Israël begin en eindtijd Bijbelstudie naar de oorsprong en toekomst van Israël
Kees Middelbeek
1
INHOUDSOPGAVE
Israël ....................................................................................................................................................................................... 3 1.1. Waarom heeft God de aarde geschapen................................................................................................................... 4 1.2. Hoe kwam de zonde in de schepping....................................................................................................................... 7 1.3. Waarom heeft de mens gezondigd. .......................................................................................................................... 9 1.4. Wat was het resultaat van de zonde. ...................................................................................................................... 12 1.5. Hoe moesten de gevolgen van de zonden worden hersteld .................................................................................. 13 1.6. Wat is Israëls plaats in het herstel voor de schepping en de zonde...................................................................... 17 HOOFDSTUK 2.................................................................................................................................................................. 22 2.1. Hoe is Israël in hun land gekomen ......................................................................................................................... 22 2.2. Waaraan is de ‘vrouw’in Israël te herkennen ....................................................................................................... 24 Hoofdstuk 3.......................................................................................................................................................................... 31 3.1. Het verbond met Abraham...................................................................................................................................... 32 3.2. Het verbond van God met David............................................................................................................................ 35 3.3. Een nieuw verbond.................................................................................................................................................. 39 3.3.1. een nieuw verbond .......................................................................................................................................... 40 3.3.2. Verbond niet geschreven op papier maar op hun hart .................................................................................. 41 3.3.3. Tijd dat iedereen de Here zal kennen............................................................................................................. 43 3.3.4. Een verbond dat alleen zal kunnen vergaan als zon, maan en zee niet meer zullen bestaan...................... 44 3.3.5. Tijd dat de stad wordt herbouwd en nooit meer zal worden verwoest tot in eeuwigheid .......................... 45 HOOFDSTUK 4 .................................................................................................................................................................. 47 4.1. Waarom is het volk Israël verdreven uit het land dat het gegeven was............................................................... 47 4.2. Betekende hun val verwerping voor altijd............................................................................................................. 57 4.3. Indien de Bijbel niet spreekt over verwerping, spreekt hij dan over herstel en zo ja, op welke manier............ 59 Profetieën die wijzen op een herstel dat verder in de toekomst ligt dan het herstel na de ballingschap.............. 60 HOOFDSTUK 5 .................................................................................................................................................................. 65 Welke profetieën zeggen dat Israël in de eindtijd als natie zal bestaan ...................................................................... 68 5.1. Het fysiek herstel: het terugkeren van de Joden naar hun land ............................................................................ 70 5.2. Een geestelijk herstel van Israël ............................................................................................................................. 71 5.3. Een grote verdrukking............................................................................................................................................. 73 5. 3. 1. Een oorlog waarin alle volkeren van de wereld zich tegen Israël zullen legeren ..................................... 77 5.4. Het duizendjarige vrederijk .................................................................................................................................... 79 5.5. Een laatste oorlog waarin de wereld nog een keer Israël zal belegeren............................................................... 85 Er zijn dus twee grote oorlogen elk aan het eind van een tijdperk......................................................................... 87 5.6. De dag van het oordeel. Dit is de dag waarop God de wereld zal oordelen........................................................ 87 5.8. De nieuwe hemel en nieuwe aarde......................................................................................................................... 97 5. 8. 1. Kenmerken van de nieuwe hemel zijn ............................................................................................................ 100 De satan zal er niet meer zijn.................................................................................................................................. 100 5. 8. 2. Kenmerken van de nieuwe aarde zijn ............................................................................................................. 100 5. 9. Waar is Israël op de nieuwe aarde gebleven....................................................................................................... 101 Het verbond met Abraham ...................................................................................................................................... 102 Het nieuwe verbond................................................................................................................................................. 102 HOOFDSTUK 6 ................................................................................................................................................................ 104
2
Israël Jaren geleden vroeg iemand mij eens of het nu echt Bijbelse profetieën zijn die de stelling rechtvaardigen dat het herstel van Israël als land, zoals dat in het begin van de twintigste eeuw een aanvang nam, Gods werk was? Staat dat dit zou gebeuren nu echt in de Bijbel voorspeld, of heeft iemand dit ooit eens gesteld nadat hij een paar teksten uit zijn verband had getrokken en zit iedereen (in sommige christelijke kringen) dit nu maar na te praten? Ik wist wel een aantal teksten die hierover gingen, maar mij bewust van mijn beperkte kennis ging ik eens kijken of er niet een goed boek was geschreven over dat onderwerp. Nu zal hier ongetwijfeld al veel over zijn geschreven, maar zoals dat gaat in de uitgeverswereld, niet de relevantie van het boek, maar de opbrengst is van belang. Dat is logisch vanuit hun zakelijk belang gezien maar jammer voor ons als we het nodig hebben en het is nooit herdrukt. Je zult het niet geloven maar ik ben eens een hele middag in de vele boekwinkels die mijn woonplaats Leiden rijk is, op zoek geweest naar een boek over het leven van Napoleon en kon maar één (Engels) exemplaar vinden, de rest van de ongetwijfeld duizenden boeken die er in de ongeveer 200 jaar na zijn nederlaag over hem zijn geschreven, waren kennelijk niet rendabel meer voor een herdruk. Zo ook over dit onderwerp, ondanks dat er al eerder boekenkasten over moeten zijn volgeschreven, was er toen ik op onderzoek ging, zelfs in evangelische boekwinkels, niets over te vinden. Nu heb ik het boek waar al de profetieën die hierover gaan in staan in vele vormen kleuren en maten in huis en besloot dan daar maar zelf een antwoord in te zoeken. Na een poos met dit onderwerp bezig te zijn geweest vroeg ik mij af waarom God eigenlijk ooit via Abraham met dit volk is begonnen, waar had Hij het voor nodig? Het idee dat dit alleen maar was om er de Messias uit geboren te laten worden kon ik mij eigenlijk niet zo goed voorstellen: daar is toch geen uitverkoren volk voor nodig? De Messias kon toch ook een Rus, Egyptenaar of Nederlander zijn? Bovendien, als de enige functie van het volk was het laten voortkomen van de Verlosser, dan zou het volk wel kunnen verdwijnen als die Verlosser eenmaal geboren was. En juist het niet verdwijnen van dit volk, dat vele eeuwen zonder eigen land tussen de volken zwierf, is één van de dingen die zo opmerkelijk is aan hen. Ik ontdekte op een zeker moment in de Bijbel dat God een plan met deze aarde heeft, een plan waar Israël een belangrijke functie in heeft. Vanaf de zondeval tot de nieuwe aarde is er een samenhang in de gebeurtenissen die daarmee te maken hebben. Israël heeft daar een belangrijke plaats in. Toch is het God niet alleen om dit volk te doen. Hij is de schepping met Adam en niet met Abraham begonnen. Dat wil zeggen: hij heeft Adam de belofte gegeven dat er eens een Verlosser zou komen. Deze belofte gaf Hij door aan Abraham. Deze belofte is voor de kinderen van Adam en niet alleen voor de kinderen van Abraham. Het gaat God om alle mensen. Hij wil dat ooit alle mensen en alle volken in vrede met elkaar zullen samenleven op aarde. Om dat te bereiken, begon Hij met dit volk om de voorbereidingen voor die tijd te treffen. Als die tijd zal zijn aangebroken heeft Israël nog steeds een functie, zo zullen we straks zien. Deze studie begint in Genesis 3 waar kort na de schepping de zondeval wordt beschreven en eindigt in Openbaring 22, waar de nieuwe aarde de plaats zal hebben ingenomen van de huidige. Daardoor zal duidelijk worden wat die samenhang in de Bijbel is: wat Gods weg is met de aarde en wat de plaats van Israël daarin is.
3
HOOFDSTUK 1 Schepping - Abraham Zoals gezegd gaan we in deze studie door de hele Bijbel heen op zoek naar het wezen van Israël, wees gerust, we zullen niet de hele Bijbel doorspitten maar we beginnen wel bijna aan het begin van Genesis en zullen in onze omzwervingen, zelfs in dit hoofdstuk al, uitkomen in het laatste boek, de Openbaring van Johannes. Als we het wezen van Israël willen begrijpen, moeten we het wezen van de schepping, de mens, diens relatie tot God en het evangelie begrijpen. Het gaat hier om de grote hoe-, wat- en waaromvragen. Waarom zijn we er, waarom zijn er zoveel slecht nieuwsberichten te vermelden in het journaal, hoe is dit allemaal gekomen, waartoe zal dit leiden, wat is de oplossing voor dit alles en wat heeft Israël hier allemaal mee te maken? We zullen hier beginnen bij het begin. Waarom heeft God de aarde geschapen? Veel christenen denken bij het overzicht van dit hoofdstuk misschien dat het voor hen allemaal gesneden koek is, maar ik daag je toch uit om door te lezen, volgens mij staan er verschillende elementaire zaken in die je nog niet weet. 1.1. Waarom heeft God de aarde geschapen 1.2. Hoe kwam de zonde in de schepping 1.3. Waarom heeft de mens gezondigd 1.4. Wat was het resultaat van de zonde 1.5. Hoe moesten de gevolgen van de zonde worden hersteld 1.6. Wat is Israëls plaats in het herstel voor de schepping en de zonde 1.1. Waarom heeft God de aarde geschapen Om te weten waarom iemands iets doet, moeten we in de gelegenheid zijn het hem of haar te vragen. Als we daarom willen weten waarom God ons heeft geschapen zouden we het dus aan Hem moeten vragen. Het probleem is dat Hij niet zo vaak hoorbaar spreekt en het is al helemaal uitgesloten dat ieder mens afzonderlijk, verstaanbare antwoorden krijgt op al diens vragen. Toch spreekt God wel, Hij wacht soms zelfs niet eens of wij wat te vragen hebben, maar neemt zelf ook initiatief om dingen mee te delen waarvan Hij vindt dat we het moeten weten. Mensen die Gods stem kunnen verstaan worden profeten, en hun boodschap profetie genoemd. In het oude Israël, maar ook al daarvoor en daarna, zijn er verschillende van die antwoorden en boodschappen opgeschreven door de mensen die deze van God kregen. Nu was het niet zo dat alles wat een willekeurig persoon als woord van God zei te hebben ontvangen door de Joden werd erkend als profetie. Meestal was het pas achteraf, als (delen van) de voorspellingen accuraat bleken te zijn geweest, dat de volgende generaties de geschriften erkenden als authentieke woorden van God. Meestal werd een profeet tijdens zijn leven zeer slecht behandeld door het volk en na zijn dood geëerd, een beetje zoals wij met kunstenaars plegen te doen. We zullen dan wel niet allemaal rechtstreeks van God een antwoord krijgen op de vraag waarom Hij ons heeft geschapen, maar we kunnen wel studie doen in de Bijbel waar verschillende van die geschriften van de profeten in zijn verzameld en proberen hier een antwoord in te vinden. Nu kan ik mij niet herinneren ooit in de Bijbel een tekst te hebben gelezen waar met zoveel woorden staat dat dit of dat de kernreden was waarom God besloot de aarde en de mensen te maken. Misschien moeten we daar ook helemaal niet zo diep en ingewikkeld over doen en schiep
4
God de aarde alleen maar omdat Hij dat ontzettend leuk vond. Wat zijn diepste motieven waren is moeilijk te achterhalen. Wel zijn er teksten in de Bijbel die mogelijk duidelijkheid kunnen geven over wat de bedoeling van de aarde en de schepping was. We lezen bijvoorbeeld in het scheppingsverhaal: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij heersen over de vissen der zee en over het gevogelte van de hemel en over het vee en over de gehele aarde en over al het kruipend gedierte dat op de aarde kruipt. En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen. (Genesis 1:26) In de Psalmen staat met betrekking daarover: Wat is toch de mens dat U aan hem denkt en het mensenkind dat U naar hem omziet? (...) met heerlijkheid en eer hebt U hem gekroond, alle dingen hebt U onder zijn voeten onderworpen. (Psalm 8:5-7) De schrijver van de Hebreeënbrief gebruikte later deze tekst om aan te tonen dat God niet alleen de huidige, maar ook de toekomstige (nieuwe) wereld aan de mens heeft onderworpen1 . Uit deze teksten kunnen we opmaken dat God de mens schiep om te heersen over de aarde. Nu hebben de meesten van ons, democratische Nederlanders, moeite met het woord heersen. Ik vroeg eens, toen ik voor het eerst bij een sportschool binnenkwam aan de meest gespierde figuur, die mij wel de eigenaar leek, of hij de baas was. “Een hond heeft een baas” was zijn reactie. We willen niet graag heersen en tolereren veel, zelfs dat er nog meer kippen en varkens in Nederland wonen dan mensen. Het woord heersen roept beelden op van dictators die het volk verdrukken en nooit heeft een dictator meer macht over zijn onderdanen gehad als wij over de dieren. Of God het zo wreed heersen voor ogen had als wij wel eens met de dieren omgaan in de industrie toen Hij dat zei, geloof ik niet. Ik denk eerder dat het Gods bedoeling was om ons duidelijk te maken dat de dieren ondergeschikt, dat is in dit geval, minder belangrijk, zijn dan de mensen. Als het erop aankomt werd de aarde met al zijn natuur en rijkdom aan ons gegeven om er te kunnen wonen. En om de baas te kunnen zijn in onze eigen woning, moest de mens gemaakt worden naar Gods beeld. Waarom moest de mens geschapen worden en zo'n bijzondere ‘woning’hebben? Daarover staan twee redenen in de Bijbel. Ten eerste staat er, dat als God de aarde en de mens gemaakt heeft, Hij contact met hen zoekt. Dit staat niet met zoveel woorden in de Bijbel maar dit blijkt wel uit wat er gebeurt nadat Adam heeft gezondigd. Direct gaan ze voorbereidingen treffen voor de volgende ontmoeting die ze met God zouden gaan hebben. Ze maken schorten en, zo staat het in Genesis: Toen zij het geluid van de Here God hoorden, die in de hof wandelde in de avondkoelte, verborgen de mens en zijn vrouw zich voor de Here God tussen het geboomte in de hof. (Genesis 3:8) God wandelde dus met de mens in de avondkoelte. Hij was dus niet zichtbaar alom tegenwoordig, maar Hij zocht de mens wel regelmatig op. Het was Gods bedoeling dat wij als mensen bij Hem in de buurt zouden zijn. Hierover zegt Paulus later in het Nieuwe Testament. Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus. Hij heeft ons immers 1
Hebreeën 2:5
5
in Hem uitverkoren voor de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht. (Efeze 1:3-4) God had niet alleen de aarde bedoeld als woonplaats voor ons, Hij had zelfs het Koninkrijk al klaar voor ons. Jezus zegt over dit koninkrijk: Wanneer dan de Zoon des mensen komt in zijn heerlijkheid en al de engelen met Hem, dan zal Hij plaats nemen op de troon zijner heerlijkheid. En al de volken zullen voor Hem verzameld worden, en Hij zal ze van elkander scheiden, zoals de herder de schapen scheidt van de bokken, en Hij zal de schapen zetten aan zijn rechterhand en de bokken aan zijn linkerhand. Dan zal de Koning tot hen, die aan zijn rechterhand zijn, zeggen: Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beërft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af. (Mattheüs 25:31-34) Het koninkrijk, zullen we later zien, is het Nieuw Jeruzalem, de bruid van het Lam ofte wel de gemeente. Kortom God schiep de aarde zoals Hij Eva schiep voor Adam; als bruid voor zijn Zoon, voor Christus. Hij had haar al voor Hij de wereld schiep bedacht. Je zou dus kunnen zeggen dat God een bruid heeft gezocht/geschapen voor zijn Zoon. Hier komen we al gelijk bij een bijzonder aspect van God. Ofschoon de Bijbel de ene keer spreekt over de Vader en de andere keer over de Zoon is dit verschil meer ‘optisch’dan wezenlijk. Er wordt bijvoorbeeld wel over God de Vader gesproken, maar gelijk zegt de Bijbel dat niemand Hem heeft gezien. Johannes zegt daarover: “niemand heeft God ooit gezien de eniggeboren Zoon heeft Hem doen kennen.” (Johannes 1:18) Paulus zegt over de Godheid van Jezus, dat Hij: “ is het beeld van de onzichtbare God. Alle dingen zijn door en tot Hem geschapen.” (Kolossenzen 1:15-17) Alles wat we van God kunnen weten, komt van wat Jezus ons heeft bekend gemaakt. Voor Hij hier als de Zoon kwam om te sterven is Jezus vele malen zichtbaar op aarde geweest. Hij was er in de verschijning van Melchisedek; de koning van Salem, die Abraham tegemoet trok na diens strijd tegen de koningen uit het Oosten. Hij wordt daar de ‘priester van de Allerhoogste’ genoemd2. Het is Jezus die Abraham bezoekt om hem zijn beloofde zoon aan te kondigen3; Hij streed met Jakob bij de Jabbok4 en Hij was het die Jozua ontmoette voor Hij Jericho innam5. Maar de verschijningsvorm van Jezus, waarin Hij het meest in het Oude Testament voorkomt, is als de ‘Engel van de Here’. De Engel van de Here trad namens zichzelf op, deed beloftes en werd als God aangeduid. Dit in tegenstelling tot gewone engelen die boodschappers zijn en namens God spreken. De Engel van de Here komt het eerst voor in de Bijbel, als Hagar en Ismaël vluchten voor Saraï. Als ze uitgeput in de woestijn zitten en er geen hoop meer is, verschijnt Hij: En de Engel van de Here zei tegen haar: Ik zal uw nageslacht zeer talrijk maken (...) Toen noemde zij de naam van de Heren, die tegen haar gesproken had: U bent een God van 2
Genesis 14:18 & Hebreeën 7 Genesis 18:1 - 15 4 Genesis 32:22 - 30 5 Jozua 5:13 - 15
3
6
aanzien. (Genesis 16:10 - 13) De Engel van de Here zegt tegen haar: “Ik zal”. Hij spreekt niet namens God maar namens zichzelf, omdat Hij God is. Vele voorbeelden zouden dat kunnen laten zien in het Oude Testament. In het Nieuwe Testament komt deze ‘Engel’niet meer voor. Dan openbaart God zich alleen nog in Jezus. Maar bovenal, en dat is interessant voor ons onderwerp, het betekent dat als er in de Bijbel staat dat Adam en Eva met de Here wandelden in de avondkoelte van de Hof, zij niet met God de Vader, maar kennelijk met Jezus, de Zoon, wandelden. Het betekent ook dat het Jezus was, die hun later de toegang tot de hof van Eden ontzegde. Ondanks dat we dus moeilijk een duidelijk antwoord kunnen vinden op de vraag waarom God op een goede dag besloot de aarde te maken, kunnen we wel iets zeggen over de aarde in dat perspectief. Zo blijkt dat God ons deze heeft gegeven als woonplaats en dat God er in zijn verschijning als de Zoon zelf nauw bij betrokken is. Hij heeft deze gemaakt, Hij is er op cruciale momenten, Hij heeft er voor geleden, zijn bruid wordt hier gevormd, Hij gaf door de profeten de boodschappen door aan zijn volk en later aan zijn gemeente. 1.2. Hoe kwam de zonde in de schepping Nu hebben we wel vastgesteld dat God de aarde schiep voor de mensen om daar te wonen en we lezen in de Bijbel dat God zag dat het allemaal erg tot zeer goed was. Toch zien we als we om ons heen kijken een wereld waarin niet alleen mensen de dieren overheersen en opeten: de dieren doen dat zelf ook bij elkaar. In een niets ontziende voedselketen jagen roofdieren de prooidieren achterna.Van de microscopisch kleinste bacteriën en schimmels tot de grootste tijgers en potvissen genieten de dieren alleen van de goede natuur in zoverre ze deze kunnen doorslikken. Moeten we dan vaststellen dat God dieren alleen heeft geschapen om op het bord van een ander dier of mens te eindigen en dat Hij dat goed vond? Bovendien zullen er maar weinig mensen meer zijn die net als Adam en Eva met God in de avondkoelte wandelen: de meesten van de massa´s mensen die intussen op aarde wonen, hangen afgepeigerd na de zoveelste dag hard werken op de bank voor de televisie of zitten in hun armoedige woning in een arm land zich zorgen te maken hoe ze de maand weer door moeten komen. Er zijn maar weinig ontwikkelde mensen die de aarde zien en dan blij opmerken dat het overal toch wel zo goed is en God die alles ziet, zal dat al helemaal niet meer doen. Welke ramp heeft de aarde dan getroffen dat het niet meer zo is als toen God dat wel zei? Was het een meteoriet die een slopend virus bracht waar de schepping niet tegenop was gewassen, waren het UFO´s die een vijandige mogendheid op aarde brachten die alles in de war hebben gestuurd? Wat heeft zich dan voltrokken dat deze goede aarde veranderde in voor de meesten een onherbergzaam oord? De Bijbel is daar duidelijk over: het was inderdaad een ramp van buiten de aarde, het was een vreemde mogendheid die de goede schepping veranderde in een plaats waar ieder moest vechten voor zijn plekje en waar geen plaats meer was voor de zwakken.
7
De leider van deze mogendheid was ooit één van de machtigste van de hemel, de cherub Lucifer. Hij probeerde via een staatsgreep daar aan de macht te komen. Toen dat was verijdeld werd hij daar verdreven. Hierover staat in Jesaja: Hoe bent u uit de hemel gevallen, u morgenster, zoon van de dageraad; hoe bent u op de aarde geveld, overweldiger der volken! Hoe kon Lucifer vallen? Hierover geeft God zijdelings een glimp informatie door de profeet Jesaja: En u overlegde nog wel: ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver in het noorden; ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen. Integendeel, in het dodenrijk wordt u neergeworpen, in het diepste der groeve. (Jesaja 14:12 - 16) Ezechiël spreekt hier ook over: Volmaakt was u van gestalte, vol van wijsheid, volkomen schoon. In Eden was u, Gods hof; allerhande edelgesteente overdekte u: Van goud was het werkstuk, waarin zij waren gevat en aan u vastgehecht; toen u geschapen werd, waren zij gereed. U was een beschuttende cherub met uitgespreide vleugels; Ik had u een plaats gegeven: u was op de heilige berg der goden en wandelde te midden van vlammende stenen. Onberispelijk was u in uw wandel, vanaf de dag dat u geschapen werd, totdat er onrecht in u werd gevonden: door uw uitgebreide handel bent u vervuld geraakt met geweldenarij en kwam u tot zonde. Van de berg der goden verbande Ik u en deed u weg, u beschuttende cherub, van tussen de vlammende stenen. Trots was uw hart op uw schoonheid met uw luister hebt u ook uw wijsheid teniet doen gaan. Op de aarde wierp Ik u neer. (Ezechiël 28:13 -17) In Openbaring staat indirect wat er toen nog meer gebeurde toen deze beschuttende cherub op de aarde werd geworpen. En er werd een ander teken gezien in de hemel; en zie, een grote, vuurrode draak met zeven koppen en tien horens en op zijn koppen zeven diademen. En zijn staart sleepte het derde deel van de sterren van de hemel mee en wierp ze op de aarde. (Openbaring 12:3 4) De draak is volgens vers negen van datzelfde hoofdstuk in Openbaring, de satan. Sterren lazen we in de aangehaalde passage van Jesaja zijn een symbool voor engelen. Uit de tekst in Jesaja veertien blijkt dat, toen satan zich voornam om zich boven de sterren Gods te verheffen, het tegendeel gebeurde, in het volgende vers van Openbaring twaalf staat daarover dat: hij werd neergeworpen en zijn engelen met hem neergeworpen. (vers 10) Met andere woorden: satan sleepte met zijn staart het derde deel van de sterren (engelen) van de hemel mee. Deze teksten geven inzicht in wat er gebeurde in de hemel: ? ? Toen God Lucifer schiep, was hij zeer mooi; ? ? Aanvankelijk was Lucifer zonder zonden; ? ? Omdat hij zei: “Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten en mij aan de Allerhoogste gelijkstellen” en zoals er staat, onrecht in hem werd gevonden: is hij vervuld geraakt met geweldenarij en verviel hij tot zonden;
8
? ? Dat de duivel werd neergeworpen uit de hemel; ? ? Hij sleepte het derde deel van de engelen achter zich aan in zijn val. Op de vraag hoe de zonde in de schepping kwam, kunnen we zeggen dat deze er door trots, hoogmoed en ongehoorzaamheid van een cherub in is gekomen. Door zijn mislukte staatsgreep is hij uit de hemel gegooid. Dit geeft wel inzicht in waar de zonde vandaan kwam maar wat hebben de mensen met de zonde van deze opstandige cherub te maken? Waarom heeft de mens gezondigd? 1.3. Waarom heeft de mens gezondigd. We weten nu dat de zonde ontstond in de hemel en dat de aanstichter hiervan uit de hemel is geworpen maar wat heeft dat met ons te maken? Wij waren toch de baas hier op aarde, de aarde was toch onze woning en wij hadden toch niets met die opstandige cherub te maken? Dat was ook zo, deze hele gebeurtenis stond ook buiten ons, ware het niet dat de slang ons erbij heeft betrokken. Dat heeft hij gedaan op twee manieren: ten eerste door Adam over te halen zich vrijwillig aan hem te onderwerpen. Dit deed hij door Adam aan zich te laten gehoorzamen, volgens het principe, zo lezen we in de bijbel: Weet u niet dat voor wie u zich als slaven stelt om te gehoorzamen, u slaven bent van hem die u gehoorzaamt. (Romeinen 6:16) Zo onderwierp Adam zich als slaaf aan de slang. De manier van de satan om Adam aan zijn kant te krijgen was door Adam als hemzelf te laten worden. Hij kon Adam niet dwingen dit te doen, maar hij kon hem wel verleiden, om net als hij had gedaan, een poging te ondernemen om aan de Allerhoogste gelijk te worden. Hij begint om dat doel te bereiken met de boel te verdraaien als hij zegt: God heeft zeker wel gezegd: Gij zult niet eten van enige boom in de hof? Eva, onbewust van het gevaar, luistert naar de slang die al begon met laster en een leugen over God. Zij zegt tegen de slang: “nee hoor”: Van de vrucht van het geboomte in de hof mogen wij eten, maar van de vrucht van de boom, die in het midden van de hof staat, heeft God gezegd: Gij zult daarvan niet eten noch die aanraken; anders zult gij sterven. Dan komt de in de leugen verpakte verleiding: Gij zult geenszins sterven, maar God weet, dat ten dage, dat gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden, en gij als God zult zijn, kennende goed en kwaad. En alsof de hof van Eden ten oosten van de Noordzee lag, reageerde zij door juist dat wat niet mag toch te doen en haalde daarmee de overtreding (zonde) en oordeel (dood) en macht van de satan over zich. Zoals de slang eerder, lazen we in Jesaja 14 bij zichzelf overlegde hoe hij aan de Almachtige gelijk kon worden, zo haalt hij hier Adam en Eva over ook aan God gelijk te willen zijn. De slang wist wat de gevolgen waren van zijn daad en probeert de mens aan zijn zijde te krijgen. En de vrouw zag, dat de boom goed was om van te eten, en dat hij een lust was voor de
9
ogen, ja, dat de boom begeerlijk was om daardoor verstandig te worden, en zij nam van zijn vrucht en at, en zij gaf ook haar man, die bij haar was, en hij at. (Genesis 3:1-6) Het was de mens zelf die het ‘virus’uit de doos van Pandorra liet ontsnappen en zo op aarde bracht. Het was de mens zelf die zichzelf en de aarde onderwierp aan een vreemde mogendheid en sindsdien zucht onder diens heerschappij. Het is de satan met zijn legers van demonen die sinds die tijd de mensen tegen elkaar ophitsen. En dat gaat hem makkelijk af omdat ze zijn geïnfecteerd met het zondevirus dat de vitale delen om hier weerstand aan te kunnen bieden, heeft aangetast. Het is de zonde welke de mens van zichzelf, elkaar en van God heeft vervreemd6. Zo nu en dan wordt mij de vraag gesteld waarom God de mens dan zo gemaakt heeft dat hij de keuze had om verkeerd te kiezen: ‘als de boom van kennis van goed en kwaad niet in de hof van Eden had gestaan” zeggen zij dan “zou Adam ook niet in de verleiding kunnen zijn gebracht hiervan te eten”. Dit is natuurlijk een lastige vraag omdat God hier niet een duidelijk motief voor in de Bijbel heeft gegeven. Er staat nergens of God hier meer over heeft gezegd tegen Adam dan dat we hebben kunnen lezen. Als ik soms in de Bijbel lees heb ik wel eens het idee dat God aan de ene kant helemaal geen moeite doet om er enige logica in te brengen of het zo vermeldt dat we het kunnen begrijpen terwijl ik aan de andere kant tot nog toe op al mijn vragen die zijn gerezen tijdens het lezen in de Bijbel elders in die Bijbel een antwoord heb kunnen vinden. Zo lezen we in het verhaal over de zondeval van Adam en Eva niets over de herkomst van de satan, daar wordt pas veel later inzicht in gegeven. Ook het antwoord op onze mogelijke vraag waarom de boom in de Hof stond, geeft God niet direct. Het lijkt God soms helemaal niet te interesseren of wij elk stukje een logisch verhaal vinden of niet. Het is zo (gebeurd) en of wij het nu wel of niet geloven lijkt helemaal niet van belang: het lijkt ook soms wel alsof God geen enkele behoefte heeft om zichzelf te bewijzen en op voorhand al antwoorden te geven op vragen die zouden kunnen ontstaan. Toch denk ik wel dat de Bijbel inzicht geeft waarom de boom er stond. Eigenlijk is het tamelijk griezelig om deze materie in te duiken omdat we dan in een gebied komen waar aan de ene kant maar weinig over bekend is maar waar tegelijk vergaande uitspraken ontlokt worden over het wezen van God. Om maar gelijk in het diepe te springen, ik denk dat er reden is om aan te nemen dat God zelf ook de zonde kent. Dat wil zeggen, Hij heeft er nooit aan toegegeven, maar op een of andere manier weet Hij wat het is. Het is maar de vraag of de verleiding van de slang hem hierin zat dat deze loog tegen Adam en Eva toen hij zij: Dat op de dag dat u daarvan (de boom) eet uw ogen geopend zullen worden, en u als God zult zijn, kennende goed en kwaad. (Genesis 3.5) Later, nadat zij zijn gezwicht voor deze verleiding overlegt God bij zichzelf: Nu de mens is geworden als Ons kennende goed en kwaad (Genesis 3:22) Kennen is in de Bijbelse betekenis zelden het kennen met je hoofd. Als er iets is waarvan God zegt dat Hij dat kent is het niet aannemelijk dat Hij er kennis van heeft genomen door ernaar te kijken of doordat Hij er iets over vernomen heeft. Ik denk dat het zo kan zijn dat het kwaad er, net als God, altijd is geweest, als een onlosmakelijke tegenpool van het goede. God heeft hier 6
Jesaja 59:2
10
kennis van en kan hier altijd de macht over houden maar alles wat Hij schept naar zijn beeld is hier gevoelig voor: de cherubs, de engelen en de mensen. Noot: Dit is overigens iets anders dan het oosterse begrip Yin en Yang. Deze elementen worden verondersteld elkaar nodig hebben en elkaar aan te vullen. God heeft de duisternis en het kwaad niet nodig om licht en goed zijn. Hij hoeft niemand te bewijzen dat Hij goed en licht is. Mogelijk ´kon´ God niet anders dan ons op de proef te stellen. Ik geloof in elk geval niet dat Hij die boom daar neer heeft gezet als een soort experiment waarna Hij ‘achterover is gaan zitten’om eens te kijken wat Adam nu zou gaan doen, om hem daarna hiervoor genadeloos te straffen als hij het gebod zou overtreden. Als dat zo zou zijn geweest zou dat niet alleen een nodeloos wrang mislukt experiment zijn geweest waarmee Hij Adam in het ongeluk stortte maar ook zijn eigen zojuist geschapen wereld in een drama liet vervallen. Nergens zijn voorbeelden van een dergelijke karaktereigenschap van God in de Bijbel te vinden. Ik heb vaak de indruk dat naar het waarom van de boom van kennis, een retorische vraag is. Dat wil zeggen dat de steller er niet iets mee wil vragen, maar er iets mee wil zeggen, namelijk dat God de boom er niet had moeten neerzetten (als ze al geloven dat God het ooit heeft gedaan, meestal probeert de vraagsteller mij alleen maar voor te houden dat de Bijbel helemaal niet klopt en in het bijzonder dat, in hun ogen, achterlijke verhaaltje over Adam en Eva niet). Toch zit er iets onbeholpens in de stelling dat God nooit de boom in de Hof had moeten zetten. Hiermee wordt de zaak omgedraaid en krijgt God de schuld van de zonde die de mens heeft gedaan. “Als God de boom er niet had neergezet” is net zo'n uitspraak, als die van Adam wanneer hij zegt: “de vrouw die U mij gegeven hebt.” Het is het verschuilen achter een ander en het weglopen voor de eigen verantwoordelijkheid. Dat te stellen betekent dat God alleen maar willoze wezens zou ‘mogen’maken: wezens zoals dieren, die niet kunnen nadenken maar alleen een overlevingsdrang hebben. Zodra God de mens naar zijn beeld schiep, nam Hij het risico dat hij niet om zou kunnen gaan met die vrijheid. Ditzelfde dilemma heeft ieder mens dat kinderen wil. Iedere ouder weet dat het kind keuzen kan maken, waar hij of zij heel ongelukkig van zal kunnen worden. Het kan zich aan de drugs verslaven of een misdadiger worden. Toch zullen weinig mensen zich erdoor laten weerhouden om kinderen te willen en zij zullen blijven vertrouwen dat hun kind dat niet zal doen. Als dat kind dan toch een slecht leven gaat leiden en het zijn ouders verwijt, is dat dan terecht? Soms wel, mensen kunnen slechte opvoeders zijn. Door hun zwakheden kan de meeste ouders van alles worden verweten. Toch is elk mens uiteindelijk, hoe zijn opvoeding dan ook mag zijn geweest, zelf verantwoordelijk voor zijn daden. God verlangde ook naar kinderen. Hij heeft wel plezier aan dieren en kan wel genieten van de natuur die Hij heeft gemaakt, maar Hij voelde, net als Adam aanvankelijk in de Hof zonder Eva ondanks alles dat het niet ‘af’was. Hij verlangde naar kinderen die van Hem houden en dat vrijwillig doen. Zoals Hij tegen Israël zei: Ik had wel gezegd: Hoe zal Ik u onder de zonen rekenen en u een uitgezocht land geven, het allermooiste onder de volkeren! En Ik had gedacht, dat u Mij zou noemen: mijn Vader, en dat u zich niet van Mij zou afkeren. (Jeremia 3:19) Liefde en respect spreekt niet vanzelf, het schept verplichtingen. Adam had de gelegenheid God te laten zien, dat hij Hem lief had, dat hij God meer vertrouwde, dan een kwaadsprekende slang. God verlangde naar de omgang met Adam, maar Hij eiste dat niet van hem. Hij vroeg het Hem 11
vrijwillig te geven. Zoals Hij door Salomo zegt: Mijn zoon geef mij uw hart, laten uw ogen behagen hebben in mijn wegen. (Spreuken 24:26) Er stonden twee bijzondere bomen in de hof. De ‘boom van het leven’en de ‘boom van kennis van goed en kwaad’. Alleen van de laatste staat in de Bijbel dat Adam er niet van mocht eten. De situatie lijkt eenvoudig: als hij van de boom van het leven zou hebben gegeten, had hij eeuwig geleefd; als hij eet van de boom van kennis van goed en kwaad, zou hij sterven. Het is niet ondenkbaar dat als hij van de boom van het leven had gegeten, de boom van kennis van goed en kwaad was verdord. Omdat het niet meer mogelijk zou zijn geweest, de gevolgen van de straf welke was gekoppeld aan het eten van die boom, te ondergaan. De keuze is aan Adam. Hij werd niet ‘geprogrammeerd’om te gehoorzamen. En het gebod was niet ingewikkeld: Van alle bomen in de hof mag u vrij eten, maar van de boom van kennis van goed en kwaad, daarvan zult u niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven. (Genesis 2:17) De hof van Eden stond vol vruchtbomen; Adam werd dus niet door de nood gedwongen het gebod te overtreden. Als we ons afvragen waarom de mens heeft gezondigd, kunnen we stellen dat hij dat deed omdat hij, net als de cherub zich gelijk wilde stellen aan de Allerhoogste God, omdat hij meer liefde voor zichzelf, dan voor God had. Ook wilde hij liever autonoom zijn, dan gehoorzaam aan God. 1.4. Wat was het resultaat van de zonde. Of we het leuk vinden of niet en of we vinden dat hij er beter niet had kunnen staan, de boom van kennis van goed en kwaad stond er wel. En ofschoon Adam beter had moeten weten at hij er ook nog van. Op dat moment gebeurt ook wat de slang had voorspeld toen hij zei dat “op de dag dat u hiervan eet zullen uw ogen geopend worden”. Beiden merkten dat zij naakt waren. Ofschoon je je kunt afvragen of zij dit naar elkaar toe een probleem vonden, in de zin dat zij zich voor elkaars lichaam schaamden. Duidelijk blijkt in elk geval wel dat ze God (zo) niet meer onder ogen dorsten te komen. Ze voelden zich voor het eerst van hun leven kwetsbaar voor en door het kwaad wat ze zelf hadden aangericht. Maar hun naaktheid, hun kwetsbaarheid, was niet het enige resultaat van hun zonde, er zouden veel ingrijpendere dingen voor hen gaan veranderen: Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermeerderen de moeite uwer zwangerschap; met smart zult gij kinderen baren en naar uw man zal uw begeerte uitgaan, en hij zal over u heersen. En tot de mens zeide Hij: Omdat gij naar uw vrouw hebt geluisterd en van de boom gegeten, waarvan Ik u geboden had: Gij zult daarvan niet eten, is de aardbodem om uwentwil vervloekt; al zwoegende zult gij daarvan eten zolang gij leeft, en doornen en distelen zal hij u voortbrengen, en gij zult het gewas des velds eten; in het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem wederkeert, omdat gij daaruit genomen zijt; want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren. (Genesis 3:16-19) Vanwege de zonde werd de hele wereld verpest. Verpest is de relatie tussen de mensen tussen 12
man en vrouw, tussen de mens en zijn omgeving. Moeizaam zal alles verder verlopen: de bevalling, de opbrengst van de aarde. De vrucht van de boom van het leven gaf eeuwig leven. De vrucht van de boom van kennis van goed en kwaad, de dood. Wat goed en kwaad was, wisten Adam en Eva niet. Het was voor hen niet meer dan een gevaarlijke boom. Ze waren gewaarschuwd voor de gevolgen en dat ze zouden sterven als ze van de boom zouden eten. Wat sterven is, is voor een mens wel voor te stellen, zelfs als hij nog nooit een dode heeft gezien. En zelfs als ze zich er niets bij konden voorstellen, zouden ze in vertrouwen op God, hebben moeten doen wat Hij had gezegd. Dat het vanaf het begin verboden was om van de boom van het leven te eten, wordt in de Bijbel niet vermeld. Pas nadat ze gezondigd hadden, wordt dat gedaan. En de Here God zei; Zie, de mens is geworden zoals Ons door de kennis van goed en kwaad; laat hij niet ook van de boom van het leven eten, zodat hij in eeuwigheid zal leven. Toen zond de Here God hem weg uit de hof van Eden om de aardbodem te bewerken, waaruit hij genomen was. (Genesis 3:22) Nu is hun lot dat ze zullen sterven. Dat dit niet direct gebeurt zou de indruk kunnen wekken dat God een beetje terugkrabbelt en de straf verandert, zodat ze in plaats van te sterven, worden weggestuurd uit de hof en voortaan met moeite de aarde moeten bewerken en kinderen krijgen. Dit is niet zo, de gevolgen waren zoals was voorspeld. Omdat wij zo vertrouwd zijn geraakt met de dood, kunnen we ons misschien slecht voorstellen wat het zou zijn geweest, als Adam en Eva eeuwig hadden blijven leven. Adam en Eva zijn gestorven; in geestelijk zin direct en lichamelijk weliswaar later, maar het is gebeurd zoals was gezegd. Het werd direct duidelijk dat ze geestelijk niet meer in staat waren om te functioneren op het niveau dat ze omgang konden hebben met God toen Hij in de hof kwam. God is niet langer hun Vriend, hun Vader. Het eeuwige waarmee ze waren geschapen, waarmee ze waren bekleed en wat ze in aanleg in zich hadden, is dood; weg, ze voelen zich in Gods nabijheid naakt en toen Hij in de Hof kwam, vluchtten ze van Hem weg. De zonde maakt mensen naakt; het maakt dat ze zich schamen voor zichzelf. Soms merken ze dat pas als God in hun ‘hof’ komt en soms ook zonder Hem wel. Een ander aspect van de zonde is, dat mensen niet alleen naakt, maar ook bang geworden zijn voor God. Elke cultuur heeft zijn rituelen om dat wat zij god noemen, tevreden te stellen. Uit angst voor hun goden, doen mensen soms bizarre dingen. Hoewel het godsbeeld is vertroebeld, weten ze instinctief dat hun relatie tot Hem er een is van schuld. Dit zou niet gebeurd zijn, als ze niet hadden gezondigd. Dit bedoelde sterven door de zonde ging zover, dat ze eeuwig dood zouden blijven, als God daar niet iets aan had gedaan. Wat was het resultaat van de zonde? Het resultaat van de zonde was schaamte en de dood. 1.5. Hoe moesten de gevolgen van de zonde worden hersteld Als Adam en Eva merken nadat ze gezondigd hebben dat ze naakt zijn, proberen ze daar snel iets aan te doen. Veel tijd om iets te bedenken hadden ze waarschijnlijk niet en snel maakten ze van een paar vijgenbladeren twee schorten. Je moet je eens voorstellen hoe oncomfortabel dat moet hebben gezeten. Ze zullen die dag ook niet veel meer hebben gedaan dan zich een beetje verborgen houden tussen de bomen van de Hof in de afwachting van Gods komst. Als God in de 13
avondkoelte hen opzoekt en het uitkomt dat ze hebben gezondigd, creëert God, na de pijnlijke ontmoeting, een oplossing om met de ontstane problemen om te gaan en Hij belooft de weg tot het herstel. Dit is geen makkelijk herstel. Er wordt in de oplossing daar voor Adam en Eva’s naaktheid en in wat God zegt, gewezen naar het definitieve werk dat Jezus veel later zou gaan doen. Hij zal de naaktheid en de dood echt oplossen. God maakt kleding voor Adam en Eva om hun naaktheid te bedekken en Hij geeft daarmee het eerste symbool dat naar de komst van de Verlosser verwijst. Ook zegt Hij daar al toe dat de macht van satan niet eeuwig over hen zal zijn. Hij zegt daar dat het Zaad van de vrouw de satan zal verslaan. God bekleedt de mens De verwijzing naar het werk van Jezus, bij deze ontmoeting van God met Adam en Eva in de Hof, is te zien in de manier waarop God hen kleedt. Op die manier wijst Hij erop, hoe de menselijke (geestelijke) naaktheid opgeheven moest worden. En de Here God maakte voor de mens kleren van huiden en bekleedde hen daarmee. (Genesis 4:21) Adam en Eva probeerden hun naaktheid te bedekken met bladeren en verstopten zich in het struikgewas. Door dat te doen verborgen zij niet alleen hun zonden, maar ook zichzelf voor God. God kleedde hen op een duurzame manier, waarmee zij voor Hem konden verschijnen zonder naakt te zijn: Hij kleedde hen met huiden. Voor het verkrijgen van deze huiden, moesten dieren worden gedood. Om de zonde te verzoenen en de naaktheid te bedekken, moest een ander sterven. Het sterven van dat dier wijst symbolisch naar Jezus’sterven voor Adam (de mens) opdat diens naaktheid bedekt zou worden. Het volgende is misschien wat ingewikkeld. Zeker als je niet zo bekend bent met de bijbelse symboliek. Let dus goed op. Het symbool van het bekleden met de huid van het offerdier is ook terug te vinden in de wet van Mozes en geeft daar dan nog meer inzicht in wat de betekenis was van wat er gebeurde in de Hof. Als er in Israël een schuldoffer moest worden gebracht, was de huid van het dier voor de priester7. Vertalen we die regel naar deze situatie in de Hof van Eden dan zien we hoe God in de verschijning van de Zoon, zoals we hier eerder hebben gezien, voor Adam en Eva een offer bracht. Het was dus Jezus die hier het offer bracht. Hij wordt ons later ook bekend als de priester van het nieuwe verbond. Jezus had dus als priester recht op de huiden van het offer. Maar Jezus was niet alleen de priester; Hij zou ook het offerlam zelf worden. Johannes de Doper zegt dat onder andere als Hij Jezus ziet: De volgende dag stond Johannes daar weer met twee van zijn discipelen. En toen hij Jezus zag gaan, zeide hij: Zie, het lam Gods! (Johannes 1:35-36) De huid die Adam en Eva kregen was dus als het ware een verwijzing naar Jezus’eigen huid. Om de gevolgen van de zonde te bedekken mag de zondaar kruipen in de huid van Jezus; van God zelf. In het Nieuwe Testament komen we dat beeld ook tegen. Daar staat dat zij die zich in Christus hebben gedoopt van Hem ‘witte kleren’krijgen. Toch zijn de kleren die zij kregen niet hun 7
Leviticus 7:8
14
eigendom: ze behoren aan Christus. Of zoals Paulus het zegt: Want u allen, die in Christus gedoopt zijn, hebben zich met Christus bekleed. (Galaten 3:27) Het doden van het onschuldige dier, voor zijn huid, om er Adam´s zonde mee te bedekken wijst ook op een ander principe. Dit zegt dat de enige manier om onder de vloek van de zonde uit te komen is, door de vloek op een ander over te dragen. Deze persoon zou dan plaatsvervangend voor de zondaar moeten sterven. Dit heeft God gedaan door in Jezus mens te worden . Zo kon Hij hen van de vloek bevrijden8. Omdat Jezus zelf de macht had om uit de dood op te staan, was zijn dood geen eindpunt. Wie dat geschenk van God wil aannemen, moet Jezus symbolisch volgen, in zijn lijden aan het kruis9. Om deel te hebben aan deze opstanding van Jezus moeten we als het ware in zijn huid kruipen en zijn sterven en opstaan meebeleven. Dat meebeleven doen we door het symbool van de doop. Als iemand gedoopt wordt, gaat hij onder in het water. Daarmee belijdt hij te sterven met Christus. Als hij weer uit het water opstaat, is dat het symbool van zijn opstanding uit de dood. Met dit ritueel belijdt hij zelf gedood te zijn voor zijn zonden. Hierover spreekt Paulus uitgebreid in de Romeinenbrief10.
