KINDERVERZORGSTER (KINDBEGELEID(ST)ER) 1. Organisatiegegevens
FUNCTIEBENAMING: kinderverzorg(st)er FUNCTIENIVEAU: C1-C2 FUNCTIEFAMILIE: zorgverleners
2. Plaats in de organisatie
De kinderverzorg(st)er rapporteert aan de hoofddeskundige en werkt samen met collegakinderverzorgsters.
3. Doel van de functie
De kinderverzorg(st)er staat in voor de opvang en verzorging van kinderen van 0 tot en met 3 jaar. De kinderverzorg(st)er heeft een ondersteunende en verzorgende functie met als doel het welbevinden en de veiligheid van de kinderen aanwezig in het kinderdagverblijf te garanderen.
4. Resultaatsgebieden I. Begeleiden en verzorgen van kinderen Begeleiden en verzorgen van en toezicht houden op kinderen zodat de opvangdag aangenaam, vlot en veilig kan verlopen.
Voorbeelden van activiteiten: -
Verzorgen van het dagelijkse onthaal en de opvang van de kinderen, onthalen van de nieuwkomers Rol opnemen van vertrouwenspersoon Creëren van een basissfeer van veiligheid , zekerheid, geborgenheid, openheid en structuur Bepalen van leefregels en afspraken mbt de kinderen en toezien op de naleving hiervan Zorgen voor een aangename groepssfeer in de opvangruimte Begeleiden van het breng- en afhaalmoment van de kinderen door de ouders Kinderparticipatie stimuleren Begeleiden van de kinderen met een specifieke zorgbehoefte Aandacht hebben voor het individu en de groep Begeleiden van de eetmomenten en toedienen maaltijden Hygiënische zorgen toedienen Opvolgen van de ontwikkeling van de kinderen …
II. Organiseren van activiteiten Inhoudelijke voorbereiding en uitwerking van activiteiten om zo bij te dragen tot een gevarieerd aanbod dat haalbaar is, zowel op vlak van middelen als op vlak van de vaardigheden en belangstelling van de doelgroep.
Voorbeelden van activiteiten: -
Organiseren van rustmomenten Kinderen mogelijkheid geven tot ‘vrij spel’ en daar zowel binnen als buiten op toezien Organiseren van geleide spelactiviteiten, knutselactiviteiten, bewegingsactiviteiten…. Inspelen op de leefwereld van het kind Meespelen met kinderen Houden van een groepsoverzicht
-
Bijdragen aan de werking en activiteiten rond ouderparticipatie …
III. Informatie-uitwisseling Op een kwaliteitsvolle en correcte wijze informatie uitwisselen met collega’s, de ouders, interne en externe klanten en zo bijdragen tot een positief en klantgericht imago van de kinderopvang.
Voorbeelden van activiteiten:
-
Verwelkomen van ouders bij brengen en halen van een kind Omgaan met vragen van ouders en zonodig doorverwijzen naar de leidinggevende(n) Opvolgen procedures/werkinstructies onthaal Dagelijks uitwisselen van mondelinge en schriftelijke informatie over kinderen onder collega’s Op een actieve en constructieve wijze deelnemen aan vergaderingen Signaleren van klachten, meldingen, suggesties van de ouders aan de leidinggevende Voorbereiden eigen functioneringsgesprek Bezoekers ontvangen en hen te woord staan Relevante informatie met collega’s delen – zowel van eigen dienst als van andere diensten Beroepsgeheim toepassen …
IV. Werkrelaties Werkrelaties onderhouden met betrekking tot de activiteiten en de doelgroepen teneinde door een goede samenwerking een efficiënt verloop van de processen te garanderen.
Voorbeelden van activiteiten: -
Samenwerken met andere teamleden op professionele wijze Verzorgen van dagdagelijkse contacten met externen Op de hoogte blijven van recente ontwikkelingen Bijwonen van opleidingen en integreren actief bijhouden en uitwisselen van kennis en ervaring met betrekking tot het vakgebied teneinde de kwaliteit van de dienstverlening te verbeteren Een goed contact met de kinderen en de collega’s opbouwen Ondersteunen en begeleiden van studenten Binnen eigen dagtaak de afspraken rond taakverdeling naleven …
V. Ondersteunende taken Allerlei ondersteunende taken uitvoeren en zo bijdragen tot een vlotte en efficiënte werking van het team.
