Kwartierstaat van Maria Geertruida BOERLAGE Generatie I 1
Maria Geertruida (Marie) BOERLAGE, bezorgster bij een hoedenatelier (vóór 1925), geboren op 07-07-1890 te Rotterdam (Rubroekstraat 84), overleden op 23-11-1976 te Rotterdam (verpleeginstelling Pascal, Pascalweg 41) op 86-jarige leeftijd, gecremeerd op 27-11-1976 te Rotterdam (Crematorium Rotterdam-Zuid). Verloofd op 01-03-1924, gehuwd op 34-jarige leeftijd op 10-06-1925 te Rotterdam (huwelijksafkondiging op 30 mei) met Petrus Franciscus (Piet of Peter) van VLIET, 37 jaar oud, pakhuisknecht (1906), veldartillerist (o.a. als stukrijder) (1907-’18), ‘sleepersknecht’ (1914), fabrieksarbeider (1925) en houtbewerker (1933), geboren op 09-11-1887 te Kralingen (Wijk A no.104 Adamshoflaan) (thans Rotterdam), overleden op 19-03-1933 te Rotterdam (in het Bergwegziekenhuis) op 45-jarige leeftijd. Zoon van Jan van VLIET (1854-1938) en Lena BAZUIJN (1853-1933). Petrus Franciscus werd door zijn familie Piet genoemd, zijn vrouw zei echter altijd Peter. Piet diende van 20 maart 1907 tot 31 december 1918 bij het 3e Regiment Veldartillerie (III afd.), laatstelijk als stukrijder. Volgens het inschrijvingsregister voor de Nationale Militie was hij 1,676 meter lang. Hij leed aan een hersentumor en werd daar kort voor zijn dood aan geopereerd. Hoewel hij de operatie overleefde, overleed hij alsnog korte tijd later in het Bergwegziekenhuis aan een pusophoping in de hersenen (via het oor).
P.F. van Vliet en zijn echtgenote in 1925.
Rechts: Marie Boerlage met haar kleindochter Marja van Vliet (ca.1965).
Marie van Vliet-Boerlage met zoon Jan op het dak van hun huis aan de Putschebocht (ca.1935).
Adressen te Rotterdam: P.F. van Vliet woonde tot aan zijn huwelijk bij zijn ouders in de Rubensstraat nummer 29a. v.a. “ “ “ “ “
10-06-1925 12-01-1927 28-01-1928 09-03-1929 15-01-1930 25-01-1934
Sneeuwbalstraat 16a Oleanderstraat 70b Hyacinthstraat 51b Rubroekstraat 33a Pimpernelstraat 19b Putschebocht 112 (3 hoog)
M.G. Boerlage verhuisde in juni 1952 naar haar moeder op nummer 102, zodat haar pas getrouwde zoon en schoondochter, die zelf i.v.m. de woningsnood geen huis konden vinden, in haar huis konden gaan wonen. Nadat zoon Jan in 1958 eindelijk kon verhuizen, keerde zij terug naar nummer 112. Marie verhuisde in december 1966 naar bejaardenflat “Haegenburg”, Vredehagen 184. Op 6 oktober 1976 werd zij opgenomen in verpleeginstelling Pascal, Pascalweg 41, waar zij op 23 november overleed. Generatie II 2
3
Gerardus Jacobus (Gerard) BOERLAGE, barbier (1886-'94 en 1897), werkman (1895-'96) ‘in brandstoffen’ (1897-'98), los werkman (1899, 1901-'02, '08, '10-'11, '13, '18 en (juni) 1920), bootwerker (1899, 1903, 1907, 1912 en (sept.) 1920), graanwerker (1900 en 1906), schoenmaker (1909) en havenarbeider (1924-'25), geboren op 10-02-1867 te Rotterdam (Pannekoekstraat 9-163 (= L. Pannekoekstr. 5)), overleden op 08-12-1940 te Rotterdam (in het Bergwegziekenhuis) op 73-jarige leeftijd. Een paar maanden voor zijn dood in 1940, waarschijnlijk omstreeks het bombardement in mei, werd een van zijn onderbenen geamputeerd. Zijn kleinzoon wist zich te herinneren dat opa Boerlage op een handkar naar huis werd gereden. Hoogstwaarschijnlijk was er een beddentekort in het ziekenhuis. Niettemin is hij later alsnog naar het Bergwegziekenhuis gebracht waar hij op 8 december aan een combinatie van ‘gangreen door afsluiting van slagader’ en een beroerte overleed. Gehuwd op 20-jarige leeftijd op 01-02-1888 te Rotterdam (huwelijksafkondigingen op 22 en 29 januari) met de 21-jarige Maria Ida (Marie) MIRER, geboren op 14-01-1867 te Rotterdam (‘aan de Goudscheweg’), overleden op 14-11-1955 te Rotterdam (Putschebocht 102) op 88-jarige leeftijd, begraven op 18-11-1955 te Rotterdam (Algemene Zuiderbegraafplaats ‘Graf No. 46 Vak: I. rij 2’). Beiden waren (niet-praktiserend) rooms-katholiek.