God verslaat de slang God zegt tegen Adam, Eva en de slang: En Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de kop vermorzelen en u zult het de hiel vermorzelen. (Genesis 3:15) Op verschillende manieren wordt duidelijk dat dit ook een profetie van de kruisiging van Jezus is. 1. Het zaad van de vrouw Waaraan moeten we denken als God hier zegt dat Hij vijandschap zal zetten tussen de twee soorten zaad. Nu ben ik niet zo geïnteresseerd in het zaad van de slang, maar wel in dat van de vrouw. Als we begrijpen wat het zaad van de vrouw is, krijgen we ook al wel een idee wie het zaad is van de slang, maar dat terzijde. Later komt deze aanduiding van het ‘zaad’(in dit geval van de vrouw) in de Bijbel weer terug. Zo werd aan Abraham een belofte gedaan en aan zijn zaad. Paulus zegt hierover: Nu werden aan Abraham de beloften gedaan en aan zijn zaad. Hij zegt niet: en aan zijn zaden in het meervoud maar in het enkelvoud: en aan uw zaad, dat wil zeggen: aan Christus. (Galaten 3:16) God beloofde Abraham weliswaar een groot volk te maken, maar boven alles beloofde Hij Abraham dat uit hem de Messias zou worden geboren. In deze tekst wil Paulus er de aandacht op vestigen dat de belofte van het ‘zaad van de vrouw’, welke aan Adam is gedaan, aan Abraham werd doorgegeven: dit ‘Zaad’is niemand anders dan Christus. Waar de vrouw het symbool van is 8
Galaten 3:13 Zo zal dan, in tweede instantie, in overdrachtelijke zin, toch al het zaad (nageslacht) van de vrouw de hiel worden verbrijzeld. 10 Romeinen 6:1-11 9
15
wil ik hier nog niet behandelen, dat komt straks, dat beloof ik.
2. zal u de kop vermorzelen Dit ‘Zaad’; Christus zal de strijd met de slang aangaan en zal hem de kop vermorzelen. De Psalmist schrijft hierover als hij zegt: U bent het die de koppen van de Leviathan hebt vermorzeld. (Psalm 74:14) Voor Israël was de Leviathan een beeld van de slang lezen we in Jesaja: In die tijd zal de Here met zijn fel, groot en sterk zwaard oordeel brengen over de Leviathan, de snelle slang, over de Leviathan de kronkelende slang, en Hij zal het monster in de zee doden. (Jesaja 27:1 - 2) Deze profetie wordt uitgewerkt in Openbaring, 12,13 en 20 waar de slang, (satan) en het ‘veelkoppige beest uit de zee’(de antichrist) wordt beschreven en geoordeeld. Op het kruis heeft Jezus over de machten van satan getriomfeerd. Met andere woorden: Hij heeft er satan de kop vermorzeld. Zoals in de Kolossenzenbrief staat: En Hij heeft de overheden en de machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en door het kruis over hen getriomfeerd. (Kolossenzen 2:15) Aan het kruis overwon Christus de slang maar dat ging ten koste van zijn hiel.
3. En u zult het de hiel vermorzelen Aan het kruis werden de grote spijkers door Jezus voeten geslagen, welke zijn hiel verbrijzelden. In die tijd werden spijkers door een smid op een aanbeeld gesmeed en waren aanzienlijk dikker dan tegenwoordig. Een spijker die door een voet heen moet en ook nog diep genoeg in het hout gaat, moet toch zeker vijftien tot twintig centimeter lang zijn. De dikte moet dan ook aanzienlijk zijn geweest. Dergelijke spijkers beschadigen de hiel veel meer dan een draadnagel die we tegenwoordig kennen van die lengte. Het was de slang die de mensen ertoe opzette om Jezus te kruisigen, zoals ook Paulus zegt: Maar wij spreken Gods wijsheid in verborgenheid, de bedekte wijsheid, die God vóór alle eeuwen heeft voorbestemd tot onze heerlijkheid, die geen van de oversten van deze wereld heeft gekend want als zij haar hadden gekend zouden zij de Heer der heerlijkheid niet gekruisigd hebben. (1Korinthe 2:7- 9) De genoemde ‘oversten van deze wereld’die hier worden genoemd zijn, satan en zijn engelen. Als zij hadden geweten dat dit hen de kop zou vermorzelen, zegt Paulus, zouden zij Jezus niet hebben gekruisigd. Bij het proces en de veroordeling van Jezus, waren er geen mensen die als oversten van de wereld zouden kunnen worden aangemerkt. Hoewel Pilatus het Romeinse rijk vertegenwoordigde, was hij daar zelf geen overste van. Dat was de keizer. En zelfs de keizer was op dat moment niet de overste van de (hele) wereld. Daar komt bij dat het in het meervoud staat, het gaat om meerdere oversten. De andere verantwoordelijken waren al helemaal geen oversten, niet van de wereld, zelfs niet eens van hun land. De oversten waar hier over wordt gesproken, zijn demonische vorsten die staan onder de ‘overste’; satan. Hij wordt dan ook genoemd: de overste van de macht der lucht, van de geest die nu werkt in de zonen van de 16
ongehoorzaamheid. (Efeze 2:2) In deze tekst wordt overste in het enkelvoud gebruikt en duidt alleen op de satan. Zonder dat Pilatus en de leiders van het volk het wisten, waren ze instrumenten in de hand van de slang. Hij was het die Jezus de hiel liet verbrijzelen. Zoals gesteld was het Jezus zelf die in de hof van Eden met Adam en Eva wandelde. Het was dan ook niet God (de Vader) die zijn Zoon zou sturen; het was Jezus zelf die zei dat Hij komen zou, om de straf voor de zonde op zich te nemen. Wat is dan de weg tot herstel van de gevolgen van de zonde en de dood? Deze is gelegen in het plaatsvervangend sterven van Jezus. 1.6. Wat is Israëls plaats in het herstel voor de schepping en de zonde Dan mag dit allemaal wel waar zijn maar er lag toch wel een verschrikkelijk lange tijd tussen de gebeurtenis daar in de Hof en de dood en opstanding van Jezus. Hoe hield je het uitzicht op deze belofte over de komst van de Messias die de satan zou verslaan dan al die tijd levend? Zeker vanuit ons punt waarop we de geschiedenis overzien lijkt het toch wel een onmogelijke tijd waarin mensen het maar moesten zien te geloven en verwachten. Waar was God dan tussen de Hof en laten we zeggen de aanvang van het volk Israël? Was er dan geen uitzicht op verlossing van de talloze mensen die leefden in die tussentijd? Misschien komt het omdat wij er nooit over hebben gehoord tijdens de geschiedenislessen op school, maar er is voldoende reden om aan te nemen dat God veel minder onbekend was voor de antieke volken in de tijd voor het bestaan van Israël, dan wij misschien denken. De kennis van de belofte van de komst van de Verlosser was in de oudheid wel degelijk aanwezig voor Israël bestond. Omdat er geen verbond was zoals later met Israël, zou de indruk kunnen ontstaan dat in de tijd vanaf kort na Noach tot aan Abraham, niemand wist wie God was. Dit was zeker niet zo. Dat mensen zeker wel wisten wie God was wordt onder andere duidelijk bij het lezen van het boek Job. Job leefde geruime tijd voor Abraham en zowel hij als zijn vrienden waren bekend met God. Dat Job vóór Abraham leefde, blijkt bijvoorbeeld uit zijn zeer hoge leeftijd. Zo had hij tien volwassen kinderen die tijdens de in die geschiedenis genoemde aardbeving omkomen. Hij moet toen toch zeker al rond de vijftig zijn geweest mogelijk behoorlijk ouder. Na de beproeving door satan, leeft Job nog honderdveertig jaar. Hij moet dan in elk geval rond de tweehonderd en mogelijk veel ouder zijn geworden. Deze leeftijden waren voor en kort na de zondvloed niet abnormaal. Na Abraham komen zij niet meer voor. Een ander argument waarom Job vóór Abraham, of in elk geval vóór Israël leefde is de woonplaats van Job. Job woonde in Us. Dit land werd later bewoond door de kinderen van Edom. Edom was Ezau11, een zoon van Isaäk. Hij leefde er dus in elk geval voor de kleinzoon van Abraham volwassen was. Ondanks dat hij vóór Abraham leefde was er bij Job en zijn vrienden, een sterk besef van God. Een ander voorbeeld in de Bijbel waaruit blijkt dat de volken van de aarde wisten wie God was 11
Klaagliederen 4:21
17
voor Israël bestond, lezen we in de geschiedenis van Israël in Egypte. Nadat Mozes een tweetal plagen heeft laten komen over het land, die zij kunnen imiteren, wisten de wijzen van de farao in de derde plaag de hand van God te herkennen . Letterlijk zeggen ze dan tegen farao: “dit is Gods vinger12.” Waren de eerste tekenen door hen met behulp van occulte krachten nog na te doen, in deze krachtmeting wisten ze dat het God was die hier achter zat. Dit konden ze alleen toegeven als ze wisten wie God was en dat Hij boven de verborgen machten stond die zij wisten te gebruiken voor hun toverkunsten. Ze erkenden toen de autoriteit van God in Mozes optreden; hoewel farao hier niet de juiste conclusie uit trok. Zo blijken de mensen ook buiten het volk Israël op aarde een besef van God te hebben gehad in de tijd voor en na Abraham. Dit besef van wie Hij was, ging terug op de kennis van Hem zoals Hij zich had geopenbaard; onder andere door de zondvloed, maar in elk geval buiten zijn openbaring om via Israël. Dat is ook minder moeilijk voor te stellen als we ons realiseren dat Sem, de zoon van Noach en stamvader van de Semitische volken, waaronder Israël, na de vloed nog 500 jaar leefde13. Hij had de vloed zelf mee gemaakt en leefde nog toen Isaäk trouwde met Rebekka. De Kennis van God en de belofte van de Verlosser is nooit weg geweest van de aarde. Hoewel het wel verminkt is geraakt door de afgodendiensten. Oude overleveringen vertellen over Semiramis, de vrouw van Nimrod, die Babel heeft gesticht14, dat zij uitgaande van de belofte van het ‘zaad van de vrouw’, van een zoon die zij ter wereld had gebracht, beweert dat hij miraculeus was verwekt. Dit kind van ‘Tammuz’werd voorgesteld als de beloofde verlosser. Zo zou het mysterie van de moedergodin met haar kind zijn ingevoerd. Vanuit Babel zou deze godsdienst zich over de omringende volkeren hebben verspreid. Of het helemaal waar is is misschien moeilijk te bewijzen. Wel zien we dezelfde beeltenis van de hemelse koningin met de baby op haar arm overal in de antieke wereld terugkomen: Astarte en Tammuz voor de Phoeniciers, Isis en Horus in Egypte, Aphrodite en Eros in Griekenland, Venus en Cupido in Italië, de zwarte Madonna, etc. Satan, zei Luther al, is de aap van God. Hij ‘aapt’alles na. Hiermee heeft hij niet alleen wat God van plan was willen dwarsbomen, hij heeft ook de mensen de belofte aan het Zaad proberen te ontnemen (die zou in Tammuz zijn vervuld). Babel is volgens de Bijbel de bakermat van alle (af)godsdiensten. Toch had Abraham voldoende besef van God om te weten wie Hij was toen hij werd geroepen uit Ur der Chaldeeën, wat lag in de buurt van dat Babel. Hij werd door God van deze godsdienst losgemaakt. Zoals Hij dat met Noach na de zondvloed deed, is God vanuit de bedorven situatie, weer met een enkeling verder gegaan. Met Abraham ging God door met zijn plan. Hij gaf in Abraham de belofte van het Zaad door, zo zagen we zojuist. Hij beloofde dat in hem alle geslachten van de aardbodem gezegend zouden worden. Deze belofte krijgt in Christus zijn vervulling. De belofte voor het Zaad spitst zich nu in Abraham toe tot een volk dat dit Zaad, deze Verlosser zou voortbrengen. God heeft Abraham geroepen om door hem Israël te verwekken tot Zijn eigen volk, tussen al de volken op de aarde. Israël zou het volk moeten worden dat in woord en daad de wereld zou laten zien, wie God is. Zij zullen door hun wet, werken en profeteren spreken van de komst van de beloofde 12
Genesis 8:19 Genesis 11:11 14 Genesis 10 13
18
Verlosser; ‘het Zaad’. Israël het enige volk op aarde dat op de toekomst gericht is. Geen enkel volk heeft als volk iets om naar uit te zien, of het moet vrede, welvaart, macht of de wereldcup voetballen zijn. Israël ziet uit naar, en geeft anderen uitzicht op, een rechtvaardige aarde; een wereldwijd vrederijk waarin het weer zo zal zijn als het was in het paradijs, voor de zonde. Vele profetieën in de Bijbel gaan over dat komende vrederijk en de Messias die komen zal. Israël zou niet alleen zicht geven op dat rijk, maar ook in zich het beeld gaan dragen van Christus. Dat was Gods bedoeling toen Hij Abraham riep15: uit Israël zou Christus voorkomen. Daarop slaat ook de tekst uit het vorige gedeelte, over de vijandschap tussen de slang en de vrouw. Ik heb toen beloofd dat we terug zouden komen op de vraag waar deze vrouw symbolisch voor staat. Dat gaan we hier doen. Door te zien wie deze vrouw is, is de roeping van Abraham beter te begrijpen. Wie is de vrouw God zegt dus in Genesis 3 dat Hij vijandschap zal stellen tussen de slang en de vrouw en tussen haar zaad en zijn zaad. Ik geef een nogal, misschien ongebruikelijk, grote rol aan de vrouw die in de uitspraak van God aan Adam en Eva wordt genoemd. Ik ga er vanuit dat God hier in deze woorden profeteert over Israël. Het is echter het meest voor de handliggend om er vanuit te gaan dat God het hier over Eva heeft. Ik zal er dus moeite voor moeten doen om je ervan te overtuigen dat dit toch niet zo is. Bij het oplossen van een bijbels probleem, dat wil zeggen een uitleg waar ik als lezer een probleem mee heb, ga ik er altijd vanuit dat die oplossing die het minste problemen en vragen oproept, de beste is. Het liefst natuurlijk een oplossing waarbij elke vraag wordt behandeld. Laten we voor de duidelijkheid de tekst er nog eens bijpakken. God zegt tegen Adam, Eva en de slang: En Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar zaad; dit zal u de kop vermorzelen en u zult het de hiel vermorzelen. (Genesis 3:15) Eva Gestel dat we er vanuit gaan dat we zeggen dat de vrouw dat de vrouw Eva zelf is. De vragen die dan opkomen zijn: ? ? Waarom spreekt God hier dan over het zaad van de Eva en niet van Adam? (Ook al dachten mensen in bepaalde delen van de geschiedenis dat het wel zo was, God wist toen Hij dit zei dat een vrouw om voor haar nageslacht te zorgen geen zaad heeft.) ? ? Waarin is die vijandschap tussen Eva en de slang dan zichtbaar? Is er een merkbare geestelijke strijd tussen alle vrouwen op aarde en satan of is er een dergelijke strijd zichtbaar tussen al het nageslacht en satan? Je zou wel kunnen zeggen dat satan de vijand is van elk mens maar de tekst spreekt over een wederkerige vijandschap, over een vijandschap van satan naar de vrouw (dat haar zaad de hiel zou vermorzelen) en een vijandschap van de vrouw naar de slang (dat hem de kop zou vermorzelen. ? ? Dit zaad is Christus, zo hebben we gezien. Hij is wel voortgekomen uit Eva, maar niet uit al haar nageslacht. ? ? Het gaat hier met het ‘zaad’dus ook niet over al de nazaten, al het nageslacht van de vrouw (Eva) maar het gaat over een specifiek iemand. Het is niet juist om te veronderstellen dat elk mens deze strijd met de slang zou voeren: die strijd kan geen mens zelf winnen. Bovendien wilden de meeste nakomelingen van Eva die strijd niet eens 15
Exodus 19:6
19
aangaan. Maria Een ander mogelijk antwoord op de vraag wie de vrouw is is Maria, de moeder van Christus. Als je van iemand kan zeggen dat Hij haar nageslacht is dan is zij het wel. Maar wat doen we dan met de belofte van God aan Abraham waarover wij lazen in de Galatenbrief, die we hierboven lazen? Nu werden aan Abraham de beloften gedaan en aan zijn zaad. Hij zegt niet: en aan zijn zaden in het meervoud maar in het enkelvoud: en aan uw zaad, dat wil zeggen: aan Christus. (Galaten 3:16) Is de vrouw dan Eva, Abraham (… ) of Maria? Om hier een keuze uit te maken moet je altijd een soort geestelijke uitlegkunde toepassen op een hoger niveau die mij niet erg bevalt. Volgens mij is het antwoord op de vraag Israël. De vrouw waarvan God zegt dat die vijandschap heeft met de satan en waaruit het Zaad geboren zal worden die de satan de kop zal vermorzelen is Israël. Als je even wend aan dit idee, merk je dat dit helemaal zo gek niet is en dat er dan geen vragen onbeantwoord blijven. In het verloop van deze studie zullen al de vragen worden beantwoord en als je ze niet kunt vinden mail je ze me maar (of kijk je op mijn site). Israël In Openbaring wordt Israël als een vrouw afgebeeld in de profetie. Er staat over deze vrouw. En er werd een groot teken gezien in de hemel: een vrouw bekleed met de zon en de maan onder haar voeten en op haar hoofd een kroon van twaalf sterren. (Openbaring 12:1) Waarom kunnen we er hier vanuit gaan dat deze vrouw het symbool is van Israël? Dat kan omdat de beschrijving van de vrouw komt overeen met de droom van Jozef, waarom hij zo gehaat werd door zijn broers16. Jozef droomde dat de zon en de maan en elf sterren zich voor hem neerbogen (hij is de twaalfde ster). De andere rede waarom deze vrouw Israël is, is omdat, zoals we zullen zien, zij hier een kind baart dat (net als Jezus) de volken zal hoeden met een ijzeren staf. Deze vrouw is niet een enkel persoon. In de betekenis van deze tekst heeft Maria, de moeder van Jezus, niet eens recht op deze titel en zij is zeker niet Semiramis. Deze vrouw die sinds haar ontstaan op vijandelijke voet staat met de slang en wiens Zaad de slang de kop zou vermorzelen, is Israël. Israël was en is, het volk dat een bijzondere relatie heeft met God. Deze vrouw baart een zoon: Er komt iemand uit het volk voort: Zij baarde een mannelijk kind dat de natiën zal hoeden met een ijzeren staf. (Openbaring 12:5) Deze vrouw heeft nog meer nageslacht. De overigen van haar nageslacht, hen die de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben. (Openbaring 12:18) Alle gelovigen die niet tot Israël horen maar wel, zoals het er staat: “de geboden van God en het getuigenis van Jezus hebben” dat wil zeggen dat zij wel God dienen zoals Hij dat aan Israël heeft geboden, zijn haar nageslacht. De vijandschap van satan en deze vrouw zijn in datzelfde hoofdstuk van Openbaring duidelijk te zien. Toen de draak zag dat hij op de aarde neergeworpen was, vervolgde hij de vrouw die het 16
Genesis 37:9
20
mannelijke kind gebaard had. (vers 13) En de slang wierp water uit zijn mond als een rivier, om haar door de rivier te laten meesleuren. (vers 15) En de draak werd toornig op de vrouw en ging weg om oorlog te voeren tegen de overigen van haar nageslacht. (vers 17) Israël heeft alles te maken met de belofte van het zaad van de vrouw die de slang de kop zou vermorzelen. Dat maakt het ook mogelijk om te spreken over het zaad van de vrouw. Jezus is het Zaad wat is voortgekomen uit deze vrouw; uit Israël. Israël is dus al beloofd als belangrijk instrument in Gods verlossingsplan in het allereerste begin van de Bijbel. Toen de mens gezondigd had en Jezus hier een uitweg in voorzegde, sprak Hij al zowel over Israël, als over zijn sterven.
21
HOOFDSTUK 2. Israels ontstaan en wezen We zagen dat de mens door de zonde in de macht is gekomen van de slang. Daarna bleek hoe God tussen de mens en de slang in ging staan door de verlossing van de oorzaak van deze macht weg te nemen. Deze oorzaak nam Hij weg door zicht te geven op de Messias, de Verlosser die geboren zou worden uit de ‘vrouw’. De vrouw stelden we vast was Israël, maar Israël was er, net als de Messias op dat moment nog niet. Hoe is Israël dan ontstaan, hoe is zij in haar land gekomen en waaraan is deze ‘vrouw’waaruit het Zaad zou voortkomen dan te herkennen. Daarover zullen we het hier gaan hebben. 2.1. Hoe is Israël ontstaan en hoe is zij in haar land gekomen 2.2. Waaraan is de ‘vrouw’in Israël te herkennen 2.1. Hoe is Israël ontstaan en hoe is zij in haar land gekomen Het verschijnsel dat mensen en volken vooral worden beoordeeld op hun economische waarde, uiterlijke kenmerken of kijk op de wereld, is al erg oud. Als er soms lezers onder u zijn die denken dat wij in ons ontwikkelde Westen het racisme hebben uitgevonden dan moet ik die teleurstellen. Het onderscheid maken tussen ‘wij’en ‘zij’is al zo oud als de wereld. In de kleine wereld van mijn jeugd konden wij dit beperken tot sneeuwballengevechten tussen de katholieke en (onze) christelijke school en als hulpmiddel bij het vaststellen van iemand intelligentie op grond van diens keuze voor Ajax of Feyenoord. Naarmate in onze wereld de verbanden en gemeenschappelijke belangen groter worden, wonen ‘zij’steeds verder. Voor de Romeinen telde de wereld buiten hun rijk al niet echt mee en ‘zij’die er woonden waren voor hen barbaren. Eeuwen daarvoor dachten de bewoners van het stroomgebied rond de Eufraat en de Tigris daar net zo over en kon je maar beter niet zeggen dat je woonde in een nederzetting op één van de zeven veel belovende heuvels aan de rivier de Tiber. In veel gevallen waren die bewoners buiten die ontwikkelde gebieden vaak ook ongeorganiseerd en gold daar veel meer het recht van de sterkste (stam), wat nu eenmaal niet vaak leidt tot geregelde handel en een beetje rijkdom binnen bereik voor iedereen. De hoogconjuctuur in de steden en de uitgestrekte weilanden in het gebied van het platte lage land met zijn grote rivieren, deed, zelfs naar onze begrippen, niet veel onder voor het comfortabele leven zoals wij dat in ons rijke Nederland kennen. Je moest er niet aan denken om daar weg te gaan en te gaan wonen in een uithoek van de wereld bij de barbaren. Toch riep God Abraham uit Ur der Chaldeeën, om te gaan, naar: "Het land dat Ik u wijzen zal, "dit land was Kanaän, het huidige Israël. De vader van Abraham, Terach, was al op reis gegaan naar Kanaän17. Als Terach op de laatste buitenpost van de beschaafde wereld, in Haran, sterft wordt Abraham geroepen: De Here zei tegen Abraham: ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land dat Ik u wijzen zal: Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen. (Genesis 12:1-2)
17
Genesis 11:31
22
Abraham is uit de stad Ur waar het volk van de Chaldeeën woonden, gegaan naar Kanaän. Zijn vader is meegegaan en in Haran gestorven. God heeft Abraham daar geroepen om verder te gaan naar Kanaän. Het land was genoemd naar één van de zonen van Cham18, een zoon van Noach. Noach had Cham vervloekt en zijn andere zonen Sem en Jafet, gezegend19. Dat de Chamieten bekend stonden als een woest geslacht, blijkt onder andere uit deze tekst: Zij vonden ook vette en vruchtbare weidegrond; het land was zeer uitgestrekt, en het was rustig en vredig, hoewel zij die daar voorheen woonden, van Cham afstamden. (1Kronieken 4:40-41) Met andere woorden: dat een volk dat van Cham afstamde in rust en vrede woonde, was het vermelden waard. Abraham was uit het geslacht van Sem. Dit verklaart waarom hij een vrouw voor Isaäk, en Rachel later een vrouw voor Jakob, wilde uit dat geslacht. Hoewel Rachel, nadat zij met Jakob Isaäk had bedrogen, dit argument als voorwendsel gebruikt om Jakob voor Ezau te laten vluchten, stemt Isaäk ermee in omdat hij er gevoelig voor was. Er staat in de Bijbel dat toen Ezau met Jehudith en Basemat, dochters van de Hetieten, trouwde, dit “een kwelling was voor de geest van Isaäk en Rebekka20”. Ezau probeerde dit later een beetje goed te maken, door ook met zijn nicht Machalat, de dochter van Ismaël, te trouwen21. Het land waar Abraham naar toeging, was voor hem zeer waarschijnlijk niet erg aantrekkelijk; een land ver weg van zijn familie, waarvan de inwoners niet bekend stonden als rustig en vredig. Hij ging als mogelijk eerste zendeling ooit, naar een vreemd land; een land ook dat hij niet zelf zou hebben uitgekozen. Dat verklaart wellicht ook de aarzeling van Terach om door te reizen. God belooft Abraham in Kanaän tot een groot te volk maken en tot een zegen te laten worden voor al de geslachten van de aarde. Bekend is de geschiedenis waar Abraham 's nachts de sterren moet tellen om zich een beeld te vormen van de omvang van zijn komend nageslacht en dat God hem belooft dit nageslacht ook zo talrijk te zullen maken als het ‘zand van de zee22’. Abraham is dus niet uit eigen beweging naar een (goed) stuk grond gaan zoeken, om daar tot een (groot) volk te worden. Hij ging hier met zijn vrouw en neef naar toe toen hij geroepen werd, naar de natuur gesproken, niet eens uitzicht op kinderen waarmee hij zijn nageslacht tot een volk uit kon laten groeien. De Bijbel zegt dat toen God Abraham riep om naar Kanaän te gaan, hij ging zonder te weten waar hij zou komen23. Aangekomen in dit land vestigt hij zich er niet; hij blijft in tenten wonen. Er wordt wel aangenomen dat het wonen van Abraham in tenten functioneel was. Hij was, zo wordt dan geredeneerd, een schaapherder en het was de gewoonte dat dezen in familieverband met hun kudde meetrokken. Daarom zou het handig zijn, om snel je woning mee te kunnen nemen. Toch had Abraham niet zo’n nomadenbestaan; hij bleef dikwijls lang op vaste plaatsen staan waar hij altaren en waterputten had24. Bovendien was het niet nodig voor hem om direct bij zijn kudde te wonen. Hij had herders (personeel) die daar voor zorgden. Dit blijkt ook als er wordt beschreven 18
Genesis 9:19 en 1Kronieken 1:8 Genesis 9:21-27 20 Genesis 26:34 21 Genesis 28:9 22 Genesis 18 23 Hebreeën 11:8 24 Genesis 26:15 19
23
dat de herders van Lot en die van Abraham ruzie hadden om een waterput. Hierbij waren ze zelf niet aanwezig. Deze cowboys van de oudheid trokken soms vele tientallen kilometers van de nederzetting weg op zoek naar weidegronden. Abraham had dus de mogelijkheid om in een huis in de stad te gaan wonen en zijn bedrijf op afstand te leiden, zoals Lot dat later deed. Ook Jakob woonde later niet in tenten maar in een huis toen hij bij Laban vandaan terugkeerde25. De reden waarom Abraham geen huis bouwde maar in tenten bleef wonen, vertelt de Hebreeënbrief: Door geloof heeft hij vertoefd in het land der belofte, als in een vreemd land, waar hij in tenten woonde met Isaäk en Jakob, die mede erfgenaam waren van dezelfde belofte; want hij verwachtte de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is. (Hebreeën 11:9-10) Er staat dus dat Abraham in tenten woonde, omdat hij zich niet in Kanaän wilde vestigen. En hij wilde dat niet omdat hij de stad met fundamenten verwachtte. Abraham woonde dus niet in zijn tent omdat hij niet in een huis in een stad wilde wonen. Hij wilde dat mogelijk best. Hij verwachtte zelfs de komst van die stad waarin hij zou gaan wonen. Hoe hij zich dat heeft voorgesteld is niet duidelijk maar hij verwachtte dat hij een groot volk zou worden in en rondom deze stad die daarmee verbonden zou zijn. Deze stad die Abraham verwachtte zal ook eens uit de hemel neerdalen en onlosmakelijk met zijn nageslacht in verband staan. Die stad heeft hij nooit gezien maar het was wel de reden waarom hij in zijn tent bleef wonen omdat hij zicht had op deze stad en met minder geen genoegen wilde nemen. Deze stad bestaat nu al wel en wij mogen er wonen, ook al zal zij in haar gematerialiseerde vorm pas in de toekomst neerdalen op de nieuwe aarde. Deze stad is het nieuwe Jeruzalem. Op de vraag hoe Israël in hun land is gekomen, kan worden gesteld dat het volk daar door Gods initiatief is gekomen, op de plaats die Hij er voor uitgekozen had. 2.2. Waaraan is de ‘vrouw’in Israël te herkennen In het vorige hoofdstuk hebben we stilgestaan bij Genesis 3 waar God na de zondeval van de mens zei dat Hij vijandschap zou stellen tussen de slang en de vrouw. Daar werd vastgesteld dat de vrouw Israël en dat het Zaad van de vrouw Christus was. Dit mag dan tekstueel duidelijk blijken uit de Bijbel maar het zou natuurlijk ook mooi zijn als de kenmerken van het volk Israël overeenkomen met dat wat God over de vrouw zegt in Genesis 3. Met andere woorden: als dan Israël de vrouw is waarover in de profetie in Genesis wordt gesproken, waaruit blijkt dan haar vijandschap met de slang die wordt voorzegd in de hof van Eden? Om te beginnen is het van belang om nog eens te benadrukken dat er wel wordt gesproken over de vijandschap tussen satan en Israël, maar niet dat het Israël is die de satan de kop zal vermorzelen. Het ‘Zaad’, de Messias (Christus) die uit Israël voortkomt zou dat doen. Zowel de vrouw (Eva) als de ‘vrouw’Israël hadden het nodig om verlost te worden van de zonde en de macht van satan. Beiden waren ook helemaal niet instaat, ‘de kop van de slang te vermorzelen’. De eeuwige vijandschap tussen de slang en Israël is er, omdat er een eeuwige vijandschap is 25
Genesis 33:17
24
tussen de God van Israël en de slang. Die strijd tussen de slang en Israël is er altijd geweest en is op een aantal manieren en plaatsen in de Bijbel en door de geschiedenis te zien. Dikwijls leek het of Israël de nederlaag zou lijden, maar Gods volk kan niet door de slang worden overwonnen omdat de slang de God van Israël niet kan overwinnen. Welke voorbeelden hebben we van de strijd van Israël en de satan? Hoe heeft de slang het volk Israël geprobeerd te verwoesten?
De slang heeft geprobeerd het volk te verslaan door: 1. (Massa)vernietiging Niet alleen recentelijk, tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft Israël te maken gehad met andere volken die het wilden uitroeien. Dit gaat veel verder terug. Al uit de tijd van de Bijbel zijn verschillende voorbeelden bekend van zeer bedreigende situaties voor het volk. Het zou te veel ruimte in beslag nemen om alle oorlogen die het volk heeft moeten voeren tegen de buurlanden en met name de voortdurende strijd tegen Aram (Syrië) en de Filisteinen om het grondgebied op te noemen. We zullen ons daarom maar beperken tot de echt kritische momenten. Deze beginnen al als Abraham in Kanaän aankomt. Nog voor er ergens melding van kan worden gemaakt staat er dat er een grote hongersnood uitbreekt in het land en moet hij al uitwijken naar Egypte. Als het volk vele jaren later weer in Egypte is, moeten ze daar als slaven werken en na enige tijd zelf al hun eigen jongetjes in de Nijl verdrinken. Later in het rijk van de Perzen, is er Haman die, met een sluw opgezette wet, alle Joden in het hele rijk wil laten doden. Door Gods hand, in het optreden van koningin Ester en haar pleegvader Mordekai, worden ze van hun vijanden gered26. Ook in de tijd van de opstanden van de Makkabeën tegen de Grieken die de Joodse traditie probeerden te verwoesten door het slachten van een varken in het heiligdom van de tempel is een dieptepunt. Verder waren er vele eeuwen na de val van Jeruzalem de kruistochten, en de pogroms in Middenen Oost-Europa. Vele Joodse gemeenschappen zijn toen systematisch uitgemoord. Het meest bekend is de poging van Hitler-Duitsland, om alle Joden in Europa te elimineren, maar ook de verschillende pogingen van de Arabische landen sinds het uitroepen van de staat Israël om het volk de ‘zee in te drijven’en de constante stroom van resoluties van de Verenigde Naties waarin Israël telkens wordt veroordeeld, zijn een gevolg van de vijandschap van de slang en de vrouw. In het vorige hoofdstuk werd al even de tekst uit Openbaring aangehaald waarin de slang de vrouw die de mannelijke zoon gebaard had vervolgde. Daarin werd al even een blik gegeven in de grote verdrukking, als de strijd tussen de vrouw en haar zaad tegen de slang tot een voorlopig einde zal komen. Zover is het nog niet dat dat specifieke moment is aangebroken, maar deze strijd is wel al op een ander niveau bezig.
2. Antisemitisme Alleen het woord al spreekt boekdelen. Ik kan geen ander woord voor de geest halen dat zo duidelijk de haat tegen één volk omschrijft als dit. Het is, door de inspanning van Nazi Duitsland 26
Ester 3-8
25
om het Joodse volk te vernietigen, bijna niet nodig om uit te leggen wat het betekent. Toch is antisemitisme geen uitvinding van de Nazi’s.Door de eeuwen heen zijn er allerlei langdurige vijandigheden geweest tussen landen met diep gewortelde haat. Er zijn ook meer volken of etnische groepen slachtoffer geweest van veel lijden. We hoeven maar te denken aan de Zigeuners, Afrikaanse Negers, Amerikaanse Indianen. Massa’s hebben er moeten lijden omdat anderen ze als een bedreiging ervoeren van hun volk. Toch is er nooit een vergelijkbare haat onder alle lagen van de bevolking en over zo’n belangrijk deel van de wereld gedurende duizenden jaren tegen welk ander volk dan ook geweest. Er zijn wel allerlei soorten van discriminatie bekend en talloze scheldwoorden voor bewoners van een land maar dit is toch uitzonderlijk. Antisemitisme gaat doorgaans vooraf aan het vorige punt, vernietiging. In de geschiedenis van Israël komt het voor het eerst voor als zij nog maar net uit de problemen van Egypte zijn. Net in de woestijn, worden zij door het volk van Amalek in de achterhoede, waar de zwakken en ouden van het volk lopen, aangevallen27. Amalek was een nakomeling van Ezau28, de broer van Jakob. Feitelijk waren het dus broedervolken. Israël kan Amalek geen schade hebben toe gebracht, die deze aanval zou rechtvaardigen. Het volk was vierhonderd jaar niet buiten Egypte geweest waar ze als slaven gevangen waren. Ook was er geen conflict over de grond: Israël was niet van plan in het land van Amalek te gaan wonen. De haat van Amalek ging vermoedelijk terug op het conflict van Jakob en Ezau om de zegen en het eerstgeboorterecht29. Hoewel Jakob en Ezau weer verzoend waren30, blijkt Amalek zo'n haat tegen Israël te koesteren, dat ze het volk, als het nog maar net uit Egypte is ontsnapt wil vernietigen. Het zijn de volken die Israël zonder reden haten en aanvallen, waar Amalek in dit Bijbelgedeelte symbolisch voor staat. Daarom staat er ook in die geschiedenis dat God zegt dat Hij de herinnering aan Amalek onder de hemel volledig zal uitwissen en dat de Here een strijd heeft tegen Amalek van geslacht tot geslacht31. Het gaat hier veel dieper dan het volk(je) dat daar in de woestijn Israël aanviel. Het was voor God een kleine moeite geweest om dat tot de laatste man te doden, zoals dat later ook met de Amorieten gebeurde32. Daar komt bij dat als God de naam van dat ene volk van onder de hemel wilde uitwissen, Hij deze niet in de Bijbel had laten opnemen. Dat heeft eerder het tegenovergestelde resultaat. De Bijbel zal immers tot de laatste dag dat deze aarde bestaat worden gelezen en daarmee zal de naam van Amalek bekend blijven. Het gaat in deze tekst over de strijd van God tegen het antisemitisme waar Amalek voor staat. Amaleks haat was ingegeven door de vijandschap van de slang tegen het volk van God. Beruchte staaltjes van antisemitisme komen we tegen in het Romeinse rijk als bijvoorbeeld keizer Claudius in 50 nC. alle Joden uit Rome verbant. Dit gebeurt vele eeuwen later in 1492 nC. ook in Spanje en een paar jaar later ook in Portugal. Koningin Isabella van Castillië geeft, kort na de verdrijving van de Moren al de Joden de opdracht om in drie maanden het land uit te zijn. In 1555 richtte Paus Paulus IV het getto in Rome op waar op een zeker moment 10.000 mensen bijeengepropt zaten op een ruimte van minder dan een vierkante kilometer. Telkens weer, heeft satan zijn vijandschap tegen Israël tot uitdrukking gebracht door de volken 27
Deuteronomium 25:17-19 Genesis 36:15-16 29 Genesis 25:29-34, 27:41 30 Genesis 33 31 Exodus 17:14-16 32 Numeri 21:33 28
26
van de wereld tegen haar op te zetten. De strijd van God tegen ‘Amalek’duurt nog steeds ‘door de geslachten voort’. Pas op de nieuwe aarde zal er geen herinnering meer zijn aan het antisemitisme.
3. Afgoden Nog voor het volk de wet van God had gekregen, wist satan het al over te halen een afgod te maken. Als Mozes langer op de berg blijft dan het volk verwachtte om de wet in ontvangst te nemen, wordt het onrustig. Ondanks dat ze al veel wonderen hebben meegemaakt met de Here in Egypte en in de woestijn, zijn ze makkelijk te beïnvloeden door onruststokers. Er zijn er onder het volk die, door de slang geïnspireerd, het idee opperden om goden te maken en weg te trekken van de berg. Wat er op de berg zou gaan gebeuren en wat de gevolgen zouden zijn, wist satan ongetwijfeld niet, maar hij begreep wel dat het voor hem niet veel goeds in zou houden. Hij nam de gelegenheid ten baat toen Mozes, de enige krachtige leider van het volk, er niet was, om het volk weg te voeren van die plaats, weg van God om het aan de afgoden te binden. Zijn plan is duidelijk: "Welaan, maak goden die vóór jullie uitgaan33". Er werd een gouden kalf gemaakt en hoewel het allemaal nog goed afliep, werd het een zwarte dag in de geschiedenis van Israël. Telkens opnieuw liepen de Joden later de Baäls34; de afgoden van de volken om hen heen, achterna. Zo zelfs dat het een van de belangrijkste reden en werd, waarom ze later in ballingschap werden gevoerd naar Babel.
4. Assimilatie Assimilatie is zover integreren met de andere volken dat je je eigen identiteit verliest. Zo heeft mijn vader eens uitgezocht dat onze familie afstamt van een geslacht dat in de Gouden Eeuw vanuit Duitsland naar Nederland is gekomen. Nu voelen Duitsers zich toch al snel thuis in ons land, zelfs onze Vader des Vaderlands was van ‘dien bloede’. Meestal is het ook geen enkel probleem uit welke culturen mensen komen die met elkaar op een stukje aarde wonen. Maar voor Israël was hun identiteit van vitaal belang. Israëls cultuur was gebaseerd op hun verbond van God met Abraham en nu waren buitenlanders wel welkom, maar dit mocht nooit ten koste van dit verbond gaan. De eerste pogingen van satan om Israël te laten verdwijnen van de aarde door het op te laten gaan in een ander volk is ook al tijdens hun reis naar het beloofde land. Toen hij merkte dat Israël niet was te verslaan, verliet hij zich op een andere tactiek. De koning van de Midjanieten: ‘Balak’, riep de hulp in van ‘Bileam’. Bileam was een man die bekend stond als profeet die over grote macht beschikte. Balak hoopte dat hij Israëls kracht kon breken als hij het volk door hem zou laten vervloekten. Dit gebeurde uiteindelijk niet, omdat God het hem verbood. Toen verleidde Balak, op aanraden van Bileam, het volk Israël om zich met hen te verzwageren. Bileam stelde Balak voor, als oplossing van zijn probleem: “laat Joodse mannen met Midjanitische vrouwen trouwen, dan zullen zij mensen die hun familie zijn geworden niet aanvallen”. Balak nam die raad ter harte en organiseerde een groot feest ter ere van één van hun goden ‘Baäl Peor’. Vele
33
Exodus 32:1 Dit betekent ‘here’, merk op hoe de naam lijkt op die van de God van Israël die in de omgang ‘Here’was. Overigens ook de naam Allah betekent here. 34
27
Joodse mannen pleegden toen overspel; zowel met de goden als met de vrouwen van Midjan35. Mozes moest hier hard tegenop treden36. Als dit getolereerd zou zijn, was Israëls identiteit al verloren gegaan, voor ze in het beloofde land waren aangekomen. Verschillende voorbeelden van assimilatie zijn te vinden in de geschiedenis, zoals de Inquisitie, die de Joden verplichtte zich tot het Christendom te bekeren, of in Jemen, Perzië en Marokko waar dat tot de Islam was. Ook gedurende de Verlichting (achttiende eeuw) toen de ‘moderne’ mens zich, in tegenstelling tot in de Middeleeuwen, niet meer door godsdienst, maar door zijn ‘gezonde verstand’liet ‘verlichten’is er een stroming onder de Joden gekomen die de weg bereidde voor een moderne Joodse samenleving. Hierdoor integreerden vele Joden onherkenbaar in het sociale en culturele leefpatroon van de volken waar ze woonden37.
