Levertransplantatie, informatie voor de huisarts
versie oktober 2013
Levertransplantatie, informatie voor de huisarts Voorwoord Zorg en behandeling van de volwassen levertransplantatiepatiënt In deze brochure willen wij u graag informeren over een aantal aandachtspunten rondom de zorg voor volwassen patiënten die een levertransplantatie hebben ondergaan. Wij bespreken de belangrijkste aspecten waar u als huisarts in de dagelijkse praktijk mee te maken kunt krijgen. Graag geven wij u advies in geval van specifieke problemen. Orthotope levertransplantatie Het levertransplantatieprogramma in het UMCG is gestart in 1979. Naast volwassenen worden ook kinderen getransplanteerd. De overlevingskansen na levertransplantatie zijn goed: de 1-jaars patiëntoverleving bedraagt 80-90%, de 5-jaars 70-80%. In tegenstelling tot bijvoorbeeld getransplanteerde longen, harten of nieren is het risico op het ontwikkelen van chronisch transplantaatfalen van levers klein. We verwachten dan ook dat veel van onze getransplanteerden, zeker de jongeren, lang zullen leven. De kwaliteit van leven is daarbij veelal goed tot uitstekend. Dit alles maakt dat de zorg voor levertransplantatie patiënten zinvol en belangrijk is. U kunt in belangrijke mate aan een goede zorg bijdragen. Bereikbaarheid levertransplantatieteam UMCG Voor overleg bent u altijd welkom om contact op te nemen (dag en nacht) met de hepatologen van het levertransplantatieteam via het algemene telefoonnummer van het UMCG (zie Belangrijke telefoonnummers). Ook worden de hepatologen graag geïnformeerd over de opname van de patiënt in een ander ziekenhuis. De volgende hepatologen kunt u bellen voor overleg: Dr. A.P. van den Berg Dr. J. Blokzijl Dr. E.B. Haagsma
Groningen, januari 2012
Levertransplantatie, informatie voor de huisarts
versie oktober 2013
Belangrijke telefoonnummers Algemeen nummer Universitair Medisch centrum Groningen (UMCG) 050-3616161 De hepatologen en de dienstdoende gastroenteroloog/hepatoloog voor de afdeling Maag-Darm- Leverziekten zijn bereikbaar via het algemene nummer van het UMCG Afdeling Maag-Darm-Leverziekten/Interne Geneeskunde Secretariaat levertransplantatie Uitslagencoördinator (voor laboratoriumuitslagen) Verpleegkundig consulent levertransplantatie
050-3613351 050-3613284 050-3616161 (zoemer 55299)
e-mail:
[email protected] Verpleegafdeling Maag-, darm-, en leverziekten, C3 - afdelingssecretaresse - verpleging
050-3612384 050-3612384 050-3613470
Polikliniek Maag-, darm- en leverziekten (afspraken)
050-3613400
Medisch Maatschappelijk werk (secretariaat)
050-3612234
Internet Website UMCG Website levertransplantatie
www.umcg.nl www.levertransplantatie.umcg.nl
2
Levertransplantatie, informatie voor de huisarts
versie oktober 2013
Inhoudsopgave Algemene informatie Ontslagvoorbereiding Instructies aan de patiënt Nazorg door UMCG en huisarts Controles na ontslag Medicatie Immunosuppressieve medicatie Belangrijkste problemen of vragen van patiënten Afstoting Anticonceptie en zwangerschap Diabetes mellitus Dyspnoe Fysiotherapie Hepatitis B en profylaxe Hormonale therapie Infectieziekten Koorts Leefregels Maligniteiten Miltextirpatie Misselijkheid en braken Overbeharing Psychosociale ondersteuning Roken en alcoholgebruik Tandarts Vaccinaties Griepspuit/influenzavaccinatie Vakantie Voeding en overgewicht
3
Levertransplantatie, informatie voor de huisarts
versie oktober 2013
