Maatschappijwetenschappen HAVO Examenbundel 1999-2015
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Inhoudsopgave 2015 I - Maatschappijwetenschappen
2
2015 I - Maatschappijwetenschappen (pilot)
15
2015 II - Maatschappijwetenschappen
29
2015 II - Maatschappijwetenschappen (pilot)
45
2014 I - Maatschappijwetenschappen
59
2014 I - Maatschappijwetenschappen (pilot)
72
2014 II - Maatschappijwetenschappen
90
2014 II - Maatschappijwetenschappen (pilot)
104
2013 I - Maatschappijwetenschappen
119
2013 I - Maatschappijwetenschappen (Pilot)
132
2013 II - Maatschappijwetenschappen
149
2013 II - Maatschappijwetenschappen (Pilot)
162
2012 I - Maatschappijwetenschappen
176
2012 II - Maatschappijwetenschappen
190
2011 I - Maatschappijwetenschappen (Vernieuwde 2e Fase)
202
2011 II - Maatschappijwetenschappen (Vernieuwde 2e Fase)
216
2010 I - Maatschappijwetenschappen (Vernieuwde 2e Fase)
230
2010 II - Maatschappijwetenschappen (Vernieuwde 2e Fase)
246
2009 I - Maatschappijwetenschappen (Vernieuwde 2e Fase)
260
2008 I - Maatschappijleer (Oude 2e fase)
276
2007 I - Maatschappijleer (Oude 2e fase)
291
2006 I - Maatschappijleer (Oude 2e fase)
307
2005 I - Maatschappijleer (Oude 2e fase)
317
2004 I - Maatschappijleer (Oude 2e fase)
326
2004 II - Maatschappijleer (Oude 2e fase)
337
2003 I - Maatschappijleer (Oude 2e fase)
348
2003 II - Maatschappijleer (Oude 2e fase)
359
2002 I - Maatschappijleer (Oude 2e fase)
368
2002 II - Maatschappijleer (Oude 2e fase)
380
2001 I - Maatschappijleer (Oude 2e fase)
390
2001 II - Maatschappijleer (Oude 2e fase)
401
2000 I - Maatschappijleer (Oude 2e fase)
413
2000 II - Maatschappijleer (Oude 2e fase)
423
1999 I - Maatschappijleer (Oude stijl)
433
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 1
Correctievoorschrift HAVO
2015 tijdvak 1
maatschappijwetenschappen
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft het College voor Toetsen en Examens op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet College voor toetsen en examens de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Toetsen en Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen.
HA-1034-a-15-1-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 2
3
4 5
De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Toetsen en Examens. De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Toetsen en Examens van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven;
HA-1034-a-15-1-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 3
4
5
6 7
8 9
3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord; 3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Toetsen en Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB1 Het College voor Toetsen en Examens heeft de correctievoorschriften bij regeling vastgesteld. Het correctievoorschrift is een zogeheten algemeen verbindend voorschrift en valt onder wet- en regelgeving die van overheidswege wordt verstrekt. De corrector mag dus niet afwijken van het correctievoorschrift. NB2 Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken.
HA-1034-a-15-1-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 4
NB3 Als het College voor Toetsen en Examens vaststelt dat een centraal examen een onvolkomenheid bevat, kan het besluiten tot een aanvulling op het correctievoorschrift. Een aanvulling op het correctievoorschrift wordt zo spoedig mogelijk nadat de onvolkomenheid is vastgesteld via Examenblad.nl verstuurd aan de examensecretarissen. Soms komt een onvolkomenheid pas geruime tijd na de afname aan het licht. In die gevallen vermeldt de aanvulling: NB Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe. Een onvolkomenheid kan ook op een tijdstip geconstateerd worden dat een aanvulling op het correctievoorschrift te laat zou komen. In dat geval houdt het College voor Toetsen en Examens bij de vaststelling van de N-term rekening met de onvolkomenheid.
3 Vakspecifieke regels Voor dit examen kunnen maximaal 77 scorepunten worden behaald.
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Opgave 1 1
Scores
Kamervragen en de media
maximumscore 2 • controlerende taak
1
voorbeeld van een juiste uitleg bij de controlerende taak: • Kamerleden vragen het kabinet / de bewindslieden om informatie en uitleg over het gevoerde regeringsbeleid. De beschikking hebben over informatie over het regeringsbeleid is een voorwaarde om te kunnen controleren of het kabinet zijn werk goed doet
1
HA-1034-a-15-1-c
4
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 5
Vraag
2
3
4
Antwoord
Scores
maximumscore 3 voorbeeld van een juist antwoord: • In de tekst staat dat er een enorme toename van websites is als bron van Kamervragen (regels 19-20). / dat er een toenemende invloed van digitale media is (regels 29-30) Dit voorbeeld laat zien • dat de informatieproductie in onze samenleving flink is toegenomen en • dat dit het gevolg is van moderne informatie- en communicatietechnieken. / van het feit dat we in een technologisch hoogontwikkelde samenleving leven maximumscore 2 • de agendafunctie voorbeeld van een juiste uitleg: • De media bepalen daarmee wat belangrijk is, wat op de publieke agenda staat. / Door de Kamervragen over de mediaberichten komen onderwerpen op de politieke agenda. (In de regels 15-18 van tekst 1 staat dat 81 procent van de Kamervragen gebaseerd is op berichtgeving vanuit diverse media)
1
1
1
1
maximumscore 2 voorbeelden van juiste selectiecriteria: Kamervragen − zijn uitzonderlijk/onverwacht/opvallend. − zijn ondubbelzinnig/begrijpelijk. − hebben een human-interestkarakter. − zijn negatief over een prominent persoon. per juist antwoord
Opgave 2 5
1
1
Is het NOS Journaal toegankelijk voor iedereen?
maximumscore 2 voorbeeld van een juist antwoord: • het uitgangspunt van het mediabeleid: het bieden van kwalitatief hoogwaardige informatie • Wil de redactie het NOS Journaal aantrekkelijker maken voor jongeren dan kan dit betekenen dat in de inhoud meer rekening wordt gehouden met algemene interesses van jongeren: meer idolen, meer human interest, minder zakelijke informatie over politiek e.d. Deze inhoud wordt niet beschouwd als het bieden van ‘kwalitatief hoogwaardige informatie’
1
1
of
HA-1034-a-15-1-c
5
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 6
Vraag
Antwoord
•
•
6
Scores
het uitgangspunt van het mediabeleid: pluriformiteit van informatie / programma’s weerspiegelen de pluriformiteit van onder de bevolking levende overtuigingen/ opvattingen/interesses op maatschappelijk, cultureel en levensbeschouwelijk gebied Een nieuwsprogramma met inhoud dat vooral jongeren interesseert voldoet mogelijk niet aan deze eis van pluriformiteit
1 1
maximumscore 4 voorbeeld van een juist antwoord: voor RTL uitleg: • RTL is een commerciële zender • Commerciële zenders hebben reclamegelden als voornaamste inkomstenbron en hoge kijkcijfers leveren veel inkomsten op • De NOS is een publieke omroep • die grotendeels betaald wordt uit belastinginkomsten van het rijk. (De kijkcijfers zijn daarom voor de NOS minder ‘belangrijk’ dan voor RTL)
8
1
maximumscore 4 voorbeelden van juiste antwoorden: − Opiniërende functie: via de berichtgeving in het NOS Achtuurjournaal kan men zich een mening vormen en/of beïnvloed worden. − Socialisatiefunctie: er is sprake van overdracht van waarden, normen en andere cultuurkenmerken. − Sociale functie / verbindende functie: een persoon kan door het volgen van de berichtgeving in het NOS Achtuurjournaal ‘meepraten’ over dingen die zich in de wereld afspelen. / een persoon kan door het zien van het Journaal het idee hebben tot een bepaalde groep te behoren. / een persoon kan het idee krijgen dat er sprake is van collectieve betekenisverlening. per juiste functie met juiste toelichting
7
1
maximumscore 4 voorbeeld van een juist antwoord: • De NOS is een onafhankelijke zendgemachtigde en • biedt daardoor de beste garantie voor een zo objectief mogelijke nieuwsvoorziening
HA-1034-a-15-1-c
6
1 1 1
1
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 7
Vraag
Antwoord
• •
9
Scores
Omroepverenigingen vertegenwoordigen een bepaalde maatschappelijke stroming en zullen vanuit die identiteit nieuws selecteren en kleuren; (het nieuws van omroepverenigingen kan daardoor minder objectief zijn)
1
maximumscore 3 voorbeelden van juiste antwoorden: − Het NOS Journaal levert een bijdrage aan de openbaarheid van informatie (en daarmee aan de vorming van de publieke opinie). − De boodschap van het NOS Journaal is bedoeld voor een relatief groot / heterogeen publiek. − De boodschap van het NOS Journaal is bedoeld voor (grotendeels) onbekend publiek. − Het ‘zenden’ van het NOS Journaal vindt plaats door een complexe organisatie. / Er zijn meerdere mensen betrokken bij de bepaling van inhoud en vorm van de publieke boodschap. − Bij het uitzenden van het NOS Journaal is in eerste instantie sprake van eenrichtingsverkeer van zender naar ontvanger. (Feedback is maar ten dele - achteraf mogelijk.) per juist antwoord
Opgave 3
10
1
1
Meningsverschillen Nederland – EU over dierenwelzijn
maximumscore 3 twee hoofdtaken: • (1) uitvoerende taak / De Europese Commissie bestuurt / ziet toe op de uitvoering van Europese regels / controleert of Europese wetgeving juist wordt toegepast • (2) De Europese Commissie neemt initiatief bij regelgeving / formuleert nieuwe wetsvoorstellen •
Taak 1 (de uitvoerende taak) is te herkennen in de regels 1-5 van tekst 3: “Brussel is … worden gebruikt.” / regels 9-12: “Volgens Brussel … nationale wetten.” / regels 17-21: “Deze regels … eerste stap.”
11
maximumscore 1 het (Europese) Hof van Justitie (in Luxemburg)
12
maximumscore 2 • het Europees Parlement en • de Raad van de Europese Unie / de Raad (van ministers)
HA-1034-a-15-1-c
7
1 1
1
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 8
Vraag
13
Antwoord
maximumscore 4 voorbeelden van juiste antwoorden: kenmerkende verschillen: • Pressiegroepen komen op voor deelbelangen en richten zich op één specifiek terrein, terwijl politieke partijen zich ook bezig moeten houden met de inrichting van de samenleving als geheel / verschillende belangen moeten afwegen • Pressiegroepen zijn gericht op het beïnvloeden van de politieke besluitvorming, terwijl politieke partijen gericht zijn op het verkrijgen van macht in het bestuur van de overheid / politieke partijen nemen deel aan verkiezingen (en pressiegroepen niet) •
•
14
In de tekst staat dat EDEV en Stichting VIER VOETERS dierenbeschermingsorganisaties zijn. Zij komen dus op voor een deelbelang – bescherming van dieren – en richten zich dus op één specifiek terrein In de tekst staat dat de twee dierenbeschermingsorganisaties de Nederlandse autoriteiten oproepen om alle zeilen bij te zetten om de nieuwe deadline wel te halen. Dit is een voorbeeld van een poging om de politieke besluitvorming te beïnvloeden
1
1
1
1
maximumscore 2 • de subfase beleidsvoorbereiding
1
voorbeeld van een juiste toelichting: • In de fase van beleidsvoorbereiding ontvangt de regering adviezen over het te voeren beleid, in dit geval van de Raad van State (regels 14). / Het onderwerp staat al op de politieke agenda, maar het wetsvoorstel is nog niet ingediend bij de Tweede Kamer (regels 5-9)
1
Opgave 4 15
Scores
Hulp bij zelfdoding: strafwaardig?
maximumscore 4 Taken van de officier van justitie tijdens de rechtszitting: • (1) tenlastelegging/aanklacht • (2) ondervraging (van getuigen, verdachte en deskundigen) en • (3) requisitoir / de officier van justitie zet de feiten op een rij / geeft zijn mening over het bewijs / eist op grond daarvan een bepaalde straf • In het tekstfragment is het requisitoir te herkennen. (“... drie maanden voorwaardelijke celstraf geëist,” (regels 2-3)
HA-1034-a-15-1-c
8
1 1 1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 9
Vraag
16
17
18
19
Antwoord
Scores
maximumscore 3 Een juist antwoord bevat de volgende elementen: • De term strafbaarheid verwijst naar het geldende recht: strafbaar is alles wat volgens de wet verboden is • De term strafwaardigheid verwijst naar de opvattingen van brede lagen van de bevolking over wat strafbaar zou moeten zijn • Uitleg van het citaat “Het Openbaar … meer werkt.” (regels 19-26) Hulp bij zelfdoding is weliswaar strafbaar, maar volgens de verdachte niet strafwaardig, dat wil zeggen zou niet strafbaar moeten zijn maximumscore 2 voorbeeld van een juist antwoord: • overmacht • Overmacht is een rechtvaardigingsgrond en als hiervan inderdaad sprake is, neemt dat de strafbaarheid van het feit weg of • psychische overmacht (een van buiten komende drang waaraan de verdachte redelijkerwijs geen weerstand kan en ook niet behoeft te bieden) • Psychische overmacht is een schulduitsluitingsgrond en als hiervan inderdaad sprake is, neemt dat de strafbaarheid van het feit weg maximumscore 2 voorbeeld van een juist antwoord: • de liberale stroming / het liberalisme • Een belangrijk uitgangspunt van het liberalisme is persoonlijke vrijheid / zelfbeschikking. (Daarom vinden liberalen dat ouderen in beginsel zelf moeten kunnen kiezen voor een waardig levenseinde)
1 1
1
1 1
1 1
1
1
maximumscore 4 Twee van de volgende formele middelen met juiste toelichting: − Recht om een motie in te dienen: Kamerlid Tellegen kan een motie indienen waarin de Kamer de minister verzoekt alsnog een onderzoek in te stellen. Als de meerderheid van de Kamer achter het verzoek staat, wordt het kabinet geacht de motie uit te voeren. − Recht van initiatief: Kamerlid Tellegen kan zelf met een wetsvoorstel komen waarin nieuwe mogelijkheden worden gecreëerd voor mensen met een stervenswens. − Recht van interpellatie: Kamerlid Tellegen kan een interpellatie aanvragen; tijdens de interpellatie stelt zij vragen over deze kwestie aan de minister of staatssecretaris en de Kamer debatteert dan daarover. − Recht om een spoeddebat aan te vragen: Kamerlid Tellegen kan een spoeddebat aanvragen en de Kamer debatteert dan met de bewindspersoon over deze kwestie. per juist formeel middel met juiste toelichting
HA-1034-a-15-1-c
1 1
9
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 10
Vraag
20
Antwoord
Scores
maximumscore 4 voorbeelden van juiste informele middelen met juiste toelichting: − Lobbyen: Kamerlid Tellegen kan gaan lobbyen bij kabinetsleden van haar eigen partij / bij Kamerleden van andere partijen uit de Kamer. − Overleg met pressiegroepen: Kamerlid Tellegen kan pressiegroepen die zich met dit onderwerp bezighouden benaderen voor steun. − Gebruik van (sociale) media als spreekbuis: Kamerlid Tellegen kan gebruikmaken van bijvoorbeeld Facebook en Twitter zodat het publiek en de media haar mening kunnen volgen. / Kamerlid Tellegen kan de media inschakelen om druk uit te oefenen op de minister / om meer steun te verkrijgen voor haar standpunt. − Uitoefenen van druk via politieke partij: Kamerlid Tellegen kan binnen haar partij druk uitoefenen, zodat de VVD-ministers zich in het kabinet hard zullen maken om iets met de oproep te doen. per juist informeel middel met juiste toelichting
21
1 1
maximumscore 4 twee van de volgende voorwaarden met juist citaat: − voorwaarde 1: De situatie wordt als ongewenst ervaren door een groot aantal / groepen mensen. Voorbeeld van een juist citaat: “In maart vorig jaar debatteerde de Tweede Kamer al over dit onderwerp nadat 117 duizend mensen het burgerinitiatief ‘Uit Vrije Wil’ ondertekenden.” (regels 40-44) − voorwaarde 2: De negatief beoordeelde situatie roept hevige emoties op. Voorbeeld van een juist citaat: “Volgens Kamerlid Ockje Tellegen is er onduidelijkheid voor mensen die vinden dat hun leven voltooid is, maar die wel op een waardige manier willen sterven.” (regels 4-8) / “Sommige mensen lijden door te leven, denkt het Kamerlid.” (regels 21-23) − voorwaarde 3: De situatie wordt als veranderbaar beschouwd en het probleem wordt dus in principe oplosbaar geacht. Voorbeeld van een juist citaat: “De grenzen van de huidige wet zijn nog niet bereikt, meent Tellegen.” (regels 28-29) − voorwaarde 4: Eisen komen langs de zogeheten poortwachters/ sluiswachters. Voorbeeld van een juist citaat: “De VVD wil dat het kabinet onderzoek gaat doen naar de grenzen van de mogelijkheden binnen de euthanasiewet.” (regels 1-4) per juiste voorwaarde met een juist citaat
HA-1034-a-15-1-c
1 1
10
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 11
Vraag
22
Antwoord
maximumscore 2 voorbeeld van een argument bij antwoord ‘ja’: • Wanneer de standpunten en het beleid van gekozen vertegenwoordigers in de Tweede Kamer overeenkomen met wat de kiezers voor ogen staat, is er sprake van representativiteit • Het instellen van een burgerinitiatief is een poging het beleid van gekozen vertegenwoordigers meer in overeenstemming te brengen met de opvattingen in de samenleving of voorbeeld van een argument bij antwoord ‘nee’: • Wanneer de standpunten en het beleid van gekozen vertegenwoordigers in de Tweede Kamer overeenkomen met wat de kiezers voor ogen staat, is er sprake van representativiteit • Er hoeft geen sprake te zijn van een gebrek aan representativiteit. Een door 117.000 mensen gesteund burgerinitiatief vertegenwoordigt niet vanzelfsprekend een meerderheid van de kiezers die zouden vinden dat de huidige wet tekortschiet
Opgave 5
23
Scores
1
1
1
De maatregel terbeschikkingstelling aan het onderwijs (tbo-maatregel)
maximumscore 2 doelen van sancties: − (speciale) preventie citaat: “voorkomen dat zij zich schuldig maken aan nieuwe strafbare feiten” (regels 7-9) − resocialisatie voorbeeld van een citaat: “een maatregel opgelegd krijgen die ervoor zorgt dat ze weer naar school gaan om hun diploma te halen.” (regels 2-5) per juiste sanctie met een juist citaat
24
1
1
maximumscore 2 Een juist antwoord bevat de volgende elementen: • De bindingstheorie stelt dat mensen als ze werk hebben, op school zitten (of een relatie hebben) zich eerder aan de heersende normen en ideeën houden en dus minder geneigd zijn crimineel gedrag te vertonen. / De bindingstheorie stelt dat mensen weerhouden worden van crimineel gedrag als ze werk hebben, op school zitten (of een relatie hebben). Dit zijn bindingen die ze niet op het spel willen zetten • Jongeren zonder werk of jongeren die niet op school zitten, hebben weinig te verliezen als zij zich crimineel gaan gedragen
HA-1034-a-15-1-c
11
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 12
Vraag
25
26
27
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Een juist antwoord bevat de volgende elementen: • De anomietheorie stelt dat criminaliteit ontstaat wanneer er in een samenleving de maatschappelijke druk om wenselijk geachte doelen te realiseren botst met de beschikbare middelen om die doelen op een legale manier te bereiken • Jongeren die een opleiding niet afronden, beschikken over weinig middelen om de maatschappelijke doelen (goede baan met loon, status) op een legale manier te bereiken. De kans is groter dat deze jongeren door middel van criminele activiteiten de maatschappelijk gewenste doelen proberen te realiseren maximumscore 2 voorbeeld van een juist antwoord: • ‘Linkse’ partijen leggen meer de nadruk op het bestrijden van de maatschappelijke oorzaken van criminaliteit • Deze visie klinkt door in de tbo-maatregel. Deze beoogt namelijk de geringe arbeidsperspectieven en het gebrek aan opleiding van de veroordeelde jeugdigen (regels 25-30) te voorkomen door hen te dwingen hun opleiding af te ronden (regels 34-40)
1
1
1
1
maximumscore 4 voorbeelden van juiste antwoorden: − kenmerk 1 Bij integraal veiligheidsbeleid wordt gestreefd naar samenwerking tussen overheid, bedrijven, maatschappelijke organisaties en burgers. Toelichting: In de tekst staat dat de overheid samenwerkt met maatschappelijke organisaties, namelijk scholen, de kinderbescherming en de reclassering (regels 43-49). − kenmerk 2 De overheid legt met de tbo-maatregel de nadruk op het voorkomen van onveiligheid in de samenleving. Dit is een kenmerk van integraal veiligheidsbeleid. Voorbeeld van een toelichting: Door de veroordeelde jongeren te dwingen naar school te gaan en hun opleiding af te ronden, wordt getracht te voorkomen dat deze jongeren opnieuw de fout in gaan (regels 34-40). − kenmerk 3 Er wordt meer beleid ontwikkeld en er worden maatregelen genomen om zogenoemde veelplegers of stelselmatige daders aan te pakken. Voorbeeld van een toelichting: De doelgroep van de tbo-maatregel is werkloze jongeren met een problematisch onderwijsverleden die vooral meerdere, lichtere delicten plegen (regels 25-26). Dit valt onder de definitie van veelplegers. per juist kenmerk met juiste toelichting
HA-1034-a-15-1-c
1 1
12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 13
Vraag
28
Antwoord
Scores
maximumscore 2 verschillen tussen de tbs-maatregel en tbo-maatregel: − Tbs wordt in het algemeen ingezet in het geval van ontoerekenbaarheid. (Bij tbo gaat het vooral om veroordeelde jongeren met ‘een problematisch onderwijsverleden’.) − Bij de tbs-maatregel wordt vooral ingezet op therapie. (Bij de tbomaatregel gaat het om volgen van onderwijs en het afronden van een opleiding.) − Tbs vindt plaats in een gesloten inrichting. (Bij de tbo-maatregel gaan de jongeren die veroordeeld zijn voor een licht delict naar reguliere scholen.) per juist verschil
1
5 Inzenden scores Verwerk de scores van de alfabetisch eerste vijf kandidaten per examinator in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 1 juni naar Cito. De normering in het tweede tijdvak wordt mede gebaseerd op door kandidaten behaalde scores. Als het tweede tijdvak op uw school wordt afgenomen, zend dan ook van uw tweede-tijdvak-kandidaten de deelscores in met behulp van het programma WOLF.
6 Bronvermeldingen tekst 1
Ruigrok, N., 3 september 2013, www.nieuwsmonitor.net
tekst 2
NRC Handelsblad, 9 maart 2013
tekst 3
de Volkskrant, 20 juni 2013
tekst 4
Website Stichting VIER VOETERS, 25 juni 2013
tekst 5
de Volkskrant, 10 juli 2013
tekst 6
de Volkskrant, 25 september 2013
tekst 7
de Volkskrant, 22 oktober 2013
tekst 8
Rijksoverheid Nieuwsbericht, 2 oktober 2013 http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2013/10/02/onderwijs-als-wapen-voor-recidive.html?
HA-1034-a-15-1-c
13
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 14
Correctievoorschrift HAVO
2015
tijdvak 1
maatschappijwetenschappen (pilot)
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft het College voor Toetsen en Examens op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet College voor toetsen en examens de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Toetsen en Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen.
HA-1034-f-15-1-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 15
3
4 5
De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Toetsen en Examens. De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Toetsen en Examens van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven;
HA-1034-f-15-1-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 16
4
5
6 7
8 9
3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord; 3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Toetsen en Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB1 Het College voor Toetsen en Examens heeft de correctievoorschriften bij regeling vastgesteld. Het correctievoorschrift is een zogeheten algemeen verbindend voorschrift en valt onder wet- en regelgeving die van overheidswege wordt verstrekt. De corrector mag dus niet afwijken van het correctievoorschrift. NB2 Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken.
HA-1034-f-15-1-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 17
NB3 Als het College voor Toetsen en Examens vaststelt dat een centraal examen een onvolkomenheid bevat, kan het besluiten tot een aanvulling op het correctievoorschrift. Een aanvulling op het correctievoorschrift wordt zo spoedig mogelijk nadat de onvolkomenheid is vastgesteld via Examenblad.nl verstuurd aan de examensecretarissen. Soms komt een onvolkomenheid pas geruime tijd na de afname aan het licht. In die gevallen vermeldt de aanvulling: NB Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe. Een onvolkomenheid kan ook op een tijdstip geconstateerd worden dat een aanvulling op het correctievoorschrift te laat zou komen. In dat geval houdt het College voor Toetsen en Examens bij de vaststelling van de N-term rekening met de onvolkomenheid.
3 Vakspecifieke regels Voor dit examen kunnen maximaal 58 scorepunten worden behaald. Voor dit examen is de volgende vakspecifieke regel vastgesteld: Als in een vraag staat dat de kandidaat een hoofd- of kernconcept moet gebruiken, dan dient de kandidaat in het antwoord die elementen uit de omschrijving van het hoofd- of kernconcept te gebruiken die nodig zijn om de vraag juist te kunnen beantwoorden.
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend.
Opgave 1 Opvoedingswaarden en de opvoedingscanon 1
maximumscore 3 een juist antwoord bevat: • noemen van het moderne gezin (indien twee kenmerken genoemd) • twee kenmerken van het moderne gezin met twee bijbehorende gegevens uit tabel 1 (per kenmerk met gegeven 1 scorepunt)
HA-1034-f-15-1-c
4
1 2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 18
Vraag
Antwoord
Scores
voorbeeld van een juist antwoord: • (meer) bij het moderne gezin • Een kenmerk van het moderne gezin is een opvoedingsideaal waarin kinderen leren zich te ontwikkelen tot een zelfstandig handelend persoon. Dit kenmerk past bij de relatief belangrijk gevonden eigenschap ‘verantwoordelijkheidsgevoel’ uit tabel 1 (door 31,0% van de respondenten als belangrijkste eigenschap genoemd) • Een kenmerk van het moderne gezin is een democratisch gezinsklimaat waarin kinderen soms veel te zeggen hebben. Dit kenmerk past bij de relatief onbelangrijk gevonden eigenschap ‘gehoorzaam zijn aan ouders’ uit tabel 1 (door 13,1% van de respondenten als belangrijkste eigenschap genoemd) 2
A
3
maximumscore 4 een juist antwoord bevat: • noemen van verandering van waarde onafhankelijkheid en bijbehorend kernconcept bij hoofdconcept verandering • uitleg van samenhang tussen verandering onafhankelijkheid en maatschappelijke verandering met gebruik van kernconcept bij hoofdconcept verandering • noemen van verandering van waarde conformisme en ander bijbehorend kernconcept bij hoofdconcept verandering • uitleg van samenhang tussen verandering conformisme en maatschappelijke verandering met gebruik van kernconcept bij hoofdconcept verandering
5
1
1
1
1 1
1
voorbeeld van een juist antwoord: • De waarde onafhankelijkheid is belangrijker geworden en hangt samen met het proces van individualisering • Kinderen leren in de opvoeding meer om hun leven naar eigen inzicht vorm te geven. Als kinderen meer zelf mogen bepalen hoe ze hun leven inrichten, zijn zij onafhankelijker van bijvoorbeeld hun ouders • De waarde conformisme is minder belangrijk geworden en hangt samen met het proces van democratisering • Kinderen hebben in het gezin over het algemeen meer inspraak gekregen en er is dus sprake van een verschuiving van macht. Kinderen hoeven zich minder aan te passen (te conformeren) aan bijvoorbeeld de opvattingen van de ouders
HA-1034-f-15-1-c
1
1
1 1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 19
Vraag
4
Antwoord
Scores
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • bedoeling van campagne met behulp van afbeelding 1 • relatie tussen bedoeling campagne en socialiserende functie
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • Afbeelding 1 laat zien dat mensen die twijfelen over welke norm zij moeten hanteren bij kinderen die aan tafel zitten, de opvoedingscanon kunnen raadplegen. De campagne heeft daarmee de bedoeling dat mensen zich bewust worden van hun (gebrek aan) kennis over de opvoeding van kinderen • De opvoedingscanon kan zo aan mensen kennis overdragen. De kennis gaat over welk gedrag in de opvoeding (volgens wetenschappelijke onderzoeken) wel en niet aanvaardbaar is. De campagne heeft daarmee een gedragsregulerende functie 5
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • opvatting van confessionele stroming over rol van overheid bij opvoeding • argument voor het gebruik van opvoedingscanon op grond van confessionele stroming
7
1
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • Ondersteuning van gezinnen door de overheid is belangrijk • De opvoedingscanon kan helpen opvoedingsproblemen in kwetsbare gezinnen te voorkomen 6
1
1 1
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • opvatting van liberale stroming over rol van overheid bij opvoeding • argument tegen het gebruik van opvoedingscanon op grond van liberale stroming
1
voorbeeld van een juist antwoord: • veel belang hechten aan de eigen verantwoordelijkheid van ouders • Ouders kunnen zelf het beste bepalen hoe ze hun kinderen opvoeden
1 1
1
maximumscore 1 De opvoeding van kinderen werd in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw zoveel mogelijk gedelegeerd aan de verschillende zuilen / het maatschappelijk middenveld. Dit is kenmerkend voor de verzuiling.
HA-1034-f-15-1-c
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 20
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 2 De positie van huishoudelijk werkers 8
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • gebruik van kenmerk van politiek probleem • gebruik van voorbeeld uit tekst 1 om kenmerk te illustreren
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • Er is sprake van een politiek probleem omdat een aantal (invloedrijke) groepen/organisaties vindt dat de overheid actie moet ondernemen om de positie van huishoudelijk werkers te verbeteren • Uit tekst 1 blijkt dat onder andere FNV met een voorstel komt om huishoudelijk werkers uit het zwarte circuit te halen (r. 39-42 en r. 49-50) 9
maximumscore 4 een juist antwoord bevat: • uitleg over vraagstuk met gebruik van twee kernconcepten bij verhouding (per kernconcept 1 scorepunt) • twee voorbeelden uit tekst 1 om de twee kernconcepten te illustreren (een voorbeeld per kernconcept, per voorbeeld 1 scorepunt) voorbeeld van een juist antwoord: • Er is sprake van sociale ongelijkheid tussen huishoudelijk werkers en andere groepen werknemers. Verschillen tussen groepen werknemers leiden tot een ongelijke behandeling • Uit tekst 1 blijkt namelijk dat huishoudelijk werkers bepaalde rechten, zoals verzekerd zijn tegen arbeidsongeschiktheid, niet hebben en andere werknemers wel (r. 21-25) • Er is sprake van een machtsrelatie tussen de werkgever en de huishoudelijk werker. De werkgever heeft het vermogen om hulpbronnen te mobiliseren die de handelingsmogelijkheden van de huishoudelijk werker beperken • De werkgever heeft het wettelijk recht om geen belasting en werkgeverspremies te betalen. Door deze hulpbron (machtsbron) heeft de werkgever het vermogen om het opgeven van het loon aan de Belastingdienst, over te laten aan de huishoudelijk werker (die dat over het algemeen niet doet vanwege het lage uurloon) (r. 12-21)
10
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • relatie tussen soort werk en status • gebruik van definitie status om lage maatschappelijke positie te verklaren
HA-1034-f-15-1-c
7
1
1
2 2
1
1
1
1
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 21
Vraag
Antwoord
Scores
voorbeeld van een juist antwoord: • Huishoudelijk werk is ongeschoold werk. Volgens onderzoeken hebben ongeschoolde arbeiders een lage status • Een lage status betekent dat de waardering van huishoudelijk werkers minder is in vergelijking met geschoolde arbeiders. Een relatief mindere waardering betekent dat huishoudelijk werkers een lage maatschappelijke positie hebben ten opzichte van andere werknemers (ongelijke verdeling van status) 11
12
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • uitleg van relatie tussen informele organisatie van werk en gebrek aan samenwerking met andere huishoudelijk werkers • uitleg van relatie tussen gebrek aan samenwerking en lage maatschappelijke positie met gebruik van kernconcept samenwerking
1
1
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • Huishoudelijk werkers zijn over het algemeen bij iemand thuis in dienst en werken niet voor een bedrijf. Samenwerken met andere huishoudelijk werkers kan hierdoor moeilijker zijn • Als er moeilijker samengewerkt kan worden met andere huishoudelijk werkers betekent dit dat zij onderling minder goed hun handelen kunnen afstemmen voor een gemeenschappelijk doel, namelijk het verbeteren van hun maatschappelijke positie. Een gebrek aan samenwerking is dan een verklaring voor hun lage maatschappelijke positie
1
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • uitleg van verschil in arbeidsrelatie met gebruik van kernconcept sociale institutie • gebruik van voorbeeld uit tekst 1 om het verschil te illustreren
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • Er is minder sprake van geformaliseerde regels die de arbeidsrelatie tussen huishoudelijk werkers en de werkgevers reguleren dan bij andere groepen werknemers • Een voorbeeld van minder geformaliseerde regels is het ontbreken van een cao voor huishoudelijk werkers (r. 21-22). In tegenstelling tot andere werknemers zijn er collectief geen geformaliseerde arbeidsvoorwaarden vastgelegd
HA-1034-f-15-1-c
8
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 22
Vraag
13
Antwoord
Scores
maximumscore 4 een juist antwoord bevat: • socialistische/sociaaldemocratische visie op rol van de overheid • liberale visie op rol van de overheid • voorbeeld uit tekst 1 om rol van de overheid bij de dienstencheque te illustreren • uitleg waarom de socialistische/sociaaldemocratische stroming meer past bij de invoering van de dienstencheque dan de liberale stroming voorbeeld van een juist antwoord: • De socialistische/sociaaldemocratische stroming is voor een sterk sturende overheid (om de sociale ongelijkheid te verminderen) • De liberale stroming is voor een beperkte overheidsbemoeienis (om economische vrijheid te garanderen) • Met de dienstencheque kunnen door middel van overheidssubsidie premies, belastingen en verzekeringen worden betaald (r. 62-66) • Overheidssubsidie past meer bij een sterk sturende overheid (om de sociale ongelijkheid te verminderen) dan bij een beperkte overheidsbemoeienis. Invoering van de dienstencheque past in die zin meer bij de socialistische/sociaaldemocratische stroming dan bij de liberale stroming
14
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • argument voor of tegen de stelling • uitleg over oorzaak-gevolgrelatie tussen lidmaatschap en representativiteit met gebruik van kernconcept representativiteit
1 1 1 1
1 1 1
1
1 1
voorbeeld van een juist antwoord bij argument voor de stelling: • Als meer huishoudelijk werkers lid worden van een vakbond, kunnen meer huishoudelijk werkers door participatie hun eisen en wensen kenbaar maken bij de vertegenwoordigers van een vakbond • Als de eisen en wensen meer bekend zijn bij de vertegenwoordigers (oorzaak) dan kunnen de vertegenwoordigers hier meer rekening mee houden bij bijvoorbeeld overleg met de overheid/werkgevers (over maatregelen om hun positie te verbeteren). De standpunten van de vertegenwoordigers van deze vakbond komen meer overeen met de standpunten van de huishoudelijk werkers. Er is dan sprake van meer representativiteit (gevolg)
1
1
of
HA-1034-f-15-1-c
9
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 23
Vraag
15
16
Antwoord
Scores
voorbeeld van een juist antwoord bij argument tegen de stelling: • Als meer huishoudelijk werkers lid worden van een vakbond, hoeft dit niet te betekenen dat de vertegenwoordigers ook rekening houden met de eisen en de wensen van deze leden • Als er niet méér rekening wordt gehouden met de eisen en de wensen van de leden, dan hoeven de standpunten van de vertegenwoordigers van deze vakbond niet méér overeen te komen met de standpunten van de huishoudelijk werkers. De representativiteit van deze vakbond hoeft dan niet toe te nemen
1
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • omgevingsfactor uit tekst 1 die een steun is voor nieuw beleid • uitleg van relatie tussen steun en bevorderen van nieuw beleid
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • omgevingsfactor die een steun is: internationale druk van de ILO (r. 1-5) • Nederland dient rechten van burgers uit internationale verdragen te waarborgen en druk van de ILO kan nieuw beleid zo bevorderen
1
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • omgevingsfactor uit tekst 1 die een bedreiging is voor nieuw beleid • uitleg van relatie tussen bedreiging en belemmeren van nieuw beleid
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • omgevingsfactor die een bedreiging is: een economische recessie (r. 68) • Door een economische recessie kan de overheid minder geld beschikbaar hebben. Minder beschikbaar geld kan zo nieuw beleid belemmeren 17
1
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • voorbeeld uit tabel 2 om (resultaat van) globalisering te illustreren • uitleg dat voorbeeld illustratie is van globalisering met gebruik van kernconcept globalisering
HA-1034-f-15-1-c
10
1
1
1
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 24
Vraag
Antwoord
Scores
voorbeeld van een juist antwoord: • Uit de tweede kolom van tabel 2 blijkt dat migranten uit veel verschillende landen komen om huishoudelijk werk te verrichten • De herkomstlanden van de huishoudelijk werkers kunnen een indicatie zijn van de internationale economische verbindingen tussen deze herkomstlanden en Nederland. Internationale economische verbindingen zijn een kenmerk van een geglobaliseerde samenleving 18
19
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • aangeven van afhankelijkheid/relatie van werkgever met huishoudelijk werker met voorbeeld uit tekst 2 / tabel 2 • aangeven van afhankelijkheid/relatie van huishoudelijk werker met werkgever met voorbeeld uit tekst 2 / tabel 2
1
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • De werkgever is afhankelijk van het aanbod van arbeid van de huishoudelijk werker voor het verkrijgen van tijd voor andere zaken (interviewfragment met werkgever 1 uit tekst 2), • terwijl uit tabel 2 blijkt dat het aannemelijk is dat een aantal huishoudelijk werkers afhankelijk is van de vraag naar arbeid van de werkgever voor het verkrijgen van inkomsten voor familie en studie
1
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • uitleg van effect huishoudelijk werk op identiteit met gebruik van kernconcept identiteit • voorbeeld uit tekst 2 om effect op identiteit te illustreren
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • Het werk draagt voor deze huishoudelijk werker bij aan een positief zelfbeeld en ze houdt dit (door dit interview) anderen ook voor. Het werk heeft dan een positief effect op de identiteit • Uit het interviewfragment van huishoudelijk werker 1 uit tekst 2 blijkt namelijk dat de huishoudelijk werker zich belangrijk voelt omdat de werkgever volgens de huishoudelijk werker afhankelijk is van haar diensten 20
1
maximumscore 2 • De huishoudelijk werker uit het interviewfragment geeft aan dat de waardering van een huishoudelijk werker in Brazilië minder is dan in Nederland: in Nederland hebben mensen geen vooroordelen over dit beroep, terwijl in Brazilië het beroep als problematisch wordt beschouwd • Deze uitspraak kan een indicatie zijn van een verschil in (geografische) plaats van de status. Status is dan een relatief begrip
HA-1034-f-15-1-c
11
1
1
1
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 25
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 3 Afpakken van crimineel geld 21
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • uitleg van oorzaak-gevolgrelatie tussen socialisatie en crimineel gedrag met gebruik van kernconcept socialisatie • gebruik van een voorbeeld uit tekst 3 om de relatie tussen socialisatie en crimineel gedrag te illustreren voorbeeld van een juist antwoord: • Door (indirect of direct) contact met rolmodellen uit een criminele subcultuur (oorzaak) kunnen anderen in de omgeving zich deze criminele subcultuur eigen maken en overgaan tot crimineel gedrag (gevolg). Door de omgang met anderen zich een cultuur eigen maken is socialisatie • Uit tekst 3 blijkt dat gewelddadige overvallers en drugscriminelen door hun big spendergedrag rolmodellen voor hun omgeving kunnen worden (r. 24-28). De criminele cultuur kan dan worden overgedragen en leiden tot crimineel gedrag
22
maximumscore 3 een juist antwoord bevat: • relatie tussen criminaliteit en cultuur met gebruik van kernconcept cultuur • gebruik van voorbeeld uit tekst 3 om kernconcept cultuur te illustreren • uitleg van oorzaak-gevolgrelatie tussen cultuur en afname sociale cohesie met gebruik van kernconcept sociale cohesie voorbeeld van een juist antwoord: • Als meer mensen crimineel gedrag gaan vertonen, worden normen van de dominante cultuur minder gedeeld. Gedeelde normen zijn een onderdeel van cultuur • Uit tekst 3 blijkt dat ondernemers het idee kunnen krijgen dat ze alleen maar kunnen concurreren als ze frauderen (r. 21-24). Hun gedrag gaat dan afwijken van de normen van de dominante cultuur • Als de normen in de samenleving minder worden gedeeld zal de onderlinge verbondenheid in de samenleving afnemen. De sociale cohesie neemt dan af
HA-1034-f-15-1-c
12
1 1
1
1
1 1 1
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 26
Vraag
23
Antwoord
Scores
maximumscore 4 een juist antwoord bevat: • uitgangspunt van de klassieke school • uitgangspunt van de moderne school • voorbeeld uit tekst 3 om uitgangspunt van de klassieke school te illustreren • uitleg waarom het uitgangspunt van de klassieke school het meeste aansluit bij beleid van afpakken voorbeeld van een juist antwoord: • Het uitgangspunt van de klassieke school is dat mensen de gevolgen van hun gedrag van tevoren incalculeren • Het uitgangspunt van de moderne school is dat de mens grotendeels of geheel onvrij is in zijn denken en handelen • Uit tekst 3 blijkt dat bij het straffen men ervan uitgaat dat beroepscriminelen bewust het risico nemen van gevangenisstraf (r. 54-55) • Het beleid van afpakken van crimineel geld gaat dus uit van beroepscriminelen die de gevolgen van hun gedrag van tevoren incalculeren en uit vrije wil handelen. Dit sluit het meeste aan bij de klassieke school
1 1 1 1
1 1
1
1
Opmerking Geen scorepunt toekennen aan alleen het noemen van de klassieke school. 24
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • noemen van juiste functie • reden met behulp van tekst 3 om functie te illustreren
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • generale preventie • Door bij strafzaken de nadruk te leggen op afpakken probeert men andere groepen in de samenleving, zoals mensen met schulden, af te schrikken, zodat ze geen delicten gaan plegen (r. 32-40) 25
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • rechtshandhaving • reden met voorbeeld uit tekst 3
HA-1034-f-15-1-c
1
1
1 1
13
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 27
Vraag
Antwoord
Scores
voorbeeld van een juist antwoord: • rechtshandhaving • In het beleid moet het strafrechtelijk afpakken van crimineel geld de kern van de aanpak vormen (r. 1-7). (Strafrechtelijk afpakken valt onder rechtshandhaving)
1
1
5 Inzenden scores Verwerk de scores van alle kandidaten per examinator in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 1 juni naar Cito. De normering in het tweede tijdvak wordt mede gebaseerd op door kandidaten behaalde scores. Als het tweede tijdvak op uw school wordt afgenomen, zend dan ook van uw tweede-tijdvak-kandidaten de deelscores in met behulp van het programma WOLF.
6 Bronvermeldingen tabel 1
naar: Diekstra, R.F.W., Wubs, J.M., Vreeburg, L.E., Sklad, M.J. & Ruiter, M. de (2008). Naar een canon van opvoeding. Onderzoek naar wat inwoners van Den Haag weten van ontwikkeling en opvoeding van kinderen en jongeren (p.132). Den Haag: Gemeente Den Haag, Dienst OCW. Geraadpleegd december 2014 op http://www.opvoedingscanon.nl/documents/Rapport_Canon.pdf
afbeelding 1
Gemeente Den Haag (2008/2009). Campagne Opvoedingscanon Den Haag: campagne 2. Geraadpleegd december 2014 op http://portal.hhs.nl/xmsp/xms_itm_p.download_file?p_itm_id=38047
tekst 1
naar: Bolwijn, M. (2014, 7 januari). Bond en werkgevers: cheque tegen zwart circuit werksters. de Volkskrant. Geraadpleegd december 2014 op http://www.volkskrant.nl/dossier-werk/bond-en-werkgevers-cheque-tegen-zwart-circuitwerksters~a3573025/
tabel 2
naar: Botman, S.J. (2011). Gewoon schoonmaken: de troebele arbeidsrelaties in betaald huishoudelijk werk (proefschrift, Universiteit van Amsterdam) (p.102). Geraadpleegd december 2014 op http://dare.uva.nl/document/2/86062
tekst 2
naar: Botman, S.J. (2011). Gewoon schoonmaken: de troebele arbeidsrelaties in betaald huishoudelijk werk (proefschrift, Universiteit van Amsterdam) (p.144, pp.240-241, p.245) Geraadpleegd december 2014 op http://dare.uva.nl/document/2/86062
tekst 3
naar: Openbaar Ministerie (2013, 14 mei). OM-topman Marc van Nimwegen wil een omslag naar “afpakken”. Geraadpleegd december 2014 op https://www.om.nl/onderwerpen/afpakken/@31862/topman-marc-nimwegen/ naar: Vermaas, P. (2013, mei). ‘De kérn van de aanpak van beroepscriminelen’. Marc van Nimwegen over “Afpakken”. Opportuun, 19 (5), 6. Geraadpleegd december 2014 op https://www.om.nl/publish/pages/22576/opportuun_mei2013.pdf
HA-1034-f-15-1-c
14
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 28
Correctievoorschrift HAVO
2015
tijdvak 2
maatschappijwetenschappen
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft het College voor Toetsen en Examens op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet College voor toetsen en examens de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Toetsen en Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen.
HA-1034-a-15-2-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 29
3
4 5
De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Toetsen en Examens. De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Toetsen en Examens van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven;
HA-1034-a-15-2-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 30
4
5
6 7
8 9
3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord; 3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Toetsen en Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB1 Het College voor Toetsen en Examens heeft de correctievoorschriften bij regeling vastgesteld. Het correctievoorschrift is een zogeheten algemeen verbindend voorschrift en valt onder wet- en regelgeving die van overheidswege wordt verstrekt. De corrector mag dus niet afwijken van het correctievoorschrift. NB2 Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken.
HA-1034-a-15-2-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 31
NB3 Als het College voor Toetsen en Examens vaststelt dat een centraal examen een onvolkomenheid bevat, kan het besluiten tot een aanvulling op het correctievoorschrift. Een aanvulling op het correctievoorschrift wordt zo spoedig mogelijk nadat de onvolkomenheid is vastgesteld via Examenblad.nl verstuurd aan de examensecretarissen. Soms komt een onvolkomenheid pas geruime tijd na de afname aan het licht. In die gevallen vermeldt de aanvulling: NB Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe. Een onvolkomenheid kan ook op een tijdstip geconstateerd worden dat een aanvulling op het correctievoorschrift te laat zou komen. In dat geval houdt het College voor Toetsen en Examens bij de vaststelling van de N-term rekening met de onvolkomenheid.
3 Vakspecifieke regels Voor dit examen kunnen maximaal 68 scorepunten worden behaald.
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Opgave 1 1
Scores
Strenger straffen helpt niet
maximumscore 3 twee van de volgende functies: − aggregatiefunctie/integratiefunctie − articulatiefunctie − communicatiefunctie −
HA-1034-a-15-2-c
aggregatiefunctie/integratiefunctie voorbeeld van een juiste uitleg: In een verkiezingsprogramma brengen politieke partijen wensen en eisen met betrekking tot criminaliteit bij elkaar en wegen deze af met andere maatschappelijke onderwerpen op grond van de eigen ideologische uitgangspunten. / In een verkiezingsprogramma proberen politieke partijen allerlei wensen, voorkeuren en prioriteiten op elkaar af te stemmen vanuit een bepaalde overkoepelende visie op de gewenste ontwikkeling van de samenleving.
4
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 32
Vraag
Antwoord
Scores
−
articulatiefunctie voorbeeld van een juiste uitleg: Politieke partijen brengen opvattingen, wensen en voorkeuren in de samenleving naar voren in o.a. verkiezingsprogramma’s met het doel deze op de politieke agenda te krijgen.
−
communicatiefunctie voorbeeld van een juiste uitleg: Politieke partijen laten burgers/kiezers middels verkiezingsprogramma’s via diverse media zien waar de partijen voor staan.
voor twee juiste functies per juiste uitleg van een juiste functie
1 1
Opmerking Voor het noemen van slechts één juiste functie mag geen scorepunt worden gegeven. 2
maximumscore 2 voorbeelden van juiste nadelen van strenger straffen: − De kosten vanwege langere gevangenisstraffen nemen toe. − Er kan een tekort aan cellen ontstaan. − Een lange(re) gevangenisstraf draagt niet bij aan een betere resocialisatie. − De kans op recidive is groot na een langere gevangenisstraf. per juist nadeel
3
1
maximumscore 2 voorbeelden van juiste voordelen van strenger straffen: − Strenger straffen voldoet uit het oogpunt van vergelding. − Strenger straffen doet meer recht aan de belangen van slachtoffers / genoegdoening aan de slachtoffers. − De veiligheid in de samenleving neemt toe. / Wie opgesloten zit kan geen misdrijf plegen. − (generale) preventie / afschrikking per juist voordeel
HA-1034-a-15-2-c
1
5
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 33
Vraag
4
Antwoord
Scores
maximumscore 4 een sociaal probleem voorbeeld van een juist antwoord: • Een sociaal probleem betreft een situatie die veel mensen onwenselijk vinden / die in strijd is met heersende waarden en normen / een situatie waarvan veel mensen vinden dat er actie moet worden ondernomen om die situatie te veranderen • voorbeeld uit de Inleiding: Het geweld tegen de grensrechter dat heeft geleid tot zijn dood “bracht een schok teweeg in heel Nederland.” (zie regels 1-4 van de Inleiding in het opgavenboekje) / Vanuit de maatschappij (en de politiek) klonk de roep om strengere straffen (regel 5 van de Inleiding) een politiek probleem voorbeeld van een juist antwoord: • Criminaliteit is een politiek probleem omdat het verschaffen van veiligheid behoort tot de basisfuncties van de staat • voorbeeld uit tekst 1: De minister van Veiligheid en Justitie neemt naar aanleiding van het doodschoppen van de grensrechter direct actie: “hij zal laten nagaan of het OM zwaardere straffen kan eisen.” (regels 11-17)
5
maximumscore 2 voorbeelden van juiste antwoorden: • uitgangspunt van het CDA: het belang van samenwerking tussen school, gezin, maatschappelijk middenveld en overheid bij het voorkomen van criminaliteit. / gespreide verantwoordelijkheid in de samenleving / het delen van verantwoordelijkheid van overheid en maatschappelijke organisaties voor een veilige samenleving • citaat: “De betrokken maatschappelijke groeperingen zullen zélf in actie moeten komen” (regels 24-26). / “De oplossing moet verder vooral komen van de voetbalclubs en de KNVB door …” (regels 26-34)
1
1
1
1
1
1
of •
•
uitgangspunt van het CDA: burgers, maatschappelijke organisaties en overheid moeten een bijdrage leveren aan de bevordering van waarden en normen, met name het respect opbrengen voor anderen citaat: “De oplossing moet verder vooral komen van de voetbalclubs en de KNVB door de ouderwetse overdracht van normen en waarden” (regels 26-30)
1
1
Opmerking Geen scorepunt toekennen aan alleen een juist citaat.
HA-1034-a-15-2-c
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 34
Vraag
6
Antwoord
maximumscore 3 • Theorie: rationele-keuzetheorie / gelegenheidstheorie voorbeeld van een juiste beschrijving: • De rationele-keuzetheorie stelt dat het plegen van een bepaald misdrijf afhangt van de inschatting van een bepaalde situatie (gelegenheid) / Het plegen van een bepaald misdrijf is het gevolg van een afweging van kosten en baten, waarbij de baten hoger worden geschat voorbeeld van een juiste verklaring: • Door de uitvoering van elementaire beveiligingseisen uit het Bouwbesluit (zie de regels 40-41) is het voor potentiële daders moeilijker om (met succes) in te breken in een woning. De kosten worden hoger en/of de baten worden lager
Opgave 2 7
Scores
maximumscore 4 • de onderzoeksfunctie voorbeeld van een juiste uitleg: • Argos heeft onderzoek gedaan naar het hoge sterftecijfer in het Hagaziekenhuis en daarmee een probleem blootgelegd
1
1
1
maximumscore 4 • bronnen checken / meerdere bronnen raadplegen voorbeeld van een juiste uitleg: • De journalist van NRC Handelsblad heeft de informatie van Argos gecheckt op de website van het Hagaziekenhuis (regels 13-15, 18-22) • hoor en wederhoor toepassen voorbeeld van een juiste uitleg: • De journalist van NRC Handelsblad heeft de website van het ziekenhuis geraadpleegd als wederhoor van de berichtgeving van het radioprogramma Argos (regels 13-15, 18-22)
HA-1034-a-15-2-c
1
Negatieve media-aandacht voor ziekenhuizen
• de controlefunctie/waakhondfunctie voorbeeld van een juiste uitleg: • Argos heeft een tekortkoming in het functioneren van het hartcentrum van het Hagaziekenhuis openbaar gemaakt 8
1
7
1
1
1
1 1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 35
Vraag
9
Antwoord
Scores
maximumscore 2 vanuit de sociaal-culturele benaderingswijze voorbeeld van een juist antwoord: • Welke culturele oorzaken spelen een rol bij de lage ziekenhuissterfte in sommige regio’s? / Is het verschil in de ziekenhuissterfte te verklaren door culturele verschillen tussen de provincie Limburg en de provincies Groningen en Friesland? (antwoord in de tekst: “Verder wordt in sommige regio’s meer aan mantelzorg gedaan …. bij hun familie door te brengen.” (regels 19-23))
1
vanuit de vergelijkende benaderingswijze voorbeeld van een juist antwoord: • Waardoor is de ziekenhuissterfte in de provincie Limburg gemiddeld hoger dan in de provincies Groningen en Friesland? (antwoord is af te leiden uit de tekst: kwaliteit regionale zorg zou in Groningen en Friesland beter zijn dan in Limburg / in Groningen en Friesland zijn waarschijnlijk meer bedden voor terminale patiënten buiten het ziekenhuis beschikbaar dan in Limburg (regels 14-18))
1
Opmerking Criteria waaraan de onderzoeksvragen moeten voldoen: − Het moet een te beantwoorden vraag zijn (met vraagteken). − Ziekenhuissterfte moet worden genoemd. − Er moet een variabele in verwerkt zijn die past bij de benaderingswijze. − Het antwoord moet af te leiden zijn uit tekst 3. 10
maximumscore 3 • de selectieve perceptietheorie
1
verklaring met gegeven uit de tekst • Voor welke mediaboodschappen mensen zich openstellen, hoe ze de boodschappen waarnemen en wat zij onthouden, wordt beïnvloed door hun referentiekader • Het referentiekader van de respondenten/deelnemers aan het onderzoek wordt bepaald door eigen positieve ervaringen met ziekenhuiszorg (zie regels 16-18). Zij zullen hun gunstige beeld van het ziekenhuis dus niet snel negatief laten beïnvloeden door de negatieve media-aandacht
Opgave 3 11
1
1
De Nederlandse inlichtingendienst AIVD
maximumscore 1 het recht op privacy (recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer) / het eerbiedigen van grondrechten
HA-1034-a-15-2-c
8
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 36
Vraag
Antwoord
Scores
12
maximumscore 2 • het legaliteitsbeginsel • Dat houdt in dat de overheid gebonden is aan de wet
1 1
13
maximumscore 2 • Een parlementaire enquête is een onderzoek naar het gevoerde regeringsbeleid waarbij getuigen onder ede gehoord kunnen worden • Het enquêterecht valt onder de controlerende taak
1 1
14
maximumscore 1 het indienen van een motie van afkeuring / wantrouwen (Als een motie van afkeuring tegen minister Plasterk door een meerderheid van de Kamer wordt aangenomen, moet de minister zijn ontslag aanbieden bij de koning.)
15
maximumscore 2 • de feedbackfase / fase van terugkoppeling • De Commissie-Dessens heeft namelijk de huidige Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten geëvalueerd. Evaluatie van beleid is een voorbeeld van feedback
1
1
of • •
16
de invoerfase De Commissie-Dessens heeft de huidige Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten geëvalueerd. De commissie komt met nieuwe wensen, met andere woorden met nieuwe invoer
maximumscore 4 voorbeeld van een juist antwoord: Het dilemma van de rechtsstaat houdt in: • Het botsen van de belangen van rechtsbescherming van de burger met het belang van de handhaving van de rechtsorde door de overheid citaat: • “Het gaat om de balans tussen effectiviteit en waarborgen van de rechtsstaat” (regels 20-22) uitleg: • Het uitbreiden van de bevoegdheden van de AIVD draagt bij aan het vergroten van de nationale veiligheid (rechtshandhaving), • maar kan ten koste gaan van de privacy van (onschuldige) burgers (rechtsbescherming)
HA-1034-a-15-2-c
9
1
1
1
1
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 37
Vraag
Antwoord
Opgave 4 17
Scores
De moderne burger als een actieve internetgebruiker
maximumscore 2 voorbeeld van een juist antwoord: • De moderne burger heeft zowel de rol van ontvanger: hij bevraagt informatie van andere burgers en andere bronnen kritisch (regels 7-9) • als de rol van zender: hij twittert of blogt en levert nieuws (regels 9-14)
18
maximumscore 1 voorbeeld van een juist antwoord: Door individualisering kiest de moderne burger zelf welke informatie hij/zij tot zich neemt, of welke informatie hij/zij op internet plaatst. / Door de individualisering laat de moderne burger zich bij het consumeren en produceren van nieuws leiden door eigen behoeften.
19
maximumscore 2 • ontzuiling voorbeeld van een juiste uitleg: • Vanaf de tweede helft van de jaren zestig is er sprake van ontzuiling. Dit had voor de (geschreven) pers tot gevolg dat de verschillen in politieke kleur en/of identiteit kleiner zijn geworden of dat de kranten geen spreekbuis meer waren van bepaalde maatschappelijke en politieke organisaties (“geen fractievoorzitter meer als hoofdredacteur” (regels 52-53))
1 1
1
1
Opmerking Antwoord ‘ontkerkelijking’ is fout. 20
maximumscore 1 het redactiestatuut
21
maximumscore 2 voorbeelden van juiste antwoorden: • belang: streven naar winst • Het streven naar winst kan de onafhankelijkheid van het journalistieke product in gevaar brengen, bijvoorbeeld wanneer een kritisch stuk over een (belangrijke) adverteerder niet gepubliceerd wordt of wanneer deze kritiek omwille van de adverteerder (stevig) wordt afgezwakt
1
1
of • •
belang: vergroting van het marktaandeel Het streven naar een vergroting van het marktaandeel kan ertoe leiden dat de journalist geacht wordt om de berichtgeving meer af te stemmen op een breder publiek. / Vergroting van het marktaandeel (denk aan fusies van uitgever e.d.) kan ertoe leiden dat journalisten niet meer kritisch kunnen publiceren over bedrijven die bij de organisatie horen
1
1
of
HA-1034-a-15-2-c
10
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 38
Vraag
Antwoord
• •
22
belang: vergroten van efficiency en effectiviteit Het vergroten van de efficiency en effectiviteit kan de onafhankelijkheid van het journalistieke product in gevaar brengen, omdat journalisten gedwongen kunnen worden met minder tijd en geld artikelen te schrijven. Daardoor kunnen kwaliteitscriteria of journalistieke normen (zoals hoor en wederhoor) onder druk komen
1
1
maximumscore 1 voorbeelden van juiste antwoorden: − De overheid vindt het wenselijk dat er in Nederland media zijn die kunnen zorgen voor kwalitatieve en betrouwbare informatie. Journalistieke onafhankelijkheid is daarvoor een voorwaarde. − De overheid vindt het wenselijk dat in een democratische samenleving de burgers de beschikking hebben over goede/juiste/betrouwbare informatie / dergelijke informatie een voorwaarde is voor agendavorming en publiek debat. Journalistieke onafhankelijkheid is daarvoor noodzakelijk.
Opgave 5 23
Scores
Imago van de Europese Unie
maximumscore 2 • factor ‘politiek wordt door burgers niet (meer) gekoppeld aan directe behoeftebevrediging’ citaat: “Volgens werkgeversvoorman Bernard Wientjes moet aan de gewone man - de werknemers in de haven van Rotterdam of in het Westland beter worden uitgelegd dat hun arbeidsplaats en dagelijks brood te danken zijn aan export en Europa.” (regels 8-14) • factor ‘onwetendheid en onbekendheid’ citaat: “Volgens werkgeversvoorman Bernard Wientjes moet aan de gewone man - de werknemers in de haven van Rotterdam of het Westland beter worden uitgelegd dat hun arbeidsplaats en dagelijks brood te danken zijn aan export en Europa.” (regels 8-14) / “Volgens hem is die boodschap tot nu toe vooral overgekomen bij de elite en hoogopgeleiden.” (regels 14-17) / “Door de crisis … . Dit strookt niet met de feiten, ...” (regels 19-23)
1
1
Opmerking Alleen een scorepunt toekennen wanneer zowel de factor als het citaat juist is.
HA-1034-a-15-2-c
11
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 39
Vraag
24
25
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • Wientjes verwijst naar de EU-doelstelling ‘het brengen van welvaart’ • De EU tracht deze doelstelling te realiseren door de volgende taken uit te voeren (één van de volgende): − de instelling van een gemeenschappelijke markt − het geleidelijk harmoniseren van het economische beleid van de lidstaten / het bevorderen van economische groei/handel/export
1 1
maximumscore 2 supranationale besluitvorming reden: In de tekst staat dat de 28 lidstaten van de Europese Unie besluiten nemen bij meerderheid (regels 14-16). Het is een kenmerk van supranationale besluitvorming om besluiten bij meerderheid te nemen (ook lidstaten die tegen stemmen/de minderheid moet zich aan het besluit houden). (Bij intergouvernementele besluitvorming moeten de lidstaten overeenstemming bereiken; heeft elke lid een vetorecht.) Opmerking Alleen twee scorepunten toekennen wanneer zowel ‘supranationale besluitvorming’ als de reden juist is.
26
maximumscore 2 • de Raad van de Europese Unie (voorheen de Raad van Ministers) • de Europese Commissie
27
maximumscore 4 voorbeeld van een juist antwoord:
1 1
kenmerk 1: Er dient sprake te zijn van een soevereine macht. • De EU voldoet hieraan, want de lidstaten van de Europese Unie hebben een deel van hun soevereine macht overgedragen aan de Europese Unie. of De EU voldoet niet (geheel) aan dit kenmerk, want de lidstaten blijven soevereine staten / De lidstaten zijn soeverein op een aantal terreinen
1
kenmerk 2: Er is een overheid die regeert over een groep mensen. • De EU voldoet hieraan, want de instellingen van de Europese Unie regeren over alle burgers van de 28 EU-lidstaten / EU-regels zijn van kracht voor alle lidstaten
1
kenmerk 3: Er is een overheid die regeert over een bepaald grondgebied. • De EU voldoet hieraan, want de lidstaten van de Europese Unie vormen één grondgebied
1
HA-1034-a-15-2-c
12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 40
Vraag
28
29
Antwoord
Scores
kenmerk 4: Er is een overheid die het geweldsmonopolie bezit. • De Europese Unie bezit niet het geweldsmonopolie. De EU heeft geen eigen politiemacht of leger (onder supranationaal gezag) om beslissingen met geweld af te dwingen. (De EU heeft politiemacht of leger – Eurocorps, Europese interventiemacht, Europese politiemacht zoals in Kosovo – , onder intergouvernementeel gezag van gezamenlijke lidstaten om beslissingen met geweld af te dwingen.)
1
maximumscore 3 • Standpunt 1 is van de SGP. Deze politieke partij behoort tot het confessionalisme ook goed: christendemocratie
1
•
Standpunt 2 is van de PvdA. Deze politieke partij behoort tot de sociaaldemocratie / het socialisme
1
•
Standpunt 3 is van de VVD. Deze politieke partij behoort tot het liberalisme
1
maximumscore 3 de SGP • één van de volgende uitgangspunten met bijbehorend citaat: − Religieuze waarden / Bijbelse waarden en normen citaat: “Bovenaan ons wensenlijstje voor de EU staat een beleid dat in harmonie is met Gods heilzame geboden.” (regels 1-2) / “De (…) pleit in het belang van een ieder voor gezonde moraal en duurzame waarden, zoals pro-life, huwelijk en gezin, respect voor gezag en bescherming van de rechtsstaat.” (regels 6-8) − harmonie en samenwerking citaat: “Wil de EU zich ontwikkelen tot een duurzaam samenwerkingsverband, dan dient zij niet alleen een economische maar ook een geestelijke samenhang te hebben: een gedeeld waardenbesef is daarvoor nodig.” (regels 2-4)
HA-1034-a-15-2-c
13
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 41
Vraag
Antwoord
Scores
de PvdA • één van de volgende uitgangspunten met bijbehorend citaat: − sociale gelijkheid citaat: “Europa dat werkt voor mensen” (regel 9) / “Banken en bonussen aanpakken.” (regel 10) − kritiek op de vrijemarkteconomie citaat: “Banken en bonussen aanpakken.” (regel 10) / “Samen laten we banken weer werken voor de klant in plaats van voor de eigen winst.” (regels 12-13) / “Europa gaat om mensen, niet alleen om de markt.” (regel 14) / “Doorgeslagen marktdenken pakken we aan.” (regels 14-15) − actieve rol van de overheid (op sociaaleconomisch terrein) citaat: “Banken en bonussen aanpakken.” (regel 10) / “Het tegengaan van de oneerlijke verdringing van werk.” (regels 10-11) / “Samen laten we banken weer werken voor de klant in plaats van voor de eigen winst.” (regels 12-13) / “Doorgeslagen marktdenken pakken we aan.” (regels 14-15) de VVD • één van de volgende uitgangspunten met bijbehorend citaat: − individuele rechten/vrijheden citaat: “Het zorgt ervoor dat Nederlanders gemakkelijk over de grens hun werk kunnen doen en spullen verkopen.” (regels 17-18) − vrijemarkteconomie/ marktwerking citaat: “Het zorgt ervoor dat Nederlanders gemakkelijk over de grens hun werk kunnen doen en spullen verkopen.” (regels 17-18) / “De Europese Unie moet zich vooral richten op haar meerwaarde: het versterken van de economie en het creëren van banen.” (regels 18-20) − terughoudende overheid citaat: “Dat betekent dat er minder onzin uit Brussel moet komen: geen onnodige regelgeving, geen geldverspilling vanuit de Europese begroting en geen bemoeienis op onderwerpen die lidstaten prima zelf kunnen regelen.” (regels 20-23)
HA-1034-a-15-2-c
14
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 42
5 Inzenden scores Verwerk de scores van alle kandidaten per examinator in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 23 juni naar Cito.
6 Bronvermeldingen tekst 1
artikel van Jan van Dijk, emeritus hoogleraar victimologie van 1 februari 2013 op de website sociale vraagstukken (http://www.socialevraagstukken.nl/ site /2013/02/01/hetspilzieke-veiligheids-etatisme-van-rechts/)
tekst 2
NRC Handelsblad, 16 maart 2013
tekst 3
NOS, 27 maart 2013
tekst 4
de Volkskrant, 31 juli 2013
tekst 5
NRC Handelsblad, 30 november 2013
tekst 6
de Volkskrant, 30 november 2013
tekst 7
de Volkskrant, 2 december 2013
tekst 8
Peter Vasterman, de Nieuwe Reporter, 4 oktober 2013
tekst 9
de Volkskrant, 31 maart 2014
tekst 10
Friesch Dagblad, 1 april 2014
tekst 11
websites van SGP, PvdA en VVD, geraadpleegd in mei 2014
HA-1034-a-15-2-c
15
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 43
aanvulling op het correctievoorschrift
2015-2
maatschappijwetenschappen havo Centraal examen havo Tijdvak 2 Correctievoorschrift
Aan de secretarissen van het eindexamen van de scholen voor havo Bij het centraal examen maatschappijwetenschappen havo: Op pagina 12, bij vraag 27 moet het correctievoorschrift vervangen worden door: 27
maximumscore 4
kenmerk 1: Er dient sprake te zijn van een soevereine macht. kenmerk 2: Er is een overheid die regeert over een groep mensen. kenmerk 3: Er is een overheid die regeert over een bepaald grondgebied. kenmerk 4: Er is een overheid die het geweldsmonopolie bezit.
EU voldoet of voldoet niet. EU voldoet.
1 scorepunt
EU voldoet.
1 scorepunt
EU voldoet niet.
1 scorepunt
1 scorepunt
Ik verzoek u dit bericht door te geven aan de correctoren maatschappijwetenschappen havo. Namens het College voor Toetsen en Examens, Drs. P.J.J. Hendrikse, Voorzitter
HA-1034-a-15-2-c-A
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 44
Correctievoorschrift HAVO
2015
tijdvak 2
maatschappijwetenschappen (pilot)
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft het College voor Toetsen en Examens op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet College voor toetsen en examens de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Toetsen en Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen.
HA-1034-f-15-2-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 45
3
4 5
De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Toetsen en Examens. De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Toetsen en Examens van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven;
HA-1034-f-15-2-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 46
4
5
6 7
8 9
3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord; 3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Toetsen en Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB1 Het College voor Toetsen en Examens heeft de correctievoorschriften bij regeling vastgesteld. Het correctievoorschrift is een zogeheten algemeen verbindend voorschrift en valt onder wet- en regelgeving die van overheidswege wordt verstrekt. De corrector mag dus niet afwijken van het correctievoorschrift. NB2 Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken.
HA-1034-f-15-2-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 47
NB3 Als het College voor Toetsen en Examens vaststelt dat een centraal examen een onvolkomenheid bevat, kan het besluiten tot een aanvulling op het correctievoorschrift. Een aanvulling op het correctievoorschrift wordt zo spoedig mogelijk nadat de onvolkomenheid is vastgesteld via Examenblad.nl verstuurd aan de examensecretarissen. Soms komt een onvolkomenheid pas geruime tijd na de afname aan het licht. In die gevallen vermeldt de aanvulling: NB Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe. Een onvolkomenheid kan ook op een tijdstip geconstateerd worden dat een aanvulling op het correctievoorschrift te laat zou komen. In dat geval houdt het College voor Toetsen en Examens bij de vaststelling van de N-term rekening met de onvolkomenheid.
3 Vakspecifieke regels Voor dit examen kunnen maximaal 56 scorepunten worden behaald. Voor dit examen is de volgende vakspecifieke regel vastgesteld: Als in een vraag staat dat de kandidaat een hoofd- of kernconcept moet gebruiken, dan dient de kandidaat in het antwoord die elementen uit de omschrijving van het hoofd- of kernconcept te gebruiken die nodig zijn om de vraag juist te kunnen beantwoorden.
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 1 De nieuwe werkwijze van jeugdgevangenissen 1
maximumscore 3 een juist antwoord bevat: • relatie tussen criminaliteit en vormingsvraagstuk met kernconcept bij vorming • voorbeeld uit tekst 1 om ongewenste vorming te illustreren • gebruik van kernconcept bij vorming om voorbeeld te onderbouwen
HA-1034-f-15-2-c
4
1 1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 48
Vraag
Antwoord
Scores
voorbeeld van een juist antwoord: • Er is sprake van criminaliteit als een vormingsvraagstuk omdat de problemen van de veroordeelde jongeren in verband worden gebracht met niet geslaagde socialisatie • Volgens tekst 1 zijn jongeren niet gewend om zich aan de normen van de dominante cultuur te houden, zoals naar school gaan (r. 15-21) • Niet gewend zijn je aan de dominante normen te houden kan betekenen dat deze jongeren zich onvoldoende de cultuur van de samenleving hebben eigengemaakt 2
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • relatie tussen criminaliteit en verhoudingsvraagstuk met gebruik van kernconcept gezag • voorbeeld uit tekst 1 om ongewenste verhouding als oorzaak te illustreren voorbeeld van een juist antwoord: • Er is sprake van criminaliteit als een verhoudingsvraagstuk omdat de problemen van de veroordeelde jongeren in verband worden gebracht met een gebrek aan gezag. De jongeren beschouwden de macht van de autoriteiten niet als legitiem • Uit tekst 1 blijkt namelijk dat jongeren voordat zij de gevangenis ingingen moeite hadden met het respecteren van autoriteit (r. 25-28)
HA-1034-f-15-2-c
5
1 1
1
1 1
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 49
Vraag
3
Antwoord
Scores
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • gebruik van definitie sociale controle om herstel van gezag te onderbouwen • voorbeeld uit tekst 1 om sociale controle te illustreren
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • De nieuwe werkwijze probeert het gezag te herstellen door jongeren door middel van sancties over te halen om zich op een bepaalde manier te gedragen. Dit is sociale controle • Een voorbeeld van sociale controle is om jongeren privileges te laten verliezen als ze grenzen overschrijden (r. 33-35)
1 1
4
maximumscore 4 • a “Het opsluiten zelf is al voldoende straf, is het idee.” (r. 4-6) • b resocialisatie / speciale preventie • c klassieke school • d moderne school
5
maximumscore 2 • Er wordt formele sociale controle gebruikt • omdat de groepsleiders op grond van formele besluiten/regels van de instanties de jongeren behandelen om ervoor te zorgen dat die zich aan de regels houden
1
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • uitleg dat een jeugdgevangenis een sociale institutie is met gebruik van kernconcept sociale institutie • voorbeeld uit tekst 1 om sociale institutie te illustreren
1 1
6
7
1 1 1 1
1
voorbeeld van een juist antwoord: • In een jeugdgevangenis zijn er allerlei regels die het gedrag van veroordeelde jongeren reguleren. Een complex van regels dat het gedrag reguleert, is een sociale institutie • Een voorbeeld van deze regels is het verliezen van privileges als iemand wordt betrapt op softdrugs (r. 33-35)
1
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • uitleg hoe gevangenisstraf kan leiden tot negatieve identiteit met gebruik van kernconcept identiteit • uitleg hoe negatieve identiteit kan leiden tot recidive
1 1
HA-1034-f-15-2-c
6
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 50
Vraag
8
Antwoord
Scores
voorbeeld van een juist antwoord: • Door gevangenisstraf kunnen jongeren een negatieve status krijgen. Door een negatieve status kunnen de jongeren zichzelf ook sterker als crimineel gaan beschouwen waardoor het zelfbeeld oftewel hun identiteit negatiever wordt • Een negatief zelfbeeld kan vervolgens na detentie leiden tot recidive omdat de jongeren crimineel gedrag meer gerechtvaardigd vinden
1
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • uitleg van eis van steekproef om geldige conclusies te trekken • gebruik van eis van sociaalwetenschappelijk onderzoek in de uitleg
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • De ex-gedetineerde jongeren uit de steekproef moeten in kenmerken (zoals geslacht) overeenkomen met de kenmerken van alle ex-gedetineerde jongeren (over wie je conclusies in je onderzoek wilt trekken) • De onderzochte jongeren zijn dan representatief voor alle jongeren over wie je conclusies wilt trekken. Representativiteit is een eis van sociaalwetenschappelijk onderzoek
1
1
1
Opgave 2 De digitale stedeling 9
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • aangeven dat het gebruik van sociale media mogelijk is door nieuwe communicatietechnieken • aangeven dat nieuwe communicatietechnieken voorbeeld zijn van modernisering met gebruik van kernconcept modernisering voorbeeld van een juist antwoord: • Het gebruik van sociale media wordt mogelijk gemaakt door nieuwe communicatietechnieken zoals internet • Het gebruik van nieuwe communicatietechnieken is een voorbeeld van de toepassing van technologische vernieuwingen en dat is een kenmerk van modernisering
HA-1034-f-15-2-c
7
1 1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 51
Vraag
10
11
Antwoord
Scores
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • gebruik van kernconcept individualisering om de verandering in keuzevrijheid door sociale media en internet te onderbouwen • voorbeeld uit tekst 2 om individualisering te illustreren
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • Mensen hebben door gebruik van sociale media en internet meer keuzevrijheid dan voorheen om relaties aan te gaan. Dit past bij het proces van individualisering waarbij mensen zich in toenemende mate vrij voelen om hun leven naar eigen inzicht vorm te geven • Zo stelt De Waal dat mensen door gebruik van internet meer zeggenschap hebben over de groepen waar ze zichzelf toe rekenen (r. 65-68). Meer zeggenschap is een voorbeeld van meer vrijheid om relaties aan te gaan
1
maximumscore 3 a een juist antwoord bevat: • uitleg dat door het gebruik van sociale media groepsvorming kan ontstaan met gebruik van kernconcept groepsvorming
1
voorbeeld van een juist antwoord: • Door gebruik van sociale media kunnen burgers met gedeelde belangen zich makkelijker aan elkaar binden. Het ontstaan van bindingen tussen mensen is groepsvorming
1
b een juist antwoord bevat: • uitleg dat groepsvorming kan bijdragen aan politieke samenwerking met gebruik van kernconcept samenwerking • voorbeeld uit tekst 2 om politieke samenwerking te illustreren
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • Door deze groepsvorming is het makkelijker om samen actie te ondernemen om politieke besluitvorming te beïnvloeden. Er is dan sprake van politieke samenwerking, want mensen vormen door het gebruik van sociale media relaties voor een gemeenschappelijk doel • Volgens tekst 2 kunnen door het gebruik van sociale media mensen met gedeelde belangen actie voeren tegen de gemeente over iets waar men boos over is (r. 22-26). Samen actie voeren tegen een gemeente is een voorbeeld van politieke samenwerking
HA-1034-f-15-2-c
8
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 52
Vraag
12
Antwoord
Scores
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • uitleg dat gebruik van sociale media en internet voor politieke doeleinden het best past bij spreiding van macht volgens theorie van pluralisme • voorbeeld uit tekst 2 om theorie van pluralisme te illustreren voorbeeld van een juist antwoord: • Het past het best bij de theorie van het pluralisme. Het gebruik van sociale media en internet kan bijdragen aan een zekere spreiding van macht. Een spreiding van macht is een kenmerk van de theorie van het pluralisme • Uit tekst 2 blijkt bijvoorbeeld dat door het gebruik van sociale media mensen sneller samen kunnen opkomen voor dingen die zij belangrijk vinden (r. 61-63). Als mensen sneller voor hun gemeenschappelijke belangen kunnen opkomen, kan dit zorgen voor politieke machtsvorming vanuit verschillende groepen
1 1
1
1
Opmerking Geen scorepunt toekennen aan alleen het noemen van de theorie van het pluralisme. 13
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • aangeven van verschil in gebruik van technologie tussen maatschappelijke groepen met definitie sociaal kapitaal • relatie tussen verschil in gebruik sociale media en politieke participatie met behulp van voorbeeld van politieke participatie uit tekst 2 voorbeeld van een juist antwoord: • Groepen met een sterkere maatschappelijke positie zijn over het algemeen beter in staat om nieuwe technologieën zoals sociale media in te zetten voor netwerken, oftewel sociaal kapitaal, dan groepen met een zwakkere maatschappelijke positie • Groepen met een sterkere maatschappelijke positie zullen bijvoorbeeld meer gebruikmaken van Facebook om met andere burgers te protesteren tegen een gemeente (r. 22-26)
HA-1034-f-15-2-c
9
1 1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 53
Vraag
14
Antwoord
Scores
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • relatie tussen verschillen in politieke participatie en rekening houden met eisen en belangen door overheid • relatie tussen rekening houden met belangen en eisen en representativiteit met behulp van kernconcept representativiteit voorbeeld van een juist antwoord: • Als bepaalde groepen door politieke participatie beter hun eisen en belangen kenbaar maken dan andere groepen, kan dit betekenen dat de overheid meer rekening houdt met hun eisen en belangen (dan met die van de andere groepen) • Dit heeft een negatieve invloed op de representativiteit van politieke besluiten als de standpunten van de politieke vertegenwoordigers minder overeenkomen met de eisen en wensen van bepaalde groepen
15
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • relatie tussen functioneren gemeenschap en ideologie met gebruik van kernconcept ideologie • voorbeeld uit tekst 2 om gewenste maatschappelijke of politieke verhoudingen te illustreren voorbeeld van een juist antwoord: • Hoe een stad als gemeenschap moet functioneren, is onder andere afhankelijk van de wijze waarop burgers met elkaar omgaan. De meest wenselijke verhoudingen tussen burgers zijn een onderdeel van ideologie • Afhankelijk van de ideologie kan het gebruik van sociale media bijdragen aan sterkere bindingen binnen groepen gelijkgestemden of juist bijdragen aan solidariteit met andere groepen (r. 47-51). Beide mogelijkheden zijn een indicatie van de gewenste maatschappelijke verhoudingen
16
maximumscore 4 een juist antwoord bevat: uitleg dat door een filter bubble de bindingen tussen groepen in de samenleving kunnen afnemen, met gebruik van: • de begrippen selectiviteit en referentiekader • het kernconcept groepsvorming • een voorbeeld van groepsvorming uit tekst 2 • een conclusie over afname bindingen
HA-1034-f-15-2-c
10
1 1
1
1
1 1
1
1
1 1 1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 54
Vraag
17
18
Antwoord
Scores
voorbeeld van een juist antwoord: • Door de technologie van de filter bubble is het mogelijk dat mensen vooral die mediaboodschappen kiezen die aansluiten bij hun referentiekader • Selectiviteit kan leiden tot groepsvorming onder gelijkgestemden. Er ontstaan dan bindingen tussen mensen met hetzelfde referentiekader • Zo stelt De Waal in tekst 2 dat likes zorgen dat mensen soortgelijke anderen treffen op bepaalde plaatsen (r. 42-45) • Bindingen tussen mensen met verschillende referentiekaders kunnen dan afnemen
1
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: uitleg dat door gebruik van Homeless SMS geprobeerd wordt de sociale uitsluiting van dak- en thuislozen te verminderen met gebruik van: • een component van sociale uitsluiting • een voorbeeld uit tekst 2
1 1
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • Homeless SMS kan de sociale participatie van dak- en thuislozen bevorderen. Onvoldoende sociale participatie is een component van sociale uitsluiting • Dak- en thuislozen kunnen door middel van Homeless SMS makkelijker in contact komen met hulpverleners en het kan helpen hun sociale netwerk uit te breiden (r. 90-93). Homeless SMS bevordert zo sociale participatie
1
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • bijbehorend uitgangspunt van socialistische/sociaaldemocratische stroming • gebruik van voorbeeld uit tekst 2 om uitgangspunt te illustreren
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • Het gebruik van Homeless SMS past bij het socialistische/sociaaldemocratische uitgangspunt van een actieve overheid om de sociale gelijkheid tussen mensen te bevorderen • De overheid gebruikt Homeless SMS om daklozen te bereiken en zo hun maatschappelijke positie te verbeteren (r. 69-72 en r. 90-93). Door overheidsingrijpen kunnen zo verschillen tussen deze groep en andere groepen in de samenleving kleiner worden 19
1
1
1
1
maximumscore 1 het uitgangspunt van eigen initiatief/verantwoordelijkheid van burgers om problemen op te lossen / beperkte overheidsbemoeienis
HA-1034-f-15-2-c
11
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 55
Vraag
20
Antwoord
Scores
maximumscore 3 een juist antwoord bevat: uitleg wanneer door gebruik van Verbeterdebuurt een veiligheidsprobleem op de politieke agenda kan komen met gebruik van: • het kernconcept macht • een voorbeeld uit tekst 3 • een kenmerk van maatschappelijk vraagstuk voorbeeld van een juist antwoord: • Als door het gebruik van Verbeterdebuurt buurtbewoners voldoende hulpbronnen zoals sociaal kapitaal kunnen mobiliseren, kan een door hen ervaren veiligheidsprobleem op de politieke agenda komen. Het mobiliseren van hulpbronnen is een onderdeel van macht • Door bijvoorbeeld steunbetuigingen (tekst 3) kunnen andere burgers worden gemobiliseerd • Door mobilisatie kan een ervaren veiligheidsprobleem op de publieke agenda worden geplaatst. Een kenmerk van een maatschappelijk vraagstuk is dat het op de publieke agenda staat. Als het veiligheidsvraagstuk hoog op de publieke agenda staat, kan dit bijdragen aan de noodzaak om het vraagstuk ook op de politieke agenda te plaatsen
1 1 1
1 1
1
Opgave 3 Arbeidsmarktpositie van niet-westerse migranten 21
22
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • conclusie over sociale contacten op grond van figuur 1 • uitleg van conclusie met gegevens uit figuur 1
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • Een meerderheid heeft veel contact met autochtone Nederlanders • De eerste twee staven bij de groep met een laag beroepsniveau geven aan hoeveel procent veel contact met autochtone Nederlanders onderhoudt. Dit percentage van de twee staven samen is meer dan 50%
1
maximumscore 3 a een juist antwoord bevat: • samenhang in figuur 1 tussen arbeidsmarktpositie en voornamelijk veel sociale contacten met leden herkomstgroep
1
HA-1034-f-15-2-c
12
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 56
Vraag
Antwoord
Scores
voorbeeld van een juist antwoord: • Onder niet-westerse werkzoekenden en inactieven is het percentage dat voornamelijk veel contact heeft met leden van de herkomstgroep groter dan onder niet-westerse migranten met een hoog, midden en laag vast beroepsniveau b een juist antwoord bevat: • uitleg dat gegevens indicator kunnen zijn van sociale ongelijkheid met gebruik van kernconcept sociale ongelijkheid • uitleg dat gegevens indicator kunnen zijn van sociale cohesie met gebruik van kernconcept sociale cohesie voorbeeld van een juist antwoord: • Het niet hebben van werk heeft over het algemeen minder status dan het wel hebben van werk. Er is dus sprake van sociale ongelijkheid omdat verschillen in arbeidsmarktpositie leiden tot een ongelijke waardering • Voornamelijk contacten hebben met leden van de herkomstgroep is op te vatten als een indicator van sociale cohesie omdat het iets zegt over de mate waarin migranten het gevoel hebben vooral lid te zijn van de gemeenschap van het herkomstland 23
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • voorbeeld van cultureel kapitaal • uitleg van relatie tussen cultureel kapitaal en sociale identiteit met definitie van sociale identiteit
13
1 1
1
1
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • Beheersing van de Nederlandse taal is een voorbeeld van cultureel kapitaal • Beheersing van de Nederlandse taal kan voor migranten leiden tot een sterker bewustzijn dat ze tot de Nederlandse samenleving behoren. Hun sociale identiteit is dan sterker op Nederland gericht
HA-1034-f-15-2-c
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 57
Vraag
24
Antwoord
Scores
maximumscore 3 een juist antwoord bevat: • uitleg dat enculturatie van invloed is op identiteit met gebruik van definitie enculturatie • uitleg dat acculturatie van invloed is op identiteit met gebruik van kernconcept acculturatie • aangeven dat identiteit door migratie verandert
1 1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • Cultuuroverdracht van de cultuur van het land waarin de migranten geboren zijn, is van invloed op de identiteit van de migranten. Deze cultuuroverdracht is enculturatie • Cultuuroverdracht van de cultuur van het land waar de migranten naartoe verhuizen en waar ze dus niet zijn opgegroeid, is van invloed op de identiteit van de migranten. Deze cultuuroverdracht is acculturatie • Iemands identiteit kan door migratie naar een ander land veranderen. Identiteit is dus tijdgebonden en daarmee een relatief begrip
1
1 1
5 Inzenden scores Verwerk de scores van alle kandidaten per examinator in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 23 juni naar Cito.
6 Bronvermeldingen tekst 1
naar: Zware jongens, zachte hand (2013, 2 oktober). de Volkskrant. Geraadpleegd februari 2015 op http://www.volkskrant.nl/dossier-archief/zware-jongens-zachtehand~a3519682/
tekst 2
naar: Metz, T. (2013). De digitale stedeling. De Groene Amsterdammer, 8, 42-45. noot 1: Mediawijzer.net (z.j.) Filter bubble. Geraadpleegd februari 2015 op http://www.mediawijsheid.nl/filter-bubble/
tekst 3
naar: Anonieme buurtverbeteraar (2009), Idee: ’s nachts 1 uitgang aan de noordkant van cs open laten. [online forum]. Geraadpleegd februari 2015 op http://www.verbeterdebuurt.nl/amsterdam/s-nachts-1-uitgang-aan-de-noordkant-van-csopen-laten/1653 naar: Stichting Verbeterdebuurt (z.j.) Een vraag over Verbeterdebuurt? Geraadpleegd februari 2015 op http://www.verbeterdebuurt.nl/faq
figuur 1
naar: Bakker, L., Dagevos, J. & Gijsberts, M. (2014). Arbeidsmarktpositie en binding met de Nederlandse samenleving. In Huijnk, W., Gijsberts, M. & Dagevos, J., Jaarrapport integratie 2013. Participatie van migranten op de arbeidsmarkt (p.175). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Geraadpleegd februari 2015 op http://www.scp.nl/dsresource?objectid=36326&type=org
HA-1034-f-15-2-c
14
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 58
Correctievoorschrift HAVO
2014
tijdvak 1
maatschappijwetenschappen
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft het College voor Examens (CvE) op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet CvE de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.
HA-1034-a-14-1-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 59
4 5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Examens van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;
HA-1034-a-14-1-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 60
4
5
6 7
8 9
3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB1 Het College voor Examens heeft de correctievoorschriften bij regeling vastgesteld. Het correctievoorschrift is een zogeheten algemeen verbindend voorschrift en valt onder wet- en regelgeving die van overheidswege wordt verstrekt. De corrector mag dus niet afwijken van het correctievoorschrift. NB2 Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken. NB3 Als het College voor Examens vaststelt dat een centraal examen een onvolkomenheid bevat, kan het besluiten tot een aanvulling op het correctievoorschrift. Een aanvulling op het correctievoorschrift wordt zo spoedig mogelijk nadat de onvolkomenheid is vastgesteld via Examenblad.nl verstuurd aan de examensecretarissen.
HA-1034-a-14-1-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 61
Soms komt een onvolkomenheid pas geruime tijd na de afname aan het licht. In die gevallen vermeldt de aanvulling: NB a. Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe. b. Als de aanvulling niet is verwerkt in de naar Cito gezonden WOLF-scores, voert Cito dezelfde wijziging door die de correctoren op de verzamelstaat doorvoeren. Een onvolkomenheid kan ook op een tijdstip geconstateerd worden dat een aanvulling op het correctievoorschrift ook voor de tweede corrector te laat komt. In dat geval houdt het College voor Examens bij de vaststelling van de N-term rekening met de onvolkomenheid.
3 Vakspecifieke regels Voor dit examen kunnen maximaal 73 scorepunten worden behaald.
HA-1034-a-14-1-c
4
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 62
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Opgave 1
Scores
Besluitvorming rondom studiefinanciering
1
maximumscore 1 De rechter noemt de toegankelijkheid van het hoger onderwijs. Dat is het kenmerk dat een collectief goed voor iedereen beschikbaar moet zijn.
2
maximumscore 2 • Het kenmerk: de mate van georganiseerdheid • Uit de regels 15-24 van tekst 1 kun je opmaken dat er in verschillende steden organisaties zijn die onderling contact met elkaar houden. Dat geeft blijk van een tamelijk grote mate van georganiseerdheid
3
1
1
maximumscore 2 Een van de volgende beginselen met (voorbeeld van) uitleg: − Beginsel: Ook de overheid moet zich aan de wet houden / legaliteitsbeginsel. − Uitleg: De rechtbank heeft de eis van de studenten verworpen nadat ze concludeerde dat de overheid rechtmatig handelde. De rechtbank heeft dus onderzocht of de overheid zich wel aan de wet hield en dat is een beginsel van de rechtsstaat. of − −
Beginsel: Een onafhankelijke rechter beslist over geschillen tussen overheid en burger. Uitleg: Studenten hebben hun conflict met de overheid voorgelegd aan een rechter. Dat heeft enkel zin als deze de bevoegdheid heeft om daarover te beslissen en dat is een beginsel van de rechtsstaat.
of − −
Beginsel: Er is een scheiding van machten / trias politica. Uitleg: Dat een rechter de bevoegdheid heeft om te oordelen over de rechtmatigheid van overheidshandelen is een teken van machtenscheiding en dat is een beginsel van de rechtsstaat.