Voorbeelden van activiteiten: -
-
-
ondersteunen van studenten bij werkopdrachten invullen uitgewerkte observatieschema’s … Administratie: o Dagelijks registreren van aanwezigheden kinderen o Uitvoeren van eenvoudige administratieve taken Verslag heen en weer schriftje,… Uitvoeren van huishoudelijke taken o Bereiden en verdelen van voeding o Dagdagelijkse onderhoud o Was- en strijk …
VI. Kassabeheer Is verantwoordelijk voor het beheren van een kassa en voor het innen van gelden.
Voorbeelden van activiteiten: -
NVT in kinderdagverblijven
VII. Diversen De aanstellende overheid kan andere taken opleggen afhankelijk van de vereisten van de diensten om de continuïteit van de dienstverlening te verzekeren. De medewerker draagt zo bij tot de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen. Hij of zij levert op deze manier een bijdrage aan een optimale dienstverlening aan interne en externe klanten en aan een vlotte en efficiënte werking van de dienst.
5. Vaktechnische vaardigheden -
Zeer goede vaktechnische kennis Goede kennis van procedures, regelgeving en richtlijnen Kennis van eenvoudige administratieve taken
6. Competentieprofiel I.
Kerncompetenties
Betrouwbaar zijn (niveau 1) Afspraken nakomen en handelen volgens de algemeen aanvaarde normen en waarden, rekening houdend met de regels en het beleid van de stad Sint-Niklaas. Respecteert bestaande en algemeen geldende normen en waarden en voert eigen taken correct, eerlijk en stelselmatig uit.
1. Spreekt zich niet negatief uit over anderen. 2. Toont respect voor de mensen waarmee hij/zij samenwerkt. 3. Aanvaardt de procedures zonder ze onnodig in vraag te stellen. 4. Houdt zich aan gemaakte afspraken. 5. Maakt enkel beloftes die hij/zij kan waarmaken. 6. Erkent eigen vergissingen of onvolledigheden in het werk en trekt er lessen uit.
Initiatief nemen (niveau 1) Uit eigen beweging zaken aanpakken en voorstellen formuleren. Neemt eigen taken en verantwoordelijkheden spontaan op en signaleert zaken die buiten het eigen takenpakket vallen.
1. 2. 3. 4.
Reageert op vragen, klachten, … en laat ze niet liggen. Ziet werk liggen en gaat over tot actie. Signaleert problemen die men zelf niet kan verhelpen. Doet degelijke voorstellen die tegemoetkomen aan de vraag van de klant. 5. Zoekt een andere oplossing wanneer een bepaalde actie niet het gewenste resultaat opleverde. 6. Voert een bestaande taak of opdracht op een andere manier uit indien de omstandigheden dit vereisen.
Klantvriendelijk zijn (niveau 1) Zich open en luisterbereid opstellen ten aanzien van interne klanten (collega’s, andere diensten binnen de organisatie, …) en externe klanten (burgers, leveranciers, vertegenwoordigers, …) en inspelen op hun gevoeligheden, behoeften en wensen. Reageert correct en gepast op
1. Behandelt
anderen
respectvol,
ongeacht
hun
vragen van klanten.
achtergrond, afkomst of mening. 2. Behandelt klanten op een vriendelijke en deskundige manier. 3. Geeft duidelijke en correcte informatie op maat van de klant. 4. Stelt vragen wanneer iets onduidelijk is. 5. Reageert correct en beheerst bij emotionele reacties, moeilijke vragen, klachten… 6. Toont begrip voor de behoeften en wensen van de klant en komt hieraan tegemoet, op voorwaarde dat bestaande regels en afspraken gerespecteerd worden. 7. Gaat voorzichtig om met vertrouwelijke en gevoelige informatie.
Betrokkenheid tonen (niveau 1) Toont zich verbonden met de stad Sint-Niklaas: met de eigen job, met de organisatie en met het beleid. Toont betrokkenheid in de eigen job en neemt de volle verantwoordelijkheid op voor de taken.
