KMO-Milieunieuwsbrief
Informatie over milieu, ruimtelijke ordening, energie en mobiliteit Elektronische nieuwsbrief voor het netwerk van Stichting Leefmilieu vzw/KBC en voor UNIZO-leden Jaargang 2, nummer 2, februari 2002
Inhoud Beleid Val-I-Pac: nieuwe erkenning, administratieve vereenvoudiging en extra recyclageforfait PCB-apparaten nog sneller weg uit voedingssector? Subsidiëring zonnepanelen Uitbouw van Natura 2000 en Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN + IVON) P-bedrijven: hoe pakt men ze aan? Wetgeving Aanpassingen aan Vlarem verschenen Vlarebo grondig gewijzigd Ecotaksen en ecoboni naar de Raad van State Sanering van sites Ontwerp van richtlijn milieuaansprakelijkheid goedgekeurd Praktijk Dichtheidstest voor stookolietanks niet echt betrouwbaar BBT Non Ferro Oriënterende bodemonderzoeken: nieuwe standaardprocedure Nieuw formulier voor de aanvraag van een bodemattest Meldingsformulieren overdracht, stopzetting van activiteit en sluiting van inrichting vastgesteld Studie over de milieumarkt Brochure milieuverslaggeving Agenda Milieuzorg in de onderneming: nieuwe editie beschikbaar Colloquium bodemsaneringsdecreet
Beleid Val-I-Pac: nieuwe erkenning, administratieve vereenvoudiging en extra recyclageforfait Nieuwe erkenning VAL-I-PAC, het organisme voor bedrijfsmatig verpakkingsafval, ontving in december 2001 een hernieuwing van haar erkenning voor een periode van 5 jaar. Val-I-Pac blijft hierdoor een erkend organisme, minstens tot december 2006. Bijkomend recyclageforfait Voor de ontpakkers is er goed nieuws: voor kalenderjaar 2002 komt er een recyclageforfait bij voor houtafval, de containerforfaits worden lichtjes verhoogd en er komt een nieuw systeem voor selectieve ophaling van krimpfolie (gekoppeld aan een bijhorend forfait). Het recyclageforfait voor homogene fracties kunststofverpakkingen die recycleerbaar zijn, bestond al langer. Momenteel bedraagt het 50 euro per ton. Er komt nu een recyclageforfait bij voor hout. Het forfait bedraagt 15 euro per ton recycleerbaar hout afkomstig van bedrijfsmatig verpakkingsafval ontstaan op Belgisch grondgebied dat in homogene fracties aangeboden wordt om vermalen te worden en aldus als grondstof te dienen voor de vervaardiging van spaanplaten. Administratieve vereenvoudiging: omzetaangifte In de laatste nieuwsbrief van 2001 meldden we u al de administratieve vereenvoudiging van de aangifte van kleine bedrijven aan Fost Plus vanaf 2003. Bij Val-I-Pac geldt nu een analoge regeling die dit kalenderjaar ingaat: wie jaarlijks minder dan 2 ton bedrijfsmatige verpakkingen op de Belgische markt brengt moet in de eerstvolgende jaren enkel nog zijn omzetcijfer doorgeven aan Val-I-Pac. Voorwaarde is wel dat er in het verleden reeds één gedetailleerde aangifte plaatsvond. Om een correcte evolutie van de aangiftes te kunnen blijven opvolgen moeten die bedrijven wel om de 5 jaar een gedetailleerde aangifte indienen bij Val-IPac. De vereenvoudiging komt er dus op neer dat Val-I-Pac zelf herberekeningen uitvoert in functie van de omzetevolutie, en dat telkens voor 4 opeenvolgende kalenderjaren. Voor kleine ondernemingen is dit een nieuwe stap vooruit in de strijd tegen de administratieve rompslomp.