• •
voor het noemen van een juist beginsel van de rechtsstaat voor het geven van een juiste uitleg (alleen mogelijk als ook het juiste beginsel van de rechtsstaat genoemd wordt)
HA-1034-a-14-1-c
5
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 63
Vraag
4
5
Antwoord
Scores
maximumscore 4 De twee verschillen zijn: • Politieke partijen houden zich bezig met de inrichting van de samenleving als geheel en zullen daarbij verschillende belangen tegen elkaar afwegen. Een pressiegroep hoeft die afweging niet te maken en kan al zijn aandacht op een deelbelang (het studentenbelang) richten • Pressiegroepen doen niet mee aan verkiezingen, verwerven geen zetels in besluitvormingsorganen en stemmen dus niet mee maar proberen invloed uit te oefenen op de mensen die de beslissingen nemen. Politieke partijen proberen via verkiezingen zetels te verwerven om op die manier direct deel te nemen aan het besluitvormingsproces
2
maximumscore 4 Voorbeelden van redenen zijn (twee van de volgende): − De VVD voelde zich nog verplicht om het regeerakkoord dat ze met het CDA gesloten had, te respecteren. − De VVD wilde haar eigen staatssecretaris niet afvallen. − Het is de gewoonte dat een demissionair kabinet geen nieuw of omstreden beleid maakt. per juiste reden
6
2
2
maximumscore 1 het confessionalisme / de confessionele stroming Opmerking Het antwoord ‘christendemocratische stroming’ dient fout gerekend te worden.
7
maximumscore 4 Voorbeeld van een goed antwoord is: • De stroming waar de VVD toe behoort is het liberalisme • Een uitgangspunt van het liberalisme is individuele verantwoordelijkheid. Het sociaal leenstelsel is geen gift maar een lening. Studenten gaan zelf een lening aan en ze dragen zelf de verantwoordelijkheid voor het terugbetalen van die verplichting die ze aangaan / dat prikkelt studenten om snel af te studeren • De stroming waar de PvdA toe behoort is het socialisme / de sociaaldemocratie • Een uitgangspunt van het socialisme / de sociaaldemocratie is dat gestreefd wordt naar een eerlijke verdeling van kennis. Met het sociaal leenstelsel wordt geregeld dat hoger onderwijs voor iedereen toegankelijk blijft
HA-1034-a-14-1-c
6
1
1 1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 64
Vraag
Antwoord
Scores
8
maximumscore 1 de (mede)wetgevende taak
9
maximumscore 2 • De Eerste Kamer let bij de behandeling van een wetsvoorstel, meer dan de Tweede Kamer, op de verhouding met bestaande wetten en de grondwet • Omdat de Eerste Kamer een wetsvoorstel met enige ‘afstand’ bekijkt / een Kamer van reflectie is, vormt ze een extra bescherming tegen de verleidingen van ‘de waan van de dag’ / helpt ze ondoordachte besluitvorming te voorkomen
10
1
maximumscore 2 Een van de volgende oorzaken met uitleg: − De verkiezingen van de Provinciale Staten vinden op een ander tijdstip plaats dan die van de Tweede Kamer, zodat er een verschuiving in de voorkeuren van de kiezers kan zijn opgetreden. − De opkomst bij de provinciale verkiezingen verschilt van die van de Tweede Kamerverkiezingen. Niet van iedere partij blijft eenzelfde percentage kiezers thuis. − Bij verkiezingen voor Provinciale Staten kunnen andere onderwerpen van belang geacht worden door de kiezers waardoor ze op een andere partij gaan stemmen. − De Tweede Kamer wordt gekozen door directe verkiezingen, de Eerste Kamer door getrapte verkiezingen via de leden van de Provinciale Staten. De leden van de Provinciale Staten stemmen niet altijd op dezelfde partij als hun kiezers gedaan zouden hebben / niet alle partijen die in PS zitten zijn ook verkiesbaar voor de Eerste Kamer. • •
11
1
voor een juiste oorzaak voor een juiste uitleg bij die oorzaak
1 1
maximumscore 2 • De Tweede Kamer heeft wel het recht van amendement (recht om wetsvoorstellen te veranderen), de Eerste Kamer niet • Als het voorstel nog gewijzigd moet worden om het door de Eerste Kamer te krijgen dan moet dat gebeuren tijdens de behandeling in de Tweede Kamer, althans voordat het aan de Eerste Kamer wordt aangeboden. Daarna kan het niet meer gewijzigd worden en kan de Eerste Kamer niet anders dan het wetsvoorstel verwerpen als ze een onderdeel ervan niet onderschrijft
HA-1034-a-14-1-c
7
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 65
Vraag
12
Antwoord
maximumscore 3 Voorbeeld van een juist antwoord is: De oorspronkelijke doelen waren (twee van de volgende): Het in Europa brengen van − vrede − veiligheid − welvaart − stabiliteit Uitleg: Door in het buitenland te studeren ontstaan contacten, vriendschappen en begrip voor elkaar. Dat is goed voor de vrede, veiligheid en stabiliteit. Als ‘welvaart’ als doel genoemd is dan moet dat ook in de uitleg aan de orde komen (bijvoorbeeld): Dat vergemakkelijkt het samenwerken en ook het zakendoen, wat goed is voor de welvaart. • •
13
voor het verwerken van twee doelen in het antwoord voor het geven van de bijpassende uitleg
15
1 2
maximumscore 2 Nederland heeft een stelsel van evenredige vertegenwoordiging zonder kiesdrempel. Geen enkele partij haalt in de regel een meerderheid waardoor altijd samenwerking in een coalitie nodig is. Om samen te werken moeten partijen een deel van hun wensen laten vallen. Dit wordt door de tekenaar verbeeld doordat zowel bij Rutte als bij Samsom een arm is afgezaagd.
Opgave 2 14
Scores
Crisis en de publieke omroep
maximumscore 3 • Het Stimuleringsfonds voor de Pers geeft tijdelijke financiële steun aan de geschreven pers als een bedrijf dreigt failliet te gaan en als dat bedrijf van belang is voor de pluriformiteit van het media-aanbod • Pluriformiteit is belangrijk voor het goed functioneren van de democratie • Tijdelijke financiële steun draagt bij aan het in stand houden van de pluriformiteit van de media en daarmee aan de kwaliteit van de democratie maximumscore 2 • In artikel 10 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden staat dat burgers recht hebben op het vergaren van informatie. De overheid mag burgers dus niet beletten informatie te zoeken. Daarmee regelt artikel 10 een recht van de burger als ‘ontvanger’ van informatie • Artikel 7 van de Grondwet gaat over de vrijheid van meningsuiting en regelt het recht van de burger als ‘zender’
HA-1034-a-14-1-c
8
1 1
1
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 66
Vraag
Antwoord
Scores
16
maximumscore 2 Een juiste verklaring is (een van de volgende): − De overheid verdeelde uitzendfrequenties die schaars waren en van daaruit ontwikkelde ze een mediabeleid dat afgestemd was op de publieke omroepen, terwijl de pers werkte binnen een marktmechanisme waar de overheid weinig inbreng in had. − De overheid heeft bemoeienis met de inkomsten van de publieke omroep (vroeger kijk- en luistergeld, later subsidie en het verdelen van STER-inkomsten) terwijl de geschreven pers zonder overheid via de markt in haar eigen inkomsten voorzag.
17
maximumscore 2 • Het marktmechanisme zet aan tot een programmering waarmee zo veel mogelijk inkomsten uit reclame verkregen kunnen worden • Programma’s moeten voldoende koopkrachtige kijkers trekken en als dat niet het geval blijkt dan worden ze niet langer uitgezonden. Het media-aanbod dat overblijft bestaat uit meer van dezelfde soort succesvol gebleken programma’s (voornamelijk oppervlakkig amusement dat gericht is op een zo groot mogelijk publiek) en dat is verschraling
18
19
maximumscore 2 • Het doel van het mediabeleid ten aanzien van informatievoorziening is kwalitatief hoogwaardige informatie leveren • De overheid heeft meer invloed op een publieke omroep dan op andere media omdat ze over het budget van de publieke omroep gaat. Daardoor kan ze eisen stellen bij het verlenen van concessies. Bijvoorbeeld de eis dat de nieuwsvoorziening verzorgd wordt door een organisatie die onafhankelijk is en kwaliteit kan leveren. Aan andere media kan ze een dergelijke eis niet stellen maximumscore 2 • verbindende functie • De media kunnen een bijdrage leveren aan de onderlinge binding van Nederlanders omdat meer programma’s in beeld brengen wat Nederlanders gemeenschappelijk hebben
1
1
1
1
1
1
ook goed: • •
HA-1034-a-14-1-c
socialiserende functie Meer programma’s van Nederlandse makelij kan betekenen dat Nederlandse cultuurkenmerken meer op de Nederlandse media verschijnen. Dat kan bijdragen aan de socialisatie van Nederlanders
9
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 67
Vraag
Antwoord
Scores
20
maximumscore 2 Een reden is dat een democratie niet kan functioneren zonder vrijheid van meningsuiting / de overheidsmacht hiermee ingeperkt wordt / dit beschouwd wordt als een van de burgerlijke vrijheden.
21
maximumscore 6 Voorbeelden van goede antwoorden zijn: • De framingtheorie laat zien dat een verslaggever een keuze maakt voor een bepaald perspectief van waaruit hij een gebeurtenis beschrijft. Een oorlogshandeling kan bijvoorbeeld beschreven worden met aandacht voor het fysieke en emotionele leed van directe slachtoffers maar ook met aandacht voor gevolgen voor de koers van aandelen. Afhankelijk van het gekozen frame zal de invloed van het bericht verschillen • De theorie van de selectieve perceptie wijst erop dat mensen naar verschillende berichten kijken / eenzelfde bericht verschillend waarnemen. Waarvoor mensen zich openstellen, hoe ze een boodschap waarnemen en wat zij onthouden, wordt beïnvloed door hun referentiekader, hun waarden en normen • De agendasettingtheorie stelt dat de media geen directe invloed hebben op wat de mensen van een onderwerp vinden. De media bepalen wel – door de hoeveelheid aandacht die ze aan bepaalde onderwerpen besteden – over welke onderwerpen mensen een mening zullen vormen
Opgave 3 22
2
2
2
‘Project X Haren’
maximumscore 2 Voorbeelden van immateriële gevolgen voor de samenleving zijn (twee van de volgende): − Ontstaan van angst / het optreden van geestelijke/emotionele schade. − Er kan morele verontwaardiging ontstaan. − Het rechtsgevoel kan worden aangetast. − Burgers kunnen zich in hun bewegingsvrijheid beperkt voelen. − De rechtsstaat wordt bedreigd: gevaar van eigenrichting. − Veranderende opvattingen van goed en kwaad. − Verlies aan vertrouwen in mensen, organisaties en de samenleving als geheel. − Ontstaan van negatieve beeldvorming ten aanzien van bepaalde groepen mensen. per juist immaterieel gevolg
HA-1034-a-14-1-c
1
10
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 68
Vraag
23
24
Antwoord
Scores
maximumscore 3 • repressief omdat een sanctie wordt opgelegd nadat het delict is gepleegd • speciaal preventief omdat men door middel van de sanctie wil voorkomen dat de persoon die het delict gepleegd heeft opnieuw in de fout gaat • algemeen/generaal preventief omdat men wil voorkomen dat andere mensen (dergelijke) strafbare feiten zullen gaan plegen maximumscore 4 • overmacht door groepsdwang • Citaat: In de regels 12-16 van tekst 6 staat dat verdachten zeggen dat ze zich lieten meeslepen door de massa • Gevoelens van schuld worden onder invloed van de groep tijdelijk buiten werking gesteld • Citaat: In de regels 26-29 staat dat het abnormale van hun gedrag niet meer tot hen doordrong
1
1 1
1 1 1 1
Opmerking Voor een citaat mag alleen een scorepunt toegekend worden als het correct gekoppeld is aan de bijbehorende verklaring. 25
maximumscore 2 Voorbeelden van andere risicofactoren zijn (twee van de volgende): − psychische problemen − gedragsproblemen − omgang met delinquente vrienden − de aanwezigheid van gewelddadige anderen − werkloosheid/verveling per juiste risicofactor
HA-1034-a-14-1-c
1
11
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 69
Vraag
26
Antwoord
Scores
maximumscore 3 Hoofdtaken van het Openbaar Ministerie zijn: • leiding geven aan het opsporingsonderzoek Citaat (één van de volgende): − “De echte hooligans, zei hij, zijn nog niet gepakt.” (regels 13-14) − “Inmiddels zijn 47 verdachten aangehouden, en de politie verwacht er meer.” (regels 14-16) • vervolgen van strafbare feiten Citaat: “Andere relschoppers verschijnen de komende maanden voor de rechter.” (regels 24-26) • verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van opgelegde sancties (straffen en maatregelen) Citaat: “Het Openbaar Ministerie wil uitvoering van hun werkstraf in Haren.” (regels 8-10)
1
1
1
Opmerking Alleen een scorepunt toekennen als een hoofdtaak gekoppeld is aan een juist citaat. 27
28
29
maximumscore 2 Twee van de volgende maatregelen: − Slachtoffers hebben het recht gekregen op informatie over de strafrechtelijke procedure. − Slachtoffers hebben het recht gekregen om kennis te nemen van de processtukken die voor hen van belang zijn. − Er wordt rekening gehouden met de belangen van slachtoffers bij het nemen van de vervolgingsbeslissing. − Er wordt rekening gehouden met de belangen van slachtoffers bij het formuleren van de eis. − Slachtoffers hebben spreekrecht gekregen. per juiste maatregel
1
maximumscore 2 De andere twee vragen zijn: • Is de gedraging verwijtbaar? (schuld) • Is het bewijs wettig en overtuigend?
1 1
maximumscore 1 De veroordeelden kunnen in (hoger) beroep gaan / naar het gerechtshof gaan.
HA-1034-a-14-1-c
12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 70
Vraag
30
Antwoord
Scores
maximumscore 3 • Het dilemma van de rechtsstaat houdt in dat er een spanning bestaat tussen enerzijds rechtshandhaving en anderzijds rechtsbescherming • De voorzitter van de politievakbond pleit voor het weghalen van berichten van de sociale media, omdat daarmee verstoring van de openbare orde zoals in Haren misschien voorkomen kan worden. De rechtshandhaving is daarmee gediend • De minister wil niet censureren. De rechtsstaat moet zorgen voor rechtsbescherming en door niet te censureren beschermt de minister het recht om een mening te uiten
1
1
1
5 Inzenden scores Verwerk de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per examinator in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 30 mei naar Cito. De normering in het tweede tijdvak wordt mede gebaseerd op door kandidaten behaalde scores. Als het tweede tijdvak op uw school wordt afgenomen, zend dan ook van uw tweede-tijdvak-kandidaten de deelscores in met behulp van het programma WOLF.
6 Bronvermeldingen tekst 1
naar: NRC Handelsblad, 12 juli 2012
tekst 2
naar: http://fd.nl/economie-politiek/628299-1212/kabinet-moet-dealen-voor-steun-ineerste-kamer; geraadpleegd op 4 december 2012
figuur 1
www.tomjanssen.net
tekst 3
naar: Regeerakkoord, p. 19, 29 oktober 2012
tekst 4
naar: brief van staatssecretaris Dekker aan de Kamer betreffende: uitwerking
tekst 5
naar: Gerlof Leistra, Elsevier, 29 september 2012
tekst 6
naar: Reformatorisch Dagblad, 29 september 2012
tekst 7
naar: NRC Handelsblad, 10 oktober 2012
tekst 8
naar: Nederlands Dagblad, 26 september 2012
regeerakkoord Rutte-II, 6 december 2012
HA-1034-a-14-1-c
13
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 71
Correctievoorschrift HAVO
2014
tijdvak 1
maatschappijwetenschappen (pilot)
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft het College voor Examens (CvE) op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet CvE de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.
HA-1034-f-14-1-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 72
4 5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Examens van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;
HA-1034-f-14-1-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 73
4
5
6 7
8 9
3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB1 Het College voor Examens heeft de correctievoorschriften bij regeling vastgesteld. Het correctievoorschrift is een zogeheten algemeen verbindend voorschrift en valt onder wet- en regelgeving die van overheidswege wordt verstrekt. De corrector mag dus niet afwijken van het correctievoorschrift. NB2 Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken. NB3 Als het College voor Examens vaststelt dat een centraal examen een onvolkomenheid bevat, kan het besluiten tot een aanvulling op het correctievoorschrift. Een aanvulling op het correctievoorschrift wordt zo spoedig mogelijk nadat de onvolkomenheid is vastgesteld via Examenblad.nl verstuurd aan de examensecretarissen.
HA-1034-f-14-1-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 74
Soms komt een onvolkomenheid pas geruime tijd na de afname aan het licht. In die gevallen vermeldt de aanvulling: NB a. Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe. b. Als de aanvulling niet is verwerkt in de naar Cito gezonden WOLF-scores, voert Cito dezelfde wijziging door die de correctoren op de verzamelstaat doorvoeren. Een onvolkomenheid kan ook op een tijdstip geconstateerd worden dat een aanvulling op het correctievoorschrift ook voor de tweede corrector te laat komt. In dat geval houdt het College voor Examens bij de vaststelling van de N-term rekening met de onvolkomenheid.
3 Vakspecifieke regels Voor dit examen kunnen maximaal 69 scorepunten worden behaald. Voor dit examen is de volgende vakspecifieke regel vastgesteld: Als in een vraag staat dat de kandidaat een hoofd- of kernconcept moet gebruiken, dan dient de kandidaat in het antwoord die elementen uit de omschrijving van het hoofd- of kernconcept te gebruiken die nodig zijn om de vraag juist te kunnen beantwoorden.
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 1 Agressie op het sportveld 1
maximumscore 3 • uitvoerende macht (één van de volgende): − politie/Openbaar Ministerie/officier van justitie/minister van Veiligheid en Justitie met als taak het opsporen van strafbare feiten − Openbaar Ministerie/officier van justitie/minister van Veiligheid en Justitie met als taak het vervolgen van verdachten − politie/burgemeester met als taak het handhaven van de openbare orde − Openbaar Ministerie/officier van justitie/minister van Veiligheid en Justitie met als taak ten uitvoer leggen van straf
HA-1034-f-14-1-c
4
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 75
Vraag
Antwoord
•
•
Scores
wetgevende macht (één van de volgende): − regering/parlement met als taak het maken van wetten waarin vastgelegd is wat strafbaar is en wat de maximumstraffen zijn − regering/parlement met als taak het maken van wetten om strafbaar gedrag te voorkomen/bestrijden rechterlijke macht: rechters met als taak het berechten van verdachten
1
1
Opmerking Geen scorepunt toekennen aan alleen een juiste actor of alleen een juiste taak. 2
3
maximumscore 2 • Stelling a meet niet wat je wilt meten, omdat de stelling eerder over objectieve dan subjectieve veiligheid gaat. Ook goed: Stelling a is onduidelijk geformuleerd, omdat wat een ‘gewelddadig incident’ is door respondenten verschillend kan worden gedefinieerd • Stelling b is onduidelijk geformuleerd, omdat de woorden ‘soms’ en ‘een beetje’ door respondenten verschillend geïnterpreteerd kunnen worden
1
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • juist gebruik van begrip referentiekader • juist gebruik van begrip selectieve perceptie
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • Een actiever veiligheidsbeleid kan leiden tot een verandering van het referentiekader van de betrokken actoren bij sportverenigingen. Hun oordeel verandert omdat zij bepaald gedrag eerder als ongewenst gaan beschouwen • Een verandering van het referentiekader kan vervolgens leiden tot een verandering in waarneming van ongewenst gedrag door sportverenigingen. De selectie in de waarneming verschuift en kan leiden tot een toename van het waarnemen van ongewenst gedrag. Er is dan sprake van selectieve perceptie 4
maximumscore 2 • In het actieplan heeft het kabinet maatregelen opgenomen die met organisaties zoals de KNVB zijn afgesproken (r. 27-32) om ongewenst gedrag en excessen aan te pakken • Dit past bij integraal veiligheidsbeleid omdat niet alleen de overheid een rol speelt bij criminaliteitsbestrijding, maar dit in samenwerking met andere organisaties gebeurt
HA-1034-f-14-1-c
5
1
1
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 76
Vraag
5
Antwoord
Scores
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • gebruik van juist kenmerk van politiek vraagstuk • gebruik van bijbehorend juist voorbeeld uit tekst 1 (indien juist kenmerk gebruikt) voorbeeld van een juist antwoord: • Uit tekst 1 blijkt dat het kabinet wil dat mensen kunnen sporten zonder last te hebben van intimidatie of geweld. (r. 3-6) • Het kabinet wil dus zorgen voor veiligheid in de sport. Het bieden van veiligheid is een basisfunctie van de staat en dus is het een politiek vraagstuk
1 1
1
1
Opmerking Geen scorepunt toekennen aan alleen een juist voorbeeld. 6
maximumscore 4 een juist antwoord bevat: per juist gebruik van kernconcept (maximaal 2) per gebruik van bijbehorend juist voorbeeld uit tekst 2 of 3 (indien kernconcept juist gebruikt)
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • Ongewenste socialisatie van jongeren is een verklaring voor het ongewenst gedrag in de sport omdat er onvoldoende aandacht is voor oefening, opleiding en opvoeding • Er is bijvoorbeeld sprake van opvoed- en opgroeiproblemen bij jeugdleden van sportverenigingen. (r. 22-25 van tekst 2) • Ongewenste socialisatie hangt samen met sociale ongelijkheid. Problemen van kinderen die kunnen leiden tot ongewenst gedrag hangen samen met de lagere maatschappelijke positie van bepaalde groepen • Er zijn bijvoorbeeld meer opvoed- en opgroeiproblemen in buurten met een lage sociaaleconomische status dan in de meer welgestelde buurten. (r. 4-9 van tekst 3)
1 1
1
1
Opmerking Geen scorepunt toekennen aan alleen juist(e) voorbeeld(en).
HA-1034-f-14-1-c
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 77
Vraag
7
Antwoord
Scores
maximumscore 6 een juist antwoord bevat: • juist gebruik van kernconcept bij vorming • gebruik van bijbehorend juist voorbeeld uit tekst 2 of 3 (indien kernconcept bij vorming juist gebruikt) • juist gebruik van kernconcept bij verhouding • gebruik van bijbehorend juist voorbeeld uit tekst 2 of 3 (indien kernconcept bij verhouding juist gebruikt) • juist gebruik van kernconcept bij binding • gebruik van bijbehorend juist voorbeeld uit tekst 2 of 3 (indien kernconcept bij binding juist gebruikt)
1 1 1 1 1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • vorming In het beleid van het stimuleren van een positief pedagogisch klimaat is vorming te herkennen omdat het hanteren van eenduidige gedragsregels (r. 16-19 van tekst 3) een voorbeeld is van het stimuleren van gewenste socialisatie. Het hanteren van gedragsregels is onderdeel van oefening, opleiding en opvoeding en omgang met anderen • verhouding In het beleid van het stimuleren van een positief pedagogisch klimaat is verhouding te herkennen omdat het respecteren en accepteren van beslissingen van de scheidsrechter en medespelers (r. 42-45 van tekst 3) een voorbeeld is van het vergroten van het gezag van betrokken actoren. De macht van bijvoorbeeld scheidsrechters om sociale controle uit te oefenen kan zo (meer) geaccepteerd worden • binding In het beleid van het stimuleren van een positief pedagogisch klimaat is binding te herkennen omdat de aanwezigheid en hulp van ouders bij de sportvereniging (r. 22-25 van tekst 3) een voorbeeld is van de betrokkenheid van actoren. Betrokkenheid kan opgevat worden als een kenmerk van sociale cohesie omdat het een indicator is van de mate van verantwoordelijkheid van de betrokkenen bij de sportvereniging voor elkaars lot
2
2
2
Opmerking Het kernconcept moet horen bij het hoofdconcept. Geen scorepunt toekennen aan alleen juist(e) voorbeeld(en).
HA-1034-f-14-1-c
7
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 78
Vraag
8
Antwoord
Scores
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • juist gebruik van theorie ter verklaring van criminaliteit • gebruik van bijbehorend juist voorbeeld uit tekst 2 of 3 (indien theorie juist gebruikt) voorbeeld van een juist antwoord: • Volgens de bindingstheorie zullen de jeugdleden door sterke maatschappelijke bindingen zich zowel emotioneel als rationeel eerder aan de heersende normen en ideeën houden. Hierdoor zal de kans op het vertonen van ongewenst gedrag en het plegen van excessen kleiner worden • Uit tekst 3 blijkt dat het verloop onder de jeugdleden bij de sportverenigingen met een pedagogisch coördinator kleiner is dan het verloop bij de twee sportverenigingen zonder pedagogisch coördinator (r. 46-50). Een kleiner verloop kan wijzen op een sterkere binding van de jeugdleden met de sportvereniging
1 1
1
1
Opgave 2 De publieke opinie over politiek en overheid 9
maximumscore 1 Door middel van een referendum kunnen kiezers over sommige belangrijke beslissingen zelf stemmen. Vanuit de ontwikkelingsvisie/-theorie zal dit vooral als wenselijk worden gezien omdat door burgers te laten (mee)beslissen er besluiten kunnen worden genomen die daadwerkelijk berusten op de wil van de meerderheid van de bevolking. Opmerking Geen scorepunt toekennen aan alleen de juiste visie en/of alleen een kenmerk van een referendum.
10
maximumscore 1 Door middel van een referendum kunnen kiezers over sommige belangrijke beslissingen zelf stemmen. Vanuit de instrumentele visie/theorie zal dit vooral als onwenselijk worden gezien omdat als besluitvorming aan gewone burgers wordt overgelaten dit de stabiliteit van het politieke systeem in gevaar kan brengen / besluitvorming het beste aan gekozen en deskundige bestuurders kan worden overgelaten. Opmerking Geen scorepunt toekennen aan alleen de juiste visie en/of alleen een kenmerk van een referendum.
HA-1034-f-14-1-c
8
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 79
Vraag
11
Antwoord
Scores
maximumscore 4 een juist antwoord bevat: per verschil (maximaal 2) juist gebruik van politicologisch kernconcept per verschil geven van juiste verklaring met behulp van tabel 2 (indien politicologisch kernconcept juist genoemd)
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • Uit tabel 2 blijkt dat lager opgeleiden het meer dan hoger opgeleiden eens zijn met de stelling dat het goed zou zijn als het bestuur van het land werd overgelaten aan enkele krachtige leiders. Dit verschil in houding zou verklaard kunnen worden door verschillen in politieke socialisatie • Verschillen in bijvoorbeeld cultureel kapitaal van de ouders kunnen van invloed zijn op de houding ten opzichte van het gewenste bestuur in de samenleving. Ouders met weinig cultureel kapitaal kunnen vinden dat het goed zou zijn als het bestuur van het land werd overgelaten aan enkele krachtige leiders. Die houding kan worden overgedragen aan hun kinderen • Uit tabel 2 blijkt dat lager opgeleiden het meer dan hoger opgeleiden eens zijn met de stelling dat de overheid onvoldoende doet voor mensen zoals zij. Dit verschil in mening kan verklaard worden door verschillen in macht • Lager opgeleiden beschikken in het algemeen over minder machtsmiddelen zoals sociaal en economisch kapitaal om invloed uit te oefenen op hun persoonlijke situatie (bijvoorbeeld materiële zekerheid) dan hoger opgeleiden. Dit kan ervoor zorgen dat lager opgeleiden vinden dat de overheid onvoldoende voor hun belangen opkomt
1
1
1
1
Opmerking Geen scorepunt toekennen aan alleen noemen van juiste gegevens uit tabel 2. 12
maximumscore 4 een juist antwoord bevat: • juist gebruik van sociologisch kernconcept • gebruik van juist gegeven uit tabel 1 (indien kernconcept juist gebruikt) • juist gebruik van politicologisch kernconcept • gebruik van juist gegeven uit tabel 2 (indien kernconcept juist gebruikt)
HA-1034-f-14-1-c
9
1 1 1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 80
Vraag
Antwoord
Scores
voorbeeld van een juist antwoord: verhoudingsvraagstuk • In tabel 1 wordt een verhoudingsvraagstuk beschreven omdat een groot deel van de respondenten vindt dat de burgemeester moet worden gekozen door de inwoners van de gemeente • De wens om de burgemeester te kunnen kiezen kan opgevat worden als een wens om burgers meer macht te laten uitoefenen, omdat het kiezen van de burgemeester het vermogen van burgers kan vergroten om invloed uit te oefenen op de politieke besluitvorming bindingsvraagstuk • In tabel 2 wordt een bindingsvraagstuk beschreven omdat lager opgeleiden ten opzichte van hoger opgeleiden in beperkte mate vertrouwen hebben in de rechtspraak • Het hebben van vertrouwen in de rechtspraak kan gezien worden als een indicator van de mate van sociale cohesie omdat het iets zegt over de mate van binding die burgers hebben met deze institutie
1
1
1
1
Opmerking Geen scorepunt toekennen aan alleen een juist gegeven uit tabel 1 of 2 en/of alleen het noemen van een kernconcept.
Opgave 3 Arbeidsmigratie in goede banen 13
maximumscore 1 Een kenmerk van globalisering is een toename van internationale verbindingen. De toetreding van Midden- en Oost-Europese landen tot de Europese Unie zorgt voor een toename van de internationale economische/politieke verbindingen tussen Europese landen.
14
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • noemen van juiste maatregel uit tekst 4 (indien juiste component genoemd) • geven van juiste toelichting
1 1
Maatregelen met toelichting (één van de volgende combinaties): • prestatieafspraken over de bouw van logiesachtige huisvesting (r. 1416) / regelgeving voor het ombouwen van kantoren en andere panden naar huisvesting voor arbeidsmigranten (r. 16-19) • dit past bij onvoldoende toegang tot sociale grondrechten omdat goede huisvesting een sociaal grondrecht is
HA-1034-f-14-1-c
10
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 81
Vraag
Antwoord
• •
• •
• •
Scores
voorlichting geven over de leefregels in de openbare ruimte en op het werk in Nederland (r. 23-25) dit past bij onvoldoende normatieve integratie omdat leefregels naleven een voorbeeld is van een maatschappelijke norm actief opsporen van kinderen die geen gebruik maken van het recht op onderwijs (r. 45-50) dit past bij onvoldoende normatieve integratie omdat kinderen onderwijs laten volgen (door de ouders) een voorbeeld is van een maatschappelijke norm actief opsporen van kinderen die geen gebruik maken van het recht op onderwijs (r. 45-50) dit past bij onvoldoende toegang tot sociale grondrechten omdat het volgen van onderwijs een sociaal grondrecht is
1 1
1
1
1 1
Opmerking Geen scorepunt toekennen aan alleen een juiste maatregel. 15
maximumscore 4 een juist antwoord bevat: • gebruik van juiste definitie positietoewijzing • noemen van juist voorbeeld positietoewijzing uit tekst 4 (indien positietoewijzing erbij genoemd) • gebruik van juiste definitie positieverwerving • noemen van juist voorbeeld positieverwerving uit tekst 4 (indien positieverwerving erbij genoemd)
1 1 1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • Uit tekst 4 blijkt dat er sprake is van onvoldoende woningaanbod voor arbeidsmigranten (r. 1-2) • Als er door bijvoorbeeld particulieren of woningcorporaties onvoldoende woningen worden aangeboden, dan is dit een maatschappelijke factor buiten de arbeidsmigranten om die invloed kan hebben op hun maatschappelijke positie. Er is dan sprake van positietoewijzing • Uit tekst 4 blijkt dat arbeidsmigranten zo laag mogelijke woonkosten willen hebben (r. 10-12) • Als het de eigen keuze is van arbeidsmigranten om woonkosten zo laag mogelijk te hebben, dan is dit een factor bij de arbeidsmigranten zelf die invloed kan hebben op hun maatschappelijke positie. Er is dan sprake van positieverwerving
1
1 1
1
Opmerking Geen scorepunt toekennen aan alleen juist(e) voorbeeld(en).
HA-1034-f-14-1-c
11
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 82
Vraag
16
Antwoord
Scores
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • formulering van juist standpunt • noemen van juist bijbehorend ideologisch uitgangspunt (indien juist standpunt geformuleerd)
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • Vrij verkeer van personen binnen de Europese Unie draagt bij aan de welvaart van Nederland • Het standpunt past bij het ideologische uitgangspunt van een vrije markt
1 1
Opmerking Geen scorepunt toekennen aan alleen een juist ideologisch uitgangspunt. 17
maximumscore 3 • indicatoren van binding met het land van herkomst (één van de volgende): − de gemiddelde hoogte van het bedrag dat per jaar naar het land van herkomst wordt gestuurd − het percentage van de migrantengroep dat een partner heeft afkomstig uit (en woonachtig in) het land van herkomst − het gemiddeld aantal contacten dat wordt onderhouden met personen in het land van herkomst • indicatoren van binding met het bestemmingsland (één van de volgende): − mate van beheersing van de Nederlandse taal − het gemiddeld aantal jaren van (gewenst) verblijf in Nederland − het gemiddeld aantal contacten dat wordt onderhouden met Nederlanders / het gemiddeld aantal Nederlandse vrienden • Met de indicatoren kun je de mate van onderlinge afhankelijkheid / de relatie tussen de migranten en de personen in het land van herkomst en tussen de migranten en de personen in het bestemmingsland meetbaar maken / meten
1
1
1
Opmerking Een indicator moet − meetbaar zijn; − een juiste operationalisatie zijn van het hoofdconcept binding (geen scorepunt toekennen aan bijvoorbeeld het antwoord ‘veel geld opsturen’); − gebaseerd zijn op tekst 5.
HA-1034-f-14-1-c
12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 83
Vraag
18
Antwoord
Scores
maximumscore 4 een juist antwoord bevat: • gebruik van juiste definitie van het begrip sociale identiteit bij verzwakking • gebruik van juiste definitie van het begrip sociale identiteit bij versterking • juist gebruik van kernconcept acculturatie • gebruik van juiste component van sociale uitsluiting
1 1 1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • De Poolse identiteit van Poolse arbeidsmigranten kan zwakker worden als de arbeidsmigranten door het werken en wonen in Nederland delen van de Nederlandse cultuur overnemen. Er is dan sprake van acculturatie omdat zij niet zijn opgegroeid in de Nederlandse cultuur. Acculturatie kan ervoor zorgen dat het bewustzijn van de arbeidsmigranten om tot de Nederlandse cultuur te horen wordt versterkt • De Poolse identiteit van Poolse arbeidsmigranten kan sterker worden als de arbeidsmigranten in Nederland door weinig sociale participatie (met Nederlanders) vooral met leden van de eigen groep omgaan. Het kan ervoor zorgen dat de arbeidsmigranten zich meer bewust worden van hun afkomst als cultuurkenmerk 19
maximumscore 6 een juist antwoord bevat: • geven van juist verschil in situatie voor Italianen tussen 2006 en 2010 met behulp van tabel 3 • geven van juist verschil in situatie voor EU-8-burgers tussen 2006 en 2010 met behulp van tabel 3 • gebruik van juist kenmerk van open/gesloten samenleving voor Italianen • gebruik van juist kenmerk van open/gesloten samenleving voor EU-8 burgers • trekken van juiste conclusie voor Italianen (indien juist kenmerk gebruikt) • trekken van juiste conclusie voor EU-8 burgers (indien juist kenmerk gebruikt) voorbeeld van een juist antwoord: • Uit tabel 3 is af te lezen dat tussen 2006 en 2010 het percentage Italianen met een hoog opleidingsniveau dat hoofdarbeid verricht, nauwelijks is afgenomen (van 97,1% naar 96,8%) • Uit tabel 3 is af te lezen dat tussen 2006 en 2010 het percentage EU-8burgers met een hoog opleidingsniveau dat hoofdarbeid verricht, is afgenomen (van 80% naar 50,7%)
HA-1034-f-14-1-c
13
2
2
1 1 1 1 1 1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 84
Vraag
Antwoord
•
•
• •
Scores
Dit kan betekenen dat voor Italianen vooral het opleidingsniveau nog steeds bepalend is voor het soort werk dat zij verrichten en daarmee voor hun maatschappelijke positie Dit kan betekenen dat voor EU-8 burgers het opleidingsniveau minder bepalend is geworden voor het soort werk dat zij verrichten en daarmee voor hun maatschappelijke positie conclusie: De Italiaanse samenleving is voor Italianen niet of nauwelijks meer gesloten of meer open geworden conclusie: De Italiaanse samenleving is voor EU-8-burgers meer gesloten geworden
1
1 1 1
Opmerking Geen scorepunt toekennen aan alleen de juiste conclusie(s).
Opgave 4 Veranderingen in het Nederlandse gezin verklaard 20
21
maximumscore 2 • het kostwinnersgezin staat centraal / traditionele rollen voor mannen en vrouwen • het gezin vormt de hoeksteen van de samenleving
1 1
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • juiste uitleg van verband tussen uitbreiding sociale zekerheid en toename aantal echtscheidingen • juist gebruik van kernconcept individualisering
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • Door de uitbreiding van de sociale zekerheid werden vrouwen financieel minder afhankelijk van hun man omdat zij (meer) gebruik konden maken van sociale uitkeringen • Minder financiële afhankelijkheid van vrouwen ten opzichte van mannen zorgde ervoor dat vrouwen meer vrijheid kregen om de keuze te maken om van hun man te scheiden. Een toenemende vrijheid om het leven naar eigen inzicht vorm te geven is een kenmerk van individualisering
HA-1034-f-14-1-c
14
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 85
Vraag
22
23
Antwoord
Scores
maximumscore 4 • In meer moderne samenlevingen is de reden om familieleden te helpen meer gebaseerd op een individuele/vrijwillige keuze • terwijl in meer traditionele samenlevingen de reden meer gebaseerd is op een verplichting • In meer moderne samenlevingen wordt binding meer gekenmerkt door een abstracte of formele afhankelijkheid tussen burgers en de overheid, omdat door de komst van de verzorgingsstaat er sprake is van collectieve (formele) verzorgingsinstellingen / regelgeving. Burgers kunnen hier een beroep op doen en hebben daardoor hun familieleden minder nodig. Ook goed: In meer moderne samenlevingen is er minder sprake van directe onderlinge afhankelijkheid tussen familieleden, omdat door de komst van de verzorgingsstaat er sprake is van collectieve (formele) verzorgingsinstellingen / regelgeving. Burgers kunnen hier een beroep op doen en hebben daardoor hun familieleden minder nodig • In meer traditionele samenlevingen wordt binding meer gekenmerkt door een directe onderlinge afhankelijkheid tussen familieleden, omdat verzorgingsarrangementen minder/niet formeel geregeld zijn en familieleden elkaars hulp dus meer nodig hebben maximumscore 2 per juist uitgelegde relatie tussen secularisering en verandering van samenlevingsvorm
1 1
1
1
1
voorbeeld van een juist antwoord: • De afnemende invloed en betekenis van religie hebben tot gevolg dat traditionele normen over het huwelijk zoals door de kerk voorgeschreven, in de samenleving minder werden geaccepteerd. Het heeft geleid tot een toename van het aantal ongehuwd samenwonenden • De afnemende invloed en betekenis van religie hebben tot gevolg dat traditionele normen over kinderen krijgen zoals door de kerk voorgeschreven, in de samenleving minder werden geaccepteerd. Het heeft geleid tot een afname van het aantal huishoudens met kinderen
1
1
Opmerking Geen scorepunt toekennen aan alleen het noemen van juiste verandering van samenlevingsvorm(en).
HA-1034-f-14-1-c
15
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 86
Vraag
24
25
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • Uit tabel 4 is af te lezen dat bij de meeste typen huishoudens zowel het percentage mannen als het percentage vrouwen dat werk/studie met huishoudelijke taken combineert, tussen 1975 en 1995 is toegenomen. Een gelijkere verdeling is een voorbeeld van het loskomen van traditionele maatschappelijke verhoudingen tussen mannen en vrouwen waarbij de man kostwinner was en de vrouw voor het huishouden zorgde. Het is dus een voorbeeld van modernisering • Het gezin is tussen 1975 en 1995 dus meer egalitair geworden omdat er sprake is van een gelijkere verdeling van taken binnens- en buitenshuis. Een gelijke verdeling van taken binnens- en buitenshuis is een kenmerk van het moderne gezin
1
1
maximumscore 1 geven van juiste economische factor en aangeven van invloed op verandering in taakcombinatie voorbeeld van een juist antwoord: Door economische groei nam de arbeidsparticipatie van vrouwen toe en verschoof de verrichting van huishoudelijke taken binnen tweeverdienershuishoudens enigszins van vrouwen naar mannen. Opmerking Geen scorepunt toekennen aan alleen een juiste economische factor.
26
maximumscore 1 geven van juiste sociaal-culturele factor en aangeven van invloed op verandering in taakcombinatie voorbeeld van een juist antwoord: De opvattingen over rolpatronen tussen mannen en vrouwen zijn veranderd waardoor het binnen kostwinnersgezinnen gangbaarder werd dat ook de man huishoudelijke taken verricht. Opmerking Geen scorepunt toekennen aan alleen een juiste sociaal-culturele factor.
5 Inzenden scores Verwerk de scores van alle kandidaten per examinator in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 30 mei naar Cito. De normering in het tweede tijdvak wordt mede gebaseerd op door kandidaten behaalde scores. Als het tweede tijdvak op uw school wordt afgenomen, zend dan ook van uw tweede-tijdvak-kandidaten de deelscores in met behulp van het programma WOLF.
HA-1034-f-14-1-c
16
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 87
6 Bronvermeldingen tekst 1
naar: Schippers, E.I. (2011, 22 april). Kamerbrief over het actieplan ‘Naar een veiliger sportklimaat’. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Geraadpleegd november 2013 op http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-en publicaties/kamerstukken/2011/04/22/kamerbrief-over-het-actieplan-naar-een-veiligersportklimaat/kamerbrief-over-actieplan-naar-een-veiliger-sportklimaat.pdf
tekst 2
naar: Verwey-Jonker Instituut (2013, 12 februari). Betere sfeer op de sportvereniging door sportpedagoog. Geraadpleegd november 2013 op http://www.verweyjonker.nl/actueel/persberichten/2013/betere_sfeer_op_de_sportvereniging_door_sportped agoog
tekst 3
naar: Hermens, N. & Gilsing, R. (2013). Sportclubs in de jeugdketen. De mogelijkheden van pedagogische ondersteuning van sportverenigingen (p.7, p.15, p.17, p.23, p.26). Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. Geraadpleegd november 2013 op http://www.verweyjonker.nl/doc/vitaliteit/1490_Sportclubs-in-de-jeugdketen.pdf
tabel 1
naar: Dekker, P. & Ridder, J. den (2011). De publieke opinie. In Bijl, R., Boelhouwer, J., Cloïn, M. & Pommer, E. (Red.), De sociale staat van Nederland 2011. (p.69). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Geraadpleegd november 2013 op http://www.scp.nl/content.jsp?objectid=27981
tabel 2
naar: Dekker, P. & Ridder, J. den (2011). De publieke opinie. In Bijl, R., Boelhouwer, J., Cloïn, M. & Pommer, E. (Red.), De sociale staat van Nederland 2011 (p.72). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Geraadpleegd november 2013 op http://www.scp.nl/content.jsp?objectid=27981
tekst 4
naar: Tweede Kamer der Staten-Generaal (2011, 29 september). Parlementair onderzoek Lessen uit recente arbeidsmigratie. Eindrapport arbeidsmigratie in goede banen, tijdelijke commissie Lessen uit recente arbeidsmigratie (pp.16-20). Geraadpleegd november 2013 op http://www.tweedekamer.nl/images/Eindrapport_Tijdelijke_commissie_Lessen_uit_recente _arbeidsmigratie_181-228856.pdf
tekst 5
naar: Engbersen, G. (2012). Arbeidsmigratie uit Midden- en Oost-Europa en de implicaties voor integratiebeleid. In Holtslag, J.W., Kremer, M. & Schrijvers, E. (Red.), In betere banen. De toekomst van arbeidsmigratie in de Europese Unie (p.110). Den Haag: Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Geraadpleegd november 2013 op http://www.wrr.nl/fileadmin/nl/publicaties/PDF-overige_uitgaven/In_betere_banen.pdf
tabel 3
naar: Galgoczi, B. (2013). Intra-EU labour migration in times of the crisis with special regard the efficiency of labour allocation. ETUI conference: Labour markets in (the) crisis (p.15). Brussels: European Trade Union Institute. Geraadpleegd november 2013 op http://www.etui.org/content/download/8007/77275/file/EU+migration_Galgoczi-ETUI31+01+2013.pdf (vrij vertaald en bewerkt)
tabel 4
naar: Broek, A. van den, Knulst, W. & Breedveld, K. (1999). Naar andere tijden? Tijdsbesteding en tijdsordening in Nederland, 1975-1995 (Sociale en Culturele Studies 29). (p.20). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Geraadpleegd november 2013 op http://www.scp.nl/dsresource?objectid=21345&type=org
HA-1034-f-14-1-c
17
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 88
aanvulling op het correctievoorschrift
2014-1
maatschappijwetenschappen (pilot) havo Centraal examen havo Tijdvak 1 Correctievoorschrift
Aan de secretarissen van het eindexamen van de scholen voor havo Bij het centraal examen maatschappijwetenschappen (pilot) havo:
Op diverse pagina’s moeten (delen van) opmerkingen worden geschrapt: De opmerkingen bij vraag 5 (pag 6), vraag 12 (pag 8), vraag 14 (pag 8) , vraag 15 (pag 8) en vraag 16 (pag 9) vervallen helemaal. Bij vraag 7 (pag 6) vervalt de tweede regel van de opmerking. Toelichting Het gaat hier om een type vraag waarbij steeds alle deelantwoorden goed moeten zijn om er scorepunten voor te krijgen. Het CvE heeft begrepen dat hiermee nog te weinig geoefend is in de pilotscholen.
NB a. Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe. b. Als eerste en tweede corrector al overeenstemming hebben bereikt over de scores van de kandidaten, past de eerste corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe en meldt de wijzigingen in de score aan de tweede corrector. Het CvE is zich ervan bewust dat dit leidt tot enkele aanvullende handelingen van administratieve aard. Deze extra werkzaamheden zijn in het belang van een goede beoordeling van de kandidaten. Ik verzoek u dit bericht door te geven aan de correctoren maatschappijwetenschappen (pilot) havo. Het College voor Examens, Namens deze, de voorzitter, drs H.W. Laan
HA-1034-f-14-1-c-A
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 89
Correctievoorschrift HAVO
2014
tijdvak 2
maatschappijwetenschappen
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft het College voor Examens (CvE) op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet CvE de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.
HA-1034-a-14-2-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 90
4 5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Examens van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;
HA-1034-a-14-2-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 91
4
5
6 7
8 9
3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB1 Het College voor Examens heeft de correctievoorschriften bij regeling vastgesteld. Het correctievoorschrift is een zogeheten algemeen verbindend voorschrift en valt onder wet- en regelgeving die van overheidswege wordt verstrekt. De corrector mag dus niet afwijken van het correctievoorschrift. NB2 Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken. NB3 Als het College voor Examens vaststelt dat een centraal examen een onvolkomenheid bevat, kan het besluiten tot een aanvulling op het correctievoorschrift. Een aanvulling op het correctievoorschrift wordt zo spoedig mogelijk nadat de onvolkomenheid is vastgesteld via Examenblad.nl verstuurd aan de examensecretarissen.
HA-1034-a-14-2-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 92
Soms komt een onvolkomenheid pas geruime tijd na de afname aan het licht. In die gevallen vermeldt de aanvulling: NB a. Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe. b. Als de aanvulling niet is verwerkt in de naar Cito gezonden WOLF-scores, voert Cito dezelfde wijziging door die de correctoren op de verzamelstaat doorvoeren. Een onvolkomenheid kan ook op een tijdstip geconstateerd worden dat een aanvulling op het correctievoorschrift ook voor de tweede corrector te laat komt. In dat geval houdt het College voor Examens bij de vaststelling van de N-term rekening met de onvolkomenheid.
3 Vakspecifieke regels Voor dit examen kunnen maximaal 74 scorepunten worden behaald.
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Opgave 1 1
Scores
Gewetensbezwaarde ambtenaren
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste vragen zijn (drie van de volgende): − Wordt de (huidige) situatie als ongewenst ervaren door een groot aantal / groepen mensen? − Wordt de (huidige) situatie als veranderbaar beschouwd / oplosbaar geacht? − Zijn de eisen langs de poortwachters gekomen? − Roept de (huidige) situatie heftige emoties op of komt zij vaak voor? indien drie vragen juist indien twee vragen juist indien minder dan twee vragen juist
2
2 1 0
maximumscore 2 • De barrière die genomen moet worden is het beslissen over (de noodzaak van) een beleidsmatige oplossing van het probleem / de besluitvorming • (“Het afschaffen van de ‘weigerambtenaar’ is een flinke stap dichterbij gekomen,) nu het wetsvoorstel van D66-Kamerleden Gerard Schouw en Pia Dijkstra klaar is voor plenaire behandeling in de Tweede Kamer.” (regels1-6) (Er is dus al een hoge prioriteit toegekend aan het probleem)
HA-1034-a-14-2-c
4
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 93
Vraag
3
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • de articulatiefunctie • D66 heeft maatschappelijke eisen en wensen op de politieke agenda geplaatst
1 1
Opmerking Eventueel ook goed rekenen met een juiste uitleg: communicatiefunctie. 4
maximumscore 2 • het recht van initiatief • de (mede)wetgevende taak
5
maximumscore 2 • Het legaliteitsbeginsel houdt onder andere in dat ook de overheid zich aan de wet moet houden • Als een afgeleide daarvan kan worden gezien dat de dienaren van de overheid, ambtenaren, zich ook behoren te houden aan de wet (Memorie van toelichting). In de wet staat dat homoseksuelen kunnen trouwen
6
1 1
1
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − publieke opinie beïnvloeden − lobbyen / contact leggen met politici − de omvang van (de achterban/leden/sympathisanten van) het COC per juist machtsmiddel of juiste machtsbron
8
1
maximumscore 2 twee van de volgende middelen: − de Tweede Kamerleden kunnen tegen het wetsvoorstel stemmen / stemrecht − de Tweede Kamerleden kunnen wijzigingen voorstellen voor het wetsvoorstel / recht van amendement − de Tweede Kamerleden kunnen zelf een wet indienen / recht van initiatief per juist formeel middel
7
1
1
maximumscore 1 Europese rechtspraak / Europese regelgeving
HA-1034-a-14-2-c
5
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 94
Vraag
9
10
11
Antwoord
Scores
maximumscore 3 a • gelijkheid van alle burgers voor de wet (in gelijke gevallen) / grondrechten worden (expliciet) erkend b Voorbeeld van een juist antwoord is: • Mensen die voor het afschaffen van gewetensbezwaarde ambtenaren zijn, kunnen betogen dat een gewetensbezwaarde ambtenaar, door het weigeren om homoseksuelen te huwen, tegen het principe van gelijkheid van alle burgers voor de wet in gaat c Voorbeeld van een juist antwoord is: • Mensen die tegen het afschaffen van gewetensbezwaarde ambtenaren zijn, kunnen betogen dat door het afschaffen van gewetensbezwaarde ambtenaren het principe van rechtsgelijkheid van alle burgers / het recht op gelijke benoembaarheid in openbare dienst niet meer geldt voor gewetensbezwaarde ambtenaren maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: a • individuele rechten / de VVD is voorstander van individuele vrijheden b • streven naar gelijk(waardig)heid / streven naar solidariteit / verbeteren van de positie van zwakke groepen in de samenleving
1
1
1
1
1
maximumscore 1 Voorbeeld van een juist antwoord is: progressief, want het wetsvoorstel is − gericht op (maatschappelijke) verandering − in de richting van meer sociale gelijkheid Opmerking Ook goed rekenen: conservatief, want het huwelijk in het algemeen kan beschouwd worden als een traditionele institutie, gericht op behoud van traditionele normen en waarden.
12
maximumscore 1 Bij niet-confessioneel, want confessioneel is gericht op een (sterkere) doorwerking van religieuze waarden en normen in de samenleving en dit is niet het geval bij het wetsvoorstel over gewetensbezwaarde ambtenaren; integendeel, het afschaffen van gewetensbezwaarde ambtenaren gaat eerder tegen religieuze waarden en normen in.
HA-1034-a-14-2-c
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 95
Vraag
Antwoord
Opgave 2 13
Scores
Massamedia
maximumscore 4 Juiste antwoorden zijn (twee van de volgende combinaties): − het (h)erkennen van een onderwerp als nieuwswaardig citaat: “Kees van den Bosch (60) bepaalt als eindredacteur van het onderzoeksprogramma Argos mede welk verhaal wordt uitgezocht.” (regels 1-4) of “Ik besteed een groot deel van mijn tijd aan het beoordelen van tips. Negen van de tien keer leidt dat tot niets, maar je bent altijd bang dat je die ene diamant weggooit.” (regels 12-16) − de beslissing om wel of niet een verslaggever aandacht aan een onderwerp te laten besteden citaat: “We zijn met acht redacteuren, gemiddeld besteedt een redacteur zo’n zes weken fulltime aan research voor een uitzending. Maar als het nodig is kan iemand ook een half jaar met een onderwerp bezig zijn.” (regels 47-52) − de beschikbaarheid van bronnen citaat: “Aan onze scoop over ruziënde artsen op de longafdeling van het VU Medisch Centrum is maandenlang bellen, praten en koffiedrinken in hotels voorafgegaan. Je moet het vertrouwen van mensen winnen om ze zover te krijgen dat ze alles vertellen.” (regels 53-60) − het selectief gebruik van de bronnen door de verslaggever/redacteur citaat: “Een redacteur raakt daardoor helemaal verwikkeld in zo’n verhaal. Dan is het mijn taak om te zeggen ‘Ho, ho, waar ben je mee bezig? Wordt het wel iets?’ Toen we stukken binnenkregen die bevestigden wat zijn bronnen hem hadden verteld, wisten we: nu hebben we groot nieuws.” (regels 60-68) − de uiteindelijke selectie van de (eind)redactie citaat: “Dan is het mijn taak om te zeggen ‘Ho, ho, waar ben je mee bezig? Wordt het wel iets?’ Toen we stukken binnenkregen die bevestigden wat zijn bronnen hem hadden verteld, wisten we: nu hebben we groot nieuws.” (regels 62-68) per juist filter met bijpassend juist citaat
2
Opmerking Voor alleen een juist filter of alleen een juist citaat mag geen scorepunt toegekend worden. Het gaat om een juiste koppeling van filter met citaat.
HA-1034-a-14-2-c
7
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 96
Vraag
14
15
Antwoord
Scores
maximumscore 3 a • gebruikmaken van meerdere informatiebronnen en deze checken • citaat: “Toen we stukken binnenkregen die bevestigden wat zijn bronnen hem hadden verteld, wisten we: nu hebben we groot nieuws.” (regels 64-68) b • een van de volgende journalistieke normen: − hoor en wederhoor toepassen − het scheiden van feiten en meningen
1
1 1
maximumscore 4 Juiste antwoorden zijn (twee van de volgende combinaties): − controle- of waakhondfunctie citaat: (“Ons doel is simpel: vragen stellen, nieuwsgierig zijn en ontrafelen.) We controleren de macht, dat is onze taak. (Greenpeace is ook een macht, de Vogelbescherming ook. We bekijken iedereen kritisch.”) (regels 28-33) − agendafunctie citaat: “Bijna de helft tot een derde van onze verhalen leidt tot Kamervragen of iets van beweging in de politiek.” (regels 69-71) − opiniërende functie citaat (een van de volgende): – “Op internet is voor elke mening wel ondersteunende informatie te vinden. Dan is het belangrijk dat er mensen zijn die een soort keurmerk hebben. Van wie je erop kunt vertrouwen dat ze iets goed uitzoeken en dat wanneer zij iets vertellen, het ook waar is.” (regels 35-42) – “Bijna de helft tot een derde van onze verhalen leidt tot Kamervragen of iets van beweging in de politiek.” (regels 69-71) per juiste functie per juist citaat
1 1
Opmerking Alleen een scorepunt voor een citaat toekennen indien dit citaat bij de juiste functie gegeven is.
HA-1034-a-14-2-c
8
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 97
Vraag
Antwoord
Scores
16
maximumscore 2 • Het begrip hype(vorming) is van toepassing • Voorbeelden van een juiste uitleg zijn (een van de volgende): − (In de aankondiging staat dat de overval tot 197 krantenberichten heeft geleid over de buurt Oosterwei en de ‘Marokkaanse reljeugd’. Ook staat er dat volgens Haagse politici het land in brand staat, Geert Wilders het leger uit Uruzgan wil terughalen om de orde te herstellen in wat volgens De Telegraaf een ‘vrijstaat voor tuig’ is. Dit alles naar aanleiding van een overval op een buschauffeur.) De(ze) aankondiging wijst erop dat er sprake is van nieuws dat zichzelf versterkt zonder dat zich nieuwe feiten voordoen (dus van een hype/hypevorming). − In de aankondiging staat dat de scoringsdrift van de media en politiek tot gevolg hebben dat de werkelijkheid het loodje legt. De oriëntatie van media en journalisten op elkaar (en de onderlinge concurrentie) leiden regelmatig tot hypes. In dit geval tot 197 krantenberichten en uitspraken naar aanleiding van de overval op een buschauffeur (die, zo stelt de aankondiging, niet overeenkomen met de werkelijkheid).
17
maximumscore 2 • met de framingtheorie (‘softe rechtersframe’ / ‘zachte heelmeestersframe’)
1
Voorbeeld van een juiste omschrijving: • Volgens de framingtheorie kan de journalistiek een onderwerp op een bepaalde manier, vanuit eenzelfde perspectief, belichten (‘mediaframe’), waardoor de wijze waarop de ontvangers van die boodschap over het onderwerp gaan nadenken en praten wordt gestuurd
1
18
maximumscore 2 • de KRO • KRO en RKK hebben beide een rooms-katholieke identiteit
1 1
19
maximumscore 4 • Het uitgangspunt pluriformiteit • (Volgens Janssens gaat de kennis en expertise van de humanistische beweging verloren als programma’s van HUMAN worden ondergebracht bij andere omroepen.) De pluriformiteit zal afnemen omdat het humanistisch perspectief op ontwikkelingen in de samenleving / de humanistische visie zal afnemen • •
HA-1034-a-14-2-c
Het uitgangspunt democratie / uitingsvrijheid Volgens Janssens verliest de overheid het belang van minderheden uit het oog. Een kenmerk van een democratische samenleving is dat er rekening wordt gehouden met minderheden. / In een democratische samenleving moeten minderheden ook een stem hebben in de media
9
1 1
1
1 1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 98
Vraag
20
Antwoord
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Commerciële omroepen moeten zich, anders dan HUMAN, sterk richten op de wensen van het (grote) publiek aangezien het hun doel is om winst te maken. Hoe hoger de kijkcijfers, hoe hoger de reclameinkomsten en hoe hoger de mogelijke winst • HUMAN zendt, anders dan commerciële omroepen (in Nederland) uit vanuit een levensbeschouwelijke/humanistische identiteit / humanistisch perspectief. (“De missie van HUMAN is gebaseerd op die van het humanisme. (…) In de radio- en televisie-uitzendingen beoogt HUMAN mensen behulpzaam te zijn bij hun oriëntatie op de samenleving. Door vanuit een humanistisch perspectief aandacht te geven aan belangrijke vraagstukken in politiek, samenleving en cultuur.” http://www.human.nl/over-human)
Opgave 3 21
•
1
1
Criminele meisjes en vrouwen
maximumscore 4 • van politiecijfers • bijpassend citaat (een van de volgende): − “Jaarlijks komen 30.000 vrouwen en meisjes vanaf 12 jaar met de politie in aanraking, tegen 160.000 mannen.” (regels 10-12) − “Eén op de vijf verdachten is daarmee vrouw.” (regels 13-14) − “Het aantal vrouwen dat werd opgepakt voor het plegen van geweld verdubbelde in de laatste 16 jaar.” (regels 14-16) − “Het aandeel verdachte vrouwen overstijgt bijvoorbeeld het aantal mannen dat wordt verdacht van een zedendelict.” (regels 18-21) •
22
Scores
(de resultaten van) daderenquêtes/selfreport-onderzoek/zelfrapportage onderzoek bijpassend citaat: “(Jonge meisjes blijken bovendien vaker lid van jeugdgroepen en bendes dan gedacht.) ‘Hun wordt meestal geen actieve rol toebedeeld, terwijl ze zelf ook delicten zeggen te plegen’.” (regels 28-33)
1 1
1
1
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: In groepsverband stellen jongeren bij het plegen van criminaliteit hun gevoelens van schuld (tijdelijk) buiten werking. Zij maken elkaar voor en tijdens het plegen van strafbare feiten wijs dat er niets mis is met hun gedrag. / In groepsverband wordt het eigen gedrag goedgepraat / ontkennen meisjes en jongens de eigen verantwoordelijkheid of de gevolgen voor het slachtoffer. Dit wordt neutralisatie genoemd.
HA-1034-a-14-2-c
10
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 99
Vraag
23
24
Antwoord
maximumscore 2 • De bindingstheorie geeft hiervoor een verklaring, • omdat de bindingstheorie stelt dat (hechte) bindingen, onder andere met ouders, familie en vrienden, mensen weerhouden van het plegen van criminaliteit. Mensen die weinig (hechte) bindingen hebben, zullen volgens de bindingstheorie eerder crimineel gedrag vertonen. Een goede relatie met de moeder is een binding die meisjes er eerder van zal weerhouden om crimineel gedrag te vertonen. / Door een hechte relatie met de moeder zal een meisje zich eerder aan de heersende normen en waarden houden maximumscore 2 a • de minister van (Veiligheid en) Justitie b • De Raad van de Europese Unie moet alle voorstellen van de Europese Commissie goedkeuren / stelt (samen met het Europees Parlement) de Europese wetgeving vast
Opgave 4 25
26
Scores
1
1
1
1
Opsporingsberichtgeving
maximumscore 4 • Met het vertonen van beelden van ernstige delicten wil het OM de criminaliteit bestrijden en de kans op opsporing en berechting / het oplossen van de zaak vergroten. Dit beantwoordt aan een doel van de rechtsstaat, namelijk rechtshandhaving • Met het uitzenden van de beelden van ernstige delicten is echter een ander doel van de rechtsstaat, de rechtsbescherming, in het geding. De overheid dient de vrijheid/privacy van burgers te waarborgen. Het uitzenden van beelden is een inbreuk op de vrijheid/privacy van burgers
2
2
maximumscore 2 Het vertonen van beelden past in de ontwikkeling naar een steeds meer integraal veiligheidsbeleid, want door het vertonen van beelden en filmpjes van ernstige delicten (op de televisie) doet het OM een beroep op de burgers om te getuigen / zich te melden als ze iets gezien hebben of iets weten / een dader herkennen. Zo worden burgers betrokken bij de preventie en bestrijding van criminaliteit.
HA-1034-a-14-2-c
11
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 100
Vraag
27
28
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • Preventieve werking: door de opsporingsberichtgeving zullen potentiële daders mogelijk afzien van het plegen van een strafbaar feit en worden strafbare feiten op deze manier voorkomen • Repressieve werking: met de opsporingsberichtgeving wordt opgetreden nadat het strafbare feit heeft plaatsgevonden. Door beelden van het delict en de verdachten uit te zenden hoopt het OM de kans op het opsporen en kunnen straffen van de verdachten te vergroten maximumscore 2 a • De rationele keuzetheorie stelt dat het plegen van een bepaald misdrijf het gevolg is van een afweging van kosten en baten, waarbij de baten hoger worden ingeschat dan de kosten b • Door het uitzenden van de beelden van ernstige delicten / opsporingsberichten wordt de pakkans verhoogd en daarmee de kosten. Een potentiële dader zal bij het afwegen van de kosten en baten kunnen besluiten dat het risico om gepakt te worden niet opweegt tegen de baten die het delict oplevert
29
maximumscore 2 Massamedia berichten relatief vaak over (sensationelere vormen van) criminaliteit omdat dit meer kijkers kan opleveren (meer inkomsten). Doordat de media zich in het bijzonder richten op de sensationelere vormen van strafbaar gedrag (zware/agressieve criminaliteit) kan er een bepaald beeld ontstaan over criminaliteit (dat niet overeen hoeft te komen met de werkelijkheid).
30
maximumscore 3 a • Er is sprake van een spanningsveld tussen de verantwoordelijkheden van de uitvoerende macht (het OM) en de rechterlijke macht b • Het OM (behorend tot de uitvoerende macht) is verantwoordelijk voor de opsporing en vindt de opsporing van de daders van de mishandeling zo belangrijk dat het over is gegaan tot het uitzenden van beelden van daders • De rechters van de rechtbank (rechterlijke macht) hebben als verantwoordelijkheid het onafhankelijk en onpartijdig rechtspreken volgens de wet. Zij hebben in het geval van de mishandeling in Eindhoven geoordeeld dat het OM de beelden niet zonder grondige belangenafweging had mogen uitzenden. Dit levert in dit geval een spanningsveld op tussen deze twee machten
HA-1034-a-14-2-c
12
1
1
1
1
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 101
Vraag
31
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorwaarden waar strafbaarheid van gedrag van afhangt zijn (twee van de volgende): − Het moet om een menselijke gedraging gaan. − Het gedrag moet wederrechtelijk / in strijd met het recht zijn. (Dat is niet het geval als er sprake is van een rechtvaardigingsgrond (bijvoorbeeld noodweer of overmacht), dan volgt ontslag van rechtsvervolging.) − Het feit moet aan de schuld van de dader te wijten zijn. (Dat is niet het geval als hij een beroep kan doen op schulduitsluitingsgronden (bijvoorbeeld ontoerekenbaarheid, noodweerexces), dan volgt ontslag van rechtsvervolging.) per juiste voorwaarde
32
1
maximumscore 2 • De rechter heeft een strafvermindering van twee maanden toegepast, vanwege het uitzenden van filmbeelden met grote gevolgen voor de verdachten. Ook heeft de rechtbank het feit dat de verdachten een blanco strafblad hebben en dat deskundigen de kans op herhaling klein achten, laten meewegen (regels 28-31). Dit past bij het dader(straf)recht • Daad(straf)recht koppelt een straf aan een daad, ongeacht de persoon en omstandigheden
1 1
5 Inzenden scores Verwerk de scores van alle kandidaten per examinator in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 20 juni naar Cito.
HA-1034-a-14-2-c
13
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 102
6 Bronvermeldingen tekst 1
naar: www.d66.nl/wp-content/uploads/2012/08/Memorie-van-toelichtingweigerambtenaren.pdf, augustus 2012
tekst 2
naar: www.d66.nl, 22 februari 2013
tekst 3
naar: www.coc.nl, 28 mei 2013
tekst 4
naar: de Volkskrant, 26 januari 2013, geraadpleegd via http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2844/Archief/archief/article/detail/3383326/2013/01/26/Jebent-altijd-bang-dat-je-die-ene-diamant-weggooit.dhtml
tekst 5
naar: www.human.nl/programma-45202-argos-tv-medialogica:-dossier-taakstraf, geraadpleegd augustus 2013
tekst 6
naar: www.human.nl/index.php?option=com_resource&view=article&article =45508&Itemid=79, 14 december 2012
tekst 7
naar: www.ad.nl, 22 januari 2013
tekst 8
naar: Schenk, H. BNDeStem, 20 maart 2013
tekst 9
naar: www.rechtspraak.nl/Actualiteiten/Nieuws/Pages/Persrechter-’Belangen-afwegenvoor-vrijgeven-filmbeelden’.aspx van 30 augustus 2013
HA-1034-a-14-2-c
14
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 103
Correctievoorschrift HAVO
2014 tijdvak 2
maatschappijwetenschappen (pilot)
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft het College voor Examens (CvE) op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet CvE de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.
HA-1034-f-14-2-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 104
4 5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Examens van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;
HA-1034-f-14-2-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 105
4
5
6 7
8 9
3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB1 Het College voor Examens heeft de correctievoorschriften bij regeling vastgesteld. Het correctievoorschrift is een zogeheten algemeen verbindend voorschrift en valt onder wet- en regelgeving die van overheidswege wordt verstrekt. De corrector mag dus niet afwijken van het correctievoorschrift. NB2 Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken. NB3 Als het College voor Examens vaststelt dat een centraal examen een onvolkomenheid bevat, kan het besluiten tot een aanvulling op het correctievoorschrift. Een aanvulling op het correctievoorschrift wordt zo spoedig mogelijk nadat de onvolkomenheid is vastgesteld via Examenblad.nl verstuurd aan de examensecretarissen.
HA-1034-f-14-2-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 106
Soms komt een onvolkomenheid pas geruime tijd na de afname aan het licht. In die gevallen vermeldt de aanvulling: NB a. Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe. b. Als de aanvulling niet is verwerkt in de naar Cito gezonden WOLF-scores, voert Cito dezelfde wijziging door die de correctoren op de verzamelstaat doorvoeren. Een onvolkomenheid kan ook op een tijdstip geconstateerd worden dat een aanvulling op het correctievoorschrift ook voor de tweede corrector te laat komt. In dat geval houdt het College voor Examens bij de vaststelling van de N-term rekening met de onvolkomenheid.
3 Vakspecifieke regels Voor dit examen kunnen maximaal 65 scorepunten worden behaald. Voor dit examen is de volgende vakspecifieke regel vastgesteld: Als in een vraag staat dat de kandidaat een hoofd- of kernconcept moet gebruiken, dan dient de kandidaat in het antwoord die elementen uit de omschrijving van het hoofd- of kernconcept te gebruiken die nodig zijn om de vraag juist te kunnen beantwoorden.
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 1 Jeugdwerkloosheid in Europa 1
maximumscore 4 • Het verrichten van flexibele arbeid kan een voorbeeld zijn van positieverwerving als de eigen keuze van de jongeren uitgaat naar flexibele arbeid in plaats van naar werkloosheid • Het is dan een factor bij de jongeren zelf die van invloed kan zijn op hun maatschappelijke positie • Het verrichten van flexibele arbeid kan een voorbeeld zijn van positietoewijzing als jongeren vaak flexibele arbeid verrichten omdat werkgevers vaak flexibele arbeid aanbieden in plaats van een vaste baan • Het is dan een maatschappelijke factor buiten de jongeren om die van invloed kan zijn op hun maatschappelijke positie
HA-1034-f-14-2-c
4
1 1
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 107
Vraag
2
Antwoord
Scores
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • juist leggen van relatie tussen flexibilisering en verandering machtspositie van werknemers • juist gebruik van kernconcept macht
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: Een toenemend aantal tijdelijke contracten, een kenmerk van flexibilisering, kan gezien worden als een afname van de handelingsmogelijkheden van de werknemers. Met een tijdelijk contract neemt de mogelijkheid van werknemers op een vast inkomen/vaste aanstelling namelijk af. Dus de machtspositie van werknemers ten opzichte van werkgevers is zwakker als er sprake is van flexibilisering van arbeid. 3
4
maximumscore 2 • Uit tekst 1 blijkt dat jongeren van niet-westerse afkomst ten opzichte van autochtonen vaak een netwerk van onder andere familie missen om een baan te vinden (r. 28-31). Een sociaal netwerk is een voorbeeld van sociaal kapitaal. Een gebrek aan sociaal kapitaal verkleint de mogelijkheid van jongeren om hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren • Uit tekst 1 blijkt dat jongeren van niet-westerse afkomst een lager opleidingsniveau/taalachterstanden hebben (r. 20-21). Opleiding/taalbeheersing is een voorbeeld van cultureel kapitaal. Een gebrek aan cultureel kapitaal verkleint de mogelijkheid van jongeren om hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren maximumscore 3 een juist antwoord bevat: • juist leggen van relatie tussen discriminatie en positieve gevolgen voor identiteit • juist leggen van relatie tussen discriminatie en negatieve gevolgen voor identiteit • juist gebruik van kernconcept identiteit bij zowel positieve als negatieve gevolgen
HA-1034-f-14-2-c
5
1
1
1 1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 108
Vraag
Antwoord
Scores
voorbeeld van een juist antwoord: positieve gevolgen Discriminatie door werkgevers kan tot gevolg hebben dat jongeren zich meer bewust worden van het kenmerk waarop ze gediscrimineerd worden (bijvoorbeeld afkomst) en zich sterker gaan identificeren met de eigen groep. Sterkere identificatie met de eigen groep kan gevolgen hebben voor hun zelfbeeld: zij zullen bijvoorbeeld hun afkomst als positief cultuurkenmerk meer gaan benadrukken. Hun zelfbeeld kan dan positiever worden. negatieve gevolgen Discriminatie door werkgevers kan tot gevolg hebben dat jongeren zich sociaal uitgesloten voelen. Sociale uitsluiting kan gevolgen hebben voor hun zelfbeeld: omdat jongeren zich er meer bewust van worden dat zij door anderen negatief (anders) behandeld worden, zal dit negatieve aspect ook door henzelf meer benadrukt worden. Hun zelfbeeld kan dan negatiever worden. Opmerking Geen scorepunt toekennen aan een juist gebruik van het kernconcept bij alleen positieve of negatieve gevolgen. 5
6
maximumscore 4 subjectieve arbeidsmarktkansen • Als jongeren zich bewust zijn van discriminatie door werkgevers, kunnen de subjectieve arbeidsmarktkansen afnemen • Jongeren kunnen namelijk hun kansen om een baan te krijgen negatiever inschatten omdat zij verwachten dat zij door discriminatie niet/minder snel worden aangenomen / geen/minder snel promotie maken objectieve arbeidsmarktkansen • Een afname van de subjectieve arbeidsmarktkansen kan ervoor zorgen dat jongeren minder moeite doen om te solliciteren/promotie te maken/een opleiding te volgen • Als jongeren minder moeite doen, zullen hun daadwerkelijke arbeidsmarktkansen minder worden en nemen dus de objectieve arbeidsmarktkansen af
1
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • juiste uitleg van invloed van internationale economische crisis op werkgelegenheid • juist gebruik van kernconcept globalisering
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • Kenmerkend voor globalisering is dat onder andere de economie van een land sterker afhankelijk is van buitenlandse economieën
1
HA-1034-f-14-2-c
6
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 109
Vraag
Antwoord
•
7
8
Scores
Een internationale economische crisis heeft door deze sterkere afhankelijkheid een negatieve invloed op de werkgelegenheid van Nederland, omdat als gevolg van een economische neergang in het buitenland de vraag naar arbeid in Nederland afneemt
maximumscore 3 een juist antwoord bevat: • noemen van juiste soort sociale ongelijkheid (status of macht) • juiste uitleg van soort sociale ongelijkheid • juist gebruik van kernconcept sociale ongelijkheid
1
1 1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • Het verschil tussen het wel en niet hebben van werk kan leiden tot een ongelijke verdeling van status • Werkloos zijn wordt over het algemeen maatschappelijk lager gewaardeerd dan werk hebben • Een ongelijke waardering van de maatschappelijke positie van groepen is een kenmerk van sociale ongelijkheid
1
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • juiste uitleg van invloed van ontwikkeling naar postindustriële maatschappij op sociale ongelijkheid tussen groepen jongeren • juist gebruik van kernconcept sociale ongelijkheid
1 1
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: In een postindustriële maatschappij is voor veel banen een hoger opleidingsniveau vereist dan in een industriële maatschappij. Het belang van een goede opleiding is hierdoor toegenomen. Door het toenemend belang van een goede opleiding zijn de bestaande verschillen tussen jongeren met en zonder goede opleiding groter geworden (jongeren zonder goede opleiding hebben minder kansen op een goede arbeidsmarktpositie). Dit heeft geleid tot een grotere ongelijke verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken zoals inkomen en status en dus een toename van de sociale ongelijkheid. 9
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • juist leggen van relatie tussen modernisering en verandering in soort arbeid • juist gebruik van kernconcept modernisering
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • Door de toepassing van technologische en wetenschappelijke vernieuwingen, een kenmerk van modernisering, is er sinds de jaren zestig van de vorige eeuw onder andere sprake van toenemende automatisering van het productieproces • Door automatisering is de vraag naar handarbeid afgenomen
1 1
HA-1034-f-14-2-c
7
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 110
Vraag
10
Antwoord
Scores
maximumscore 3 • Het percentage jongeren tegen wie proces-verbaal is opgemaakt omdat zij verdacht werden van een misdrijf is ongeveer 5 procentpunt lager onder jongeren met startkwalificatie dan onder jongeren zonder startkwalificatie Onderwijs dat resulteert in startkwalificatiebezit is volgens de bindingstheorie een voorbeeld van een maatschappelijke binding van jongeren • Door actieve participatie op school zullen jongeren zich volgens de bindingstheorie eerder aan de heersende normen en ideeën binden. Deze bindingen kunnen remmend werken op criminele impulsen en kunnen verklaren waarom jongeren met startkwalificatie minder vaak verdacht zijn van een misdrijf dan jongeren zonder startkwalificatie ook goed: • Volgens de rationelekeuzetheorie zullen door het bezit van een startkwalificatie de kosten van het plegen van een misdrijf toenemen ten opzichte van de baten • Jongeren zullen namelijk bij het plegen van een misdrijf rekening houden met de (hogere) kosten van het verliezen van betere kansen op de arbeidsmarkt. De toename van de kosten kan dus verklaren waarom jongeren met startkwalificatie minder vaak verdacht zijn van een misdrijf dan jongeren zonder startkwalificatie
1
•
11
12
maximumscore 2 • Het terugdringen van de jeugdwerkloosheid is een maatregel om de maatschappelijke positie van jongeren te verbeteren en daarmee te voorkomen dat zij crimineel gedrag gaan vertonen • Dit past bij de socialistische/sociaaldemocratische stroming omdat deze stroming meer de nadruk legt op de maatschappelijke oorzaken van criminaliteit/preventieve maatregelen/het verbeteren van omstandigheden van mensen om criminaliteit aan te pakken maximumscore 3 een juist antwoord bevat: • beschrijving van juiste samenhang uit tabel 1 • juist gebruik van kernconcept sociale ongelijkheid • juist gebruik van kernconcept sociale cohesie
8
1
1
1
1
1
1 1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • Uit tabel 1 blijkt dat jongeren die niet werken en niet studeren gemiddeld minder vertrouwen in medemens en instituties hebben dan jongeren die wel werken en/of studeren • Het hebben van werk of het volgen van een studie leidt over het algemeen tot een betere maatschappelijke positie dan het niet hebben van werk of niet volgen van een studie. De verschillen tussen
HA-1034-f-14-2-c
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 111
Vraag
Antwoord
•
13
Scores
wel en niet werken/studeren duiden dus op een vorm van sociale ongelijkheid Verschillen in de mate van vertrouwen in medemens en instituties kan duiden op verschillen in de mate van sociale cohesie omdat de mate van vertrouwen een indicator is van de mate waarin men het gevoel heeft lid te zijn van dezelfde gemeenschap
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • juist gevolg voor de binding in de samenleving met behulp van politicologisch kernconcept • juist gebruik van politicologisch kernconcept
1
1
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • Als jongeren zich afsluiten, kan dit negatieve gevolgen hebben voor de representativiteit van het proces van politieke besluitvorming • Als jongeren zich afsluiten door minder politiek te participeren kan dit tot gevolg hebben dat ze minder goed hun eisen en belangen kenbaar kunnen maken bij politici. Dit kan ertoe leiden dat er bij politieke besluiten onvoldoende rekening wordt gehouden met hun eisen en belangen. De standpunten van de gekozen vertegenwoordigers zullen minder overeenkomen met de standpunten van de jongeren. Politieke besluiten zijn dan minder/niet representatief voor deze groep
1
1
Opmerking Geen scorepunt toekennen aan het gebruik van een politicologisch kernconcept bij een ander hoofdconcept. 14
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • juiste uitleg hoe politiek activisme kan leiden tot een belangenconflict • juist gebruik van kernconcept conflict voorbeeld van een juist antwoord: • Het politiek activisme kan opgevat worden als een reactie op een door de jongeren als onrechtvaardig ervaren sociale ongelijkheid. Als sociale ongelijkheid als onrechtvaardig wordt ervaren kan dit leiden tot een belangenconflict. • Er is sprake van een belangenconflict als de belangen van de jongeren strijdig zijn met de belangen van andere groepen in de samenleving en daardoor met elkaar in botsing komen
HA-1034-f-14-2-c
9
1 1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 112
Vraag
15
Antwoord
Scores
maximumscore 3 een juist antwoord bevat: • noemen van juiste maatregel met bijbehorend ideologisch uitgangspunt bij liberale ideologie • noemen van juiste maatregel met bijbehorend ideologisch uitgangspunt bij socialistische/sociaaldemocratische ideologie • noemen van juiste maatregel met bijbehorend ideologisch uitgangspunt bij confessionele ideologie
1 1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • liberale ideologie belastingen verlagen om de werkgelegenheid te stimuleren Dit past bij het liberale uitgangspunt van beperkte overheidsbemoeienis. • socialistische/sociaaldemocratische ideologie gesubsidieerde banen voor kansarme jongeren invoeren Dit past bij het socialistische/sociaaldemocratische uitgangspunt van een actieve overheid (om de sociale ongelijkheid te verminderen). • confessionele ideologie maatschappelijke organisaties ondersteunen die arbeidsparticipatie van jongeren stimuleren Dit past bij het confessionele uitgangspunt van gespreide verantwoordelijkheid. Opmerking Geen scorepunt toekennen aan alleen een juiste maatregel of alleen een juist ideologisch uitgangspunt. 16
maximumscore 3 een juist antwoord bevat: • juist leggen van verband tussen gezag en subjectieve (on)veiligheid • juist gebruik van rechtsstatelijke institutie • juist gebruik van kernconcept gezag
1 1 1
voorbeeld van een juist antwoord: Gevoelens van onveiligheid onder jongeren kunnen leiden tot een afname van het vertrouwen in bijvoorbeeld de rechterlijke macht, omdat de jongeren vinden dat de straffen die rechters opleggen niet streng genoeg zijn. Een afname van het vertrouwen in rechters kan vervolgens zorgen voor een afname van hun gezag. Dit betekent dat jongeren de macht van de rechters om criminaliteit aan te pakken als minder legitiem ervaren.
HA-1034-f-14-2-c
10
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 113
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 2 De strijd van de tijgermoeder 17
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • juiste uitleg met behulp van een kenmerk egalitair gezin • noemen van juist bijbehorend voorbeeld uit tekst 3 (indien kenmerk egalitair gezin genoemd)
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: Volgens Chua hebben Westerse kinderen te veel keuzevrijheid (r. 46-47). Dit is kenmerkend voor een gezin waarin het gezinsklimaat democratisch is, omdat er sprake is van veel inspraak van kinderen. Een democratisch gezinsklimaat is kenmerkend voor het egalitaire gezin. Opmerkingen Geen scorepunt toekennen aan alleen het noemen van een voorbeeld uit tekst 3. Ook goed is het geïndividualiseerde gezin mits goed uitgelegd met juist bijbehorend voorbeeld uit tekst 3. 18
maximumscore 6 a • het verschil in machtsafstand • het verschil in langetermijngerichtheid
1 1
b een juist antwoord bevat: • juiste toelichting bij opvoeden in Verenigde Staten met behulp van kenmerk kleine machtsafstand en bijbehorend voorbeeld uit tekst 3 • juiste toelichting bij opvoeden in China met behulp van kenmerk grote machtsafstand en bijbehorend voorbeeld uit tekst 3 • juiste toelichting bij opvoeden in Verenigde Staten met behulp van kenmerk kortetermijngerichtheid en bijbehorend voorbeeld uit tekst 3 • juiste toelichting bij opvoeden in China met behulp van kenmerk langetermijngerichtheid en bijbehorend voorbeeld uit tekst 3 voorbeeld van een juist antwoord: machtsafstand • Westerse kinderen hebben te veel keuzevrijheid (r. 46-47). Dit is kenmerkend voor culturen met een kleine machtsafstand, omdat zelf keuzes maken een voorbeeld is van onafhankelijk gedrag dat wordt aangemoedigd
HA-1034-f-14-2-c
11
1 1 1 1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 114
Vraag
Antwoord
Scores
•
In China (als oosterse cultuur) ligt de nadruk te veel op autoriteit (r. 14-16). Dit is kenmerkend voor culturen met een grote machtsafstand, omdat een sterke autoriteit van de ouders een voorbeeld is van een meer ongelijke verdeling van macht tussen ouders en kinderen langetermijngerichtheid • Westerse ouders bewegen mee met de impulsen van het kind (r. 21-23). Dit is kenmerkend voor culturen met een kortetermijngerichtheid omdat het een voorbeeld is van de acceptatie door de ouders van de behoeftebevrediging van kinderen, die meer gericht is op het heden • In oosterse culturen moet kinderen concentratie, zelfdiscipline en doorzettingsvermogen aangeleerd worden, waar ze hun leven lang plezier van hebben (r. 4-6 en 8-9). Dit is kenmerkend voor culturen met een langetermijngerichtheid, omdat het voorbeelden zijn van eigenschappen die nodig zijn om langdurige inspanningen voor geleidelijke resultaten te kunnen verrichten
1
1
1
Opmerking Geen scorepunt toekennen aan alleen een juist gebruik van het kenmerk of alleen een bijbehorend voorbeeld uit tekst 3.
Opgave 3 Kinderpardon 19
maximumscore 3 • Kinderen zoals Mauro hebben eerst de cultuur waarin zij geboren zijn aangeleerd en verworven, bij Mauro is dit de Angolese cultuur (zoals de Angolese taal). Dit is enculturatie • Kinderen zoals Mauro hebben later delen van een andere cultuur dan die waarin zij zijn opgegroeid aangeleerd en verworven, bijvoorbeeld van de Nederlandse cultuur (zoals de Nederlandse taal). Dit is acculturatie • Bij kinderen als Mauro zijn beide socialisatieprocessen van invloed op hun sociale identiteit. Ze zijn er zich namelijk van bewust dat ze tot verschillende groepen behoren. Uit tekst 4 blijkt dat Mauro zich zowel Nederlander als Angolees voelt (r. 2-6)
HA-1034-f-14-2-c
12
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 115
Vraag
20
21
Antwoord
Scores
maximumscore 4 een juist antwoord bevat: per juiste voorspelling (indien juiste mediahypothese genoemd) per juist gebruik van kenmerk van mediahypothese (maximaal 2)
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • Mediagebruikers zullen volgens de opinieleidershypothese de petitie wel tekenen, • omdat zij direct worden beïnvloed door de bekende Nederlanders die in de media fungeren als opinieleiders • Mediagebruikers zullen volgens de selectieve perceptiehypothese de petitie niet tekenen • als de boodschap van de bekende Nederlanders in de media niet aansluit bij hun referentiekader
1
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • juiste uitleg van de functie van socialisatie • noemen van juist bijbehorend voorbeeld uit tekst 5 (indien juiste functie genoemd)
1
1
1 1
1
voorbeeld van een juist antwoord: Duyvendak signaleert dat in het debat het criterium om toegelaten te worden afhankelijk is van de mate waarin nieuwkomers zich verbonden voelen met de Nederlandse cultuur, bijvoorbeeld of ze zich Nederlander voelen (r. 37-40). Dit past bij de bindende functie omdat het aangeeft in hoeverre er sprake is van identificatie met de eigen cultuur. Opmerkingen Geen scorepunt toekennen aan alleen een bijbehorend voorbeeld uit tekst 5. Ook goed is de functie van het in stand houden van cultuur mits goed uitgelegd met juist bijbehorend voorbeeld uit tekst 5. 22
maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • juiste uitleg met behulp van visie assimilatie • noemen van juist bijbehorend voorbeeld uit tekst 5 (indien visie assimilatie genoemd)
HA-1034-f-14-2-c
13
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 116
Vraag
Antwoord
Scores
voorbeeld van een juist antwoord: Duyvendak signaleert dat in het debat de toelaatbaarheid van asielkinderen vooral bepaald wordt door de mate van culturele integratie, bijvoorbeeld het niet langer dragen van een hoofddoek (r. 12-15). Dit past bij de visie van assimilatie omdat de mate van culturele integratie aangeeft in hoeverre de cultuur van de meerderheid door nieuwkomers is overgenomen. Opmerking Geen scorepunt toekennen aan alleen het noemen van assimilatie of alleen een bijbehorend voorbeeld uit tekst 5. 23
24
maximumscore 2 • De inwilliging van de eis/wens van de PvdA om de ‘Regeling langdurig verblijvende kinderen’ in het regeerakkoord op te nemen is een voorbeeld van realisatiemacht van deze actor • Het is namelijk een voorbeeld van het vermogen om invloed uit te oefenen op de totstandkoming van asielbeleid maximumscore 2 een juist antwoord bevat: • noemen van machtsbron/hulpbron • juist gebruik van kernconcept macht
1 1
1 1
voorbeeld van een juist antwoord: • De macht van de PvdA is gebaseerd op publieke steun voor een regeling • Publieke steun is een hulpbron van de PvdA, die gebruikt kan worden om het doel, namelijk de invoering van de ‘Regeling langdurig verblijvende kinderen’, te realiseren.
1
1
5 Inzenden scores Verwerk de scores van alle kandidaten per examinator in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 20 juni naar Cito. De normering in het tweede tijdvak wordt mede gebaseerd op door kandidaten behaalde scores. Als het tweede tijdvak op uw school wordt afgenomen, zend dan ook van uw tweede-tijdvak-kandidaten de deelscores in met behulp van het programma WOLF.
HA-1034-f-14-2-c
14
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 117
6 Bronvermeldingen tekst 1
naar: Niet de ouderen, maar allochtone jongeren zijn zorgenkind op arbeidsmarkt. (2013, 8 februari). Trouw. Geraadpleegd oktober 2013 op http://www.trouw.nl/tr/nl/4504/Economie/article/detail/3390729/2013/02/08/Niet-deouderen-maar-allochtone-jongeren-zijn-zorgenkind-op-arbeidsmarkt.dhtml
figuur 1
naar: Traag, T. & Marie, O. (2011). Voortijdig schoolverlaten, werkloosheid en delinquentie: cumulatie van risicogedrag onder jongeren in Nederland. In Hermans, B., Boerdam, A., Duimelaar, P., Gorissen, I., Kösters, L. & Langenberg, H. (Red.), Sociaaleconomische trends. Statistisch kwartaalblad over arbeidsmarkt, sociale zekerheid en inkomen. 4e kwartaal 2011 (pp.17-18). Den Haag/Heerlen: Centraal Bureau voor de Statistiek. Geraadpleegd september 2013 op http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/0294D2D24011-4471-B34D-D1BF35659542/0/2011k4v4p15art.pdf
tekst 2
naar: Weerd, F. de (2012, 26 november). Jong, kwetsbaar en werkloos. Trouw. Geraadpleegd oktober 2013 op http://www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/archief/article/detail/3353691/2012/11/26/Jongkwetsbaar-en-werkloos.dhtml
tabel 1
naar: Eurofound (2012). NEETs. Young people not in employment, education or training: Characteristics, costs and policy responses in Europe (p. 91). Luxembourg: Publications Office of the European Union. Geraadpleegd november 2013 op www.eurofound.europa.eu/pubdocs/2012/54/en/1/EF1254EN.pdf (vrij vertaald en bewerkt) naar: European Social Survey (2008, 1 september). European Social Survey. Hoofdvragenlijst (ESS ronde 4, 2008) (p.6, p.8). Geraadpleegd januari 2014 op http://www.europeansocialsurvey.org/docs/round4/fieldwork/netherlands/ESS4_main_and _interviewer_questionnaire_NL.pdf
tekst 3
naar: Somers, M. (2011, 23 juni). ‘Er zijn dingen gebeurd waar ik niet trots op ben’. NRC Handelsblad. Geraadpleegd september 2013 op http://nrcboeken.vorige.nrc.nl/interview/%E2%80%98er-zijn-dingen-gebeurd-waar-ik-niettrots-op-ben%E2%80%99
tabel 2
naar: Hofstede, G., Hofstede G.J. & M. Minkov (2011). Allemaal andersdenkenden. Omgaan met cultuurverschillen (p.68, p.70, p.148, p.199, p.241). Amsterdam/Antwerpen: Contact.
tekst 4
naar: Manuel, M. (2011, 26 juni). [brief aan de minister voor Immigratie en Asiel]. Geraadpleegd september 2013 op http://ecpat.sitespirit.nl/images/69/1489.pdf
tekst 5
naar: Duyvendak, J.W. (2012, 12 januari). Het kinderpardon roept veel vragen op. Website Sociale Vraagtukken. Geraadpleegd september 2013 op http://www.socialevraagstukken.nl/site/2012/01/12/het-kinderpardon-roept-veel-vragenop/
HA-1034-f-14-2-c
15
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 118
Correctievoorschrift HAVO
2013
tijdvak 1
maatschappijwetenschappen
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft het College voor Examens (CvE) op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet CvE de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.
