KLIMAATBEGROTING 2016 - 2020 12 maatregelen voor een krachtdadig Belgisch klimaatbeleid Na onze O2 begroting nu een CO2 begroting
1
Samenvatting Groen en Ecolo geven met klimaatbegroting van 12 maatregelen uitvoering aan Parijs In de nasleep van het klimaatakkoord van Parijs komen Groen en Ecolo met een concreet plan om werk te maken van de nieuwe ambitieuze klimaatdoelstellingen. Concreet willen Groen en Ecolo dat de regeringen voortaan een klimaatbegroting, die voldoet aan wettelijk vastgelegde doelen voor vermindering van broeikasgasemissies, energieverduurzaming en –besparing, moeten voorleggen aan het parlement. Zo’n klimaatbegroting bestaat al in onze buurlanden VK (carbon budget) en Frankrijk. Almaci: “De oproep tot klimaattop van de Vlaamse Regering is een goede eerste stap, maar de politiek moet echt het voortouw nemen, en het niet overlaten aan het middenveld. De uitvoering van het klimaatakkoord begint vandaag en niet over een aantal maanden. Daarom lanceren we het idee van een klimaatbegroting.” Groen en Ecolo betreuren dat de bevoegde ministers Marghem en Schauvlieghe het momentum van het klimaatakkoord niet aangrijpen om met concrete klimaatinitiatieven te komen. Met een klimaatbegroting willen Groen en Ecolo voorkomen dat hetgeen in Parijs is afgesproken de volgende zes jaar dode letter blijft. “Deze Klimaatbegrotingswet en -decreten sluiten vrijblijvend beleid en uitstel van beleid uit. De wet en decreten maken de opdracht voor de regeringen helder en voorspelbaar voor de samenleving,” aldus Almaci. Groen en Ecolo roepen ook op om het ambitieniveau zo hoog te leggen als in Parijs afgesproken: streefdoel 1,5°. “We lanceren onze klimaatbegroting met een reeks aanvullende maatregelen waarmee België tussen nu en 2020 een extra emissiereductie kan realiseren bovenop het huidig en voorgenomen beleid zodat de broeikasgasemissies in 2020 gereduceerd is met minstens 25%.” Groen en Ecolo nemen meteen het initiatief om het nieuwe klimaatakkoord om te zetten in concrete maatregelen. “We selecteerden een set van 12 maatregelen die op korte termijn kunnen ingevoerd worden. De totale potentiële bijkomende broeikasgasemissiereductie komt zo uit op meer dan 22 Megaton. Gecumuleerd met huidig en vooropgesteld beleid kunnen we met deze maatregelen een broeikasgasemissiereductie realiseren van meer dan 30% ten opzichte van 1990. Deze klimaatbegroting toont dat er voldoende maatregelen beschikbaar zijn voor een extra reductie en dat het vooral een kwestie is van willen keuzes maken.”
2
Inhoud Samenvatting ........................................................................................................................ 2 Inleiding – Waar staat België nu? .......................................................................................... 4 Op weg naar een koolstofarme samenleving – horizon 2020 ................................................ 7 Klimaatbegrotingswet en -decreten ....................................................................................... 9 12 maatregelen voor een krachtdadig klimaatbeleid .............................................................10 Methodologie ........................................................................................................................12 Toelichting klimaatmaatregelen per sector ...........................................................................14 Minder uitstoot bij bedrijven en industrie ...........................................................................14 1.
Actief beleid om de energieproductiviteit van onze industrie te verhogen ...............14
2.
KMO’s ondersteunen op vlak van energie-efficiëntie ..............................................15
3.
Uitfaseren gevaarlijke F-gassen .............................................................................15
- www.groen.be/download-het-groen-programma.........................................................16 - www.groen.be/O2plan ................................................................................................16 Grondige energierenovatie van het gebouwenpark ...........................................................16 4.
Energiezuinig maken van woningen .......................................................................16
5.
Energiezuinig maken van overheidsgebouwen.......................................................18
Schone elektriciteitsproductie ...........................................................................................18 6.
Intra-Belgisch energiepact ......................................................................................18
Modal shift in de transportsector .......................................................................................20 7.
Modal shift in personenvervoer ..............................................................................21
8.
Modal shift in goederenvervoer ..............................................................................21
9.
Reduceren van de milieuschadelijke subsidies in de luchtverkeerssector ..............22
Duurzame landbouw & gezonde en evenwichtige voeding ...............................................22 10. Methaan- en lachgasproductie in veehouderij naar omlaag .....................................23 11. Promoot alternatieven zonder vlees ........................................................................24 Bodemkwaliteit bevorderen ...............................................................................................25 12.
Vasthouden van koolstof in de bodem ................................................................25
Bronnen ............................................................................................................................27
3
Inleiding – Waar staat België nu? Internationaal zijn klimaatwetenschappers het erover eens dat landen als België een broeikasgasreductie van 25 tot 40 % in 2020 zullen moeten realiseren om de klimaatsverandering onder de gevaarlijke grens van 2 graden te houden. Op basis van die evidentie kwam de Nederlandse rechter in de Klimaatzaak van Urgenda tegen de Nederlandse staat op 24 juni 2015 tot de historische uitspraak dat Nederland haar broeikasgasemissies in 2020 moet reduceren met 25% in vergelijking met 1990. De ambities van Europa en haar lidstaten liggen echter een stuk lager. Europa wil haar broeikasgasemissies in 2020 met 20% terugdringen. De vervuiling van de industrie en elektriciteitsproductie vallen voor het leeuwendeel onder het Europees georganiseerde emissiehandelsysteem (ETS). Die sectoren moeten hun broeikasgasemissies gezamenlijk met 21% terugbrengen in 2020. De reductie van de andere emissies, de zogenaamde niet-ETS sectoren gebouwen, transport, landbouw en kleinere industriële installaties, vallen onder de doelstellingen per land. België engageerde zich om haar broeikasgasemissiereducties in de niet-ETS sectoren in 2020 terug te dringen met 15% (tov. 2005): van 77,4 naar 65,8 Megaton. De projecties voorspellen dat de niet-ETS vervuiling in België met huidig en vooropgesteld beleid zullen landen op 71,6 Megaton of een reductie van amper 7,5% ten opzichte van de vervuiling in 2005. Ons land zit dus niet op koers om haar doelstellingen te halen.1 De enige reden waarom België wel aan haar doelstelling kan voldoen is omdat Europese regelgeving het toelaat dat emissierechten van jaar tot jaar overgedragen worden en emissiekredieten aangekocht kunnen worden in het buitenland.
Tabel 1. Broeikasgasprojecties onder vooropgesteld en huidig beleid kton CO2-equvalenten
2012
2015
2020
Energie industrie
18.424
21202
19365
Verwerkende industrie en bouw
10.112
10106
10720
Industriële processen
14.032
14947
15551
613
614
613
43.181
46.869
46.249
13.178
13.524
12.606
Energie industrie
1.884
1.621
1.692
Verwerkende industrie en bouw
4.523
4.551
4.542
551
550
528
ETS
Andere Totaal ETS (excl. LULUCF2) Non-ETS Industrie
Vluchtige emissies van brandstoffen 1
http://www.klimaat.be/nl-be/klimaatbeleid/belgisch-klimaatbeleid/rapportering/verwachte-vooruitgang/ LULUCF = Land Use, Land Use Change and Forestry = CO2 emissies en reducties die het gevolg zijn van (veranderingen in) landgebruik en bosbouw door de mens 2
4
Industriële processen
4.352
4.983
4.384
Afval
1.868
1.819
1.460
Transport
24.830
24.630
25.508
Gebouwen
24.692
24.228
23.079
Landbouw
9.918
10.492
10.453
72.618
72.875
71.646
115.799
119.744
117.895
Totaal Non-ETS (excl. LULUCF) Totaal broeikasgasemissies (excl. LULUCF) Bron: Voortgangsrapport België, 2015
Figuur 1. Broeikasgasemissies per sector in percent – ETS & non-ETS - 2015
21% 39%
20%
61% 11% 9%
ETS
Industrie
Transport
Gebouwen
Landbouw
Bron: Voortgangsrapport België, 2015
Ook de doelstellingen op langere termijn liggen al vast. België heeft zich geëngageerd om in 2050 haar broeikasgasemissies te reduceren met 80 tot 95%. Wil ons land die ambitieuze lange termijndoelstelling waarmaken, dan is een fameuze inhaalbeweging nodig. Terwijl de broeikasgasemissies in de periode 1990 – 2020 – met het huidig beleid - maximum met 25 Megaton zullen afgenomen zijn (minder dan 1 Megaton per jaar), moeten ze in de periode 2020 – 2050 dalen, afhankelijk van het ambitieniveau, met 89 Megaton en 111 Megaton (of een daling van 3 tot bijna 4 Megaton per jaar). Daarmee leggen de huidige beleidsploegen een enorme verantwoordelijkheid bij de volgende regeringsploegen. Bovendien blijkt uit de voortgangsrapporten dat bij huidig beleid de broeikasgasemissies in België na 2020 zullen stijgen, wat ervoor zorgt dat onze ambities voor de toekomst in gevaar gebracht worden. Bijkomende inspanningen zijn dus meer dan noodzakelijk.
