ZAAL Z 4 6 13 18
Kwestie van
Sylvia Van Peteghem
25 Joris Snaet 26
Gesprek en tentoonstelling
Uitverkoren fotograaf Jacques Sonck
32
Educatie
KMSKA reist om te leren Tentoonstelling
Dure bloemen
39
Tweeluik
Dromen van Italië Tentoonstelling
KMSKA kleurt Den Haag Missing Link
Katrien Laporte wil Dan Van Severen
JG 4 / NR 14 / SEP-NOV 2015 driemaandelijks tijdschrift KONINKLIJK MUSEUM VOOR SCHONE KUNSTEN ANTWERPEN
42
Aanbevolen
47
Lezing op zondag
50
Op de cover
Bert Ostyn Over George Hendrik Breitner ‘Een Hollands ontbijt’
2
LEES en zie IN DIT NUMMER
‘Muziek altijd en overal?! Dan word ik zot.’ ‘Het is toch leuker te weten dat je stukken gebruikt worden, in plaats van er angstvallig op te blijven zitten?’
Bert Ostyn p. 42-46
Sylvia Van Peteghem p. 4-5
‘Geschilderde bloemstukken zijn gegeerd, zo blijkt uit de hoge vergoedingen die bloemenschilders krijgen.’
‘Toen ik tijdens mijn studie kunstgeschiedenis in Brussel voor het eerst werk van Wouters zag, dacht ik meteen: waw, waanzinnig. Waarom ken ik dat niet?’ Doede Hardeman p. 32-37
Nico Van Hout p. 18-24
‘Fotograferen is levensnoodzakelijk voor mij.’
‘Kijk mee over de schouder van een uitgelezen observator van het driftig bruisende stedelijke leven rond 1900.’ Patrick De Rynck p. 47-49
Jacques Sonck p. 6-12
Joris Snaet p. 25
‘Dan Van Severen, een perfecte aanvulling.’ Katrien Laporte p. 39-41
‘Een van de uitdagingen voor het museum wordt het smeden van nauwe banden met de buurt.’ An Sijsmans p. 13-17
‘Er wordt in die periode geen landschap vaker geschilderd dan de Campagna Romana en dat blijft de hele 18de eeuw zo.’ Nanny Schrijvers p. 26-31
‘In het werk van Floris van Schooten gaat het steeds om voedsel en wat daarbij komt kijken.’ Leen de Jong p. 50
4
Sylvia Van Peteghem De collectie
KWESTIE VAN
ZAAL Z opent met een prangende museumkwestie. In dit nummer: stel je als erfgoedinstelling maar best je hele collectie langs digitale weg vrij beschikbaar?
Gesprek door Patrick De Rynck
is van iedereen
Sylvia Van Peteghem is hoofd van de universiteitsbibliotheek van de UGent. Ze houdt kantoor in de Boekentoren van architect Henry van de Velde die momenteel wordt gerestaureerd, ‘ons grootste collectiestuk’. Onder haar impuls werd een deel van de erfgoedcollectie door Google gedigitaliseerd. De bibliotheek stelt resoluut de gebruiker centraal.
‘Ooit kreeg ik onverwacht een grote ruiker bloemen van een Franse onderzoekster. Ze zei me: “Door alles wat jullie hebben gedigitaliseerd, kan mijn vakgroep 24/24 onderzoek doen. Alle werken die wij nodig hebben, zitten bij jullie en daar kunnen wij altijd aan.” Daar doe je het voor.’ ‘Je collectie digitaliseren betekent niet dat je ze kwijt bent omdat ze van iedereen is, zoals sommige erfgoedwerkers vrezen. Dat moet juist het doel zijn. Wat ben je ermee dat je rekken vol met archieven of kunstwerken hebt en dat je ermee kunt pochen dat je archief X of kunstwerk Y bezit, als ze niet worden ingezet? Als iets interessant is, hebben mensen er recht op. Tegelijk blijft het originele stuk, en dus de materiële waarde, van jou. Je privatiseert het niet. Maar dat is toch niet dé waarde waar je het als erfgoedinstelling voor doet?’ ‘Wij hebben nu 140.000 pageviews per dag. Wat dat ook betekent of niet betekent, het zegt iets. Wij merken ook dat sinds onze samenwerking met Google de aanvragen toenemen van mensen die het origineel willen raadplegen. Ook al scanden we onze stukken in hoge resolutie, waardoor je als gebruiker kunt inzoomen, en kun je ze downloaden. Want wie zijn wij dat we copyright op ons middeleeuwse Liber Floridus zouden vragen?’ ‘Als Wim Pijbes van het Rijksmuseum zegt dat je de honger naar het origineel vergroot door beelden ervan te verspreiden, heeft hij absoluut gelijk. Het sacrale van het origineel blijft. Je krijgt dus net meer
5
Paul Theodor van Brussel, H.L. Meyling, Nederlandsch bloemwerk. Door een gezelschap geleerden. Amsterdam: J.B. Elwe, 1794. Digitaal te raadplegen via lib.ugent.be
bezoekers. Het is een beetje zoals mensen bekenden “in het echt” willen zien. Of een stad die je van afbeeldingen kent. Als je er bent en de dingen in verhouding ziet, is dat iets heel anders.’ ‘In Finland heb ik weet van een plan om wachthokjes voor bussen met touchscreens uit te rusten. Je zou er collectiestukken uit musea kunnen kiezen en naar mooie beelden kijken terwijl je wacht. Zo stel je gedigitaliseerde collecties ter beschikking van iedereen, én in de openbare ruimte. Dat is toch fantastisch als idee?! Het is toch leuker te weten dat je stukken gebruikt worden dan er angstvallig op te blijven zitten?’
6 Uitverkoren De Luxe/ Tentoonstelling
De realiteit op een plat vlak
Gesprek door Wenke Mast Foto’s Jacques Sonck
Portretfotograaf Jacques Sonck over de levensnoodzakelijkheid van de fotografie, markante figuren en zijn favoriete kunstwerk uit het KMSKA. Voor de ZAAL Z-rubriek Uitverkoren vereeuwigt de Gentse fotograaf Jacques Sonck mensen met hun favoriet uit de collectie van het KMSKA, intussen al 13 nummers lang. Voor de gelijknamige expo verschenen nog eens veertig bekende en minder bekende medemensen, samen met hun uitverkoren kunstwerk, voor de lens van zijn analoge Hasselblad. Het resultaat is een prachtige portretreeks die integraal deel uitmaakt van de tentoonstelling. Inclusief zelfportret. Want ook Sonck kreeg de vraag om een lievelingswerk uit te kiezen. Dat werd Gaston en zijn zuster van Gustave Van De Woestyne. Niet zo verwonderlijk. Zet de kleuren van dat schilderij om in zwart-wit en je ziet er zo een van zijn foto’s in.
‘Voor mij heeft het ook iets van naïeve schilderkunst. Die bloem, dat onnozel boompje, die daken… en dan die titel.’ Of niet?
‘Dat zou kunnen, absoluut. Omwille van het formaat misschien. Ik werk met een middenformaatcamera en dus zijn mijn foto’s vierkant. Net als dit schilderij. De personages op het werk zijn niet alledaags. Het abstracte van de twee figuren spreekt me aan. Net als de aflijning die Van De Woestyne hanteert. Voor mij heeft het ook iets van naïeve schilderkunst. Die bloem, dat onnozel boompje, die daken… en dan die titel. Ik las ergens dat het niet Gastons zuster is die naast hem zit, wel Bertha, het hulpje van de familie Van De Woestyne’ (Bertha had overigens geen broer. Gaston is een fictief figuur, red.)
7
Zelfportret van Jacques Sonck voor zijn favoriete kunstwerk Gaston en zijn zuster door Gustave Van De Woestyne. Deze foto en portretten van de andere kandidaat-curatoren van de tentoonstelling Uitverkoren ontdekt u in de Koningin Fabiolazaal.
Kan een beeldend kunstenaar als Van de Woestyne jou als fotograaf inspireren?
‘Zijn boerenkoppen, die refereren aan Bruegel, trekken me zeker aan. Ik fotografeer vaak markante koppen. Maar hij is zeker niet mijn eerste inspiratiebron. Ik houd van kunst in het algemeen en schilderkunst in het bijzonder. Van het werk van Borremans, bijvoorbeeld. Ook Lucian Freud vind ik fantastisch. Die kunstenaars werken heel figuratief. Hun schilderijen leunen aan bij fotografie.’
8
‘Mensen moeten echt iets extra hebben, iets heel speciaals, voor ik ze voor mezelf wil fotograferen.’ Markante figuren
Freuds modellen waren net als die van jou opvallende figuren. Voor je persoonlijke fotoreeksen ga je al sinds de jaren 1970 op zoek naar buitenbeentjes, menselijke archetypen die je met je camera verzamelt. Verschenen er voor ‘Uitverkoren’ mensen voor je lens die niet in die verzameling zouden misstaan?
‘Ik zou niemand van de mensen die ik voor de tentoonstelling fotografeerde zelf voor mijn lens halen. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat het geen dankbare figuren zijn. Iemand als Marc Didden vind ik heel interessant. Ik ben ook best tevreden over de portretten die ik voor ZAAL Z maakte. Dat van het meisje in het Rockoxhuis bijvoorbeeld (Zeena Gohel, ZAAL Z 5). Of het beeld dat ik voor een werk van Rik Wouters maakte, van die man met zijn snor (Bert Van Wassenhove, ZAAL Z 3). Die droeg net als het personage op het schilderij een streepjeshemd. Dat was wél een markant figuur. Mensen moeten echt iets extra hebben, iets heel speciaals, voor ik ze voor mezelf wil fotograferen.’