Links: G.J. Boerlage, houtskooltekening door Nick Werring. Boven: M.I. Mirer, omstreeks 1900.
Gerard Boerlage werd afgekeurd voor de militaire dienst (lichting van 1887), wegens een gebrek aan zijn rechterhand (no. 305) Tevens had hij een litteken aan zijn linkeroor. Op deze detailfoto is de afwijking aan zijn rechterhand duidelijk te zien. ‘§ 8. Ziekten en gebreken aan de ledematen. 'N°. 305. * a. Verstijving; b. blijvende regte, gebogen of scheeve stand van een der duimen, van een of meer der overige vingers of vingerleden, in een graad dat daardoor de dienstverrigtingen bemoeijelijkt worden.’
Foto ter gelegenheid van hun 50-jarig huwelijksjubileum in 1938.
Handtekeningen van G.J. Boerlage en zijn echtgenote (1888). M.I. Mirer tekende later met ‘Mirer’. G. J. Boerlage woonde voor zijn huwelijk in de Lange Pannekoekstraat nummer 9, M.I. Mirer in de Frederikstraat nummer 68. Na hun huwelijk in februari 1888 gingen zij in de Frederikstraat op nummer 92 wonen. Adressen volgens de Rotterdamse adresboeken en de burgerlijke stand:
Volgens de gezinskaart:
1888-‘89 1890-‘93 1894-’95 1896-’98 1899 apr. 1899-1900 1901 1902 1903 1906 1907-’11
Frederikstraat 92 Rubroekstraat 84 Lange Pannekoekstraat 30 Frederikstraat 94 / 74 / 6 Marnixstraat 39 / 53/ 41 Wolstraat 52 Van Meekerenstraat 15 Marnixstraat 43 Van Meekerenstraat 29 Kettingstraat 8b Hendrikstraat 18 2-3-‘29 Rubroekstraat 31b 10-9-‘30 Wandeloordstraat 65b 1-6-‘31 Walravenstraat 105a 19-10-‘35 Putschebocht 102
Frederikstraat 92 Rubroekstraat 84 Frederikstraat 94 Frederikstraat 74 Frederikstraat 6 Marnixstraat 39 Marnixstraat 53 Marnixstraat 41 Marnixstraat Van Meekerenstraat 15 Van Meekerenstraat 29
Generatie III 4
5
Jacobus Hendrikus BOERLAGE (Boelage of Burlage) (geboren als J.H. Kuster), metselaar (1866, '98 en 1903), stoker (1867 en 1878), sjouwer (1869, '75 en '77), graanwerker (1871), scheepmaker (1873), opperman (1869-'70, '73, '75, 1887-'95, '98 en 1900-'02), ‘water- en vuurnering’ (1880-'86) en ‘in visch’ (1896-'98), geboren op 29-09-1845 te Rotterdam (Huiburg I 354 (= het huis van de vroedvrouw)), overleden op 14-06-1933 te Rotterdam (Sint Franciscus Gasthuis, Schiekade 80) op 87-jarige leeftijd. Jacobus Hendrikus Boerlage werd op 29 september 1845 als ‘onecht kind’ van Gerardina Kuster geboren in het huis van vroedvrouw Johanna Cornelia Schuurman-de Keijser. Bij het huwelijk van zijn ouders, ruim een jaar na zijn geboorte, werd hij erkend. Hij heeft sindsdien altijd de naam Boerlage gedragen. Tussen 1878 en 1880 heeft hij de waterstokerij van de weduwe P. van der Vloet in de Lange Pannekoekstraat nummer 11 overgenomen. Op 29 maart 1886 verhuisde hij naar nummer 9. Een jaar later pakte hij zijn oude beroep weer op: opperman. De waterstokerij werd overgenomen door P. van Aken. Hij overleed in 1933 in het Sint Franciscus Gasthuis aan strottenhoofdkanker. J.H. Boerlage hertrouwde op 56-jarige leeftijd op 07-05-1902 te Rotterdam met Adriana Maria Catharina van de WEIJER, 52 jaar oud, geboren op 16-08-1849 te Rotterdam, overleden op 08-02-1933 te Rotterdam op 83-jarige leeftijd. Zij was weduwe van Jan Huijzer (1850-1900), met wie zij in 1873 was getrouwd Gehuwd (1) op 20-jarige leeftijd op 23-05-1866 te Rotterdam (huwelijksafkondigingen op 13 en 20 mei) met de 25-jarige Elizabeth (Elisabeth) BLOM, dienstbode (ca.1865) en ‘in zuur’ (1890-'94), geboren op 26-04-1841 te Rotterdam (Zwanensteeg L 430), overleden op 17-06-1899 te Rotterdam (‘in een huis aan de Botersloot’) op 58-jarige leeftijd. Elizabeth was tot kort voor haar huwelijk woonachtig en ‘in dienst’ in het Israëlitisch armhuis, ook wel Logement St. Petrus genoemd, Wijk 10 no.107 aan de Hoogstraat (nieuw nummer 171). Zij overleed waarschijnlijk in de Wilde Zeesteeg nummer 73. Beiden waren rooms-katholiek.