5
Figuur 1. Historische en vooropgestelde broeikasgasemissiereductie – 1990 - 2050
Bron: Scenarioanalyse naar een koolstofarme België tegen 2050, 2013
Dat het mogelijk is toont de studie van de federale overheid Scenario’s voor een koolstofarm België tegen 2050.3 Een duidelijke koers en vroegtijdige acties voor een koolstofarm België zorgen voor vertrouwen bij investeerders en maken een vlotte transitie naar een koolstofarme samenleving en economie mogelijk. Deze keuze blijkt bovendien ook kosteneffectief, want de bijkomende investeringskosten worden op termijn ruimschoots gecompenseerd door lagere brandstofkosten. Daarbovenop levert ze heel wat voordelen: ze zwengelt innovatie aan en creëert werkgelegenheid, ze zorgt voor een lagere energiefactuur en een betere gezondheid door minder luchtvervuiling.
3
http://www.klimaat.be/2050/files/5314/3402/9344/brochure_2050_NL.pdf
6
Op weg naar een koolstofarme samenleving – horizon 2020 Deze begroting gaat om megatonnen CO2. Met deze begroting laat Groen zien dat een ambitieuzere broeikasgasemissiedoelstelling in 2020 mogelijk is, waarbij we er samen op vooruitgaan, burgers en economie. We lanceren hiervoor een voorstel met een reeks aanvullende maatregelen waarmee België tussen nu en 2020 een extra emissiereductie kan realiseren bovenop het huidig en voorgenomen beleid zodat de broeikasgasemissies in 2020 gereduceerd is met minstens 25%. We selecteerden een set van 12 maatregelen die op korte termijn kunnen ingevoerd worden. De totale potentiële bijkomende broeikasgasemissiereductie komt zo uit op meer dan 21 Megaton. Gecumuleerd met huidig en vooropgesteld beleid kunnen we met deze maatregelenset een broeikasgasemissiereductie realiseren van meer dan 30% ten opzichte van 1990. Deze klimaatbegroting toont dat er voldoende maatregelen beschikbaar zijn voor een extra reductie en dat het vooral een kwestie is van willen keuzes maken. Heel wat lidstaten kiezen voor die vlucht vooruit en leggen de lat voor zichzelf hoger: Duitsland en Denemarken reduceren in 2020 40% broeikasgassen, het Verenigd Koninkrijk landt in 2022 op 35% reducties. Terwijl in het buitenland volop geïnvesteerd wordt in duurzame energiesystemen, energieefficiëntie van bedrijven en industrie en een modal shift in het transport, dreigt ons land de boot te missen. Op langere termijn zullen we de factuur daarvoor gepresenteerd krijgen: onze energiecentrales zijn verouderd en zijn dringend aan vervanging toe, onze wegen slibben dicht en onze luchtkwaliteit behoort tot de slechtste van de wereld. Toch heeft ons land heel wat mogelijkheden om de vervuiling sterk te reduceren zonder aan welvaart in te boeten, dat tonen we ook aan in deze begroting. Ook vanuit economisch perspectief is de keuze voor een transitie naar een koolstofarme samenleving de meest kosten-effectieve. Energie- en grondstoffen zijn een kostenpost, een hogere energie- en grondstoffenproductiviteit leveren dus een enorme kostenbesparing op. Bovendien zorgt investeren in hernieuwbare energiebronnen ervoor dat we minder afhankelijk worden van de zeer volatiele fossiele brandstofprijzen en verhoogt het onze soevereiniteit. Zowel in een scenario waarbij we kiezen voor een broeikasgasreductie van 80% als 95% in 2050 overtreffen de gereduceerde brandstofkosten de extra investeringskosten. En dan houden we nog geen rekening met de uitgespaarde kosten op vlak van gezondheidszorg. Uit onderzoek blijkt immers dat investeren in een klimaatbeleid dat de broeikasgassen reduceert met 30% een directe besparing oplevert van bijna 1 miljard euro op de begroting van volksgezondheid.4 Een ambitieus klimaatbeleid is daarom net voor België economisch de meest verstandige keuze: onze arbeidskosten behoren tot de hoogste van de wereld en we hebben weinig tot geen natuurlijke grondstoffen. Grondstoffenproductiviteit en energie-efficiëntie zullen net daarom essentieel zijn om onze concurrentiepositie veilig te stellen.
4
http://www.env-health.org/IMG/pdf/1-_Acting_now_for_a_better_Health__A_Reduction_Target_for_EU_Climate_Policy.pdf
7
Figuur 2. Een klimaatbeleid dat zorgt voor een broeikasgasemissiereductie van 80 tot 95% in 2050 is kosteneffectiever dan een business as usual beleid
Bron: Scenarioanalyse naar een koolstofarme België tegen 2050, 2013
8
Klimaatbegrotingswet en -decreten Gekoppeld aan deze klimaatbegroting roept Groen alle politieke fracties op om mee werk te maken van een Klimaatbegrotingswet en -decreten. Met deze Klimaatbegrotingswet en -decreten wil Groen een doorbraak veroorzaken in het klimaatbeleid. De wet regelt dat onze federale en gewestregeringen voortaan ieder jaar een klimaatbegroting ter goedkeuring moeten voorleggen aan hun parlementen die voldoet aan wettelijk vastgelegde doelen voor vermindering van broeikasgasemissies, energieverduurzaming en -besparing. De doelen en bijhorende maatregelen worden gebaseerd op de klimaatplannen die de regeringen iedere vijf jaar opstellen, en die we voortaan beschouwen als analoog aan de Medium-Term Objectives (MTO) in het Europees Semester. Deze systematiek is dan ook gebaseerd op de aanpak van de begrotingsbesprekingen in het kader van het Europees Semester. Deze wet legt concrete, meetbare doelstellingen op die ons tegen 2050 moeten leiden naar 100% hernieuwbare energie en een vermindering van onze (CO2-equivalente) broeikasgasuitstoot met minstens 95 procent vergeleken met 1990. Deze Klimaatbegrotingswet en -decreten maken komaf met vrijblijvend en uitgesteld klimaatbeleid. Ze maakt de opdracht helder voor onze regeringen en voorspelbaar voor de samenleving. Zo bieden we een concreet pad naar een gezonde en welvarende toekomst voor onze kinderen. Zo creëren we een duidelijk beleidskader voor al onze regeringen om de klimaatambities die, op basis van wetenschappelijke rapporten, werden vastgelegd tijdens internationale klimaatonderhandelingen en bij de intra-Belgische verdeling ook daadwerkelijk te realiseren, en jaarlijks verantwoording af te leggen aan het parlement en de samenleving over het gekozen pad om die doelen te bereiken. In die zin is deze wet een logische aanvulling op het systeem van klimaatresponsabilisering dat werd ontwikkeld tijdens de Zesde Staatshervorming. De wet bepaalt bovendien, net als in het systeem van klimaatresponsabilisering, dat de ambitie van het beleid naar boven moet worden bijgesteld als dat nodig blijkt. De jaarlijkse Klimaatbegroting heeft de status van wet. In deze jaarlijkse wet staan de te realiseren doelen voor broeikasgassen, duurzame energie en energiebesparing en de bijbehorende maatregelen. Ieder voorjaar legt elke regering verantwoording af over de voortgang en worden extra maatregelen genomen als de doelstellingen niet gehaald worden. Deze Klimaatbegrotingswet en -decreten sluiten vrijblijvend beleid en uitstel van beleid uit. De wet en decreten maken de opdracht voor de regeringen helder en voorspelbaar voor de samenleving.