Wat maakt deze opdracht dan boeiend voor jou?
‘Wie mij kent als fotograaf weet dat ik op een totaal andere manier werk. Ik ben portretfotograaf, maar kies mijn modellen zelf. Voor Uitverkoren heb ik niet te kiezen wie ik fotografeer. Bovendien is er een beperking qua plaats en onderwerp. Ergens is dat wel een uitdaging.’
Je werkt in een stevig tempo om iedereen te kunnen fotograferen. Hoe vermijd je dat zoiets bandwerk wordt?
‘Dat wordt het, dat kan niet anders. Ik ben al blij als er eens iemand voor een sculptuur kiest. Dat zorgt voor variatie. Schilderijen zijn platte vlakken. Je moet er iets van kunnen herkennen op de foto en het moet in de onmiddellijke omgeving staan van de persoon die het kiest. Er zijn geen ontelbare manieren om dat te doen. Maar elk beeld is uniek omdat al die personen dat ook zijn.’ De visie van de fotograaf Aan het einde van de rit zal Jacques Sonck veertig filmrolletjes vol hebben, twaalf opnames per persoon. Op het moment van ons gesprek weet hij nog niet of hij tevreden zal zijn met het resultaat. ‘Ik heb de beelden enkel op negatief gezien, er zijn nog geen contactaf-
drukken gemaakt. Of ik streng ben voor mezelf? Natuurlijk, dat moet. Ik wil dat de beelden aan mijn norm voldoen. Anders toon ik ze liever niet.’
Nooit aan gedacht om digitaal te werken?
‘Ik denk daar veel aan, maar mijn galeriehouder (Sonck wordt vertegenwoordigd door GALLERY FIFTY ONE, wm) vindt dat ik analoog moet blijven werken. Ik ben het ook gewoon. Ik doe het al zo lang en ik houd niet zo van veranderingen. Het klopt dat ik het mezelf in dat opzicht moeilijk maak. De meeste fotografen zien op de display onmiddellijk wat het resultaat is. Vervolgens kunnen ze bijsturen. Maar in wezen maakt het niet uit of je analoog of digitaal werkt. Het komt er altijd op neer dat de persoon achter de camera op het juiste moment moet afdrukken. De visie van de fotograaf maakt het beeld, niet het medium dat hij gebruikt.’
9
Anton Corbijn, wereldberoemd om zijn analoge portretten van muziek- en filmsterren, vindt dat zijn foto’s de status van kunst bereiken. Hij organiseerde er dan ook een retrospectieve mee in het Gemeentemuseum in Den Haag. Hoe relateren fotografie en kunst zich volgens jou tot elkaar? ‘Alles hangt van het werk af. Het is niet omdat je een beetje verf op een canvas kliedert dat je kunst maakt. Hetzelfde geldt voor fotografie. Het
Jacques Sonck, Zonder titel, 2008
10
Jacques Sonck, Zonder titel, 1987
11
Jacques Sonck, Zonder titel, 1986
is niet omdat je een fototoestel gebruikt dat je kunstenaar bent.’
Welke fotografen zijn voor jou grote kunstenaars?
12
‘‘Er zijn er zoveel, maar fotografen als Irving Penn, Diane Arbus, Richard Avedon, Robert Mapplethorpe en August Sander ook. Hij was de eerste die mij geïnspireerd heeft toen ik destijds aan mijn eigen project begon. Er zijn er nog. Ik denk aan Vivian Maier. Honderden van haar filmrolletjes waren niet ontwikkeld. Iemand heeft ze gevonden en opgekocht. Hij verdient er nu geld mee. Maier heeft die beelden nooit gemaakt om kunst te maken. Fotograferen was levensnoodzakelijk voor haar. Zoals het dat ook voor mij is. Nog een voorbeeld: Norbert Ghisoland, een fotograaf die in het begin van de vorige eeuw een daglichtstudio had in de Borinage. De mensen gingen in hun mooiste kleren naar hem en lieten zich fotograferen voor trompe-l’oeil-achtergronden. Dat was Norbert Ghisoland, Zonder titel, 1920-22, zijn job. Het was nooit zijn bedoeling om gelatinezilverdruk, later afgedrukt, 50 x 40 cm kunst te maken. Maar in 2013 werd hij gese(Courtesy GALLERY FIFTY ONE) lecteerd voor de biënnale van Venetië. Fotografie houdt het verleden vast. Foto’s zijn tijdsdocumenten die beter worden naarmate ze verouderen. Dat heeft veel met nostalgie te maken. De kledij die de mensen op de foto’s van Ghisoland dragen, verhoogt de nostalgische en de algemene waarde van die foto’s. Toch is wat je ziet de realiteit op een plat vlak. Natuurlijk kan je met fotografie ook grote kunst maken. Maar dat interesseert mij niet zo bijzonder. Ik ben toch vooral een documentair portretfotograaf, denk ik. De mensen die ik fotografeer zien er op dit moment uit zoals ik ze op dit moment fotografeer. Over vijftig jaar zal de nostalgie zich ook in mijn foto’s doorzetten.’
‘Foto’s zijn tijdsdocumenten die beter worden naarmate ze verouderen. Dat heeft veel met nostalgie te maken.’ Om af te sluiten: je hebt altijd een camera bij voor het geval je onderweg iemand tegenkomt die je wil fotograferen. Vandaag al een portret gemaakt?
‘Nog niet, en 99 keer op 100 maak ik geen foto. Maar je kent de wet van Murphy: als ik toevallig geen camera bij me heb en toch iemand zie die ik wil fotograferen, heb ik daar achteraf enorm veel spijt van. Het is onnozel, maar toch. Een mens moet iets doen in het leven, niet?’
De Modernen. Uitverkoren loopt van 19 september 2015 tot en met 3 januari 2016 in de Koningin Fabiolazaal Antwerpen. De expo toont de keuze van o.a. Johan Bonny, Marc Didden, Ruth Joos en Bent Van Looy, en van museumgids Christien Deblaere, bezoeker Tonia In den Kleef, art handler Hans De Kezel. Er zijn een dertigtal werken uit de KMSKA-collectie te zien, en tien uit de collectie van de Provincie Antwerpen.
Musea in dialoog in New York Door An Sijsmans
13 EDUCATIE
Van 1 tot 7 maart trokken 17 museummedewerkers uit Vlaanderen en Brussel naar New York. De werkreis kaderde in het traject ‘Musea in dialoog’. Met zeven toonaangevende musea in New York werden ervaringen over publieksbemiddeling uitgewisseld. Slow Looking Musea staan voortdurend in dialoog met het publiek. Een publiek dat steeds meer divers is. Is onze omgang met het publiek aangepast aan de demografische en sociale ontwikkelingen? Wat hebben we als kunstmuseum nodig aan kennis, vaardigheden en attitudes om op een zinvolle manier met diverse groepen in dialoog te treden? In 2013 ging het KMSKA, in samenwerking met FARO en Stad Antwerpen, op zoek naar een antwoord. ‘Musea in dialoog’, heet het vormingstraject. In juni 2013 nodigde het KMSKA in dit kader Rika Burnham uit, hoofd Educatie van The Frick Collection in New York en coauteur van een inspirerend boek over leren in een kunstmuseum: Teaching in the art museum: interpretation as experience (2011). Tijdens haar lezing pleitte zij voor Slow Looking: samen gedurende een uur kijken naar en praten over één enkel kunstwerk. Een groep kan zo, met een museumgids, collectief betekenis geven aan dat werk. Na de samenwerking met Rika Burnham groeide de behoefte om meer expertise te delen tussen Vlaamse musea en hun collega’s in New York. New York is een superdiverse stad en telt vele musea met een
Samen gedurende een uur kijken naar en praten over één enkel kunstwerk. Een groep kan zo, met een museumgids, collectief betekenis geven aan dat werk.
vooruitstrevende kijk op publieksbemiddeling. Samen met 17 collega’s uit Vlaanderen en Brussel stelden we een programma op om in New York zelf nieuwe ervaringen op te doen en expertise te delen in onder meer het Museum of Modern Art (MoMA), The Metropolitan Museum of Art (The Met), het nieuwe Whitney, Brooklyn Museum en uiteraard The Frick Collection.
14
Een museum voor de buurt De werkreis was bijzonder inspirerend, zeker nu het KMSKA zich voorbereidt op de heropening in 2019, als we met onze collectie terugkeren naar het Antwerpse Zuid. Een van de uitdagingen voor het museum wordt het smeden van nauwe banden met de buurt. Sinds enkele decennia doet Brooklyn Museum, het tweede grootste kunstmuseum in New York, fundamenteel en baanbrekend werk in community outreach. Ze slagen erin de divers samengestelde bevolking van Brooklyn in huis te
Rika Burnham, hoofd Educatie van The Frick Collection, past haar ‘Slow Looking’-methode toe bij een schilderij van Bellini, de ‘Heilige Franciscus’.