Algemene informatie Ontslagvoorbereiding Gemiddeld drie tot zes weken na de transplantatie wordt de patiënt ontslagen uit het UMCG. Het kan zijn dat de patiënt en familie daarna nog een paar weken in het Tussenthuis (een appartement in de nabijheid van het UMCG) verblijven, maar ook ontslag rechtstreeks naar huis is mogelijk. Bij ontslag uit het UMCG is de patiënt meestal weer mobiel. Onder begeleiding van de fysiotherapeut is een start gemaakt met het opbouwen van de lichamelijke conditie. Alvorens de patiënt ontslagen wordt uit het UMCG heeft hij/zij een trainingsprogramma doorlopen. Zo worden de medicijnen stapsgewijs in eigen beheer gegeven. Aandacht wordt geschonken aan de werking en bijwerkingen van de medicijnen. Ook het belang van goede therapietrouw wordt uitgelegd. Verder leert de patiënt een aantal lichaamscontroles te verrichten zoals het meten van de bloeddruk, temperatuur en het gewicht. Een digitale bloeddrukmeter wordt door het UMCG verstrekt. Deze getallen worden op een controlelijst ingevuld, samen met de medicatie. Vervolgens wordt deze lijst opgestuurd naar het UMCG zodat de gegevens beschikbaar zijn als de bloed- en urine-uitslagen besproken worden. Instructies aan de patiënt De patiënt krijgt instructies om o.a. contact met u op te nemen in geval van: - temperatuur van 38o C of hoger - dyspnoe - gele ogen, ontkleurde ontlasting en donkere urine - aanhoudende jeuk - luchtweginfectie met ophoesten van geel/groen slijm - ‘witte aanslag’ in de mondholte, die niet weg te poetsen is - koortsuitslag op de lippen - aanhoudende diarree/misselijkheid/buikpijn/langdurig braken - pijn bij het plassen - verhoogde bloeddruk (onderdruk moet beneden de 100 blijven, bovendruk beneden de 160) - contact met besmettelijke infectieziekten. Nazorg door UMCG en huisarts Een groot deel van de nazorg wat betreft de ‘lever’ wordt geboden door het transplantatieteam van het UMCG. U kunt hierbij denken aan o.a. het bijstellen van de immuunsuppressieve medicatie en behandeling van infecties samenhangend met de immuunsuppressie. Voor alle andere zaken wordt veelal verwezen naar de huisarts of de internist in het regionale ziekenhuis. Hierbij gaat het dan bijvoorbeeld om controle en behandeling van diabetes mellitus en behandeling van hypertensie. Controles na ontslag In de eerste weken na het ontslag zal de patiënt minimaal 1 x per week naar het UMCG moeten komen voor bloed-, urine- en lichamelijk onderzoek. Naast controles in het UMCG wordt bloedafname in de thuissituatie geregeld door de
4
Levertransplantatie, informatie voor de huisarts
versie oktober 2013
uitslagencoördinator van het UMCG zodat onnodig reizen naar het UMCG zoveel mogelijk vermeden wordt. Het prikcentrum stuurt dan per post of fax de uitslagen naar het UMCG. De huisarts of verwijzend internist krijgt een kopie van de uitslagen. De frequentie van de controles wordt op geleide van de bloeduitslagen afgebouwd. Uiteindelijk blijft één jaarlijkse controle (poliklinisch of klinisch) in het UMCG over. De bespreking van de uitslagen door het transplantatieteam in het UMCG gebeurt op donderdag. Na de bespreking krijgt de patiënt schriftelijk, soms telefonisch, bericht over de uitslagen en daaruit volgende medicijnverandering(en). Ook wordt telkens een nieuwe controledatum afgesproken. Als er medicijnveranderingen zijn waarvoor een nieuw recept nodig is vragen wij de patiënt om zich, met de brief, bij u te vervoegen voor een recept. Voor nieuwe medicijnen wordt meestal een recept vanuit het UMCG naar de patiënt toegestuurd. Medicatie Immuunsuppressieve medicatie mag nooit door de patiënt zelf gestopt of verminderd worden. De juiste hoeveelheid van de verschillende medicijnen wordt