9
12 maatregelen voor een krachtdadig klimaatbeleid Om een broeikasgasemissiereductie te realiseren van minstens 25% tegen 2020 moeten we bijkomend minstens 11 Megaton besparen. Voor Groen is deze uitdaging van een stevige besparing op korte tijd haalbaar. Daarom stellen we in dit document 12 mogelijke klimaatmaatregelen voor, die we kunnen nemen bovenop het huidige beleid. Mochten we al deze maatregelen uitvoeren, dan realiseren we een extra broeikasgasemissiereductie van 22,3 Megaton tegen 2020. Dat is een reductie van meer dan 30% ten opzichte van 1990. We bouwen dus een belangrijke marge in – zelfs als slechts een deel van deze maatregelen wordt gerealiseerd, halen we nog de wenselijke vermindering met 25% tegen 2020. Om deze reductie te bereiken kiest Groen resoluut voor een transitie van de verouderde kern- en fossiele elektriciteitscentrales naar meer hernieuwbare bronnen, een grootschalig renovatieprogramma voor de slechtst geïsoleerde woningen, een modal shift in het goederen- en personenvervoer, een doorgedreven energie- en grondstoffen efficiëntie in de industrie en een reconversie van de landbouw. Naast deze 12 maatregelen zijn er trouwens nog in andere sectoren klimaatwinsten te boeken, die we hier niet behandelen, zoals de afvalverbranding (CO2 reducties door een vermindering van het volume aan restafval, zodat er minder verbrand moet worden) en het grondstoffengebruik (circulaire economie).
10
Tabel 2. 12 maatregelen voor een koolstofarmer België – 2016 – 2020
11
Methodologie Emissiereductie Voor de berekening van de potentiële emissiereductie van de verschillende sectoren werd vertrokken van de referentiestudie “Scenarios for a Low Carbon Belgium by 2050” van Climact en VITO in opdracht van de federale overheid. De bijhorende simulator werd gebruikt om de impact van verschillende macro-economische, demografische en beleidsscenario’s in te schatten. Het ‘REFERENCE’-scenario van deze studie, die een voorspelling maakte van de uitstoot evoluties bij ongewijzigd beleid, hebben we onveranderd overgenomen als nulmeting voor onze maatregelen. Om een billijke spreiding van de inspanningen te garanderen hebben we gekozen om het ‘CORE’-scenario te hanteren als leidraad (80% broeikasgasemissiereductie in 2050, ten opzichte van 1990). Dit scenario zet namelijk in op een maximale uitspreiding van de inspanningen over alle sectoren, zodat van elke sector een gemiddelde vooruitgang word verwacht. De emissiereducties van de elektriciteitssector zijn gebaseerd op het rapport van het Federaal Planbureau “Studie over de perspectieven van elektriciteitsbevoorrading tegen 2030” van januari 2015. Daarin werden naast drie basisscenario’s (huidig beleid), vier alternatieve scenario’s geanalyseerd. Het scenario waarop we ons in deze klimaatbegroting baseren is het scenario EE/RES++. Dat scenario houdt rekening met de indicatieve doelstelling van België om zijn primaire energieverbruik tegen 2020 met 18% te verminderen ten opzichte van een referentieprojectie en een ambitieuze ontplooiing van de hernieuwbare energiebronnen voor elektriciteitsproductie te realiseren ook na 2020. Budgettair Het budgettair luik van deze oefening werd reeds eerder voorgesteld in de uitgebreide O2-begroting (4 april 2014) die in de daarop volgende maanden werd geanalyseerd door de KU Leuven in hun wetenschappelijk onderbouwde ‘Rekening 14’-doorlichting van de Vlaamse verkiezingsprogramma's in opdracht van de VRT, De Tijd en De Standaard. Jobcreatie Voor de inschatting van jobcreatie en-destructie en de daaruit resulterende terugverdieneffecten (zowel positief als negatief) hebben we ons, naar analogie met de KU Leuven tijdens Rekening 14, gebaseerd op studies terzake van het Federaal Planbureau en de KU Leuven (Konings et al). Daarbij gingen we steeds uit van een kostprijs per gecreëerde job die aanleunde tegen of uitkwam boven de meest pessimistische scenario’s. Gezondheid Voor de inschatting van de terugverdieneffecten in de gezondheidszorg hebben we enkel rekening gehouden met de impact van een gereduceerde uitstoot van broeikasgassen, andere positieve effecten lieten we buiten beschouwing. Voor die becijfering gebruikten we de referentiestudie “Acting now for better health: a 30% reduction target for EU climate policy” die Econometrics Research and Consulting (EMRC), Health and Environment Alliance (HEAL) en Health Care Without Harm Europe (HCWH) publiceerden, met steun van de EU Commissie (DG Environment), de European Climate Foundation en the Rockefeller Brothers Fund. Om een bijkomende budgettaire veiligheidsmarge in te bouwen hebben we hun bedragen, uitgedrukt in euro’s van 2010 niet aangepast aan inflatie. Fiscaliteit Voor de fiscale terugverdieneffecten (vooral via btw en vennootschapsbelasting) hebben we zeer voorzichtige terugverdienpercentages gehanteerd (gemiddeld 4,25%), niet enkel om een 12
voorzichtigheidsmarge in te bouwen, maar ook om rekening te houden met de kans op fiscale lekkages en optimalisering. Gezien de nominale tarieven van respectievelijk 21 en 34,5% en het hefboomeffect van overheidsinvesteringen door de aanvulling met private investeringsmiddelen, is een gemiddelde heffingsvoet van 4,25% op het overheidsaandeel van de investeringen en 0% op het matchende gedeelte vanuit de private sector naar alle waarschijnlijkheid een stevige onderschatting.
13
Toelichting klimaatmaatregelen per sector Minder uitstoot bij bedrijven en industrie 29% van de broeikasgasemissie Besparingspotentieel: 5,1 megaton 1. Energieproductiviteit energie-intensieve industrie: 3 megaton 2. KMO’s ondersteunen in verhogen van energie-efficiëntie: 1,6 megaton 3. Uitfaseren gevaarlijke F-gassen: 1,5 megaton De Belgische industrie pompt jaarlijks zowat 35 Mton CO2-equivalente broeikasgassen onze lucht in. Ze is verantwoordelijk voor bijna 29% van de totale Belgische uitstoot en een kwart van het energieverbruik. Aangezien België een grondstoffenarm land is, zijn we sterk afhankelijk van grondstoffenimport voor zowel onze energieopwekking als onze industriële activiteiten. Die laatste zijn onder meer door een sterke chemische en staalsector zeer energie- en grondstoffenintensief. Dat zorgt niet alleen voor een serieuze malus op onze handelsbalans door sterke grondstoffenimport, maar maakt onze economie ook zeer kwetsbaar voor geopolitieke onrust in grondstoffenrijke landen, iets waar we als klein land zelf weinig impact op hebben. Gezien ons gebrek aan grondstoffen, de wetenschap dat het wereldwijd grondstoffenverbruik onhoudbaar hoog is — hoger dan wat onze planeet jaarlijks aanmaakt — en de hoogdringendheid van daadkrachtig optreden in de strijd tegen klimaatverandering en vervuiling, wil Groen samen met de Belgische industrie een strategie ontwikkelen om van ons land een koploper te maken in grondstoffenproductiviteit (waarbinnen energieproductiviteit een belangrijk deeldomein is).