PCB-apparaten nog sneller weg uit voedingssector? De Vlaamse afvalstoffenmaatschappij OVAM heeft een overleg opgestart met de voedingsketen om tot een vervroegde afbouw van PCB-houdende apparaten in deze sector te komen. De Minister maakte bekend dat de Milieu-inspectie op korte termijn een bijkomende controle-actie plant bij de Vlaamse mengvoederfabrikanten. De controle zal vooral toegespitst worden op de transformatoren en condensatoren in het bedrijf, de
opwarmingsinstallaties van de vetopslagtanks en de controle dat alle geëxploiteerde inrichtingen en activiteiten in de milieuvergunning opgenomen zijn. Een belangrijk aandeel van de in België gebruikte PCB's komen voor in elektrische toestellen zoals transformatoren en condensatoren. Sedert juli 1986 bestaat de wettelijke verplichting om als houder melding te maken van PCB-houdende apparaten. Vanaf 1998 moest deze kennisgeving aan de OVAM gebeuren. Op 17 mei 2000 werd het verwijderingsplan voor PCB-houdende apparaten goedgekeurd door de Vlaamse regering. Dit plan houdt de gefaseerde en geregelde afvoer van PCB-houdende toestellen volgens het bouwjaar in. Europa voorziet een finale verwijdering van alle PCB-houdende toestellen tegen ten laatste 2010, Vlaanderen is nu al veel strenger. In maart 2000 werd immers beslist de verwijdering van PCBhoudende apparaten en de daarin aanwezige PCB's te realiseren in Vlaanderen tegen ten laatste 31 december 2005. Afwijkingen op de voorziene verwijderingstermijnen worden slechts onder zeer strikte voorwaarden toegestaan. Ze worden helemaal niet toegestaan in sectoren waar er risico's voor de volksgezondheid bestaan (voedingssector, hotels, onderwijs…). Het verwijderingsplan bepaalt dat toestellen die niet gemeld werden, en lekkende of technisch slecht functionerende toestellen onmiddellijk buiten werking moeten worden gesteld en binnen de zes maanden verwijderd dienen te worden. Intussen werden ruim 21.000 PCB-houdende toestellen geïnventariseerd, waarvan er ruim 8.200 vernietigd werden. De eigenaars die zich nog niet in regel stelden volgens het verwijderingsplan worden systematisch aangeschreven. Indien nodig worden ze aangemaand om zich in regel te stellen. In dit kader werden ook al tientallen processen-verbaal opgesteld en plant de OVAM de ambtshalve verwijdering van een aantal toestellen. Sinds enkele jaren wordt, in samenwerking met de Afdeling Milieu-inspectie van AMINAL, een systematische controle uitgevoerd om enerzijds niet-gekende toestellen op te sporen en te inventariseren en om anderzijds lekkende en risicovolle installaties te ontdekken en op een veilige manier te ontmantelen. Specifiek om niet-gekende toestellen op te sporen, werd vorig jaar een brief gestuurd naar alle afnemers van hoogspanning (bedrijven die dus waarschijnlijk gebruik maken van een transformator). Hierin werd gevraagd PCB-houdende toestellen alsnog te melden aan OVAM of door een erkend controleorganisme te laten vaststellen dat geen PCB-houdende installaties aanwezig zijn op het bedrijfsterrein. Naar de toekomst toe zal nogmaals een controle-actie gebeuren naar de schrootsector. Via de gemeenten en andere instanties zal informatie worden ingewonnen om specifiek te zoeken naar gebouwen waar mogelijk nog PCBhoudende apparaten aanwezig zijn. OVAM zal ook met de bouwsector overleg plegen om bedrijven die afbraakwerken uitvoeren attent te maken op de mogelijke aanwezigheid van PCB-houdende apparaten.
Subsidiëring zonnepanelen Sedert enkele jaren bestaat de mogelijkheid om een subsidie aan te vragen voor de installatie van zonnepanelen. De Vlaamse overheid en de electriciteitsproducenten
Electrabel en SPE kunnen een subsidie verlenen van maximaal 75% voor de installatie van fotovoltaïsche zonnepanelen (zonnepanelen voor elektriciteitsproductie). De overheid verleent daarbij 50% steun, de electriciteitsproducenten geven daar bovenop 50% van de steun verleend door de overheid (dus max. 25%). Na enkele jaren van intense sensibilisering is de interesse voor fotovoltaïsche zonnepanelen blijkbaar sterk toegenomen, vandaar dat ook het subsidiebudget van de Vlaamse overheid significant aangepast werd. T.o.v. 2001 werd het voor 2002 verdubbeld tot 40 miljoen BEF. Prioriteit wordt gegeven aan installaties met een vermogen tussen 0,8 en 2,4 kWpiek. Is een installatie zwaarder, dan wordt het deel tot 2,4 kWp als prioritair beschouwd. De toekenning van subsidie gebeurt aan prioritaire projecten tot uitputting van het budget. De vragen worden beoordeeld ten laatste op 30 april. Indien het budget niet uitgeput is, volgt een tweede ronde ten laatste op 31 oktober. Indien er na behandeling van de prioritaire projecten nog geld beschikbaar is, gaat het naar de niet-prioritaire projecten. Onlangs is er een geactualiseerde brochure "Duurzame energie - 75 % subsidie voor fotovoltaïsche zonnepanelen" verschenen, waarin U alle informatie vindt om de subsidie aan te vragen, o.m. het aanvraagformulier, contract, nuttige adressen, …. Deze brochure kan gratis besteld worden bij de Afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie (ANRE), Koning Albert II - laan 7 – 1210 Brussel, tel. 02/553.46.00, e-mail:
[email protected] of geraadpleegd worden via de website www.energiesparen.be (klik op premies; naast basisinformatie vindt je ook een link naar de pdf-brochure). Voormelde subsidie kan in sommige gemeenten aangevuld worden met een steun van gemiddeld tussen de 250 en 750 staat bij de beschrijving van de steun voor fotovoltaïsche zonnepanelen op voormelde energiewebsite van de Vlaamse overheid.