De vrouw Israël, heeft de slang bestreden met: 1. Geloof in God Verschillende voorbeelden uit het Oude Testament laten zien dat Israël grote problemen het hoofd wist te bieden door hun geloof in God. Te denken valt aan de overwinning van Mozes op het toenmalige wereldrijk Egypte. Zonder wapens versloeg het volk dat en trok het weg naar het land dat hen was beloofd. Israël overwon door zijn God in vele oorlogen en onderdrukkingen, zoals Gideon die met 300 man een groot leger versloeg38. Een ander voorbeeld waarin het geloof van Joden satan een nederlaag toebracht is de geschiedenis van Daniël en zijn vrienden aan het hof in Babel. Door hun geloof kwam er een wet in Babel, dat iedereen die een oneerbiedig woord sprak tegen de God van Sadrak, Mesak en Abednego, in stukken gehouwen zou worden en diens huis tot een puinhoop gemaakt39. Al daarvoor was de bekendheid van Gods grote macht in het Babelse rijk gekomen, toen Daniël de dromen van de koning bekend maakte en er de uitleg bij gaf. Letterlijk getuigt de machtigste man van de toenmalige wereld als resultaat van het geloof van Daniël: Werkelijk, uw God is de God der goden en de Heer der koningen. (Daniël 2:47) Dit was een grote manifestatie van Gods kracht en een nederlaag voor de slang, wiens enige doel is om mensen van God af te houden. 2. De wet De wet die God aan Mozes gaf welke Israël moest houden, is een afschaduwing van het wezen van Christus. Alle aspecten van de wet, de tabernakel en de gebruiken wijzen naar Christus40. Zoals de ark een beeld was van zijn troon, was het altaar in de voorhof een beeld van zijn kruis en de kandelaar dat van de volheid van zijn Geest. In de offers spreekt de wet van het sterven van Christus. En in de feesten ziet zij vooruit naar de hoogtepunten in Christus' verlossingswerk. Daarom leefde heel het volk in haar wet onder de verzoening door Christus. Hij is haar ‘Zaad’die de slang de kop zou gaan vermorzelen zagen we. Door de wet te houden, was het volk verzekerd 35
Numeri 25:1-5 & 31:16 Numeri 25:9 37 Encyclopedie van de Joodse geschiedenis uitgeverij; H. J. Kok - Kampen blz. 84 & 18. 38 Richteren 6-7 39 Daniël 3:29 40 Kolossenzen 2:16-18 36
28
van Gods nabijheid en bescherming, waardoor satan geen invloed op hen kon uitoefenen. En door de wet te houden was ze ook voor de volken om hen heen, een getuigenis van de enige levende God. Telkens blijkt dat als God het volk zegent, dit grote indruk maakt op de omstanders. Als het volk door de woestijn gaat, vrezen de volken in wiens omgeving zij rondreizen God. Iedereen kon zien dat de God van Israël sterker was dan de goden van de volken41; ´goden´ die door satans toedoen werden aanbeden. Door het koningschap van Salomo, dat zo bijzonder was omdat God hem de wijsheid gaf, ging er een getuigenis van Gods grootheid door de toenmalige wereld en werd Gods naam bekend42. De wet gaf mensen verlossing van hun zonden, waardoor ze de slang overwonnen, wiens macht was gebaseerd op die zonden.
3. Door Jezus Door Jezus heeft de vrouw de slang voor altijd verslagen43. De strijd waar we het over hebben, kwam in het leven, sterven en opstaan van Jezus tot een beslissing. Die strijd wordt duidelijk in Jezus’verzoeking in de woestijn, door de vele zieken die worden genezen en de demonen die worden uitgeworpen, maar zij komt tot een hoogtepunt aan het kruis. Het kruis waar David over profeteerde in Psalm 22 als hij zegt: Vele stieren hebben mij omringd, buffels van Basan hebben mij omsingeld; zij sperren hun muil tegen mij open; een verscheurende, brullende leeuw. Als water ben ik uitgestort en al mijn beenderen zijn ontwricht; mijn hart is geworden als was, het is gesmolten in mijn binnenste; verdroogd als een scherf is mijn kracht, mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; in het stof van de dood legt U mij neer. Want honden hebben mij omringd, een bende boosdoeners heeft mij omsingeld, die mijn handen en voeten doorboren. Al mijn beenderen kan ik tellen; zij kijken toe, zij zien met leedvermaak naar mij. Zij verdelen mijn klederen onder elkander en werpen het lot over mijn gewaad. (Psalm 22:12-18) Als David in zijn doodstrijd deze dingen schrijft, beschrijft hij natuurlijk niet de veestapel van Basan. Reden om bang te zijn voor honden had hij ook niet en brullende leeuwen waren al helemaal zeldzaam. Bovendien had hij daar zelfs tegen gevochten, toen hij nog herder was44. Dit citaat is een nauwkeurige beschrijving van wat er gebeurde op Golgotha en toont de beslissende fase in de strijd aan het kruis. Waar de buffels van Basan (demonen45) de brullende leeuw; (satan46) en de honden; (heidense soldaten) Christus omringden en zijn handen en voeten met spijkers doorboorden. Zijn beenderen waren daar door het hangen ontwricht, uit Hem stroomde (stortte) het water, zijn tong was verdroogd47. Letterlijk beschrijven de evangelisten hoe de
41
Jozua 2:9-11 1Koningen 10:9 43 Kolossenzen 2:15 44 Samuël 17:36 45 Basan was het land van Og één van de laatste Refaïeten. De Refaïeten waren reuzen. Het bed van Og was 4,5 meter (9 el) lang en 2 meter (4 el) breed (Deuteronomium 3:11). Reuzen waren nakomelingen van demonen en mensen (Genesis 6:4). In die context moet dit dan ook worden begrepen. De stieren en buffels van Basan waren woeste creaturen van demonische afkomst of mensen die door demonen werden geleid. 46 1Petrus 5:8 47 Johannes 19:28 42
29
soldaten daar zijn klederen verdeelden en dobbelde om zijn bovenkleed48. Hier wordt de macht van de slang over de mensen verbroken, een macht die hij over hen had door zijn macht over de dood. Hier wordt zijn kop verbrijzeld door het gaan naar de dood van Hem die machtiger is dan de dood. Hier overwint het Zaad de slang. Een overwinning die, zoals zovele eeuwen tevoren was voorspeld, ten koste zou gaan van zijn hiel. Hoewel satans kop met de kruisdood van Jezus is vermorzeld en de strijd beslist, is zijn invloed nog niet ongedaan gemaakt in de wereld. Hij is nog niet veroordeeld en gaat, zoals Petrus zei, nog rond als een brullende leeuw49. Hij kan het de mensen, nog knap lastig maken. Met name de Joden hebben dat ondervonden. Schandelijk heeft Israël de vijandschap van de satan vele eeuwen juist door toedoen van de kerk ervaren, waarmee ze bewees niets van deze strijd tussen de slang en de vrouw te begrijpen, om de vraag nog maar in het midden te laten in wiens hand zij meer een instrument was: de slang of God. De Bijbel en de geschiedenis bestuderend, is er geen volk geweest dat zo’n vijandschap met de slang, de satan, heeft gehad, als Israël en haar ‘Zaad’, Christus. Hieruit volgt dat de gemeente als lichaam van Christus, ook in deze vijandschappelijke verhouding tot de slang staat. De vrouw welke wordt genoemd in Genesis 3 is dus niet alleen in Israël te herkennen, uit het feit dat haar Zaad: Christus, uit haar is voortgekomen maar ook door haar eeuwige vijandschap met de slang, waarover in die tekst wordt gesproken.
48 49
Matteüs 27:35 1Petrus 5:8
30
Hoofdstuk 3 Welke verbonden heeft God met Israël gesloten We zagen hiervoor dat Israël is ontstaan omdat God Abraham riep uit Ur der Chaldeeën om te gaan naar het land dat Hij hem wijzen zou. We zagen ook dat God dit niet deed omdat er nog niet voldoende volken op aarde waren, maar omdat God dat volk in het leven ging roepen, waarmee Hij de slang zou verslaan. God is daarom ook ten nauwste verbonden met dit volk en dat kenmerkt zich ook door een aantal afspraken, verbonden, die God met hen heeft gemaakt. Israël wordt dan ook door haar ontstaan, geschiedenis, en toekomst als enig volk, gekenmerkt en bepaald, door haar verbonden met God. Welke zijn de verbonden die God met Israël heeft gesloten en is er reden om aan te nemen dat deze nu nog van kracht zijn? Over de verbonden van God zegt de Bijbel: Zelfs een verbond van een mens dat bekrachtigd is, stelt niemand terzijde of voegt er iets aan toe. (Galaten 3:15) En: We weten we dat het onmogelijk zou zijn dat God zou liegen. (Hebreeën 6:18 & Titus 1) Dus iets zou zeggen wat niet waar is, of beloven wat Hij niet zou doen. God is geen man, dat Hij liegen zou; of een mensenkind, dat Hij berouw zou hebben. Zou Hij zeggen en niet doen, of spreken en niet volbrengen? (Numeri 23:19) In de zakenwereld is een mondelinge toezegging van een koop net zo bindend als een schriftelijke, breng dus nooit een bod uit op een huis als je het niet echt wil hebben. Met een beetje pech zit je eraan vast. Dat er in de praktijk met mondelinge afspraken niet altijd even getrouw door iedereen wordt omgegaan blijkt wel uit menig zakelijke bankrekening. Ik zal ook zelf nooit ergens een opdracht aannemen, bij iemand die ik niet ken of vertrouw, zonder een getekende opdrachtbevestiging. Dit geldt niet voor God. Dat wat Hij heeft gezegd, daar weet Hij zich aan gebonden. Het is dan ook niet nodig om Hem een schriftelijke bevestiging en leveringsvoorwaarden te sturen. Toch heeft Hij die uit Zichzelf gegeven. Hij weet hoe graag wij dingen op papier geregeld zien. De verbonden van God zijn dus even bindend als een contract. God zal dus de verbonden die Hij met Israël heeft gesloten nooit verbreken. Welke zijn die verbonden die God dan met Abraham en zijn nageslacht heeft gesloten?
De drie verbonden van God en Israël: Er zijn in de Bijbel in elk geval drie belangrijke verbonden te onderscheiden die God met Israël heeft gesloten. Drie verbonden die in elkaars verlengde liggen en samenkomen in een schitterende toekomst voor het volk. Dit zijn ook verbonden waarvan God zei dat het eeuwige verbonden waren. 1. Het eerste was met Abraham. God belooft hem tot een groot volk te maken50. 2. Daarna heeft God een verbond gesloten met David, dat er altijd een zoon van hem op de troon zou zitten51. 50 51
Genesis 17:7 2Samuël 23:5
31
3. Tenslotte is er spraken van een ‘nieuw verbond’waar de profeten over spreken52. Het is misschien geen slecht idee om deze verbonden eens wat nader te bekijken. Wat kunnen we allemaal zeggen over deze verschillende verbonden? 3.1. Het verbond met Abraham We hebben hier al verschillende keren bij stilgestaan. God riep Abraham uit Ur der Chaldeeën om op reis te gaan. Wat staat er nu letterlijk in de Bijbel over het verbond dat God met Abraham sloot? Allereerst, zoals al eerder werd gesteld dat God hem riep met de belofte: Ik zal u tot een groot volk maken en u zegenen en uw naam groot maken, met u zullen alle geslachten van de aardbodem gezegend worden. (Genesis 12:1-3) God belooft hier Abraham nogal veel. Het zijn in eerste instantie zelfs vier beloften. Hij belooft Abraham tot een groot volk te maken èn hem te zegenen èn zijn naam groot te maken èn tot slot nog eens dat alle landen, volken ja zelfs alle families van de aarde door (of met) hem gezegend zullen worden. En omdat een en ander onvoorwaardelijk is en onherroepelijk benadrukt Hij ook nog dat dit een eeuwig verbond is: Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten tot een eeuwig verbond. (Genesis 17:7) Wij zijn geneigd om in christelijke kringen Abraham alleen als vader van het Joodse volk te zien maar God belooft hem een vader van vele volken te worden. Het is bekend dat Abraham, zoals hem dat ook was beloofd, een vader van vele volken is geworden: Wat Mij aangaat, zie, mijn verbond is met u, en u zult de vader van een menigte volken worden. (Genesis 17:5) Alleen al Ismaël had twaalf zonen die elk tot volksstammen uitgroeide. Ook trouwde Abraham na het overlijden van Sara opnieuw. Uit die relatie had hij ook nog eens zes zonen53. Waarvan er in elk geval een aantal uitgroeide tot een volk. Een van die zonen is Midjan de vader van de Midjanieten, een volk waar Israël nog veel mee te maken zou krijgen al was het maar omdat de schoonvader van Mozes en dus ook zijn vrouw daar vandaan kwamen en het één (van de) stamvader(s) van de Arabieren was. Als er dan zoveel volken uit Abraham zijn voortgekomen, hoe weten we dan of Israël wel het recht heeft om de belofte op te eisen die God aan Abraham deed met betrekking tot het eeuwige verbond waardoor al de volken van de aarde gezegend zouden worden? Of was het misschien toch een van de andere zonen van Abraham? Gelukkig voor ons die geloven dat Israël dat recht wel heeft, staan er uitspraken van God in de Bijbel die Israël dit toekennen. God zegt daarover tegen Abraham: En wat Ismaël betreft, Ik heb u verhoord; zie, Ik zal hem zegenen, hem vruchtbaar doen zijn en uitermate talrijk maken; twaalf vorsten zal hij verwekken, en Ik zal hem tot een groot volk stellen.
52
o.a. Jeremia 31:32
53
Genesis 25:1-17
32
Maar mijn verbond zal Ik oprichten met Isaäk, die Sara u op deze zelfde tijd in het volgend jaar baren zal. (Romeinen 9:8, Hebreeën 11:18, Genesis 17:20-21) Hieraan vooraf had God al tegen Abraham gezegd dat de belofte zou worden doorgegeven via Isaäk: Uw vrouw Sara zal zwanger worden en een zoon baren, en u zult hem Isaäk noemen, en Ik zal mijn verbond met hem oprichten tot een eeuwig verbond. voor zijn nageslacht. (Genesis 17:19) Gods belofte aan Abraham geldt dus via Isaäk voor Jakob (die Israël werd genoemd). Abraham zal tot een groot volk worden gemaakt in Israël. Wat beloofde God nog meer aan Abraham? Hij beloofde dat het land waar hij op dat moment is, aan Abrahams nageslacht zal worden gegeven: Aan uw nageslacht zal ik dit land geven. (Genesis 12:7) Hoe specifiek is die belofte? Welk gebied wordt aan Abraham beloofd: Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven, van de rivier van Egypte tot de grote rivier, de rivier de Eufraat. (Genesis 15:18) Dit zijn de grenzen van het grootste deel van het Midden-Oosten. We zullen maar niet oproepen tot een oorlog om dit gebied te gaan veroveren. Ook zo wordt door simpele zielen al eeuwen geroepen dat de Joden middels het zionisme wereldwijd de macht naar zich toe willen trekken. Dit onzinnige gerucht is al zou oud als de middeleeuwen. Een poos geleden las ik dat er zelfs in Japan, waar praktisch geen Jood woont, boeken worden uitgegeven die het hebben over zionistische samenzweringen ten einde dit doel te realiseren. Kennelijk zijn er altijd weer mensen die de klok van de Bijbel hebben horen luiden, waar staat dat de wet uit Sion zal uitgaan en dat al de volken elk jaar zullen optrekken naar Israël om het loofhuttenfeest te vieren, zonder dat ze weten waar Gods klepel hangt. Op een dag zal God dit gebied zonder militair geweld aan Israël geven en ik zou er dan graag wonen. Tot die tijd zullen de Joden hun handen vol hebben aan het veilig houden van het kleine stukje wat ze nu al hebben en waarvoor ze onder voortdurende druk staan om het ter wille van de lieve vrede maar weg te geven aan de Arabieren. Samengevat zijn Gods beloften aan Abraham voor Israël: 1. Dat door Israël (Jakob) van ‘het nageslacht’van Abraham wordt gesproken; 2. Dat God door Abraham met Isaäk een eeuwig verbond gesloten heeft; 3. Dat Abraham (Israël) tot een groot volk gemaakt zal worden; 4. Dat met Israël alle geslachten van de aardbodem gezegend zullen worden. Laten we eens kijken of deze beloften allemaal in vervulling zijn gegaan?
Zijn Gods beloften aan Abraham in vervulling gegaan? 1. Dat door Israël van ‘het nageslacht’van Abraham wordt gesproken Hierover kan worden gezegd dat dit zo is. Hoewel de Arabieren ook nageslacht van Abraham zijn, spreekt men over Israël als volk van de belofte aan Abraham. 33
2. Dat God door Isaäk met Abraham een eeuwig verbond gesloten heeft Voor zover we geloven dat de verbonden van God betrouwbaar zijn kan worden gezegd dat deze belofte ook in vervulling is gegaan. 3. Dat Abraham (Israël) tot een groot volk gemaakt zal worden Israël is gedurende korte tijd een groot land geweest. Salomo regeerde vanaf ‘de Rivier’ (Eufraat), tot aan de grens van Egypte54, dit was het gebied dat God aan Abraham had beloofd. Na Salomo is het land verdeeld geraakt in een noordelijke en zuidelijke staat en is het snel kleiner geworden. Israël is later nooit meer zo groot geweest, dat is het nu niet en dat probeert het ook niet te worden. Het Joodse volk is niet groot; het aantal Joden wereldwijd is in vergelijking tot veel andere volken ook niet groot. Het aantal Joden gedurende de vierduizend jaar dat het volk bestaat kan wellicht groot worden genoemd, maar het is niet waarschijnlijk dat God op die manier de belofte aan Abraham heeft bedoeld. God heeft ook niet tegen Abraham gezegd dat hij voor een korte tijd een relatief groot volk zou worden om daarna weer tot een klein volkje te vervallen. Gods belofte dat Israël een groot volk zal worden, is dus nog niet vervuld. 4. Dat met Israël alle geslachten van de aardbodem gezegend zullen worden Binnen de kerk hebben we lang gedacht dat deze zegen van Abraham via Christus naar de heidense volken is gekomen. In principe is het dus zo dat al de geslachten van de aardbodem gezegend zouden kunnen zijn door Gods belofte met Abraham. Kijken we echter goed naar deze tekst dan staat er dat alle geslachten samen met Israël gezegend zullen worden. Je moet je dit voorstellen dat als moeder na lang wachten een kapitaal erft, dat haar gezinsleden hier ook rijker van worden. Sinds het evangelie is gepredikt op aarde zijn de gezinsleden wel rijker geworden van de erfenis van hun geestelijke moeder; Israël zelf, is straatarm geworden. Met andere woorden: In de periode sinds de opstanding van Christus zijn er wel veel volken gezegend55 door de belofte die God aan Abraham had gedaan, maar Israël was dat zelf in die tijd bij lange na niet. Sinds Abraham heeft Israël nooit zo’n uitzichtloze periode van verstrooiing, ellende en verdrukking gekend. Vanaf het moment dat het heil ook naar de heidenen ging, leek het wel helemaal te zijn weggenomen van Israël. Het was de periode waar het in de profetie van Hosea over gaat: Want vele dagen zullen de Israëlieten blijven zitten zonder koning en zonder vorst, zonder offer en zonder gewijde steen, zonder efod of terafim. (Hosea 3:4) De belofte dat alle geslachten met Israël gezegend zullen worden, is nog niet vervuld. De naties zijn nog niet gezegend en in het bijzonder Israël niet. In veel landen, steden en dorpen, hebben de inwoners nog nooit van Christus gehoord. En in veel plaatsen waar Hij zelfs ooit wel is gepredikt, zijn er (weer) veel geslachten (families) die de zegen nooit hebben begrepen of aangenomen. Er kan van deze belofte niet worden gezegd dat ze in vervulling is gegaan. Als deze belofte dus ook nog waar zal moeten worden gemaakt, zal dat ook nog in de toekomst gebeuren. 54
1Koningen 4:21 Beter is het feitelijk te spreken over gebieden of geslachten die gezegend zijn. Nooit is er een heel volk tot geloof gekomen. En al zeker niet als het christendom de staatsgodsdienst werd.
55
34
3.2. Het verbond van God met David David was de tweede koning van Israël. Hij volgde Saul op die om zijn ongehoorzaamheid door God was verworpen. Oorspronkelijk had Israël geen koning. Tussen het sterven van Jozua, die het volk het land had binnengeleid en de eerste koningen ligt een periode van bijna tweehonderd jaar. Dit was de tijd waarin de richters optraden. Deze richters werden door het volk aangesteld. Er is wel eens gezegd dat Israël de eerste democratie was in de oudheid. Toch moet hier een kanttekening bij worden geplaatst. Ofschoon hier een kern van waarheid in zat, gebeurde deze verkiezing meestal pas nadat deze richters door God zo naar voren waren geschoven, dat het volk weinig alternatieven had waar ze op zouden kunnen stemmen. Denk bijvoorbeeld aan Gideon die met een klein groepje het machtige leger van de vijand in de pan hakte, of Simson die helemaal alleen massa’s Filistijnen versloeg. Je bedenkt je wel twee keer voor je met dergelijke mannen de verkiezingsstrijd ingaat. Maar een man als Jefta bijvoorbeeld, werd door de leiders van het volk gevraagd om voor hen als richter op te treden. Het land werd dus wel op basis van gelijkheid door het hele volk geregeerd. Er was geen centraal gezag, geen centraal economische raad en geen staatsschuld. Het volk had een grondwet in de Thora en voor belangrijke beslissingen werd het hele volk bij elkaar geroepen. Verder deed in die tijd iedereen wat goed was naar eigen inzicht, staat er in de Bijbel56. Als je een dakkapelletje op je huis wilde of die vervelende boom voor je huis wilde wegzagen, dan hoefde je daar geen vergunning voor aan te vragen in drievoud en maanden op toestemming te wachten. Je deed dat gewoon. Kortom een gruwelijke gedachte voor de Nederlandse overheid. Richters waren mannen die als leider werden aangesteld voor de tijd van hun leven. Het was niet gebruikelijk dat hier dynastieën uit voortkwamen omdat hun zonen dit overnamen. Toen de laatste richter, Samuël, oud was kwam het volk bij hem om te vragen om een koning. Samuël begrijpt dat dit een breuk betekende met hun traditie maar vooral dat dit een belediging was voor God. Hij was hun koning. Jahwe had hen uit de macht van Egypte verlost en talloze malen gered van hun vijanden. God is hier helemaal niet gelukkig mee zoals het in die geschiedenis staat: De Here zei tegen Samuel: Luister naar het volk, in alles wat zij tot u zeggen, want niet u hebben zij verworpen, maar Mij hebben zij verworpen, dat Ik geen koning over hen zou zijn. (1 Samuel 8:7) Israël was de vrouw waar het Zaad uit zou voortkomen wat de strijd met de slang zou aangaan hebben we al gezien. Dit Zaad was de Messias, Hij was de centrale figuur voor dit volk en hoe zou Hij het volk kunnen regeren als er al een koning zou zijn? De roep om een koning was dan ook, zoals de Here zei, een verwerping van Hem en het opgeven van de hoop op de Messias. Maar als het volk dan perse een koning wilde, dan moest deze het evenbeeld zijn van die komende Messias. Saul was een trots man die niet wilde vertrouwen op God. Van David, die Saul op zou volgen, werd door God gezegd, wat iedere man en vrouw die God dient hoopt dat Hij dat van hem of haar zal zeggen, dat hij een man was naar Zijn hart57. Er staat ook dat God Davids koningschap voor eeuwig heeft bevestigd. Zoals David het zelf op zijn sterfbed zegt: Maar niet zoals mijn huis bij God, Hij heeft mij een eeuwig verbond gegeven. (2Samuël 23:5) En in Psalm 132 zegt David: 56 57
Richteren 21:25 1Samuël 13:14
35
De Here heeft David een dure eed gezworen waarop Hij niet terugkomt: Een van uw lijfelijke zonen zal Ik op uw troon zetten. Als uw zonen mijn verbond houden en mijn getuigenis die Ik hun leer, dan zullen ook hun zonen voor immer op uw troon zitten. (Psalm 132:11) Nu kan hier tegen worden ingebracht dat dit inhoudt dat als de nakomelingen van David niet trouw zouden zijn, en daar zijn veel voorbeelden van te vinden in de Bijbel, God dus niet aan deze belofte is gebonden. Sommige nakomelingen van David hebben het heel bont gemaakt. Zo werd van Joram gezegd dat hij liep in de weg van de koningen van Israël en dat zelfs op de manier van koning Achab. Voor wie de geschiedenis van Achab niet kent, hij stond bekend als de meest zondige koning van Israël. Een verwend mannetje die onder de plak zat van zijn trotse vrouw die zich ten doel had gesteld om Israël onder de leugen van de Baäldienst te brengen. Toch staat er zelfs dan nog dat Here het huis van David vanwege het verbond dat Hij met hem gesloten had, niet wilde laten uitsterven, omdat, zoals het er staat, Hij gezegd had dat Hij hem en zijn zonen altijd een lamp zou geven58. Met andere woorden, God voelde zich gebonden aan de belofte die Hij aan David had gedaan. Altijd zal er een zoon zijn van David die recht heeft op de troon en deze ook zal krijgen. Het koningschap van Jezus is de vervulling van deze belofte. Als Gabriël Maria opzoekt en haar de geboorte van Jezus aankondigt zegt hij: En u zult Hem de naam Jezus geven. Deze zal groot zijn en de zoon van de Allerhoogste genoemd worden en de Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven, en Hij zal als koning over het huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemen. (Lucas 1:32) David werd beloofd dat er altijd iemand van zijn nageslacht op zijn troon zal zitten. Dit is de troon van Israël waar David op zat. David en zijn zonen mochten tijdelijk op de troon van de Messias zitten en zo een schamel vooruitzicht geven op de echte koning van Israël. God kon deze troon om die reden ook niet laten ophouden te bestaan omdat Jezus hierop moest komen te zitten. Jezus zou dan ook niet komen om over Israël te regeren omdat Hij nog geen troon had. Hij had een veel machtigere troon in de hemel dan Hij politiek gezien, ooit in Jeruzalem zou kunnen vinden. Toen Salomo een tempel voor God gebouwd had, zei hij over de troon van God: Zou God waarlijk op aarde wonen? Zie de hemel, zelfs de hemelen der hemelen kan U niet bevatten. (1Koningen 8:27) Jesaja zegt over Gods troon: Zo zegt de Here: De hemel is mijn troon en de aarde de voetenbank mijner voeten. (Jesaja 66:1) Zou er dan kunnen worden gesteld dat het eigenlijk wel de bedoeling was dat Jezus de Romeinen en de rest van de wereld politiek en militair aan zich had moeten onderwerpen? Als dat zo was dan hebben de Joden Hem terecht niet aangenomen, dan zou Hij als koning der Joden hebben gefaald. Dat was niet zo, het was niet de bedoeling dat Jezus op dat moment de aarde aan zich zou onderwerpen. Het is niet waarschijnlijk dat God, toen Hij Gabriël zond met deze boodschap aan Maria, er geen rekening mee hield dat Israël Jezus niet als Messias zou erkennen, zodat Hij deze woorden dertig jaar later zou moeten herroepen. Jezus zegt hier zelf over zijn verwerping en sterven: Zoals de Zoon van de mensen niet is gekomen om gediend te worden, maar om te dienen 58
1Kronieken 21:7
36
en zijn leven te geven tot een losprijs voor velen. (Matteüs 20-28) Het lijden van Jezus was geen onvoorziene gebeurtenis. Nadat Jezus was gekruisigd en weer is opgestaan ontmoet Hij twee van zijn volgelingen die het allemaal anders hadden verwacht. Hij zegt dan tegen hen: O onverstandigen en tragen van hart, dat u niet gelooft alles wat de profeten gesproken hebben! Moest de Christus dit niet lijden om in zijn heerlijkheid in te gaan? En Hij begon bij Mozes en bij al de profeten en legde hun uit, wat in al de Schriften op Hem betrekking had. (Lucas 24:25-27) Het niet geloven van alles wat de profeten hebben gezegd, is een fout die we makkelijk maken. Jezus verwijt zijn volgelingen hier zelfs dat ze onverstandig en traag zijn van hart, omdat ze niet alles geloven wat de profeten gesproken hadden. Bij het lezen van de Bijbel is het gevaarlijk om alleen dat te lezen wat op het eerste gezicht duidelijk lijkt. Het kan dan gebeuren dat we de dingen die in tegenspraak zijn met onze eerste conclusie over het hoofd zien. Jezus zal over het huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid, maar Gods volgorde is anders dan door sommigen werd aangenomen. Dat Israël Jezus in eerste instantie niet zou geloven was voor God geen volkomen verrassing. In het Oude Testament staan er zelfs verschillende profetieën dat dit niet zou gebeuren. Ook als Jozef en Maria in de tempel komen nadat Jezus is geboren om Hem, volgens de traditie, zoals dat heette, aan de Here voor te stellen, komt er al een profeet naar Maria die haar ervoor waarschuwt dat door haar hart een zwaard zal gaan. Daarmee voorzegde deze profeet toen Jezus nog maar net geboren was zijn kruisiging. Nog vóór Jezus ook maar iets heeft kunnen prediken en vóór de Joden Hem zouden kunnen afwijzen was de kruisiging meer dan een optie. Wat bedoelt Gabriël hier dan mee? Wanneer zal Jezus als nageslacht van David op die genoemde troon zitten en voor eeuwig regeren over het huis van Jakob? Gabriël zegt in Lucas 1 tegen Maria dat Jezus als koning over het huis van Jakob zal heersen tot in eeuwigheid. Je kunt je afvragen waarom Jezus over het huis van Jakob zou moeten heersen. Hij had geen behoefte aan willekeurig welke troon; het ging Hem om de troon van zijn vader David en het huis van Jakob (Israël). Als Gabriël zegt dat God Hem de troon van zijn vader David zal geven, wijst dat naar de toekomst en is dat niet in tegenspraak met dat wat Jezus hier zegt; dat het doel van zijn komst is om te dienen en zijn leven te geven. Het ging Hem om deze troon omdat dit de troon zou worden waar vanaf de nieuwe aarde geregeerd zou worden. Met Israël, zagen we, zouden alle volken van de aarde worden gezegend. In Jeruzalem zal de troon staan waar vanuit de wereld zal worden geregeerd. Gabriël spreekt deels over het uiteindelijke doel van Jezus komst. Dit is iets wat zal gebeuren in een op dat moment nog verre toekomst. De Messias zal, zoals de Joden dat verwachten, op de troon van David zitten, en Hij zal over de hele wereld heersen. Eens zal, zoals Jesaja zei, uit Sion (Jeruzalem) de wet uitgaan, maar voor dat dit zal gebeuren moest de Messias lijden. Dat maakt Jezus duidelijk door aan de Emmaüsgangers de Bijbel uit te leggen beginnende bij Mozes. Vóór Jezus als koning zal heersen als de beloofde Messias, zal eerst het volk zelf tot erkenning moeten zijn gekomen dat Hij ook inderdaad de Messias is, de koning die ze verwachtten. Hij zal ook dan niet tegen hun zin over hen heersen. Hosea zegt daarover: Daarna zullen de Israëlieten zich bekeren, en de Here, hun God, zoeken en David, hun 37
koning, en bevende komen tot de Here en tot zijn heil, in de dagen der toekomst. (Hosea 3:4) Ezechiël zegt over het koningschap: Zie ik haal de Israëlieten weg uit de volken naar wiens gebied zij gegaan zijn.... en één koning zal over hen allen koning zijn(...). En Ik zal hen tot een God zijn(...). En mijn knecht David zal hun voor eeuwig tot vorst zijn. (Ezechiël 37:21-24) Ezechiël schrijft verder hoe God tegen hem spreekt over een nieuwe toekomst voor de aarde: Ik de Here zal hun tot een God zijn en mijn knecht David zal vorst zijn in hun midden. Ik de Here heb het gesproken. Ik zal met hen een verbond van vrede sluiten en de wilde dieren uit het land wegdoen, zodat zij veilig kunnen wonen in de steppe en slapen in de bossen (...) Ik hun een God zal zijn. En mijn knecht David zal koning over hen zijn. (Ezechiël 37:23) Ook tegen Jesaja spreekt God over deze tijd als Hij voorzegt hoe de Messias zal regeren vanuit Jeruzalem: En het zal gebeuren in de laatste dagen: dan zal de berg van het huis van de Here vaststaan als de hoogste der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En alle volkeren zullen er naartoe komen en vele natiën zullen op reis gaan en zeggen: Kom, laten wij gaan naar de berg van de Here, naar het huis van de God van Jakob, zodat Hij ons leert over zijn wegen en wij zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan en het woord van de Here uit Jeruzalem. Want Hij zal richten tussen volk en volk en rechtspreken over machtige natiën. (Jesaja 2:2-5) En Zacharia: Allen, die zijn overgebleven van de volken, die tegen Jeruzalem zijn opgerukt, zullen elk jaar op reis gaan om zich neer te buigen voor de Koning, de Here van de heerscharen, en het loofhuttenfeest te vieren. (Zacharia 14:16) Dit wordt niet alleen in het Oude Testament beschreven, we lezen in het Nieuwe Testament: U koning van de volkeren(...) alle volken zullen komen en zullen voor U neervallen in aanbidding, omdat uw oordelen zichtbaar zijn geworden. (Openbaring 15:4) Als het volk Israël dan aan Samuël om een koning vraagt, dan moest het een koning en een koningshuis zijn die gebouwd waren op een man naar Gods hart en bestonden bij de belofte dat zij de Messias zouden voortbrengen. De vraag is: wanneer zal dit gebeuren, wanneer zal deze laatste koning van het huis van David regeren? Dit zal eerst tijdens en na het duizendjarig vrederijk en later op de nieuwe aarde zijn. Daarover gaan we het hebben in een volgend hoofdstuk, blijf dus nog even doorlezen, het wordt nog spannender. Resumerend: is het verbond dat God met David sloot vervuld? Het is veilig om te zeggen dat het nog niet is vervuld. Het koningschap van het huis van David heeft het minder lang volgehouden dan dat van de Habsburgers en Jezus zit nog niet als Messias op de troon van David in Jeruzalem, om het huis van Jakob tot in eeuwigheid te regeren.
38
3.3. Een nieuw verbond Dit is een beetje een opmerkelijk iets. We hebben gezien dat God een eeuwig verbond sloot met Abraham. Dit verbond wordt later nog uitgewerkt als het volk in de Sinaï de Thora krijgt. Verschillende keren wordt er gezegd dat de verbonden eeuwig van kracht zullen zijn. Uitgangspunt voor dit hoofdstuk is dat de verbonden van God eeuwig zijn omdat God zijn woord houdt. Toch wordt er op een zeker moment gesproken over een nieuw verbond. Hoe zit dat nu? Zijn die vorige verbonden dan toch niet eeuwig of is er een ontwikkeling in de verbonden die steeds verder gaat? Vlak voor Israël door Nebukadnessar naar Babel wordt gevoerd schrijft Jeremia over dit nieuwe verbond. Zie de tijd komt, zegt de Here, dat Ik met het huis van Israël een nieuw verbond zal sluiten. Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb in de tijd dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden; mijn verbond dat zij verbroken hebben, hoewel Ik Heer over hen ben, luidt het woord van de Here. Dit is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen luidt het woord van de Here: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder lere: Kent de Here: want zij allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen, luidt het woord van de Heren, want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken. Zo zegt de Here, die de zon overdag tot een licht geeft, die de maan en de sterren verordent tot een licht voor de nacht die de zee opzweept dat haar golven bruisen, wiens naam is Here der heerscharen: Als deze verordeningen voor mijn ogen zullen wankelen, luidt het woord van de Here, dan zal Ik ook het nageslacht van Israël verwerpen om al de dingen die zij gedaan hebben, zegt het woord van de Here. De dagen komen, luidt het woord van de Here, dat de stad voor de Here opgebouwd wordt, van de Chananeëltoren af tot aan de Hoekpoort; dan gaat het meetsnoer verder rechtuit tot aan de heuvel Gareb en wendt zich naar Goa; en het gehele lijkendal met de as, en al de velden tot aan de beek Kidron, tot aan de hoek van de Paardenpoort oostwaarts, zal de Here heilig zijn; er zal niet weer vernield en verwoest worden in eeuwigheid. (Jeremia 31:31-40) Een aantal dingen komt hierin naar voren, Er wordt gesproken over: 1. Een nieuw verbond; 2. Een verbond niet geschreven op papier maar op hun hart; 3. Een tijd dat iedereen de Here zal kennen; 4. Een verbond dat alleen zal kunnen vergaan als zon, maan en zee niet meer zullen bestaan; 5. Een tijd dat de stad wordt herbouwd en nooit meer zal worden verwoest tot in eeuwigheid; Er wordt dus gesproken over een verbond dat er tot dan toe nog niet is geweest. Er wordt in dit verbond weer duidelijk gesproken over Israël, over het nageslacht van Israël en het herbouwen van de stad die tot die tijd verwoest is geweest. Dit is geen beeld van de gemeente, maar van de stad Jeruzalem in Israël. Opmerkelijk is dat deze profetie erg alleen staat waar het betreft de aanduiding ‘nieuw verbond’. Zelf heb ik, buiten deze tekst om, nergens in het Oude Testament een profetie kunnen vinden die
39
met zoveel woorden spreekt over een nieuw verbond. Wel komen de elementen die in deze profetie worden besproken ook op andere plaatsten terug in de Bijbel. Hoe moeten we dit verbond dan zien? Is het werkelijk een nieuw verbond of is het een andere aanduiding voor de verbonden en de beloften die er al bestonden. Als het echt nieuw is, dan zouden de elementen die erin genoemd worden ook niet op een andere plaats aan de orde komen. Dit is toch wel het geval. Laten we eens kijken hoe dat zit. De elementen van deze profetie nader beschouwd 3.3.1. Een nieuw verbond Als Jeremia spreekt over een nieuw verbond doet hij dat in relatie tot het bestaande verbond. Het verbond dat toen gold was het verbond dat God met het volk had gesloten op de Sinai. Sinds deze profetie van Jeremia is er een nieuw verbond gekomen: het verbond dat tot stand is gekomen door het werk van Jezus. Paulus haalt deze profetie van Jeremia zelfs aan om aan te tonen dat Jezus een middelaar is van een nieuw, een beter verbond59. Toch zijn er ook elementen in de profetie die spreken over dingen die niet in het Nieuwe Testament worden genoemd of zijn vervuld. De profetie spreekt bijvoorbeeld om een verbond voor Israël en Juda. Wat het huidige verbond (Nieuwe Testament) betreft zegt Paulus, dat door de struikeling van Israël het heil naar de heidenen is gegaan. De belofte die nadrukkelijk is gericht aan Israël en Juda kan niet zijn vervulling krijgen in de zegen aan de heidenen. Als Paulus dit aan de gemeente in Rome schrijft zegt hij feitelijk dat het verbond eigenlijk voor Israël was bedoeld, maar dat het door hun afwijzen ook naar de heidenen (volken) is gegaan. Hij waarschuwt de gelovigen uit de volken er dan ook voor om zich niet arrogant op te stellen tegenover Israël60. Paulus wijst er bovendien op dat deze profetie zijn vervulling pas volkomen zal hebben, in het einde van de tegenwoordige tijd. Want broeders, opdat u niet eigenwijs zou zijn, wil ik u niet onkundig laten van dit geheimenis; een gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat, en zo zal heel Israël behouden worden, zoals geschreven staat: De Verlosser zal uit Sion komen, Hij zal de goddeloosheden van Jakob wegnemen. (Romeinen 11:25) (en hij citeert in het laatste vers dan Jesaja 59) Daarna haalt hij de eerste regels van de profetie van Jeremia 31 aan: En dit zal mijn verbond zijn met hen, wanneer Ik hun zonde wegneem(...)’ Het Nieuwe Testament is dus in zekere zin inderdaad een nieuw verbond maar de profetie gaat verder dan alleen het evangelie. Het verbond spreekt over Israël en hun bekering. Het spreekt over hoe God de goddeloosheid van Jakob, waardoor de zegen naar de volken ging, zal wegdoen en hoe Hij hun zonde van hen wegneemt. Dit is nu nog zeker niet het geval. Op dit moment lijdt de gelovige Jood er zelfs nog onder dat hij niet kan offeren in de tempel omdat daar een gebedsruimte aan een vreemde god staat. Wat zijn verder de kenmerken van dit nieuwe verbond?