HA-1034-a-13-1-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 119
4 5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Examens van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord; 3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; HA-1034-a-13-1-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 120
4
5
6 7
8 9
3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB1 Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken. NB2 Als het College voor Examens vaststelt dat een centraal examen een onvolkomenheid bevat, kan het besluiten tot een aanvulling op het correctievoorschrift. Een aanvulling op het correctievoorschrift wordt zo spoedig mogelijk nadat de onvolkomenheid is vastgesteld via Examenblad.nl verstuurd aan de examensecretarissen. Soms komt een onvolkomenheid pas geruime tijd na de afname aan het licht. In die gevallen vermeldt de aanvulling: NB a. Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe. b. Als de aanvulling niet is verwerkt in de naar Cito gezonden WOLF-scores, voert Cito dezelfde wijziging door die de correctoren op de verzamelstaat doorvoeren. HA-1034-a-13-1-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 121
Een onvolkomenheid kan ook op een tijdstip geconstateerd worden dat een aanvulling op het correctievoorschrift ook voor de tweede corrector te laat komt. In dat geval houdt het College voor Examens bij de vaststelling van de N-term rekening met de onvolkomenheid.
3 Vakspecifieke regels Voor dit examen kunnen maximaal 74 scorepunten worden behaald.
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 1 Persoonsgerichte aanpak van hooligans 1
maximumscore 1 De taak handhaven van de openbare orde.
2
maximumscore 4 • De aanpak waarbij aangegeven wordt dat de hooligan in de gaten gehouden wordt (regels 75-83) past bij de sociale controletheorie • Het in de gaten houden is een vorm van sociale controle. De sociale controletheorie stelt dat crimineel gedrag wordt verhinderd door gevolgen van formele en informele sociale controle • De aanpak waarbij voor iedere overtreding een bekeuring uitgeschreven wordt past bij de rationele keuzetheorie • Die theorie stelt dat een criminele handeling het resultaat is van een afweging van baten en lasten. Het grote risico van een bekeuring maakt de criminele handeling onaantrekkelijk, omdat de lasten te hoog worden in vergelijking met de baten
1
maximumscore 4 • Voorbeeld van een linkse visie op de oorzaak is te vinden in de regels 27-34: “Het eerste doel is … zicht te krijgen op de sociale en economische omstandigheden van de hooligans. Te denken valt aan privésituatie, werk, inkomsten en andere factoren die stabiliteit kunnen bieden in het leven.” Hier staat dat informatie verzameld wordt over sociaal-economische achtergronden van hooligans. Dit is ‘links’ omdat er kennelijk van uitgegaan wordt dat omgevingsfactoren een rol van betekenis kunnen spelen bij het gedrag van mensen
2
3
HA-1034-a-13-1-c
4
1
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 122
Vraag
Antwoord
•
4
5
6
Voorbeeld van een rechtse aanpak is te vinden in de regels 93 en verder: “Getracht wordt om bij deze hooligans een gedragsverandering af te dwingen door de hooligan dicht op de huid te zitten. Dit wordt ook wel een VIP-aanpak genoemd, waarbij VIP staat voor Very Irritating Police. De politie volgt de hooligan in en rondom het stadion, maar vooral ook in de eigen omgeving. De wijkpolitie en de directe hulpverlening (DHV) worden betrokken bij het ‘vippen’ en voor iedere overtreding wordt een bekeuring uitgeschreven.” In bovenstaand citaat wordt een repressieve aanpak beschreven. Een repressieve aanpak past meer bij ‘rechts’
maximumscore 2 • Kenmerk: Bij integraal veiligheidsbeleid wordt er door de overheid samengewerkt met maatschappelijke organisaties en burgers • Toelichting: Met de persoonsgerichte aanpak betrekt de overheid naast de buurtagent ook ouders en eventueel de hulpverlening erbij maximumscore 2 • Dat geldt tot 12 jaar • Jonge kinderen worden nog niet toerekeningsvatbaar geacht. Het kind wordt geacht nog niet wilsbekwaam te zijn maximumscore 4 Voorbeeld van een juist antwoord is: • De volgende doelen van straf zullen waarschijnlijk niet bereikt worden (twee van de volgende): – generale preventie – speciale preventie – beveiliging van de maatschappij •
•
7
Scores
Geen van deze doelen zal met het stadionverbod bereikt worden omdat veel jonge hooligans geen binding hebben met een club. De straf zal daarom niet preventief werken Deze jonge hooligans gaan voor de kick van het geweld. Die kick vinden ze ook buiten het stadion bijvoorbeeld bij het uitgaan waardoor het doel ‘beveiliging van de maatschappij’ met een stadionverbod niet bereikt zal worden. De hooligans zullen waarschijnlijk elders geweld plegen
maximumscore 4 • Het dilemma van rechtsstaat houdt in dat de twee doelen van de rechtsstaat, rechtshandhaving en rechtsbescherming, niet tegelijkertijd gerealiseerd kunnen worden. Meer aandacht voor het ene doel gaat vaak ten koste van het andere • Langere straffen / strengere sancties zijn middelen ter versterking van de rechtshandhaving • Een lagere bewijslast betekent vermindering van de rechtsbescherming van een verdachte
HA-1034-a-13-1-c
5
2
1 1 1 1
2
1
1
2 1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 123
Vraag
8
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Drie van de volgende: − er ontstaat angst, geestelijke en emotionele schade; − er ontstaat morele verontwaardiging; − het rechtsgevoel wordt aangetast; − burgers voelen zich in hun bewegingsvrijheid beperkt (durven niet in de buurt van het stadion te komen); − de rechtsstaat wordt bedreigd: gevaar voor eigenrichting; − opvattingen over goed en kwaad kunnen veranderen; − het verlies aan vertrouwen in mensen, organisaties en de samenleving als geheel; − het ontstaan van negatieve beeldvorming ten aanzien van bepaalde groepen mensen. indien drie juist indien twee of één juist
2 1
Opgave 2 Soap voor Nederland 9
10
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Het doel van een omroep zoals RTL is winst maken • De adverteerders, zo staat in regel 9, bleven weg, terwijl die nodig zijn voor het maken van winst. Daarom dreigde GTST van de buis gehaald te worden
1
1
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: Referentiekader is het geheel van waarden, normen, opvattingen en ervaringen van mensen waardoor hun kijk op de werkelijkheid bepaald wordt. In de regels 33-34 staat dat in Australië het geven van een kusje al opwindend werd gevonden. Dat is in Nederland niet het geval. • •
HA-1034-a-13-1-c
voor het geven van een juiste uitleg voor het geven van een juist voorbeeld uit de tekst
6
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 124
Vraag
11
Antwoord
Scores
maximumscore 4 Twee van de volgende: − De agendafunctie is te herkennen in de regels 68-71: “De eerste kus … berichten op Twitter.” De plotwending zorgde ervoor dat het onderwerp homoseksualiteit op de publieke agenda kwam te staan. − De opiniërende functie is te herkennen in de regels 68-71: “De eerste kus … berichten op Twitter.” / in de regels 71-78: “De ophef was… relatie in GTST.” / in de regels 74-78: “Ruim 70 procent … relatie in GTST.” De media dragen bij aan het publieke debat (het gaat om een veelbekeken programma dat verschillende reacties oproept waarover verschil van mening is ontstaan). − De socialiserende functie is te herkennen in de regels 79-81: “Door controversiële onderwerpen … de acceptatie ervan.” De media zorgen voor de overdracht van normen en waarden, zoals de acceptatie van homoseksualiteit. per juist antwoord
2
Opgave 3 Journalistiek in Afrika 12
13
maximumscore 2 • Bij framing vindt berichtgeving plaats vanuit een bepaald, vaak terugkerend perspectief / krijgt een bepaald soort gebeurtenissen telkens dezelfde betekenis terwijl andere betekenissen ook gegeven zouden kunnen worden • In het frame waarin over Afrika bericht wordt gaat het alleen maar over negatieve zaken zoals honger, oorlog, mislukte oogsten en dergelijke. Van positieve gebeurtenissen wordt door de media geen melding gemaakt. Al het nieuws over Afrika is dus eenzijdig gekleurd maximumscore 4 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Hoor en wederhoor toepassen • Bronnen checken / meerdere bronnen raadplegen • Journalisten uit het land zelf kennen de weg, hebben een lokaal netwerk waardoor ze makkelijker informatie kunnen krijgen over de betrokkenen bij een conflict. Daardoor weten ze vaak ook beter wie geschikt is voor het leveren van commentaar. Dit is een voordeel bij het toepassen van hoor- en wederhoor • Journalisten uit het land zelf hoeven zich niet aan te sluiten bij bijvoorbeeld hulporganisaties. Zij kunnen beter de verhalen van binnenuit brengen en hebben daarmee toegang tot meer verschillende bronnen. Dat is een voordeel als je bronnen wilt checken
HA-1034-a-13-1-c
7
1
1
1 1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 125
Vraag
14
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • De informatiefunctie / controlefunctie / waakhondfunctie / opiniërende functie / agendafunctie / spreekbuisfunctie kan door de massamedia in Ivoorkust niet vervuld worden voor de oppositie • Dat komt omdat Ivoorkust geen rechtsstaat is / geen democratie is / geen vrijheid van meningsuiting kent. In een rechtsstaat / democratie / land met vrijheid van meningsuiting zoals Nederland, hebben journalisten rechtsbescherming en kunnen machthebbers hen minder zwaar onder druk zetten
1
1
Opgave 4 Zwevende kiezers 15
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: Personen die zichzelf aanmelden om deel te nemen aan een dergelijk onderzoek hebben waarschijnlijk een meer dan gemiddelde interesse in politiek. Het is mogelijk dat een groep mensen met een meer dan gemiddelde politieke interesse ook afwijkt van de gemiddelde Nederlander met betrekking tot de politieke voorkeur en dat is dus niet representatief.
16
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • De kiezer die zweeft tussen VVD en CDA blijft trouw aan zijn opvatting dat de overheid niet al te veel bemoeienis met de economie moet hebben • De kiezer die zweeft tussen PvdA en GroenLinks blijft trouw aan zijn opvatting dat de overheid actief moet ingrijpen in de economie om gelijke kansen te bevorderen
17
1
1
maximumscore 2 Pragmatisme houdt in dat partijen zoeken en streven naar praktisch haalbare oplossingen voor politieke vraagstukken, zonder rekening te houden met ideologische beginselen. Per situatie wordt nagegaan wat op dat moment de beste en meest haalbare aanpak is. Zowel rechtse als linkse ideeën worden niet bij voorbaat uitgesloten en daarom is D66 aantrekkelijk voor zowel linkse als rechtse kiezers.
HA-1034-a-13-1-c
8
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 126
Vraag
18
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): Beide partijen waren − tegen meer marktwerking / hogere eigen bijdragen / meer bezuinigingen in de zorg − tegen verhoging van de pensioenleeftijd − tegen het uit handen geven van meer macht aan Europa − wantrouwend tegenover de elite − tegen steun aan de mediterrane landen om de euro in stand te houden − tegen aanpassing van het ontslagrecht per juiste overeenkomst
1
19
maximumscore 2 Voorbeeld van een goed antwoord is: Een politieke partij moet het belang van regeringsdeelname afwegen tegen het belang van het vasthouden aan de eigen standpunten. Als een partij deelneemt aan de regering dan kan ze waarschijnlijk meer van haar ideeën realiseren maar als ze daarvoor te veel van haar standpunten moet loslaten dan loopt ze kans dat haar aanhang wegloopt.
20
maximumscore 5 Voorbeeld van een goed antwoord is: Politieke socialisatie is het proces waarin waarden, normen, houdingen en gedragswijzen die een rol spelen bij het politieke functioneren van een individu worden overgedragen. Bij de politieke socialisatie spelen onder andere de media een rol. De media in de verzuilde samenleving waren voor de jaren 70 meer gericht op de leden van één bepaalde zuil. De informatie die ze gaven bevestigden de juistheid van de visie van die eigen zuil. Mensen kwamen daardoor minder in aanraking met andere ideeën en hun eigen gelijk werd telkens door de media bevestigd. Media droegen er op deze wijze aan bij dat mensen niet snel van politiek standpunt veranderden. Ook het onderwijs, dat voor de jaren 70 sterker verzuild was dan na die tijd, is belangrijk voor de politieke socialisatie. Zaken die al op jonge leeftijd worden aangeleerd, veranderen vaak niet meer. De politieke ideeën die bij een zuil hoorden werden vóór de jaren 70 tijdens de hele periode dat onderwijs gevolgd werd overgedragen. • • •
HA-1034-a-13-1-c
voor het omschrijven van politieke socialisatie voor het noemen van de socialiserende instituties (maximaal 2) voor het goed uitleggen van de rol van de socialiserende instituties
9
1 2 2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 127
Vraag
21
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − Politieke partij: nagaan of haar optreden aanslaat bij burgers en besluiten om op dezelfde voet door te gaan of haar standpunten en formuleringen te wijzigen / houding in debatten met andere partijen continueren of veranderen. − Regering: nagaan of haar beleid kan rekenen op voldoende steun van de bevolking. − Kiezer: kan zichzelf positioneren ten opzichte van medeburgers / kan bij verkiezingen besluiten om strategisch te gaan stemmen. − Politiek commentator: verwerkt deze informatie bij het bedenken van commentaren. per juist antwoord
22
23
1
maximumscore 2 • Het gegeven dat een coalitie bestaande uit VVD en PvdA geen meerderheid heeft in de Eerste Kamer. Dat kun je aflezen uit kolom 3 • Ieder wetsvoorstel dat alleen maar de steun heeft van de coalitiepartijen zou in de Eerste Kamer tegengehouden kunnen worden / De regering wordt bij de behandeling van haar plannen in de Eerste Kamer afhankelijk van de steun van niet-regeringspartijen
1
1
maximumscore 3 Drie van de volgende kenmerken: − de situaties werden als ongewenst ervaren door een groot aantal / groepen mensen (al of niet georganiseerd) of door gezaghebbende instellingen en organisaties; − de negatief beoordeelde situatie riep hevige emoties op en kwam vaker voor; − de situatie werd als veranderbaar beschouwd; − de onderwerpen kregen volop aandacht in de media en kwamen langs de zogeheten poortwachters; − er was voldoende ruimte op de politieke agenda. per juist kenmerk
1
24
maximumscore 2 • Het recht van initiatief • De wetgevende taak
1 1
25
maximumscore 2 • De omzetting/conversie/beleidsbepaling • Het voorstel is al in behandeling. De agendavorming heeft al plaatsgevonden en het besluit moet nog genomen worden. Dit is dus de (beleidsbepaling in de) omzettingsfase
HA-1034-a-13-1-c
10
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 128
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 5 Omroepfusies 26
maximumscore 2 Kranten hebben zich in Nederland altijd ontwikkeld als producten in een vrije markteconomie. De publieke omroep functioneert binnen een door de overheid gecreëerd wettelijk kader (mediawet). / De publieke omroep wordt voor een groot deel door de overheid gefinancierd. Daarom heeft de overheid veel te zeggen over een fusie bij de publieke omroep en weinig over fusies bij de kranten.
27
maximumscore 1 Nee, die omroepen werken commercieel en krijgen geen geld van de Nederlandse overheid. Een eventuele fusie tussen deze twee omroepen zal daarom geen kostenbesparing bij de overheid opleveren.
28
maximumscore 2 De publieke zenders moeten voldoen aan een programmavoorschrift en dat betekent dat ze ook programma’s moeten uitzenden die minder populair zijn. Commerciële omroepen kunnen zich helemaal richten op het uitzenden van programma’s waar zoveel mogelijk kijkers naar kijken en dat is een concurrentievoordeel.
29
maximumscore 2 De publieke zenders krijgen een deel van hun inkomsten van de overheid en dat geeft zekerheid en ruimte om te experimenteren. Commerciële zenders missen die vaste inkomsten en staan daarom meer onder druk om altijd goed genoeg te scoren om adverteerders te interesseren. De publieke zenders hebben hiermee dus een concurrentievoordeel.
30
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Het uitgangspunt pluriformiteit zou in het gedrang kunnen komen • Minder zendgemachtigden zou kunnen betekenen dat er minder verschillende zienswijzen aan bod komen
HA-1034-a-13-1-c
11
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 129
5 Inzenden scores Verwerk de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per school in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 3 juni naar Cito.
6 Bronvermeldingen tekst 1
naar: Vulpen, S. van (2011, oktober). Secondant.
tekst 2
Persbericht. Geraadpleegd 31 augustus 2010 via rijksoverheid.nl
tekst 3
nos.nl. Geraadpleegd 25 januari 2012.
tekst 4
naar: Elsevier (2011, 27 augustus).
tekst 5
naar: Trouw (2011, 17 augustus).
tekst 6
naar: Giesen, P. (2012, 23 januari). De Volkskrant.
tabel 1
naar: Synovate.
tekst 8
naar: Hoedeman, J., Pré, R. du. (2012, 28 februari). De Volkskrant.
tekst 9
http://www.villamedia.nl/nieuws/onderwerp/fusie/.
HA-1034-a-13-1-c
12
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 130
aanvulling op het correctievoorschrift
2013-1
maatschappijwetenschappen Centraal examen havo Tijdvak 1 Correctievoorschrift
Aan de secretarissen van het eindexamen van de scholen voor havo. Bij het centraal examen maatschappijwetenschappen: Op pagina 9 van het correctievoorschrift, vraag 18, moeten altijd 2 scorepunten worden toegekend, ongeacht of er wel of geen antwoord gegeven is, en ongeacht het gegeven antwoord. Toelichting: Deze vraag is niet gebaseerd op de syllabus maatschappijwetenschappen.
NB a. Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe. b. Als eerste en tweede corrector al overeenstemming hebben bereikt over de scores van de kandidaten, past de eerste corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe en meldt de wijzigingen in de score aan de tweede corrector. c. Als de aanvulling niet is verwerkt in de naar Cito gezonden WOLF-scores, voert Cito dezelfde wijziging door die de correctoren op de verzamelstaat doorvoeren. Het CvE is zich ervan bewust dat dit leidt tot enkele aanvullende handelingen van administratieve aard. Deze extra werkzaamheden zijn in het belang van een goede beoordeling van de kandidaten.
Ik verzoek u dit bericht door te geven aan de correctoren maatschappijwetenschappen havo.
Het College voor Examens, Namens deze, de voorzitter,
drs H.W. Laan HA-1034-a-13-1-c-A*
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 131
Correctievoorschrift HAVO
2013
tijdvak 1
maatschappijwetenschappen (pilot)
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft het College voor Examens (CvE) op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet CvE de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.
HA-1034-f-13-1-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 132
4 5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Examens van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord; 3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; HA-1034-f-13-1-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 133
4
5
6 7
8 9
3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB1 Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken. NB2 Als het College voor Examens vaststelt dat een centraal examen een onvolkomenheid bevat, kan het besluiten tot een aanvulling op het correctievoorschrift. Een aanvulling op het correctievoorschrift wordt zo spoedig mogelijk nadat de onvolkomenheid is vastgesteld via Examenblad.nl verstuurd aan de examensecretarissen. Soms komt een onvolkomenheid pas geruime tijd na de afname aan het licht. In die gevallen vermeldt de aanvulling: NB a. Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe. b. Als de aanvulling niet is verwerkt in de naar Cito gezonden WOLF-scores, voert Cito dezelfde wijziging door die de correctoren op de verzamelstaat doorvoeren. HA-1034-f-13-1-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 134
Een onvolkomenheid kan ook op een tijdstip geconstateerd worden dat een aanvulling op het correctievoorschrift ook voor de tweede corrector te laat komt. In dat geval houdt het College voor Examens bij de vaststelling van de N-term rekening met de onvolkomenheid.
3 Vakspecifieke regels Voor dit examen kunnen maximaal 72 scorepunten worden behaald.
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 1 Kansen op school en op de arbeidsmarkt 1
2
3
maximumscore 2 • In een meer gesloten samenleving zijn afkomst en geërfd bezit belangrijk bij het bepalen van iemands positie op de maatschappelijke ladder, terwijl in een meer open samenleving er gelijke kansen zijn om op de maatschappelijke ladder te stijgen / sociaal mobiel te zijn • Uit tekst 1 blijkt dat afkomst een rol speelt bij schoolsucces: kinderen van hoogopgeleide ouders hebben meer kans op schoolsucces dan kinderen van laagopgeleide ouders
1
1
maximumscore 2 • Nature-factoren spelen een rol omdat de kansen op schoolsucces volgens tekst 1 mede worden bepaald door aangeboren aanleg die een kind bij de geboorte van zijn ouders erft (regels 13-15) • Nurture-factoren spelen een rol omdat de kansen op schoolsucces volgens tekst 1 mede worden bepaald door omgevingsfactoren waarin het kind opgroeit, zoals de school (regels 18-26) / het gezin (regels 3036)
1
maximumscore 2 − Voorbeeld a • Positietoewijzing: het verplicht stellen van opvang verwijst naar een maatschappelijke oorzaak die van buitenaf de positie van kinderen bepaalt
1
− •
Voorbeeld b Positieverwerving: kennis en vaardigheden verwijzen naar de eigen verdienste van de groep die de positie van kinderen bepaalt
1
1
Opmerking Geen scorepunt toekennen aan alleen het noemen van het juiste begrip of aan alleen een juiste uitleg. HA-1034-f-13-1-c
4
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 135
Vraag
4
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • Sociaal kapitaal zoals connecties en netwerken kunnen door groepen op de arbeidsmarkt gebruikt worden voor het vinden van een baan of voor het maken van promotie • Verschillen in sociaal kapitaal tussen groepen in de samenleving kunnen ervoor zorgen dat sommige groepen beter een goede positie op de arbeidsmarkt kunnen verkrijgen dan andere groepen. Hierdoor kunnen verschillen in bezit en/of status in stand worden gehouden
1
1
Opgave 2 De invoering van minimumstraffen 5
maximumscore 2 Minimumstraffen kunnen een preventieve functie hebben omdat het potentiële recidivisten kan afschrikken om opnieuw een ernstig misdrijf te begaan.
6
maximumscore 2 • Opvattingen over wat een misdrijf is en hoe ernstig een misdrijf is (hoe zwaar het bestraft moet worden), zijn aan veranderingen in de tijd onderhevig • De invoering van minimumstraffen kan gezien worden als een verandering in de opvatting over de zwaarte van de huidige straffen die door rechters worden gegeven voor recidive bij bepaalde vormen van criminaliteit
7
maximumscore 4 • (opvatting 1) De daad staat centraal / Er wordt uitgegaan van vaststaande sancties voor alle daders / In de eerste plaats wordt geen rekening gehouden met individuele kenmerken of achtergrond van de dader • (bijbehorende uitleg) Invoering van minimumstraffen past hierbij omdat de invoering beoogt dat (op uitzonderingen na) alle recidivisten voor dezelfde soort misdrijven dezelfde minimale straf krijgen • •
HA-1034-f-13-1-c
(opvatting 2) Er wordt uitgegaan van een rationeel mensbeeld / Mensen calculeren gevolgen van gedrag van tevoren in (bijbehorende uitleg) Invoering van minimumstraffen past bij de opvatting dat criminelen minder snel zullen recidiveren wanneer ze weten dat er een minimumstraf (zware straf) opgelegd zal worden. Deze opvatting gaat ervan uit dat potentiële recidivisten rekening zullen houden met de hoogte van de straf, ze calculeren de nadelige gevolgen van tevoren in
5
1
1
1
1 1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 136
Vraag
8
Antwoord
maximumscore 2 • Voorbeelden van omgevingsfactoren (één van de volgende): − toename/afname van het aantal zware misdrijven − toename/afname van de subjectieve onveiligheid − afname/toename in het vertrouwen in de rechterlijke macht − afname/toename van de status van de rechterlijke macht − toenemende/afnemende aandacht in de media over criminaliteit − veranderingen in het politieke klimaat − toenemende/afnemende populariteit van het populisme •
9
Scores
Voorbeeld van een juiste uitleg bij toename van het aantal zware misdrijven: Toename van het aantal zware misdrijven kan de steun in het parlement voor het wetsvoorstel vergroten. Het kabinet kan namelijk de noodzaak om het aantal zware misdrijven te verminderen hiermee bij het parlement benadrukken (door de generaal preventieve functie).
1
1
maximumscore 2 Twee van de volgende: − spreekrecht voor bepaalde ernstige misdrijven − recht op informatie over het strafproces − beroep doen op een advocaat via de Wet op de rechtsbijstand − bijstand door een tolk − beroep doen op Schadefonds Geweldsmisdrijven door nabestaanden − bijstand door Bureau Slachtofferhulp − verkrijgen van een vergoeding voor geleden materiële of immateriële schade − uitkering van resterend schadebedrag door de staat (bij bepaalde misdrijven, in bepaalde gevallen) per juist antwoord
HA-1034-f-13-1-c
1
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 137
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 3 The Urban Family 10
maximumscore 10 (bijdrage aan gewenste socialisatie) • De stichting draagt bij aan de gewenste socialisatie van de jongeren in de wijk omdat zij door de activiteiten en werkwijze van de stichting leren hoe zich te gedragen en wat belangrijk is om na te streven (normen en waarden). Zo blijkt dat (twee van de volgende voorbeelden): − jongeren door stageplaatsen of bijbaanprojecten verantwoordelijkheid leren nemen (regels 11-16) − de jongens binnen de groep een voortrekkersrol hebben (regels 20-23) − jongeren zien en ervaren dat positief gedrag, hard werken en positief zijn, worden beloond (regels 23-26) − jongeren leren zich aan afspraken te houden, zoals op tijd komen of niet in aanraking komen met politie of justitie (regels 30-35) − jongeren stapsgewijs leren omgaan met de verantwoordelijkheden die bij een eigen stichting horen (regels 45-47) uitleg met twee bijpassende voorbeelden uitleg met één bijpassend voorbeeld alleen uitleg of alleen één of twee voorbeeld(en)
2 1 0
(de rol van sociale controle) • Er is sprake van sociale controle omdat in de stichting door middel van sancties de jongeren ertoe worden gebracht om zich op een bepaalde manier te gedragen / zich aan bepaalde normen te houden. Zo blijkt dat: − jongeren uit het project worden gezet als ze zich niet gedragen (regels 42-44) − jongeren aangesproken worden als zij hun verantwoordelijkheden niet nakomen, zoals het niet beantwoorden van hun e-mail, het niet opnemen van de telefoon of het niet bijhouden van hun agenda (regels 47-51) uitleg met twee bijpassende voorbeelden uitleg met één bijpassend voorbeeld alleen uitleg of alleen één of twee voorbeeld(en)
HA-1034-f-13-1-c
7
2
2 2 1 0
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 138
Vraag
Antwoord
Scores
(gevolgen voor de sociale cohesie) • De activiteiten van de stichting hebben positieve gevolgen voor de sociale cohesie omdat buurtbewoners zich meer verantwoordelijk voelen voor elkaars lot / voor de buurt en de bindingen tussen buurtbewoners toenemen. Zo blijkt dat (twee van de volgende voorbeelden): − jongeren ook andere kinderen en jongeren een beter toekomstperspectief bieden (regels 3-6) − jongeren door bijvoorbeeld stageplaatsen of bijbaanprojecten andere jongeren structureel proberen te helpen een beter bestaan op te bouwen (regels 8-13) − het aantal meldingen van overlast rondom het Bellamyplein met bijna honderd procent is gedaald (regels 54-59) − er een afname is van graffiti in de wijk (regels 62-65) − jongeren hun positieve kanten in de buurt laten zien door bijvoorbeeld de portiek goed schoon te maken of de tuin bij te werken (regels 93-96) − jongeren en bewoners elkaar leren kennen, elkaar serieus nemen en elkaar begroeten (regels 89-92, regels 96-99) − bewoners werk aanbieden aan de jongeren of een aanvraag doen voor het zakgeld- of bijbaanproject (regels 99-103) uitleg met twee bijpassende voorbeelden uitleg met één bijpassend voorbeeld alleen uitleg of alleen één of twee voorbeeld(en)
2
2 1 0
(toename van de objectieve en subjectieve veiligheid) (uitleg over de toename van objectieve veiligheid) • Op grond van tekst 2 blijkt dat er enerzijds wel sprake is van een toename van de objectieve veiligheid: uit cijfers van de wijkagent blijkt dat sinds de oprichting van de stichting het aantal meldingen van overlast met bijna honderd procent is gedaald, van 41 naar 2 meldingen van overlast rondom het Bellamyplein (regels 54-59) en er door zowel de wijkagent als de woningbouwvereniging een afname van graffiti in de wijk is genoteerd (regels 62-65) • Anderzijds blijkt op grond van tekst 2 dat het niet mogelijk is om te beoordelen of het Bellamyplein ook veiliger is geworden (regels 65-67)
HA-1034-f-13-1-c
8
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 139
Vraag
Antwoord
Scores
(uitleg over de toename van subjectieve veiligheid) • Ondanks dat enkele bewoners aangeven nergens last van te hebben, laten sommige buurtbewoners hun kinderen niet buitenspelen en voelen zich onveilig (regels 76-80). Aangezien er geen gegevens bekend zijn van veiligheidsgevoelens voordat de stichting werd opgericht, kunnen er geen conclusies worden getrokken over een toename van de subjectieve veiligheid.
1
of •
Uit cijfers van de wijkagent blijkt dat sinds de oprichting van de stichting het aantal meldingen van overlast met bijna honderd procent is gedaald, van 41 naar 2 meldingen van overlast rondom het Bellamyplein (regels 54-59). Dit kan als indicatie worden gezien van een toename van subjectieve veiligheid: buurtbewoners maken minder melding omdat ze zich veiliger voelen
(conclusie over wel of niet voortzetten van subsidie) • Voorbeeld van een goede conclusie: Ik adviseer om de subsidie wel voort te zetten. Ondanks dat er geen toename van de subjectieve veiligheid aangetoond kan worden, is er wel een afname van het aantal meldingen van overlast. Daarnaast levert de stichting een positieve bijdrage aan de socialisatie van de jongeren, is er sprake van sociale controle en heeft het positieve gevolgen voor de sociale cohesie in de wijk.
1
1
Opmerkingen – Geen scorepunt toekennen aan alleen een conclusie zonder argumentatie op basis van de inzichten. – Het scorepunt ook toekennen aan een conclusie om de subsidie niet voort te zetten als argumentatie op basis van de inzichten juist is.
HA-1034-f-13-1-c
9
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 140
Vraag
11
Antwoord
Scores
maximumscore 3 • De activiteiten van The Urban Family zijn gericht op het voorkomen dat jongeren in aanraking komen met de politie en het bieden van een beter toekomstperspectief voor jongeren • Dit past bij de socialistische/sociaaldemocratische opvatting over het ontstaan van criminaliteit om de nadruk te leggen op sociale ongelijkheid als oorzaak van criminaliteit • Dit past bij de socialistische/sociaaldemocratische opvatting over de aanpak van criminaliteit door de overheid om de nadruk te leggen op de mogelijkheden van preventief beleid / om door verbetering van de maatschappelijke positie criminaliteit proberen te voorkomen
1
1
1
of •
•
•
De activiteiten van The Urban Family zijn gericht op het bieden van een beter toekomstperspectief voor jongeren door activiteiten op wijk/buurtniveau Dit past bij de socialistische/sociaaldemocratische opvatting over het ontstaan van criminaliteit om de nadruk te leggen op sociale ongelijkheid als oorzaak van criminaliteit Dit past bij de socialistische/sociaaldemocratische opvatting over de aanpak van criminaliteit door de overheid om de nadruk te leggen op de aanpak van veiligheid in (achterstands)wijken
1
1
1
Opgave 4 Hoe betrokken zijn Nederlanders? 12
maximumscore 3 • Uit tabel 1 is bij de meeste soorten van maatschappelijke participatie en betrokkenheid af te lezen dat hoogopgeleiden (dus met relatief meer cultureel kapitaal) meer dan het landelijk gemiddelde maatschappelijk participeren en betrokken zijn en laagopgeleiden (dus met relatief minder cultureel kapitaal) minder dan het landelijk gemiddelde maatschappelijk participeren en betrokken zijn • Hoogopgeleiden zullen hierdoor beter hun eisen en belangen kenbaar kunnen maken bij politici dan laagopgeleiden • Dit kan ertoe leiden dat er bij politieke besluiten onvoldoende rekening wordt gehouden met de eisen en belangen van laagopgeleiden / dat laagopgeleiden zich niet herkennen in politieke besluiten. Er is dan sprake van een geringe representativiteit van politieke besluiten
1 1
1
of
HA-1034-f-13-1-c
10
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 141
Vraag
Antwoord
•
•
•
13
Scores
Uit tabel 1 is af te lezen dat hoogopgeleiden (dus met relatief meer cultureel kapitaal) meer dan het landelijk gemiddelde politiek geïnteresseerd zijn en laagopgeleiden (dus met relatief minder cultureel kapitaal) minder dan het landelijk gemiddelde politiek geïnteresseerd zijn Meer politieke interesse bij hoogopgeleiden kan tot gevolg hebben dat er bij hoogopgeleiden meer electorale participatie (het stemmen bij verkiezingen) is dan bij laagopgeleiden. Dit kan ervoor zorgen dat de volksvertegenwoordiging geen goede representatie is van de bevolking Een geringe representatie kan ertoe leiden dat er bij politieke besluiten onvoldoende rekening wordt gehouden met de eisen en belangen van laagopgeleiden / dat laagopgeleiden zich niet herkennen in politieke besluiten. Er is dan sprake van een geringe representativiteit van politieke besluiten
1
1
1
maximumscore 2 Eén van de volgende: − Volgens de ontwikkelingstheorie is brede/directe politieke participatie wenselijk omdat besluiten zo berusten op de wil van de meerderheid van de bevolking. Volgens de instrumentele theorie is brede/directe politieke participatie juist onwenselijk omdat het een gevaar kan zijn voor de stabiliteit van het politieke systeem. − Volgens de ontwikkelingstheorie is politieke participatie naast een middel ook een doel op zich omdat burgers er veel van leren en hun zelfvertrouwen en bekwaamheid om te participeren toenemen (democratisch burgerschap). Volgens de instrumentele theorie is politieke participatie alleen een middel om tot besluiten te komen omdat door te stemmen mensen de gekozen politici een aanwijzing geven voor de inrichting van het beleid. − De ontwikkelingstheorie heeft veel vertrouwen in burgers om breed/direct politiek te participeren omdat burgers hiertoe in staat zijn. De instrumentele theorie heeft weinig vertrouwen in burgers om breed/direct politiek te participeren omdat burgers hiertoe onvoldoende in staat zijn. Opmerking Geen scorepunten toekennen aan alleen een juist kenmerk van de ontwikkelingstheorie of instrumentele theorie.
HA-1034-f-13-1-c
11
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 142
Vraag
14
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • Een meer geïndividualiseerde samenleving is te herkennen omdat volgens tekst 3 de deelnemers in de buurttuingroepen meer meedoen op basis van een persoonlijke keuze die makkelijker ongedaan gemaakt kan worden / op vrijwillige basis • Sociale cohesie is te herkennen omdat volgens tekst 3 de deelnemers het gevoel hebben dat ze een beroep op elkaar kunnen doen / onderdeel uitmaken van een groep of gemeenschap
1
1
Opgave 5 Schoon genoeg! 15
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden (twee van de volgende): − goede arbeidsomstandigheden voor werknemers tegenover goedkope arbeid voor werkgevers − hoog loon/goede arbeidsvoorwaarden voor werknemers tegenover winst/rendement voor werkgevers − sociale zekerheid voor werknemers tegenover lage loonkosten voor werkgevers per juist antwoord
16
1
maximumscore 2 • FNV Bondgenoten heeft volgens tekst 4 twee verschillende hulpbronnen (machtsbronnen) gemobiliseerd om hun doelstellingen zoals een gedragscode/nieuwe cao te bereiken. Daarmee wil FNV Bondgenoten de handelingsmogelijkheden van de opdrachtgevers/werkgevers beperken • Ze hebben namelijk (1) door middel van stakingen de achterban gemobiliseerd en (2) door deskundigheid/kennis (bijvoorbeeld ander taalgebruik) in te zetten aandacht in de media gekregen
1
1
Opmerking Het scorepunt alleen toekennen als beide manieren om macht uit te oefenen genoemd zijn. 17
maximumscore 2 • Het proces van democratisering is te herkennen omdat door de werkwijze zoals het kiezen van een ‘president’ meer mensen betrokken worden bij het besluitvormingsproces / er een verschuiving plaatsvindt van macht van weinig naar steeds meer mensen • Deze grotere betrokkenheid van de leden kan het gevoel lid te zijn van een gemeenschap / de identiteit van de groep versterken en daarmee een positief effect hebben op de sociale cohesie
HA-1034-f-13-1-c
12
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 143
Vraag
18
19
20
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • Door het gebruik van bepaalde woorden (bijvoorbeeld ‘opstand der onzichtbaren’) door FNV Bondgenoten • probeerde de vakbond invloed uit te oefenen op de manier waarop (de invalshoek) hun werkwijze/het conflict in de media werd uitgelegd/gepresenteerd
1
1
maximumscore 2 Twee van de volgende: − Het publiek stelt zich niet aan alle berichtgeving over de stakingen bloot / Het publiek maakt keuzes uit het media-aanbod over de stakingen (selectieve blootstelling). − Het publiek neemt bij blootstelling alleen bepaalde gedeelten/onderdelen van de mediaberichtgeving over de stakingen waar (selectieve perceptie). − Het publiek onthoudt na de blootstelling alleen bepaalde gedeelten/onderdelen van de mediaberichtgeving over de stakingen (selectief geheugen). per juist antwoord
1
maximumscore 2 • FNV Bondgenoten: conflictmodel • CNV Vakmensen: consensusmodel / harmoniemodel / poldermodel
1 1
Opgave 6 Sociaal vertrouwen en sociale zekerheid in Europa 21
maximumscore 5 (samenhang) • In figuur 1 is te zien dat voor veel landen geldt dat hoe groter de reikwijdte van de sociale zekerheid, hoe groter het sociaal vertrouwen / hoe kleiner de reikwijdte van de sociale zekerheid, hoe kleiner het sociaal vertrouwen.
1
of •
HA-1034-f-13-1-c
In figuur 1 is te zien dat voor veel landen geldt dat hoe groter het sociaal vertrouwen, hoe groter de reikwijdte van de sociale zekerheid / hoe kleiner het sociaal vertrouwen, hoe kleiner de reikwijdte van de sociale zekerheid
13
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 144
Vraag
Antwoord
Scores
(verklaring) Voorbeeld van een juiste uitleg: • Een stelsel van sociale zekerheid met een grote reikwijdte zorgt voor een groter sociaal vertrouwen • Door een stelsel van sociale zekerheid met een grote reikwijdte is er relatief minder sociale ongelijkheid • Minder sociale ongelijkheid betekent dat mensen die bijvoorbeeld werkloos, gehandicapt of arbeidsongeschikt zijn, een redelijk bestaansminimum kunnen handhaven en daardoor kunnen blijven participeren in de samenleving • Maatschappelijke participatie kan de sociale cohesie tussen mensen in de samenleving bevorderen en daardoor het sociaal vertrouwen doen toenemen
1 1
1
1
of •
• • •
22
Een groot sociaal onderling vertrouwen tussen mensen zorgt voor meer draagvlak voor een stelsel van sociale zekerheid met een grote reikwijdte Een groot onderling vertrouwen tussen mensen duidt op een sterke sociale cohesie in de samenleving Een sterke sociale cohesie zorgt ervoor dat mensen minder bereid zijn om sociale ongelijkheid te accepteren Mensen zijn dus meer bereid om financieel bij te dragen aan een stelsel van sociale zekerheid met een groot bereik (omdat mensen vertrouwen dat belastingen en premies die zij afdragen om het stelsel te bekostigen niet worden misbruikt door anderen)
maximumscore 2 • beperkte/onvoldoende normatieve integratie • tekort aan materiële goederen / niet goed kunnen voorzien in elementaire levensbehoeften
HA-1034-f-13-1-c
14
1 1 1
1
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 145
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 7 Kwajongens 23
maximumscore 3 • Uit tekst 5 blijkt dat zowel mannen (jongens) als vrouwen (meisjes) zacht moeten zijn / gericht op emoties/gevoelens moeten zijn. Dit past bij een feminiene samenleving waarbij de emotionele sekserollen tussen mannen en vrouwen elkaar overlappen/gelijk zijn • Juiste voorbeelden uit de tekst (twee van de volgende): − De jongen moet zich zo gaan gedragen als een meisje en zijn patroon van jongensachtige activiteit laten varen (regels 8-11) − de code van ‘collectieve mannelijkheid’ moet worden afgeleerd (regels 12-17) − jongens moeten emotioneel weerbaar zijn (en niet agressief) (regels 17-21) − de moeder moet haar zoon leren dat hij zijn gevoelens niet moet wegdrukken (regels 26-28) − ook de vader moet emotioneel aanspreekbaar zijn (regels 28-30) per juist voorbeeld uit de tekst
24
25
1 2
1
maximumscore 2 • Volgens de uitspraken van Crott in de tekst moet in de opvoeding typisch jongensgedrag worden afgeleerd / jongens geleerd worden zich meer als een meisje te gedragen • Er is dus sprake van een gedragsregulerende functie van socialisatie maximumscore 3 • Het kenmerk van het moderniseringsproces is het streven om los te komen van traditionele maatschappelijke verhoudingen • Een toename van het aantal echtscheidingen past bij dit kenmerk omdat het wijst op een afname van de stabiliteit van het huwelijk als traditionele verbintenis • Een toename van het aantal werkende vrouwen past bij dit kenmerk omdat er minder sprake is van een traditionele rolverdeling tussen mannen en vrouwen waarin de man kostwinner is en de vrouw het huishouden en de kinderen verzorgt
1 1
1
1
1
of • •
•
HA-1034-f-13-1-c
Het kenmerk van het moderniseringsproces is individualisering Een toename van het aantal echtscheidingen past bij dit kenmerk omdat individuen zich in toenemende mate vrij voelen om hun leven naar eigen inzicht vorm te geven Een toename van het aantal werkende vrouwen past bij dit kenmerk omdat meer vrouwen zelfstandig voor hun inkomen kunnen zorgen
15
1
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 146
Vraag
26
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Twee van de volgende: − Sommige opvoedingstaken (sociale vaardigheden bijvoorbeeld) worden overgeheveld van het gezin naar het onderwijs. − Meer kinderen uit alle lagen van de bevolking volgen (langer) onderwijs (externe democratisering). − Door de Mammoetwet werd algemene vorming uitgebreid van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs. − Kinderen worden in het algemeen steeds vroeger en langer buiten de directe sfeer van het gezin in een regime van educatie en socialisatie geplaatst. − Door de leerplichtwet zijn kinderen verplicht naar school te gaan. per juist antwoord
27
1
maximumscore 3 • Datgene wat de samenleving binnen een cultuur als kenmerkend voor ‘de man’ en ‘de vrouw’ beschouwt / Het ideaalbeeld of de sociale definitie van wat binnen een cultuur ‘man’ en ‘vrouw’ is, is aan veranderingen onderhevig / is tijdgebonden • Veranderingen in de rolpatronen tussen mannen en vrouwen in de afgelopen vijftig jaar, zoals mannen die ook meer zorgtaken op zich nemen en toenemende arbeidsparticipatie van vrouwen, • hebben ervoor gezorgd dat de identiteit van de man minder ontleend wordt aan zijn rol als kostwinner / meer ontleend wordt aan zijn zorgtaken en die van de vrouw minder aan haar rol als verzorger van de kinderen / meer aan haar rol als deelnemer op de arbeidsmarkt
1
1
1
5 Inzenden scores Verwerk de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per school in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 3 juni naar Cito.
6 Bronvermeldingen tekst 1
naar: Obbink, H. (2012, 21 januari). Wie heeft, zal nog meer krijgen. Trouw. Geraadpleegd december 2012 via www.trouw.nl/tr/nl/5009/Archief/archief/ article/detail/3131907/2012/01/21/Wie-heeft-zal-nog-meer-krijgen.dhtml
HA-1034-f-13-1-c
16
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 147
tekst 2
bron: Gaag, R.S. van der, Boonstra, N. & Wonderen, R. van (2011). Streetwise professionals in Spangen. Gericht werken aan een goede toekomst voor overlastgevende jongeren. (p.7, p.9, p.11, pp.15-16). Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. Geraadpleegd december 2012 via www.verwey-jonker.nl/vitaliteit/ publicaties/lokaal_sociaal_beleid/streetwise_professionals_in_spangen?term=urban family&p=1
tabel 1
naar: Houwelingen, P. van, Hart, J. de & Dekker, P. (2011) Maatschappelijke en politieke participatie en betrokkenheid. In Bijl, R., Boelhouwer, J., Cloïn, M. & Pommer, E. (Red.), De sociale staat van Nederland 2011 (p.199: SCP (CV’10/’11) gewogen resultaten). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Geraadpleegd december 2012 via http://www.scp.nl/content.jsp?objectid=27981
tekst 3
naar: Kullberg, J. (2011) Buurttuinen: seizoensgebonden banden in de publieke ruimte. In Berg, E. van den, Houwelingen, P. van & Hart J. de (Red.), Informele groepen. Verkenningen van eigentijdse bronnen van sociale cohesie (pp.141-143). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Geraadpleegd december 2012 via www.scp.nl/content.jsp?objectid=26055
tekst 4
naar: Stellinga, M. (2012, 4 januari) Eerst fiscalist, nu ‘geniale communicator’ van vakbond. NRC Handelsblad. Geraadpleegd december 2012 via archief.nrc.nl/index.php/2012/Januari/4/Overig/04/Eerst+fiscalist,+nu++geniale+communic ator+van+vakbond/check=Y
figuur 1
naar: Jehoel-Gijsbers, G. & Vrooman, C. (2008) Sociale uitsluiting in Nederland en Europa. In Berg, E. van den, Houwelingen, P. van & Hart J. de (Red.), Betrekkelijke betrokkenheid. Studies in sociale cohesie. Sociaal en Cultureel Rapport 2008 (p.252: Soede et al. (2004); European Values study 2000; Eurostat (EU-SILC’06) SCPbewerking). Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. Geraadpleegd december 2012 via www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2008/Betrekkelijke_betrokkenheid
tekst 5
naar: Crott, A. (2011). Van hoop des vaderlands naar ADHD’er. Het beeld van de jongen in opvoedingsliteratuur (1882-2005). (pp.325-326). Nijmegen: Radboud Universiteit Nijmegen. Geraadpleegd januari 2013 via repository.ubn.ru.nl/bitstream/2066/91316/1/91316.pdf
HA-1034-f-13-1-c
17
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 148
Correctievoorschrift HAVO
2013
tijdvak 2
maatschappijwetenschappen
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft het College voor Examens (CvE) op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet CvE de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.
HA-1034-a-13-2-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 149
4 5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Examens van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord; 3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; HA-1034-a-13-2-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 150
4
5
6 7
8 9
3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB1 Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken. NB2 Als het College voor Examens vaststelt dat een centraal examen een onvolkomenheid bevat, kan het besluiten tot een aanvulling op het correctievoorschrift. Een aanvulling op het correctievoorschrift wordt zo spoedig mogelijk nadat de onvolkomenheid is vastgesteld via Examenblad.nl verstuurd aan de examensecretarissen. Soms komt een onvolkomenheid pas geruime tijd na de afname aan het licht. In die gevallen vermeldt de aanvulling: NB a. Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe. b. Als de aanvulling niet is verwerkt in de naar Cito gezonden WOLF-scores, voert Cito dezelfde wijziging door die de correctoren op de verzamelstaat doorvoeren. HA-1034-a-13-2-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 151
Een onvolkomenheid kan ook op een tijdstip geconstateerd worden dat een aanvulling op het correctievoorschrift ook voor de tweede corrector te laat komt. In dat geval houdt het College voor Examens bij de vaststelling van de N-term rekening met de onvolkomenheid.
3 Vakspecifieke regels Voor dit examen kunnen maximaal 74 scorepunten worden behaald.
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 1 Geweld tegen hulpverleners 1
maximumscore 1 Tot de klassieke grondrechten / politieke grondrechten.
2
maximumscore 2 De wet stelt de volgende grenzen (twee van de volgende): − publicaties die aanzetten tot haat − publicaties die aanzetten tot discriminatie − publicaties die in strijd zijn met openbare zeden − publicaties die smaad bevatten − publicaties die laster bevatten − publicaties die beledigend zijn − publicaties die opruiend zijn − publicaties die een gevaar opleveren voor de openbare orde − publicaties die een gevaar opleveren voor de staatsveiligheid per juiste publicatie
3
1
maximumscore 2 • In de statistieken worden aangiftes opgenomen en zaken die door de politie zelf geconstateerd worden • Die aantallen komen niet overeen met de werkelijke aantallen, omdat niet alle hulpverleners die slachtoffer zijn aangifte doen / omdat niet alles ter kennis komt van de politie
HA-1034-a-13-2-c
4
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 152
Vraag
4
Antwoord
Scores
maximumscore 3 • Voorbeelden van verklaringen op individueel niveau zijn (twee van de volgende): − De geweldpleger heeft een gewelddadig karakter. − De geweldpleger heeft een persoonlijkheidsstoornis. − De geweldpleger is ontremd door overmatig alcohol- of drugsgebruik. per juiste verklaring • −
−
5
6
2
1
Voorbeelden van verklaringen op maatschappelijk niveau zijn (één van de volgende): Processen van sociale desintegratie kunnen leiden tot een verzwakking van de sociale samenhang. De hulpverleners worden bijvoorbeeld gezien als behorend bij ‘die anderen’ die zich te weinig voor jouw problemen inzetten terwijl ook jij daar wel recht op hebt. Frustratie leidt vervolgens tot agressief gedrag. De geweldpleger komt uit een subcultuur waarbinnen agressief gedrag ‘normaal’ is om dingen gedaan te krijgen / nodig is om positie te verwerven / te behouden..
maximumscore 3 • Dat slachtoffers zich eenzaam en beschaamd voelen valt onder immateriële gevolgen • Voorbeelden van materiële gevolgen zijn (twee van de volgende): − Ambulances en ander materiaal raakt beschadigd en moet gerepareerd of vervangen worden. − Verzekeringspremies gaan omhoog vanwege bovenstaande kostenstijging. − Vervangingskosten vanwege ziekmeldingen. − Hulpverleners moeten begeleid worden door beveiligers. Dit kost geld.
1
1 2
per juist materieel gevolg
1
maximumscore 2 • Van preventief beleid is sprake als beleidsinspanningen gericht zijn op de oorzaken en omstandigheden die criminaliteit bevorderen. Daarmee wordt geprobeerd criminaliteit te voorkomen zodat strafrechtelijk optreden niet nodig zal zijn • De voorgestelde maatregelen betreffen voornamelijk opsporing en strafrechtelijke vervolging en dat is kenmerkend voor repressief beleid (Voorstellen die gericht zijn op opsporing en strafrechtelijke vervolging kunnen in hun werking ook een preventief effect hebben.)
1
HA-1034-a-13-2-c
5
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 153
Vraag
7
Antwoord
Scores
maximumscore 4 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: − Een taak van het kabinet is: • de uitvoerende taak • Daarbij past bijvoorbeeld dat het lik-op-stukbeleid wordt uitgevoerd of − Een taak van het kabinet is: • de medewetgevende taak • Daarbij past bijvoorbeeld dat een wetsontwerp wordt voorbereid waarmee de horeca daders de toegang tot hun zaak mag ontzeggen / dat een wetsvoorstel wordt voorbereid om de strafmaat te verhogen − • •
Een taak van de Tweede Kamer is: een wetgevende taak Daarbij past dat een (initiatief)wetsvoorstel wordt ingediend waarmee de horeca daders de toegang tot hun zaak mogen ontzeggen / dat een (initiatief)wetsvoorstel wordt ingediend om de strafmaat te verhogen / dat dergelijke wetsvoorstellen worden goedgekeurd
of − Een taak van de Tweede Kamer is: • een controlerende taak • Daarbij past dat vragen aan de minister over zijn beleid worden gesteld / dat moties worden ingediend waarin het kabinet aangespoord wordt om voorstellen van de ACP uit te voeren 8
1
1
1
1
1
1
maximumscore 2 twee van de volgende: − Met psychiatrische patiënten die gedwongen zijn opgenomen wordt al gewerkt aan gedragsverandering. Dit is te vergelijken met het doel ‘heropvoeden’. − Het doel ‘beveiligen van de samenleving’ is al bereikt vanwege het feit dat ze al opgenomen zijn en dus vastzitten. − Aan het doel ‘speciale preventie’ wordt al gewerkt met de therapie. per juist doel
9
1 1
1
maximumscore 1 Het opportuniteitsbeginsel.
HA-1034-a-13-2-c
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 154
Vraag
10
Antwoord
Scores
maximumscore 3 • Bij daderrecht wordt rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte bij de beslissing om een verdachte wel of niet te vervolgen • Bij daadrecht ligt de nadruk op het gepleegde delict. Het delict rechtvaardigt het opleggen van een straf, ongeacht de persoon van de dader • Psychiatrische patiënten worden minder vaak vervolgd dan andere geweldplegers. Dat duidt erop dat rekening gehouden wordt met de persoon of de persoonlijke situatie van de delictpleger en past dus meer bij daderrecht
1
1
1
Opgave 2 Massamedia 11
maximumscore 1 Het criterium dat er een (zo) groot (mogelijk) publiek moet worden bereikt.
12
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − een vergrote aandacht voor amusement en het gevaar dat niet alle soorten programma’s en informatie aan bod komen: verschraling van het aanbod − mogelijke gevolgen voor de kwaliteit van de informatie: minder betrouwbare en diepgaande achtergrondinformatie, minder ‘moeilijke’ onderwerpen en minder programma’s voor kleine doelgroepen (zoals programma’s over ontwikkelingslanden, wetenschap, voor en over bejaarden, etnische groepen en jongerenculturen) − toenemende integratie van informatie en amusement (infotainment en entertainment-education) per juist voorbeeld
HA-1034-a-13-2-c
1
7
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 155
Vraag
13
Antwoord
maximumscore 4 Voorbeeld van een juist antwoord is: In de tijd van de verzuiling had elke zuil haar eigen omroepvereniging, haar kranten en tijdschriften die bijdroegen aan het binden van de mensen binnen de eigen zuil. Elites speelden een grote rol en wilden via de media de achterban verheffen zodat de socialiserende functie inhield dat de normen en waarden van de eigen zuil binnen die zuil verspreid en bekrachtigd werden. Nu is de druk om een groot publiek te bereiken zo groot geworden dat de media meer uitgaan van de vraag van het publiek, zodat de waarden en normen van het grote publiek via de media worden bevestigd en overgedragen. De bindende functie is sterk afgenomen / is veranderd: de rol van de omroep met betrekking tot het binden van de eigen achterban aan de hele zuil (het cement dat politieke partij, vakbonden, kranten, onderwijs, verenigingen etc. bijeen hield) heeft plaatsgemaakt voor het proberen te binden van een zo groot mogelijk aantal kijkers (en leden) aan de omroep zelf. Misschien kun je zeggen dat bij evenementen die van nationaal belang zijn (Koninginnedag, schaatswedstrijden en Sinterklaas) de band van de Nederlanders onderling nog versterkt wordt. • • • •
14
Scores
voor een juiste verzuiling voor een juiste verzuiling voor een juiste voor een juiste
uitleg van de socialiserende functie ten tijde van de
1
uitleg van de bindende functie ten tijde van de uitleg van de verandering van de socialiserende functie uitleg van de verandering van de bindende functie
1 1 1
maximumscore 4 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): − informatiefunctie/communicatiefunctie Citaat regels 26-30: “Media bieden politici een platform voor het debat over politiek relevante zaken en geven idealiter een indicatie van wat er onder de bevolking leeft.” Uitleg: Massamedia bieden enerzijds een platform aan politici, anderzijds geven ze informatie over wat er onder de bevolking leeft. Op deze wijze wordt in twee richtingen informatie overgedragen. Politiek en kiezers blijven op deze wijze met elkaar in contact. − spreekbuisfunctie Citaat regels 30-33: “De actualiteitenprogramma’s zijn bij uitstek het podium waarop een politicus zich kan profileren.” Uitleg: Politici kunnen bijvoorbeeld in actualiteitenprogramma’s hun opvattingen kenbaar maken aan de burgers. Burgers kunnen met die informatie hun keus bepalen. − agendafunctie/poortwachtersfunctie Citaat regels 28-30: “… en geven idealiter een indicatie van wat er onder de bevolking leeft.”
HA-1034-a-13-2-c
8
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 156
Vraag
Antwoord
Scores
Uitleg: De media geven informatie over maatschappelijke eisen en wensen zodat deze op de politieke agenda komen. De politici weten dan wat er in de samenleving aan de hand is en kunnen beleid maken dat relevant is. per juiste functie met bijbehorend citaat per juiste bijbehorende uitleg 15
16
maximumscore 4 • De actualiteitenprogramma’s bevinden zich in figuur 1 vooral rond het politieke midden. / Geen van de actualiteitenprogramma’s is uitgesproken links, rechts, progressief of conservatief • Dat houdt in dat de externe pluriformiteit gering is • Uit de gegevens van figuur 2 blijkt dat alle actualiteitenprogramma’s politici van zowel linkse als rechtse politieke partijen aan de orde laten komen • Dat betekent dat er sprake is van interne pluriformiteit
1 1
1 1
maximumscore 3 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (drie van de volgende): − De vraag of de Elfstedentocht gereden zou worden was actueel op het moment dat het flink vroor. − De gebeurtenis was uitzonderlijk. (De Elfstedentocht kan niet ieder jaar worden gereden.) − De gebeurtenis was geografisch dichtbij. (De Elfstedentocht is een gebeurtenis met een sterk nationaal karakter, het is traditie.) − De (berichtgeving over de) Elfstedentocht kent een zekere mate van continuïteit. (Iedere winter speelt de vraag of de tocht dit jaar verreden kan worden.) − De gebeurtenis had een human-interestkarakter / wordt door veel mensen leuk gevonden. (De Elfstedentocht staat garant voor veel drama en heldhaftige prestaties.) per juiste reden
17
1 1
1
maximumscore 2 • hype(vorming) • Bij hypes worden continu nieuwe berichten gepubliceerd over een bepaald onderwerp zonder dat zich nieuwe feiten voordoen
HA-1034-a-13-2-c
9
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 157
Vraag
18
Antwoord
Scores
maximumscore 5 • De categorieën populaire kranten en kwaliteitskranten. De populaire kranten besteden meer aandacht aan de Elfstedentocht en Ajax en de kwaliteitskranten meer aan Syrië en de politiek • Toedeling van de abonneekranten: − Kranten die behoren tot de kwaliteitskranten zijn: de Volkskrant, NRC Handelsblad, Trouw en NRC Next − Kranten die behoren tot de populaire kranten zijn: De Telegraaf en AD indien één krant fout is geplaatst indien twee kranten fout zijn geplaatst indien drie kranten of meer fout zijn geplaatst
2 3
2 1 0
Opgave 3 Sleutelen aan de monarchie 19
maximumscore 1 De Raad van State heeft een adviserende rol.
20
maximumscore 2 • De ministeriële verantwoordelijkheid houdt in dat de ministers door de Staten-Generaal ter verantwoording kunnen worden geroepen voor het doen en laten van de Koning(in) • Deze ministeriële verantwoordelijkheid is opgenomen in de grondwet om de macht van de Koning(in) in te perken
21
maximumscore 2 • De beslissing/besluitvorming/barrière 3 • Het wetsvoorstel is ingediend, de tweede barrière is daarmee genomen. De volgende barrière bestaat er uit dat het parlement de gewenste beslissing zal nemen
1
maximumscore 1 De ceremoniële rol.
23
maximumscore 2 De Kamer was voor het afschaffen van de rol van het staatshoofd bij de kabinetsformatie terwijl voor dat standpunt volgens deze peiling onder de burgers geen meerderheid bestond. Een beslissing van de Kamer is representatief als deze beslissing overeenkomt met de opvatting van de burgers. Het antwoord is dus nee.
10
1
1
22
HA-1034-a-13-2-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 158
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 4 Gedoogmacht 24
maximumscore 1 De Eerste Kamer wordt gekozen door de leden van de Provinciale Staten.
25
maximumscore 4 De Eerste Kamer wordt geacht (zonder dat zulks grondwettelijk is vastgelegd) wetsvoorstellen niet zozeer inhoudelijk, als wel op hun verhouding tot bestaande wetten en de grondwet te beoordelen. Het recht van initiatief en het recht van amendement zijn middelen waarmee de inhoud van wetgeving bepaald kan worden. Die middelen zijn niet van belang bij de taak die de Eerste Kamer geacht wordt te vervullen, namelijk het beoordelen of een nieuwe wet wel past bij bestaande wetgeving.
26
maximumscore 3 Het Nederlandse kiesstelsel heeft nog nooit een uitslag opgeleverd waarbij één partij de meerderheid had. Er moest altijd een coalitie gevormd worden om een regering van voldoende steun van de Kamer te verzekeren. In dit geval kwam de regering één zetel tekort in de Eerste Kamer. De SGP had één zetel en was het op een aantal punten eens met de regering. In ruil voor steun aan het regeringsbeleid sprak de SGP met de regering af dat ook een aantal van haar eigen wensen gerealiseerd zouden worden. Die ene zetel van de SGP was op deze wijze effectiever voor het realiseren van haar programmapunten dan een groter aantal zetels van een oppositiepartij die geen steun aan de regering beloofde.
27
maximumscore 3 Pragmatisme houdt in dat gestreefd wordt naar haalbare oplossingen voor politieke vraagstukken ook als dit niet overeenkomt met ideologische beginselen. Hoofddoel van de VVD is het voortbestaan van de coalitie om zo een aantal belangrijke doelstellingen van de partij gerealiseerd te krijgen. Dat kan alleen met de steun van de SGP. Die steun zou ingetrokken worden als de VVD vast zou houden aan haar eigen standpunten ten aanzien van onder andere zelfbeschikking bij levensbeëindiging, koopzondagen en godslastering. Enkele ideologisch beginselen van de VVD moeten dus even wijken om andere, belangrijker geachte zaken, wel te kunnen verwezenlijken. • •
HA-1034-a-13-2-c
voor een goed voorbeeld voor een goede uitleg
1 2
11
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 159
Vraag
28
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − Een partij kan in de regering zitten en voor het regeerakkoord afspraken over stemgedrag hebben gemaakt. − Burgers stemmen op een politieke partij die staat voor een pakket met maatregelen. Niet iedereen is het op alle punten met die partij eens. − In de tijd die verloopt tussen verkiezingen en stemming in de Kamer kunnen nieuwe gegevens een rol spelen waardoor de mening van de fractie of die van haar electoraat gewijzigd is. − De politieke verhoudingen kunnen aanleiding geven tot strategisch stemgedrag in de Kamer. − Rond de verkiezingen speelde het onderwerp niet waardoor het standpunt van de partij nog niet bedacht/bekend was. per juiste verklaring
29
1
maximumscore 3 • confessionalisme • Een uitgangspunt van het confessionalisme is dat vanuit religieuze waarden maatschappelijke normen gesteld worden • De SGP wil dat het kabinet de vrijheid van onderwijs handhaaft, wat inhoudt dat onderwijs op christelijke grondslag mogelijk blijft / dat de koopzondag niet uitgebreid wordt, wat betekent dat meer mensen de zondagsrust kunnen handhaven / dat op het gebied van medische ethiek een conservatieve koers gevaren wordt wat betekent dat in vragen over leven en dood niet de mens maar God beslist
1 1
1
Opmerking Het antwoord “christendemocratie” moet fout gerekend worden. “Theocratisch” moet goed gerekend worden (volgens de eigen website van de SGP). 30
maximumscore 2 • partijlidmaatschap / stemmen tijdens het VVD-congres • een burgerinitiatief opzetten / pressiegroep steunen
1 1
5 Inzenden scores Verwerk de scores van alle kandidaten per school in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 21 juni naar Cito.
HA-1034-a-13-2-c
12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 160
6 Bronvermeldingen tekst 1
bron: Berger, L. (2012, 6 februari). “Zo’n 80 procent van de hulpverleners is in 2011 bedreigd of mishandeld”. NRC Next. Geraadpleegd 15 oktober 2012 via http://www.nrcnext.nl/blog/2012/02/06/next-checkt-zon-80-procent-van-de-hulpverlenersis-in-2011-bedreigd-of-mishandeld/.
tekst 2
bron: Geweld tegen hulpverleners daalt al jaren (2012, 4 januari). Geraadpleegd 15 oktober 2012 via http://www.ad.nl/ad/nl/1012/ Binnenland/article/detail/ 3104719/2012/01/04/Geweld-tegen-hulpverleners-daalt-al-jaren.dhtml.
tekst 3
naar: Al dat geweld, dat zijn géén incidenten. NRC Handelsblad (2012, 2 januari).
tekst 4
naar: Aanscherping maatregelen terugdringen geweld tegen politie (2012, 30 januari). Geraadpleegd 15 oktober 2012 via http://www.acp.nl/de-acp/actueel/nieuws/singleitem/artikel/2012/01/30/aanscherping-maatregelen-terugdringen-geweld-tegen-politie/.
tekst 5
bron: Stoffelen, A. (2012, 6 maart). Geweld tegen hulpverlener psychiatrie vaak onbestraft. de Volkskrant.
tekst 6
bron: Nieuws en Actualiteiten 2011: Diversiteit & pluriformiteit in Medialand? (2012, 20 maart, pp. 2 en 13). De Nederlandse Nieuwsmonitor. Geraadpleegd via http://www.nieuwsmonitor.net/news/list.
figuur 1
bron: Nieuws en Actualiteiten 2011: Diversiteit & pluriformiteit in Medialand? (2012, 20 maart, p. 18). De Nederlandse Nieuwsmonitor. Geraadpleegd via http://www.nieuwsmonitor.net/news/list.
figuur 2
bron: Nieuws en Actualiteiten 2011: Diversiteit & pluriformiteit in Medialand? (2012, 20 maart, p. 16). De Nederlandse Nieuwsmonitor. Geraadpleegd via http://www.nieuwsmonitor.net/news/list.
tekst 7
bron: Elfstedenkoorts in medialand. Nederlandse Nieuwsmonitor (2012, 13 februari, p. 2, 5, 6). Geraadpleegd via http://nieuwsmonitor.net/n/129/Elfstedenkoorts_in_medialand.
figuur 3
bron: Elfstedenkoorts in medialand. Nederlandse Nieuwsmonitor (2012, 13 februari, p. 4). Geraadpleegd via http://nieuwsmonitor.net/n/129/Elfstedenkoorts_in_medialand.
tekst 8
bron: Timmermans, S. (2011, 1 september). de Volkskrant.
figuur 4
bron: Collignon, J. (2010, 30 oktober). de Volkskrant.
tabel 1
bron: www.peil.nl.
tabel 2
bron: http://www.parlement.com.
tekst 9
bron: Trouw Redactie. (2011, 23 mei).
HA-1034-a-13-2-c
13
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 161
Correctievoorschrift HAVO
2013
tijdvak 2
maatschappijwetenschappen (pilot)
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft het College voor Examens (CvE) op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet CvE de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.
HA-1034-f-13-2-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 162
4 5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Examens van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord; 3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; HA-1034-f-13-2-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 163
4
5
6 7
8 9
3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB1 Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken. NB2 Als het College voor Examens vaststelt dat een centraal examen een onvolkomenheid bevat, kan het besluiten tot een aanvulling op het correctievoorschrift. Een aanvulling op het correctievoorschrift wordt zo spoedig mogelijk nadat de onvolkomenheid is vastgesteld via Examenblad.nl verstuurd aan de examensecretarissen. Soms komt een onvolkomenheid pas geruime tijd na de afname aan het licht. In die gevallen vermeldt de aanvulling: NB a. Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe. b. Als de aanvulling niet is verwerkt in de naar Cito gezonden WOLF-scores, voert Cito dezelfde wijziging door die de correctoren op de verzamelstaat doorvoeren. HA-1034-f-13-2-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 164
Een onvolkomenheid kan ook op een tijdstip geconstateerd worden dat een aanvulling op het correctievoorschrift ook voor de tweede corrector te laat komt. In dat geval houdt het College voor Examens bij de vaststelling van de N-term rekening met de onvolkomenheid.
3 Vakspecifieke regels Voor dit examen kunnen maximaal 71 scorepunten worden behaald.
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 1 Opvoeden en media 1
2
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Cultuur is het geheel van voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen, waarden en normen die mensen als lid van een groep of samenleving hebben verworven • ‘Culturen zijn relatief’ betekent dat culturen naar plaats en tijd verschillen. In tekst 1 staat dat in de loop van de tijd de betekenis van het ‘kind zijn’ veranderd is. De verandering van waarden en normen komt tot uitdrukking in de manier waarop naar kinderen gekeken wordt. Dat is een voorbeeld van een verandering van de cultuur en dus een voorbeeld van de relativiteit van een cultuur maximumscore 6 • Socialiserende instituties zijn: − ouders − leraren − media/televisie/internet
•
HA-1034-f-13-2-c
1
1
2
indien drie goed indien twee of één goed
2 1
Toenemende individualisering leidt tot een verandering van bindingen waar mensen mee te maken krijgen. Individualisering houdt in dat mensen in toenemende mate zelf bepalen welke bindingen ze aangaan en dat ze hun identiteit meer zien als een persoonlijk project en minder als een opgelegd gegeven. De media krijgen in dat proces een belangrijker plaats en ouders en leraren boeten aan belang in
4
4
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 165
Vraag
Antwoord
Scores
voor het correct gebruiken van de drie begrippen voor het correct gebruiken van twee begrippen voor het correct uitleggen dat het belang van de media is toegenomen en het belang van ouders en leraren is afgenomen 3
maximumscore 2 Volgens de cultivatiehypothese verandert het beeld van de werkelijkheid van mensen die te veel naar bepaalde soorten programma’s kijken. De beelden van seks en geweld in de media komen niet overeen met hoe in de samenleving met seks en geweld omgegaan wordt. Als kinderen te veel van die beelden zien zouden ze daar een vertekend beeld van kunnen krijgen. Ze interpreteren de alledaagse realiteit dan vanuit het referentiekader van de mediawerkelijkheid.
4
maximumscore 2 • Een kenmerk van het moderne gezin is dat het een onderhandelingshuishouding is. Dat is te herkennen in de eerste aanbeveling waarin staat dat het goed is om afspraken te maken • Een tweede kenmerk is het opvoedingsideaal waarbij de ontplooiing van het kind centraal staat, waarin hij leert om voor een eigen mening uit te komen en zich leert te ontwikkelen naar een zelfstandig handelende persoon. Dit kenmerk is te herkennen in de tweede aanbeveling die inhoudt dat met kinderen gepraat wordt over normen en waarden en dat kinderen geholpen moeten worden om mediainhoud te begrijpen. De normen en waarden worden niet opgelegd maar het kind wordt geholpen om deze te ontwikkelen. Het helpen begrijpen van de media-inhoud helpt het kind om zijn eigen mening te vormen
2 1 2
1
1
Opgave 2 Religie en integratie 5
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord: De seculariseringstheorie stelt dat door modernisering de religiositeit afneemt. Dat kan tot gevolg hebben dat de sociale cohesie binnen een geloofsgemeenschap minder wordt omdat het bindende element, de gemeenschappelijke religie, minder belangrijk wordt.
HA-1034-f-13-2-c
5
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 166
Vraag
Antwoord
Scores
6
maximumscore 2 Fleischmann ziet bij Turken een hechtere gemeenschap, dus een grotere sociale cohesie, dan bij Marokkanen. Daardoor zou de socialisatie op religieus gebied bij de tweede generatie Turken effectiever zijn dan bij de Marokkanen. Een grotere sociale cohesie helpt dus bij het in stand houden van religiositeit.
7
maximumscore 3 • Ja, de gegevens in figuur 1 en 2 ondersteunen de verklaring van Fleischmann • Volgens Fleischmann zijn de bronnen voor schoolsucces in de woonomgeving, met als belangrijkste factor de sociale achtergrond van ouders, belangrijk voor schoolsucces. Figuur 1 en 2 laten zien dat scholieren met ouders met een hoge sociaal economische status hoger scoren dan scholieren met ouders met een lage sociaal economische status. En dat die verschillen vooral optreden in de periodes waarin de lange schoolvakanties vallen • De vakanties zijn de perioden waarin de verschillen in cultureel kapitaal het sterkst effect hebben op de verschillen in schoolprestaties. Cultureel kapitaal is de taalvaardigheid, de rekenvaardigheid en andere culturele bagage van de ouders die zij meegegeven aan hun kinderen. De culturele bagage (cultureel kapitaal) van ouders met een hoge sociaal economische status sluit beter aan bij de eisen die het onderwijs stelt. Deze ouders geven hun kinderen houdingen en vaardigheden (o.a. taal en rekenen) mee waardoor deze beter kunnen presteren op school. Kinderen van ouders met een lage sociaal economische status lopen meer kans achter te blijven op het gebied van taal en rekenen in de vakantieperioden, omdat ze op het gebied van taal en rekenen minder gestimuleerd worden door hun ouders. Door dat verschil in cultureel kapitaal lopen ze in de loop van de jaren een achterstand op, waardoor ze minder kansen hebben in het onderwijs
8
1
1
1
maximumscore 2 Volgens Fleischmann worden onderwijsachterstanden meer veroorzaakt door nurture-factoren. Zij noemt bronnen in de woonomgeving. Dat zijn sociale en materiële (nurture) factoren en die hebben niets met erfelijkheid (nature) te maken.
HA-1034-f-13-2-c
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 167
Vraag
9
Antwoord
Scores
maximumscore 3 • Dit islamitisch worden is geen voorbeeld van acculturatie. De islam maakt deel uit van de oorspronkelijke cultuur van deze groepen en van acculturatie is sprake als iemand socialiseert in een cultuur die niet zijn oorspronkelijke cultuur is •
Socialiserende instituties die in tekst 3 genoemd worden (twee van de volgende): − gezin − Koranschool − moskee
2
1
Opmerking Het scorepunt alleen toekennen als er twee genoemd zijn. 10
11
maximumscore 3 • Assimilatie houdt in dat de oorspronkelijke cultuur wordt losgelaten en dat de nieuwe cultuur wordt overgenomen • Structurele integratie betekent dat een goede opleiding is afgemaakt en dat een goede baan is gevonden. Voor het afmaken van een goede opleiding en voor het vinden van een goede baan is het niet altijd nodig dat de oorspronkelijke cultuur losgelaten wordt • Voor structurele integratie is assimilatie dus niet noodzakelijk
1
1 1
maximumscore 2 In de regels 69-72 staat te lezen dat succes op school en arbeidsmarkt niet negatief beïnvloed worden door religiositeit. Succes op school en arbeidsmarkt zijn van belang voor het stijgen of dalen op de maatschappelijke ladder. De conclusie is dus dat volgens het onderzoek van Fleischmann religiositeit niet van invloed is op de sociale mobiliteit.
Opgave 3 Gezondheid en opleidingsniveau 12
maximumscore 2 • Hoogopgeleide vrouwen leven gemiddeld langer dan laagopgeleide vrouwen. Hoogopgeleide vrouwen leven gemiddeld langer in goede gezondheid dan laagopgeleide vrouwen • Vrouwen leven gemiddeld langer dan mannen. Vrouwen leven gemiddeld langer in goede gezondheid dan mannen
1 1
Opmerking Elk scorepunt alleen toekennen als beide verschillen genoemd zijn.
HA-1034-f-13-2-c
7
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 168
Vraag
13
14
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord: • Er is sprake van sociale ongelijkheid als een verschil tussen mensen gevolgen heeft voor de verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken en leidt tot een ongelijke waardering en behandeling • Het verschil in opleiding is in onze maatschappij een vorm van sociale ongelijkheid want hoogopgeleide mensen hebben doorgaans meer kans op een langer leven dan laagopgeleide mensen en dat is een hooggewaardeerde zaak
1
1
maximumscore 2 Het groter worden van gezondheidsverschillen is een maatschappelijk en politiek vraagstuk omdat het een situatie betreft die als ongewenst wordt beschouwd / waarvan mensen vinden dat het door de overheid aangepakt moet worden / die hoog op de publieke agenda staat / die wordt gerekend tot de basisfuncties van de staat. Voorbeelden van juiste citaten: − “De overheid moet ingrijpen door ongezonde voeding duurder te maken en een preventief gezondheidsbeleid te ontwikkelen.” (regels 710) − “Ook gemeenten moeten zich actiever opstellen. Zij krijgen een steeds grotere rol in de zorg voor hun inwoners.” (regels 24-27) − “Maar we moeten de gezondheidsbescherming wel invullen, zeker voor de jeugd. Vanuit moreel opzicht moeten we juist wel ingrijpen.” (regels 41-44) Opmerking De twee scorepunten alleen toekennen voor een juiste uitleg met een juist citaat.
15
16
maximumscore 2 • De ideologische stroming is het liberalisme • Het ideologische uitgangspunt is ‘eigen verantwoordelijkheid’ / de overheid bemoeit zich niet met privéaangelegenheden maximumscore 2 • sociaaldemocratie: solidariteit met de zwakkeren • christendemocratie: zorgzame/verantwoordelijke samenleving met, omdat het hier nodig is, een aanvullende rol van de overheid
HA-1034-f-13-2-c
8
1 1
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 169
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 4 Europeanisering en individualisering 17
maximumscore 4 • Kenmerken van sociale uitsluiting zijn (twee van de volgende): − onvoldoende sociale en politieke participatie (zoals politieke desinteresse, sociaal isolement) − onvoldoende normatieve integratie (onvoldoende naleving van de gangbare waarden en normen in de samenleving) − niet goed kunnen voorzien in elementaire levensbehoeften, een tekort aan materiële goederen − onvoldoende toegang tot sociale grondrechten (onderwijs, huisvesting, gezondheidszorg, veiligheid, enz.)
•
18
per juist kenmerk
1
Voorbeelden van een juiste uitleg (twee van de volgende): − Draagvlak blijkt onder andere uit deelname aan bijvoorbeeld Europese verkiezingen. Het eerstgenoemde kenmerk van sociale uitsluiting houdt in dat er onvoldoende politieke participatie is en dat betekent dus onvoldoende draagvlak. − Een kenmerk van sociale uitsluiting is onvoldoende normatieve integratie. Als mensen het idee hebben dat door de Europese samenwerking er meer migranten komen die zich niet gedragen overeenkomstig de heersende waarden en normen (zodat er sprake is van gebrekkige normatieve integratie) dan kan dat als gevolg hebben dat het draagvlak voor Europese samenwerking vermindert. − De laatste twee kenmerken kunnen ertoe leiden dat mensen een zondebok gaan zoeken. Dat zou bijvoorbeeld de Europese Unie kunnen zijn die dan gezien wordt als de instantie die er verantwoordelijk voor is dat Nederlands geld naar landen zoals Griekenland gaat en niet in eigen land aan armoedebestrijding besteed wordt.
2
per juiste uitleg
1
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord: • Europeanisering kan tot gevolg hebben dat werkgelegenheid (door relatief hoge loonkosten hier) naar het buitenland verdwijnt • De ontwikkeling naar een postindustriële samenleving maakt dat een bepaald soort werkgelegenheid, met name werk waarvoor minder opleiding vereist is, uit een land als Nederland verdwijnt: uitbreiding van de dienstensector maakt dat het belang van een hogere opleiding voor het vinden van werk toeneemt
HA-1034-f-13-2-c
2
9
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 170
Vraag
19
Antwoord
Scores
maximumscore 3 Voorbeeld van een juist antwoord: • Een gevolg van individualisering is dat mensen zich minder binden aan organisaties waaronder de vakbonden. / De organisatiegraad van de vakbonden neemt af • De vakbonden vertegenwoordigen nu minder leden terwijl dat hun belangrijkste machtsbron is • Conclusie: ze staan daardoor minder sterk tegenover de werkgevers en hebben dus minder mogelijkheden om de belangen van werknemers te behartigen
1 1
1
Opgave 5 Rotterdam: veilig of onveilig? 20
21
maximumscore 2 • De meeste overtredingen hebben, in vergelijking met misdrijven, minder invloed op de veiligheidsbeleving van mensen • Moord en doodslag komen zo weinig voor dat ze statistisch niet bruikbaar zijn voor het bepalen van de mate van veiligheid. Een ‘incidentele’ moord zou een wijk zeer onveilig maken
1
maximumscore 3 • Criminaliteit komt meer voor in grote steden. De lijst wordt aangevoerd door gemeenten met overwegend grotere steden en afgesloten door gemeenten met kleinere steden
1
•
Voorbeelden van juiste verklaringen zijn (twee van de volgende): − in de grote steden is meer gelegenheid voor criminaliteit − in de grote steden is minder sociale controle − in grote steden zijn relatief meer jongeren − in grote steden is minder sociale cohesie − in grote steden is de pakkans kleiner
2
per juiste verklaring
1
HA-1034-f-13-2-c
10
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 171
Vraag
22
Antwoord
maximumscore 4 • Criminaliteit komt meer voor in wijken waarin vooral mensen met lage inkomens wonen •
•
23
Scores
De kans op slachtofferschap is onder andere afhankelijk van de volgende factoren (bijvoorbeeld twee van de volgende): − de personen met wie iemand omgaat − de plek waar iemand woont − omgevingsfactoren − inkomen
2
per juiste factor
1
Voorbeelden van een juiste uitleg: − In wijken waarin vooral mensen met lage inkomens wonen, spelen heel andere problemen dan in wijken waarin de hogere inkomens wonen. Er is vaak geringe sociale cohesie vanwege grotere doorstroming, er is vaak minder deelname aan verenigingsleven, minder sociale organisatie en minder contact met bestuurders zodat problemen in de wijk minder snel aangepakt worden. Mensen met persoonlijke problemen zoals een verslaving, onaangepast gedrag, agressiviteit en dergelijke en mensen die anderszins ontspoord zijn, zijn in deze wijken oververtegenwoordigd omdat ze geen hogere huur kunnen betalen. Deze en andere kenmerken van deze wijken zorgen voor een concentratie van problemen die onder andere zichtbaar is in hogere criminaliteitscijfers. Wie daar woont heeft daarom ook meer kans om slachtoffer te worden. − In die wijken wonen meer mensen die met justitie in aanraking komen. Het wonen in de buurt van delictplegers maakt de kans op slachtofferschap groter.
1
maximumscore 4 • Objectieve veiligheid verwijst naar het aantal delicten dat werkelijk gepleegd is • Subjectieve veiligheid verwijst naar de veiligheidsbeleving, hierbij gaat het om gevoelens die met veiligheid te maken hebben • Een voorbeeld van een vraag om objectieve veiligheid te meten is: bent u het afgelopen jaar slachtoffer van een delict geweest? • Een voorbeeld van een vraag om subjectieve veiligheid te meten is: voelt u zich veilig als u ’s avonds over straat loopt?
HA-1034-f-13-2-c
1
11
1 1 1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 172
Vraag
24
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord: Sociale controle kan ertoe leiden dat mensen met andere dan de dominante opvattingen buitengesloten worden. Conformisme is de neiging van mensen om zich aan te passen aan anderen. Door zich te conformeren voorkomen mensen dat ze buitengesloten worden. Beide sociale processen hebben het effect dat ideeën die binnen een groep leven in stand gehouden worden. Als de heersende opvatting inhoudt dat de situatie onveilig is, dan zorgen deze twee sociale processen ervoor dat die opvatting niet snel zal veranderen. Wie een afwijkende opvatting verkondigt, loopt immers het risico buitengesloten te worden. • •
voor een juiste uitleg van de bijdrage door sociale controle voor een juiste uitleg van de bijdrage door conformisme
1 1
25
maximumscore 2 Berichtgeving in de media is van invloed op de beeldvorming. De AD Misdaadmeter krijgt veel ruimte in de krant en op de website. Daarmee kan het referentiekader van de lezer beïnvloed worden. Deze neemt daardoor bijvoorbeeld scherper de zaken waar die wijzen op onveiligheid en minder scherp de zaken die een teken zijn van veiligheid (selectieve perceptie). Zo kan het subjectieve gevoel van onveiligheid blijven voortbestaan, ook als de situatie objectief verbeterd is.
26
maximumscore 2 In de Grondwet van Nederland is persvrijheid geregeld en dat houdt in dat de beslissing over wat er gepubliceerd wordt bij de pers en niet bij de overheid ligt. De kern van de rechtsstaatgedachte houdt in dat de burgers beschermd worden tegen te grote overheidsmacht. De overheid moet zich daarom ook aan de wet houden en moet de persvrijheid daarom respecteren. De wet bepaalt dus de mogelijkheden van de overheid.
HA-1034-f-13-2-c
12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 173
Vraag
27
Antwoord
Scores
maximumscore 4 Voorbeelden van juiste antwoorden (twee van de volgende): − Bedreigingen die te maken hebben met de voedselveiligheid. Productie van voedsel voor de wereldmarkt heeft geleid tot schaalvergroting. Daardoor kan een probleem in de productie op één plaats gevolgen hebben die wereldwijd optreden. − Bedreigingen die te maken hebben met de verspreiding van ziektes. De omvang van het gebied waarin ziektes zich kunnen verspreiden en de snelheid waarmee dat gebeurt heeft te maken met de toegenomen mobiliteit en de intensivering van het aantal contacten tussen gemeenschappen. − Bedreigingen die te maken hebben met de eindigheid van de voorraad natuurlijke grondstoffen en energiebronnen. Het bestaan van een wereldmarkt die uitgaat van groei waardoor er in een steeds hoger tempo beslag op natuurlijke grondstoffen en eindige energiebronnen wordt gelegd. Dit leidt tot schaarste- en milieuproblemen die grensoverschrijdend zijn. − Bedreigingen die te maken hebben met de grootschaligheid van moderne landbouwproductie. Internationale concurrentie dwingt tot het gebruik van de meest productieve gewassen waardoor monoculturen ontstaan. Treedt een ziekte of ander probleem op dan zijn de gevolgen meteen zeer groot. − Bedreigingen die te maken hebben met onze afhankelijkheid van technologische systemen. De afhankelijkheid van technologische systemen die niet alleen binnen de eigen landsgrenzen bediend worden, maakt een land gevoelig voor problemen elders. per juiste bedreiging met juiste uitleg
2
5 Inzenden scores Verwerk de scores van alle kandidaten per school in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 21 juni naar Cito.
6 Bronvermeldingen tekst 1
naar: Harriët Salm (2008). www.trouw.nl/tr/nl/4324/Nieuws/article/detail/1242198/ 2008/04/18/Opvoeding-Internet-en-tv-doen-het-klassieke-kind-verdwijnen.dhtml, website geraadpleegd op 20 december 2012
tekst 2
Peter Nikken (2007). Mediageweld en kinderen, uitgeverij SWP Amsterdam (p.197)
tekst 3
naar: Dirk Vlasblom, NRC Handelsblad van 5 februari 2011
figuur 1 en 2
De figuren presenteren data uit: Cooper, Harris, Barbara Nye, Kelly Charlton, James Lindsay and Scott Greathouse, “The Effects of Summer Vacation on Achievement Test
HA-1034-f-13-2-c
13
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 174
Scores: A Narrative and Meta-Analytic Review,” Review of Educational Research, Vol. 66, No. 3, Fall 1996 (pp.227-268) tabel 1, tekst 4 naar: Thijs Balder (2011). www.volkskrant.nl/vk/nl/2672/Wetenschap-Gezondheid/article/ detail/3074261/2011/12/13/Laagopgeleide-steeds-ongezonder.dhtml, website geraadpleegd op 6 september 2012 tekst 5
naar: NRC Handelsblad van 4 december 2012
tabel 2
www.ad.nl/ad/nl/1401/home/integration/nmc/frameset/nieuws/misdaadmeter.dhtml, website geraadpleegd op 11 september 2012
tekst 6
Arjen Littooij en Peter Groeneveld (oktober 2011). Secondant, Tijdschrift van het Centrum voor Criminaliteitspreventie
HA-1034-f-13-2-c
14
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 175
Correctievoorschrift HAVO
2012
tijdvak 1
maatschappijwetenschappen
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft het College voor Examens (CvE) op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet CvE de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.
HA-1034-a-12-1-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 176
4 5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Examens van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;
HA-1034-a-12-1-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 177
4
5
6 7
8 9
3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken.
3 Vakspecifieke regels Voor dit examen kunnen maximaal 75 scorepunten worden behaald.
HA-1034-a-12-1-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 178
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 1 Kunst in de knel? 1
maximumscore 2 Twee van de volgende antwoorden: − Vrijemarktwerking / eigen verantwoordelijkheid “Culturele instellingen die te weinig publiek trekken, krijgen geen subsidie meer.” (Hiermee wordt het voortbestaan van culturele instellingen meer aan de markt overgelaten.) (regels 1-3) − Terughoudende overheid “Een sterke cultuursector moet zo min mogelijk afhankelijk zijn van de overheid” (regels 9-11) − Particulier initiatief / terughoudende overheid “De afgelopen decennia heeft de overheid het particulier initiatief in de cultuursector niet zozeer aangevuld, maar overgenomen. Dat is niet gezond.” (regels 11-15) − Eigen verantwoordelijkheid / terughoudende overheid / vrije marktwerking “Instellingen moeten ook voldoende bezoekers trekken, ondernemend zijn, voldoende toegankelijk zijn voor kinderen en jongeren en de collectie of het aanbod moet van (inter)nationale betekenis zijn om in aanmerking te komen voor geld van de overheid.” (regels 18-25) per juiste koppeling van een passend tekstelement en ideologisch kenmerk
2
maximumscore 2 Tijdens de formatie wordt een regeerakkoord opgesteld met daarin het beleid dat de regering wil uitvoeren en dat kan rekenen op steun van de coalitie (regeringspartijen). Tijdens de formatie willen partijen soms nog wel compromissen sluiten of concessies doen dus is dat het moment om te proberen invloed uit te oefenen. Eenmaal vastgelegd in een regeerakkoord is het beleid moeilijk te veranderen want de coalitiepartijen achten zich eraan gebonden. Als het lukt om een wens in het regeerakkoord opgenomen te krijgen, is de kans groter dat die wens ook uitgevoerd zal worden.
3
maximumscore 2 Twee van de volgende kenmerken van collectieve goederen: − Collectieve goederen worden van algemeen belang geacht. − De overheid is nodig voor het ontwikkelen en in stand houden van collectieve goederen / ze zijn moeilijk via de markt te realiseren. − Collectieve goederen zijn in principe voor iedereen beschikbaar / mensen kunnen niet van het gebruik uitgesloten worden. per juist kenmerk
HA-1034-a-12-1-c
1
1 4
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 179
Vraag
4
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Populisme is anti-elitair / anti-establishment. Kunst die alleen de aandacht trekt van een kleine groep en niet van de massa is elitair en hoeft daarom niet gesubsidieerd te worden • Populisme is gericht op eenheid van de eigen groep. Dat het nationaal erfgoed wel gesubsidieerd moet worden past daarbij
5
maximumscore 1 lobbyen
6
maximumscore 2 Twee van de volgende: − Vrijheid van meningsuiting / artikel 7: het uiten van opvattingen die strijdig zijn met het voorgenomen regeringsbeleid (hele artikel) − Vrijheid van vereniging / artikel 8: de belangenvereniging Kunsten ’92 − Recht op betoging en vrijheid van vergadering / artikel 9: demonstratie op het Malieveld per juist recht met juist voorbeeld
7
1 1
1
maximumscore 2 Twee van de volgende: − Het budgetrecht: de Kamer kan tegen een begroting stemmen waarin de bezuinigingsplannen zijn opgenomen. − Het vragenrecht: de Kamer kan kritische vragen aan de betreffende minister stellen over de invulling van de bezuinigingen. − Het recht van interpellatie: de Kamer kan in een interpellatie of spoeddebat de betreffende minister verantwoording af laten leggen voor het geplande beleid. − Het motie-recht: de Kamer kan een motie indienen om haar afkeuring jegens het beleid uit te spreken of het vertrouwen in de betreffende minister op te zeggen. − Het recht van amendement: als er een wet voorgesteld wordt dan kan de Tweede Kamer gebruikmaken van het recht om die wet te amenderen. − Als er een wet nodig zou zijn om het beleid vast te stellen dan kan de Kamer gebruikmaken van het recht om tegen dit wetsvoorstel te stemmen. per juist middel met juiste toelichting
HA-1034-a-12-1-c
1
5
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 180
Vraag
8
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • De informatiefunctie • In dit artikel geeft Trouw informatie over de weerstand onder de bevolking tegen het voorgenomen beleid ten aanzien van kunst en cultuur
1
1
ook goed • •
De agendafunctie Met dit artikel kan Trouw eraan bijdragen dat het onderwerp hoger op de politieke en/of publieke agenda komt of blijft
1 1
Opmerking De toelichting bij ‘De agendafunctie’ moet fout gerekend worden als deze inhoudt dat door het artikel het onderwerp op de politieke/publieke agenda is gekomen. Daar stond het al. 9
10
maximumscore 1 Het recht om tegen het wetsvoorstel te stemmen. maximumscore 4 Twee van de volgende kenmerken met toelichting: − Kenmerk: Het aantal zetels dat een partij behaalt is evenredig met het landelijk op die partij uitgebrachte aantal stemmen. − Toelichting: Je kunt dat in de tabel zien als je partijen met elkaar vergelijkt. Zo heeft bijvoorbeeld de PvdA het dubbele percentage van de stemmen en ook het dubbele aantal zetels in vergelijking met de SP. −
−
− −
Kenmerk: Kleine partijen maken een goede kans op het veroveren van een of meer zetels in de volksvertegenwoordiging / er is geen kiesdrempel / de kiesdeler is de kiesdrempel. Toelichting: Uit de tabel blijkt dat ook kleine partijen zoals de PvdD en de SGP zetels hebben in de Kamer. Kenmerk: Het meerpartijenstelsel maakt vrijwel altijd coalitievorming nodig. Toelichting: Uit de tabel kun je opmaken dat geen enkele partij de meerderheid heeft.
per juist kenmerk per juiste toelichting
HA-1034-a-12-1-c
1 1
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 181
Vraag
11
Antwoord
Scores
maximumscore 3 • Uit tabel 1 blijkt dat VVD en CDA samen beschikken over 52 zetels en dat is minder dan de helft. Het kabinet-Rutte is daarmee een minderheidskabinet • Een minderheidskabinet heeft een bijzondere relatie met de Tweede Kamer omdat het niet kan rekenen op voldoende steun van de Kamer. Een meerderheid van de Kamer heeft het regeerakkoord niet ondertekend en dat betekent dat dit kabinet bij elk van zijn plannen een meerderheid moet zoeken. (De PVV heeft door middel van een gedoogakkoord haar steun bij een aantal plannen toegezegd, bij de overige plannen is het op voorhand onzeker of een meerderheid gevonden zal kunnen worden en tegen welke prijs)
1
2
Opmerking Het woord gedoogsteun in het antwoord mag niet gezien worden als teken dat de kandidaat het gevraagde begrepen heeft. Pas als ‘gedoogsteun’ op correcte wijze vergezeld gaat van het woord ‘meerderheid’ of ‘minderheid’ kan het als uitleg goed gerekend worden.