15
Brooklyn Museum verlaagt - letterlijk- de drempel door de toegangstrappen te vervangen door een transparant bezoekerscentrum.
krijgen. Niet enkel door letterlijk de drempel te verlagen en de oude imposante toegangstrappen te vervangen door een transparant bezoekerscentrum, maar ook door bezoekers de kans te geven om een persoonlijke connectie met de collectie te maken: niet enkel kijken naar kunst, maar zichzelf ontdekken door de kunst. Via focusgroepen leert het museum de verwachtingen van diverse bezoekersgroepen kennen om ze vervolgens te vertalen naar hun programma. Een voorbeeld: de collega’s in Brooklyn Museum zagen regelmatig nannies met kleine kinderen over het museumplein wandelen. Ze spraken hen aan en ontwikkelden samen Meet the Museum, een activiteit voor kinderen van 2 à 3 jaar en hun verzorgers. Het Whitney Museum of American Art heropende op 1 mei in een nieuw gebouw van Renzo Piano en in een nieuwe buurt, Meatpacking District. Ze hebben een buurtgroep opgericht (WECAN: Whitney Education Community Advisory Network) om met mensen die in de buurt van het museum wonen of werken te bespreken wat ze voor elkaar kunnen betekenen. Ook het KMSKA wil zijn buurtbewoners beter leren kennen. Visit Antwerpen brengt momenteel de wijk het Zuid in kaart, zodat het KMSKA samen met het M HKA en het FotoMuseum zal kunnen inspelen op de verwachtingen van bezoekers en bewoners van de buurt.
16
Op de achtergrond het nieuwe Whitney Museum in the Meatpacking District, een van de oudste wijken van New York.
Brooklyn Museum test momenteel de ASK app uit, waarmee je in het museum in verbinding staat met een team museummedewerkers die je vragen beantwoorden over het kunstwerk dat je op dat moment bekijkt.
17
Het virtuele museum Een hedendaags museum kan niet om de digitale ontwikkelingen heen. De toepassingen in de New Yorkse musea zijn indrukwekkend. Zo zit de audioguide van het MoMA fantastisch in elkaar. Je kan gratis een toestel ontlenen waarmee je foto’s kan nemen, de agenda van de dag checken, filmpjes bekijken, tours volgen en collectiestukken/kunstenaars opzoeken. Ook spelletjes voor kinderen en verbale beschrijvingen van kunstwerken voor blinde en slechtziende bezoekers maken er deel van uit. Geraak je niet in New York? Download de app op je iPhone! Brooklyn Museum test momenteel de ASK app uit, waarmee je in het museum in verbinding staat met een team museummedewerkers die je vragen beantwoorden over het kunstwerk dat je op dat moment bekijkt. Op de website van The Met ten slotte vind je prachtige voorbeelden van hoe zij hun collectie digitaal vertalen. In primeur ontdekten we The Artist Project. What artists see when they look at The Met, een groeiende verzameling filmpjes waarin kunstenaars vertellen en tonen wat hen inspireert in The Met-collectie. De klassieke rondleiding voorbij Terug naar Rika Burnham, die ons uitnodigde om haar Slow Lookingmethode zelf te komen ervaren in The Frick Collection. Ze nam de groep mee naar een schilderij van Bellini, de Heilige Franciscus. We namen samen de tijd om het werk in ons op te nemen, vanuit verschillende standpunten. Iedereen kon spontaan zijn indrukken delen. Stapje voor stapje vulde Rika onze observaties aan met bijkomende informatie. Het was een verrijkende ervaring om collectief betekenis te geven aan een intrigerend schilderij. Rika bepleit hierbij een nieuwe rol voor de museumgids én de bezoeker. De museumgids stelt zich niet op als de expert maar als begeleider van een groepsgesprek. De bezoeker is geen passieve luisteraar, maar een actieve kijker die zijn kennis, ervaringen en vragen deelt met de groep. Meer lezen over ‘Musea in dialoog’ in New York? www.faronet.be/vrije-tags/new-york
Kunst(k)uur Dit najaar kan je wat Rika Burnham in New York doet, in Antwerpen komen beleven tijdens Kunst(k)uur. volwassenen Kom op zondag 27 september, 25 oktober, 29 november of 27 december om 15 uur naar de tentoonstelling Uitverkoren in de Koningin Fabiolazaal om samen met een gids en andere deelnemers telkens één kunstwerk onder de loep te nemen. kinderen Voor kinderen van 10 tot 12 jaar organiseren we een Kunst(k)uur tijdens de Kunstendag voor Kinderen op zondag 15 november om 14 uur. Kunst(k)uur duurt max. 1 uur en is gratis met een toegangsticket. We beperken het aantal deelnemers tot 15. Als je zeker wil zijn van een plaats, schrijf je dan snel in via
[email protected] of T 03 224 95 61. Je kan je ook ter plaatse aanmelden in de Koningin Fabiolazaal, Jezusstraat 28, 2000 Antwerpen.
18
Power Flower Door Nico Van Hout
Het KMSKA en Rockoxhuis bieden u de komende wintermaanden lente- en zomergenoegens aan: een beknopt maar fijn overzicht van de mooiste bloemstillevens uit drie eeuwen schilderkunst van de Lage Landen. Juwelen uit de natuur In zijn Colloquia schrijft Erasmus dat we dubbel genieten wanneer we een geschilderde bloem naast een levende zien, want ‘in de ene bewonderen we een kunstwerk van de natuur, in de andere het vernuft van de schilder, en in beide Gods goedheid’. Wanneer een van Erasmus’ gespreksgenoten opmerkt dat een geschilderde tuin zelfs in de winter bloeit en genoegen schenkt, antwoordt een toehoorder laconiek dat een schilderij niet geurt en toch ook veroudert. ‘Jawel,’ antwoordt de eerste, ‘maar het leeft langer dan wij!’ Door hun verstilling en intimiteit staan echte en geschilderde bloemen sinds eeuwen symbool voor liefde en deugdzaamheid. Bloemenvaasjes of losse bloemen die Maria’s zuiverheid, verkondiging en lijden symboliseren,
Maerten de Vos, Bruiloft van Kana (detail), 1597, olieverf op paneel, 268 x 235 cm, Onze-Lieve-Vrouwekathedraal Antwerpen
Door hun verstilling en intimiteit staan echte en geschilderde bloemen sinds eeuwen symbool voor liefde en deugdzaamheid.
19 TENTOONSTELLING
vinden we bij Hans Memling, Gerard David en in de marge van getijdenboeken uit de Gents-Brugse school. Later in de 16de eeuw duiken bloemstukken op in het werk van Maerten de Vos, als een teken van huwelijksharmonie, zoals in het Portret van Antonius Anselmus en Johanna Hooftmans uit 1577 (KMSKB) of in een nis op de Bruiloft van Kana uit 1597 (Kathedraal, Antwerpen). Zeldzame bloemen stonden ook voor kennis, prestige en macht. Veel meer dan nu – wij gaan voor een boeket snel langs bij een bloemist – golden bloemen in het verleden als juwelen uit de natuur. Ze werden door botanici bestudeerd, door kunstenaars gereproduceerd, door de elite gecultiveerd.
Vriendschapsminiatuur voor Johannes Radermacher. Joris Hoefnagel, Stilleven met bloemen en insecten, 1589, aquarel en gouache op perkament, 11,8 x16, 3 cm, Zeeuws Museum Middelburg
20
21
Reizen, prenten en boeken Midden 16de eeuw komt het bloemenverhaal in een stroomversnelling terecht, wanneer de Vlaming Ogier Ghislain van Busbeke exotische tulpen ontdekt in de tuinen van het Ottomaanse Rijk. De tulpenbollen komen in handen van Carolus Clusius. In Frankfurt ontmoet de beroemde plantkundige de getalenteerde miniatuurschilder Joris Hoefnagel, een van de vaders van de bloemenschilderkunst. Hij is in de expo vertegenwoordigd met enkele schitterende werkjes. In 1594 vertrekt Clusius naar Leiden, waar hij de Hortus Botanicus aanlegt. In de jonge universiteitsstad inspireert hij dan weer Jacques de Gheyn de Jonge tot het schilderen van vazen met bloemen. Een van die meesterwerken verkoopt De Gheyn aan keizer Rudolf II in Praag. Het maakt veel indruk op Rudolfs hofschilder Roelant Savery, die op zijn beurt begint met het portretteren van bloemen. Vervolgens neemt Jan Brueghel de Oude de fakkel over. In 1604 bezoekt hij Praag en een jaar later realiseert hij zijn eerste bloemstuk in Antwerpen. In Middelburg ontstaan op hetzelfde ogenblik bloemstukken van Ambrosius Bosschaert.
Midden 16de eeuw komt het bloemenverhaal in een stroomversnelling terecht, wanneer de Vlaming Ogier Ghislain van Busbeke exotische tulpen ontdekt in de tuinen van het Ottomaanse Rijk.
In hun spoor werken tal van andere begaafde kunstenaars, zoals de weinig bekende Caspar van den Hoecke de Oude. In Van Manders Grondt der edel vry schilder-const (Haarlem 1604) lezen ze over Glycera van Sicyon, een verkoopstertje van bloemenkransen uit de Griekse oudheid. Haar verloofde, de schilder Pausias, was helemaal weg van de manier waarop zij de kleuren van de bloemen kon schikken en ging haar tuiltjes naschilderen. Het genre van de bloemenschilderkunst was herboren. Kunstenaars als Jan Brueghel de Oude ondernemen niet alleen reizen om zeldzame bloemen in het juiste bloeiseizoen te portretteren ‘naer het leven’, ze laten zich ook inspireren door prenten van bloemstukken die op de markt worden gebracht om de honger naar bloemen te stillen, zoals het Florilegium van Adriaen Collaert uit 1590. Later putten ze ook uit mooi geïllustreerde wetenschappelijke publicaties, zoals het Florilegium van de Amsterdamse bloemenkweker Emanuel Sweerts, de Hortus Eystettensis, de Hortus Floridus van Crispijn de Passe, gedrukt in Utrecht, en het Florilegium Novum van Jan Theodor de Bry. Allemaal verschijnen die rond dezelfde tijd: 1612-1614.