1. Actief beleid om de energieproductiviteit van onze industrie te verhogen Investeringen in grondstoffenproductiviteit in het algemeen, en energie-efficiëntie in het bijzonder, zijn vaak zeer rendabel. In economische moeilijke tijden als deze is het voor veel bedrijven echter moeilijk om de nodige expertise in huis te halen om het potentieel van dit soort investeringen in kaart te brengen en de middelen, mankracht en expertise vrij te maken om deze investeringen tot een goed einde te brengen. Groen ontwikkelde daarom een waaier aan voorstellen om op elk van deze elementen in te spelen. Dankzij het sterke rendement van dit soort investeringen kan dit beleid bovendien ontwikkeld worden aan een lage jaarlijkse kostprijs, gezien het enorme strategische belang en de mooie terugverdieneffecten ervan. 1.1 Ambitieuzere energiebeleidsovereenkomsten De energiebeleidsovereenkomsten zijn de belangrijkste beleidsinstrumenten om de energie-efficiëntie van de energie-intensieve industrie te verbeteren in Vlaanderen, zonder de groeikansen ervan te ondermijnen. Bij ondertekening van deze overeenkomsten maakt de industrie beloftes inzake energiebesparing in ruil voor overheidssteun bij het halen van deze mijlpalen. Concreet vragen we dat de industrie verplicht en ondersteund wordt om alle energiebesparende investeringen uit te voeren met een rendement (IRR) dat minstens 6 procentpunt boven het gemiddelde rentetarief van een Belgische staatsobligatie op 10 jaar ligt. 1.2 Industriële restwarmte gebruiken in warmtenetten 14
Bedrijven en bedrijvenclusters worden aangemoedigd om restwarmte optimaal te benutten. Bestaande administratieve, juridische en financiële barrières worden weggewerkt. Er worden warmtekaarten opgemaakt en financiële steun aangeboden om te helpen bij de aanleg van warmtenetten. Zo kunnen we industriële restwarmte valoriseren en gebruiken als goedkope input voor onze warmtenetten. 1.3 Sectorale routepaden voor een koolstofarme industrie en meer grondstoffenproductiviteit Elke sector stelt in samenwerking met alle relevante stakeholders een routemap op met bindende doelstellingen rond broeikasgasreductie, grondstoffenproductiviteit en energie-efficiëntie voor de periode 2016-2020. Daarbij wordt een programma en actieplan opgesteld met concrete, meetbare en resultaatgerichte maatregelen. Economische steunmaatregelen en financieringsinstrumenten, innovatiebeleid, vergunningenbeleid, productnormering, ondersteuningsmaatregelen bij herstructureringen en reconversie, arbeidsmarkt- en competentiebeleid worden hieraan gekoppeld. Er komt specifieke ondersteuning voor investeringen in Onderzoek en ontwikkeling in het kader van deze routemappen.
2. KMO’s ondersteunen op vlak van energie-efficiëntie Er moet een belangrijke sprong vooruit worden gemaakt op het vlak van energie-efficiëntie bij KMO’s. Zij worden sterker ondersteund en gemobiliseerd via ecologiepremies en -audits, sensibilisering, demonstratieprojecten, groene leningen en financieringsmodellen via ESCO’s. We hervormen de bestaande ecologiepremie zodat die toegankelijker wordt voor KMO’s en hen beter ondersteunt in het verhogen van hun energie- en grondstoffenefficiëntie.
3. Uitfaseren gevaarlijke F-gassen F-gassen zijn fluorhoudende broeikasgassen die vooral in koelinstallaties, air- conditioning en warmtepompen gebruikt worden. Deze F-gassen werden steeds meer gebruikt nadat er een wereldwijd verbod kwam op het gebruik van CFK's, die de ozonlaag afbreken. Deze F-gassen worden superbroeikasgassen genoemd omdat ze hun broeikaseffect tot 22.000 maal groter is dan dat van CO2. De groene partijen binnen Europa pleiten al vele jaren voor een Europees verbod op het industrieel gebruik van deze gassen. De Groene Europarlementariër Bas Eickhout (GroenLinks) heeft als hoofdonderhandelaar met de Europese ministers een akkoord weten te bereiken dat een eerste belangrijke stap is op weg naar dit verbod. Door deze nieuwe regels, die op 1 januari 2015 van kracht werden, zijn er een aantal totaalverboden op F-gassen, zoals voor koelsystemen in supermarkten (Vlaams), en moeten producenten van koelingen en airco-systemen (Federaal) hun gebruik van F-gassen sterk afbouwen. In 2030 moet dit met 80% verminderd zijn. Het uitblijven van een totaalverbod is een gemiste kans, omdat 90% van de F-gasrijke systemen uit China komen, terwijl we de Europese bedrijven die zwaar hebben geïnvesteerd in F-gasvrije alternatieven een steun in de rug zouden krijgen bij een totaalverbod. Een wereldwijd verbod zijn op het gebruik van F-gassen zou de uitstoot van broeikasgassen in de nietETS sector met meer dan 1% laten dalen. Voor ons land zou zo’n verbod een uitstootreductie betekenen van meer dan 3 megaton. Tegen 2030 lijkt zo’n totaalverbod logisch, tegen 2020 zouden we, bij een strikte toepassing van de nieuwe Europese regels, onze uitstoot van deze gassen minstens moeten halveren.
15
Berekening reductiepotentieel broeikasgassen De uitstootimpact van de maatregelen voor deze sector werd ingeschat op basis van het ‘Core’ secnario in de ‘Belgian 2050 Pathways Calculator’ (ontwikkeld door VITO en Climact), de impact van gelijkaardige voorstellen in het dossier “11 maatregelen voor een trendbreuk in het Vlaamse klimaatbeleid” dat gezamenlijk gepubliceerd werd door de Bond Beter Leefmilieu (BBL), Natuurpunt, Greenpeace en WWF en de meest recente gegevens ter zake van Eurostat. Financieringsinschatting De budgettaire becijfering gebeurde door een update van onze berekeningen in het O2-plan (2014) en de Zuurstofbegroting (2015) met extrapolaties naar Brussel en Wallonië voor gewestelijke materies op basis van hun industriële activiteit, energie-intensiteit en aandeel in de Belgische uitstoot van broeikasgassen door de industrie zoals gevalideerd door Eurostat, de NBB en ADSEI. Meer info: - www.groen.be/download-het-groen-programma
- www.groen.be/O2plan - www.duurzaamnieuws.nl/eu-gaat-f-gassen-uitbannen - www.nijssen.com/nl/uitfaseren-f-gassen
Grondige energierenovatie van het gebouwenpark 20% van de broeikasgasemissie Besparingspotentieel: 3 megaton De gebouwensector is verantwoordelijk voor 20% van de broeikasgasemissies. Terwijl de globale broeikasemissies tussen 1990 en 2010 met 8% daalden, steeg de vervuiling in de gebouwensector met 18%. De combinatie van de slechte energieprestatie van de Belgische gebouwen, samen met een bevolkingstoename en de groei van de tertaire sector zijn hiervan de oorzaak. Het reductiepotentieel in de gebouwensector is daardoor enorm groot.
4. Energiezuinig maken van woningen Belgische woningen behoren tot de slechtst geïsoleerde, meest energieverslindende in Europa. Om de nodige stroomversnelling te realiseren in het energiezuinig maken van ons woningpark moeten er jaarlijks voldoende renovatie-investeringen gebeuren en moeten ook de juiste investeringen gebeuren om te vermijden dat er renovaties komen die een rem zetten op grondiger renovaties in de daaropvolgende jaren. De renovatiegraad moet daarom tegen 2020 worden opgetrokken naar 2,5 procent (t.o.v. 0,7 % vandaag). 4.1 Energieladder en renovatieportefeuille Groen wil ervoor zorgen dat iedereen aan de slag kan om zijn woning zo energiezuinig mogelijk te maken. We voeren een heldere energieladder in, waarbij met klassen (A++ tot en met G) en kleuren (groen tot en met rood) wordt weergegeven hoe energiezuinig een huis is.