Opgave 2 ‘Infotainment: draaien de media door?’ 12
maximumscore 2 • De selectieve perceptietheorie • De selectieve perceptietheorie stelt dat mensen bewust en onbewust keuzes maken uit de aangeboden informatie en dat ze deze op verschillende manieren kunnen interpreteren. Hun referentiekader is daarbij bepalend. De informatie die kijkers van DWDD krijgen, hoeft dus volgens deze theorie niet hun kijk op de wereld te veranderen
1
1
of • •
HA-1034-a-12-1-c
De agendatheorie Volgens de agendatheorie hebben de media wel invloed op de onderwerpen waarover we denken, maar niet op onze mening over die onderwerpen. Dat is een beperkte invloed
7
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 182
Vraag
13
14
Antwoord
Scores
maximumscore 4 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Vertrossing is de tendens om meer programma’s uit te zenden die een groot publiek zullen aanspreken en die met dat doel vooral bestaan uit oppervlakkig amusement en verstrooiing • De verandering in de cultuur is de ontzuiling • Door de beschikbaarheid van televisie kwamen mensen meer in contact met andere opvattingen en dat had grote invloed op het proces van ontzuiling, wat inhield dat mensen zich minder verbonden voelden met een zuil en de daarbij horende omroep. Men veranderde dus makkelijker van omroepvereniging. Bij de keus voor een andere omroepvereniging bleek de hoeveelheid amusement en verstrooiing, zoals de Tros die bracht, belangrijk. De Tros groeide zeer snel en de andere omroepverenigingen zagen hun ledenaantal slinken. Door de formule van de Tros te kopiëren kon leegloop worden tegengegaan. Ontzuiling hangt aldus samen met toegenomen concurrentie tussen de omroepverenigingen waardoor er meer amusement en verstrooiing op de tv kwam. En dat is vertrossing
1 1
2
maximumscore 4 Voorbeeld van een juist antwoord is: − De sociale functie houdt in dat mensen ‘mee kunnen praten’ en dat ze het gevoel hebben bij een groep te horen. DWDD heeft veel kijkers (citaat regel 16 en 17: “met 1,2 à 1,3 miljoen kijkers per dag”) en is spraakmakend. Derhalve zal over of naar aanleiding van het programma door veel mensen van gedachten gewisseld worden. − De socialiserende functie houdt in dat cultuurelementen (waarden, normen, opvattingen, gedragswijzen, visies, etc.) worden overgedragen. – Citaat regels 2-6: “het publieke podium … komen geven”. Het programma DWDD wordt een “publiek podium” voor meningen genoemd. Een podium is bedoeld om veel mensen te bereiken. Hier gaat het om overdracht van meningen en die zijn normatief – Citaat regels 14-16: “het DWDD-format lijkt de toekomst van discussie op televisie te zijn.” Tekst 5 gaat in op de invloed van DWDD op onder andere de wijze waarop het publieke debat op tv gevoerd gaat worden. Dat gaat over een gedragswijze en dat is een cultuurelement. – Citaat regels 36-38: “Zo biedt DWDD geen venster op de wereld, maar stuurt het onze blik op de wereld.” Een derde voorbeeld van de socialiserende functie van DWDD is de invloed van het programma op de wijze waarop we de wereld waarnemen. voor voor voor voor
HA-1034-a-12-1-c
een juiste uitleg van de het juist verwerken van een juiste uitleg van de het juist verwerken van
sociale functie een bijpassend citaat socialiserende functie een bijpassend citaat
8
1 1 1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 183
Vraag
15
Antwoord
Scores
maximumscore 4 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Vanuit de sociaal-economische benaderingswijze: Wat zijn de gevolgen van het succes voor de advertentietarieven rond DWDD? • Vanuit de sociaal-culturele benaderingswijze: Wat zijn de gevolgen van het succes van DWDD voor de pluriformiteit van het publieke debat?
2 2
Opmerking Criteria waaraan de onderzoeksvragen moeten voldoen: − Het moet een te beantwoorden vraag zijn (met vraagteken). − DWDD moet worden genoemd. − Er moet een sociaal-economische respectievelijk een sociaal-culturele variabele in verwerkt zijn. 16
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: Het publieke debat wordt voor een belangrijk deel gevoerd in en naar aanleiding van televisieprogramma’s. Uit tekst 5 kun je opmaken dat de pluriformiteit op tv afneemt. Andere televisieprogramma’s verliezen terrein op DWDD waardoor het aanbod eenzijdiger wordt en er treden steeds dezelfde mensen op in DWDD waardoor er weinig variatie in meningen te horen is. Omdat minder opvattingen meegewogen worden kun je zeggen dat de kwaliteit van het publieke debat afneemt.
17
maximumscore 2 Met het uitzenden van een veelbesproken programma kan veel geld verdiend worden aan de reclamezendtijd rond dat programma, omdat verwacht wordt dat veel mensen zullen kijken.
18
maximumscore 3 • voldoende leden hebben • een eigen identiteit hebben • een bijdrage leveren aan het totaalprogramma van de Publiek Omroep
19
maximumscore 2 Vier van de volgende: − De gebeurtenis heeft een human-interest karakter. − Het betreft prominente personen. − Het is opvallend / onverwacht. − Het is actueel. − Het gebeurt nabij. − Het is ondubbelzinnig en begrijpelijk. indien vier selectiecriteria goed indien drie of twee selectiecriteria goed indien één selectiecriterium goed
HA-1034-a-12-1-c
9
1 1 1
2 1 0
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 184
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 3 Van kwaad tot erger? 20
maximumscore 2 Geregistreerde criminaliteit zijn de misdrijven en overtredingen/delicten die ter kennis zijn gekomen van de politie.
21
maximumscore 1 Voorbeeld van een juist antwoord is: Van belang is de rol van de media die de beeldvorming beïnvloeden. De media schenken meer aandacht aan zware dan aan andere vormen van criminaliteit en vertekenen zo het beeld.
22
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: Kenmerken van een politiek probleem (twee van de volgende): − handhaven van de openbare orde en het verschaffen van veiligheid zijn basisfuncties van de staat − het staat op de politieke agenda − het wordt gezien als een bedreiging van de rechtsorde − politieke partijen verschillen over dit onderwerp van mening Uitleg: − er is sprake van een openbare orde- en veiligheidsprobleem (regels 12-15) − politieke partijen bemoeien zich ermee (regels 22-25) Opmerking Alleen voor een antwoord met een juiste uitleg met twee juiste kenmerken mag 2 scorepunten worden gegeven.
HA-1034-a-12-1-c
10
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 185
Vraag
23
Antwoord
Scores
maximumscore 3 Drie van de volgende taken van de politie met uitleg: − de opsporing van strafbare feiten: met deze taak kan zij proberen de criminaliteit in de wijk Zuilen terug te dringen. − handhaving van de openbare orde / bescherming veiligheid burgers en preventie: zij kan proberen te voorkomen dat jongeren de fout in gaan door in de wijk Zuilen aanwezig te zijn en bijvoorbeeld contact met de jongeren te onderhouden (preventie). − hulpverlening: jongeren vertonen vaak overlast gevend gedrag omdat ze in de problemen zitten. Door jongeren in de wijk Zuilen de weg te wijzen naar instanties kan een oorzaak van overlast weggenomen worden. − toezicht in het publieke domein: door bijvoorbeeld de camerabeelden die in Zuilen gemaakt worden goed te bekijken en daar adequaat op te reageren kan overlast tegengegaan worden. − signalering en advisering op het gebied van veiligheid en veiligheidsbeleid: de politie kan haar ervaring inbrengen bij de beleidsmakers in Utrecht. per juiste taak met juiste uitleg
1
24
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: Meer rechercheurs en cameratoezicht passen bij de sociale controletheorie. Het gaat hier om uitbreiding van de (formele) controle en door de gevolgen daarvan zou crimineel gedrag verhinderd worden.
25
maximumscore 4 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − De gemeente zou in de wijk Zuilen een gezinsondersteunend bureau kunnen vestigen om ouders te helpen bij opvoedingsondersteuning. Kinderen worden zo meer gebonden aan hun gezin waardoor criminaliteit wordt tegengegaan. − Extra aandacht voor voortijdige schoolverlaters bijvoorbeeld door het organiseren van studiehulp zoals huiswerkbegeleiding. Met een diploma is de kans op een vervolgopleiding of werk dat bij je past groter en dit zijn bindingen met de samenleving waardoor criminaliteit wordt tegengegaan. − Projecten om werkloze jongeren snel aan een baan te helpen. Met werk heeft iemand een binding met de samenleving en een reden om geen crimineel gedrag te vertonen omdat hij daarmee zijn baan op het spel zet. per juist voorbeeld met juiste uitleg
HA-1034-a-12-1-c
2
11
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 186
Vraag
Antwoord
Scores
26
maximumscore 1 (Aanhouden is een opsporingshandeling en opsporingshandelingen mogen in het algemeen alleen worden verricht) als het objectieve, redelijke vermoeden bestaat dat een strafbaar feit is gepleegd.
27
maximumscore 3 Voorbeeld van een juist antwoord is: • In tekst 8 staat dat preventief fouilleren ingevoerd moet worden om criminaliteit zoals wapenbezit en -gebruik terug te dringen. Dit is rechtshandhaving • In tekst 9 staat beschreven hoe preventief fouilleren ten koste gaat van de vrijheid van burgers die staande kunnen worden gehouden ook als ze nergens van verdacht worden. Dit gaat over rechtsbescherming • Richt de overheid zich op haar ene taak dan kan dat ten koste gaan van de andere en dat is wat het dilemma van de rechtsstaat inhoudt. Rechtshandhaving gaat hier ten koste van rechtsbescherming
28
29
maximumscore 3 • Volgens de intergouvernementele procedure • Intergouvernementeel houdt in dat soevereine staten hun eigen autonomie behouden en dat besluitvorming alleen tot stand komt als de deelnemende staten ermee instemmen • Supranationaal houdt in dat een bovenstatelijk orgaan een besluit kan opleggen aan de deelnemende staten, ook als ze het er niet mee eens zijn. Bij de supranationale procedure wordt een deel van de autonomie uit handen gegeven
1
1
1
1
1
1
maximumscore 3 Minimumstraffen passen bij een beleid dat bestaat uit een mix van preventief en repressief beleid. Een minimumstraf wordt immers achteraf opgelegd (repressie) en heeft tevens als doel om potentiële daders af te schrikken (preventie). Opmerking Een toelichting kan alleen punten opleveren als het juiste beleid (de mix) door de kandidaat genoemd is. Dus een kandidaat die als antwoord preventief beleid of repressief beleid geeft en daarbij in de toelichting de begrippen repressief en preventief correct uitlegt, krijgt geen punt.
30
maximumscore 2 Het is een voorbeeld van daadstrafrecht. Kenmerkend voor daadstrafrecht is dat er voornamelijk wordt gekeken naar het delict en dat er minder tot geen aandacht is voor de persoon van de dader.
HA-1034-a-12-1-c
12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 187
Vraag
31
Antwoord
Scores
maximumscore 3 Drie van de volgende: − vergelding (opzettelijke, gerechtvaardigde leedtoevoeging) − speciale preventie (voorkomen van recidive) − generale preventie (door een voorbeeld te stellen worden anderen afgeschrikt) − beveiliging van de maatschappij en burgers − voorkomen van eigenrichting − genoegdoening aan het slachtoffer per juist doel
1
5 Inzenden scores Verwerk de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per school in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 4 juni naar Cito.
6 Bronvermeldingen tekst 1
de Volkskrant, 6 december 2010
tekst 2
naar: http://www.directorsguild.nl//uploads/pdf/brief_lijst_digitaleversie.pdf
tekst 3
naar: Trouw, 9 oktober 2010 http://www.trouw.nl/nieuws/nederland/article3244786.ece/Kunstwereld_bundelt_verzet_op __Malieveld__.html
tekst 4
de Volkskrant, 22 december 2010
tabel 1
Verkiezingsuitslagen.nl, de website van de Kiesraad
tekst 5
naar: Joost de Vries, De Groene Amsterdammer, 20 mei 2010
tekst 6
naar: Huub Wijfjes, NRC Handelsblad, 12 juni 2010
tekst 7
naar: www.eenvandaag.nl/criminaliteit/35686/straatoverlast_zuilen_blijft_een_probleem van 27 februari 2010
tekst 8
naar: Trouw, 20 oktober 2010
tekst 9
naar: http://amsterdam.groenlinks.nl/node/55066, geplaatst op vrijdag 22 oktober 2010, door Marieke van Doorninck, fractievoorzitster van GroenLinks
tekst 10
HA-1034-a-12-1-c
naar: Menno van Dongen, de Volkskrant, 17 september 2010
13
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 188
aanvulling op het correctievoorschrift
2012-1
Maatschappijwetenschappen havo Centraal examen havo Tijdvak 1 Correctievoorschrift Aan de secretarissen van het eindexamen van de scholen voor havo Bij het centraal examen Maatschappijwetenschappen havo: Op pagina 12 van het correctievoorschrift, bij vraag 29 moeten altijd 3 punten worden toegekend, ongeacht of er wel of geen antwoord gegeven is, en ongeacht het gegeven antwoord. Toelichting: Er ontstaat verwarring omdat het in de vraag gaat om de combinatie van preventief en repressief beleid bij minimumstraffen voor moord én doodslag. Bij hogere straffen voor doodslag kan geen sprake zijn van een mix van preventie en repressie.
Opmerking bij vraag 28: Er komt geen aanvulling op het correctievoorschrift bij deze vraag. De syllabus geeft genoeg houvast voor de begrippen intergouvernementeel en supranationaal (syllabus havo pagina 24, 5.13).
NB a. Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe. b. Als eerste en tweede corrector al overeenstemming hebben bereikt over de scores van de kandidaten, past de eerste corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe en meldt de wijzigingen in de score aan de tweede corrector. c. Als de aanvulling niet is verwerkt in de naar Cito gezonden WOLF-scores, voert Cito dezelfde wijziging door die de correctoren op de verzamelstaat doorvoeren. Ik verzoek u dit bericht door te geven aan de correctoren Maatschappijwetenschappen havo. Het College voor Examens, Namens deze, de voorzitter, drs H.W. Laan
HA-1034-a-12-1-c-A*
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 189
Correctievoorschrift HAVO
2012
tijdvak 2
maatschappijwetenschappen
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft het College voor Examens (CvE) op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet CvE de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.
HA-1034-a-12-2-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 190
4 5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Examens van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;
HA-1034-a-12-2-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 191
4
5
6 7
8 9
3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken.
3 Vakspecifieke regels Voor dit examen kunnen maximaal 78 scorepunten worden behaald.
HA-1034-a-12-2-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 192
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 1 Invoering OV-chipkaart 1
2
maximumscore 2 • Het kenmerk dat een collectief goed voor iedereen beschikbaar moet zijn • Als er minder ritten zijn in een bepaald gebied dan zal het openbaar vervoer niet meer beschikbaar zijn voor mensen die zich binnen dat gebied willen verplaatsen
1
maximumscore 4 Voorbeeld van een juist antwoord is: De PvdA is een sociaaldemocratische partij. Een uitgangspunt van de sociaaldemocratie is dat ze opkomt onder andere voor mensen die minder goed in staat zijn om zelf aan te sluiten bij de samenleving. Onder de groep ouderen zijn er velen die moeite hebben om veranderingen bij te benen en daarom is een goede informatievoorziening voor ouderen nodig om ze bij de samenleving te houden. Opkomen voor ouderen past dus bij de PvdA als sociaaldemocratische partij. • • •
3
1
voor de naam van de stroming voor een juist kenmerk voor een juiste uitleg
1 1 2
maximumscore 4 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: • Een politieke partij probeert haar doelen te bereiken vooral door plaatsen te bezetten waar de macht wordt uitgeoefend. Ze probeert zelf deel uit te maken van de groep die de politieke beslissingen neemt of • Een politieke partij probeert haar doelen te bereiken met formele middelen zoals het indienen van een motie of een amendement, of met een informeel middel zoals lobbyen •
HA-1034-a-12-2-c
Een pressiegroep probeert meestal de beslissers te beïnvloeden. De pressiegroep kan zich daartoe direct op de beslissers richten maar ze kan dat ook doen via de publieke opinie
4
2
2
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 193
Vraag
4
Antwoord
Scores
maximumscore 4 Twee van de volgende voorbeelden van juiste kenmerken met juiste verwijzing: − De kwestie wordt als ongewenst ervaren door een groot aantal mensen. Uit de tekst blijkt dat verschillende belangenorganisaties, zoals CSO en Rover, zich bezighouden met het probleem. (regel 35 e.v.) − De kwestie wordt als veranderbaar beschouwd. Uit de tekst blijkt dat de belangenorganisaties het probleem willen oplossen door de strippenkaart nog te behouden. (regels 40 en 41) − De kwestie is langs de poortwachters gekomen. Uit de tekst blijkt dat de media erover berichten (de publicatie van tekst 1) en dat belangenorganisaties zoals CSO en Rover en politieke partijen zich ermee bezighouden. (onder andere regel 36 en regels 8-9) per juist kenmerk per juiste regelverwijzing
1 1
Opmerking Voor een verwijzing naar de tekst alleen een scorepunt toekennen als deze op een juiste wijze gekoppeld is aan een kenmerk. 5
maximumscore 1 De barrière die in tekst 1 aan de orde is, dat is de barrière dat er een beslissing genomen moet worden over een beleidsmatige oplossing.
6
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn: − Een belangengroep kan zich in deze fase richten op individuele Kamerleden omdat die bij deze barrière deel kunnen nemen aan het debat en een stem gaan uitbrengen. − Een belangengroep kan zich in deze fase richten op de media omdat de wijze waarop de media verslag doen van het probleem en de discussie daarover, invloed heeft op de Kamerleden die straks gaan stemmen. Opmerking Het antwoord ‘politieke partij’ moet soms fout gerekend worden. Het is niet zinvol om je te richten op een politieke partij als organisatie. In deze fase van de besluitvorming zal geen congres meer gehouden worden waarin een partijstandpunt geformuleerd gaat worden. Noemt een kandidaat als antwoord ‘politieke partij’ en geeft hij daarbij de volgende invulling van de rol van de politiek partij dan moet het antwoord goed gerekend worden: Het kan wel zinvol zijn om één of enkele invloedrijke mensen binnen de partij te benaderen. Het moeten dan personen zijn die direct invloed hebben op de Kamerleden.
HA-1034-a-12-2-c
5
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 194
Vraag
7
Antwoord
maximumscore 4 • Een factor bestaat uit de eigen machtsmiddelen van een groep zoals omvang en financiële middelen • Eén van de volgende voorbeelden uit de tekst: − De organisatie vertegenwoordigt drie miljoen reizigers. (regel 11) − De organisatie bestaat al lang (1971) en heeft dus veel ervaring. (regel 34) •
• − − −
8
9
Scores
Factoren die samenhangen met de verhoudingen binnen de pressiegroep zelf zoals de mate van eensgezindheid en de afstand tussen de leiding en de leden Eén van de volgende voorbeelden uit de tekst: Ervaringen van reizigers worden gebruikt om overheden te adviseren. (regels 13-16) De doelen van de organisatie zijn helder. (regels 19-33) De organisatie bestaat al lang (1971) en heeft een duidelijke structuur (regels 34-46)
maximumscore 2 • De controle- of waakhondfunctie • De betrokken journalist stelt samen met de NOS het tekortkomen in het functioneren van de OV-chipkaart vast en plaatst het hiermee op de politieke agenda maximumscore 3 De actie is een voorbeeld van burgerlijke ongehoorzaamheid want het voldoet aan de volgende drie kenmerken: • openlijk de wet overtreden: de SP-er reist met een gekraakte OVchipkaart, dat mag niet volgens de wet en hij komt daar openlijk voor uit • op een geweldloze manier: bij het kraken en illegaal reizen wordt geen geweld gebruikt • met het doel om een wet/regeling ter discussie te stellen en niet vanwege eigenbelang: de SP vraagt een spoeddebat over de kwestie
1 1
1 1
1
1
1 1 1
Opgave 2 Massamedia 10
maximumscore 1 Als er meer kijkers zijn dan kan de zender meer geld vragen voor de reclamezendtijd bij het programma.
11
maximumscore 2 Marktsegmentering is het opdelen van de markt in doelgroepen. Als een programma zo gemaakt is dat het voldoende kijkers trekt die een koopkrachtige doelgroep vormen van een voldoende groot aantal adverteerders, dan kan een duur programma met weinig kijkers toch
HA-1034-a-12-2-c
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 195
Vraag
Antwoord
Scores
commercieel aantrekkelijk zijn voor een commerciële zender. Er kunnen dan namelijk genoeg adverteerders bij dat programma gevonden worden om winst te maken. 12
maximumscore 4 Uitgangspunten van het mediabeleid zijn (twee van de volgende): − uitingsvrijheid; − pluriforme informatievoorziening; − van hoogwaardige kwaliteit; − een evenwichtige programmering die aansluit bij de democratische, sociale en culturele behoeften van de samenleving. Voorbeelden van een uitleg zijn: − Grote aantallen kijkers trek je vooral met sensationeel en oppervlakkig amusement en dat is niet altijd te combineren met het leveren van hoogwaardige kwaliteit. − Het uitgangspunt uitingsvrijheid betekent dat ook opvattingen die minder populair zijn, en dus minder kijkers trekken, aan bod moeten komen. − Ook al streeft de publieke omroep ook naar het trekken van veel kijkers, het uitvoeren van de opdracht om de uitgangspunten van het mediabeleid te realiseren maakt dat niet altijd mogelijk. per juist uitgangspunt per juiste uitleg
1 1
13
maximumscore 2 Het Commissariaat voor de Media ziet toe op naleving van de reclameregels die in de Mediawet staan.
14
maximumscore 3 • Met het begrip individualisering • Individualisering is de ontwikkeling waarin een individu zich in toenemende mate vrij voelt om zelf zijn leven in te richten. Dat mensen kiezen uit en wisselen tussen een groot aantal levensstijlen, is daar een uiting van
15
maximumscore 2 • Socialisatiefunctie • Realitytelevisie leert hoe om te gaan met andere mensen. Dat is overdracht van waarden normen en gedragswijzen en dat is precies wat socialisatie inhoudt
HA-1034-a-12-2-c
7
1
2
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 196
Vraag
16
17
18
19
20
Antwoord
Scores
maximumscore 3 • a één van: AVRO, BNN, EO, KRO, VARA, VPRO, NCRV, TROS, MAX, PowNed, WNL • b één van: NOS, NTR, STER, Socutera • c één van: IKON, RKK, JO, HUM, OHM, BOS, ZvK maximumscore 4 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Netprofilering houdt in dat een net (bijvoorbeeld Nederland 1) een herkenbaar ‘gezicht’ heeft waardoor kijkers met een bepaalde belangstelling aangetrokken worden • Met de komst van de commerciële zenders werd concurrentie belangrijker. Commerciële zenders spelen in op behoeften van specifieke groepen kijkers waardoor ze interessant waren voor adverteerders die zich op die groep wilden richten. Door veel vermaak in hun programmering te stoppen, wisten ze bovendien grote groepen kijkers te trekken. Ook de publieke omroep moet voldoende kijkers trekken vanwege twee redenen: zonder kijkers heeft de publieke omroep geen bestaansreden en bovendien moet ze een deel van haar inkomsten halen uit advertentieopbrengsten (STER). Door een duidelijker gezicht te geven aan de netten, wordt een groter publiek aangetrokken dat bovendien per net gegroepeerd is met specifieke interesses. Dit trekt adverteerders aan maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Een voordeel is dat omroepverenigingen hun aandacht minder versnipperen zodat ze elk een hogere kwaliteit op onderdelen van het totaalprogramma realiseren • Een nadeel is dat omroepverenigingen hun oorspronkelijke herkenbaarheid verliezen waardoor leden afhaken. Ze moeten nieuwe manieren zien te vinden om leden aan zich te binden maximumscore 3 • Van de NOS wordt een grotere mate van objectiviteit verwacht • Ledengebonden omroepverenigingen zijn niet onafhankelijk (ze kleuren het nieuws vanuit hun levensbeschouwing en moeten hun leden zien te behouden). Dat kan ten koste gaan van de objectiviteit van het nieuws
1 1 1
2
2
1
1
1
2
maximumscore 1 Omroep MAX richt zich op ouderen en daar komen kunstheupen meer voor.
HA-1034-a-12-2-c
8
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 197
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 3 Criminaliteit begrenzen 21
maximumscore 2 Dat criminaliteit relatief is, houdt in dat niet altijd en overal dezelfde gedragingen strafbaar worden gesteld. In tekst 6 staat dat in Nederland downloaden van muziek niet wettelijk strafbaar is gesteld terwijl dit in Frankrijk wel het geval is.
22
maximumscore 2 Tim Kuik is van mening dat een downloadverbod pas zin heeft als er ook sancties op staan. De rationele keuzetheorie stelt dat mensen, als ze een wet willen overtreden, een afweging maken tussen baten en lasten. Een zware sanctie zal hen ervan weerhouden om het downloadverbod te schenden. Dat is wat Kuik wil en dat past dus bij de rationele keuzetheorie.
23
maximumscore 4 • De discussie gaat bij dit vraagstuk over enerzijds de rechtsbescherming van de burger die door een downloadverbod in het geding is omdat controle zijn privacy zou aantasten en anderzijds het handhaven van de rechtsorde om het auteursrecht van artiesten te beschermen. Het dilemma van de rechtsstaat verwijst naar het met elkaar in conflict komen van de eis van rechtsbescherming met de eis van rechtshandhaving • − −
• − −
−
HA-1034-a-12-2-c
Eén van de volgende citaten bij rechtsbescherming: “Zonder tussenkomst van de rechter mensen afsluiten van internet gaat tegen de beginselen van de rechtsstaat in.” (regels 57-59) “Bovendien kun je niet op individueel niveau vaststellen dat iemand iets doet wat niet mag, zonder zijn privacy te schenden.” (regels 60-63) Eén van de volgende citaten bij het ontbreken van rechtshandhaving / handhaving van de rechtsorde: “Hun recht op zeggenschap over hun werk wordt stelselmatig geschonden.” (regels 7-9) “Hun platen, films en televisieseries worden, zonder dat zij daar toestemming voor hebben gegeven, illegaal verspreid via internet en komen op die manier bij miljoenen mensen terecht zonder dat zij daar een cent aan verdienen.” (regels 9-15) “De rechten van rechthebbenden worden steeds vaker geschonden.” (regels 37-38)
9
2 1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 198
Vraag
Antwoord
Scores
24
maximumscore 2 Soevereiniteit van staten houdt in dat binnen de grenzen van een staat alleen de eigen wetten gelden en niet de wetten van een andere staat. Een politieagent ontleent zijn speciale opsporingsbevoegdheden aan de wet die geldt binnen een bepaalde staat. Buiten het grensgebied van die staat heeft een politieagent niet meer bevoegdheden dan ieder ander. Een politieagent die een wetsovertreder volgt die de grens overgaat, kan aan de andere kant van de grens bijvoorbeeld die wetsovertreder niet arresteren. De mogelijkheden van een politieagent worden dus beperkt door de soevereiniteit van de andere staat.
25
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord: De politie mag niet zomaar de bestanden van iemands computer bekijken omdat ze daarvoor een bevel voor huiszoeking van de officier van justitie moet hebben.
26
maximumscore 2 De Europese Commissie neemt initiatief bij regelgeving.
27
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: De intergouvernementele procedure geeft de individuele lidstaat meer greep op de uitkomst in die zin dat er nooit een besluit zal komen zonder de instemming van elk van de lidstaten. Het probleem van de collectieve actie maakt duidelijk dat lidstaten vaak de neiging zullen hebben om voor korte termijn eigenbelang te kiezen zodat suboptimale oplossingen voor algemene belangen het resultaat zullen zijn. Bij supranationale besluitvorming zal het algemeen belang eerder doorslaggevend zijn.
28
maximumscore 4 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Meer bij politiek rechts • Linkse politici denken bij de oorzaken van criminaliteit vaker aan maatschappelijke omstandigheden en rechtse politici vaker aan persoonlijke keuzes en een verkeerd normbesef • Maatschappelijke omstandigheden kun je met zwaardere straffen niet beïnvloeden en persoonlijke keuzes misschien wel
HA-1034-a-12-2-c
10
1
2 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 199
Vraag
Antwoord
Scores
29
maximumscore 3 • Het verhogen van de strafmaat is een aanpassing van c de wetgeving • Voorbeelden van juiste andere soorten beleid (twee van de volgende): − Opsporingsbeleid. De overheid kan het aantal opsporingsactiviteiten dat gericht is op mensenhandel, verder uitbreiden. − Vervolgingsbeleid. De overheid kan bijvoorbeeld standaard de hoogste prioriteit geven aan het vervolgen van mensenhandelaren/de strafeis maximaliseren/zoveel mogelijk verdiensten en gebruikte vervoersmiddelen proberen te confisqueren/extra aandacht richten op het veroordelen van zo veel mogelijk betrokkenen bij de organisatie en uitvoering van mensenhandel. − Preventieve maatregel. De overheid kan in landen waar slachtoffers van mensenhandel vandaan komen voorlichting geven aan mogelijke slachtoffers/proberen het toekomstperspectief van deze mensen in hun eigen land te verbeteren.
30
maximumscore 2 Beveiliging van de maatschappij zal gedurende die dertig jaar wel gerealiseerd worden want de veroordeelde kan vanuit de gevangenis niet veel uitrichten.
1 2
5 Inzenden scores Verwerk de scores van alle kandidaten per school in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 22 juni naar Cito.
6 Bronvermeldingen tekst 1
http://vorige.nrc.nl/binnenland/article2464417.ece/Controle_Rotterdam _op_afschaffing_strippenkaart - www.nrc.nl, 21 januari 2010
tekst 2
http://www.rover.nl/info/info.php
tekst 3
www.nieuwsuur.nl, 25 januari 2011 - http://nieuwsuur.nl/onderwerp/214123-krakenovchipkaart-kinderspel.html
tekst 4
naar: Stijn Bronzwaer, NRC handelsblad, 15 maart 2011
tekst 5
naar: Marc Chavannes, NRC Handelsblad, 2 april 2011
tekst 6
naar: Wouter Keuning, de Volkskrant, 13 november 2010
tekst 7
KLPD – Dienst Nationale Recherche – Overall-beeld Aandachtsgebieden, juli 2010 pagina 21
tekst 8
www.nu.nl, 13 april 2011, 18:05 uur
tekst 9
http://www.elsevier.nl/web/Nieuws/Nederland/288123/Kamermeerderheid-wil-hogerestraffen-mensenhandel.htm, 1 februari 2011, 07:22
HA-1034-a-12-2-c
11
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 200
aanvulling op het correctievoorschrift
2012-2
Maatschappijwetenschappen havo Centraal examen havo Tijdvak 2 Correctievoorschrift Aan de secretarissen van het eindexamen van de scholen voor havo Bij het centraal examen maatschappijwetenschappen havo: Op pagina 10 van het correctievoorschrift, bij vraag 27 moeten altijd 2 punten worden toegekend, ongeacht of er wel of geen antwoord gegeven is, en ongeacht het gegeven antwoord. Toelichting: Het begrip ‘probleem van collectieve actie’ is wel opgenomen in de syllabus voor vwo, maar niet in de syllabus voor havo.
NB a. Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe. b. Als eerste en tweede corrector al overeenstemming hebben bereikt over de scores van de kandidaten, past de eerste corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe en meldt de wijzigingen in de score aan de tweede corrector. c. Als de aanvulling niet is verwerkt in de naar Cito gezonden WOLF-scores, voert Cito dezelfde wijziging door die de correctoren op de verzamelstaat doorvoeren. Ik verzoek u dit bericht door te geven aan de correctoren Maatschappijwetenschappen havo.
Het College voor Examens, Namens deze, de voorzitter, drs H.W. Laan
HA-1034-a-12-2-c-A*
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 201
Correctievoorschrift HAVO
2011 tijdvak 1
maatschappijwetenschappen
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft het College voor Examens (CvE) op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet CvE de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.
HA-1034-a-11-1-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 202
4 5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Examens van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;
HA-1034-a-11-1-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 203
4
5
6 7
8 9
3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken.
3 Vakspecifieke regel Voor dit examen kunnen maximaal 73 scorepunten worden behaald.
HA-1034-a-11-1-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 204
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 1 Onderwijsvrijheid en onderwijskansen 1
maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn (één van de volgende): (De problematiek rond de scholen voldoet aan twee kenmerken die een probleem tot een politiek probleem maken:) • De situatie van lange wachtlijsten voor sommige scholen in combinatie met de eenzijdige samenstelling van de overgebleven scholen wordt als ongewenst verschijnsel/bijeffect van onderwijsvrijheid beschouwd • In Nijmegen wordt met de invoering van een centraal aanmeldsysteem een oplossing gezocht door (nieuw gemeentelijk) overheidsbeleid / omdat het een probleem is waarmee de (Nijmeegse) overheid zich bemoeit
1
1
of •
Er is sprake van tegenstrijdige belangen waarbij overheidsbeleid nodig is om het probleem op te lossen. Hier botst het belang van de zeggenschap/keuzevrijheid van de ouders met het belang van eerlijker onderwijskansen. De gemeente Nijmegen voert een aanmeldsysteem in om deze strijd op te lossen
2
Er is sprake van met elkaar botsende waarden, namelijk de waarde van vrijheid van onderwijs en de waarde gelijkheid (van kansen). De overheid beslist welke waarde in welke mate voorrang krijgt: de gemeente Nijmegen voert een aanmeldsysteem in om hierin meer evenwicht te brengen
2
of •
2
maximumscore 2 • Uitvoer/output • Het besluit van de gemeente om een centraal aanmeldpunt in te voeren is genomen
1 1
Opmerking Het antwoord conversie/omzetting/beleidsbepaling mag niet goed gerekend worden.
HA-1034-a-11-1-c
4
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 205
Vraag
3
4
5
6
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • Het verschijnsel van de verzuiling Voorbeeld van een goede uitleg: • Tijdens de verzuiling had iedere zuil op basis van levensbeschouwing haar eigen organisaties op alle terreinen van het maatschappelijk leven. Iedere zuil kende zo ook haar eigen scholen / katholieke kinderen zaten op katholieke scholen, kinderen van protestantschristelijke huize op protestants-christelijke scholen, liberalen of nietreligieuzen op openbare scholen maximumscore 3 • Bij gespreide verantwoordelijkheid zijn naast de overheid ook maatschappelijke organisaties verantwoordelijk voor de inrichting van de samenleving • Enerzijds heeft de regering een zorgplicht voor het onderwijs (lid 1) / zorgt de overheid voor openbaar onderwijs (lid 3) / staan in de wet de kwaliteitseisen die de overheid stelt (lid 2 en 5) / verschaft de overheid voldoende financiële middelen (lid 7) • Anderzijds bepaalt het bijzonder onderwijs zelf hoe het onderwijs eruitziet (lid 5) / mag het bijzonder onderwijs zelf bepalen welke boeken en andere leermiddelen het gebruikt (lid 6) / mag het bijzonder onderwijs zelf bepalen welke onderwijzers lesgeven (lid 6) maximumscore 2 • Onderwijs moet voor iedereen beschikbaar zijn / openbaar onderwijs is voor iedereen • Voorbeelden van een juist ander kenmerk zijn (één van de volgende): − Onderwijs behoort tot de zaken die van algemeen belang geacht worden, maar die moeilijk via de markt kunnen worden aangeboden. − Iedere burger draagt bij aan de bekostiging van het onderwijs via de belastingen / Onderwijs wordt merendeels betaald uit de algemene middelen.
1
1
1
1
1
1 1
maximumscore 2 Het is niet effectief/doelmatig dat het onderwijsbeleid beoogt scholen in een wijk te mengen, terwijl door het huisvestigingsbeleid de wijk verkleurt. Dat duidt op verkokering: het langs elkaar heen werken van verschillende overheidsdiensten / een gebrekkige coördinatie en eenheid van beleid.
HA-1034-a-11-1-c
5
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 206
Vraag
7
8
Antwoord
Scores
maximumscore 3 • Een vooroordeel is een opvatting die niet − of onvoldoende − op feiten berust, maar op enkele ervaringen / op ‘horen zeggen’ • Een vooroordeel drukt een verwachting uit die veelal negatief is • In het citaat staat dat er volgens de inspectie heel veel goede zwarte scholen zijn / dat uit onderzoek blijkt dat de instroompercentages van allochtone leerlingen in het hoger onderwijs spectaculair zijn gestegen / dat uit vergelijkend onderzoek blijkt dat de schoolprestaties van de allochtone leerling in Nederland in vergelijking met andere landen goed zijn (De opvatting dat ‘zwarte scholen slechte scholen zijn’, is dus onvoldoende feitelijk en een vooroordeel.) maximumscore 3 • Standpunt A: sociaaldemocratische stroming: meer gelijke kansen (gelijkheid) / actieve rol overheid / opkomen voor sociaal zwakkeren • Standpunt B: christendemocratische stroming: gespreide verantwoordelijkheid • Standpunt C: liberale stroming: individuele vrijheid / terughoudende overheid
1 1
1
1 1 1
Opmerking Alleen aan een juiste stroming met een juist uitgangspunt, 1 scorepunt toekennen. 9
10
maximumscore 2 • medewetgevende taak • controlerende taak
1 1
maximumscore 2 Voorbeelden van een juiste functie (twee van de volgende): − commentaarfunctie/opiniefunctie: Vink geeft haar commentaar op de ongewenste effecten van de Nederlandse schoolsituatie, bijvoorbeeld wanneer zij stelt dat er minder moet worden gekeken naar segregatie op basis van etniciteit en meer naar segregatie op basis van sociaaleconomische achtergronden / dat er een overlap bestaat tussen sociaaleconomische achterstand en etnische afkomst / dat het ongewenst is voor een kennismaatschappij dat veel talenten onvoldoende worden opgeleid. − controlefunctie/waakhondfunctie: Door te stellen dat Nederland een van de meest gesegregeerde schoolsystemen van alle westerse landen heeft / dat er veel talent in Nederland (onder alle bevolkingsgroepen) miskend wordt, legt zij de vinger op een zere plek bij de beoordeling van het Nederlandse beleid.
HA-1034-a-11-1-c
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 207
Vraag
Antwoord
−
Scores
onderzoeksfunctie: Vink heeft het leerlingenbestand van Nederlandse scholen vergeleken met die van andere westerse landen op afkomst en op de verdeling van achterstandsleerlingen / Vink doet als onderwijsjournalist onderzoek naar de Nederlandse situatie en naar de effecten van beleid in landen als Engeland en de Verenigde Staten.
per juiste functie met een bijpassend voorbeeld uit de tekst 11
1
maximumscore 2 Twee van de volgende kenmerken met voorbeeld: − De stichting probeert het overheidsbeleid te beïnvloeden. “Verder lobbyen ze bij politici” (regel 9) / “Sondorp vertelt over het succes van het lobbywerk door ouders … staan ze er nu een stuk meer voor open” (regels 38-43) − De stichting vormt een intermediair tussen burgers en overheid. “Bovendien zorgt de stichting ervoor dat ouders mee kunnen praten over spreidingsbeleid en over de manier waarop in een gemeente aan gemengde scholen wordt gewerkt.” (regels 26-30) / “Deze stichting zet zich … en ondersteunt zo’n 100 ouderinitiatieven” (regels 20-24) / “… gemeenten … staan … er nu een stuk meer voor open” (regels 40-43) − De stichting richt zich op één specifiek terrein. “Deze stichting zet zich samen met ouders ervoor in om segregatie in het onderwijs tegen te gaan” (regels 20-23) per juiste reden met bijpassend voorbeeld
12
1
maximumscore 4 • De eerste barrière is het erkend krijgen van problemen als politieke problemen • De tekst spreekt van ouders uit het hele land die vanaf 1995 zich inzetten voor het mengen van scholen. De stichting ondersteunt 100 ouderinitiatieven • De tweede barrière is het gehoor krijgen bij politieke partijen en bij de overheid. Deze moeten de politieke wens zo belangrijk vinden dat deze op de politieke agenda komt • Het probleem van segregatie in het onderwijs is erkend als politiek probleem omdat het de aandacht heeft van de overheid. In de tekst wordt gesteld dat gemeenten er een stuk meer open voor staan om iets tegen onderwijssegregatie te doen / De startsubsidie van het ministerie is een belangrijke indicatie voor het nemen van de tweede barrière op landelijk niveau
HA-1034-a-11-1-c
7
1
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 208
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 2 Crisis in krantenland? 13
maximumscore 3 − ‘Kaderkrant’: de Volkskrant, NRC Handelsblad, Trouw, NRC.Next, het Financieele Dagblad, Nederlands Dagblad en Reformatorisch Dagblad − ‘Populaire massakrant’: AD en de Telegraaf indien indien indien indien
14
negen of acht juist ingedeeld zeven of zes juist ingedeeld vijf juist ingedeeld minder dan vijf juist ingedeeld
3 2 1 0
maximumscore 2 • Bewering 1 is onjuist: de oplage van NRC.Next is gestegen • Bewering 2 is onjuist: de oplage van het Nederlands Dagblad is gestegen
1 1
Opmerking Alleen 1 scorepunt toekennen wanneer een juiste beoordeling gevolgd wordt door een juiste toelichting. 15
maximumscore 2 • Stap 1: een krant met een lagere oplage is minder aantrekkelijk voor adverteerders en leidt dus tot teruglopende advertentie-inkomsten (regels 17-18) • Stap 2: door teruglopende advertentie-inkomsten en dalende inkomsten uit abonnementen / uit losse verkoop is er minder geld om te investeren in een goed journalistiek product: dunnere journalistieke producten / goedkopere varianten (regels 32-35)
1
1
(Een verminderde kwaliteit/aantrekkelijkheid van het product kan leiden tot minder lezers etc.) 16
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste redenen zijn (twee van de volgende): − Burgers in een democratie dienen goed geïnformeerd te zijn over maatschappelijke en politieke problemen en de verschillende visies daarop, omdat ze pas dan in staat zijn om gefundeerde keuzes te maken. − Massamedia bevorderen de communicatie en de uitwisseling van opinies. Als het publieke debat goed verloopt dan werkt dat verhelderend en kunnen mensen beter een keus maken.
−
HA-1034-a-11-1-c
Door aandacht te geven aan de problemen van burgers in de samenleving, brengen de media deze problemen onder de aandacht
8
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 209
Vraag
Antwoord
−
−
Scores
van de politieke vertegenwoordigers en het bestuur. De politiek kan dan de aandacht richten op die zaken die om politiek handelen vragen. Goede informatie over andere groepen of minderheden kan bijdragen aan begrip en wederzijdse verdraagzaamheid, voorwaarden voor een democratische samenleving. Door het signaleren van tekortkomingen in beleid en fouten van bestuurders, dragen de media ertoe bij dat gekozenen (bestuurders) verantwoording afleggen tegenover hun kiezers (burgers).
per juiste reden 17
1
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist argument voor het steunen van de pers: − Het behouden van de pluriformiteit in de pers (gegeven de maatschappelijke functies daarvan). / Als er geen steun is voor kleinere kranten (of opiniebladen) verdwijnen belangrijke opinies uit het informatieaanbod. Voorbeelden van juiste argumenten tegen het steunen van de pers (één van de volgende): − Steun kan leiden tot concurrentievervalsing en aantasting van het marktprincipe. / Er is blijkbaar onvoldoende vraag naar. − Steun kan een bedreiging vormen voor de onafhankelijkheid van de media ten opzichte van de overheid. per juist argument
1
18
maximumscore 2 De commerciële omroepen (waaronder RTL) krijgen geen overheidssubsidie. Ze zijn veel afhankelijker van reclameopbrengsten. In een economische crisis hebben adverteerders minder geld voor reclame. (Voor de publieke omroep, waarbinnen de NOS opereert, is de rijksbijdrage uit de algemene middelen een belangrijke bron van inkomsten; daarom zal deze minder direct kwetsbaar zijn − hoewel een bezuinigende overheid ook de rijksbijdrage aan de publieke omroep niet ongemoeid zal laten).
19
maximumscore 2 • Het controleren van bronnen / het gebruikmaken van meerdere informatiebronnen / het checken van de gevonden feiten • Het onderzoeken van meerdere kanten van de zaak / toepassen van hoor en wederhoor
HA-1034-a-11-1-c
9
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 210
Vraag
20
21
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • Selectieve perceptie: • Mensen stellen zich open voor informatie die in hun referentiekader past, wat aansluit bij hun al gevormde mening/voorkeur / normen en waarden of bij hun al aanwezige kennis/ervaring en sluiten zich af voor wat daar niet in past
1
1
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste gevolgen zijn (twee van de volgende): − Een te grote aandacht voor amusement: “... dat men te gemakkelijk is meegegaan in de rage van entertainment, sensatie” (regels 27-29) / “... ingewisseld voor kopieergedrag van weetjes die meer met roddels dan met nieuws te maken hebben.” (regels 32-35) − Er ontstaan hypes (dat wil zeggen, nieuws dat zichzelf versterkt zonder dat zich nieuwe feiten voordoen): “De stiekeme zoen van Wesley … wordt massaal door de media rondgepompt” (regels 36-38) − Verschraling van het aanbod: “... staat ver af van de verantwoordelijke rol die de media in een democratische samenleving moeten spelen.” (regels 40-42) per juist gevolg met bijpassend citaat
1
Opgave 3 Nederland tegen terrorisme 22
maximumscore 2 Voorbeelden van schade op immaterieel vlak (twee van de volgende): − inperking privacy door veiligheidsmaatregelen − morele verontwaardiging − aantasting rechtsgevoel − het ontstaan van negatieve beeldvorming over bepaalde groepen mensen − het verlies aan vertrouwen in mensen en/of de samenleving als geheel − hinder of ongemak op bepaalde plekken (op vliegvelden of stations) per juist voorbeeld
23
1
maximumscore 2 • De media zijn in het algemeen erop uit om het marktaandeel te vergroten / de concurrentiepositie te verstevigen / Kranten en commerciële omroepen willen hun winstgevendheid versterken • Deze marktgerichtheid houdt in dat met het aanbod rekening gehouden wordt met de interesses of behoeften van het publiek. Berichtgeving over terrorisme en criminaliteit blijkt lezers of kijkers te trekken / Een sensationeel onderwerp als terrorisme voldoet aan nieuwscriteria als sensatie/drama/emotie / gevolgen voor een grote groep en trekt daarmee extra lezers of kijkers
HA-1034-a-11-1-c
10
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 211
Vraag
Antwoord
Scores
24
maximumscore 2 Voorbeeld van een juiste verklaring: De publieke opinie wordt gevoed door de media. We spreken van een mediaframe, als een onderwerp door de media steeds op dezelfde manier wordt ingekleurd. Als door de berichtgeving in de media terrorismedreiging telkens in verband wordt gebracht met moslimterrorisme, zullen mensen terrorisme interpreteren als moslimterrorisme.
25
maximumscore 2 • Volgens het legaliteitsbeginsel kan men alleen veroordeeld worden voor gedrag dat strafbaar is gesteld (door nieuwe wetgeving kunnen verdachten ook voor samenspanning en werving door de rechter veroordeeld worden) (De hoofdgedachte van de rechtsstaat is de bescherming van burgers tegenover willekeurig overheidsoptreden.) • Wetten beschermen burgers tegen willekeur van de overheid doordat in wetten is vastgelegd wanneer (en hoe) de overheid mag optreden / wetten stellen grenzen aan de macht van de overheid
26
1
maximumscore 2 Twee van de volgende bijzondere opsporingsbevoegdheden: − de stelselmatige observatie − het stelselmatig inwinnen van informatie − het opnemen van vertrouwelijke communicatie met technische hulpmiddelen − het onderzoek van telecommunicatie − pseudo-koop of pseudo-dienstverlening per juiste opsporingsbevoegdheid
27
1
1
maximumscore 2 • Op grond van een objectief/redelijk vermoeden van het begaan hebben van een strafbaar feit • Het begrip verdachte is verruimd om het nu ook mogelijk te maken (bijzondere) opsporingsmethoden in te zetten: wanneer het personen of groepen betreft die terroristische misdrijven voorbereiden / wanneer het personen betreft die afspreken om terroristische misdrijven te willen plegen / op grond van min of meer vage vermoedens dat personen wellicht overwegen een terroristisch misdrijf te begaan
HA-1034-a-11-1-c
11
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 212
Vraag
28
29
30
31
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord: • Aan de ene kant dient de staat de veiligheid van burgers te handhaven / de burger te beschermen tegen aanslagen (bescherming door de overheid), aan de andere kant dient de burger door wettelijke regels beschermd te worden tegen machtsmisbruik / tegen willekeurig optreden door de overheid (rechtsbescherming tegen de overheid) • Opsporings- en inlichtingendiensten moeten voldoende middelen hebben om in een vroeg stadium mogelijke terroristen op het spoor te komen en aanslagen te voorkomen. Het stelselmatig afluisteren en volgen van (nog niet verdachte) personen zijn daarvoor efficiënte middelen (rechtshandhaving). Maar politie- en inlichtingendiensten dringen hiermee ingrijpend door in de persoonlijke levenssfeer van de burger (rechtsbescherming) maximumscore 2 • Etiketteringtheorie / Labelingtheorie / Stigmatiseringtheorie • Oorzaken van crimineel gedrag moeten gezocht worden in reacties van de maatschappij en in overheidsbeleid. Hier zouden de leden van de groep waarop het terrorismebeleid zich zou richten (in casu moslims) het stempel van potentiële terroristen opgedrukt krijgen en door gevoelde achterstelling zich in overeenstemming met de verwachting gaan gedragen (selffulfilling prophecy). (Het gevolg is een radicalisering, terwijl de bedoeling van het beleid juist is om het aantal radicalen te verminderen) maximumscore 2 • De bindingstheorie: deze theorie stelt dat mensen weerhouden worden van crimineel gedrag door het hebben van bindingen • Als mensen een baan hebben of een partner, willen ze die bindingen niet op het spel zetten/verliezen door crimineel gedrag: mensen gaan zich ‘maatschappelijk gedragen’ door bindingen maximumscore 3 • De officier van justitie / Het Openbaar Ministerie • −
− − − −
HA-1034-a-11-1-c
1
1
1
1
1
1
Voorbeelden van juiste andere taken binnen de opsporings- of vervolgingstaak (twee van de volgende): de verantwoordelijkheid voor het rechtmatig handelen van politie / het beslissen over inzetten dwangmiddelen (zoals huiszoeking, inverzekeringstelling) / het toestemming vragen hiervoor aan de rechter / het leiding geven aan het opsporingsonderzoek het doen verzamelen van voldoende bewijsmateriaal de verantwoordelijkheid dat geen bewijsmateriaal dat wijst op de onschuld van de verdachte verdwijnt het uiteindelijk beslissen over al dan niet vervolgen / seponeren beslissen om een transactie aan te bieden
12
1
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 213
Vraag
32
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Strafbaarheid van gedrag hangt af van de volgende voorwaarden (twee van de volgende): − Het gedrag moet in strijd zijn met het recht. (Dat is niet het geval als er sprake is van een rechtvaardigheidsgrond (dan volgt ontslag van rechtsvervolging) bijvoorbeeld bij noodweer/overmacht.) − Het feit moet aan de schuld van de dader te wijten zijn. (Dat is niet het geval als hij een beroep kan doen op schulduitsluitingsgronden. Ook dan volgt ontslag van rechtsvervolging bijvoorbeeld ontoerekenbaarheid/ontoerekeningsvatbaarheid/noodweerexces.) − Het moet ook werkelijk om een menselijke gedraging gaan. (Dus een voornemen of een voorkeur of het hebben van een bepaalde huidskleur is geen gedrag.) per juiste voorwaarde
33
1
maximumscore 2 • regels 142-144: “Men beseft daar nu langzamerhand ook dat je terrorisme alleen kunt overwinnen via een gemeenschap” • regels 149-154: “Als terrorisme mede voortvloeit uit een gevoel van onrechtvaardigheid, dan moet je ook iets doen aan de onrechtvaardigheid (waaraan die kleine groep extremisten zijn hele verhaal ophangt)”
1
1
Opmerking Het citaat uit de regels 135-137: “dat men niet langer vermijdt om over de grondoorzaken van terrorisme te spreken”, mag goed gerekend worden.
HA-1034-a-11-1-c
13
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 214
5 Inzenden scores Verwerk de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per school in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 3 juni naar Cito.
6 Bronvermeldingen tekst 1
naar: Derk Walters, NRC Handelsblad, 4 april 2009
tekst 2
naar: K. Heij & W. Visser, De Grondwet in eenvoudig Nederlands, 2007, p. 61
tekst 3
naar: fragmenten uit het overleg van de vaste Tweede Kamercommissie voor OC&W, 20 januari en 10 februari 2010
tekst 4
naar: Anja Vink, NRC Handelsblad, 16 januari 2010
tekst 5
naar: Sectorbestuur Onderwijsarbeidsmarkt, 10 juni 2009 http://www.onderwijsarbeidsmarkt.nl/publicaties/2009/ouderinitiatieven-zijn-eenbelangrijk-middel-om-scholen-mooier-te-kleuren/?type=98
tabel 1 en grafiek 1
naar: CBS, Cebuco
tekst 6
naar: Trouw, 22 juni 2009
http://www.hoi-online.nl http://www.trouw.nl/nieuws/nederland/article2793691.ece/_rsquo_Er_zit_nauwelijks_nog_ vet_op_rsquo_.html tekst 7
naar: www.commissie-brinkman.nl/rapport/de-volgende-editie/
tekst 8
naar: Jan van Groesen namens de Stichting Media-ombudsman Nederland,
tekst 9
naar: Hans van Scharen, Crimelink, 16 juni 2008 en Knack, april 2010
de Volkskrant, 28 september 2009
HA-1034-a-11-1-c HA-1034-a-11-1-c*
14
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 215
Correctievoorschrift HAVO
2011 tijdvak 2
maatschappijwetenschappen
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft het College voor Examens (CvE) op grond van artikel 2 lid 2d van de Wet CvE de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.
HA-1034-a-11-2-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 216
4 5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Examens van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;
HA-1034-a-11-2-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 217
4
5
6 7
8 9
3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten. Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht. Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken.
3 Vakspecifieke regel Voor dit examen kunnen maximaal 79 scorepunten worden behaald.
HA-1034-a-11-2-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 218
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 scorepunt toegekend.
Opgave 1 Vlees onder vuur 1
maximumscore 1 (veranderend) mediaframe / framing
2
maximumscore 2 • Radicale activisten: machtsbron geweld Bijpassend citaat: “Een kleine groep activisten zorgde sinds eind jaren negentig voor een ongekend aantal, vaak gewelddadige acties tegen nertsenfokkers, proefdierbedrijven, veetransporteurs en bedrijven en personen die direct of indirect bij die activiteiten zijn betrokken.” (regels 38-44)
• −
−
−
Varkens in Nood: Eén van de volgende machtsbronnen met bijbehorend citaat: kennis/deskundigheid Bijpassend citaat: “Al was het maar door de overheid te wijzen op schendingen van bestaande wetten voor bijvoorbeeld veetransporten.” (regels 53-56) goed imago/charisma van een bekende Nederlander / rolmodel / voorbeeldwerking Bijpassend citaat: “Varkens in Nood richtte zich meer op ‘ons soort mensen’, door het inschakelen van bekende ‘ambassadeurs’ als Youp van ’t Hek en Robert Long.” (regels 62-65) toegang tot de media Bijpassend citaat: “Varkens in Nood bracht de ‘onnodigheid’ van het castreren van biggen en misstanden in veetransporten via de media onder de aandacht.” (regels 66-69)
1
1
Opmerking Alleen aan een juiste machtsbron mét een bijpassend citaat, 1 scorepunt toekennen. 3
maximumscore 2 • De taak van de Europese Unie is het garanderen van eerlijke concurrentie, onder andere in de landbouw. Als er strengere diervriendelijke normen (die hogere bedrijfskosten met zich meebrengen) door de EU worden gesteld, dienen die in alle lidstaten te worden doorgevoerd, aangezien er anders sprake is van ongelijke concurrentieposities van veehouders in de verschillende lidstaten.
HA-1034-a-11-2-c
4
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 219
Vraag
Antwoord
Scores
of •
Tot de taak van de Europese Unie hoort de ordening van de markten voor landbouwproducten. De veehouderij behoort tot deze sector.
4
A
5
maximumscore 1 Voorbeelden van een juist antwoord (één van de volgende): − De Eerste Kamer zal het wetsvoorstel beoordelen op hoe het zich verhoudt tot bestaande wetten / de grondwet / internationale verdragen. − De Eerste Kamer beoordeelt het wetsontwerp op doelmatigheid / controleerbaarheid / uitvoerbaarheid.
6
maximumscore 3 • Ecologische stroming Voorbeeld van een juiste toelichting: • Deze stroming benadrukt de wederzijdse afhankelijkheid van mensen en (natuurlijke) omgeving en is kritisch over de verstoring door de mens van de harmonie in de natuur (stelt de gevolgen daarvan aan de kaak) • Volgens de tekst wordt het relatieve succes van de partij geholpen door het rapport van de FAO waarin gewezen wordt op de schadelijke gevolgen van de bio-industrie op het klimaat
7
1
1
1
maximumscore 2 Twee van de volgende antwoorden: − De negatief beoordeelde situatie roept hevige emoties op: Bij ieder incident klonk verzuchting (regels 16-18) / hoe schokkend ook (regels 5-6) / het ruimen is dramatisch (regel 1). − Problemen met dierenwelzijn worden door een groot aantal mensen als ongewenst ervaren: Organisaties als Varkens in Nood wijzen op de onnodigheid van het castreren van biggen (regels 66-69) / misstanden in veetransporten (regel 68). − Het probleem valt aan te pakken / wordt oplosbaar geacht: Partij voor de Dieren en belangengroepen zijn voor het verbeteren van dierenwelzijn, hetgeen leidde tot een wetsontwerp om nertsenhouderij te verbieden (regels 74-77) / de Europese Grondwet bevat een bepaling over rechten van dieren (regels 71-74). per juiste factor met bijbehorend gegeven uit de tekst
HA-1034-a-11-2-c
5
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 220
Vraag
8
9
10
11
12
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • terugkoppeling/feedback • De evaluatie in het onderzoek kan opgevat worden als een reactie (van onafhankelijke onderzoekers) op het gevoerde beleid van drie jaar maximumscore 2 • Van verkokering van beleid is sprake als er gebrekkige coördinatie en eenheid van beleid is / als elk ministerie zijn eigen beleid voert / als de ministeries langs elkaar heen werken • Eén van de volgende tekstgedeelten: − “Het probleem zit … in de competentiestrijd tussen Volksgezondheid en Landbouw … voor de bestrijding van ziekten bij dieren.” (regels 14-24) − “De commissie moet … vooral onderzoeken hoe de communicatie is geweest tussen de beide ministeries …” (regels 29-33) maximumscore 2 • Bevorderen werkgelegenheid / het scheppen van een voorspoedig economisch klimaat en het bewaken van de volksgezondheid • Voorbeeld van een juiste toelichting: Wanneer te veel voorwaarden worden opgelegd aan de bio-industrie vanuit volksgezondheidsoverwegingen (meer ruimte voor het vee, toedienen van minder antibiotica in het veevoer) wordt de concurrentiepositie van de Nederlandse veehouderij moeilijker / gaat dit ten koste van economische landbouwbelangen maximumscore 2 Representativiteit: • De mate waarin standpunten en het beleid van gekozen vertegenwoordigers overeenkomen met wat de kiezers voor ogen staat Voorbeeld van een juiste uitleg: • De maatschappelijke onvrede in de Nederlandse samenleving over de intensieve veehouderij krijgt volgens Milieudefensie onvoldoende aandacht in de Nederlandse politiek, want Milieudefensie kiest ervoor het nieuwe instrument van het burgerinitiatief hiervoor in te zetten. Het instellen van een burgerinitiatief is te beschouwen als een poging de standpunten en het beleid van gekozen vertegenwoordigers meer in overeenstemming te brengen met de opvattingen in de samenleving
1 1
1 1
1
1
1
1
maximumscore 4 Twee van de volgende functies met bijbehorend citaat: − articulatiefunctie (het op de politieke agenda plaatsen van maatschappelijke eisen en wensen): “We zonnen op een manier om die onvrede onder de aandacht van de politiek te brengen.” (regels 19-21)
HA-1034-a-11-2-c
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 221
Vraag
Antwoord
Scores
communicatiefunctie (als intermediair tussen partij en burgers en tussen kiezers en gekozenen): “ik hoop op een open dialoog met alle politieke partijen” (regels 24-25)
participatiefunctie (burgers interesseren in / betrekken bij politieke besluitvormingsprocessen): “Eén van de mogelijkheden die een burgerinitiatief biedt, is de burger politiek betrokkener te maken.” (regels 35-38)
per juiste functie met bijbehorend citaat 13
14
2
maximumscore 2 • Een uitgangspunt van deze ideologie is het rentmeesterschap (de mens is de beheerder van de aarde / van de schepping van God) • Een veehouderij zonder dierenleed en zonder milieuvervuiling valt onder een op verantwoorde wijze omgaan met de Schepping / een goede rentmeester zorgt dat de aarde leefbaar blijft voor mens en dier
1
1
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): de (al dan niet veranderde) opvattingen over het eten van vlees / een al dan niet veranderde vleesbehoefte onder consumenten het uitbreken van dierziekten de beschikbare biotechnologische oplossingen de economische belangen van de agrarische sector / de internationale concurrentiepositie de mate van succes van dierenwelzijnorganisaties de publieke opinie Europese regelgeving het economische klimaat / de subsidiemogelijkheden van de overheid de invloed van internationale organisaties (de wereldvoedselorganisatie FAO) per juiste omgevingsfactor
1
Opgave 2 Tegen de trend in: toename overvalcriminaliteit 15
maximumscore 2 Voorbeeld van een goed antwoord: • De aangiftebereidheid bij overvallen is groot. Er zullen nauwelijks ongerapporteerde overvallen zijn (zoals wel bij fietsendiefstallen) • Overvallen zijn een zichtbare vorm van criminaliteit. Deze komen de politie gemakkelijker ter kennis dan de minder zichtbare vormen van criminaliteit (zoals bij fraude)
HA-1034-a-11-2-c
7
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 222
Vraag
16
Antwoord
maximumscore 3 • Rationele keuzetheorie: of mensen bepaalde misdrijven plegen, hangt af van de inschatting van een bepaalde situatie (gelegenheid); het plegen van een bepaald misdrijf is het gevolg van een afweging van kosten en baten, waarbij de baten hoger worden ingeschat • −
−
17
Scores
Voorbeelden van een juiste verklaring (één van de volgende): Zoals uit figuur 1 blijkt, worden (relatief) de meeste overvallen gepleegd op vrijdag en zaterdag / vinden op donderdag relatief veel overvallen plaats / worden op zondag de minste overvallen gepleegd. Overvallers houden rekening met de te verwachten buit. Ze kiezen momenten waarop relatief veel geld aanwezig zal zijn in de te overvallen objecten. Dit verklaart mogelijk de voorkeur voor bepaalde dagen (koopavonden en dagen met veel horeca- en winkelbezoek). Als naar tijdstippen gekeken wordt, valt in figuur 2 op dat met name vanaf het eind van de middag tot in de avond de meeste overvallen worden gepleegd. Overvallers houden rekening met de te verwachten buit. Ze kiezen momenten waarop relatief veel geld aanwezig zal zijn in de te overvallen objecten. Dit verklaart mogelijk de voorkeur voor bepaalde tijdstippen (aan het eind van de dag en op koopavonden). / Overvallers willen zo min mogelijk opvallen. Wellicht verklaart dat de voorkeur voor bepaalde tijdstippen (aan eind van de dag en op koopavonden) omdat de pakkans in het donker lager wordt ingeschat.
1 2
maximumscore 4 Voorbeelden van materiële maatschappelijke gevolgen (twee van de volgende): − De financiële schade van bedrijven/horecaondernemingen kan doorberekend worden in de prijzen die klanten betalen. − Als er meer claims ingediend worden bij verzekeringsbedrijven kunnen de premies stijgen voor alle verzekerden. − De bestrijding van de overvalcriminaliteit kost de overheid en dus de belastingbetaler veel geld. per juist materieel gevolg
HA-1034-a-11-2-c
1
8
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 223
Vraag
Antwoord
Scores
Voorbeelden van immateriële maatschappelijke gevolgen (twee van de volgende): − Toename van onveiligheidsgevoelens bij de burger / oudere mensen durven niet meer te winkelen op bepaalde tijdstippen. − Er kan morele verontwaardiging ontstaan bij burgers. − Er kan sprake zijn van een (versterkte) negatieve beeldvorming ten opzichte van bepaalde groepen mensen in de samenleving. − Een mogelijk verlies van vertrouwen in de rechtsorde / Burgers kunnen het vertrouwen in de overheid verliezen waardoor het risico op eigenrichting toeneemt. − Opvattingen over goed en kwaad onder burgers kunnen veranderen. − Mensen kunnen het vertrouwen verliezen in hun medemens en in instanties. per juist immaterieel gevolg
1
18
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord: “Aan Heeres de taak het aantal overvallen dit jaar 20 procent terug te dringen. Dat eist het kabinet.” (regels 14-16): Het ‘handhaven van de openbare orde’ / Het verschaffen van veiligheid voor de burgers behoort tot de kerntaken van de overheid (het bereiken van een politieke doelstelling van het kabinet wordt in handen gelegd van een overheidsfunctionaris).
19
maximumscore 3 Verschil tussen repressieve en preventieve aanpak: • Repressieve aanpak: de overheid (politie, justitie, strafrechter) treedt op als de criminaliteit al heeft plaatsgevonden. Bij een preventieve aanpak proberen overheid en maatschappelijke instanties te voorkomen dat er criminaliteit gepleegd wordt Uitleg met behulp van de regels 20 t/m 38: • Door na een gepleegde overval een groot vangnet uit te werpen en door het opstarten van een uitgebreid buurtonderzoek met sms-alerts, het inzetten van andere korpsen en helikopters wordt het mogelijk om meer overvallers (sneller) te arresteren en te laten berechten. Dit sluit aan bij repressief beleid • Tegelijkertijd zal er een preventieve werking van uitgaan als winkeliers alarmsystemen en camera’s installeren, meer mogelijkheden bieden voor pinnen en minder geld in kas hebben
HA-1034-a-11-2-c
9
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 224
Vraag
20
21
22
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • Samenwerking tussen overheid, bedrijven / maatschappelijke organisaties en burgers / Een (sterke) tendens om de maatschappij meer te betrekken bij preventie van criminaliteit • De politie spant zich extra in om overvallers te kunnen oppakken, maar doet dat ook door het inschakelen van de burgers via sms-alerts / met alarmsystemen, (betere) camera(positie)s en met stickers die helpen de lengte van wegrennende overvallers te schatten, zo krijgen de winkeliers een belangrijke rol bij de opsporing
1
1
maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn (twee van de volgende): − Vergelding De aanscherping van de ‘pluk ze’-maatregel beoogt de criminelen op hun gevoeligste plek te treffen: de illegaal verkregen luxe producten waar overvallers waarde aan hechten, worden hun weer ontnomen. − Speciale preventie Overvallers zullen er met de verscherpte aanpak nu misschien van afzien om nogmaals een overval te plegen (omdat ze − naast het risico zwaarder gestraft te worden dan voorheen − zien dat de overval ze geen enkele winst opleveren zal). − Generale preventie Een steviger aanpak beoogt potentiële overvallers te weerhouden van pogingen tot nieuwe overvallen (tegenover de risico’s van het plegen van een overval staan immers ook geen voordelen). − Handhaving van de rechtsorde De verscherpte aanpak is een krachtig signaal aan burgers dat de overheid inbreuken op de rechtsorde in geen enkel opzicht tolereert / dat de bescherming van de veiligheid van de burgers in goede handen is en aan de staat kan worden toevertrouwd. per juiste functie met juiste toelichting
1
maximumscore 3 • De burgemeester is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde in de gemeente
1
• − − −
Twee van de volgende taken van justitie: leiden van de opsporing van overvallers vervolgen van verdachten van overval doen uitvoeren van opgelegde vonnissen
2
Opmerking Per juiste hoofdtaak van justitie, 1 scorepunt toekennen.
HA-1034-a-11-2-c
10
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 225
Vraag
Antwoord
Scores
23
maximumscore 2 Volgens het legaliteitsbeginsel is het gedrag van de overheid aan regels gebonden. De ‘pluk ze’-wet was alleen bedoeld voor plegers van georganiseerde misdaad en kon niet zomaar toegepast worden op plegers van overvallen.
24
maximumscore 2 • Iedereen wordt onschuldig bevonden totdat zijn schuld door de rechter bewezen is geacht / de onschuldpresumptie / de officier van justitie dient voor de bewijslast te zorgen • De verdachte moet zelf aantonen waar zijn vermogen vandaan komt. De bewijslast ligt hier dus niet bij justitie, maar bij de verdachte
25
1 1
maximumscore 2 Bindingstheorie: • Maatschappelijke bindingen zorgen ervoor dat de mens weerhouden wordt van het plegen van criminaliteit. Mensen die weinig (hechte) bindingen hebben, zullen volgens deze theorie eerder crimineel gedrag vertonen
1
Uitleg met tekstverwijzing: • Overvallers lijken minder bindingen te hebben doordat velen werkloos zijn en veel spijbelen of vaak wisselen van opleiding (regels 16-22) / Ook de gezinssituatie is minder hecht. Er is weinig toezicht en structuur en vaderfiguren ontbreken vaak. (regels 34-40)
1
Opgave 3 Beeldvorming 26
maximumscore 3 • Een commerciële omroep als RTL heeft als doelstelling het maken van een zo groot mogelijke winst • Om een zo groot mogelijk marktaandeel te verkrijgen, houden commerciële omroepen met hun aanbod rekening met de vraag (interesse) van het publiek. ‘Ushi en Dushi’ trekt meer dan twee miljoen kijkers / heeft hoge kijkcijfers • Reclamezendtijd rondom en in populaire programma’s is duurder / levert meer geld op
HA-1034-a-11-2-c
11
1
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 226
Vraag
27
Antwoord
Scores
maximumscore 3 Voorbeeld van een juist antwoord is: Omschrijving: • Een referentiekader is het geheel van ervaring, kennis, normen en waarden (verwachtingen) dat iemand zich heeft eigen gemaakt
1
Uitleg: • De maker van het programma werkt voor een commerciële omroep en bekijkt programma’s vanuit het blikveld of dit een programma is waarmee hoge kijkcijfers te behalen zijn. Binnen dit referentiekader is ‘Dushi’ geen stereotype van de zwarte vrouw maar een onschuldig, grappig typetje dat bij de kijker kan ‘scoren’. (De maker weet dat typetjes het goed doen bij het publiek) • De Surinaamse schrijver van het artikel ziet het typetje ‘Dushi’ vanuit zijn historische kennis en ervaring als een karikatuur op de Antilliaanse vrouw, een racistische stereotypering van de zwarte vrouw / als een zoveelste bevestiging van het negatieve beeld in een geschiedenis van negatieve beeldvorming, uitbuiting en discriminatie. / Binnen zijn referentiekader is ‘Dushi’ geen onschuldig grappig typetje maar passend in een (eeuwen)oud patroon van onderdrukking 28
29
1
1
maximumscore 3 Kenmerken van stereotypering: • Stereotypering is beeldvorming van het gedrag en de mentaliteit van leden van een andere groep • Het beeld is sterk generaliserend, vereenvoudigd en vertekend / leidt er vaak toe dat leden van die groep, eigenschappen krijgen toegedicht die behoren tot dat stereotype
1
Citaat: • Het verband tussen stereotypering en discriminatie wordt gelegd in de regels 68-73 / “…, want op basis van de eerder … gecreëerde beelden over domheid, luiheid en onooglijkheid, zijn de carrières … gefrustreerd”
1
maximumscore 3 Voorbeeld van een juiste theorie met uitleg: • Volgens de selectieve perceptietheorie • nemen mensen selectief waar / staan ze niet open voor boodschappen die niet bij hen passen. Kijkers met racistische vooroordelen zullen hun opvattingen bevestigd zien door de racistische stereotyperingen op de televisie. Kijkers zonder racistische vooroordelen zullen racistische stereotyperingen (zoals het personage ‘Dushi’) niet als een waarheidsgetrouw beeld (van de Antilliaanse vrouw) interpreteren (maar zullen het slechts als een grappig bedoeld typetje zien). Doordat mensen selectief waarnemen, worden hun opvattingen dus niet door de berichtgeving in de media veranderd
HA-1034-a-11-2-c
12
1
1
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 227
Vraag
Antwoord
Scores
30
maximumscore 1 pluriformiteit
31
maximumscore 2 • De opiniërende functie: Het artikel draagt bij aan het publieke debat: het gaat over een veelbekeken programma dat verschillende reacties oproept en waarover verschil van mening is ontstaan. / Het artikel over het belang van beeldvorming roept vier reacties op. / De site Wereldjournalisten biedt ruimte aan iedereen die dat wil om zijn mening over het onderwerp van het artikel te verkondigen en van andere meningen kennis te nemen • De agendafunctie: Het artikel kan het onderwerp op de publieke en de politieke agenda zetten: de schrijver probeert de lezer bewust te maken van het bestaan van racistische beeldvorming in televisieprogramma’s en zo kan dit onderwerp ook onder de aandacht komen van ‘Hilversum’ of ‘Den Haag’
1
1
Opmerking Alleen voor een juiste functie met bijbehorende uitleg, 1 scorepunt toekennen. 32
33
maximumscore 3 • Liberalen pleiten voor meer marktwerking en zijn dus in principe tegen overheidsbemoeienis en dus tegen overheidssubsidies op het terrein van de massamedia • Confessionelen benadrukken het belang van maatschappelijke organisaties en de aanvullende rol daarbij van de overheid. Waar de massamedia belangrijke maatschappelijke functies vervullen, kunnen zij worden gesteund door de overheid • Sociaaldemocraten vinden vanuit hun gedachtegoed dat de overheid desgewenst een sturende rol in de economie mag hebben. Subsidies aan massamedia zijn soms nodig om de pluriformiteit te bewaken als door marktwerking deze maatschappelijke functie onvoldoende vervuld wordt
1
maximumscore 3 • Een redactiestatuut is een document waarin de relatie tussen redactie en directie (in dit geval de uitgeverij) geregeld is
1
Opgenomen in het redactiestatuut zijn: • een garantie van de onafhankelijkheid van de redactie ten opzichte van de directie/uitgever en • een omschrijving van de identiteit van de krant/de site
1 1
HA-1034-a-11-2-c
13
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 228
Vraag
34
Antwoord
Scores
maximumscore 3 Voorbeeld van een goede omschrijving is: • Met sociale cohesie wordt de onderlinge verbondenheid binnen een (groep of) samenleving bedoeld Voorbeeld van een juiste uitleg: • In de tabel wordt weergegeven hoe de verschillende etnische groepen in de samenleving elkaar waarderen. Als de getallen laag zijn, wil dat zeggen dat de groepen negatieve gevoelens ten opzichte van elkaar hebben. De sociale cohesie zal dan kleiner zijn / Als de getallen hoog zijn, wil dat zeggen dat de groepen positieve gevoelens ten opzichte van elkaar hebben. De sociale cohesie zal dan groter zijn
1
2
Opmerking De kandidaat mag de vraag ook met een cijfermatig voorbeeld beantwoorden.
5 Inzenden scores Verwerk de scores van alle kandidaten per school in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 24 juni naar Cito.
6 Bronvermeldingen tekst 1
naar: Caspar Janssen en Gerard Reijn, de Volkskrant van 24 december 2009
tekst 2
naar: Hans van der Lugt, NRC Handelsblad van 11 december 2009 http://www.refdag.nl/artikel/1300873/&bdquo%3BOpen+debat+over+bioindustrie+onmogelijk&rdquo%3B.html
tekst 3
naar: Kees de Groot, Reformatorisch Dagblad van 2 mei 2007
figuur 1
naar: DNRI en HKS, uit Secondant van februari 2008, http://www.hetcvv.nl
figuur 2
naar: DNRI en HKS, uit Secondant van februari 2008, http://www.hetcvv.nl
tekst 4
naar: Noël van Bemmel, de Volkskrant van 29 januari 2010 (fragment)
tekst 5
naar: Ton Damen, Het Parool van 7 januari 2010
tekst 6
naar: http://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/verslagen/kamer_in_het_ kort/aanscherping_pluk_ze_wetgeving.jsp
tekst 7
naar: Marinka de Jong en Ad Hekkert, Secondant nr. 3/4 van juli-augustus 2009
tekst 8
bron: Mediajournaal.nl van 3 oktober 2009
tekst 9
naar: http://www.Wereldjournalisten.nl/about/
tekst 10
naar: http://www.Wereldjournalisten.nl/about/
tabel 1
naar: SCP (SIM’06, gewogen gegevens)
HA-1034-a-11-2-c
14
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 229
Correctievoorschrift HAVO
2010 tijdvak 1
maatschappijwetenschappen maatschappijleer
tevens oud programma
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO-09.0313, 31 maart 2009, zie www.examenblad.nl). Deze regeling blijft ook na het aantreden van het College voor Examens van kracht. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.
HA-1034-a-10-1-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 230
4 5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de Regeling beoordeling centraal examen van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;
HA-1034-a-10-1-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 231
4
5
6 7
8 9
3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal punten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht.
3 Vakspecifieke regel Voor dit examen kunnen maximaal 82 scorepunten worden behaald.
HA-1034-a-10-1-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 232
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 1 Massamedia: Hoe maken we jongeren meer mediawijs? 1
2
3
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Socialisatie is het (beïnvloedings- en aanpassings)proces waarin normen en waarden worden overgedragen / rolgedrag wordt aangeleerd • Ouders en school leren kinderen met behulp van medialessen hoe de media bewust, kritisch en verantwoord te gaan gebruiken (regels 11-13 of 23-28 of regels 52-58) / wat de ethische grenzen zijn bij het mediagebruik (regels 59-62) maximumscore 2 • Door de toepassingen van de nieuwe media zijn ontvangers van mediaboodschappen in toenemende mate tegelijkertijd ook zender geworden (De rollen ‘zender’ en ‘ontvanger’ liggen dus minder vast) • Voorbeelden van juiste citaten uit de tekst (één van de volgende): − “Dankzij nieuwe en gratis toepassingen kan iedereen die het wil mediaproducent zijn: op weblogs en fora, via Hyves en YouTube maar ook in virtuele werelden als Habbo Hotel.” (regels 41-46) − “bijvoorbeeld als webcamfilmpjes per ongeluk door een groot publiek worden gezien.” (regels 50-52) − “Mensen, dus ook kinderen, gooien alles online en hebben niet door dat iedereen dat kan zien.” (regels 71-74)
1
1
1 1
maximumscore 3 Twee van de volgende filters: − de beslissing om wel of geen aandacht aan een onderwerp te besteden − de selectie door persbureaus − de keuze welke bronnen gebruikt worden − het selectief gebruik van die bronnen door de verslaggever/journalist − de selectieve perceptie van de verslaggever − de (uiteindelijke) selectie door eindredactie/hoofdredactie per juist filter
1
Voorbeeld van een juiste uitleg: • Onder het dagelijkse nieuws liggen tal van keuzen: het nieuws is dus een subjectief beeld van de werkelijkheid / Je moet niet alles meteen aannemen. Het geschetste beeld hoeft niet te kloppen en er zijn meerdere interpretaties van de werkelijkheid mogelijk
1
HA-1034-a-10-1-c
4
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 233
Vraag
4
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • Stereotypering is beeldvorming van het gedrag (of de mentaliteit) van leden van een andere groep die sterk generaliserend, en (daardoor) vereenvoudigend en vertekenend is / een star (moeilijk voor verandering vatbaar) generaliserend beeld van een groep • Uit tekst 2 kun je afleiden dat er door de negatieve berichtgeving (die niet hoeft te kloppen) mensen gaan denken dat er eigenlijk bijna geen leuke Marokkanen of allochtonen bestaan. Hierdoor kan het stereotiepe beeld ontstaan dat bijvoorbeeld ‘alle allochtonen slecht / niet leuk zijn’
1
1
Opmerking Alleen wanneer er twee juiste kenmerken gegeven worden, een punt toekennen. 5
maximumscore 2 De volgende journalistieke normen: − Is er voldoende scheiding tussen feiten en meningen? / Wordt er gestreefd naar objectiviteit? Toelichting: Hiermee wordt duidelijk of er feiten worden weergegeven, of dat het om een mening gaat. − Is de informatie eenzijdig? / Is hoor- en wederhoor toegepast? Toelichting: Wanneer een onderwerp van verschillende kanten wordt belicht, en wanneer je ook “de andere kant’ van het verhaal verneemt, kan je je beter een oordeel vormen over het onderwerp. per juiste journalistieke norm met juiste toelichting
1
Opmerking Wanneer in een antwoord twee juiste journalistieke normen zonder toelichting worden gegeven, mag één punt worden toegekend. 6
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: Door nieuwe media zoals internet, kunnen jongeren(groepen) gemakkelijk contact met elkaar hebben. Bijvoorbeeld door te e-mailen, te chatten, Hyves en dergelijke. Hierdoor worden de banden tussen jongeren onderling (sociale cohesie) verstevigd. / De nieuwe media bieden een ontmoetingsplaats waar jongeren met gemeenschappelijke interesses/ idolen/problemen met elkaar kunnen communiceren, waardoor gevoelens van ‘erbij horen’ versterkt worden.
7
maximumscore 2 • (Volgens) de cultivatietheorie • (zullen) kijkers die veel naar bepaalde soorten tv-programma’s kijken (de getoonde werkelijkheid in tv-programma’s meer aanzien voor de alledaagse werkelijkheid dan ‘lichte’ televisiekijkers)
HA-1034-a-10-1-c
5
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 234
Vraag
8
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Uitingsvrijheid / garanderen van vrijheid van meningsuiting Eén van de volgende citaten uit de tekst: − “Media bepalen grotendeels zelf wat ze aanbieden.” (regels 1-2) − “Media zijn zelf verantwoordelijk voor wat ze uitzenden.” (regels 25-26) − “De overheid moedigt zelfregulering door de media aan.” (regels 36-37) Pluriformiteit − “De landelijke publieke omroep is wettelijk verplicht om de verschillende leeftijdsgroepen binnen de bevolking te bedienen via diverse media” (regels 38-41) per juist uitgangspunt met bijbehorend citaat
1
9
maximumscore 1 Het Commissariaat voor de Media.
10
maximumscore 4 Voorbeelden van een goed argument voor de stelling (één van de volgende): − Commercialisering kan leiden tot minder betrouwbare en minder veelzijdige informatie door een ‘gemakkelijke’ marktgerichtheid: informatiefunctie. − Er komt vanwege een grote marktgerichtheid meer ruimte voor verstrooiing en reclame ten koste van informatie en opinie: informatiefunctie. − Door markt- en publieksgerichtheid kunnen problemen van kleinere maatschappelijke groepen minder aandacht van de media krijgen. Hierdoor wordt de maatschappij en of de betreffende groep minder goed geïnformeerd: informatiefunctie. / Hierdoor kan overdracht van normen en waarden van deze groepen minder goed plaatsvinden: socialiserende functie. / Dit gaat ten koste van de integratie in de samenleving of binnen de groep zelf: verbindende functie. voor een juiste combinatie van argument en functie
HA-1034-a-10-1-c
6
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 235
Vraag
Antwoord
Scores
Voorbeelden van een goed argument tegen de stelling (één van de volgende): − Door toegenomen financiële (en technologische) mogelijkheden kan het media-aanbod worden vergroot en neemt juist het aanbod van informatie toe: informatieve functie / kan een grotere bijdrage geleverd worden aan het publieke debat omdat meer opinies aangedragen worden: opiniërende functie. − Door toegenomen financiële (en technologische) mogelijkheden kan het media-aanbod worden vergroot en worden specifieke doelgroepen geconfronteerd met de waarden en normen van de dominante cultuur: socialiserende functie. voor een juiste combinatie van argument en functie 11
2
maximumscore 2 Twee van de volgende wettelijke verboden: − het aanzetten tot haat, geweld − discriminatie − belediging − opruiing − aantasting van iemands eer of goede naam (smaad) − het in strijd zijn met de goede zeden − het gevaar opleveren voor de openbare orde of de nationale veiligheid − het in gevaar brengen van staats- of bedrijfsgeheimen per juist wettelijk verbod
12
1
maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: • Mensen/jongeren proberen nieuwe informatie aan te laten sluiten bij hun referentiekader (het geheel van kennis, ervaringen, normen en waarden) / bij hun ervaringswereld of wat zij al hebben geleerd (het referentiekader) • Dit referentiekader stuurt de selectie, dat wil zeggen het zelf (bewust of onbewust) maken van keuzes uit het media-aanbod en het selectief interpreteren daarvan (en ook het al dan niet onthouden daarvan)
1
1
(Bepaalde boodschappen van de media kunnen dus wel negatief voor kwetsbare jongeren zijn, maar niet voor alle jongeren.)
HA-1034-a-10-1-c
7
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 236
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 2 Jeugdcriminaliteit 13
maximumscore 2 Twee van de volgende: − heropvoeding/resocialisatie: “Het wil de ouders lichte opvoedingsondersteuning bieden” / “Het kind ... biedt … excuses aan het slachtoffer aan.” − speciale preventie: “en naar hun kind toe wil men een signaal afgeven dat het delictgedrag niet wordt getolereerd.” − genoegdoening: “het kind ... biedt … excuses aan het slachtoffer aan.” per juist doel met een juist citaat
1
Opmerking Aan een antwoord als ‘vergelding’ of ‘algemene preventie’ wordt geen punt toegekend. 14
maximumscore 2 De toename van het aantal aanhoudingen kan ook verklaard worden door (twee van de volgende verklaringen): − Een toegenomen aangiftebereidheid: door bijvoorbeeld een afnemende tolerantie onder de bevolking komt de politie meer ter ore en kan zij meer aanhoudingen verrichten. − Een selectiever opsporingsbeleid van de politie: meer strafbare feiten worden geconstateerd en meer aanhoudingen verricht als de opsporing van jeugdcriminaliteit meer aandacht en prioriteit krijgt. − Een toegenomen politiecapaciteit: meer politie betekent meer armslag voor het verrichten van aanhoudingen. − Een actiever politiebeleid, zoals bijvoorbeeld prestatiecontracten / een beleid van meer blauw-op-straat kan een toename van het aantal aanhoudingen verklaren. − Er vindt meer criminalisering van kattenkwaad plaats. per juiste verklaring met juiste toelichting
HA-1034-a-10-1-c
8
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 237
Vraag
15
Antwoord
maximumscore 3 • Het ‘nature-nurture’-debat gaat over de vraag in hoeverre biologische of erfelijke factoren (‘nature’) respectievelijk sociaal-milieufactoren (‘nurture’) van beslissende invloed zijn op gedrag van mensen • − − − − • − − − − − − − − − − − − − − −
16
Scores
1
Voorbeelden van ‘naturefactoren’ zijn (twee van de volgende): medisch-fysieke factoren (zoals complicaties tijdens zwangerschap of bevalling en lage hartslag) hyperactiviteit impulsiviteit intelligentie (dit zijn factoren die (deels) erfelijk van aard zijn)
1
Voorbeelden van ‘nurturefactoren’ zijn (twee van de volgende): slechte relatie tussen ouder en kind en tussen gezinsleden verwaarlozing en mishandeling van kinderen crimineel gedrag van ouders weinig cohesie in een gezin attitudes van ouders ten aanzien van geweld matige schoolprestaties gering gevoel van betrokkenheid bij school spijbelen en voortijdig schoolverlaten criminaliteit op school onrealistische aspiraties en wensen scheiding of relatieproblemen van ouders armoede voorhanden zijn van drugs betrokkenheid van buurtgenoten bij criminaliteit delinquente familie of vrienden
1
maximumscore 2 − “Het gaat om … zaken als ... verwaarlozing, … geringe cohesie in gezin” (regels 14-18): Als een kind verwaarloosd of mishandeld wordt, dan heeft het kind waarschijnlijk niet het gevoel dat het wat uitmaakt wat hij/zij uitspookt. − “… een gering gevoel van betrokkenheid bij school … schoolverlaten” (regels 23-25): Als het kind geen hechte relatie heeft met leraren en vrienden op school, dan wordt het kind waarschijnlijk ook niet afgehouden van crimineel gedrag. (Vooral maatschappelijke bindingen op micro- en mesoniveau (gezin, buurt en school) werken remmend op criminele impulsen. / Door hechte relaties met ouders, leraren, buurtgenoten en vrienden op school binden mensen zich aan heersende normen en waarden.) alleen voor een juist voorbeeld met een juiste toelichting
HA-1034-a-10-1-c
9
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 238
Vraag
Antwoord
Scores
17
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord: Neutralisatie houdt het volgende in: binnen een groepsproces wordt het eigen gedrag goedgepraat / het geweten gesust (terwijl men best weet dat het niet deugt): jongens en meisjes maken elkaar wijs dat er niets mis is met hun gedrag. / In een groepsproces ontkennen jongens en meisjes hun eigen verantwoordelijkheid of de gevolgen voor het slachtoffer. / Conformeringsdrang en -dwang / loyaliteit aan de groep neutraliseert de individuele gewetensfunctie.