59 60
Hebreeën 8:10-11 Romeinen 11:17-26
40
3.3.2. Verbond niet geschreven op papier maar op hun hart Als er een mug in de kamer waar ik in slaap probeer te komen, een rondedansje maakt bij mijn oor is er maar één gedachte die er in mij opkomt met betrekking tot het lot van het lieve diertje, dood! Ik zal ook geen schuldgevoel hebben als ik de echtgenoot van deze gevleugelde aardbewoner de volgende morgen voor niets op zijn zwangere wijfje laat wachten omdat zij tegen mijn plafond is geplet. Als een buurtbewoner mij uit mijn nachtrust houdt stoort mij dat net zo erg als die mug. Toch laat ik die persoon met rust. Dat komt omdat ik een geweten heb. Ik weet dat ik mijn buurtbewoner, ook al doet hij mij hetzelfde leed aan als de mug, niet dezelfde behandeling kan geven als deze. Een van de kenmerken van ons mensen is dat we een geweten hebben. Dit verschijnsel zullen we wel nooit helemaal begrijpen en daarom is het ook een geliefd onderwerp voor op feestjes en gesprekken laat op de avond. Volgens de vader van de psychologen, Freud, hebben we als mensheid dit verschijnsel in elkaar geknutseld om als soort te kunnen leven in een groep. Zonder dit, wat hij het superego noemt, zou het beest in ons (wat hij het ‘id’noemt) een sociaal functioneren in de weg staan. Met andere woorden, het geweten is een noodzakelijk kwaad om te voorkomen dat we alles en iedereen wat ons in de weg staat direct tegen het plafond pletten. Een geweten kan voor sommige mensen hinderlijk zijn als zij eigenlijk vinden dat het is gevormd rond waarden en normen die ze helemaal niet zo zien zitten. Deze mensen relativeren daarom het belang van het luisteren naar het geweten omdat dit de slavernij zou inhouden aan de mensen die het hebben gevormd, meestal de ouders en de meester op school. Een geweten kan een irritant iets zijn, maar gelijk zijn we allemaal erg op onze hoede voor mensen die deze kwaliteit niet hebben. Hoe het ook zij, wij leven nu op gespannen voet met dit verschijnsel. Ik heb wel eens discussies met mensen over simpele vragen als, of we met de fiets moeten stoppen voor een stoplicht of niet. Iedereen weet dat het moet maar iedereen zal als hij of zij de kans krijgt zich onder deze regel vandaan redeneren. Niemand wil zijn tijd verdoen om voor een rood lampje te wachten, om de enige reden dat het moet omdat het in de wet staat. Iedereen wil doorrijden als het kruispunt verlaten is of als hij naar rechts moet en velen doen dat dan ook. Als er staat dat dit nieuw verbond op het hart zal zijn geschreven bedoelt de Bijbel met het hart niet in eerste instantie de spier in de borstkas die de bloedcirculatie op gang houdt. Met het hart wordt het bestuurscentrum van de mens bedoeld. Alle beslissingen worden in het hart genomen. Zo zegt Jezus dat wie een vrouw aanziet om haar te begeren in zijn hart al overspel met haar heeft gepleegd. Ook verzucht God zich voor de zondvloed dat alles wat in het hart van de mens opkomt slecht is. Dit is het probleem voor de mens waar zij zelf ook mee worstelen als zij zich willen houden aan de principes van God. Dit zal pas echt veranderen, als zij een nieuwe schepping met een nieuw hart zijn. Dit kenmerk van het nieuwe verbond is niet iets wat helemaal nieuw is. God heeft altijd van ons gevraagd dat wij Hem met heel ons hart zullen dienen. De wet was wel een papieren richtlijn maar het was God er altijd om te doen geweest dat de mensen zijn geboden vrijwillig en met volle overgave zouden gehoorzamen. Vlak voor het volk Israël het beloofde land intrekt roept Mozes hen bij zich en houdt hij hen dit voor. Dit is nog steeds het belangrijkste gebod in Israël: Hoor, Israël: de Here is onze God; de Here is een! Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht. Wat ik u heden gebied, zal in uw
41
hart zijn, gij zult het uw kinderen inprenten en daarover spreken, wanneer gij in uw huis zit, wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat. Gij zult het ook tot een teken op uw hand binden en het zal u een voorhoofdsband tussen uw ogen zijn, en gij zult ze schrijven op de deurposten van uw huis en aan uw poorten. Deuteronomium 6:4-9
Talloze malen spreekt God door de profeten uit dat Hij wil dat ze Hem met heel hun hart dienen. Er zijn maar weinig dingen waar Jezus zich echt tegen uitspreekt in zijn rondwandeling maar een punt wat regelmatig terugkwam was het gedrag van mensen die zich heel godsdienstig lijken te gedragen maar dit niet doen omdat ze God ermee willen dienen maar omdat ze hiermee in de gunst wilden komen bij de mensen. Jeremia spreekt niet over een tijd waarin iedereen voor rode stoplichten zal wachten, terwijl ze liever doorrijden, maar over een tijd waarin de mensen niet meer de drang zullen kennen om iets te doen louter en alleen omdat dit de makkelijkste weg is. De wet zal dan in hun hart zijn. Er zal dan niet meer een ‘beest’, een ‘id’, zijn dat de strijd met het ‘superego’, het geweten, zal aangaan. De kern van de mens zal dan goed zijn en ze zullen Gods kijk op de werkelijkheid hebben zonder zich te kort te gedaan voelen als ze iets moeten inleveren. Een van de kenmerken van het nieuwe verbond waarover Jeremia hier spreekt, gaat erover dat de mensen het verbond op hun hart dragen. Het verbond zal dan niet meer door regels, rechters en jurisprudentie worden afgedwongen. De mensen zullen begrijpen waarom ze dingen wel en niet moeten doen en er zal dan ook geen discussie over zijn. Met de uitstorting van de Heilige Geest, is dit al voor een deel in vervulling gegaan: de gemeente leeft niet met een verbond op papier maar met een verbond door de Geest61. Toch is er zelfs voor de gelovige die de Heilige Geest zal hebben ontvangen vaak nog een spanningsveld met dit verschijnsel. Een verbond geschreven op het hart, houdt in dat het verbond van harte wordt nageleefd. Dit is deels het geval. Paulus beschrijft in de Romeinenbrief zijn spanningsveld van de wil en de zonde als hij zegt: Naar de inwendige mens verheug ik mij in de wet van God Maar aan de andere kant stelt hij daarna: maar in mijn lichaam zie ik een andere wet, die strijd voert tegen de wet van mijn verstand en mij tot krijgsgevangene maakt van de wet der zonde, die in mijn lichaam is. Dit is niet iets waar Paulus zich gelukkig onder voelt: Ik ellendig mens! Wie zal mij verlossen van dit dode lichaam? God zij dank door Jezus Christus, onze Here! Zodoende ben ik met mijn verstand dienstbaar aan de wet van God, maar met mijn lichaam aan de wet van de zonde. (Romeinen 7:19-23) De oplossing voor dit dilemma valt buiten het bereik van deze studie maar in het gedeelte dat hierop volgt, legt Paulus uit hoe door de Heilige Geest steeds meer de overwinning kan worden behaald op de ‘wet van het vlees’. Maar even terug naar de vraag of het principe dat hier in de profetie wordt genoemd echt nieuw is of dat het ook in andere teksten van de Bijbel al wordt genoemd? Wat zegt de Bijbel nog meer 61
Romeinen 8 en Galaten 5:25
42
over het in het hart dragen van de wet? Jesaja profeteert over het rijk van de Messias als een tijd waarin onbezonnen mensen inzicht zullen krijgen: Zie, een koning zal regeren in gerechtigheid en vorsten zullen heersen naar het recht; en ieder van hen zal zijn als een beschutting tegen de wind en als een toevlucht tegen de stortbui, als waterstromen in een dorre streek, als de schaduw van een machtige rots in een dorstig land. Dan zullen de ogen van de mensen die zien kunnen niet meer verblind zijn en de oren van hen die kunnen horen opmerken; het hart van onbezonnen mensen zal inzicht en kennis verkrijgen, en de tong der stamelaars zal in staat zijn tot duidelijk spreken. (Jesaja 32:1-4) Later spreekt Ezechiël hier ook weer over Terwijl ik profeteerde, stierf Pelatja, de zoon van Benaja. Toen wierp ik mij op mijn aangezicht, schreeuwde luidkeels en zei: Ach Here Here, wilt Gij een einde maken aan het overblijfsel van Israël? Het woord des Heren kwam tot mij: Mensenkind, het zijn uw broeders, uw broeders, uw verwanten en het ganse huis Israels in zijn geheel, tot wie de inwoners van Jeruzalem zeggen: blijft verre van de Here, aan ons is dit land in bezit gegeven. Daarom spreek: zo zegt de Here Here: hoewel Ik hen weggedreven heb onder de volken en in de landen heb verstrooid, zodat Ik hun slechts weinig ten heiligdom geweest ben in de landen waar zij gekomen zijn, daarom spreek: zo zegt de Here Here: Ik zal u vergaderen uit de volken en u bijeenbrengen uit de landen waarin gij verstrooid zijt, en Ik zal u het land Israël geven; zij zullen daar komen en daaruit verwijderen al zijn afschuwelijkheden en al zijn gruwelen; Ik zal hun een hart geven en een nieuwe geest in hun binnenste, en Ik zal het hart van steen uit hun lichaam verwijderen en hun een hart van vlees geven, opdat zij naar mijn inzettingen zullen wandelen en naarstig mijn verordeningen onderhouden; zij zullen Mij tot een volk en Ik zal hun tot een God zijn. (Ezechiël 11:13-20) Als de tijd van de nieuwe aarde is aangebroken zullen we van God een nieuw lichaam hebben gekregen en als satan er niet meer is, dan zal de wet van het vlees niet meer over ons kunnen heersen. Dan zullen we wel Gods wil volkomen en van harte doen. Dit element van deze profetie is dus niet iets nieuws, het heeft betrekking op een tijd waarin Israël als volk zal functioneren. Het spreekt over een tijd die nog moet komen en als zodanig is deze profetie ook nog niet vervuld. 3.3.3. Tijd dat iedereen de Here zal kennen Jesaja spreekt over een tijd dat iedereen de Here zal kennen. Dit is nu nog zeker niet het geval. Helaas zijn er velen die nu al wel van Hem gehoord hebben en er zijn er zelfs bij die regelmatig in de kerk komen die de Here niet als een persoon kennen. In de Middeleeuwen was in elk geval Europa min of meer christelijk en was iedereen formeel bekend met de weg van de Here. Nu kun je je ten zeerste afvragen of dit generaties van wedergeboren christenen opleverde maar dat is weer een andere discussie. Maar zelfs al was dat het geval, kunnen we dan aannemen dat, vóór Jezus terugkomt de hele wereld is bereikt met het evangelie, dat het Westen zich massaal weer gaat interesseren voor het evangelie en dat alle moslimlanden zich zullen bekeren? Het lijkt mij te mooi voor woorden en ook al zou dat geweldig zijn, de Bijbel spreekt daar nergens over. In tegendeel eerder. De Openbaring die de laatste zeven jaar van het bestaan van de aarde beschrijft voor de komst van Jezus laat een heel 43
weerbarstige generatie zien die massaal de antichrist en de duivel achterna loopt. In de passage die spreek over de feitelijke wederkomst van Christus zien we hoe groot het oordeel zal zijn over massa’s mensen: En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard; en Hij, die daarop zat, wordt genoemd Getrouw en Waarachtig, en Hij velt vonnis en voert oorlog in gerechtigheid. En zijn ogen waren een vuurvlam en op zijn hoofd waren vele kronen en Hij droeg een geschreven naam, die niemand weet dan Hijzelf. En Hij was bekleed met een kleed, dat in bloed geverfd was, en zijn naam is genoemd: het Woord Gods. En de heerscharen, die in de hemel zijn, volgden Hem op witte paarden, gehuld in wit en smetteloos fijn linnen. En uit zijn mond komt een scherp zwaard, om daarmede de heidenen te slaan. En Hijzelf zal hen hoeden met een ijzeren staf en Hijzelf treedt de persbak van de wijn der gramschap van de toorn Gods, des Almachtigen. En Hij heeft op zijn kleed en op zijn dij geschreven de naam: Koning der koningen en Here der heren. En ik zag een engel staan op de zon en hij riep met luider stem en zeide tot alle vogels, die in het midden des hemels vlogen: Komt, verzamelt u tot de grote maaltijd Gods, om te eten het vlees van koningen en het vlees van oversten over duizend en het vlees van sterken en het vlees van paarden en van hen, die daarop zitten, en het vlees van allen, vrijen en slaven, kleinen en groten. En ik zag het beest en de koningen der aarde en hun legerscharen verzameld om de oorlog te voeren tegen Hem, die op het paard zat, en tegen zijn leger. (Openbaring 19:11-19) Er is dus weinig reden om aan te nemen dat deze profetie zijn vervulling zal krijgen nog voor de wederkomst van Jezus. Er zal dus ook weinig reden zijn om aan te nemen dat dit nieuwe verbond waar Jeremia over spreekt, zijn vervulling krijgt op de aarde zoals we die nu kennen. Maar wanneer zal dan dat moment zijn waarop iedereen de Here zal kennen? Wanneer zal het moment aanbreken waarover ook Jesaja spreekt als hij profeteert: Want de aarde zal vol zijn van de kennis van de Here zoals de wateren de bodem der zee bedekken. (Jesaja 11:9) Dit moment zal komen op de dag dat de satan en zijn rijk van de aarde zijn verdwenen, en de regering van Christus er plaatsvindt. Dit zal eerst pas gedeeltelijk plaatsvinden tijdens het duizendjarige vrederijk en pas volkomen op de nieuwe aarde. Het is dus een profetie die nog niet is vervuld. 3.3.4. Een verbond dat alleen zal kunnen vergaan als zon, maan en zee niet meer zullen bestaan Dit is een bij wijze van spreken tekst. Er staat niet dat het verbond zal ophouden te bestaan als de zon, maan en sterren niet meer bestaan. Het gaat om het verbond wat niet zal kunnen vergaan. Er wordt van een verbond met Israël en Juda gesproken dat niet op zal houden, zelfs niet al zouden de zon, maan en zee niet meer bestaan. Op verschillende plaatsen wordt in de Bijbel gesproken over het vergaan van de aarde, het op de aarde vallen van de sterren en rampen die de zon zullen treffen op de dag dat Jezus terugkomt en daarvóór. Een argeloze lezer zou dus kunnen denken dat het verbond van God met Israël sloot op grond van deze tekst alleen geldt gedurende de tijd van de huidige aarde. Welke teksten spreken over het vergaan van de aarde? Petrus spreekt hier bijvoorbeeld over: Maar de dag des Heren zal komen als een dief. Op die dag zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen door vuur vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen 44
gevonden worden. Daar al deze dingen aldus vergaan, hoedanig behoort gij dan te zijn in heilige wandel en godsvrucht, vol verwachting u spoedende naar de komst van de dag Gods, ter wille waarvan de hemelen brandende zullen vergaan en de elementen in vuur zullen wegsmelten. 2 Petrus 3:10-12 Ook het Oude Testament spreekt er over dat de zon en de maan zullen veranderen. Bekend zijn de woorden van Joël: De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en geduchte dag des Heren komt. En het zal geschieden, dat ieder die de naam des Heren aanroept, behouden zal worden, want op de berg Sion en te Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de Here gezegd heeft; en tot de ontkomenen zullen zij behoren, die de Here zal roepen. (Joël 2:31-32) Ook al wordt er over het vergaan van de (huidige) aarde gesproken, betekent dat niet dat er nooit meer een aarde zal bestaan. Er wordt even zo vaak gesproken over een nieuwe aarde. Op andere plaatsen spreekt de Bijbel erover dat de huidige aarde ophoudt te bestaan, er een nieuwe voor in de plaats zal komen. In Openbaring 21 ziet Johannes een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Ook de schrijver van de Hebreeënbrief noemt de komst van de nieuwe aarde en citeert hierbij Psalm 102: U hebt vroeger de aarde gegrondvest, en de hemel is het werk van uw handen; die zullen vergaan, maar U houdt stand zij zullen allemaal als een kleed verslijten, U verwisselt ze als een gewaad, en zij verdwijnen; maar U blijft dezelfde. (Hebreeën 1:11-12) Als er dus gesproken wordt over het vergaan van de aarde, betekent dit dat God een ‘versleten aarde’zal vervangen, door een nieuwe. Dit vernieuwingsproces zal met veel geweld en een oordeel gebeuren. Petrus zegt hierover dat de elementen door zullen vuur vergaan maar ook dat dit tot doel heeft om een nieuwe wereld te realiseren: Wij verwachten echter naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont. 2 Petrus 3:10-13 In de profetie staat dat het nieuwe verbond met Israël en Juda nooit zal vergaan. Zelfs niet als Jezus terugkomt en de oude aarde wordt vervangen door de nieuwe, gaat het verbond door.
3.3.5. Tijd dat de stad wordt herbouwd en nooit meer zal worden verwoest tot in eeuwigheid Het is duidelijk dat in dit verband met de aanduiding ‘de stad’alleen Jeruzalem kan worden bedoeld. Er zijn twee varianten op deze stad. We kennen het aardse Jeruzalem als hoofdstad van de staat Israël en we kennen uit de Bijbel het hemelse of het nieuwe Jeruzalem dit is het koninkrijk van God, wat Jezus predikte. Beide zijn het steden, beide zullen worden gebouwd en beide zullen hun rol spelen op de nieuwe aarde. Om welk Jeruzalem gaat het hier dan? Is dit het hemelse of het aardse Jeruzalem? Het nieuwe Jeruzalem wordt door Johannes in Openbaring beschreven als de bruid die uit de hemel zal neerdalen. Er worden daar ook verschillende bijzonderheden over deze stad gegeven. Toch kun je moeilijk spreken over het herbouwen van het nieuw Jeruzalem. Deze stad zal niet op de 45
traditionele manier gebouwd worden op de plaats waar het oude Jeruzalem stond. Het nieuwe Jeruzalem zal in haar volmaakte staat neerdalen uit de hemel. Die stad zal in elk geval wel nooit verwoest worden. De profetie kan ook slaan op het huidige Jeruzalem. Ezechiël beschrijft in de hoofdstukken 40-44 hoe de tempel zal worden herbouwd. Dit gebouw heeft niets te maken met het nieuwe Jeruzalem waarvan Johannes beschreef dat er geen tempel in te zien was. Deze tempel die wordt beschreven in Ezechiël zal nog gebouwd gaan worden in de huidige stad Jeruzalem. In de profetie van Jeremia over het herbouwen van de stad zijn ook parallellen met Jesaja 11, waar de vertalers van de NBG: ‘De Messias en zijn vrederijk’boven hebben gezet. Hoe dat rijk er uit zal zien en tussen welke gebeurtenissen dit rijk is ingeklemd, staat voor een deel in Openbaring 22. Dit zal na de overwinning op de antichrist en het opbergen van de satan in de afgrond beginnen en ophouden vlak voor de nieuwe aarde begint. Het is mogelijk dat deze tempel een belangrijke rol zal spelen gedurende het duizendjarig vrederijk. Het is ook mogelijk dat de profetie over de tijd waarin de stad wordt herbouwd en nooit meer zal worden verwoest in eeuwigheid nog over het vrederijk heen kijkt naar de nieuwe aarde. Dat is aannemelijk, omdat deze profetie feitelijk nog niet in vervulling gegaan kan zijn. Alle dingen die op deze huidige aarde zijn, moeten verdwijnen op de ‘dag van de Here’. Op de nieuwe aarde zal alles tot in eeuwigheid niet meer verwoest worden. Je zou kunnen zeggen dat de verbonden van God zijn als een slakkenhuis. Een slakkenhuis wordt door de slak in het centrum begonnen en telkens als het diertje groeit bouwt het er aan de uiterste rand een stukje bij. Na een poosje wordt er een schotje in gebouwd zodat er een deel wordt afgesloten. Ook al worden de afgesloten delen niet meer gebruikt door de slak om te wonen, toch horen ze bij zijn huis. Zo gaat het met de verbonden van God met Israël ook. Al is het straks niet meer nodig dat de mensen de wet op papier lezen omdat deze, zoals het er staat, in hun hart is geschreven, de principes van die twee wetten zijn hetzelfde en al is het niet meer nodig om offers te brengen voor de wet, toch is de verzoening door het offer van Jezus de basis van de nieuwe orde en al zal er nooit meer een ander op de troon van David zitten, het koningschap van David is deel van de nieuwe aarde en ook al komt er een nieuw verbond, dit zal zijn gebouwd op de fundamenten van het oude wat daar ook transparant doorheen zichtbaar zal zijn. Al deze verbonden samen vormen het huis van God waar wij met Hem zullen wonen.
46
HOOFDSTUK 4 De verbanning van Israël uit hun land In hoofdstuk 1 zagen we dat God al in het gesprek met Adam en Eva in bedekte termen spreekt over het volk van Israël waar de Messias uit geboren zou gaan worden. In hoofdstuk 2 zagen we hoe Israël is ontstaan en in het land is gekomen waar ze woonde. In hoofdstuk 3 zagen we de beloften waarmee God zich aan dit volk verbond. Uit de geschiedenis en uit de Bijbel weten we dat Israël door God uit dit land is verbannen. Hoe kwam dat en wat betekent dit voor ons onderwerp? Laten we eens kijken naar de volgende punten: Waarom is het volk Israël verdreven uit het land dat het was gegeven? Betekende hun val verwerping voor altijd of spreekt de Bijbel over herstel? Indien de Bijbel niet spreekt over verwerping, waar spreekt hij dan over herstel en op welke manier? 4.1. Waarom is het volk Israël verdreven uit het land dat het gegeven was de tijd waarin ik opgroeide was het bijzonder om anders te zijn. Het was een tijd van hoe gekker hoe beter en je telde dan ook pas mee als je als jongen langer haar had dan de rest en je er in versleten spijkerbroeken en legerkleding bijliep. ‘Normaal’ was een fout begrip. De toen veel gehoorde uitspaak: “ooit een normaal mens ontmoet? Ja? En beviel het?” sprak voor zichzelf. Je werd aangemoedigd om over de wereld na te denken en niet klakkeloos aan te nemen wat de gevestigde orde zei. Je moest een eigen mening hebben. Nu valt er niet veel af te dingen op de verantwoording van ieder mens om over dingen na te denken en zich te ontwikken tot een bewust individu en geen naprater. Toch zat er veel tegenstrijdigheid tussen de roep om die eigen mening en de praktijk. De hele nadruk hierop was juist een kenmerk van de uniformiteit van de groep en diens mening. De roep om anders te zijn moest achteraf worden gezien als ‘anders dan de gevestigde orde’of ‘anders dan de vorige generatie’. Je liep niet in een oude spijkerbroek of ging de confrontatie met je ouders niet aan om het bezoek aan de kapper uitstellen omdat je daar voor koos, maar omdat je erbij wilde horen. Je wilde niet anders zijn dan je leeftijdgenoten en de groep waar je tegenop keek. De mate waarin iedereen anders was werd bepaald door de oudere generatie waar tegen af werd gezet. Binnen de generatiegroep met andere ideeën was een grote mate van uniformiteit. Massa’s jongeren liepen in een spijkerpak met een pakje shag in hun borstzak, luisterden naar dezelfde soort muziek, waren tegen het kapitalisme, de oorlog in Vietnam en de kernbom. Waarom was nagenoeg iedereen binnen die groep het zo roerend met elkaar eens en waarom was iedereen in de oudere generatiegroep het dat ook waar het het tegenovergestelde betrof? Dit was zo omdat wij als mens onze identiteit graag ontlenen aan een groep. Een groep die een sterke identiteit heeft of daarnaar op zoek is kan zich als doel hebben gesteld om anders te zijn dan (een) andere groep(en). Als een groep geen sterke identiteit heeft gaat deze vaker graag samen met andere groepen. Dat laatste was bijvoorbeeld te zien in de vele fusies van bedrijven en zorginstellingen in de negentiger jaren van de vorige eeuw. Vele stichtingen die ooit uit ideële motieven waren begonnen om zich te profileren in de wereld gingen samenwerken omdat voor de volgende generatie deze idealen hun inhoud hadden verloren.
47
Wat heeft dit met Israël te maken? Is het volk dan uit het land verdreven door God omdat ze niet voldoende anders waren dan de volken om hen heen? Ja, dat was in wezen de kern van hun probleem. Israël was bedoeld om anders te zijn dan de andere volken van de aarde. Israël was op Gods initiatief ontstaan, niet omdat Hij vond dat er onvoldoende volkeren waren, maar omdat het volk, zijn volk zou zijn. Het zou de weerspiegeling moeten zijn van hoe de aarde was bedoeld. Het zou inderdaad een heel ander volk moeten zijn dan al de andere volken van de aarde. Waren de volken van de aarde toen dan zo slecht dat Israël heel anders moest zijn dan zij? Ja, dat was zo. Dat kunnen wij ons nu misschien niet zo goed voorstellen omdat de volken die we nu kennen in onze huidige tijd echt niet allemaal zo slecht zijn, maar toen lag dat anders. Veel van de volken van de huidige tijd waren tot voor kort wat hun wetgeving betrof sterk beïnvloed door de Bijbel. Toen was dat niet zo. Massaal geloofden de mensen toen in een wirwar van goden welke allemaal tevreden moesten worden gehouden en er zaten ook, wat wij zouden zeggen, hele bizarre en onvriendelijk exemplaren tussen.
Waarin was Israël anders dan de volken om haar heen? Ontstaansgeschiedenis Dat anders zijn van Israël komt al tot uitdrukking in de ontstaansgeschiedenis van het volk. Op het moment kort nadat Abraham was geroepen uit Ur der Chaldeeën zei God tegen hem dat zijn nageslacht vierhonderd jaar in een vreemd land (Egypte) zou verblijven, waarna ze zouden terugkeren naar het land dat Hij hem had beloofd. Waarom moesten ze zolang wachten kun je je afvragen? “Omdat” zo zei God “de maat van de zonden van de Amorieten nog niet vol was62.” God voorzag het verloop van de zonden van de volkeren al toen Hij Abraham riep uit Ur der Chaldeeën. Hij plande het zo, dat tegen de tijd dat deze niet meer te verdragen waren, Hij zijn volk gereed had. Israël moest de plaats in gaan nemen van de volken die om hun slechtheid werden verdreven. Hun voorbereidingstijd brachten zij door in slavernij. Is dit nu ook weer zo’n problematisch gegeven? Waarom moest dat volk nu als het ware in de slavernij worden voorbereid? Was dat nu weer zoiets waarvan een kritische geest kan zeggen dat het weer zo’n onaardige streek was van God, vergelijkbaar met het plaatsen van de boom van kennis in de Hof of zat hier een diepere betekenis achter? Ook dit is weer zo’n vraag waar nergens een tekst in de Bijbel staat waarin God verantwoording doet van zijn beweegreden op dit punt. Wel komen we het verschillende keren tegen dat God Israël eraan herinnert dat Hij het was die hen uit de slavernij heeft gehaald van Egypte. Waarom deed Hij dat dan? Waarom moest Israël door al die ellende? Hiervoor zijn twee redenen. De eerste vinden we terug in de Bijbel en de tweede niet. De eerste reden is dat God, zoals eerder opgemerkt, de kinderen van Adam iets wilde leren en daar gebruikte Hij de kinderen van Abraham voor. Het aardse volk van God was als het ware de zichtbare weergave van het koninkrijk van God wat Jezus kwam prediken. Paulus laat dat zien als hij de gemeente te Korinthe iets wil uitleggen. Hij zegt dan: Want ik stel er prijs op, broeders, dat u weet, dat onze vaderen allen onder de wolk waren, allen door de zee heengingen, allen zich in Mozes lieten dopen in de wolk en in de 62
Genesis 15:13-16
48
zee, allen hetzelfde geestelijke voedsel aten, en allen dezelfde geestelijke drank dronken, want zij dronken uit een geestelijke rots, welke met hen meeging, en die rots was de Christus. En toch heeft God in het merendeel van hen geen welgevallen gehad, want zij werden neergeveld in de woestijn. Deze gebeurtenissen zijn ons ten voorbeeld geweest, zodat wij geen behoefte aan het kwade zouden hebben, zoals zij die hadden. (1Korinthe 10:1-6) Deze hele gebeurtenis, het zijn onder de wolk, het zich laten dopen in de zee, het eten van het geestelijk voedsel (manna, brood uit de hemel –Joh 6- ) en drinken van het water uit de rots (Christus –Joh 7:38-) zijn ons tot voorbeeld geweest. Op allerlei manieren zijn, juist in de slavernij, de uittocht, de reis door de woestijn en de inname van het beloofde land, parallellen te zien met het leven van elk mens. Elk mens is geboren in de slavernij van de zonde, mag worden uitgeleid door het Paaslam (Jezus), worden gedoopt en onderweg gaan naar het beloofde land; het koninkrijk van God. Op weg daar naartoe ervaart menig gelovige zijn reis dikwijls als moeilijke tocht waarin het niet altijd makkelijk is om zijn vertrouwen op God te stellen, net als Israël in de woestijn. Israël was als het ware de aardse blauwdruk van het geestelijk leven van de gelovige. De andere reden waarom Israël in de slavernij van Egypte werd voorbereid heeft te maken met de invloed van de historische wortels van een natie op haar zelfbeeld. Elk volk wordt voor een belangrijk deel gevormd door zijn geschiedenis. Zo zijn de sporen van de onafhankelijkheidsstrijd, die de calvinistische Geuzen onder leiding van Willem van Oranje, meer dan vierhonderd jaar geleden tegen de katholieke Spanjaarden ontketenden zelfs nu nog herkenbaar in onze Nederlandse samenleving. De prestatiedrang, in een leven zonder al te veel franje en onze verdraagzaamheid naar andersdenkenden heeft daar voor een deel mee te maken. Zoals wij Nederlanders niet om de reformatie heen kunnen, zo kunnen de Joden niet om de uittocht heen. Altijd als Israël aan haar geschiedenis dacht, werd en wordt ze bepaald bij wie zij waren en hoe God hen hun bestaansrecht heeft gegeven. Dit deed God niet omdat Hij het volk aan een minderwaardigheidscomplex wilde helpen, maar omdat de geestelijke werkelijkheid van de mens zonder God er een is van slavernij. Israël zou ook daarin anders moeten zijn als de andere volken. Zij moest weten dat ze niet afstamde van een sterk geslacht of een natie waren geworden door het werk van één of andere vrijheidsstrijder. Zij moesten weten dat zij waren wie zij waren door Gods initiatief. Hij was hun ‘Vader des vaderlands’en zij waren als zijn volk door Hem uitverkoren. Zij waren niet zijn volk omdat ze zo sterk, knap, wijs of verlicht waren van zichzelf dat ze Hem hadden uitgekozen. God wil niet dat we te veel ons vertrouwen stellen op dingen die van aanzien zijn op deze aarde. Zoals de basis van het volk Israël niet ligt niet in pracht en praal, zo ligt de basis van het koninkrijk van God, de gemeente, dat ook niet, maar in een stal in Betlehem. God had zijn volk voorbereid in de slavernij om de plaats in te nemen van de volken die door hun hoogmoed en zone, God niet wilden dienen. God wilde Israël leren, en door hun geschiedenis de wereld, dat alleen Hij kan redden uit de slavernij van ‘Egypte’; uit de slavernij van de zonde en de vervloekte aarde. God haalde zijn volk uit dat land en wilde dat het een heilig volk zou worden. Hij verlangde een volk dat anders dan de andere volken de zonden zou leren herkennen, zich ervan zou afkeren en dat Hem was toegewijd.
49
Verbond We hebben het in het vorige hoofdstuk al gehad over de verbonden van God met Israël. Dit verbond gaf behalve veel beloften voor hun toekomst ook vorm aan hun identiteit. Dit verbond en de grondwet die erbij hoorde draaiden om het principe van het koninkrijk van God. Israël mocht zijn volk zijn, maar als ze dat niet wilden en geen rekening wensten te houden met zijn onverdraagzaamheid ten opzichte van de zonden en als ze Hem op dezelfde manier zouden kwetsen door zich van Hem niets aan te trekken en te zondigen tegen zijn wil, zoals deze volken dat hadden gedaan, dan zouden ze ook hetzelfde lot ondergaan als deze volken. Voor het volk het land binnenging, heeft God dat Israël heel duidelijk gemaakt: ze mochten er wonen, onder de voorwaarden dat ze anders zouden zijn dan de volken die zouden worden verdreven en ze het verbond dat ze met Hem hadden gesloten, niet zouden verbreken. In Deuteronomium (28-30) staat wat de voorwaarden waren. Er staat dat het volk de keuze werd gelaten voor de zegen of de vloek. Als ze zich aan hun afspraak hielden, zouden ze gezegend worden boven alle andere volken: Indien u aandachtig luistert naar de stem van de Here, uw God en al zijn geboden, die ik u nu opleg, goed onderhoudt, dan zal de Here, u God, uw verheffen boven alle volken van de aarde. De volgende zegeningen zullen alle over u komen en uw deel worden, als u luistert naar de stem van de Here, uw God: (...) Als ze dat niet doen, zou hun een zelfde lot wachten als de volken die voor hen zijn verdreven. Er wordt dan al gesproken over het verspreid raken over de volken en veel andere problemen. Mozes hield hen voor: Maar als u niet luistert naar de stem van de Here, uw God, en niet al zijn geboden en inzettingen, die ik u nu opleg, goed onderhoudt, dan zullen de volgende vervloekingen alle over u komen en u treffen: (Deuteronomium 28:1-3,15) De vervloekingen die dan worden genoemd zijn: Het land en inwoners zullen vervloekt zijn; stad, veld, mand, baktrog, vrucht van uw schoot en bodem, de worp van uw runderen, etc. (Deuteronomium 28:15-19) ?? ?? ?? ??