1. Neemt de eigen taken op zonder dat het uitdrukkelijk gevraagd wordt. 2. Neemt indien nodig andere taken op in het belang van de dienst. 3. Toont interesse en enthousiasme, stelt vragen, informeert zich over het hoe en waarom. 4. Spreekt niet negatief over de dienst, de organisatie en beslissingen van het bestuur. Houdt zich aan het spreekrecht van ambtenaren, zoals bepaald in het gemeentelijk reglement. 5. Stelt het belang van de stad boven het eigen belang. 6. Voert beslissingen loyaal uit.
II. Functiefamiliecompetenties Stressbestendig zijn (niveau 2) Tijdens en na moeilijke situaties, onder sterke druk, tegenslagen of kritiek, efficiënt en effectief blijven functioneren. Blijft effectief en efficiënt handelen in stressvolle of kritische situaties.
1. Blijft doelmatig handelen in situaties van tijdelijk verhoogde druk. 2. Blijft doorzetten in geval van tegenslagen of teleurstellingen. 3. Behoudt zijn oordeelsvermogen in kritische en/of moeilijke situaties. 4. Reageert doelmatig bij plotse wijzigingen in de planning, bij nieuwe gegevens. 5. Reageert kalm op onzekerheden.
Samenwerken (niveau 1) Een actieve bijdrage leveren aan een gezamenlijk resultaat of aan het oplossen van problemen of conflicten, ook wanneer de samenwerking een onderwerp betreft dat niet direct van eigen belang is. Houdt rekening met de andere teamleden en werkt constructief samen.
1. Deelt spontaan informatie, stelt documentatie en dossiers ter beschikking. 2. Gedraagt zich op een manier die de sfeer en de
samenwerking ten goede komt. 3. Bespreekt meningsverschillen met collega’s op een sensitieve wijze. 4. Doet toegevingen om als team een stap verder te komen. 5. Spreekt op een constructieve manier over anderen. 6. Houdt rekening met de anderen, hun wensen, ideeën en standpunten. 7. Is bereid om anderen te helpen bij de uitvoering van hun taken. Flexibel zijn (niveau 1) Het eigen gedrag en aanpak aanpassen in functie van de situaties waarin men zich bevindt, met het oog op het bereiken van een bepaald doel. Past zijn/haar aanpak en/of gedrag aan indien de concrete situatie dit vereist.
1. Verandert agenda en operationele planning in functie van tijdsdruk, nieuwe prioriteiten, dringende vragen of behoeften. 2. Verhoogt het werktempo, indien de omstandigheden dit vragen (bv. wijzigende deadline, tegenslagen, plots bijkomende taken,…). 3. Zoekt tijdig een alternatieve oplossing/aanpak indien blijkt dat de gekozen aanpak niet geschikt was. 4. Is bereid taken te doen die niet tot het normale pakket behoren, indien de omstandigheden dit vereisen. 5. Staat open voor nieuwe informatie en meningen. 6. Voert een bestaande taak of opdracht op een andere manier uit indien de omstandigheden dit vereisen.
Veilig werken (niveau 1) Steeds de veiligheid van zichzelf en anderen voor ogen hebben. Een bijdrage leveren tot een veilige en hygiënische werkomgeving voor zichzelf en voor de anderen gericht op het voorkomen van arbeidsrisico’s. Respecteert veiligheidsprocedures en – (hygiëne)voorschriften
1. Past de basisregels van hygiëne toe. 2. Past EHBO toe bij een kind dat zich verwond heeft. 3. Stelt vast dat een kind ziek wordt/is , meldt dit aan de leidinggevende en stelt de gepaste handelingen ( procedures). 4. Anticipeert op gevaarsituaties en meldt gevaarsituaties. 5. Detecteert, signaleert en volgt defecten en problemen mbt de infrastructuur op en maakt dit over aan de leidinggevende. 6. Houdt dagdagelijks toezicht op de veiligheid in de opvangruimte , speeltoestellen ,… 7. Past HACCP toe bij keukenwerk. 8. Neemt bij het uitvoeren van zijn opdracht een zo ergonomisch mogelijke houding aan.