18
maximumscore 3 • Actiepunt 3 (snel en effectief uitvoeren maatregelen en straffen) • Bij een rationele keuze wordt het plegen van crimineel gedrag beschouwd als een afweging tussen kosten (de straf) en baten (het voordeel van crimineel gedrag) • “Alleen bij snelle uitvoering [van straffen] zien jongeren het verband tussen de straf en het strafbare feit dat zij hebben gepleegd … dat zijn gedrag niet wordt bestraft.” (regels 39-45)
1
1
1
(Snel en effectief uitvoeren van maatregelen en straffen zal jongeren het idee geven dat (toekomstig) crimineel gedrag veel ‘kost’ en dat zal de (juiste) afweging tegen de baten gemakkelijker maken.) 19
20
21
maximumscore 2 • Repressief, omdat het beoogt een sanctie op te leggen (direct) na het begane delict • Preventief, omdat de (beoogde) instanties vooral sociaal-preventieve doelen nastreven: zorgen dat jongeren minder snel opnieuw in de fout gaan maximumscore 3 De reclassering • richt zich op hulp aan verdachten (in een vroegtijdig stadium) en exgedetineerden • doet onderzoek en geeft voorlichting over de persoon van de verdachte ten behoeve van de officier van justitie / rechtbank • houdt zich bezig met het voorbereiden en begeleiden van de uitvoering van taakstraffen maximumscore 2 Voorbeeld van een goed antwoord: • Criminaliteit is door de wet strafbaar gesteld gedrag • Wat vroeger ‘kattenkwaad’ (een ouderwetse vechtpartij of een steen door de ruit) was, wordt nu in de rechtszaal formeel bestraft. (‘Criminaliteit is relatief’ betekent dat in verschillende tijden (en op verschillende plaatsen) ander gedrag wel en niet strafbaar is gesteld)
HA-1034-a-10-1-c
10
1
1
1 1 1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 239
Vraag
22
Antwoord
Scores
maximumscore 4 Voorbeelden van een juist antwoord: − Ik ben voor een landelijke registratie: het nadeel dat deze registratie ten koste gaat van een stuk privacy van kind en ouders, weegt niet op tegen het voordeel dat overheid en hulpinstanties vroegtijdig kunnen reageren op ongunstige signalen, zodat veel criminaliteit kan worden voorkomen en bestreden. Deze rechtshandhaving is een van de doelen van de rechtsstaat. Het andere doel, de rechtsbescherming (het beschermen van burgers tegen machtsmisbruik van de overheid) vind ik hier van minder belang, omdat de maatregel op lange termijn alleen maar in het belang van kind en ouders is. −
Ik ben tegen een landelijke registratie: het nadeel van zo’n systeem is dat (ook) zo veel gegevens van veelal onschuldige jongeren vast worden gelegd. Hiermee perkt de overheid de persoonlijke vrijheid (privacy) / rechtsbescherming van de burger te veel in / het landelijk dossier kan ook te gemakkelijk voor andere doelen worden gebruikt door overheidsinstanties. Het voordeel dat er ongetwijfeld ook veel jeugdcriminaliteit zal worden voorkomen, en zo de rechtshandhaving bevorderd wordt, weegt niet op tegen de rechtsbescherming: het gaat immers (slechts) om een eventueel afglijden naar toekomstige criminaliteit.
voor het noemen van een relevant voordeel voor het noemen van een relevant nadeel voor een juiste toepassing van het dilemma bij de afweging 23
1 1 2
maximumscore 2 • De confessionelen gaan uit van het principe van de gespreide verantwoordelijkheid: het betrekken van het maatschappelijk middenveld (gezin, school, zorginstanties) bij de criminaliteitsbestrijding door de overheid • Mogelijke verwijzingen naar de tekst (één van de volgende): − De Verwijsindex Risicojongeren, waarin mensen uit het maatschappelijk middenveld (leraar, agent, arts of hulpverlener) een belangrijke verantwoordelijkheid hebben (zien welke zorgcontacten een kind heeft gehad). − Het groeiende aantal ondertoezichtstellingen dat bedoeld is om de kinderen in een ‘betere’ maatschappelijke omgeving (voogd van jeugdzorg) te plaatsen (waar normen en waarden beter kunnen worden overgedragen).
HA-1034-a-10-1-c
11
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 240
Vraag
24
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste vragen met juiste voorbeelden zijn: − Hoe zijn de normen en waarden met betrekking tot strafbaar gedrag veranderd? / Welke opvattingen bestaan er over de vraag wat crimineel gedrag is (en wat ‘kattenkwaad’)? Voorbeeld gegeven uit tekst 7: “Een ouderwetse vechtpartij tussen twee klasgenootjes … in de rechtszaal!” (regels 15-17) −
Welke waarden botsen bij de verschillende oplossingen voor jeugdcriminaliteit? / Wat is de juiste verhouding tussen rechtshandhaving en rechtsbescherming? Voorbeeld gegeven uit tekst 7: “De controlebehoefte die justitie in haar greep heeft …” (regels 50-51)
−
Welke opvattingen bestaan er over de juiste rol van de overheid? Voorbeeld gegeven uit tekst 7: Moet de overheid greep krijgen op ontsporende kinderen? (regels 4-5) / een kinderdossier aanleggen? (regels 61-63) / Onbenulligheden als een steen door de ruit gooien, is zonde van de tijd van politie en justitie. (regels 22-24)
voor een juiste vraag voor een bijpassend voorbeeld
1 1
Opgave 3 Politieke besluitvorming: Einde aan het gedoogbeleid? 25
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Het garanderen van de openbare orde en veiligheid. “… het moet cannabisgebruikers afschermen van het criminele circuit van handel in harddrugs.” (regels 9-12) / “… aanvullende eisen stellen aan coffeeshops om overlast voor de omgeving te voorkomen.” (regels 19-22) / “Als een coffeeshop de regels overtreedt, worden eigenaars en exploitanten bestuurlijk ... en/of strafrechtelijk aangepakt.” (regels 22-26) • De zorg voor volksgezondheid. “Dit moet voorkomen dat cannabisgebruikers in aanraking komen met ... harddrugs; en moet daarmee de lichamelijke en psychische risico’s en schade voor de gebruiker beperken.” (regels 4-9)
1
1
Opmerking Alleen een punt toekennen voor een juiste hoofdtaak met een juiste verwijzing naar de tekst.
HA-1034-a-10-1-c
12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 241
Vraag
26
27
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • Het opportuniteitsbeginsel • Het opportuniteitsbeginsel houdt in dat het Openbaar Ministerie kan afzien van vervolging van strafbare feiten als daarmee een hoger algemeen maatschappelijk belang wordt gediend, in dit geval de volksgezondheid (scheiding van hard- en softdrugsmarkten) / de openbare orde (het afhouden van softdrugsgebruikers van het criminele circuit) maximumscore 2 • In de invoerfase • Buurtbewoners hebben bezwaarschriften tegen de aanvraag voor verlenging van de vergunning bij de gemeente. Je kunt deze bezwaarschriften beschouwen als invoer van een eis voor een nieuwe beleidsmaatregel, namelijk de afwijzing van de aanvraag
1
1
1
1
of • •
28
In de feedbackfase Het bestaan van de coffeeshop is eerder al goedgekeurd door de gemeente. Nu reageert de buurt op dit besluit door bezwaarschriften in te dienen
maximumscore 2 • Voordeel via een politieke partij: een politieke partij probeert zelf macht te verwerven. Als dit gelukt (is) kan de politieke partij deze macht direct aanwenden om het beleid in de gewenste richting te veranderen / politieke partijen hebben directe toegang tot partijgenoten die macht bekleden • Voordeel via een pressiegroep: een pressiegroep hoeft niet, zoals een politieke partij, zich bezig te houden met alle beleidsterreinen / hoeft niet alle belangen tegen elkaar af te wegen / hoeft geen compromissen te sluiten. Een buurtcomité hoeft alleen de belangen van de buurtbewoners te behartigen / een pressiegroep kan buurtbewoners mobiliseren ongeacht hun partijpolitieke voorkeur zonder daardoor in partijpolitiek vaarwater terecht te komen
HA-1034-a-10-1-c
13
1
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 242
Vraag
29
Antwoord
maximumscore 3 Voorbeeld van een juist antwoord is: − CDA: christendemocratische stroming / confessionele stroming − VVD: liberale stroming − ChristenUnie: christenorthodoxe stroming / confessionele stroming − SGP: christenorthodoxe stroming / confessionele stroming − SP: socialistische stroming Indien Indien Indien Indien
30
Scores
vijf politieke stromingen juist vier politieke stromingen juist twee of drie politieke stromingen juist één of geen politieke stroming juist
3 2 1 0
maximumscore 4 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: • (Een proef met) het legaliseren van softdrugs is te benoemen als een progressief standpunt, want gericht op maatschappelijke verandering / want meer vrijheid van het individu op het gebied van waarden, normen en moraal / Afschaffen van het gedoogbeleid is te benoemen als progressief: ter bescherming van kwetsbare groepen in de samenleving en gericht op meer sociale gelijkheid • Afschaffen van het gedoogbeleid / een meer repressief optreden van de overheid is te benoemen als conservatief: gericht op behoud van traditionele waarden en normen / waarden als gezag en orde / normen en goede zeden van de samenleving gaan boven de vrijheid van het individu
2
2
Opmerking Alleen twee punten toekennen voor een juist standpunt met bijbehorende waarde. 31
32
maximumscore 2 • De VVD moet eerst nog discussiëren over het standpunt van de partij. Ze moeten de voors en tegens van verschillende opvattingen nog tegen elkaar afwegen • Hiermee vervult zij de aggregatiefunctie (het tegen elkaar afwegen en bij elkaar brengen van wensen, eisen en belangen)
1 1
maximumscore 1 Volgens het legaliteitsbeginsel kan een burger alleen bestraft worden voor gedrag dat in de wet verboden is. Opmerking Voor het noemen van de juiste naam met de juiste betekenis wordt een punt toegekend.
HA-1034-a-10-1-c
14
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 243
Vraag
33
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Nederland heeft een stelsel van evenredige vertegenwoordiging. In dit stelsel is de kans klein dat een partij de meerderheid haalt. Daarom zal er samenwerking met andere partijen gezocht moeten worden • Een regeerakkoord (waarin politieke partijen zich bereid verklaren met elkaar een regering te vormen en de hoofdlijnen afspreken van het beleid dat die regering moet voeren) vergemakkelijkt een duurzame samenwerking (voor de tijd van vier jaar)
34
maximumscore 1 Het regeerakkoord is een compromis tussen de wensen van de coalitiepartners. Een coalitiepartner (zoals de PvdA in deze opgave) zal in ruil voor ‘weggegeven’ standpunten, de steun van anderen voor eigen standpunten op andere terreinen verwerven / regeringsinvloed verkrijgen. / Een coalitiepartner probeert vaak (als niet de volledige wens gerealiseerd kan worden) ten minste een deel binnen te halen.
35
maximumscore 4 • De situatie wordt als ongewenst ervaren door een groot aantal mensen en/of sleutelfiguren • Eén van de volgende verwijzingen naar de tekst: − “Op lokaal niveau klinkt de roep om de verkoop via coffeeshops in te perken veelvuldig, luid en duidelijk.” (regels 56-58) − Burgemeesters geven aan dat veel gemeentes overlast ondervinden. / Er wordt een oproep gedaan een topontmoeting te organiseren van bestuurders. (regels 75-87) • • − −
− − −
HA-1034-a-10-1-c
De negatief beoordeelde situatie roept hevige emoties op of komt vaak voor Eén van de volgende verwijzingen naar de tekst: Burgemeesters geven aan dat veel gemeentes last hebben van coffeeshops. (regels 75-87) De Rotterdamse wethouder Schrijer laat duidelijk zijn afkeer blijken van het te makkelijk verkrijgbaar zijn van softdrugs en het gemak waarmee een kwart van de jongeren iedere dag gebruikt! (regels 56-68) Juist het gebruik van kinderen in zwakkere wijken is “een enorm probleem”. (regels 69-74) “Het drugstoerisme … waren hun ‘boven het hoofd gegroeid’.” (regels 84-87) “Dat incident lijkt slechts een ‘zoveelste irritatie’ …” (regels 88-89)
15
1
1
1 1
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 244
Vraag
36
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • Intergouvernementele samenwerking is internationale samenwerking tussen (soevereine) lidstaten, waarbij de lidstaten hun zeggenschap houden / zelf beslissen hoever deze samenwerking gaat • Op het beleidsterrein van justitie is gekozen voor intergouvernementele samenwerking / Het intergouvernementele karakter blijkt uit het gegeven dat het mogelijk is voor Nederland om eigen wetten / beleid te maken voor coffeeshops / dat het justitieel beleid van Nederland niet ondergeschikt is aan Europees beleid
1
1
Opmerking Het antwoord ‘supranationale samenwerking’ met een uitleg, moet fout worden gerekend.
5 Inzenden scores Verwerk de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per school in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 7 juni naar Cito.
6 Bronvermeldingen tekst 1
naar: Justine Pardoen – Mijn kind online, gepubliceerd op: http://www.weetwatjeziet.nl/? p=Nieuws&nieuws=1 132#Nieuwe_onderwijscampagne_over_mediawijsheid
tekst 2
regels 1-13
naar: http://www.weetwatjeziet.nl
regels 14-32
naar: http://www.webdetective.nl
regels 33-65
naar: http:/www.medialessen.nl
tekst 3
naar: http://www.minocw.nl/mediawijsheid/1180/Veilig-mediagebruik.html
tekst 4
naar: Secondant, februari 2009
tekst 5
naar: Rinke Bok; http://www.nvo.nl/509.htm, december 2008
tekst 6
naar: http://www.justitie.nl/onderwerpen/jeugd/jeugdcriminaliteit/actiepunten/
tekst 7
naar: NRC Handelsblad, 4 oktober 2008
tekst 8
naar: de site van het ministerie van Justitie: www.justitie.nl
tekst 9
naar: Eindhovens Dagblad, 1 oktober 2008
tekst 10
naar: de Volkskrant, 27 oktober 2008
tekst 11
naar: de Volkskrant, 14 november 2008
HA-1034-a-10-1-c HA-1034-a-10-1-c*
16
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 245
Correctievoorschrift HAVO
2010 tijdvak 2
maatschappijwetenschappen maatschappijleer
tevens oud programma
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regel 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO-09.0313, 31 maart 2009, zie www.examenblad.nl). Deze regeling blijft ook na het aantreden van het College voor Examens van kracht. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.
HA-1034-a-10-2-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 246
4 5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de Regeling beoordeling centraal examen van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;
HA-1034-a-10-2-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 247
4
5
6 7
8 9
3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal punten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht.
3 Vakspecifieke regel Voor dit examen kunnen maximaal 83 scorepunten worden behaald.
HA-1034-a-10-2-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 248
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend.
Opgave 1 Massamedia: de invloed van gaming 1
maximumscore 1 framing/mediaframe
2
maximumscore 3 • de cultivatietheorie • Volgens deze theorie zullen mensen die veel naar bepaalde soorten programma’s kijken of bepaalde games spelen, • worden beïnvloed in het beeld dat zij van de werkelijkheid hebben. De realiteit zoals die in gewelddadige games wordt voorgesteld, wijkt af van de alledaagse werkelijkheid
3
maximumscore 2 • sociale functie: “Spelers ontmoeten elkaar op het internet via online games … en komen samen op zogenaamde LAN-party’s”, beschrijft Pleysier. “Zo onstaat een hele nieuwe vorm van sociale netwerken.” (regels 26-31) • educatieve (en informatieve) functie: “Ze scherpen de coördinatie aan, bevorderen de talenkennis en leren jongeren omgaan met het uitvoeren van verschillende taken op hetzelfde moment”, (regels 37-41)
1 1
1
1
1
Opmerking Alleen voor een juiste functie met een juist citaat wordt een punt toegekend.
Opgave 2 Massamedia: Vernieuwing van de publieke omroep? 4
maximumscore 3 − Socialisten: VARA − Liberalen: AVRO − Protestanten: NCRV/VPRO (niet goed: EO) − Katholieken: KRO Indien Indien Indien Indien
HA-1034-a-10-2-c
vier omroepen juist drie omroepen juist twee omroepen juist minder dan twee juist
3 2 1 0
4
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 249
Vraag
Antwoord
Scores
5
maximumscore 2 individualisering “… dat mensen steeds minder geneigd zijn zich ergens bij aan te sluiten.” (regels 31-33)
6
maximumscore 4 Voorbeeld van een goed antwoord: • De TROS richtte zich (niet op een traditionele achterban, maar) op “het Nederlandse gezin”. Haar doel was niet een diepere boodschap brengen voor de mensen van één van de zuilen, maar haar uitzendingen moesten een breed publiek aanspreken. Daarom bracht de TROS programma’s met veel amusement en weinig diepgang • De TROS had met haar programma’s groot succes, ook bij de kijkers afkomstig van de traditionele achterban van de zuilen. Hierdoor voelden de andere omroepverenigingen zich bedreigd. Zij zagen zich genoodzaakt de TROS na te volgen en brachten ook algemenere, lichtvoetigere programma’s: de zuilen ontzuilden
7
maximumscore 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn (één van de volgende): − de opkomst en toenemende concurrentie van de commerciële omroepen − de toegenomen onderlinge concurrentie (vooral ten gevolge van de komst van TROS en Veronica en vanwege de bepaling in de Omroepwet die zendtijd bindt aan het aantal leden) − het toegenomen consumentisme onder het publiek
8
B
9
maximumscore 2 Voorbeelden van kleuring (twee van de volgende): Er wordt een andere indruk gegeven van wat belangrijk is of welke interpretatie gegeven moet worden door: − een andere selectie van beelden. − beelden in een andere volgorde te zetten. − andere informatiebronnen te gebruiken (meer of minder eenzijdig). − andere sprekers/woordvoerders uit te nodigen (die het onderwerp van verschillende kant belichten). − het onderwerp vanuit een bepaald perspectief (frame) te benaderen (bijvoorbeeld vanuit een human-impactframe, moraliteitsframe, conflictframe). − de keuze van muziek / toevoeging van special effects en dergelijke. per juiste manier van kleuring
HA-1034-a-10-2-c
2
2
1
5
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 250
Vraag
10
Antwoord
Scores
maximumscore 4 Voorbeelden van juiste argumenten met citaat zijn (twee van de volgende): − PowNed richt zich op de ‘netwerkgeneratie’ en onderscheidt zich daarmee van de bestaande omroepen. Hiermee voldoet PowNed aan de eis van een eigen identiteit: “PowNed is bedoeld voor wat wij de netwerkgeneratie noemen.” (regels 30-31) Met toetreding levert PowNed een bijdrage aan het uitgangspunt van pluriformiteit van het publieke bestel. − Volgens PowNed is het huidige bestel te links en hier wil het zo nodig een tegenwicht aan bieden. Hiermee voldoet PowNed aan de eis van een eigen identiteit: “PowNed mag dan geen politieke voorkeur hebben, wij gaan straks wat graag op het links geslepen brilletje van Hilversum staan. Een dergelijk geluid ontbreekt op dit moment in Hilversum.” (regels 18-23) / “Met PowNed zul je erachter komen dat je rechterspeaker ook geluid maakt.” (regels 26-28) Met toetreding levert PowNed een bijdrage aan het uitgangspunt van pluriformiteit van het publieke bestel. − PowNed wil verbindingen maken tussen oude en nieuwe media, waardoor burgers beter de mogelijkheid hebben deel te nemen aan het publieke debat: “... door MEE te doen op een forum of weblog.”(regels 53-54) Met toetreding levert PowNed een bijdrage aan het uitgangspunt van democratie van het publieke bestel. − PowNed wil iets betekenen voor mensen die zich willen informeren, wat een voorwaarde is voor politieke meningsvorming: “Wij maken PowNed voor mensen, geïnteresseerd in nieuws en opinie.” (regels 65-66) Met toetreding levert PowNed een bijdrage aan het uitgangspunt van democratie van het publieke bestel. − PowNed wil mensen politiek mobiliseren om actief aan de politiek mee te doen: “Ook wil de zender zich actief mengen in de politiek … om politiek actief te worden.” (regels 75-80) Met toetreding levert PowNed een bijdrage aan het uitgangspunt van democratie van het publieke bestel. per juist argument met uitgangspunt én citaat
HA-1034-a-10-2-c
6
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 251
Vraag
Antwoord
Scores
11
maximumscore 2 Technologische convergentie betekent dat voorheen van elkaar gescheiden soorten media met elkaar verbonden raken en tegelijkertijd gebruikt worden. Een gemiste televisie-uitzending zien mensen tegenwoordig volgens PowNed via internetsites als Uitzending Gemist of GeenStijl: ict en televisie zijn hier verbonden / PowNed streeft innovatieve oplossingen na die de verbinding maken tussen de doelgroep en de verschillende media.
12
maximumscore 2 Twee van de volgende journalistieke (kwaliteits)normen: − Het scheiden van feiten en meningen. − Het controleren van de informatie door ook andere bronnen te raadplegen. − Het toepassen van hoor en wederhoor. per juiste journalistieke (kwaliteits)norm
1
Opgave 3 Politieke besluitvorming: Geen bont meer in Nederland? 13
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste kenmerken zijn (twee van de volgende): − Het aantal zetels dat een partij behaalt, is evenredig aan het op die partij uitgebrachte aantal stemmen. − Er zitten relatief veel partijen in de Tweede Kamer, waarbij geen enkele partij de meerderheid heeft. − Kleine partijen behalen zetels in de volksvertegenwoordiging (indien zij de kiesdeler halen). − Ons stelsel kent geen kiesdrempel (want het evenredigheidsbeginsel geldt ook voor de partijen met het kleinst aantal behaalde zetels). per juist kenmerk
1
14
maximumscore 1 recht van initiatief
15
maximumscore 2 In dit geval wordt voor deze ene kwestie naar een tijdelijke samenwerking gezocht tussen partijen die samen een meerderheid hebben. Voor de meeste wetsvoorstellen (die afkomstig zijn van de regering, overeenkomstig het regeerakkoord) bestaat een vaste Kamermeerderheid van de coalitiepartijen (coalitie van Tweede Kamerfracties die zich gebonden hebben aan het regeerakkoord).
HA-1034-a-10-2-c
7
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 252
Vraag
Antwoord
Scores
16
maximumscore 1 rentmeesterschap
17
maximumscore 2 Aggregatiefunctie: het tegen elkaar afwegen en bij elkaar brengen van wensen, eisen en belangen en daarbij tot een keuze komen.
18
maximumscore 3 − PvdA: sociaaldemocratische stroming − GroenLinks: ecologische stroming / sociaaldemocratische stroming − D66: sociaalliberalisme − Partij voor de Dieren: ecologische stroming − PVV: liberalisme / populisme Indien Indien Indien Indien
19
20
vijf partijen juist vier partijen juist drie partijen juist twee of minder partijen juist
3 2 1 0
maximumscore 2 Voorbeeld van een goed antwoord: • De VVD vindt dat de overheid meer oog moet hebben voor de belangen van het bedrijfsleven / De VVD is voor een vrij ondernemerschap (een pelsdierhouder moet niet beperkt worden in zijn economische activiteiten / de economische activiteiten van een pelsdierhouderij moeten niet beperkt worden) / De VVD wil financiële zekerheid voor de pelsdierhouder, waaronder een goede financiële compensatie om de bedrijfsactiviteit te kunnen verleggen • De VVD is namelijk voor de vrije markteconomie; daarin past in principe zo min mogelijk overheidsingrijpen (een totaal verbod is wel heel ingrijpend) maximumscore 3 • De eerste barrière, het (h)erkennen van het probleem is al genomen: al sinds de jaren negentig is een discussie gaande over het verbod op de pelsdierhouderij • De tweede barrière, de toekenning van een hoge prioriteit aan het probleem als politiek probleem is genomen: er is een Kamerdebat gevoerd en een Kamerbesluit gevallen op 26 mei 2009 • De derde barrière, de besluitvorming, is nog niet geheel genomen: de Eerste Kamer hoeft niet akkoord te gaan met een verbod (zonder financiële compensatie)
1
1
1
1
1
Opmerking Alleen voor een juiste barrière in combinatie met een juist gegeven uit de tekst mag een punt toegekend worden.
HA-1034-a-10-2-c
8
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 253
Vraag
21
Antwoord
Scores
maximumscore 3 Voorbeelden van een goede argumentatie zijn: − De dierenactivisten zijn ‘niet uit op eigen voordeel’, maar komen op voor het ideaal van het dierenwelzijn / handelen volgens hun geweten. In dit opzicht is deze actie een voorbeeld van burgerlijke ongehoorzaamheid. − Er is weliswaar ‘geen geweld’ tegen personen gebruikt, maar volledig geweldloos zijn de acties ook niet want er zijn eigendommen vernietigd of verwijderd. In dit opzicht is deze actie geen voorbeeld van burgerlijke ongehoorzaamheid. − De activisten overtreden niet ‘openlijk de wet’: weliswaar heeft het Dieren Bevrijdings Front de verantwoordelijkheid opgeëist voor de actie, maar de activisten hebben zich kennelijk niet laten arresteren / de politie zegt niet te weten wie er achter de actie zit. In dit opzicht is deze actie geen voorbeeld van burgerlijke ongehoorzaamheid. per voorwaarde met juiste argumentatie
22
23
1
maximumscore 4 • Vraag: Behoren ze wel of niet tot het establishment? ‘Wakker Dier’ is een erkend goed doel en probeert een diervriendelijk beleid te stimuleren. ‘Respect voor Dieren’ (daarentegen) zet zich veel meer af tegen het establishment. Deze organisatie ziet bijvoorbeeld geen heil in dierenwelzijnsmaatregelen. Bevrijdingsacties worden niet afgewezen en ‘Respect voor Dieren’ distantieert zich niet van ondergrondse dierenrechten- en dierenbevrijdingsgroepen • Vraag: Zijn ze professioneel georganiseerd en geïnstitutionaliseerd? ‘Wakker Dier’ is professioneler georganiseerd/geïnstitutionaliseerd: het is de grootste dierenbeschermingsorganisatie gericht op het afschaffen van de bio-industrie, hetgeen structuur en organisatie veronderstelt. Dit blijkt uit het gegeven dat de organisatie de beschikking heeft over voorlichters en rechtsdeskundigen, die ingehuurd kunnen worden door verschillende sectoren in de maatschappij. ‘Respect voor Dieren’ (daarentegen) is veel losser georganiseerd: ‘Respect voor Dieren’ is een netwerkorganisatie zonder hiërarchie; iedere activist heeft evenveel zeggenschap / heeft geen betaalde medewerkers, wel hardwerkende activisten
2
2
maximumscore 1 de Raad van de Europese Unie / (voorheen) Raad van Ministers
HA-1034-a-10-2-c
9
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 254
Vraag
Antwoord
Scores
24
maximumscore 2 Voorbeelden van een goed antwoord zijn (één van de volgende): − Het streven is de instelling van een gemeenschappelijke markt, met een vrij verkeer van ondermeer goederen (waaronder zeehondenbont). Hierin past niet dat een land als Canada wél met het ene lidstaat handel kan voeren, maar niet met het andere. − Wanneer zeehondenbont in de ene lidstaat (waar geen handelsverbod geldt) ingevoerd zou worden, zou het volgens de regels van de gemeenschappelijke markt vervolgens wel naar een andere lidstaat (waar het verbod wel geldt) doorgevoerd mogen worden.
25
maximumscore 4 Twee van de volgende benaderingswijzen: Politiek-juridische benaderingswijze: Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): − Welke regelgeving is door de overheid ontwikkeld? Er is nog geen verbod op de pelsdierhouderij. / Er is wel in Europees verband een verbod op zeehondenbont. − Wat is het huidige beleid ten aanzien van de pelsdierhouderij? / Welk beleid wordt voorgestaan door betrokken politieke partijen en groeperingen? Het huidige beleid is de productie van nertsbont over te laten aan de vrije markt. / Een meerderheid van de politieke partijen in de Tweede Kamer wil nu een verbod op pelsdierhouderij zonder, en een minderheid van de partijen mét financiële compensatie. − Welke mogelijkheden hebben betrokken groepen om het overheidsbeleid te beïnvloeden? Gebruik wordt gemaakt van bijvoorbeeld: lobbyen (voor- en tegenstanders), mobiliseren publieke opinie (vooren tegenstanders), gebruikmaken van wetenschappelijk (opinie)onderzoek (voor- en tegenstanders), acties (Dieren Bevrijdings Front, Respect voor Dieren), voorlichting (Wakker Dier), naar de rechter stappen (Wakker Dier) − Welke politiek-ideologische visies zijn te herkennen in het huidige of gewenste beleid? Confessionelen benadrukken het rentmeesterschap én de steun aan het midden- en kleinbedrijf / liberalen benadrukken de vrije markteconomie / de ecologische stromingen benadrukken duurzaamheid. − Hoe verhoudt de regelgeving van de EU zich tot die van Nederland? In tekst 8 is te lezen dat een verbod op zeehondenbont nog formeel goedgekeurd moet worden door alle lidstaten van de EU.
HA-1034-a-10-2-c
10
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 255
Vraag
Antwoord
Scores
Sociaal-economische benaderingswijze: Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): − Welke groepen zijn betrokken bij de politieke strijd om het verbieden van de pelsdierhouderij en welke belangen vertegenwoordigen zij? Pelsdierfokkers en milieugroepen. − Welke economische en maatschappelijke gevolgen heeft een verbod? Gesproken wordt over de financiële kosten bij een eventueel schadeloosstellen van de pelsdierhouderij. / Gesproken wordt over de economische gevolgen voor de bedrijfstak van de pelsdierhouderij. Sociaal-culturele benaderingswijze: Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): − Van welke conflicterende waarden is sprake? Dierenwelzijn staat hier tegenover vrij ondernemerschap. − Welke visies of normatieve uitgangspunten zijn te herkennen in de opvattingen van betrokken partijen en groepen? Confessionelen benadrukken het rentmeesterschap én de steun aan het midden- en kleinbedrijf. / Liberalen benadrukken de vrije markteconomie. / De ecologische stroming benadrukt de duurzaamheid. Voor een benaderingswijze met de juiste vraag Voor een juist antwoord op grond van de informatie in het bronnenboekje
1 1
Opgave 4 Slachtoffers van criminaliteit 26
maximumscore 2 Juiste kenmerken van rechtsregels zijn (twee van de volgende): − Rechtsregels worden gesteld en gehandhaafd door de overheid. − Rechtsregels gelden voor iedereen. − Rechtsregels gaan voor andere regels en normen. per juist kenmerk
27
1
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste instanties zijn (twee van de volgende): − de politie − Bureau Slachtofferhulp − blijf-van-mijn-lijfhuis − het Juridisch Loket / (voorheen) Bureau voor Rechtshulp − Meldpunt Discriminatie per juiste instantie
HA-1034-a-10-2-c
1
11
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 256
Vraag
28
29
30
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste redenen zijn (twee van de volgende): − Vervolging is niet in het algemeen belang (capaciteitsproblemen kunnen tot andere prioriteitstelling nopen) / toepassen van het opportuniteitsbeginsel. − De verdachte voldoet aan de voorwaarde tot het betalen van een geldbedrag of schadevergoeding: er is sprake van een transactie. − De negatieve gevolgen van een veroordeling wegen zwaarder dan het belang van vervolging. − De officier van justitie verwacht dat een flinke waarschuwing bij ‘first offenders’ afdoende zal helpen. per juiste reden
1
maximumscore 2 • Leiden van het opsporingsonderzoek / de opsporing van strafbare feiten • Doen uitvoeren van opgelegde strafvonnissen / toezicht houden op de uitvoering van strafvonnissen
1
maximumscore 3 Voorbeeld van een juiste beschrijving: • Van nog geen derde van alle gewelddelicten wordt aangifte gedaan bij de politie, terwijl van ongeveer de helft van diefstaldelicten aangifte wordt gedaan Voorbeelden van juiste verklaringen: • Bij diefstaldelicten is het verkrijgen van een bewijs voor de verzekering een belangrijke reden om het delict bij de politie aan te geven • Bij gewelddelicten speelt de angst voor de dader mogelijk een rol om het delict niet aan te geven
31
maximumscore 4 − Leeftijd: • Ja, de categorie jongeren tussen 12 en 24 jaar is duidelijk oververtegenwoordigd bij de daders van gewelddelicten • De leeftijdscategorieën 12-17 en 18-24 zijn ook bij slachtoffers van de gewelddelicten oververtegenwoordigd (zie figuur 3) − Geslacht: • Ja, criminaliteit/geweldcriminaliteit wordt vooral gepleegd door mannen • Wat betreft slachtoffers van criminaliteit, zijn mannen vaker slachtoffer van gewelddelicten dan vrouwen (zie tekst 11)
HA-1034-a-10-2-c
12
1
1
1 1
1 1 1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 257
Vraag
Antwoord
Scores
32
maximumscore 2 Voorbeeld van een juiste verklaring is: In de genoemde buurten is weinig sociale cohesie. De mensen in deze buurten leven langs elkaar heen, zijn minder op elkaar betrokken of voelen zich minder verantwoordelijk voor elkaar. Door deze geringere sociale cohesie zal er minder sociale controle zijn. Dit verhoogt de kans op criminaliteit (en kans op slachtofferschap).
33
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste verklaringen zijn (twee van de volgende): − Demografie: toename van de bevolking over de periode 1980-2004. − Delicten worden vaker aangegeven bij de politie. − De politie heeft van meer aangegeven delicten een proces-verbaal opgemaakt. − In de periode 1980-2004 is het aantal regels en wetten die overtreden kunnen worden (bijvoorbeeld identificatieplicht, computercriminaliteit) toegenomen. − Er is sprake van selectief opsporingsbeleid: criminaliteit waar de politie veel aandacht aan besteedt, zal ook vaker worden geconstateerd. − De politie werkt effectiever. / De politie heeft moderne hulpmiddelen en komt bijgevolg meer delicten op het spoor. per juiste verklaring
34
35
1
maximumscore 3 Een straf beoogt: • Generale preventie: potentiële daders worden afgeschrikt door de (hoogte van de) straf • Speciale preventie: door de straf wordt een veroordeelde afgeschrikt om nogmaals een misdrijf te plegen • Resocialisatie/heropvoeding: de sanctie beoogt mede de terugkeer van de gedetineerde in de maatschappij te bevorderen / een taakstraf als leerstraf; iemand die “ervan geleerd heeft”, zal minder snel recidiveren
1 1
1
maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn (één van de volgende): − Het slachtoffer heeft spreekrecht (in bepaalde ernstige gevallen) waarbij het slachtoffer mag vertellen welke gevolgen het strafbare feit voor hem of haar gehad heeft. − Het slachtoffer kan de hoedanigheid van benadeelde toegekend krijgen (kan zich als “benadeelde partij” voegen.) De rechter kan bijvoorbeeld de veroordeelde schadevergoeding opleggen en/of de vordering daartoe van het slachtoffer toewijzen.
HA-1034-a-10-2-c
13
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 258
Vraag
36
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn (één van de volgende): − Het CDA benadrukt het belang van samenwerking tussen school, gezin, maatschappelijk middenveld en overheid bij het voorkomen van criminaliteit. − Burgers, maatschappelijke organisaties en overheid moeten een bijdrage leveren aan de bevordering van waarden en normen, met name het respect opbrengen voor anderen. − Gespreide verantwoordelijkheid betekent het delen van verantwoordelijkheid voor een veilige samenleving.
5 Inzenden scores Verwerk de scores van alle kandidaten per school in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 25 juni naar Cito.
6 Bronvermeldingen tekst 1
naar: Jan Martynowski, 8 februari 2008 http://www.gva.be/games/nieuws/gewelddadige-
tekst 2
naar: Jonathan Maas, Trouw van 1 april 2009 http://www.trouw.nl/nieuws/nederland/
computergames-hebben-geen-effect-op-jongeren.aspx article2068620.ece/Bestel_schreeuwt_om_profilering_.html tekst 3
naar: http://www.powned.nl/
figuur 1
bron: Cito
tekst 4
naar: Kim van Keken, de Volkskrant van 10 oktober 2008
tekst 5
naar: de Telegraaf en nrc.next van 27 mei 2009
tekst 6
naar: Limburgs Dagblad van 28 maart 2008
tekst 7a
naar: http://www.wakkerdier.nl/
tekst 7b
naar: http://www.respectvoordieren.nl/
tekst 8
naar: nrc.next van 6 mei 2009
tekst 9, 10, 11
naar: Karin Wittebrood, Slachtoffers van criminaliteit, Sociaal en Cultureel Planbureau,
en 12
Den Haag, april 2006
tabel 1
naar: Karin Wittebrood, Slachtoffers van criminaliteit, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, april 2006
figuur 2 en 3
naar: Karin Wittebrood, Slachtoffers van criminaliteit, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, april 2006
HA-1034-a-10-2-c HA-1034-a-10-2-c*
14
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 259
Correctievoorschrift HAVO
2009 tijdvak 1
maatschappijwetenschappen maatschappijleer
tevens oud programma
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO-02-806 van 17 juni 2002 en bekendgemaakt in Uitleg Gele katern nr 18 van 31 juli 2002). Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door de CEVO.
923-1034-a-HA-1-c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 260
4 5
De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;
923-1034-a-HA-1-c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 261
4
5
6 7
8 9
3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal punten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht.
3 Vakspecifieke regel Voor dit examen kunnen maximaal 77 scorepunten worden behaald.
923-1034-a-HA-1-c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 262
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend.
Opgave 1 Criminaliteit: rol van beveiligingsbedrijven 1
2
maximumscore 3 Voorbeelden van een politietaak die wel mag worden uitgevoerd (één van de volgende): − toezicht in het publieke domein − bescherming veiligheid of goederen van burgers en bedrijven/instanties − hulpverlening voor een juiste taak
1
Specifieke taken van de politie die niet door particuliere beveiligers mogen worden overgenomen: • opsporing van strafbare feiten • handhaving van de openbare orde
1 1
maximumscore 4 Voorbeelden van juiste materiële gevolgen zijn (twee van de volgende): − Het grote aantal agenten kost de belastingbetaler/overheid veel geld. − Particuliere beveiliging brengt kosten met zich mee voor bedrijven, particulieren en overheid. − de financiële schade die criminaliteit veroorzaakt / verlies van goederen of schade aan goederen − indirect: hogere verzekeringspremies voor de burgers per juist voorbeeld
1
Voorbeelden van juiste immateriële gevolgen zijn (twee van de volgende): − gevoelens van onveiligheid − ontstaan van angst − aantasting van het rechtsgevoel − ontstaan van psychisch letsel per juist voorbeeld
923-1034-a-HA-1-c
1
4
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 263
Vraag
Antwoord
Scores
3
maximumscore 2 Voorbeelden van een juiste verklaring zijn (één van de volgende): − In de media krijgen ernstige delicten/geweldsmisdrijven veel aandacht. Dit wekt de suggestie dat ernstige delicten veel voorkomen. Die vertekening leidt ertoe dat de onveiligheidsgevoelens sterker zijn dan op grond van de cijfers zou worden verwacht. − Uit onderzoek blijkt een samenhang tussen beleving van of bezorgdheid over criminaliteit/veiligheid en het kijken naar televisie en het lezen van kranten met (sensationeel) nieuws over ernstige criminaliteit. Mensen die veel televisieprogramma’s zien of nieuws lezen over zware criminaliteit, voelen zich onveiliger dan mensen die dat niet of minder doen.
4
maximumscore 1 Niet alle strafbare feiten komen ter kennis van de politie. / Niet iedereen doet aangifte van een misdrijf bij de politie.
5
maximumscore 4 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − De welvaart is sterk toegenomen. Daardoor zijn er meer zaken zijn die de moeite waard zijn om te hebben. Er zijn meer spullen om te stelen. − Ontkerkelijking of de verminderde betekenis van een traditionele levensbeschouwing. Daardoor is het norm- en waardenbesef veranderd ten aanzien van ‘mijn’ en ‘dijn’. Iets stelen of vernielen wordt niet zo erg gevonden. − Het verlies aan traditionele gezagsverhoudingen binnen gezinnen en scholen heeft mede geleid tot een veranderend norm- en waardenbesef ten aanzien van ‘mijn’ en ‘dijn’. Iets stelen of vernielen wordt niet zo erg gevonden. − Toegenomen alcohol- en drugsgebruik waardoor gebruikers/ verslaafden stelen om aan geld te komen / Veel alcolholgebruik of alcoholmisbruik gaat vaak gepaard met vernielingen of geweldsmisdrijven. − Meer vrije tijd waardoor bepaalde groepen / jongeren zich vervelen, wat kan leiden tot bijvoorbeeld vandalisme. − Toename van spanningen in gezinnen / meer opvoedingsproblemen waardoor meer jongeren ontvankelijk zijn voor crimineel gedrag. − Toename van werkloosheid, armoede en uitsluiting van bepaalde allochtone groepen. Voorbeeld van een mogelijk verband: armoede/werkloosheid en discriminatie zijn een belemmering om maatschappelijk vooruit te komen en succesvol te zijn. Mensen kunnen daardoor gefrustreerd raken wat zich kan uiten in vandalisme of ander afwijkend gedrag. / Mensen zullen dan eerder niet-legitieme middelen kiezen en afwijkend gedrag vertonen zoals het plegen van (winkel)diefstal. per juist voorbeeld van maatschappelijke ontwikkeling met toelichting
923-1034-a-HA-1-c
5
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 264
Vraag
6
Antwoord
Scores
maximumscore 1 geweldsmonopolie
Opgave 2 Criminaliteit: de opvoedpolitiek van het kabinet Balkeneinde IV 7
maximumscore 2 • Deze overheidsmaatregel kan in strijd zijn met de rechtsbescherming van de burger / het recht van burgers op privacy Uitleg: • Rechtsbescherming houdt in dat de burger door het recht beschermd wordt tegen de overheid. Deze maatregel van Rouvoet is daarmee in strijd want hij geeft de overheid het recht om gegevens te verzamelen over de persoonlijke levenssfeer van burgers
8
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): − Door in te zien dat de overheid in gezinssituaties moet kunnen ingrijpen, is de ChristenUnie / minister Rouvoet bereid om een ideologisch beginsel/uitgangspunt los te laten, namelijk het vasthouden aan het gezag van de ouders (kenmerk pragmatisme). − De harde werkelijkheid van probleemjongeren doet minister Rouvoet inzien dat een politieke keuze gemaakt moet worden op grond van gezond verstand. / dat men moet kiezen voor een praktisch haalbare oplossing (kenmerk pragmatisme).
9
maximumscore 2 − preventieve maatregelen − Het gaat om het nemen van maatregelen die gericht zijn op onder andere het helpen van het kind, de ouders en de school. / die gericht zijn op het verbeteren van de omstandigheden waarin het kind opgroeit. Dit zijn maatregelen om criminaliteit te voorkomen.
1
1
Opmerking Alleen 2 punten toekennen als zowel het eerste deel als het tweede deel van het antwoord juist is. 10
11
maximumscore 2 Voorbeelden van juisten antwoorden zijn: • beveiliging van een wijk of gebied • handhaving van de rechtsorde
1 1
maximumscore 1 het legaliteitsbeginsel
923-1034-a-HA-1-c
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 265
Vraag
12
13
Antwoord
Scores
maximumscore 4 Beschrijving bindingstheorie: • Jongeren zullen zich door goede relaties met ouders, familie en vriendenkring en door participatie op school, in het werk en in vrijetijdsverenigingen op positieve wijze binden aan de maatschappij / maatschappelijke verbanden. / Door hechte relaties met ouders, familie en vriendenkring en door participatie op school, in het werk en in vrijetijdsverenigingen, zullen jongeren zich de heersende waarden en normen eigen maken. Een dergelijke sterke maatschappelijke binding remt neigingen tot crimineel gedrag, omdat men dan een en ander kan verliezen wat men niet wil verliezen Voorbeeld van een juiste uitleg van aansluiting beleidsprogramma bij de bindingstheorie is: • Het beleidsprogramma ‘Aanpak Jeugdcriminaliteit’ heeft het over het zorgen voor aansluiting van jongeren bij de samenleving alsook een goede nazorg na verblijf in een justitiële inrichting. Om de kans op herhaling van crimineel gedrag van jongeren te verkleinen, is het noodzakelijk dat jongeren op school zitten of werk hebben, positief hun vrije tijd besteden en goede contacten met gezinsleden hebben. Dit zijn voorbeelden van het versterken van een maatschappelijke binding maximumscore 2 • de wetgevende macht en voorbeeld van juist citaat (één van de volgende): − “Het kabinet bereidt een wetsvoorstel voor dat gemeenten in staat moet stellen sneller te reageren op overlast veroorzakende jongeren (door bijvoorbeeld een gebieds- of contact verbod op te leggen).” (regels 22-27) − “Voor jongeren die strafbare feiten hebben gepleegd, wordt door de minister van Justitie een beleidsprogramma ‘Aanpak Jeugdcriminaliteit’ opgesteld.” (regels 28-32) de uitvoerende macht en voorbeeld van juist citaat (één van de volgende): − “Bij jongeren die … strafbare feiten hebben gepleegd, zijn politie en justitie aan zet.” (regels 18-22) − “Een goede nazorg na verblijf in een justitiële jeugdinrichting is …” (regels 43-46) − “Er dient een naadloze overdracht plaats te vinden tussen justitiële organisaties en lokale organisaties met heldere afspraken: ...” (regels 46-49) ook goed: − “Voor jongeren die strafbare feiten hebben gepleegd, wordt door de minister van Justitie een beleidsprogramma ‘Aanpak Jeugdcriminaliteit’ opgesteld.” (regels 28-32)
2
2
1
•
923-1034-a-HA-1-c
7
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 266
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 3 Politieke besluitvorming: Nederland en Europa ten strijde tegen overgewicht 14
maximumscore 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn (één van de volgende): − deskundigheid/kennis − formele bevoegdheid
15
maximumscore 6 Drie van de vijf onderstaande antwoorden. − •
Voorwaarde 1 De situatie wordt als ongewenst ervaren door deskundigen, adviesorganen, maatschappelijke organisaties (politieke partijen, groepen van burgers) Voorbeeld van juiste verwijzingen uit tekst 4 (één van de volgende): − De RVZ vindt dat het kabinet onvoldoende doet om de toenemende vetzucht in Nederland aan te pakken. (regels 1-11) − De directeur-generaal van het ministerie van Volksgezondheid noemt het probleem een epidemie en een sluipmoordenaar. (regels 16-20). per juist voorbeeld van voorwaarde 1
1
− Voorwaarde 2 • Het probleem komt veel voor Voorbeeld van juiste verwijzingen uit tekst 4 (één van de volgende): − “Vetzucht neemt in Nederland epidemische vormen aan, zegt directeurgeneraal … ” (regels 12-14) − De cijfers van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu in de regels 21-29. per juist voorbeeld van voorwaarde 2
923-1034-a-HA-1-c
8
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 267
Vraag
Antwoord
Scores
− Voorwaarde 3 • Het probleem roept emoties op Voorbeeld van juiste verwijzingen uit tekst 4 (één van de volgende): − “Voorzitter Floris Sanders kwalificeert de overheidsaanpak vandaag in het maandblad M als ‘teleurstellend, inconsistent en veel te afwachtend’.” (regels 7-11) − De directeur-generaal van het ministerie van Volksgezondheid noemt het probleem een epidemie en een sluipmoordenaar. (regels 16-17) − “Vetzucht neemt in Nederland epidemische vormen aan”, zegt directeur-generaal Hans de Goeij van het ministerie van Volksgezondheid. (regels 12-13) − “Als dit zo doorgaat, komt er voor het eerst in de geschiedenis een generatie die haar eigen kinderen overleeft”, zegt directeur-generaal Hans de Goeij van het ministerie van Volksgezondheid. (regels 17-20) per juist voorbeeld van voorwaarde 3
1
1
− •
Voorwaarde 4 Het probleem wordt als veranderbaar/oplosbaar beschouwd door de overheid Voorbeeld van juiste verwijzing uit tekst 4 (één van de volgende): − De oproep van RVZ aan het kabinet om meer te doen aan het probleem, veronderstelt dat het probleem oplosbaar is. (regels 1-3) − “Voorzitter Floris Sanders kwalificeert de overheidsaanpak vandaag in het maandblad M als ‘teleurstellend, inconsistent en veel te afwachtend’.” (regels 7-11) per juist voorbeeld van voorwaarde 4
1
− Voorwaarde 5 • Het probleem is langs enkele poortwachters gekomen Voorbeeld van juiste verwijzingen uit tekst 4 (één van de volgende): − De voorzitter van belangrijk adviesorgaan (regels 1-11) en een hoge ambtenaar (regels 12-20) spreken zich erover uit. − Het probleem heeft de krant gehaald zoals blijkt uit publicatie in NRC Handelsblad (bron van tekst 4).
16
1
1
per juist voorbeeld van voorwaarde 5
1
maximumscore 2 • College van Burgemeester en Wethouders (B&W) is verantwoordelijk voor het ontwikkelen en uitvoeren van beleid • De gemeenteraad besluit over de beleidsvoorstellen
1 1
923-1034-a-HA-1-c
9
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 268
Vraag
Antwoord
Scores
17
maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn (één van de volgende): − Uitgangspunt is de gespreide verantwoordelijkheid bij de inrichting van de samenleving: in samenwerking met organisaties en instellingen uit het maatschappelijke middenveld wil de overheid het probleem van het overgewicht aanpakken. − Uitgangspunt is het idee van de verantwoordelijke samenleving: vanuit dit idee dragen ook de verschillende organisaties en instellingen uit het maatschappelijke middenveld hun steentje bij aan de bevordering van de volksgezondheid.
18
D
19
maximumscore 2 • Omgevingsfactoren die het Nederlandse beleid bevorderen (één van de volgende): − de voorstellen van de Europese Commissie (regels 1-6) − Scholen erkennen nu hun verantwoordelijkheid (regels 64-68) • − −
20
D
21
B
923-1034-a-HA-1-c
Omgevingsfactoren die het Nederlandse beleid bemoeilijken (één van de volgende): economische factor/ontwikkeling: toename van een aantrekkelijk aanbod van goedkoop ongezond voedsel (regels 31-33) technologische factor/ontwikkeling: als gevolg van automatisering bewegen mensen steeds minder op het werk (regels 33-36)
10
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 269
Vraag
22
Antwoord
Scores
maximumscore 4 Twee van de volgende benaderingswijzen: Politiek-juridische benaderingswijze Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): − Wat zal het beleid van de Europese Unie zijn om overgewicht aan te pakken? De regels 45-52/56 geven informatie over deze vraag. − Hoe verhoudt zich de regelgeving van de EU tot die van Nederland? De regels 56-63 geven informatie over deze vraag. Sociaal-economische benaderingswijze Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): − Wat zijn de maatschappelijke/economische gevolgen van obesitas? De regels 10-14/19 geven informatie over deze vraag. − Wat zijn de financiële/economische kosten van overgewicht voor EU/ Nederland/ de samenleving? De regels 20-23/25 geven informatie over deze vraag. − Wat zijn de maatschappelijke oorzaken van overgewicht? De regels 28-37/39 geven informatie over deze vraag. Sociaal-culturele benaderingswijze Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): − Welke waarde wordt bedreigd door obesitas? De regels 10-14 geven informatie over deze vraag. − Wie behoort verantwoordelijkheid te dragen bij de bestrijding van overgewicht? / Wat is de visie op de rol van de overheid? De regels 60-69 geven informatie over deze vraag. − Welke socialisator speelt een belangrijke rol bij de bestrijding van overgewicht? De regels 64-69 geven informatie over deze vraag. Veranderings- en of vergelijkende benaderingswijze Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): − Hoe ernstig is het probleem van overgewicht in andere EU-landen? Afbeelding 1 geeft antwoord op deze vraag. − Is het probleem volgens bewoners van de lidstaten vanaf 2002 groter geworden? Afbeelding 1 geeft antwoord op deze vraag. voor een benaderingswijze met de juiste vraag en verwijzing naar de juiste regels en/of afbeelding (indien benaderingswijze met de juiste vragen zijn genoemd)
1 1
Opgave 4 De invloed van tv-reclame 23
B
24
C
923-1034-a-HA-1-c
11
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 270
Vraag
Antwoord
Scores
25
B
26
maximumscore 1 Voorbeeld van een juiste verklaring: Jetix is een commerciële zender: reclame is de belangrijkste inkomstenbron. / Als Jetix bepaalde reclames gaat weren, dan zullen de inkomsten van de zender dalen.
27
maximumscore 3 • Het referentiekader is het geheel van kennis, ervaring, normen en waarden van een persoon Voorbeeld van een juiste uitleg is: • Het referentiekader van kinderen is anders dan dat van volwassenen. Kinderen hebben minder kennis en ervaring dan volwassenen en nog niet die normen en waarden die volwassenen hebben. Kinderen weten bijvoorbeeld niet of beseffen onvoldoende dat reclame bedoeld is om de verkoop van producten te vergroten en dat snoep ongezond is. Daardoor zijn jonge kinderen gevoeliger voor reclameboodschappen dan volwassenen
28
29
maximumscore 3 • de socialiserende functie • Er is sprake van het overdragen van waarden, opvattingen/houdingen. Kinderen die meer naar reclame kijken, hebben vaker een materialistische levenshouding. Deze kinderen hechten meer waarde aan geld en het kopen van producten (regels 32-37). Dit kan worden opgevat als een voorbeeld van de socialiserende functie
1
2
1
2
maximumscore 2 De cultivatietheorie: volgens deze theorie is de aandacht vooral gericht op effecten die zich voordoen als men vaak naar dezelfde soort van beelden/programma’s kijkt. Het beeld dat de televisieprogramma’s weergeven komt niet overeen met de werkelijkheid. De kijkers ontwikkelen als het ware een ‘vervormd’ beeld van de werkelijkheid. / Kijkers die veel kijken naar reclame met rolbevestigende beelden zullen het idee krijgen dat deze rolpatronen zo horen. De kijkers ontwikkelen een verkeerd beeld van de werkelijkheid. De werkelijkheid is echter anders/gedifferentieerder dan de reclame laat zien.
923-1034-a-HA-1-c
12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 271
Vraag
Antwoord
Scores
30
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: Wat kinderen oppikken van de reclame en hoe zijn reclameboodschappen interpreteren (selectieve perceptie), hangt af van de waarden, normen, opvattingen/kennis, (referentiekader) die de kinderen hebben overgenomen van hun ouders en/of sociale omgeving. Als die stereotiepe beelden van mannen en vrouwen in de reclame niet overeenkomen met waarden, normen, ervaring van de kinderen die naar reclame kijken dan hebben die boodschappen/beelden weinig of geen waarde/betekenis voor deze kinderen.
31
maximumscore 1 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): − de vrije markteconomie (economische vrijheid) − eigen verantwoordelijkheid van instellingen − grote terughoudendheid om op dit terrein bevoegdheden te geven aan de overheid
32
maximumscore 2 • Marktsegmentering is het verschijnsel dat aanbieders zich richten op een specifieke doelgroep, die slechts een deel (segment) is van de hele markt • De zender Jetix richt zich speciaal op kinderen
33
1 1
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste argumenten van voorstanders van commerciële zenders zijn (twee van de volgende): − Het programma-aanbod van commerciële zenders is afgestemd op de behoeften van de markt / Commerciële zenders zenden programma’s uit waar veel mensen naar willen kijken (luisteren). − Er is meer differentiatie in het aanbod van zenders en programma’s / Er zijn meer keuzemogelijkheden voor het publiek gekomen. − De bedrijven / De adverteerders hebben door de komst van commerciële zenders meer mogelijkheden gekregen om reclame te maken voor hun producten. − De aanwezigheid van commerciële zenders kost de overheid / de belastingbetaler geen geld. − Er zijn meer financiële mogelijkheden om Nederlandse programma’s te maken. per juist argument
923-1034-a-HA-1-c
1
13
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 272
Vraag
34
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste argumenten van critici van commerciële zenders zijn (twee van de volgende): − verschraling van het programma-aanbod: relatief veel verstrooiing en oppervlakkige programma’s − kleine maatschappelijke groepen / etnische minderheden krijgen weinig aandacht in televisieprogramma’s − Er zijn minder of geen diepgaande programma’s of programma’s over ‘moeilijke’ onderwerpen. − Media dienen een belangrijke informerende functie te hebben zoals educatie / het signaleren van misstanden in de samenleving / spreekbuis voor burgers en groeperingen / betekenis van betrouwbare informatie voor de politieke besluitvorming/voor de democratie. Deze functie wordt niet of minder vervuld door commerciële zenders. − storende onderbreking van programma’s door reclame per juist argument
923-1034-a-HA-1-c
1
14
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 273
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 5 Massamedia: rechtbankverslaggeving 35
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − informatiefunctie De media (Vrij Nederland, Nova, Het Parool) geven informatie over een belangrijk strafproces / geven standpunten van Holleeder (regels 4-10). / De media berichten over rechtzaken (regels 42-45). − onderzoeksfunctie De media gaan op zoek naar informatie vooral als het OM zelf weinig informatie naar buiten brengt (regels 58-60). − opiniërende functie De media geven uitlatingen weer onder andere die van Holleeder (regels 4-10), de uitlating van de rechtbank (regels 11-14) / de mening van persadvocaat Otto Volgenant (regels 25-39) of rechtbankverslaggever Taco Slagter (regels 40-60). Hiermee kan het publiek zich een mening vormen. − controlerende functie Door achtergrondinformatie te geven over belangrijke rechtszaken of door informatie van verdachten/OM/de politie te publiceren, kunnen de media misstanden in de rechtsgang of tekortkomingen in het functioneren van OM/rechters aantonen. (regels 4-10 of regels 31-34 of regels 35-39) ook goed: − spreekbuisfunctie Media als Vrij Nederland, Nova en Het Parool geven informatie door van Holleeder, aan een ieder die er kennis van wil nemen of waardoor eisen/wensen op de publieke of politieke agenda kunnen komen. per juiste functie en toelichting
36
1
maximumscore 2 Twee van de volgende antwoorden: − majesteitsschennis − uitlatingen die aanzetten tot discriminatie − uitlatingen die aanzetten tot haat − uitlatingen die beledigend zijn − uitlatingen die een gevaar opleveren voor de openbare orde − uitlatingen die een gevaar opleveren voor de nationale veiligheid − uitlatingen die in strijd zijn met de openbare zeden − uitlatingen die staats- of bedrijfsgeheimen bevatten − uitlatingen die aanzetten tot het plegen van een misdrijf per juist antwoord
923-1034-a-HA-1-c
1
15
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 274
Vraag
37
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste journalistieke normen/regels zijn (twee van de volgende): − bewust zijn van keuze van onderwerp, woordgebruik, beeld / zoveel mogelijk onbevooroordeeld te werk gaan − hoor en wederhoor toepassen / belichting van verschillende kanten − meerdere van elkaar onafhankelijke bronnen gebruiken / eenzijdigheid voorkomen − scheiden van feiten en meningen per juiste journalistieke norm/regel
1
5 Inzenden scores Verwerk de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per school in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 3 juni naar Cito.
6 Bronvermeldingen tekst 1
Hugo Arlman, Maandblad M van NRC Handelsblad van 7 juli 2007
tekst 2
Antoinette Reerink, NRC Handelsblad van 4 juli 2007
tekst 3
Programma voor Jeugd en Gezin 2007-2011: Alle kansen voor alle kinderen, mr. A. Rouvoet, minister van Jeugd en Gezin, Kamerstuk van 28 juni 2007
tekst 4
NRC Handelsblad van 2 juli 2005
tekst 5
Preventienota ‘Kiezen voor gezond leven’, Kamerstuk van 6 oktober 2006, website Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
tekst 6
Carlijne Vos, de Volkskrant van 25 mei 2007
tekst 7
Ahmet Olgun, NRC.Next van 30 mei 2007
afbeelding 1
NRC.Next van 30 mei 2007
tekst 8
Raymond Krul, NRC.Next van 28 februari 2007
tekst 9
www.teleac.nl/ van 27 december 2007
tekst 10
reclamewereld.blog.nl van 8 september 2008
tekst 11
nl.wikipedia.org/wiki/Jetix van 16 december 2007
tekst 12
Jacqueline Wesselius, www.villamedia.nl/ van 25 oktober 2007
923-1034-a-HA-1-c 923-1034-a-HA-1-c*
16
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 275
Correctievoorschrift HAVO
2008 tijdvak 1
maatschappijleer
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO-02-806 van 17 juni 2002 en bekendgemaakt in Uitleg Gele katern nr 18 van 31 juli 2002). Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door de CEVO.
800023-1-067c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 276
4 5
De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord; 3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn.
800023-1-067c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 277
4
5
6 7
8 9
Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal punten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.
NB Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht.
3 Vakspecifieke regel Voor dit examen kunnen maximaal 80 scorepunten worden behaald.
800023-1-067c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 278
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend.
Opgave 1
1
Politieke besluitvorming: leeftijdsgrens alcohol omhoog naar 18 jaar?
maximumscore 1 Eén van de volgende taken: − wetgevende taak − het nemen van wettelijke maatregelen om een maatschappelijk/politiek probleem aan te pakken
− −
Ook goed: beleidsvoorbereidende taak voorbereiden van een wetsvoorstel
2
maximumscore 2 het handhaven van de openbare orde en veiligheid
3
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste beïnvloedingsmogelijkheden zijn (twee van de volgende): − lobbyen bij / overleggen met ambtenaren / Kamerleden / bewindslieden − beïnvloeden van de publieke opinie door middel van tegeninformatie − gebruikmaken van inspraakmogelijkheden / inspreken op hoorzittingen − inschakelen van (wetenschappelijke) onderzoekers voor het uitbrengen van rapporten die de beoogde effecten van het beleid van de minister in twijfel trekken per juiste mogelijkheid
4
1
maximumscore 2 Twee van de volgende kenmerken: − Ze hebben een permanent karakter. / Ze hebben een lange levensduur. − Ze hebben een professionele organisatie. / Ze zijn hecht georganiseerd en geïnstitutionaliseerd. − Ze behoren tot het establishment. per juist kenmerk
800023-1-067c
1
4
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 279
Vraag
5
Antwoord
Scores
maximumscore 3 Drie van de volgende antwoorden: Voorwaarde 1 − De situatie wordt als ongewenst ervaren door een groot aantal mensen en/of maatschappelijke organisaties dan wel erkende onderzoeksinstituten. Toelichting: het Trimbos-instituut somt een groot aantal negatieve gevolgen van alcoholgebruik op (tekst 2). / het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) noemt het alcoholgebruik zorgwekkend (tekst 3). Voorwaarde 2 − Het probleem komt veel voor. Toelichting: in de leeftijdscategorie van 10 tot 20 jaar heeft één op de drie jongens en één op de tien meisjes een drankprobleem (tekst 3). Voorwaarde 3 − Het probleem roept emoties en/of gevaren op. Toelichting: Nederlandse jongeren worden “de grootste zuipschuiten van Europa” genoemd (tekst 1) / “de ontwikkeling van alcoholgebruik onder jongeren is zorgwekkend” (tekst 3). Voorwaarde 4 − het probleem is langs de poortwachters gekomen. Toelichting: de media berichten over het probleem (de teksten 1 tot 3 komen van verschillende media). Voorwaarde 5 − Er is ruimte op de politieke agenda. / Er wordt prioriteit aan gegeven door politici en beleidsmakers. Toelichting: de minister komt met voorstellen (tekst 1). Voorwaarde 6 − Het probleem wordt als veranderbaar/oplosbaar beschouwd. Toelichting: de minister komt met plannen om te proberen het probleem op te lossen (tekst 1). / Door voorlichting kunnen jongeren bewust gemaakt worden van de schadelijke effecten van alcoholgebruik (tekst 2). Opmerking Alleen een punt toekennen voor een juiste voorwaarde met een juiste toelichting.
6
maximumscore 1 Voorbeelden van een juist antwoord zijn (één van de volgende): − Het kabinet / de minister komt met wetsvoorstellen, maar deze moeten worden goedgekeurd door de volksvertegenwoordiging (hier de Tweede Kamer). − Het kabinet / de minister heeft de steun van de meerderheid van de volksvertegenwoordiging (hier de Tweede Kamer) nodig voor zijn of haar beleid.
800023-1-067c
5
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 280
Vraag
Antwoord
Scores
7
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): − De minister is van de VVD. De VVD is een liberale partij, en daarmee voorstander van persoonlijke vrijheid. / Een liberaal is in het algemeen tegen het beperken van de individuele vrijheid. − De minister is van de VVD. Een liberaal vindt de eigen verantwoordelijkheid van de burger erg belangrijk en is zeer terughoudend als het gaat om ingrijpen van de overheid in de persoonlijke levenssfeer van de burger.
8
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Meestal steunen de regeringspartijen / de coalitiepartijen (die met elkaar het kabinet hebben gevormd en in de Tweede Kamer de meerderheid hebben) het kabinet / een minister bij wetsvoorstellen • De steun is gebaseerd op (afspraken die hebben geleid tot) het regeerakkoord tussen de coalitiepartijen. / Deze steun is gebaseerd op het politiek vertrouwen van de coalitiepartijen in het kabinet
9
10
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Het EU-lidmaatschap van Nederland. / Het standpunt van de Europese Commissie met betrekking tot de accijnzen • Het standpunt van de Europese Commissie verhindert de minister een voorstel tot het invoeren van een minimumprijs van accijns op drank te doen. / Het standpunt van de Europese Commissie is een beslissende factor in het Nederlandse overheidsbeleid ten aanzien van minimumprijzen voor alcoholhoudende dranken (zie de regels 20-27 van tekst 5) maximumscore 3 • Nationaal niveau: het Rijk / de rijksoverheid: het betreft hier een brief van de minister aan de Tweede Kamer • Europees niveau: de Europese Unie: in de regels 20-27 gaat het om de mening van de Europese Commissie en haar bevoegdheid om een klachtenprocedure te beginnen • Lokaal niveau: de gemeente: in de regels 45-48 wordt verwezen naar een plicht van de burgemeesters en gemeentelijke vergunningen
1
1
1
1
1
1 1
Opmerking Alleen een punt toekennen voor de juiste bestuurslaag met een juiste verwijzing naar de tekst.
800023-1-067c
6
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 281
Vraag
11
Antwoord
Scores
maximumscore 4 − (de veranderings- en) vergelijkende benaderingswijze − de sociaal-culturele benaderingswijze − de sociaal-economische benaderingswijze Indien drie benaderingswijzen juist zijn
1
Vergelijkende benaderingswijze: Een voorbeeld van een juiste vraag met bijbehorend citaat: Hoe is het alcoholgebruik van jongeren in vergelijkbare andere landen? “Nederlandse jongeren zijn de grootste drinkers van Europa … blijkt uit cijfers van het European School Project on Alcohol & Drugs.” (regels 1-8) Indien de vraag met bijbehorend citaat juist is
1
Sociaal-culturele benaderingswijze: Een voorbeeld van een juiste vraag met bijbehorend citaat: Welke rol speelt cultuur/opvoeding bij de verklaring van het drankgebruik onder jongeren? “Wat Nederland van die andere landen onderscheidt, is een libertaire cultuur met een bijbehorende opvoedingsstijl.” (regels 32-35) / “Ze (ouders) vinden het moeilijk grenzen te stellen.” (regels 40-41). Indien de vraag met bijbehorend citaat juist is
1
Sociaal-economische benaderingswijze: Voorbeelden van juiste vragen met bijbehorend citaat zijn (één van de volgende): − Wat zijn maatschappelijk-economische oorzaken van het probleem? “In Nederland is drank goedkoop, terwijl jongeren veel geld hebben.” (regels 25-27) − Wat is de rol van de drankenindustrie bij het ontstaan van het probleem? “De afgelopen vijf tot tien jaar heeft de drankenindustrie zich specifiek op jongere scholieren gericht, vooral door de introductie van mixdrankjes.” (regels 56-60) Indien de vraag met bijbehorend citaat juist is 12
1
maximumscore 1 Eén van de volgende: − het harmoniseren van het economisch beleid van de lidstaten − het garanderen van eerlijke concurrentie tussen (het bedrijfsleven in) de lidstaten
800023-1-067c
7
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 282
Vraag
13
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • Een taak van de Europese Commissie is het nemen van initiatief bij de regelgeving: in dit geval over de minimumaccijnzen • Een andere taak is er op toezien dat de genomen besluiten worden uitgevoerd
1 1
Opgave 2 Criminaliteit: de identificatieplicht, zinvol? 14
maximumscore 2 • Legaliteitsbeginsel: men kan alleen vervolgd worden voor het gedrag dat bij wet strafbaar is gesteld. / De politie en justitie zijn gebonden aan de regels van recht en wet Voorbeelden van juiste toepassingen zijn (één van de volgende): − In de wet staat dat er een identificatieplicht is; dat het de politie is toegestaan om een identiteitscontrole uit te voeren (onder bepaalde voorwaarden) en welke sanctie er staat op overtreding van de wet. − Volgens tekst 8 mag volgens de wet alleen identiteitscontrole plaatsvinden bij dreigend geweld, in uitgaansgebieden of in situaties waar ordeverstoringen dreigen. Voor een juiste toepassing
1
1
15
maximumscore 2 De bescherming van de burger tegen (mogelijke) willekeur van de overheid / de staat.
16
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): − Bij de beslissing om wel of niet te vervolgen, houdt het OM rekening met het algemeen belang. − Het OM ziet af van vervolging omdat het geval niet kan leiden tot een veroordeling. − Het OM ziet af van vervolging omdat het strafbare feit maatschappelijk niet zo bezwaarlijk wordt gevonden. − Het OM ziet af van vervolging omdat capaciteitsproblemen nopen tot een andere prioriteitstelling.
17
maximumscore 2 • bij de sector kanton van een rechtbank (bij de kantonrechter) • omdat het een overtreding betreft
1 1
maximumscore 2 • het opsporen van misdrijven en overtredingen / leiding geven aan het opsporingsonderzoek • het doen uitvoeren van door de rechter opgelegde vonnissen
1 1
18
800023-1-067c
8
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 283
Vraag
19
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • (Algemene) preventie • door het vooruitzicht kans te lopen op een boete van 50 euro bij overtreding, verwacht de overheid dat de burgers een geldig identiteitsbewijs bij zich zullen hebben / omdat burgers geen boete willen oplopen, zullen zij een geldig legitimatiebewijs bij zich dragen
1
1
Opmerking Niet juist: vergelding. Dit is meer een doel van straffen voor misdrijven; het gaat hier om een overtreding met een boete van beperkte omvang. 20
maximumscore 4 • Argument voor het ‘ja’-antwoord Uit tekst 11: het blijkt dat bedelaars, zwervers het meest getroffen worden door deze wet. Bedelaars en zwervers behoren tot de lagere sociaal-economische klasse. Sociaal milieu speelt kennelijk een rol bij de kans op controle door de politie. (kenmerk klassenjustitie) •
Argument voor het ‘nee’-antwoord Er is geen indicatie dat allochtonen een grotere kans lopen gecontroleerd te worden door de politie. Er is zelfs sprake van ‘opvallende terughoudendheid’ bij het aanspreken van allochtonen (regels 52-53 van tekst 10). Veel allochtonen behoren tot de lagere sociale klasse. Het sociale milieu blijkt geen rol te spelen bij de kans op controle.
2
2
(Van klassenjustitie is sprake wanneer gelijke zaken verschillend worden behandeld vanwege sociaal-economische kenmerken van de dader. Het gaat dan om zaken als sociale afkomst / sociaal milieu. Het gaat bij klassenjustititie om persoonsgerichte selectiviteit.) 21
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste argumenten zijn (één van de volgende): − De identificatieplicht zal geen bijdrage leveren aan de gewenste veiligheid, maar maakt wel inbreuk op privacy van burgers. − De wet zal voor bepaalde categorieën van burgers slecht uitvallen. Er is kans op discriminatie voor jongeren en mensen in een zwakke maatschappelijke positie. − De wet is geen geschikt middel om de criminaliteit te bestrijden, maar tast wel de rechten van de burgers aan.
800023-1-067c
9
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 284
Vraag
22
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste argumenten zijn (één van de volgende): − Het toezien op de naleving van wetten / het opsporen en bestraffen van overtreders vormt één van de kerntaken van de overheid. De identificatieplicht is daartoe een geschikt middel. − Criminaliteit is een inbreuk op de rechtsorde en de identificatieplicht is een manier om criminaliteit efficiënter te bestrijden. − Criminaliteitsbestrijding/terrorismebestrijding is belangrijker dan bescherming van de privacy.
Opgave 3 Spotprent overval 23
maximumscore 1 Voorbeeld van een juist antwoord (één van de volgende) is: − Ja, politiestatistieken bestaan uit gegevens van delicten die ter kennis van de politie zijn gekomen. De politiestatistieken geven een tamelijk betrouwbaar/goed beeld van het aantal keren dat dit soort overvallen gepleegd wordt. In het geval van een portemonneediefstal met geweld is de kans groot dat het slachtoffer aangifte doet bij de politie. (Uit Veiligheidsmonitor Rijk 2006, paragraaf 5.2.1: “Uit de Veiligheidsmonitor blijkt dat er duidelijke verschillen bestaan in de mate waarin voorvallen worden gemeld bij de politie. Dit varieert in 2006 van minder dan 1 op de 8 voor seksuele delicten tot meer dan drie kwart voor (poging tot) inbraak en autodiefstal. Ook diefstallen uit de auto, zakkenrollerij/portemoneediefstal met geweld (…) werden relatief veel gemeld.”) − Nee, politiestatistieken bestaan uit gegevens van delicten die ter kennis van de politie zijn gekomen. Niet alle slachtoffers van een dergelijk misdrijf doen melding of aangifte bij de politie (redenen o.a.: helpt niet, angst voor de daders) (Uit Veiligheidsmonitor Rijk 2006: bijna 75% van zakkenrollerij en portemonneediefstal met geweld is gemeld bij de politie.)
24
maximumscore 1 Voorbeeld van een juist antwoord is: Ja, bij slachtofferenquêtes worden burgers/respondenten gevraagd of zij het afgelopen jaar het slachtoffer zijn geworden van een misdrijf. Als een burger in de steekproef zit dan zal hij/zij weinig schroom ervaren om melding te maken van een dergelijk misdrijf. Daarom zal de betrouwbaarheid van slachtofferenquêtes – mede gezien de omvang van de steekproef – ten aanzien van dit soort overvallen groot zijn.
800023-1-067c
10
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 285
Vraag
Antwoord
Scores
25
maximumscore 1 Voorbeeld van een juist antwoord is: Nee, bij enquêtes onder daders wordt burgers gevraagd of zij zich het afgelopen jaar schuldig hebben gemaakt aan een of meer misdrijven of overtredingen. Van zware delicten is het bekend dat daders ze vaak niet vermelden in dit soort enquêtes. Een portemoneediefstal met geweld is een zwaar delict en zal dus relatief minder vaak in deze statistiek voorkomen. Daardoor komen deze gegevens niet volledig overeen met de werkelijkheid / zijn ze minder betrouwbaar.
26
maximumscore 2 Schadevergoeding: • Schadefonds Geweldsmisdrijven
1
Immaterieel: • Eén van de volgende: − Bureau voor Slachtofferhulp − Organisatie van slachtoffers voor onderlinge hulp (Deze organisaties steunen ook slachtoffers om schade vergoed te krijgen.)
1
Opgave 4 Massamedia: zelfcensuur door TMF en MTV? 27
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: Een subcultuur is een levensstijl van een groep mensen die waarden en normen alsmede symbolen ontlenen aan de dominante cultuur, maar daar gedeeltelijk duidelijk van afwijken.
28
maximumscore 3 Voorbeeld van een juist antwoord is: Volgens de cultivatietheorie zullen jongeren die veelvuldig en gedurende een lange periode beelden met een zelfde soort van ‘boodschappen’ zien (in dit geval die jongeren die alleen de clips op MTV en TMF zien), beïnvloed worden in hun beeld op de werkelijkheid. De ‘televisierealiteit’ zoals die in de clips voortdurend wordt voorgeschoteld (vrouwen zijn een gebruiksvoorwerp) vervangt de echte werkelijkheid.
800023-1-067c
11
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 286
Vraag
29
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Uitgangspunten van de fracties van CDA, ChristenUnie en SGP (twee van de volgende): − De overheid deelt de verantwoordelijkheid met maatschappelijke groepen. / De overheid is dienstbaar aan gemeenschappen als gezin en school. (gespreide verantwoordelijkheid) − Gezin als hoeksteen van de samenleving. − Verantwoordelijke samenleving: maatschappelijke organisaties hebben een taak bij de opvoeding. − Nadruk op het belang van waarden en normen als condities van het samenleven. (Bijbel als leidraad of inspiratiebron) per juist uitgangspunt
1
30
maximumscore 1 het recht op de vrijheid van meningsuiting (artikel 7 Grondwet)
31
maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn (twee van de volgende): uitlatingen die: − aanzetten tot haat − aanzetten tot discriminatie − een gevaar opleveren voor de openbare orde of nationale veiligheid − beledigend zijn − opruiend zijn − als smaad op te vatten zijn − majesteitsschennis bevatten 1
per juist antwoord 32
maximumscore 3 • de socialiserende functie Voorbeeld van een juiste toelichting: • Muziekzenders als TMF en MTV dragen waarden en normen, manieren van gedrag over. De muziekclips tonen gedrag van mannen waarbij vrouwen als gebruiksvoorwerp behandeld worden / laten niet of onvoldoende zien hoe jongens respectvol met de andere sekse dienen om te gaan
800023-1-067c
12
1
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 287
Vraag
33
34
Antwoord
Scores
maximumscore 4 • Feedback: reactie van de lezers op verzoek van NRC Handelsblad / reacties van Valkenburg en De Haan in tekst 13 • Medium: internet / e-mail • Ontvanger: één van de lezers van de e-mails/internetgebruikers / redactie NRC Handelsblad (is ook ontvanger van de e-mails) • Zender: weblog van NRC Handelsblad (nrc.nl) / weblog van Dijsselbloem / de internetgebruikers (zijn ook zenders: sturen e-mails)
1 1 1 1
maximumscore 3 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): − Welke boodschap opgepikt wordt en hoe die boodschap geïnterpreteerd wordt (selectieve perceptie) / welk televisieprogramma bekeken wordt en hoe serieus dat genomen wordt, hangt af van het referentiekader van de ontvanger; dat wil zeggen: de tijdens de opvoeding bijgebrachte normen en waarden bepalen wat wordt bekeken en hoe deze boodschap wordt ontvangen en geïnterpreteerd. Dus de opvoeding thuis speelt bij dit alles een grote rol. − Het referentiekader van de ontvanger vormt een barrière voor de beïnvloeding door de zender. Als een jongere ‘goed opgevoed’ is; dat wil zeggen: zich bepaalde normen en waarden eigen heeft gemaakt (het referentiekader), zal hij of zij die boodschap op haar waarde weten te schatten en niet klakkeloos meegaan met die boodschap (selectieve perceptie).
Opgave 5 Massamedia: lezen jongeren nog kranten? 35
A
36
maximumscore 1 Iedere krant heeft een redactiestatuut.
37
maximumscore 1 De redactie is verantwoordelijk voor de inhoud van de krant en de directie is verantwoordelijk voor de financieel-economische zaken (bedrijfsvoering en advertenties). Opmerking Alleen een punt toekennen wanneer beide verantwoordelijkheden juist zijn.
800023-1-067c
13
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 288
Vraag
38
Antwoord
Scores
maximumscore 3 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (drie van de volgende): − betrouwbare/gecheckte informatie − diepgang/achtergrondartikelen en analyses − duidelijke scheiding feiten en meningen − aandacht voor maatschappelijke en (internationaal) politieke onderwerpen − hoor en wederhoor − nadruk op inhoud (in plaats van op uiterlijk en vorm) per juist kenmerk
39
1
maximumscore 2 democratische besluitvorming Voorbeelden van juiste argumenten zijn (één van de volgende): − In een democratie dienen burgers op de hoogte te zijn van het functioneren van overheid, politieke partijen en politici. − Het is belangrijk voor de publieke opinie. − Burgers dienen goed geïnformeerd te zijn over maatschappelijke/politieke problemen. − Kwaliteitskranten stellen o.a. allerlei misstanden aan de kaak en vervullen daarmee een belangrijke informatieve en controlerende taak. − Kwaliteitskranten spelen een rol bij de opstelling van de publieke en de politieke agenda (agendafunctie). sociale cohesie Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): − Kennisnemen van maatschappelijke zaken kan het gevoel van verbondenheid met de samenleving of de eigen omgeving vergroten. − Het lezen van een kwaliteitskrant die een spreekbuis is van allerlei maatschappelijke en culturele groeperingen versterkt de verbondenheid met die groep. − Het lezen van een kwaliteitskrant die een podium is voor verschillende maatschappelijke en culturele groeperingen versterkt de verbondenheid met de samenleving.
1
1
5 Inzenden scores Verwerk de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per school in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 4 juni naar Cito.
800023-1-067c
14
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 289
6 Bronvermeldingen tekst 1
Elsevier, 19 januari 2006
tekst 2
NRC Handelsblad, 15 december 2006
tekst 3
de Volkskrant, 6 september 2005
tekst 4
de Volkskrant, 20 januari 2006
tekst 5
Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 29 894 en 27 565, nr. 13 5
tekst 6
de Volkskrant, 17 juni 2006
tekst 7
Leids Dagblad, 29 november 2006
tekst 8
www.ncr.nl, december 2004, Webcongres
tekst 9
de Volkskrant, 12 mei 2006; www.volkskrant.nl
tekst 10
de Volkskrant, 22 april 2006; www.volkskrant.nl
tekst 11
de Volkskrant, 22 april 2006; www.volkskrant.nl
spotprent 1
de Volkskrant, 12 mei 2006
tekst 12
Homepage van het Tweede Kamerlid Jeroen Dijsselbloem (PvdA), november 2005
tekst 13
http://cgi.nrc.nl, november 2005
tekst 14
Arjen Rienks, NRC Handelsblad, 8 mei 2006
800023-1-067c 800023-1-067c*
15
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 290
Correctievoorschrift HAVO
2007 tijdvak 1
maatschappijleer
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO-02-806 van 17 juni 2002 en bekendgemaakt in Uitleg Gele katern nr. 18 van 31 juli 2002). Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door de CEVO.
700023-1-068c
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 291
4 5
De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond.
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord; 3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn.
700023-1-068c
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 292
4
5
6 7
8 9
Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal punten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer. NB Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht.
3 Vakspecifieke regels Voor dit examen kunnen maximaal 79 scorepunten worden behaald.
700023-1-068c
3
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 293
4 Beoordelingsmodel Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 1 Politieke besluitvorming: verkeersveiligheid 1
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − Het kabinet / de verantwoordelijke minister(s): deze heeft / hebben het wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. − Ambtenaren onder verantwoordelijkheid van de minister hebben het wetsvoorstel opgesteld. − Het kabinet heeft het wetsvoorstel voor advies voorgelegd aan de Raad van State. De Raad van State heeft advies uitgebracht over het wetsvoorstel. − Adviesorganen hebben commentaar geleverd op het wetsvoorstel. − Belangenorganisaties hebben met ambtenaren of minister gesproken tijdens de voorbereiding van het wetsvoorstel. − Onderzoeksinstellingen hebben adviezen opgesteld. − Tweede Kamerfracties hebben in de Vaste Commissies ook al over het wetsvoorstel gesproken. per juiste actor
2
1
maximumscore 1 invoer/input Opmerking Het antwoord ‘feedback’ is ook goed.
3
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste verschillen (twee van de volgende): − Een wettelijke norm geldt voor iedere burger. − Een wettelijke norm gaat boven andere normen. − Een wettelijke norm wordt gesteld door de overheid. − Een wettelijke norm is afdwingbaar door de overheid. / Op overtreding van een wettelijke norm staan wettelijke sancties. per juist verschil
1
Opmerking Het antwoord “Een wettelijke norm staat in de wet, de andere normen niet.” krijgt geen punt.
700023-1-068c
4
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 294
Vraag
4
Antwoord
Scores
maximumscore 4 Het antwoord dient de volgende onderdelen te bevatten: • Een motie is een uitspraak van de Tweede Kamer om het beleid van het kabinet al dan niet bij te sturen. / Een motie is een uitspraak van de Tweede Kamer om een minister te vragen iets te doen of juist na te laten • Een amendement is het middel van de Tweede Kamer om een wetsvoorstel van de regering te wijzigen • Een amendement is effectiever omdat het kabinet een aangenomen amendement moet uitvoeren • Een motie – als deze is aangenomen door een meerderheid van de Kamer – kan het kabinet naast zich neerleggen. (Uitzondering zijn de motie van wantrouwen en afkeuring.) Ook juiste uitleg: • De wens van de ChristenUnie (de verlaging van het toegestane alcoholpromillage van beginnende automobilisten in het wetsontwerp uit te breiden tot de groep beginnende bromfietsrijders) wordt direct geëffectueerd indien de meerderheid van de Kamer het amendement aanneemt • De motie van de PvdA-fractie is een wens voor de langere termijn. Deze heeft pas betekenis wanneer de meerderheid er vóór stemt. De minister is niet verplicht een aanvaarde motie uit te voeren
5
maximumscore 2 • Legaliteitsbeginsel • Hierdoor wordt het uitvoeren van drugsverkeercontroles door overheidsfunctionarissen zoals de politie gebonden aan de regels van de wet / wordt willekeurig politieoptreden voorkomen / weten de burgers dat het de politie is toegestaan om een drugscontrole uit te voeren en welke sanctie er staat op overtreding van de wet
700023-1-068c
5
1 1 1
1
1
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 295
Vraag
Antwoord
Scores
6
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste redenen met verwijzing naar de tekst zijn (één van de volgende): − Verkeersdoden roepen bij de directe omgeving veel emoties op. / Het raakt veel mensen. Minister Peijs verwijst naar de groep jongeren die op de publieke tribune heeft gezeten. Het aantal is hetzelfde als het aantal dat jaarlijks verongelukt door alcoholgebruik in het verkeer (regels 82-87). − Het aantal verkeersdoden wordt maatschappelijk als zeer ongewenst beschouwd. Minister Peijs roept het beeld op van twee bussen vol verkeersdoden (regel 87). Dat leed moet zoveel mogelijk worden voorkomen. − De situatie wordt als veranderbaar beschouwd: minister Peijs is ervan overtuigd dat zij met dit wetsvoorstel een bijdrage kan leveren aan het terugdringen van het aantal verkeersdoden (regels 93-97). − Het probleem valt aan te pakken. Politieke partijen (en maatschappelijke organisaties) zijn voor het aanpakken ervan. Tweede Kamerleden in tekst 1 pleiten voor concrete maatregelen / steunen het wetsvoorstel.
7
maximumscore 3 ChristenUnie: christenorthodoxe stroming / confessionele stroming D66: liberale stroming / D66 ziet zichzelf als sociaalliberaal / ook goed: pragmatisme. GroenLinks: socialistische / ecologische stroming PvdA: sociaaldemocratische / socialistische stroming SGP: christenorthodoxe stroming / confessionele stroming SP: socialistische stroming Indien Indien Indien Indien
8
9
zes antwoorden juist vier of vijf antwoorden juist twee of drie antwoorden juist een of geen antwoord juist
3 2 1 0
maximumscore 2 • de informatiefunctie • Deze tekst geeft informatie over de uitvoering van nieuw overheidsbeleid / informeert de burgers over de nieuwe boetes voor verkeersovertredingen maximumscore 2 • tekst 2: beleidsbepaling (Tweede Kamer heeft beslissing genomen) • tekst 3: uitvoer (beleidsmaatregelen gaan in werking per 1 januari 2006)
700023-1-068c
6
1
1
1 1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 296
Vraag
10
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoordelementen in de uitleg (twee van de volgende): − Een belangengroep heeft een professionele structuur. In tekst 4 wordt gesproken van ledenvergaderingen die door het gehele land worden georganiseerd. / De ANWB is een veelzijdige vereniging met 3,9 miljoen leden (tekst 5). / De ANWB biedt leden producten en diensten aan (tekst 5). − Een belangengroep heeft een permanent karakter. In tegenstelling tot een actiegroep, houdt de ANWB zich met een groot aantal zaken op verschillende terreinen bezig (tekst 5). / De ANWB is een veelzijdige vereniging met 3,9 miljoen leden (tekst 5). − Een belangenorganisatie houdt zich met meerdere onderwerpen bezig en een actiegroep richt zich op één actiepunt. De ANWB houdt zich niet alleen bezig met de belangen van automobilisten (tekst 5), maar ook met de belangen van andere verkeersdeelnemers als bromfietsers (tekst 4). − De ANWB is een organisatie met een serviceverlenende functie. “En we bieden hun aantrekkelijke producten en diensten ….” (tekst 5) per juist kenmerk en gebruik van de tekst
11
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste machtsbronnen zijn (twee van de volgende): − De ANWB heeft meer leden dan de Fietsersbond (3,9 miljoen tegen 31.000). − De ANWB heeft meer financiële middelen dan de Fietsersbond. − De ANWB heeft betere netwerken / contacten met sleutelfiguren in de politiek. per juiste machtsbron
12
1
1
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste argumenten zijn (twee van de volgende): − De belangen van jongeren worden dan beter gehoord en beter vertegenwoordigd. / Er is een meer evenwichtige toedeling van waarden. − De politieke besluiten hebben meer draagvlak. − De besluiten zijn representatiever voor de gehele maatschappij. − Deelname geeft een minder vertekend beeld van maatschappelijke wensen. − De jongeren krijgen meer politiek zelfvertrouwen bij succesvolle beïnvloeding. − Jongeren ontplooien zich dan op het politieke terrein. per juist argument
700023-1-068c
1
7
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 297
Vraag
13
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • conventionele participatie Voorbeelden van conventionele participatie (twee van de volgende): − contact leggen met raadsleden / wethouders / Tweede Kamerleden / politieke partijen / Iobbyen om wensen over verkeersveiligheid aan de orde te stellen − lid worden van pressiegroepen die de verkeersveiligheid voor jongeren willen vergroten / inschakelen van belangengroepen − inschakelen media om wensen over verkeersveiligheid in de openbaarheid te brengen
1
ook juist: − meedoen aan demonstraties om de aandacht te vestigen op onveilige situaties − deelname aan handtekeningenactie om steun te werven voor bepaalde eisen Indien twee voorbeelden juist Indien één of geen voorbeeld juist
1 0
Opgave 2 Jongeren en massamedia 14
15
maximumscore 2 Het antwoord moet de volgende onderdelen bevatten: • Marktsegmentering is het verdelen van de markt in afzonderlijke delen gericht op een specifieke doelgroep per deel of segment • De uitgever brengt een blad uit voor een speciale doelgroep, de jong volwassenen tussen de 24 en 35 jaar (in de regio Eindhoven) maximumscore 3 Het antwoord moet de volgende onderdelen bevatten: • Een referentiekader is een interpretatiekader gevormd door iemands ervaring, kennis, normen en waarden en kijk op maatschappelijke zaken en thema’s • De redactie wordt gevormd door mensen uit dezelfde leeftijdsgroep als die van de doelgroep. Je kunt op grond hiervan overeenkomsten in kijk en interpretatiekader van redactie en van lezers verwachten. / De redactie zal daardoor kunnen aanvoelen welke informatie door de lezers gekozen en gewaardeerd wordt en hoe de boodschap over zal komen. / De lezers zullen zich beter herkennen in het aanbod dan wanneer de redactie zou bestaan uit journalisten in de leeftijd die duidelijk hoger ligt dan 35 jaar
700023-1-068c
8
1 1
1
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 298
Vraag
16
17
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • het kenmerk ‘éénrichtingsverkeer’ • citaat: “En dan is het toch een beetje jammer, alleen papier. Je kunt niet direct reageren.” (regels 6-7). Op het medium krant kun je niet direct reageren, maar via de site van Peper wel. / Door internet zijn er mogelijkheden voor feedback
1
1
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: Overwegend subjectief: de persoonlijke opvatting van de journalist (RM) klinkt door in de tekst: hij beveelt de feesten in Asten sterk aan. Opmerking Alleen wanneer de motivering juist is, mogen er punten worden toegekend.