Er zou verwarring en dreiging komen (28:20); Er zouden ongeneeslijke ziektes komen (28:27-28); Er zouden misoogsten, en sprinkhanen komen (28:38-39); Zij zouden weggerukt worden uit hun land en verstrooid worden over de naties. (28:64-68) Dan zullen de volken zeggen: ‘Waarom heeft de Here zo met dit land gedaan?’Dan zal men antwoorden: “omdat zij verlaten hebben het verbond met de Here de God van hun vaderen, het verbond dat Hij met hen gesloten had toen Hij hen uit het land Egypte leidde, en omdat zij andere goden zijn gaan dienen en zich daarvoor hebben neergebogen. Daarom is de toorn van de Here tegen dit land ontbrand(...) de Here heeft hen in toorn en grote grimmigheid weggeslingerd. (Deuteronomium 29:24)
Nu zou je kunnen denken: ‘leuk verbond, als je doet wat God zegt, zal het je goed gaan, en als je niet luistert, zal Hij je zo genadeloos straffen dat er niets meer dan een bron van smaad van je overblijft.’ Wij zouden dat tegenwoordig een wurgcontract noemen. Bedrijven die anderen met
50
wurgcontracten aan zich verplichten kunnen niet op veel sympathie rekenen. Toch was de toepassing van dit ‘contract’veel minder streng dan het hier lijkt. Voor God uiteindelijk deze straf over Israël laat komen, hebben ze verschillende honderden jaren en talloze waarschuwingen door vele profeten achter de rug. Het is soms goed om te beseffen dat God een heilig God is. Wie met Hem een verbond sluit, kan er niet gelijk op los zondigen. Dat het belangrijk is dat men bepaalde dingen in acht neemt als men in de nabijheid van God komt, is dan ook vanzelfsprekend. Dit is vergelijkbaar met het werken onder kritieke situaties. Zelf heb ik ooit gewerkt met levensgevaarlijke voltages aan elektriciteit. Voor je daaraan begint overtuig je jezelf wel een aantal keer of aan alle veiligheidsvoorwaarden is voldaan. Dit geldt ook voor God: hoe dichter men bij Hem komt, hoe meer men ook rekening met Hem moet houden. God is de allerhoogste macht die we ons kunnen voorstellen en het is goed om daarbij stil te staan. Het bijbelboek Handelingen beschrijft dat in de dagen van de apostelen God zo krachtig aanwezig was, dat er zieken genazen, enkel door het aanraken van de kleren van de apostelen. De andere kant van situatie was dat er mensen stierven die zondigden. Ook in andere verslagen van perioden waarin God sterk tegenwoordig was/is, komen deze dingen voor63. Jozua zegt tegen het volk nadat ze in het land zijn aangekomen: Kies dan nu wie u dienen zult. (Jozua 24:15) Je kunt niet God dienen en de goden. Zoals Jezus zegt: Niemand kan twee heren dienen want hij zal of de ene haten en de ander liefhebben, of zich aan de ene hechten en de andere minachten; u kunt niet God dienen en Mammon. (Mattheüs 6:24) Maar God geeft zijn voorwaarden niet om het volk het leven zwaar te maken. In tegendeel; Hij geeft zijn wet omdat Hij weet dat ze zonder deze niet gelukkig kunnen worden en niet in staat zijn Hem te begrijpen en lief te hebben. Zonder deze voorwaarden kunnen ze als volk niet in zijn aanwezigheid leven. En als zij zondigen kan Hij ook niet in hun aanwezigheid zijn. Zoals Hij tegen Ezechiël zei: Hij zei ‘Mensenzoon, ziet u wat zij doen? Ziet u welke grote zonden de Israëlieten hier begaan, zodat Ik uit mijn tempel word verdreven. (Ezechiël 8:6 (Het Boek) Toch verstoot God zijn volk niet, als zij zijn geboden niet bewaren. Elke relatie vraagt om inspanning van twee kanten. Wie als mens om wil gaan met zijn Vader die hem heeft geschapen, zoals Hij om wil gaan met hem, zijn kind, moet de regels van de relatie in acht nemen. Wie Gods wil niet wil doen, moet niet verwachten dat hij de zegen van Gods aanwezigheid zal blijven ervaren. Wat waren dan de zonden waarmee deze volken zichzelf en het land verontreinigen waardoor ze voor Israël werden verdreven, waarvan God zegt: Verontreinigt u niet door dit alles, want door dit alles hebben de volken die ik voor u uit wegdrijf zich verontreinigd (… ) het land toch werd verontreinigd (… ) zodat het zijn inwoners uitspuwde. (Leviticus 18:25) Deze zonden waardoor dit alles gebeurde worden vermeld in Leviticus64. Het betrof seksuele 63 64
Onder andere Koch: “God onder de Zoeloes’blz. 297-289, en ‘Nooit keer ik meer terug’ door Jan Pit. Blz. 75-80.. Leviticus 18 vanaf vers 1
51
zonden zoals: incest, tempelprostitutie, seksuele omgang met dieren, mensenoffers kwamen in bepaalde perioden voor. Verder waren er de minder in het oog springende ‘gewone’zonden, zoals: stelen, afgodendienst, liegen, et cetera. Er wordt nogal eens met afschuw gewezen op teksten in het Oude Testament, waarin God ogenschijnlijk zonder andere reden dan om Israël het land te geven, hele volken laat uitmoorden. Dit onbegrip is een gevolg van een gebrek aan kennis hierover en de neiging van velen om God te maken tot wie zij graag willen dat Hij is: ‘Onze lieve Heer’. God is wel een God van liefde maar ook een God van rechtvaardigheid. Hij zal ooit de aarde en elk mens oordelen. Ook de gemeente zal op een dag oordelen, zelfs over engelen65. Omdat te kunnen zullen we goed moeten weten wat rechtvaardigheid is. Als we niet begrijpen hoe God oordeelt, zullen wij dat ook zelf niet kunnen. In het vorige hoofdstuk werd er al bij stil gestaan dat wij sinds de zondeval zitten opgescheept met een lichaam dat neigt tot zonden66. Soms worden we hier op een vervelende manier mee geconfronteerd maar vaak ook hebben we dit deels geaccepteerd omdat we niet meer weten hoe het anders kan. In het laatste geval proberen we ons soms te rechtvaardigen door onze zonden te vergoelijken. Dit maakt het bijna onmogelijk, om zonder dat de Heilige Geest ons hiervan overtuigt te begrijpen wat het wil zeggen dat God rechtvaardig is en welke afkeer Hij heeft van ongerechtigheid. Aan de ene kant leert de Bijbel dat Jezus niet in de wereld is gekomen om deze te veroordelen, maar dat Hij gekomen is om haar te behouden67: God wil niet dat er iemand verloren gaat. Petrus zegt over de dag van het oordeel: De Here talmt niet met de belofte (van zijn komst) al zijn er sommigen die aan talmen denken, maar Hij is lankmoedig tegenover u, omdat Hij niet wil dat sommigen verloren gaan, maar dat allen tot bekering komen. (2Petrus 3:9) God heeft de mens geschapen omdat Hij van hen houdt, niet om hen te oordelen. De uitspraak van Jezus daarover in het Johannes evangelie is zo bekend en veelzeggend, dat deze voor velen de eerste bijbeltekst was die ze uit hun hoofd kenden: Want alzo lief heeft God de wereld gehad dat Hij zijn enig geboren Zoon heeft gegeven opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft. Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden om de wereld te veroordelen, maar opdat de wereld door hem behouden worde. (Johannes 3:16) God is niet op zijn troon gaan zitten om de mensen te oordelen. Hij vindt mensen leuk en wil met hen omgaan. Hij zit niet als een dictator op zijn troon maar om ons duidelijk te maken dat zijn positie hoger is dan die van de rest van de schepping. Hij is wel de baas en zal op een dag de zonden uit de schepping uitroeien op een niet mis te verstane manier. Het is daarom dat Paulus in een van zijn brieven zegt: Omdat wij weten hoe zeer de Here te vrezen is, proberen wij de mensen te overtuigen. (2Korinthe 5:11) En verder: 65
1Korinte 6:3. Dit neemt overigens niet weg dat de eerste taak van de gemeente nu is om het evangelie te prediken en niet om overal rond te bazuinen wat anderen verkeerd doen. 66 Romeinen 7 67 Lucas 9:56
52
laten wij daarom God vereren op een Hem welbehaaglijke wijze met eerbied en ontzag, want onze God is een verterend vuur. (Hebreeën 12:29) En elders: Maar indien onze onrechtvaardigheid Gods rechtvaardigheid bevestigt, wat zullen wij dan zeggen? Is God, die zijn toorn doet voelen -ik spreek op menselijke wijze- soms onrechtvaardig? Volstrekt niet! Hoe zal God anders de wereld oordelen? (Romeinen 3:56) God is niet dol op oordelen en al helemaal niet op het uitroeien van volkeren, die de ‘pech’ hadden om op het grondgebied te wonen wat God nu eenmaal aan Abraham had beloofd. Deze volken werden niet verwijderd van dit grondgebied omdat Israël daar moest wonen, maar omdat ze zeer slecht zijn. God zegt hierover: Maar wanneer de Here dit voor u heeft gedaan, zeg dan niet: “De Here heeft ons geholpen, omdat wij zo goed zijn!’Nee, Hij helpt u wegens de slechtheid van deze volken. Het is echt niet omdat u van die fijne, rechtvaardige en oprechte mensen bent dat de Here hen voor u het land uit jaagt! Ik herhaal: Hij doet dit alleen wegens de slechtheid van deze volken en wegens de belofte, die Hij deed aan uw voorouders Abraham, Isaäk en Jakob. Onthoud dus goed dat de Here uw God, u dit goede land niet geeft omdat u zo goed bent, want dat bent u helemaal niet. U bent een slecht en koppig volk. (Deuteronomium 9:4-6 (Het Boek)) Wat er hier met de volken gebeurden die woonde in het land Kanaän toen Israël daar aankwam is vergelijkbaar met wat eerder met Sodom en Gommora gebeurde. Twee steden die vanwege hun zonden vernietigd werden. Een oordeel dat in de toekomst de hele wereld zal treffen68 als de volken van de aarde tegen de Messias en zijn volk Israël ten strijde zijn getrokken. De volken die voor Israël werden verdreven, werden dat dus omdat God hun zonden niet langer kon verdragen. En zelfs dan straft Hij niet direct: Hij wacht tot de maat vol is. Zelfs toen Israël onderweg was naar het beloofde land, geloof ik stellig, dat God hen als nog de kans gaf om zich te bekeren. Een vergelijkbare situatie staat in de Bijbel als God Jona roept om te gaan prediken tegen Ninevé: Maak u op en ga naar Ninevé, de grote stad, en predik tegen haar, want haar boosheid is opgestegen voor mijn aangezicht. (haar maat is vol) (Jona 1:1-2) In Ninevé was er, net als bij de volken van Kanaän, sprake van het feit dat de zonden zo waren toegenomen in de stad, dat God besluit dat het genoeg was. Hij wil de mensen nog een kans geven en dan, als ze hier geen verandering in zouden brengen, de stad vernietigen. De inwoners van Kanaän wisten ook wat hen te wachten stond. Het was bekend wat er met hen ging gebeuren en wat God met de Egyptenaren, Amorieten en Moabieten had gedaan. Rachab een prostituee die in Jericho woonde zei vlak voor de aanval op de stad: Ik weet dat de Here u het land gegeven heeft en dat de schrik voor u op ons gevallen is en dat alle inwoners van het land voor u sidderen. Want wij hebben gehoord, dat de Here de wateren van de Schelfzee voor uw ogen heeft doen opdrogen, toen u uit Egypte trok en wat u gedaan hebt aan de beide koningen der Amorieten aan de overzijde van de Jordaan, Sihon en Og, die u met de ban geslagen hebt. Toen wij dat hoorden, versmolt 68
Matteüs 25:31-33
53
ons hart en vanwege u bleef bij niemand meer enige moed over, want de Here, uw God, is een God in de hemel boven en op de aarde beneden. (Jozua 2:9- 11) Als later de stad Jericho wordt ingenomen, is zij met haar familie de enige die wordt gered. Als God genadig was voor één vrouw, omdat zij zijn zijde koos en daarbij bovendien haar hele familie redde, zou Hij dan niet veel meer genade tonen voor de verschillende volken van Kanaän als die zich zouden hebben bekeerd? Rachel was gezien haar broodwinning, zeker niet de meest rechtvaardige in de stad. Jona, waar we het al over hadden gaat vele jaren later na veel protest naar Ninevé om Gods komende oordeel over de stad te prediken. Zich niet bewust van het feit dat Ninevé zich massaal bekeerde op zijn prediking, gaat hij als een ramptoerist een mooi plekje zoeken vanwaar hij goed kan zien hoe dit oordeel zal worden voltrokken. Door de bekering van Ninevé besluit God dit oordeel niet ten uitvoer te brengen en dus zat Jona daar voor niets te wachten. Dit op zichzelf bedierf de stemming van Jona al ernstig, wat het nog erger maakte was dat op de plek waar hij zat te wachten geen enkele beschutting tegen de hete zon was. Om Jona een les te leren laat God er van de ene op de andere dag een boom groeien die de nodige schaduw kon geven. Deze boom laat God echter even snel als hij groeide weer verdorren. Hier is Jona ook weer zeer ongelukkig over en klaagt ook hierover dan flink tegen God. God zegt dan tegen Jona: U wilde de wonderboom sparen, waarvoor u zich geen moeite hebt gegeven en die u niet hebt doen groeien, die in één nacht is ontstaan en in één nacht is vergaan. Zou Ik dan Ninevé niet sparen, de grote stad, waarin meer dan honderdtwintigduizend mensen zijn, die het onderscheid niet kennen tussen hun rechter- en hun linkerhand (kleine kinderen), en bovendien veel vee? (Jona 4:10-11) Als God rekening houdt met het vee van Ninevé, zou hij dan niet veel meer de inwoners van Kanaän hebben gespaard, als ze Hem, net als de inwoners van Ninevé hadden aangeroepen? God is Israël niet begonnen om andere volken te veroordelen en uit te roeien voor hen. Dit hadden zij aan zichzelf te danken. God is Israël juist begonnen om de volken van de aarde iets te leren over zichzelf en hen uitzicht te geven op zijn grootheid en verzoening en de komst van de stad met fundamenten. De stad die Abraham verwachtte en in beweging zette om op reis te gaan. Israël had de weerspiegeling mogen zijn van deze toekomstige stad, het nieuw Jeruzalem dat eens uit de hemel zal neerdalen. Omdat Israël op de handelsroute van noord naar zuid lag, kwam ze met veel andere culturen in contact. Ik geloof stellig dat God dat bewust heeft gedaan zodat al deze volken en culturen wel kennis moesten nemen van de godsdienst van Israël en dus kennis hadden kunnen krijgen van de rijkdom van Gods zegen. Dit zien we ook gebeuren ten tijde van het koninkrijk van Salomo. Het land is dan groot, het volk is dan rijk en Salomo is door Gods zegen zo wijs dat dit de verbazing en nieuwsgierigheid opwekt van alle landen om haar heen. Bekend is uit de Bijbel het verhaal van de koningin van Seba die op staatsbezoek gaat bij Salomo om zelf te kunnen zien, waar ze zo vaak van had gehoord. De koningin van Seba vernam de roep omtrent Salomo in verband met de naam des Heren. Toen kwam zij om hem door raadselen op de proef te stellen. Zij kwam dan naar Jeruzalem met een zeer groot gevolg, kamelen, beladen met specerijen, zeer veel goud en edelgesteente. Nadat zij bij Salomo gekomen was, sprak zij tot hem alles wat zij op haar 54
hart had. En Salomo loste al haar vraagstukken op; niets was voor de koning te diepzinnig om voor haar op te lossen. Toen de koningin van Seba al de wijsheid van Salomo zag, en het huis dat hij gebouwd had, de spijze van zijn tafel, het zitten van zijn dienaren, het staan van zijn bedienden en hun kleding, zijn dranken en zijn brandoffers die hij in het huis des Heren placht te brengen, toen was zij buiten zichzelf. En zij zeide tot de koning: Het is dus waar, wat ik in mijn land over u en uw wijsheid gehoord heb, maar ik geloofde de woorden niet, totdat ik kwam en het met eigen ogen zag; waarlijk, de helft was mij niet aangezegd; gij hebt in wijsheid en welvaart de roep overtroffen, die ik vernomen had. Gelukkig zijn uw mannen, gelukkig deze dienaren van u, die gedurig in uw dienst staan, die uw wijsheid horen! Geprezen zij de Here, uw God, die zulk een welgevallen aan u had, dat Hij u op de troon van Israël geplaatst heeft! (1Koningen 10:1-9) Israëls plaats op aarde en relatie tot God was een geweldige mogelijkheid voor haar om te getuigen van God. Toch zou het tijdens het verloop van Salomo’s leven anders gaan lopen en verloor hij juist door zijn rijkdom zijn toegewijdheid aan God en diens Thora. Na verloop van tijd wilde Israël zichzelf graag herkennen in de mensen van die andere volken met wie ze omgingen. Koning Salomo nu had behalve de dochter van Farao vele vreemde vrouwen lief: Moabitische, Ammonitische, Edomitische, Sidonische en Hethitische, behorende tot die volken, van wie de Here tot de Israelieten had gezegd: Gij zult u met hen niet inlaten, en zij zullen zich met u niet inlaten, voorwaar, zij zouden uw hart meevoeren achter hun goden; haar hing Salomo met liefde aan. En hij heeft als vrouwen gehad zevenhonderd vorstinnen en driehonderd bijvrouwen; en zijn vrouwen verleidden zijn hart. Het geschiedde namelijk, toen Salomo oud geworden was, dat zijn vrouwen zijn hart meevoerden achter andere goden, zodat zijn hart de Here, zijn God niet volkomen was toegewijd gelijk dat van zijn vader David. Zo liep Salomo Astarte, de godin der Sidoniers, achterna, en Milkom, de gruwel der Ammonieten, en Salomo deed wat kwaad is in de ogen des Heren, en hij volgde de Here niet ten volle, zoals zijn vader David. Toentertijd bouwde Salomo een hoogte voor Kamos, de gruwel van Moab, op de berg ten oosten van Jeruzalem, en voor Moloch, de gruwel der Ammonieten. Hetzelfde deed hij voor al zijn vreemde vrouwen, die reukoffers en slachtoffers aan haar goden brachten. Derhalve werd de Here vertoornd op Salomo, omdat zijn hart zich afgewend had van de Here, de God van Israël, die hem tweemaal verschenen was, en die hem te dezer zake geboden had geen andere goden na te lopen; maar hij had niet in acht genomen wat de Here geboden had. Toen zeide de Here tot Salomo: Omdat het zo met u gesteld is, dat gij mijn verbond en mijn inzettingen, die Ik u geboden had, niet in acht genomen hebt, zal Ik voorzeker het koninkrijk van u afscheuren en het uw knecht geven. (1Koningen 11:1-11) Uiteindelijk bekeerden de volken rondom Israël zich niet tot de God van Israël maar bekeerde Israël zich tot de goden van de buurvolken en zondigde zij daardoor op dezelfde manier als die volken die door God hiervoor uit het land waren verdreven. De eerste keer dat er in de Bijbel wordt gemeld dat het volk Israël zo gezondigd heeft dat ze de straf, waarover Mozes spreekt, over zich heen halen, is al kort na het leven van Salomo. De eerste koning van het Tienstammenrijk, Jerobeam, heeft het volk al zo laten zondigen dat de profeet Achia daarover profeteerde: En de Here zal zich een koning over Israël verwekken, die het huis van Jerobeam zal uitroeien(...) dan zal de Here Israël slaan, zodat het wiebelt als riet in het water en Hij zal 55
Israël wegrukken van deze goede grond die Hij hun vaderen gegeven heeft, en Hij zal hen aan de overzijde van de Rivier verstrooien, omdat zij hun gewijde palen gemaakt, en daardoor de Here gekrenkt hebben, Ja Hij zal Israël prijsgeven wegens de zonden die Jerobeam bedreven heeft en die hij Israël heeft doen bedrijven. (1Koningen 14:14-16) Het volk Israël ging na Jerobeam verder met zondigen, even erg als de volken die daarvoor door de Here waren verdreven: Zij deden naar al de gruwelen van de volken, die de Here voor het aangezicht der Israëlieten verdreven had. (1Koningen 14:24) Een van die zonden die mij altijd weer met afschuw vult wordt een aantal keer genoemd in de Bijbel: Zij offerden hun kinderen aan de boze geesten. (Psalm 106:37) Het is haast niet voor te stellen dat mensen hun (pasgeboren) kinderen verbrandden om demonen gunstig te stemmen. Manasse was een koning in Israël waarvan werd gezegd: Hij bouwde altaren voor het gehele heer van de hemel69 in de beide voorhoven van het huis van de Here. Ja hij deed zijn zoon door het vuur gaan. (2Koningen 21:3-4) In het dal ‘Ben-Hinnom’bevond zich een offerplaats voor deze cultus70. Dit offeren werd door het hele volk van Juda gedaan. Van het dal Ben-Hinnom werd door God gezegd dat het ‘moorddal’zal worden genoemd, omdat het volk daar hun zonen en dochters met vuur verbrandde71. Zij hadden God gekwetst door aan vele afgoden offers te brengen, zoals de Here zegt: Waarom hebben zij mij gekrenkt met hun beelden, met hun nietigheden uit den vreemde. (Jeremia 8:19) Om het volk te genezen van haar hang naar afgoden, heeft God het naar Babel,: de moeder van al de afgodendiensten72, verbannen. Terugkomend op de vraag, waarom het volk uit het land dat hun gegeven was verdreven is, kan worden vastgesteld dat dit is gebeurd vanwege hun vele zonden. Zoals God tegen Jesaja zegt: De ganse dag breidde Ik mijn handen uit naar een opstandig volk, dat Mij bestendig openlijk krenkt. (Jesaja 65:2) Veelzeggend zijn de woorden van Jezus die wijzen naar de tweede ballingschap: Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en hen stenigt die tot u zijn gezonden, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen bijeenverzamelen, zoals een hen haar kuikens bijeenverzamelt onder haar vleugels, en u hebt niet gewild. Zie, uw huis wordt aan u overgelaten. Want Ik zeg u: u zult Mij van nu aan geenszins zien, totdat u zegt: 'Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer'. (Matteüs 23:37-39) 69
Demonen, zie hoofdstuk 1.6 en 5.8.1. 2 Koningen 23:10 71 Jeremia 7:29-32 72 Openbaring 17:5 70
56
Israël heeft het niet gewild om door God te worden bijeenverzameld. Daarom worden ze aan zichzelf overgelaten. Op die manier zijn ze een speelbal in de handen van de slang (duivel) geworden. De geschiedenis heeft laten zien welk beroerd lot dat soms was. Het is geen mooi beeld dat de oude profeten van Israël ons geven. Om te voorkomen dat we hier een al te negatief beeld van de Joden krijgen is het goed ons te realiseren dat ze hun slechte gewoonte over het algemeen kregen van hun heidense buurvolken. Aangezien de meesten van ons inwoners zijn van oorspronkelijk dergelijke heidense volken geeft dit wel enige reden tot terughoudendheid in ons oordeel tegenover de Joden van toen. Israël wilde zo graag dezelfde kleren dragen, dezelfde shag roken en dezelfde goden dienen als de groep van volken temidden waarvan zij woonde dat zij haar identiteit verloor. Het gevolg was dat ze hetzelfde lot zou ondergaan als de volken die om hun zonden voor haar waren verjaagd uit dat land. 4.2. Betekende hun val verwerping voor altijd We zagen dat het in zekere zin aan hun eigen zonden te wijten was dat Israël in de problemen kwam en haar land kwijt raakte. Betekent dit dan ook dat de ontstane situatie niet meer zal veranderen en dat ze altijd uit hun land verdreven en verspreid over de volken zullen moeten blijven wonen? Zijn dan al de beloften verbroken en heeft God dan niets meer met het volk te maken? Wat zegt de Bijbel hier over? Verschillende profetieën in het Oude en het Nieuwe Testament hebben betrekking op de verwerping van Israël als land en volk van God. Hosea was een profeet in Israël die van God de opdracht kreeg om met Gomer te trouwen. God had hem van te voren gezegd dat zij hem ontrouw zou zijn. Door deze relatie wilde God het volk iets leren over henzelf. Als het volk kwaadspreekt over het overspel van Hosea’s vrouw is zijn boodschap: ‘Zo zijn jullie nu ook in je relatie tot God: zoals mijn vrouw mij ontrouw is, zo zijn jullie dat tegenover God: elke keer als jullie de afgoden aanbidden, pleeg je overspel tegenover Hem”. Nadat Gomer bij Hosea was weggegaan voor een andere man, moest Hosea haar terughalen van God. Er staat in de Bijbel dat hij haar terugkocht, voor vijftien zilverstukken en anderhalve homer gerst73. Omdat in het Hebreeuws na zilver de toevoeging ‘stukken’ontbreekt, wordt hier wel aan zilveren sikkels gedacht. Anderhalve homer was ongeveer zeshonderd kilo, deze hoeveelheid gerst zou, volgens sommige uitleggers ook een waarde van vijftien zilveren sikkels vertegenwoordigen. De totaalprijs is dan dertig zilveren sikkels; de prijs van een slaaf74. Een gênantere situatie kun je je haast niet voorstellen. Hosea moet zijn eigen vrouw, die bij hem is weggelopen, als een slaaf terugkopen. Het is goed voor te stellen dat Hosea daar weinig voor voelde. Hij zal misschien gedacht hebben: ‘laat haar daar maar lekker zitten, ze heeft er zelf voor gekozen om bij die slechte man te zijn.’Maar God zegt dan tegen Hosea over Israël: Ik zal u tot bruid werven voor eeuwig: Ik zal u Mij tot bruid werven door gerechtigheid en recht. Door goedertierenheid en ontferming; Ik zal u mij tot bruid werven door trouw; en 73 74
Hosea 3:2 Exodus 21:32
57
u zult de Here kennen. (Hosea 2:18) Met andere woorden zegt God tegen Hosea: ‘stel dat Ik dat nu zou zeggen, en Israël om haar overspel zou laten vallen? Jij zal hen hiermee laten zien dat ik wel naar haar zal omkijken. Zelfs als ze door hun eigen zonden in slavernij (ballingschap) terecht zijn gekomen, zal ik haar vrijkopen.’Hij wil ondanks alles Israël niet laten vallen. Een andere tekst die licht geeft op de vraag of hun verwerping definitief is of niet, staat in de Romeinenbrief. In Rome was een conflict ontstaan tussen de Joodse en Romeinse christenen. Deze was ontstaan omdat rond het jaar vijftig, keizer Claudius alle Joden uit Rome had verbannen. Toen Claudius vier jaar later overleed, kwamen velen van hen weer terug. Het is waarschijnlijk dat de eerste gemeente in Rome is ontstaan uit een synagoge. Uit de reisverslagen van Paulus die door Lucas in Handelingen zijn opgeschreven, blijkt dat als Paulus in een stad aankwam, hij meestal het eerste aanknopingspunt zocht in de synagoge75. Het is dus aannemelijk dat de eerste christenen van de gemeente te Rome voornamelijk Joden waren. Veel Joden hadden hierdoor voor hun vertrek, leidinggevende functies gehad in de kerk. Toen ze terugkwamen, waren deze posities door christenen uit de Romeinse bevolking ingevuld en ontstond er spanning tussen deze twee groepen. Joodse christenen die graag weer wat te vertellen hadden, beriepen zich op hun Jood zijn. De Romeinse christenen ontkenden dit voorrecht. Zij zeiden dat dit vervallen was, omdat, zoals zij stelden, de Joden Christus gekruisigd hadden. In de brief die Paulus aan deze gemeente stuurde, gaat hij uitgebreid op dit probleem in. Paulus benadert het probleem door te stellen dat alle mensen hebben gezondigd en de omgang met God zouden moeten missen. Niemand kan zich ergens op beroemen. De Joden niet, want zij hebben, ondanks dat zij de woorden van God kenden, Hem niet gediend, maar ook de heidense christenen niet, want zij waren voor hun bekering in hun afgodendiensten mogelijk nog erger. Hij zet dan de weg, voor zowel Joden als niet-Joden, tot verlossing van zonde uiteen. Deze, stelt hij vast, is voor beiden dezelfde, of je nu Jood ben of niet. Vanaf hoofdstuk negen gaat hij in op de vraag hoe het dan zit met de Joden en het volk Israël. Hij stelt dan voor de gemeente in Rome de vraag: God heeft zijn volk toch niet verstoten? en concludeert dan: volstrekt niet. (Romeinen 11:1) Hij gaat dan verder: Als nu enkele van de takken weggebroken zijn en u daar als wilde loot tussen geënt bent en aan de saprijke wortel van de olijf deel hebt gekregen, verhef u dan niet boven de takken. (Romeinen 11:17) De olijf is het beeld van het verbond en de belofte van God met Israël, waar ‘enkele takken (delen) van zijn weggebroken’, waar gelovigen uit de volken op zijn ‘geënt’. Verder zegt God: Als de hemel boven te meten is en de fundamenten der aarde beneden na te speuren zijn, dan zal Ik het nageslacht van Israël verwerpen. (Jeremia 31:37)
75
Handelingen 17:1-2
58
God geeft hier aan dat Hij geenszins van plan is Israël ‘om te hakken’. Het zijn een ‘aantal takken’die Hij heeft weggebroken, niet alles. Ook in Deuteronomium spreekt God erover dat Hij het volk, nadat het heeft gezondigd niet wil laten vallen, maar het de mogelijkheid geeft om zich te bekeren: Wanneer dan al deze dingen over u komen, de zegen en de vloek, die ik u voorgehouden heb, en u dit ter harte neemt te midden van al de volken, naar wier gebied de Here, uw God, u verdreven heeft, en wanneer u zich dan tot de Here uw God bekeert en naar zijn stem luistert overeenkomstig alles wat ik u heden gebied - dan zal de Here, uw God, in uw lot een keer brengen en zich over u ontfermen. (Deuteronomium 30:1-3) Hoe graag God wil dat Israël zich bekeert, wordt duidelijk als we ons realiseren dat ‘het woord van de Here’schaars was in de dagen van Eli76. In de jaren voor de ballingschap sprak God erg veel. Bijna alle grote en kleine profetische boeken uit de Bijbel zijn geschreven in verband met de Babylonische ballingschap. Al deze profeten wijzen erop dat God door zijn volk geliefd wil worden. Treffend komt dit tot uitdrukking als God zegt: Ik had gedacht dat u Mij: Mijn Vader zou noemen, en dat u zich van Mij niet zou afkeren. (Jeremia 3:19) God verlangde naar het volk en wilde dat het zich zou bekeren: Hij had er veel verdriet van dat Hij het moest straffen: Spreekt dus dit woord tot hen: Mijn ogen moeten van tranen vloeien dag en nacht zonder tot rust te komen, want met een grote breuk is de jonkvrouw, de dochter mijns volks, gebroken met een zeer zware slag. (Jeremia 14:17) Hier staat dat God huilde om wat Hij Israël moest aandoen vanwege haar zonden. Hij wilde dat niet, maar het volk bleef Hem negeren en kwetsen. Hij had het volk al zolang en zo vaak gewaarschuwd dat Hij er niet meer onderuit kon. Zoals een aardse vader, er soms ook niet onderuit kan zijn kinderen te straffen, zo kon de Here dat ook niet langer. Maar net zomin als een menselijke vader daar plezier in heeft, had de Here dat ook niet. Was dus de val van Israël onherroepelijk? Nee, God verwierp hen niet voor altijd. Nergens blijkt uit de profeten dat God dreigt het volk voor altijd te zullen verwerpen als ze zondigen.
4.3. Indien de Bijbel niet spreekt over verwerping, spreekt hij dan over herstel en zo ja, op welke manier Als we dan moeten vaststellen dat God de beloften die Hij heeft gedaan aan Israël niet heeft verworpen, dan kan het toch niet zo zijn dat Israël als groepje Joden, verspreid wonend over de volken, die beloften zal gaan ontvangen? Hoe kan de Joodse wet uitgaan van Jeruzalem, zoals we dat lezen in de Bijbel, als er geen Joden zouden wonen die die wet kennen en onderhouden? Het blijkt b ij het lezen van de Bijbel dat God niet alleen zijn volk niet voor altijd heeft verworpen, maar zelfs dat Hij het weer helemaal zal herstellen. Dat is wel makkelijk gezegd maar waar staat dit dan in de Bijbel en hoe zal dat dan gaan?
76
1Samuël 3:1
59
Er staan over het herstel van Israël twee soorten profetieën in de Bijbel: 1. Profetieën die spreken over het herstel van Israël, na de Babylonische ballingschap; 2. Profetieën die wijzen op een herstel dat verder in de toekomst ligt dan het genoemde herstel van Israël na de ballingschap. Hoe kunnen we nu dit onderscheid maken, tussen profetieën die spreken over het herstel van Israël uit de Babylonische ballingschap en profetieën die spreken over dat tweede herstel? Dat lijkt ingewikkelder dan het is. Het is bekend dat Israël (het tienstammenrijk) eerder in ballingschap is gegaan dan Juda (het tweestammenrijk). Wat de vervulling van de profetieën uit de eerste categorie betreft: Er was specifiek door God gezegd dat deze ballingschap een afgebakende tijd van zeventig jaar zou zijn. Daniël spreekt God daar zelfs op aan als hij zelf nog in ballingschap is77. Zo wist hij van de geschiedenis van Jeremia en hoelang het zou duren: Hij deed de koning der Chaldeeën tegen hen optrekken, deze doodde hun jongelingen met het zwaard in hun heiligdom, en hij spaarde jongeling noch maagd, oude noch grijsaard; alles gaf Hij in zijn macht. (...) om het woord van de Here, door Jeremia verkondigd, in vervulling te doen gaan: totdat het land zijn sabbatsjaren vergoed gekregen heeft. Al de dagen die het woest lag, heeft het gerust, om zeventig jaar vol te maken. (2 Kronieken 36:17-21) Deze profetie wordt erg nauwkeurig vervuld. Na deze zeventig jaar geeft de dan heersende vorst Kores toestemming om Jeruzalem en de tempel te herbouwen: Maar in het eerste jaar van Kores, de koning van Perzië, wekte de Here, opdat het woord van de Heren, door Jeremia verkondigd, zou worden voltrokken, de geest van Kores, de koning van Perzië, op, om door zijn gehele koninkrijk, ook in geschriften, deze oproep te laten uitgaan: Zo zegt Kores, de koning van Perzië: alle koninkrijken der aarde heeft de Here, de God van de hemel, mij gegeven en Hij heeft mij opgedragen Hem een huis te bouwen in Jeruzalem, in Juda. Wie nu onder u tot enig deel van zijn volk behoort, de Here, zijn God, zij met hem, laat hij op reis gaan. (2Kronieken 36: 18-23) Er trekt na deze toestemming een relatief kleine groep van ongeveer tweeënveertigduizend Joden, terug78. Er staat dat de familiehoofden van Juda en Benjamin de priesters en Levieten zich gereed maakten en naar Israël teruggingen. De meeste Joden van het tweestammenrijk zijn toen niet mee gekomen. In Koningen staat dat Israël (het tienstammenrijk) tot op de huidige dag in ballingschap is gebleven79 . In het volgende deel zal het gaan over de tweede categorie profetieën. Profetieën die wijzen op een herstel dat verder in de toekomst ligt dan het genoemde herstel van Israël na de ballingschap.
Profetieën die wijzen op een herstel dat verder in de toekomst ligt dan het herstel na de ballingschap Profetieën uit de tweede categorie wijzen op een herstel dat verder in de toekomst ligt dan het eerder genoemde herstel van Israël na de ballingschap. Deze spreken ook op verschillende plaatsen over de terugkeer van al de Joden die verspreid woonden over de hele aarde. Dikwijls 77
Daniël 9:2-3 Ezra 2:64 79 2Koningen 17:23 78
60
spreken deze profetieën over een verdere toekomst dan zeventig jaar en vaak specifiek over de tijd kort voor de (weder) komst van de lang verwachte Messias. Dit betekent dat deze profetieën nog niet vervuld waren toen Ezra en Nehemia Jeruzalem en de tempel herbouwden. Al is het maar omdat de Messias toen niet is gekomen. Van belang is dus om in deze context die profetieën te bestuderen die spreken over de terugkeer van héél Israël. Dus vooral die profetieën die niet alleen spreken, over de terugkeer vanuit Babel, maar over de terugkeer van de Joden van uitersten van de aarde. Dit zijn ook profetieën die spreken over een verre toekomst, gerekend vanaf het moment dat deze werd uitgesproken. De eerste tekst waarin in de Bijbel wordt gesproken over terugkeren uit de verstrooiing van het volk Israël staat in Deuteronomium. Het volk staat dan op het punt om het beloofde land in bezit te nemen. Mozes zal spoedig zijn leiderschap aan Jozua overdragen en sterven. Mozes roept het volk tot zich om, voor dit gaat gebeuren, het verbond met God te vernieuwen. Hij herinnert hen eraan dat ze in de jaren dat ze door de woestijn trokken, allerlei volken hebben ontmoet, die vreeslijke dingen deden en afgoden dienden en hij waarschuwt hen zich hier niet mee in te laten. Hij houdt het volk voorspoed voor, als ze Gods geboden bewaren, maar rampspoed, als ze vervallen in dezelfde zonden als de landen om hen heen. Zelfs dan al voorspelt Mozes dat als het zover zal komen dat de rampspoed over hen komt en ze uit het land zullen zijn verdreven, God hen toch weer zal terugbrengen. Mozes zegt daarover: Hij zal u weer bijeen brengen uit al de volken, naar wier gebied de Here uw God u verstrooid heeft (...) Al waren uw verdrevenen tot aan het einde van de hemel, de Here, uw God, zal u brengen naar het land, dat uw vaderen bezeten hebben. (Deuteronomium 30:1-4) In deze tekst wordt niet gesproken over een relatief klein groepje van rond de veertigduizend die na de ballingschap uit Babel terug zouden komen, maar zelfs de Joden die, nadat ze waren verdreven, zijn terecht gekomen aan het uiterste van de aarde. En uit al de volken om hier nog kracht bij te zetten, wordt gezegd dat dit zelfs zou gebeuren, al waren ze verdreven tot aan het einde van de hemel. Dit wordt tegen héél Israël gezegd. Zoals al werd gesteld is Israël, na de Babylonische ballingschap tot in de twintigste eeuw, nooit eerder als heel volk uit al de volken bijeengebracht. Bij het terugkeren uit de Babylonische ballingschap kwamen er maar weinig Joden, uit maar drie stammen weer terug naar hun land. Ze kwamen ook uit maar één land; Babel. Nu komen ze, voor het eerst in de geschiedenis, uit alle volken van over de hele wereld weer terug naar Israël. Ook stammen waarvan niemand (in het Westen) wist dat ze nog bestonden. In een andere tekst staat: En het zal in die tijd gebeuren dat de Here opnieuw zijn hand zal opheffen om de rest van zijn volk los te kopen. Zij die zijn overgebleven in Assur, Egypte, Patros, Ethiopië, (...) om hen die verdreven waren van Israël te verzamelen en om de verstrooide dochters van Juda te vergaderen van de vier einden van de aarde. (Jesaja 11:11) In de bijbelvertaling ‘Het Boek’, wordt het woord ‘opnieuw’vertaald met ‘een tweede keer’. De ‘rest’zijn zij, die de eerste keer, toen het volk uit Babel kwam, niet mee zijn teruggekomen. Dat het hier om een ander, een tweede herstel gaat, blijkt ook hier weer daaruit dat er wordt gesproken over het feit dat de Joden niet uit Babel, maar uit andere landen, waarheen God ze 61
tijdens de eerste ballingschap niet had verdreven, verzamelt. Een derde tekst: Omdat u kostbaar bent in mijn ogen en hooggeschat en Ik u liefheb, geef ik mensen voor u in de plaats en natiën in ruil voor uw leven. Vrees niet ik ben met u; Ik doe uw nakroost van het oosten komen en vergader u van het westen, Ik zeg tot het noorden: Geef, en tot het zuiden: Houd niet terug, breng mijn zonen van verre en mijn dochters van het einde der aarde, ieder die naar mijn naam genoemd is, en die Ik geschapen heb tot mijn eer, die Ik geformeerd heb, die Ik ook gemaakt heb. (Jesaja 43:4-8) Een vierde tekst: Zo zegt de Here der heerscharen: Zie, Ik verlos mijn volk uit het land van de opgang en uit dat van de ondergang der zon; Ik breng hen terug en zij zullen binnen Jeruzalem wonen. Zij zullen Mij tot een volk en Ik zal hun tot een God zijn, in trouw en heerlijkheid. (Zacharia 8:7) Duidelijk is de boodschap van God aan Zacharia dat Hij zijn volk van uit de vier windstreken terug zal leiden naar Jeruzalem. Een vijfde tekst: In die dagen zal het huis van Juda naar het huis van Israël gaan, en zij zullen uit het Noorderland komen naar het land dat Ik aan hun vaderen ten erfdeel gegeven heb. (Jeremia 3:18) En Jeremia: Daarom zie, de dagen komen luidt het woord van de Heren, dat men niet meer zal zeggen: Zo waar de Here leeft, die de Israëlieten uit het land Egypte heeft doen optrekken, maar veeleer: Zo waar de Here leeft, die het nageslacht van het huis Israëls heeft doen optrekken en die het heeft doen komen uit het Noorderland en uit al de landen waarheen Hij hen verdreven had; en zij zullen op hun eigen grond wonen. (Jeremia 23:7-8) Volgens deze profetie van Jeremia zal de uittocht van de Joden uit het Noorderland, die vanuit Egypte overschaduwen. Nu zijn er argumenten dat bij het Noorderland aan Babel zou moeten worden gedacht. Zo lag Babel ten opzichte van Israël in zekere zin in het noorden en om er te komen moest men de weg naar het noorden nemen. Maar de uittocht onder Zerubbabel daarvandaan, was veel kleiner en ging met veel minder wonderen en rampen gepaard dan de uittocht uit Egypte. De uittocht uit Egypte wordt op dit moment nog steeds gevierd in Israël en de uittocht uit Babel niet of nauwelijks. De tijd moet nog komen dat ze bovenstaande woorden zullen zeggen. In dit geval is het interessant dat Steven Lightel vanaf 1974, beschrijft hoe hij visioenen kreeg over de terugkeer van de Joden uit Rusland. God liet hem daarin zien dat Hij van plan is al de tweeëneenhalf tot drie miljoen Joden uit Rusland en het voormalige Oostblok te laten terugkeren. In de tijd dat hij deze voor het eerst kreeg, was emigratie vanuit Rusland erg moeilijk. Na de val van het communisme is het emigratiebeleid aanzienlijk versoepeld. Er komen ook steeds weer berichten uit Rusland dat het antisemitisme, dat daar door de geschiedenis heen vaak is geweest, steeds meer toeneemt. De noodzaak om te emigreren, wellicht te vluchten, kan zo steeds reëler 62
worden. Het is niet waarschijnlijk dat er met het ‘Noorderland’een ander land dan Rusland wordt bedoeld. Rusland is het enige land ten noorden van Israël, waar nog zoveel Joden wonen dat een uittocht daarvandaan zoveel indruk zou kunnen maken, als in de profetie wordt geschetst. Uit de andere landen zoals Syrië Libanon, Irak en Turkije, zijn de meeste Joden al kort na de onafhankelijkheid vertrokken. In de visioenen van o.a. Steven Lightel, zijn de mensen die over de grens komen, vluchtende mensen. Zij komen met niets aan bezittingen naar het Westen. De mensen die nu uit Rusland komen zijn wel arm en door de omstandigheden ook wel op de vlucht maar komen in zekere zin toch nog redelijk comfortabel aan in Israël. Er zal nog wel het een en ander veranderen en deze profetie zal pas echt in vervulling gaan tijdens de grote verdrukking. De meeste Joden zijn zo geworteld in de landen waar ze dikwijls al honderden jaren wonen dat ze er, als daar geen bittere noodzaak voor is, niet snel vrijwillig weg zullen gaan. In Openbaring, het bijbelboek dat de grote verdrukking beschrijft, staat iets over hoe Israël terugkomt: En toen de draak zag dat hij op de aarde neergeworpen was, vervolgde hij de vrouw die de mannelijke zoon gebaard had. En aan de vrouw werden de twee vleugels van de grote arend gegeven opdat ze in de woestijn zou vliegen naar haar plaats, buiten het gezicht van de slang. (Openbaring 12:13-14) Als we de profetie hier bekijken zien we de draak of te wel de slang en de vrouw. De slang en de vrouw kwamen we in hoofdstuk een ook tegen. We zagen toen dat de vijandschap van de slang en de vrouw begon in de Hof van Eden. Toen bleek dat de draak de satan80 en de vrouw Israël is. Het volk uit wie het Zaad, Christus is voortgekomen81. Op het moment dat de profetie zal worden vervuld, zal de draak Israël vervolgen. Nu heeft hij dat, zo bleek hierboven, altijd al gedaan maar het zal dan veel erger zijn. Op dit moment is al te zien dat Israëls politiek en de Joden wereldwijd steeds meer onder druk komen te staan. Dit zal in die tijd, waar de Openbaring over spreekt, veel erger zijn. Als dat moment is aangebroken zal de vrouw ‘twee vleugels van de grote arend’worden gegeven. Daarmee kan ze naar een ‘veilige plaats vliegen in de woestijn’. De vleugels van de grote arend worden ook genoemd als het volk uit Egypte komt. God zegt dan: U hebt gezien, wat Ik de Egyptenaren heb aangedaan, en dat Ik u op arendsvleugelen gedragen en tot mij gebracht heb. (Exodus 19:3-4) Zoals God de Joden eens door de woestijn op arendsvleugelen heeft gedragen naar hun land, zo draagt Hij ze ook dan op die manier naar deze ‘veilige plaats’; de woestijn. Het voorspel van deze profetie is al letterlijk in vervulling gegaan. Het volk Israël is door de verdrukking (van de slang) ontstaan. Bewust van de grilligheid van de volken en het antisemitisme realiseerden zich Joden als Theodor Herzl, de grondlegger van het Zionisme, dat de enige oplossing daartegen een eigen staat was. In zekere zin was het hem om het even waar deze zou zijn. Er is zelfs wel een plan geweest om deze staat te stichten in Oeganda, als ze zich maar konden verdedigen. Uiteindelijk zijn de plannen toch gerealiseerd in het huidige Israël. Toen de eerste Joden aan het einde van de negentiende eeuw op die plaats aankwamen, was het letterlijk een onvruchtbare en verlaten 80 81
Zie hoofdstuk 1.3. (Ook Openbaring 12:9) Zie hoofdstuk 1.7.
63
woestijn. Zelfs Theodor Herzl, beschouwde het ‘beloofde land’als een woestenij. Kale heuvels en moerassen, werden voor grote bedragen door de ‘Maatschappij voor Zionistische Nederzettingen’ gekocht. Het meeste land was in handen van een paar dozijn machtige effendi-families. De effendi's verkochten de slechtste stukken aan de Joden. Ze geloofden niet dat men ooit iets met het land zou kunnen doen en tegelijkertijd was het ‘Hebreeuwse goud’voor hen een aardige bron van inkomsten. Het land Israël was de plaats waar het volk zijn hoop op had gesteld en waarvan het droomde dat ze er ooit veilig zouden zijn. Velen van de pioniers zijn er onder de erbarmelijke omstandigheden gestorven, maar hun gemeenschappelijk verlangen om een land te hebben waar ze zichzelf konden verdedigen tegen de willekeur van bewoners van de landen waar ze vandaan kwamen, was sterker. Zij hoopten op het moment waarover Ezechiël profeteerde: Dan zullen zij de volken niet langer tot prooi zijn. (Ezechiël 34:28) Deze plaats in de woestijn waarover Johannes spreekt is de enige plaats waar de Joden, onder Gods bescherming, veilig zijn en de slang hen niet kan vernietigen. Verschillende keren heeft hij tot dusver geprobeerd Israël door de Arabieren te laten vernietigen. Verschillende teksten waar het gaat over het terugkeren van de Joden, zijn geschreven in verband met het herstel van het volk door de Messias. De Messias zou daarom ook volgens de toen gangbare opvatting van de orthodoxe Joden, komen om hen dan als volk te verzamelen en hen dan pas te brengen in hun land. Dit had tot gevolg dat voor de staat Israël werd uitgeroepen in 1948, de zionistische beweging voor veel orthodoxe Joden een groot probleem was. Ze mochten zelf geen invulling van de profetieën proberen te zijn. Chaim Potok, een Joods schrijver die het Jodendom als achtergrond voor zijn romans gebruikt, beschrijft in zijn boek ‘The Chosen’, wat zich in Amerika afspeelt aan het einde en na de oorlog, op een zeker moment de strijd hierover tussen de liberale en orthodoxe Joden. Dit liep soms zo hoog op, dat de orthodoxen de liberalen verweten dat zij het jodendom geestelijk vermoordden. Het heft in eigen hand nemen om zelf het land Israël te herstellen, werd als teken van ongeloof in de Messias gezien: Hij zou het volk redden en terugbrengen. Het was voor hen ondenkbaar dat ze zelf een rol zouden spelen in de vervulling van deze profetieën. Toch is het niet ongebruikelijk dat als God iets zegt te zullen doen, Hij daar mensen voor gebruikt. Te denken valt aan de uittocht uit Egypte. God zei toen tegen het volk dat Hij “hen op arendsvleugelen gedragen en tot zich gebracht had.” Toch blijkt bij het lezen van Exodus dat de Israëlieten de tegenslagen en moeite meer tot zich hebben laten doordringen dan de wonderen. Ze liepen dikwijls steen en been te klagen dat ze het zo zwaar hadden in de woestijn. Velen hadden niets gemerkt van die arendsvleugelen. Als het ze gevraagd zou zijn, zouden ze hebben gezegd dat ze de hele weg met moeite hadden gelopen. Toch zegt God terecht dat Hij hen op arendsvleugels heeft gedragen. En dat was ook zo, als God hen niet had bevrijd, gevoed en verzorgd, waren ze nooit in het beloofde land gekomen. Het enige wat ze moesten doen, was lopen. Zo is het ook de Messias zelf die de politieke gebeurtenissen stuurt om zijn komst voor te bereiden. In dat verband mag ook worden gesteld dat God zijn volk ‘vleugels heeft gegeven’waarmee het vlucht naar de woestijn. Als God hen niet thuis brengt, zullen ze nooit in hun land komen en er blijven. De Bijbel spreekt er over dat al de Joden terug zullen gaan. Er zullen er dus nog heel veel volgen. De profetieën spreken op meerdere plaatsen over herstel. Waarbij ze dikwijls wijzen naar het herstel aan het einde van de tijd zoals we die nu kennen die zal eindigen met de komst van de Messias. 64
HOOFDSTUK 5 Wat is de plaats van Israël gedurende de eindtijd Veel mensen denken dat de aarde zal vergaan onder nucleair geweld van vele kernbommen. Zij denken dat deze bommen voor de benodigde vuurkracht zullen gaan zorgen om de dingen die Paulus en Petrus over de eindtijd zeggen in vervulling te laten gaan. Paulus zegt daarover: Want de dag zal het doen blijken, omdat hij met vuur verschijnt, en hoedanig ieders werk is, zal het vuur uitmaken. (1Corinthe 3:13) Petrus zegt, in de tekst die we eerder hebben aangehaald, daarover: Maar de dag des Heren zal komen als een dief. Op die dag zullen de hemelen met gedruis voorbijgaan en de elementen door vuur vergaan, en de aarde en de werken daarop zullen gevonden worden. Daar al deze dingen aldus vergaan, hoedanig behoort gij dan te zijn in heilige wandel en godsvrucht, vol verwachting u spoedende naar de komst van de dag Gods, ter wille waarvan de hemelen brandende zullen vergaan en de elementen in vuur zullen wegsmelten. Wij verwachten echter naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont. (2 Petrus 3:10-13) Als er wordt gesproken over de eindtijd, bedoelen mensen daar doorgaans mee dat we leven in de tijd kort voor de aarde vergaat. Als over dit onderwerp wordt gesproken in kerkelijke kring wordt er doorgaans mee bedoeld: de tijd direct voorafgaande aan de wederkomst van Jezus. De vraag is nu: “is er een relatie tussen het vuur waarover Paulus en Petrus spreken en de nucleaire dreiging van de kernmachten?” Mogen we aannemen dat een alles verwoestende kernoorlog de vervulling zal zijn van deze profetie? Hoewel het niet valt uit te sluiten dat er in die tijd daadwerkelijk atoombommen zullen worden ingezet in de gewapende conflicten die er dan zijn, lijkt het mij te simpel. Het lijkt zeer onwaarschijnlijk dat het vuur waarmee Jezus terugkomt zal komen uit de koppen van een kernraket. Paulus zegt dat het vuur waarmee Jezus komt aan het licht zal brengen hoe ieders werk is. Het vuur uit een kernraket zal geen licht op dergelijke dingen geven, het zal wel een lichtflits veroorzaken maar dit zal alleen maar de herinnering aan dingen uitwissen in een niets ontziende vernietigende kracht. Hoe zit het dan met het vuur waar Petrus het over heeft, het vuur dat zal komen nadat Jezus is gekomen als de dief in de nacht? Menselijk gezien lijken er maar weinig alternatieven voor de atoombom te zijn die in de buurt zullen komen van het beschreven scenario. Maar, met alle vormen van ontzag voor de vuurkracht van de moderne atoombommen, ze kunnen de hemelen niet met gedruis voorbij laten gaan. Ook bommen ontwikkelen die al de elementen door vuur kunnen laten vergaan zodat de aarde en de werken daarop openbaar zullen worden, is niet echt een van de doelstellingen van de huidige wapenindustrie. Bovendien, zelfs na Armageddon, de laatste oorlog die wordt beschreven in de Openbaring vlak voor Jezus wederkomst, gaat de aarde nog minimaal de duizend jaar van het vrederijk verder. Het zou dan toch wel een beetje vervelend zijn als die mensen duizend jaar moesten wonen op een aarde die volkomen door atoombommen onleefbaar was geworden. Aan de andere kant is het . zeer onwaarschijnlijk dat het nucleaire wapenarsenaal gedurende dit duizend jarige vrederijk niet
65
zal worden ontmanteld, zodat de legers het bij de laatste oorlog zouden kunnen gebruiken, zodat deze teksten alsnog hun vervulling zouden kunnen krijgen met deze bommen. Maar hoe zit het dan met de eindtijd? Vergaat de aarde dan niet? De Bijbel spreekt wel over het voorbijgaan van de aarde maar niet op zo’n manier dat dit door massavernietigingswapens zal gebeuren. Het is God die de oude hemel en aarde zal vervangen door een nieuwe, een betere. Gij, Here, hebt in den beginne de aarde gegrondvest, en de hemelen zijn het werk uwer handen; die zullen vergaan, maar Gij blijft; en zij zullen alle als een kleed verslijten, en als een mantel zult Gij ze oprollen, als een kleed zullen zij ook verwisseld worden; (Hebreeën 1:10-12) De aarde zal zeker wel vergaan om plaats te maken voor een nieuwe, een betere maar dat zal niet onverwacht gebeuren, zonder dat hier veel andere dingen aan vooraf gaan.