16
Met een eenvoudige renovatieportefeuille kan iedereen, via een traject op maat, op de ladder klimmen richting (bijna) energie neutrale woning. In die portefeuille zitten premies, toegang tot energieleningen, fiscale maatregelen en adviescheques. Lokale woon- en energieloketten bundelen
alle informatie en maken mensen wegwijs op het vlak van kwaliteitsvol en energiezuinig wonen. Met de adviescheques kan men beroep doen op deskundig advies en begeleiding van erkende energiedeskundigen. De premies geven een extra stimulans voor grondige renovatie. Hoe groter de energiesprong die je maakt op de energieladder, hoe hoger de premie. 4.2 Heldere en duidelijke richtlijnen Om mensen aan te zetten om de juiste stappen te zetten op het vlak van energierenovatie en dit ook snel genoeg te doen, is naast de nodige middelen ook duidelijkheid nodig over de richting waarin het bestaande woningenpark moet evolueren. Dat doen we door een energieprestatienorm en een transparant verstrengingspad in te voeren voor bestaande woningen. Het tijdspad is hierbij uiteraard lang genoeg. Tegen 2050 moeten alle woningen minstens een ‘A-label’ op de energieladder behalen. Dit label moet zo snel mogelijk gedefinieerd worden en leunt best zo dicht mogelijk aan tegen (of is gelijk aan) de huidige BEN-norm voor nieuwbouw (dat dan in het nieuwe model een A of A+-label wordt). Deze norm kan via een traject op maat en rekening houdende met de startsituatie van de woning behaald worden. Een duidelijk verstrengingspad geeft mensen de mogelijkheid om op eigen ritme en stapsgewijze de nodige energierenovaties te realiseren, maar zorgt ook voor de nodige tijdsdruk om in een traject te stappen met een duidelijk einddoel en niet alles uit te stellen tot het laatste moment. 4.3 Een slagkrachtig energierenovatiefonds Naast publieke middelen zullen er natuurlijk ook een pak private investeringsmiddelen nodig zijn. De overheidsbank Belfius biedt een unieke kans om een volwaardige en slagkrachtige investeringsbank uit te bouwen zoals ook andere landen die hebben. Dat model moet wel uiterst eenvoudig en transparant zijn: winst is niet de voornaamste missie, wel efficiëntie, veilig beheer van spaargelden en een vlotte kredietverlening aan de Belgische economie. In overleg en samenwerking met de gewestelijke en lokale overheden kan de overheidsbank een belangrijke ondersteunende rol gaan spelen bij het opzetten van een Energierenovatiefonds. Via dit fonds mobiliseren we een deel van de ongeveer 250 miljard euro aan slapende spaargelden van de Belgische gezinnen. Zo kan een half procent van deze Belgische spaargelden ingezameld worden, die vooral op gewestniveau ingezet worden. Concreet betekent dit voor Vlaanderen: van 245 miljoen euro in 2015, oplopend naar 765 miljoen euro in 2019, middelen die kunnen ingezet worden voor energieleningen en andere interessante financieringsinstrumenten voor energierenovatie. 4.4 Green Deals Om de moeilijkste segmenten van de woonmarkt te bereiken vraagt Groen dat de Vlaamse regering specifieke trajecten opstart. Hierbij kan gewerkt worden met Green Deals zoals in Nederland. Dit zijn brede samenwerkingsverbanden die via een aangepast woonrenovatieprogramma een stroomversnelling realiseren in bepaalde deelsegmenten. We stellen voor om volgende vier Green deals op te starten: naar de huurmarkt, naar minder begoede eigenaars van huizen voor 1970, naar sociale woningen en naar collectieve renovatie.
17
5. Energiezuinig maken van overheidsgebouwen Net zoals voor de residentiële sector wordt een ambitieus renovatieprogramma ontwikkeld voor de overheidsgebouwen en de tertiaire sector. Berekening reductiepotentieel broeikasgassen Het reductiepotentieel van deze maatregelen werd berekend aan de hand van de referentiestudie “scenarios for a low carbon Belgium in 2050”. Financieringsinschatting - Vlaanderen: de kosten in Vlaanderen worden geschat op 943 miljoen euro/jaar. Basisprogramma (renovatieportefeuille met energiepremies, energieladder, energierenovatiefonds,… ): 467 miljoen euro Green deals onderste kant van de huurmarkt: 467 miljoen euro - Brussel: de kosten voor de overheid worden geschat op 380 miljoen euro/jaar. - Wallonië: in Wallonië is een investeringskost van 1,345 miljard euro/jaar nodig. Meer info: www.groen.be/klimaatuitdagingen
Schone elektriciteitsproductie 15% van de broeikasgasemissie Besparingspotentieel: 4,9 megaton In 2012 bedroeg de uitstoot van de Belgische elektriciteitsproductie 17,97 Mt CO2 eq. Hiermee is ze verantwoordelijk voor ongeveer 15 % van de nationale broeikasgasemissies. Momenteel wordt bijna de helft van onze elektriciteit geproduceerd door kerncentrales en nog eens 40% door aardgascentrales. In de komende 10 jaar zal het Belgische elektriciteitspark een grondige transformatie ondergaan: de verouderde kerncentrales worden tegen ten laatste 2025 uitgefaseerd en ook een aantal oudere fossiele centrales lopen op hun laatste benen. Steenkool is in België ondertussen al bijna volledig uitgefaseerd: de laatste Belgische steenkoolcentrale gaat volgend jaar dicht (of zal worden omgevormd tot een biomassacentrale). We hebben nu dus de kans om resoluut te kiezen voor de overgang naar een koolstofarme elektriciteitsvoorziening die onze bevoorrading veilig stelt en kostenefficiënt is.
6. Intra-Belgisch energiepact Het enige scenario dat aan deze voorwaarden voldoet is er een die sterk inzet op energie-efficiëntie en een groot aandeel hernieuwbare energie. Dat blijkt ook uit een rapport van het Federaal planbureau. Het is het enige scenario dat kan vermijden dat de broeikasgasemissies van de elektriciteitssector na 2020 zouden stijgen. De omslag naar een duurzame elektriciteitsvoorziening biedt bovendien tal van andere opportuniteiten: meer jobs, minder milieuvervuiling en op termijn lagere kosten en een betere handelsbalans omdat we veel minder brandstoffen moeten importeren.