Uitbouw van Natura 2000 en Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN + IVON) De afbakening en uitbouw van het Natura 2000 Netwerk en het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN en IVON) houdt een aantal kansen in, o.m. voor toerisme en recreatie. Anderzijds kunnen er ook negatieve consequenties zijn voor de lokale economie. Wat de concrete gevolgen zullen zijn voor de ambachtelijke bedrijven, recreatie, kleine handelszaken, zakelijke diensten, horeca, …. in het buitengebied is op heden nog voor niemand duidelijk. De basisrechten die sinds augustus 2001 gelden voor zonevreemde woningen, alsook de door Minister Van Mechelen op 11 januari jl. aangekondigde basisrechten voor zonevreemde bedrijven voor verbouwen, uitbreiden en herbouwen, kunnen botsen met Natura 2000, VEN en/of IVON. De uitbouw van deze Netwerken zal in elk geval zeer omzichtig moeten gebeuren om te vermijden dat:
niet nog meer woningen en bedrijfsactiviteiten “zonevreemd” gemaakt worden; de door Minister Van Mechelen aangekondigde planologische rechtzettingen voor “zonevreemde” gebouwen (woningen en bedrijven) niet gehypothekeerd worden. Dit moet m.a.w. gebeuren met respect voor de bestaande lokale economie en ambachtelijke bedrijfsactiviteiten in landelijke gebieden. Via diverse regelgeving (Vlarem, planologische voorschriften, verordeningen, … ) worden nu reeds heel wat exploitatiebeperkingen (vb. verbods- en afstandsregels) opgelegd aan de lokale economie (horeca, kleinhandel, recreatie, zakelijke diensten, ….) in het buitengebied. Het Natura 2000 Netwerk, VEN en IVON mogen niet uitgroeien tot het zoveelste vehikel dat kan gebruikt worden om extra exploitatiebeperkingen op te leggen aan de lokale economie.
P-bedrijven: hoe pakt men ze aan? In het november-decembernummer van vorig jaar hadden we het over de omzendbrief afkoppelingsbeleid. Hij geeft aan hoe de overheid tot een gestructureerde aanpak wil komen van afvalwaterlozingen van bedrijven die een storende invloed hebben op de werking van zuiveringsinstallaties of die een relevante impact hebben op de kwaliteit van het oppervlaktewater. Onlangs werd een eerste lijst bekend van prioritaire bedrijven of P-bedrijven. De selectie gebeurde op basis van bepaalde criteria. U kan de lijst en selectiecriteria raadplegen op de website van VMM (omzendbrief en P-bedrijven). Wat als je op die lijst staat? Wanneer een bedrijf op de lijst van P-bedrijven staat moet het bedrijf nog niet onmiddellijk actie ondernemen. Per RWZI (rijkswaterzuiveringsinstallatie) worden de 'storende' bedrijven (d.i. Pbedrijven) beoordeeld op hun effectieve impact op de werking van het zuiveringsstation. Dit gebeurt door ADOPA, de administratieve opvolgingscommissie afvalwater, waarin volgende instanties vertegenwoordigd zijn: VMM, afdeling milieuvergunningen, Aquafin, de Vereniging van Vlaamse Provincies (VVP), de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), de provinciale vergunningsadministraties. De bedrijven waarvan geoordeeld wordt dat ze niet verder kunnen lozen of onder bepaalde voorwaarden kunnen lozen, krijgen een bezoek van een delegatie van de milieuoverheid (Afdeling Milieuvergunningen en Vlaamse Milieumaatschappij). In overleg met het bedrijf wordt nagegaan of een aanpassing van de milieuvergunning (lees afkoppeling) dan wel een contract (lees betaling voor de aflevering van afvalwater aan een RWZI) de meest geëigende oplossing is voor het probleem. Indien afkoppeling de gekozen optie is, wordt de milieuvergunning in die zin aangepast en wordt een overgangstermijn voorzien binnen dewelke de afkoppeling moet gerealiseerd worden.