Wat is de eindtijd Het begrip ‘eindtijd’staat in de Bijbel voor de tijd die voorafgaat aan de wederkomst van Jezus. Strikt genomen is het de hele periode tussen zijn hemelvaart en wederkomst82. De eindtijd is dus een behoorlijke poos. Niemand weet precies hoever die tijd al is gevorderd. Paulus en Johannes waren er zich van bewust dat zij in deze tijd leefden en ze roepen de gemeenten op om er rekening mee te houden dat Jezus ieder moment terug kan komen. Ze verwachtten het zeer waarschijnlijk zelf nog wel te beleven. Jezus wist zelf ook niet wanneer Hij terug zou komen. Hij zei dat alleen de Vader dit weet. Misschien leefde ook Hij in de verwachting dat dit sneller zou gebeuren dan het feitelijk zal zijn. Hij zegt tegen Johannes: Zie Ik kom spoedig. (Openbaring 22:12) Wat is spoedig? Als er al bijna tweeduizend jaar sprake is van het uitkijken en wachten op zijn komst, zal dat dan toevallig gebeuren in de tijd dat wij leven? En waarom zullen wij ons er nu, tijdens ons leven druk over maken? Kunnen we dan niet gewoon redeneren dat we het wel zullen zien of het gebeurt of niet? Waarom legt de Bijbel er op verschillende momenten zo de nadruk op dat Jezus spoedig komt en dat we zijn komst moeten blijven verwachten? Zien we uit naar zijn komst, verlangen we hiernaar, of staat het er omdat Jezus verlangt naar zijn gemeente en om een nieuw begin te maken? Als men het hierover heeft, gaat het er misschien in eerste instantie niet zozeer om of wij Jezus komst nog wel of niet zullen mee maken, maar of we, om in de termen van het voorbeeld dat Jezus gaf over het bruiloftsfeest: klaar staan om ‘de bruidegom tegemoet te gaan’. Zien we uit naar Jezus komst, hebben we geen tijd voor Hem of zijn we helemaal niet blij met de gedachte dat Hij komt? Verlangen we naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde waar gerechtigheid heerst, of kunnen we geen afscheid nemen van deze aarde waar de dood en het recht van de sterkste heersen? Op het moment dat we uitzien naar de komst van Jezus, zijn ook de profetieën hierover veel interessanter, dan wordt ook het bestuderen van de profetieën boeiend, ook al kunnen we hier (helaas) niet direct uit vaststellen op welke dag een en ander zal gebeuren.
82
Johannes 2:18, zie ook de voetnoot bij het vers in de ‘Herziene Voorhoeve-uitgave’.
66
Om te kunnen beoordelen of Israël in de profetieën over de eindtijd een rol speelt, moet worden vastgesteld wat er volgens de bijbelse profetieën in die eindtijd zal gebeuren. Nu is hier vaak veel onduidelijkheid over geweest: voorspellingen hierover zijn dikwijls vergezeld gegaan van negatieve aandacht. De reden daarvoor is niet zozeer dat de Bijbel onduidelijk is in wat er allemaal zal gebeuren: veel onduidelijkheid is ontstaan, omdat mensen dikwijls hebben geprobeerd, de dingen die zijn beschreven, te vertalen naar de tijd waarin men leefde en andersom. Daarbij werden de personen of omstandigheden waarin men zich bevond, vertaald naar de Bijbel, om aan te tonen dat het einde van de tijd was aangebroken. Wat tot nog toe niet is gebeurd. Hierdoor lijken dan ook de profetieën waar men zich op beriep, onbetrouwbaar of onduidelijk, maar is het gebrekkige reken- en uitlegwerk van de uitleggers dan bepalend voor de betrouwbaarheid van de teksten? In de Bijbel wordt veel geschreven over de eindtijd en de wederkomst van Jezus. Het staat er weliswaar niet met een schema met de datum erbij en de teksten die hierover gaan staan soms een beetje kriskras door de Bijbel, een beetje, zoals eerder gezegd, als een puzzel waaraan we zelf mogen werken. Een puzzel die maar op één manier in elkaar past zonder dat de stukjes wringen en klemmen. Wat er gaat gebeuren staat vast en God heeft daarover allerlei informatie gegeven. Deze informatie is zonder meer betrouwbaar. Het moet alleen op de ‘juiste plaats’worden gelegd. Als al die fragmenten, zonder forceren en wringen, in elkaar worden gevoegd, ontstaat er een goed beeld. Naarmate er meer ‘stukjes’op zijn plaats liggen, wordt het uiteindelijke resultaat ook steeds beter zichtbaar. Ik denk dat ik al aardig wat stukjes ken en op zijn plaats heb weten te krijgen, maar mocht ik ergens de plank helemaal misslaan, dan ontneemt dit jou niet de verantwoording om zelf verder te puzzelen en het sukkels als mij weer te laten weten. Zoals ook eerder gesteld, hebben veel teksten in de Bijbel verband met het herstel van Israël gedurende de eindtijd. Het is niet altijd makkelijk de profetieën over deze zaak goed te begrijpen en ze te interpreteren. Daar komt bij dat veel (Europese) christenen weinig waarde meer hechten aan profetieën in zijn algemeen. Als het dan al niet eenvoudig is en als er dan al niemand op zit te wachten, waarom zou je dan moeite doen om hier inzicht in te krijgen? Ik kan niet anders zeggen dan dat het zo fascinerend is, omdat we allemaal toch wel een beetje geïnteresseerd zijn in de toekomst, omdat het aantoont dat de Bijbel een betrouwbare bron is, omdat de Bijbel ons oproept om het te bestuderen, enzovoort. De ontwikkeling dat in toenemende mate het belang hiervan niet meer wordt ingezien is geen goede zaak. Jezus vertelt over zijn komst een vergelijking van tien meisjes die in afwachting van de bruidegom in slaap waren gevallen. Omdat het donker was, hadden ze allen een olielampje bij zich. Vijf van de tien hadden reserveolie bij zich. De vijf anderen niet. Toen de bruidegom kwam, was de olie van de laatste vijf bijna op. Ze konden daarom niet meelopen in de stoet. Toen ze eindelijk nieuwe olie hadden, was het feest al begonnen en hoefde het voor de bruidegom niet meer. Dit is het ergste wat de gemeente kan overkomen. Hoe kan ze ervoor zorgen dat ze voldoende olie heeft om hun lampen te laten branden, als ze de bruidegom niet eens meer verwacht83 ? Jezus zegt over het wachten op zijn komst: Omdat u het bevel bewaard hebt om Mij te blijven verwachten, zal ook Ik u bewaren voor de tijd van de verzoeking, die over de hele wereld zal komen, om te verzoeken hen die op 83
Matteüs 25:3
67
de aarde wonen. (Openbaring 3:10 NBG) Wie horen binnen de gemeente bij die groep die dat bevel heeft bewaard? Zij mogen mee als Jezus komt. Zij zullen worden bewaard voor ‘de tijd van de verzoeking’die over de hele wereld komt. De andere groep zal te laat komen. Bovendien lopen ze de zegen mis die Jezus aan het lezen van de profetieën verbindt: Gelukkig hij die leest en zij die de woorden van de profetie horen en bewaren. (Openbaring 1:3 en 22:70) Als het Jezus zelf is die ons gelukkig prijst als we de profetie lezen en onthouden, wat hebben we dan nog meer voor aansporing nodig om er mee te beginnen? Specifiek in verband met deze studie gaat het om de vraag wat de profetieën zeggen over de plaats die Israël in deze gebeurtenissen zal hebben. Is in de profetieën die spreken over de eindtijd, de rol van Israël uitgespeeld, staat ze aan de kant, zijn de Joden ook voor God een probleem, waar al dan niet een ‘oplossing’voor moet worden gevonden? Zeker niet, maar het gaat Hem niet alleen om Israël. Israël heeft een belangrijke plaats bij Hem, niet omdat de Joden bijzonder bloed in hun aderen hebben, maar omdat, zoals in deze studie eerder is gesteld, zij het volk zijn dat is voort gekomen uit zijn beloften aan Abraham. De grote lijnen van de gebeurtenissen op aarde zijn nauw met elkaar verbonden en belangrijke toekomstige ontwikkelingen en soms ook details hiervan, heeft God door de profeten voorspeld. Ik wil in dit hoofdstuk niet uitgebreid ingaan op de locale gebeurtenissen van het Midden Oosten noch mijn handen branden aan voorspellingen over wat er allemaal op korte termijn zal gebeuren. Omdat de bronnen die mij informeren over het wereldgebeuren maar beperkt zijn, zal ik in dit hoofdstuk ook geen poging doen om aan de hand van wat er in de krant staat aan te tonen dat Jezus spoedig terugkomt. Ofschoon ik dat wel geloof dat Hij spoedig komt. Ik zal mij beperken tot dat wat de Bijbel zegt wat er zal gebeuren. Welke profetieën zeggen dat Israël in de eindtijd als natie zal bestaan Om enige samenhang in de profetieën te brengen, wil ik belangrijke stukken uit Ezechiël en Openbaring als uitgangspunt nemen voor dit hoofdstuk. Het wordt een beetje te uitgebreid om alles hier weer te geven dus wil ik mij beperken tot de tekst uit Ezechiël. De teksten van Openbaring worden gaandeweg aangehaald: Ik profeteerde zoals mij bevolen was, en zodra ik profeteerde, ontstond er een geruis, en ik zag een beweging, de botten voegden zich aaneen zoals zij bij elkander behoorden; ik keek toe en zag dat er spieren op kwamen, en vlees, en er trok een huid overheen; maar een geest was er nog niet in hen. Daarna zei Hij tegen mij: Profeteer tot de geest, profeteer, mensenkind, en zeg tot de geest: zo zegt de Here Here: kom van de vier windstreken, o geest, en blaas in deze gedoden, zodat zij herleven. Toen profeteerde ik, zoals Hij mij bevolen had; en de geest kwam in hen en zij herleefden en gingen op hun voeten staan, een geweldig groot leger. Voorts zeide Hij tot mij: Mensenkind, deze botten zijn het gehele huis Israels. Zie, zij zeggen: Onze botten zijn verdord en onze hoop is vervlogen; het is met ons gedaan. Daarom profeteer en zeg tot hen: Zo zegt de Here Here: zie, Ik open uw graven en zal u uit uw graven doen opkomen, o mijn volk, en u brengen naar het land Israels. 68
En de volken zullen weten, dat Ik, de Here, het ben die Israël heilig, doordat mijn heiligdom voor eeuwig te midden van hen staat. (Ezechiël 37:7-12,28) Iets verder gaat de profetie van Ezechiël door met: Mensenkind, profeteer tegen Gog en zeg: Zo zegt de Here Here: zie, Ik zal u, Gog, grootvorst van Mesek en Tubal! Ik zal u komen halen en u voortdrijven, u doen wegtrekken uit het verre noorden en brengen op de bergen van Israël. Dan zal Ik de boog uit uw linkerhand slaan en de pijlen uit uw rechterhand laten vallen. Op de bergen van Israël zult u vallen, u met al uw krijgsbenden en de volken die met u zijn; aan roofvogels, vogels van allerlei gevederte, en aan het gedierte van het velds zal Ik u tot voedsel geven; op het open veld zult u vallen, want Ik heb het gesproken, luidt het woord van de Here Here. Ik zal vuur werpen in Magog en onder hen die in gerustheid de kustlanden bewonen; en zij zullen weten, dat Ik de Here ben. Ik zal mijn heilige naam bekendmaken onder mijn volk Israël; Ik zal mijn heilige naam niet meer laten ontheiligen; en de volken zullen weten, dat Ik de Here ben, heilig in Israël. (Ezechiël 39:1-7)
Er wordt hier in Ezechiël gesproken over: 1. Een fysiek herstel van Israël; 2. Een geestelijk herstel van Israël; 3. Gods woning zal bij hen zijn en de volken zullen dat weten; 4. Gog zal vanuit het verre noorden Israël aanvallen; 5. God zal Gog met vuur en zwavel oordelen. In Openbaring staan dezelfde dingen: In de Openbaring van Johannes staan veel van dezelfde dingen beschreven. Omdat ze niet in één passage staan zal ik mij beperken tot het noemen van deze punten. 1. 2. 3. 4.
Openbaring (12:14) spreekt van een land in de woestijn waar Israël naar vlucht; Openbaring (11:8-13) spreekt over de bekering van heel Jeruzalem; Openbaring (20:4) spreekt over een vrederijk waarin God (Christus) op aarde zal regeren; Openbaring (20) vertelt hoe, als satan uit zijn gevangenis wordt losgelaten, hij al de volken tot aan de vier hoeken van de aarde, zal misleiden en hen tot de oorlog verzamelen. Er wordt dan ook over Gog en Magog gesproken die Israël zullen aanvallen wiens lijken door de vogels van de hemel zullen worden verslonden; 5. Openbaring (20:9) vertelt dan ook hoe God zelf hen dan zal verslaan. Ik wil opgrond van de parallellen in de twee tekstgedeelten en aangevuld met enkele punten die in andere teksten staan, de chronologie van de belangrijke mijlpalen vaststellen kort voor de wederkomst van Christus en daarna: 1. Het fysiek herstel van Israël; 2. Een geestelijk herstel van Israël; 3. Een grote verdrukking. Deze zal eindigen als de volkeren Israël zullen aanvallen; 4. Een periode van duizend jaar vrede, waarin Christus vanuit Jeruzalem de aarde zal regeren; 5. Een laatste oorlog, waarin de wereld nog een keer, Israël zal belegeren; 6. De dag waarop God de wereld zal oordelen; 7. De nieuwe hemel en een nieuwe aarde; 69
8. Dit is dan wel geen komende gebeurtenis maar een vraag: Waar is Israël gebleven?
5.1. Het fysiek herstel: het terugkeren van de Joden naar hun land Dit onderdeel heeft wel overlap met hoofdstuk 4.3. waar werd stilgestaan bij de profetieën over het herstel van Israël. Dat is natuurlijk nogal voor de hand liggend omdat we het hier op een andere manier hebben over hetzelfde onderwerp; het herstel van Israël in de eindtijd. Toch benadert deze paragraaf de teksten weer vanuit een ander perspectief, sla het dus niet over. Wat zegt de Bijbel over het terugkeren van de Joden naar Israël? Er zijn misschien mensen die zich af vragen waarom de Joden zouden moeten terugkeren naar het land dat God Abraham, Isaäk en Jakob had beloofd? Wat is daar nu het nut van? God brengt de Joden terug naar hun land en Hij herstelt het volk omdat dit land en volk het centrum zal zijn van zijn regering over de aarde tijdens het duizendjarige vrederijk en daarna op de nieuwe aarde. Waar en hoe spreekt de Bijbel over dit herstel? Eerder werd al stilgestaan bij dit punt en gezien dat God zijn volk zal herstellen als Hij zegt: Al waren uw verdrevenen tot het einde van de hemel de Here uw God zal u brengen naar het land dat uw vaderen bezeten hebben(...) Het zal in die dagen gebeuren dat de Here opnieuw zijn hand zal opheffen om los te kopen de rest van zijn volk, van de vier hoeken van de aarde. (Deuteronomium 30:4 & Jesaja 11:11) En: Ik zal ze midden uit de volken doen uittrekken, uit de landen bijeen vergaderen en ze naar hun eigen land brengen; Ik zal ze weiden op de bergen van Israël, bij de beekbeddingen en in alle bewoonde streken van het land. In een goede weide zal Ik ze weiden, en op de hoge bergen van Israël zal hun weideplaats zijn. (Ezechiël 34:13-14) God zal Israël vanuit de volken laten wegtrekken. De Joden die er zoveel moeite mee hadden dat Paulus door God naar de volken werd gezonden zijn hier zelf onder verspreid geraakt. Ze zullen daar niet eeuwig verspreid tussen blijven wonen; God belooft hen terug te brengen naar hun eigen land. Hij zegt in de Bijbel dat Hij hen zelf zal leiden. Ezechiël profeteerde dit vanuit de ballingschap onder Nebukadnessar en het volk keerde daarna terug naar hun land, maar het gaan van heel Israël naar en het ‘weiden op de bergen van Israël’heeft nooit plaatsgevonden. Een tekst uit Ezechiël is in verband hiermee genoemd en spreekt over een dal met de verdorde botten waarover hij moet profeteren. Ik nu profeteerde zoals mij bevolen was, en zodra ik profeteerde, ontstond er een geruis, en zie, een beweging, en de botten voegden zich aaneen zoals zij bij elkander behoorden; ik zag toe, en zie er kwamen spieren op, en er trok een huid overheen; maar de geest was nog niet in hen. (Ezechiël 37:7) Dat God niet alleen in symbolische termen tot de profeten spreekt blijkt ook in deze profetie. Direct na de beschrijving legt Hij uit, wat deze profetie betekent: Voorts zijde Hij tot mij: mensenkind deze botten zijn het gehele huis Israëls. Zij zeggen: 70
“onze botten zijn verdord en onze hoop is vervlogen; het is met ons gedaan.” (Ezechiël 37:11) En Hij gaat dan verder: Daarom profeteer en zeg tot hen: zo zegt de Here Here: zie, Ik open uw graven en zal u uit uw graven doen opkomen, o mijn volk, en u brengen naar het land Israëls. En u zult weten, dat Ik de Here ben, wanneer Ik uw graven open en u uit uw graven doe opkomen, o mijn volk. Ik zal mijn Geest in u geven, zodat u herleeft en Ik zal u doen wonen in uw land; en u zult weten, dat Ik, de Here, het gesproken en gedaan heb, luidt het woord van de Here. (Ezechiël 37:12-14) Het herstel van het ‘vlees’alleen is niet Gods doel, Ezechiël profeteert verder over het geestelijk herstel van het volk. 5.2. Een geestelijk herstel van Israël Nadat er is beschreven hoe de botten zich weer aaneenvoegen: hoe Israël weer als natie wordt samengevoegd, moet Ezechiël in hoofdstuk 37 ook profeteren tot de geest, zodat de ‘lichamen’ zouden herleven: Ik zal mijn Geest in u geven zodat u herleeft. (Ezechiël 37:14) Met bovenstaande tekst wordt duidelijk dat Israël eerst ‘fysiek’, als natie, herenigd wordt, maar niet direct geestelijk hersteld zal zijn. ‘Ezechiël’moet de ‘Geest er nog in blazen’. Pas dan zal het volk zijn zoals God het had bedoeld. Pas dan zal het volk zijn Here kennen. Er zijn aanwijzingen dat er zich een geestelijk herstel aan het voltrekken is. Nu heeft Israël gedurende de hele periode sinds de hemelvaart van Jezus zich wel altijd beijverd om God te dienen maar het feit blijft dat ze hun Messias, de kern van hun verwachting en de vervulling van hun Thora, nooit hebben erkend. Dit maakte hun geestelijk zelfs verwijderd van hun God die hun deze Messias had gestuurd. Door de vanaf het begin gespannen relatie tussen de Joden en de kerk is dit er door de eeuwen heen niet beter op geworden. Was Jezus en het kruis voor hen in de beginjaren een dwaling die ze meenden te moeten bestrijden, nadat de keizer Constantijn christen werd en zich ermee ging bemoeien, werden de Joden door deze kerk als vijanden bestreden. Dit leidde ertoe dat er bij de Joden een taboe op het kruis en het christendom rustte. Dit zal moeten veranderen, willen ze kunnen ontdekken dat het toch echt de God van hun vaderen was die deze Messias ooit stuurde in eerste instantie voor hen. Er zijn al tekenen dat de weerstand tegen Christus afneemt bij veel Joden. Zo is er sinds de Tweede Wereldoorlog meer over Jezus geschreven door hen, dan in de hele periode daarvoor sinds de opstanding van Jezus. De bekende Joods geleerde Lapide, geloofde zelfs in de lichamelijke opstanding van Jezus. Elie Wiesel een in Amerika wonende Joodse schrijver, die de Nobelprijs heeft gekregen, antwoordt in een interview in Elsevier op de vraag of de Tweede Wereldoorlog geen negatief effect op het geloof van de Joden heeft gehad: ‘Ik weet niet hoe dat in Nederland is, maar overal waar ik kom zie ik een opleving van religiositeit onder de Joden84’
84
Elsevier 23 december 1989
71
Het toenemende religieus besef in Israël bevestigt de profetie van Ezechiël, maar is er nog geen vervulling van. Zelfs als het aantal gelovigen in hun Messias zeer sterk zal toenemen, is dat nog niet de vervulling van deze profetie van Ezechiël. Ezechiël spreekt erover dat de Geest in de lichamen wordt geblazen nadat deze zijn hersteld. Dat betekent, nadat al de Joden weer terug zijn in hun land. Dit zal plaatsvinden vlak voor Christus terugkomt tijdens de grote verdrukking. Ezechiël gaat verder: Zo zegt de Here: Ik haal de Israëlieten weg uit de volken naar wier gebied zij gegaan zijn; Ik zal hen van alle kanten bijeen verzamelen en hen naar hun land brengen. En Ik zal hen tot een volk maken in het land, op de bergen Israëls, en één koning zal over hen allen koning zijn; niet langer zullen zij twee volken zijn en niet langer verdeeld in twee koninkrijken. Niet langer zullen zij zich verontreinigen met hun goden, hun gruwelen en al hun overtredingen, maar Ik zal hen verlossen van alle afvalligheid waarmee zij gezondigd hebben, en hen reinigen, zodat zij Mijn volk zullen zijn en mijn knecht David zal koning over hen wezen. (Ezechiël 37:20-23) Er is nu in Israël, net als na de eerste ballingschap, geen onderscheid meer tussen het Twee- en het Tienstammenrijk. Al zijn de meeste Joden afkomstig uit het oorspronkelijke Tweestammenrijk, ook die van het oorspronkelijke Tienstammenrijk zullen komen. Volgens deze tekst zal David voor eeuwig vorst over hen zijn. Dit is het moment waarover de discipelen het hebben vlak voor de hemelvaart als zij Jezus vragen: Here, herstelt U in deze tijd het koningschap voor Israël? (Handelingen 1:6) Jezus antwoordde op deze vraag niet met ja of nee. Hij zei hen ook niet dat ze nu eens moeten ophouden met het verwarren van geestelijke en politieke zaken. Het was voor Hem vanzelfsprekend dat het moment waar zijn discipelen over spraken, eens zal plaatsvinden. Hij stelde alleen vast, dat dit een zaak is waarvan de Vader de beschikking aan zich heeft gehouden. Daarom hoefden wij dit tijdstip niet te weten. Dit betekent niet dat wij hier niet mee bezig hoeven te zijn en maar moeten afwachten tot dit moment aanbreekt. Jezus zei zoveel als dat God ons veel heeft laten weten over dit koninkrijk, maar niet alles. Toen de discipelen Jezus vroegen naar het herstel van het koninkrijk van Israël, zei Hij niet dat dit deel van het programma niet doorgaat omdat straks de gemeente zal ontstaan, waardoor deze zaken anders moeten worden gezien. Hij zei alleen dat God de beschikking heeft over het moment waarop het koninkrijk voor Israël wordt hersteld. In dit tekstgedeelte wordt erover gesproken dat Israël zich niet langer zal verontreinigen met hun goden. God zal het verlossen en reinigen en zij zullen zijn volk zijn. Er wordt hier in duidelijke termen gesproken over een geestelijk herstel van Israël. Hosea profeteert hierover: Ik zal haar lokken, en haar leiden in de woestijn, en spreken tot haar hart, Ik zal haar aldaar haar wijngaarden geven en het dal Achor maken tot een deur der hoop, Dan zal zij daar zingen als in de dagen van haar jeugd, zoals in de tijd toen zij trok uit Egypte. (Hosea 2:13-19) Het lied dat Israël zong ‘in de dagen van haar jeugd’, waarnaar hier wordt verwezen, staat in Exodus 15. Het is een loflied nadat God hun vijanden had verslagen in de Schelfzee. Dat lied zal 72
weer gezongen worden: als God al hun vijanden heeft verslagen, als zij tijdens de verdrukking uit de volken worden weggeleid zoals Mozes dat deed bij de uittocht toen zijn trokken uit Egypte. Dit lokken en leiden in de woestijn zoals God dat bij monde van Hosea zegt komen we ook in de Openbaring (hfst. 12) tegen. Het is daar de vrouw, waarover we het eerder hebben gehad die vlucht naar de woestijn. Daar zal ze uiteindelijk ook tot het inzicht komen dat God haar zal geven. Als dat gebeurd is breken de problemen op politiek niveau pas echt aan. Deze periode is de ‘benauwdheid van Jakob’, of de ‘grote verdrukking’. 5.3. Een grote verdrukking Behalve over een fysiek en een geestelijk herstel van Israël wordt er in de Bijbel op verschillende plaatsen gesproken over een grote verdrukking in de jaren direct voor Jezus terugkomt. Een grote verdrukking of, bij velen beter bekend als, de grote verdrukking, is een begrip in veel (evangelische) kringen. Dit is een schrikaanjagende periode wanneer de mensen op aarde zullen zuchten onder de oordelen van God en de politieke terreur van de antichrist. Wat is er bekend over deze periode, wat is er over in de Bijbel beschreven? De verdrukking is een belangrijke periode. God zegt door de profeet Amos over belangrijke periodes dat Hij niets doet, of Hij laat zijn voornemen weten aan zijn profeten85. Op verschillende plaatsen wordt er daarom gesproken over deze ‘tijd van benauwdheid’. De eerste tekst hierover staat in het oudste boek van de Bijbel: Job. Al voor Israël bestond, sprak God over deze verdrukking toen Hij tegen Job zei: Bent u doorgedrongen tot de schatkamers van de sneeuw? En hebt u de schatkamers van de hagel gezien, die Ik heb opgespaard voor de tijd van benauwdheid, voor de dag van strijd en oorlog? (Job 38:22-23) Over deze hagel wordt gesproken in Openbaring bij het over de aarde gieten van de zevende schaal86. God spreekt hier niet over een tijd van benauwdheid of een dag van strijd en oorlog: Er zijn sinds die uitspraak vele tijden van benauwdheid en talloze dagen van strijd en oorlog geweest. Het gaat over de tijd van benauwdheid (de grote verdrukking) en de dag van strijd en oorlog (de oorlog van de Almachtige God87). Deze vindt plaats aan het einde van deze periode. Het is in het bijzonder een tijd van benauwdheid voor Israël, waar God het volk zelf uit zal leiden: Want de tijd komt, zegt het woord van de Here, dat Ik in het lot van mijn volk Israël en Juda een keer zal brengen en hen zal terugbrengen in het land dat Ik aan hun vaderen gegeven heb, zodat zij het zullen bezitten. Dit zijn de woorden die de Here over Israël en Juda gesproken heeft. Want zo zegt de Here: Angstgeschrei horen wij, schrik en geen heil. Vraagt toch, ziet, of een man baart; waarom zie Ik iedere man met zijn handen aan zijn heupen als een barende en heeft elk gelaat een lijkkleur gekregen? Wee, want groot is die dag, zonder weerga; een tijd van benauwdheid is het voor Jakob; maar daaruit zal hij gered worden. Op die dag zal het gebeuren, luidt het woord van de Here der heerscharen, dat Ik het juk van hun hals zal verbreken en hun banden zal verscheuren; vreemden zullen hen niet meer knechten, maar zij zullen de Here, hun God, dienen en David, hun koning, 85
Amos 3:7 Openbaring 16:21 87 Openbaring 16:14 86
73
die Ik hun verwekken zal. U dan, vrees niet, mijn knecht Jakob, luidt het woord van de Here, en wees niet bang, Israël, want Ik verlos u uit verre streken en uw kinderen uit het land van hun gevangenschap; Jakob zal terugkeren en rustig en veilig zijn, door niemand opgeschrikt. (Jeremia 30:3-10) Het is ‘de benauwdheid van Jakob’waar God het volk uit zal redden, waarna ze rustig en veilig zullen wonen in hun land. Zoals ook Zacharia voorspelde: Wel zaai Ik hen onder de volken, maar in verre streken zullen zij aan Mij denken; zo zullen zij leven met hun kinderen, en terugkeren. Ja, Ik zal hen terugbrengen uit het land Egypte, en hen uit Assur vergaderen; Ik zal hen brengen naar het land Gilead en de Libanon; doch dit zal voor hen niet toereikend zijn. Dan zal men in benauwdheid door de zee trekken, en in de zee de golven slaan; en alle diepten van de Nijl zullen uitdrogen. Zo zal de trots van Assur neerstorten, en de scepter van Egypte zal verdwijnen. Ik zal hen sterken in de Here, en in zijn naam zullen zij wandelen, luidt het woord van de Here. (Zacharia 10:9-12) Dan zal Israël in benauwdheid door de zee88 trekken naar het beloofde land. Het is de periode waarover de engel spreekt tegen Daniël als hij zegt: In die tijd zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat; en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe. Maar in die tijd zal uw volk ontkomen: al wie in het boek beschreven wordt bevonden. (Daniël 12:1) Jezus spreekt over deze verdrukking met zijn discipelen op de Olijfberg kijkend naar de gebouwen van de tempel. Wanneer u dan de gruwel van de verwoesting, waarvan gesproken is door de profeet Daniël, ziet staan op de heilige plaats -laat hij die het leest erop letten!- laten dan zij die in Judéa zijn, vluchten naar de bergen; laat hij die op het dak is, niet naar beneden gaan om de dingen uit zijn huis te halen; en laat hij die op het veld is, niet terugkeren naar achteren om zijn kleed te halen. Wee echter de zwangeren en de zogenden in die dagen. En bidt dat uw vlucht niet 's winters of op sabbat gebeurt. Want er zal dan een grote verdrukking zijn zoals er niet geweest is van het begin van de wereld af tot nu toe en er ook geenszins meer zal komen. En als die dagen niet werden verkort, zou geen enkel vlees behouden worden, maar terwille van de uitverkorenen zullen die dagen worden verkort. (Mattheüs 24:15) De belangrijkste informatie over de grote verdrukking is te vinden in het nieuwtestamentische boek de Openbaring van Johannes. Het beschrijft de grote lijnen van deze verdrukking vanaf het begin tot het einde. In hoofdstuk zes gaan met het verbreken van de zegels van de boekrol de rampen over de aarde en in het volgende hoofdstuk wordt al gesproken over ‘de scharen die niemand kan tellen’van welke wordt gezegd dat ze komen uit de grote verdrukking. Tot hoofdstuk twintig gaat het dan over deze verdrukking. Daarna zijn het beest en de valse profeet in de poel van vuur geworpen en de satan geketend in de afgrond opgesloten. Wat is de bedoeling van deze tijd? Het is goed om te realiseren dat niet de duivel deze periode 88
De zee is voor Israël een symbool van de volken.
74
heeft bedacht, maar God zelf. Het is soms verleidelijk om alle goede en leuke dingen aan God toe te schrijven en alle slecht en vervelende aan de duivel. Zo simpel is het niet. Er zitten twee kanten aan deze verdrukking. Aan de ene kant is het God die zijn woede laat voelen over de zonden; over de bron van deze; de mens, maar te gelijk zullen veel mensen, omdat ze deze kant van Hem leren begrijpen, God leren vrezen en zich tot Hem (be)keren. Het eerste aspect is dat God een periode afsluit. De zonde van die tijd oordeelt en met een nieuw verbond een nieuwe start maakt. Dit komt in de Bijbel zeven keer voor: 1. De eerste keer is in Genesis drie. De mens is door te zondigen van zijn positie gevallen. Het oordeel, (waar ze van tevoren voor waren gewaarschuwd) is dat de aardbodem hierom vervloekt is. De mensen zullen vanaf dan moeten zwoegen voor hun eten en de vrouw zal met smart kinderen baren. De belofte van God voor de toekomst is dan, dat het zaad van de vrouw; de Verlosser, de kop van de slang zal vermorzelen. 2. De tweede keer is in Genesis zes. De geschiedenis van de zondvloed. God kan de zonden niet meer aanzien en hij oordeelde de aarde door water. Na de vloed richt God een verbond op met Noach dat Hij de aarde nooit meer zal verwoesten door water. Het teken van dit verbond is de regenboog. 3. De derde keer is het oordeel over Sodom en Gomorra. God keert twee grote steden vanwege de zonden die daar bedreven werden om. Dit was feitelijk de aankondiging van het oordeel over het hele land dat in de dagen van Jozua zou plaatsvinden. Op dezelfde dag dat de steden werden verwoest, beloofde God voor de laatste keer Abraham een groot volk en tot een zegen voor al de volken te laten worden. 4. De vierde keer was het oordeel over Egypte met de tien plagen en dat over de volkeren van Kanaän. Egypte, het belangrijkste land dat de toenmalige beschaving kenmerkte en de volken in Kanaän werden geoordeeld voor de zonden die ze bedreven. De belofte is als Israël in de woestijn een verbond met God sluit en de wet ontvangt89. 5. De vijfde keer is bij de kruisiging en opstanding van Jezus. Het oordeel is de verwoesting van Jeruzalem: het symbool van het oude verbond en de wet. De belofte is dat bevrijding van de zonden door geloof en niet door werken der wet zal zijn. Ook worden de heidense volken in het verbond toegelaten. 6. De zesde keer is de grote verdrukking. Het nieuwe verbond dat God dan sluit is het duizendjarig vrederijk, waarin Jezus vanuit Jeruzalem de aarde zal regeren. 7. De zevende keer is het oordeel over de aarde aan het einde van de duizend jaar. Dan zullen de mensen weer massaal satan achterna lopen als deze korte tijd uit zijn gevangenis wordt 89
Opmerkelijk zijn de overeenkomsten tussen de plagen van Egypte met de oordelen in Openbaringen. De eerste plaag; het water dat bloed wordt, Openbaring 8:14; de eerste en tweede bazuin en later de tweede en derde schaal veranderen het water van de zee, rivieren en waterbronnen in bloed. De tweede plaag de kikvorsen, Openbaring 16; uit de bek van het beest, de draak en de valse profeet komen kikvorsen die uitgaan over de aarde om de volken te verzamelen tot de grote oorlog van de dag van God. De derde, vierde en de achtste plaag, de muggen en steekvliegen en sprinkhanen zijn te zien in de creaturen die komen uit de rook uit de put van de afgrond (bij het klinken van de vijfde bazuin in Openbaringen 9). Ze bedekken als een zwerm het land en steken de mensen. De zesde plaag, de zweren, Openbaring 16:2. De eerste schaal van de zeven engelen, aan de mensen die het merkteken van het beest hadden kwam een kwaadaardige en boze zweer. De zevende plaag de hagel. Openbaring 16:21, bij de zevende schaal van de zevende engel, komt er een hagel van ongekende grootte. Stenen van één talent, (dertig kilo) verwoesten alles. De negende plaag duisternis, Openbaring 6:12, 8:12,16:10.
