kinderfilmprogramering Een situatieschets
Peter Bosma
Kinderfilmprogrammering Een situatieschets
Welke twintigers zullen rond 2024 in de filmzalen zitten? De nieuwe generatie filmliefhebbers zijn anno 2009 nog kinderen. Een breed aanbod van kinderfilms is daarom een onmisbare factor in een gezond filmklimaat van nu en van later. Het gaat anno 2009 echter niet goed met de kinderfilms in Nederland, dat geldt voor alle vlakken van de filmsector: van productie tot en met vertoning en archivering. Dit alarmerende feit werd drie jaar geleden al gesignaleerd in het advies van de Raad voor Cultuur, getiteld “Kinderfilm, naar een volwassen beleid” (2006). Drie jaar later kunnen we de balans nog eens opmaken. De continuïteit van de productie van Nederlandse kinderfilms is opnieuw onzeker. In het recente verleden zijn een reeks succesvolle familiefilms (Abeltje, Minoes, Kruimeltje, Pietje Bell) en succesvolle kinderfilms (Krassen in het tafelblad, Knetter) gemaakt, maar de trend lijkt recent verlegd te zijn naar meer incidentele, grootschalige jeugdfilms (Kruistocht in spijkerbroek, Brief van de koning, Hongerwinter). Dit zijn zeker geslaagde films, in artistiek en zakelijk opzicht, maar de productie van nieuw aanbod van Nederlandse films voor jongere kinderen is de laatste tijd grotendeels overgelaten aan de markt, met als resultaat een aanbod dat gedomineerd wordt door bijvoorbeeld K3 en Kabouter Plop (allebei producties van het Vlaamse bedrijf Studio 100). Import van nieuwe buitenlandse kinderfilms is verliesgevend. Op distributievlak is de blijvende beschikbaarheid van zowel Nederlandse als buitenlandse kwalitatieve kinderfilms dus niet gewaarborgd. Op vertoningsvlak laat het publieksbereik te wensen over, er komen te weinig bezoekers naar de kwalitatieve kinderfilms. Op archiveringsvlak bestaat nog geen enkel beleid ten opzichte van alle kinderfilms. Wat te doen? Deze vraag is niet alleen belangrijk voor jonge ouders, maar ook voor elke filmliefhebber.
3 Kinderfilmprogrammering
Het feest van de film Deze tekst schrijf ik vanuit mijn jarenlange ervaring als kinderfilmprogrammeur van Lantaren/Venster, waar ik sinds 1991 werkzaam ben. Lantaren/Venster is een non-commercieel filmtheater dat onderdeel is van een netwerk van tientallen filmtheaters in Nederland (zie o.a. www. nvbinfocentrum.nl of www.cultukanaal.nl/film/filmhuis.html) en Europa (zie www.europa-cinemas.org). Elk filmtheater geeft op een eigen manier een invulling aan de kinderfilmprogrammering, maar we hebben hierbij wel een gemeenschappelijke basis. We vertonen kinderfilms in onze zalen omdat we van mening zijn dat ook jonge bezoekers recht hebben op een verscheidenheid aan filmkeuzes op het grote doek. We brengen films die zich richten op de belevingswereld van kinderen, films die hun verbeelding prikkelen en hun horizon verbreden. We richten ons op een nieuwsgierig, kieskeurig en eigenwijs publiek van kinderen en hun aanhang (vriendjes, ouders en grootouders). Dat vergt ook een duidelijke profilering, we moeten de potentiële bezoekers overtuigen van de hoge kwaliteit en bijzonderheid van ons aanbod. In Rotterdam presenteren we ons aanbod van kinderfilms onder het motto: “Beleef het feest van de film op het grote doek”. Onze specialiteit is het aanbod voor de allerkleinsten, de klanten van vier à vijf jaar. Het is een prille leeftijd, waarop je nieuwsgierig en onervaren de wereld inkijkt. Uiteraard zijn de kleuters van tegenwoordig al doorkneed in het bekijken van televisie en games, maar wij bieden hen graag een schitterende kijkervaring in de grote filmzaal. We hebben films op hun maat, met kleine humorvolle verhalen en fantasievolle gebeurtenissen. Daarnaast biedt onze programmering ook een keur aan jeugdfilms gericht op de iets oudere kinderen, de klanten van rond de acht jaar, die we ook graag een keuzemogelijkheid geven aan fantasievolle, bijzondere films die in de commerciële bioscopen niet aan bod komen. Voor de zekerheid: er is niks mis met de diverse internationale familiefilms, blockbusters zoals Cars (2006) of Ratatouille (2007), maar de keuze aan filmvertoningen voor een jong publiek kan en moet breder zijn. Onze kinderfilmprogrammering staat ook in het teken van de publieksbinding op de langere termijn. Een ervaringsfeit is namelijk dat de jonge ouders vroeger vaak frequente bezoekers zijn geweest. Vaste klanten van de sneak preview bijvoorbeeld verdwijnen vier jaar uit het zicht en keren
4 Kinderfilmprogrammering
dan terug met een hummeltje aan hun hand. We verwachten dat elke vierjarige die bij ons zijn/haar eerste filmbeleving heeft ervaren, later een regelmatige bezoeker blijft.