Grotere rechtszekerheid? Groot probleem met de omzendbrief is dat hij de bedrijven geen enkele rechtzekerheid biedt. Ambtenaren kunnen van vandaag op morgen - op basis van een aantal criteria - een bedrijf bijplaatsen op de lijst van P-bedrijven waardoor ze moeten afkoppelen en lozen op oppervlaktewater, met als gevolg: zeer strenge lozingsnormen. Bovendien houdt de overheid op vandaag slechts zelden rekening met de sectorale lozingsnormen vermeld in VLAREM II en legt ze in de praktijk meestal nog strengere normen op. Gevolg hiervan is dat in de vergunningsvoorwaarden vaak - de facto - economisch en/of technisch onhaalbare investeringen worden opgelegd aan de betrokken bedrijven. De omzendbrief zal bv. een aantal bedrijven (ook KMO's) verplichten om voortaan te lozen op oppervlaktewater met onhaalbare investeringen in tertiaire waterzuivering als gevolg. Dit is nefast in typische KMO-sectoren waar de financiële draagkracht kleiner is. Dat bewijzen de PRESTI-projecten en de BBT-studies voor de betrokken KMO-sectoren. Het alternatief dat de omzendbrief biedt en waarnaar steeds verwezen wordt, nl. de mogelijkheid tot beheerscontracten met Aquafin, biedt evenmin rechtzekerheid. Er is geen enkele engagementsverbintenis van Aquafin voorzien in de bewuste omzendbrief. Kortom: de omzendbrief biedt geen rechtzekerheid, én houdt geen rekening met de economische en technische haalbaarheid van afkoppeling!
Wetgeving Aanpassingen aan Vlarem verschenen De gecoördineerde teksten van Vlarem I en II staan net op het web (zie vorige nieuwsbrief) of er werden alweer enkele wijzigingen gepubliceerd: - De in ons vorige nummer vermelde verlenging van de overgangsperiode voor tankstations binnen dewelke zij moeten voldoen aan de constructienormen uit Vlarem II werd definitief goedgekeurd op 25 januari 2002. In het Belgisch Staatsblad van 19 februari verscheen het wijzigingsbesluit aan Vlarem II. Het gaat in met terugwerkende kracht op 1 januari 2002 en verlengt de overgangsperiode tot 1 juli 2003. - Op 18 januari besliste de Vlaamse regering tot aanpassing van Vlarem II om invulling te geven aan de richtlijn 1999/30/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 april 1999 betreffende grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes en lood in de lucht. De richtlijn moest op 19 juli 2001 volledig omgezet zijn. Het wijzigingsbesluit werd opgenomen in het Belgisch Staatsblad van 14 februari ll.
Vlarebo grondig gewijzigd In het Belgisch Staatsblad van 2 februari verscheen een grondige aanpassing en wijziging van Vlarebo, het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering. Het wijzigingsbesluit werd goedgekeurd op 12 oktober 2001. Tevens werd de lijst van risico-activiteiten, ook Vlarebo-lijst genoemd, aangepast en opnieuw afgestemd op de recente versie van de indelingslijst van hinderlijke activiteiten en inrichtingen, ofwel Vlarem-indelingslijst. Sommige inrichtingen en activiteiten werden uit de lijst geschrapt; andere werden toegevoegd. Van weer ander werd de periodiciteit van de onderzoeksplicht aangepast. Zo wordt bv. een onderscheid gemaakt tussen boven- en ondergrondse opslag voor de opslag van ontvlambare vloeistoffen, waarbij de ondergrondse opslag aan een ‘zwaarder’ regime wordt onderworpen dan de bovengrondse. Een andere voor veel bedrijven relevante wijziging is dat er voortaan een onderzoeksplicht geldt voor brandstofverdeelinstallaties voor motorvoertuigen vanaf 1 verdeelslang! In een nieuw hoofdstuk IX wordt een regeling ingevoerd voor de melding van een overdracht van een risicogrond en van de stopzetting of sluiting van activiteiten en inrichtingen. De melding moet gebeuren via een formulier dat intussen werd vastgesteld (zie verder ‘Praktijk’). In het november/decembernummer kondigden we reeds een nieuwe regeling inzake grondverzet aan. De op 2 februari verschenen tekst voegt deze aanpak aan Vlarebo toe in een nieuw hoofdstuk X en de bijlagen 7 en 8. Doel van de nieuwe verplichtingen is om de verspreiding van bodemverontreiniging via uitgegraven verontreinigde grond te beheersen. Ook werd gesleuteld aan de bodemsaneringsnormen. Zo werd de norm van zink in grondwater opgetrokken van 100 tot 500 µg/l. Voor een aantal chloorverbindingen en cyanides werden normen toegevoegd. Voor de analyse van bepaalde parameters (o.m. minerale olie) werd de voorgeschreven analysemethode gewijzigd. Aan de bestemmingstypen I en III werden enkele bestemmingen toegevoegd. De bepalingen inzake het register van verontreinigde gronden en de ontsluiting ervan via het bodemattest werden aangepast. Een van de wijzigingen is dat het bodemattest voortaan 25 aangevraagd met een nieuw aanvraagformulier (zie onder hoofdstuk ‘Praktijk’). De procedure van de administratieve beroepen en de regeling inzake financiële zekerheden werd bijgesteld. Tevens is een hoofdstuk toegevoegd dat uitvoering geeft aan artikel 37§6 van het gewijzigde bodemsaneringsdecreet. Dit legt de gemeenten de verplichting op om een gemeentelijke inventaris op te stellen van risicogronden. Het nieuwe hoofdstuk VIII van Vlarebo geeft aan wat precies verwacht wordt van de inhoud, werking en toegankelijkheid van dat register.