bepaald aan de hand van de bloeduitslagen. Drinken van grapefruitsap of het eten van veel grapefruits wordt afgeraden vanwege de invloed op de resorptie van een aantal immuunsuppressiva. Homeopatische of kruidengeneesmiddelen worden afgeraden omdat onvoldoende bekend is of er interacties zijn met de immuunsuppressiva. Een voorbeeld is het St. Janskruid, dat gebruikt wordt voor behandeling van depressiviteit. Dit kruid verlaagt de bloedspiegels van onder andere Neoral® en Prograft®, zodat afstoting ten gevolge van het gebruik van dit kruid is beschreven bij transplantatiepatiënten. De patiënt wordt wel gevraagd om het gebruik van homeopathische middelen te melden aan de levertransplantatieverpleegkundige. Bij onverwachte afwijkingen van laboratoriumuitslagen is het nodig dat het complete medicijngebruik bekend is. Pijnstillers: als pijnstiller kunnen paracetamol, paracodeïne of tramadol (Tramal®) gebruikt worden. NSAID's worden ontraden vanwege de nefrotoxische interactie met de immuunsuppressiva. Anti-hypertensiva: hypertensie is een veel voorkomende bijwerking van de immuunsuppressie. Als behandeling wordt meestal Norvasc® gegeven. Behandeling van de hypertensie kan goed door de huisarts worden gedaan. Immunosuppressieve medicatie Vaak wordt een combinatie van onderstaande medicijnen voorgeschreven. De kans op schadelijke bijwerkingen kan dan zo laag mogelijk gehouden worden. Bij alle immuunsuppressiva geldt dat er sprake is van een verhoogde vatbaarheid voor infecties. Hierna volgt een toelichting op de meest gebruikte medicijnen.
Ciclosporine (Neoral ®) Dit middel remt de signaaloverdracht in lymfocyten en voorkomt daardoor de productie van interleukines. Ciclosporine wordt door ons meestal gebruikt in
5
Levertransplantatie, informatie voor de huisarts
versie oktober 2013
combinatie met prednisolon en azathioprine of mycofenolaatmofetil. De dosis wordt aangepast op geleide van dal- of piekspiegels. De meest voorkomende bijwerkingen zijn: verhoogde infectiegevoeligheid, nierfunctiestoornissen, hypertensie, hypercholesterolemie, diabetes mellitus, hoofdpijn, trillende handen, tandvleeszwelling, en overmatige haargroei .
Tacrolimus (Prograft ®) Dit middel heeft eenzelfde aangrijpingspunt als ciclosporine maar is veel krachtiger. Wij combineren dit middel veelal met prednisolon, waarbij prednisolon op termijn vaak gestopt kan worden. Tacrolimus wordt gedoseerd op geleide van dalspiegels. De meest voorkomende bijwerkingen zijn: verhoogde infectiegevoeligheid, nierfunctiestoornissen, diabetes mellitus, hoofdpijn, trillende handen, maagdarmklachten zoals diarree en misselijkheid. Hypertensie en hypercholesterolemie komen minder vaak voor dan bij ciclosporine, tandvleeshypertrofie en overmatige haargroei ontbreken.
Azathioprine (Imuran®) Dit middel remt proliferatie van lymfocyten en andere ontstekingscellen. De meest voorkomende bijwerkingen zijn verhoogde infectiegevoeligheid, leucopenie en trombocytopenie. Zeldzame maar belangrijke bijwerkingen zijn pancreatitis en hepatotoxiciteit.
Mycofenolaatmofetil (CellCept ®) Remt eveneens de proliferatie van lymfocyten en andere ontstekingscellen. De dosis kan worden aangepast op geleide van dalspiegels. De meest voorkomende bijwerkingen zijn verhoogde infectiegevoeligheid, en maagdarmklachten zoals misselijkheid, buikpijn en diarree. Ook leucopenie en trombocytopenie worden gezien. Voor het gebruik van CellCept moet een machtiging verstrekt worden door de ziektekostenverzekeraar. Deze machtiging wordt in het UMCG aangevraagd door de hepatoloog.