18
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − Een kwaliteitskrant geeft veel beleidsinformatie / informatie over politiek, buitenland, economie, ‘hoge’ cultuur. Peper geeft dit soort informatie nauwelijks. Zie tekst 7 en de inhoudsopgave in tekst 8. − Een kwaliteitskrant heeft journalistieke diepgang / spit meer inhoudelijke informatie uit / legt nadruk op zakelijke berichtgeving zonder veel sensatiezucht. Bij Peper is meer sprake van sensationeel nieuws. Een deel van het nieuws moet kennelijk ook leuk zijn, bijvoorbeeld de rubriek ‘Iets te melden’, inhoudsopgave in tekst 8. − Een kwaliteitskrant heeft een uitgebreide en gedegen opiniepagina met commentaren en achtergrondartikelen. Dit ontbreekt bij Peper. Zie tekst 7 en 8. − De opmaak en het beeldmateriaal zijn bij een kwaliteitskrant anders: veel tekst en relatief weinig foto’s. Peper heeft veel en grote foto’s. Bijvoorbeeld de grote foto op het voorblad, tekst 7. per juist antwoord
700023-1-068c
1
9
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 299
Vraag
19
Antwoord
Scores
maximumscore 3 drie van de volgende: − informatiefunctie: bijvoorbeeld geeft informatie over kwesties die jongeren raken, zoals in de onderdelen ‘7x 24’ of ‘ZOOM’ in tekst 8. / informatie over uitgaan in tekst 9. − verstrooiing / ontspanning: berichten en stukken met een amusementskarakter, bijvoorbeeld de stukjes in het onderdeel ‘IETS TE MELDEN’ in tekst 8 (Inhoud). − opiniërende functie: Peper komt met een artikel over een bepaalde kwestie waarin duidelijk een bepaalde mening wordt gegeven, zoals in artikel ‘Verslaafd aan je eigen agenda? Onthaast’ (tekst 7 en inhoud in tekst 8) of over ‘illegaal downloaden: Houd de dief’ (inhoud in tekst 8). Aan de hand daarvan kan de lezer zijn/haar eigen mening toetsen/aanscherpen. − sociale functie: naar aanleiding van de inhoud van Peper kunnen lezers met vrienden praten over of naar aanleiding van bijvoorbeeld de rubriek ‘Uitgaan & thuisblijven’ (inhoud in tekst 8 en tekst 9). − socialiserende functie: In Peper staat het artikel ‘onthaasten’ (tekst 7 en inhoudsopgave in tekst 8). Dit artikel bevat een boodschap: zorg dat je geen slaaf wordt van je agenda; zorg voor onthaasting. Er is met andere woorden sprake van het overdragen van waarden (gezondheid, gezonde levenstijl), normen (zorg voor onthaasting), opvattingen, dat wil zeggen van socialisering. per juiste functie met juiste toelichting
1
20
maximumscore 1 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): − verschraling van het aanbod − minder diepgaande achtergrondinformatie
21
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: − selectiviteit / selectieve perceptie • Jongeren lezen gemiddeld niet vaak een krant en stellen zich niet open voor politiek nieuws. / Jongeren maken keuzes uit het media-aanbod: zij kiezen niet voor politiek nieuws. / Wat jongeren oppakken van de media wordt bepaald door hun referentiekader: zij hebben in doorsnee geen interesse in politiek nieuws
700023-1-068c
10
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 300
Vraag
Antwoord
Scores
Ook juiste antwoorden kunnen zijn (één van de volgende): − agendasetting • Agendasetting houdt in dat de media bepalen waarover mensen praten, niet wat ze daarover denken. Deze benadering zegt dat de media bepalen wat belangrijk gevonden wordt. Als de media waar jongeren zich van bedienen, nooit iets over politiek zeggen dan wordt politiek ook geen belangrijk onderwerp voor jongeren. Komen ze er wel een keer mee in aanraking dan zullen ze zich ervan afwenden omdat het niet belangrijk geacht wordt − cultivatie • In de wereld die door soaps en dergelijke verbeeld wordt, speelt politiek geen enkele rol. De cultivatietheorie zegt dat de wereld zoals die door de media verbeeld wordt, door de mediaconsument ervaren wordt als de echte wereld. Een wereld zonder politiek dus. Jongeren die zich enkel bedienen van media die geen aandacht besteden aan politiek nieuws, komen daarmee niet in aanraking. Zij zullen zich afwenden van de politiek omdat politiek in hun wereld geen plek heeft
2
2
Opmerking Alleen twee punten toekennen voor juiste toelichting. 22
maximumscore 4 twee van de volgende: − de informatiefunctie Voorbeeld van een juist antwoord is: citaat: “Studenten weten best wel wat, maar niet zoveel als eerdere generaties.” (regels 46-48) / “Als mensen niet weten wat er aan de hand is ... dan hebben ze minder macht.” (regels 54-56) Om mee te kunnen doen aan discussies over besluitvorming / om aan politiek deel te nemen, moet je op de hoogte zijn van (de problemen in) de samenleving en de visies daarop. Daarvoor heb je de media nodig. − de controle- of waakhondfunctie Voorbeeld van een juist antwoord is: citaat: “Dan verschuift de macht naar lobbyisten, naar belangengroepen die achter de schermen werken.” (regels 57-59) Om mee te kunnen doen aan discussies over besluitvorming moeten burgers in staat zijn de politieke actoren te volgen, de media fungeren daartoe als waakhond die de burger bij misstanden kan alarmeren. Zo verdwijnt de politiek niet achter de schermen. − de opiniërende functie citaat: “Daar komt bij dat ze niet goed weten wat ze met het nieuws aan moeten, ze weten niet wat ze ervan moeten vinden.” (regels 48-51) / “... en wat ze ervan moeten denken.” (regels 55-56). Door burgers goed te informeren over wat er gebeurt in de samenleving en welke verschillende opvattingen er leven onder politici en burgers, dragen de media bij aan het publieke debat / kan meer weloverwogen gekozen worden bij verkiezingen. per juiste functie met juiste uitleg en verwijzing
700023-1-068c
11
2
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 301
Vraag
23
24
25
Antwoord
Scores
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste keuzes zijn (twee van de volgende): − Oosterbaan heeft de keuze gemaakt dat dit thema “Jongeren keren zich af van het nieuws” nieuwswaardig is. − Oosterbaan heeft een keuze gemaakt uit verschillende bronnen: hij heeft onder meer gesprekken gevoerd met twee hoogleraren in de communicatie. / Hij heeft de beslissing genomen om als bronnen voor het artikel twee vooraanstaande hoogleraren in de communicatiewetenschappen te gebruiken. − Tijdens het schrijven heeft Oosterbaan bepaald welke feiten en zaken hij wel of niet opneemt in het artikel. per juiste keuze
1
maximumscore 2 • pluriformiteit van informatievoorziening • kwalitatief hoogwaardige programma’s en informatie
1 1
maximumscore 1 De pers (dagbladen, opiniebladen en tijdschriften) is gebaseerd op de vrije ondernemingsgewijze productie / Voor krantenuitgevers geldt het principe van de vrije markt. / Overheidssteun van kranten leidt tot ongewenste concurrentievervalsing.
Opgave 3 Mens en werk: Alternatief Voor Vakbond (AVV) en FNV Jong 26
maximumscore 2 • materiële functie: ‘de kost verdienen’ / inkomen (regel 18) / (bestaans)zekerheid (regel 20) • immateriële functie: ‘Werk is onderdeel van je identiteit’ / het ontwikkelen van identiteit (regels 18-19)
1 1
27
maximumscore 1 collectieve arbeidsovereenkomst
28
maximumscore 1 Onderwerpen die geregeld worden in een cao zijn o.a. (twee van de volgende): loon, vakantiedagen, arbeidsduur per dag/week, roosters, toeslagen voor overwerk of avond- en weekenddiensten, ziekengeld, scholing, ouderschapsverlof, kinderopvang. Indien twee onderwerpen juist Indien één of geen onderwerp juist
700023-1-068c
1 0
12
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 302
Vraag
Antwoord
Scores
29
maximumscore 1 Alleen werknemers die lid zijn van een vakbond.
30
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Oudere werknemers hechten aan de bestaande regelingen en rechten (recht op AOW op 65-jarige leeftijd en mogelijk eerder ophouden met werken) • Jongere werknemers zijn bang dat zij meer (en langer) AOW-premie gaan betalen (doordat er steeds meer mensen in de AOW komen als gevolg van de vergrijzing). / Jongere werknemers vrezen dat wanneer zij de AOW-leeftijd zullen bereiken, de regelingen dan minder en minder zeker zullen zijn dan nu het geval is
31
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Het gaat over de betaalbaarheid van de verzorgingsstaat. / Het gaat erom de kosten van de vergrijzing op te vangen. / Het gaat erom het voortbestaan van de oudedagsvoorziening te garanderen Voorbeeld van een juiste uitleg is: • Het totaal van de AOW-uitkeringen (kosten ouderdomspensioen) zal door de vergrijzing sterk stijgen. (Vergrijzing: dat wil zeggen dat minder mensen werken en sociale premies betalen.) De vraag is of deze kosten in de toekomst nog op te brengen zijn. Om de kosten terug te brengen, kan gedacht worden aan het verhogen van de AOW-leeftijd/ pensioenleeftijd (waardoor meer mensen belastingen en premies betalen)
32
maximumscore 1 Voorbeeld van een juist antwoord is: De SER geeft de regering (en het parlement) adviezen op sociaaleconomisch gebied.
33
maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • In het reguleringsmodel wordt erkend dat er reële belangentegenstellingen zijn tussen werkgevers en werknemers (kenmerk 1). Dit gebeurt ook in de SER • Maar deze belangentegenstellingen moeten worden gereguleerd om ze beheersbaar te houden. Met andere woorden: in de SER is de bereidheid aanwezig bij werkgevers en werknemers om gezamenlijk oplossingen te vinden voor belangentegenstellingen tussen werkgevers en werknemers. / De SER is met zijn taken een voorbeeld van institutionalisering van het vinden van oplossingen voor
700023-1-068c
13
1
1
1
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 303
Vraag
34
35
Antwoord
Scores
belangentegenstellingen tussen werkgevers en werknemers. (kenmerk 2) maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: Judith Ploegman denkt dat jongeren/leerlingen beter beslagen ten ijs komen door in het onderwijs aandacht te schenken aan arbeidsmarktvaardigheden en door leerlingen te leren een netwerk op te bouwen (bijvoorbeeld door ervaring op te doen met bedrijven). Dit zijn zaken die aanbieders van arbeid / werknemers beter toerusten om aan het werk te komen. / Jongeren hebben betere kansen als ze hun school afmaken (tegengaan van drop-outs). maximumscore 2 Voorbeelden van juiste redenen zijn (twee van de volgende): − Er is sprake van handarbeid: deze wordt lager gewaardeerd dan hoofdarbeid. − Het loon van bijvoorbeeld fabrieksarbeider is in het algemeen lager dan dat van een docent/advocaat. − Er is verschil in verantwoordelijkheid. − Het werk van bijvoorbeeld een fabrieksarbeider is minder afwisselend dan dat van een docent/advocaat. − De mogelijkheden tot ontplooiing zijn verschillend. per juiste reden
36
1
1
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste voordelen voor werknemers zijn (één van de volgende): − Er kan meer tegemoet worden gekomen aan hun wensen bijvoorbeeld tijdelijk minder werken omdat werknemers meer vrije tijd willen of zorgtaken willen vervullen. − Als uitzendkracht kunnen zij kiezen om te werken voor verschillende werkgevers/bedrijven; meer variatie in werkzaamheden. Voorbeelden van juiste nadelen voor werknemers zijn (één van de volgende): − minder zekerheden − eerder kans op ontslag − minder pensioenopbouw − minder loon
700023-1-068c
14
1
1
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 304
Vraag
Antwoord
Scores
Opgave 4 Sociale dienstplicht en maatschappelijke stage 37
maximumscore 1 Voorbeeld van een juist antwoord is: Sociale dienstplicht / maatschappelijke stage omvat bezigheden die maatschappelijk c.q. economisch nut opleveren voor degene voor wie het werk gedaan wordt en/of voor de samenleving als geheel. Deze bezigheden vallen onder het begrip arbeid.
38
maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn (één van de volgende): − Uitgangspunt: in een verantwoordelijke samenleving of in een zorgzame samenleving zijn mensen betrokken op elkaar / is er gemeenschapszin / is er maatschappelijke participatie. Toelichting: Jongeren stellen zich dienstbaar op naar anderen. Citaat Amerikaanse president Kennedy: “Vraag niet wat het land voor jou kan doen, maar vraag wat jij voor je land kan doen!” (regels 17-20). − Uitgangspunt: naastenliefde / solidariteit Toelichting: Door taallessen te geven, contacten te leggen met mensen die wat vereenzaamd leven en steun te bieden aan mensen in de bijstand, ouderen of gehandicapten, bedrijven jongeren (regels 27-33) een vorm van praktische naastenliefde / betonen jongeren solidariteit met genoemde groepen uit de samenleving.
39
maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − het beheersen van sociale vaardigheden / samenwerken / goed luisteren / omgaan met (lastige) mensen / onderhandelen / presenteren / vergaderen / etc. − het kennen van omgangsvormen met personeel/klanten/collega’s b.v. begroeten / beoordelingen geven − betrouwbaarheid/punctualiteit / op tijd komen / je aan afspraken houden − op de hoogte zijn van de cultuur op het werk b.v. e-mailmanieren; hoffelijkheid / kledingvoorschriften − vertrouwd zijn met arbeidstijden, arbeidsritme e.d. per juist antwoord
700023-1-068c
1
15
lees verder ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 305
Vraag
40
Antwoord
Scores
maximumscore 2 • Met sociale cohesie wordt de onderlinge verbondenheid van personen en groepen binnen een samenleving aangeduid • Door het verrichten van maatschappelijke stage krijgen jongeren meer oog voor anderen in de samenleving en worden ze meer maatschappelijk bewust / realiseren zij zich meer de positie die anderen in de samenleving innemen / komen zij in contact met heel andere groepen in de samenleving / krijgen zij meer begrip voor mensen in andere posities in de samenleving
1
1
5 Inzenden scores Verwerk de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per school in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 30 mei naar Cito.
6 Bronvermeldingen tekst 1
Handelingen Tweede Kamer, 6 april 2005
tekst 2
Handelingen Tweede Kamer, 12 april 2005
tekst 3
Publicatie van bureau verkeershandhaving openbaar ministerie in de landelijke dagbladen
tekst 4
website © ANWB van 8 maart 2004
tekst 5
website © ANWB, juni 2006
tekst 6
de Gelderlander van 4 augustus 2005
tekst 7, 8, 9
Peper, 20 oktober 2005
tekst 10
www.denieuwereporter.nl van 7 december 2005
tekst 11
NRC Handelsblad van 11 maart 2006
tekst 12, 13
website van Alternatief Voor Vakbond, mei 2006
tekst 14
Vrij Nederland van 27 mei 2006
tekst 15
www.nrc.nl/webcongres, 30 oktober 2004
tekst 16
persbericht van Ministerie van OC&W, mei 2005
van 31 december 2005
700023-1-068c 700023-1-068c*
16
lees verdereinde ►►►
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 306
maatschappijleer
Correctievoorschrift HAVO
20
Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs
06
Tijdvak 1
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO02-806 van 17 juni 2002 en bekendgemaakt in Uitleg Gele katern nr. 18 van 31 juli 2002). Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door de CEVO. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond. 2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd.
600023-1-65c
1
Lees verder Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 307
3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord; 3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 4 Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt één scorepunt toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan een antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. 5 Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. 6 Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. 7 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 8 Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. 9 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer. N.B. Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. 3 Vakspecifieke regel Voor dit examen maatschappijleer HAVO kunnen maximaal 90 scorepunten worden behaald.
600023-1-65c
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 308
4 Beoordelingsmodel Deelscores
Antwoorden
Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 punt toegekend. Opgave 1 Vrouwenbladen Maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: Als vrouwenbladen worden neergezet als dom, belerend en bevoogdend dan is er sprake van (twee van de volgende kenmerken van een stereotypering) een sterk generaliserend, vereenvoudigend, vertekenend en (meestal) negatief beeld.
1
2
Maximumscore 4 functies van vrouwenbladen voor lezeressen: • bijdragen tot (twee van de volgende) de meningsvorming, geven van informatie en geven van educatie
2
Voorbeeld van de functie ‘bijdragen tot de meningsvorming’ is: • alinea 3, de regels 35-40 gaan over de belangrijke rol in de opinievorming van vrouwen
over pilgebruik
1
Voorbeelden van de functie ‘geven van informatie’ of ‘geven van educatie’ zijn (één van de volgende): • informatie/adviezen over koken, kinderen, mode, inrichting (regel 13) • informatie/aandacht voor / adviezen over het gebruik van de pil (regels 27-37) • informatie/adviezen over (gebruik van) nieuwe apparaten in de huishouding (regels 45-47) 3
1
Maximumscore 3 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (drie van de volgende): • Moet interessant zijn voor de doelgroep / sluit aan op de belevingswereld van een bepaalde groep vrouwen; gegeven/citaat: thema’s als mode, koken, kinderen, relaties etc. (regel 13)/(regels 63-64) van tekst 1 / de rubrieken Mode & Schoonheid, Groen, Wonen & Culinair etc. in afbeelding 2 Inhoudsopgave. • Gaat over actuele kwesties; gegeven/citaat: aandacht voor pilgebruik (regels 35-37) / moedermavo (regels 57-58) / Libelle Theaterkrant in afbeelding 1 / het onderwerp ‘het moederbrein’ in afbeelding 2. • Er is sprake van continuïteit; gegeven/citaat: steeds komen dezelfde thema’s aan bod (regels 61-64) / “gaat het gewoon over dezelfde onderwerpen als waar vrouwenbladen al tijden over gaan” (regels 85-87) / “zo’n element dat de vrouwenbladen altijd hebben bevat” (regels 105-106) • Human interestkarakter / drama / roept emotie op; gegeven/citaat: “bekende Nederlanders” (regels 13-14) / in afbeelding 1 of 2 bijvoorbeeld: “Seks: Te druk? Een sleur? Geen zin meer” / “Dagboek van een lezeres” / “Interview met acteur en schrijver Edwin de Vries” • Aantrekkelijke vormgeving is vereist; gegeven: veel kleurgebruik (niet te zien) en foto’s zie afbeeldingen 1 en 2 • Moet identificatiemogelijkheden bieden; gegeven/citaat: artikelen over bekende Nederlanders (regels 13-14) / “probleemrubrieken” (regel 105) / “idee dat je blad je beste vriendin is” (regels 100-101) / “Dagboek van een lezeres” in afbeelding 1 en 2 / “Beste Libelle” in afbeelding 2 per juist criterium en bijbehorend juist gegeven/citaat
600023-1-65c
3
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 309
Antwoorden
Deelscores
Maximumscore 3 4 • Volgens de agendatheorie hebben media geen direct effect op de meningen van mensen over
problemen en strijdpunten, maar bepalen media wel - door de hoeveelheid aandacht die ze aan bepaalde onderwerpen besteden - waarover mensen praten en waar ze zich mee bezighouden • Vrouwenbladen hebben (volgens de agendatheorie) bewerkstelligd dat steeds meer vrouwen hierover gingen praten en zich een mening vormden over het gebruiken van de pil als middel tot geboortebeperking. (De agendatheorie lijkt de weg vrij te maken voor acceptatie van het gebruik van de pil) 5
Maximumscore 2 Voorbeeld van een goed antwoord is: • Marktsegmentering is het verschijnsel dat op de tijdschriftenmarkt uitgaven verschijnen voor specifieke doelgroepen. (Zo wordt gepoogd een gericht lezerspubliek te trekken en daarmee een marktaandeel te verwerven. Dat marktaandeel moet zorgen voor de inkomsten) • In de tekst staat het voorbeeld van Sis, het nieuwe zusje van feministisch maandblad Opzij (regels 71-77) en “SEN een glossy voor mediterrane vrouwen” (regels 83-87)
8
Maximumscore 2 Voorbeeld van een juiste uitleg is: • Vrouwenbladen gaven hun lezeressen adviezen hoe zich te gedragen in relaties en in de contacten met anderen, adviezen over opvoeding van hun kinderen, welke verwachtingen zij van het sociale leven konden hebben • Met andere woorden in de probleemrubrieken van de vrouwenbladen is sprake van het overdragen van waarden, normen, opvattingen, manieren in de omgang met anderen, dat wil zeggen van socialisatie
1 1
1
1
Maximumscore 2 twee van de volgende redenen: • De boodschap is bedoeld voor een groot publiek. • Er is overwegend sprake van éénrichtingsverkeer. • ‘Het zenden’ / uitbrengen van het blad vindt plaats door een organisatie. / Er zijn meerdere mensen betrokken bij de bepaling van inhoud en vorm van het blad (de publieke boodschap). • Er wordt gebruikgemaakt van technische hulpmiddelen. / De boodschap wordt overgebracht via een medium. per juiste reden
9
1
Maximumscore 2 Voorbeeld van een juiste uitleg is: Het hebben van weinig advertenties betekent weinig inkomsten en daardoor minder geld om een (kwalitatief aantrekkelijk) blad te maken, wat weer kan leiden tot minder lezers of minder abonnementen en weer minder advertenties. (Er is dan sprake van een neerwaartse oplagespiraal). / Advertenties betekenen inkomsten. Daardoor is er (voldoende) geld voor een redactie om een blad te maken dat voldoende lezers trekt.
6
7
2
1
Maximumscore 2 twee van de volgende combinaties: • populaire dagbladen, bijv.: De Telegraaf / Algemeen Dagblad kwaliteitsdagbladen, bijv.: de Volkskrant / NRC Handelsblad / Trouw • regionale dagbladen, bijv.: de Gelderlander / Dagblad van het Noorden / Brabants Dagblad landelijke dagbladen, bijv.: Algemeen Dagblad / De Telegraaf / NRC Handelsblad / Trouw / de Volkskrant • gratis dagbladen, bijv.: Metro / Spits en niet gratis dagbladen, bijv.: De Telegraaf per juiste combinatie
600023-1-65c
1
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 310
Antwoorden
Deelscores
Opgave 2 Publieke omroep onderzocht Maximumscore 2 10 ▬ Omroepverenigingen, drie van de volgende:
• AVRO / VARA / KRO / NCRV / EO / VPRO / BNN / TROS / LLiNK (was De Nieuwe
Omroep en Nútopia) / ouderenomroep Max zendgemachtigden, twee van de volgende: • NOS / NPS / STER / TELEAC / NOT (of andere educatieve instellingen) / een voorbeeld van een kerkelijke (religieuze, levensbeschouwelijke) instelling zoals IKON / RKK / een voorbeeld van een regionale omroep zoals Omroep Gelderland
1
▬ Andere
1
Opmerking Eén punt toekennen als alle drie de genoemde omroepverenigingen juist zijn en één punt toekennen als de twee zendgemachtigden juist zijn. 11
Maximumscore 2 Voorbeelden van juiste wettelijke eisen zijn (twee van de volgende): • De omroepvereniging moet een maatschappelijke stroming representeren. / De omroepvereniging moet een eigen identiteit hebben. • De omroepvereniging moet een minimaal aantal / 300.000 leden hebben. • De omroepvereniging moet een bijdrage leveren aan een ‘kwalitatief hoogstaand aanbod’ van programma’s voor de algemene omroep op het gebied van informatie, cultuur, educatie en verstrooiing. per juiste wettelijke eis Maximumscore 1 pluriformiteit (van informatievoorziening)
12
13
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van juiste argumenten zijn (twee van de volgende): • omdat het (aanbod) een bijdrage levert aan een veelzijdige publieke agendavorming / het ervoor zorgt dat problemen en wensen uit de samenleving op de politieke agenda komen • omdat het een bijdrage levert aan het publieke debat en de openbare meningsvorming • omdat het begrip tussen groepen kan bevorderen, door kennis te kunnen nemen van andermans standpunten • omdat het ervoor zorgt dat burgers op grond van veelzijdige en betrouwbare informatie meer overwogen maatschappelijke of politieke keuzes kunnen maken • omdat het kan bevorderen dat maatschappelijke groepen in voorkomende gevallen hun geluid kunnen laten horen per juist argument
1
Maximumscore 2 14 Voorbeelden van juiste gevolgen zijn (twee van de volgende):
• minder kijkers en luisteraars voor de publieke omroep, omdat een groot deel afstemt op de
commerciële tv- en radiozenders • minder inkomsten uit reclame (STER), omdat veel bedrijven en ondernemingen op de
commerciële kanalen adverteren • druk op de omroepverenigingen om beter samen te werken • netprofilering van de publieke omroep om de concurrentie het hoofd te bieden • tendens bij de omroepverenigingen om meer amusementsprogramma’s uit te zenden • goede medewerkers van de publieke omroep vertrekken (met hun programma’s) naar de
commerciële omroepen per juist gevolg
600023-1-65c
1
5
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 311
Antwoorden
Deelscores
Opgave 3 Meer onrust over minder sociale zekerheid (mens en werk en politieke besluitvorming) 15
Maximumscore 5 Voorbeelden van een juiste omschrijving van de verzorgingsstaat (één van de volgende): • In een verzorgingsstaat beschermt de overheid haar burgers tegen de gevolgen van bestaansrisico’s zoals werkloosheid, ouderdom, ziekte en arbeidsongeschiktheid middels een geheel van sociale voorzieningen en instellingen. • De overheid garandeert bestaanszekerheid voor haar burgers (en spreiding van welvaart) middels een stelsel van sociale zekerheidswetten, bevordert werkgelegenheid, streeft naar een aanvaardbare inkomensverdeling / bevordert de groei van het nationaal inkomen (en zorgt voor collectieve welzijnsvoorzieningen).
3
Voorbeelden van een juiste uitleg met citaat (één van de volgende): • Het beschermen tegen de gevolgen van arbeidsongeschiktheid wordt door de overheid
geregeld in de WAO. In de eerste alinea staat dat overeenstemming is bereikt over de WAO. (regel 5) • idem tegen de gevolgen van werkloosheid. In de regels 37-38 gaat het over de WW. • De zorg van de overheid voor de bestaanszekerheid van de bevolking (element van de verzorgingsstaat) (en spreiding van de welvaart) blijkt uit de opmerking “Dit is een belangrijk resultaat voor de economie en de werkgelegenheid” (regels 8-10) / “kan de economie opleven”(regel 16) / het maken van bevredigende afspraken over de levensloopregeling (regels 31-32) / het bestaan van de WW (regel 38). alleen voor een juiste uitleg met citaat
2
Opmerking De vraag gaat over de relatie tussen tekst 3 en kenmerken van de verzorgingsstaat. Of de hervormingsplannen van het kabinet de kwaliteit van de verzorgingsstaat intact laten, is onderwerp van maatschappelijk discussie. Maximumscore 1 D (arbeidsvoorwaarden)
16
17
18
Maximumscore 2 Voorbeelden van een juiste uitleg zijn (één van de volgende): • Dit akkoord zet volgens het kabinet in op groei van werkgelegenheid (mede door bevriezing van de lonen). Het probleem van de onbetaalbaarheid kan minder ernstig worden als de werkgelegenheid toeneemt. Daardoor betalen meer mensen premies voor sociale verzekeringen als WAO, WW en AOW en doen relatief minder mensen een beroep op een uitkering van de WAO en WW. • Dit akkoord bevat volgens het kabinet een modernisering van de WAO. Hierdoor zullen minder mensen gebruikmaken van de WAO. De kosten voor de WAO zullen dalen. • De hoogte van de uitkeringen zal niet stijgen, waardoor minder hoeft te worden uitgegeven aan collectieve lasten. Maximumscore 2 Voorbeelden van juiste uitgangspunten zijn (twee van de volgende): • De burgers moeten meer eigen verantwoordelijkheid nemen. / Nadruk op onderlinge hulp en de eigen verantwoordelijkheid voor gezin en familie. • Een terughoudende rol van de overheid. / Burgers moeten minder een beroep doen op de overheid. • Gespreide verantwoordelijkheid in een zorgzame samenleving. / Verantwoordelijke samenleving. • Nadruk op het maatschappelijke middenveld en de eigen organisaties. per juist uitgangspunt
600023-1-65c
1
6
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 312
Deelscores
Antwoorden
Maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: Op de langere termijn moet bevriezing van de lonen leiden tot een betere concurrentiepositie van Nederland ten opzichte van het buitenland en dat is goed voor de werkgelegenheid. Meer werkgelegenheid is in het belang van werknemers.
19
Maximumscore 2 20 • Vakcentrales proberen met werkgeversorganisaties een centraal akkoord te sluiten waarin
de grote lijnen van de komende CAO-afspraken vastgelegd worden
1
• De vakbonden maken meer concrete afspraken met de werkgevers of hun organisaties over
de CAO’s op bedrijfstakniveau
1
Maximumscore 4 21 • De SER is samengesteld uit vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties,
werknemersorganisaties en uit kroonleden
2
• De adviezen van de SER aan het kabinet zijn in de regel een compromis van werkgevers en
werknemers. In dit geval hadden werknemersorganisaties met de werkgevers een voor de werknemers aanvaardbaar voorstel/advies uitgewerkt
2
Maximumscore 2 Voorbeeld van een juiste uitleg is: Het algemeen verbindend verklaren van CAO’s houdt in dat een CAO gaat gelden voor alle werknemers in de bedrijfstak waarvoor die CAO is afgesproken. Hoewel niet alle werknemers georganiseerd zijn, kan een vakbond toch voor alle werknemers afspraken maken. Doordat de vakbond namens alle werknemers kan optreden, heeft deze een sterke machtspositie bij loononderhandelingen met werkgevers. (Zonder de algemeen verbindend verklaring zou de betrekkelijke lage organisatiegraad een probleem zijn voor de vakbonden: met veel bedrijven zou niet of nauwelijks een CAO kunnen worden afgesloten.)
22
Maximumscore 4 23 • De overheid als overlegpartner: bijvoorbeeld regels 24-29 in tekst 4. Het kabinet heeft
overleg gevoerd met werkgevers en werknemers
2
• De overheid als regelgever: bijvoorbeeld tekst 5, eerste alinea, de minister wil CAO’s
alleen selectief algemeen verbindend verklaren 24
2
Maximumscore 3 De Tweede Kamer kan gebruikmaken van (drie van de volgende): • het recht mondelinge en/of schriftelijke vragen te stellen • het recht van interpellatie • het recht een motie aan te nemen • het houden van een spoeddebat per juist controlemiddel
1
Opmerking Gebruikmaken van het recht van enquête is niet goed omdat er hier geen uitgebreid onderzoek hoeft te worden ingesteld om bepaalde feiten boven tafel te krijgen. 25
Maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • De VVD is voor vermindering van overheidsinvloed op sociaal-economisch terrein / wil meer overlaten aan de markt • De PvdA wil door meer overheidsinvloed de positie van de werknemers beter beschermen
26
600023-1-65c
1 1
Maximumscore 1 naastenliefde / solidariteit met de zwakkeren
7
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 313
Deelscores
Antwoorden
Maximumscore 1 confessionalisme
27
Opmerking Het antwoord christen-democratie is fout. 28
Maximumscore 4 Voorbeelden van een machtsbron van het kabinet in tekst 5 zijn: • De wettelijke/formele bevoegdheid van de minister van Sociale Zaken om CAO’s niet algemeen verbindend te verklaren. / wettelijk gezag • De steun van de regeringspartijen VVD, CDA en D66 voor de minister van Sociale Zaken dan wel het kabinetsbeleid (die met elkaar de meerderheid in de Tweede Kamer hebben)
1 1
Voorbeelden van een machtsbron van de vakbeweging in tekst 7 zijn (twee van de volgende): • de steun van honderdduizenden Nederlandse werknemers • de wettelijke mogelijkheid een referendum te (laten) houden • de steun van de oppositiepartijen PvdA, GroenLinks en SP / invloedrijke relaties per juist voorbeeld Maximumscore 2 Voorbeeld van een juiste uitleg is: D66 streeft naar democratisering van de samenleving. Eén van de middelen daartoe was (tot voor kort) het referendum als een aanvullende vorm van parlementaire besluitvorming. Bij dat streven past het om veel gewicht aan de uitkomst van een referendum toe te kennen.
29
30
1
Maximumscore 2 Wel. Voorbeelden van juiste argumenten zijn (twee van de volgende): • (Normaal gesproken kunnen de kiezers ten minste eens in de vier jaar bekijken of hun volksvertegenwoordigers naar behoren hebben gepresteerd en aangeven dat zij de koers willen verleggen.) Met behulp van een referendum kunnen de burgers zich direct uitspreken over politieke kwesties, wat een versterking betekent van hun politieke invloed. • Vertegenwoordigers van maatschappelijke groeperingen of burgers die in het parlement een minderheid zijn, kunnen door een referendum hun invloed laten gelden / kunnen een meerderheid van de burgers achter hun standpunt krijgen. • Het laat politici zien wat er leeft bij de burgers: politici worden geconfronteerd met nieuwe ideeën en moeten daarop reageren. • Via referenda kunnen ontevreden burgers direct hun onvrede omzetten in een politiek signaal. • Door de burger invloed te geven, zal het vertrouwen van de burgers in de politiek toenemen. / Het zal de kloof tussen burgers en politici verkleinen. • Er ontstaat een maatschappelijk debat over het vraagstuk. • Burgers raken gemotiveerd om zich meer met dit vraagstuk bezig te houden. • Een referendum dwingt politici om duidelijk uit te leggen waarom ze een bepaalde mening hebben. • Door een referendum ontstaat een ‘groter draagvlak’ voor een politiek besluit. per juist argument
600023-1-65c
1
8
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 314
Deelscores
Antwoorden
Niet. Voorbeelden van juiste argumenten zijn (twee van de volgende): • De positie van het parlement wordt aangetast. Het mandaat dat volksvertegenwoordigers met de verkiezing in het parlement hebben gekregen, wordt ondergraven. • Sommige kwesties lenen zich niet voor een referendum, omdat er veel aspecten aan vastzitten die veelal onbekend zijn voor de gemiddelde kiezer. • Burgers moeten kiezen uit ‘ja’ of ‘nee’, er is geen compromis mogelijk. • Kiezers hebben vaak de neiging ‘conservatief’ te stemmen. • Kiezers stemmen niet altijd over de inhoud van een voorliggend onderwerp of strijdpunt, maar over andere zaken die er niet direct betrekking op hebben. per juist argument
1
Opmerking. Kandidaat kan in zijn mening ook een argument vóór en tegen het referendum vermelden. 31
Maximumscore 4 Voorbeelden van een juiste verschillen zijn: ▬ verschil 1 • Politieke partijen houden zich bezig met de inrichting van de samenleving als geheel (en moeten daarbij verschillende belangen afwegen), • dit in tegenstelling tot belangengroepen, die opkomen voor deelbelangen ▬ verschil 2 • Politieke partijen proberen via verkiezingen politieke macht te verwerven en dragen politieke verantwoordelijkheid, • dit in tegenstelling tot belangengroepen die uit zijn op beïnvloeding van de politieke besluitvorming (en niet op het dragen van politieke verantwoordelijkheid)
1 1
Maximumscore 2 De omgeving van het politieke systeem. / Factor die speelt in de omgeving van het politieke systeem.
32
33
1 1
Maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: • conversie • Wensen worden omgezet in besluiten. Het kabinet heeft al een besluit genomen. Het parlement moet het wetsvoorstel nog behandelen
1 1
Maximumscore 4 34 • Het poldermodel houdt in dat sociaal-economische problemen geregeld worden in onderling
overleg – via onderhandelingen – tussen overheid (kabinet), werkgeversorganisaties en werknemersorganisaties • In tekst 3: het Najaarsoverleg in 2003 en in tekst 8: nieuw sociaal akkoord in november 2004 35
2 2
Maximumscore 3 Voorbeelden van juiste factoren zijn (drie van de volgende): • Huishoudelijke arbeid wordt niet betaald. • Huishoudelijk werk is veelal routinematig werk waarvoor weinig scholing of opleiding vereist is (en heeft tengevolge daarvan een lage sociale status). • Huishoudelijk werk biedt weinig ontplooiingsmogelijkheden. • Huishoudelijk werk gaat gepaard met geringe verantwoordelijkheid. • Huishoudelijk werk biedt weinig macht over anderen. per juiste factor
600023-1-65c
1
9
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 315
Antwoorden
36
Deelscores
Maximumscore 2 Sociale rol Voorbeeld van een juist antwoord is: • Het gedrag dat men van een persoon verwacht in een bepaalde situatie of positie. / Normen en verwachtingen die men stelt aan een bepaalde categorie personen in een bepaalde situatie • Voorbeelden zijn (twee van de volgende): rol van leerling/student, rol van werknemer/werkgever, rol van (groot)ouder, rol van vrijwilliger
1 1
Maximumscore 3 37 ▬ De politiek-juridische benadering:
Voorbeelden van juiste vragen zijn (één van de volgende):
1
• Welke redenen of welke motieven worden genoemd op grond waarvan de overheid er zich
mee moet bemoeien? / Waarom is het vraagstuk een politiek of maatschappelijk probleem? • Welk beleid / welke regelgeving moet door de overheid worden ontwikkeld? • Op welke manieren of met welke machtsmiddelen slagen de betrokken actoren / de
werknemers- en werkgeversorganisaties / de politieke partijen erin om het beleid te beïnvloeden? ▬ De
sociaal-economische benaderingswijze: Voorbeelden van juiste vragen zijn (één van de volgende): • Welke groeperingen zijn betrokken bij dit vraagstuk en wat zijn hun belangen? • Welke gevolgen heeft langer doorwerken voor de maatschappelijke positie van oudere mensen? • Zullen mensen uit de hogere sociale klasse meer gebruikmaken van de levensloopregeling dan mensen uit de lagere sociale klassen? (En zo ja, hoe valt dit te verklaren?) • Is langer doorwerken een middel om de verzorgingsstaat in stand te houden? sociaal-culturele benaderingswijze: Voorbeelden van juiste vragen zijn (één van de volgende): • Welke normatieve uitgangspunten hebben de betrokken groeperingen? / Welke waarden streven de betrokken groeperingen na? • Wat zijn de culturele gevolgen van langer doorwerken voor individu en samenleving? • Leidt de levensloopregeling tot andere opvattingen over de taakverdeling tussen betaald werk en huis- en zorgtaken? • Bevordert de levensloopregeling de emancipatie van vrouwen?
1
▬ De
1
inzenden scores Verwerk de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per school in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 7 juni naar Cito. Einde
600023-1-65c
10
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 316
maatschappijleer
Correctievoorschrift HAVO
20
Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs
05
Tijdvak 1
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO02-806 van 17 juni 2002 en bekendgemaakt in Uitleg Gele katern nr. 18 van 31 juli 2002). Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door de CEVO. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond. 2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd.
500017-1-25c
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com.
Pagina: 317
3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord; 3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 4 Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. 5 Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. 6 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 7 Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. 8 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer. N.B. Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. 3 Vakspecifieke regel Voor het examen maatschappijleer HAVO kunnen maximaal 86 scorepunten worden behaald.
500017-1-25c
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 318
4 Beoordelingsmodel Deelscores
A ntwoorden
Opgave 1 Massamedia
1
Maximumscore 2 De functie ‘leveranciers van informatie en opinies’ (regels 13-14)
1
Voorbeelden van goede redenen zijn (één van de volgende):
1
• Deze functie is voorwaarde voor het maken van weloverwogen politieke keuzes door de
burgers. • Het verspreiden van informatie en weergeven van opinies zijn voorwaarden voor
maatschappelijke discussie tussen burgers, groepen en partijen en kritische beoordeling van overheidsorganen en volksvertegenwoordigers (controle- en waakhondfunctie). • Deze functie is van belang voor de politieke betrokkenheid van de burgers. • Deze functie draagt bij aan het publieke debat (opiniërende functie). • Reacties van burgers op de informatie en opinies bereiken de politiek (agendafunctie). Maximumscore 2 2 • de vrijetijdsbesteding: “Tenslotte vormen de media voor kijkers/luisteraars/lezers ook een
belangrijke bron van ontspanning en verstrooiing.” (regels 18-20)
1
• socialisatie: “podia voor (expressie en) identiteitsvorming van groepen en individuen”
(regels 14-15)
1
Maximumscore 2 Voorbeeld van een goed antwoord is: De pluriformiteit wordt mogelijk gemaakt door het instandhouden en bevorderen van een verscheidenheid aan media-aanbod die tegemoet komt aan onder de bevolking levende interesses en inzichten op maatschappelijk, cultureel en levensbeschouwelijk gebied. Een media-aanbod dat onafhankelijk en gevarieerd is (regel 23), komt tegemoet aan deze voorwaarde van pluriformiteit.
3
Maximumscore 4 4 • Commerciële omroepen halen hun inkomsten uit het uitzenden van reclame en sponsoring
van programma’s
2
• De publieke omroep wordt enerzijds gefinancierd door de overheid en anderzijds door
reclame-inkomsten van de STER. / Ook vindt bij een aantal programma’s van de publieke omroep sponsoring plaats
5
Maximumscore 1 uit advertenties
6
Maximumscore 1 het Nederlandse persbureau ANP
2
Maximumscore 1 Het overnemen van berichten van het ANP is goedkoper dan het in dienst nemen van eigen journalisten of correspondenten om het nieuws te verzamelen en artikelen te schrijven.
7
Maximumscore 2 8 • citaat 3 is uit de formule van Metro
• citaat 1 is uit de formule van het Algemeen Dagblad
500017-1-25c
3
1 1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 319
Deelscores
Antwoorden
Maximumscore 2 9 • De pers opereert via het principe van de vrije markt en de vrije ondernemingsgewijze
productie
1
• De pers moet winst maken om te blijven bestaan / is afhankelijk van abonnementsgelden en
advertenties
1
Maximumscore 2 10 • Een voorbeeld van internet als massamedium is surfen op het World Wide Web of het
raadplegen van websites van talrijke organisaties, personen en ook van andere media
1
• Een voorbeeld van internet als interpersoonlijke communicatie is het versturen van e-mail
van persoon tot persoon/personen / chatten/sms’en
11
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van een gevolg van de informatiemaatschappij op sociaal-economisch terrein zijn (één van de volgende): • De nieuwe media, de talrijke radio- en tv-zenders, de tientallen kranten en tijdschriften leveren werkgelegenheid voor veel mensen. • De (nieuwe) media vormen een motor voor economische bedrijvigheid. (regels 16-17) • Er gaan miljoenen euro’s om in de vele bedrijven en organisaties die met media te maken hebben.
1
Voorbeelden van een gevolg van de informatiemaatschappij op sociaal-cultureel terrein zijn (één van de volgende): • Het media-aanbod is steeds meer toegesneden op individuele voorkeuren van gebruikers. (regels 9-11) • Er is een toename van het gebruik van de media in de vrije tijd. • Er is een toename en differentiëring van het aanbod van informatie en media.
12
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): • De programmering op de onderscheiden televisienetten omvat onderdelen van culturele, educatieve, informatieve en verstrooiende aard. • De programmering bevat in elk geval programmaonderdelen die bestaan uit nieuws en actualiteiten. • De programma’s van de gezamenlijke omroepen geven op evenwichtige wijze een beeld van de samenleving en van de onder de bevolking levende interesses en inzichten op maatschappelijk, cultureel en levensbeschouwelijk gebied. • De programma’s dragen bij aan de ontwikkeling en verspreiding van de pluriformiteit en culturele diversiteit in Nederland. • Er is geen programmaonderbrekende reclame toegestaan (en de reclamezendtijd is aan een maximum gebonden: per jaar maximaal 6,5 procent van de totale gebruikte televisie- en radiozendtijd). • Sluikreclame is verboden. / De programma’s zijn onafhankelijk van commerciële invloeden.
13
500017-1-25c
Maximumscore 2 Voorbeeld van een goede uitleg is: De commerciële omroepen streven naar een zo groot mogelijk marktaandeel (zoveel mogelijk kijkers). Om dit doel te bereiken, zenden de meeste commerciële omroepen veel programma’s uit in de sfeer van amusement en verstrooiing (shows, soaps, quizzen, films, sport, muziek). Verder hebben zij veel jonge en aantrekkelijk uitziende presentatoren. Die combinatie van luchtige programma’s en jonge en dynamische presentatoren leidt ertoe dat het beeld ontstaat van ‘vlot’, ‘vrolijk’ en ‘ontspannend’.
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 320
Antwoorden
Deelscores
Maximumscore 2 citaat 1: vergelijkende benaderingswijze citaat 2: politiek-juridische benaderingswijze citaat 3: sociaal-culturele benaderingswijze
14
Indien 3 benaderingswijzen juist Indien 2 benaderingswijzen juist Indien 1 benaderingswijze juist
2 1 0
Opmerking Ook goed ‘sociaal-economische benaderingswijze’ bij citaat 1, (vanwege competitieve omroepmarkt).
15
Maximumscore 5 Voorbeelden van juiste argumenten vóór afschaffing van het publieke omroepbestel zijn (twee van de volgende): • Het kost de belastingbetaler veel geld, namelijk in 2003 706 miljoen euro (regel 4 van tekst 3). • De publieke omroep maakt programma’s waaraan te weinig / geen behoefte is: naar sommige programma’s van de publieke omroep wordt nauwelijks gekeken of geluisterd. • Informatieve en culturele programma’s kunnen ook door commerciële omroepen worden uitgezonden. • Er is sprake van ‘oneigenlijke concurrentie’ voor de commerciële omroepen door de publieke omroep doordat deze van overheidswege wordt gefinancierd. Het is de vraag of de omroepverenigingen van de publieke omroep in de praktijk voldoen aan de eis in hun programma’s om “een bepaalde, in de statuten aangeduide, maatschappelijke, culturele of godsdienstige dan wel geestelijke stroming te vertegenwoordigen en zich in het programma te richten op de bevrediging van in het volk levende maatschappelijke, culturele of godsdienstige dan wel geestelijke behoeften.” (Artikel 14 van de Mediawet) Voorbeelden van juiste argumenten tegen afschaffing van het publieke omroepbestel zijn (twee van de volgende): • De maatschappelijke functies van de media komen onder druk te staan: minder informatieve, culturele, opiniërende programma’s. / Verschraling van het programmaaanbod: veel programma’s met accent op verstrooiing en oppervlakkige programma’s. • Programma’s voor een klein publiek worden dan niet meer uitgezonden. • Weinig kansen voor bepaalde maatschappelijke groepen om hun geluid en identiteit in programma’s door te laten klinken. • De publieke omroep levert kwaliteit tegen relatief weinig geld (omgerekend per hoofd van de bevolking). Hierdoor kan een omroepsysteem in stand worden gehouden dat uniek is in de wereld. per juist argument voor logische samenhang ter ondersteuning van de mening
2 1
Maximumscore 1 16 • De stelling is juist
0
• Door het publieke bestel weer te geven als een te groot/dik lichaam maakt de tekenaar
duidelijk dat het publieke bestel wel kan afslanken, dat er wel kan worden bezuinigd.
Opgave 2 De Wet Werk en Bijstand Maximumscore 2 17 • als lid van de regering / als staatshoofd
• de minister-president / het kabinet (is verantwoordelijk)
500017-1-25c
5
1 1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 321
Deelscores
Antwoorden
18
Maximumscore 4 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn: • Grafiek 1 geeft aan dat het aantal werklozen als percentage van de beroepsbevolking toeneemt. Dat betekent dat er een groter beroep op de werkloosheidsuitkeringen en de bijstand gedaan zal worden. Werknemers en bedrijven moeten meer premie (voor de WW) betalen en de overheid is meer geld kwijt aan de bijstand • Grafiek 2 toont een flinke toename van het aandeel 65-plussers op de totale bevolking tot 2050. Dit betekent een forse stijging van het aantal mensen dat recht heeft op een AOWuitkering. De AOW-uitkeringen worden via premieafdrachten opgebracht door de werkenden van nu. Blijft (de koopkracht van) de AOW-uitkering gelijk dan zullen de werknemers straks (bij een verslechterende verhouding van niet-werkenden en werkenden) een flink hogere AOW-premie moeten betalen
2
Maximumscore 2 De materiële functie van arbeid. In tekst 4 komt arbeid naar voren als een middel om zelfstandig in je bestaan te voorzien; dat wil zeggen: dat men vooral met arbeid een inkomen verdient.
19
20
2
Maximumscore 4 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): • knelpunt: De regelgeving is ingewikkeld en ondoorzichtig. Voorbeeld van een verwijzing naar tekst 4: door bestaande wetten (ABW, Wiw) en besluit ID-banen te bundelen (regels 26-31). • knelpunt: De uitvoering van de sociale zekerheid verloopt weinig gestroomlijnd / problematisch / is te bureaucratisch. Voorbeeld van een verwijzing naar tekst 4: “… dient het stelsel zo effectief mogelijk te werken.” (regels 11-12) / “… dient per cliënt maatwerk te worden geleverd. … een grotere beleidsruimte, minder uitvoeringsvoorschriften en minder administratieve lasten …” (regels 14-19) / “een vergaande deregulering en vermindering van administratieve lasten …” (regels 32-34). • knelpunt: Burgers zijn te afhankelijk van overheidsregelingen / overheidsinstellingen. Voorbeeld van een verwijzing naar tekst 4: De overheid wil met de wet te grote afhankelijkheid verminderen door juist de uitstroom naar werk te stimuleren (regels 25-26) of “Het doel van de wet is het (..) activeren van bijstandsgerechtigden tot intrede of herintrede in betaald werk …” (regels 35-38). per juist knelpunt per juist citaat
21
22
23
500017-1-25c
1 1
Maximumscore 2 Mensen die als werkzoekende staan ingeschreven bij het Centrum van Werk en Inkomen (CWI)/arbeidsbureau en beschikbaar zijn voor een baan van 12 uur of meer per week. Maximumscore 1 Niet alle mensen zonder betaald werk worden meegeteld zoals huisvrouwen (die wel een baan willen, maar zich niet laten registreren, omdat zij zich kansloos achten), werklozen die een opleiding volgen en een deel van de arbeidsongeschikt-verklaarden (verborgen werkloosheid). Maximumscore 2 De aanbodzijde van de arbeidsmarkt heeft betrekking op de beroepsbevolking. In dit geval gaat het erom mensen met een bijstandsuitkering te stimuleren werk te zoeken.
6
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 322
Deelscores
A ntwoorden
24
25
Maximumscore 1 Voorbeelden van maatregelen aan de vraagzijde van de arbeidsmarkt (stimuleren van de bestedingen, werkgelegenheid vergroten / vraag naar arbeid) zijn (één van de volgende): • verlaging van belastingen en premies voor zowel bedrijfsleven als individuele burgers • loonmatiging/matiging arbeidskosten • meer aankopen doen in de marktsector • maatregelen ter flexibilisering van de arbeidsmarkt / marktbelemmeringen uit de weg ruimen • versoepeling ontslagrecht / verbetering van de werking van de arbeidsmarkt • meer banen scheppen bij de overheid / in de zorg en onderwijs (I/D banen) • minder bezuinigingen • subsidies aan kansrijke bedrijfstakken Maximumscore 4 FNV Bondgenoten komt op voor de belangen van - de werknemers • voorbeelden van een belang: goede sociale zekerheid / behoud sociale zekerheid / werkgelegenheid / rechtsbescherming / arbeidsomstandigheden en werktijden - mensen in de bijstand / mensen met een uitkering / mensen met een gesubsidieerde baan • voorbeelden van een belang: behoud bestaande rechten op bijstand / behoud van een gesubsidieerde baan / ID-baan
1 1 1 1
Maximumscore 3 26 • beleidsbepaling
1
• Verwijzing: De regering heeft het wetsvoorstel ingediend en het parlement (de Tweede
Kamer en Eerste Kamer) moet (moeten) ruim vóór 1 januari 2004 een beslissing nemen over deze wet / moet (moeten) het wetsvoorstel aannemen. (Het gaat dus om het nemen van een besluit: regering en parlement besluiten over een nieuwe wet.)
2
Opmerking Het antwoord beleidsvoorbereiding is fout. Beleidsvoorbereiding is: 1. het verzamelen en analyseren van informatie en 2. het formuleren van adviezen over het te voeren beleid. Dit werk wordt bijvoorbeeld gedaan door ambtenaren en adviesorganen. Ook belangenorganisaties kunnen in deze fase adviezen geven. Met de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer is de beleidsvoorbereiding van de kant van het kabinet afgerond. Maximumscore 1 protestparticipatie
27
Opmerking Het antwoord ‘conventionele participatie’ mag ook goed gerekend worden.
28
Maximumscore 2 twee van de volgende: • recht tot vergadering • recht tot betoging • recht tot vereniging • vrijheid van meningsuiting • recht om niet in zijn/haar vrijheid van handelen te worden aangetast per juist grondrecht
500017-1-25c
1
7
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 323
Deelscores
Antwoorden
29
Maximumscore 4 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • machtsbron: het aantal leden. uitoefenen van macht / machtsmiddel: FNV Bondgenoten kan haar leden oproepen voor bijvoorbeeld demonstraties / boycotacties / stiptheidsacties / stakingen. • machtsbron: FNV Bondgenoten heeft deskundige medewerkers in dienst. uitoefenen van macht / machtsmiddel: de vakbond komt met inhoudelijke voorstellen / beredeneerde tegenvoorstellen / alternatieve plannen. • machtsbron: de belangengroep heeft geld / vermogen (met het oog op acties). uitoefenen van macht / machtsmiddel: acties organiseren tegen het beleid van het kabinet (werkgevers). • machtsbron: positie / (wettelijke) bevoegdheid van FNV in de maatschappij / op sociaaleconomisch terrein. / De FNV is lid van de SER, een belangrijk adviesorgaan van de regering. / De FNV is een belangrijke overlegpartner van de regering. uitoefenen van macht / machtsmiddel: op grond van haar positie in de SER / als overlegpartner met de regering, kan de FNV politieke macht uitoefenen / overleg met de regering opschorten. • machtsbron: invloedrijke relaties/contacten uitoefenen van macht/machtsmiddel: De FNV heeft een (informeel) netwerk. Op de bijeenkomst zijn politici aanwezig uit het FNV-netwerk / contacten met politieke partijen / fracties. per juiste machtsbron per juist machtsmiddel bij bijbehorende machtsbron
30
Maximumscore 4 Voorbeelden van goede antwoorden zijn: • Er is sprake van hoge werkloosheid. Hoge werkloosheid verzwakt in het algemeen de positie van een vakbond op het punt van looneisen, sociale regelingen • Er is een centrum-rechts kabinet dat minder open staat voor de positie van de FNV. / Er is geen meerderheid in de Tweede Kamer voor de opvattingen van FNV Bondgenoten. / FNV Bondgenoten krijgt alleen steun van de oppositiepartijen (PvdA, Groenlinks en SP)
2
2
Maximumscore 2 Een voorbeeld van een juist antwoord is: De critici vinden dat het CDA door zijn steun aan de kabinetsplannen zijn uitgangspunt van solidariteit/naastenliefde/mededogen met de zwakkeren in de samenleving onvoldoende tot uitdrukking brengt.
31
Maximumscore 2 Voorbeeld van een juist, gedeeld uitgangspunt: een beperktere of kleinere rol van de overheid / meer nadruk op eigen verantwoordelijkheid van mensen en organisaties / terugdringen van overheidsbemoeienis en het verlagen van overheidsuitgaven / werk gaat voor een uitkering.
32
33
1 1
Maximumscore 3 overeenkomst in bevoegdheden van Tweede en Eerste Kamer: • Zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer heeft de bevoegdheid wetsvoorstellen van de regering te aanvaarden of te verwerpen
1
verschillen in bevoegdheden van Tweede en Eerste Kamer: • De Tweede Kamer kan een wetsvoorstel wijzigen (amenderen), terwijl de Eerste Kamer
alleen voor of tegen een wet kan stemmen
1
• De Tweede Kamer kan zelf een wetsvoorstel indienen (wet van initiatief). De Eerste Kamer
heeft dat recht niet
500017-1-25c
1
8
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 324
Deelscores
Antwoorden
34
35
Maximumscore 1 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): • Arbeid maakt mensen economisch zelfstandig. • Arbeid is een middel tot individuele welvaart. • Mensen hebben de plicht om in hun eigen levensonderhoud te voorzien. • Arbeid geeft zin aan het leven. / Arbeid geeft de mogelijkheid tot zelfontplooiing. Maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): • Vrouwen bekleden gemiddeld minder hoge posities dan mannen. • Vrouwen hebben gemiddeld kleinere betrekkingen met geringere kans op promotie dan mannen. • Vrouwen werken gemiddeld vaker in deeltijd dan mannen. • Vrouwen doen vooral de zorgtaken, waardoor ze eerder uitkomen op deeltijdwerk en/of laag betaalde functies. • Er bestaat typisch vrouwenwerk, dat laag betaald wordt en een laag aanzien heeft. • Het komt nog steeds voor dat vrouwen voor hetzelfde werk minder loon krijgen dan mannen. per juist voorbeeld Maximumscore 1 de confessionele stroming
36
Maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: Deze partijen hechten veel waarde aan de verantwoordelijkheid en zorg van de moeder voor de opvoeding van de kinderen in de thuissituatie. / Deze partijen benadrukken het gezin als hoeksteen van de samenleving. De overheid mag de moeders niet belemmeren deze zorgtaak thuis te vervullen en een sollicitatie- en arbeidsplicht doet dat wel.
37
38
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): • Emancipatie betekent onder meer dat ieder ongeacht zijn of haar sekse of burgerlijke staat de mogelijkheid heeft zelfstandig in zijn of haar levensonderhoud te voorzien. Zelf een inkomen verdienen, maakt iemand onafhankelijk van anderen. • Emancipatie betekent dat mensen ongeacht sekse of burgerlijke staat de gelegenheid moeten hebben om zich te kunnen ontplooien. Betaald werk draagt ook bij tot persoonlijke ontplooiing. Maximumscore 2
39 • fase van terugkoppeling of feedback (die kan leiden tot een nieuwe fase van invoer)
1
voorbeeld van actoren: • Maatschappelijke groepen/burgers/de gemeenten/de vakbonden zijn ontevreden over de
werking/de gevolgen van de wet en willen dat de wet wordt aangepast / komen met nieuwe eisen of wensen
1
inzenden scores Verwerk de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per school in het programma Wolf of vul de scores in op de optisch leesbare formulieren. Zend de gegevens uiterlijk op 8 juni naar de Citogroep. Einde
500017-1-25c
9
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 325
maatschappijleer
Correctievoorschrift HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs
20
04
Tijdvak 1
inzenden scores Verwerk de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per school in het programma Wolf of vul de scores in op de optisch leesbare formulieren. Zend de gegevens uiterlijk op 7 juni naar de Citogroep.
400015-1-25c
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 326
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Een beoordelingsmodel 1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO02-806 van 17 juni 2002 en bekendgemaakt in Uitleg Gele katern nr 18 van 31 juli 2002). Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door de CEVO. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond. 2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld;
400015-1-25c
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 327
3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord; 3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 4 Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. 5 Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. 6 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een toets of in het beoordelingsmodel bij die toets een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof toets en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 7 Voor deze toets kunnen maximaal 88 scorepunten worden behaald. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. 8 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer. 3 Vakspecifieke regels Voor het vak maatschappijleer HAVO zijn geen vakspecifieke regels vastgesteld.
400015-1-25c
3
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 328
4 Beoordelingsmodel Antwoorden
Deelscores
Opgave 1 Fortuyn, de politiek en de media Maximumscore 1 vrijheid van meningsuiting
1
Indien vrijheid van godsdienst Maximumscore 2 Basis van de rechtsstaat is de bescherming van (alle) burgers tegen (de willekeur van) de overheid. / Ook de overheid is gebonden aan de wet en rechtsregels van de staat.
2
3
0
Maximumscore 4 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): • selectiecriterium uitzonderlijkheid - gegeven: zijn onorthodoxe optreden / citaat: ‘De zorgvuldig gemanicuurde hand… Ik word minister-president van Nederland’. (regels 1-6) / ‘De dure auto… stoffig Den Haag’. (regels 48-54) / Hij valt op. (regel 52) • selectiecriterium over prominente personen - gegeven: Fortuyn is uitgegroeid tot een fenomeen. (regels 10-15) • selectiecriterium continuïteit - citaat: ‘Je maakt er als het ware een soapserie van’. (regels 19-20) / ‘Fortuyn was waarschijnlijk nooit uitgegroeid tot fenomeen als de tijd er niet rijp voor was …’ (regels 25- 27) • selectiecriterium human interest (verwijst naar persoonlijke zaken) - citaat: ‘Je maakt er als het ware een soapserie van’. (regels 19-20) / ‘De dure auto, …en het ‘Palazzo Pietro’…’ (regels 48-49) • selectiecriterium het heeft gevolgen voor een grote groep mensen - gegeven: veel mensen kregen het gevoel dat iets aan hun problemen gedaan kon worden / citaat: ‘Er is een gevoel van onbehagen ontstaan … het gevoel dat er iets aan gedaan kan worden’. (regels 30-33) • selectiecriterium ondubbelzinnig en begrijpelijk - citaat: ‘De door Fortuyn gekozen … een simpele oplossing voor worden aangedragen’. (regels 34-39 / ‘Juist die simpele benadering in heldere woorden…’ (regels 40-41) / ‘maar spreekt wel begrijpelijk’. (regel 52) • selectiecriterium afwisseling ten aanzien van ander nieuws - citaat: ‘…zijn een aangename afwisseling’. (regel 51) per juist selectiecriterium met gegeven/citaat
2
Maximumscore 4 4 • de agendatheorie: het publiek volgt de media in hun keuze en rangschikking van ter sprake
gebrachte onderwerpen. Als gevolg hiervan bepalen de media waarover wij denken en met anderen spreken. In dit geval zorgde de televisie ervoor dat mensen veel over Fortuyn gingen praten / de televisie zette Fortuyn en zijn ideeën als het ware op de gespreksagenda van veel mensen • de theorie van de (selectieve blootstelling en) selectieve perceptie: Mensen (stellen zich open voor en) pikken bepaalde mediaboodschappen op, in dit geval bepaalde opvattingen van Fortuyn op de televisie, indien deze boodschappen overeenkomen met hun referentiekader (waarden, normen, ervaringen) 5
400015-1-25c
2
2
Maximumscore 1 kenmerk 1: Politieke partijen hebben een visie over de inrichting van de samenleving als geheel en moeten verschillende belangen tegen elkaar afwegen.
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 329
Antwoorden
6
Deelscores
Maximumscore 4 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): • Het bestaan van vrijheidsrechten voor iedere burger, met name de vrijheid van meningsuiting (en de integriteit van de persoon) zijn hier bij de presentatie van Fortuyns boek in het geding. / Binnen de democratische rechtsorde moet een ieder vrijelijk kunnen zeggen wat hij of zij wil. • Als je het niet eens bent met Fortuyns ideeën, dan kun je op een andere manier protest aantekenen bijvoorbeeld een stuk in de krant schrijven, demonstreren, met hem in debat gaan, actievoeren of je aansluiten bij een politieke partij die jouw ideeën zal verwoorden/ vertegenwoordigen. • Er bestaat principiële gelijkwaardigheid van alle burgers om te participeren in de politiek, dus ook andersdenkenden moeten daarin gerespecteerd worden. • In een democratie wordt op grond van argumenten een conflict/verschil van mening uitgevochten en niet door geweld. • Als de ideeën van Fortuyn in de ogen van tegenstanders zouden leiden tot aantasting van rechten van minderheden, dan kan men vertrouwen op de verworvenheden van de democratische rechtsstaat, bijvoorbeeld het bestaan van een Grondwet dat grondrechten van individuen waarborgt en Fortuyns ideeën bij de rechter aanvechten. per juist antwoord
7
2
Maximumscore 4 Voorbeeld van een goed antwoord is: belang politici: • Politici hebben de media nodig om bekendheid / populariteit bij de kiezers te verwerven / om hun ideeën naar voren te brengen / om te communiceren met de kiezers (communicatiefunctie politieke partij)
1
wederzijdse afhankelijkheid: • Politici zullen dus achtergrondnieuws en primeurs aan journalisten leveren om media-
attentie te krijgen
1
belang journalisten: • Journalisten willen met primeurs komen / willen ‘scoren’ in hun krant
1
wederzijdse afhankelijkheid: • Zij hebben dus baat bij de nieuwswaarde van populaire personen. (Journalisten zijn
geïnteresseerd in politici die macht bezitten.) Maximumscore 1 Hoor en wederhoor toepassen, houdt in dat bij een kwestie een voorstander en een tegenstander aan het woord komt. / Verschillende betrokken partijen aan het woord komen.
8
9
1
Maximumscore 1 Andere journalistieke normen zijn (één van de volgende): • Het natrekken van verschillende bronnen alvorens iets als nieuws te brengen / informatie checken bij andere bronnen. • Zoveel mogelijk feiten en meningen scheiden. / Het betrachten van zoveel mogelijk objectiviteit als mogelijk is. Maximumscore 2
10 • De LPF stelde zich in haar campagne zeer negatief op tegenover de PvdA
• De LPF stelde zich tegenover de VVD vrij neutraal op
400015-1-25c
5
1 1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 330
Antwoorden
11
Deelscores
Maximumscore 2 Verzorgingsstaat (één van de volgende programmapunten): • verminderen van individuele huursubsidie • toegang tot de WAO voor alleen objectief meetbare ziekten die een relatie hebben met de arbeidssituatie
1
Gezondheidszorg (één van de volgende programmapunten): • flinke eigen bijdrage van patiënten aan gezondheidszorg • aanmoedigen van particulier initiatief en ondernemerschap in de gezondheidszorg 12
1
Maximumscore 2 Voorbeeld van juiste uitleg is (één van de volgende): Uitgaande van LPF-programmapunten: verminderen van individuele huursubsidie / flinke eigen bijdrage van patiënten aan gezondheidszorg • De PvdA is tegen deze maatregelen, omdat deze vooral de zwakkeren in de samenleving zullen treffen. / zullen vooral de mensen met lage inkomens treffen.
2
Uitgaande van LPF-programmapunten: het beperken van de toegang tot de WAO voor andere categorieën dan medisch objectief meetbare ziekten die een relatie hebben met de arbeidssituatie. / meer particulier initiatief en ondernemerschap in de gezondheidszorg • De PvdA is tegen deze maatregelen, omdat de partij een actieve rol van de overheid wil om de bestaanszekerheid van mensen te waarborgen, met name van mensen die kwetsbaar zijn en mensen met een lage sociaal-economische positie / omdat deze partij in de zorg uitgaat van inkomens- en risicosolidariteit. 13
14
Maximumscore 2 voorbeelden van publieke voorzieningen/collectieve goederen uit de tekst: • sociale zekerheid in de vorm van WAO (regel 7) of bijstandswet (regel 17) • gezondheidszorg (regel 36)
1 1
Maximumscore 2 voorbeeld sociale zekerheid/WAO als publieke voorziening/collectief goed: De WAO is een voorbeeld van een publieke voorziening/collectief goed, omdat (twee van de volgende): • het gaat om een zaak die van algemeen belang geacht wordt (garantie voor bestaanszekerheid/collectief sociaal welzijn) • deze (in principe) voor iedereen beschikbaar moeten zijn • deze moeilijk via de markt kan worden gerealiseerd per juist kenmerk
15
16
17
400015-1-25c
1
Maximumscore 1 de uitvoering (en toepassing) van maatregelen en wetten (zoals de wetgever heeft bedoeld) Maximumscore 2 Tengevolge van het kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging zijn er veel partijen in het parlement. Geen partij in de Tweede Kamer heeft de meerderheid (de helft plus één). Daarom sluit een aantal partijen (die samen de meerderheid hebben) een coalitie waarbij een aantal afspraken wordt vastgelegd. / Omdat het kabinet het vertrouwen dient te hebben van (een meerderheid in) het parlement moeten de fracties samenwerken en vormen zo een coalitie. Maximumscore 1 Een coalitieregering (steunend op een vaste meerderheid in de Tweede Kamer) biedt het kabinet een grotere garantie om een kabinetsperiode vol te maken dan bij de altijd wat onzekere uitkomsten van een wisselende meerderheid. / Er is meer garantie van continuïteit in beleid.
6
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 331
Antwoorden
18
Deelscores
Maximumscore 3 Voorbeelden van juiste redenen zijn (drie van de volgende): • Fortuyn gaat niet uit van ongelijkwaardigheid van mensen. • Hij legt geen nadruk op sterk/autoritair leiderschap. • Hij is niet anti-democratisch. • Hij verwerpt geweld als politiek middel. • Zijn opvattingen worden niet gekenmerkt door etnocentrisme/nationalisme/racisme. • Hij streeft niet naar macht in handen van één partij/autoritaire regeringsvorm. per juist antwoord
19
20
1
Maximumscore 3 Maatschappelijke functies van de traditionele massamedia die niet goed vervuld zijn (twee van de volgende): • de informatie (en meningsvormende) functie: doorgeven van wat er leeft bij de burgers / doorgeven van informatie vanuit de burgers naar de politiek. • de agendafunctie: de media besteden aandacht aan zaken die in de samenleving spelen, zodat die op de publieke en politieke agenda komen. • de waakhondfunctie: het kritisch volgen van politici en de politiek • controlefunctie: het signaleren van onvrede/misstanden in de samenleving per juiste functie
1
voorbeelden van goede citaten (één van de volgende): “... waarom, de traditionele journalistiek ... geen oor heeft gehad voor de stem van het volk.” (regels 30-34) of: “Zijn journalistiek en politiek zo dicht tegen elkaar aangeschurkt …” (regels 34-36) of: “… vergeten te beschrijven wat er werkelijk gebeurt in de samenleving en hoe het zit.” (regels 47-50)
1
Maximumscore 4 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): • De kranten hebben geen verslaggever erop uitgestuurd om de gebeurtenissen uit eigen waarneming te beschrijven. Door geen verslaggever naar bepaalde gebeurtenissen te sturen, krijgt de lezer geen volledig beeld van de werkelijkheid. • De journalist/de redacteur maakt selectief gebruik van bronnen: De informatie/het nieuws komt binnen via moderne communicatietechnieken. Andere bronnen worden niet of te weinig gebruikt. • Het referentiekader en de interesse van de journalist/de redacteur spelen een rol: “Journalisten hebben zich in hun eigen, aparte wereld opgesloten, … En creëren zo samen met politici hun eigen taboe-onderwerpen.” (regels 86-89) per juist antwoord
21
2
Maximumscore 3 massacommunicatiekenmerken (twee van de volgende): • gebruikmaking van technische hulpmiddelen • boodschap bedoeld voor een publiek dat in principe onbekend is aan zender en groot in aantal • draagt bij aan de openbaarheid van informatie / vorming publieke opinie • geen fysieke nabijheid zender en ontvanger
400015-1-25c
per juist kenmerk
1
verschil: Internet heeft directe mogelijkheden van feedback, terwijl media als de krant, radio en televisie minder directe mogelijkheden hebben van feedback
1
7
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 332
Antwoorden
22
Maximumscore 1 voorbeelden van goede antwoorden (één van de volgende): • Een programma dat slecht wordt bekeken, wordt veranderd of verdwijnt. • Er wordt besloten een programma met veel kijkers op ‘prime-time’ uit te zenden. • Programma’s met ‘beproefde’/succesvolle formule worden gehandhaafd. Maximumscore 2 Voorbeeld van een juist antwoord is: Eén van de regels waaraan de publieke omroepen moeten voldoen, is de eis van een volledig programmavoorschrift (totaalprogramma). In het programma-aanbod van de publieke omroepen moet naast amusement ook aandacht worden geschonken aan informatie, cultuur (kunst) en educatie. Een puur marktgerichte aanpak door alleen programma’s uit te zenden die veel kijkers zullen trekken, is door de wettelijke eis van het volledig programmavoorschrift, niet mogelijk.
23
24
Deelscores
Maximumscore 2 uitgangspunten van het mediabeleid van de overheid (twee van de volgende): • zorgen voor pluriformiteit in het nieuwsaanbod • bevorderen democratische samenleving • garanderen van vrijheid van meningsuiting per juist uitgangspunt
25
1
Maximumscore 2 Voorbeeld van een goed antwoord is: • Door te garanderen dat iedere politieke partij haar ideeën kan laten horen (uitgangspunt van het mediabeleid is pluriformiteit) • heeft de burger in principe een optimale keuzevrijheid. Dit is een voorwaarde voor een democratische samenleving (uitgangspunt van het mediabeleid is het bevorderen/laten functioneren van een democratie)
1
1
Ook goed: vrijheid van meningsuiting (uitgangspunt van het mediabeleid) wordt door de overheid gewaarborgd, een noodzakelijke voorwaarde voor een democratie (uitgangspunt mediabeleid). 26
400015-1-25c
Maximumscore 3 1 juist: 54% van de stemmers die op de LPF hebben gestemd is man 2 onjuist: 32% van de LPF-stemmers is jonger dan 35 jaar 3 juist: 27,6% van de stemmers op de LPF stemde in 1998 niet
8
1 1 1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 333
Antwoorden
27
Deelscores
Maximumscore 4 Voorbeelden van goede redenen zijn (twee van de volgende): • Door het niet stemmen van mensen, krijgen de mensen die wel stemmen een onevenredig grote invloed. • Het is mogelijk dat bepaalde ideeën/wensen van niet-stemmers vóór mei 2002 niet op de publieke en politieke agenda zijn gekomen. • Verkiezingen bepalen de politieke machtsverhoudingen in het parlement. Door de LPF is een bepaald deel van het volk vertegenwoordigd dat daarvoor niet vertegenwoordigd was / de Tweede Kamer zou hierdoor representatiever geworden zijn. • De afstand tussen burger en politiek werd verkleind doordat meer stemmers zich vertegenwoordigd voelden door nieuwe partijen als LPF en Leefbaar Nederland. • De legitimiteit van de vertegenwoordiging (Tweede Kamer) is groter bij een hoge opkomst dan bij een lage opkomst. • De nieuwe partijen zullen stellen dat de politieke agenda nu is opengebroken en niet meer bepaald wordt door de beroepspolitici van de gevestigde partijen. • Men kan ook wijzen op de kans dat het beleid door burgers die zijn gaan stemmen meer aanvaard wordt omdat ze vertegenwoordigers hebben gekozen, die het beleid maken. per juiste reden
2
Opgave 2 Criminaliteit en rechtsstaat Maximumscore 1 Nee, Dennis is tien jaar. Kinderen tot twaalf jaar kunnen niet strafrechtelijk worden vervolgd. / Het jeugdstrafrecht geldt vanaf 12 jaar.
28
29
Maximumscore 2 twee van de volgende taken van de politie met uitleg: • opsporing van strafbare feiten/het opsporingswerk/daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde: achterhalen wie de dader van de gepleegde delicten is (regels 3-8) • hulpverlening: praten met zijn moeder (regels 11-12) / aanmelden van de zaak bij project Echt Recht/Samen Herstellen (regels 29-31) • preventie: bijdrage leveren aan voorkomen van strafbaar gedrag door samen te werken met project Echt Recht/Samen Herstellen (regel 21 en regels 29-31) per juiste taak en uitleg
1
Maximumscore 1 De etiketteringstheorie legt de nadruk op de sociale omgeving die het etiket crimineel plakt op bepaalde (afwijkende) gedragingen van bepaalde personen. De redenering is dat mensen zich conform dit etiket gaan gedragen.
30
Maximumscore 2 Het project Echt Recht/Samen Herstellen gaat bij het voorkomen van crimineel gedrag uit van de omgeving van de dader. Door het maken van afspraken/bemiddeling met instanties en personen uit de omgeving van de dader (Dennis) wordt voorkomen dat de dader (Dennis) het etiket crimineel krijgt opgeplakt en wordt voorkomen dat dader (Dennis) het criminele pad opgaat.
31
Maximumscore 2 32 • De (jeugd-)reclassering heeft als één van haar doelstellingen het verlenen van hulp aan
verdachten / het voorbereiden en begeleiden van de uitvoering van taakstraffen
1
• Het Buro Slachtofferhulp heeft als doelstelling het bijstaan bij de verwerking van
(im)materiële schade van slachtoffers. (In een aantal gevallen kunnen een bijeenkomst en de daarbij behorende afspraken bijdragen aan herstel van vertrouwen bij het slachtoffer.)
400015-1-25c
9
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 334
Antwoorden
33
34
Deelscores
Maximumscore 2 twee van de volgende: • Verdachten krijgen een transactie voorgelegd. (Verdachten betalen een bepaald bedrag in ruil voor vervolging.) • Zaak van verdachten wordt geseponeerd door het OM
1 1
Maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (één van de volgende): • Er dient alles gedaan te worden om te voorkomen dat jongeren het pad van de criminaliteit opgaan. Minderjarigen die een eerste overtreding hebben begaan, moet je eerst de kans geven hun fout goed te maken. Daarom is een project als Echt Recht/Samen Herstellen van belang. Daar komt bij dat een harde straf, die Donner wenst, een minder afschrikkende werking heeft dan vaak wordt verondersteld (functie van straf). • Weliswaar kan het gebeuren dat door de bemiddeling van Echt Recht/Samen Herstellen minderjarigen op het rechte pad blijven in de samenleving. Echter in het geval dat jongeren in herhaling vallen, dient er een duidelijke speciale afschrikking plaats te vinden door het opleggen van een straf (functie van straf). Maximumscore 1 Het zijn misdrijven, het gaat om delicten die mensen en de samenleving veel schade berokkenen en niet om overtredingen als verkeersovertredingen of het niet mogen betreden van een weg.
35
Maximumscore 4 36 • Slachtofferonderzoek vindt plaats via enquêtes. Geënquêteerden (op basis van een
vragenlijst) geven aan of ze al dan niet het slachtoffer geweest zijn van een bepaald delict. Op deze wijze krijgt men ook inzicht in de aard en de omvang van de criminaliteit, die verborgen is gebleven / die niet geregistreerd is (dark number) bij de politie
2
Politiecijfers geven een beperkt beeld van de criminaliteit, omdat • de politiestatistieken ook beïnvloed worden door veranderingen in het politieoptreden /
selectief opsporingsbeleid • veel delicten die worden gepleegd (bijvoorbeeld vandalisme, fietsendiefstal) niet ter kennis komen van de politie / niet aangegeven worden bij de politie
1 1
Maximumscore 2 37 • niet volledig dekkend bij een aantal misdrijven vanwege mogelijke emotionele drempel bij
slachtoffers
1
• niet altijd aanwijsbare persoonlijke slachtoffers (bijvoorbeeld witte-boordencriminaliteit en
milieudelicten)
1
Indien antwoord als ‘vermoorden personen kun je niet interviewen’
0
Opgave 3 Criminaliteit en rechtsstaat: schoolregels 38
Maximumscore 2 twee van de volgende redenen: • De situatie op school is in strijd met algemeen geldende waarden en normen. De schoolregels werden niet nageleefd. / De leiding van de school (bestuur, nieuwe directeur) beschouwde de situatie op school als onwenselijk. • Bestuur en directeur vonden dat er actie moest worden ondernomen. • Er is sprake van materiële en immateriële schade. / (bekladden van de muren, bedreigingen en mishandeling van docenten en leerlingen) • Er bestaan opvattingen over het aanpakken/het oplossen van dit criminaliteitsprobleem. (“Wij willen hier gewoon het zero tolerance verhaal.” aldus Bleeker.) (regels 9-11) per juiste reden
400015-1-25c
1
10
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 335
Antwoorden
39
Deelscores
Maximumscore 2 Voorbeelden van functies van regels zijn (twee van de volgende): • Regels dragen bij aan de ordening van de (school)gemeenschap. • Regels verhelderen de scheidslijn tussen goed en kwaad / wat wel en niet mag. • Regels maken gedrag voorspelbaar. • Regels bevorderen de rechtvaardigheid / regels gelden voor alle betrokkenen. per juiste functie
40
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede vragen zijn (bij twee van de volgende invalshoeken): - Vragen bij de sociaal-culturele invalshoek: • Welke waarden en normen leven bij de schoolleiding en welke bij docenten?/ Is er een botsing van waarden en normen van docenten en leerlingen? - Vraag bij de politiek-juridische invalshoek: • Welke schoolregels vinden hun grond in de gemeentelijke/landelijke regel- en wetgeving bij het vraagstuk van de criminaliteit op school? - Vraag vanuit de vergelijkende invalshoek: • Hoeveel criminaliteit is er op andere type scholen in ons land? / Hoeveel criminaliteit op dezelfde type scholen elders in het land? per juiste vraag
1
Einde
400015-1-25c
11
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 336
maatschappijleer
Correctievoorschrift HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs
20
04
Tijdvak 2
inzenden scores Voor dit examen hoeft u geen afnamegegevens aan de Citogroep te verstrekken.
400036-2-25c
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 337
Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Een beoordelingsmodel 1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO02-806 van 17 juni 2002 en bekendgemaakt in Uitleg Gele katern nr 18 van 31 juli 2002). Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt, het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door de CEVO. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond. 2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld;
400036-2-25c
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 338
3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord; 3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 4 Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt één scorepunt toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan een antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. 5 Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. 6 Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. 7 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een toets of in het beoordelingsmodel bij die toets een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof toets en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 8 Voor deze toets kunnen maximaal 93 scorepunten worden behaald. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. 9 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer. 3 Vakspecifieke regels Voor het vak maatschappijleer HAVO zijn geen vakspecifieke regels vastgesteld.
400036-2-25c
3
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 339
4 Beoordelingsmodel Antwoorden
Deelscores
Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt 1 punt toegekend. Opgave 1 Vervolging medewerkers Albert Heijn: schandalig of begrijpelijk? Maximumscore 1 Voor de arrondissementsrechtbank: de gepleegde delicten zijn misdrijven, namelijk overval en dreiging met geweld respectievelijk gebruik van geweld.
1
Maximumscore 2 2 • afschrikking van de dader voor het opnieuw plegen van het delict/speciale preventie
• heropvoeding/resocialisering
1 1
Maximumscore 4 3 • Het opportuniteitsbeginsel houdt in dat het OM kan seponeren (afzien van vervolging), als
het belang van het niet vervolgen zwaarder weegt dan het belang van het wel vervolgen
2
• Hier zou kunnen gelden dat het belang van niet vervolgen zwaarder weegt, gezien de
commotie die het wel vervolgen teweegbrengt / vervolging gaat in tegen het rechtsgevoel van het publiek of • Het optreden van de AH-medewerkers tegen de AH-dief wordt maatschappelijk gezien niet bezwaarlijk gevonden; het rechtsgevoel legitimeert het optreden van de AH-medewerkers. De diefstal woog ruimschoots op tegen het gebruikmaken van geweld door de AHmedewerkers
6
2
Maximumscore 2 Dat wil zeggen dat de verdachte geweld heeft gepleegd uit zelfverdediging (of de verdediging van een ander). De rechter kan dit als een rechtvaardigingsgrond aanmerken. De rechter ontslaat de persoon van rechtsvervolging.
4
5
2
Maximumscore 1 Voorbeelden van goede redenen zijn (één van de volgende): • Eigen rechter spelen, druist in tegen de betekenis van rechtsregels, namelijk het bieden van rechtszekerheid. / Rechtsregels maken onafhankelijke rechtspraak mogelijk. • In een rechtsstaat beslist een onafhankelijke rechter over geschillen tussen burgers. • In een rechtsstaat worden conflicten op een vreedzame wijze beslecht. • In een rechtsstaat dient de rechtsorde te worden gerespecteerd. Maximumscore 2 De minister van Justitie is politiek verantwoordelijk (tegenover de Tweede Kamer en de Eerste Kamer) voor (één van de volgende): • het handelen van het Openbaar Ministerie / vervolgingsbeleid. • het toezicht op politietaken (opsporing en vervolging van strafbare feiten). De minister van Binnenlandse Zaken is politiek verantwoordelijk (tegenover de Tweede Kamer en de Eerste Kamer) voor (één van de volgende): • het centrale beheer van de politie (samen met de minister van Justitie). • het handhaven van de openbare orde en veiligheid.
7
400036-2-25c
1
1
B
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 340
Antwoorden
8
Deelscores
Maximumscore 2 twee van de volgende vragen: • Is het feit bewezen? / Zijn alle bestanddelen uit de delictomschrijving bewezen? / Door wie zijn de klappen die leidden tot een gebroken neus uitgedeeld? • Is er sprake van een rechtvaardigingsgrond? / Is hier sprake van noodweer? • Is er sprake van schuld? / Was de verdachte zo buiten zinnen van woede dat hij niet toerekeningsvatbaar was? / Is er sprake van noodweerexces? per juiste vraag Maximumscore 1 scheiding van uitvoerende, wetgevende en rechtsprekende macht
9
Maximumscore 1 De burger wordt beschermd tegen (de willekeur van) overheidsoptreden doordat de rechter onpartijdig tussen de vervolgende overheid en de aangeklaagde burger staat. / Burgers kunnen vertrouwen op (eerlijke) toetsing van de wetten door een onafhankelijke rechter.
10
11
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • Sommige media brengen sensationele berichten over criminaliteit, waarbij niet altijd zorgvuldig met de feiten wordt omgesprongen. • Sommige media berichten relatief veel over criminaliteit en overbelichten daarmee de werkelijke omvang van criminaliteit. • Sommige media berichten relatief veel over bepaalde soorten van criminaliteit, met name de zwaardere en vertekenen aldus het beeld van de criminaliteit in het algemeen. • Sommige massamedia leggen relatief veel nadruk op bepaalde groepen daders zoals bijvoorbeeld Marokkanen en dragen daardoor bij aan een negatieve beeldvorming/stereotypering van die groep. per juist antwoord
1
Maximumscore 2 12 • Alles wat leden van het Koninklijk Huis doen en zeggen, valt onder de ministeriële
verantwoordelijkheid. / De minister-president is (namens het kabinet) politiek verantwoordelijk voor gedragingen en uitspraken van de leden van het Koninklijk Huis • In plaats van zich te verantwoorden voor de inhoud van de uitspraak, vergoelijken de ministers Balkenende en Zalm de uitspraak van de prins 13
1 1
Maximumscore 2 twee van de volgende doelen van rechtsregels: • biedt rechtszekerheid • biedt rechtsgelijkheid • verheldert de scheidslijn tussen wat wel en wat niet mag per juist doel
14
400036-2-25c
1
Maximumscore 3 B De aangeleerd-gedrag-theorie: crimineel gedrag is, evenals elk ander menselijk gedrag overgenomen of aangeleerd gedrag. Ongewenst sociaal gedrag is te veranderen door straf te geven. Door de overvallers onmiddellijk te straffen, wordt crimineel gedrag afgeleerd of door niet te straffen, wordt crimineel gedrag ‘beloond’.
5
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 341
Antwoorden
15
Deelscores
Maximumscore 3 - immateriële gevolgen: • emotionele schade/angst • bedreigingen Indien twee immateriële gevolgen juist Indien minder dan twee immateriële gevolgen juist
1 0
- materiële gevolgen Voorbeelden van goede antwoorden zijn (drie van de volgende): • verhoging verzekeringspremies • kosten beveiligingsapparatuur/beveiligingscursussen personeel • proceskosten civiele procedures • medische kosten personeel/kosten uitval personeel Indien drie materiële gevolgen juist Indien twee materiële gevolgen juist Indien minder dan twee materiële gevolgen juist 16
2 1 0
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede maatregelen zijn (drie van de volgende): • technopreventie (elektronische poortjes, stilalarm en dergelijke) • inzet particuliere bewakingsdiensten / buurt-, winkelierpreventieprojecten • meer toezichthoudend personeel • structurele aanpassing van de winkels (rolluiken/spiegels/looproutes) • meer waarschuwingsborden dat er gecontroleerd wordt / in tassen gekeken kan worden • samenwerking binnen winkeliersvereniging ter bevordering van meer sociale veiligheid Indien drie maatregelen juist Indien twee maatregelen juist Indien minder dan twee maatregelen juist
2 1 0
Opgave 2 Omroeppolitiek: een avondje Afrika? Maximumscore 2 17 • De informerende functie/agendafunctie: massamedia kunnen ervoor zorgen dat het publiek
op de hoogte is van het onderwerp ‘geld geven voor hongerend Afrika’ / kunnen ervoor zorgen dat dit onderwerp op de ‘publieke agenda’ komt, dat wil zeggen dat mensen over dit onderwerp denken en praten • de socialiserende functie: de beoogde publiekscampagne via de media zorgt voor de overdracht van waarden en normen: hulp bieden is goed en je dient geld te geven 18
1 1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede redenen zijn (twee van de volgende): • de opkomst van commerciële omroepen en concurrentie van deze omroepen • de verminderde ‘trouw’ van het kijkerspubliek aan de publieke omroep/ontzuiling/ individualisering • de druk van de overheid (uit financiële overwegingen) op de publieke omroepen om meer samen te werken per juiste reden
400036-2-25c
1
6
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 342
Antwoorden
Maximumscore 2 Een voorbeeld van een goed antwoord is: Het referentiekader is het geheel van ervaringen/kennis/houdingen/verwachtingen, dat van invloed is op de subjectieve waarneming van gebeurtenissen en verschijnselen.
19
20
21
Deelscores
Maximumscore 2 Voorbeelden van een goede uitleg zijn (één van de volgende): • Als het idee bestaat dat een ramp zoals hongersnood en een fenomeen als burgeroorlog te wijten is aan fouten (zoals corruptie) binnen de landen zelf, zullen mensen zich afsluiten voor de mediaboodschap om geld te geven. • Te veel herhaling van schokkende beelden zou ‘moeheid’ opleveren; door die houding kijken en luisteren de mensen niet meer naar nieuwe informatie (over weer een geldinzamelingsactie). • Als mensen belangstelling hebben voor Afrika en zich afzetten tegen het beeld van zielige Afrikanen, dan zullen ze positief staan tegenover een tv-uitzending over Afrika en bereid zijn om geld te geven. Maximumscore 3 Voorbeelden van goede antwoorden zijn: (drie van de volgende): • Beschikbaarheid van beeldmateriaal: volgens Kees Dijk was dit beeldmateriaal er niet in voldoende mate. • Het probleem moet begrijpelijk zijn: volgens Kees Dijk waren de oorzaken van het ontstane probleem moeilijk uit te leggen. • Nabijheid: het onderwerp ‘Tweede-Kamerverkiezingen’ gaat Nederlanders meer direct aan. • Uitzonderlijk zijn / voldoende afwisseling: het begrip ‘Afrika-moeheid’ geeft al aan dat het niet door iedereen als uitzonderlijk beleefd wordt. De oorlog in Irak wint het op het punt van uitzonderlijkheid. • Over prominente personen: Bush en Saddam Hoessein (Irak-kwestie) zijn veel bekendere personen dan leiders in Afrika. • ‘dramatisch zijn’: het onderwerp is zeker dramatisch te noemen / kan veel emoties oproepen, maar ook op dit punt moet het concurreren met het onderwerp Irak, dat voor veel mensen als nog dramatischer wordt gezien. per juist antwoord
22
1
Maximumscore 2 één van de volgende redenen: • Internationale persbureaus hebben een westerse achtergrond en maken primair nieuws voor de westerse markt. Die persbureaus vergaren dus relatief veel nieuws over de westerse wereld en relatief weinig nieuws over de Derde Wereld / hebben weinig correspondenten in Afrikaanse landen. • Het relatief weinige nieuws over de Derde Wereld is ook vaak gemaakt vanuit een westerse optiek: weinig aandacht voor ontwikkelingsprocessen, en relatief veel aandacht voor burgeroorlog/rampen als hongersnood/incidenten als staatsgrepen/folklore. Maximumscore 3
23 • de visie van beïnvloeding van de massamedia via het tweetraps-model
1
• Volgens deze visie beïnvloeden de massamedia zogeheten ‘opinieleiders’, zoals goede
vrienden en kennissen, collega’s of leidersfiguren. Deze opinieleiders zijn hier ‘bekende personen of beroemdheden, die het voortouw nemen’. Deze opinieleiders beïnvloeden op hun beurt de ‘volgers’
400036-2-25c
7
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 343
Antwoorden
Deelscores
Maximumscore 2 A Het artikel is objectief: telkens wordt duidelijk aangegeven om wiens mening het gaat; de schrijfster laat daarbij haar eigen mening buiten beschouwing B Het principe van hoor en wederhoor is toegepast, doordat voor- en tegenstanders van een avondvullende tv-actie aan het woord komen
24
1 1
Maximumscore 3 25 • Kees Dijk heeft als secretaris van de coördinatiecommissie een stem in het bepalen welke
programma’s en dus welke inhouden op het scherm komen
1
• De hoofdredacteur van Netwerk, Maria Henneman, bepaalt mede welke onderwerpen wel en
niet uitgezonden zullen worden
1
• Afrika-correspondent Roeland Stekelenburg, kijkt als correspondent ter plekke wat als
interessant voor de Nederlandse kijkers kan worden beschouwd. / beslist welke gegevens wel en welke niet doorgegeven worden naar Nederland 26
1
C
Opgave 3 Massamedia en de overheid Maximumscore 4 27 • De uitgangspunten van pluriformiteit en kwalitatief hoogwaardige programma’s en
informatie
2
Uitleg • Als de publieke omroepen zich door samenwerking (en marktgerichtheid) te weinig in hun
programma’s profileren, zullen de verschillende stromingen hun eigen geluid / hun eigen identiteit te weinig kunnen laten horen • Samenwerking kan leiden tot een eenzijdig informatie-aanbod, daarmee komt het uitgangspunt ‘het streven naar kwalitatief hoogwaardige programma’s en informatie’ onder druk te staan
1
1
Opmerking Ook goed als kandidaten de uitgangspunten ‘democratie’ en ‘uitingsvrijheid’ noemen en toelichten. Maximumscore 2 28 • Er is sprake van persconcentratie als grote delen van de totale dagbladenmarkt in handen
zijn van een klein aantal dagbladondernemingen
1
• Dit blijkt uit de tabel want de drie grootste dagbladondernemingen PCM-Holding,
Holdingmij De Telegraaf en Wegener hebben in 2002 het grootste deel van de totale oplage van alle dagbladen in handen, namelijk 88 procent. / want het marktaandeel van Holdingmij De Telegraaf en dat van Wegener is vanaf 1997 toegenomen, respectievelijk met 5 en 12 procent. De VNU-Dagbladengroep is voor een groot deel opgegaan in Wegener
400036-2-25c
8
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 344
Antwoorden
29
Deelscores
Maximumscore 2 één van de volgende: • De overheid heeft in het verleden het Bedrijfsfonds voor de Pers ingesteld. Dit fonds is bedoeld om noodlijdende dagbladen of tijdschriften tijdelijk financieel te ondersteunen: de overheid kan daarmee de pluriformiteit van de pers in stand houden. • Het verplicht stellen van een redactiestatuut. Door het redactiestatuut heeft de redactie de vrijheid om de eigen formule/identiteit van de krant vorm te geven. Daarmee is de kans groter dat de afzonderlijke kranten van elkaar verschillen en zodoende een bijdrage leveren aan de pluriformiteit van de dagbladpers. Opmerking De bepaling dat een deel van de Sterinkomsten naar de dagbladen gaat, gold tot begin jaren negentig. Opgave 4 2002: een bewogen jaar in de Nederlandse politiek Maximumscore 2 Het aantal Kamerzetels van een partij is evenredig aan de op die partij uitgebrachte aantal stemmen. Kolom 3 (aantal zetels 2003) en kolom 4 (aantal stemmers 2003) vertonen cijfers die evenredig zijn aan elkaar. Zoveel stemmen, zoveel zetels iedere partij krijgt.