De erkenningsvoorwaarden en de bodemsaneringsdeskundigen werden bijgesteld.
erkenningsprocedure
voor
Tot slot werd de tekst op sommige punten vereenvoudigd of aangepast i.f.v. de leesbaarheid. Zowel de officiële tekst van het wijzigingsbesluit als de gecoördineerde (maar officieuze) versie van Vlarebo zijn raadpleegbaar op de website van OVAM. Handig is dat in de gecoördineerde tekst cursief of rood is aangeduid welke tekst nieuw is.
Ecotaksen en ecoboni naar de Raad van State Oorspronkelijk was het de bedoeling dat de wet op de ecotaksen en ecoboni zou ingaan op 1 januari 2002. De ontwerpwetgeving was evenwel onderworpen aan de zgn. notificatievereiste op Europees niveau, wat betekent dat de Europese Commissie en de EU-lidstaten opmerkingen kunnen formuleren. Dat laatste zorgde voor vertragingen. Midden januari 2002 ontving onze Regering een hele reeks “vragen om verduidelijking” over het wetsontwerp vanwege de Europese Commissie. Ook Frankrijk en Luxemburg maakten opmerkingen. Frankrijk zou zelfs officieel bezwaar ingediend hebben. Als reactie daarop besliste de Ministerraad om het wetsontwerp door te sturen naar de Raad van State. De regering hoopt dat de Raad van State argumentatie zal aanbrengen om een antwoord te bieden aan de Europese Commissie en aan voornoemde buurlanden. Dat alles heeft voor gevolg dat de wetgeving later zal ingaan dan gepland, men mikt nu eerder op 1 april 2002 als mogelijke startdatum voor de regelgeving. Intussen zou er nog politiek verzet zijn tegen het systeem, vooral dan aan Waalse kant waar men vreest voor de gevolgen voor de drank- en staalindustrie. De bevoegde Minister Reynders zou zelfs bereid zijn om opnieuw te onderhandelen met de betrokken sectoren, iets waar vooral Agalev fel tegen gekant is. Wordt dus vervolgd….
Sanering van sites Het is al even geleden, maar in het Belgisch Staatsblad van 19 juni 2001 verscheen het decreet van 18 mei 2001 tot wijziging van het bodemsaneringsdecreet. Het voegt aan het decreet een hoofdstuk VII ter toe dat aangeeft hoe de sanering van een site moet worden aangepakt. Eigenlijk gaat het om de bevestiging van een praktijk die door OVAM reeds wordt toegepast. De procedure voorziet in een aanpak voor de sanering van sites of zgn. brownfields. "Brownfields zijn verlaten (braakliggende) of onderbenutte (voormalige) industriële terreinen of sites waar expansie of ontwikkeling wordt bemoeilijkt door de (mogelijke) aanwezigheid van bodemverontreiniging of bodembedreigende activiteiten, maar die een actief potentieel hebben voor hergebruik en ontwikkeling in de ruimste zin." De eerste site is intussen ook aangeduid bij besluit van de OVAM van 6 februari 2002 (BS 21.02.2002): de gronden « Schuurveld » te Scherpenheuvel-Zichem.