75
losgelaten. Er daalt dan vuur uit de hemel en verteert ieder die voor de strijd is uitgerukt tegen Jeruzalem. Het nieuwe begin is dan voor eens en altijd volmaakt, in de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. De grote verdrukking staat niet op zichzelf. De verdrukking is alleen groot omdat, het een oordeel is waarbij, net als voor de zondvloed, de hele aarde was betrokken in het verbond dat hieraan voorafging. Ik denk niet dat je kunt stellen dat God een aantal periodes heeft bedacht die Hij telkens met een oordeel wilde afsluiten. Als de mensen niet zouden zondigen dan zou er helemaal geen aanleiding zijn om te oordelen. Per slot van rekening is het helemaal niet nodig om te zondigen. Veeleer is het zo dat Hij telkens een nieuw begin gaf en het niet bij een oordeel liet. In de Openbaring van Johannes wordt op een zeker moment gesproken over het oordeel over de stad Babylon. Zij wordt geoordeeld omdat ze zich zo weinig aan Gods geboden gelegen liet liggen dat haar zonden, zoals het er staat, tot de hemel zijn opgestapeld90. Dat was ook het geval met de zonden van de mensen voor de zondvloed91. Toch verwoestte God ook toen de aarde niet in één keer: Hij laat Noach een schip maken. De bouw van deze bulkcarrier nam honderdtwintig jaar in beslag. Ongetwijfeld hebben veel mensen aan Noach gevraagd, waarom in de wereld hij toch zo’n buiten proportioneel schip aan het bouwen was. Hij zal er zonder twijfel zoveel aandacht mee getrokken hebben, dat de hele toenmalige wereld ervan geweten heeft. Je moet je realiseren dat in die tijd de handel over zee nog geen gewoonte was, dus zal de actie van Noach wel veel bekijks hebben gehad. Toch bekeerden de mensen zich niet. Anders hadden ze zeker met de Ark mee gemogen: God laat geen rechtvaardige mensen verdrinken in de vloed van zijn toorn. Ook in de tijd kort voor de grote verdrukking zijn de zonden van de mensen opgestegen tot de hemel. In Openbaring staat hoe zeven engelen, zeven schalen vol van Gods toorn over de aarde uitgieten. God kan niets vergeven wat niet verzoend is. En de toorn over de zonden die niet zijn verzoend, heeft zich opgestapeld. Met deze rampen zal God de zonden als het ware aan de aarde teruggeven: En de tempel van God werd gevuld met rook van de heerlijkheid van God en zijn macht; en niemand kon de tempel binnen gaan voordat de zeven plagen van de zeven engelen voleindigd waren. (Openbaring 15:8) Aan het eind van de tijd is de maat van de zonde vol en geeft God die als het ware terug aan de mensen die dit hebben gedaan. Het is begrijpelijk dat God zijn toorn/woede kwijt wil aan de aarde, maar het is verschrikkelijk om het mee te maken. Toch heeft God geen behagen in de dood van een zondaar en ook in die periode probeert Hij de mensen nog op allerlei manieren tot zich te trekken. De roep om bekering en om Hem serieus te nemen klinkt al sinds de schepping en ook als God de zonden niet meer kan verdragen en op een rechtstreekse confrontatie aanstuurt met de satan en die hem volgen, klinkt het nog. Het lijkt op de confrontatie die Elia voor God met de Baälpriesters op de Karmel aanging, om het hart van het volk te winnen. “De God die antwoordde met vuur zou God zijn92’, was de deal. De priesters van 90
Openbaring 18:5 De bewoners van Babel (Babylon) wilden hun toren tot de hemel bouwen. Het resultaat is echter dat zij hun zonden tot de hemel opstapelden (bouwden). 91 Genesis 6:5 92 1Koningen 18:24
76
Baäl sloofden zich tevergeefs de hele dag uit om hun god te motiveren het altaar wat ze hadden opgericht zelf aan te steken. God, daarentegen antwoordde na een kort gebed van Elia met vuur uit de hemel op diens altaar en het volk koos voor Hem. Ook in deze tijd van confrontatie van God met de antigod zullen velen het ‘vuur’van de echte God erkennen en zich bekeren. Voor hen die zich verhard hebben en hun eigen zonden niet willen zien, zal het verschrikkelijk zijn. Gedurende deze verdrukking die door God is bepaald, zal de draak (satan) de politieke macht voor het belangrijkste deel bepalen. Deze tijd zal daarom voor Israël en de gelovigen een tijd van verdrukking zijn door de macht van satan. Voor de ongelovigen zal het een tijd van oordeel zijn, door de plagen van God. Dat satan de gelovigen zal vervolgen, staat ook in Openbaring: En de vrouw vluchtte de woestijn in waar zij een plaats heeft, door God bereid, opdat men haar twaalfhonderdzestig dagen voedde. En de draak werd toornig op de vrouw en hij ging weg om oorlog te voeren tegen de overigen van haar nageslacht, hen die de geboden van God bewaren en het getuigenis van Jezus hebben. (Openbaring 12:17-18) In hoofdstuk 1.6. bleek dat de ‘vrouw’Israël is. De gemeente is ‘geboren’uit Israël en is in geestelijk opzicht haar directe nageslacht. De ‘overigen van haar nageslacht’is de aanduiding van een groep, die net als de gemeente, uit Israël is geboren, maar, blijkens de toevoeging ‘overige’, niet de gemeente zelf is. Dit is de grote groep mensen die in Openbaring zeven wordt beschreven als ‘de menigte die niemand kan tellen die komen uit de grote verdrukking’. De grote verdrukking is dus een tijd met drie aspecten. Aan de ene kant is de verdrukking om Gods toorn te koelen, en aan de andere kant om veel mensen te behouden en verder is het nodig om alle Joden terug te laten keren naar het land dat God aan Abraham had beloofd. 5. 3. 1. Een oorlog waarin alle volkeren van de wereld zich tegen Israël zullen legeren Als de grote verdrukking op zijn hoogte- of liever zijn dieptepunt is, zullen de volkeren zich rond Israël verzameld hebben. Al in het Oude Testament wordt over deze oorlog gesproken: Zie ik maak Jeruzalem tot een schaal der bedwelming voor alle volken in het rond: ja ook tegen Juda zal het gaan bij de belegering van Jeruzalem. In die dagen zal Ik Jeruzalem maken tot een steen, die alle natiën moeten heffen; allen die hem heffen zullen zich deerlijk verwonden. En alle volkeren der aarde zullen zich daarheen verzamelen. De Bijbel zegt daarover ook dat dit in de tijd zal zijn, vlak voor de komst van Jezus: En ik zag uit de bek van de draak (satan, Openbaring 12:9) en uit de bek van het beest (de beestachtige machthebber, de antichrist) en de valse profeet (de religieuze leider) (Openbaring 13:12 en 19:20) drie onreine geesten komen, als kikvorsen; want het zijn geesten van duivelen (demonen), die tekenen doen, welke uitgaan naar de koningen der gehele wereld, om hen te verzamelen tot de oorlog op de grote dag van de almachtige God. (Openbaring 16:13-14 & 19:17-18) Hoewel het lijkt of satan het voor het zeggen heeft, is hij niet meer dan een instrument in Gods hand. Wij zouden misschien kunnen denken dat hij bezig is om Israël te vernietigen, maar het is God die de volken in beweging brengt: Hij maakt Jeruzalem tot een ‘steen die alle naties moet 77
treffen’. Niet dat het Gods wil is, dat alle naties getroffen worden. Als God het echt wilde, omdat hij er plezier in heeft, zou Hij er niet al eeuwen geleden voor gewaarschuwd hebben. De mensen zullen niet luisteren naar de boodschap van Jezus en doen waar satan hun toe verleidt. Hoewel ze dat wellicht niet zien, loopt het uit in de oorlog op de ‘grote dag van de Almachtige God’de ‘grote maaltijd Gods’; En ik zag een engel staan op de zon en hij riep met luider stem en zei tot alle vogels, die in het midden van de hemel vlogen: Komt, verzamelt u tot de grote maaltijd Gods, om te eten het vlees van koningen en het vlees van oversten over duizend en het vlees van sterken en het vlees van paarden en van hen, die daarop zitten, en het vlees van allen, vrijen en slaven, kleinen en groten. (Openbaring 19:17-18) Het zal een zware tijd zijn voor Israël. De haat van satan tegen het volk van God, komt dan tot een ontknoping. Het moet een enorme mensenmassa zijn in het Midden-Oosten als al de volken hun legers daar verzamelen. De situatie zal, menselijkerwijze, voor Israël hopeloos zijn. De uitkomst wordt echter niet op menselijke wijze vastgesteld: de Here zal uittrekken om tegen die volken te strijden: Dan zal Ik alle volken tegen Jeruzalem ten strijde vergaderen; de stad zal genomen worden, de huizen zullen worden geplunderd en de vrouwen geschonden. De helft van de stad zal wegtrekken in ballingschap, maar de rest van het volk zal in de stad niet uitgeroeid worden. Dan zal de Here uittrekken om tegen die volken te strijden, zoals Hij vroeger streed, ten dage van de krijg. (Zacharia 14:2-3) Of werkelijk al de volken van de hele wereld, in de meest letterlijke zin, Israël zullen belegeren is moeilijk te zeggen. Het is waarschijnlijker dat de Verenigde Naties als representant van al de volken, zal besluiten om Israël te belegeren en aan te vallen, zonder dat al de volken van de wereld hier achter staan of zelf legers sturen93 . De strijdende partijen maken zich klaar: in Openbaring 19 wordt beschreven hoe aan beide zijden de voorbereidingen worden getroffen. Aan de ene kant staat: het beest en de koningen der aarde en hun legerscharen verzameld om de oorlog te voeren tegen Hem, die op het paard zat, en tegen zijn leger.’(Openbaring 19:19) En aan de andere kant: Een wit paard, en Hij die daarop zit heet getrouw en waarachtig, en Hij oordeelt en voert oorlog in gerechtigheid (...) En zijn naam wordt genoemd: Het Woord van God. En de legers die in de hemel zijn volgen hem op witte paarden, bekleed met rein fijn wit linnen (de bruid (19:8)). En uit zijn mond komt een scherp zwaard. Opdat hij daarmee de naties slaat. en Hij zal hen hoeden met een ijzeren staf. (Openbaring 19:11) Deze situatie doet sterk denken aan wat er gebeurde op de Olijfberg, in de hof van Gethsémane tijdens de gevangenneming van Jezus. Daar stond Jezus met zijn volgelingen tegenover Judas met de religieuze leiders van zijn volk en de politieke leiders van de wereld van dat moment, de Romeinen. Jezus vroeg hen toen: ‘wie zoekt u?’Ze zeiden: ‘Jezus de Nazoreeër.’Jezus zei toen tegen hen: “Ik ben het”. Waarna zij op de grond vielen. ‘Ik ben’is de naam van God94. Onder het gezag van 93 94
Zacharia 14:16 Exodus 3:14
78
zijn Naam en zijn Woord, dat de wereld heeft geschapen, bezwijkt iedere tegenstander. Dit herhaalt zich en weer vallen ze op de grond. Uiteindelijk gaat Jezus vrijwillig mee. Het was Jezus die het verloop bepaalde. Judas en het personeel van de hogepriester zullen op dat moment ongetwijfeld aan de geschiedenis van Elia hebben gedacht die vuur uit de hemel liet neerdalen op een groep van vijftig soldaten toen ze met een vergelijkbare opdracht van de koning bij hem kwam95. Als Jezus terugkomt zullen zich weer de leider van de religieuze orde, dit is nu het ‘beest uit de aarde’(die evenals Judas) wonderen en tekenen had gedaan96 samen met de vertegenwoordigers van het (herstelde) Romeinse wereldrijk (hen die horen bij de antichrist; het ‘beest uit de zee’97) gaan naar de Olijfberg. Ook dan zal Jezus er weer zijn, Hij zal dan echter niet mee gaan om te lijden. Als zijn voeten staan op de Olijfberg zal Hij weer zijn volgelingen veilig stellen en spreekt Hij opnieuw. Het beest en de legers zijn dan wel verzameld voor de strijd, maar die zal snel gestreden zijn. Het beest en de valse profeet worden in de poel van vuur geworpen, en de overigen worden gedood door het zwaard van Jezus. Dit zwaard is zijn Woord, waarmee hij eens de aarde schiep98 . De profetie van Zacharia 14 beschrijft ook wat er dan verder zal gebeuren, nadat Jezus is gekomen op de Olijfberg: Zijn voeten zullen in die dagen staan op de Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt aan de oostzijde; dan zal de Olijfberg middendoor spijten, oostwaarts en westwaarts, tot een zeer groot dal, de ene helft van de berg zal noordwaarts wijken en de andere helft zuidwaarts; en u zult de vlucht nemen in het dal mijner bergen, want het dal der bergen zal reiken tot Asel; ja, u zult de vlucht nemen, zoals u de vlucht genomen hebt voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, de koning van Juda. En de Here, mijn God, zal komen, alle heiligen met Hem. En op die dag zal er geen kostelijk licht zijn, noch verstijving; ja, het zal een dag zijn die is bij de Here bekend geen dag en geen nacht; maar tijdens de avond zal er licht wezen. (Zacharia 14:4-7) De legers worden verslagen en Israël gered, door het ingrijpen van Jezus. Nadat dit gebeurd is, beschrijft Johannes in de Openbaring het duizendjarig vrederijk. 5.4. Het duizendjarige vrederijk Als de oorlog op zijn heftigst is zal Jezus tussenbeide komen. Dat is het moment waarop Hij neerdaalt en orde op zaken stelt. Dan zal er duizend jaar vrede zijn. Als Jezus op de Olijfberg neerdaalt en de berg middendoor zal zijn gespleten, zoals in de tekst van Zacharia staat, dan zal er een dal ontstaan waar water door stroomt. Dan zullen in die dagen levende wateren uit Jeruzalem vlieden, de helft daarvan naar de oostelijke en de helft naar de westelijke zee; in de zomer zowel als in de winter zal dat gebeuren. En de Here zal koning worden over de gehele aarde. (Zacharia 14:8-9)
95
2Koningen 1:10 Openbaring 13:11-18 97 Openbaring 13:1-11 98 Hebreeën 4:12
96
79
Zo wijst de profetie van Zacharia naar het duizendjarige rijk, als de Here koning zal zijn over de hele aarde. En, gaat hij verder: Allen, die zijn overgebleven van de volken die tegen Jeruzalem zijn opgerukt, zullen van jaar tot jaar heen trekken om zich neer te buigen voor de Koning, de Here der heerscharen, en het loofhuttenfeest te vieren. (Zacharia 14:16) En: En het zal gebeuren in het laatste der dagen; dan zal de berg van het huis van de Here vast staan als de hoogste der bergen, en hij zal verheven zijn boven de heuvelen. En alle volkeren zullen daar heentrekken en vele natiën zullen gaan en zeggen: Komt, laten wij opgaan naar de berg van de Here, naar het huis van de God Jakobs, zodat Hij ons leert over zijn wegen en opdat wij zijn paden bewandelen. Want uit Sion zal de wet uitgaan en het woord van de Here uit Jeruzalem. Want Hij zal richten tussen volk en volk en rechtspreken over machtige natiën. Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen; geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen en zij zullen de oorlog niet meer leren. (Jesaja 2:2-5) De mensheid heeft al zoveel mislukte pogingen gezien om een duurzame vrede te bewerken dat het haast niet is voor te stellen dat dit nog eens zal lukken. Toch is dit geen beschrijving van de hemel of van de nieuwe aarde. De profetie begint ermee dat dit zal plaatsvinden in de laatste dagen. Hierbij wordt uitgegaan van de tegenwoordige tijdrekening. Het zal gebeuren aan het einde van deze aarde, voor deze zal zijn vervangen door een nieuwe. De plaats waar het meest concreet over het duizendjarig rijk wordt gesproken in de Bijbel, is in Openbaring: En ik zag een engel neerdalen uit de hemel die de sleutel van de afgrond en een grote sterke keten in zijn hand had. En hij greep de draak, de oude slang, dat is de duivel en de satan, en bond hem en wierp hem in de afgrond en sloot en verzegelde die boven hem, opdat hij de naties niet meer zou misleiden voordat de duizend jaren voleindigd waren; daarna moet hij een korte tijd worden losgelaten. En ik zag tronen en zij gingen daarop zitten, en het oordeel werd hun gegeven, en ik zag de zielen van hen die om het getuigenis van Jezus en om het woord van God onthoofd waren, en die het beest of zijn beeld niet hadden aangebeden en niet het merkteken op hun voorhoofd en aan hun hand ontvangen hadden; en zij werden levend en regeerden met Christus duizend jaren. De overige doden werden niet levend voordat de duizend jaren voleindigd waren. Dit is de eerste opstanding. Gelukkig en heilig is hij die aan de eerste opstandig deel heeft; over dezen heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priester van God en van Christus zijn en met Hem de duizend jaren regeren. (Openbaring 20:1-10) Satan wordt gedurende het duizendjarige rijk opgesloten in de ‘put van de afgrond’. Als deze duizend jaar voorbij is zal hij daaruit worden losgelaten. De ‘afgrond’is niet de ‘poel van vuur’, of de ‘hel’. Als hij daar eenmaal in is geworpen, komt hij daar nooit meer uit99 . De ‘afgrond’ wordt ook beschreven in de geschiedenis van de bezeten man in het land van de Gerasenen. De demonen welke Jezus uit de man verdreef, smeekten Hem toen dat Hij hun niet daarin zou sturen100 . Deze afgrond is de plaats waar duivelen gevangen wachten, op hun oordeel101 . 99
Openbaring 20:10 Lucas 8:31
100
80
Tijdens die duizend jaar zal Jezus, samen met hen, die gedurende de grote verdrukking zijn gedood om hun geloof, regeren102 . Een andere, profetie over deze tijd slaat op Egypte en Assur: In die dagen zullen er vijf steden het land Egypte zijn, die de taal van Kanaän spreken en die bij de Here der heerscharen zweren één zal genoemd worden; stad der verwoesting. In die dagen zal er een altaar voor de Here zijn midden in het land Egypte en aan zijn grens een opgerichte steen voor de Here. En dit zal tot een teken en tot een getuigenis wezen voor de Here der heerscharen in het land Egypte. Wanneer zij tot de Here roepen vanwege verdrukkers, dan zal Hij hun een verlosser en een strijder zenden, die hen zal redden. En de Here zal zich aan Egypte doen kennen, en Egypte zal ten die dagen de Here kennen; en zij zullen dienen met slachtoffers en spijsoffer en de Here geloften doen en betalen. Zo zal de Here Egypte geducht slaan en genezen, en zij zullen zich tot de Here bekeren, en Hij zal zich door hen laten verbidden en hen genezen. In die dagen zal er een heerbaan wezen van Egypte naar Assur, en Assur zal in Egypte komen en Egypte in Assur. En Egypte zal met Assur de Here dienen. In die dagen zal Israël de derde zijn naast Egypte en Assur, een zegen in het midden der aarde, omdat de Here der heerscharen het gezegend heeft met de woorden: gezegend zij mijn volk Egypte en het werk mijner handen, Assur en mijn erfdeel Israël. (Jesaja 19:18-25) Ook hier staan een aantal opmerkelijke zaken: ? ? Er zullen vijf steden in het land Egypte zijn die de taal van Kanaän spreken; ? ? Er zal midden in het land Egypte een altaar voor de Here zijn, waarop geofferd wordt. In de tijd van de wet mocht Israël alleen in de tempel te Jeruzalem offeren en in deze tijd wordt God niet meer met dieroffers en altaren gediend. Dit zal op de nieuwe aarde ook niet meer het geval zijn. Het altaar was de plaats waar het offer voor de zonde werd gebracht. Het uiteindelijke offer voor de zonde was Christus en het altaar waarop dit werd gebracht, was het kruis. Andere offers worden in deze tijd door God niet geaccepteerd en omdat wij geen offers, voor de verzoening van onze zonden kunnen brengen die God vraagt, hebben we, behalve het kruis, geen altaar nodig. In het duizendjarig rijk zal er wel weer een tempel in Jeruzalem zijn met een altaar waarop geofferd wordt. In Ezechiël staat deze tempel uitgebreid beschreven103 . Als hier dan staat dat er in Egypte en Assur, net als in Jeruzalem, een altaar zal staan waar de Here aanbeden zal worden, moet dat, omdat deze tijd er nog niet is geweest, in de toekomst zijn. Waarom zullen er dan offers moeten worden gebracht, kunnen we ons afvragen. De Bijbel leert: dat Christus het einde is van de wet, tot gerechtigheid voor een ieder die gelooft. (Romeinen 10:4) En: Dat het onmogelijk is dat bloed van stieren en bokken zonden zou weg nemen. (Hebreeën 10:4-8) En zelfs verder, Slachtoffers en offergaven, brandoffers en zondoffers hebt U niet gewild, nog daarin een welbehagen gehad, hoewel zij naar de wet gebracht worden. (Psalm 40:7-9) 101
2Petrus 2:4 Openbaring 20:6 103 Ezechiël 40-44 102
81
Als de Bijbel leert dat deze dingen in zichzelf geen waard meer hebben, waarom wordt er hier dan wel over gesproken dat ze weer zullen plaatsvinden in de toekomst? De reden daarvoor is dat offers dan om dezelfde reden zullen worden gebracht als in het Oude Testament. Toen was het brengen van offers een voortdurend vooruitzien naar het offer van Christus dat nog gebracht moest worden: Want daar de wet slechts een schaduw heeft der toekomstige goederen, niet de gestalte van die dingen zelf, is zij nimmer in staat ieder jaar met dezelfde offeranden, die onafgebroken gebracht worden, degenen, die toetreden te volmaken. (Hebreeën 10:1) En: Laat dan niemand u blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, dingen (bepalingen van de wet) die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de werkelijk van Christus is. (Kolossenzen 2:16-18) Zoals de oudtestamentische offerdienst de schaduw van Christus komst vooruit wierp en de contouren liet zien van wat zou worden vervuld in zijn sterven, zo zal dan de offerdienst die schaduw terugwerpen op datzelfde offer. Dit zal dan nodig zijn omdat de mensen dan niet uitsluitend uit geloof en liefde God vrijwillig dienen, maar velen dit vooral uit gehoorzaamheid zullen doen. De oudtestamentische offerdienst in het duizendjarige vrederijk zal de mensen er telkens aan herinneren wat Jezus heeft gedaan. De tekst uit Ezechiël zegt dat: ? ? De Here zich aan Egypte zal doen kennen; ? ? Dat er een brede weg zal zijn, die Egypte en Assur verbindt; ? ? Dat Israël in die tijd die derde zal zijn naast Egypte en Assur. Egypte en Assur zijn als volken nooit trouw aan God geweest, zodat zij Gods volk of het werk van Zijn handen werden genoemd. Egypte was in de oudheid een volk met sfinxen, (goddelijke) farao's en vele afgoden. Assur was de plaats waar Nimrod Babylon bouwde104 , waar de beruchte toren van Babel stond, en waar zelfs van wordt gezegd dat het de moeder van de hoeren en afgoden van de aarde is105 . Het gaat hier in de profetie van Ezechiël dan ook over een periode die nog moet komen en die wezenlijk anders is, dan we tot nu toe gekend hebben. Ezechiël vertelde over deze tijd dat God niet alleen het huis van Israël zal herstellen; de beenderen aaneen zal voegen en er een geest in zal blazen. Hij zal ook één koning; ‘David’, over hen stellen: Zie ik haal de Israëlieten weg uit de volken naar wiens gebied zij gegaan zijn; en Ik zal hen tot één volk maken op het land van de bergen Israëls, en één koning zal over hen allen koning zijn, En Ik zal hen tot een God zijn. En mijn knecht David zal hun voor eeuwig tot vorst zijn. (Ezechiël 37:21,22,24,25 & 34:24) Dat het hier met ‘mijn knecht David’, om Jezus gaat, is duidelijk. Het beschrevene zal ook niet plaatsvinden binnen de tijd van het Nieuwe Testament zoals we die nu kennen. Ik de Here zal hun God en mijn knecht David zal hun vorst zijn te midden van hen. Ik de 104 105
Genesis 10:9 Openbaring 17:6
82
Here heb het gesproken. Ik zal met hen een verbond van vrede sluiten en de wilde dieren zal ik uit het land wegdoen, zodat zij veilig kunnen wonen in de steppe en slapen in de bossen. (Ezechiël 34:24-25) Bekend is de tekst uit Jesaja: Dan zal de wolf bij het schaap verkeren en de panter zich neerleggen bij het bokje; het kalf, de jonge leeuw en het mestvee zullen samen zijn, en een kleine jongen zal ze hoeden; de koe en de berin zullen samen weiden, haar jongen zullen zich samen neerleggen, en de leeuw zal stro eten zoals het rund; dan zal een zuigeling bij het hol van een adder spelen en naar het nest van een giftige slang zal een gespeend kind zijn hand uitstrekken. Men zal geen kwaad doen noch verderf stichten op heel mijn heilige berg. Want de aarde zal vol zijn van kennis van de Here zoals de wateren de bodem der zee bedekken. En het zal in die dage gebeuren, dat de volken de wortel van Isaï zullen zoeken, die zal staan als een banier der natiën, en zijn rustplaats zal heerlijk zijn. (Jesaja 11:6-10) Roofdieren bestaan dan nog wel maar worden als ongevaarlijk beschreven. Ook van de slang wordt gezegd dat deze nog giftig zal zijn. Er zal dus wel veel veranderen, maar de oude schepping is nog niet voorbijgegaan. Omdat God een verbond heeft gesloten met de natuur, zal er vrede zijn tussen mensen en dieren: In die dagen zal Ik voor hen een verbond sluiten met de dieren van het veld, de vogels van de hemel en de kruipende dieren van de aarde. (Hosea 2:17) Er wordt gesproken over een verbond met dieren, maar een verbond is iets anders dan dat die dieren op een nieuwe aarde geschapen zijn. Een nieuwe aarde waarvan wordt gezegd dat er geen dood meer zal zijn, waar zij dus vanzelf geen kwaad meer doen. De mensen zullen in die tijd zeer oud worden maar nog wel (kunnen) zondigen. Met dat verschil dat ze dan anders dan nu, er wel voor veroordeeld zullen worden: En Ik zal juichen over Jeruzalem en Mij verblijden over mijn volk. En daarin zal niet meer gehoord worden het geluid van geween of van geschreeuw. Daar zal niet langer een zuigeling zijn, die slechts weinige dagen leeft noch een grijsaard, die zijn dagen niet voleindigt, want de jongeling zal als honderdjarige sterven, zelfs de zondaar zal eerst als honderdjarige door de vloek getroffen worden. (Jesaja 65:20) Er wordt hier gesproken over een tijd die vanuit het perspectief van Jesaja nog zou moeten aanbreken. Dat het hier nog niet over de nieuwe aarde gaat, blijkt ook daaruit dat er wordt gesproken over het sterven van mensen. Dit zal op de nieuwe aarde niet meer gebeuren. De dood zal er op de nieuw aarde niet meer zijn wordt in de Openbaring geprofeteerd106 . Wel is het een andere tijd dan nu, omdat: ? ? De zuigelingen niet meer zullen sterven; ? ? De mensen van honderd jaar nog jongelingen genoemd zullen worden; ? ? Zondaren pas op honderdjarige leeftijd door een vloek getroffen worden. Dit laatste lijkt er op te wijzen dat mensen met honderd jaar pas verantwoordelijk zullen zijn voor hun daden: dat ze dus dan pas volwassen worden geacht. Dit geeft hun een ruime leertijd, wat ook wel prettig is omdat zondaren dan door een vloek zullen worden getroffen. Dit wijst er ook 106
Openbaring 20:14
83
op dat ze onder de wet leven waarvan wordt gezegd: Vervloekt is hij die de woorden van deze wet niet metterdaad volbrengt. (Deuteronomium 27:26) Als zondaren dan direct door een vloek worden getroffen, worden de woorden van Jezus in de ‘Bergrede’actueel als Hij zegt: Indien uw rechterhand u tot zonden verleidt hak hem af. Want het is beter voor u verminkt of kreupel het (eeuwige) leven in te gaan, dan met twee handen of twee voeten in het eeuwige vuur geworpen te worden. (Matteüs 18:8) Vaak heb ik mensen, de ellende in de wereld als argument tegen het bestaan van een (almachtige) God horen aandragen. Als God dan bestaat, waarom is er dan zoveel ellende is op de wereld? Dit is ook een vervelend probleem. Waarom is er zoveel ellende op aarde? Allereerst hoef je geen geleerde te zijn om te zien dat de meeste ellende die er op de wereld is wordt veroorzaakt door de mensen zelf. Er zijn natuurlijk ook aardbevingen en overstromingen maar er zijn genoeg veilige plekken voor iedereen op aarde, zodat niemand in onveilige rivierendelta’s of aardbevingsgebieden zou hoeven wonen. En als ze er wel wonen zijn er genoeg goede maatregelen te bedenken om er behoorlijk veilig te wonen. Waarom doet God niets aan die ellende die mensen elkaar aandoen? De vraag die zich dan aandient is dan, wat zou Hij eraan moeten doen? Iedereen die wil gaan liegen of een ander slaan, acute maagkrampen, die overspel wil gaan plegen impotent laten worden? Een hartaanval voor dieven en een hersenbloeding voor rovers? Het is voor Hem een kleine moeite maar is dat wat de vraagsteller wil? Is dat wat wij willen? Toch komt de tijd dat God niet meer zal toelaten dat mensen zondigen. Het lijden onder de gevolgen van natuurrampen zal er dan niet meer zijn omdat er een verbond zal zijn met de natuur. Ook zullen de mensen die tegen God en elkaar zondigen daarvoor direct worden geoordeeld. Er staat in de Bijbel dat Jezus ‘de volkeren dan zal hoeden met een ijzeren staf107’. De staf was een stok waarmee de herder onder andere de schapen in de goede richting stuurde. IJzer staat in de Bijbel voor hardheid en strengheid. Jezus zal de volken dan streng leiding geven, hen als het nodig is met harde hand de juiste richting in sturen. Hoe dat in de praktijk zal zijn is moeilijk te zeggen. Ik kan mij niet voorstellen dat iedereen na één misser al streng zal worden veroordeeld, maar het zal wel heel anders zijn dan nu. Velen zullen dit dan niet leuk vinden. Er is dan wel een vrederijk en de aarde zal vol zijn van de kennis van God, maar toch zullen velen dan niet tevreden zijn en naar mogelijkheden zoeken om hieronder uit te komen. Hierover staat in de psalmen: Waarom woelen de volken en zinnen de natiën op ijdelheid? De koningen der aarde scharen zich in slagorde en de machthebbers spannen samen tegen de Here en zijn gezalfde: Laat ons hun banden verscheuren en hun touwen van ons werpen. (Psalm 2) Ondanks het feit dat er dan, in het duizendjarige rijk, vrede en gerechtigheid zal zijn, zullen velen 107
Openbaring 19:15
84
de voorwaarden hiervoor als een klemmende band of een beperking van hun vrijheid ervaren. De volken, natiën en de koningen van de aarde zeggen: ‘Laat ons hun (de Here en zijn gezalfde) banden verscheuren en hun touwen van ons werpen.’Dit komt omdat de mensen die het hier betreft, niet wezenlijk anders zijn dan nu. Ze zullen God dan wel dienen, omdat het moet: ze beseffen dat ze er niet onderuit kunnen, zonder te riskeren dat ze door de vloek zullen worden getroffen. 5.5. Een laatste oorlog waarin de wereld nog een keer Israël zal belegeren. Als satan na de duizend jaar uit de afgrond wordt bevrijd, zal hij onder deze mensen snel volgelingen vinden. Het is niet zo moeilijk om de massa ontevreden gevoelens aan te praten. Ik leefde vroeger in de veronderstelling dat Hitler aan de macht kon komen in het Duitsland van voor de Tweede Wereldoorlog omdat er zoveel problemen waren en hij ingewikkelde problemen zo verdraaide dat deze met een schijnbaar eenvoudige oplossing waren op te lossen. Hij gaf gewoon de schuld aan de Joden en als je die nu maar uit je midden zou verwijderen was alles opgelost. Als het erop aankomt zijn we als mens snel ontevreden te maken. We krijgen niet genoeg van roddel en laster en de media voorzien ook graag in informatie over alles wat bewindslieden aan steken laten vallen. Dit maakt ons bij voorbaat achterdochtig voor iedere gezagsdrager en als we vinden dat we niet genoeg krijgen of omdat we vinden dat er niet naar ons wordt geluisterd, mogen we zelfs tegen hen in opstand komen. We hebben een hekel aan onderwerping, we doen het omdat we graag een onderdeel zijn van een groter geheel en weten dat het een rommeltje wordt als we het niet doen, maar er is altijd een wantrouwen tegen mensen of instanties die we de macht over ons geven. Nu zal ik niet ontkennen dat er geen historische basis is om mensen met macht te wantrouwen. Macht is voor veel mensen een tamelijk gevaarlijk bezit. Er zijn maar weinig mensen die zonder te worden gecontroleerd om kunnen gaan met hun macht. En gehoorzaam zijn is niet altijd leuk, zeker niet als je dit niet uit respect en eigen beweging moet zijn. Deze menselijke eigenschap zal voor massa’s mensen een fatale rol gaan spelen tijdens het vrederijk. Na verloop van tijd zullen de mensen de ellende van voor het duizendjarig rijk zijn vergeten en zich gaan storen aan de beperkingen van de wet. God wil dat mensen Hem van harte dienen en daarom zullen ze ook op de proef gesteld worden. Nog één maal zullen ze de keuze hebben of ze God wel of niet vrijwillig willen dienen. Deze keuze zullen ze onder dezelfde omstandigheden moeten maken als de mensen die leefden vóór deze periode. Daarom zal satan nog één maal, voor een korte tijd, worden losgelaten. En het aantal mensen dat, ondanks dat ze de wet hebben geleerd en Christus kennen, satan achterna loopt, is groot. Deze mensen zijn het bewijs dat je niet hoeft ‘te zien om te geloven’. Allen zullen zij Christus hebben gezien, maar als het erop aankomt zullen ze de prijs van gehoorzaamheid niet willen betalen. Na het Duizendjarige vrederijk zal de satan nog voor een korte tijd de aarde in opstand brengen tot God. Johannes zegt hierover in de Openbaring: En wanneer de duizend jaar voleindigd zijn, zal de satan uit zijn gevangenis worden losgelaten, en hij zal uitgaan om de volkeren aan de vier hoeken der aarde te verleiden, Gog en Magog, om hen tot de oorlog te verzamelen, en hun getal is als het zand der zee. En zij kwamen op over de breedte van de aarde en omsingelden de legerplaats van de heiligen en de geliefde stad; en er daalde vuur neer van God uit de hemel en verteerde hen. (Openbaring 20:1-3 & 7-10) 85
Aan het einde van het Messiaanse rijk zal satan voor de laatste keer worden losgelaten. Hij zal dan de volken verleiden om in opstand te komen tegen het koninkrijk van Christus en hen verzamelen, om ‘de legerplaats van de heiligen en de geliefde stad te belegeren’. Deze legerplaats van de heiligen en de geliefde stad, kan maar één stad zijn: Jeruzalem. Het is nog één keer mogelijk om, in opstand te komen tegen Jezus. Dit duurt niet lang, er zal tijdens die opstand vuur uit de hemel neerdalen en hen verteren. De profetie over Gog, de koning van het land van Magog die hier in Openbaring 20 word genoemd, wordt ook vermeld in de oude profetie van Ezechiël. Magog is een nakomeling van Jafet een zoon van Noach108. God zegt over hem: In de toekomende tijd zult u optrekken tegen een volk dat zich van de krijg hersteld heeft, (een volk) dat uit het gebied van vele volken bijeen gebracht is op de bergen Israëls, die tot een blijvende wildernis waren geworden, maar het is uitgeleid; allen wonen zij in gerustheid. U zult zeggen: ik zal optrekken tegen een land van dorpen, een overval plegen op vreedzame lieden die in gerustheid wonen, allen zonder muur, grendels of poorten. (Ezechiël 38) Deze profetie is door Ezechiël uitgesproken, toen het volk al in ballingschap was weggevoerd, dus nadat het volk door Nebukadnessar uit hun land was gedeporteerd. Er staat in de profetie dat Israël zich van de krijg heeft hersteld. Een ‘krijg’is een oorlog dit is de oorlog welke vóór het duizend jarig rijk heeft plaatsgevonden. Er staat ook: “allen wonen zij in gerustheid”. Israël heeft vanaf de tijd dat de profetie werd uitgesproken, nooit in gerustheid gewoond. Altijd is het onder bezetting geweest van de wereldmachten: Babel, de Meden & Perzen, Grieken en Romeinen. Ook na hun herstel in 1948 heeft het volk nog geen duurzame vrede gekend, er wordt aangenomen dat Israël op dit moment (uit noodzaak) het beste leger van de wereld heeft. Wanneer zal Israël in gerustheid wonen? Wanneer zal het van de strijd zijn hersteld? Is het mogelijk om te verwachten dat de problemen met de Arabieren, Palestijnen, Moslims, etcetera in het Midden-Oosten duurzaam worden opgelost en dat Israël veilig zal wonen? Dat is niet te verwachten en zelfs als er vrede zou komen met de volken om haar heen, dan hoeft er maar iets te gebeuren of Israël krijgt er weer de schuld van en is het weer mis. Zelfs in de Golfoorlog, toen Irak oorlog had met Koeweit, een oorlog waar Israël op geen enkele manier ook maar iets mee te maken had, probeerde Hoesein de aandacht van hemzelf naar Israël te leggen door het aan te vallen. Israël heeft nooit lang vrede gekend. Alleen tijdens Salomo was er vrede in het land. Tijdens praktisch elke koning die na Salomo leefde, was er strijd met de buurlanden. Het was zelfs het vermelden waard in de kronieken, als er tijdens de regering van een godvrezende koning vrede was. Pas als de, door hen zo lang verwachte, Messias is gekomen, zal er de vrede zijn die Ezechiël beschrijft. Een detail is dat de volkeren Israël dan met antieke wapens zullen aanvallen. Er wordt gesproken over zwaarden, speren, schilden. Ezechiël spreekt erover dat: De inwoners van de steden van Israël zullen uitgaan en de brand steken in het wapentuig; grote en kleine schilden, bogen en pijlen, knotsen en speren zeven jaar lang zullen zij daarmee hun vuur stoken. Zij zullen geen hout van de velden halen of in de bossen hakken want met dat wapentuig zullen zij hun vuur stoken. (Ezechiël 39:9-10) 108
Genesis 10:2
86
Dit is te begrijpen als dat moment dat wordt beschreven, aan het einde van een periode van duizend jaar vrede zal zijn. Christus zal al die tijd hebben geregeerd, en zoals het elders staat zijn de wapens tot ploegscharen omgesmolten. De kennis, technieken en tijd om moderne wapens te produceren zal er dan gewoon niet zijn. Er staat in de Bijbel dat de mensen de oorlog zullen hebben verleerd109 . Daarom zullen zij na het duizendjarig vrederijk naar primitieve wapens grijpen.
Er zijn dus twee grote oorlogen elk aan het eind van een tijdperk De eerste: vlak voor het duizendjarige vrederijk. De tweede: aan het eind van het duizend jarige vrederijk, als de satan uit zijn gevangenis wordt losgelaten. Dit zal de laatste mogelijkheid zijn voor de mensen om te kunnen kiezen wie ze zullen dienen; God en het Lam of de slang. Daarna zal er vuur uit de hemel dalen en hen die voor de satan kozen verteren. En de satan zal dan in de poel van vuur worden geworpen, waar ook het beest en de valse profeet zijn110. 5.6. De dag van het oordeel. Dit is de dag waarop God de wereld zal oordelen Na deze opstand van satan en hen die hem volgen is het laatste oordeel over de mensen. Dit oordeel moet worden gezien in relatie tot het wezen van de mens. Zoals al helemaal in het begin van deze studie duidelijk werd heeft God de mens gemaakt zonder gebrek. Door de zonde is de mens van zijn levensbron afgesneden. God had Adam, voor hij het gebod had overtreden, gewaarschuwd dat dit zou gebeuren. De enige die de mens weer terug kan plaatsten op deze levensbron is God zelf. Van oorsprong heeft God bedoeld dat Israël op deze wortel groeide, maar door het werk van Jezus mogen ook de niet-Joden hierop worden geplaatst. De Bijbel zegt daarover: Is de wortel heilig, dan ook de takken. Indien nu enkele van de takken weggebroken zijn en u als wilde loot daartussen geënt bent en aan de saprijke wortel van de olijf deel hebt gekregen, beroem u dan niet tegen de takken! Indien u zich ertegen beroemt; niet u draagt de wortel, maar de wortel u. (Romeinen 11:16-18) Zonder deze levenskracht van God, zonder deze wortel, is de mens geestelijk niet in staat om te leven. Een boom heeft nadat deze is omgezaagd nog voor een korte tijd levenskracht in zich en kan zelfs nog takken en bladeren laten groeien. Als deze in die periode, voor dat al de levenskracht er uit is, opnieuw wordt geënt kan deze leven. Zo is de mens dat ook. Door de zonde is hij van de wortel gescheiden. Jezus kan hem echter opnieuw terugplaatsen op de wortel zodat hij kan blijven leven. Gebeurt dat niet op tijd dan zal het te laat zijn en is de boom niet meer te redden. Deze gelijkenis met een boom gaat niet in elk opzicht op. Omdat de mens, in tegenstelling tot een boom, een eeuwig wezen is. Hij is zo geworden omdat hij is gemaakt naar Gods beeld. Als de tijd voorbij is dat de mens nog opnieuw op de wortel kan worden geplaatst, dan zal zijn wezen ergens moeten blijven. De plaats waar dat is, wordt in de Bijbel de poel van vuur genoemd, de plaats 109 110
Jesaja 2:4 Openbaring 20:10
87
waar God niet is. De plaats waar alle kwaad, alle zonden, alle slechtheid, elke boze geest en de duivel zal zijn. Er is in de Bijbel sprake van twee verschillende oordelen na dit leven. Er is een oordeel over de gemeente. Zij die wel op deze wortel, of zoals het op een andere plaats is beschreven, op dit fundament zijn geplaatst en zij die dat niet zijn. Wat de eerste groep betreft; de gemeente, hierover zegt Jezus in de gelijkenis van de talenten, dat Hij op een dag terug zal komen op aarde. Hij zal dan aan de gelovigen vragen wat ze met hun talenten hebben gedaan. De Bijbel vergelijkt onze inspanning op een andere manier ook als die van bouwvakkers die aan een huis werken. Als iemand besluit Jezus te volgen dan wordt Hij het fundament in diens leven. Wat hij met dit fundament, of met andere woorden wat hij met zijn talenten doet, zal in belangrijke mate worden bepaald door hemzelf: Naar de genade Gods, die mij gegeven is, heb ik als een kundig bouwmeester het fundament gelegd, waarop een ander voortbouwt. Maar ieder zie wel toe, hoe hij daarop bouwt. Want een ander fundament, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen. Is er iemand, die op dit fundament bouwt met goud, zilver, kostbaar gesteente, hout, hooi, of stro, ieders werk zal aan het licht komen. Want de dag zal het doen blijken, omdat hij met vuur verschijnt, en hoedanig ieders werk is, dat zal het vuur uitmaken. Indien het werk, dat hij erop gebouwd heeft, standhoudt, zal hij loon ontvangen, maar indien iemands werk verbrandt, zal hij schade lijden, doch hij zelf zal gered worden, maar als door vuur heen. (1Corinthe 3:10-15) Mensen die door Christus opnieuw op de levenswortel van God zijn geplaatst zullen verantwoording moeten afleggen over wat zij met hun leven hebben gedaan. Dit zal blijkens bovenstaande tekst een spannend moment zijn, maar zelfs als ons werk niet zal standhouden, zullen wij gered worden als wij op Christus zijn gebouwd. De tekst in dit hoofdstukje gaat niet over dat oordeel. De gemeente is de bruid van Christus en de bruiloft van haar met Christus is al beschreven in de Openbaring voordat het duizendjarige vrederijk is begonnen, dus al meer dan duizend jaar voor dit oordeel staat de omvang van de gemeente staat al vast. De dag waar de Openbaring over spreekt is de dag waarop de ongelovigen zullen worden geoordeeld. Het verschil is dat in dit geval niemand op de ‘wortel’is geënt, of om het met de woorden van de brief aan de gemeente te Corinthe te zeggen: op het fundament wat Christus is, is geplaatst. Voor allen die hier staan voor Gods troon zal het te laat zijn. Jesaja zegt over deze dag: Jammert, want de dag van de Here is nabij; hij komt als een verwoesting van de Almachtige. Daarom worden alle handen slap en elk mensenhart versmelt. Ja zij zijn verschrikt, krampen en weeën grijpen hen aan, hun gelaat staat in vlam. Zie de dag van de Here komt, meedogenloos, met verbolgenheid en brandende toorn, om de aarde tot een woestenij te maken en haar zondaars van haar te verdelgen. (Jesaja 13:6-9) Joël zegt erover: Blaast de bazuin op Sion en maakt alarm op mijn heilige berg! Dat alle inwoners van het land sidderen, want de dag van de Here komt. Want hij is nabij! Een dag van duisternis 88
en van donkerheid, een dag van wolken en van dikke duisternis. (Joël 2:1-2) Verschillende andere teksten in het Oude- en Nieuwe Testament spreken van deze dag111 . In het Nieuwe Testament komt ‘het oordeel’of ‘de dag van het oordeel’in elk geval al vijfentwintig keer voor. In Openbaring 20 staat: En ik zag een grote witte troon en Hem voor wie de hemel en de aarde wegvluchtten, en er werd geen plaats voor hen gevonden. En ik zag de doden, de grote en de kleine voor de troon staan; en er werden boeken geopend. En er werd een ander boek geopend, namelijk dat van het leven. En de doden werden geoordeeld volgens wat er in de boeken geschreven was ieder naar hun werken. En de dood en de hades werden geworpen in de poel van vuur. Dit is de tweede dood: de poel van vuur. En als iemand niet geschreven gevonden werd in het boek van het leven, werd hij geworpen in de poel van vuur. (Openbaring 20:11-15) Wat valt er over deze dag te zeggen? De laatste dag die er zal zijn; de ‘jongste dag’van deze aarde zoals Jezus hem ook noemt112 . Het is de dag waaraan Paulus denkt als hij zegt: Daar wij dan weten hoezeer de Here te vrezen is trachten wij de mensen te overtuigen (2Corinthe 5:11) En de schrijver van de Hebreeënbrief als hij zegt: Vreselijk is het te vallen in de handen van de levende God. (10:27) Dat deze teksten zo dreigend over komen zegt niet dat God graag zo streng wil optreden tegen de mensen. Hij heeft er integendeel alles voor over gehad om hen ervoor te waarschuwen. Als dit oordeel komt heeft Hij er alles aan gedaan om de mensen te informeren over wat ze moeten doen om eraan te ontkomen. Gods rechtvaardigheid lijkt in strijd met zijn liefde, maar dat is niet zo. Het is een kant van Hem die wij misschien niet zo makkelijk te begrijpen vinden, maar die niet voortkomt uit een ‘sadistisch trekje’van God. Als de hel werkelijk, zoals deze in de Bijbel wordt beschreven, een afschrikwekkende plaats is, dan is dat zo omdat deze niet anders dan dat kan zijn, niet omdat God hier plezier in heeft. Maar zelfs als God er plezier in had gehad om mensen in ondraaglijke pijn te laten lijden, was Hij aan niemand verantwoording verschuldigd, ja zelfs als Hij ons in de hel geboren had laten worden niet. Dit heeft Hij niet en als er dus een hel is, zal dit zo zijn omdat er geen andere oplossing is voor het ontstane probleem. Voor de troon staan doden. Dit wijst erop dat dood zijn niet hetzelfde is als de situatie na het sterven, immers, de doden staan hier. Doden zoals wij die zouden omschrijven zijn niet in staat om te staan. Als Jezus in het evangelie tegen een van zijn discipelen zegt dat de doden hun eigen doden maar moeten begraven113, doelt hij hierop: mensen die, al dan niet in hun lichaam, dood zijn, omdat ze geestelijk dood zijn. Toen God de mens schiep, maakte Hij hem uit dood materiaal; stof. Daarna blies hij hem zijn levensadem in de neus, waardoor hij leefde. Toen de mens zondigd, stierf hij; ‘zijn levensadem werd afgesneden’. Voor Jezus terugging naar de hemel, blies Hij daarom op zijn discipelen en gaf hen daarmee zijn Geest terug opdat ze weer
111
O.a. Ezechiël 13:5, Joël 2:31 en 3:14, Amos 5:18-20, Obadja 15, Sefanja 1:14, Maleachi 4:5. Johannes 6:40 113 Matteüs 8:22
112
89
zouden leven114 . Strikt genomen maakt de Bijbel geen onderscheid tussen leven vóór en na het sterven, je bent voor eeuwig gered of voor eeuwig verloren. Jezus zegt dat wie in Hem gelooft, eeuwig leven heeft. En dat wie niet in Hem gelooft, reeds veroordeeld is115 . De Bijbel spreekt over eeuwigheid: of eeuwig leven, of eeuwig dood. Wie de Zoon gelooft heeft eeuwig leven, maar wie de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn van God blijft op hem zegt Jezus. (Johannes 3:36) Het is daarom geen zaak van ‘goede werken’, maar van gehoorzaamheid. Het is niet zo, dat wanneer iemand geboren wordt, hij met een ‘schone lei’begint. Een lei die wordt beschreven met zijn goede en slechte daden, die bij zijn sterven tegen elkaar worden weggestreept, zodat zijn redding zou afhangen van het resultaat hiervan. Nee, het hangt ervan af of we hebben geloofd in en gehoorzaam zijn geweest aan, al wat Jezus leerde116. Dit zal als het goed is resulteren in een positieve balans waar het de goede werken betreft maar uiteindelijk hangt het van Jezus’werk en niet van onze inspanning af. Voor deze troon staan de mensen, die niet het leven wat ze van Jezus hadden kunnen krijgen, hebben aangenomen: zij die nooit de dood hebben verlaten en Jezus zijn gevolgd om levend te worden; ofte wel mensen die nooit opnieuw geboren zijn. Er worden dan boeken geopend en de doden worden geoordeeld volgens wat er in de boeken over hen geschreven staat: ieder naar zijn werken. God zal daar de doden laten zien dat Hij hen veroordeelt, omdat ze schuldig zijn. Al de doden worden geoordeeld, er is er niet één die vrijgesproken wordt. Dit komt omdat deze doden worden geoordeeld op grond van hun werken. Werken welke staan beschreven in de boeken. Niemand wordt op grond van zijn werken rechtvaardig verklaard. Al hebben we nog zo ons best gedaan: de Nobelprijs voor de vrede ontvangen, of vele mensen het leven gered. We kunnen met onze goede werken onze dode geest niet tot leven brengen. Goede werken compenseren de slechte niet en elk mens heeft gezondigd, dat is zijn aard en voor zonden geldt de dood. God zei al tegen Adam voor hij gezondigd had dat als hij zou zondigen hij zou sterven. Als niet iemand anders voor deze straf de schuld wil dragen, moet de mens dat zelf doen, maar wie kan voor een ander dit oordeel op zich nemen? Iedereen is schuldig. Schuldig omdat we actief hebben gezondigd, maar vooral ook omdat we geestelijk dood zijn omdat we nageslacht zijn van Adam, die door te zondigen stierf. En de ene ter dood veroordeelde, kan zijn leven niet geven in ruil voor een ander die ter dood veroordeeld is. Er was maar één mens die rechtvaardig was en rechtvaardig geleefd heeft en die zijn leven in ruil kon geven voor alle mensen, dat was Jezus. Hij is voor deze straf gestorven. Als mensen hun straf door Hem laten dragen, kunnen we van het oordeel worden vrijgesproken, maar als mensen dat niet doen, hebben ze daar geen deel aan. Wanneer de doden hun werken hebben gezien in het licht van Gods troon, weten ze dat ze rechtvaardig worden veroordeeld. Ze zullen allen moeten toegeven, dat toen ze voor de keuze stonden om Jezus te volgen, ze dit hebben afgewezen. Het is zoals een auto die door het rode verkeerslicht rijdt en door een daarvoor opgestelde camera wordt gefotografeerd. Als de 114
Johannes 20:22 Johannes 3:17-18 116 Matteüs 28:19
115
90
chauffeur later de bekeuring thuis krijgt, is als het eropaan komt de foto het bewijs. Hij kan dan niets anders dan toegeven dat die bekeuring terecht was. Hij kan zich dan ook niet beroepen op de goede daden die hij in het verkeer heeft verricht: zoals dat hij mensen voorrang heeft verleend en dat hij oude mensen heeft geholpen met oversteken. Zo zullen al de doden dan zien dat de straf terecht is. De schrijver van de Hebreeën brief zegt daarvan dat: Het woord door engelen gesproken vast stond en elke overtreding en ongehoorzaamheid rechtvaardige vergelding ontvangen heeft. (Hebreeën 2:2) Elke overtreding en ongehoorzaamheid krijgt een rechtvaardige veroordeling. Rechtvaardig betekent dat er niet kan worden gesjoemeld met het recht. Waar de mens Gods geboden heeft overtreden zal deze overtreding ook moeten worden gecompenseerd. De mens kan die overtreding zelf niet compenseren. Nergens leert de Bijbel dat als mensen zondigen of ongehoorzaam zijn, zij dit met hun eigen inspanning weer goed kunnen maken. Daarom was het offer dat Abel bracht goed en dat van Kaïn niet. Abel offerde een leven, waarmee hij getuigde dat dit zijn eigen leven had moeten zijn. Met dit leven wat Abel offerde gaf hij ook te kennen dat hij uitzag naar het offer van de Verlosser. Kaïn offerde het werk van zijn handen en de vruchten van een vervloekte aarde. Dit was geen schuldbelijdenis of erkenning van zonde, maar hoogmoed en trots. God wil aan de ene kant dat zijn kinderen goede werken doen, maar niet dat we ons vertrouwen op deze inspanning stellen. Ieder die besef heeft van de grootheid van God en de ernst van de zonde weet, als hij zichzelf eerlijk zal durven beoordelen, dat zijn goede werken zijn positie tegenover God niet kunnen veranderen. Als deze boeken geopend zijn, wordt ook het ‘boek van het leven’geopend. Ieder die niet geschreven staat in dit boek, wordt geworpen in de poel van vuur. Wat is dit ‘boek van het leven’voor een boek? Waar komen we dat boek in de Bijbel nog meer tegen?