18
Enkel op basis van een sterke langetermijnvisie en -strategie zullen we tot een rigoureuze uitvoering kunnen komen van de duurzame energietransitie. Het is daarom essentieel dat er eindelijk een breed gedragen intra-Belgisch energiepact tot stand wordt gebracht met concrete, ambitieuze en bindende doelstellingen op het vlak van energiebesparing, aandeel hernieuwbare energie en broeikasgasreductie. Dit energiepact zal de fundamenten leggen voor een coherent, efficiënt en consequent duurzaam energiebeleid en een stabiel referentiekader bieden voor de noodzakelijke en hoogdringende investeringen en innovaties die moeten gebeuren in het kader van de energietransitie. 6.1 Een doorgedreven beheersing van de energie- en elektriciteitsvraag Ook het laatste rapport van de Europese Commissie wijst er opnieuw op dat we de Belgische doelstelling van 18% energie-efficiëntie tegen 2020 niet zullen halen met het huidige beleid. Nochtans is het verlagen van de energievraag even essentieel als het inzetten op hernieuwbare energie. Sterk inzetten op een vermindering van het algemeen energieverbruik (ook voor warmte en transport) zal leiden tot een gestage daling van de elektriciteitsvraag tot 2025. Na 2025 zal de elektriciteitsvraag opnieuw stijgen tot 89,2 TWh in 2030, wat 15 TWh minder is dan met het huidige beleid. De vertraging van de opgevraagde elektrische energie is het resultaat van een betere beheersing van de elektriciteitsvraag in de industrie, de residentiële en de diensten sector en van een toename van die energievorm in transport (zie maatregelen in de andere sectoren). Door de elektriciteitsvraag te beperken kunnen we de grootte van ons productiepark beperken, waardoor de systeemkosten flink dalen. Om die doelstelling tijdig te bereiken is het belangrijk dat we de indicatieve Belgische doelstelling van 18% minder primaire energie tegen 2020 expliciet opnemen in het Belgisch energiebeleid en het energiepact en de voortgang jaarlijks monitoren. 6.2 Minstens 30% groene stroom tegen 2020 en 50% groene stroom tegen 2030 Ook hier is het Federaal planbureau duidelijk: indien we niet inzetten op veel meer hernieuwbare energie, dan zal de uitstoot van ons elektriciteitspark na 2025 stijgen. De belangrijkste hernieuwbare energiebronnen zijn wind en zon. Er moet daarom snel werk gemaakt worden van een goede ruimtelijke inplanting en de participatie van burgers moet versterkt worden. Strenge duurzaamheidscriteria voor biomassa- en biogascentrales zijn eveneens noodzakelijk, waarbij we vooral moeten inzetten op lokale reststromen. 6.3 Investeer in de juiste infrastructuur, flexibilisering van vraag en aanbod en energie-opslag Het spreekt voor zich dat een systeem dat vooral gebaseerd is op variabele en decentrale elektriciteitsproductie nood heeft aan een andere infrastructuur dan een centraal gestuurde elektriciteitsbevoorrading met een constant aanbod. In het nieuwe elektriciteitssysteem zullen we veel flexibeler en efficiënter omgaan met elektriciteit. Hierbij is het essentieel dat we investeren in een goede Europese interconnectie, zodat we vlot onze stroom kunnen uitwisselen en op die manier de variabiliteit wat kunnen uitvlakken. Daarnaast moeten we investeren in slimme netten, zodat lokaal opgewekte groene stroom optimaal kan ingepast worden in het elektriciteitssysteem. Demand side management of vraagsturing, vooral bij grote verbruikers (industriële bedrijven maar ook tertiaire sector) wordt een cruciale factor om een deel van de vraag op piekmomenten te kunnen verschuiven. Energie-opslag is een ander belangrijk puzzelstuk in ons nieuwe energiemodel. 6.4 Zorg voor een rechtvaardige verdeling van de kosten en baten Zet de nucleaire rente in voor de gedeeltelijke financiering van de kosten voor offshore windenergie. De verlenging van Doel 1 en Doel 2 willen we alsnog tegenhouden. Dit is niet alleen een dure, nodeloze en risicovolle investering. Het belemmert ook toekomstgerichte investeringen en zorgt ervoor dat de 19
gascentrales minder kunnen draaien en zo op inactief dreigen te worden gezet, terwijl deze nodig zijn in de transitiefase. Bovendien zet het de globale nucleaire rente op de helling, omdat Electrabel een forse vermindering van de rente vraagt als tegenprestatie, terwijl de nucleaire rente net nog zou moeten worden opgetrokken. Voorzie voldoende budget in de begroting voor de financiering van de energietransitie. Verdeel de kosten en baten op een rechtvaardige manier tussen gezinnen, kmo’s en grote bedrijven. Een slimme tarifering en optimale financiële ondersteuning moeten zorgen voor de gewenste gedrags- en investeringsprikkels, die bijdragen tot een zuinig en flexibel energiegebruik (zoveel mogelijk de vraag laten samensporen met het variabele aanbod).
Berekening reductiepotentieel broeikasgassen In het rapport van het federaal planbureau “Studie over de perspectieven van elektriciteitsbevoorrading tegen 2030” van januari 2015 wordt het effect berekend op het vlak van broeikasgasemissies van verschillende scenario’s voor de toekomstige elektriciteitsproductie in België. In 2005 was de elektriciteitssector nog verantwoordelijk voor een uitstoot van ongeveer 24,54 Mton ton CO2. In een scenario zonder extra maatregelen5, zouden de broeikasgasemissies van de elektriciteitssector tegen 2020 dalen met ongeveer 31% of 7,6 Mton CO2. Daarna zouden de emissies in dit scenario (en ook in de meeste andere scenario’s) echter beginnen aan een opwaartse klim en de stijging zou in 2030 maar liefst 30% bedragen ten opzicht van 2005. In het scenario waar ingezet wordt op een ambitieuze ontplooiing van hernieuwbare energiebronnen in combinatie met een daling van de elektriciteitsvraag die in lijn ligt met de energieefficiëntiedoelstellingen van 18% tegen 2020 zou daarentegen een daling van de broeikasgasemissies met 51% gerealiseerd worden of 12,5 Mton. Enkel dit scenario zou ook nog in 2030 onder het niveau van 2005 blijven (-23%). Financieringsinschatting Er is geen bijkomende financiering nodig. We schatten in dat het huidige beschikbare budget voldoende is om deze maatregelen uit te voeren. Meer info: www.groen.be/nieuws/zuurstofbegroting-geeft-ademruimte-aan-gezinnen-kmos-enverenigingen
Modal shift in de transportsector 21% van de broeikasgasemissie Besparingspotentieel: 5,2 megaton 7. Modal shift in personenvervoer: 2,5 megaton 8. Modal shift in goederenvervoer: 2,6 megaton
5
Nuc900-scenario, waarbij rekening gehouden wordt met kernuitstap, verlenging Tihange 1 en Europese klimaatdoelstellingen
20
9. Reduceren milieuschadelijke subsidies in de luchtverkeerssector: 0,1 megaton Recente transportstudies geven aan dat het autogebruik in vele ontwikkelde landen een verzadigingspunt heeft bereikt. In België is dit nog niet het geval. In 2013 hebben Belgische personenwagens in het totaal 83 miljard kilometers afgelegd (dat is meer dan in 2012 en een nieuw record). Dagelijks leggen we met zijn allen 227 miljoen kilometers af of een afstand die overeenkomt met een traject van 2 miljoen keer over en weer van Brussel naar Gent. Het aandeel van het verkeer als bron van luchtverontreiniging blijft toenemen. Transport is in ons land verantwoordelijk voor ca. 21% van de uitstoot van broeikasgassen. Het aantal verplaatsingen neemt jaar na jaar toe, verwacht wordt dat daardoor de uitstoot van broeikasgassen door personen- en goederenvervoer in 2030 verder zullen stijgen.
7. Modal shift in personenvervoer Doelstelling is om in 2020 minstens 20% CO2-besparing via een modal shift te realiseren in het personenvervoer door een overstap van auto naar duurzamere vervoerswijzen en aanvullend een vergroening van alle vervoerswijzen. We investeren hiervoor in meer treinen, trams, bussen en fietsen, betere en veiligere infrastructuur en betere doorstroming van het verkeer. 7.1 Investeren in openbaar vervoer en fiets We investeren in meer treinen, trams, bussen en fietsen, betere en veiligere infrastructuur en betere doorstroming van het verkeer. Meer concreet kiezen we met betrekking tot het openbaar vervoer voor afzonderlijke rijvakken voor bus en tram, meer lijnen met een betere frequentie en meer stations en stopplaatsen. We realiseren een pak bijkomende fietspaden( jaarlijks 500 km) en een actieplan voor elektrische fietsen, laadpunten en veilige stallingen. We investeren in verkeerslichtenbeïnvloeding voor openbaar vervoer en fietsers. 7.2 Vervangen bedrijfswagens door mobiliteitsbudget We vervangen het huidige systeem van salariswagens door een veel eenvoudiger mobiliteitsbudget waarin op termijn alle woon-werkvergoedingen opgevangen worden. Elke werknemer heeft recht op dit budget in de vorm van een belastingkrediet, dat verrekend wordt in de bedrijfsvoorheffing. Dit bedrag houdt rekening met de woon-werkafstand maar zorgt ervoor dat wie uitsluitend voor duurzame vervoersmiddelen kiest van een bonus geniet. Elke werknemer kan vrij beslissen hoe hij zijn mobiliteitsbehoefte invult en wat hij met het niet gebruikte budget doet.
8. Modal shift in goederenvervoer Ook hier realiseren we een broeikasgasreductie van minstens 20 % via een modal shift en schakelen ons zo mee in het groeipad voor duurzaam goederenvervoer dat de Europese Commissie vooropstelt (een modalshift van 30 % tegen 2030 voor afstanden van meer dan 300 km.) We gaan voor een verschuiving naar milieuvriendelijker vervoerswijzen en een optimale afstemming van de verschillende vervoerswijzen op elkaar. Dit betekent meer de kaart trekken van het vervoer per spoor. Andere alternatieven zijn zeeschepen die aan kustvaart doen (‘short sea shipping’), binnenscheepvaart, maar ook pijpleidingen. Voor stedelijke distributie maken we meer gebruik van de stedelijke waterwegen. Het vrachtroutenetwerk sluiten we aan op distributiecentra die de goederen vervoeren via kleine elektrische bestelwagens en fietskoeriers.