Caspar van den Hoecke de Oude, Tulpen en andere bloemen in een agaten vaas, ca. 1610-1614, olieverf op paneel, 35.8 x 26 cm. Particuliere verzameling, Rotterdam (courtesy Haboldt & Co., New York en Parijs)
22
Dure bloemen De bloemengekte van de Hollanders en Vlamingen kent geen grenzen. De tulpomanie van de jaren 1630 is daarvan een berucht voorbeeld. Gedreven door geldgewin kopen en verkopen vele burgers tulpen. De handel is niet gereguleerd en dus waagt iedereen, van arm tot rijk, een gok: het is een manier om snel fortuin te maken. De bollen krijgen zelfs certificaten. In de herfst van 1636 ontaardt de speculatie in een windhandel. Men verkoopt meer bollen dan er worden aangeboden. Onbestaande tulpenbollen worden gekocht door mensen zonder geld. De beurscrash in februari 1637 is immens. In die tijd zijn niet alleen échte bloemen, maar ook geschilderde bloemstukken gegeerd. Dat blijkt uit de hoge vergoedingen die bloemenschilders voor hun werk krijgen. In 1606 ontvangt De Gheyn van de Nederlandse Staten-Generaal maar liefst 600 gulden voor een bloemstilleven dat aan Maria de’ Medici als relatiegeschenk werd gepresenteerd. In 1631 meldt Jan Brueghel de Jonge dat de hertog van Buckingham 3000 gulden betaalde voor een schilderij met een bloemenguirlande van zijn vader. En in 1650 vraagt Jan Davidsz. de Heem 2000 gulden voor een cartouche met fruit en bloemen. Dat zijn immense sommen in vergelijking met de 300 gulden waarmee handwerkers jaarlijks moeten overleven. Het is dus niet verwonderlijk dat de bloemenschilders van de Lage Landen voornamelijk werken voor de Europese adel. Joris Hoefnagel en Roelant Savery schilderen voor keizer Rudolf II, en Jan Brueghel de Oude voor kardinaal Borromeo. Met zijn schitterende bloemenkransen verkrijgt de jezuïet Daniël Seghers voor zijn orde paspoorten en gunsten van diverse monarchen. De groothertog van Toscane beloont Willem van Aelst met een gouden ketting. Maria van Oosterwijck verkoopt haar werk aan de Zonnekoning en Rachel Ruysch is hofschilderes van keurvorst Jan Willem van de Palts.
Het is dus niet verwonderlijk dat de bloemenschilders van de Lage Landen voornamelijk werken voor de Europese adel.
Wormen en slakken Tussen 1600 en 1800 ondergaan geschilderde bloemstukken een grondige transformatie. In het begin ogen ze als catalogi van individuele bloemen, waarbij elk specimen duidelijk zichtbaar is. Het zijn meestal frontale en symmetrische composities met een gelijke belichting. Vanaf 1620 geven kunstenaars hun boeketten meer diepte en meer contrast tussen licht en schaduw, waarbij men sommige bloemen moeilijker
23
Jan Davidsz. de Heem, Bloemen en insecten (detail), ca. 1660-65, olieverf op doek, 49 x 67 cm, KMSKA
In de 18de eeuw worden de bloemstukken wilder en plaatsen kunstenaars ze tegen een lichtere achtergrond.
24
kan onderscheiden. De dieptewerking neemt omstreeks 1650 nog toe. Bloemstukken worden asymmetrischer: bloemen overlappen elkaar, of hangen over de rand van de vaas. In de 18de eeuw worden de bloemstukken wilder en plaatsen kunstenaars ze tegen een lichtere achtergrond. Ook de keuze evolueert met de smaak van de dag. Omstreeks 1620 vallen vooral tulpen, akeleien, keizerskronen, trompetnarcissen en cyclamen in de smaak. Zestig jaar later komen weelderige bloemen in de mode, zoals zonnebloemen, papavers, stokrozen en dagbloemen. De meeste bloemstukken worden bevolkt door insecten, wormen en slakken die de uithoeken van hun microkosmos verkennen en het hele oppervlak aftasten of afknagen, zoals op de verbluffend gedetailleerde bloemenguirlande Bloemen en insecten van Jan Davidsz. de Heem, dat voor de tentoonstelling werd gerestaureerd. Dit vergeten meesterwerk uit het KMSKA wordt getoond in samenhang met topstukken van Joris Hoefnagel, Roelant Savery, Ambrosius Bosschaert, Jan Brueghel de Oude, Osias Beert, Daniël Seghers, Joannes Fijt, Jan van Huysum, Rachel Ruysch… De intrigerende foto’s van de hedendaagse kunstenaar Bas Meeuws getuigen ervan dat het genre van het bloemstilleven ook vandaag nog bloeit. POWER FLOWER. Bloemstillevens in de Nederlanden Van 28 november 2015 tot en met 27 maart 2016 in Museum Rockoxhuis Antwerpen
25
26 TWEELUIK
Campagna Romana
Uit het internationale aanbod van tentoonstellingen kiezen we er een. We leggen een rechtstreekse band met de collectie van het KMSKA.
Door Nanny Schrijvers Voor we de herfst echt voelen, kunnen we in Valenciennes nog even wegdromen en mijmeren over luie, zinderende zomers op het Italiaanse platteland. Het Musée des Beaux-Arts belicht er de Italiaanse dromerijen van de in Valenciennes geboren Jean Antoine Watteau en andere Franse paysagistes uit de 18de eeuw. Dromerijen, want Watteau is nooit in Italië geweest.
Anton Goubau, De studie van de kunst in Rome, olieverf op doek, 113 x 165 cm, KMSKA
27
28
Schilders uit het noorden reizen al lang naar Italië, en niet uitsluitend om te kijken en te leren. Het is ook geen eenrichtingsverkeer: al in de loop van de 15de eeuw zijn zij in Italië graag gezien en verkopen ze met succes bijvoorbeeld hun nauwkeurig geschilderde landschappen en andere taferelen. Vanaf de 16de eeuw hoort het dat een kunstenaar de opleiding afrondt met een reis naar Italië om er te leren of om te feesten. Ze reizen via Duitsland en de Alpen of via Frankrijk, en ze doorkruisen Italië van west naar oost en zelfs tot in het uiterste zuiden. Maar het hoogtepunt is voor de meesten toch een verblijf in Rome. De kunstenaars, zij die gaan om te leren, bekijken er restanten van de antieke cultuur en verzamelen in hun schetsboek voorbeelden die ze later hergebruiken als schilder van religieuze of mythologische historiestukken. Bijna even groot is hun belangstelling voor het werk van hun Italiaanse tijdgenoten of voorgangers. Anderen, de zogenaamde feestvierders, kiezen uiteindelijk voor het landschap als ze in de buurt van Rome de sfeer van de herderspoëzie van de Romeinse dichter Vergilius herkennen in de rooskleurige, landelijke omgeving die bevolkt is met schapen en herders. Anton Goubau vat het op zijn doek De studie van de kunst in Rome als het ware samen: rechts schetsen studenten ijverig de antieke cultuur, links een herberg vol vertier en in de verte de Campagna Romana met een rozige lucht en grijze bergen. Voddenpoppers De schilders van het volkse, landelijke Italië komen vooral uit de Nederlanden en worden bamboccianten genoemd, naar Pieter van Laer (Haarlem 1599-1642?) die er een beetje vreemd geproportioneerd uitzag met zijn lange benen en in Italië de bijnaam ‘bamboccio’ of ‘voddenpop’ kreeg. Hij ontwikkelt een type schilderij dat bambocciata wordt genoemd. Het gaat om populaire verhaaltjes, zoals rovers die reizigers overvallen, mensen aan het werk, kroegtaferelen en kaartspelers…, maar vooral om herders met hun kudde in een pastorale Italiaanse omgeving die baadt in een warm gouden licht. Het landschap bevat evenveel waarheid als fantasie. Soms is het topografisch correct weergegeven, maar het is toch ook altijd uitgezocht op zijn ‘pittoreske’ karakter en vertoont vaste motieven. Een donkere, soms harde voorgrond die verglijdt naar het zachte silhouet van de bergen in de verte is heel typerend. De verschillende heuvelachtige plans worden benadrukt door indrukwekkende rotspartijen, soms met gebouwen erbovenop, grillige bomen of architecturale elementen, zoals een obelisk of een ruïne. Het succes van deze schilderijen leidt tot een intense navolging. Er wordt in die periode geen landschap vaker geschilderd dan de Campagna Romana… en dat blijft de hele 18de eeuw zo. In het midden van de 19de eeuw slaat de wind om. De italianisanten geraken uit de mode en worden zelfs voor een tijdje vergeten.
29
Karel Dujardin, Italiaans landschap, olieverf op doek, 39 x 19,5 cm, KMSKA
Het landschap bevat evenveel waarheid als fantasie. Soms is het topografisch correct weergegeven, maar het is toch ook altijd uitgezocht op zijn ‘pittoreske’ karakter.