Doodlopende weg Het Filmfonds liet in oktober 2007 de nieuwe subsidieregeling voor de distributie van buitenlandse kinderfilms analyseren door een onafhankelijk consultant (Paul Verstraeten Communicatie). Conclusie van het rapport was dat het nieuwe distributiesysteem van kinderfilms niet werkt. Geen wonder. Hier is volgens mij sprake van een dictatuur van de bureaucratie, want een adviescommissie beoordeelt vooraf of een kinderfilm al dan niet geschikt is om financiële ondersteuning bij de distributie te krijgen. Nederlandse filmproducenten zijn noodgedwongen gewend geraakt aan deze Oostblok-mentaliteit, waarbij elke aanvrager zich verdwaald waant in “Het Proces” van Kafka. In andere kunstsectoren is het subsidiestelsel onlangs ook ingrijpend veranderd (en soms met brute ingrepen, zoals in het theaterbestel in 2008), maar er is gelukkig nog geen enkele andere adviescommissie in welke kunstsector dan ook die het waagt per seizoen de artistieke koers te dicteren. Het is alsof je bij bijvoorbeeld een toneelgezelschap hun repertoirelijst op zou vragen en dan naar hartelust strepen zou gaan zetten of genadig een akkoord zou geven. Naar mijn mening is het is kortom hoog tijd om bij de distributie van buitenlandse kinderfilms de nieuwe subsidieregeling zo snel mogelijk af te schaffen, want het is een doodlopende weg. Een afwijzing door de adviescommissie betekent in de praktijk meteen een vertoningsverbod voor de betreffende kinderfilm. Zelfs als de afwijzing terecht zou zijn, dan is nog steeds het systeem fout. Het is te hopen dat de commissieleden tot inkeer komen en als laatste advies de opheffing van hun bevoegdheid zullen bepleiten. Wellicht is het wereldvreemd te pleiten voor het afschaffen van recent ingesteld beleid, want het terugdraaien van een nieuwe regeling maakt natuurlijk de indruk van een nederlaag. Helpt het als ik daar tegenover zet dat het toegeven van fouten de grootst mogelijke overwinning betekent? Meer neutraal gesteld: distributie is een vak dat bestaat uit research doen, scouten, deals sluiten en een strategie kiezen voor de uitbreng. Dit alles vanuit een visie op de filmcultuur en rekening houdend met de
5 Kinderfilmprogrammering
bedrijfsmatige gegevens in de sector. De marktwerking geeft al genoeg beperking van keuzevrijheid bij de besluitvorming van een distributeur, want deze tussenpersoon heeft rekening te houden met de belangen en verlangens van sales agents, festivalprogrammeurs, filmvertoners en filmcritici. Niemand zit te wachten op een extra batterij experts die ook nog hun mening laten gelden.
