.kundige de wettelijke bepalingen omtrent ~het plegen van voorafgaand overleg 738
ARTIKEL III
B. In ar~ikel 551, eerste .lid, vervallen ,,25Ibis" en ,,451 quater". ARTIKEL IV In de Wet op de rechterlijke organisatie en het beleid der justitie wordt de volgende wijziging aangebracht: In artikel 56, eerste lid, su~b c, vervalt ,,451quater" en wordt ingevoegd na ,,de Wet op de kansspelen,": de Wet afbreking zwangerschap. ARTIKEL V In de Wet 'beroep administratie,ve besc,h.i,k,kingen worden de volgende wijzigingen aangebra~ht: 1. Op de bijlage, bedoeld in artikel 21, wordt ,,De-
partement van Sociale Zaken en Volksgezondheid" gewijzigd in: Departement van Sooiale Zaken. 2. Na de onder her hoofd ,,Departement wan Sociale Zaken" vermelde wetten wordt opgenomen: Departement van Vol,ksgezondheid en Milieu hygi~ne: Wet a~breking zwangerschap, artikel 14. ARTIKEL
Vl
In de Wet Ziekenhuistar, ieven wordt de volgen,de wijziging aangebracht: Aan artikel 1 wordt toegevoegd een nieuw lid, luidende: 3. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt onder ziekenhuis mede verstaan een ~inriohting van gezondheidszorg, be-
horende tot een daartoe bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie. ARTIKEL
VII
Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip, dat voor de onderscheidene artikelen of onderdelen daarvan kan verschi,llen. Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeri~le Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige u,itvoering de hand zul,len houden. Gege~en
De minister van Volksgezondheid en Milieuhygi~ne, De minister van Justitie,
Uit de memorie van toelichting Aan de zeer uitvoerige Memorie van Toelichting op het wetsontwerp afbreking Zwangerschap is het volgende ontleend: Bij het optreden van dit kabinet zijn de hoofdlijnen voor wijziging van de wetgeving betreffende abortus provocatus in par. 23 van het regeerakkoord als volgt vastgelegd: ,,--Toepassing van abortus provocatus door onbevoegden blijft strafbaar als misdrijf tegen het leveR. - - De ,vrou,w, die abortus provocatus vraagt of ondergaat, is niet strafbaar. - - De geneeskundige, die de han deling verricht onder bij of krachtens de wet te stellen voorwaarden, handelt bevoegd en is dus niet strafbaar." Deze voorwaarden zijn: ,,-- de behandeling dient te geschieden in e e n erkende ziekeninrichting; -aan de beslissing omtrent de toepassing van de behandeling dient het advies van een wettelijk erkend multi-disciplinair team van wisselende samenstelling ten grondslag te liggen, waarbij de besc,herming van het leven van de ~rucht dient t e worden afgewogen tegen ernstige bedreiging van het geestelijk en lichamelijk welzijn van de vrouw; - - de behandoling dient gemeld te worden bij de regionale inspecteur van de volksgezondheid. De geneeskund;ige die niet overeen,komstig deze voorwaarden handelt wordt geacht on bevoegd te handelen en is derhalve strafbaar. Bij het bovenstaande wordt ervan uitgegaan, dat ter beoorde,ling van de reohter blijft of in het geval een medicus heeft gehandeld uit strikt medische noodzaak, zon-
der te hebben voldaan aan de hierbo~en genoemde voorwaarden, strafuitsluitingsgronden aanwezig zijn." De opvattingen in de samenleving omtrent sexualiteit, huwelijk, zwangerschap en gezinsvorming zijn in be weging geraakt; de verschillen in oordeel over de waarde van menselijk leven en in ethische waardering ,van menselij,ke gedragingen nemen toe. Aan de kwaliteit van het individuele m enselijke bestaan in lichamelijk, geestelijk en ook in maatschappelijk opzicht worden hogere eisen gesteld. Daarbij groeit het ,verlangen, dat bestaan naar ei,gen levensbeschouwing of inzicht in te r.iohten en daarvoor zelf verantwoordelijkheid te dragen. Mede als gevolg van deze ontwikkeling .heeft abortus provocatus als uitweg uit de ernstige moeilijkheden van de ongewenste zwangerschap nieuwe actualiteit gekregen. Ook hier worden normen, die tot voor kort als onaantast,baar golden, aan herwaardering onderworpen. De vraag of in bepaalde gevallen abortus provocatus geoorloofd is te achten, draagt in zoverre e e n uitzonder,lijk karakter, dat bij deze ingreep steeds de tegenover elkaar staande levensbelangen van twee menselij,ke wezens - - waarvan 66n in ontwikkeling - - in het geding zijn. Het gaat te enen male niet aan tot a~breking van een ongewenste zwangerschap over te gaan zonder dat terdege is overwogen of het uitdragen van de zwangersohap e e n zo ernstige aantasting van ,het welzijn van de vrouw ten gevolge zou hebben, dat opoffering van de vrucht - - als uiterste middel - - in het gegeven geval als aanvaardbaar valt te beschouwen. Daarbij moet men er zioh rekenschap ,van geven, dat menselijk leven tot de gewichtigste rec,htsgoederen behoort. Het moet als zodanig door het recht 739
beschermd worden, ook wanneer er nog slechts sprake is van menselijk leven ,in ontwikke,ling.
Beschermwaardigheid menselijk leven Naar het oordeel van de bewindslieden is het echter niet zo, dat aan het men,selij,k leven in alle fasen een gelijke mate van besc~hermwaardigheid toekomt. Met betrekking tot het menselij,k leven in ontwikkeling zien zij een .begin van bescherm,waardigheid na de innesteling in de baarmoeder van de bevruchte eicel. Daarna neemt de besc,hermwaardighe:id in de mate waarin de zwangerschap vordeft toe. Heeft de v~ucht een zodan,ig stadium van ontwi.kkeling bereikt dat deze zelfstandig levens,vatbaar moet worden geacht, dan heeft ook de beschermwaardigheid nagenoeg haar voile omvang ,verkregen. Het doden van de vrucht in dat stadium za,I als een misdrijf tegen het leven moeten worden beschou,wd, tenzij ais rechtvaardigingsgrond kan worden, aangevoerd dat de vruoht moest worden opgeofferd om het leven van de vrouw de bescherming te geven waarop het - - gezien de grotere beschermwaardigheid van dat reeds tot ontwikkeling gekomen zelfstandige leven - - aanspraak mag maken (een casuspos, itie die bij het ,huidige ontwikkelingsstadium .van de medische wetenschap zich overigens praktisc,h nimmer meer voord.oet). In de perio.de liggende tussen de innesteiing en de zelfstandige levensvatbaarheid van de vrucht eist de bescherm,waardigheid ,van dat menselijk leven in ontwi,kkeling dat tot aantasting daarvan slechts wordt overgegaan als op grond van een weloverwogen zorgvuldige afweg,ing van de belangen .van de vrouw en van haar ongeboren .vruc~ht, de opoffering van de vrucht als uiterste redmiddel geboden blijkt. De ministers wijzen er op dat de stelling, dat aan menselijk leven .in ont'wik.ke, ling geen enkele beschermwaardigheid toekomt, weinig aanhang hier te lande ,heeft verworven. Anderzijds wordt ook n.iet algemeen het standpunt gedeeld .van degenen die aan menselijk leven in ontw.ikkeling vanaf de conceptie een zodanige beschermwaardigheid toekennen dat zij het belang van de vrouw slechts .laten prevaleren indien acuut gevaar dreigt voor haar leven. Ook wanneer het lichamelijke of geestelijke welzijn van de vrouw door de ongewenste zwangerschap in ernstige mate wordt geschaad kan, naar veler opvatting ~haar belang bij het vermijden van deze schade zwaarder wegen dan het belang van het leven van de ongeboren vrucht. Op deze opvatting is het wetsontwerp gebaseerd. De beslissing over ,het afbreken van de ontwi.kkeling van de ongeborene komt naar het oordeel van de bewindslieden in elk geval n,iet toe aan de vrouw al.leen. Een beslissingsrecht van de vrouw die haar zwangerschap als ongewenst ervaart is te minder aanvaard.baar, omdat zij partij is in een belangenconflict en tegelijkertijd, bij uitsl,uiting van ieder ander, feitelijk hoedster van het ongeboren leven dat zij draagt. Overigens zij nog o.pgemerkt, dat een be740
slissing van de ,vrouw nooit kan betekenen., dat de genees, kundige tot w,ie zij zich zou wenden verp, licht zou zijn de ingreep te verrichten. Deze kan immers weigeren wanneer hij de verantwoordelijkheid voor de be~handeling niet wenst te aanvaarden. Dit alles neemt ec~hter niet weg dat het aandeel van de vrou,w in het besluitvormingsproces dat uiteindelijk tot het af,breken van haar zwangerschap kan leiden, van bijzonder gew.icht is. Zij is het ook die - - en,ke,le u:itzonderingsgevallen daargelaten - - dat besluitvormingsproces in gang zet. Het behoort, zoals gezegd, naar het oordeel van de ,bewindslieden tot de taak .van .de wetgever rechtswaarborgen te scheppen die er toe strek.ken dat het belang van de vrouw om gevrijwaard te word.en van een ernsti,ge bedreiging van haar lichamelijke of geestelijke welzijn zorgvuldig wordt afgewogen tegen de beschermwaardigheid van haar ongeboren vrucht. Een eerste vereiste is, dat deze rechtswaa~borgen van dien aard zijn, dat handhaving daarvan in de .praktijk niet op ernstige moeilijk, heden stuit. In hoeverre de huid,ige wetgeving hieraan al of niet voldoet zal in de volgende paragraaf worden bespro,ken.
Typering van situaties, geen feitelijke indicaties Hier zij er nog op gewezen, dat de vraag welke omstandigheden in indi.viduele gevallen het afbreken van een zwangerschap kunnen rechtvaa, rdigen, zich niet in algemene zin laat beantwoorden. Uit de discussies van de afgelopen jaren die aan de indien.ing van dit wetsontwerp zijn voorafgegaan, noc~h u'it het inter.imrapport van de Commissie Abortusvraagstuk blijrkt de wenselijkheid in de wetgeving concrete indicaties op te sommen die tot zwangersc,hapsafbreking .kunnen leiden. Recente pogingen .van buiten, landse wetgevers blij.ken geen rechtsze.kerheid te heb.ben kunnen geven. Van opneming van feitelijke .ind,icaties (b.v. een leeftijdsgrens van de vrou,w, gecombineerd met een bepaald kindertal) kan dit effect voor bepaalde situaties inderdaad worden verwacht. Bij hantering .van een dergelijke norm is van een afweging van specifieke belangen 'van het individuele geval echter geen sprake meer. De formulering van de indicaties wel,ke verder mogen worden gehanteerd, .is ook .in het .buiten,land noodzakelijkerwijs vrij algemeen. Eigenlijk is rneer spra,ke van een typering van situaties waarin tot abortus provocatus mag worden overgegaan, dan van een concretisering van normen. Gezien de zeer uiteenlopende casusposities die in dergelij.ke normen zouden moeten worden gevat, is oo,k n.iet anders te verwachten. In bedoelde b,uitenlandse wetgevingen wordt b.v. gesproken over het belang van het leven en de gezondheid van de v.rouw en van sociaal-medische nood, een term die - - dat is duidelijk - - voor noodsituaties van sterk uiteenlopende aard kan worden gebruikt. Van rec,htszekerheid, opgevat in die zin, dat de burger weet in welke ge-
vallen een arts ,gerechtigd is abortus provocatus te verric, l~ten, is derhalve ook in even~bedoelde wetgevingen geen sprake. Een differentiatie bestaande uit een opsom.ming van toc, h weer zeer vage begrippen, die .bovendien elkaar ,,overlappen", lijkt dan ook weini.g zinvol. E.en zodanige opzet zou ook niet de weerspiegeling ,he.bben kunnen zijn ,van een heden ten dage heersende algemene rechtsovertuiging ter zake. Een en ander in aanmerking nemende dient de wetgever, naar het de indieners van het wetsvoorstel voorkomt, zijn ,keuze te bepalen op een. regeling die, voor wat de p,rincipi~le aanvaard, baarheid van de ingreep 'betreft, enerzijds ondubbelzinnig van het .beginsel van de beschermwaardigheid van de ongeboren vrucht (na de innesteling) uitgaat door een afbreking van zwangerschap te verbieden tenzij de .bescherm.waardigheid vooraf deugdelijk is afgewogen tegen het liohamelijke en geestelijke welzijn van de ,vrouw, en anderzijds zo aan deze voiwaarde is voldaan, aan de geneeskundige de v,rij,heid laat op grond van de uitkomsten van evenbedoe,lde afweging van belangen naar eigen geweten te beslissen - - zij het (uiteraard) niet dan met toestemming van de vrouw - - of hij al dan niet tot uitvoering van de ingreep zal overgaan. De bewindslieden leggen er de nadruk op dat - - hoezeer het vraagstuk in Nederland de meningen ook verdeeld houdt - - de overgrote meerderheid van het Nederlandse ,vo,lk abortus provocatus en daarmede opoffering van menselij,k leven - - terecht - - als een noodoplossing .voor een noodsituatie beschouwt. Naar de mening van de ministers rust dan ook op onze samenleving en op ieder persoonlijk de plicht alle krachten in te spannen om te voorkomen dat tot deze noodoplossing moet worden overgegaan. Preventie van ongewenste zwangerschap verdient een zeer hoge prioriteit. Vooropstellende dat de verantwoordelij,kheid voor gezinsvorming bij de individuele man en vrouw berust, zal waar nodig gerichte in.di.viduele voorlichting door de betrokken artsen ,van bijzondere betekenis kunnen zijn. Ook de regering zal aan deze preventie haar bijdrage leveren door juiste voorliohting te bevorderen en door aandacht te blijven sohenken aan andere mogelijkheden ter zake. Herinned wordt hier aan het besluit van de regerin,g om anti-co.nceptiva welker gebruik medisohe begeleiding behoeft, als ziekenfondsverstrekking aan te wijzen.
Geldend recht en wenselijkheid van wetswijziging In hoofdstuk 2 van haar interimrapport geeft de Commissie Abortusvraagstuk een overzicht van de huidige strafwetgeving met bet.re,kking tot abortus provocatus en de geschiedenis van haar totstandkoming. Hoofdstuk 3 bevat vervo.lgens - - zonder de pretentie van volledigheid - - een aantal argumenten voor en tegen wetswijziging. Ten einde niet in ~herhaling te verva,llen mogen de bewindslieden naar de .beschouwingen van de
commissie verwi.}zen en hier volstaan met hun beoordeling van her geldende recht aan de hand van de afzonderlijke stra~baarstelling.
Strafbaarstelling van de vrouw bij zwangerschapsafbreking Artikel 295 van het Wetboek van Strafrecht stelt de vrouw die opzettelijk de dood van haar vrucht veroorzaakt of laat veroorzaken stratqbaar. Volgens de ,uitleg die aan dit artikel moet worden gegeven maakt de .vrou,w zich niet schuldig aan een strafbaar feit indien zij zich heeft gewend tot een arts en deze haar zwangersohap op grond van een medisohe indicatie heeft afgebroken. Bij haar totstandkoming is de juist,heid van deze strafbepaling reeds betwijfeld. In de praktijk :is de bepa, ling zelden toegepast, mede als gevolg van bewijsproblemen, die in de volgende su.bparagraaf nader zu,llen worden besproken. Met de Commissie Abortus.vraagstu,k betogen zeer velen dat de straf~baa,rheid van de vrouw deels o.n.gun,stige neveneffecten heeft geh.ad en nog heeft op de 'bestrij.ding van de illegale abortus, deels een belem.mering vormt voor een optima, le hulpverlening in .de noodsituatie waarin zij verkeert. Dat de vrou~N als gevolg van het ontbre.ken van de nodige hulpverlening de enige uitweg ,kiest, die zij nog ziet en heimelijk zelf of met inschakeling .van een aborteur de dood van haar vrucht veroorzaakt, mag in die visie niet langer strafbaar 'blij.ven. De bewindsl.ieden kunnen zioh niet geheel bij dit ,betoog aansluiten. De rechtsgrond ,voor de strafbaarheid is niet daarin gelegen dat de vrouw door haar daad ~haar eigen leven of gezond,heid in de waagschaal stelt, maar daa, rin dat zij ander menselijk leven, dat al,leen zij daadwerkelijk beschermen kan, aantast. Ook haar komt niet het recht toe eigenmachtig dat andere menselijk ieven te .be6indigen. Uitvoerig .wordt in de Memorie van Toelichting daarna in.gegaan op het .gelden, d recht en wenselijkheid ,van wetswijziging, alsook op strafbaarstelling van de vrouw bij zwangerschapsafbreking. Ten aanzien van dit laatste spreken de bewindslieden de verwaohting uit dat het wetsontwerp - - d a t voldoende ,ruimte beoogt te scheppen voor legale hulpverlening in een. vroeg stadium - - wanneer het tot wet zal zijn .verheven er toe za,I bijdragen dat de ,vrouw niet eigenmachtig overgaat tot afbreking van haar zwangerschap noch haar toevlucht zoekt op personen die daartoe niet gekwalificeerd zijn, of op strafbare wijze deelneemt aan handelingen .in strijd met de voorgestelde wettelijke bepalingen. Met bet.rekking tot de strafbaarstelling van zwangerschapsafbreking door een tot uitoefening van de geneeskunst onbevoegde wordt opgemerkt dat on-
ze samenleving de zwangerschapsafbreking door een onbevoegde met reden als een ernstig maatschappelijk kwaad beschouwt, dat bestrijding, ook met strafrechtelijke middelen, .blijft vereisen.