30
Nicolaes Berchem, Italiaans landschap met ruitergevecht, olieverf op doek, 101 x 137 cm, KMSKA
In de collecties van het KMSKA zijn er talrijke voorbeelden van bamboccianten: Nicolaes Berchem, Jan en Andries Both, Willem de Heusch, Karel Dujardin, Anton Goubau, Adam Pijnacker, Jan Baptist Weenix, Philips Wouwerman… Goubau woont en werkt van ongeveer 1644 tot 1650 in Rome. Hij schildert eigentijdse markten en landschappen, die hij stoffeert met overblijfselen van de antieke cultuur. Na zijn terugkomst in Antwerpen blijft hij Romeinse taferelen schilderen. In 1662 maakt hij voor de Antwerpse academie De studie van de kunst in Rome. De bij elkaar gefantaseerde architecturale enscenering met populaire beelden als de Venus Medici en de Hercules Farnese roept Rome onmiddellijk voor de geest. IJverige schilders en beeldhouwers maken tekeningen en aantekeningen die later ongetwijfeld van pas zullen komen.
31
Het is dus ook voor niet-Italiëreizigers vrij eenvoudig om het Italiaanse landschap te doorgronden en het zich eigen te maken.
Nooit naar Italië Niet alle bamboccianten of italianisanten reizen naar Italië. Jan en Andries Both verblijven in de vroege jaren 1640 in Rome, maar of Philips Wouwerman en Nicolaes Berchem er zijn geweest, is helemaal niet zeker. Rond 1645 schildert Berchem landschappen met schapen en vee in de trant van Pieter van Laer, die ondertussen weer in Haarlem woont. Vermoedelijk kennen ze elkaar, maar wellicht spelen de vele prenten van de Campagna Romana die ondertussen in de Nederlanden circuleren een veel grotere rol. Naast de grafiek en de tekeningen van 17de-eeuwse Italiëgangers hebben de landschappen van Domenico Campagnola (Venetië? 1500 – Padua 1564) verschillende generaties schilders beïnvloed, zoals Pieter Bruegel I, Peter Paul Rubens, Hendrick Goltzius... Hij ontwikkelde een zachte vloeiende techniek in de houtsnedekunst en een landschapstype, al is het in Venetië ontstaan, dat een voorloper genoemd kan worden van de Romeinse plattelandsscènes: we zien een hoge voorgrond met ruïnes en slingerende paden, en verre bergketens. Het is dus ook voor niet-Italiëreizigers vrij eenvoudig om het Italiaanse landschap te doorgronden en het zich eigen te maken. Bovendien bouwen kunstenaars die zijn teruggekeerd meestal succesvolle ateliers uit met veel leerlingen, die profijt halen uit de studieschetsen en voorbeelden van hun meesters. Zonder te reizen. Zo komen we terug bij Watteau (Valenciennes 1684 – Nogent-sur-Marne 1721). Hij was nooit in Italië maar leerde het land kennen via de prenten van onder andere Campagnola. En Watteau bestudeerde en kopieerde de Italiaanse landschappen van zijn Parijse buurman, de graveur Nicolas Vleughels (Parijs 1668 – Rome 1737), zo grondig dat hij zich helemaal in Italië waande.
Rêveries italiennes. Antoine Watteau et les paysagistes français au XVIIIe siècle Van 25 september 2015 tot 17 januari 2016 in het Musée des Beaux-Arts de Valenciennes, naar aanleiding van de heropening van het gerenoveerde museum. www.musenor.com/Les-Musees/Valenciennes-Musee-des-Beaux-Arts
32 Tentoonstelling
DE BEVRIJDING VAN KLEUR Gesprek door Patrick De Rynck
‘Ik ben dolgelukkig dat het KMSKA dicht is.’ Doede Hardeman, conservator moderne kunst van het Gemeentemuseum Den Haag, ontleende voor de tentoonstelling Kleur ontketend dan ook 25 werken uit Antwerpen. 1880-1915. Een spannende tijd in de beeldende kunst, ook in België en even later Nederland. Vernieuwingen en ‘stromingen’ volgen elkaar in snel tempo op, voorlopers zijn tijdgenoten. Kleur ontketend focust op die jaren. Een gesprek met Doede Hardeman en conservator Herwig Todts van het KMSKA. Godfathers
Je belicht een turbulente tijd, en dan verrast het dat je tot een zo heldere definitie van moderne kunst komt: ‘Moderne kunst ontstaat wanneer kleur, voorheen slechts een instrument om de zichtbare realiteit na te bootsen, wordt bevrijd van de restricties van de werkelijkheid.’ Doede Hardeman: ‘Het is zeker een complexe, volgepakte tijd, ook maatschappelijk gezien. Je kunt bijna van een renaissance spreken. Er gebeurt zo ontzettend veel in een heel korte tijd en de snelheid neemt enorm toe. Wat we vanuit het Nederlandse perspectief willen presenteren, is dat dit ook een heel belangrijke periode was voor de stap naar de abstracte kunst. Het zijn de jaren waarin vorm en kleur emanciperen en beeldende kunst als echt autonome kunstvorm ontstaat. Zo moet je die uitspraak over kleur interpreteren.’ Herwig Todts: ‘De zucht naar vernieuwing is in de eerste helft van de 19de eeuw ontstaan. Voor België zijn er aan het eind van de eeuw twee sterke trends. Dat is het impressionisme dat ook na 1900 standhoudt onder de nieuwe naam ‘luminisme’. Rik Wouters is daar een soort van feestelijke zwanenzang van, eerder dan een stap in een nieuwe richting. Daarnaast is er de kracht en het succes van het symbolisme, waar België dicht aansluit bij Frankrijk. Maar dat is een ander verhaal.’
‘De Belgische kunstenaars zien het voor hun ogen gebeuren en zijn waanzinnig bij de tijd. Les Vingt was een forum van de avant-garde.’ Herwig Todts
33
Herwig Todts (KMSKA)
Doede Hardeman (Gemeentemuseum Den Haag)
Behalve de maatschappelijke context, die je met bewegende beelden en kleurenfotografie laat zien, toon je op de tentoonstelling ook de context: de Franse ‘prehistorie’ van wat in de Lage Landen vanaf 1880 gebeurt. Met werk van grote namen: Monet, Cézanne, Seurat, Signac, Van Gogh, Matisse...
Doede Hardeman: ‘We presenteren in de eerste zaal de godfathers. We hebben daar onderzoek naar gedaan: wat was hun idee en theorie over kleur en kleurgebruik? Wanneer werden ze voor het eerst vanuit Frankrijk in Nederland en België getoond? Wat was hun invloed in de Lage Landen? Het is de aanzet voor het eigenlijke startpunt van het verhaal. En dat is Les Vingt in Brussel, het artistieke centrum in de Lage Landen. Later verschuift dat naar Den Haag en Amsterdam, met Jan Toorop als go-between. De nadruk ligt op de periode 1905 tot 1914.’ Herwig Todts: ‘De Franse founding fathers, die écht baanbrekend werk verrichtten, worden bij Les Vingt vanaf 1885 allemaal getoond. De Belgische kunstenaars zien het voor hun ogen gebeuren en zijn waanzinnig bij de tijd. Les Vingt was een forum van de avant-garde. Het ging er hier toen progressiever aan toe dan in Nederland. We moeten er ons natuurlijk van bewust blijven dat de bevrijding van kleur een realisatie is van de Franse avant-garde.’
34
Alfred William Finch, Landschap in West-Vlaanderen, 1888, olieverf op doek, 63 x 101 cm, KMSKA
Remmende voorsprong
Het is intrigerend hoe verschillend de invloed van de Franse baanbrekers is in België en in Nederland. Het nieuwe sijpelt op een andere manier door.
Doede Hardeman: ‘We tonen de ontwikkeling in België en Nederland parallel, naast elkaar. Dan zie je sterke overeenkomsten, zoals de invloed van het neo-impressionisme. Maar er zijn ook kunstenaars die sterk van elkaar verschillen. Het is juist door het tonen van de verschillen dat je de kwaliteiten van de kunstvormen veel beter gaat begrijpen. Rik Wouters, die begon als beeldhouwer, blijft bijvoorbeeld driedimensionaal, terwijl bij Mondriaan en Sluijters kleuren een autonoom plat vlak vormen. Mondriaan zie je visueel zoeken naar hoe je afstand neemt van een voorstelling, vóór hij de radicale stap naar abstracte kunst zet. We hebben geprobeerd frappante duo’s van schilderijen naast elkaar te laten zien.’ Herwig Todts: ‘Na 1900 zie je inderdaad dat België zijn voorsprong verliest. Nederland springt dan snel op nieuwe avant-gardetrends. Ik zou dat een soort van “remmende voorsprong” noemen. Mondriaan is
Jan Toorop, Novembermiddag, 1889, olieverf op doek, 64,5 x 76,5 cm, Gemeentemuseum Den Haag Todts: ‘Dit schilderij maakte Toorop in 1889. Hij heeft het later met krijt geantidateerd 1886, het ontstaansjaar van La grande Jatte van Seurat. Zo leek het alsof hij de eerste Vingtist was die het neo-impressionisme beoefende.’
inderdaad een mooi voorbeeld van iemand die zelfstandig een nieuwe richting ontwikkelt, Wouters van iemand die een bestaand model zo verfijnt dat het zijn eigen ding wordt. Het is Cézanne, maar ook veel meer dan Cézanne.’
Je noemt Rik Wouters. Waarom is hij tot nu toe in Nederland behoorlijk onbekend?
Doede Hardeman: ‘Werk van hem is enkele keren te zien geweest toen hij nog leefde, maar na zijn dood is hij nooit nog in onze grotere musea getoond. Waarom is voor mij een raadsel. Toen ik tijdens mijn studie kunstgeschiedenis in Brussel voor het eerst werk van hem zag, dacht ik meteen: waw, waanzinnig. Waarom ken ik dat niet? Ensor daarentegen is altijd als een outsider maar ook als een bijzondere figuur gezien. Hij was veelbesproken, ook in Nederland, met alle mythevorming erbij.’ Herwig Todts: ‘Ik denk dat de belangstelling voor Wouters in het buitenland niet zo groot is omdat hij geen radicaal innoverende kunstenaar is. Om zijn werk te appreciëren moet je oog hebben voor hoe hij het bestaande idioom verfijnt. Dat is het lot van zo’n kunstenaar.’