Ontwerp van richtlijn milieuaansprakelijkheid goedgekeurd In 1993 publiceerde de Europese Commissie een groenboek inzake milieuaansprakelijkheid. Op 9 februari 2000 volgde een witboek (COM (2000) 66 def.) dat resulteerde in een op 22 januari 2002 door de Europese Commissie goedgekeurd voorstel van richtlijn inzake milieuaansprakelijkheid (COM(2002) 17 def.). Vernieuwend is dat de richtlijn naast de klassieke milieuschade aan oppervlaktewater en bodem ook schade aan biodiversiteit wil vatten. Voor milieuschade wil de richtlijn een objectieve aansprakelijkheid invoeren voor exploitanten van bepaalde risicovolle inrichtingen. Voor schade aan de natuur zou elke exploitant, ongeacht de aard van de activiteit, via een systeem van foutaansprakelijkheid verantwoordelijk kunnen worden gesteld. De aansprakelijkheid voor aantasting van de biodiversiteit is wel beperkt tot schade in gebieden aangeduid op basis van de vogel- en de habitatrichtlijn en in waterlopen waarop de kaderrichtlijn water van toepassing is. Men focust voor natuurschade ook heel sterk op het herstel ervan. Indien een schadevergoeding wordt aanvaard, kan dat alleen indien ze wordt gebruikt voor compenserende maatregelen. Lidstaten die reeds een verdergaande regeling kennen, kunnen die behouden. Het zal wellicht nog 4 tot 5 jaar duren voor het ontwerp – na aanpassing en goedkeuring – zal omgezet zijn in nationaal recht.
Praktijk Dichtheidstest voor stookolietanks niet echt betrouwbaar PREMAZ is een coöperatieve vennootschap, opgericht op 2 december 1998. Haar voornaamste doel is om op een neutrale en globale wijze stappen te ondernemen om risico's op vervuiling door lekkende ondergrondse stookoliereservoirs te voorkomen. In het kader van een proefproject onderzocht PREMAZ in zes gemeenten 2102 tanks op hun dichtheid (ultrasone methode). 73 tanks of 3,5% bleken niet lekvrij; 20 van deze tanks of 0,85% hadden reeds een duidelijke milieuverontreiniging veroorzaakt. Op 2029 tanks werd een corrosietest uitgevoerd. 13% bleek sterk gecorrodeerd en 10% vertoonde een galvanisch koppel met de stookinstallatie, wat tot een versnelde corrosie leidt. Reservoirs waarvan de resterende levensduur op minder dan 2 jaar werd geschat, werden na 2 jaar opnieuw getest en bovendien visueel gecontroleerd als ze konden uitgegraven worden.
De studie komt tot volgende bevindingen: -
-
De dichtheidstest op basis van ultrasone trillingen kan als betrouwbaar worden beschouwd als de tank lek wordt verklaard. Er werd daarentegen vastgesteld dat een aanzienlijk aantal lekke tanks niet werd ontdekt, waarschijnlijk omdat hun dichtheid werd gehandhaafd door resten van de beschermende bekleding, een afdichting door opeengehoopte aarde, enz. … De techniek geeft bij een positief resultaat met andere woorden geen sluitende garantie en een vals veiligheidsgevoel. De evaluatie van de toestand van de tanks en de resterende levensduur op basis van de corrosiemetingen volgens een door METALogic ontwikkelde techniek heeft wel een bevredigende betrouwbaarheid.
Uit de studie komt ook naar voor dat de uitvoering van een dichtheidstest delicaat kan zijn en dat het risico op menselijke vergissing reëel is. Hij moet uitgevoerd worden met een uiterste precisie. De - weliswaar zeer zwakke - onderdruk die in het reservoir wordt gecreëerd houdt weinig risico in op een versterking van de gevolgen van een eventueel lek. Toch blijft waakzaamheid geboden: tijdens het pilootproject implodeerden enkele onderzochte tanks. Bij de corrosietest vraagt de verzameling van gegevens geen speciale kwalificatie. De interpretatie van de resultaten daarentegen is complex, vraagt heel wat bekwaamheid en veel ervaring. Wie interesse heeft een uitgebreid verslag van het onderzoek, kan de website van PREMAZ raadplegen (www.premaz.be).
BBT Non Ferro Vito, de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek, heeft een nieuwe BBTstudie (Best Beschikbare Technieken) gepubliceerd. Ditmaal gaat het om een BBTrapport voor de non-ferro nijverheid. Het is wel de eerste keer dat het BBTkenniscentrum van Vito een Europese “Best Beschikbare Techniek” omgezet heeft in een Vlaams rapport en deze toetst aan de specifiek Vlaamse situatie. Vito hoopt deze oefening in de toekomst ook voor een aantal andere IPPC-sectoren te kunnen doen. Meer info:
[email protected]
Oriënterende bodemonderzoeken: nieuwe standaardprocedure Sedert februari 1997 moeten erkende bodemsaneringsdeskundigen oriënterende bodemonderzoeken uitvoeren volgens de standaardprocedure zoals opgesteld door de OVAM. Na bijna vijf jaar ervaring met deze manier van werken heeft OVAM een aantal aanvullingen en aanpassingen doorgevoerd en werden bijkomende richtlijnen uitgewerkt. De geactualiseerde richtlijnen hebben vooral betrekking op: de voorstudie;
de bemonsteringsstrategieën; de rapportage. De vernieuwde standaardprocedure moet een hoog kwaliteitsniveau garanderen. Binnen de vooropgestelde methodes kan, na grondige argumentatie, afgeweken worden indien hierdoor een gelijkwaardige of betere informatiekwaliteit wordt verkregen. Meer info op de website van OVAM (klik links op ‘downloads’ en vervolgens bij ‘bodem’ op ‘oriënterend bodemonderzoek’).