741
De preventieve werking van het strafreoht en de rep,ressieve mogelijkheden die ,het heeft zijn echter maar beper,kt. Ten dele kan dit worden to egeschreven aan de sfeer van anonimiteit waarin het del.ict wordt gep,leegd. De Commissie A,bortusvraagstu,k en reel ,van de door ,haar ,gehoorde o.rganisatis .betogen in dit verband dat de strafbaarstell,ing van vrouw en arts en de be.stempeling tot zedendelict de i,ilegale abortus in de hand wer,ken. De ministers twijfelen er aan of aid,us het verschijnsel geheel kan worden verkiaard dat heden ten dage nog zoveel vrouwen haar toeviucht zoeken ,bij de illegale aborteur of .~borteuse. Zij zijn er van overtuigd, dat de il,legale abortus alleen werkelijk kan worden teruggedrongen indien de samenleving de noodsituatie, waarin de ongewenst zwangere v.rouw verkeert, openlijk .erkent en haar ook in al,le opzic,hten de hulp biedt waarop zij in :haar nood aanspraak mag maken. Daarbij kan zeker een andere (~pzet van de wetgeving een bijdrage leveren voor een ,betere preventie en repressie van de illegale zwangerschapsafbreking. Wat bet.reft de repressie, die thans aan de orde is, voldoen de delictomsc'hrijvingen van de arti,kelen 295-298 .van het Wetboek van Strafrecht niet. Zij ,kunnen in de praktijk zelden toepassing vinden mede als gevolg van het feit dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad daar.voor het wette,lijk ,be'wijs vereist ,is dat de vrucht tijdens de afdrijving leefde. Het wetsontwerp tracht hierin verbetering te brengen. Strafbaar zal moeten blijven - - daarover bestaat geen verschil van mening - - degene die niet bevoegd tot het uitoefenen van de geneeskunst, de vrouw een behandeling geeft, terwijl hij weet of kan vermoeden dat daarvan a~breking ,van de zwangersohap het gevolg ,kan zijn. Strafbaarstelling van de arts War de strafbaarstelling van zwangerschapsafbreking door de arts aangaat wordt er aan herinnerd dat artikel 298 van ,het Wetboek van Strafrecht o.m. 'bepaalt dat ten aanzien van de geneeskundige die medeplicht'ig is aan het misdrij.f van arti,kel 295 of schul,dig of medeplicht.ig aan een der misdrijven van de artikelen 296 en 297 de straf met een derde kan worden ,verhoogd. De rechtsgrond van de verhoogde straf,baa.rheid van de arts is dat hij uit hoofcle van zijn beroep meer dan ieder ander geroepen is menselijk leven te beschermen en, anderzijds, door zijn ,kennis en, kunnen beter dan ieder ander in staat de .ingreep met zo beperkt mogelij,ke risico's te verrichten, licht geneigd zou kunnen zijn daartoe over te gaan. Niettemin heeft 1de wetgever steeds erkend d a t e r zic~h omstandigheden kunnen voordoen waarin de arts gerechtvaardigd is in(lien hij het 'belang .van de vrouw .laat voorgaan ~boven dat van haar vrucht. Tegen de strafbaarheid van de geneeskundige is de laatste jaren toenemend verzet ontstaan. ,De ministers wijzen echter principieel af, de geneeskund:ige geheel buiten het strafrecht te plaatsen en zijn handelen slechts te toetsen aan het 742
medische tuchtrecht. Zij menen dat het menselij,k leven een zo belangrijk reohtsgoed is - - in het voorgaande hebben zij daar ook reeds op gewezen dat aantasting daarvan, wanneer ,het niet gaat om een levensreddende ingreep ten behoeve van de vrouw, ook door de arts s.iechts zal mogen geschieden met inachtneming van bij de wet gestelde waarborgen. Anderzijds onderkennen zij dat het huidige strafrecht met bet.rekking tot het afbreken van zwangerschap door de arts on'bevredigen,d is. De spanning tussen hetgeen de wetgever indertijd voor o gen heeft gestaan en de 4huidige .pra,ktijk groeit en leidt er toe dat de rechtsonze,kerheid van dag tot dag toeneemt. De beoordeling van de vraag, onder wel,ke omstandigheden en o.p welke wijze de ingreep mag worden verrioht, mag geschieden volgens de ,regels van ,het medische beroep, de in de medische kring zelf gehu,ldigde normen. In deze kring bestaan evenwel geen eensluidende opvattingen (meer) over de beslui'worming, de aanvaardbare indicatie en de uitvoering van de medische ingree.p. Nu ,inmiddels ook andere dan strikt somatische indicaties worden aanvaard, rijst 'bovendien de moeilijkheid dat de noodsituatie waarin een vrouw kan verkeren wanneer zij haar z,wangerschap als ongewenst ervaart, zich naar haar aard veelal niet uitsluitend laat beoordelen alleen door de genees~kundige die de behandeling in overweging neemt. Onder deze omstancligheden is de handhaving van de huidige strafwet in dezen ten opzichte van geneeskundigen zeer problematisc~h geworden. Hoe kan de strafrechter immers .beoorde,len of een arts in een bepaald geval :heeft gehandeld naar de regels ,van zijn kunst, indien de deskundigen ten p.rocesse daarover met kracht van argumenten van mening verschillen? Hieruit volgt dat het geldende recht heden ten dage faalt in zijn primaire doelstelling, de bescherming van het menselijk leven. Daarom stellen de bewindslieden voor, bij de wet een regeling vast te stel,len die een zorgvuldige bes,luitvorming over de noodzaa.k van zwangerschapsafbreking waarbo.rgt en in aansluiting daaraan de geldende strafbepaiingen te wijzigen. Voorts zal strafbaar moeten blijven het plegen van abortieve handeiingen door wie dan ook zonder toestemming van de vrouw. De beide bovenbedoeide strafbaarstellingen on~breken, aldus de bewindslieden, in het initiatiefontwerp van de heren Lamberts en Roethof. Er zal altijd een geneeskundige moeten zijn, die bereid is de verantwoordelijkheid voor de ingreep, met andere woorden voor .de opoffering van .het leven van de vrucht, op zioh te nemen. Een dergelijk besluit van de geneeskundige za.I, ook wanneer bij de besluitvormingsprocedure andere personen of instanties worden ingeschakeld, altijd het ,,sluitstuk" moeten zijn. En dat niet aileen omdat hij het .is die de verantwoordelijkheid voor het verrichten van de ingreep en voor het eventueel afwijzen van het verzoek daartoe moet dragen, maar ook omdat uit-
uits],uiten,d hij eventueel strafreohterlijk ter verantwoording kan worden geroe,pen. Een medebeslissingsrecht ,van de arLdere deelnemers aan het overleg verdraagt zich daarmede niet. De betreffende passage uit par. 23 van }het regeerakkoord, dat aan de beslissing omtrent de toepassing van de behandeling het advies .van een wettelij,k er.kend mu,ltidisciplinair team van wisselende samenstelling ten grondslag dient te liggen, hebban de bewindslieden dan ook - - mede in verband hiermee - - in deze zin uitgewer.kt dat niet het team de uiteindelijke beslissing neemt, maar de geneeskundige die de behandeling in ove rweging heeft u iteraa.rd (mede) op basis .van het advies van het team. Opzet van de wet
Overgaande tot bespreking van de opzet van het wetsontwerp merken de bewindslieden op, dat voor wetswijziging een vrij uitvoerige regeling van administratieve aard noodzakelijk is. Deze a]le op te nemen in het We'~boek van Strafrecht lijkt niet aan te beve]en. Het zou in strijd zijn met de gehele opzet van het we'~boek, wanneer met betrekking tot een bepaa]d strafbaar handelen aan de eigen,lijke strafbe,palingen de vaststelling van een aantal no.rmen zou moeten voorafgaan. Zij zijn van oordeel, dat het rechtsgoed van de bescherming .van het menselijk leven in ontwikkeling van zodanig belang is, dat het een zo nauw,keurig mogelijk omschreven waarborg vraagt die in een wet zelf is vastgelegd. Deze overwegingen hebben er toe geleid, dat naast een wijziging van het We~,boek van Strafrecht een bijzondere wet, Wet afbreking zwangerschap, is ontworpen. Ter aanvulling van hetgeen daarover reeds is opgemerkt, wijzen de .ministers er nog eens op dat de bijzondere aard van deze medische .ingreep een speciale wette]ijke regel.ing daarvoor noodzakelijk maa,kt. Bij de af'breking van zwangerschap gaat het niet alleen, zoals gebru, ikelijk :bij de medische beroepsuitoefening, om .de be]angen van de patient die z'ich tot de arts wendt, i.c. de zwangere vrouw, maar ook om het leven van de ongeboren vrucht. De rechtswaarborg waarop hiervoor wordt gedoeld is het voorsohrift, aan de beslissing of tot afbreking van zwangerschap kan worden overgegaan overleg in een multidisciplinair team te doen voorafgaan en de voorschriften die gevo]gd moeten worden bij de daarna vo]gende besluitvorming. Overtreding van deze normen, die niet slechts van formele aard zijn, maar uit over wegingen van bescherming van menselijk ]even zijn gesteld, is daaro.m strafbaar gesteld in het Wetboek van Strafrecht. Mede om dezelfde reden, de tegengestelde belangen van de zwangere vrouw en van de ongeboren vrucht waardoor de te nemen besiissing ook voor de arts "can bijzondere aard is, hebben de ministers voorgeste]d in arti kel 297 Sr. te be,palen dat geen vervolging zal worden ingesteld dat nadat gebleken is, dat de betrokken arts door de 'bevoegde ins,pecteu.r tevoren, m aar niet langer dan 4 jaar tevoren,
reeds was gewaarschuwd. Bij het doen van dit voo'rstel heb,ben zij ook in aanmerking genomen, dat de normen die bij de samenstelling van het overlegteam en bij de ,besluitvorming daarna in acht genomen moeten worden, noodzakelijkerwijs in vage termen moesten worden gesteld. De bijzondere wet bevat .verder waarborgen - ingegeven door het belang van de bescherming van de gezondheid van de vrouw - - voor een deugdelijke uitvoering van de ingreep. Deze w ettelijke waar borgen kunnen naar ~het oordeel van de ministers vooralsnog niet worden gem]st. Zij wijzen er ook in dit verband op dat abortus provocatus ook nog in ander opzicht dan het ,hiervoor bedoelde een in vergelijking met andere medische handelingen uitzonderlijk, de medische opleiding en beroepsuitoefening wezensvreemd karakter draagt: de handeling heeft vernietiging ,van menselij,k leven tot gevolg. Mede hierdoor bestaan, blijkens de vakliteratuur, juist ten aanzien van deze medisohe verrichting duidelijk sprekende verschil,len van inzicht omtrent de verantwoorde wijze van ,uitvoe'ring. Het lijkt dan ook uit dien hoofde niet wel te rechtvaardigen dat de wetgever te dezen afzijdig zou blijven, de bewaking van het zo6,ven aangeduide belang volledig o"cerlatende aan de toepassing van geldende interne regelen van de kunst. Overigens moet, gezien, .de ervaringen in het bUr]tenland, bij deze verrichting waarover de opvattingen nog zo sterk verdee]d zijn, ook rekening worden gehouden met een mogelijkheid van "cercommercialisering van de medische hulpverlening o.m. als direct gevolg ,can verandering in wetgeving. Mede met het oog op het 'hier bedoelde gevaar lijken wette]ijke voorzieningen ook op dat stuk noodzakelij,k. De te nemen beslissing
In de Memorie van Toelichting worden daarna de voorgestelde regelingen artikelsgewijze besproken. Ten aanzien van artikel 2 leest men o.m.: In dit artikel wordt voorgesteld a an de beslissing, of de zwangersc.hap zal worden afge~broken, een overleg te laten voorafgaan. Daarbij zal het be,lang van de ,vrouw, voor zover tegengesteld aan hot belang van het ]even van de onge~)oren "crucht, tegen laatsgenoemd belang moeten worden afgewogen. Begonnen zal moeten worden met de beantwoording van de "craag, in hoeverre het belang van de vrouw tegengeste]d is aan dat van de vruoht waarvan zij zwanger is. Een sc.her.p omlijnd criterium is ook hiervoor niet te geven. Nagegaan zal moeten worden, of het uitdragen van de zwangersohap en/of de zorg voor (nog) een kind het ,lichamelij,ke of geestelijke welzijn ,van de vrouw in ernstige mate zal schaden. Daarna za,l moeten worden nagegaan of het wellicht mogelijk is deze ,bedreiging op andere wijze af te wenden. Indien geen andere oplossing voor de te verwachten moeilijkheden kan worden gevonden, zal het belang van de vrouw bij het .voorkomen van de te verwachten schade moeten 'worden afgewogen 743
tegen het belang, aan menselijk leven in ontwi,kkeling rec~htsbescherming te verlenen. Bij die af.weging zal vanzelfsprekend de duur van de zwangerschap in de overwegingen moeten worden betro,kken. Naarmate de zwangerschap verder is ,voortgeschreden zal de indicatie tot zwangerschapsaf,breking dringender moeten zijn en nemen de contraindicaties in gewicht toe. Dat neemt niet weg dat een late ingreep goed gemotiveerd kan zijn, terwijl een vroege op ondeugdelijke of zelfs misdadige gronden kan berusten. Het overleg zal worden gevoerd door de geneeskundige die de behandeling in overweging heeft, de huisarts van de vrouw en 66n of meer deskundigen, in staat de toestand van de vrouw en de omstandigheden waarin zij ver,keert goed te beoordelen. In het vierde lid 'van ,het artikel is aangegeven d at de arts, die de behandeling in overweging heeft, de andere deskundige(n) bij het overleg ~betrekt. Hij bepaalt zijn keuze na hierover met de ~rouw te hebben gesproken. In dat gesprek kan ,blijken, welke deskundige(n) de toestand van de vrouw en de omstandigheden waarin zij verkeert goed kan beoordelen. Anderzijds kan ook door ,het gesprek met de vrouw hierover worden voorkomen dat een deskundige wordt aangetrokken, tegen wiens deelneming aan her overleg de vrouw bezwaren heeft. Zijn de moeilijkheden reeds op dat moment manifest en is zij daarvoor reeds onder behan,deling, dan ligt het voor de hand dat de desk,undige(n) die deze behandeling geeft (geven) voor het over,leg worden aangetrokken. De bewindslieden hebben gemeend, niet te moeten vastleggen wel,ke deskundigen ,bij het overleg moeten worden betro,kken noch welke andere discipli nes daarbij moeten zijn 'vertegenwoordigd. Slechts wanneer van geval tot geval, afhankelijk van de aard van de moeilijkheden waarin de vrouw verkeert de keuze van de discipline(s) en van de in te schakelen deskundige(n) voor ,her deelnemen aan het overleg wordt bepaald, ,kan dat overleg het best aan het geste,ldedoel beantwoorden. Wanneer het gaat om beoordeling van (te verwachten) schade aan ,het lichamelij,ke welzijn ~van de vrou,w of worden afwijkingen van de vrucht gevreesd, dan is insohakeling bij het over,leg aangewezen van een of meer ter zake deskundige medische specialisten. Bestaat er gegronde vrees dat het geestelijke welzijn wan de vrou~v zal worden geschaad wanneer niet tot abortus provocatus zou worden overgegaan, dan is een psyc'hiater het best in staat lbij ,het Qverleg daarover een oordeel te geven. Denkbaar is oo,k, dat de ,keuze moet worden bepaald op of dat bovendien bij her overleg moet worden betrokken een psycholoog, een geestelijk raadsman en/of een maatschappelijk werker, omdat deze over de toestand van de vrouw en ~haar (te verwachten) moeilijkheden en over het al of niet bestaan van mogelijk andere oplossingen de meest waardevol,le informaties kunnen geven of tot een goede beoordeling van de noodsituatie waarin de vrouw ,ve~keert - - in samenwerking met de reeds 744