Sirolimus (Rapamune ®) Dit middel blokkeert de effecten van IL-2 op lymfocyten, en voorkomt proliferatie van deze cellen. Dosering vindt plaats op geleide van dalspiegels. De meest voorkomende bijwerkingen zijn: hyperlipidemie, leukopenie en trombocytopenie, acne, en interstitiële pneumonie. Sirolimus heeft geen intrinsieke nefrotoxiciteit, waardoor het een uitkomst kan bieden bij patiënten met nierproblemen bij wie ciclosporine of tacrolimus gecontraindiceerd zijn.
Prednisolon Corticosteroiden blijven met name in de beginfase een belangrijk onderdeel van de immuunsuppressie. De dosis wordt vrij snel verminderd en uiteindelijk gestopt (tacrolimus schema) of in lage hoeveelheden voortgezet (andere schema's). De bijwerkingen zijn bekend: verhoogde infectiegevoeligheid, Cushingoide verschijnselen, diabetes mellitus, hypertensie, hypercholesterolemie, vetzucht, osteoporose, cataract, etc.
6
Levertransplantatie, informatie voor de huisarts
versie oktober 2013
Belangrijkste problemen of vragen van patiënten Afstoting Na transplantatie kan afstoting voorkomen. Symptomen die kunnen wijzen op afstoting zijn aspecifiek, zoals subfebriele temperatuur, moeheid , icterus, ontkleurde ontlasting en donkere urine. Afstoting wordt vaak vroegtijdig aan de leverwaarden gezien en kan meestal goed behandeld worden in het transplantatieziekenhuis. Omdat de medicamenteuze behandeling van afstoting in de afgelopen jaren beduidend intensiever is geworden, is het in sommige gevallen nodig om profylaxe tegen een infectie met Pneumocystis Cariniï pneumonie (PCP) voor te schrijven. Daarvoor moet de patiënt gedurende drie tot zes maanden 1 x per maand Pentamidine inhaleren ter preventie van PCP. Dit wordt geregeld door het transplantatieziekenhuis. Anticonceptie en zwangerschap Het eerste jaar na levertransplantatie moet zwangerschap vermeden worden. Als anticonceptie (en ter voorkoming van SOA) wordt het gebruik van condooms aangeraden. Een anticonceptie pil (2de generatie) kan pas voorgeschreven worden als het menstruatiepatroon na de transplantatie bekend is. De pil mag niet voorgeschreven worden als de oorspronkelijke leverziekte mede veroorzaakt is door vroeger pilgebruik. Er is geen bezwaar tegen het plaatsen van een spiraaltje. Als er een zwangerschapswens bestaat verwijzen wij patiënt en partner eerst naar de gynaecoloog in het transplantatiecentrum om te bekijken of er medische bezwaren zijn tegen zwangerschap. Ook worden er afspraken gemaakt over de begeleiding van een toekomstige zwangerschap. Diabetes mellitus Diabetes (ten gevolge van steroïden of tacrolimus) is vaak een tijdelijk probleem tenzij men voor de transplantatie bekend was met diabetes mellitus. De behandeling van diabetes na een levertransplantatie bestaat vooral uit insuline. De regulatie kan in veel gevallen prima via de huisarts verlopen. Onze ervaring is dat met het dalen van de dosering van de immuunsuppressiva de insulinebehoefte langzamerhand afneemt. De insulinedosering moet dan telkens aangepast worden en kan, meestal, uiteindelijk worden gestopt. Dyspnoe Bij plotselinge dyspnoe-klachten moet naast longembolie en cardiale oorzaken ook gedacht worden aan Pneumocystis carinii pneumonie (PCP). PCP is een ziektebeeld dat relatief langzaam ontstaat met symptomen van algemene malaise, koorts, prikkelhoest en toenemende dyspnoe bij inspanning. Patiënten die behandeld zijn voor rejectie met Solumedrol of ATG moeten maandelijks profylactisch Pentamidine inhaleren, drie of zes keer in totaal. Dit wordt door het transplantatiecentrum geregeld. Soms wordt het ook thuis geregeld (zie ook Afstoting). Fysiotherapie Zo spoedig mogelijk wordt gestart met oefentherapie ( bij een verblijf van langer dan 72 uur op de intensive care wordt er daar reeds gestart ).