Gouden momenten Mijn uitgangspunt is de overtuiging dat het waardevol is om de kwalitatieve kinderfilm landelijk te distribueren en te vertonen in de filmzalen. In de praktijk is dit alleen mogelijk met financiële ondersteuning door de overheid. Kinderfilm is een aparte markt, met andere kengetallen dan in de rest van de bedrijfstak. Het verhaal achter de schermen bij de kwalitatieve kinderfilm wijkt sterk af van de normale gang van zaken. Een voorpremière op het Cinekid Filmfestival betekent bijvoorbeeld meteen ruim dertig voorstellingen (in de normale filmwereld bestaat een limiet van maximaal drie festivalvertoningen). Deze extreme vorm van nationale spreiding van een festival is uniek in de wereld. Voordeel is dat de festivalfilms op reis gaan naar een wijdvertakt en geografisch breed verspreid publiek, nadeel is dat het elk jaar een grote logistieke uitdaging vormt om deze carrousel vlekkeloos te laten verlopen (opsteker: het lukt elke keer weer!) en dat de bezoekersaantallen per locatie en per voorstelling sterk schommelen. Er is helaas geen sprake van een eenduidige sterk stijgende lijn in de toeloop, zoals dat doorgaans wel gebeurd bij andere filmfestivals. De basiskosten zijn bij de distributie van kinderfilms bijna altijd hoger dan normaal door het nasynchroniseren, en bij de uitbreng van de kwalitatieve kinderfilm is zelden of nooit te rekenen op de normale boeking van minimaal veertien voorstellingen per week, zelfs niet in de premièreweek. De grote publieksaantallen worden pas op langere termijn gescoord bij educatieve voorstellingen (zie onder andere www.klassefilm. nl). Een kinderfilmdistributeur zal steeds met moeite uit de kosten komen en slechts met enig geluk en idealisme een buffer opbouwen voor het verlies bij andere titels. Vanuit de praktijk gezien is de oplossing eenvoudig: de ideale situatie bestaat uit minimaal twee kinderfilmdistributeurs die een structurele
6 Kinderfilmprogrammering
basissubsidie krijgen, aangevuld met een systeem van bonussen voor prestaties (aantal titels, aantal bezoekers). Daarnaast is het noodzakelijk dat het Filmmuseum een selectie van spraakmakende buitenlandse kinderfilms opneemt in de collectie en zo veel mogelijk Nederlandse kinderfilms opneemt in het restauratieproject van ‘Beelden voor de toekomst’. Daarnaast is het handig als op landelijk niveau een consulent opereert die ‘Best Practices’ verzamelt en verspreid: een databank opstelt met analyses van meetbare succesfactoren en inventarisaties maakt van doelgerichte en doelmatige inspanningen en bijbehorende resultaten. De succesfactoren zijn te meten op twee vlakken: de stimulering van de beschikbaarheid van een brede keuze aan kinderfilms en de werving en binding van het publiek. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren via een besloten internetforum, bijvoorbeeld vanuit Cinekid, of vanuit het nieuwe Sectorinstituut Film. Tot nog toe heb ik het toverwoord ‘visual literacy’ (mediawijsheid) nog niet genoemd. Dit is een prachtig pedagogisch ideaal, dat kort door de bocht te omschrijven is als het vergroten van de audiovisuele weerbaarheid van kinderen. Wat mij betreft staat deze gedachte slechts op de achtergrond bij de vertoning van kwalitatieve kinderfilms in de filmzaal, waar als het goed is artistieke idealen domineren. De non-commerciële filmtheaters bieden gouden momenten voor het jong publiek. In negatieve termen omschreven: zonder schreeuwende reclame, zonder popcorn in de pauze, zonder grappen over de hoofden van de kinderen heen. In positieve termen omschreven: we bieden een uniek en zeldzaam reservaat van verbeelding. Dit reservaat is momenteel bedreigd, het voortbestaan hiervan verkeert in een kritische fase.
Dromen, wensen en aanbevelingen Kinderfilm dient naar mijn mening een apart beleidsterrein te worden binnen het landelijke filmbeleid. Het is nu nog te veel een voetnoot of bijgedachte. De diversiteit van het filmaanbod moet ook voor de allerkleinsten gegarandeerd en ondersteund worden. Educatie zou wat mij betreft een apart traject kunnen vormen. Op dit moment is er te weinig een krachtig en overtuigend tegengeluid ten opzichte van de marktwerking. Marktwerking is niet slecht, maar mag nooit alleen staan. Een filmvertoner als Lantaren/Venster biedt een alternatief en we hebben