eerder genoemde geneeskundigen - - kunnen komen. De opzet van deze ~bepaling spruit voort uit .het streven van de bewindslieden zoveel mogelijk waarborgen te scheppen ,voor een juiste beoordeling en afweging van de in elk geval in het geding zijnde belangen. Daarom ook hebben zij ervan afgezien voor te stellen, 66n of meer vaste overlegteams bij of krachtens de wet in te stellen. Men zou zich hog kunnen denken, dat in dergelijke wettelijke teams vertegenwoordigers van velerlei disciplines zouden worden opgenomen, waaruit voor de beoordeling van het incidentele geval een klein team zou worden gevormd. Dan blij,kt eohter het bezwaar, dat deze deskundigen (vrijwel) nooit de vrouw ten aanzien van wie zij moeten ad,viseren zullen kennen en voor de beoordeling van haar toestand en de omstandigheden w aarin zij verkeert dus aangewezen zullen zijn op hetgeen hun daaromtrent uit een met het oog op her overleg in te stellen onderzoek blijkt en/of aan hen ter zake wordt meegedee,ld. Zij achten het van groot belang dat, zo enigzins mogelijk, aan het overleg wordt deelgenomen door deskundigen, die de vrouw, wier moeilijkheden zij zullen moeten beoordelen, reeds ,kennen. In het derde lid is rekening gehouden met de mogelijkheid, dat aan ~het overleg niet kan worden deelgenomen door de huisarts. In deze ,bepaling wordt ,,de nazorg welke de vrou,w behoeft" genoemd. Hierbij wordt niet gedacht aan de controle, of de eigenlijke ingreep complicaties tot gevolg heeft. Deze controle zal, zoals dat ook het geval is bij andere medische ingrepen die tot com,pticaties aanleiding kunnen geven, in het algemeen worden verricht door de genees,kundige die de behandeling toepaste. Hier gaat het om de psycho-sociale begeleiding van de ,vrouw, waaraan in veel gevallen gedurende enige tijd na de ingreep behoefte zal bestaan en de begeleiding ~bij het gebrui,k van anticonceptieve middelen. Gedacht is aan een geneeskundige die in de gelegenheid is in het incidentele geval zo goed mogelijk te ad~iseren. Artsen die ervaring ,hebben in het geven van raad bij levens- en gezinsvragen zullen vermoedelijk in dit opzicht het meest aangewezen zijn om in plaats van de huisarts aan het overleg dee1 te nemen. Overweegt de huisarts de vrouw de behandeling zelf te geven, dan zal hij overleg p,legen met een andere geneesk, undige. Het ligt voor de hand, dat de huisarts zelf dan aandacht aan de nodige nazorg zal ,besteden. Ten slotte verdient de positie van de vrouw, die van de verwekker van de vrucht en die ,van fhaar eventuele wettelij.ke vertegenwoordiger met bet rekking tot dit overleg de aandacht. Natuurlijk moet voorkomen worden, dat het overleg geheel buiten de vrouw om zou plaats hebben. Anderzijds kleven er ook retie bezwaren aan een voorschrift, dat het overleg steeds geheel in het bijzijn van de vrouw zou moeten worden gevoerd. Er kan, en zal we,llicht, gesproken worden m/er ziekten,
lichamelijke of geestelijke, van de vrouw. Algemeen wordt aangenomen, dat het niet gewenst is in alle gevallen een pati6nt geheel op de hoogte te stellen van hetgeen hem mankeert. Het vij~de lid 'van artikel 2 houdt een tussenoplossing in; ,het bepaalt dat de vrouw in de gelegenheicl moet worden gesteld haar moeilijkheden te bespreken, hetzij met alle deelnemers aan het overleg gezamenlijk hetzij met ~6n of meer van de deelnemers afzonderlijk. De tweede zin van het vijfde lid heeft betrekking op het horen van de verwekker van de vrucht en van de wettelijke ,vertegenwoordiger van de vro,uw, zo zij die heeft. Het leek aanbeveling te verdienen, in de wet vast te Jeggen dat de bedoelde personen in verband met hun speciale betrokken,heid bij de in het geding zijnde belangen in de gelegenheid kunnen worrlen gesteld te word en gehoord. Er is van afgezien, een verplichting daartoe op te nemen. Er zijn gevallen den,kbaar, waarin ernstige bezwaren bestaan tgen het betrekken van de eahtgenoot/ verwekker of van de wettelijke vertegenwoordiger in het overleg. Men denke aan het geval dat de echtgenoot niet de verwekker van het kind is. Het is aan de beoordeling van de deelnemers aan het overleg overgelaten, vast te stellen of de bezwaren ernstig genoeg zijn om de bedoelde personen geheel buiten het overleg te houden. Dat de wet slechts spreekt over het betrekken bij het overleg van meergenoemde personen, betekent niet dat het overleg hiermee wordt afgegrensd. Zo nodig kunnen daarin ook andere personen worden betrokken; dit wel on der het voorbehoud uiteraard van geheimhouding van het verzoek van de vrouw. Het zesde lid gaat uit het van principe, dat de dee.lnemers aan het overleg bijeenkomen om gezamenlijk de zaak te bespreken. Den,kbaar is echter dat het bijeenkomen op ono,verkomelijke bezwaren stuit, b.v. doordat, gezien de reeds gevorderde duur van de zwangerschap, het overleg op zo kort mogelijke termijn moet worden afgesloten. Voor die gevallen is aan de geneeskunclige, die de behandeling in overweging heeft de plicht opgelegd, ervoor zorg te dragen dat het overleg op andere, minder tijdrovende wijze wordt gevoerd. Het spreekt vanzelf dat dit n iet mag afdoen aan de betekenis van het overleg. Ook in ,verband hiermee is het van belang dat aan het overleg wordt deelgenomen door deskundigen die de vrouw reeds kennen. De geneesk, undigen die deelnemen aan .het overleg zijn gebonden aan hun beroepsgeheim. Ingevolge het derde lid van artikel 2 kunnen ook andere deskundigen dan artsen bij het overleg worden betrokken. Het is gewenst, dat aan dezen een geheimhoudingsplicht overeenkomend met die van de artsen wordt opgelegd met betrekking tot al ,hetgeen hun bij of met het oog op dat overleg bekend wordt. Vast staat immers niet, dat zij uit eigen hoofde reeds aan een geheimhoudingsplicht gebonden zijn. Kra~htens de tweede zin van artikel 3 zullen de deelnemers aan het overleg dezelfde mogelijkheden he,bben zich in het kader van een strafzaak op een verschoningsreaht te beroepen als iemand die uit
hoofde van zijn ~beroep, een medicus b.v., aan geheimhouding is gebonden. Vrijheid voor de behandelende arts
In artikel 2 zijn voorschriften opgenomen betreffende het te voeren overleg. In het algemene deel van deze memorie van toeliohting .is reeds opgemerkt, dat naar het oordeel van de bewindslieden de uitkomsten van het overleg voor de arts die de behandeling in overweging heeft niet zonder meer bindend behoort te zijn. Huns inziens behoort het deze arts vrij te staan na een positief advies van de gevraagde behandeling af te zien, maar mag hij evenmin worden gedwongen na een negatief advies af te zien van het verrichten van de ingreep. Met inaohtneming van de bij het everleg gebleken gegevens en de gehouden beschouwingen kan hij, bij heroverweging ,van de in artikel 2 bedoelde belangen, tot de conolusie komen dat hij het achterwege laten van .de behandeling niet voor zijn ,verantwoording kan nemen. Hij is het, die 6f de ingreep moet verrichten 6f het daartoe strekkende verzoek moet afwijzen, en die voor deze beslissing uiteindelijk de verantwoordelijkheid draagt. Daarom moet aan hem de vrijheid worden gelaten, het advies van het team al of niet te volgen. In h et eerste lid van artikel 4 is de opdracht tot het nemen van deze beslissing geformuleerd. Hoe zou overigens een voor de arts bindend teamadvies tot stand moeten komen? Bij unanimiteit zou er geen moeilijkheid zijn. Het is echter niet te verwachten, dat de deelnemers aan het overleg in alle gevallen unaniem zijn in ,hun conclusies. Er zou dan alleen de mogelijk.heid zijn van ,,stemmen tellen". De ministers zijn van oordeel, dat de beslissing over het al of niet afbreken van zwangerschap van zo persoonlijke aard is, dat deze niet afhankelijk mag zijn van een rain of meer toevallige meerderheid van stemmen. Doch daarvan afgezien, een dergelijk voorschrift zou de neiging kunnen doen ontstaan de vraag opnieuw voor te leggen aan een team en dan van andere samenstelling. Zelfs zou de bepaling aanleiding kunnen zijn tot het samenstellen van ovedegteams uit enkel voor- of uit enkel tegenstanders van abortus provocatus. D it moet zo enigszins mogelijk w,orden voorkomen. Daarmee immers zou te kort worden gedaan aan de bedoeling die bij het voorschrijven wan voorafgaand overleg heeft voorgezeten: een serieuze beoordeling ,van de mate waarin het liohamelijke of geestelijke welzijn van de vrou.w wordt bedreigd en, zo geen andere op,lossing voor de te vrezen moeilijkheden is te vinden, de afweging zijn het belang van de .vrouw bij het voork6men van de (te verwachten) moeilijkheden tegen het belang 'van het leven van de ongeboren vrucht. Zodanige beoordeling is niet alleen een eis van reohtsbescherming; ook voor de geneeskundige die voor zichzetf zat moeten uitma,k.en of hij na de wettelijk voorgesohreven afweging van belangen het geven of het nalaten van de behandeling al of niet voor zijn verantwoording kan ne745
men, is het bijzonder belangrijk ever een zo goed en objectief mogelijk oordeel van de :ingesohakelde deskundigen te kunnen beschikken. In het tweede lid van artiket 4 is bepaald, dat de geneeskund.ige die de ,behande]ing geeft zorgt veer aantekening van de namen van hen die aan het overleg hebben deelgenomen, de aard van hun deskundigheid en de reden waarom ieder van hen in het overleg is betrokken en voorts van de ,uit.komsten van het overleg. Krachtens het su,b c be paalde is hij verplicht te zorgen dat daarbij de everwegingen worden aangetekend op grond waarvan hij tot het geven van de behandeling is gekomen. Wanneer zijn ,besluit negatief is, is aantekening van de bovengenoemde gegevens niet verpliCht. Veer de repressieve rechter,lijke controle hebben deze gegevens geen waarde en veer de statistiek bieden zij geen betrouwbare basis. O p grond van het derde lid dient de geneeskundige voorts te zorgen v,oor het doorgeven van de gege,vens aan de geneesheer-directeur van de inriohting, waarin de ,behandeling wordt gegeven. De ministers zijn van oordeel, dat met de voorsohriften van artikel 2 ,betreffende het te ,plegen overleg en de regeling van artikel 4, eerste lid, betreffende het nemen van de uiteindelij,ke beslissing -op het niet naleven waarvan in het voorgestelde nieu~we artikel 297 van het Wet boek van Strafrecht straf is gesteld emdat het hier gaat om normen die zijn gesteld in het belang ~/an de besoherming van het menselijk leven - - en de verplichting tot het schriftelij,k vastleggen van de uitkomsten van het overleg en van de overwegingen die ten grondslag liggen aan de genomen beslissing - - met de strafbepaling van artikel 14 van het wetsontwerp op het niet nakomen van deze verplichtingen van meer administratieve aard - - zoveel mogelijk zal zijn gewaarborgd enerzijds dat niet liehtvaardig tot het afbreken ,van zwangerschap zal worden overgegaan en anderzijds dat het lichamelijke en geestelijke welzijn van de vrouw wordt beschouwd als een reohtsgoed van zodanig gewicht dat het soms zwaarder kan wegen dat het behoud van menselijk leven in ontwikkeling. Naar het oordeel van de Minister van Volksgezondheid en Milieu,hyg'i6ne is een behandeIing, gericht op het afbreken van zwangerschap op de wijze zoals dit than,s pleegt te geschieden, slechts ,in algemene en bepaalde categorale ziekenhuizen of in daaraan verbonden poliklinieken onder optimale omstandigheden te geven. Het is zeker niet zo dat alle behandelingswijzen als zodanig noodzakelij,kerwijs in een ziekenhuis, of =in een daaraan verbonden polikliniek zouden moeten gebeuren. Het is echter z.i. wel zo, dat bij complicaties, waarop bij deze verrichting en wel bij iedere thans bruikbare wijze van afbreken van zwangerschap een niet te miskennen kans bestaat, slechts in een ziekenhuis optimaal kan worden opgetreden. Zoals het zich nu laat zien zal (voorshands) in 746
algemene en daartoe aan te wijzen categorale ziekenhuizen niet voldoende capa,c iteit beschikbaar zijn, ook niet veer mogelijke poliklinische behandelingen, om in de te verwachten ,behoefte te voorzien. In verband daarmee zijn in art.ikel 5 oo,k genoemd andere inrichtingen, die een erkenning hebben speciaal veer .het aldaar doen verrichten van behandelingen, gericht o,p het a~breken van zwangersc~hap. In het sub b, 2 ~ van artikel 6 gestelde is het verrichten van behandelingen, gericht op het a~breken van zwangerschap, voorbehouden aan vrouwenartsen en artsen, die behoren tot een door de ,Minister van Volksgezondheid en Milieuhygi6ne aan te wijzen categorie. Gesteld kan worden, dat het gespecialiseerd zijn a,ls vrouwenarts veer de toepassing van bepaalde behandelingswijzen niet vereist is, maar wel is nodig een zekere voorbereiding, een zekere opleiding zou men kunnen zeggen, om de beoogde ingreep verantwoord te ~kunnen uiWoeren. De minister is voornemens, als waarborg veer de deskundigheid, bij ministerieel besluit enige voorwaarden vast te steilen, waar geneeskundigen aan zuilen moeten voldoen ,om in een erkende inrichting, als in dit artikel bedoeld, wer,kzaam te zijn. De mogelijke complicaties, waarmee bij elke thans gebruikelijke behandeling gericht op het afbreken van zwangerschap meet worden gerekend ( in de toelichting op artikel 5 is daar ook reeds op gewezen) maken het nodig dat, wanneer in een erkende inrichting de abor~us wordt verricht door niet als gynaecoloog gespecialiseerde artsen, aan die inrichting een vrouwenarts als het ware als toeziohthoudend consulent verbonden is. Deze zal moeten .kunnen inspringen met raad, zo nodig ook met betrekking tot het ve~krijgen van daadwerkelijke bijstand wanneer de behandelende arts in een ,bepaald geval 'bij gebreke van algehele speoialisatie die bijstand be hoeft (sL~b, b, 3 ~ art. 6). Het tweede, derde en vierde ,lid ,van art. 7 houden in, dat een erkenning veer bepaalde of veer on,bepaalde tijd kan worden verleend en dat er voorschriften aan kunnen worden ver,bonden. De figuur van de tijdelijke erkenning is opgenomen omdat het niet onden~baar lijkt, dat in een bepaald gevat niet vastgesteld kan worden of ten aanzien .van een inr[ohting met het nakomen van aan de erkenning te verbinden voorschriften in de toekomst wel aan alle eisen ten voile ,kan worden voldaan, maar de omstandigheden toch niet zo zijn, dat het onverantwoord zou zijn het verzoek om erkenning ,in te willigen. De inrichting kan b.v. in een bestaand gebouw gevestigd worden dat wel provisorisch geschikt kan worden gemaakt, maar op den duur tooh niet zal voldoen. In zo'n geval, en zeker wanneer een andere, beter passende huisvesting in het voornemen ligt, zou een erkenning veer een bepaalde tijd kunnen worden verleend. Het vierde lid opent de mogelijkheid nog andere voorschriften aan de erkenning te verbinden. Daar-