7
Levertransplantatie, informatie voor de huisarts
versie oktober 2013
Het accent van de oefentherapie ligt op: - instructie over houding in bed en bewegen van de benen om de circulatie te bevorderen en de mobiliteit te behouden - actieve bewegingstherapie die rustig opgebouwd wordt in intensiteit en functionaliteit; deze therapie is gericht op het verbeteren van de mobiliteit, spierkracht en conditie. De fysiotherapie streeft naar zoveel mogelijk functionele training. De fysiotherapeut heeft meer een coachende rol dan een behandelende rol in het herstel van de functionaliteit . Daar waar nodig, bijvoorbeeld bij spierkrachtvermindering en/of mobiliteitsbeperkingen, zal de fysiotherapeut meer specifieke behandeldoelen nastreven. Afhankelijk van de mate van belasting en belastbaarheid van de patiënt op het moment van ontslag vindt er continuering van fysiotherapie plaats en wordt fysiotherapeutische nabehandeling geregeld . Hiervoor dient een machtigingsformulier voor de fysiotherapie door de specialist of huisarts te worden ingevuld. Hepatitis B en profylaxe Om een recidief Hepatitis B infectie bij patiënten met een Hepatitis B cirrose te voorkomen na de transplantatie, krijgt deze patiënten Lamivudine in combinatie met Hepatitis B hyperimmuunglobuline i.v. of i.m. Intraveneuze toediening geschiedt in het UMCG, in het algemeen 1x per 6-12 weken. De i.m.-toediening kan, natuurlijk na voorafgaand overleg, bij de huisartsenpraktijk gebeuren. Schriftelijke informatie zal dan verstrekt worden. Partners en huisgenoten van een drager van het hepatitis B-virus hebben een hoger infectierisico. In dit geval is het verstandig om de gezinsleden te laten testen op dragerschap of immuniteit. Dit kan door het bloed te laten onderzoeken op aanwezigheid van HbsAg en antistoffen tegen HBcore. Als een gezinslid geen antistoffen heeft tegen hepatitis B en evenmin drager is, dan is vaccinatie tegen hepatitis B noodzakelijk. Het hepatitis B vaccin is relatief duur, en machtiging vooraf door de ziektenkostenverzekeraar is noodzakelijk Hormonale therapie Hormonale therapie bij overgangs- of menstruatieklachten kan kortdurend voorgeschreven worden. Het is dan echter wel nodig om regelmatig de lever- en nierfunctie te controleren alsook de bloedspiegels van Neoral® en Prograft® in de eerste maanden na het starten van de therapie. Ook moet de behandeling doorgegeven worden aan het transplantatieziekenhuis. Veelal kan de patiënt dit zelf doen. Infectieziekten Indien de patiënt in contact is geweest met waterpokken of het Epstein Barr-virus moet overleg plaatsvinden met de hepatoloog in het UMCG. De vatbaarheid voor deze infecties kan worden ingeschat aan de hand van de aan- of afwezigheid van antistoffen tegen deze virussen. Eventuele profylaxe is daarvan afhankelijk.