Einde van het experiment
Jullie focussen op enkele goedgekozen hoofdrolspelers: Ensor, Toorop, Lemmen, Mondriaan, Sluijters, Gestel en Wouters. En er zijn bijrollen voor Van de Velde, Van Rysselberghe, Paerels, De Smet, Van Rees, Van Dongen en de vroege Brusselmans. De volle nadruk ligt op olieverfschilderijen, terwijl veel kunstenaars met allerlei dragers en technieken experimenteren.
36
Doede Hardeman: ‘We wilden van de gekozen kunstenaars écht de top laten zien, met ook werken die zelfs veel kenners zullen verrassen. Werk op papier brengt natuurlijk vaak een boeiende verdieping, maar je moet kiezen. We hadden het veel groter kunnen maken.’ Herwig Todts: ‘Inzoomen op het werk van enkele kunstenaars is altijd leuker dan een eindeloos panorama willen schetsen waarin kunst onvermijdelijk meer iets illustratiefs wordt. Hier is de vraag: wat hebben een Wouters en een Mondriaan gedaan met iets wat al meer dan twintig jaar klaarlag? En het thema is kleur. Dan is olieverfschilderkunst hét medium. Anders zou het oeverloos en ingewikkeld worden en verlies je je focus. Ik vind het een verstandige keuze.’
Rik Wouters, Lezende vrouw, 1913, olieverf op doek gemaroufleerd op paneel, 62 x 51 cm, KMSKA
37
Leo Gestel, Lezende meisjes, 1908, olieverf op doek, 89 x 64 cm, Particuliere collectie, Nederland
‘We wilden van de gekozen kunstenaars écht de top laten zien, met ook werken die zelfs veel kenners zullen verrassen.’ Doede Hardeman
‘In het neutrale Nederland is de oorlog toch minder een breukmoment en gebeurt er in de jaren 1915-1916 iets heel interessants en vruchtbaars.’ Doede Hardeman
Wat gebeurt er na 1915?
Doede Hardeman: ‘In de Eerste Wereldoorlog zie je met de eerste gruwelen het einde van het experiment met kleur en komt het donkere expressionisme op, in heel Europa. Dat is echt de invloed van de tijd, die je ook voordien al ziet, maar dan in de optimistische, duizelingwekkende jaren 1900-1914. Denk aan Evenepoel, Van Dongen, Sluijters, die allemaal hun belangrijkste stukken in Parijs maken. Nu, in het neutrale Nederland is de oorlog toch minder een breukmoment en gebeurt er in de jaren 1915-1916 iets heel interessants en vruchtbaars: Mondriaan kan niet meer terug naar Parijs, veel Belgische kunstenaars komen naar Nederland, en ook Duitse kunsthandelaars die geen afzetmarkt meer hebben. Je ziet een kleine opbloei én het is een belangrijke periode voor de ontwikkeling van De Stijl.’ Herwig Todts: ‘Het modernisme heeft gezocht naar een manier waarop het beeld zich autonoom van de werkelijkheid zou kunnen gedragen. Dat was het avontuurlijke en het is nog niet verdwenen. Er zijn nog kunstenaars mee bezig.’
Ik kom tot slot terug op je geluksgevoel bij het gesloten KMSKA. Maak dat eens concreet voor deze tentoonstelling.
Doede Hardeman: ‘Dankzij de stukken uit Antwerpen ben ik op een andere manier naar onze eigen collectie gaan kijken. Dat is heel boeiend. Er is in het verleden nogal nationaal gekeken naar kunst, maar je ziet nu in veel Europese musea een trend die meer de internationale wisselwerking onderzoekt. Dat is net interessant. Die ambitie blijven we ook in Den Haag hebben.’
Kleur ontketend. Moderne kunst in de Lage Landen, 1885-1914 Vanaf 3 oktober 2015 tot en met 4 januari 2016, Gemeentemuseum Den Haag www.gemeentemuseum.nl
Welk werk uit de KMSKA-collectie zouden directeurs van andere musea graag adopteren in hun collectie? En waarom?
39 MISSING LINK
UITGEPUURDE VAN SEVEREN Opgetekend door Vik Leyten
Katrien Laporte staat sinds eind 2013 aan het roer van Design museum Gent, Vlaanderens enige designmuseum. De collectie telt zo’n 18.000 objecten. Als aanvulling bij de nieuwe collectiepresentatie die in september opent, kiest ze een werk van Dan Van Severen. ‘Design museum Gent heeft een mooie collectie, maar zit in een moeilijk gebouw. De voorbije jaren bleven zowat 16.000 stukken uit noodzaak in depot. Daar brengen we verandering in. De puur chronologische opstelling geven we op voor een meer thematische aanpak, die we volop aan het uitwerken zijn. We willen ook evolueren naar een meer flexibele opstelling, waarbij we regelmatig collectiestukken vervangen. Zo kunnen we objecten die we door plaatsgebrek niet kunnen tonen toch laten zien.’ Een nobel streven, dat ook in het KMSKA op tafel ligt. Hoe past het werk van Dan Van Severen daarin? ‘We realiseerden ons dat we Belgische topdesigners te weinig tonen, Maarten Van Severen bijvoorbeeld. Het museum toonde maar enkele meubels van hem. Nu zullen we de tweede verdieping van onze moderne vleugel wijden aan deze Gentse ontwerper, die internationaal carrière maakte. Daarvoor werken we samen met de Stichting Maarten Van Severen. Die heeft het archief, inclusief tekeningen en notities, gedigitaliseerd. Dankzij hen kunnen we laten zien hoe bepaalde ontwerpen tot stand kwamen. We tonen zowat dertig ontwerpen van Van Severen, en werk van designers en kunstenaars die hem beïnvloed hebben, of
40
41
Diepe fontein van Cristina Iglesias
die hij beïnvloedde. In de presentatie zitten twee werken van zijn vader Dan: een schilderij uit het Roger Raveelmuseum dat zijn weduwe ons in bruikleen geeft, en een boek met een kaft van bewerkte schoenzolen.’ ‘Het KMSKA-schilderij Compositie met kruis zou perfect zijn voor deze opstelling, die we drie tot vijf jaar willen houden. Hoewel hij het nooit met zoveel woorden heeft gezegd, zie je dat Maarten Van Severen door zijn vader beïnvloed werd. Ze gebruiken dezelfde vormentaal. Het verstilde, uitgepuurde zit zowel in de schilderijen van de vader als in de ontwerpen van de zoon.’
Dan Van Severen, Compositie met kruis, 1964-1965, olieverf op doek, 195 x 130 cm, KMSKA
‘Als statement wil ik nog een werk uit het KMSKA vermelden: de fantastische Diepe Fontein van Cristina Iglesias, een van de beste kunstwerken in de publieke ruimte die ik ken. Ook Design museum Gent gaat zijn publieke ruimte herdenken. De negen meter hoge vaas in de binnentuin die er zo lang heeft gestaan, maakt plaats voor tijdelijke ingrepen. Ik weet dat de Diepe Fontein niet in aanmerking komt, maar ik hoop op ingrepen met dezelfde impact of poëtische kracht. Nog een mooie link: de architecten Robbrecht en Daem verzorgen de scenografie van onze Van Severen-presentatie en van de Design Derby BE/NL, onze grote najaarstentoonstelling. Zij waren ook verantwoordelijk voor de heraanleg van de Leopold De Waelplaats, met de Diepe Fontein.’
Maarten Van Severen en verwanten in de vaste opstelling van het Design museum Gent, vanaf 12 september 2015 Design Derby BE/NL 1815-2015, vanaf 23 oktober 2015 tot en met 13 maart 2016 www.designmuseumgent.be
Welke kunstenaar, welk museum of boek, welke stad of muziek hebben mensen-met-eenmening bijzonder getroffen? Wat willen ze u met de nodige passie aanbevelen?
42 AANBEVOLEN
Bert Ostyn
Opgetekend door Elise Gacoms
Bert Ostyn (1981) is een Belgische zanger en gitarist. Hij was de frontman van de band Absynthe Minded, die onlangs gesplit is. Sedert 2013 werkt hij aan zijn soloproject OSTYN. Hij componeert ook filmmuziek. 1) Welke kunstenaar kan u diep ontroeren? ‘Bij de fotograaf Damiano Oldoni, een vriend van mijn schoonzus, zag ik het boek Moments before the flood van Carl De Keyzer. Daarvan was ik zeer onder de indruk. De Keyzer roept veel vragen op met die afbeeldingen. Het gaat over de tijd, die op bepaalde plaatsen nog rest. Daarnaast vind ik Gerhard Richters Landscapes zeer mooi. Ze doen mij denken aan de begindagen van de fotografie, zoals de tijd van Roger Fenton. Beide kunstenaars reflecteren in hun werk op een andere manier over het fotografische. Bij Richter gaat het om een snelle snapshot van een reiziger, terwijl De Keyzer meer de traagheid van het overweldigende natuurgeweld overbrengt, het sublieme. Verder noem ik graag een prachtig boek over Toetanchamon. Ook oude kunst kan hedendaags zijn. Uiteindelijk is alle kunst belangrijk: the artist is always right.’