bij kan worden bepaald, dat in de inrichting slechts een of meer daarbij aan te geven behandelingswijzen mogen worden toegepast. Het spree.kt vanzelf dat een zodanig voorsohrift afgestemd zal zijn op de deskundigheid van de in de inrichting werkzame personen en op de outillage. Voor het over.ige ,kunnen de voorschriften op geen andere onderwerpen betrekking hebben dan de ePkenningseisen, geregeld bij en krachtens artikel 6. Deze voorsohriften zullen, evenals dit .bij overeenkomstige regelingen het geval is, te allen tijde kunnen worden gewijzigd. Ook voor wat 'betreft de mogelijkheid 'van intrekking van de erkenning is aansluiting gezoc.ht bij overeenkomstige regelingen. Registratie In artikel 8 is een verplichting opgenomen voor de geneeSheer-directeur van de in,richting (dit kan ingevolge artikel 1, tweede lid, ook zijn de genees.kundige die, h.oewel geen directeursfunctie bekledende, belast is met de zorg voor de algemene gang van zaken op medisch gebied en met ,,inrichting" wordt hier gedoeld op zo.wel een algemeen of aangewezen categoraal ziekenihuis als op een erkende inrichting, als 'bedoeld .in artikel 5, sub c) bepaalde gegevens, bij of krachtens het artikel aangewezen, te meld.en aan een door de Minister van Volksgezondheid en Milieu,hygiene aan te wijzen ambtenaar. De registrat,ie van deze gegevens waarbij de .identiteit van de :behandelde vrou~ geheel in het duister blij.ft; de ingevolge .het derde lid te stel,len regels m.oeten daarvoor een waarborg inhouden - - is van belang o.m een inzicht te krijgen in de behoefte aan .behandelingen tot het a~breken van zwangerschap, de territoriale spreiding van die behoefte, de spreiding naar leeftijd van de vrouwen, om rinzic,ht te krijgen ook in hoeverre die behoefte blijkt te bestaan bij gehuwde en ongehuwde vrouwen. Ingevolge het vierde lid kunnen omtrent doel en wijze van aanwending regels w.orden gesteld. Het inzicht in al deze gegevens wordt van belang geacht voor de voorbereiding van .het in de toekomst te voeren beleid. Zo zal uit de registratie zijn op te maken, of, in hoeverre en in welke regio's de vraag naar behandelingen de ,beschi.k,bare capaciteit overtreft. Voorts zal kunnen worden nagegaan in hoeverre het beleid met betrekking tot het gebruik ,van anticonceptieve middelen aan de verwachtingen vold,oet. Behoefte aan gegevens bestaat ook met betrekking tot het functioneren van de speciaal erkende inriohting.en. In het tweede lid wordt aan de Minister van Volksgezondheid en Milieuhygi~ne de bevoegdheid gegeven, te bepalen dat nog andere dan de in het eerste lid genoemde gegevens moeten worden gemeld. Denkbaar zou b.v. zijn dat prijs wordt gesteld op bepaalde gegeven,s in het belang van wetenschappelijk onderzoek. Ook .hierop heeft betrekking de waarborg, dat de anonimiteit van de vrouw in ieder geval gewaarborgd moet zijn. Ingevolge artikel 9 zullen de ingevolge artikel 8 meegedeelde gegevens ook door de 7.org van de
geneesheer-directeur van de inrichting moeten worden aangetekend. In het tweede lid wordt voorgeschreven, dat de gegevens, die de behandelende geneeskundige ingevolge artikel 4 schriffelijk moet vastleggen, - - d.z. de nam.en van .de deelnemers aan .het vooraf,gegane overleg, de aard van hun deskundig~heid en de reden waarom ieder h,unner in het overleg is betrokken, de uitkomsten van, het overleg a.lsmede de eigen conclus.ies van .het afwegen van .her belang van de vrouw ,bij voorkoming van ernstige schade aan haar liChamelij,ke en geestelijke welzijn enerzijds ,en 'het belang van het menselij, k leven in ontwikkeling an.derzijds ~n. de beslissing waartoe deze conclusies, mede gezien de uit.komsten van h.et overleg, ,hem h~b~ben geleid - afzonderlij.k gedurende ,ten minste vijf jaren moeten worden bewaard. Voor het n~komen van de in dit arti,kel vervatte voorschriften is ook de geneesheerdirecteur verantwoordelijk gesteld. Ten slotte is in artikel 10 aan deze functionaris de pliaht opgelegd, er zorg voor te dragen dat de im specteurs op hun verzoek inzage kunnen krijgen van de gegevens, bedoeld in artikel 9, en dat aan dezen alle door hen gevraagde inlichtingen worden verstrekt d,ie zij redelijkerwijs voor de uitoefening van .hun taak met ,betrekkinlg tot de toepassing van de Wet afbreking zwangersc.hap zull.en behoeven. Voor wat dit betreft zal de geneesheer-directeur in veel gevallen ,k,unnen volstaan met een goede instruct.ie aan het personeel. Gezien het grote belang, dat met het vastleggen ,van en de mogelijkheid te besohikken over deze gegevens is gemoeid, he,bben de bewindslieden voorgesteld, de mogelijkheid te openen tot intrekking van de erkenn,ing van de ,inrichting wanneer de L)edoelde .verplichtingen door de geneesheer-directeur niet worden nagekomen. Het spreekt vanzelf, dat tot het intrekken niet zal worden overgegaan dan wanneer sprake is van het stel.matig verwaarlozen van deze verpliohtingen. Dat gegevens van. medische aard slechts onder de ogen ,van daartoe 'bevoegden ,be'horen te ,komen spreekt vanzelf en behoeft in deze wet niet met zoveel woo.rden te worden bepaald. Evenals ten aanzien van vele andere dingen, a,ls b.v.w.ie voor het toepassen van de behandeling,en in algemene en categorale ziekenhu,izen (of de daaraan ver,bonden polik,linieken) in aan,merking komen, het niet meer toepassen van bepaalde wijze(n) .van ,be,handeling bij een voor de toepassing daarvan te ver gevorderde zwangerschap, de zorg voor een zo vlot verlop.en van het voorgeschreven overleg dat niet door het voortsc,hrijd.en der zwangerschap ,in de voor het overleg .benodig.de tijd abortus uitgesl.oten zou zijn, is ook de .zorg voor de geheimhouding van medische gegevens voldoende verzekerd door de algemeen aanvaarde medrisch-ethische normen. Een vraag Aansluitend aan deze verwijzing naar de algemeen aanvaarde medische beroepsethiek zou de 747
vraag gesteld kunnen worden op grond waarvan het in deze wet vastleggen van de plicht tot het inschakelen van. andere deskundigen, de registratieen administratieplicht en de ,plicht tot het verstrekken van inzage en inlichtingen aan de inspecteurs dan wel nooclzakelijk wordt geaoht. De bewindsl, ieden zouden deze vraag willen beantwoorclen met er nogmaals op te wijzen, dat de in het wetsontwerp geregelde a,bortus pro,vocatus een van de (weinige) medische verrichtingen is, waarbij de arts n,iet slec'hts te ma,ken heeft met de belang.en van de patient die hij behan,delt. Er is daarbij sprake van grote met el.kaar strijdige belangen, waarbij bovendien het belang dat tegengestelcl is aan dat van de patient niet betreft het be o scherm,en ,van leven, zoals ,bij andere medisohe verrichtingen, maar ju'ist de vraag betreft of de .ontwikkeling van menselijk leven mag worden afgebroken. Wanneer de overheid ~het tegen elkaar afwegen van deze tegenstrijdige grote .belangen aan toepassing van medisoh-ethisc.he normen zo,u overlaten, zou zij in haar taak, waartoe mede behoort bescherming van menselijk leven tegen aantasting door menselijk toedoen, te kort schieten. Het stellen van regelen, als in het wetsontwerp voorgesteld, het voorschrift tot overleg in een multidisci,plinair team .en tot serieuze afweging van de tegenstrijdige belangen, is een uitvloeisel van die taak. Het vastleggen van de bij de toepassing van de gestelde regels gehanteerde gegevens en de waarborg van de toegankelij,k, heid daarvan voor de ins.pectie van de vol.ksgezondheid, onontbeerlijk .voor de controle op de naleving van die regels maar ook voor ~het u,itstippelen van. het overheidsbeleid te dezen, is het slu.itstuk van deze wettelijke regeling. Zo zullen deze gegevens, wanneer noodzakelij,k blijkt dat een strafvervolging wordt ingezet, mede dienstbaar kunhen zijn bij de ,bewijsvoering, maar gezien de .opzet van het nieuw voorgestelde artikel 297 Sr., zeker ook voor mogelijke disculpatie. Wanneer zou blijken dat de totstandkoming :van de nu voorgestelde wettelijke regeling een grote toeloop van in het buitenland wonende vrouwen naar Nederland tot gevolg zou hebben, dan zullen daartegen ingevolge arti, kel 12 maatregelen kunnen worden genomen. De redactie van ,het art,ikel is zo gekozen, dat vrouwen van .vreemde nationaliteit die in Neder.land wonen of voor langer dan drie maanden in Nederland verblijven niet onder een uitsluiting kunnen worden gebraoht. Evenmin zal een uitsluit.ing betrekking ,kunnen hebben op vrouwen d,ie geen .vaste woon- of .verblijfplaats in Neclerland hebben, maar wel in een persoonsregister van een gemeente of in het centrale persoonsregister zijn opgenomen. Ingevolge artikel 13 zullen, indien dit nodig mocht blijken in. het belang van een goede uitvoering van de wet, nadere regelen bij algemene maatregel van bestu, ur kunnen 'worden gesteld, doch - - vanzelfsprekend - - alleen met ,betrekking tot ondenNerpen waaromtrent reeds regels .in ,de wet zijn opgenomen. "748
De waarschuwing In artikel 14 is geregeld, dat de 'inspecteur een waarschuwing als bedoeld kan geven wanneer naar zijn oordeel bezwaren .rij,zen tegen de wijze waarop de geneeskundige voldoet aan de in de artikelen 2 en 4 vervatte verplichtingen. Het kan b.v. zijn, dat de arts het overlegteam samenstelt op zodanige wijze dat naar het oordee.I van de inspecteur de daarvoor aan het slot van het eerste lid van artikel 2 ,gegeven aanwijzing niet voldoende in aanmerking is gen.omen. Ook wanneer de afweging van belangen, waartoe de geneeskundige ingevolge het eerste lid van artikel 4 verplicht is, geschiedt op een wijze dat, naar het oordeel van de inspecteur, dit zou kunnen leiden tot een besluit dat niet meer kan worden aangemerkt als een besluit waartoe de arts in redelijkheid kon komen, kan de inspecteur een waarschu.wing geven en ,wijzen op de strafnorm van artikel 297 Sr., eerste en tweede lid. In ~het tweede Iicl van arti.kel 14 is bepaald dat de geneeskun,dige in de gelegenheid moet worden gesteld over de. gerezen bezwaren te worden gehoord. Het voorgestelde derde lid houdt de waarborg in, dat de. waarschuwing de arts bereikt. Krachtens het vierde lid zal een afschrift van de .waarschu,wing moeten word.en gezonden aan de officier van justitie vart het arrondissement, waar de betrokken arts praktiseert. Deze .bepaling legt de aanslu.itin,g met artikel 297 Sr. Een afschrift moet ook worden gezonden aan de geneeskundige hoofdinspecteur van de volksgezondheid. In artikel 15 wordt strafbaar gesteld de geneeskundige die nalaat de aantekeningen .te houden waartoe artikel 4 hem verplioht, of wel nalaat te zorgen voor het doo~geven daarvan aan de geneesheer-directeur. Op zich zelf zal deze nalatigheid slechts met een geldboete ,van ten ~hoogste f 1000 mogen worden ,gestraft. Wanneer er sprake is van opzettelij,k nalaten, lij'kt de mogelijkheid van het opleggen van een vrijheidsstraf of een hogere geldboete (tot resp. 1 maand en f 2000) op haar plaats. De aantekening van de u,itkomsten van het overleg kan immers worden gezien als de afroncling van dat overleg en de aantekening van de m.otiverin,g van het besluit als het sluitstuk van de wettelij, k voorgeschreven afweging van belangen.
Artikel 16 houdt de straf~baarstelling in van overtreding ,van het voorschrift van artikel 5, dat een behandeling, gericht op ,het afbreken .van zwan,gerschap, slechts mag worden gegeven in ~6n van de in dat artikel .bedoelde inrichtingen. In aanmerkin,g nemende dat grote belangen nopen tot het stellen van deze eis en voorts dat 'bij 'het niet gev~lg geven daaraan steecls sprake zal zijn van opzet, is een vrij fors straf-maximum voorgesteld. In de artikelen 8, 9 en 10 zijn ,verplichtin.gen opgenomen, die de geneesheer-directeur van de inrichting, waar behandelingen tot het af,breken van zwangerschap plaat~hebben, moet naleven. Bij de
toelichting op die artikelen is reeds gewezen op de belangen, die met naleving van deze verplichtingen gediend zijn..De strafmaxima zijn gelij,k aan die ,van artikel 15, aangezien het hier om gelijksoortige strafbare feiten gaat. Ook in de krachtens de arti,kelen 11, 12 en 13 vast te stellen algernene maatregelen van best, uur kunnen strafbepa, l in,gen worden opgenomen. In artikel 18 is bepaald, dat als strafmaximu.m in de algemene maatregel van bestuur niet anders mag word en gebruikt dan een geldboete van ten hoogste .f 1000. De abortus, gepleegd zonder inachtneming van de in de Wet afbreking zwangerschap vervatte rechtswaarborgen, m.oet als illegaal worden aangemerkt. Deze rechtswaarborrgen omrvatten de 'verplichting tot het plegen van overleg, overeenkomsti,g de voorschrift,en, vervat in artikel 2 van die wet, en de opdracht vervat in artikel 4, eerste lid, de beslissing, of al of niet tot toepassing van de behandeling zal worden overgegaan, niet te nemen dan op grond van een persoonlijke afweging - - o p de grondslag van de uitkomsten van, .het overleg m van de in genoernd artikel 2 vermelde belangen. Wanneer de geneeskundige aannemelij,k maakt, dat deze belangenafweging hem in redelijkheid er toe kon brengen abortus provocatus toe te passen, zal hij vrij u,itgaan. De woorden ,,in redelijkheid" hebben de betekenis, dat het open'baar ministerie, bij de overweging of tot 'vervolging zal worden o,vergegaan, en, zo vervolging wordt ingesteld, de rechter z.g. marginaal zullen mogen toetsen. Met andere woorden, het gaat er niet om of het openbaar ministerie c.q. de rechter bij een zelfstandi,ge afweging
Maatschappij-agenda 1972 1 september - - Ledenvergadering L.H.V. 28 september - - Centraal bestuur L.SV. met distrlctsvoorzitters en wetenschappelijke verenigingen 14 oktober
-- Ledencongres Maatschappij
21 oktober
-- Ledenvergadering L.S.V.
28 oktober
Algemene Vergadering
11 november
- - N.H,G.-congres
24 november
- - Ledenvergadering L,H.V.
25 november
- - Ledenvergadering L.A.D.
van de betrokken belangen eenzelfde beslissing zouden hebben genomen als de medicus, maar nagegaan zal rnoeten worden of een redelij,k handelende geneeskundige tot die beslissin.g heeft kunhen komen. De rechter is uite.raard bevoegd deskundigen in te schakelen om op basis van hun rapport tot een beslissing als hiervoor 'bedoeld te komen. Ook de off, icier van justitie kan alvorens een beslissing over het instellen van een ,vervolging te nemen deskundigen consulteren. Hij zal ze,ker overleg plegen met de bevoegde inspecteur van het Staatstoezicht op de .volksgezond~heid. Is de rechter van oordeel, dat de bedoelde rechtswaarborgen niet in acht zijn genomen, dan is er, zoais gezegd, s,prake van een illegale abortus. Voor het strafmaximum is in dit arti,kel dan ook aansluit.ing gezocht bij dat van het eerste lid van het bestaande artikel 297. De bepaling - - artikel 299 - - dat het recht tot uitoefening van het beroep kan worden ontzegd als de schuldige een feit, stra~baar ,gesteld in art.ikel 296, 297 of 298, in de uitoefenin,g van zijn beroep begaat, luiclt algemeen. Zij heeft betrekking op geneeskundigen en op on,bevoegden die, illegaal een behandeling ger.icht op het al~breken van zwangersohap gevende, dit doen in de .uitoefening 'van hun beroep. Reeds is gezegd, aldus de be'windslieden, dat een zekere vercommercialisering bij .het verrichten van abortus provocatus dreigt. Ervaringen hier te lande en in het buitenland wijzen daarop. Onder meer kan zulk een tendentie de tariefstellin,g bei'nvloeden met de ook sociaal nadelige gevolgen daarvan. Waar de Wet Ziekenhuistarieven reeds een goedkeuringsstelsel voor in ziekenhuizen verlangde tarieven kent, is het gewenst om voor andere in,richtingen, waarin na erkenning kracht,ens artikel 6 van het onderhavige wetsontwerp a.bortus pr(>vocatus mag plaatsvinden, eveneens dat stelsel voor te schrij,ven. Aangezien de laatste tijd ook ten aanzien van andere inrichtingen van gezondheidszorg (niet-ziekenhuizen) dan de hier bedoelde erkende z u.lk een wenselijkheid is gebleken, lijkt Lhet raadzaam thans in het voorliggenrde .ontwerp een uitbreiding der werking van de Wet Ziekenhuistarieven niet te beperken tot de laatstbedoelde erkende inrichtingen (abortus provocatus). Derhalve is de ,gelegenheid benut om de Wet Ziekenhuistar.ieven op adequate wijze aan te vullen: bij algemene maatregel van bestuur kunnen een of meer categorie~n van inrichtingen ,van gezondheidszorg worden aangewezen, welke daardoor als ziekenhuis in de zin dier wet worden aangemerkt.