30
Maximumscore 3 31 • Parlementsleden worden per district gekozen. Diegene die de meeste stemmen heeft, krijgt
een zetel
1
• Toewijzing van zetels per district werkt een concentratie op grote partijen (en regionale
partijen) in de hand. Dit leidt tot een zogeheten tweepartijenstelsel in het parlement. Veelal haalt een van die twee partijen de meerderheid in het parlement. De regering kan dan rekenen op de steun van die meerderheid (bestaande uit die ene partij) in het parlement
2
Maximumscore 6 32 • De liberale stroming: VVD en D66
• De confessionele stroming (twee van de volgende): CDA, ChristenUnie (RPF, GPV) / SGP • De sociaal-democratische/socialistische stroming: PvdA, SP
Opmerking GroenLinks is ook een goed voorbeeld van de sociaal-democratische/socialistische stroming. per stroming met juiste bijbehorende voorbeelden
1 1
Opmerking Alleen twee punten toekennen als stroming met beide voorbeelden genoemd is. 33
C
34
Maximumscore 1 de fase van terugkoppeling of feedback Maximumscore 2
35 • vrijheid van meningsuiting en
1 1
• het recht tot vergadering en betoging
400036-2-25c
9
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 345
Antwoorden
36
Deelscores
Maximumscore 2 twee van de volgende redenen: • Door politieke participatie kunnen burgers opkomen voor hun belangen. • Door niet te participeren, krijgen anderen die wel politiek actief zijn, onevenredige invloed. • Politieke participatie verkleint de afstand tussen burger en politiek. • Beleid zal meer door burgers aanvaard worden als de wensen van zoveel mogelijk mensen die actief zijn geweest, er (deels) in terug te vinden zijn. • Politieke participatie is de uitdrukking van het ideaal van een democratische samenleving van actieve burgers. per juiste reden
37
1
Maximumscore 4 VWN is een belangenorganisatie (met twee van onderstaande) kenmerken: • die opkomt voor een specifieke groep namelijk vluchtelingen en asielzoekers door het verlenen van ondersteunende diensten in de asielprocedure en bij het opbouwen van een eigen bestaan in de Nederlandse samenleving. • met een professionele staf - medewerkers geven scholing en adviezen aan de vrijwilligers / een professionele en complexe organisatie - plaatselijke stichtingen en een landelijke werkorganisatie - met (veel) betaalde medewerkers en tienduizend vrijwilligers. • met een permanent karakter: de dagelijkse activiteiten in een complexe organisatie veronderstellen een permanent karakter. per kenmerk en toelichting
38
2
Maximumscore 2 twee van de volgende machtsbronnen: • gehoor bij politici (tekst 8, regels 42-43) • gehoor bij de media (tekst 9, regels 20-25) • steun van achterban/aantal (tekst 9 en 10) • kennis/deskundigheid (tekst 10) per juiste machtsbron
1
Maximumscore 4 39 • hoofdtaak 1: Ambtenaren helpen het kabinetsbeleid voor te bereiden / spelen een grote rol
bij het opstellen van wetsvoorstellen van de regering
1
• Zij kunnen de minister helpen bij de verdediging van een wetsvoorstel in het parlement als
de minister dit ter goedkeuring heeft ingediend • hoofdtaak 2: Ambtenaren voeren besluiten uit • Zij assisteren de minister wanneer deze ter verantwoording wordt geroepen door de Kamer
bij het uitleggen van het gevoerde beleid (waarbij de regels op een bepaalde wijze zijn uitgevoerd/geïnterpreteerd) 40
400036-2-25c
1 1
1
Maximumscore 1 Het gaat bij het samenstellen van kandidatenlijsten om de selectiefunctie / rekruteringsfunctie.
10
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 346
Antwoorden
41
Deelscores
Maximumscore 4 Voorbeelden van functies met goede toelichting zijn (twee van de volgende): • De controlefunctie/waakhondfunctie: media kunnen tekortkomingen in het functioneren van Tweede-Kamerleden onderzoeken en aan de kaak stellen. • De agendafunctie: media spelen een belangrijke rol bij de publieke en politieke agendavorming: voor een fractie kan het centraal stellen van een bepaald issue nadelig of voordelig zijn voor het beeld van die partij. • De opiniërende functie: door ruimte te geven aan onafhankelijke deskundigen of aan belangengroepen kan de publieke opinie zich kritisch uiten over een fractiestandpunt. per juiste functie en toelichting
2
Einde
400036-2-25c
11
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 347
Maatschappijleer (nieuwe stijl en oude stijl)
Correctievoorschrift HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs
20
03
Tijdvak 1
Inzenden scores Vul de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per school in op de optisch leesbare formulieren of verwerk de scores in het programma Wolf. Zend de gegevens uiterlijk op 26 mei naar de Citogroep.
300011 CV29
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 348
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO94-427 van september 1994) en bekendgemaakt in het Gele Katern van Uitleg, nr. 22a van 28 september 1994. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven en het procesverbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het procesverbaal en de regels voor het bepalen van de cijfers onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond. 2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 punten, zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het antwoordmodel; 3.4 indien één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg (of berekening) ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het antwoordmodel anders is aangegeven;
300011 CV29
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 349
3.7 indien in het antwoordmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord; 3.8 indien in het antwoordmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 4 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een toets of in het antwoordmodel bij die toets een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof toets en antwoordmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het antwoordmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 5 Voor deze toets kunnen maximaal 90 scorepunten worden behaald. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. 6 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer (artikel 42, tweede lid, Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO). Dit cijfer kan afgelezen worden uit tabellen die beschikbaar worden gesteld. Tevens wordt er een computerprogramma verspreid waarmee voor alle scores het cijfer berekend kan worden. 3 Antwoordmodel Antwoorden
Deelscores
Opgave 1 Een eigentijdse aanpak van straatoverlast en jeugdcriminaliteit 1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • Het volwassenenstrafrecht kent hogere straffen dan het jeugdstrafrecht. / Het jeugdstrafrecht kent (voor jeugdigen van 12 tot 16 jaar) een vrijheidsstraf van 1 dag tot twaalf maanden. • Veroordeelde jongeren komen niet in een gevangenis, maar in een jeugdinrichting. • Jongeren worden berecht door de kinderrechter en de zitting voor de kinderrechter is niet openbaar. per juist voorbeeld
1
Maximumscore 2 2 • HALT(-afdoening) / Het Alternatief-project
1
• Deze afhandeling / afdoening (wordt uitgevoerd door HALT-bureaus) bestaat uit: het (zo
snel mogelijk na de aanhouding) verrichten van werkzaamheden aan de door hen zelf vernielde of bekladde objecten of eventuele vergoeding van schade. / een lichte werk- of leerstraf
300011 CV29
3
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 350
Antwoorden
3
Deelscores
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • De jongeren krijgen geen strafblad. • De jongeren hebben geen last van een negatieve etikettering. • De HALT-afdoening schept betere voorwaarden voor resocialisatie. / Deze afdoening is een pedagogisch verantwoord alternatief voor de strafrechtelijke veroordeling. • Er is door de HALT-afdoening minder recidive. per juist voordeel Maximumscore 1 Zero tolerance is meer repressief dan de inzet van buurtregisseurs of wijkagenten.
4
5
1
Maximumscore 2 één van de volgende: • de bindingstheorie Deze theorie zegt dat maatschappelijke bindingen, zoals bijvoorbeeld een hechte band binnen het gezin of goede contacten op school/werk, remmend werken op crimineel gedrag. De buurtregisseurs proberen een vertrouwensband met de jongeren op te bouwen, waardoor zo wordt verwacht, crimineel gedrag van jongeren zal afnemen of zal ophouden. / Door goede relaties tussen buurtregisseurs of wijkagenten en jongeren zullen deze laatsten minder snel afwijkend gedrag vertonen. • sociale controletheorie Volgens de sociale controletheorie wordt crimineel gedrag voorkomen door de gevolgen van formele en informele sociale controle. Een buurtregisseur oefent deze vormen van sociale controle uit. Opmerking Alleen twee punten toekennen als de naam van de theorie en de uitleg juist zijn.
6
Maximumscore 2 twee van de volgende taken van politie: • Preventie: door het kweken van een vertrouwensband wordt geprobeerd crimineel gedrag te voorkomen. • Hulpverlening: de wijkagenten/buurtregisseurs kunnen de jongeren ondersteunen bij het vermijden van maatschappelijk ongewenste activiteiten. • Handhaving van de openbare orde: door intensief contact met de jongeren proberen de wijkagenen rellen op straat tegen te gaan. per juiste taak en toelichting
7
8
1
Maximumscore 2 A • De burgemeester is verantwoordelijk voor handhaving van de openbare orde B • Het Openbaar Ministerie is belast met de opsporing van strafbare feiten / afdoening via HALT of vervolging van deelnemers aan de rellen. / Het Openbaar Ministerie is verantwoordelijkheid voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde Maximumscore 2 de waarden: • rechtvaardigheid (regel 46) • veiligheid (regel 53)
9
300011 CV29
1
1
1 1
Maximumscore 1 Voorbeeld van een goed antwoord is: veiligheid / rechtvaardigheid / zekerheid / rechtshandhaving / rechtsbescherming
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 351
Antwoorden
10
Deelscores
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • Rechtsregels gelden in beginsel voor iedereen. • Rechtsregels gaan in het algemeen voor andere regels. • Rechtsregels dienen eigenrichting te voorkomen / zijn bedoeld om conflicten tussen personen volgens de wet en het recht te regelen. per juiste reden
11
1
Maximumscore 4 twee van de volgende benaderingswijzen: - politiek-juridische benaderingswijze Voorbeelden van goede vragen zijn (één van de volgende): • Welk overheidsbeleid is er ten aanzien van de aanpak van de jeugdcriminaliteit? • Welke groeperingen/actoren zijn betrokken bij de aanpak van de probleemjeugd? - sociaal-economische benaderingswijze Voorbeeld van een goede vraag is: Is er een relatie tussen de sociaal-economische positie van jongeren en het crimineel gedrag dat zij vertonen? - sociaal-culturele benaderingswijze Voorbeelden van goede vragen zijn (één van de volgende): • Is er tussen verschillende jeugdsubculturen verschil in jeugddelinquentie? • Welke waarden en normen heeft de probleemjeugd? • Op grond van welke zaken past een harde aanpak van probleemjongeren beter bij de Marokkaanse cultuur dan bij de Nederlandse cultuur? (naar aanleiding van de uitspraak van de korpschef in regel 9 in tekst 1) per juist antwoord
2
Opmerking Alleen 2 punten toekennen indien de naam van de benaderingswijze en de bijbehorende vraag juist zijn. Maximumscore 4 A Het zelfrapportage-onderzoek geeft een completer beeld van de jeugdcriminaliteit dan politiecijfers. Jongeren/geënquêteerden (aan de hand van een vragenlijst) geven aan of ze al dan niet een bepaald delict hebben gepleegd (en hoe vaak zij dit hebben gedaan). Op deze wijze krijgt men een beter inzicht in de aard en de omvang van de criminaliteit, die verborgen is gebleven / die niet geregistreerd is (dark number)
12
1
Politiecijfers geven een minder betrouwbaar beeld van de jeugdcriminaliteit omdat • de politiestatistieken ook beïnvloed kunnen worden door veranderingen in het
politieoptreden / selectief opsporingsbeleid
1
• veel delicten die door jongeren worden gepleegd (vandalisme, fietsendiefstal) niet ter
300011 CV29
kennis komen van de politie. / niet aangegeven worden bij de politie
1
B Daders van zware misdrijven hebben een geringe bereidheid om de vragen eerlijk te beantwoorden
1
5
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 352
Antwoorden
13
Deelscores
Maximumscore 2 Het gaat om de aanpak van gedrag dat bij de wet strafbaar is gesteld
1
bijvoorbeeld één van de volgende gegevens of citaten:
1
• “Strafrecht maar ook de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) vormen daarbij
effectieve middelen.” • “Dit boekje bevat overtredingen die de leefbaarheid aantasten.” • “Bij elke overtreding vindt u de (wets)tekst.”
14
Maximumscore 2 De politie handhaaft de rechtsorde op basis van wettelijke bepalingen in verband met strafbaar gedrag (en op basis van wettelijke bevoegdheden) verwijzing (één van de volgende): • “Bij elke overtreding vindt u de (wets)tekst.” • Het boekje bevat een reeks overtredingen met de wetstekst en maximale boete.
1 1
Opmerking Ook goed: Het waarborgen van de rechtszekerheid. / Bescherming tegen willekeur van de politie. Door het boekje Streetwise weet de politie waaraan ze zich moet houden: wat is wettelijk verboden en wat is de strafmaat. 15
Maximumscore 4 twee van de volgende: • Speciale preventie: de overtreder zal de sanctie direct in verband brengen met zijn daad waardoor hij het de volgende keer hopelijk uit zijn hoofd zal laten. • Algemene preventie: door de streetwise-aanpak zullen mensen worden afgehouden zich schuldig te maken aan hinderlijk en asociaal gedrag. • Vergelding: overtreders van de regels krijgen als straf een geldboete. • Handhaving van de rechtsorde: door ‘streetwise’ hoopt men ongewenste gedragingen aan te kunnen pakken. per juist doel met bijbehorende toelichting Indien alleen het doel Indien alleen preventie met toelichting
2 1 1
Opgave 2 Massamedia: veiling van radiofrequenties 16
Maximumscore 2 Een uitgangspunt van het Nederlands mediabeleid is het waarborgen van de pluriformiteit en de kwaliteit van informatievoorziening of media-aanbod • De pluriformiteit (en de kwaliteit van informatievoorziening) wordt/worden gegarandeerd door het instandhouden van het publieke bestel met verschillende omroepen die de verschillende maatschappelijke stromingen vertegenwoordigen. of De pluriformiteit (en de kwaliteit van informatievoorziening) wordt/worden gegarandeerd door wettelijke eisen te stellen aan het programma-aanbod. Vanuit dit belang van pluriformiteit krijgen de radiozenders van de publieke omroep de radiofrequenties gratis / buiten de veiling om
1
1
Opmerking Ook goed is een uitleg vanuit het uitgangspunt democratie of uitingsvrijheid.
300011 CV29
6
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 353
Antwoorden
17
Maximumscore 4 Verschil in financiering: • Publieke zenders worden betaald uit de algemene middelen en reclamegelden (STER) • Commerciële zenders worden uitsluitend gefinancierd uit reclamegelden en sponsorgelden Verschil in programmering: • Publieke zenders (omroeporganisaties en –verenigingen) moeten voldoen aan programmatische eisen / eisen uit de Mediawet / moeten in hun programmering aandacht besteden aan informatie, amusement, cultuur en educatie • Commerciële zenders zijn vrij in hun keuze van wat zij uitzenden aan programma’s (met inachtneming van nationale en Europese regels)
1 1
1 1
Maximumscore 1 vrijheid van meningsuiting / vrijheid om (politiek) in actie te komen
18
19
Deelscores
Maximumscore 2 Twee van de volgende kenmerken van massacommunicatie: • De boodschap / de informatie is gericht op een (heterogeen) publiek / een groot aantal mensen dat onbekend is voor de zender. • Het zenden vindt plaats door een (complexe) organisatie. / Meerdere mensen zijn betrokken bij de bepaling en inhoud van de publieke boodschap. • Communicatie vindt plaats door gebruik te maken van technische hulpmiddelen (in dit geval onder andere computertechnologie). per juist kenmerk
1
Maximumscore 1 Internet heeft meer mogelijkheden tot feedback of tweezijdige communicatie. Tekst 6 laat zien dat het publiek direct kan reageren op het bericht.
20
Maximumscore 4 21 • de agendafunctie
1
• Uit tekst 6 blijkt dat wensen en eisen uit de samenleving via internet worden doorgesluisd
naar de politiek • de opiniërende functie / meningsfunctie • De tekst levert een bijdrage aan het publieke debat / uit de tekst blijkt dat meningen en
opvattingen in de openbaarheid komen
1 1 1
Maximumscore 2 22 • (Radio)zenders / media richten zich op een speciaal deel of segment van de markt / het
publiek (van luisteraars/mediagebruikers) / richten zich in hun programma’s op specifieke doelgroepen • Voorbeeld van marktsegmentering bij de radio: SkyRadio of Radio 3FM richten zich op liefhebbers van populaire muziek en Classic FM of Radio 4 op mensen die graag naar klassieke muziek luisteren
300011 CV29
7
1
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 354
Antwoorden
Deelscores
Opgave 3 Politieke besluitvorming: openstelling huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht 23
Maximumscore 2 één van de volgende: - de articulatiefunctie • De SGP brengt bij monde van Van der Vlies publiekelijk onder woorden wat haar wensen zijn / onder woorden van bepaalde wensen uit de samenleving - de communicatiefunctie • de SGP laat haar achterban weten welke mening zij heeft ten aanzien van het homohuwelijk en welk stemgedrag zij gaat vertonen
1 1 1 1
Maximumscore 2 24 • De SGP hoort tot de (orthodox-)christelijke richting
1 1
• Het CDA hoort tot de christen-democratie
Maximumscore 2 25 • uitspraak 1 (bijbelse waarden en normen zonder meer als richtsnoer): SGP
• uitspraak 2 (Bijbel als inspiratiebron): CDA • uitspraak 3 (scheiding kerk en staat): CDA
Indien drie uitspraken juist Indien twee uitspraken juist Indien minder dan twee uitspraken juist Maximumscore 1 In artikel 1 van de Grondwet staat dat alle mensen die zich in Nederland bevinden in gelijke gevallen gelijk behandeld worden. (Discriminatie wegens geloof, ras, politieke gezindheid, geslacht of op welke grond dan ook is niet toegestaan.)
26
27
2 1 0
Maximumscore 4 A • Ambtenaren zijn betrokken bij het formuleren en uitwerken van bepalingen van een wetsvoorstel • Ambtenaren zijn betrokken bij de wijze van uitvoeren van een wet B Machtsbronnen: • Vanwege hun deskundigheid kunnen zij de bewindslieden beïnvloeden • Ervaring / continuïteit: ambtenaren blijven op hun post, terwijl de bewindslieden vertrekken
28
300011 CV29
1 1
1 1
Maximumscore 1 de vierde macht
8
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 355
Antwoorden
29
Deelscores
Maximumscore 4 taak parlement • medewetgevende taak citaat regels 26-31: de Tweede Kamer debatteert over twee wijzigingen van het Burgerlijk Wetboek. / In de regels 34-38 staat dat de Kamer vijf jaar geleden twee moties heeft ingediend
2
ook goed • controlerende taak
citaat In de regels 34-38 staat dat de Kamer vijf jaar geleden twee moties heeft ingediend taak van de regering • wetgevende taak / beleidsvoorbereiding
citaat bijvoorbeeld: regels 42-46: minister Korthals en staatssecretaris Cohen komen met wetsvoorstellen
2
Opmerking Alleen twee punten toekennen als taak en verwijzing zijn genoemd. Maximumscore 3 30 • Conversiefase
1
• Er is sprake van het omzetten van een wens / van een probleem in een besluit van het
kabinet
1
• Minister en staatssecretaris komen met twee wetsvoorstellen (regels 42-46). / Het kabinet
heeft het advies van de Commissie-Kortmann omgezet in wetgeving (regels 34-40)
1
Maximumscore 1 Het bekrachtigen/ondertekenen van het wetsvoorstel (aangenomen door Tweede en Eerste Kamer). (Als de koningin heeft ondertekend, de verantwoordelijke minister(s) of staatssecretaris(sen)mede heeft/hebben ondertekend en de wet is gepubliceerd in het Staatsblad, dan is het wetsontwerp daarmee wet.)
31
Maximumscore 2 A Secularisering / secularisatie: vermindering van de invloed van kerk en godsdienst op de samenleving (ten gunste van rationeel denken en wereldse motieven)
32
1
B één van de volgende: • ontkerkelijking / het kerkbezoek en hoeveelheid kerklidmaatschappen nemen steeds meer af • deconfessionalisering / ontzuiling / steeds meer mensen laten hun geloofsovertuiging los (in de politiek) • vrijere seksuele moraal en grotere tolerantie jegens homoseksualiteit 33
Maximumscore 2 Nee, deze uitspraak klopt niet / niet helemaal. • Kiezers met een voorkeur voor ‘linkse’ partijen zijn in meerderheid vóór het homohuwelijk: De kiezers van PvdA, D66 en GroenLinks zijn volgens tabel 2 in meerderheid vóór • Het tweede deel van de uitspraak, namelijk dat kiezers met een voorkeur voor ‘rechtse’ partijen in meerderheid tegen zijn, klopt niet. Kiezers met een voorkeur voor een ‘rechtse’ partij als de VVD zijn ook in meerderheid vóór het homohuwelijk. / Van de kiezers met een voorkeur voor de middenpartij, het CDA, is een gelijk deel vóór en een gelijk deel tegen
300011 CV29
9
1
1
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 356
Antwoorden
Deelscores
Maximumscore 2 Ja, er is sprake van discriminatie. voorbeeld van een goed antwoord Omdat er sprake is van het verschillend behandelen van mensen, namelijk op basis van een kenmerk dat in de betreffende situatie niet relevant is, in dit geval de seksuele geaardheid.
34
Nee, er is geen sprake van discriminatie. voorbeeld van een goed antwoord: Discriminatie betekent dat mensen verschillend behandeld worden op basis van zaken die in de betreffende situatie niet relevant zijn. Bij een huwelijk vind ik de seksuele geaardheid / de sekse juist wel relevant: op grond van mijn geloofsovertuiging (de Bijbel) / opvatting is het huwelijk uitsluitend bestemd voor man en vrouw. Opgave 4 Pluriformiteit van de pers Maximumscore 2 Voorbeeld van een goed antwoord is: Elke krant heeft een eigen kijk/visie/mening op het nieuws / op gebeurtenissen in de samenleving. In het (redactioneel) commentaar van de krant komt deze visie van de krant tot uitdrukking. Wanneer er verschillende kranten zijn met elk een eigen visie, weerspiegelt dit de pluriformiteit van de dagbladpers.
35
36
Maximumscore 3 A • In het redactiestatuut wordt van de kant van de directie de onafhankelijkheid van de redactie gewaarborgd • Het statuut bevat een omschrijving van de identiteit/de eigenheid/het karakter van de krant B • Door deze zaken uit het redactiestatuut heeft de redactie de vrijheid om de eigen formule/identiteit van de krant vorm te geven. Daarmee is de kans groter dat de afzonderlijke kranten van elkaar verschillen en zodoende een bijdrage leveren aan de pluriformiteit van de dagbladpers
1 1
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn: Als er pluriformiteit is dan hebben de burgers de keus uit verschillende kranten en daarmee kunnen zij kennisnemen van meerdere meningen. Politieke keuzes worden dan van verschillende kanten belicht en iedereen zal dan beter in staat zijn om een eigen afweging te maken. / Een pers met een divers aanbod in berichten en commentaren, is onontbeerlijk voor politieke agendavorming, meningsvorming en voor het uitoefenen van controle op politici. Dit zijn voorwaarden voor een democratie.
37
Maximumscore 2 Voorbeeld van een goed antwoord is: PCM is een private onderneming. Krantenbedrijven werken via de markt en het systeem van de vrije ondernemingsgewijze productie. Daarin past geen overheidsbemoeienis. (Het portfoliobeleid is een zaak van de directie en de betrokken redacties.)
38
Maximumscore 2 39 • het Bedrijfsfonds voor de Pers
1
• Noodlijdende dagbladen of opiniebladen (‘voor zover die van belang zijn voor de
informatie en opinievorming’) kunnen een beroep doen op dit fonds voor financiële steun
300011 CV29
10
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 357
Deelscores
Antwoorden
40
Maximumscore 3 A Voorbeeld van een goed antwoord is: • (beleids)informatie over de overheid / politieke organen en allerlei politiekmaatschappelijke organisaties
1
B • De Telegraaf rekent men tot het type populaire kranten • De Volkskrant, Trouw en NRC Handelsblad behoren tot het type kwaliteitskranten
(kaderkranten)
1 1
Einde
300011 CV29
11
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 358
Maatschappijleer (nieuwe stijl en oude stijl)
Correctievoorschrift HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs
20
03
Tijdvak 2
300036 CV29
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 359
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO94-427 van september 1994) en bekendgemaakt in het Gele Katern van Uitleg, nr. 22a van 28 september 1994. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven en het procesverbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het procesverbaal en de regels voor het bepalen van de cijfers onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond. 2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 punten, zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het antwoordmodel; 3.4 indien één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg (of berekening) ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het antwoordmodel anders is aangegeven;
300036 CV29
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 360
3.7 indien in het antwoordmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord; 3.8 indien in het antwoordmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 4 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een toets of in het antwoordmodel bij die toets een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof toets en antwoordmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het antwoordmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 5 Voor deze toets kunnen maximaal 89 scorepunten worden behaald. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. 6 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer (artikel 42, tweede lid, Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO). Dit cijfer kan afgelezen worden uit tabellen die beschikbaar worden gesteld. Tevens wordt er een computerprogramma verspreid waarmee voor alle scores het cijfer berekend kan worden. 3 Antwoordmodel Antwoorden
Deelscores
Opgave 1 Drugsbeleid Maximumscore 2 1 • Het probleem moet worden opgelost door de overheid. / Er is overheidsbeleid nodig om dit
probleem op te lossen
1
• De tekst bericht over een discussie tussen kamerleden en bewoners van wijken met
drugsoverlast. De bewoners verwachten van politici aanpak van de overlast van drugsgebruikers
1
Maximumscore 1 Dit is een vorm van protestparticipatie/conventionele participatie.
2
Maximumscore 2 3 • Electorale participatie: gebruikmaken van het kiesrecht
Afhankelijk van het antwoord op vraag 2 (één van de volgende):
1 1
• Conventionele participatie, voorbeeld: (persoonlijk) contact met autoriteiten, politici,
afgevaardigden, partijen, belangenorganisaties en/of massamedia (ingezonden brief in de krant). • protestparticipatie/onconventionele participatie, voorbeeld: protestacties / demonstraties / bezetting overheidsgebouw
300036 CV29
3
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 361
Antwoorden
Deelscores
Maximumscore 4 4 • Barrière 1. (H)Erkennen van problemen/wensen als politieke problemen: bewoners en
actievoerders brengen hun klachten naar voren op een themamiddag met politici. • Barrière 2. Vergelijken en afwegen van wensen:
Kamerlid stelt vragen aan minister over aanpak drugsoverlast. / Debat in de Tweede Kamer over drugsoverlast. / Kabinet komt met voorstel om extra geld te besteden voor jeugdopvang, buurthuizen. • Barrière 3. Beslissen over problemen: het parlement neemt voorstellen aan om drugsoverlast aan te pakken in bepaalde steden • Barrière 4. Besluiten uitvoeren: ambtenaren voeren beleid van de minister uit om drugsoverlast in de steden aan te pakken. per juiste fase in combinatie met juist voorbeeld van actor
1
Opgave 2 Drugskoeriers Maximumscore 1 seponeren
5
Maximumscore 2 Vervolging is niet in het algemeen belang: door gebrek aan celruimte en capaciteitsproblemen bij de rechtbanken moeten keuzes gemaakt worden.
6
7
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • Als een verdachte minderjarig is, zal hij/zij in de meeste gevallen voor de kinderrechter verschijnen. • Als een minderjarige wordt veroordeeld dan kan hij/zij in een jeugdgevangenis komen en niet in een strafgevangenis. • De maximale straffen zijn voor minderjarigen minder hoog. per juist antwoord
1
Maximumscore 1 8 • uitvoerende macht
• wetgevende macht • rechterlijke macht
Opmerking Alleen 1 punt toekennen indien alle drie goed. Maximumscore 3 9 • Uitvoerende macht
Minister van Justitie/Het kabinet is politiek verantwoordelijk voor de uitvoering van het criminaliteitsbeleid. / De minister is verantwoordelijk voor het waarborgen van de rechtsorde. Door druk uit de samenleving, het parlement en de ministerraad/de minister-president komt de minister van Justitie met maatregelen • Wetgevende macht Het parlement en de regering maken wetten waarin wordt bepaald wat strafbaar is. De minister van Justitie heeft een wetsvoorstel (de Noodwet) opgestuurd naar de Tweede Kamer • Rechterlijke macht Er komt een rechtbank op Schiphol. De rechters dienen te beoordelen of de aangehouden bolletjesslikkers zich al dan niet hebben schuldig gemaakt aan strafbare feiten
300036 CV29
4
1
1
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 362
Antwoorden
Deelscores
Maximumscore 4 10 • Enerzijds wordt van de minister verwacht dat hij met oplossingen komt voor het probleem
van de drugskoeriers / dat hij ervoor zorgt dat de wetsovertreders voor de rechter komen Gegeven uit de tekst: • De minister komt met een noodwet om drugskoeriers op te sluiten in speciale gevangenissen
1
1
• Anderzijds dient de overheid/de minister in het wetsvoorstel de rechten van de
gedetineerden te waarborgen Gegeven uit de tekst: • De Raad van State vindt dat het wetsvoorstel de grondrechten van de gedetineerden aantast: bijvoorbeeld recht op geestelijke verzorging; recht op briefgeheim 11
Maximumscore 4 eens met de minister Voorbeeld van een goed antwoord is: • Groepsopsluiting zal mogelijke nieuwe delinquenten afschrikken en herhaling van delinquentie voorkomen • Bovendien garandeert groepsopsluiting de mogelijkheid dat er meer verdachten en veroordeelden opgesloten worden, met andere woorden een betere beveiliging van onze samenleving tegen criminaliteit of niet eens met de minister Voorbeeld van een goed antwoord is: • Groepsopsluiting zal resocialisatie bemoeilijken. De onderlinge beïnvloeding van delinquenten wordt groter en verhindert daardoor de resocialisatie • Ook zal in Nederland (gezien die praktijk in de Nederlandse Antillen) een drugskoerier uit de Antillen zich mogelijk niet laten afschrikken door het vooruitzicht van eventuele groepsopsluiting
1
1
2
2
2
2
Opgave 3 Media in ontwikkeling 12
13
Maximumscore 2 Technologische ontwikkelingen • internet en • digitale televisie/digitalisering
1 1
Maximumscore 4 twee van de volgende: • Uitgangspunt pluriformiteit Voorbeeld van een goed antwoord is: Nieuwe diensten zoals themakanalen/nieuwszender kunnen de pluriformiteit versterken indien deze een uitbreiding geven aan de diversiteit in informatie en tot stand komen door de verschillende omroeporganisaties/zendgemachtigden. • Uitgangspunt democratie
Voorbeeld van een goed antwoord is: Een democratische samenleving is gebaat bij massamedia die het publiek goed informeren over de politieke besluitvorming en kritisch volgen. Een nieuwe dienstverlening als een continue nieuwszender kan daaraan een bijdrage leveren.
300036 CV29
5
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 363
Antwoorden
Deelscores
• Uitgangspunt uitingsvrijheid
Voorbeeld van een goed antwoord is: Voor een goed functionerende democratische samenleving is vrijheid van meningsuiting essentieel. De overheid wil er voor zorgen dat deze uitingsvrijheid ook gerealiseerd kan worden. Nieuwe diensten als ‘continue nieuwsformule’ of ‘multimediale nieuwsgaring’ kunnen de mogelijkheden tot uitingsvrijheid vergroten. per juist antwoord 14
2
Maximumscore 2 kenmerken van massacommunicatie die ook gelden voor internet (twee van de volgende): • De boodschap is bedoeld voor een publiek dat in principe onbekend is aan de zender en dat groot in aantal is. • draagt bij aan de openbaarheid van informatie / vorming publieke opinie • geen fysieke nabijheid zender - ontvanger • Bij de bepaling van inhoud en vorm van de publieke boodschap zijn meerdere mensen betrokken. / het verzorgen van internet gebeurt door een relatief complexe organisatie • gebruikmaking van technische hulpmiddelen per juist kenmerk
1
Maximumscore 1 Bij internet bestaat (meer dan bij de traditionele media) de mogelijkheid tot meerzijdige communicatie / tot mogelijkheden om direct te reageren op boodschappen / feedbackmogelijkheden.
15
Maximumscore 2 Nederland kent (vanaf 1989) een zogeheten duaal omroepbestel, dat wil zeggen dat er sprake is van zowel publieke als commerciële omroepen. De netprofilering bij de publieke omroep moet ervoor zorgen dat de publieke omroeporganisaties in totaal of de netten van de publieke omroep afzonderlijk meer bekeken worden / hun marktaandeel kunnen vasthouden (ongeveer 40%) / beter kunnen concurreren met de commerciële zenders.
16
Maximumscore 2 Via kijk- en luisteronderzoek / de kijk- en luistercijfers, kan worden vastgesteld hoeveel mensen naar de programma’s kijken / kan worden vastgesteld of het marktaandeel per net (Nederland 1, 2, en 3) behouden blijft dan wel stijgt.
17
Maximumscore 2 18 • amusementsfunctie / bieden van ontspanning en verstrooiing
• sociale functie (‘mee kunnen praten’)
1 1
Maximumscore 4 19 • Informatiefunctie / functie voor de democratische besluitvorming
Als jongeren geen interesse hebben voor informatieve / journalistieke programma’s zijn ze minder goed geïnformeerd over het reilen en zeilen van de democratie
2
• Socialiserende functie / cultuuroverdracht
Jongeren ontwikkelen geen belangstelling en waardering voor ‘journalistiek, cultuur en kwaliteitsamusement’
300036 CV29
6
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 364
Antwoorden
20
Deelscores
Maximumscore 3 - politiek-juridische benaderingswijze voorbeeld van een goed antwoord: • Regel 43-45: over de concessiewetgeving; hierbij komt duidelijk de wetgevende en de uitvoerende rol van de overheid aan bod
1
- sociaal-culturele benaderingswijze voorbeeld van een goed antwoord: • Regel 54-58: over de belangstelling van jongeren voor journalistieke programma’s en cultuur; het gaat hierbij om betrokkenheid en interesses van jonge kijkers
1
- sociaal-economische benaderingswijze voorbeeld van een goed antwoord (één van de volgende): • Regel 1-3: over de investeringen in internet; het gaat om financiële beslissingen van de publieke omroep in de toekomst • regel 69-75 over de mediabegroting; het gaat over de financiering van de publieke omroep / financieel-economische belangen of positie van de omroep
1
Opgave 4 Massamedia: de Kijkwijzer en overheidssteun aan kranten Maximumscore 3 Voorbeeld van een goed antwoord is: De selectieve-perceptietheorie gaat ervan uit dat mensen/kinderen de media-inhouden zodanig interpreteren dat zij passen bij hun opvattingen en ideeën. / Er is sprake van selectieve waarneming en verwerking op grond van het referentiekader. Als de inhouden niet overeenkomen met het referentiekader/waarden en normen of interesse van de kinderen dan zullen ze minder gevoelig zijn voor die inhouden / of andersom als de inhouden aansluiten bij het referentiekader van kinderen dan zullen ze gevoeliger zijn voor die inhouden.
21
Maximumscore 1 Het argument dat de pluriformiteit van de pers zoveel mogelijk in stand moet worden gehouden.
22
Maximumscore 1 De schrijvende pers is ontstaan op basis van de vrije ondernemingsgewijze productie. / De pers heeft zich ontwikkeld langs de lijnen van het marktmechanisme. / De kranten laten zich leiden door het marktprincipe. Daarin past geen overheidsbemoeienis.
23
Maximumscore 1 Volgens de Grondwet bestaat er vrijheid van meningsuiting. Iedereen mag zeggen en publiceren wat hij/zij wil (behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet).
24
Opgave 5 De politieke besluitvorming over de euthanasiekwestie Maximumscore 2 25 • De NVVE heeft een permanent karakter: “NVVE bestaat al meer dan 25 jaar”
1
• De NVVE heeft een professionele organisatie, die service verleent aan leden en
belangstellenden (bijvoorbeeld één van de volgende citaten): “bureau met 23 personen en door het hele land 110 vrijwilligers” / “uitgave van wilsverklaringen, waaronder de euthanasieverklaring, het behandelverbod etc.” / “Ledenondersteuningsdienst, persoonlijk advies en informatie”
300036 CV29
7
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 365
Antwoorden
26
Deelscores
Maximumscore 2 twee van de volgende: • liberalisme • sociaal-democratie / socialisme • sociaal-liberalisme (D66) Opmerking Ook goed: pragmatisme. per juiste politieke stroming
27
28
1
Maximumscore 2 Verklaring • Deze stromingen hechten veel belang aan de individuele vrijheid en verantwoordelijkheid • Zij bepleiten een scheiding tussen kerk en staat / laten zich niet leiden door de Bijbel als richtsnoer voor politiek handelen
1 1
Maximumscore 3 Voorbeelden van vormen van politieke beïnvloeding zijn (drie van de volgende): • lobbyen bij partijen en politici • beïnvloeding van de publieke opinie via de media • voeren en ondersteunen van juridische procedures • voeren van acties/demonstraties • proberen politici op belangrijke posities in de vereniging te krijgen (in verband met contacten in Den Haag) per juiste vorm van politieke beïnvloeding
29
1
Maximumscore 2 eigen machtsbronnen (twee van de volgende): • het aantal leden: de NVVE heeft veel leden (104.000 leden volgens tekst 7) • de financiële middelen (contributie van de leden) • een (professionele) organisatie (bureau met 23 personen volgens tekst 7) • deskundige medewerkers (geven advies, informatie, hebben strijd geleverd etc. volgens tekst 7) per juiste machtsbron
1
Maximumscore 2 30 • Er is brede steun onder de bevolking voor de opvatting van de NVVE voor het recht op
euthanasie. Zie tekst 6
1
• Een meerderheid in de Tweede Kamer is voor de opvatting van de NVVE voor het recht op
euthanasie. Zie tekst 8, regels 1-4 / De ministers die het wetsvoorstel hebben ingediend, zijn van het kabinet Kok-2, een kabinet zonder CDA. Zie tekst 10, regels 45-48
1
Maximumscore 2 31 • Conversie: omzetten van eisen/wensen in een bindend besluit
1
• De actiegroep Schreeuw om leven stuurt een brief naar de Eerste Kamer nadat de Tweede
Kamer het wetsvoorstel over euthanasie heeft aangenomen. Nu moet de Eerste Kamer nog beslissen over het wetsvoorstel
300036 CV29
8
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 366
Antwoorden
Deelscores
Maximumscore 2 A Regering: wetgevende taak De regering is met een nieuw wetsvoorstel over de euthanasie gekomen B Parlement: medewetgevende taak De Tweede Kamer en de Eerste Kamer hebben / De Tweede Kamer heeft het wetsvoorstel over de euthanasie goedgekeurd
32
1
1
Maximumscore 3 CDA, ChristenUnie (fusie van GPV en RPF) / GPV / RPF en SGP
33
per juiste partij
1
Maximumscore 2 Deze partijen laten zich leiden door de Bijbel als richtsnoer van politiek handelen. Zij vinden dat het de mens niet gegeven is de voorschriften van God naast zich neer te leggen. Zij willen dan ook niet meewerken aan het tot stand komen van wetten die in hun ogen indruisen tegen de goddelijke voorschriften.
34
Maximumscore 2 Uitspraken/arresten van de Hoge Raad leiden tot jurisprudentie. Het belang is dat rechters van de lagere rechtbanken zich houden aan de uitspraken van de Hoge Raad over hoe de wet dient te worden geïnterpreteerd.
35
Maximumscore 2 Onderzoeken of er strafrechtelijke feiten hebben plaatsgevonden. / Het strafrechtelijk handhaven van de rechtsorde. / Het opsporen van strafbare feiten.
36
Maximumscore 2 37 • Een meerderheid van de samenleving / veel mensen vonden euthanasie niet strafwaardig
1
• Toch was jarenlang (tot 2001) euthanasie strafbaar dat wil zeggen volgens de wet verboden
(strafbaarheid van gedrag)
1
Maximumscore 2 38 • informatiefunctie
Voorbeeld is tekst 10: geeft informatie over de ontwikkeling van het euthanasievraagstuk en de rol van de overheid • commentaarfunctie Tekst 11 geeft het commentaar weer van (de redactie van) de Volkskrant over de nieuwe euthanasiewet 39
Maximumscore 2 A • In Nederland kun je tegen betaling een eind laten maken aan je leven (regels 1-3 in tekst 11) B • Dit is een voorbeeld van beeldvorming van het gedrag van leden van een groep/land die sterk generaliserend/vereenvoudigend is
40
1
1
1
1
Maximumscore 3 drie van de volgende elementen van de Nederlandse cultuur: openheid, ‘alles is bespreekbaar’, ‘gemakkelijk terzijde schuiven van morele kwesties’, poldermodel, streven naar consensus, pragmatisme per juist element
1
Einde 300036 CV29
9
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 367
Maatschappijleer (oude stijl en nieuwe stijl)
Correctievoorschrift HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs
20
02
Tijdvak 1
Inzenden scores Uiterlijk op 5 juni de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per school op de daartoe verstrekte optisch leesbare formulieren naar de Citogroep zenden.
200017 CV33
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 368
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO94-427 van september 1994) en bekendgemaakt in het Gele Katern van Uitleg, nr. 22a van 28 september 1994. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven en het procesverbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het procesverbaal en de regels voor het bepalen van de cijfers onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond. 2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0, zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het antwoordmodel; 3.4 indien één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal;
200017 CV33
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 369
3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het antwoordmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het antwoordmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord; 3.8 indien in het antwoordmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 4 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een toets of in het antwoordmodel bij die toets een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof toets en antwoordmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het antwoordmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 5 Voor deze toets kunnen maximaal 83 scorepunten worden behaald. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. 6 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer (artikel 42, tweede lid, Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO). Dit cijfer kan afgelezen worden uit tabellen die beschikbaar worden gesteld. Tevens wordt er een computerprogramma verspreid waarmee voor alle scores het cijfer berekend kan worden.
200017 CV33
3
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 370
4 Antwoordmodel Antwoorden
Deelscores
Opgave 1 Criminaliteit en rechtsstaat: voorstellen van Justitie 1
Maximumscore 2 Goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • Overtredingen komen (in principe) voor de kantonrechter. Misdrijven voor de arrondissementsrechtbank. • De strafmaat voor overtredingen is lager dan die voor misdrijven./De maximumstraffen voor overtredingen zijn lichter dan die voor misdrijven. • De vrijheidsstraf bij een overtreding heet hechtenis (maximaal 1 jaar) en die bij een misdrijf gevangenisstraf./Huis van Bewaring voor overtredingen versus gevangenis voor misdrijven. • Bij een overtreding krijgt men geen strafblad; bij een misdrijf wel. per goed antwoord
1
Maximumscore 3 2 • Voorstel 1 („Forse uitbreiding snelheidscontroles …”) is een repressieve maatregel: de
nadruk ligt op het vergroten van de inzet van de politie of preventieve maatregel: door op de hoogte te zijn van het uitbreiden van snelheidscontroles zullen automobisten bij voorbaat hun rijgedrag aanpassen. • Voorstel 2 („Zwaardere straffen voor mensen die hun partner mishandelen.”) valt ook onder repressief beleid, omdat daarbij de nadruk ligt op het verzwaren van straffen of preventief beleid: de verwachting is dat door de bekendheid van het verhogen van de straffen mensen eerder geneigd zijn geen crimineel gedrag/mishandeling te tonen (generale preventie van straffen wordt versterkt). • Voorstel 3 („Ouders van jeugdige criminelen ...”) past beter bij een preventief beleid, omdat via de ouders gepoogd wordt om jongeren op het rechte pad te houden 3
1
1
1
Maximumscore 2 Goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • Kinderen onder de twaalf jaar kunnen niet strafrechtelijk vervolgd worden. • Voor jongeren tussen de twaalf en achttien jaar geldt het jeugdstrafrecht./Voor jongeren gelden andere straffen en maatregelen dan voor volwassenen. • Jongeren komen voor de kinderrechter. • De zitting voor de kinderrechter is niet openbaar. • Veroordeelde jongeren komen niet in een gevangenis, maar in een jeugdinrichting. • Jongeren die voor de eerste keer veroordeeld worden voor een klein vergrijp, krijgen geen strafblad. per goed antwoord
200017 CV33
1
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 371
Deelscores
Antwoorden
4
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): – bindingstheorie voorbeeld van een goede uitleg: Deze theorie zegt dat maatschappelijke bindingen, zoals een hechte band binnen het gezin, remmend werken op crimineel gedrag. Als jongeren op het verkeerde pad gaan, kan dit liggen aan onder andere de slechte contacten/een geringe persoonlijke band met ouders. – aangeleerd-gedragstheorie voorbeeld van een goede uitleg (één van de volgende): • Jongeren hebben hun crimineel gedrag geleerd in de omgang met groepen op straat of in een bepaalde buurt. Door vriendjes of omgeving wordt hun crimineel gedrag beloond en wordt het niet meedoen aan criminele handelingen afgekeurd of gestraft. • Deze jongeren hebben verkeerde dingen opgepikt via de media/tv/video. • Jongeren groeien op in een milieu waarin ouders vaak crimineel gedrag onvoldoende corrigeren of zelfs aanmoedigen. Ook goed is de theorie van de differentiële associatie (een toepassing van een aangeleerdgedragstheorie). voorbeeld van een goede uitleg: Jongeren krijgen in een bepaald milieu meer positieve associaties met criminaliteit dan afkeurende reacties. Bijvoorbeeld: jongeren leren van vriendjes dat vernieling of winkeldiefstal stoer is en avontuurlijk (positieve associaties) terwijl leraren en gezagsdragers dergelijk deviant gedrag afwijzen. Voor bepaalde jongeren slaat de balans dan door naar de aantrekkelijkheid van het criminele gedrag. Opmerking Alleen twee punten toekennen als theorie én toelichting juist zijn.
5
Maximumscore 3 A Politiestatistieken
1
Indien het antwoord ’Statistieken van het CBS’
0
B Deze bevatten informatie van misdrijven die bij de politie ter kennis zijn gekomen. Om een goed beeld van fietsendiefstal te krijgen, is deze methode ongeschikt, omdat veel diefstallen van fietsen niet worden aangegeven bij de politie/niet ter kennis komen van de politie
2
Maximumscore 2 6 • self-report onderzoek/enquête of onderzoek onder daders
• slachtofferenquête of onderzoek onder slachtoffers van veel voorkomende misdrijven
1 1
Maximumscore 2 voorbeeld van een vraag uit self-report onderzoek: Heeft u (het afgelopen jaar) een fiets gestolen? Of: heeft u zich schuldig gemaakt aan fietsendiefstal?
1
voorbeeld van een vraag uit slachtofferenquête: Is uw fiets (het afgelopen jaar) gestolen? Of: bent u (het afgelopen jaar) het slachtoffer geweest van fietsendiefstal?
1
7
200017 CV33
5
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 372
Deelscores
Antwoorden
8
Maximumscore 2 voorbeeld van een goed antwoord (één van de volgende): • regering en parlement • Tweede en Eerste Kamer Indien alleen regering óf parlement óf Tweede Kamer óf Eerste Kamer
0
Maximumscore 2 9 • Vanuit de politietaak: het opsporen van verdachten van strafbare feiten
1
• Vanuit de taak van het OM: het vervolgen van verdachten van strafbare feiten/verzamelen
van bewijzen of het leiding geven aan het opsporingsonderzoek 10
1
Maximumscore 3 eens met de voorstanders Voorbeeld van een goed antwoord is: Uitbreiding van het DNA-onderzoek bij opsporing past bij het uitgangspunt dat in een rechtsstaat de overheid dient te zorgen voor rechtshandhaving/handhaving van de rechtsorde. of eens met de tegenstanders Voorbeeld van een goed antwoord is: Uitbreiding van het DNA-onderzoek bij opsporing (één van de volgende): • staat op gespannen voet met het principe van rechtsbescherming van de burger of de verdachte/staat op gespannen voet met het principe van bescherming van de burger tegen mogelijke willekeur van de overheid. De staat/de politie mag een DNA-test uitvoeren tegen de wil van een persoon in. • is een inperking van de grondrechten namelijk aantasting van de lichamelijke integriteit of persoonlijke levenssfeer (artikel 11 van de Grondwet: geen aantasting van de lichamelijke integriteit; artikel 10: geen aantasting van de persoonlijke levenssfeer). Maximumscore 2 De Hoge Raad ziet toe op een juiste toepassing van het recht/toetst uitspraken van rechtbanken aan de wet/komt tot jurisprudentie als hoogste rechter.
11
Maximumscore 2 12 • bescherming van de samenleving
• bescherming van de dader tegen zichzelf
per juist antwoord
1
Opgave 2 Discussie over de monarchie 13
Maximumscore 3 A • De taken en bevoegdheden van de koning zijn geregeld in de Grondwet. (De koning/koningin fungeert als staatshoofd.) • De ministers zijn voor het optreden van de koning/de koningin volgens de Grondwet verantwoordelijk B Goede citaten zijn (één van de volgende): • „De koningin neemt zoveel ruimte als de politiek verantwoordelijken haar bieden.” (regels 45–46 uit tekst 2) • „Mogelijk groter, maar verscholen achter de ministeriële verantwoordelijkheid…” (regels 58–61 uit tekst 2)
200017 CV33
6
1 1
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 373
Antwoorden
14
15
Deelscores
Maximumscore 4 Goede antwoorden zijn (twee van de volgende): – Ze benoemt de (in)formateur. Door haar keuze van de (in)formateur kan de koningin mede bepalen welk soort kabinet er komt • Citaat: „Het staatshoofd hakte vervolgens een knoop door ten gunste van PvdA’er Kok als informateur …” (regels 50–53 uit tekst 2) – Ze is lid van de regering. Via gesprekken met de minister-president kan de koningin invloed uitoefenen op het regeringsbeleid • Citaat: „… haar invloed als volwaardig lid van de regering.” (regels 60–61 uit tekst 2) – Ze is voorzitter van de Raad van State • Citaat: „De directe invloed van koningin Beatrix op adviezen van de Raad van State, die zij voorzit, valt in de praktijk te verwaarlozen.” (regels 53–56)
17
1 1 1 1 1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • persoonlijkheid/charismatisch gezag • kennis/deskundigheid • ervaring als staatshoofd/Koningin Beatrix is al lang staatshoofd. per goed antwoord
16
1
1
Maximumscore 2 Voorbeeld van een goed antwoord is: • D66 wil ons staatsbestel democratischer maken en de burgers meer mogelijkheden geven om invloed uit te oefenen/om hun bestuurders rechtstreeks te kiezen • D66 vindt dat de constitutionele monarchie met een erfelijk koningschap ondemocratisch is./De partij vindt dat de koningin als niet-gekozen staatshoofd te veel invloed heeft
1 1
Maximumscore 2 Argumenten voor een republiek Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • Een gekozen staatshoofd is democratischer dan een erfelijk koningschap. • Erfelijk koningschap/monarchie staat op gespannen voet met het beginsel van de volkssoevereiniteit. • Erfelijk koningschap/monarchie past niet meer in deze tijd: politieke functies worden verworven op grond van bekwaamheid of gelegitimeerd door verkiezingen. • De monarchie is ’onmenselijk’ voor de leden van het Koninklijk Huis./Ze leven in een glazen huis. • De leden van het Koninklijk Huis hebben geen vrijheid van mening (staan onder ministeriële verantwoordelijkheid). • De monarchie vermindert de politieke betrokkenheid en participatie van de burgers. • De monarchie kost veel geld. per goed argument
1
Argumenten tegen een republiek Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • De monarchie hoort bij de traditie/cultuur van Nederland. • De meerderheid van de bevolking is tevreden met de rol van de koningin. • De koning(in) symboliseert de eenheid van de natie/staat boven de partijen. • De koningin heeft haar taak tot nu toe goed uitgeoefend. • De koning(in) zorgt als lid van de regering en door zijn/haar rol tijdens de kabinetsformatie voor stabiliteit en evenwicht in het staatsbestel. per goed argument
200017 CV33
1
7
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 374
Antwoorden
Deelscores
Opgave 3 Politieke besluitvorming en multiculturele samenleving: besluitvorming over de Vreemdelingenwet 18
Maximumscore 3 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (drie van de volgende): • stijgende kosten van het asielbeleid • problemen om nieuwkomers te huisvesten/asielzoekers op te vangen • werkloosheid onder allochtone groepen • moeizaam verlopen integratie(beleid) • stijgende kosten voor de sociale zekerheid/bescherming van de verzorgingsstaat • vrees voor vermindering van het draagvlak van het asielbeleid onder de bevolking • vrees voor spanningen onder de autochtone bevolking per goed antwoord
19
20
1
Maximumscore 2 Voorbeeld van een goed antwoord is: • De maatregel om asielzoekers zonder documenten direct terug te sturen (regels 26–30 in tekst 4) is een voorbeeld van een maatregel om het aantal asielzoekers te beperken • Tegelijk wil het beleid rechtvaardig zijn. Dit wordt benadrukt door toegelaten asielzoekers meer rechten te geven (regels 31–36 in tekst 4)
1 1
Maximumscore 3 Ja Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): • Grotere percentages kiezers van linkse partijen - D66, GroenLinks en SP - willen de toelating van politieke vluchtelingen makkelijker maken dan percentages kiezers van de VVD, CDA of SGP/GPV/RPF. • Grotere percentages van vooral de meer linkse partijen GroenLinks en SP dan kiezers van de overige meer rechtse partijen VVD, SGP/RPF/GPV vinden dat de toestroom van asielzoekers onbeperkt mogelijk moet zijn. of Nee Voorbeeld van een goed antwoord is: Het verschil tussen kiezers van linkse en rechtse partijen is minder groot dan die tussen links en rechts in de Tweede Kamer. Bijvoorbeeld het verschil tussen de opvattingen van de kiezers (over de toestroom van asielzoekers en de toelating van politieke vluchtelingen) van de PvdA (links) en VVD en CDA (rechts/midden) is niet groot.
21
200017 CV33
Maximumscore 2 Voorbeeld van een goed antwoord is: Ja/enigszins wel, want veel kiezers van de meeste partijen (PvdA, CDA, VVD, SGP/GPV/RPF en Andere partij) willen het toelaten van politieke vluchtelingen moeilijker maken, terwijl het toelaten van politieke vluchtelingen (volgens het Verdrag van Genève) een grond is van het toelatingsbeleid/het vreemdelingenbeleid.
8
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 375
Deelscores
Antwoorden
22
Maximumscore 2 verschil in bevoegdheden van Tweede en Eerste Kamer: • Tweede Kamer kan een wetsvoorstel wijzigen (amenderen), terwijl Eerste Kamer alleen voor of tegen een wet kan stemmen voorbeeld van een goede toelichting (één van de volgende):
1 1
• Er zou een meerderheid in de Tweede Kamer zijn voor verschillende amendementen.
(regels 38–39 in tekst 4)) • De Eerste Kamer kan alleen voor of tegen een wet stemmen en volgens de tekst is de kans
groot dat de liberale fractie in de Eerste Kamer tegen de wet zou stemmen indien er aan de wensen van de VVD-fractie van de Tweede Kamer niet in voldoende mate tegemoet zou zijn gekomen. (regels 42–48 in tekst 4) 23
Maximumscore 2 twee van de volgende: • commentaarfunctie: het geven van commentaar op politieke zaken • opiniërende functie: het leveren van een bijdrage aan het publieke en politieke debat • controlefunctie: het bekritiseren van het functioneren van de (regerings)partijen
1 1 1
Maximumscore 2 24 • b het democratisch gehalte van het politieke systeem
1
• De Kamerleden wijzen namelijk op de verminderde invloed van (een deel van) de Tweede
Kamer (de oppositie) op het kabinet./Door de onderlinge afspraken van de coalitiepartijen staan de oppositiepartijen buiten spel en krijgt daarmee de controlerende taak van de Tweede Kamer minder betekenis 25
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • lobbyen bij politici • lobbyen bij/overleg met ambtenaren • demonstreren/protest- en bezwaaracties • via de media de publieke opinie mobiliseren per goed antwoord
200017 CV33
1
9
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 376
Deelscores
Antwoorden
Maximumscore 4 A Invoer – conversie/omzetting – uitvoer – terugkoppeling
26
2
Voor elke fout één punt aftrekken, zowel voor verkeerde terminologie als volgorde. B twee van de volgende: – Invoer Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): • Burgers (actoren) wensen het aantal asielzoekers te verminderen. • Belangenorganisaties (bijvoorbeeld Vluchtelingenwerk) (actoren) wensen asielzoekers een humanitaire behandeling te geven. – Conversie Wensen uit de omgeving van het politieke systeem zoals ten aanzien van het asielbeleid in de zin van het restrictiever maken, worden door kabinet/parlement/politici (actor/actoren) omgezet in beleid – Uitvoer Het kabinet (actor) komt met deVreemdelingwet./Ambtenaren van het IND passen de nieuwe regels toe. – Terugkoppeling Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): • Burgers/belangenorganisaties (actoren) laten weten wat zij van het beleid vinden. • Belangengroepen (actoren) hebben kritiek op de nieuwe regels/constateren knelpunten in de uitvoering van de nieuwe wet. per goed antwoord (actor + rol) 27
1
Maximumscore 4 de volgende benaderingswijzen met een goede uitleg: • de politiek-juridische benaderingswijze • de sociaal-economische benaderingswijze
2 2
Voorbeeld van een goede uitleg van de politiek-juridische benaderingswijze is: De teksten gaan over de vraag welk beleid de overheid moet voeren ten aanzien van de toelating van asielzoekers. Het kabinet komt namelijk met een nieuwe Vreemdelingenwet. (zie tekst 4) Voorbeeld van een goede uitleg van de sociaal-economische benaderingswijze is: In tekst 6 is sprake van diverse maatschappelijke groepen en hun belangen. Bijvoorbeeld de federatie van vluchtelingenorganisaties. Deze komt op voor de belangen van asielzoekers. De beantwoording van de vraag ’welke belangen betrokken groeperingen hebben of nastreven’, hoort bij de sociaal-economische benaderingswijze.
200017 CV33
10
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 377
Antwoorden
Deelscores
Opgave 4 De multiculturele samenleving Maximumscore 2 acculturatie
28
29
Maximumscore 2 Voorbeeld van een norm is (één van de volgende): • Je biedt mensen die op bezoek komen, eten en drinken aan. • Je schudt mensen bij een ontmoeting de hand. • Bij een ontmoeting informeer je bij mensen naar hun welbevinden.
1
Voorbeeld van een waarde is (één van de volgende):
1
• gastvrijheid • persoonlijke aandacht • zich attent gedragen
30
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • gezinsvorming en -hereniging • Geboorteniveau ligt bij allochtonen hoger. • toename van de migratie/aantal asielzoekers/vluchtelingen per goed antwoord
1
Maximumscore 2 Nee, want ook het landelijke minderhedenbeleid heeft als doelstelling: integratie met behoud van de culturele identiteit. (Alleen de uitvoering van het beleid is verschillend.)
31
Maximumscore 3 32 • Nee. De normatieve opvatting van de multiculturele samenleving luidt dat de verschillende
etnische groepen gelijke kansen moeten hebben op maatschappelijke posities/volop moeten integreren in de Nederlandse samenleving, terwijl zij hun culturele identiteit (bijna) volledig behouden • Het SCP vindt juist dat het (bijna) volledig vasthouden aan de eigen cultuur de integratie van nieuwkomers belemmert./Om succes te hebben in de Nederlandse samenleving moeten allochtonen duidelijk kiezen voor het aanvaarden van de Nederlandse cultuur
2
1
Maximumscore 2 33 • positieverwerving
Voorbeeld van een goed antwoord is: „Dat wil zeggen dat bewust afscheid kan worden genomen van cultuurelementen …” (regels 16–20 in tekst 8) (Bewust afscheid nemen is een eigen activiteit en valt dus onder positieverwerving.) • positietoewijzing „De verplichte invoering van een inburgeringstraject …” (56–60 in tekst 8) (De verplichting wordt opgelegd door de samenleving en valt dus onder positietoewijzing.)
200017 CV33
11
1
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 378
Antwoorden
34
Deelscores
Maximumscore 4 Voorbeeld van een goed antwoord is: A In de jaren zestig had Nederland laaggeschoolde arbeidskrachten nodig voor zijn economische ontwikkeling. Men ging er van uit dat de zogenoemde gastarbeiders een aantal jaren hier zouden werken om daarna weer naar hun vaderland terug te keren. Integratie en inburgering werden toen niet nodig geacht B Nu gebleken is dat velen van de binnengekomen groepen hier blijven wonen, is het nodig dat zij integreren/betrokken zijn bij de maatschappij. Het beleid is gericht op integratie/het voorkomen of verkleinen van sociale ongelijkheid/tegengaan van tweedeling
2
2
Einde
200017 CV33
12
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 379
Maatschappijleer (oude stijl en nieuwe stijl)
Correctievoorschrift HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs
20
02
Tijdvak 2
200028 CV33
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 380
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO94–427 van september 1994) en bekendgemaakt in het Gele Katern van Uitleg, nr. 22a van 28 september 1994. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven en het procesverbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het procesverbaal en de regels voor het bepalen van de cijfers onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond. 2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 punten, zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het antwoordmodel; 3.4 indien één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal;
200028 CV33
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 381
3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het antwoordmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het antwoordmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord; 3.8 indien in het antwoordmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 4 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een toets of in het antwoordmodel bij die toets een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof toets en antwoordmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het antwoordmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 5 Voor deze toets kunnen maximaal 86 scorepunten worden behaald. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. 6 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer (artikel 42, tweede lid, Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO). Dit cijfer kan afgelezen worden uit tabellen die beschikbaar worden gesteld. Tevens wordt er een computerprogramma verspreid waarmee voor alle scores het cijfer berekend kan worden. 3 Antwoordmodel Antwoorden
Deelscores
Opgave 1 De multiculturele samenleving Maximumscore 2 1 • intergenerationele mobiliteit/verticale mobiliteit
• De Marokkaanse meisjes hebben een betere opleiding dan de ouders en zullen daardoor ook
in hogere banen komen. Alleen 2 punten toekennen indien het antwoord en de toelichting juist zijn. 2
Maximumscore 5 A een norm die zowel geldt in deze Marokkaanse cultuur als in de Nederlandse cultuur: • In beide culturen is het wenselijk dat meisjes zo’n hoog mogelijke opleiding volgen • waarde: gelijke kansen voor meisjes/individuele ontplooiing/emancipatie/ook voor meisjes is het belangrijk goed opgeleid te zijn en carrière te maken B twee normen die verschillend zijn in de Marokkaanse cultuur en de Nederlandse cultuur: • In de cultuur van de Marokkanen beslist de vader met wie de dochters gaan trouwen, terwijl in de Nederlandse cultuur de norm is dat meisjes zelf beslissen wie hun partner wordt • waarde bij norm van Marokkaanse cultuur: familie/de groep is belangrijk/staat centraal/respect voor de vader • waarde bij norm van Nederlandse cultuur: persoonlijke vrijheid/eigen verantwoordelijkheid
200028 CV33
3
1 1
1 1 1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 382
Deelscores
Antwoorden
Maximumscore 4 3 • Bindingstheorie: maatschappelijke bindingen als hechte relaties met je ouders, plezier op
school en in het werk, (een goede relatie met je partner), etc. verhinderen dat mensen/jongeren zich schuldig maken aan misdrijven • Bij de Marokkaanse meisjes zijn in het algemeen deze maatschappelijke bindingen hechter dan bij de Marokkaanse jongens • Dit blijkt uit de volgende verschillen tussen Marokkaanse meisjes en jongens (één van de volgende): • Marokkaanse meisjes staan onder meer gezag en controle van ouders of andere familieleden dan Marokkaanse jongens./Marokkaanse jongens worden door de ouders veel meer vrij gelaten dan meisjes. • Marokkaanse meisjes doen het in het algemeen goed op school. Relatief veel Marokkaanse jongens functioneren slecht op school/hebben geen werk.
2 1 1
Maximumscore 2 4 • Economisch motief/het krijgen van betaald werk
1
• Nederland had (tot 1973) behoefte aan ongeschoolde werknemers./Bedrijven mochten
5
werknemers (gastarbeiders) werven in landen als Marokko
1
Maximumscore 6 per juiste vraag bij de politiek-juridische benaderingswijze per juist antwoord per juist citaat of gegeven uit de tekst
1 1 1
Voorbeelden van goede uitwerking van de opdracht zijn (twee van de volgende vragen met antwoord en citaat of verwijzing): – Waarom is het bestaan van zwarte scholen/mono-etnische scholen een politiek probleem? Antwoord: • Het is een politiek probleem: veel mensen/organisaties vinden dit verschijnsel onwenselijk en wensen een oplossing voor dit probleem. Er wordt van de overheid verwacht dat ze een oplossing zoekt. Citaat (één van de volgende): • Uit de tekst blijkt dat Turkse ouders/moeders en instellingen het bestaan van zwarte scholen/mono-etnische scholen onwenselijk vinden en actie voeren om aandacht te krijgen voor dit probleem. • „Oud-minister van Onderwijs Jo Ritzen waarschuwde vijf jaar geleden al voor dit soort scholen….” (regels 63–65). • De wethouder van onderwijs probeert de partijen nader tot elkaar te brengen (regels 36–39). – Is er beleid ontwikkeld door de overheid?/Welk beleid is ontwikkeld door de overheid? Antwoord: • Uit de tekst blijkt dat de (landelijke) overheid geen beleid heeft ontwikkeld. Citaat (één van de volgende): • „Zonder dat de beleidsmakers het in de gaten hadden….” (regels 26–30). • „Toch neemt de overheid geen enkele maatregel om het bestaan ervan te voorkomen.” (regels 65–67). – Welke mogelijkheden hebben groeperingen om invloed uit te oefenen? Antwoord: • De Turkse ouders van de leerlingen van een basisschool in Deventer gingen in staking. Ze kregen daardoor veel aandacht van de media (middelen om invloed uit te oefenen) (regels 13–20, 39–42).
200028 CV33
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 383
Deelscores
Antwoorden
Maximumscore 2 Nee, volgens het ideaal van de multiculturele samenleving hebben de verschillende culturen gelijke (culturele) rechten en beschikken zij over gelijke sociaal-economische kansen. Een scheiding in scholen (witte en zwarte) maakt dat de kansen van allochtone kinderen op goed onderwijs en een goede maatschappelijke positie geringer worden door onder andere taalachterstanden. of Ja, mits het onderwijs ook op zwarte scholen goed is en allochtone leerlingen geen leerachterstanden oplopen. Dan wordt ook voldaan aan het ideaal van de multiculturele samenleving, namelijk zorgen dat mensen uit verschillende culturen gelijke (culturele) rechten en kansen hebben op maatschappelijke posities.
6
Maximumscore 2 Deze opvattingen (Allochtone werknemers spreken geen Nederlands. Er mankeert iets aan allochtone werknemers.) zijn vooroordelen omdat ze niet gebaseerd zijn op (voldoende) feiten of ervaringen, maar op van ’horen-zeggen’/eenzijdige beeldvorming (stereotypering) of slechts één ervaring.
7
Maximumscore 2 Factoren die te maken hebben met positietoewijzing. Dit zijn factoren van de kant van de samenleving In dit geval gaat het om vooroordelen van werkgevers waardoor allochtone werkzoekenden moeilijker aan het werk komen dan autochtone werkzoekenden (regels 1–2, regels 14–17)
8
9
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • vraagstuk van discriminatie/racisme en vooroordelen • vraagstuk over hoe de samenleving er uit dient te zien, welk concept van een samenleving staat ons voor ogen (assimilatie, integratie met behoud eigen cultuur, multiculturele samenleving, meltingpot) • vraagstuk of het asielbeleid restrictiever moet worden per juist antwoord
11
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • De communicatie- en transportmogelijkheden maken migratie makkelijker/beter mogelijk. • Eerdere migratie brengt nieuwe migratie met zich mee (kettingmigratie, gezinsvorming- en hereniging). Ook goed: • Door internationale afspraken zal Nederland gehouden worden om vluchtelingen op te nemen. • Door internationale ontwikkelingen zoals burgeroorlogen en binnenlands geweld zullen er veel vluchtelingen zijn. per juist antwoord
10
1
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede voordelen zijn (twee van de volgende): • de mogelijkheid om de negatieve effecten van de vergrijzing van de Nederlandse bevolking tegen te gaan • de mogelijkheid om aan de vraag naar arbeidskrachten in bepaalde economische sectoren te kunnen voldoen • een grotere verscheidenheid in cultureel opzicht per juist voordeel
200028 CV33
1
5
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 384
Deelscores
Antwoorden
Opgave 2 Verkiezingen van de Tweede Kamer 12
Maximumscore 2 twee van de volgende: • Er is algemeen kiesrecht: iedere burger heeft één stem./Iedere burger heeft gelijke invloed. • De macht van de volksvertegenwoordiging/het parlement wordt gelegitimeerd door vrije en geheime verkiezingen. • Er is sprake van een representatie-democratie./Het parlement vertegenwoordigt de burgers. per juist antwoord
13
1
Maximumscore 4 A • barrière 1: (h)erkennen van problemen en wensen als politieke problemen • barrière 2: vergelijken of afwegen van politieke wensen en problemen/toekennen van prioriteit aan problemen • barrière 3: beslissen over problemen/wensen • barrière 4: uitvoeren van besluiten Indien antwoord volledig goed dan Bij elke fout 1 punt aftrekken.
200028 CV33
2
B barrière 1: herkennen van problemen en wensen als politieke problemen. Als het CDA de wensen van burgers en leden heeft opgenomen in het verkiezingsprogramma, en de leden hebben het programma goedgekeurd, dan is deze barrière genomen
2
Ook goed: barrière 2: vergelijken of afwegen van politieke wensen en problemen. Het CDA neemt niet alle problemen op in het verkiezingsprogramma, maar komt tot een lijst van prioriteiten
2
6
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 385
Deelscores
Antwoorden
Maximumscore 3 drie van de volgende: – articulatiefunctie (Het onder woorden brengen van eisen en wensen die in de samenleving leven) toelichting: Het CDA werkt aan het ontwikkelen van een concept-verkiezingsprogramma waarin de wensen van de burgers en de leden een plaats krijgen. of De directeur van het wetenschappelijk bureau en directeur communicatie hebben tien thema’s op internet geplaatst, die de grondslag vormen voor het ontstaan van een conceptverkiezingsprogramma
14
– communicatiefunctie toelichting: Het CDA-programma moet ’van onderop’ groeien door discussie met de leden of De directeur van het wetenschappelijk bureau en directeur communicatie hebben tien thema’s op internet geplaatst.
15
16
1
1
– integratiefunctie toelichting: Door de CDA-procedure ontstaat een programma op basis van wat er leeft onder de burgers en de leden in samenhang met de (ideologische) uitgangspunten, namelijk die zijn verwoord in de tien discussiethema’s
1
– participatiefunctie toelichting: Leden en niet-leden worden actief uitgenodigd om via internet aan de discussie over het nieuwe verkiezingsprogramma deel te nemen
1
Maximumscore 4 voorbeeld van een goed antwoord: • De PvdA is voor een actieve overheid die de collectieve goederen rechtvaardig verdeelt of een overheid die met name de positie van zwakke groepen in de samenleving verbetert/de sociale ongelijkheid in de samenleving vermindert./De PvdA legt een groter accent dan de VVD op de gemeenschap en minder op het individu • De VVD wil zo weinig mogelijk overheidsbemoeienis op het terrein van de economie./De VVD wil de vrije markteconomie bevorderen en de overheid moet zich daar zo min mogelijk mee bemoeien./De VVD staat voor individuele en economische vrijheid; dat betekent dat zoveel mogelijk zaken overgelaten worden aan de burgers en de vrije markt
2
2
Maximumscore 4 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • Regeringspartijen leveren ministers, die wettig gezag uitoefenen/formele bevoegdheden hebben/die besluiten nemen over politieke problemen/de uitvoerende macht bezitten. • Een regeerakkoord is de uitkomst van een coalitie van regeringspartijen. In dit akkoord zijn hun ideeën opgenomen. Het regeerakkoord vormt de basis van het kabinetsbeleid. • Het aantal zetels in de Tweede Kamer. Regeringspartijen hebben doorgaans een meerderheid in de Tweede Kamer. per juist antwoord
200028 CV33
2
7
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 386
Deelscores
Antwoorden
17
Maximumscore 2 twee van de volgende: • De verdeling van de zetels komt overeen met de verdeling van de percentages uitgebrachte stemmen./evenredige vertegenwoordiging • Veel partijen zijn vertegenwoordigd in de Tweede Kamer. • Kleine partijen zoals bijvoorbeeld de christelijke partijen zijn vertegenwoordigd in het parlement. • geen kiesdrempel (behalve de kiesdeler) per juist antwoord
18
1
Maximumscore 2 één van de volgende: • PvdA, VVD en CDA (meer dan 75 zetels) • PvdA, CDA en D66 (meer dan 75 zetels) • PvdA, CDA en GroenLinks (meer dan 75 zetels) • VVD, D66 en CDA (meer dan 75 zetels) Alleen 2 punten toekennen bij juiste combinatie van drie partijen. Maximumscore 2 Ja, bij de linkse partijen (PvdA, D66 en GroenLinks) zijn de vrouwelijke kiezers in de meerderheid. De VVD (rechtse partij) kent meer mannen. Op het CDA (middenpartij) hebben meer vrouwen dan mannen gestemd.
19
20
Maximumscore 2 twee van de volgende: • PvdA, 30% van het electoraat van de PvdA heeft een laag inkomen. • GroenLinks, 31% van de kiezers van GroenLinks heeft een laag inkomen. • CDA, 21% van de kiezers van het CDA heeft een laag inkomen. (Mensen met een laag inkomen behoren in de regel tot groepen met een lage maatschappelijke positie.) per juist antwoord
21
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): • Een lage opkomst bij Tweede-Kamerverkiezingen vermindert de legitimiteit van de volksvertegenwoordiging. • Stemmen voor de Tweede Kamer is één van de belangrijkste middelen voor de burger om de landelijke politiek te beïnvloeden. Het is zorgelijk als dit middel in een democratie door een grote groep burgers niet wordt gebruikt, uit het oogpunt van politieke betrokkenheid.
22
200028 CV33
Maximumscore 2 Het ontvangen van de fractievoorzitters, voorzitter van Tweede Kamer en Eerste Kamer en vice-voorzitter van de Raad van State voor advies./Daarna: het benoemen van een (in)formateur om tot de vorming van een kabinet te komen.
8
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 387
Deelscores
Antwoorden
Opgave 3 Criminaliteit en rechtsstaat Maximumscore 4 23 • Er zijn biologische/genetische/psychische verschillen tussen jongens en meisjes. Voorbeeld:
bij jongens komen meer gedragsstoornissen voor mede veroorzaakt door biologische factoren • Er zijn verschillen in socialisatie tussen jongens en meisjes (zoals vaak wordt gezegd). Voorbeeld: jongens identificeren zich met mannen, die stoer zijn en lichamelijke kracht tonen, meisjes eerder met vrouwen die lief en mooi zijn of met vrouwen die een dienstbare/zorgzame rol vervullen 24
2
Maximumscore 4 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): • Het toezicht in onder andere winkels is sterk teruggelopen. Waar de detailhandel enorm is gegroeid, is het aantal personeelsleden afgenomen. • Geweldsuitbarstingen worden mede veroorzaakt door overvloedig drankgebruik en het slikken van allerlei pillen. • Veel jongeren aan de onderkant van de samenleving kunnen niet voldoen aan de eisen van de arbeidsmarkt/werkloosheid onder laag opgeleide jongeren. • veranderend waarden- en normenbesef mede als gevolg van secularisering • De informele sociale controle in gezin, op school en in buurt is veranderd of verminderd. • In veel woningen is overdag niemand thuis. Er is een stijging van het aantal inbraken door gebrek aan toezicht. • Ondanks welvaartsgroei zijn er verloederde buurten met gebrekkige of geen cohesie. Dit heeft onder andere een negatieve invloed op het gezinsklimaat en de informele sociale controle op jongeren. per juist antwoord
25
2
2
Maximumscore 2 Preventief beleid, in combinatie met de volgende twee voorbeelden: – Ze wijst een repressieve aanpak af want ze zegt dat de oplossing niet ligt in het strafrecht: de groei van het aantal jeugdinrichtingen en gevangenissen… (regels 26–30). – Ze pleit voor het uitvoeren van een preventief beleid, want wat wel effect heeft volgens haar, is het nemen van maatregelen zoals één van de volgende: • het bijbrengen van sociaal gedrag aan kinderen…. (regels 33–34) • het regelen van voor- en naschoolse opvang (regels 41–44) per juist voorbeeld
1
Maximumscore 2 26 • opsporen van strafbare feiten. Voorbeeld uit de tekst: „…in beslag neemt en proces-verbaal
uitschrijft” (regels 15–16)
1
• handhaven van de openbare orde/preventie. Voorbeeld uit de tekst: De politie overlegt met
scholen en horeca om het wapenbezit terug te dringen (regels 20–22) 27
Maximumscore 3 De bepalingen van de Algemene Politieverordening zijn rechtsregels omdat deze • worden gesteld en gehandhaafd door de overheid • in beginsel voor iedereen gelden • boven gedragsregels/andere regels gaan
200028 CV33
9
1
1 1 1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 388
Deelscores
Antwoorden
28
Maximumscore 3 voorbeeld van een goed antwoord: • Het dilemma van de rechtsstaat is dat de overheid dient te zorgen voor de handhaving van de rechtsorde/voor de veiligheid van de burgers, maar in de rechtsstaat moet de burger ook beschermd zijn tegen willekeur van de overheid/moet er sprake zijn van rechtsbescherming van de burger • Door de wetswijziging krijgt de politie meer bevoegdheden, namelijk preventief fouilleren, waardoor de veiligheid van de burgers beter kan worden gehandhaafd • maar hierdoor krijgt de overheid een sterker dwangmiddel met betrekking tot het individu/krijgt de overheid een middel dat inbreuk maakt op de onaantastbaarheid van het lichaam en de privacy (schending van het principe van rechtsbescherming van de burger)
1 1
1
Maximumscore 2 29 • Persoon A is de officier van justitie. Twee van de volgende taken: hij klaagt de verdachte
aan, hij probeert bewijs te leveren van schuld en eist een straf
1
Opmerking Alleen 1 punt toekennen als het antwoord over persoon A volledig goed is. • Persoon C is de rechter. Twee van de volgende taken: hij zit het proces voor; hij moet
uiteindelijk oordelen of de verdachte wel of niet schuldig is, en hij bepaalt welke straf de schuldige krijgt
1
Opmerking Alleen 1 punt toekennen als het antwoord over persoon C volledig goed is. Maximumscore 1 In een rechtsstaat worden burgers beschermd tegen willekeur van de overheid/hebben burgers als verdachte rechten ter verdediging van hun positie/moet het bewijs van schuld ondubbelzinnig zijn.
30
31
Maximumscore 2 twee van de volgende: • Het feit moet bewezen zijn./Alle bestanddelen van de delictsomschrijving moeten bewezen zijn. • Het gedrag moet wederrechtelijk zijn (geen rechtvaardigingsgrond). • De dader moet schuldig zijn (geen schulduitsluitingsgrond). per juist antwoord
32
33
1
Maximumscore 2 Het gerechtshof, want het betreft in de strip een misdrijf en dat wordt afgehandeld door de arrondissementsrechtbank. Maximumscore 1 de officier van justitie en de verdachte Indien in het antwoord alleen de officier van justitie of de verdachte wordt genoemd
0
Einde
200028 CV33
10
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 389
Maatschappijleer (nieuwe stijl en oude stijl)
■■■■
Correctievoorschrift HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs
20
01
Tijdvak 1
Inzenden scores Uiterlijk op 6 juni de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per school op de daartoe verstrekte optisch leesbare formulieren naar de Citogroep zenden.
100016
CV32
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 390
■■■■
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO-94-427 van september 1994) en bekendgemaakt in het Gele Katern van Uitleg, nr. 22a van 28 september 1994. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven en het procesverbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het procesverbaal en de regels voor het bepalen van de cijfers onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond.
■■■■
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 punten, zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het antwoordmodel; 3.4 indien één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg (of berekening) ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het antwoordmodel anders is aangegeven;
100016
CV32
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 391
3.7 indien in het antwoordmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord; 3.8 indien in het antwoordmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 4 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een toets of in het antwoordmodel bij die toets een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof toets en antwoordmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het antwoordmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 5 Voor deze toets kunnen maximaal 90 scorepunten worden behaald. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. 6 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer (artikel 42, tweede lid, Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO). Dit cijfer kan afgelezen worden uit tabellen die beschikbaar worden gesteld. Tevens wordt er een computerprogramma verspreid waarmee voor alle scores het cijfer berekend kan worden.
■■■■
3 Antwoordmodel Antwoorden
■■■■
Opgave 1 Criminaliteit en rechtsstaat: politieactie Millinxbuurt
1 ■ •
•
•
•
•
2 ■ •
•
100016
Deelscores
CV32
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): toegenomen drugsgebruik/drugsverslaafden met als gevolg stijging van diefstal en drugshandel/georganiseerde misdaad afnemend gezag van de overheid/minder vertrouwen in politie/justitie waardoor normen en regels minder worden nageleefd langdurige werkloosheid vooral onder bepaalde groepen/marginalisering van bepaalde groepen afnemende betekenis van gezin, verenigingen, organisaties, kerken in de buurten (mede als gevolg van individualisering)/vermindering van de sociale cohesie in buurten/vermindering van sociale bindingen met als gevolg een vermindering van de (informele) sociale controle veranderend normen- en waardenbesef als gevolg van secularisering/ontkerkelijking per goed antwoord
1
Maximumscore 2 voorbeeld van een goed antwoord: Het is een repressieve maatregel, omdat de politie meteen optreedt en mensen oppakt indien ze niet rechtmatig in het bezit zijn van wapens
1
voorbeeld van een goed antwoord: Het is een maatregel met een preventieve werking, want als mensen weten dat de politie op willekeurige momenten kan optreden, dan zullen ze waarschijnlijk niet onrechtmatig wapens bij zich hebben
1
3
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 392
Antwoorden
3 ■ •
•
1
1
Maximumscore 4 In het antwoord moet het dilemma duidelijk zichtbaar zijn, namelijk dat er een spanning is tussen de ’rechtshandhavende’ taak van de overheid en het waarborgen van de rechtsbescherming/rechtszekerheid van de burger. Beide kanten van dit dilemma moeten zijn toegelicht.
5 ■
•
•
voorbeeld van een goed antwoord: Het dilemma is dat in de rechtsstaat de overheid dient te zorgen voor de handhaving van de rechtsorde/voor de veiligheid van de burgers/zorgen voor rechtshandhaving. De politieactie is daarvan een voorbeeld: de overheid heeft deze opgezet om de criminaliteit in de wijk aan te pakken om zodoende te zorgen voor de openbare orde en veiligheid Maar dit principe van rechtshandhaving staat op gespannen voet met het beginsel van rechtszekerheid/in de rechtsstaat moeten de burgers ook beschermd worden tegen willekeur van de overheid/de rechtszekerheid van de burgers moet gewaarborgd worden. Volgens sommigen wordt het principe van rechtsbescherming/rechtszekerheid geschonden door de fouilleringsactie van de politie in de Millinxbuurt Maximumscore 2 A Taak van de Hoge Raad: beoordelen of de lagere rechters het recht en de wet juist hebben toegepast B Na uitspraken (arresten) van de Hoge Raad zullen rechters daarmee rekening houden/de arresten fungeren als jurisprudentie, ze vormen een belangrijke rechtsbron
6 ■
Maximumscore 1 Het OM heeft opdracht gegeven voor deze politieactie: het OM is verantwoordelijk voor het opsporen van strafbare feiten zoals de actie in de Millinxbuurt beoogt
7 ■
•
•
9 ■
100016
Maximumscore 2 voorbeeld van een goed antwoord: De Coornhertliga is een organisatie die pleit voor de hervorming/humanisering van het strafrecht/legt de nadruk op rechtsbescherming De werkwijze van de politie wordt gezien als aantasting van de rechten van de burgers/ wordt gezien als in strijd met gedachtengoed/beginselen van het strafrecht en druist daarmee in tegen de doelstelling van de Coornhertliga Maximumscore 1 De politie mag alleen fouilleren als er een duidelijke verdenking is van een strafbaar feit/ iemand is pas verdacht als dit uit omstandigheden en feiten blijkt/indien men kan spreken van een redelijk vermoeden van schuld.
4 ■
8 ■
Deelscores
CV32
Maximumscore 2 De rechterlijke macht heeft in de vorm van de Hoge Raad eerdere uitspraken gedaan over de bevoegdheden van de politie De Rotterdamse rechtbank heeft een uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van de actie in de Millinxbuurt Maximumscore 3 A Er moet een wetswijziging/nieuwe wet komen (waarin ruimere bevoegdheden van de politie zijn opgenomen) B De regering/de minister(s) (van Justitie en Binnenlandse Zaken) moet(en) met een wetswijziging komen die door het parlement moet worden goedgekeurd
4
2
2
1 1
1
1 1
1 1 1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 393
Antwoorden
10 ■ •
•
•
•
■■■■
Deelscores
Maximumscore 4 VVD-kamerlid Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): De VVD vindt dat voor bestrijding van de zware (drugs)criminaliteit een repressief beleid nodig is. Meer bevoegdheden van de politie bij het opsporen van strafbare feiten past bij het uitgangspunt van de VVD voor een hardere aanpak van de zware criminaliteit door de overheid. GroenLinks-kamerlid Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): GroenLinks is tegen de verruiming van de bevoegdheden van de politie, omdat deze op gespannen voet staat met de beginselen van de rechtsstaat/de rechten van de burger/ omdat deze partij niet wil dat een te grote macht ontstaat voor politie of justitie. GroenLinks legt bij de bestrijding van de criminaliteit meer nadruk ligt op de preventie/het voorkomen van criminaliteit door bijvoorbeeld de maatschappelijke omstandigheden van de mensen te verbeteren dan door repressie of het verruimen van de bevoegdheden van de politie.
2
Opgave 2 Politieke besluitvorming: scholierenstaking tegen studiehuis
11 ■ –
• •
– •
– •
12 ■ • • • •
Maximumscore 4 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende machtsmiddelen): Machtsmiddel is ’aantal’ of ’steun bij achterban’. Voorbeelden van goede citaten zijn (één van de volgende): Citaat in tekst 4: „… kregen binnen een week 6000 e-mailtjes” (regel 21 – 22). Citaat in tekst 5: „na een massale scholierenstaking” (regel 16 – 17).