Berekening reductiepotentieel broeikasgasemissies Het reductiepotentieel van deze maatregelen werd berekend aan de hand van de referentiestudie “scenarios for a low carbon Belgium in 2050”. Financieringsinschatting 21
Mobiliteit Vlaanderen
Brussel
Wallonië
België
Fiets
40
7
22
70
Gewestelijke vervoersmaatschappijen
120
28
66
214
NMBS
1.107
Modal shift goederentransport
200
Hervorming fiscaliteit woon-werkverkeer Totaal
-1.200 160
35
88
390
Meer info: www.groen.be/download-het-groen-programma
9. Reduceren van de milieuschadelijke subsidies in de luchtverkeerssector De luchtverkeerssector is vandaag ontvanger van heel wat subsidies. In vergelijking met andere vervoersmiddelen is luchtverkeer nochtans enorm vervuilend. Vandaag is de luchtvaart ook vrijgesteld van accijnzen en wordt er op kerosine geen btw geheven. Ook op vliegtuigtickets betaal je in tegenstelling tot een treinticket geen btw. In afwachting van een hervorming van internationale verdragen en EU regeling hieromtrent stelt Groen een belasting op vliegtuigtickets voor. Deze heffing moet rekening houden met de geboekte klasse en de vliegafstand.
Reductiepotentieel broeikasgasemissies Het reductiepotentieel van deze maatregel werd berekend op basis van de routepaden 2050 voor de transportsector van de Europese Commissie en inschattingen van het agentschap leefmilieu natuur en energie (LNE) in haar studie over de vergroeningsopties voor de fiscaliteit. Financieringsinschatting De financieringsinschatting is uitgewerkt in de zuurstofbegroting van Groen. Meer info: www.groen.be/download-het-groen-programma
Duurzame landbouw & gezonde en evenwichtige voeding 9% van de broeikasgasemissie Besparingspotentieel: 2,1 megaton 10. Methaan en lachgasemissie reduceren: 1,6 megaton 11. Promoten alternatieven zonder vlees: 0,5 megaton
22
Onze Belgische landbouw, en met name de Vlaamse landbouw, is sterk gefocust op de productie van vlees en zuivel voor de export: we produceren drie maal meer dan we zelf kunnen opeten en zes maal meer dan wat aanbevolen hoeveelheid is door de hoge gezondheidsraad. Wereldwijd is de broeikasgasuitstoot van de vleesindustrie groter dan die van alle auto’s, vliegtuigen, treinen en schepen bij elkaar. Ook hier in België levert zij 9% van de totale broeikasgasuitstoot, terwijl haar bruto toegevoegde waarde beperkt is tot minder dan 1%. Het grootste deel van de vervuiling is voor rekening van de melk- en vleesveehouderij en de varkenshouderij. In het laatste decennium is enorm geïnvesteerd in onderzoek en stimulerende maatregelen om via efficiëntieverbeteringen de broeikasgasemissies in de veehouderij naar omlaag te brengen. Helaas leidde al dit onderzoek en die subsidies nog niet tot een kentering, integendeel de vervuiling door broeikasgasemissies uit de veehouderij stijgt opnieuw sinds 2007. Het is zeer onwaarschijnlijk dat een toekomstig beleid dat louter gericht is op optimaliseringstechnieken zal zorgen voor een significante emissiereductie, daarom zal ook een daling van de veestapel politiek bespreekbaar moeten worden. Om op korte termijn de broeikasgasemissies van de sector te beperken zullen in eerste instantie bijkomende inspanningen moeten gebeuren om methaan- en lachgasreducties te realiseren. Door de sterke ruimtelijke concentratie van de veestapel in Vlaanderen, zullen de grootste hiervoor uitdagingen in deze regio liggen. Ook de promotie van eten en koken zonder vlees- en zuivelproducten biedt een belangrijke besparingsopportuniteit.
10. Methaan- en lachgasproductie in veehouderij naar omlaag Methaan (CH4) en lachgas (N20) zijn zeer sterke broeikasgassen, ze zijn respectievelijk 25 en 298 maal sterker dan het broeikasgas CO2. Door een combinatie van wetgevend en vergunnend beleid en een meer gerichte inzet van het VLIF-investeringsfonds voor de omvorming van bestaande nietemissiearme stallingen, kan ervoor gezorgd worden dat de slechtst presterende bedrijven op het vlak van ecologische duurzaamheid versneld verduurzamen naar BBT-stallingen en installaties. Dit heeft op korte termijn vooral voor de varkenshouderij een groot potentieel. Optimaliseringsmaatregelen voor de rundveehouderij hebben een veel lager effect omdat runderen veel meer dan varkens in de wei staan en het bovendien aangewezen is om omwille van dierenwelzijnsargumenten te kiezen voor open stallingen. Voor de rundveehouderijsector zal dan ook veel eerder moeten gekozen worden voor een reconversiebeleid op de langere termijn naar een ander soort bedrijfsvoering of een meer extensieve bedrijfsvoering. Bovenop deze maatregelen moet een halt toegeroepen worden aan de uitbreiding van de veestapel, dit kan in eerste instantie geregeld worden via het mestdecreet en de vergunningsverlening. Groen kiest expliciet voor een integraal landbouwbeleid, om de duurzaamheid van een bedrijf te bepalen wordt daarom niet enkel gefocust op de absolute uitstootwaarden, maar wordt ook rekening gehouden met de integratie van het bedrijf in zijn omgeving (lokale productie, grondgebonden bedrijven, extensieve bedrijfsvoering, bijkomende inspanningen voor natuur, milieu en landschap). Berekening reductiepotentieel broeikasgasemissie De berekening van het reductiepotentieel van deze maatregelen zijn gebaseerd op de mira kernset milieudata. We baseren ons op deze datakernset omdat de veeteelt in België sterk ruimtelijk geconcentreerd is in Vlaanderen. 64% van de emissies uit de landbouw zijn voor rekening van de landbouw: 5,7 megaton (anders dan bij andere sectoren zijn deze emissies voornamelijk nietenergetisch). Vooral de rundveehouderij heeft een sterke impact op klimaat: 3,4 megaton, daarna volgt de varkenshouderij met net geen 2 megaton.