7 Kinderfilmprogrammering
een respectabele traditie opgebouwd, maar we staan niet stevig in de schoenen bij gebrek aan landelijk overheidsbeleid. Het landelijke kinderfilmbeleid zou gebaseerd moeten zijn op een zekere mate van ideologische bevlogenheid en kwaliteitsbesef. Zoals gezegd heeft het publiek van kinderfilms recht op keuzemogelijkheden. Het kinderfilmaanbod van de non-commerciële filmtheaters is essentieel voor een goed en gezond filmklimaat. Een filmvoorstelling in de niet-commerciële filmtheaters is meer dan alleen maar in een donkere zaal zitten. Het advies van de Raad voor Cultuur beargumenteert helder de noodzaak van een breed aanbod van kinderfilms. De harde werkelijkheid is dat het aanbieden van keuzemogelijkheden bij kinderfilms commercieel niet rendabel is, het schommelt zelfs op de bodemlijn van minimale vraag. Op dit moment zijn er te veel kinderfilmvoorstellingen met slechts een handjevol bezoekers, een jaargemiddelde van circa dertien bezoekers per voorstelling is schrikbarend laag. Toch geloof ik in een groot potentieel publiek voor een brede keuze aan kinderfilms. Want: de klanttevredenheid is altijd hoog en ouders zoeken altijd verantwoord vermaak voor hun kroost. Er is binnen het Nederlands Fonds voor de Film tot nog toe geen geld voor een aparte intendant voor kinderfilmproductie en ook niet voor een aparte kinderfilmconsulent. Dat is jammer, maar het is niet funest. De prioriteit ligt wat mij betreft bij een krachtige distributie. De distributeurs hebben een sleutelfunctie, ze moeten geld hebben om hun nieuwe films intensief te promoten en een circuit van vaste afnemers op te bouwen. De kinderfilm heeft een netwerk van niet-commerciële filmtheaters nodig, die een eigen publiek kweken en koesteren. De distributeurs moeten daarnaast geld hebben om hun catalogus te handhaven en hun assortiment aan films op voorraad te houden, zodat ze een groot bestand aan repertoire kunnen aanbieden. De rijksoverheid zou de distributeurs van kinderfilms moeten ondersteunen met een bedrag voor de basiskosten, naast de regeling van compensaties per kinderfilm. Concreet zou dat gaan om distributeur Twinfilm, met een tweede firma ernaast. Op distributieniveau is sprake van overleg en samenwerking tussen Twinfilm en Vlaamse partners (distributeur Jekino). Deze grensoverschrijdende samenwerking zou ook passen op het bestuurlijk vlak
8 Kinderfilmprogrammering
(de overheid) en op het vertonersvlak (de filmtheaters, festivals en filmeducatie). In Nederland zijn relatief gezien weinig professionele kinderfilmprogrammeurs. Kinderfilmprogrammering gebeurt in de marge van beschikbare uren van de filmprogrammeurs van volwassenen films, of gebeurt door vrijwilligers, die moeilijk bereikbaar zijn en geen landelijk netwerk hebben. Ik zou daarom willen pleiten voor een opleiding voor kinderfilmprogrammering, een cursus waarin de zakelijke, artistieke en educatieve aspecten van het vak aan de orde komen. Een systematische en structurele deskundigheidsbevordering is in mijn ogen essentieel. Een deel van deze tekst werd eerder gepubliceerd als: ‘Kinderfilm in de knel’, in: de Filmkrant 310 (mei 2009), URL: www.filmkrant.nl.
9 Kinderfilmprogrammering
Aanbevolen literatuur • Twaalfhoven, Anita, ‘Het succes van de Nederlandse jeugdfilm’, in: Boekman, jrg 16, nr 60 (zomer 2004) pp 48-52. • De Raad voor Cultuur publiceerde in april 2006 een advies, getiteld: “Kinderfilm, naar een volwassen beleid”. Zie: http://www.cultuur.nl). • Het Filmfonds gaf opdracht tot het rapport ‘Terug naar Af. Evaluatie subsidieregeling distributie buitenlandse jeugdfilms’ (oktober 2007), geschreven door Paul Verstraeten. Zie: http://www.filmfonds.nl/files/File/Rapport%20subsidieregeling%20jeugdfilms.doc Discussiepunt 1 Er is een glijdende schaal te maken tussen kinderfilm – familiefilm – volwassenenfilm. Wat mij betreft zijn animatiefilms zoals KERST BIJ DE LIEVEHEERSBEESTJES of DE KLEINE IJSBEER te beschouwen als een kinderfilm en zijn animatiefilms als HAPPY FEET of BEESTEN BIJ DE BUREN of ICE AGE te beschouwen als een mainstream familiefilm en is een