Een fragment van de geneeskundige verklaring van overlijden.
Jacobus Hendrikus Boerlage en zijn tweede echtgenote Adriana Maria Catharina van de Weijer, omstreeks 1905.
Ten tijde van hun huwelijk woonde J.H. Boerlage met zijn ouders aan de Goudscheweg Wijk 13 no.652, zijn toekomstige echtgenote in de Lange Pannekoekstraat Wijk 9 no.173 (= Dubbelegang). Beiden waren onvermogend. Adressen op basis van de adresboeken
Adressen volgens de burgerlijke stand
1869-’70 1873-‘75 1878 1880-’86 1886 1887-‘95 1896-‘98 1900 1901
1867 1869 1871 1873 1875 1877
Lange Pannekoekstraat 9-163 Lange Pannekoekstraat 22 Sleutelsteeg 17 Lange Pannekoekstraat 11 Lange Pannekoekstraat 9-11 Lange Pannekoekstraat 9 Lange Pannekoekstraat 16 (Gedempte) Botersloot 73 (= Wilde Zeesteeg) Lange Pannekoekstraat 28
[Lange] Pannekoekstraat 9-163 [Lange] Pannekoekstraat 9-183 Nieuwe Markt [OZ] 9-412 ‘in de Prinsestraat’ Sleutelsteeg Sleutelsteeg
Bevolkingsregister van Rotterdam (1862-’80) Wijk 9 no.163 Lange Pannekoekstraat (nieuw nummer 5) Wijk 3 no.131 Sleutelsteeg (nieuw nummer 171) Wijk 9 no.159 Lange Pannekoekstraat (nieuw nummer 11) Bevolkingsregister van Rotterdam (1880-‘95) Lange Pannekoekstraat 11, op 29 maart 1886 verhuisde het gezin naar nummer 9. In 1899 wordt hij niet genoemd in het adresboek, zijn vrouw overleed echter in een huis aan de Botersloot, hij moet dus in 1899 zijn verhuisd. Na hun huwelijk trok J.H. Boerlage in bij de weduwe Huijzer, die als ‘waschvrouw’ aan de Baan 106 (= Bleekersteeg) woonde. Enkele jaren later verhuisden zij naar 102b. Op 13 februari 1933, een paar dagen na het overlijden van zijn tweede echtgenote, verhuisde J.H. Boerlage naar de Van der Duijnstraat 35b, waar hij introk bij zijn dochter Elizabeth.
‘Vrouw Boerlage’ deed op 46-jarige leeftijd in 1887 een beroep op het Rotterdamse stadsbestuur. Zij wenste een vergunning te krijgen voor het plaatsen van een wagen met eet- en drinkwaren, meer specifiek een oliekoekkraam, ofwel te plaatsen aan de Heerenstraat, bij de Willemsbrug of bij de brug over het Van Hogendorpplein. Haar verzoek werd niet ingewilligd. Het is niet bekend of zij later alsnog, al of niet met toestemming, een dergelijke kraam heeft gerund. Wel komt zij in de Rotterdamse adresboeken van 1893-’94 voor als zijnde ‘in zuur’.
6
7
Wilhelmus Petrus MIRER (Mirre(r), Mirrir of Mieren), schoolleerling (ca.1850), pakhuisknecht (1856 en 1885), sjouwer (1858-'59, '62, '64, '75, '82 en '89-'96), zakkendrager (1864-'67, '69, '71, '73-'74 en '77), ‘vleeschhouwer’ (1867), koopman (1872), schilder (1878), pakhuisbaas (1880), ‘in aardappelen’ (1884), ‘in brandstoffen’ (1886-'88), werkman (1888, 1892 en 1902), ‘water- en vuurnering’ (1897-'98), waterstoker (1899 en 1901), winkelier (1899), los werkman (1900 en 1903), en particulier (1903), geboren op 04-05-1837 te Rotterdam (Binnenweg S 52), overleden op 19-02-1910 te Rotterdam (Gemeentelijk Tehuis voor Ouden van Dagen, Oostervantstraat 17) op 72-jarige leeftijd. Gehuwd op 19-jarige leeftijd op 06-08-1856 te Rotterdam (huwelijksafkondigingen op 20 en 27 juli) met de 21-jarige Maria Geertruida (Marie Geertruij of Geertruida) GEERSHEUVEL (Geersheuvels), ‘waschvrouw’ (1856-‘63) en ‘snoepnering’ (1889-‘94), geboren op 26-11-1834 te Rotterdam (Oppert F 118), overleden op 27-11-1899 te Rotterdam (Peperstraat 31) op 65-jarige leeftijd. Zij kon niet schrijven. Zij waren beide rooms-katholiek.