8
Levertransplantatie, informatie voor de huisarts
versie oktober 2013
Koorts Veel voorkomende infecties na levertransplantatie zijn CMV(cytomegalie)-infecties, luchtweginfecties, cholangitis, urineweginfecties, schimmelinfecties en ‘griep’. Ook Herpes Zoster komt regelmatig voor en moet behandeld worden. Koorts in de eerste 6 maanden na levertransplantatie wordt vaak door pathogenen veroorzaakt die alleen klinisch behandeld kunnen worden; overleg is daarom altijd nodig. Deze infecties kunnen heftig verlopen. Na de genoemde periode is overleg natuurlijk ook altijd mogelijk, maar vooral als u ziet dat er iets niet in orde is (het ‘niet pluis’-gevoel). Voordat antibiotica voorgeschreven wordt is het aan te bevelen om kweken (neus, keel, sputum, urine en bloedkweken ) af te nemen. Niet alle antibiotica kunnen worden gegeven omdat sommige middelen interacties kunnen aangaan met immuunsuppressiva of de toxiciteit daarvan verhogen. Zo kan de combinatie van gentamycine of tobramycine met ciclosporine (Neoral®) of tacrolimus (Prograft®) ernstige nefrotoxiciteit veroorzaken. Erythromycine wordt ontraden vanwege de kans op interacties met ciclosporine en tacrolimus, en vanwege hepatotoxiciteit; Bactrimel kan hepatotoxiciteit veroorzaken. Voor behandeling van bacteriële infecties gaat de voorkeur uit naar amoxicilline of ciprofloxacine. Leefregels Na een levertransplantatie kan men eigenlijk weer normaal z'n gang gaan. Huishoudelijke werkzaamheden kunnen naar eigen believen weer opgepakt worden. Zware lichamelijke belasting (tillen, sjorren) moet, zeker in het eerste jaar na de transplantatie, vermeden worden voor goede wondgenezing en vanwege de kans op problemen door osteoporose. Betaald werk kan weer hervat worden als de patiënt zich daartoe in staat acht. Een levertransplantatie betekent niet dat men per definitie vaker ziek is dan 'gezonde' mensen. Met sporten, zoals fysiofitness, wandelen en fietsen kan men vrij snel na ontslag uit het ziekenhuis beginnen. Na het verwijderen van de galdrain kan men ook weer zwemmen. Maligniteiten Patiënten die immuunsuppressieve medicatie gebruiken hebben een verhoogde kans op het ontwikkelen van maligniteiten zoals o.a. huidtumoren en lymfomen. Vanaf 5 jaar na transplantatie is het verstandig om 1 x per jaar een dermatoloog te bezoeken om huidkanker uit te sluiten. Verwijderd weefsel moet altijd opgestuurd worden voor pathologisch anatomisch onderzoek. Wij ontvangen graag een kopie van de uitslag. Zonnebaden wordt ontraden en het gebruik van een anti-zonnebrandmiddel met een hoge beschermingsfactor wordt aangeraden. Bij vrouwen die immuunsuppressieve medicatie gebruiken moet routinematig, 1 x per jaar, een cervixstrijkje gemaakt worden. Ook zelfborstonderzoek, 1 x per maand, wordt aangeraden. Miltextirpatie Patiënten die een splenectomie hebben ondergaan lopen een verhoogd risico op het krijgen van foudrayant verlopende infecties met gekapselde bacteriën. Maatregelen ter preventie en instructie voor de patiënt daarvan zijn beschreven in de folder ‘Infectiepreventie na splenectomie’.