749
Ministers
v o o r
stelsel 1-a
De verplichte huisartsenopleiding De ministers Stuyt van Volksgezondheid en Milieuhygi~ne en Van Veen namens de minister zonder Portefeu'iHe, be,last met de aangelegen,heden betreffende het wetenschapsbeleid en het wetenschappelijk onderwijs, hebben een nota doen uitgaan naar aanleid'ing van het verslag ,van de bijzondere Kamercommissie, ,betast met de voorbereiding van het wetsontwerp tot verlenging van de regeling inzake de bevoegdheden en de verplichtingen van de assistent-arts door hern,ieuwde "vaststelling daarvan (zie M.C. nr. 21 van 26 mei j.,l., ,blz. 579 en nr. 24 van 16 juni j.l., ~blz. 663). In die nota de,len zij o.m. mede dat zij een wijziging van het Academisclh Statuut voorbereiden, waardoor het assistent-artsexamen wordt ges neerd en de weg wordt vrij gemaakt voor aflegging van het artsexamen aan het einde van ~het zesde jaar van het nieuwe curriculum. Het daartoe strekkende ontwerp,besluit zal ~binnenkort om advies aan de universiteiten en hogescholen, de Med~isohe Facu,lteit te Rotterdam en de Academische Raad worden toegezonden. Deze wijziging zal dan tijdig voor het eind van het studiejaar 1972-1973 tot stand kunnen ,komen. Tot beantwoording van de gestelde vragen overgaande, merken de bewindslieden op, dat door invoer.ing van de zesjarige artsenopleiding de grondslag gelegd wordt voor de invoering van de gewenste huisartsenopleiding. Zij zijn bereid over te gaan tot in voering van stelsel l b - d in afwachting van de mogelijkheid stelsel la in te voeren. Zij acht,en het evenals de commissie wenselij'k het beroep van hu~isarts zo spoedig mogelij,k aantrekkelij,ker te maken. Wat de besohermde t itel ,,huisarts" betreft stelsel l d nemen de ministers aan dat een registratie van degenen d'ie deze titel zullen mogen voeren, voorshands door de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot be'vordering der Genees,kunst zal worden aan,gehouden. Zij stellen dan: ,,De registratie van de medische specialisten geschiedt ook op deze wijze en zulks wordt door de ziekenfonds~erzekering gevolgd. Bedoelde Maatschappij heeft voor de registra~ie wan thuisartsen reeds een commissie gevormd waarin de ,beide bewindslieden vertegenwoordigd zijn. Indien het nodig zou blijken te zijn straf te bedreigen tegen de arts d,ie de 'dtel huisarts ten onreohte voert, is de eerste minister bereid daartoe een wijziging van de wet op de uitoefening van de genees,kunst voor te ste,llen. Voorshands zou echter h iermede gewacht kunnen word,en op de wetswijzigingen wel,ke moeten volgen op het eindrapport van de Staatscommissie Medische Beroepsuitoefening. Dit eindrapport wordt voor het einde van 1972 tegemoet gezien. Bij deze 750
registratie zal de regeling van de zieken,fondsverzekering, bedoeld in stelsel l b , zioh kunnen aansluiten. Over de meest doelmatige wijze waarop dit zou kunnen g e s c h i e d e n - bijvoorbeeld door een verschH in honorering tussen de wel en de niet als zodanig geregistreerde huisarts - - zal de eerste minister advies vragen aan de Ziekenfondsraad." De voorkeur van de bewindslieden en hun ambtsvoorgangers voor stelsel l a - - de verplichte ,huisartsenopleiding- berust mede op de omstandigheid dat het vrijwillige karakter van de huisartsenopleiding het risico meebrengt d a t e r blijvend twee soort,en (huis)artsen zijn, die mot en die zonder de specifieke opleiding. Nu de E.E.G.-richtlijnen, die hiervoor van belang zijn, eerst veel later van kracht worden dan oorspronklijk werd voorzien, zijn de ministers thans bereid dit r,isico op de koop toe te nemen. De E.E.G.-richtlijn in zijn huidige vorm, waarin dus van de huisarts nog geen sprake is, zal volgens de ministers waarschijn,lijk aan het einde van 1972 van kracht worden en dan binnen ~6n jaar voor ons land effect sorteren. Worden de daartoe nodige voorstellen, die de Kamer ,in de vorm van een wetsontwerp zullen bereiken, dan tijdig aanvaard, dan zal de vrije vestiging op 1 januari 1974 kunnen ingaan. De nota vervolgt dan: ,,Zoals hie~boven verme,ld, wordt thans ,het overleg geopend met de uni'versiteiten, de hogesoholen en de Academische Raad over de zesjarige opleiding. Zoals vermeld in de memorie van toelichting zal trouwens ook n og een wijziging van een aantal wetten op het terrein van de volks gezond~heid moeten worden voorbereid, wanneer men de arts van de nieu~ve opleid, ing gedurende het eerste jaar na het artsexamen nog onder supervisie wil laten werken. ,,Over de financiOle situatie, waarin de assistentartsen thans verkeren kan het volgende worden gezegd. De nieuwe regeling welke ,kort geleden Jin overfeg met de rijksuniversiteit te Utrecht werd getroffen, houdt in dat de assistent-arts naar analogie van de situatie ,bij andere opleidingen, ,bijvoorbeeld in de technische wetenschappen, als stagiaire wordt beschouwd en "voor zijn werkzaamheden op medisch gebied een stagevergoed,ing ontvangt van f 1.150,-- per maand, met ,inbegrip van de sooiale lasten. Op hem zijn van toepassing de v(~lgende sociale verzekeringen: A.O.W./A.W.W., A.W.B.Z., A.K.W., Ziektewet, Ziekenfondswet en K.W.L. De vergoeding wordt - - na aftrek van de sociale lasten -door de uni,versiteit aan de stagiaire uitgekeerd. Voorts kan worden medegedeeld dat de assistentartsen vrijgesteld zullen worden van de betaling van coHegegeld en ,insohrijvingsge]d", atdus de sXotpassage ,van de nota.
Abortus provocatus
Wetgever doorkruist rechterlijk oordeel Door M r . F. E. Frenkel Na de indiening van het wetsontwerp inzake abortus provocatus op 23 juni 1.1. werd door de ministers ,van Vol,ksgezondheid en Justitie een persconferentie gehouden. Op die conferentie werd een vraag gesteld naar aanleiding wan het ontbreken van de ,,sociale ind.icatie" in ,het ontwerp, waarbij werd verwezen, naar beschouwingen mijnerzijds in Medisch Contact nr. 2/1971 (15 jan,uari 1971) en het Nederlands Jurist.enbla, d 1970-42 (5 decem,ber 1970). Aan het einde van dit artikel zal ik het antwoord van de minister van Justitie weerge,ven en daaro.p ingaan. Het is echter daarvoor nuttig eerst het begrip ,,sociale ind.icat,ie" nog van een kanttekening te voorzien, mede om de ,herinnering o.p te frissen.
De zogenaamde sociale indicatie Het is iedere arts zo langzamerhand wel ,bekend, dat de huidige feitelijke nietstrafbaarhei,d van de arts die de abo.rtus pro,vocatus u'itvoert, ,berust op het feit dat de rec,hter naar een algemeen ongeschreven rechtsbeg.insel een in de wet omschreven strafbaar feit onder bepaa, lde omstandigheden als niet-wederrec.htelijk kan ;bestem'pelen. Reeds bij totstan,dkoming ,van ons we~boek werd aangegm/en dat e.en zodani.ge rechtvaardigingsgron~d aanwezig was, wanneer op somatisohe gronden gevaar voor leven (en eventuele ge,zondheid) van de vrou,,v bestond. Deze j,uridische kwalificatie heette al spoedig ,,medische 'indicat.ie". Omdat de juridische werkzaam,heid veelal deductief vanuit gron,dregels en prece,denten (gepubliceerde toepassingen van die regels in de jurisprudentie) pleegt te geschieden, werd allengs op deze voet de rechtvaardigingsgrond voor abort,us provocatus onder de noemer ,,medisohe indicatie" verruimd tot psyc'hische indicaries. Bij deze verruim,ing stond ook eerst weer het levensgevaar (dreigende suici.de) voorop, maar al spoedig won ook hier het in zioht reid dat ernstige .psyohische ,,schade" mede in de ,,medische indicatie" (ook de psychiater is immers medicus) kon worden betrokken. Vanuit d,it laatste aspect nu k o n - nog steeds op ded,uctieve grondslag - - de ver,der verrutmende vraag opkomen, of niet ook een min of meer catastrofale breuk in het sociale leven van de betrokkene met een dergelijke psychiatrisch-medische indicatie ,kon worden ,gelijk gesteld. Omdat ,hierbij dan niet van ,,psychische schade" in engere zin kon worden gesproken, doem,de ,hierbij de term ,,soc'iale ind,icatie" op, waarbij door de rechtsgeleerde (en op de jurisprudentie ,deductief voortbou-
wende) raadslieden van de betrokken ver~olgde artsen werd gepoogd deze sociale indicatie met een medisohe indicatie te vereenzelvigen. U,it het oog verloren werd hierbij dat aan de term ,,medisohe indicatie" op zich zeif geen enkel gewicht toekwam, om,dat immers uitsluitend de vraag moest worden beantwoord of in de gegeven omstandigheden een rech~vaardigingsgrond, van welke aard dan ook, aantwe,zi~g was. Door deze op jurisp,rudentie verrichte geijkte deductieve methode ging het zicht op de pro,blematiek ,verloren. In de oorspronkelijke stelling van op somatisc,he basis bestaand levensge~/aar voo.r de vrouw was er immers inderdaad sprake van tegengestelde ,,belangen" van moeder en vruc'ht, kon men her althans zo zien wanneer ook de aanstaande moeder on,der die omstandig,heden met grote tegenzin zelf er toe moest ,besluiten van. een uitdragen van de zwangerschap af te zien en het .kind te offeren. Wanneer men van dit u,itgangspunt ,uit - - en door ,de deductie met in feite steeds dezelfde refertepunten - - tens,lo.tte bij de ,,sociale indicatie" belandt, dringt zicbh dan bijge.volg he~ beeld op van de q.q. min of meer egoi'stische vrouw, die .haar carri~re of pleziertjes ernstiger neemt dan de zorgvuldigheid waarmee men menselij~k leven zou moeten bejegenen. I,k contrasteer dit beeld n,u met een geval waarbij ik onlangs in een procedure over u,itkering ingevolge de Bijstandswet als deskund.ige werd tgehoord. Het b e t r o f - ongeveer in mijn herinnering - - een ruim dertigjarige gehuwde vrouw, reeds eerder onder p'sychiatrische 'behandeling, met ,drie kinderen, van wie er reeds een door de kinderrechter uit h,u~is was geplaatst en een an,der onder toezioht gesteld. De (werkloze) echtgenoot had het gezin in de steek gelaten toen ,het ongewenste vierde kind twee maanden ,,onderweg" was. Behalve dat hierbij natuurlijk geen sprak is van enige ,,egoi'stisc'he" carri~re of plezierzuch,t van de vrouw, zou het evenzeer een 'vo,lstrekte vervalsin,g van de werkelijkheid opleveren als men de besl.is,sing vo,or her uitvoeren van abortus provocat.us zou wi.llen onderbrengen, onder de noemer ,,~bedreigin~g voor het lichamelijk of geestelijk welzijn van de vrouw". Het huidige wetsontwerp - - doorgaand op de onzalige en bovendien nog verkeerd ~begrepen jurisprudentielijn - vergt dat ec~hter wel, en indien de betrokken ministers in interviews verzekeren dat he't voorzien in ge.vallen als zojust genoemd desniettemin .in overeenstemming is met het wetsontwerp, dan doet dat denken aan een wetgeving die eohtscheiding op 751
overeenstemming categorisch verbiedt maar waarbij tegelijkertijd wordt verwezen naar de procesrechtelijk mogelijke ,,grote leugen" - dat men, .zoals tot ,voor de nieu,we ,wet gebruikelijk, dan toch overspel kon stellen omdat daarvoor geen n&der bewijs zou worden gevraagd indien de andere partij eenvoudig verstek liet gaan. ,,Levensvragen" De vragen omtrent bevoegd ingrij,pen in indiv.idueel menselijk leven of geindi,vidualiseerde menselijke levensprocessen zijn ,door toegenomen kennis, kunde (vaardigheden), materiele en technische ontwikkeling zeer 'talrij,k en complex geworden. De buitenlichamelijke bevruchting en ,,cellen,kweek", kunstmatige inseminatie, prenatale be'~'nvloe,din,gsmogelijkheden, abort'us, reanimatie, euthanasie, bevolkingsregulering, maar ook ,,persoonsveranderende" c'h'irurgisChe en. farmaceutische medicatie en al de~gelijke zaken meer, stellen dusdanig d,iverse pr(~blemen dat het niet .waarsc~hijn.lijk lijkt dat men deze kan beantwoorden aan de ,han,d van een of enkele 'voor al deze prob.leemvelden geldende en toepasselij.ke concrete regels omtren,t in acht te nemen ,,grenzen van het leven". Het ligt veeleer voor .de ,hand om bij dergelij,ke ,,levensvragen" criteria te zoeken die voor het p robleem zelf direct aan'verwante materie beheersen. Voor de ook onderling verwante probleemvelden, van kunstmaflge iseminatie en abortus provocatus sluit men dan nauw aan bij de ,kinderbeschermin,g. Het is in het hierboven geciteerde geval boven~d,ien duidelijk dat daarbij niet alleen het .belang van de ongewenste onge'borene zelf maar ook dat van de reeds aanwezige kinderen meespeelt, uiteraard met de restrictie dat dit nimmer zover zou kunnen gaan dat abortus provocatus zelfs tegen de wens van. de aanstaande moeder zo,u kunnen worden, ondernomen. Terzijde moge worden opgemerkt ,dat het mijns inziens wat misleidend is om (~ver ~bortus pro,vocatus als een ,,gewone medi.sche ingreep" te spreken. Dat is zij duidelijk niet, maar het is even duidelijk dat alle bovengenoemde andere, evenmin ,,gewone" medische ingrepen desniettemin niet met .he.le series bij de wet bepaalde vereisten van overwegingen, registratieplic'h'ten en straf~baarstellingen zijn geregeld. Erkenning van de sociale indicatie in de rechtspraak Het moge intu'ssen aan de hand van het gegeven voorbeeld duidelijk zijn dat mee,stentijds de ,,sociale indicatie" een geheel andere lading heeft en et,h.isch ook .heel wat sterker staa~ dan in de vorm waarin deze nu eenmaal aansluitend aan de gangbare juridisc,he methodiek in 1949 en 1953 aan de rechter werd voorgelegd. Ik herinner ,kort aan wat toen gebeurde: in 1949 werd het verweer categorisch verworpen, maar vier jaren later liet de rechtbank de socia,le indicatie als rechtvaardigingsgrond duidelijk open en beperkte zich ertoe te stellen dat een arts niet zonder meer 752
of op grond van zijn opleiding al166n tot het ,,stellen" van deze ,,indicatie" be'voegd was. De rec,htbank zei echter niet, dat een arts (bij,voorbeeld 'de huisarts die de patiente goed kende) daar nooit toe. bevoegd zou zijn of minstens een heel team zou moeten raadplegen. Toen de minister van Ju,stitie op de persconferentie op laatgenoemd vonnis werd gewezen, omdat d,it op beide bovengenoemde p,unten ruimer was .dan het ingediende reger.ingsontwerp, gaf hij een antwoord waarvoor mij geen betere kenschetsing dan het Engelse ,,flippant" te binnen wil schieten. Het vonnis en mijn artikelen hierover waren hem bekend, maar he't betrof ,,slechts" een •onnis van een rechtbank en niet een uitspraak ,van de Ho.ge Raad. Uiteraard weet de minister zeer wel dat de ,,status" van een rechterlijke u,itspraa'k nu juist wordt ontleend aan .het feit dat het principieel genoeg wordt geacht om in de jurisprudentie te worden gepubliceerd, en dat zulk's te meer geldt voor een uitspraak die 'vervolgens twintig jaar ongecorrigeerd als laatste beslissing ,blijft staan, terwijl de erop gebaseerde pra.ktijk zelfs nog ruimer is gaan uitvallen. Nog daargelaten dat in geval ,van ernstige ,kritiek er bijzonder gemakkelijk op zijn minst cassatie in he't belang der wet zou kunnen zijn aan,getekend, zoals no,g zeer onlangs door de Procureur-Genera~l 'bij de Hoge Raad geschiedde, toen de Rotterdamse rec,htbank de redactie van de Opiumwet dusdanig onvoldoende achtte dat op 'basis daarvan vrijspraak van bezit van en handel in ,hasjisj plaatsvond. De verhouding wetgever - rechter Er is echter een zeer goede reden te bedenken waarom de minister er zich zo van afmaakte. Het zal hem vermoedelijk evenmin onbekend zijn geweest dat ik :in het Algemeen Handel,blad-NRC van 23 oktober 1971 op basis van datzelfde vonnis een duidelijke jurisdische grens trok voor de ,uitvoerin,g van het zogenoemde regeerakkoord. Het is inderdaad in ons staatsbestel zo, dat ,,de wetgever" aan de reChter ,,de wet voorschrijft" - dat wil zeggen .dat de rechter niet str~baar kan verklaren wat niet uitdrukkelijk door of bij wet als zodan,i.g 'is woorzien. De rec,hter kan daarentegen w61, zoals wij onder meer bij de abortus provocatus zagen, in concrete geva.lien ondanks zo'n wettelijke voorziening op basis van niet-wederreohtelij~heid de wet buiten toepassing laten. Van deze ,vrijheid maakt de recJhter echter een uiterst spaarzaam gebruik. Nu is denk'baar da't ingeval .de rechter bij zijn interpretatievrijheid de werking van een wet zo,u beperken, de wetgever door redactiewijziging van de wet een dergelijke interpretatie alsnog onmogelijk zou maken door nader en meer exclusief in de betrokken materie te voorzien. Voor een dergelijke ingreep zouden uiteraard .goede gronden aanwezig moeten zijn, bijvoorbeeld of met name dat het bewu,ste rechterlijk oordeel onvoldoende representatief zou zijn. De rechter is immers niet aan enigerlei directe controle van regering of parlement onder-
worpen - de dusgenoemde rechterlijke onafhankelijkheid. Bij het regeringsontwerp wordt nu een dergelijke beperkende in greep verric~ht op wat de rechter ,,rechtens" .heeft verklaard. Zelfs reeds bij het regeerakkoord was 'van een dergelijke grond echter geen sprake. Het is immers ,,per defini:tie" zo, dat het regeeral~koord inhoudt dat zelfs 'bij de betrekkelijk kleine regerende meerderheid over deze materie in wezen g66n overeenstemming bestaat. Bij
het toch al gebre,kkige inzicht - - ook op zuiver strafrechtelijk terrein - - dat zelfs bij vele juristen in deze materie bestond, kan men ge~oe:gelijk aannemen dat deze juridische complicatie over het hoofd is gezien bij het tamelijk haastig en immers slechts in brede trekken bespreken van het regeerakkoord. Dat neemt niet weg dat de minister van Justitie thans wel degelijk de vraag zal dienen te beantwoorden op wel,ke grond hij onder deze omstandigheden een wet meen,t 'te mogen be vorderen die ,het rechterlijk oordeel doorkruist.