13 ■
1
1
Machtsmiddel is het gebruik van internet om mensen te mobiliseren. Citaat in tekst 4: „Marc Gebuis is de whizzkid. Hij ontwierp een website…”/ „Iedereen kan zich aanmelden voor de staking …” (regel 23 – 25, regel 30 – 34)
1
Maximumscore 3 A grondrechten/klassieke vrijheidsrechten B Voorbeelden van grondrechten zijn (twee van de volgende): vrijheid van meningsuiting vrijheid van vereniging vrijheid van betoging/demonstratie vrijheid van vergadering
1
1
1
1
Maximumscore 2 electorale participatie, conventionele participatie en protestparticipatie. Indien twee antwoorden juist Indien één antwoord juist
CV32
1
Machtsmiddel is de steun van andere maatschappelijke groeperingen. Citaat in tekst 4: „Gevestigde organisaties, zoals de lerarenbond AOb en ’Ouders en Coo’, steunen de stakers” (regel 39 – 41)
per goed voorbeeld van grondrecht
100016
2
1 0
5
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 394
Antwoorden
14 ■
• •
15 ■
–
• • • –
•
•
•
Deelscores
Maximumscore 2 protestparticipatie Voorbeeld van een goede reden is: De gekozen vorm van protestparticipatie roept veel publiciteit op. Die publiciteit is een middel om het onderwerp op de publieke en politieke agenda te krijgen./De scholieren hebben baat bij een snelle actie, omdat anders het schooljaar alweer voorbij is en zij geen voordeel meer hebben van eventuele latere veranderingen
1
1
Maximumscore 2 Electorale participatie/stemmen bij verkiezingen valt namelijk af, omdat (bijvoorbeeld één van de volgende): De meeste scholieren geen stemrecht hebben (nog geen achttien jaar zijn). Er zijn op dat moment geen verkiezingen. Het gaat om oplossing van een acuut probleem waarvoor directe actie nodig is. Conventionele participatie (meedoen aan politieke activiteiten van maatschappelijke organisaties als politieke partijen, pressiegroepen) is minder geschikt, omdat (bijvoorbeeld één van de volgende): lobbyen voor scholieren minder voor de hand ligt, omdat ze geen contacten hebben met politici en ambtenaren. door het persoonlijk benaderen van politici of lobbyen je niet in de openbaarheid komt/ het minder goed lukt om het probleem snel op de agenda te krijgen. weinig leerlingen lid zijn van politieke partijen/maatschappelijke organisaties als vakbonden/leerlingen weinig contacten hebben met politici. per juiste uitleg van electorale participatie of conventionele participatie
16 ■
• •
•
•
•
Maximumscore 5 A De scholieren vormen een actiegroep B een belangengroep Een voorbeeld is de lerarenbond AOb of de groep ’Ouders en Coo’ C Verschillen (twee van de volgende): De actiegroep (het stakingscomité) kent geen uitgewerkte organisatie. De belangengroep (de lerarenbond of ’Ouders en Coo’) kent een professionele organisatie. De actiegroep (het stakingscomité) heeft een tijdelijk karakter. Deze wordt opgeheven als de actie is beeindigd. De lerarenbond/’Ouders en Coo’/Belangengroep heeft een permanent karakter/is een gevestigde organisatie. De belangengroep (lerarenbond of ’Ouders en Coo’) heeft een dienstverlenende functie naar haar leden. per goed verschil
17 ■ • • •
18 ■ • • • •
CV32
1 1 1
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): Het is een taak die in Nederland van algemeen belang wordt geacht. Onderwijs dient in principe voor iedereen in gelijke mate beschikbaar te zijn. Het onderwijs dient gelijke kansen te bieden aan een ieder. Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): Door politieke participatie/demonstraties komen mensen op voor hun belangen. Het verkleint de afstand tussen burgers en politici. Het vergroot het draagvlak van de uiteindelijke beslissingen. Politieke participatie biedt ontplooiingsmogelijkheden/je kunt ervan leren. per goed antwoord
100016
1
1
6
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 395
Antwoorden
19 ■ • •
•
–
•
•
–
•
•
•
•
–
• • •
Deelscores
Maximumscore 4 twee van de volgende barrières: barrière 1: het (h)erkennen van een probleem als politiek probleem barrière 2: vergelijken/afwegen van wensen of behoeften/stellen van prioriteiten/ ontstaan politieke discussie/probleem is op de politieke agenda gekomen barrière 3: beslissen over het probleem twee van de volgende toelichtingen: Toelichting barrière 1 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): Het probleem (Studiehuis is te zwaar) wordt algemeen erkend en men vindt dat de staatssecretaris er iets aan moet doen (tekst 4) en er is veel steun van gevestigde organisaties. In de media is volop aandacht besteed aan dit probleem (teksten 4 en 5 illustreren de rol van de media). Toelichting barrière 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): Het probleem is op de politieke agenda gekomen/de politici moeten de kwestie oppakken en erover praten: Adelmund had maatregelen aangekondigd na de massale scholierenstaking (tekst 5, regel 15 – 18). In de Kamer is discussie geweest over de eerste voorstellen van de staatssecretaris/Tweede Kamer keurde de eerste maatregelen goed (tekst 5, regel 19). Er is overleg geweest tussen de staatssecretaris, de onderwijsbonden, rectoren en schoolbesturen (tekst 5, regel 9 – 12). Er vindt een afweging plaats door politici/politieke partijen van wensen/belangen van leerlingen, scholen en docenten (tekst 5, regel 9 – 14). Toelichting barrière 3 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): Staatssecretaris draait de voorgestelde maatregelen terug… (tekst 5, regel 1 – 9). De ministerraad buigt zich over de plannen van Adelmund (tekst 5, regel 12 – 14). De Kamer steunt de ommezwaai van de staatssecretaris (tekst 5, regel 26). per juiste barrière en goede toelichting
■■■■
Opgave 3 Criminaliteit van kinderen
20 ■ •
•
•
•
100016
2
CV32
Maximumscore 4 Sociaal probleem Veel mensen vinden deze situatie ongewenst/vinden dat er iets aan gedaan moet/kan worden In tekst 6 wordt verwezen naar een onderzoek van het bureau Intomart waaruit blijkt dat 68 procent van de Nederlanders positief staat tegenover een verplichte opvoedcursus voor ouders van probleemkinderen (regel 6 – 11)
1
Politiek probleem De aanpak/bestrijding van deze vorm van criminaliteit heeft de aandacht van politici/ ’Den Haag’/de overheid moet er iets aan doen/het probleem staat op de politieke agenda Kok en andere politici hebben de wensen overgenomen/beraden zich op het nemen van maatregelen
1
7
1
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 396
Antwoorden
21 ■ •
•
•
• • •
Deelscores
Maximumscore 4 de sociaal-economische benaderingswijze Bijvoorbeeld de vraag: Wat zijn de sociaal-economische/maatschappelijke oorzaken van jeugdcriminaliteit? Voorbeeld gegeven uit de tekst: armoede/verpaupering/gebroken gezinnen/werkloosheid ouders (regel 14 – 19)
•
1
Voorbeeld gegeven uit de tekst (één van de volgende): 68 procent van de Nederlanders staat positief tegenover een verplichte opvoedcursus/opvattingen van premier Kok en CDA-fractieleider (regel 8 – 10) Het is belangrijk dat ouders hun kinderen waarden en normen bijbrengen (regel 55 – 58) per juist voorbeeld
22 ■ •
•
•
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): De gegevens zijn afkomstig van de politie; niet alle delicten van kinderen worden bij de politie aangegeven. Het aantal aangehouden kinderen kan ook verband houden met het opsporingsbeleid van de politie/justitie. Er kan gebruik gemaakt zijn van andere registratiemethoden. per goed antwoord
23 ■ • • • • •
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): Kinderen onder de twaalf jaar kunnen niet vervolgd worden. Voor jongeren tussen de twaalf en achttien jaar geldt het jeugdstrafrecht. Deze jongeren staan voor de kinderrechter. De zitting bij de kinderrechter is niet openbaar. Voor jongeren gelden andere straffen en maatregelen. per goed antwoord
100016
CV32
1
de sociaal-culturele benaderingswijze Bijvoorbeeld één van de volgende vragen: Wat zijn de opvattingen van de Nederlanders over verschillende voorstellen ter bestrijding van de jeugdcriminaliteit? Wat is de visie van politici/politieke partijen? Welke (opvattingen) verklaringen bestaan er voor de criminaliteit? Welke opvattingen over opvoeding/waarden en normen hebben ouders van probleemkinderen? per juiste vraag
•
1
1
8
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 397
Antwoorden
24 ■ –
–
–
Deelscores
Maximumscore 4 twee van de volgende: Bindingstheorie voorbeeld van een goed antwoord: Deze theorie zegt dat maatschappelijke bindingen remmend werken op crimineel gedrag. Als jonge kinderen op het verkeerde pad gaan, kan dit liggen aan de slechte contacten met ouders/weinig binding met school/geen lid van verenigingen. Aangeleerd-gedragtheorie voorbeeld van een goed antwoord: Jonge kinderen hebben hun deviant gedrag geleerd in gezin of op straat in groepen/of hebben verkeerde dingen opgepikt via de media/tv/video. Socio-biologische theorie voorbeeld van een goed antwoord: Sommige kinderen zijn in aanleg agressief of hebben gedragsstoornissen die gedeeltelijk erfelijk zijn (biologische factoren). Daarnaast kunnen sociale factoren een rol spelen (slechte leefomstandigheden/armoede/werkloosheid ouders/minder kansen). per goede uitleg
■■■■
2
Opgave 4 Allochtone jongeren
25 ■ • • •
• • •
Maximumscore 4 Voorbeelden van positieverwerving zijn (twee van de volgende): achterstand in beheersing van de Nederlandse taal (tekst 7, regel 10 – 17) gezagsprobleem in Marokkaanse gezinnen (tekst 7, regel 20 – 30) betrekkelijk gering ’cultuurkapitaal’ in Marokkaanse gezinnen/geen kranten, geen boeken (tekst 7, regel 32– 33) analfabetisme bij ouders (tekst 7, regel 31–32) onvermogen van ouders om hun kinderen te helpen (tekst 7, regel 33– 34); ouders hebben te weinig gezag om hun kinderen te stimuleren voor school (tekst 7, regel 35– 37) per goed antwoord
•
• •
•
1
Voorbeelden van positietoewijzing zijn (twee van de volgende): Marokkaanse jongeren worden gediscrimineerd bij sollicitaties of bij het vinden van woonruimte: Deze jongeren hebben last van vooroordelen (tekst 8, bijvoorbeeld regel 3 – 4; regel 18 – 20). Marokkaanse jongeren worden gepest op school of werk (tekst 8, bijvoorbeeld regel 5); Er is sprake van stigmatisering door uitspraken in de media en van de politie/bestuurders (tekst 8, regel 6 – 9). Marokkaanse jongeren hebben last van negatieve beeldvorming (tekst 8, regel 21–23; regel 25–29). per goed antwoord
26 ■
100016
CV32
1
Maximumscore 2 Mensen worden ongelijk behandeld op basis van een groepskenmerk (Marokkaan-zijn) dat in de betreffende situatie niet relevant is.
9
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 398
Antwoorden
27 ■ • • • •
Deelscores
Maximumscore 3 Persoonlijk gevolg Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): minder kans op werk geen/minder kans op woonruimte je gekwetst voelen/je minderwaardig voelen vermindering van de motivatie per goed antwoord
• •
29 ■ • •
• •
•
•
• • •
30 ■ • • • • •
• •
100016
Maatschappelijk gevolg Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): vergroten van sociale ongelijkheid/ontstaan van een etnische onderklasse het ontstaan van spanningen tussen bevolkingsgroepen
1
Maximumscore 1 de Grondwet (artikel 1) (Het grondrecht dat stelt dat alle mensen die zich in Nedeland bevinden gelijkwaardig zijn en niet mogen worden gediscrimineerd op grond van ras, sexe, godsdienst, overtuiging etc.)
28 ■
31 ■
1
CV32
Maximumscore 2 Onderwijs Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): Onderwijsvoorrangsbeleid: scholen met allochtone leerlingen krijgen extra geld en middelen. Opstapprojecten/schakelklassen: via aangepast onderwijs wordt geprobeerd achterstanden weg te werken. intercultureel onderwijs om kennis te nemen van verschillende culturen in de samenleving Onderwijs in eigen taal en cultuur biedt de mogelijkheid om de eigen culturele identiteit te versterken/de kloof tussen thuis en schoolsituatie te verkleinen. Lesmethoden die beter rekening houden met de culturele achtergrond van allochtone leerlingen. extra aandacht voor het leren van het Nederlands/aangepaste leermethoden Nederlands Arbeid Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): Bedrijven verplichten allochtonen in dienst te nemen. Bedrijven hebben de plicht om te melden hoeveel allochtonen ze in dienst hebben. Positieve actie: overheid neemt met voorrang allochtonen aan.
1
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): taalachterstand onderwijsachterstand onbekendheid met de Nederlandse samenleving de verwachting om terug te gaan naar land van herkomst huisvestingsproblemen per goed antwoord
1
Maximumscore 2 inter-generationele mobiliteit De allochtonen van de tweede generatie zullen een betere positie hebben dan hun ouders
1 1
10
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 399
Antwoorden
■■■■
Deelscores
Opgave 5 Immigratie en emigratie
32 ■ • • •
Maximumscore 2 A (twee van de volgende): Canada Australië Nieuw-Zeeland Indien twee landen juist Indien één land juist
1 0
B economische reden
1
Maximumscore 2 voorbeeld van een goed antwoord: Er kwam een einde aan de werving van buitenlandse werknemers (officieel in 1973)/ gastarbeiders (vanwege economische crisis).
33 ■
34 ■ • • • •
35 ■ • • •
•
•
Maximumscore 2 A Suriname B voorbeeld van een goed antwoord (één van de volgende): Ze hadden geen vertrouwen in een onafhankelijk Suriname. Er waren spanningen tussen de verschillende bevolkingsgroepen. De economie in Suriname werd slechter. Ze konden zich tot de onafhankelijkheid vrij vestigen in (welvarend) Nederland.
1 1
Maximumscore 3 A Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): (jonge) Turken (jonge) Marokkanen asielzoekers/vluchtelingen per juist antwoord
1
B één van de volgende: reden voor toelating van Turken of Marokkanen: recht op gezinsvorming of gezinshereniging reden voor toelating asielzoekers/vluchtelingen: humanitaire overweging/bedreiging van vrijheid of leven/op grond van Verdrag van Genève kunnen asielzoekers de vluchtelingenstatus krijgen
1
Einde
100016
CV32
11
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 400
Maatschappijleer (nieuwe stijl en oude stijl)
■■■■
100020
Correctievoorschrift HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs
20
01
Tijdvak 2
CV32
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 401
■■■■
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO-94-427 van september 1994) en bekendgemaakt in het Gele Katern van Uitleg, nr. 22a van 28 september 1994. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven en het procesverbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het procesverbaal en de regels voor het bepalen van de cijfers onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond.
■■■■
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 punten, zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het antwoordmodel; 3.4 indien één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg (of berekening) ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het antwoordmodel anders is aangegeven;
100020
CV32
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 402
3.7 indien in het antwoordmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord; 3.8 indien in het antwoordmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 4 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een toets of in het antwoordmodel bij die toets een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof toets en antwoordmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het antwoordmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 5 Voor deze toets kunnen maximaal 90 scorepunten worden behaald. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. 6 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer (artikel 42, tweede lid, Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO). Dit cijfer kan afgelezen worden uit tabellen die beschikbaar worden gesteld. Tevens wordt er een computerprogramma verspreid waarmee voor alle scores het cijfer berekend kan worden.
■■■■
3 Antwoordmodel Antwoorden
■■■■
Opgave 1 Justitie in de buurt Maximumscore 2 Het is een voorbeeld van repressief beleid, omdat het doel is daders snel te kunnen bestraffen/het gaat gedeeltelijk om strafrechtelijk optreden
1 ■
•
•
•
2 ■ • •
100020
Deelscores
CV32
Het is ook een voorbeeld van preventief beleid, omdat Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): een netwerk van gezamenlijke organisaties moet proberen de wijk leefbaarder en veiliger te maken. scholen en welzijnsinstellingen worden ingeschakeld om criminaliteit te voorkomen/de leefsituatie van bewoners te verbeteren. snel straffen en taakstraffen opleggen een preventieve werking hebben. Maximumscore 2 Een voorbeeld van een goed antwoord is: de veel voorkomende criminaliteit/jeugdcriminaliteit Er wordt gesproken over jongeren en het opleggen van taakstraffen en het uitvoeren van HALT-projecten (regel 15 – 16). Taakstraffen en deelname aan HALT-projecten zijn vooral bedoeld voor degenen die zich schuldig hebben gemaakt aan delicten waarvan de strafmaat laag is (zes maanden bij taakstraffen) zoals bijvoorbeeld winkeldiefstal, vandalisme, fietsendiefstal, zwartrijden, diefstal uit auto’s
3
1
1
1
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 403
Antwoorden
3 ■
•
•
4 ■ • • •
Deelscores
Maximumscore 2 De taak is het beslissen of verdachten wel of niet worden vervolgd voor de gepleegde strafbare feiten/het voor de rechter brengen van de verdachten. (Indien er niet vervolgd wordt, dan is de beslissing seponeren of jeugdigen laten deelnemen aan het HALT-project.) De taak is het laten uitvoeren van opgelegde vonnissen. (Officier van Justitie kan in bepaalde gevallen een taakstraf opleggen zonder tussenkomst van de rechter.)
• • •
6 ■
7 ■ • •
•
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): het bieden van onderlinge hulp en steun de belangen behartigen van slachtoffers van delicten/pleiten voor schadevergoeding pleiten voor maatregelen om de veiligheid van burgers te vergroten per juist antwoord
1
Maximumscore 2 Verdachten van misdrijven verschijnen in een zitting van de arrondissementsrechtbank Mensen die verdacht worden van overtredingen komen voor de kantonrechter
1 1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): Speciale preventie, omdat deze straf recidive wil voorkomen. Heropvoeding; er is sprake van dienstverlening en daarvan gaat een socialiserende werking uit. het goed willen maken/genoegdoening voor het slachtoffer per juist antwoord
1
Maximumscore 2 Doel is om delinquente jeugdigen te corrigeren door ze een bepaalde dienstverlenende taak te laten verrichten, zonder dat deze jongeren met Justitie in aanraking komen en op die manier een strafblad krijgen.
8 ■
9 ■ •
•
100020
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): De reclassering is verantwoordelijk voor het uitvoeren van een taakstraf. De reclassering geeft informatie aan Officier van Justitie en/of rechter over de verdachte. De reclassering ondersteunt mensen die met Justitie in aanraking zijn gekomen. per juist antwoord
5 ■
1
CV32
Maximumscore 2 Een voorbeeld van een goed antwoord is: Aangeleerd gedragtheorie/sociale leertheorie: jongeren hebben elementaire sociale vaardigheden niet geleerd in de opvoeding/ouders slagen er niet in hun kind goed op te voeden. Via dit preventieproject leren jongeren nieuwe of andere vaardigheden waardoor delinquent gedrag kan worden voorkomen.
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 404
Antwoorden
■■■■
Deelscores
Opgave 2 Gasboringen in de Waddenzee
10 ■ •
• •
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): Burgers vinden dat de overheid over dit vraagstuk een beslissing moet nemen/er wordt overheidsbeleid nodig geacht. Het vraagstuk staat op de politieke agenda. Veel mensen vinden gasboringen onwenselijk./De samenleving is verdeeld en veel mensen vinden dat het kabinet deze boringen niet moet toestaan. per juist antwoord
11 ■
•
• •
•
12 ■ •
•
•
13 ■
•
•
14 ■ •
• •
1
Maximumscore 2 beleidsbepaling of het nemen van besluiten Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): Het kabinet gaat opnieuw in beraad (regel 22 – 23, regel 51). Het kabinet is met een compromis gekomen: alleen boren indien geen milieuschade wordt toegebracht (regel 13 –17). De Kamer gaat waarschijnlijk de beslissing nemen om boren in de Waddenzee niet toe te staan. („Waarschijnlijk wordt de motie volgende dinsdag in stemming gebracht”; regel 24 –25.) Maximumscore 3 Voorbeelden van omgevingsfactoren zijn: Behoud van de Waddenzee als natuurgebied/geen ernstige schade toebrengen aan het grootste natuurgebied van Nederland; regel 38 – 43 (ecologische factor) Er zijn afspraken gemaakt met de NAM over het boren in de Waddenzee; regel 29 –32./ Men vreest schadeclaims van de NAM; regel 26 – 29 (economische/juridische factor) Het is technisch mogelijk om zonder schade naar gas te boren./„Volgens de oliemaatschappij zijn er bij boringen op het wad nog nooit negatieve gevolgen voor het milieu geweest”; regel 53 – 56 (technologische factor) Maximumscore 2 controlerende taak Voorbeeld van een goed antwoord is: Dit blijkt bijvoorbeeld uit het indienen van een motie of medewetgevende taak Voorbeeld van een goed antwoord is: De Tweede Kamer wil de vergunningen/regels over boren in de Waddenzee veranderen
CV32
1 1
1
1 1 1 1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): Kamerleden kunnen lobbyen bij eigen ministers in het kabinet om deze bewindslieden te overtuigen. Via de massamedia kunnen Kamerleden het kabinetsvoorstel bekritiseren of steunen. Kamerleden kunnen via de eigen politieke partij druk uitoefenen op de eigen minister(s). per juist antwoord
100020
1 1
1
5
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 405
Antwoorden
15 ■ •
•
16 ■ • • • • •
Deelscores
Maximumscore 2 Een voorbeeld van een goed antwoord is: De VVD wil niet te veel overheidsbemoeienis met de economie en het bedrijfsleven./De VVD wil niet te veel overheidsregels op bijvoorbeeld milieugebied; deze belemmeren het functioneren van een vrije markteconomie./De VVD is eerder geneigd economische belangen te laten prevaleren boven ecologische waarden De PvdA richt zich op een overheid die zich inzet voor een duurzame samenleving/ milieubehoud./De PvdA stelt eerder dan de VVD ecologische waarden boven economische waarden
1
1
Maximumscore 4 A voorbeelden van machtsbronnen van Greenpeace (twee van de volgende): een groot aantal donateurs deskundigheid een kern van ervaren actievoerders ontvankelijkheid bij de media welwillendheid bij het publiek/de publieke opinie
1
0
Indien één machtsbron van Greenpeace goed 1 • • • •
voorbeelden van machtsbronnen van de NAM (twee van de volgende): deskundigheid/onderzoeksresultaten financiële middelen een netwerk van relaties (in de politiek en andere belangenorganisaties) gemaakte afspraken of overeenkomsten (moeten worden nagekomen, zo niet, dan schadevergoeding) 0
Indien één machtsbron van de NAM goed
• • •
• • • •
100020
CV32
B voorbeelden van hoe de politieke besluitvorming door Greenpeace beïnvloed kan worden (één van de volgende): lobbyen bij politici of ambtenaren door het voeren van acties de publieke opinie/de politici beïnvloeden zorgen dat de media veel aandacht besteden aan hun wensen voorbeelden van hoe de politieke besluitvorming door de NAM beïnvloed kan worden (één van de volgende): lobbyen bij politici of ambtenaren kabinet en Kamer confronteren met onderzoeksresultaten via advertenties/publicaties in de media het standpunt van de NAM naar voren brengen zich beroepen op gemaakte afspraken
6
1
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 406
Antwoorden
■■■■
Opgave 3 De multiculturele stad
17 ■ –
•
–
•
–
•
– •
18 ■
–
• •
–
•
•
100020
Deelscores
CV32
Maximumscore 4 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): Het vraagstuk van de sociale ongelijkheid/veel minderheden/allochtone groepen bevinden zich in een maatschappelijke achterstandssituatie voorbeeld van een goed citaat: Professor Veenman constateert dat alle burgers nog niet op voet van gelijkheid worden behandeld (regel 36 – 39) Het vraagstuk van maatschappelijke integratie voorbeeld van een goed citaat: Professor Veenman constateert dat er eerder sprake is van separatie dan van integratie (regel 40 – 42) Het vraagstuk van discriminatie of het vraagstuk hoe de verschillende groepen en culturen met elkaar omgaan citaat: ’’Bewuste en onbewuste discriminatie …’’/discriminatie door werkgevers (regel 59 – 62) ook goed: Het vraagstuk van veiligheid en criminaliteit citaat: drugshandel in bepaalde wijken (regel 105– 112)
1 1
1 1 1
1 1
Maximumscore 4 De eerste betekenis van het begrip slaat op de feitelijke situatie in de stad Rotterdam namelijk dat verschillende etnische groepen in één stad leven Voorbeelden van een goede verwijzing naar de tekst zijn (één van de volgende): In de tekst wordt gesproken over multi-etnisch Rotterdam (regel 6 – 9). In de tekst staat dat ruim 40% van de bevolking van Rotterdam uit allochtonen bestaat en dat sommige wijken voor 70% uit allochtonen bestaan (regel 33 – 35).
1 1
De tweede betekenis geeft een norm of een wenselijk geachte situatie weer: daarin gaat het om een samenleving waarin de verschillende etnische groepen gelijke kansen hebben op sociale en economische posities en uiting kunnen geven aan hun culturele identiteit Voorbeelden van een goede verwijzing naar de tekst zijn (één van de volgende): Rotterdam is nog geen multiculturele stad waarin ’alle burgers op voet van gelijkheid behandeld worden en burgers met cultuurverschillen uit de voeten kunnen’ (regel 36 – 39). Veenman constateert dat er nog geen sprake is van integratie (regel 40 – 42).
7
1
1 1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 407
Antwoorden
19 ■
•
•
• •
• •
• • •
20 ■ •
• • •
• •
Deelscores
Maximumscore 2 A Politiek-juridische benaderingswijze (Hierbij gaat het om vragen over het beleid/de rol van de overheid en de regelgeving.) Voorbeelden van een goed antwoord zijn (één van de volgende): De gemeente heeft Veenman verzocht een studie te maken over de problemen in de multiculturele stad (regel 27 – 29). Veenman heeft voor de gemeente drie scenario’s uitgewerkt (regel 29 – 32, 130 –132). Het gemeentebestuur kan daarmee zijn minderhedenbeleid bepalen. Veenman heeft wethouder H. Meijer (minderheden) zijn boek aangeboden (113 –115). Veenman pleit voor bepaalde maatregelen („veel meer (politie)actie …”), (115 –119). B Sociaal-culturele benaderingswijze: (Onder deze benaderingswijze vallen aspecten als bijvoorbeeld de visie die men heeft op mens en maatschappij, de waarden en normen, de cultuur van groepen, vooroordelen en discriminatie.) Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): Volgens sommigen kun je alleen via het zuilenmodel emanciperen (regel 69 – 70). Veenman zegt dat hij een genuanceerde visie wil geven over allochtonen/de multiculturele samenleving (regel 45 – 46). „Allochtonen zijn in de beeldvorming óf boeven óf wonderboys” (regel 46 – 47). „De sterke binding met het herkomstland …” (regel 72 – 74). „… dat duurzame maatschappelijke achterstand sommige allochtone jongeren drijft naar nationalisme en religieus fundamentalisme” (regel 132– 137).
• • • •
1
positietoewijzing Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): Beeldvorming over allochtonen is eenzijdig of deels negatief (regel 46 – 49). Bewuste en onbewuste discriminatie door werkgevers (regel 59 – 62). Autochtone ’poortwachters’ bepalen de kansen van de allochtonen (regel 90 – 95). Er ontstaan ’Amerikaanse toestanden’, bijvoorbeeld Oude Noorden (regel 105– 108). Scholen moeten worden ingeschakeld om spijbelen tegen te gaan (regel 120 –121). per juist antwoord
100020
CV32
1
Maximumscore 4 positieverwerving Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): Er is sprake van groepsvorming/allochtonen participeren vooral in eigen netwerken (regel 64 – 67). Allochtonen zijn sterk gericht op het land van herkomst (regel 72 – 74, 81 – 89). Men sticht op jonge leeftijd een gezin waardoor men kansen mist (regel 96 –99). Bepaalde groepen allochtonen houden zich bezig met criminele activiteiten (regel 105 – 109). Allochtone ouders zien niet toe op het spijbelen van hun kinderen (regel 121– 124). Er zijn ouders die hun kinderen voor een aantal jaren naar Turkije of Marokko sturen (regel 124 – 129). per juist antwoord
•
1
1
8
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 408
Antwoorden
Maximumscore 2 Ja Voorbeeld van een goed antwoord is: Door bijvoorbeeld eigen scholen, vakbonden/omroeporganisaties en culturele en vrijetijdsverenigingen op te richten, versterken ze hun eigen identiteit waardoor hun maatschappelijke kansen kunnen toenemen.
21 ■
•
•
•
22 ■
•
•
Nee Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): Door het oprichten van eigen scholen en maatschappelijke organisaties versterken ze het isolement waarin ze al verkeren. Het oprichten van eigen scholen en organisaties belemmert de integratie in de Nederlandse samenleving. Het zou leiden tot een zuil van elke allochtone groepering. Elke zuil heeft niet de invloed die de vroegere Nederlandse zuilen hadden (gezien de heel andere tijd en de geheel andere omgeving). Maximumscore 4 Socialisator de ouders: de tweede generatie leert van de ouders de gehechtheid aan het herkomstland (een waarde). Deze binding met het land van herkomst belemmert de oriëntatie op Nederland/versterkt de separatie Socialisator de televisie: in allochtone gezinnen kijkt men veel naar tv-zenders van het herkomstland. Via de televisie neemt de tweede generatie mede de cultuur van het herkomstland over/wordt de band met land van herkomst via de televisie versterkt. Deze binding met het land van herkomst belemmert volgens Veenman de oriëntatie op Nederland/versterkt de separatie. Het belemmert daardoor de kansen op integratie/betere kansen op werk en inkomen
2
2
Maximumscore 4 Een voorbeeld van een goed antwoord is: De school of het arbeidsbureau of de personeelsfunctionaris vertegenwoordigt/gaat uit van de waarden en normen, gebruiken, regels, omgangsvormen, en dergelijke, die kenmerkend/vertrouwd zijn voor de meerderheid van de autochtone bevolking. Dit is de dominante cultuur. Allochtonen die niet vertrouwd zijn met waarden, normen en gebruiken van de dominante cultuur kunnen daardoor achtergesteld worden. Bijvoorbeeld allochtonen zijn niet vertrouwd met sollicitatieregels waarvan personeelsfunctionarissen uitgaan. Bij een sollicitatie wordt daardoor de kans op werk kleiner.
23 ■
24 ■ • •
•
•
100020
Deelscores
CV32
Maximumscore 4 A de Indische Nederlanders de Molukkers B Ten aanzien van de Indische Nederlanders was er geen expliciet beleid van de overheid. De gedachte was dat deze groep makkelijk zijn plek zou vinden in de Nederlandse samenleving. De gedachte was dat deze groep permanent in Nederland zou blijven Ten aanzien van de Molukkers was het beleid van de overheid gericht op het zorgen voor (tijdelijke) huisvesting/er werd niet gestreefd naar integratie; de verwachting was (zowel bij de Molukkers als bij de overheid) dat deze groep maar tijdelijk zou blijven in Nederland
9
1 1
1
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 409
Antwoorden
Maximumscore 2 A De overheid voerde een wervingsbeleid om niet-Nederlanders naar Nederland te halen./ Zij aanvaardde dat werkgevers om economische redenen zogenoemde gastarbeiders wierven uit de landen rondom de Middellandse Zee./De overheid voerde geen beleid voor opvang of integratie van de migranten B De Nederlandse economie had behoefte aan (laaggeschoolde) werknemers. De overheid ging ervan uit dat de verschillende groepen allochtonen (Turken, Marokkanen, Spanjaarden, Italianen etc.) hier maar tijdelijk zouden verblijven
25 ■
■■■■ 26 ■
–
•
–
• •
– • – •
Maximumscore 4 gaan stemmen/meedoen aan verkiezingscampagne (electorale participatie) Voorbeelden van verwijzingen naar de teksten zijn (één van de volgende): In tekst 5 wordt gesproken over kiezers die de grootte van de partijen in het parlement bepalen (regel 19 – 20). In tekst 6 wordt gesproken over verkiezingen en over 45% opkomst van de kiezers (regel 25 – 31).
1
1 1
onder andere lidmaatschap van belangengroepen/politieke partijen (conventionele participatie/individuele participatie) Voorbeelden van verwijzingen naar de teksten zijn (één van de volgende): Diverse belangengroepen zien hun ledenaantallen stijgen (tekst 5, regel 29 – 30). In tekst 6 wordt gesproken over ledenaantallen van politieke partijen en het verlies aan leden van politieke partijen (regel 1 – 11).
1 1
Maximumscore 2 Communicatiefunctie er wordt minder dan daarvoor een brug geslagen tussen burger en overheid (regel 14 – 16). Participatiefunctie het lukt de politieke partijen minder goed dan vroeger om burgers te interesseren voor de activiteiten van politieke partijen/steeds minder burgers worden lid (regel 25 – 26). Indien functie en uitleg goed
1
Maximumscore 2 Het verschil is dat belangenorganisaties allereerst opkomen voor de belangen van bepaalde groeperingen en dat politieke partijen meestal een meer omvattende visie hebben over de inrichting van de samenleving./Het verschil dat politieke partijen vaak verschillende belangen tegen elkaar moeten afwegen. (Volgens veel mensen richten politieke partijen zich steeds meer op de behartiging van specifieke belangen van groepen burgers, regel 6–9.)
28 ■
29 ■ •
•
100020
1
Opgave 4 Functies van politieke partijen
•
27 ■
Deelscores
CV32
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van een goed antwoord zijn (één van de volgende): CDA, D66, PvdA en VVD situeren zich meer in het politieke midden (omdat daar de meeste kiezers zitten), terwijl partijen als SP, GroenLinks en de ChristenUnie zich aan de linker- respectievelijk rechterkant bevinden van het politieke spectrum en mede daardoor een sterkere identiteit hebben. CDA, D66, PvdA en VVD dragen vaak regeringsverantwoordelijkheid. Dat geldt niet voor partijen als SP, GroenLinks en de ChristenUnie. Zij hoeven daarom geen compromissen te sluiten. Hun uitgangspunten blijven goed herkenbaar.
10
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 410
Antwoorden
30 ■ –
•
–
•
–
•
–
•
•
■■■■
Deelscores
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): individualisering of emancipatie toelichting Mensen gaan zich ten opzichte van de directe omgeving onafhankelijker gedragen./ Mensen richten zich meer op het behartigen van hun eigen belangen./Mensen bepalen zelf waar ze lid van zijn of aan mee willen doen
1
1
meer welvaart toelichting Het gaat de burgers goed; men voelt geen noodzaak om lid te worden
1
meer opleiding toelichting De burgers zijn mondiger geworden./Ze regelen meer zelf hun zaken
1
democratisering van de samenleving/toenemend belang van belangengroepen toelichting Het is niet nodig om lid te worden van een politieke partij, omdat er voldoende andere manieren zijn om invloed uit te oefenen of om voor je belangen op te komen of Je kunt sneller iets bereiken door middel van pressiegroepen of het inschakelen van de media dan via participatie in politieke partijen
1
1
1
1
1
Opgave 5 Statistieken over criminaliteit Maximumscore 2 Voorbeeld van een goed antwoord is: Deze jongeren hebben zulke ernstige delicten begaan dat ze volgens het volwassenenstrafrecht zijn bestraft. Dit strafrecht maakt zwaardere straffen mogelijk dan het jeugdstrafrecht (dat alleen tuchtschool voor een half jaar kent).
31 ■
32 ■ • • •
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): verschillen in socialisatie tussen jongens en meisjes biologische verschillen tussen jongens/mannen en meisjes/vrouwen Jongens zijn meer gevoelig voor groepsdruk dan meisjes./Zij willen meer status dan meisjes. per juist antwoord
33 ■ •
•
•
•
1
Maximumscore 4 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): Als je de totale percentages slachtoffers per soort delict bekijkt, dan zijn meer mannen slachtoffer van delicten dan vrouwen. Op grond van dit feit is er geen reden voor vrouwen om zich angstiger te voelen dan mannen. Voor bepaalde delicten zoals seksuele delicten is er een goede reden waarom vrouwen zich onveilig voelen. Van seksuele delicten zijn vooral vrouwen het slachtoffer en het delict heeft grote (immateriële) gevolgen voor het slachtoffer. Vrouwen zijn meer het slachtoffer van kwaadwillige telefoontjes dan mannen. Dit vergroot de onveiligheidsgevoelens van vrouwen. De verschillen in type slachtofferschap tussen mannen en vrouwen doen er weinig toe; vrouwen kunnen namelijk de gevolgen van delicten als veel ernstiger ervaren dan mannen. De tabel laat zien dat toch ruim 23% van de vrouwen het slachtoffer is van delicten. per juist antwoord
100020
CV32
2
11
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 411
Antwoorden
34 ■
35 ■ • •
Deelscores
Maximumscore 3 A enquête gehouden onder mogelijke slachtoffers van delicten/representatieve steekproef onder burgers B ook niet-aangegeven misdrijven komen boven tafel C voor bepaalde delicten zijn geen aanwijsbare slachtoffers (zoals bijvoorbeeld vernielingen van de openbare ruimte of bedrijven)
1 1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn: Er is minder sociale controle/minder sociale cohesie In steden wonen meer kansarme groepen/zijn er meer sociale problemen/grotere sociale ongelijkheid
1
1
1
Einde
100020
CV32
12
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 412
MYH001DFCRV.QXD
Maatschappijleer oude en nieuwe stijl
■■■■
15-12-99
15:59
Pagina 1
Correctievoorschrift HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs
20
00
Tijdvak 1
Inzenden scores Uiterlijk 6 juni de scores van de alfabetisch eerste twintig kandidaten per school op de daartoe verstrekte optisch leesbare formulieren naar het Cito zenden.
000008
CV39
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 413
MYH001DFCRV.QXD
■■■■
15-12-99
15:59
Pagina 2
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO-94-427 van september 1994) en bekendgemaakt in het Gele Katern van Uitleg, nr. 22a van 28 september 1994. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven en het procesverbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het procesverbaal en de regels voor het bepalen van de cijfers onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond.
■■■■
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten, die geen gehele getallen zijn, zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het antwoordmodel; 3.4 indien één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg (of berekening) ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het antwoordmodel anders is aangegeven;
000008
CV39
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 414
MYH001DFCRV.QXD
15-12-99
15:59
Pagina 3
3.7 indien in het antwoordmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord; 3.8 indien in het antwoordmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 4 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een toets of in het antwoordmodel bij die toets een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof toets en antwoordmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het antwoordmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 5 Voor deze toets kunnen maximaal 90 scorepunten worden behaald. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. 6 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer (artikel 42, tweede lid, Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO). Dit cijfer kan afgelezen worden uit tabellen die beschikbaar worden gesteld. Tevens wordt er een computerprogramma verspreid waarmee voor alle scores het cijfer berekend kan worden.
■■■■
3 Antwoordmodel Antwoorden
■■■■ 1 ■
Opgave 1 De Wet Inburgering Nieuwkomers
•
•
2 ■ • •
000008
Deelscores
CV39
Maximumscore 2 Hessam Haytehvoodi heeft een verblijfsvergunning gekregen op grond van het Vluchtelingenverdrag van Genève (vanwege vervolging door de Iraanse overheid) Mimout Benseamar heeft op grond van het recht op gezinshereniging een verblijfsvergunning gekregen
1 1
Maximumscore 2 één van de volgende uitgangspunten van het minderhedenbeleid vanaf 1980: beleid gaat uit van blijvende aanwezigheid van etnische groepen / minderheden beleid is gericht op het verbeteren van de (sociale) achterstandspositie van allochtone groepen
3
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 415
MYH001DFCRV.QXD
15-12-99
15:59
Pagina 4
Antwoorden
3 ■ • •
•
• •
• • •
4 ■
–
– • • •
5 ■
• •
•
■■■■ 6 ■
Maximumscore 4 Voorbeelden van positieverwerving zijn (één van de volgende): Immigranten volgen vrijwillig onderwijs (regel 6 – 7 in tekst 1). H. Haytehvoodi uit Iran heeft zichzelf aangemeld voor een inburgeringscursus (regel 10 in tekst 2). H. Haytehvoodi uit Iran doet veel moeite om zelf Nederlands te leren (regels 12 – 21 in tekst 2). M. Benseamar toont veel inzet voor studie (regel 16 in tekst 3). In tekst 2 (regels 23 – 27) wordt gesproken over vluchtelingen die problemen hebben (als factor die belemmerend werkt). Uitleg voorbeeld van positieverwerving: Het gaat hier om een factor die ligt bij de mensen zelf om hun maatschappelijke positie te versterken (voorbeelden één tot en met vier) of te verzwakken (voorbeeld vijf). Voorbeelden van positietoewijzing zijn (één van de volgende): Er is een verplichte inburgeringscursus voor nieuwkomers. De overheid dwingt nieuwkomers een inburgeringsprogramma te volgen. De gemeente betaalde kost en inwoning voor het kunnen volgen van een cursus in Bovendonk (regel 11 in tekst 3). Uitleg voorbeeld van positietoewijzing: De overheid neemt een maatregel om de maatschappelijke positie van nieuwkomers/ allochtonen te versterken. Maximumscore 2 In tekst 2 wordt er gesproken over de wilskracht van de Nederlanders: als ze iets willen, dan doen ze het ook (regel 32 – 33) In tekst 3 spreekt de geïnterviewde over (één van de volgende): op tijd komen en zelfdiscipline (regel 28) ze zijn individualistisch (regel 30) ze hebben nooit tijd voor elkaar (regel 30)
1
1
1
1
1 1
Maximumscore 2 Ja, want in deze zinnen wordt generaliserend over Nederlanders gesproken / de uitspraken zijn weinig genuanceerd / ze hebben betrekking op weinig feiten of ervaring. of Nee, want (bijvoorbeeld één van de volgende): een echt stereotype is star en moeilijk te veranderen en daarvan is hier geen sprake. stereotypen zijn meestal negatief, dit zijn algemene positieve uitspraken over het gedrag van de gemiddelde Nederlander. Het uiten van stereotypen is vaak een kenmerk van het zich afzetten tegen leden van andere groepen. Dat is hier niet het geval. Opgave 2 Een kwart eeuw sociale verandering
•
•
•
• • •
000008
Deelscores
CV39
Maximumscore 2 Ja, Nederland is een multiculturele samenleving geworden omdat meerdere etnische groepen naast elkaar leven / er sprake is van culturele verscheidenheid Citaat in de regels 26 – 30: „Wat verder opvalt is de bontheid van het straatbeeld” / „Allemaal buitenlanders: zijn dat toeristen?” of Nee, er is geen sprake van een multiculturele samenleving omdat etnische groepen (nog) geen gelijke kansen hebben op werk / op het bereiken van een goede maatschappelijke positie Citaat in de regels 37 – 44 (één van de volgende): „... een nieuwe ongelijkheid ontstaan”. „... een nieuwe klasse van mensen die langdurig zijn uitgesloten van de arbeidsmarkt”. „Die klasse bestaat ... uit mensen van buitenlandse afkomst”.
4
1
1
1 1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 416
MYH001DFCRV.QXD
15-12-99
15:59
Pagina 5
Antwoorden
7 ■
•
•
•
Deelscores
Maximumscore 3 Indische Nederlanders: na de onafhankelijkheid van Indonesië maakten zij gebruik van de mogelijkheid om naar Nederland te vertrekken. Molukkers: de mannen hebben in dienst gezeten bij het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger en werden daardoor gezien als collaborateurs / in afwachting van een eigen republiek konden ze ‘tijdelijk’ in Nederland blijven (aantal leden in 1971: 26.000, SCP 1998). Surinamers / Antillianen: zij kwamen vooral voor studiedoeleinden / als Nederlands onderdaan konden zij zich vrij vestigen (aantal Surinamers in 1971: 38.000, aantal Antillianen: 18.000, SCP 1998). per juiste groep en motief
8 ■ • • • • •
• •
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): gezinshereniging gezinsvorming hoger geboorteniveau bij allochtone groepen dan bij autochtonen migratie genereert nieuwe migratie komst van grote groep Surinamers in de jaren tachtig (vlak vóór de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 en in de periode 1977 – 1980) toename van de migratie vanuit de Antillen geringe retourmigratie per juist antwoord Maximumscore 2 Voorbeeld van een goed antwoord is: Er is sprake van een nieuwe klasse van mensen die langdurig is uitgesloten van de arbeidsmarkt.
9 ■
10 ■ •
• •
11 ■ •
•
•
12 ■
000008
1
CV39
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): Er zijn veel nieuwe banen bijgekomen in de tertiaire en quartaire sector / dienstverlenende sector / opkomst van tertiaire en quartaire sector. Deze verschuiving van werkgelegenheid is in het algemeen niet gunstig voor mensen met een lagere opleiding. Afname van werk in de sector industrie; in deze sector werkten de meeste allochtonen. Veel ongeschoold werk is verdwenen en dit is nadelig voor allochtonen, waarvan er veel laag zijn opgeleid. Maximumscore 4 Toename van werkgelegenheid door de computer Voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): Er zijn nieuwe producten ontstaan (bijvoorbeeld allerlei vormen van consumentenelektronica); de productie van nieuwe producten levert doorgaans werk op. Er ontstaan nieuwe vormen van zakelijke dienstverlening, bijvoorbeeld softwarebedrijven. Afname werkgelegenheid door de computer Voorbeeld van een goed antwoord: Computers nemen taken over van mensen / verdwijnen van eenvoudig routinewerk / procesinnovatie gaat ten koste van arbeidsplaatsen.
2
2
Maximumscore 1 Het aandeel vrouwen met een betaalde baan is sinds 1971 flink gestegen (van ongeveer 30% in 1971 tot 52% van de vrouwen in 1997).
5
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 417
MYH001DFCRV.QXD
15-12-99
15:59
Pagina 6
Antwoorden
13 ■ •
•
•
•
Deelscores
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): Vrouwen verrichten nog het merendeel van de huishoudelijke arbeid / zorgtaken, ook indien ze betaald werk hebben. Vrouwen werken vooral in deeltijd waardoor ze een minder grote kans hebben op leidinggevend of hooggekwalificeerd werk / waardoor ze minder verdienen / minder economisch zelfstandig zijn. Vrouwen volgen vaak opleidingen die minder kans bieden op goed betaalde functies of carrière. Vrouwen worden nog altijd geconfronteerd met vooroordelen / discriminatie over het kunnen uitoefenen van bepaalde functies. per juist antwoord
14 ■
• • • •
1
Maximumscore 3 ABW / Bijstandswet: de sociale voorzieningen AOW: de volksverzekeringen WAO: de werknemersverzekeringen WW: de werknemersverzekeringen Indien vier antwoorden juist Indien drie antwoorden juist Indien twee antwoorden juist Indien één antwoord juist
15 ■ • • • • •
3 2 1 0
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): het probleem van de betaalbaarheid van het sociale zekerheidsstelsel het groot aantal inactieven in de samenleving veel mensen zijn afhankelijk geworden van onpersoonlijke instellingen fraude met uitkeringen / zwartwerken minder worden van de solidariteit / draagvlak wordt minder / mindere bereidheid om te betalen per juist antwoord
■■■■ 16 ■
Opgave 3 Het algemeen verbindend verklaren van CAO’s
•
•
17 ■
• •
18 ■
•
•
000008
1
CV39
Maximumscore 2 VVD is voor vermindering van overheidsinvloed op sociaal-economisch terrein / wil meer overlaten aan de markt PvdA wil door meer overheidsinvloed de positie van de werknemers beter beschermen Maximumscore 2 het harmoniedenken / het transactiemodel het overleg tussen de werkgevers- en werknemersorganisaties is gericht op het bereiken van overeenstemming / het zaken doen. (Dit zijn de centrale kenmerken van het poldermodel) Maximumscore 4 De overheid als regelgever toelichting: de overheid verklaart de CAO’s geldig voor de hele bedrijfstak (regel 11 – 12) / de overheid is actief op het terrein van de arbeidsvoorwaarden / er is de wet op het minimumloon (regel 7 – 8) De overheid als overlegpartner toelichting: de overheid overlegt in de SER met de sociale partners (regel 21 – 22)
6
1 1
1
1
1
1 1 1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 418
MYH001DFCRV.QXD
15-12-99
15:59
Pagina 7
Antwoorden
19 ■
•
• •
■■■■
Deelscores
Maximumscore 3 CAO-lonen zijn het resultaat van onderhandelingen door werkgevers- en werknemersorganisaties Het minimumloon wordt vastgesteld door de overheid Het verschil in hoogte ontstaat door inzet van de vakbonden / verbetering van de lonen is meestal de wens van de vakbonden
Maximumscore 1 (Betaald) werken is een plicht / arbeid is een wezenlijke menselijke activiteit.
21 ■ • • •
Maximumscore 2 twee van de volgende: Door vrijwilligerswerk kunnen mensen zich ontplooien / zelfrespect verwerven. Door vrijwilligerswerk kan men sociale contacten opdoen. Vrijwilligerswerk is nuttig voor de omgeving en voor de samenleving (je helpt mensen, veel organisaties kunnen niet zonder inzet van vrijwilligers). per juist antwoord
•
•
1
Maximumscore 2 de arbeidsomstandigheden bijvoorbeeld citaat: „We willen onze gezondheid niet schaden door overhaasting en stress”. de arbeidsvoorwaarden bijvoorbeeld citaat: „We willen werken op normale tijden”. Indien één terrein van arbeid en citaat goed
23 ■ • •
• •
24 ■ •
•
•
•
1
Maximumscore 4 Linkse partij SP of GroenLinks opkomen voor de belangen van de arbeiders / afwijzing marktmechanisme als regulator / de keus voor kleinschalige en mensvriendelijke productiewijzen Christelijke partij één van de kleine christelijke partijen: SGP / GPV / RPF vóór heiliging van de zondag / waarde van het gezin / tegen ontwrichting van het gezinsleven
CV39
1 1 1 1
Maximumscore 2 twee van de volgende: De kerken zetten zich in voor één bepaald doel of belang. (In dit geval tegen de 24-uurseconomie). De kerken richten zich met hun eisen op kabinet en parlement / proberen de politiek of het beleid te beïnvloeden. De kerken zijn een tijdelijk samenwerkingsverband aangegaan / de samenwerking heeft geen permanent karakter / de samenwerking zal na de actieperiode stopgezet worden. De wijze van politieke beïnvloeding is werken via publieke opinie / mobiliseren van mensen / openlijk protesteren tegen bepaald beleid / in het nieuws komen. per juist antwoord
000008
1
Opgave 4 Actie tegen de 24-uurseconomie
20 ■
22 ■
1 1
1
7
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 419
MYH001DFCRV.QXD
15-12-99
15:59
Pagina 8
Antwoorden
25 ■
• •
• •
26 ■
• •
27 ■ • • • •
Deelscores
Maximumscore 2 fase 1: herkennen van problemen Ze willen het actiepunt op de (publieke en) politieke agenda zien te krijgen of fase 4: reactie op bestaande beleid en wetgeving Ze willen de bestaande regelgeving terugdraaien / bijvoorbeeld winkelsluitingswet weer veranderen Maximumscore 2 protestparticipatie toelichting: de kerken hebben een handtekeningactie gehouden / ze hebben stellingen aan de deur van de Eerste Kamer gespijkerd
1
1 1
1
Opgave 5 Islamitische scholen
28 ■ •
•
•
Maximumscore 4 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): Directeur basisschool: „dus hanteren we hier dezelfde regels als thuis” (regel 11 en 12), met andere woorden via de school worden de leerlingen waarden / normen aangeleerd. Wethouder: „Ik vind bijvoorbeeld dat meisjes hetzelfde moeten leren als jongens” (regel 22 en 23), dus brengt de school cultuurgebonden opvattingen over die niet van huis uit zijn meegekregen. Raadslid: „... zodat kinderen rekening leren houden met andere ideeën” (regel 30 en 31), in dit geval leert een leerling een waarde / juist andere dan de eigen culturele bijzonderheden. per juist antwoord
29 ■ •
•
30 ■ •
•
000008
1
Maximumscore 2 twee van de volgende: vrijheid van meningsuiting vrijheid van vergadering en betoging vrijheid van vereniging vrijheid van petitie (recht om schriftelijke verzoeken in te dienen) per juist antwoord
■■■■
1 1
CV39
2
Maximumscore 3 één van de volgende: Een uitgangspunt van het CDA is de gespreide verantwoordelijkheid bij het inrichten van de samenleving. Het CDA vindt, dat verenigingen, organisaties, kerken etc. een belangrijke rol hebben in de samenleving. / Zij hebben het recht om hun eigen levensbeschouwelijke instellingen te organiseren; dus ook een islamitische school. Het CDA hecht grote waarde aan de vrijheid van onderwijs: godsdienstige / maatschappelijke stromingen moeten hun eigen scholen kunnen stichten. Maximumscore 4 Voorbeeld van een goed antwoord is: Door het gebruik van lesmateriaal dat beter is afgestemd op de situatie van allochtonen worden misschien betere onderwijsresultaten behaald en daarmee wordt de kans op betere banen groter. Hun maatschappelijke positie zal daardoor verbeteren Het hebben van eigen scholen versterkt de identiteit van islamitische groepen / Het hebben van eigen scholen benadrukt hun opstelling als aparte groep / Versterkt hun beleving en behoud van de eigen cultuur
8
2
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 420
MYH001DFCRV.QXD
15-12-99
15:59
Pagina 9
Antwoorden
■■■■
Deelscores
Opgave 6 Verkiezingen van de provinciale staten
31 ■ •
•
•
•
•
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede antwoorden zijn (twee van de volgende): De samenstelling van de provinciale staten dient in een democratie overeen te komen met de voorkeuren van de burgers (ingezetenen van de provincie). De partij die belangen van de kiezer steunt, krijgt in het bestuur en in de besluitvorming invloed. Bij een geringe opkomst bij de verkiezingen dreigt de politieke agenda vooral door beroepspolitici / elite te worden bepaald. Een stem voor de provinciale staten is ook belangrijk voor de landelijke politiek / machtsverhoudingen. De provinciale staten kiezen namelijk de leden van de Eerste Kamer. burgerplicht per juist antwoord
32 ■ • •
•
•
1
Maximumscore 4 twee van de volgende: De opiniërende functie: de mogelijkheid om bij te dragen aan het openbare debat. De agendafunctie: de wensen van politieke partijen worden via aparte programma’s bekend gemaakt / burgers en organisaties kunnen hun wensen kenbaar maken. De commentaarfunctie: commentaar leveren op het gevoerde beleid of op beleidsvoorstellen van partijen. De controlefunctie: tekortkomingen in het bestuur, wantoestanden kunnen aan de kaak worden gesteld. per juiste functie en uitleg
33 ■ •
•
•
2
Maximumscore 2 één van de volgende: de articulatiefunctie toelichting: de politieke partijen / de kandidaten zijn er onvoldoende in geslaagd om hun eisen en wensen / het belang van verkiezingen onder de aandacht van de kiezers te brengen de communicatiefunctie toelichting: te weinig contact / communicatie tussen kiezers en kandidaten / politici; weinig bezoekers op thema-avonden, partijcongressen participatiefunctie toelichting: het lukte onvoldoende om de burgers op te roepen om te gaan stemmen
per juist antwoord
•
•
•
000008
1 1 1 1 1
Maximumscore 3 PvdA, D66 en GroenLinks
34 ■
35 ■
1
CV39
1
Maximumscore 3 Het Nederlands kiesstelsel is gebaseerd op evenredige vertegenwoordiging / er is geen kiesdrempel (behalve de kiesdeler) Dit heeft tot gevolg dat in het parlement / provinciale staten veel partijen vertegenwoordigd zijn / dat geen enkele partij de absolute meerderheid heeft of haalt Het dagelijks bestuur/college van Gedeputeerde Staten / het kabinet dient het vertrouwen te hebben van de meerderheid in het parlement/provinciale staten / politieke partijen moeten samenwerken om te kunnen steunen op een meerderheid in het parlement (en vormen zo een coalitie)
9
1 1
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 421
MYH001DFCRV.QXD
15-12-99
15:59
Pagina 10
Antwoorden
36 ■ •
•
Deelscores
Maximumscore 2 één van de volgende: De achterban van het CDA is gemiddeld religieuzer dan die van de PvdA. Religieuze mensen gaan eerder naar de stembus dan niet-religieuzen. De achterban van het CDA is gemiddeld ouder. Ouderen gaan eerder naar de stembus dan jongeren / meer plichtsbesef.
Einde
000008
CV39
10
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 422
myh002dfcrv.qxd
Maatschappijleer oude en nieuwe stijl
■■■■
000014
2-02-00
13:25
Pagina 1
Correctievoorschrift HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs
20
00
Tijdvak 2
CV39
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 423
myh002dfcrv.qxd
■■■■
2-02-00
13:25
Pagina 2
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO-94-427 van september 1994) en bekendgemaakt in het Gele Katern van Uitleg, nr. 22a van 28 september 1994. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven en het procesverbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het procesverbaal en de regels voor het bepalen van de cijfers onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond.
■■■■
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten, die geen gehele getallen zijn, zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het antwoordmodel; 3.4 indien één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg (of berekening) ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het antwoordmodel anders is aangegeven;
000014
CV39
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 424
myh002dfcrv.qxd
2-02-00
13:25
Pagina 3
3.7 indien in het antwoordmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord; 3.8 indien in het antwoordmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 4 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een toets of in het antwoordmodel bij die toets een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof toets en antwoordmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het antwoordmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 5 Voor deze toets kunnen maximaal 90 scorepunten worden behaald. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. 6 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer (artikel 42, tweede lid, Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO). Dit cijfer kan afgelezen worden uit tabellen die beschikbaar worden gesteld. Tevens wordt er een computerprogramma verspreid waarmee voor alle scores het cijfer berekend kan worden.
■■■■
3 Antwoordmodel Antwoorden
■■■■ 1 ■
Deelscores
Opgave 1 Positie van gehandicapten op de arbeidsmarkt
•
•
2 ■ • • • •
•
Maximumscore 2 Op grond van het kenmerk dat de overheid (in een verzorgingsstaat) verantwoordelijk is voor welvaartsontwikkeling/spreiding van de welvaart / voor voldoende werk voor iedereen / voor een aanvaardbare inkomensverdeling toelichting: volgens tekst 1 profiteren gehandicapten onvoldoende van de toenemende welvaart (regel 4 – 5) / ’Hun arbeidsintegratie verloopt moeizaam’ (regel 7) / 19% lager besteedbaar inkomen dan huishoudens zonder beperkingen (regel 12) / slechts éénderde van de gehandicapten heeft werk (regel 16)
000014
CV39
1
Maximumscore 3 drie van de volgende: Werk biedt mogelijkheden tot zelfontplooiing. Werk vergroot het zelfrespect. Door werk heb je sociale contacten. Door betaald werk heb je meer maatschappelijk aanzien/heb je een betere maatschappelijke positie/tel je mee in de samenleving. Werk geeft structuur aan je leven. per juist antwoord
3 ■
1
1
Maximumscore 1 immateriële functies
3
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 425
myh002dfcrv.qxd
2-02-00
13:25
Pagina 4
Antwoorden
4 ■ •
•
•
5 ■ •
•
■■■■ 6 ■
Deelscores
Maximumscore 2 voorbeelden van goede antwoorden zijn (één van de volgende): Computers en software zijn in toenemende mate in staat om menselijke beperkingen te ondervangen. (Hierdoor zijn meer mensen met een handicap in staat om te kunnen werken). Door computers en robots verdwijnt zwaar lichamelijk werk; er ontstaat werk dat door lichamelijk gehandicapten gedaan kan worden/ de computer biedt voor gehandicapten de mogelijkheid tot normale (kantoor-)werkzaamheden. Telewerken biedt voor gehandicapten de mogelijkheid om thuis te werken. Maximumscore 2 voorbeeld van een goed antwoord: vanuit de rol (van de overheid) als werkgever: De overheid streeft ernaar om een bepaald percentage gehandicapten in dienst te nemen vanuit de rol van regelgever: Er komt bijvoorbeeld een wet om werkgevers te verplichten een bepaald percentage gehandicapten in dienst te nemen / beleid om subsidie te geven voor werkgevers die gehandicapten in dienst nemen (er is de Wet op de (re)integratie van arbeidsgehandicapten)
•
Maximumscore 2 Ze hebben een gemeenschappelijke afkomst/herkomst. Ze hebben een gemeenschappelijke cultuur (die van generatie op generatie wordt overgedragen). per juist antwoord
• •
8 ■
•
•
9 ■ •
•
10 ■
000014
1
Opgave 2 Etnische groepen in Nederland
•
7 ■
1
CV39
1
Maximumscore 3 Met het model van de multiculturele samenleving In deze opvatting betekent integratie behoud van culturele kenmerken en toch gelijke kansen tot sociale, economische en politieke posities in de samenleving. De Chinezen voldoen aan deze kenmerken Maximumscore 4 Verwerving van de maatschappelijke positie: Ze volgen hogere vormen van onderwijs/ spreken goed Nederlands/door tweetalig onderwijs nemen hun kansen op de arbeidsmarkt toe Verwerving culturele positie: de Chinezen hebben een eigen school opgericht waarmee ze aantonen veel belang te hechten aan de eigen identiteit en cultuur/ze zien zichzelf nadrukkelijk als aparte groep (in die zin nemen ze een aparte culturele positie in)
1
2
2
2
Maximumscore 2 Op grond van (een van de volgende): Europees verdrag van de rechten van de mens (Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden – EVRM). (Gezinshereniging en gezinsvorming worden gelegitimeerd op grond van artikel 8 van het EVRM dat het recht op bescherming van het gezinsleven regelt; bron: Het vreemdelingenbeleid kent z’n grenzen, Ministerie van Justitie.) VN-verdrag inzake Burgerrechten en de Politieke rechten (de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens heeft hiermee een juridische fundering). Maximumscore 2 De vluchtelingenstatus houdt een onbeperkt verblijfsrecht in, de andere statussen een tijdelijk verblijfsrecht.
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 426
myh002dfcrv.qxd
2-02-00
13:25
Pagina 5
Antwoorden
Deelscores
Maximumscore 2 Ze voldoen niet aan de toelatingscriteria zoals genoemd in het Verdrag van Genève/ze kunnen niet aantonen dat ze in het land van herkomst vervolgd worden om onder andere godsdienstige/politieke/etnische redenen.
11 ■
12 ■ • •
• • • •
•
Maximumscore 3 voorbeelden van goede antwoorden (drie van de volgende): werkgelegenheidsproblemen minderheidsvorming onder allochtone groepen/geringe maatschappelijke participatie of integratie van allochtonen huisvestingsproblemen stijgende kosten van de sociale zekerheid stijgende kosten van het asielbeleid vrees voor toename van spanningen tussen autochtonen en allochtonen / afname van draagvlak bij de autochtonen problemen met discriminatie en racisme Indien twee antwoorden juist Indien een antwoord juist
13 ■ •
•
• • • •
•
14 ■
• •
• •
15 ■
•
•
000014
CV39
2 1
Maximumscore 4 voorbeelden van positietoewijzing (één van de volgende): Er kan sprake zijn van institutionele/indirecte discriminatie: de solliciatieprocedures kunnen te weinig rekening houden met de cultuur van allochtonen. In het onderwijs voor verzorging en verpleging wordt (nog) te weinig rekening gehouden met culturele achtergrond van allochtonen.
2
voorbeelden van positieverwerving (één van de volgende): Allochtonen zijn minder goed bekend met de Nederlandse gewoontes, waarden en normen. Voldoen niet/onvoldoende aan beroepseisen. Taalproblemen/taalachterstand. Werken in verpleging/verzorging is geen vertrouwd beroepsperspectief/het verzorgen van zieken en bejaarden is meer plicht van familieleden. Culturele belemmeringen, bijvoorbeeld omgaan van Marokkaanse meisjes/jongens met andere sekse in werksituatie. Maximumscore 4 De eerste grote groep Surinamers kwam in de eerste helft van de jaren zeventig vanwege het ontvluchten van de slechte economische omstandigheden/uit angst voor sluiten van de grenzen na de onafhankelijkheid in 1975 / weinig vertrouwen in toekomstige staat Suriname Turken in de jaren zestig/begin jaren zeventig (tussen 1964 en 1973) voor het doen van (laag geschoold) werk/vanwege economische motieven
1
1 1 1
Maximumscore 2 Met de komst van grote groepen Surinamers naar Nederland begon het migrantenbeleid zich meer te richten op integratie/zo snel mogelijk opnemen in de samenleving van allochtone groepen. (Er was geen beleid want men ging er vanuit dat de mediterrane migranten/gastarbeiders weer terug zouden keren naar het land van herkomst) De omslag in het beleid is te verklaren door het besef dat de Surinamers (en andere allochtone groepen) in Nederland zouden blijven. / Daarvoor ging de overheid uit van de gedachte dat migranten uit het Middellandse Zeegebied na enige jaren weer terug zouden keren
5
2
1
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 427
myh002dfcrv.qxd
2-02-00
13:25
Pagina 6
Antwoorden
■■■■
Deelscores
Opgave 3 Mensen in de WAO
16 ■ • •
•
• •
Maximumscore 2 twee van de volgende: betaalbaarheid van de verzorgingsstaat/sociale zekerheid mensen in de WAO worden afhankelijk van (bureaucratische) uitvoeringsinstellingen (maatschappelijk gevolg) grote groep mensen met een uitkering/zonder werk vergroot de sociale ongelijkheid/ tweedeling in de samenleving (maatschappelijk gevolg) aantasting van de solidariteit fraude/zwartwerken (niet betalen sociale premies) per juist antwoord
17 ■ •
•
•
19 ■ • •
• •
20 ■ •
•
• •
•
•
000014
Maximumscore 2 overeenkomst: allebei geven recht op een uitkering/ het zijn beide sociale zekerheidswetten. verschil (één van de volgende): bij sociale verzekering wordt gesproken over een verdiend recht, werkgevers en/of werknemers hebben er premie voor betaald; een sociale voorziening is een door de overheid verleend recht/ wordt betaald door de belastingbetaler.
1 1
Maximumscore 1 ABW (Algemene Bijstandswet)
18 ■
21 ■
1
CV39
Maximumscore 2 één van de volgende: arbeid geeft zin aan het leven/arbeid is een waardevolle activiteit arbeid is een wezenlijke activiteit voor mens en maatschappij Eén van de volgende citaten: regel 15 – 16: „Werk was mijn lust en mijn leven”. regel 49 – 50: „Mijn motto was ’altijd doorgaan’”. Maximumscore 4 belangentegenstelling De werkgevers staan terughoudend ten aanzien van verbetering van de arbeidsomstandigheden toelichting: vanwege de kosten of de werkgevers willen geen verbetering indien zij de kosten moeten betalen, terwijl de werknemers wel een verbetering willen van de arbeidsomstandigheden toelichting: om gezond te blijven / om te kunnen blijven werken Maximumscore 2 Vanuit de VVD (liberale visie) is de wens tot aanscherping van de WAO te verklaren vanuit vermindering dan wel geen verdere vergroting van de lasten van het bedrijfsleven/beter functioneren van vrije markteconomie Vanuit de PvdA (sociaal-democratische visie) zal er bezwaar zijn tegen de aanscherping van de WAO vanwege de mogelijke aantasting van de bestaanszekerheid van de mensen die voor een WAO-uitkering in aanmerking komen/aantasting van bestaande rechten van werknemers
6
1
1
1 1 1 1
1
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 428
myh002dfcrv.qxd
2-02-00
13:25
Pagina 7
Antwoorden
22 ■ • • • •
• •
• • • • •
23 ■
•
•
■■■■ 24 ■
Maximumscore 3 Keuze voor lage status, want (drie van de volgende): voor het beroep van bejaardenhulp heb je weinig opleiding nodig je verdient weinig het is vooral werken met je handen je doet uitvoerend werk / je bent niet zelf eigen baas of Keuze voor hoge status, want (voorbeelden van goede antwoorden) drie van de volgende: werken met bejaarden is heel verantwoordelijk werk dit werk vind ik belangrijk voor de samenleving/bejaarden hebben goede hulp en zorg nodig je hebt een diploma nodig het is zwaar werk en zou daarom goed betaald moeten worden het is afwisselend werk / het is sociaal werk het werk biedt mogelijkheden tot ontplooiing er is veel vraag naar dit werk per juist antwoord
1
Maximumscore 2 voor de intragenerationele mobiliteit: het eerste beroep en het huidige beroep van de personen of beroepsloopbaan voor de intergenerationele mobiliteit: het beroep van de vader/ouders van personen en dat van de persoon zelf
1 1
Opgave 4 Staking in het onderwijs
•
•
•
25 ■ • •
• • •
000014
Deelscores
CV39
Maximumscore 3 Wordt de staking georganiseerd door een (erkende) vakbond / is er geen sprake van ’wilde’ stakingen? Zijn alle wettelijke/reguliere middelen (onderhandelen) om tot overeenstemming te komen al geprobeerd? Zijn de negatieve gevolgen van een staking niet onevenredig groot in relatie tot het doel van de staking?
1 1 1
Maximumscore 3 collectieve belangenbehartiging: voorbeelden van goede antwoorden (twee van de volgende): verbeteren van de arbeidstijden/arbeidstijdverkorting streven naar medezeggenschap/ondersteunen van ondernemingsraden/ medezeggingschapsraden streven naar verbetering van de arbeidsomstandigheden goede sociale zekerheid bevorderen van werkgelegenheid per juist antwoord
1
individuele belangenbehartiging: steun van de vakbond bij ontslag/slechte arbeidsverhoudingen/juridische bijstand
1
7
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 429
myh002dfcrv.qxd
2-02-00
13:25
Pagina 8
Antwoorden
■■■■
Deelscores
Opgave 5 Ritzen, minister van Onderwijs
26 ■ • • • •
Maximumscore 2 twee van de volgende: (mede-)wetgeving voorbereiden van besluiten/beleidsbepaling uitvoeren van besluiten/beleidsuitvoering meebeslissen over het kabinetsbeleid per juist antwoord
27 ■
•
•
28 ■
• •
1
Maximumscore 2 het streven naar sociale gelijk(waardig)heid/ bestrijden van sociale ongelijkheid (via het onderwijs het bestrijden van achterstandsituaties/ het streven naar het scheppen van gelijke kansen voor leerlingen ongeacht afkomst. / Het onderwijs vervult een sleutelrol bij het creëren van gelijke kansen / Opheffen van ongerechtvaardigde verschillen was een centraal doel van de sociaal-democratie.) relatief grote rol van de overheid. (Onderwijs is een collectief goed en het garanderen daarvan is een kerntaak van de overheid / Overheid speelt een centrale rol bij het scheppen van onderwijsvoorzieningen / Onderwijs niet overlaten aan het vrije spel van maatschappelijke krachten.) Maximumscore 2 De informatiefunctie De burgers krijgen via de media onvoldoende degelijke informatie over het (tot stand komen van) beleid van de overheid/ het ’degelijke handwerk’ blijft onderbelicht, terwijl ’onbenulligheden opgeblazen worden’
1
1
1
1
Ook goed: de commentaarfunctie, de controlefunctie en opiniërende functie mits de betekenis van deze functies goed toegepast is op de kritiek van Ritzen. Voorbeeld van goede toelichting in de ogen van Ritzen: het geven van commentaar op beleid en beleidsvoorstellen is eenzijdig en selectief / de media behandelen en leveren geen commentaar op mogelijke relevante beleidsterreinen.
29 ■ • •
• • •
Maximumscore 2 Formele middelen op het terrein van wetgeving (twee van de volgende): aanvaarden of verwerpen van wetsvoorstellen wijzigen van wetsvoorstellen/beraadslagingen/vragen stellen/voorstellen doen (recht op amendement) indienen van wetsvoorstellen (recht op initiatief) wijzigen of verwerpen van begroting (budgetrecht) indienen van een motie per juist antwoord
30 ■
000014
CV39
1
Maximumscore 1 Het gebruik van de massamedia als spreekbuis.
8
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 430
myh002dfcrv.qxd
2-02-00
13:25
Pagina 9
Antwoorden
31 ■
•
•
• • • •
■■■■
Deelscores
Maximumscore 4 invloed op het toekomstig beleid/beleidsvoorbereiding/invloed op het voorbereiden van besluiten invloed op het uitvoeren van besluiten
1 1
Machtsbronnen (twee van de volgende): Ze zijn deskundig/ ze hebben specialistische kennis Ze blijven vaak in dezelfde positie terwijl politici vertrekken Ze hebben een bepaalde bevoegdheid/taakomschrijving Ze hebben een wettelijk beschermde positie
1 1 1 1
Opgave 6 Rekeningrijden
32 ■ •
•
33 ■ • • • • •
Maximumscore 4 Verschillen tussen belangenorganisaties en politieke partijen: belangenorganisaties komen op voor de belangen van bepaalde groeperingen en politieke partijen hebben meestal een meer omvattende visie over de inrichting van de samenleving/moeten daarbij verschillende belangen afwegen belangenorganisaties proberen de politieke besluitvorming te beïnvloeden door allerlei manieren/niet door verkiezingen/dragen geen politieke verantwoordelijkheid, terwijl politieke partijen juist wel (via verkiezingen) politieke verantwoordelijkheid willen dragen
• •
• •
35 ■ • • •
1
Maximumscore 2 conversiefase/omzettingsfase rekeningrijden is opgenomen in het regeerakkoord (regel 13 – 14, regel 56) ’over enkele maanden neemt de Kamer een definitief besluit’ (regel 16 – 17)
CV39
1 1
Ook goed invoerfase belangenorganisaties komen met nieuwe eisen en wensen – wijzen de plannen voor rekeningrijden van de regering af –; zij brengen hun wensen op uiteenlopende wijze onder de aandacht van politici. Maximumscore 2 voorbeelden van goede antwoorden (twee van de volgende): het kabinet steunt op meerderheid in de Tweede Kamer regeerakkoord bevoegdheid om overheidsbeleid voor te bereiden en uit te voeren/uitvoerende en wetgevende macht/bevoegdheid om de wet uit te voeren per juist antwoord
000014
2
Maximumscore 2 twee van de volgende: Het rekeningrijden is opgenomen in het regeerakkoord (regel 13 – 14). De Tweede Kamer neemt daarover binnenkort een besluit (regel 16 – 18). De ANWB zet de politiek onder druk en krijgt veel steun (regel 18 – 22). Het rekeningrijden roept veel weerstand op (regel 22 – 26). De Kamer zwicht onder druk van de lobby (regel 53 – 55). per juist antwoord
34 ■
2
1
9
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 431
myh002dfcrv.qxd
2-02-00
13:25
Pagina 10
Antwoorden
36 ■ •
•
•
37 ■
Deelscores
Maximumscore 3 voorbeeld van oorzaak ’de eigen machtsmiddelen’: het aantal leden/deskundigheid/geld Voorbeeld van oorzaak ’de verhoudingen binnen de belangengroep’: er is grote eensgezindheid over doel en middelen / meerderheid van de leden steunt de actie van de ANWB voorbeeld van oorzaak ’de maatschappelijke omgeving van de belangengroep’: ’zelfs driekwart van alle Nederlanders is tegen’ (regel 20 – 21) / steun van invloedrijke organisaties: ’ook de werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB-Nederland verklaren tegen te zijn.’ (regel 24 – 26) Maximumscore 2 Nee, want er is geen sprake van gewetensnood / de automobilisten handelen op grond van het behalen van eigen voordeel/belang. (Er is alleen sprake van burgerlijke ongehoorzaamheid indien een actie aan de volgende voorwaarden voldoet: mensen handelen/overtreden de wet bewust op grond van hun geweten; op een geweldloze manier; in het openbaar, met als doel te wet ter discussie te stellen; en het verwerven van eigen voordeel/belang niet het doel is.)
1
1
1
0
2
Einde
000014
CV39
10
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 432
Maatschappijleer
■■■■
Correctievoorschrift HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs
19
99
Tijdvak 1
Inzenden scores Uiterlijk 3 juni de scores van de alfabetisch eerste twintig kandidaten per school op de daartoe verstrekte optisch leesbare formulieren naar het Cito zenden.
900007
CV22
Begin
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 433
■■■■
1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit VWO/HAVO/MAVO/VBO. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO-94-427 van september 1994) en bekendgemaakt in het Gele Katern van Uitleg, nr. 22a van 28 september 1994. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven en het procesverbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het procesverbaal en de regels voor het bepalen van de cijfers onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past bij zijn beoordeling de normen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door de CEVO. 4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. 5 Komen zij daarbij niet tot overeenstemming, dan wordt het aantal scorepunten bepaald op het rekenkundig gemiddelde van het door ieder van hen voorgestelde aantal scorepunten, zo nodig naar boven afgerond.
■■■■
2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de CEVOregeling van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, .., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend in overeenstemming met het antwoordmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het antwoordmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het antwoordmodel; 3.4 indien één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg (of berekening) ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het antwoordmodel anders is aangegeven;
900007
CV22
2
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 434
3.7 indien in het antwoordmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord; 3.8 indien in het antwoordmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen. 4 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een toets of in het antwoordmodel bij die toets een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof toets en antwoordmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan de CEVO. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het antwoordmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. 5 Voor deze toets kunnen maximaal 100 scorepunten worden behaald. Het aantal scorepunten is de som van: a. 10 scorepunten vooraf; b. het aantal voor de beantwoording toegekende scorepunten; c. de extra scorepunten die zijn toegekend op grond van een beslissing van de CEVO. 6 Het cijfer van het centraal examen wordt verkregen door het aantal scorepunten te delen door het getal 10.
■■■■
3 Antwoordmodel Antwoorden
■■■■
Deelscores
Opgave 1 Vreemdelingenbeleid: het gezin Gümüs Maximumscore 2 Nee, illegalen vormen geen etnische groep want illegalen hebben geen gemeenschappelijke afkomst/herkomst of eenzelfde culturele achtergrond
1 ■
2 ■ •
•
•
•
• •
0 2
Maximumscore 2 Twee van de volgende: Mensen hebben de neiging zich af te zetten tegen leden van andere groepen/er is sprake van sociale categorisatie. Mensen worden ingedeeld in groepen – hier illegalen – om hen gemakkelijker te plaatsen en het gedrag te kunnen beoordelen, deze beeldvorming is meestal negatief. Mensen meten zichzelf een positieve identiteit aan door zich af te zetten tegen andere groepen. Mensen worden via de massamedia vaak geconfronteerd met negatieve stereotiepe beelden over illegalen. Het ’vreemde’ aan illegalen kan als bedreigend worden ervaren. Stereotypen en vooroordelen over illegalen kunnen aangeleerd zijn tijdens de opvoeding. per juist deelantwoord Indien een antwoord is gegeven als ’het woord illegalen heeft een negatieve betekenis’
3 ■ • • • •
•
Maximumscore 2 Twee van de volgende: Veel mensen vonden de dreigende uitzetting van het gezin Gümüs ongewenst. De negatief beoordeelde situatie riep veel emoties op, vooral in Amsterdam. Het probleem /de situatie kan door politici worden opgelost. De eisen werden opgepakt door de zogenaamde poortwachters (de media en politieke partijen). Er was blijkbaar ruimte op de politieke agenda om aandacht aan deze kwestie te besteden. per juist deelantwoord
900007
CV22
1 0
1
3
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 435
Antwoorden
Deelscores
Maximumscore 4 De overeenkomst: beide proberen op grond van een belang of (gemeenschappelijke) belangen politieke invloed uit te oefenen
4 ■
•
•
•
De verschillen zijn (twee van de volgende): een actiecomité/actiegroep is meestal tijdelijk van aard /belangenorganisaties hebben een permanent karakter een actiecomité/actiegroep heeft een minder uitgewerkte organisatie/belangenorganisaties hebben een professionele, bureaucratische organisatie een actiecomité/actiegroep zet zich in voor een specifiek belang of doel/ belangenorganisaties komen op voor de belangen van een bepaalde groepering (bijvoorbeeld werknemers, werkgevers) per juist antwoord over verschillen tussen actiecomité en belangenorganisatie
5 ■ • • •
• •
7 ■ • •
• •
1
Maximumscore 2 reden: humanitaire overwegingen toelichting: het feit dat de twee kinderen zijn opgegroeid en geïntegreerd in de Nederlandse samenleving zou een reden kunnen zijn om een verblijfsvergunning toe te kennen
•
•
• •
CV22
1
1
Maximumscore 4 Een voorbeeld van een goed antwoord: Fase 1. Herkennen van problemen/wensen: actiecomité brengt de situatie van gezin Gümüs in de publiciteit/voert actie/de media besteden veel aandacht aan deze kwestie. Fase 2. Vergelijken en afwegen van wensen: kamerlid stelt vragen aan staatssecretaris/debat in de Tweede Kamer. Fase 3. Beslissen over problemen: Kamer verwerpt moties. Fase 4. Besluiten uitvoeren: gezin Gümüs moet het land verlaten. per goede fase en juist voorbeeld
900007
1
Maximumscore 2 Twee van de volgende: de informatiefunctie: het interview geeft informatie over het overheidsbeleid de controlefunctie: in het interview wordt de staatssecretaris aan de tand gevoeld over het door haar gevoerde beleid opiniërende functie: het interview levert een bijdrage aan het publieke debat commentaarfunctie: de journalist kan door middel van zijn/haar vragen commentaar leveren op het beleid van de staatssecretaris per juist deelantwoord (functie en toelichting)
8 ■
1
Maximumscore 2 Voorbeelden van goede machtsbronnen (twee van de volgende): macht van het aantal (bijvoorbeeld tienduizend handtekeningen) steun van mensen in sleutelposities bij overheid (burgemeester Patijn) gebruik van de massamedia per juist deelantwoord
6 ■
2
1
4
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 436
Antwoorden
9 ■ • •
•
•
•
•
•
■■■■
Deelscores
Maximumscore 4 Nee, omdat Voorbeelden van argumenten vóór uitzetting van het gezin Gümüs (twee van de volgende): De strenge regels in de wet zijn nodig vanwege de afschrikkende werking. Uitzetting is kenmerk van het restrictief toelatingsbeleid van de overheid. Dit is nodig omdat onder andere – voorkomen moet worden dat de migratie/asielverzoeken/komst illegalen te sterk toenemen. – de opnamecapaciteit van de samenleving beperkt is/problemen ontstaan met huisvesting, sociale zekerheid, gezondheidszorg/kosten opvang. Alleen asielzoekers toelaten die voldoen aan de criteria van het Vluchtelingenverdrag/die erkend zijn als vluchteling/voor zogenaamde economische vluchtelingen is Nederland te vol en te klein. Het beleid is (streng maar) rechtvaardig, elke illegaal wordt gelijk behandeld. Een uitzondering maken voor het gezin Gümüs zou onrechtvaardig zijn tegenover andere illegalen. Ja, omdat Voorbeelden van argumenten tegen uitzetting van het gezin Gümüs (twee van de volgende): Om humanitaire redenen zou het gezin moeten blijven/recht om te wonen en te werken waar men wil/het is onrechtvaardig/onmenselijk om een gezin dat zo goed is ingeburgerd het land uit te zetten. Het gezin is goed geïntegreerd in de samenleving/kinderen zijn hier opgegroeid. Er is een maatschappelijk draagvlak/steun voor het verlenen van een verblijfsvergunning voor deze familie/versoepeling van de toelatingsregels voor illegalen. Er zijn door de politiek verwachtingen gewekt. Die hadden in dit ene geval een afwijking van de regels kunnen rechtvaardigen.
0
per juist argument
2
Opgave 2 Mens en Werk: Employability
10 ■ • • •
11 ■ • •
12 ■ • • •
• • • •
Maximumscore 2 Gemeenschappelijk belang (één van de volgende): Employability kan zorgen voor goede werking van de arbeidsmarkt. Employability vergroot continuïteit/winstgevendheid van het bedrijfsleven. Employability kan zorgen voor kwalitatief goede producten. Maximumscore 2 Belangentegenstelling (één van de volgende): Werkgevers hebben belang bij versoepeling van het ontslagrecht. Werknemers zijn juist gebaat bij behoud van verworven rechten. Maximumscore 4 Gevolgen voor de materiële functie van arbeid (één van de volgende): Employability verandert niet de materiële functie. Met arbeid ontvang je een inkomen. Door meer scholing kan de werknemer zijn positie verbeteren/meer inkomen verwerven. Geringere zekerheid van een vaste baan kan leiden tot minder zekerheid over het inkomen. Gevolgen voor de immateriële functie van arbeid (één van de volgende): Meer scholing voor de werknemers vergroot de mogelijkheden tot zelfontplooiing. Meer scholing kan de baan interessanter maken/meer verantwoordelijkheid vereisen. Meer scholing kan leiden tot het verkrijgen van meer maatschappelijk aanzien. De geringere zekerheid van een vaste baan kan leiden tot minder ontplooiingsmogelijkheden. per juist deelantwoord
900007
0
CV22
2
5
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 437
Antwoorden
13 ■ •
Deelscores
Maximumscore 3 Voorbeeld van een goed ja-antwoord: Ja, de kansen van vrouwen op de arbeidsmarkt zullen vergroot worden indien er ook scholing komt voor de mensen met een uitkering of werkzoekenden of mensen met een deeltijdbaan/flexibel arbeidscontract. Hiervan zullen vrouwen profiteren omdat relatief veel vrouwen geen betaald werk doen, weinig scholing en ervaring hebben (herintreedsters), indien ze werken vooral deelwerk verrichten of flexibele arbeidscontracten hebben. of
•
•
• •
•
•
•
•
•
•
14 ■
• •
• •
900007
CV22
Voorbeelden van goede nee-antwoorden (één van de volgende): Nee, voor vrouwen die willen herintreden zal het lastiger worden om aan de slag te komen. Immers, zij zijn al geruime tijd niet meer actief als werkende. Zij kunnen nog onvoldoende gebruik maken van bestaande/huidige scholingsmogelijkheden. Nee, veel vrouwen doen deeltijdwerk en/of hebben flexibele arbeidscontracten. Voor deze categorie werknemers zijn er op dit moment weinig mogelijkheden voor scholing. Nee, weinig vrouwen die een bijstandsuitkering hebben komen in aanraking met scholing. Nee, relatief veel vrouwen doen laag geschoold werk (bijvoorbeeld in schoonmaakbranche en horeca). Voor deze groep zijn tot nu toe geen of weinig scholingsmogelijkheden. Citaat uit tekst 1 bij antwoord ja: Eén van de volgende: Regels 67 – 74 met de oproep van premier Kok om bij het vraagstuk van de permanente scholing ook de mensen met een uitkering niet te vergeten. Regels 78 – 82 waarin FNV-voorzitter De Waal stelt dat mensen met een flexibel arbeidscontract en uitkeringsgerechtigden nu in zeer geringe mate met scholing in aanraking komen. Hij vindt dat het debat over employability veel breder gevoerd moet worden. Citaat uit tekst 1 bij antwoord nee: Eén van de volgende: Regels 76 – 82 waarin De Waal zegt dat mensen met een vast arbeidscontract veel meer kans hebben om met scholing in aanmerking komen dan mensen met een uitkering of flexibel arbeidscontract/6 procent van de mensen met een flexibele baan komen in aanmerking voor scholingsmogelijkheden/15 procent van uitkeringsgerechtigden kunnen gebruikmaken van het scholingsaanbod. Regels 67 – 74 met de oproep van premier Kok om het vraagstuk van de permanente scholing niet de beperken tot de werknemers/de mensen met een vast arbeidscontract. Verdeling van de scorepunten: voor een antwoord met een goede uitleg van een gevolg van employability voor de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt voor een citaat dat past bij de uitleg met correcte regelverwijzing Maximumscore 4 de overheid als regelgever en initiator van economisch beleid met één van de volgende verwijzingen naar tekst 1: – Minister Melkert – de bewindsman van Sociale Zaken – wil meteen zaken doen met de FNV. Hij wil WW-uitkeringen gebruiken voor scholingsfaciliteiten, regels 83 – 87. – De ministers Wijers en Kok komen met voorstellen/initiatieven voor verruiming van de mogelijkheden van employability, één van de volgende regels 1 – 15, 16 – 19, 40 – 45, 67 – 74. de overheid als overlegpartner met één van de volgende verwijzingen naar tekst 1: – Er is sprake van een gezamenlijk congres van de sociale partners en vertegenwoordigers van de overheid/de ministers, regels 9 – 15 – De bewindsman van Sociale Zaken wil meteen zaken doen met de FNV, regels 83 en volgende
6
2 1
1
1 1
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 438
Antwoorden
Deelscores
Maximumscore 2 Minister Melkert is als sociaal-democratisch bewindsman voorstander van een actieve rol van de overheid op het sociaal-economische terrein/wil de werknemers beschermen in een vrijemarkteconomie.
15 ■
Maximumscore 2 in de Sociaal-economische Raad (SER) in de Stichting van de Arbeid (STAR)
16 ■
17 ■ •
•
• •
18 ■ •
•
•
1 1
Maximumscore 2 Een verschil dat de samenstelling van SER en STAR betreft: In de SER zitten naast vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties ook kroonleden terwijl in de Stichting van de Arbeid alleen vertegenwoordigers van de werkgevers- en werknemersorganisaties zitten of Een verschil dat de functie van SER en STAR betreft: De SER adviseert de regering over het sociaal-economisch beleid en in de STAR worden centrale akkoorden afgesloten, waarin afspraken gemaakt worden over de arbeidsvoorwaarden (de STAR adviseert ook de overheid over sociaaleconomische vraagstukken)
1
1
1
Maximumscore 4 Twee van de volgende: het politieke klimaat: FNV heeft gedeeltelijk steun van het kabinet/minister van sociale zaken. de economische structuur: de FNV/werknemersorganisaties zitten officieel in overlegorganen/de sociale partners zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor het sociaaleconomisch beleid. De rol van de werknemersorganisaties is daardoor belangrijk/er moet naar hen geluisterd worden. de economische conjunctuur: de economische ontwikkeling is zeer gunstig/door de behoefte aan goed opgeleid personeel zullen de werkgevers het ontslagrecht niet gauw aan willen tasten/zullen ze eerder bereid zijn om met de vakbeweging zaken te doen. per juist deelantwoord
2
Maximumscore 2 Informatisering van arbeid betekent dat informatie/informatietechnologie (computers, robots) een steeds grotere rol gaan spelen in de diverse beroepen.
19 ■
20 ■ •
•
900007
1
CV22
Maximumscore 2 Eén van de volgende: Door toename van toepassing van de informatietechnologie op arbeid is er een continue behoefte ontstaan aan her- en bijscholing van de werknemers/de eisen veranderen voortdurend. Er is meer onzekerheid over de hoeveelheid werk: door de informatietechnologie ontstaat behoefte aan meer flexibele contracten.
7
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 439
Antwoorden
■■■■
Deelscores
Opgave 3 Controlerende taak van de Tweede Kamer
21 ■ •
22 ■ • • • •
Maximumscore 2 Kenmerk: Nederland heeft een (parlementaire) democratie/parlementair stelsel uitleg: (één van de volgende): – In een (parlementaire) democratie is de regering of uitvoerende macht verantwoording schuldig aan de volksvertegenwoordiging. – In een (parlementaire) democratie dient machtsmisbruik van de regering door controle voorkomen te worden. – In een (parlementaire) democratie is er sprake van scheiding van de machten. – In een (parlementaire) democratie dient de regering het vertrouwen te hebben van de meerderheid van de Tweede Kamer. Maximumscore 2 Twee van de volgende: De coalitiepartij(en) moet(en) instemmen met de voorstellen van de PvdA/Wallage. De PvdA moet deelnemen aan een nieuw kabinet. De PvdA moet de wens van Wallage overnemen in het verkiezingsprogramma. De PvdA moet voldoende stemmen/zetels hebben gekregen. per juist deelantwoord
1
Maximumscore 1 de vierde macht
23 ■
24 ■ • •
• • •
Maximumscore 2 Ambtenaren kunnen politieke invloed hebben omdat zij (twee van de volgende): de bewindslieden adviseren; de taak hebben om de inhoud van politieke besluiten (onder andere wetten, nota’s) op te stellen/besluiten voor te bereiden; zich bezig houden met de uitvoering van het beleid; deskundig zijn/specialistische kennis hebben; meestal veel langer op een ministerie zitten dan de bewindslieden. per juist deelantwoord
1
Maximumscore 2 de invoerfase
25 ■
Maximumscore 2 De sterke vermindering van het aantal ambtenaren past bij het uitgangspunt van de liberale stroming om te streven naar een kleine rol van de overheid/minder overheidsbemoeienis en meer aan de maatschappij overlaten.
26 ■
27 ■ • • • •
Maximumscore 2 Voorbeeld van goede voorstellen (twee van de volgende): Instellen van (diverse vormen) van referenda. De burgers kiezen rechtstreeks de minister-president. De burgers kiezen rechtstreeks de burgemeester. Instellen van (een variant van) het districtenstelsel. per goed voorstel voor bestuurlijke vernieuwing
900007
1 1
CV22
8
1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 440
Antwoorden
28 ■ •
•
•
•
Deelscores
Maximumscore 2 Uitleg van de voorstellen: Bij het instellen van (diverse vormen) van referenda: burgers kunnen zich rechtstreeks uitspreken over allerlei politieke kwesties/er is sprake van directe invloed van de burgers op het beleid. Bij het kiezen van de minister-president: meer invloed van de burgers op de samenstelling van de regering. Bij het rechtstreeks kiezen van de burgemeester: meer invloed van de burgers op bestuur van de gemeente. Bij het instellen van (een variant van) het districtenstelsel: meer invloed van de burger op personen die in de Tweede Kamer komen/meer invloed van de burgers op de samenstelling van de Tweede Kamer. per goede uitleg
■■■■
1
Opgave 4 Positie van allochtonen en autochtonen op de arbeidsmarkt Maximumscore 2 Indien deze groep (langdurig) in een sociaal-economische achterstandspositie verkeert.
29 ■
30 ■ • •
Maximumscore 2 Kenmerken van de slechtere positie van allochtonen zijn: in figuur 1: hogere werkloosheid van allochtonen bij gelijk opleidingsniveau in figuur 2: allochtonen verdienen minder dan autochtonen bij gelijke opleiding Maximumscore 2 Omdat opleiding er niet toe doet, is er sprake van discriminatie op de arbeidsmarkt.
31 ■
32 ■ • •
• • • •
Maximumscore 4 Twee voorbeelden van goede antwoorden op het gebied van onderwijs: extra middelen geven aan scholen met hoge percentages allochtone leerlingen extra lessen in Nederlandse taal geven
•
•
34 ■
• •
900007
CV22
1 1
Voorbeelden van goede antwoorden op het gebied van arbeid/arbeidsmarkt (twee van de volgende): werkgevers verplichten een vast percentage allochtone werknemers aan te nemen diverse banenprojecten speciaal voor allochtonen Wet registratie van allochtone werknemers subsidie op loonkosten per juist deelantwoord
33 ■
1 1
1
Maximumscore 2 Positieverwerving; bijvoorbeeld: de ouders van allochtone kinderen kunnen hun kind stimuleren de opleiding te volgen/af te maken of de leerling werkt zelf hard voor een diploma Positietoewijzing; bijvoorbeeld: de school kan rekening houden met de achtergrond van de allochtone leerling door het verzorgen van extra taallessen en begeleiding op school Maximumscore 2 versterking van hun isolement /weinig integratie in de Nederlandse samenleving ontstaan van negatieve beeldvorming /verslechtering van hun culturele positie
9
1 1
1 1
Lees verder
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 441
Antwoorden
■■■■
Deelscores
Opgave 5 Multiculturele samenleving: het dragen van een hoofddoekje Maximumscore 2 Hier is sprake van discriminatie omdat de vrouw anders behandeld wordt op grond van een kenmerk dat in die situatie niet van belang is. Het hoofddoekje hoeft niet te verhinderen dat ze haar werk goed kan doen.
35 ■
Maximumscore 2 In artikel 1 van de grondwet is vastgelegd dat iedereen in ons land op dezelfde wijze behandeld dient te worden/er mag geen onderscheid gemaakt worden op grond van (in dit geval) geloof.
36 ■
Maximumscore 2 Zij heeft zich deze waarden en normen zodanig eigen gemaakt dat ze deze niet meer als van buitenaf opgelegd ervaart (internalisatie)/Het is haar overtuiging dat ze een hoofddoekje moet dragen.
37 ■
38 ■ •
•
Maximumscore 2 Eén van de volgende: Het kan stereotypering tegengaan omdat mensen zien/kunnen ervaren dat vrouwen met hoofddoekjes hun werk net als ieder ander goed kunnen doen. Men kan ervaren dat het wel of niet dragen van hoofddoekjes (of andere attributen) niets zegt over iemands functioneren.
Einde
900007
CV22
10
Beschikbaar gesteld door de Universiteit Leiden en Stichting Studiebegeleiding Leiden (SSL). Voor alle eindexamens, zie www.alleexamens.nl. Voor de perfecte voorbereiding op je eindexamen, zie ook www.examencursus.com. Pagina: 442