9
Levertransplantatie, informatie voor de huisarts
versie oktober 2013
Misselijkheid en braken Als de patiënt binnen een kwartier van inname van immuunsuppressieve medicijnen moet braken, dan moet men nogmaals iets later dezelfde dosering innemen, indien mogelijk natuurlijk. Bij langdurige misselijkheid wordt de patiënt naar u verwezen voor anti-emetica, zoals Motilium supp. Het is dan verstandig om alleen de meest belangrijke medicijnen in te nemen zoals de immuunsuppressiva. De rest kan weer volgens schema opgepakt worden als de misselijkheid verdwenen is. Bij aanhoudend braken graag overleg met het transplantatiecentrum. Overbeharing Vooral bij vrouwen kan overbeharing voor overlast zorgen, met name bij gebruik van prednisolon en ciclosporine (Neoral®). De patiënten krijgen een brochure mee waarin ontharingsbehandelingen staan beschreven. Een aantal behandelingen kan men zelf doen, zoals het toepassen van ontharingscrème. Voor een aantal behandelingen (elektrisch epileren of flitslampepilatie) zal een machtiging bij de ziektekostenverzekering aangevraagd moeten worden via de huisarts om voor (gedeeltelijke) vergoeding in aanmerking te komen. De vergoeding verschilt per ziektekostenverzekeraar en verzekeringsvorm. Psychosociale ondersteuning Verwerking van de voorgaande ziekteperiode en de transplantatie komt pas goed op gang als men lichamelijk herstelt. Soms pas lange tijd na de transplantatie. Ook maakt de partner vaak een moeilijke tijd door. Rollenpatronen veranderen weer en er kunnen zorgen zijn over het verder herstel. Het medisch maatschappelijk werk van het levertransplantatieteam kan geconsulteerd worden in geval van psychosociale problematiek. Zij kunnen ook zorg dragen voor verwijzing naar de 1ste lijnszorg in de thuissituatie. (Zie voor bereikbaarheid medisch maatschappelijk werk: Belangrijke telefoonnummers. ) Roken en alcoholgebruik Roken wordt ten sterkste afgeraden omdat blijkt dat het risico op het ontwikkelen van cardio-vasculaire problemen na transplantatie verhoogd is en vanwege de verhoogde kans op maligniteiten. Ook alcoholgebruik is slechts met mate toegestaan. Patiënten die getransplanteerd zijn vanwege een alcoholische levercirrose, hepatitis C of Non-Alcoholische Steato-Hepatitis (NASH) hebben een absoluut alcoholverbod. Tandarts Bij tandheelkundige ingrepen is antibioticaprofylaxe nodig (volgens richtlijnen Endocarditisprofylaxe van de Nederlandse Hartstichting). Regelmatig bezoek aan de tandarts en/of mondhygiëniste is belangrijk ter voorkoming van infecties vanuit het gebit. Vaccinaties Vaccinaties met levend of verzwakt virus (oraal poliovaccin, mazelen, BCG, gele koorts, typhus, waterpokken, rode hond en bof) zijn ten gevolge van de immuunsuppressie gevaarlijk en derhalve niet toegestaan. Vaccinaties met gedode micro-organismen of met middels recombinant DNA-technieken geproduceerde
10
Levertransplantatie, informatie voor de huisarts
versie oktober 2013
eiwitten zijn wel veilig. De bescherming van deze vaccinaties zal echter niet optimaal zijn ten gevolge van de immuunsuppressiva. Griepspuit/influenzavaccinatie Het advies is om de patiënt jaarlijks te vaccineren tegen influenza vanaf een half jaar na de levertransplantatie. Eerder mag wel maar heeft waarschijnlijk weinig effect vanwege de hogere dosering van immuunsuppressie in de eerste maanden na levertransplantatie. Geadviseerd wordt om alle gezinsleden te vaccineren. Vakantie Voordat een vakantiebestemming definitief gekozen wordt is het belangrijk dat men zich laat informeren over de kwaliteit van de gezondheidszorg, de hygiëne, het infectierisico, de UV-belasting door de zon en de benodigde vaccinaties. Deze informatie kan verstrekt worden door een GGD of bijvoorbeeld een 'Travel Clinic'. De GGD-arts kan in geval van twijfel altijd overleggen met de internist in het UMCG. Voeding en overgewicht Na levertransplantatie gelden algemene richtlijnen over voeding, goede hygiëne en het eten van verse producten. Veel patiënten ontwikkelen overgewicht na transplantatie. Vaak smaakt alles weer goed en komen de kilo's er ook snel bij. Afvallen lukt dan heel slecht. Belangrijk is dat men zich geen overmatig eetpatroon aanleert en dat het ideaal lichaamgewicht als streefpunt aangehouden wordt. Overgewicht betekent een belasting voor de gewrichten, vormt een risico voor harten vaatziekten, en kan ook leververvetting veroorzaken. Naast een normaal eetpatroon is voldoende lichaamsbeweging belangrijk. Sporten zoals wandelen, fietsen, zwemmen, fysio-fitness kunnen daarbij helpen.
11