23
Het reductiepotentieel voor de broeikasgasemissies uit de veehouderij zal vooral op langere termijn gerealiseerd worden door een daling van de veestapel, daarbij zal vooral werk gemaakt moet worden van een reconversieplan voor de rundveehouderij. Op korte termijn kan het reductiepotentieel het best gerealiseerd worden door een combinatie van een stop van de groei van de veestapel en maximaal inzetten op optimaliseringstechnieken. We richten ons daarom vooral op de varkens- en kippenhouderij, waarvoor op dit moment al zogenaamde emissiearme stallingen bestaan. Het reductiepotentieel van deze stallen wordt ingeschat op ongeveer 50% tot 67% voor varkensstallen en tot 80% bij pluimveestallen. Vooral luchtwastechnieken blijken effectief. Door deze stalsystemen verplicht te maken, ook voor bestaande stallen, kan een belangrijke reductie gerealiseerd worden. De middelen uit het investeringsfonds voor de landbouw kunnen ingezet worden om landbouwers te ondersteunen om deze investeringen te doen. Uit cijfers van Overloop et al. blijkt dat in 2009 het aantal stallen dat emissiearm was 31,6% betrof voor de varkenshouderij en 24,7% betrof voor de kippenhouderij. Omwille van de relatief grote impact van de varkenshouderij focussen we het beleid in eerste instantie op deze sector, een verplichting om bestaande stallingen om te vormen tot emissiearme stallingen, gecombineerd met gerichte investeringssteun. Op die manier realiseren we een realiseren we een reductiepotentieel van minimum 1 megaton. Daarnaast moeten optimaliseringstechnieken in de rundveehouderij een bijkomende reductie realiseren van 0,6 megaton. Financieringsplan In kader van het Europees Gemeenschappelijk Landbouwbeleid is er het zogenaamde plattelandsontwikkelingsfonds. In totaal zit er in dit fonds 766,6 miljoen euro voor de periode 2014 - 2020. Daarvan wordt 412 miljoen euro ingezet voor investeringen in gebouwen en machines voor landbouwbedrijven. Op dit moment wordt reeds 162,8 miljoen euro expliciet gereserveerd voor landbouwbedrijven die investeren in zogenaamde milieu- en klimaatmaatregelen. Op basis van de autonome evolutie van het aantal emissiearme stallingen voor varkens gaan we ervan uit dat het percentage emissiearme stallen in de periode 2009 – 2015 toegenomen is tot 35%. We gaan uit van een investeringssteunpercentage van 28%. De nodige investeringssteun om bedrijven te helpen bij het ombouwen van hun stalsystemen wordt geschat aan de hand van Tabel 1 van bijlage 1 bij de inrichtingsnota voor het herstructureringsprogramma voor de groep van bedrijven die meer dan 50% bijdragen aan de kritische depositiewaarde van een habitat, artikel 30 §3 van het mestdecreet, het totaal aantal varkens in Vlaanderen en de autonome afname van het aantal bedrijven in de varkenshouderij (op basis van de trend van de laatste 10 jaar). Op basis van deze berekening schatten we de benodigde overheidsinvestering op 222 miljoen euro. Rekening houdend met het feit dat er al een beschikbaar budget van 162,8 miljoen euro is voor milieu- en klimaatmaatregelen schatten we in dat de bijkomende investeringskost voor deze maatregel 59,2 miljoen euro zal zijn of dat er een bijkomend budget van 11,8 miljoen euro per jaar zal vrijgemaakt moet worden. Investeringskost:
Benodigde investeringskost: 44,4 miljoen euro per jaar Beschikbaar budget in huidige begroting: 32,6 miljoen euro per jaar Extra investeringskost: 11,8 miljoen euro per jaar
Meer info: www.groen.be/klimaatuitdagingen
11. Promoot alternatieven zonder vlees Bij ons zit gezond en gevarieerd koken en eten helemaal in de lift. Daarbij kiezen steeds meer Vlamingen voor een smakelijk alternatief zonder vlees: we eten een kwart minder vlees dan 10 jaar geleden. Toch eten we met zijn allen nog steeds te veel vlees: meer dan dubbel zoveel dan wat 24
aanbevolen wordt door de hoge gezondheidsraad.6 Dat zorgt niet alleen voor broeikasgassen, het verhoogt ook de risico’s op hart- en vaatziekten, overgewicht, diabetes en maag- en darmkanker. Wat vaker kiezen voor een maaltijd zonder vlees is dus goed voor het klimaat en de gezondheid. Door maximaal in te zetten op een voedingsbeleid dat gezonde en gevarieerde voeding promoot kan de trend naar een voedingsdieet met minder dierlijke eiwitten versneld worden. Binnen de eigen diensten kunnen overheden de campagne Donderdag Veggiedag promoten. Maar de overheid kan ook scholen, ziekenhuizen, andere instellingen en burgers stimuleren om actief deel te nemen aan de campagne Donderdag Veggiedag. Daarnaast moet er ook een structureel samenwerkingsverband komen tussen de overheidsgesubsidieerde marketingorganisaties voor landbouw en visserij en de Hoge Gezondheidsraad zodanig dat de promotiecampagnes een meer evenwichtig en gevarieerd voedingspatroon aanbevelen. Berekening reductiepotentieel broeikasgasemissie Als de vleesconsumptie omwille van gezondheidsredenen met 10% daalt in 2020 en deze daling zich evenredig doorzet in een daling van de veestapel dan kan dit een belangrijk reductiepotentieel opleveren. Financieringsplan Het grootste deel van de middelen dat nodig is om deze maatregel te doen slagen is voor de promotiecampagnes. Daarvoor voorzien we een verschuiving van de middelen binnen het VLAM (Vlaams Centrum voor Landbouw en Visserijmarketing) dat gefinancierd wordt door overheidsmiddelen en sectorheffingen. Daardoor is er geen bijkomende nood aan financiering nodig voor deze maatregel. We stellen voor dat op basis van een advies van de hoge gezondheidsraad, het evenwicht tussen marketingcampagnes voor zuivel- en vleesproducten en andere voedingsproducten wordt hersteld. Op die manier kunnen de beschikbare middelen ingezet worden om een meer evenwichtig voedingspatroon te promoten. Meer info: www.groen.be/klimaatuitdagingen
Bodemkwaliteit bevorderen Besparingspotentieel: 1 megaton 12. Vasthouden van koolstof in de bodem Bodems zijn een belangrijke opslagplaats voor koolstof. Maar door slecht landgebruik (ontbossing, oprukkende verstedelijking en intensieve landbouw) wordt er steeds minder koolstof vastgehouden in de bodems. Door een aangepast beheer kan er opnieuw extra opslagruimte gecreëerd worden. Hiervoor richten we ons vooral op maatregelen die de kwaliteit van de open ruimte verbeteren:
We realiseren de resterende 6.900 ha bostaakstelling uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. We gaan ontbossing maximaal tegen. We passen een code van goede landbouwpraktijken toe op landbouwgronden: verplichte erosiebestrijdende maatregelen op alle erosiegevoelige percelen en beschermen het areaal blijvend grasland.
6
http://statbel.fgov.be/nl/binaries/PERSBERICHT_vlees_nl_tcm325-252868.pdf en http://www.health.belgium.be/internet2Prd/groups/public/@public/@shc/documents/ie2form/19066661. pdf
25
We stimuleren duurzame landbouwtechnieken: niet-kerende bodembewerking, biologische landbouw, opwaardering van het gebruik van stalmest. We investeren in een goede handhaving en controle op het terrein.
Berekening reductiepotentieel broeikasgasemissie De inschatting van het reductiepotentieel is gebaseerd op De Doncker et al (2009). Financieringsplan We voorzien 50 miljoen extra per jaar voor bijkomende bebossing, de andere maatregelen zijn kostenneutraal of worden gerealiseerd binnen de randvoorwaarden en het plattelandsontwikkelingsfonds van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Meer info: www.groen.be/nieuws/zuurstofbegroting-geeft-ademruimte-aan-gezinnen-kmos-enverenigingen
26
Bronnen
Belgische online rekentool: http://climactv2.voxteneo.net/. EEA, 2015, Report for the assessment of projected progress – Belgium under Regulation (EU) N° 525/2013 of the European Parliament and of the Council of 21 May 2013 on a mechanism for monitoring and reporting greenhouse gas emissions and for reporting other information at national and Union level relevant to climate change and repealing Decision N° 280/2004/EC. Federaal Planbureau, 2015, Studie over de perspectieven van de elektriciteitsbevoorrading tegen 2030. FOD Volksgezondheid, Climact & VITO, 2013, Scenarios for a Low Carbon Belgium by 2050. Health and Environment Alliance (HEAL), 2010, Acting for better health now. A 30% reduction target for EU climate policy. Mckinsey & Company, 2009, Pathways to a Low-Carbon Economy: version 2 of the Global Greenhouse Gas Abatement Cost. Mckinsey & Company, 2010, Impact of the Financial Crisis on Carbon Economics. Mira datakernset. www.klimaat.be, De Belgische Federale site voor informatie over klimaatverandering. Overloop S, Gavilan J, Carels K, Van Gijseghem D, Hens M, Helming J (2009) Wetenschappelijk rapport MIRA 2009 & NARA 2009 Landbouw, VMM en INBO, INBO.R.2009.30 http://www.milieurapport.be/Upload/main/WR%20Landbouw_def_TW.pdf Wallonie Bas Carbone 2050 (CLIMACT) Projet Plan Air-Energie-Climat (2016-2020) Backcasting 2050 – 100 % RES (ICEDD-VITO-ECONOTEC)
27