College voor ziekenhuisvoorzieningen gei'nstalleerd Woensdag 28 juni j.l. vond de insta,llatie plaats van het College voor ziekenhuisvoorzieningen. De installatie werd te Utrecht verricht door Dr. L. B. J. Stuyt, minister van Volksgezondheid en Milieuhygi6ne. Ter inleiding hie,ld de bewindsman een rede, waarin hij o.nder meer het navolgende stelde. ,,Ofschoon de o~verheid uiteindelijk verantwoordelijk is voor het gevoerde beleid, kan dit be,leid, slechts zinvot ,worden gevoerd in samen,werkin,g met de medewerkers die direct bij de gezondheidszorg zijn betrok, ken en die zich onafhankelij~k kunnen opstellen. De Wet zieken~huisvoorzieningen nu, biedt ruimschoots de gelegenheid de betrokkenen bij de uitvoering van de wet in te schakelen. ,,In dit op,zicht kan van een verheugende verandering worden gesproken: toen de Ziekenhuiscommfissie 25 jaar geleden werd ingesteld, droeg deze commissie niet het karakter van een onafhankelij,k adviescollege, doch veeleer van een semi-ambtelij,ke adviescommissie; de Directeur-Generaal van de Volksgezondheid was voorzitter, t erwijl 4 van de 13 leden am btenaren waren. Een belangrijk moment in de evolutie van de Ziekenhuiscommissie was de wijziging ,van de samenstet,ling op grond ,van de Beschik, king zieken,huiscommiss, ie in 1965. AIle leden werden sindsdien op voordracht van de betrokken organisaties benoemd, terwijl de commissie een n,iet-ambtelijke voorzitter kreeg. Het College voor ziekenhuisvoorzieningen bestaat uit personen uit de kring van een groot aantal inste,ll.ingen, die belang heb,ben bij doe lmatige ziekenhuisvoorzieningen, alsmede uit ona~han,kelijke des kundigen. De instelling van een co,liege met een dergelijke rijk geschakeerde samenstelling ,kan als 'voorlopig eindpunt van de zo~ven geschetste evolutie worden beschouwd." ,,Volgens de Wet zie,ken,huis~voorzieningen valt de taak van het college uiteen in een aantal onderdelen. Een belangrij,k onderdeel .is het adviseren ten aanzien van intramura'le,voorzieningen in het algemeen en de uitvoering van de Wet ziekenhu.isvoorzien,ingen in het bijzonder. Bij het vervullen van deze adviserende taak zu,lt u niet met de intramurale
zorg all6~n worden geconfronteerd. Het ,is immers wel duidelijk ge,worden, dat di,verse takken van de gezondheidszorg te zeer met elkaar verweven zijn dan dat men ze a ls geheel afzonderlijk functionerende eenheden kan beschouwen. Daarnaast bestaat een groot aantal raakvlal~ken tussen gezondhe idszorg en maatschappelijke dienstverlening. ,Samenwerking tussen a,lle betrokken in stanties is bittere noodzaa,k, want slechts g ezamenlijke 'inspanning zal een optimaal resu,ltaat opleveren. Bovend,ien dwingt de sohaarste aan man,krac.ht en financi61e midde,len ons eenvoudig tot een zo doelmatig mogelijke aanwending ervan. Het opbouwen ,van een goed functionerend samenwerkingspatroon tussen verschillende branches in de gezond,heidszorg enerzijds en tussen de maatschappelijke dienstverlening en de gezondheidszorg anderzijds is daarom een belangrijk doel waaraan all e 'betrokken instanties hun steentje kunnen ,bijdragen." Na vervo,lgens enkele andere brandpunten waarmee het college bij .het geven van adviezen zal worden geconfronteerd te hebben aangest~ipt, zoals daar zijn het ,kosten.vraagstuk en ,het zich voortdurend wijzigende morbiditeitspatroon, noemde Dr. Stuyt als tweede belangrijke taak van het co,liege ,,het opstellen 'van een ontwerp van het landelijk ziekenhuisplan en het ad,viseren ten aanzien van de bou,wvergunningen die op grond ,van dat plan zullen worden verleend. De Wet ziekenhuisvoorzieningen geeft door middel van ,het lande,lijk plan de mogelij,kheid tot herstructurering van de intramurale zorg op lange termijn. Een dergelijk plan, waarin inrichtingen voor gezondheidszorg van velerlei aard worden opgenomen, biedt een unieke kans om intramurale voorzieningen op elkaar af te stemmen. Een belangrijk facet is voorts, dat ook academische en militaire z iekenhuizen volledig in de planning worden o pgenomen, zodat het landelijk plan ,het gehe,le zieken~hu~iswezen zal om.vatten. ,,Het diremma bij het cre~ren van een dergelijke ziekenh.uisplanning is echter, dat een p,lan weliswaar voldoende ruimte zal moeten laten voor expe753
rimenten en n.ieuwe ontwikkelingen, dooh dat er n~ normen en regels moeten worden opgesteld, wil er ducidelij,kheid bestaan over wat w e l e n wat niet kan worden gerealiseerd en op ,wel,ke wijze dit zal moeten gesohieden. Bo,vendien is p,lanning (~p lange termijn een rnoeizaam werk, waarvan de resultaten voor de buitenwaoht pasna jaren zichtbaar worden, terwijl zij dan ook nog weinig s pectacu'lair zullen lijken. Dit mag ons er .echter niet van weerhouden al,!e krachten te bundelen om met inzet van alonze energie aan d.it werk te beginnen, opdat de Wet zieken huisvoorzieningen niet slechts een papieren tijger zal blij~en. ,,Bij het opstellen ,van een concept landelijk ,plan behoort ook het van ad~ies dienen over de richtlijnen die aan de provinciale besturen gegeven worden ten behoeve ,van de previn,ciale ziekenhuisplannen. De provinciale besturen zullen een belangrijke bijdrage leveren aan de p,lanning, omdat het de provincia.le ziekenhuisplannen zijn, die in .het landelij,k plan worden aaneengesmeed. Om het samensmelten van pro~inciale plannen zo soepel mogelijk te laten verlopen, is het van groot belang dat het college en de provincia, le besturen dezelfde uitgangspunten hanteren. Het departement zal dan ook in overleg met het college richtlijnen opste,l'len ten behoeve van de provinciale plannen. ,,Wegens het felt, dat op dit ogenblik voldoende objectieve criteria ontbreken, zal het eerste landelijk plan nog het kara,kter van een proefplan dragen. Dit proefplan za,I gelegen,heid geven ervaring op te doen met de planningstechniek, terwijl intussen meer'in~icht verworven kan worden in de achtergronden en factoren die ,bij de planning in aanmerking moeten worden genomen. ,,Bezien de nauwe samen,hang tussen vraagstukken van al,gemene aard en de problemen die zich kunnen voordoen bij de bouw van afzonderlijke inrichtingen .is het wenselijk, dat het col,lege zich nu reeds, nog voord'at ~het eerste plan gereed is, met de beoordeling van individuele bouwprojecten occupeert. De led en van het college zullen derhalve ook dee,I uitma,ken van de Ziekenhuiscommissie en in die hoedanigheid adviseren over de uitvoering ,van de Besohikking ziekenhuqiscommiss.ie, die immers van ,kracht zal blijven totdat ,hot eerste Iandelijk plan gereed, is. Ik meen, dat deze vorm van proefdraaien een goede voorbereiding kan zijn op de periode waarin vergunningen op grond van het landelijk plan moeten worden beoordeeld."
McKinsey Waar de eerste werkzaamheden van het college niet de ordening van het .inrich~ingswezen maar de eigen interne organisatie betreffen, releveerde de minister dat het bureau McKinsey daarover op zijn verzoek een rapport ,heeft uitgebraoht. Voorafgaand aan de installatie verrichtte bet rbureau een analyse van de taken en de positie van ,het nieuwe college en hoorde het hieromtrent de mening van de .verschil.lende Finstanties die direct of indirect bij de 754
werkzaam~heden van ,het college worden ,betrokken. Over de ,bevindingen die d,aarbij waren opgedaan berichtte de voorzitter van het pas gei'nstalleerde college, Dr. Ir. J. H. E. Hessels, het een en ander in zijn antwoord op de rede van d,e minister. Her rapport van het bureau M cKinsey, bedoeld als voorbereiding op de discussies binnen her college over de eigen taken en de mogelijke wijze van taa,kvervulling en werdel.ing, geeft een analyse ten aanzien van vragen als: Welke zijn precies de taker van het nieuwe college en op welke wijze kan het deze vervullen? Hoe verhouden deze taken zic~ tot die van andere instanties, met name bijvoorbeeld de werkverhoudingen tussen departement en provincies? Hoe moeten het college en het secretariaat gaan werken, welke procedure en taakverdelingen hierbinnen kunnen het beste worden toegepast? Hoe dient de overgang van Zieken'huiscommissie naar College voor ziekenhu,isvoorzien~ingen te verlopen, en wel zodanig dat de ta,ken thans verricht door de Ziekenhuiscommissie zond,er vertraging tengevolge van de nieu,we situat.ie moeten worden overgenomen? AIs algemene taakopdracht van het college wordt omschreven: het uit~brengen ,van op doelmatige ontwikkeling van intramurale gezondheidszorg geriohte adviezen, waarbij het college niet meer een afwachtend en passief ~beleid zal voeren doch dient op te treden als ,,motor" in de ontwi~kkeling op dit gebled. Her college zal zijn adviserende taak vervullen niet op basis van eigen onderzoekingen, maar door het 'beoordelen van besohil{bare informatie en ]inzichten die u,it het werk dat door andere instanties wordt verricht voort,vloeien en deze werkzaamheden zonodig co6rdineren en eventueel initi@ren. Het proefplan, a ldus de collegevoorzitter, is nog s,lechts als een inventarisatie en nuttige exeroitie in de planningstechniek te beschouwen. Verwacht moet worden, dat het eerste g~lobale plan niet gereed zal zijn voor circa 1974 en dat dit derhal.ve als basis zal dienen voor 'het verg,unningenfbeleid voor de daarop volgende vijf jaren. Het zal een belangrijke opgave zijn voor het college om ten behoeve van het eerste globale plan reeds te kunnen adviseren inzake verbeterde en uniforme criteria en normen die een belangrijke correctie kunnen geven op de thans gehanteerde vuistregets. In de d,iscussienota-McKinsey worden, nadat de diverse taken van het college de revue zijn gepasseerd, enige voorstellen voor wat betreft de structurering gedaan. De beschikbaarheid der leden van maximaal @@n dag per twee we,ken dient bij een voorgeste, lde structurele opzet als uitgangspunt, waarbij @@n maal per maand p'lenaire zittingen worden gehouden. In deze plenaire vergaderingen vindt dan de bespre,king en bekrachtiging plaats van in verschillende commissies voorbereide en genomen besluiten. In het rapport-McKinsey wordt voorgesteld, de twee hoofdgroepen van werkzaam,heden, samen~hangend met het ontwikkelen van het landelijk .plan enerzijds en het vergunningen,beleid anderzijds, aan twee commissies te delegeren. Daarnaast
wordt de o.priohting van een commissie Voorbereiding en Interne Zaken in overweging gegeven.