‘Ook oude kunst kan hedendaags zijn. Uiteindelijk is alle kunst belangrijk: the artist is always right.’ Bert Ostyn
43
2) In welk museum dwaalt u graag rond? ‘Er zijn er zoveel… Omdat ik vlak bij Gent woon ga ik – zeer vanzelfsprekend – wel eens naar het SMAK. Ik bezocht er al verschillende tentoonstellingen: Guillaume Bijl, Paul McCarthy… te veel om op te noemen. Daarnaast noem ik graag WIELS in Brussel, het M HKA in Antwerpen en ik was een keer of twee in Tate Modern in Londen. In Liverpool zag ik onder meer de overzichtstentoonstelling van Andy Warhol. Dat is wereldniveau. Het Middelheimmuseum is ideaal om met de kindjes naartoe te gaan. Zo is het kunstwerk van Chris Burden mij bijgebleven, waarbij hij megalange stukken metaal in nat beton had laten vallen.’ 3) Welke tentoonstelling heeft u met plezier bezocht? ‘Vrij recent bezocht ik nog Jef Geys in het SMAK. Op het eerste gezicht is dat geen kunst, maar via de tentoonstelling kom je als het ware terecht in het brein van de kunstenaar. Het geeft wat de tijdsgeest weer van conceptuele kunstenaars, en dat gaat vrij ver. Geys zoekt naar logica
Carl De Keyzer, Blankenberge, 2006. Foto uit Moments before the flood
44
45
Tentoonstelling Jef Geys, SMAK (2015)
en waarheden in de constante beeldenstroom die ons overspoelt en tracht alles te ordenen en te archiveren. Het is een confrontatie met de wildgroei aan materiaal waar je als mens in de maatschappij mee te maken krijgt.’ ‘Dat is vergelijkbaar met wat ik als OSTYN heb gedaan met de videoclip van Crank. Die gaat voor een deel over hoe we omgaan met de niet aflatende stroom beelden die ons dagelijks bereikt via de media. Hij is grotendeels gemaakt met found footage; er werd veel van YouTube geplukt. Vervolgens werd de montage op en achter mij geprojecteerd. Het gaat over de wereld en al de dingen die erin gebeuren: oorlog, geweld, misbruik, globalisatie, religie… Zulke beelden zijn erg herkenbaar geworden, je kan er hele verhalen over schrijven.’ 4) Welke muziek mag er altijd opstaan, overal? ‘Muziek altijd en overal, dat gaat toch niet?! Dan word ik zot. Maar: Showcase van Rhythm & Sound feat Paul St. Hilaire is de beste achtergrondmuziek die er bestaat. De tijd gaat iets trager als ze opstaat. Paul St. Hilaire is een rastaman die in Berlijn woont. Jean-Marie Aerts, de voormalige producer van Absynthe Minded en een vriend van mij, heeft me daar eens aan hem voorgesteld. Verder staat Rumours van Fleetwood Mac hier ook wel eens op. Alles is goed aan Chris Burden, Beam Drop Antwerp, Middelheimmuseum Antwerpen (2009)
Rumours van Fleetwood Mac (1977)
die plaat: de verhalen, de muzikanten, de songs. Ultiem en tijdloos. Het is mijn favoriete pure popplaat.’
46
5) In welke cultuurstad wil u gerust verdwalen? ‘Dat lukt wel eens in Brussel, de enige echte stad in dit kleine land. Een concert bijwonen in de AB, de Botanique of MAGASIN 4. Daarna gaan nachtbrakers op pad. Bruine kroegen, jazzbars en een slaapmutske in L’Archiduc, Café Roskam of Au Laboureur. In Londen of Parijs sluiten ze al veel vroeger, in Brussel kan je de hele nacht doorgaan…’ 6) Welk boek kan u blijven lezen? ‘Alles van Hunter S. Thompson. Ik wou dat alle journalisten iets meer op hem leken. Ik lach me bijvoorbeeld kapot met Fear and Loathing in Las Vegas, and Other American Stories (1971). Er zitten verschillende vormen van humor in die me aantrekken: sarcasme, cynisme, sadisme… Thompsons werken zijn geen grote filosofische traktaten, maar ze bieden wel een blik op de wereld. Hij brengt vernieuwing door grenzen op te zoeken. Zijn taalgebruik is erg virtuoos en rock-’n-roll. Het is zwierig, grappig en stoer. Ik word erdoor aangemoedigd om in het Engels liedteksten te schrijven. Je kan er in weinig woorden veel mee zeggen. Nederlands is op dat vlak ook een rijke taal, maar Engels leunt meer aan bij mijn persoonlijke smaak.’ ‘Bij ons vind ik Tom Lanoyes nieuwe columns in HUMO, Revue Lanoye, supergoed. Hij maakt zich kwaad en maakt een punt. Dat deed Thompson trouwens ook. Het gaat uit van een soort woede over hoe de dingen lopen in het leven en de wereld. Ik vind dat je dat als schrijver of kunstenaar moet kunnen blijven voelen.’ 7) Welk talent zou u graag bezitten? ‘Ik zou graag in vele talen kunnen communiceren, dat lijkt me bijzonder handig. Engels en Frans lukken al aardig, maar Italiaans, Spaans, Portugees, Chinees, Japans, Russisch, Arabisch… Het is niet iets waar ik echt actief aan werk, ik zou het gewoon graag willen kunnen.’
Cover van het boek Fear and Loathing in Las Vegas, and Other American Stories door Hunter S. Thompson (1971)
Breitner, 47 LEZING OP ZONDAG
KMSKA organiseert jaarlijks een zondagochtendse lezingenreeks. Ook dit seizoen passeren diverse onderwerpen de revue. Op zondag 8 november is Freek Heijbroek de gastspreker. Hij was tot aan zijn pensioen conservator prentkunst in het Rijksmuseum in Amsterdam.
chroniqueur van het Amsterdamse stadsleven Patrick De Rynck (naar een tekst van Freek Heijbroek)
Van weinig Nederlandse kunstenaars zijn zoveel schetsboeken bewaard gebleven als van de in Rotterdam geboren schilder George Hendrik Breitner (1857-1923). Het Rijksmuseum in Amsterdam bezit er bijna 120. Breitner was dan ook een driftige tekenaar. Vanaf zijn komst naar Amsterdam in 1886 wandelde hij veel door de stad, vaak met een handcamera en altijd met zo’n schetsboekje op zak. De stad werd als het ware zijn muze. Alles wat de kunstenaar interesseerde – van de stad in beweging overdag tot het vallen van de avondlijke duisternis en wat daarop volgt – legde hij daarin vast. Vorige winter nog toonde het stadsarchief van Amsterdam voor het eerst een ruime selectie uit deze schetsboeken van Breitner.
48
George Hendrik Breitner, Vrouwen op het Rokin, Amsterdam, (1895-1896), olieverf op doek, 97,5 x 148 cm, KMSKA
Weloverwogen spontaan Tussen 1886 en het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd Breitner zo een van de bekendste schilders – of moeten we zeggen rapporteurs? – van het drukke, enerverende Amsterdamse stadsleven. Het was een tijd van versnelling en verandering. Niet zozeer de toen pas verrezen monumentale gebouwen, maar vooral sloopwerkzaamheden, herstellingen en de bijbehorende bedrijvigheid van grondwerkers en paarden trokken zijn aandacht, net zoals flanerende passanten, voortijlende dienstbodes en wachtende trampaarden. De weerspiegelingen in natte weggedeelten, het vlaggen bij een koninklijk bezoek...: het zijn terugkerende thema’s in zijn oeuvre.
49
Zijn schetsen, vaak in combinatie met foto’s, werkte Breitner naderhand in zijn atelier uit tot monumentale – maar soms ook kleine en precieuze – tekeningen, aquarellen en schilderijen. Daarin is in de eerste plaats de ‘impressie’ van belang, veel minder het detail. Als Breitner rond 1895 twee burgerdames op het Rokin in beeld brengt, een van de schilderijen uit de KMSKA-collectie, zijn hun gezichten wazig tot bijna maskerachtig. Herkenbaar zijn de vrouwen niet. Iets gelijkaardigs geldt voor de huizen op de achtergrond, die nauwelijks zijn uitgewerkt, en voor de voorbijgangers. De spontane indruk die hierdoor wordt gecreëerd is het resultaat van een zorgvuldig overwogen compositie, waarin Breitner niet aarzelt om fotografische effecten uit te proberen. Zo fotografeerde hij wel eens op zijn hurken of ‘op heuphoogte’, een gezichtspunt dat op dit doek terugkomt. En kijk hoe de beeldrand de benen van de dames abrupt afsnijdt. Maar kopieën van Breitners foto’s zijn z’n schilderijen nooit. Van de straat tot het atelier Kenner Freek Heijbroek gaat in zijn voordracht onder meer in op de schilderijen van Breitner in het KMSKA, stuk voor stuk in het typische Breitner-coloriet. Van de zes doeken in de collectie zijn er drie stadsgezichten, een portret van een zangeres en een staand en een liggend naakt. De ene aquarel toont het stadhuis op de Dam. Heijbroek vertelt hoe de kunstenaar Breitner werkte – als flaneur, observator, fotograaf, schetser en uiteindelijk in zijn atelier – en hoe hij letterlijk gaandeweg tot zijn keuze van onderwerpen kwam. Kijk mee over de schouder van een uitgelezen observator van het driftig bruisende stedelijke leven rond 1900. Datzelfde stadsleven van rond de eeuwwisseling is ook in de tentoonstelling Kleur ontketend in Den Haag een centraal gegeven. Meer over deze tentoonstelling leest u op p. 32-38.