Handtekeningen van W.P. Mirer, respectievelijk in 1856 en 1888.
Adressen volgens het Rotterdamse bevolkingsregister 1850-1862 Wijk 10 Langelijnstraat no.403 (inwonend bij zijn schoonouders) Wijk 10 no. 403 Langelijnstraat (nn. 22) (als boven, nu echter met zijn schoonmoeder als hoofdbewoner) Van 12-10-1863 tot 23-01-1864 wonende te Hillegersberg, schoonmoeder M.I. Bex verhuisde mee. Wijk 13 no.847 (Jodenlaan is doorgekrast) Schoolstraat (nn. 251) (hier woonden ook zijn ouders) Van 09-05-1865 tot 04-12-1865 wonende te Delfshaven, B W 119/25. Wijk 15 no.515 Oude Manege (nn. 74) (ingeschreven op 12-01-1866, komende van Delfshaven) Maria Ida Bex vertrok hiervandaan naar het Stadsarmenhuis. Wijk 13 no.555 Goudscheweg (nn. 663) Wijk 9 no.264 Banketstraat (nn. 36) Van 04-06-1873 tot 18-04-1874 wonende aan de Hoogendijk te Kralingen. (Stille) Slaakkade (WZ) 736 (ingeschreven op 02-07-1874, komende van Kralingen) Wijk 13/3 no. (doorgekrast 105/1) 93a Rubroekstraat Wijk 13 no.569 Goudscheweg (nn. 46) Wijk 13/1 no.46 Goudsche Rijweg Wijk 13/2 no.736 Warmoeziersstraat Wijk 13/20 no.21 Mannenlaan Wijk 13/11 no.16 Hovenierstraat Wijk 13/20 no. […] Goudscheweg (nn. 108)
Adressen op basis van de adresboeken
Adressen op basis van de burgerlijke stand
1858-‘59 Lange Lijnstraat 10-386 1856 1866-’67 Binnenweg 15-515 1858 1873 Banketstraat 18 1859 1875 Stille Slaakkade 736 1862 1878 Goudscherijweg 46 febr. 1864 1880 Hoveniersstraat 18 sept. 1864 1882 Van Oldenbarneveltstraat 144 1865 1884-‘88 Noordsingel 6a 1867 1888 Frederikstraat 68 1869 1889-‘96 Frederikstraat 74 1871 1897-1900 Peperstraat 31 1872 1901 Marnixstraat 53 (inw. bij G.J. Boerlage) 1874-’75 1902-‘03 Noordmolendwarsstraat 22 1877 Na 1903 niet meer genoemd in de adresboeken. 1880
Langelijnstraat 10-379 Zwanensteeg 11-510 (OZ) Langelijnstraat 10-413 Baanstraat 10-403 Boschlaan 13-941 Trouwsteeg 5-528 (ZZ) Trouwsteeg 5-528 (ZZ) ‘Aan de Goudscheweg’ Achterklooster 11-462 ‘in een schip liggende in de Rotte’ Banketstraat 9-243 (WZ) ‘aan de Slaakkade’ ‘aan de Goudscherijweg’ ‘in de Crispijnlaan’
Adressen volgens de gezinskaart Ingeschreven op 02-07-1874 (van 3/2314) als waterstoker, werkman en koopman. Frederikstraat 74 (hier woonde G.J. Boerlage eveneens van 1896-’98) Peperstraat 31 (hier overleed zijn echtgenote in 1899) Marnixstraat 53 (hier woonde G.J. Boerlage in 1901) Rosestraat 52 (OZ) (hier woonde zoon C.G. Mirer in 1901) Wilgenstraat 58 (ZZ) (onbekend welk jaar en bij wie hij inwoonde) Noordmolendwarsstraat 22 (OZ) (zoon P.J. Mirer woonde hier) Fabriekstraat 3 (NZ) (onbekend welk jaar en bij wie hij inwoonde) Crooswijkschestraat 29 (NZ) (1909: inwonend bij zoon P.J. Mirer) later 35b (1910: meeverhuisd)