animatiefilm als HOWL’S MOVING CASTLE een film voor volwassenen (maar Cinekid 2005 presenteerde wel een retrospectief van regisseur Miyazaki). En hoe classificeren we de animatiefilm ANTZ (1998, bekend door de medewerking van Woody Allen) of A BUG’S LIFE (1998, een animatiefilm over een mierenkolonie die in opstand komt tegen een tirannieke sprinkhaan, van de makers van TOY STORY)? En hoe beoordelen we de twee filmversies van SJAKIE EN DE CHOCOLADEFABRIEK, gebaseerd op de gelijknamige jeugd roman van Roald Dahl? Discussiepunt 2 Het zal duidelijk zijn dat niet elke film over kinderen meteen een kinderfilm is, maar waar ligt de grens? Wat is een correct leeftijdadvies? Sommige kinderfilms zijn behoorlijk complex voor jonge kinderen of behoorlijk angstaanjagend. Wat kan een kind van vier aan, is er een verschil met een kind van vijf? Waar ligt de grens tussen kinderen en jongeren? Met name voor de leeftijd 12+ is discussie mogelijk. Op het Cinekid Filmfestival werd in 2006 ZOZO vertoond: is dit een te gruwelijke film (over de burgeroorlog in Libanon), of is het juist een film die de harde werkelijkheid van de grote mensenwereld goed vertaald naar de kinderbeleving? Dezelfde vraag kan gesteld worden bij de Zuid-Afrikaanse film THE WOODEN CAMERA, die in 2004 ook uitgebracht werd als kinderfilm, en bij de Spaanse film PLANTA 4a, over jonge kankerpatiënten en bij de Marokkaanse film ALI ZAOUA over lijmsnuivertjes in Casablanca. Er zijn ook films gemaakt over straatkinderen in Brazilië (PIXOTE, Babenco 1981), in India (SALAAM BOMBAY, Mira Nair 1988), in Mexico (LOS OLVIDADOS, Bunuel 1950) en verschillende films gaan over kinderen in oorlogstijd, zoals DIE KINDER AUS NR 67 (1980) of AU REVOIR, LES ENFANTS (Louis Malle, 1987). Probeer de volgende recente volwassenenfilms te bekijken en vorm je eigen mening over de eventuele kindvriendelijkheid: ANCHE LIBERO VA BENE (Rossi Stuart, 2007), IO NON HO PAURA (Salvatores, 2004),
10 Kinderfilmprogrammering
WHALE RIDER (2002), VALENTIN (Agresti, 2002), BILLY ELLIOT (2000), CENTRAL DO BRASIL (Salles, 1999), IL LADRO DI BAMBINI (Amelio, 1992). Daarnaast is te wijzen op vele Iraanse films met kinderen in de hoofdrol, zoals COLOR OF PARADISE (Majidi 1999), DE APPEL (Samira Makhmalbaf, 1998), DE WITTE BALLON (Panahi, 1996), BASHU (Beyzai, 1989) en WAAR IS HET HUIS VAN MIJN VRIEND (Kiarostami, 1987). In het filmerfgoed zijn nog vele andere voorbeelden te vinden van films over kinderen, onder andere: LA NOTTE DI SAN LORENZO (gebroeders Taviani, 1982) of VOLTATI EUGENIO (Commencini, 1980) en L’ARGENT DE POCHE (Truffaut, 1976). Meer informatie over deze films is te vinden in het archief van www.filmkrant.nl en www.cinema.nl en natuurlijk www.imdb.com. Discussiepunt 3 Waar ligt bij kinderfilm-programmering op artistiek vlak de grens tussen wereldvreemde arrogantie en karaktervolle eigenzinnigheid? Een kinderfilmprogrammeur zal zich moeten kunnen inleven in de voorkeuren van zijn jonge publiek. Aan de andere kant mogen ook kinderen aangenaam verrast worden met films die voor hen onbekend zijn en waar ze toch met enige waarschijnlijkheid plezier aan zullen beleven. Deze afweging is ook een van de discussiepunten bij de selectie van de ‘Cinekidklappers’, een lijst van 100 aanbevolen kinderfilms (zie www.cinema.nl of www.cinekid.nl). Ook op financieel vlak is sprake van een dilemma: zakelijk gezien zijn kinderfilms in ons marktsegment zelden rendabel. Bij een commerciële vertoner is vrij gemakkelijk een ‘break even point’ te berekenen, het moment waarop je uit de kosten bent en waarna je winst begint te maken. Bij een niet-commerciële vertoner is de recette niet het belangrijkste kengetal, maar waar ligt je grens van legitimering? Is een gemiddeld aantal bezoekers dat schommelt tussen de 12 tot 14 per voorstelling nog wel zinvol te noemen, dat zou toch minimaal twee keer zoveel kunnen zijn? Mijn antwoord is voorlopig ja, we moeten stug blijven doorbuffelen, want het belang van een breed kinderfilmaanbod is te groot om het hoofd te laten hangen.
11 Kinderfilmprogrammering
Peter Bosma, augustus 2009 Deze tekst is geplaatst op de website www.peterbosma.info Ontwerp Maryam Afhshar Lahoori – Tangerine Rotterdam