Andere lezingen Paul Vandenbroeck, De voorstelling van de Moeder Gods in de kunst van de Vlaamse primitieven / Laurent Busine, La belle aventure du Grand-Hornu / Manfred Sellink, Op weg naar 2019 … het jaar van Pieter Bruegel de Oude / Sergio Servellón, Michel Seuphor: abstractie in woord en daad / Klara Alen, Buitengewone boeketjes. Bloemschilderessen en de bloei van het zeventiende-eeuws bloemstuk in de Nederlanden Voor meer informatie en inschrijvingen : www.kmska.be
NUCHTER EN PRECIES
Door Leen de Jong Bij zijn overlijden liet Joseph Isenbaert (1822-1905) aan het museum een ietwat middelmatige 19de-eeuwse marine van Egide François Leemans na, niet dit prachtig uitgebalanceerde stilleven dat het museum later aankocht.
50 OP DE COVER
Floris van Schooten, Een Hollands ontbijt, z.d., olieverf op paneel, 50 x 82 cm, KMSKA
Joseph Isenbaert, een telg uit een rijke familie van scheepsmakelaars, werd bekend als voorvechter van gymnastiek en lichamelijke opvoeding in het onderwijs. Hij publiceerde veel over het thema, maar keerde na 1880 terug naar zijn eerste liefde, de kunst. Isenbaert had zelf een opleiding genoten aan de Antwerpse academie. Zijn belangrijke collectie van 140 kunstwerken werd op 18 april 1905 geveild. Daar kocht het museum voor 937 frank ‘un tableau ancien par Heda, nature morte’. Later ontdekte men op het mes op de tafel de initialen FVS en sindsdien staat het schilderij op naam van Floris van Schooten (Haarlem 1585/88 – 1656), die zich specialiseerde in stillevens, keukenstukken en marktkramen. Steeds gaat het in zijn werk dus om voedsel en wat daarbij komt kijken. Het weinige dat we over hem weten, getuigt van een schilderscarrière in zijn geboortestad. Wat is er op deze nature morte te zien? Twee soorten kaas, appels, boter, een zilveren zoutmolen, een aangebroken pastei met vruchten, een broodje, een glazen roemer met witte wijn, pruimen, peren en een ham. Het is een rijke, maar niet overdadige tafel met een strak gestreken wit tafelkleed, in een donkere kamer. De contrasten in de kleuren, texturen en volumes en de uitgebalanceerde compositie zorgen voor een sobere uitstraling. Een tinnen bord en een bord in aardewerk met mes en boter kragen over de tafelrand, een trompe-l’oeil die vernuftig wordt versterkt door het van links invallende licht. De nuchtere uitbeelding van het aardewerk, tin, zilver, hout en glas, textiel en voedsel is uiterst precies, een bewijs van de kundigheid van deze schilder. Alles is bovendien met zorg – en met kleine tussenruimtes – geschikt. Het voedsel is ook al aangesneden. Eerlijke kost van Hollandse bodem, zoals Johan van Beverwyck die aanprijst in zijn boek Schat der Gesondheydt uit 1636: ‘dat het Koe-beest geeft is boven al te prijzen…’.
De zalen van het KMSKA op het Zuid zijn geletterd, van A tot W. Zaal Z opent een nieuwe, papieren zaal. Reacties welkom op
[email protected] Zaal Z is een uitgave van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) en verschijnt in maart, juni, september en december.
51
Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen is een instelling van de Vlaamse overheid en het enige Vlaamse museum met een wetenschappelijk statuut. De belangrijkste opdrachten van het KMSKA zijn het behoud, beheer en de verdere uitbouw van de collectie; de ontsluiting en de wetenschappelijke studie van de collectie; tentoonstellen van objecten en de uitbouw van een publiekswerking. Het KMSKA onderschrijft de statuten van ICOM, the International Council of Museums.
Jaargang 4 nummer 13 Verantwoordelijke uitgever Manfred Sellink, Lange Kievitstraat 111113 bus 100, 2018 Antwerpen Redactie Jozefien De Ceulaer, Leen de Jong, Veerle De Meester, Patrick De Rynck , Elise Gacoms, Vik Leyten, Wenke Mast, Nanny Schrijvers, Naomi Vandenbroeck, Véronique Van Passel Coördinatie Véronique Van Passel Eindredactie Patrick De Rynck Werkten mee aan dit nummer Leen de Jong is oud-conservator KMSKA, Patrick De Rynck is freelanceredacteur, Elise Gacoms is lid van Jongbloed!, Vik Leyten is directeur Marketing, Communicatie en Educatie,Wenke Mast is medewerker Marketing, Communicatie en Educatie, Nanny Schrijvers is wetenschappelijk medewerker Collectieonderzoek, An Sijsmans is hoofd Educatie, Jacques Sonck is fotograaf, Joris Snaet is cartoonist en bouwhistoricus, Nico Van Hout is wetenschappelijk medewerker Collectieonderzoek, Véronique Van Passel is medewerker Marketing, Communicatie en Educatie. Foto’s Maëlle André: p. 3, 42 Kristien Daem, p. 41 Carl De Keyzer, p. 43 Design Museum Gent: p. 39 The Frick Collection New York, Lucas Chilczuk: p. 14 Gemeentemuseum Den Haag, p. 33, 35, 37 Estate Ghisoland/courtesy GALLERY FIFTY ONE: p. 12 Haboldt & Co., New York en Parijs: p. 20 Michiel Hendryckx: p. 4
KMSKA/Lukasart in Flanders vzw, Dominique Provost: p. 3, 23 KMSKA/Lukasart in Flanders vzw, Hugo Maertens: cover, p. 3, 26-27, 29, 30, 34, 36, 40, 48, 50 Middelheimmuseum Antwerpen, Joris Casaer: p. 44 Provincie Antwerpen/Onze-lieve-Vrouwekathedraal Antwerpen: p. 18 Joris Snaet: p. 25 An Sijsmans: p. 15 SMAK Gent, Dirk Pauwels: p. 45 Jacques Sonck: p. 3, 7 Jacques Sonck/courtesy GALLERY FIFTY ONE: p. 9, 10, 11 UGent: p. 3, 5 Jesse Willems: p. 33 Whitney Museum of American Art New York, Karin Jobst: p. 3, 16 Zeeuws Museum Middelburg, foto Ivo Wennekes: p. 19 Op sommige beelden kunnen aanvullende auteursrechten gelden © SABAM Belgium. Druk Albe De Coker Grafisch ontwerp Linde Desmet en Marie Sledsens Papier Cover: Perigord matt Condat Binnenwerk: Perigord matt Condat Lettertypes: Din Schrift, Memphis Lettertypes Din Schrift, Memphis Oplage 4700 ex. ISSN ISSN 2294-0316 ZAAL Z wordt gedrukt met bio-inkt op papier afkomstig uit duurzame bosbouw in een CO 2-neutrale drukkerij.
Niets van deze uitgave mag worden overgenomen zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever heeft ernaar gestreefd auteursrechten op de illustraties te regelen volgens wettelijke bepalingen. Wie meent toch zekere rechten te doen gelden, kan zich tot de uitgever wenden. Om opgenomen te worden in ons adressenbestand of om uw abonnement op te zeggen kunt u uw gegevens telefonisch doorgeven op T 32 (0)3 224 95 61 of via
[email protected]
Het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen (KMSKA) is vanwege renovatiewerkzaamheden gesloten. U vindt onze collectie ondertussen op verschillende locaties in Antwerpen en daarbuiten.
52
Antwerpen Onze-Lieve-Vrouwekathedraal REÜNIE. Van Quinten Metsijs tot Peter Paul Rubens tot eind 2017 Handschoenmarkt, 2000 Antwerpen www.dekathedraal.be Koningin Fabiolazaal De Modernen. Uitverkoren 19/09/2015 tot en met 03/01/2016 Jezusstraat 28, 2000 Antwerpen www.kmska.be
Inlichtingen
Museum Rockoxhuis Het Gulden Cabinet. Koninklijk Museum bij Rockox te gast tot 02/07/2017 Focusexpo Power Flower. Bloemstillevens in de Nederlanden 28/11/2015 tot en met 27/03/2016 Keizerstraat 12, 2000 Antwerpen www.rockoxhuis.be
Correspondentie
Atelierflat Jozef Peeters De Gerlachekaai 8, 2000 Antwerpen Bezoek na reservering via www.kmska.be Lier Stedelijk Museum Sint³. Macht der gewoonte. Jimmy Kets in Bruegelland nog tot 06/03/2016 Florent Van Cauwenberghstraat 14, 2500 Lier www.bruegelland.be
Vrienden van het KMSKA vzw Lange Kievitstraat 137 2018 Antwerpen Secretariaat bereikbaar op dinsdag en woensdag van 10 tot 12 uur en van 14 tot 17 uur. T +32 (0)3 237 75 09 F +32 (0)3 238 30 25 of
[email protected]
Drogenbos FeliXart Museum Moderne kunst uit het Interbellum tot eind 2017 Kuikenstraat 6, 1620 Drogenbos www.felixart.org
KMSKA geniet de steun van
T +32 (0)3 224 95 50 F +32 (0)3 248 08 10
[email protected] Bibliotheek & Archief Bezoek na afspraak Lange Kievitstraat 137 2018 Antwerpen T +32 (0)3 242 95 81 of
[email protected]
Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen Lange Kievitstraat 111-113 bus 100 2018 Antwerpen T +32 (0)3 224 95 50 F +32 (0)3 248 08 10
[email protected]