Utrecht / Mr. L. Andriessen, Utrec~ht; M. Groen, Den Haag / Mr. J. J. Reyerkerk, Amsterdam; Mr. M. Swenker, Nijmegen / Drs. P. M. A. W. Melsen, Nijmegen;
Als leden/plaatsvervangend leden van het College voor ziekenhuisvoorzieningen zijn benoemd:
uit de kring van de ziektekostenverzekeraars: P. A. Zeven Sr., Bloemendaal / Mr. H. J. Nijland, Utrecht;
Dr. Ir. J. H. E. Hessels, Arnhem, voorzitter; Prof. C. A. van den Beld, Den Haag, onaf.hanke,lij.k deskundige;
uit de kring van organen die een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren uitvoeren: Mr. L. Tromp, Utrecht / W. Wieringa, Den Haag;
uit de kring van ziekenhuizen en medewerkers in ziekenhuizen: Mej. A. A. Brij, Rotterdam / Zr. W. Deurman, Breda; J. H. Weggelaar, arts, Gouda /Dr. J. P. Boorsma, arts, Hoogeveen; ,Mr. L. C. Wesseldijk, Utrecht / Drs. J. Lupgens, B ilthoven; Prof. Dr. H. O. G(~ldschmidt, Eindhoven / Drs. J. R. M. van Ratingen, Nijmegen; D. Essink, Bennekom / J. A. Kor~enhorst, Rosmalen; M. L. Almekinders, Middelburg / Drs. J. A. M. Nel.issen, Sli~k.kerveer; F. M. Helmet, arts, Doetinohem / K. Kok, arts, Aerdenhout; Dr. C. M. E. van Schelven, Den Haag / Dr. Z. Nauta, Drachten; Drs. J. J. M. de Leeuw, Nijmegen / G. F. Disse, Sneek;
van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst: Dr. R. M. Versteegh, Utrecht / Dr. J. L. A. Boelen, Gouda; H. Voorzanger, arts, Ouderkerk a/d Amstel / F. N. M. Bierens, arts, Wehl (GId.);
uit de kring van de gemeenten: J. de Bruin, wethouder, Dordrecht / P. A. Buijs, wethouder, Zaandam;
uit de kring van de ziekenfondsen: G. L. Houg66, De Bilt / Drs. F. H. Werkman, De Bilt; J. Hend.riks, Tilburg ! H. J. An bee,k, Utreoht; J. de Vries,
van de Stichting van de Arbeid: Dr. R. A. JeIlema, Delft / M r . H. van Brussel, Den Haag; A. P. A. R.iemen, Utrecht / Drs. J. Na,bbe, Utreoht.
uit de kring van de provinci#n: Dr. R. Eijsink, Den Haag / P. H. Co ppes, Den Bosoh; J. Spiekhout, Leeuwarden / J. v. d. Bos. Middelburg;
In memoriam H.J. Dijkhuis Overleden is de oud-ondervoorzitter van de Konin,klijke Nederlandsohe Maatsohappij tot bevordering der Geneeskunst H. J. Dijkhu,is, presid'entcurator van de Rijksuniversiteit Groningen. De heer Dij,khuis, in 1909 te Buitenpost geboren, zoon van een arts, studeerde geneeskunde te Groningen en werd .in 1936 tot arts bevorderd. Gedurende zijn vestiging van 1938 tot 1950 als huisarts te Nieu~buinen ,heeft hij na de bezetting van Nederland actief deelgenomen aan de wederop,bou,w van de Maatschappij Geneeskunst, zich daarbij vooral groot voorstander tonend van het behoud van eenheid in de artsenorganisatie. Hij werd lid van het hoofdbestuur der Maatsch~ppij, kreeg zitting in het dagelij,ks bestuur en zijn benoeming tot ondervoorzitter zou zeker zijn gevolgd door die tot voorzitter, ind~ien zijn aanvaarding van de functie van geneeskundig ,inspecteur voor de volksgezond,heid in de provincies Groningen en Drenthe niet een wending had gege,ven aan zijn carri6re. In 1955 velgde zijn benoeming tot directeur en kort daarna tot directeur-generaal ,bij het departement van Sociale Zaken en Volksgezondheid. In die functie was hij onder meer ~in sterke mate 'betrokken
bij de organisatie van de gezondheidszorg in Oostelijk Flevoland, welke onder zijn leiding tot stand ge'komen organisatie ook voor ~het buitenland model heeft gestaan. In 1959 volgde hij Dr. Banning o p a l s geneeskundig hoofdinspecteur ,van de vo,lksgezondrheid, werd in 1960 benoemd tot lid van het College van Curatoren van de Rij,ksuniversite~it te Groningen, waarna hij in 1966 de f.un.ctie aanvaardde van gedelegeerd curator, hetgeen zijn aftreden als hoofdinspecteur volksgezondheid met zioh ,bracht. In deze functie in vo,lle dagtaak en als president-curator heeft de heer Dijkhuis zijn grote capaciteiten ten voile ontplooid. Zo was hij onder meer voorzitter van ondersc, heidene universitaire en interuniversitaire com missies, onder meer .van het in 1966 ingeste, ld Informeel Overleg over affiliatie van niet-academische ziekenhuizen, dat in 1968 het affiliatie-rapport u.i~braaht. De Maatschappij Genee~kunst heeft destijds van haar erkentelijk,heid voor de vele verdiensten, welke hij voor de artsenorganisatie o,p zijn naam heeft gebracht, blij,k gegeven door toekenning aan de heer Dijk,huis van de gouden legpenning d er Maatsohappij.
755
A m e r i c a n Medical Association minder hard over soft drugs
Motie Tweede K a m e r inzake kostenontwikkeling
De a.lgemene vergadering van de American Medical Association heeft de aanbeveling gedaan de strenge strafmaat Lvoor het privege,brui,k van marihuana af te schaffen. De aanbeveling ~houdt in, dat het persoonlij,k ,bezit van een gerin,ge dosis marihuana in plaats ,van als een misdrij,f als een overtreding wordt beschouwd. De A.M.A. komt hiermee terug op het standpunt dat zij in 1969 pu,bliek maa,kte. ,Marihuana ~verd 'toen een gevaarlijk middel genoemd en de verwachting werd uitgesproken dat legalisering een enorm misbruik in de hand zou ~verken. Het bestuursvoorstel dat tijdens de jaarvergadering van de A.M.A., 18-22 juni te San Francisco, aan de afgevaardigen was ,voorgelegd ging naar verluidt verder dan de aanbeveling die uiteindelij~k uit de bus kwam. Volgens de New Yor.k Times had het bestuur voorgesteld het bezit van ,kleine doses helemaa, I vrij te laten. Een amendement voegde daaraan toe: ,,De algemene vergadering van de American Medical Assooiation ,vergoelijkt de produktie, de verkoop of het gebruik van marihuana niet." De vergadering sprak zich uit tegen mariLhuanagebruik in chet open:baar. Verder werd be.klemtoond, dat het feit dat iemand tijdens ,het plegen van een misdrijf ,,high" was niet als een verzachtende omstandigheid mag worden aangemerkt. Voorts werd er voor gewaarschu,wd, dat het gebrL~ik van marihuana in bepaalde gevallen ,psyohische storingen kan veroorzaken of verergeren. De afgevaardigden onderschreven de stelling dat marihuana niet verslavend werkt en dat het gebruik ervan niet leidt tot geweld.pleging, agressie of misdaad.
De letterlijke tekst van de op 21 juni door de vaste Commlissie voor de Vo'lksgezond,heid ingediende motie inzake kostenontw.i,kkeling van de gezondheidszorg luidt:
In een speciaal daartoe belegde vergadering heeft de faculteitsraad van de medische faculteit te Leiden zijn afkeuring u itgesproken over de wijze waarop de universiteitsraad heeft besloten tot ontbinding van het contract tussen de Leidse universiteit en het Amerikaanse leger met betrekking tot het verlenen van subsidies aan Prof. Dr. J. J. van Rood voor diens onderzoek op het gebied van de transplantatiebiologie (zie M.C. nr. 25/1972, blz. 699). Aangezien het quorum niet aanwezig was, werd onder de 81 leden die de presentielijst tekenden een opiniepeiling gehouden. De vergadering ging in grote meerderheid akkoord met de inhoud van een motie waarin was vastgelegd, dat de faculteit het College van Bestuur zou verzoeken de voorgenomen annulering 756
De Kamer, gelet op de kostenontwil~keling op het gebied ,van de gezondheidszorg; gezien de noodzaak om deze kostenon~wikkeling binnen de ziekenhuizen niet alleen bij de bouw maar ook ,bij het beheer te beperken door onder meet: a. ,verkorting ,van de opnameduur; b. verschuivin,g van klin,isohe naar pol'ikl,inische behandeling; c. herbezinning omtrent de door het C.O.Z. ge6iste ~bezettingsgraad; d. invoering 'van functionele begrotingen, een doorzichtiger tariefopbou,w en een doelmatiger honoreringssysteem der medewerkers, waarbij zij de inzet van alle medewerkers onontbeerlij,k acht; verzoekt de regering de onderzoekingen, die op d,it gebied gaande zijn, zoveel mogelij,k te versnellen, daartoe de nodige initiatieven te nemen en daarbij zonodig een speciale braintrust in te soha'kelen; van oordeel, dat eveneens een onderzoek naar structuur, .hoogte en ontwikkeling van de arbeidsinkomens van medische specialisten gewenst is; nodigt de regering uit een zodanig onderzoek op korte termijn te doen ui~voeren en daartoe het overleg met de medische specialisten te openen en de uitkomsten van dit onderzoek aan de Kamer over te leggen.
Medische Faculteitsraad Leiden keurt afwijzing V.S.-legersubsidie af uit te stellen tot een nadere beslissing van de universiteitsraad, - - dat zij verder de universiteitsraad zou vragen op korte termijn zijn besiissing ten aanzien van de betreffende subsidie te herroepen en in ieder geval op te schorten totdat de (sub)faculteiten zouden zijn gehoord over her aanvaarden van subsidies van derden en de universiteitsraad met betrekking hiertoe richtlijnen zou hebben opgesteld, ofindien de universiteitsraad daartoe niet bereid zou blijken - - dat zij het College van Bestuur zou voorstellen aan het verzoek van de universiteitsraad het reeds aangegane contract te annuleren voorshands geen gevolg te geven, en - - indien ook dit voorstel niet zou worden ingewilligd
- - dat zij zou overwegen zich tot de
Kroon te wenden met her verzoek bet besluit van het College van Bestuur met betrekking tot het contract te vernietigen. Volgens de meerderheid der vergadering had de universiteitsraad in deze belangrijke zaak geen beslissing behoren te nemen voordat de mening van de medische faculteitsraad was gevraagd. Tenslotte was men van mening, dat bij de toezegging het Iopende onderzoek uit de voor onvoorzien onderzoek gereserveerde gelden te bekostigen rekening had moeten worden gehouden met de prioriteit ten aanzien van andere aanvragen. Over de inhoudelijke kant van de z a a k de wenselijkheid van het al dan niet aanvaarden van subsidies van derden - - zal de raad zich in september beraden.
Jaarverslag gezondheidsorganisatie TNO 1971 ,,Binnen de haar gegeven ,beperkte mogelijk'heden heeft de Gezondheidsorganisatie TNO zich in 1971 verder ontplooid". Op deze Jbondige wijze begint ,het jaarverslag van de organisatie betreffende haar activiteiten in het vorige jaar. Hoe beperkt de mogelijkheden waren blijkt uit de vermelding, dat in de ,loop van 1971 duidelijk werd dat het veer 1972 benodigde subsidie-accres van 25,9% niet ken worden verkregen. Besloten werd daarom, de groei af te remmen door het invoeren van een personeelsstop veer die werkgebieden waarvoor geen opdrachten voorhanden waren en waarvoor geen bijdragen werden verworven. Het za,I zeker tot 1973-1974 duren, voordat het totale researchpoten.tieel ,kwantitatief kan worden uitge,breid. M66r opdrachten boe,kten onder meer her Instituut ,veer Gezond~heidstechniek, het Medisch-Fysisch Instituut, ,het Centraal Proefdieren'bedrijf en de Radio,logische Dienst. Een verhoging van de bijdrage in het eigen onderzoekprogramma werd onder meet ontvangen van het Praeventiefonds als ondersteuning van het werk met ,betrek,k ing tot de experimentele gerontologie, speciaal veer de uitbreiding van het immunologisch onderzoek, en van het ministerie van Volksgezondheid ten bate van onderzoekingen met betrekking tot de verwerking van electrocardiogrammen van ischaemische hartpati~nten tijdens inspanning en inzake de trenddetectie in de toestand van het ongeboren ~ind. Dat de Gezondheidsorganisatie TNO zich stilaan ontplooit mag b lijken uit de in het jaarverslag 1971 vermelde omzetting ,van de Werkgroep Experimentele Gerontologie in een instituut. Voorbereidingen om de werkzaam~heden van de AtheroscleroseWerkgroep en die in het Gaudius-lnsttituut van de Leidse universiteit samen te brengen in een onder de (3ezondheidsorganisatie ressorterende eenheid veer atherosolerose- en trombose-onderzoek werden in de loop van het jaar nagenoeg afgerond. In samenwerking met de Nederlandse Federatie veer Epilepsiebestrijding werd een Commissie Landelij,k Epilepsie-onderzoek TNO (C.L.E.O.) ingesteld. Contacten tussen medici en ingenieurs die op het terrein van de kunstn.ier werkzaam zijn werden ,bevorderd; ter bepaling van prioriteiten veer onderzoek werd besloten tot de instelling van een Studiecommissie Nierdialyse Nederland. De onderlinge samenwerking van de verschillende ;instituten binnen de organisatie werd in 1971 verder uitgebreid. Samen,werking tussen het Radiobiologisch Instituut en het Instituut veer Gezondheidstechniek in de Werkgroep Isolatie Pati~nten leidde tot de ontwikkeling ,van een isolatiesysteem veer de behandeling ,van pati~nten met een verhoogd infect, ierisico en het on~werpen van een operatietafel veer deze categorie van pati~nten. Ook met instellingen buiten de Organisatie TNO werden contacten onderhouden. De apparatuur van het Radiobiologisc~h Instituut werd gereedgemaakt
veer bestral.ing wan pati~nten. In 1971 konden de eerste klinische bestralingen worden uitgevoerd in samenwerking met het hoofdstedelijke Wilhelmina Gasthuis; veer verdere toepassingen is er overleg met het Nederlands Kankerinstituut te Amsterdam en het Rotterdamsch Radio-Therapeutisc,h Instituut. In samenwerking met het voormalige ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid werden voorbereiclingen getroffen om het reeds in 1970 genomen besluit tot het instel,len van een Werkgroep Preventie Ischaem,ische Hartziekten TNO te realiseren. Ingesteld werd een commissie van toezioht en ad~ies, die in de eerste plaats nagaat welk onderzoek binnen de organisatie op het betreffende gebied reeds wordt verricht en in welke richting nieu,w onderzoek zou moeten worden ondernomen. De ontwikkeling van nieuwe methodieken veer her opsporen van hart- en vaatzie,kten ondervindt daarbij buitengemene aandacht. Waar mogelijk wordt getraoht met de Nederlandse industrie tot samen~ver,king te komen. Zo is door het Instituut veer Gezondheidstechniek apparatuur ontwi~keld veer het meten van bijzondere verontreinigingen in de atmosfeer, research waarvoor van industri61e zijde grote belangstelling bestaat. Ook werd de derde trap van de afvalwaterzuivering verder ontwikkeld. Door initiatieven van de overheid werden de mogelijkheden bestudeerd, ,het Medisoh-Fysisch Instituut te doen fungeren als centrale instantie veer de ontwikkeling van de geavanceerde prothesiologie, alsook d~it instituut aan te wijzen als centrale instantie veer de e,valuatie van medisch-electronische apparatuur op het terrein van de hart- en vaatziekten. Teneinde een beter inzicht te kunnen versehaffen in de maatschappelij,k relevante werkterreinen van de Gezondheidsorganisatie TNO werd in 1971 gestart met het coderen van de werkprogramma's volgens de N.A.B.S.(Nomenclature pour I'Analyse et la Comparaison des Programmes et Budgets Scientifiques)-methode. De komende jaren za,I worden getracht verdere onderverdelingen in de codes door te voeren alsmede mogelijkheden te ontwikkelen om de werkprogramma's langs meerdere ,ingangen toegankelijk te maken. Met het oog op een omschrijvin.g van het toekomstige beleid werd een ontwerp-basisfilosofie samengesteld, terwijl daarnaast het in de instituten en werkgroepen aan,wezige potentieel werd gei'nventariseerd. Het !igt in de verwaohting, dat in de ,loop van 1972 een begin kan worden gemaakt met een schets van de beleidslijnen .veer de toekomst en een p rogrammering van het beleid in de komende jaren. N.B.: Het jaarverslag is veer belangstellenden op aanvraag gratis verkrijgbaar bij het secretariaat van de Gezondheidsorganisatie TNO, Postb,us 297, 's-Gravenhage. 757
MC
I VAN DE STICHTING PENSIOENFONDS MEDISCHESPECIALISTEN
Kort verslag Kort verslag van de 37e vergadering van de Stichting Pensioenfonds Medische Specialisten dd. 20 april 1972 in het gebouw van de Maatschappij te Utrecht. Uitvoerig wordt gesproken over de behandel,ing van de beroepspensioenfondsenwet in de Tweede Kamer en over de gevolgen, die aanneming van deze wet zullen ,hebben voor de uitvoering van de defin itieve pensioenregeling. Het agendapunt ,beleggingen geeft aanleiding tot de opmerking dat de Financieel Economische Raad bewezen heeft in de korte tijd van haar bestaan van grote waarde te zijn bij het bepalen van het beleggingsbeleid. De stand ,van de afdracht der zieken~ondsen wordt voor ,kennisgeving aangenomen. Door versohillende zieken.fondsen blijken de betalingen van de pensioenreserveringen niet altijd binnen de overeengekomen termijn van twee maanden na het verstrijken van een kalenderkwartaal te worden gestort.