Nieuw formulier voor de aanvraag van een bodemattest Op 2 februari werd samen met de wijziging van Vlarebo ook een nieuw modelformulier gepubliceerd voor de aanvraag van een bodemattest. Tevens werd de retributie op 25 Het nieuwe formulier en het nieuwe bedrag gelden pas vanaf 1 april 2002. Tot dan mag men het oude of het nieuwe formulier gebruiken, maar betaalt men slechts 24,79 ! de Minister van Leefmilieu overeengekomen.
Meldingsformulieren overdracht, stopzetting van activiteit en sluiting van inrichting vastgesteld Het hoger vermelde besluit tot wijziging van Vlarebo kondigde het verschijnen van twee meldingformulieren aan, nl. één voor de melding van een overdracht van een risicogrond en één voor de melding van een stopzetting of sluiting van een inrichting of activiteit. Op 6 februari werden ze vastgesteld. Beide documenten verschenen in het Belgisch Staatsblad van 8 maart ll.
Studie over de milieumarkt De Europese Commissie liet een studie uitvoeren van de milieumarkt in de 15 lidstaten en de kandidaat-lidstaten. De studie werd uitgevoerd door ECOTEC Research & Consulting Ltd. uit Birmingham. Doel van de studie was om enerzijds het economisch belang van de sector in kaart te brengen en anderzijds de exportmogelijkheden voor de sector binnen de EU naar de kandidaat-lidstaten in te schatten. De studie geeft een beeld van de milieusector in 1999. De eco-industrie in de lidstaten produceren jaarlijks voor 183 miljard (wereldwijd wordt de milieumarkt op 550 miljard "#$ goederen en diensten op het vlak van het beheer en de beheersing van verontreiniging; 56 miljard % &'' (concreet watervoorziening, gerecycleerd materiaal, natuurbescherming). 54 miljard ïnvesteerd in goederen en 129 miljard
duurzame energievoorziening is niet meegenomen in bovenstaande cijfers. Hij is goed voor een omzet van 5 miljard ( # )* tewerk. Indien de indirecte tewerkstelling wordt meegerekend loopt dit cijfer op tot 2,6 miljoen. De gemiddelde uitgave per inwoner van de EU bedroeg in 1999 om en bij de 500 per jaar: 340 +" , grondstoffen. In de kandidaat-lidstaten worden relevante verschillen met de EU genoteerd. De beheersing en het beheer van verontreiniging is er goed voor 10.3 miljard +,, miljard -. "/ '' op 30 miljard 0 & 1,2 luchtzuivering voor 30%. Afvalbeheer is goed voor 20% van de milieumarkt. End-ofpipe geniet nog veruit de voorkeur boven een procesgeïntegreerde aanpak of de toepassing van schone technologie. Per inwoner wordt er jaarlijks 66 aan milieu. Het integrale rapport en enkele technische rapporten kunnen worden geraadpleegd op de EU-website.
Brochure milieuverslaggeving De milieuverantwoordelijke in een onderneming moet jaarlijks diverse verslagen opstellen. De verslagplicht is gebonden aan de aard van de bedrijvigheid (zie Vlarem I en II). De GOM’s stellen een brochure ter beschikking waarin de wettelijke basis voor en de gewenste inhoud van het jaarverslag van de milieucoördinator, het emissiejaarverslag en het milieujaarverslag van de onderneming beschreven zijn. De brochure kan gratis besteld worden bij de GOM’s of via hun website als pdf geraadpleegd worden.
Agenda Milieuzorg in de onderneming: nieuwe editie beschikbaar Milieuzorg in de Onderneming is een tweedelig handboek voor de bedrijfsleider en milieuverantwoordelijke in kleine en middelgrote ondernemingen. Ook mensen die actief zijn in de milieusector vinden een schat aan informatie in dit tweedelige naslagwerk! Deel 1 behandelt de juridische, financiële en organisatorische aspecten van milieuzorg. De opbouw van dit boek is geënt op de milieuproblemen waarmee bedrijven geconfronteerd worden (bv. afval, waterverontreiniging) en behandelt de wetgeving die terzake geldt. Ook wie niet zo vertrouwd is met die wetgeving, vindt in
dit boek de nodige aanknopingspunten en tips om de verplichtingen voor het bedrijf te kunnen afbakenen en te vervullen. Het boek besteedt ook aandacht aan de relatie tussen de ruimtelijke ordening en stedenbouw enerzijds en de milieuvergunning anderzijds. In het luik ‘Financiële aspecten’ wordt ingegaan op aansprakelijkheid, heffingen en subsidies, waardevermindering van onroerend goed t.g.v. bodemverontreiniging en investeringsanalyse van milieuprojecten. Tevens komen enkele belangrijke aspecten van bedrijfsinterne milieuzorg aan bod. Vragen als: Hoe pak je bedrijfsintern milieubeheer aan? Wat houden ISO 14.000 en EMAS juist in? Hoe communiceer je over het gevoerde bedrijfsbeleid inzake milieu? krijgen er een antwoord. Wie nog niet heeft uitgemaakt in welke mate milieuzorg in het bedrijf geïntegreerd moet worden, vindt wellicht de nodige argumenten in het inleidende hoofdstuk dat de motieven voor BIMZ aanreikt en aangeeft op welke wijze het milieubeleid in Vlaanderen haar beslag krijgt. Deel 2, de gids voor de milieucoördinator, vormt een praktijkgerichte leidraad voor al wie binnen het bedrijf het overheidsbeleid inzake milieu moet opvolgen en de vertaling naar het bedrijf toe moet vormgeven. Welke kwalificaties en eigenschappen zijn vereist voor een milieuverantwoordelijke? Hoe kan de opdracht concreet worden ingevuld? Waarvoor kan een milieucoördinator aansprakelijk worden gesteld? Is die aansprakelijkheid verzekerbaar? Welke zijn de belangrijkste informatiebronnen? En nog veel meer topics worden behandeld in dit tweede deel. Praktische gegevens Beide delen zijn afzonderlijk verkrijgbaar. Deel 1 is 848 blz. dik en kost .,.3 2 is 394 blz. dik en kost ,..45'& '6 Leefmilieu, krijgen een korting van 10%. Bestellen kan bij Stichting Leefmilieu, tel. 03/202 90 70, e-mail
[email protected]
Colloquium bodemsaneringsdecreet Op 16 april e.k. organiseert KBC een colloquium over de gevolgen voor ondernemingen van het milieubeleid in het algemeen en het bodemsaneringsdecreet in het bijzonder. Het colloquium behandelt volgende topics: Impact van de milieuwetgeving op de waardering van een onderneming; Stand van zaken in Vlaanderen inzake bodemsanering (wetgeving en praktijk); Preventie van bodemvervuiling (waarom en hoe). Tevens zal de KBC Milieuservice worden toegelicht, een pakket van producten en diensten die de ondernemer kunnen ondersteunen bij hun bedrijfsintern milieubeleid. Deelname aan het colloquium is gratis. Het vindt plaats op 16 april vanaf 13.30 uur in het Herman Teirlinck-auditorium van KBC, Havenlaan 2 te 1080 Brussel. Wie wil inschrijven kan mailen naar
[email protected].
Deze elektronische KMO-Milieunieuwsbrief van Stichting Leefmilieu vzw/KBC en UNIZO verschijnt 10 maal per jaar (maandelijks met uitzondering van juli en augustus). Het is een gratis informatiekanaal over de milieuactualiteit die relevant is voor zelfstandige ondernemers en kleine en middelgrote ondernemingen. Overname van teksten is toegestaan op voorwaarde van bronvermelding. De Nieuwsbrief is louter informatief. De redactie kan niet aansprakelijk gesteld worden voor onjuiste gegevens. In geen geval zijn UNIZO of de Stichting Leefmilieu/KBC aansprakelijk voor enige schade, van welke aard ook, die het directe of indirecte gevolg is van handelingen en/of beslissingen die (mede) gebaseerd zijn op de info in deze elektronische nieuwsbrief. Stichting Leefmilieu/KBC, Kipdorp 11, 2000 Antwerpen UNIZO, Unie van Zelfstandige Ondernemers, Studiedienst, Spastraat 8, 1000 Brussel Abonnement Abonneren kan door te mailen naar: Helga Van der Veken, Stichting Leefmilieu/KBC, mailto:
[email protected]
Ines David, UNIZO Studiedienst, mailto:
[email protected]