MC
I VAN DE STICHTING VOORLOPIG BEHEER PENSIOENGELDENVOOR HUISARTSEN
Opgave pensioengelden huisartsen 1971 Onlangs werd door de Stichting Voorlopig Beheer .van Pensioengelden ,voor 4Huisartsen aan alle in de administratie opgenomen ,huisartsen een opgave verzonden van de op ~hun naam geboekte pensioengelden over het tijdvak 1 januari 1967 tot en met 31 december 1971. Deze gelden zijn door de ziekenfondsen aan de Stichting overgemaakt en zijn door de administratie geboekt. Wij verzoeken dringend iedere huisarts, die meent dat op zijn of haar naam over dit tijd,vak pensioengelden zouden moeten zijn gereserveerd, doch die geen specificatie heeft ontvangen, uiterli}k binnen 6~n maand na deze publikatie ,hiervan schriftelijk opgave te doen aan de accountants Klynveld, Kraayenhof en Co., Maliebaan 22, Utrecht. Deze gelden, die op d;it moment niet uw eigendora zijn dienen tier.halve niet a[s ,be[astbaar in*komen te worden aangemerkt. Mochten hieromtren,t bij u of bij uw belast.ingadviseur "vragen rijzen dan kunt u contact opnemen met de d irecteur van de Stichting, telefoon 030-887021 of 030-885411. U zult dan een schriftelijke verklaring on tvangen die u aan uw belastingadviseur ter hand kunt stellen. Utrecht, juni 1972 "758
f M C , J mT DE AFDEUNaEN W~lrachll~ Op de agenda's voor de afdelingsvergaderingen werden de volgende voordraohten vermeld: Alkmaar en Omstreken: G. Brand, organisatieaclviseur en staflid van ,het Raadgevend Efficiency Bureau Bosboom en Hegener N.V. Amsterdam, onderwerp: ,,De medische professie en de doelmatigheid; her functioneren van de arts, bekeken door de bril van een organisatie-adv,iseur". Assen en Omstreken: A. J. A. Mook-,Molewi}k, revalidatiearts, onderwerp: ,,Woonvormen voor motorisch gehandicapten, o.a. ,,Het Dorp". Friesland-Oost: Mevrouw B. Spaanstra-Pola, k, onderwerp: ,,Surealisme in de kunst". Oostelijk Groningen: Mevrouw de GroothWagenaar, onder~verp: ,,Fysiot,herapeutisc~he behandeling van rug klachten". Oostelijk Groningen: J. Feitsma, Iogopaedist, onderwerp: ,,Logopaedie". Haarlem en Omstreken: Prof. Dr. P. J. Zuidema, onderwerp: ,,Im(portziekten". Heerenveen en Omstreken: Prof. Dr. H. F. R. Prechtl, onderwerp: ,,Neurologische vroegdiagnostiek". Leiden en Omstreken: Onderwerp: ,,Discussie over de structuurnota ,van de maatschappij". Utrecht: Dr. J. C. Koedam, onderwerp: ,,Reisindrukken uit de V.S., Back-East". Zaanland: J. Juta, Kapitein ter zee b.d., onderwerp: ,,Het varend zeilschip"; met films.
MC t
PERSONALIA
Overleden: Dr. J. A. van Don,g,en, Cgrn. D,opperka,de 2, A,msterdarn. B. D. Elsm.an, Meentweg 76, De Meern. A. van Hilten, Edeseweg 35, Bennekorn. J. L. M. de W,olf, ,,Ravensbosoh" B 211, Houthem-Valkenburg.
MC
I
BluEvrdq A A ~ n,= nr=DACm
Plaatsing van brieven in doze rubriek houdt niet in dot de redeotie de daarln weergegeven zten~wijze onderschrijft. De redactie behoudt zich overigens het reoht voor de te Dubficeren briaven in to korten.
VRIJE ABORTUS NU REEDS MOGELIJK?
Het stukje van .Dr. Mr. Dr. W. Schuurmans Stekhoven over ,,Hot begi,n .van bet menselij,k ,leven" (,in M.C. nr. 23/1972, blz. 654)heb ik gelezen. Ik zal er geen nota van nemen, omdat het een emotioneel, onweten,schappe}ijk, slordi~g cem,men.taar is, ,dat kant noch wal raakt. Hij heeft mij,n boekje ,,Vrije abortus nu reeds mogelijk?" kennelijk ,niet goed gelezen en .heart dat wat .hij las dan blij,kbaar .niet begrepen. Desr zal ik er op reageren, anders zouden zij die nog geen gelegen[heid hadden zi(~h in mijn zienswijze kri.tisch te verdiepen dat door Sohuu~mans Stekhovens geschrijf wellicht nalaten, en dat i.s niet mijn bedoelin,g (wel de zijrne). Voor de bepaling van ,,week X" ga ik nadru,k:ketijk niet ui~ va,n een meetbare elektrografisohe cortexactiviteit - - die zeer zwakke potentiaalverschillen niet registreert en die ,bovend.ien bij een jong foetus moeilijk of niet te maken Js ~ maar ik gebruik daarvoor de aanwezig,heid van exact bekende hersencelstructuren (sy,napsen). Door onderzoek vain reeds (~verledenen kunnen wij mijns inziens weten hoeveel woken na conceptie die aanwezig zijn. De functie van deze hersenceHen is het siuitstu,k ,van een ontwikkeli,ng die psychisoh funotio, neren m,egelij=kmaakt en d&&rom zijn die s~ructuren relevan,t. Het psychisch kLm,nen functioneren is als criteriu,m voor mens-zijn ,in de zion van ethiek en reoht relevant en a~nvaardbaar, o,mdat men zonder dot niet eens kan gewaarworden, dot men leeft. Bij afwezigheid van .die struc.turen is psychi.sch functio,neren (~n~mogelijk en daarmee vervalt dan de ratio van de strafreohtelijke bes(~hermi~ng ten bate van de nog word ende, of reeds overleden, persoonlijk,heid en zijn biologisch sL~bstraat. Al,leen bescherming van dat organisme ten bate van anderen kan dan soms nog nodig zijn. Het gedrag van een ,niet-psychisc.h organisme is niet vatbaar voor ethische of juridische beoordeling, want er is geen ,,e~gen" gedrag waarvoor dat organisme ter verantwoording kan worden geroepen. Ethiek, als wetens~hap die hot menselijk handelen beoordeel,t, ,is derhalve niet toepasbaar op een niet~psychis~h organisme,
zelfs al is ,dat van .menselijke ,herkemst. Ethiek is alleen toepasbaar op de relatie van anderen met zulk een organisme, bijvoorbeeld van de zwan.gere vrouw met een prehumaan embryo, van .de nabestaanden ,met ,h~t lij,k. Ik beschouw moraa,ltheologische en levensbeschoL~welij:ke groepsmeningen allerminst als strafrec~htelijk irrelevant; voor .de wetgever van een demo,cratische staat zijn zJj e~hter niet a priori doorslaggevend ,voor hot opstellen ~/an voor allen geldende rechtsnormen. Dit is een ,normaal reoMsfilosofis~h standpun~t, zoals de jurist S~huurmans Stekhoven zou moeten weten. Mij,n gebrek aan atgemene medis~he kennis, waarvoor ik mij niet geneer, maakt dat ik in het door mij aangeboden den,kpatroon slechts een marge aan~geef waarbinnen beoefenaars der ,neurologische su,bspecialismen naar mijLn ,meni,ng ,de week X zullen vinden. I,k mean :gen.oeg van ,hedendaagse neurologie te weten om, oJp ~jrond van gedane navraa~g, deze marge r ,mogen aangeven. De wetenschap dat ,het omgekeerde van een stelli.ng slechts bij uitzonderi,ng 6bk waar is, i~s ,blij,kbaar niet ~o.t S~huurmans Stel~hoven doorgedro,ngen. Mijn ~tel.ling, dot typisch menselij~k leven .de mogelijkheid van psychisch fu,nctioneren in een organisme van de biologische soort homo sapiens vooronderstelt (Io,s van de vraag of dat z.ic.h good, sle~ht of .niet ken uiten), wordr door Sc.huurmans Stekhoven omgedraaid, waama hij mijn eis betreffende de herk(~st van hot organisme weglaa~ en mij in de sohoenen s~huift als uitgangspunt te ,hebben dat niet-mensen (bij~oorbeeld dieren) geen psyohische func.ties kunnen hebben. Dergelijke (~mkeerderij laat ,ik voor rekening van Schuu~mans Steklhoven. Tenslo~te ,nog dit: de o,ndertitels van hot boekje waar Sohuurmans Stekhoven zo tegen te keer gaat zijn: ,,W/at is menselijk leven in de zin van =hot s~rafrecht? Wanneer begint ~het? Waarom juist dan?". Deze (>ndertitel.s wijzen o,p een ve~handeling van strafreohtsfilosofisohe aar.d, waarbij medewerkir~g van medici, door hot o.nderwerp, onmisbaar .is. Dat in 80 bladzijden niet oo,k n,og een stu.die over ar,tsenberoeps- en gezondheidsrech.t voorkomt, vakken die met mijn betoog in deze fase nog niets .te maken hebben - - zoals Schuurmans Stel~hoven moet weten ligt voor de rhand. Den Haag, 18 juni 1972 Dr. Mr. H. A. H. van Tilld'Aulnis de Bourouill (Door de redactie bekort)
Iqr | v,== Door de Sti(~hting Zieken,huiswetens~happen werd he+t verzoek gedaan aan de Afdeling Rotterdam een symposium Ziel~en~huisbouw 1972 te organiseren. De symposiu~m-corm=missie staat onder leidintg ~/an Prof. D. C..den Haan, .hoofddireoteur Acade,misch Ziekenhuis Rotterdam. Gedurende hot symposiu,m zullen inleidingen gehouden, wor,den door onder anderen Prof. Dr. P. Baan, Prof. J. B. Bakema, Dr. M. H. Cohen Stuart en Prof. Dr. J. C. M. Hattin,ga Verschure. Belangrijke aspecten bij de zieken.huisbouw zullen worden toegelicht in 8 se~tieprogram,ma's, zoal,s: nieuwbouw, revalidatie en reactivering, (>peratie'kamer en steri.lisatie, dialyse etc. met o.a. excursies naar de diverse ziekeninrioh,tingen. Hot symFposiu,m zal worden gehouden op 12 en 13 oktober 1972 in het Concert- en Congresgebouw ,,de Doelen" te Rotterda, m.
De Federatie voor Epilepsiebestrijding heeft een boekje uitgegeven ,Wenken ,voor ouders en opvoeders", ges,chreven door de zenuwarts A. E. H. Sonnen, verbonden aan de Dr. Hans Berger-k+liniek, epilepsie-centrum van de stichtin,g ,,De kio,k,ken~berg" ~e Breda. In een voorwoord tot dit voor ouders en opvoeders instructieve boekje, aangeboden door ICI Holland ,n.v., wijst ,Dr. J. H. Bruens, voorzit~er van de Federatie voor Epilepsiebestrijding er op dat epilepsie meer dan enige andere ziekte +hot onderwe~p is geworden van ~fooroordelen, angst en discrimi,natie en ,hoezeer een goede voortichting van de pati6nt en zijn omgeving over de werkelijke feiten van .deze ziekte daarom noodzakelijk .is. Het boekje is gr~is te verkrijgen ,bij ~het bureau der genoernde Federatie: Ramstraat 43, Utrecht, telefoon 030-51 66 29.
Ook voor hot studiejaar 1972-1973 is door 'hot Medisch Encyclo,paedisch Instituut der Vrije Universiteit een leergang ,,Geschieden.is van de geneeskunde" opgezet. De cursus zal onder leiding staan ~/an Prof. Dr. G. A. Lindeboom en beslaat een tiental zaterdagochtenden tussen eind september en begin maart. Aan bod komen on,derwerpen (>p ~het gebied van de klassieke geneeskunde, de Arabisc'he geneeskunde, de gesohiedenis van de
759
anatomie en de fysiologie in de 17e en de 18e eeuw, de systemen va,n Stah,I, Hoffmann en Boerhaave en de 18e eeuwse medici, de fysiologie in de 19e eeuw in Nederland en de gesct~iedenis van hat moderne geneesmiddel. Op ,het programma staan verder bezoeken aan het Instituut voor Geschiedenis der Geneeskunde van de Katholieke Universiteit te Nijmegen, het Biohistorisch Instituut van de Rijksuniversiteit te Utrech,t en het Rijksmuseum voor de Geschiedenis der Natuurwetensohappen te Leiden. Zij die aan de cursus wi]Ien deelnemen of te zijner tijd een volled.ig programma wensen te ontvangen, ku,nnen zich richten tot het Medisoh Encyclopaedisch Instituut, Van der Boeohorststraat 7, Amsterdam. Wie zioh, met het cog op de beperkingen die men z,ich moet opteggen ten aanzien van het deelnemertal, reeds nu wil opgeven, kan dat doen door f 100,-- over te maken o p postgiro 1135214 ten name van de Stichting Historia Medicinae, Noordhollandstraat 6, Amsterdam of op rekeningnummer 644657 van de stichting bij Bank Mees & Hope, bijkantoor Assumburg 150, AmsterdamZuid II. Een gez,i,n met meer dan twee kinderen, 12 jaar teru,g nog de wens van 58% van Neerlands ,huwbare bevolking, blij,kt nu hat ideaal van nag maar 35% te zij,n. H~t aantal volwassenen dat een gezin ,met meer dan drie kinderen ideaal zou vinden liep terug van 35% in 1960 tot 14% vandaag. Het Nederlands Instituut voor Publieke Opinie kwam met deze gegevens .na een enqu6te ,ander een representa~ieve steekproef, groot 1.073 man, van alle Nederlanders boven de 18. Uit ~het N.l.P.O.-(>nderzoek blijkt verder, dat anno 1972 5% van ons geen kinderen zou willen, 4% ~.n kind, 51% twee kin.deren en 21% drie kinderen.
Het Nederlands Astma Fends ,bren,gt o n,der de aandacht van belangheb,benden, dat su,bsidie-aanvragen voor in het jaar 1973 te verrichten (wetenschappelijke) arbeid op ,het gebied van de chronische aspecifieke respira,toire aandoeningen (CARA) kunnen wor,den ingediend tot ui,terlijk 1 september 1972. Bij de toekenning van de subsidies zal ui,teraard .de rangorde van de urgenJtie bi,n,nen de CARA-bestrijding van invloed zijn. Aanvraagformulieren voor het su,bsidiejaar 1973 zijn verkrij,gbaar bij ,bet secretariaat van he.t Nederlands Astma Fonds, Postbus 5, Leusden-cen,trum. 760
MEDISCH C O N T A C T Verschijnt wekelijks
Bestuur: Dr. J. Degenaar, Epe, voorzitter; B. Q. A. Enneking, Breda, vice-voorzitter; Dr. J. A. Stoop, J. M. Kemperstraat 5, Utrecht, secretaris; G. A. C. Bosch, Amsterdam, penningmeester; J. H. van Meurs, Beverwijk. Redactie: Lomanlaan 103, Utrecht, telefoon 030-885411. Uitgever: Uitgeversmij. Kruyt N.V., Groot Hertoginnelaan 28, Bussum, telefoon 02159-16241* postgiro 142554. Advertenties: In te zenden - ook brieven op advertenties onder nummer - - uitsluitend bij de uitgever. Advertenties behoeven
KONINKLIJKE
de goedkeuring der redactie en kunnen zonder opgaaf van redenen worden geweigerd.
Abonnementen: Voor niet-leden der Ken. Ned. Mij. t.b.d. Geneeskunst f 5 0 , - - , plus )=2,-- BTW = f 52,--, buitentand f 55,--, Iosse nummers f 1,56 (incl. 4O/o BTW). Opgave uitsluitend bij de uitgever. Adreswijziging: Leden Kon. Ned. Mij. t.b.d. Geneeskunst uitsluitend aan Lomanlaan 103, Utrecht. Niet-leden aan Uitgeversmij. Kruyt N.V., Bussum. Oplage: 17.640 exemplaren. Druk: Verweij Mijdrecht.
NEDERLANDSCHE
TOT BEVORDERING Adressen: K.N.M.G. (secretariaat, boekhouding, ledenregister, enz.) - Landelijke Vereniging van Artsen in Dienstverband - Landelijke Huissrtsen Vereniging Landelijke Specialisten Vereniging - Centraal College - Specialisten Registratle Commissie College voor Sociale Geneeskunde - Sociaal Geneeskundigen Registratie Commissie - Ondertinge Levensverzekering Maatschappij voor Artsen (O.L.M.A.): Lomenlaan 103, Utrecht telefoon 030-885411 Postgiro K.N.M.G.: 58083
MAATSCHAPPIJ
DER G E N E E S K U N S T Ondersteuningsfonds duwen en wezen:
waarneming
we-
secretaris P. J. M. Baudoin, Parkstraat 7, Assen, telefoen 05920-12960; postgiro 111950 t.n.v, de penningmeester der Stichting Ondersteuningsfonds te Utrecht.
Raad van Beroep: Dr. H. Navis, secretaris, Joris van der Haagenlaan 22, Arnhem.
I~
Bureau voor vestiging:
voor
IF
II.
en
van 9 tot 16.30 uur Lomanlaan 103, Utrecht, telefoon 030-885411:
uitsluitend na 18 uur en in het weekend: telefoon 020-798984.
Stichting Gemeenschappelijk Beheer en Administratie Beroepspensioenfondsen Artsen: Lomanlaan 103, Utrecht telefoon 030-887021