Het boek van het leven Mozes noemt het boek van het leven als eerste in de Bijbel. Als hij pleit voor het volk nadat het heeft gezondigd met het gouden kalf zegt hij “Maar nu, vergeef toch hun zonde. En zo niet, delg mij dan uit het boek dat Gij geschreven hebt”117 . In Psalm 69 noemt David het als hij klaagt tegenover God over de mensen die hem bedreigen als hij roept: Want wie Gij hebt geslagen, vervolgen zij, zij doen verhalen over de smart der door U gewonden. Voeg schuld bij hun schuld, zodat zij niet komen tot uw rechtvaardiging. Laten zij uit het boek des levens worden uitgedelgd, met de rechtvaardigen niet worden opgeschreven. (Psalm 69:26-28) Verder spreekt de engel erover tegen Daniël in de tekst welke spreekt over de grote verdrukking: Te dien tijde zal Michaël opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat; en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe. Maar in die tijd zal uw volk ontkomen: al wie in het boek geschreven wordt bevonden. (Daniël 12:1) Paulus spreekt over dit boek als hij zegt: Ja, ik vraag ook u, mijn trouwe metgezel: wees haar behulpzaam. Want zij hebben 117
Exodus 32:32
91
tezamen met mij in de prediking van het evangelie gestreden, naast Clemens en mijn overige medearbeiders, wiens namen staan in het boek van het leven. (Filippenzen 4:3) Jezus noemt het boek van het leven in zijn briefje aan de gemeente in Sardes: Wie overwint, zal aldus bekleed worden met witte klederen; en Ik zal zijn naam geenszins uitwissen uit het boek van het leven, maar Ik zal zijn naam belijden voor mijn Vader en voor zijn engelen. (Openbaring 3:5) Het is duidelijk van doorslaggevend belang dat onze naam is geschreven in dit boek. Maar als dat zo is, hoe komt onze naam daar dan in? Niet door onze inspanning is het mogelijk om daarin te worden vermeld; niet door goede werken, stelden we al. Immers het waren juist de werken op grond waarvan de doden werden geoordeeld! Hoe komen we er dan wel in? Laten we eerst vaststellen dat in beginsel iedereen in dat boek stond. Toen God de aarde schiep had Hij geen verborgen boekhouding waarin de namen stonden van mensen die eigenlijk al waren voorbestemd voor het hier beschreven oordeel. God schiep Adam om te leven in de hof en al zijn kinderen net zo. In principe stond dus iedereen die ooit geboren zou gaan worden in het boek van het leven. Door de dood van Adam is niet het leven doorgegeven aan zijn kinderen maar de dood. Door de dood die aan ons kleeft is het gekomen dat wij er niet meer instaan. Door het oordeel en de dood op Jezus af te wentelen kan dit weer worden teruggedraaid, kunnen wij weer levend worden en in dit boek worden opgetekend. Alleen zo kunnen we worden behouden van het oordeel en worden we in het boek van het leven: het ‘hemels bevolkingsregister’geschreven. In het Oude Testament werden dieren gedood voor de zonden van de mensen. En door het eten van dit offer, vereenzelvigden de mensen die het brachten zich hiermee. In die context moeten we dan ook begrijpen waarom Jezus zegt: Tenzij u het vlees van de Zoon van de mensen eet en zijn bloed drinkt, hebt u geen leven in uzelf. Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken op de laatste dag. (Johannes 6:53) Dit was een harde boodschap, waarna velen van zijn discipelen zich van Hem afwendden. Het is voor mensen niet voldoende om Jezus te ‘zien’aan het kruis: dat wil zeggen, te weten dat Hij is gekruisigd. Herodes, Pilatus en de leiders van het volk Israël, zagen Hem ook, maar het deed hen geen goed. We moeten ons met dit offer vereenzelvigen. Zoals de zonde in de mens kwam door te eten van de ‘boom van kennis van goed en kwaad’, zo zal het leven in hem komen door te eten van het ‘brood van het leven’: Jezus. We moeten ons met het ‘vlees’van dit offer ‘verzadigen’. We moeten ervan doordrongen zijn dat wij zelf die straf hadden moeten krijgen en dan aan Hem, in de meest letterlijke zin, vragen of Hij deze voor ons wil dragen. Wie dat doet, hem zal Jezus in dat boek schrijven. Dit niet als beloning voor een intellectuele inspanning: geloven, maar omdat Hij zo onze zonde heeft kunnen vergeven; verzoenen. Dat is de enige manier om te worden ingeschreven in het ‘Boek van het Leven’. Dit is nog steeds een harde boodschap. Het is voor velen moeilijk, om in deze tijd waarin wordt geleerd dat men zich moet ‘vergoddelijken’, om zich te vereenzelvigen met het sterven van de Zoon van God, die juist mens is geworden. De boodschap dat de mens in zichzelf een zondaar is 92
en dat alleen Jezus daar verandering in kan brengen, is tegenwoordig negatief. Omdat de moderne mens geen oplossing heeft voor het kwade in hemzelf wordt er, ondanks dat de wereld juist door menselijk toedoen zeer veel kwaad heeft te verdragen, ontkend dat er een destructieve kracht in de mens heerst. Het kwade in de mens mag niet genoemd worden, er moet alleen worden gekeken naar het positieve in hem. Volgens mij vraagt het een ‘creatieve’geest om te blijven geloven dat de mens in zijn diepste wezen een goed schepsel is, ja zelfs een goddelijke vonk (wat dat ook mag wezen) heeft branden in zijn ziel. Dit terwijl we dag in dag uit door de media de oorlogen en ellende zien die mensen elkaar aandoen. Het komt op mij over als volhouden dat de zomer van 2000 zo slecht nog niet was omdat de zon ook wel eens scheen. Ja, maar hoor ik iemand al zeggen, de godsdienst heeft toch juist heel erg bijgedragen aan de ellende die mensen te verduren hebben gehad. Helaas is dat zo en ook het christendom heeft zijn slachtoffers gevraagd. Ik kan dit zelf niet begrijpen. Nergens roept Jezus op tot geweld, tegen wie dan ook, integendeel zelfs. Zowel Hij als zijn discipelen, zijn op één na, allen gedood vanwege hun geloof. Geen van hen of hun volgelingen heeft zelfs maar een poging ondernomen zichzelf met wapens te verdedigen. Hoe kun je zo’n leer zo verminken dat je er een godsdienst van maakt die het rechtvaardigt om anderen het leven zuur te maken of zelfs te doden. De psychologie zou ons de wortels van het religieuze denken hebben geopenbaard en het ‘blijkt’ niets anders te zijn dan de behoefte aan een vaderfiguur. Toch een hele opluchting dat we psychologen hebben. Weg met eeuwen van traditie, overlevering en profetieën, omdat mensen behoefte hebben aan een vaderfiguur blijkt dit allemaal onzin te zijn: iets voor zwakkelingen. Bovendien het idee dat dingen waar zijn, omdat ze in de Bijbel staan, is volgens de moderne mens toch achterhaald, daar kunnen we ons toch niet zomaar bij neerleggen? Bovendien kan iedereen uit de Bijbel halen wat hij er zelf in wil zien, de Bijbel is wetenschappelijk weerlegd, ouderwets, geschreven in een heel andere tijd dan nu, voor een heel ander soort mensen dan wij nu en wat er staat is wel ‘waar’maar niet echt gebeurd. De Bijbel is wel een ‘goed boek’maar je moet het niet letterlijk nemen, het gaat om de boodschap, we moeten er het ‘goede’uit halen, enzovoort. Omdat die goede dingen voor ieder iets anders zijn, kan nooit gesteld worden dat iets altijd goed en waar is. Het is wel ‘waar’, redeneert men tegenwoordig, voor hen die erin geloven. De manier van denken die vrij algemeen is in onze dagen redeneert: ‘Als jij er behoefte aan hebt om iets zonde te noemen, en je hebt daar (een) Jezus(figuur) voor nodig om van dat schuldgevoel af te komen, is dat goed voor jou. Dat is jou mening, maar alle mensen zijn anders, en dring een ander jouw waarheid niet op.’ Het klinkt zo aardig: ‘het goede in jezelf zoeken’“je goddelijke vonk aanwakkeren’, “je openstellen voor spirituele krachten’en ‘je bewustzijn verruimen.’Dan overwin je de problemen en als het niet lukt moet je nog meer cursussen volgen om nog meer ‘ingewijde’kennis te vergaren (of zelfs kopen!118) waardoor het je uiteindelijk wel zal lukken. Zo raken mensen steeds dieper verstrikt in een netwerk van leugens en occulte ervaringen. Het is van de duivel: het was altijd zijn bedoeling mensen naar zichzelf, in plaats van naar God te laten kijken. Hij hield de mensen in de hof van Eden al voor dat ze hun goddelijkheid in eigen hand hadden. Zolang mensen naar zichzelf kijken heeft satan een belangrijke zorg minder. ‘Geloof wat je wilt’denkt hij, zolang het maar niet is wat God zegt. Het heeft voor mensen altijd voordelen om het van 118
Zoals bij de scientology church
93
zichzelf te verwachten: je kunt aan de slag en als het verkeerd gaat, is er altijd wel een zondebok te vinden. Het probleem is echter dat iemands ziekte niet verandert door er anders over te denken. Iemand wordt niet beter van een hartkwaal, door er op te wijzen dat zijn ogen nog prima zijn. Het gevaar is eerder dat de persoon die weigert zich te laten behandelen, omdat hij zijn ziekte geringschat of ontkent, zieker zal worden en sterven. Zo is het ook niet verstandig om alleen op het goede in de mens te wijzen, als hij dreigt onder te gaan aan de zonde en eeuwige dood. De gevaren worden aanzienlijk voor hen die zich niet voor hun zonden laten ‘behandelen’. Natuurlijk mag daarnaast van het goede worden genoten en mag dit zoveel mogelijk worden ontwikkeld. Van nature weet elk mens dat God bestaat119, zelfs de meest verstokte atheïst heeft moeite met de gedachte, dat het na de dood afgelopen is, dat het leven nergens voor gediend heeft en als een lamp uit zal gaan. Om te voorkomen dat mensen door deze drijfveer ook werkelijk God zouden zoeken, heeft satan al lang geleden het idee gelanceerd dat men na dit leven nog een kans wordt gegeven om het dan beter te doen door middel van ‘reïncarnatie’. Zo kan toch het bewustzijn van het feit dat de ziel eeuwig is, dat er een hogere macht en een hemel is zich uiten in een stimulans om je best te doen op aarde, een plaats krijgen in veel mensen. Hoe aantrekkelijk deze gedachte is, blijkt wel uit het feit dat grote delen van de Europese bevolking in korte tijd, hierin is gaan geloven. Over dit onderwerp leert de Bijbel dat: het de mens beschikt is om éénmaal te sterven en daarna het oordeel. (Hebreeën 9:27) Hoe misleid moeten deze mensen zich voelen, als ze voor Gods troon staan en beseffen dat ze maar éénmaal zullen leven en sterven en dat ze geen kans meer krijgen om hun schuld (karma) af te lossen. Maar zelfs al hadden we als mens meer levens, dan zou de schuld, omdat die moet worden verzoend en niet kan worden gecompenseerd, alleen maar in elk leven toenemen. Overal en altijd hebben mensen zich bezig gehouden met het schuldprobleem. Twee zaken in verband hiermee ondermijnen veel kerken van onze tijd en daarmee het geloofsleven van de mensen die er komen, dit zijn: ? ? Dat velen geen idee hebben wat de gevolgen van de zonden zijn en daarmee in verband; ? ? Dat ze niet begrijpen waarom het nodig was dat Jezus voor de zonden is gestorven. Zo redeneerde een jonge man die als medewerker van een kerkelijk jongerenwerk in Nederland een taak had jeugdwerk te organiseren: ‘als ik een Volkswagen beter vind rijden dan een Opel, en een ander is gelukkig met zijn Opel, wie ben ik dan om hem te vertellen dat zijn Opel niet goed is, en hij ook Volkswagen moet gaan rijden?’Hij wilde daarmee aanduiden dat het toch zinloos is om tegen de gelovigen van een andere godsdienst te zeggen dat ze zich maar tot die van jou moeten bekeren. Als zij gelukkig zijn met hun manier van geloven, wie zijn wij dan om te zeggen dat onze manier van geloven beter is. Deze gedachte klinkt humanitair en vindt veel bijval. Dit komt omdat hij en vele anderen lijden aan het eerste probleem dat hierboven is geschetst en geen idee heeft van de gevolgen van de zonde en daarom van de noodzaak tot verlossing hiervan. Het is waar dat je met twee verschillende auto's langs dezelfde wegen kunt rijden en op dezelfde bestemming kunt komen. Ook met een andere auto blijft de chauffeur dezelfde bestemming houden. Dit kan tot op zekere hoogte best worden vergeleken met verschillende godsdiensten alleen gaat het aan het eind mis. Elke godsdienst heeft in grote lijnen dezelfde doelen. Namelijk 119
Romeinen 1:19-20
94
om God te dienen, om tot herstel van de verbroken relatie, en na de dood in de hemel te komen. Voor verschillende godsdiensten is de invulling van al deze dingen verschillend. Toch is voor velen de angst voor de dood (het oordeel) en/of verlangen om in de hemel te komen, de drijfveer. Daarom doen ze dingen om dat wat zij als god vereren, tevreden te stellen. Met als doel: het behoud van hun ziel. Twee verschillende auto's kunnen de bestuurder wel op dezelfde bestemming brengen: daar zijn ze voor gemaakt. Kunnen twee verschillende godsdiensten ook via dezelfde of andere wegen hetzelfde doel bereiken? Doet het er dan helemaal niet toe wat je gelooft, zolang je maar wat gelooft. Is het dan zo dat zolang je dat wat je gelooft maar ‘god’ noemt, het allemaal wel goed zit? Zeker niet! Hierin schijnen de westerlingen het woord godsdienst minder goed te begrijpen dan bijvoorbeeld de oosterse of de zuidelijke mensen. Het woord ‘godsdienst’, zegt dat de hele organisatie en al de normen, waarden, gebruiken en wetten die daaruit voortkomen erop gericht is om God te dienen. God is het uitgangspunt. Wat dat betreft wordt het tijd dat de ‘moderne’psycholoog zijn idee over de rol van een vaderfiguur eens gaat aanpassen. Mensen zijn niet religieus omdat ze behoefte hebben aan een vaderfiguur maar aan iets wat ze niet begrijpen. Het maakt niet uit wat het is als het maar mystiek is. Godsdienst is tegenwoordig los gekoppeld van God. En in zoverre dat niet het geval is dan heeft God niets meer te vertellen. Tegenwoordig denken mensen in termen van ‘welke god kan mij het beste dienen, van die godsdienst wil ik wel een aantal dingen leren’. Was godsdienst vroeger als het ware een verjaardagsfeest waar de jarige (God) centraal stond, tegenwoordig is het meer een discotheek welke mensen bezoeken als ze er zin in hebben en waar vanuit ze vertrekken wanneer ze willen. Mensen zien godsdienst als een feest wat is georganiseerd om de bezoeker te behagen, om te voorkomen dat hij weggaat en een andere tent opzoekt. In de ‘moderne’godsdiensten staat de ‘bezoeker’en niet God centraal staan. Toch laat een godsdienst zich niet zomaar zetten naar de hand en wensen van het individu: het geheel van leerstellingen en dogma's binnen een godsdienst bepalen de waarde en waarheid ervan. Daar kun je niet zomaar een ‘lekker stukje afknabbelen’en de ‘minder lekkere’laten voor wat ze zijn. Het geheel hangt met elkaar samen. Of een godsdienst waar is en zijn doel bereikt: namelijk zijn volgeling God laten dienen, hangt niet van de bedenkers van die godsdienst, maar van God af. We kunnen niet zelf maar iets bedenken, hoe we God willen dienen. God heeft ons duidelijk gemaakt dat we als we hem willen dienen, we Hem moeten geloven, ook als Hij zegt dat: Er is ons onder de hemel geen andere naam gegeven waardoor wij behouden moeten worden dan die van Jezus. (Handelingen 4:12) Absolute waarheden, daar hebben we recht op. Als we niets met zekerheid over God kunnen zeggen kunnen we maar beter onze mond over Hem houden. En als God er wel is maar Hij communiceert niet met ons, is Hij of niet in ons geïnteresseerd of kan Hij het niet (bijvoorbeeld omdat hij –wat sommige religies zeggen- niets anders is dan een ‘stemloze’oerkracht). Als Hij het wel kan en het ook doet, moeten we doen wat Hij van ons vraagt; niets meer en niets minder. Dit is het vertrekpunt voor godsdienst. Omdat de belangrijkste wereldgodsdiensten tegengestelde leerstellingen over God hebben, 95
kunnen ze niet allemaal waar zijn. Als God bestaat en met ons kan en wil communiceren is Hij degene die zelf bepaalt hoe Hij gediend wil worden. Niemand heeft het recht om zelf een godsdienst te bedenken en deze de wereld in te sturen met als doel mensen te overtuigen dat dit waarheid is. Of het is waar dat God Gabriël naar Mohammed heeft gezonden en hem de Koran gegeven en dan zullen we er naar moeten luisteren of God heeft dat niet gedaan en het is niet waar120. Als het niet waar is dat God dit heeft gedaan dan is het zinloos dat mensen volgens de Islamitische wet een aantal keer per dag naar Mekka moeten bidden en dat hun vrouwen, in het gunstigste geval, alleen gesluierd door het leven gaan. Als God de regels in de Koran niet heeft gegeven dan dienen de aanhangers van de Islam niemand door ze te gehoorzamen en zijn deze regels hen tot last. Zo is het ook met Christus: of Hij is opgestaan uit de dood en Hij is zoals Hij zegt de Zoon van God. Als Hij niet uit de dood is opgestaan en het is waar wat in de Bijbel staat wat Hij gezegd heeft dan was Hij in het gunstigste geval een psychiatrisch patiënt en anders een leugenaar zodat we de volgelingen moeten bevrijden van zijn leer. Dit principe geldt voor elke godsdienst. Het gaat een beetje ver om alle voors en tegens van elke godsdienst hier te behandelen om daarin te kunnen zien dat de Bijbel met kop en schouders uitsteekt boven elk ander religieus geschrift. Het spreekt misschien voor zich dat de Koran door maar één persoon op grond van één vermeende bemiddeling tot stand is gekomen en dat de Bijbel gedurende vele honderden jaren door talloze profeten is gevormd. Profeten die Gods stem verstonden en elkaar nergens tegenspreken maar allen profeteerden over dezelfde Messias en dezelfde toekomst van het bijzonder volkje wat al duizenden jaren een heel aparte plek heeft temidden van de andere volken. Profetieën ook over een toekomst waar we nu de contouren al van kunnen zien. God heeft door de profeten op vele plaatsen door de Thora en profeten in Israël, op talloze manieren voor Israël, maar ontegenzeggelijk door het leven en de prediking van Jezus en zijn volgelingen gesproken121. Als we niet luisteren naar wat Hij heeft te zeggen; als we niet doen wat Hij van ons vraagt, maken we Hem ondergeschikt aan onszelf. Dan stellen we meer vertrouwen in onze eigen inzichten dan die van Hem, onze Schepper. Dan maken wij Hem tot een leugenaar en verwerpen we het kostbaarste wat Hij ons heeft gegeven: zijn Zoon. Onder die voorwaarde kunnen we Hem niet dienen. Zoals je brood alleen kunt bakken in de oven, en niet in de koelkast, ongeacht of je nu vast gelooft dat dit kan. Zo kunnen we God alleen dienen en is er alleen verlossing van de dood mogelijk, door het offer van Jezus en kan dit niet op een andere manier, hoe vast we dit ook geloven. We moeten God dienen op een manier die Hij wil, want Hij is God122. Als mensen God niet dienen op de manier die Hij wil, komt dat omdat ze niet weten wat Hij wil. Dit kan omdat ze nooit hebben gehoord over de wil van God; dit kan omdat ze te lui zijn om Gods wil te zoeken; het kan omdat ze zijn misleid door een dwaalleer of het kan omdat ze bewust ongehoorzaam zijn aan God omdat ze de prijs niet willen betalen van het zich onderwerpen aan Zijn wil. Als ze in die ongelukkige omstandigheden leven zullen ze ook geen 120
Zelfs als hij een engel heeft gezien die zich voor Gabriël uitgaf, geeft dat geen garantie dat hij dat ook was. Paulus waarschuwt de gemeente te Galaten er al voor dat zelfs al zou er een engel komen die een ander evangelie zou verkondigen dan wat zij reeds verkondigd hadden, dat deze vervloekt zou zijn (Galaten 1:8). Bovendien doet ook satan zich voor als een engel van het licht (2Korinte 11:14). Het is dus niet uitgesloten dat er een engel was, die zichzelf Gabriël noemde en Mohammed iets heeft verkondigd. Toch is deze boodschap te verwerpen omdat deze niet het eeuwige evangelie (Openbaring 14:6) verkondigde welke in het Oude en Nieuwe Testament stond. 121 Hebreeën 2:1-4 122 Hebreeën 12:29
96
deel hebben aan de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, hoe graag God hen daar ook zou hebben begroet. Omdat hun naam niet stond in het boek van het leven. 5.8. De nieuwe hemel en nieuwe aarde Helemaal in het begin van deze studie zagen we dat God de aarde had geschapen als woonplaats voor de mens en dat deze aarde goed was. We hebben vastgesteld dat deze goede aarde door de zonde is vervloekt en dat het leven moeite kost. De kern van het evangelie is dat God naar de mensen heeft omgezien en hier een uitkomst in heeft gegeven. Deze uitkomst is in eerste instantie de verlossing van de zonden door de Messias met als doel een nieuw leven op een nieuwe aarde. De Bijbel spreekt op verschillende plaatsen en momenten over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Dit is het moment waar David het over heeft als hij schrijft: U hebt vroeger de aarde gegrondvest, en de hemel is het werk uwer handen; die zullen vergaan, maar u houdt stand, zij alle zullen verslijten als een kleed, U verwisselt ze als een gewaad, en zij verdwijnen; maar U blijft dezelfde, aan uw jaren komt geen einde. (Psalm 102:25-27) De huidige hemel en de aarde zijn versleten en aan vervanging toe en dat gebeurt hier: na de grote verdrukking, het duizendjarige vrederijk en het laatste oordeel. Johannes ziet in de Openbaring deze nieuwe hemel en een nieuwe aarde: En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbij gegaan. (Openbaring 21:1) Het idee van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde is geen begrip alleen uit het Nieuwe Testament. Al lang voor Christus op aarde kwam spraken de profeten hierover. God zegt hierover tegen Jesaja: Want zie ik maak een nieuwe hemel en een nieuwe aarde: aan wat vroeger was, zal niet gedacht worden. Maar u zult u verblijden en juichen voor eeuwig over het geen Ik schep. (Jesaja 65:17) En op een andere plaats zegt Hij: Want zoals de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, die Ik maken zal voor mijn aangezicht zullen blijven bestaan. (Jesaja 66:22) Petrus spreekt erover in zijn brief: Wij verwachten naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde waar gerechtigheid woont. (2Petrus 3:13) Het is dus duidelijk dat er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zullen komen. Een onderwerp wat hier direct mee te maken heeft en waar ik tot nu toe nog niet helemaal uit ben, is de relatie van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Ik ben groot geworden met de gedachte dat goede mensen naar de hemel en slechte naar de hel gaan. Ik heb dit beeld later moeten aanpassen aan wat de Bijbel leert over wat goed en slecht is. Goed zijn we niet in eerste instantie alleen door de goede dingen die we doen maar doordat onze slechte daden (zonden) zijn weggewassen door het bloed van Jezus. We komen er dus niet, zoals 97
een islamiet mij eens vertelde, doordat er een engel op je ene schouder zit die de goede daden die je doet, te documenteert en een andere engel op je andere schouder de slechte, zodat de balans hiervan uiteindelijk bepaalt of je naar de hemel of wel de hel gaat. Maar goed, als dan de vraag hoe we er komen, is beantwoord, wat is dan de precieze plaats waar we komen de (nieuwe) hemel of op de (nieuwe) aarde? Als we dan naar de hemel gaan, wie gaan er dan op de nieuwe aarde wonen? Deze vraag is interessant genoeg om even over uit te weiden in deze studie. Wat kunnen we zeggen over de toekomst van de mens? Op een dag kwam er een groepje Sadduceeën (die niet geloofden in een geestelijke wereld, noch in opstanding van de doden) bij Jezus met een verhaal waar Jezus (die wel de opstanding predikte) een antwoord op moest geven. Het ging over een vrouw die zeven keer was getrouwd omdat haar mannen iedere keer stierven (moet gezegd worden, de laatste had wel lef). Welke van deze zeven zouden met haar in de opstanding getrouwd moeten zijn vroegen zij aan Jezus: Jezus zei tegen hen: U dwaalt, want u kent de Schriften niet noch de kracht van God. Immers, in de opstanding trouwen zij niet, maar zijn als engelen in de hemel. (Mattheüs 22:29-30) Deze tekst lijkt het antwoord te geven op onze vraag en te stellen dat wij naar de hemel gaan in de opstanding. Toch laat deze tekst ruimte voor meerdere uitleg. Immers het zou ook kunnen betekenen dat de nadruk moet worden gelegd op de staat van de engelen die (nu) in de hemel zijn. Het gaat hier in de gelijkenis om de vraag hoe de relatie tussen mensen is in de opstanding en niet wat de plaats is waar ze dan zullen zijn. Dat we na de dood naar de hemel gaan zouden we ook kunnen concluderen uit het feit dat Jezus, toen Hij hier op aarde was, het Koninkrijk Gods of – zoals Mattheüs het schreef – het Koninkrijk der Hemelen predikte. Het koninkrijk dat Jezus preekte was niet van deze aarde maar van de hemel. Jezus preekte dat wij Hem moeten geloven en doen wat God wil. Dat is het Koninkrijk van de Hemel. De volgelingen van Jezus horen in de hemel. Zoals de Bijbel zegt: Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten, die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen. (Filippensen 3:20-21) Als Pilatus Jezus later vraagt naar zijn koningschap zegt Hij dat dit koninkrijk niet van deze aarde is omdat, als dat wel zo was, zijn dienaren voor Hem zouden strijden123. Later zegt Paulus over deze strijd: want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten. (Efeze 6:12) Weer zien we de verwijzing naar de hemel. Zo te zien lijkt alles erop te wijzen dat we na dit leven naar de hemel gaan. Punt is alleen, wat is dan het nut van de nieuwe aarde? De aarde was toch de woonplaats van de mens hadden we helemaal in het begin al vastgesteld? Wat is dan de functie hiervan als we toch met zijn allen gezellig in de hemel zitten? 123
Johannes 18:36
98
Een tekst die hier misschien duidelijkheid over kan geven, ook al lijkt dat op het eerste gezicht niet zo, staat in Johannes: In het huis mijns Vaders zijn vele woningen (anders zou Ik het u gezegd hebben) want Ik ga heen om u plaats te bereiden (Johannes 14:2) Het huis van mijn Vader is duidelijk de hemel. Zoals Mozes zegt: Zie neder uit uw heilige woning, uit de hemel, en zegen uw volk Israël. (Deuteronomium 26:15) Kortom: wij hebben deel aan een koninkrijk in de hemel, we hebben strijd te voeren tegen machten uit de hemelse gewesten; Jezus is heengegaan naar de hemel om ons een plaats te bereiden in de hemel. Wat is er dan nog onduidelijk en op welke manier zal de tekst uit Johannes veertien iets over de nieuwe aarde zeggen? Jezus zegt dat in het huis van zijn Vader vele woningen zijn en ja, de plaats waar de Vader nu woont is de hemel. Heel interessant is echter dat als Johannes de nieuwe hemel en de nieuwe aarde ziet, hij ook spreekt over het Nieuw Jeruzalem dat van de hemel neerdaalt op de aarde. En het is juist dit Nieuwe Jeruzalem waarvan wordt gezegd dat God hier zal wonen. En een tempel zag ik in haar niet, want de Here God, de Almachtige, is haar tempel, en het Lam. En de stad heeft de zon en de maan niet van node, dat die haar beschijnen, want de heerlijkheid Gods verlicht haar en haar lamp is het Lam. En de volken zullen bij haar licht wandelen en de koningen der aarde brengen hun heerlijkheid in haar; en haar poorten zullen nooit gesloten worden des daags, want daar zal geen nacht zijn; en de heerlijkheid en de eer der volken zullen in haar gebracht worden. En in haar zal niets onreins binnenkomen, en niemand, die gruwel en leugen doet, maar alleen zij, die geschreven zijn in het boek des levens van het Lam. En hij toonde mij een rivier van water des levens, helder als kristal, ontspringende uit de troon van God en van het Lam. Midden op haar straat en aan weerszijden van de rivier staat het geboomte des levens, dat twaalfmaal vrucht draagt, iedere maand zijn vrucht gevende; en de bladeren van het geboomte zijn tot genezing der volkeren. En niets vervloekts zal er meer zijn. En de troon van God en van het Lam zal daarin zijn en zijn dienstknechten zullen Hem vereren, en zij zullen zijn aangezicht zien en zijn naam zal op hun voorhoofden zijn. En er zal geen nacht meer zijn en zij hebben geen licht van een lamp of licht der zon van node, want de Here God zal hen verlichten en zij zullen als koningen heersen in alle eeuwigheden. (Openbaring 21:22 - 22:5) Dit is het huis van God waar Jezus voor ons woningen heeft gemaakt. Dit is de plaats waar Gods troon staat, in het Nieuwe Jeruzalem. En dit Nieuwe Jeruzalem ziet Johannes vanuit de hemel op de aarde neerdalen. Als dan Gods woning in het Nieuw Jeruzalem is en deze stad neerdaalt uit de hemel op aarde, waar zullen wij dan zijn in de opstanding, in de hemel? Vooralsnog denk ik dat de teksten, waar Jezus in de evangeliën spreekt over het koninkrijk dat in de hemel is, slaan op het heden. Als er straks dan een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zal zijn is de relatie van deze twee veel transparanter dan nu. Als God straks op aarde zijn troon heeft wat zouden wij dan nog in de hemel hebben te zoeken?
99
5. 8. 1. Kenmerken van de nieuwe hemel zijn De satan zal er niet meer zijn Ten onrechte denken sommigen dat de hemel niet meer dan een al dan niet materiële plaats is, waar God op de troon zit en wordt omringd door engelen. Nu wil ik daar op deze plaats niet uitgebreid op in gaan, maar in het kort: de Bijbel leert dat de hemel niet één plaats is maar spreekt over het koninkrijk van de hemelen. Paulus maakt melding van iemand die is opgenomen in de derde hemel124. Ook de satan heeft toegang tot de troon van God125. Satan staat dag en nacht voor God, om de gelovigen aan te klagen. Het blijkt niet zo eenvoudig hem hier weg te krijgen: er moet zelfs oorlog voor worden gevoerd in de hemel126 . Al eerder bleek dat er verschillende namen zijn om de machten van satan te benoemen. Er wordt gesproken over de ‘slang’, de ‘draak127’‘, het ‘heer van de hemel128’ en de ‘machten en overheden in de lucht129‘. Dit zijn alle uitdrukkingen om de geestelijke machten die bij de satan horen en zich in de hemelse gewesten bevinden, aan te duiden130 . Aan het einde van de tijd is satan er niet meer in de hemel, hij wordt op de aarde geworpen. Dat is zeer verheugend voor hen in de hemel. Het is echter een drama voor de bewoners van de aarde131 . Wat is er bekend over de hemel: op dit moment zou je kunnen zeggen dat er in ieder geval drie hemelen zijn en dat er twee plaatsen zijn, waar de gestorvenen zich bevinden. Zij zijn hier in afwachting van de ‘bruiloft van het Lam’en ‘de dag van de Here’. Dit zijn respectievelijk het ‘paradijs’voor hen die gerechtvaardigd zijn132 en het ‘dodenrijk’voor de doden133 . De hemelen beginnen niet ver weg: engelen en demonen opereren in de onzichtbare wereld direct om ons heen. Tegen de gemeente in de stad Pergamum zegt Jezus dat Hij weet dat in die stad, de troon van de satan staat134. De grenzen van de hemelen houden ook niet op bij de grenzen van landen. Waar we ook zijn, God kan ons overal zien en voor ons zorgen135. In de nieuwe hemel zal satan niet meer zijn: niet langer zal zijn aanwezigheid de hemel vervuilen. We kunnen een indruk van de hemel krijgen, door het bestuderen van de tabernakel. Ook Openbaring (4 - 5) geeft een blik in de hemel. 5. 8. 2. Kenmerken van de nieuwe aarde zijn Hoe moeten we ons de nieuwe aarde voorstellen? Is dat weer een plaats waar het recht van de sterkste zal gelden, waar dieren elkaar eten om de slechtst aangepaste en de zwakken eruit te selecteren om de soorten tegen ziekte en zwakheden te beschermen en om te voorkomen dat de aarde overbevolkt wordt? Zeker niet. God heeft de dood niet nodig om het leven op aarde te 124
2Korinte 12:3 Job 1:6 126 Openbaring 12:7-11 127 Openbaring 12:9 128 2Koningen 17:16 129 Efeze 2:2 130 Efeze 3:10 131 Openbaring 12:12 132 Lucas 23:43 133 Openbaring 20:14 134 Openbaring 2:13 135 Psalm 139:7-12
125
100
regelen. De aarde zal weer zijn zoals ze was nadat God haar had geschapen en vóór de mensen hadden gezondigd. Ook zal God dan weer zoals toen met de mens ‘wandelen in de Hof’. Hiervoor zagen we al dat Johannes de nieuwe aarde beschrijft in de Openbaring als hij zegt: De tabernakel van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen zijn, hun God. En Hij zal elke traan van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschrei, nog pijn zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. (Openbaring 21:3-5) Toch kunnen we ons hierover veel vragen stellen zoals: hoe zien de mensen er op de nieuwe aarde dan uit? Zullen ze dan ook een lichaam hebben en kinderen krijgen? Zullen er dan ook nieuwe mensen bij komen, mensen die nooit op de (oude) aarde hebben geleefd? Zullen de mensen dan geen eten meer nodig hebben om in leven te blijven? We zouden misschien van Jezus' opstandinglichaam kunnen leren hoe de mensen dan zijn. Jezus is de eerste die is opgestaan uit de dood. Paulus legt nadrukkelijk verband tussen de opstanding van Jezus en de opstanding van de doden136. Jezus heeft een hemels, of te wel een geestelijk lichaam. Na zijn opstanding wordt Hij, net als de engelen, niet gehinderd door materiële zaken. Als de discipelen bij elkaar zijn in een gesloten huis, is Hij plotseling bij hen, zonder de deur te hoeven openen. Hij weet ook wat ze gezegd hebben, op een moment waarop Hij daar niet lichamelijk bij aanwezig was. Als Hij later bij hen is heeft Hij wel een stoffelijk lichaam waarmee Hij vis kan eten en zegt later tegen Thomas dat hij Hem aan kan raken137. Als Jezus in hun midden is herkennen de discipelen Hem ook; Hij heeft dan dus nog hetzelfde gezicht en dezelfde stem. Hij zal dan waarschijnlijk ook hetzelfde postuur en uiterlijk hebben gehad. Misschien trekt sommigen het idee niet aan dat ze wellicht in de opstanding met een lichaam de eeuwigheid zullen doorbrengen wat ze nu helemaal niet zo mooi vinden. Toch zal dat ongetwijfeld dan geen probleem zijn: de mate waarin we ons uiterlijk beoordelen is voor het belangrijkste deel bepaald door onze cultuur en de tijd waarin we leven. 5. 9. Waar is Israël op de nieuwe aarde gebleven Waar is Israël nu gebleven op de nieuwe aarde? Duidelijk bleek al dat tijdens het duizendjarige rijk de aarde vanuit Jeruzalem geregeerd zal worden. Er staat in de Openbaring dat als de volkeren aan het eind van de duizend jaar Israël belegeren er vuur zal neerdalen uit de hemel om hen te verteren. Vanaf dat moment wordt in de laatste twee hoofdstukken van de Bijbel Israël niet meer vermeld. Dit zegt op zichzelf natuurlijk niet veel, omdat er in die twee hoofdstukken heel veel dingen niet worden vermeld. Er wordt wel gesproken over de tabernakel welke een teken van het verbond met Israël was. De mensen die op de nieuwe aarde wonen, zullen wel van verschillende achtergronden zijn. Er zal alleen al onderscheid kunnen worden gemaakt tussen, mensen die geleefd hebben in de verschillende bedelingen: Zij die leefden in de tijd van Adam tot Abraham, dus voor de wet, Noach, Henoch, Lot, etc.. Dan zijn er de Joden van Abraham tot Jezus. Te denken valt aan Samuël, Simson, Gideon, koning David, etc. Een andere groep is gevormd door hen die komen uit de grote verdrukking138 . Misschien zijn er nog andere groepen 136
1Korinte 15:1-28 Lucas 24:39-43 138 Openbaring 7
137
101
te onderscheiden. Hoe deze groepen zich verdelen is niet duidelijk. Of ze allemaal door elkaar zullen wonen wordt niet vermeld. Op de nieuwe aarde gaan de verbonden die God met Israël heeft gesloten, welke deels in het duizend jarig rijk werden vervuld, volkomen in vervulling. Laten we deze verbonden nog eens bekijken met het oog daarop.
Het verbond met Abraham Hoe zal het verbond dat God heeft gesloten met Abraham, dat eerder werd aangehaald, op de nieuwe aarde vorm krijgen: Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten, tot een eeuwig verbond. (Genesis 17:7) Ook de belofte, dat door Abraham alle geslachten van de aardbodem gezegend zullen worden139 , komt dan volkomen tot vervulling: iedereen die op de nieuwe aarde woont zal daar zijn vanwege het verbond dat God sloot met Abraham. Op de nieuwe aarde zullen er geen geslachten meer zijn, die nooit van Jezus hebben gehoord. Er zullen ook geen ongezegende geslachten meer zijn. Jesaja zegt over het verbond van God met Abraham, met het oog op deze nieuwe aarde: Zoals de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, die Ik zal maken zullen blijven bestaan, luidt het woord van de Here, zo zal uw nageslacht en uw naam blijven bestaan. (Jesaja 66:22) Het verbond met David Hoe zal het verbond dat God met David sloot op de nieuwe aarde vorm krijgen? Van het verbond dat God met David sloot bleek dat dit ook een eeuwig verbond was140 . Dit blijkt ook uit de woorden van Gabriël, als hij de geboorte van Jezus aankondigt: De Here God zal Hem de troon van zijn vader David geven, en Hij zal als koning over het huis van Jakob heersen tot in eeuwigheid, en zijn koningschap zal geen einde nemen. (Lucas 1:32) Deze dingen zullen volkomen vervuld zijn op de nieuwe aarde. Dan zal Jezus, als zoon van David, voor eeuwig heersen over het huis van Jakob. Dan zal zijn koningschap over de aarde niet meer eindigen. Dit kan alleen maar worden vervuld op de nieuwe aarde, omdat de oude aarde, wel zal eindigen. Het nieuwe verbond Hoe zal het nieuwe verbond dat God met Israël sloot op de nieuwe aarde vorm krijgen? Het nieuwe verbond waarvan God spreekt door de profeten, zal dan ook, nog meer dan in het duizendjarig rijk, vervuld zijn: Maar dit is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen luidt het woord van de Here; Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder leren: Kent de Here; want zij allen zullen Mij 139 140
Genesis 12 2Samuël 23:5 & Psalm 132
102
kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen. (Jeremia 31:33-34) Dan zal de wet van God werkelijk in de harten van de mensen zijn geschreven. Dit is ook nu nog niet het geval. Ook in het duizendjarig vrederijk zullen de mensen naar Sion trekken om de wet te leren141 . Wat betekent dat deze nog niet in hun harten geschreven stond. Ook zullen velen God hebben gediend omdat het moest en niet omdat ze het van harte deden. Op de nieuwe aarde zal Israël werkelijk van harte Gods wet volbrengen. Zo blijkt dat Israël, in de profetieën met betrekking tot de eindtijd als volk, een grote plaats heeft in Gods plan.
141
Jesaja 2
103
HOOFDSTUK 6 Wat waren de gevolgen van de houding van de landen rond Israël voor henzelf Bij het bestuderen van de profeten viel het mij op dat God aan de ene kant Israël strafte voor de zonden die het bedreef. Hij gebruikte daar andere volken en koningen voor. Nebukadnessar noemde Hij zelfs zijn knecht, om zijn oordeel tegen Israël uit te voeren142. Aan de andere kant lezen we hoe deze volkeren Gods oordeel over zich afriepen, als ze zich misdroegen tegen Israël en ze het volk behandelden op een manier die God hen niet had bevolen. Dit gebeurde ook met volken die met het onheil van Israël hun voordeel meenden te kunnen doen. Omdat Israël altijd in het nieuws is en mede daarom velen hun oordeel hebben over het volk, kunnen ook deze profetieën actueel worden. Kunnen we zeggen en vinden wat we willen van Israël? Of kunnen we op grond van de Bijbel stellen daarmee voorzichtig te moeten zijn. Wat is hierover in de Bijbel te vinden? Obadja Over de vraag wanneer Obadja precies heeft geleefd, zijn de meningen niet eenduidig. Wel is het duidelijk dat dit na een grote militaire nederlaag van Israël is geweest. Waarschijnlijk kort na het wegvoeren in ballingschap van Juda door Nebukadnessar. De hele profetie die hij uitspreekt gaat tegen Edom: het nageslacht van Ezau. Edom heeft de val van Israël met vreugde zien aankomen en helpen bespoedigen. Zij heeft zich daarin zeer misdragen. Zodat God hen daarvoor veroordeelt en zegt: Zie Ik maak u klein onder de volken: u wordt diep veracht. (Obadja 1:2) Waarom heeft ze dat oordeel over zich gehaald? Zie niet met leedvermaak die dag van uw broeder, de dag van zijn rampspoed, en maak u niet vrolijk over de kinderen van Juda op de dag van hun ondergang; en zet geen grote mond op ten dage van hun benauwdheid; kom niet in de poort van mijn volk ten dage van hun ongeluk; zie niet met leedvermaak zijn onheil ten dage van zijn ongeluk; en strek de hand niet uit naar zijn have ten dage van zijn ongeluk; en sta niet op het kruispunt om zijn vluchtelingen uit te roeien, en lever zijn ontkomenen niet over ten dage der benauwdheid.’ (Obadja 1:12-14) Ze hebben met leedvermaak en met een grote mond de ondergang van Israël aangezien. Ze stonden in de poorten om hun bezittingen te roven. Ze stonden ook op de wegen en kruispunten om hen die probeerden te ontkomen te vermoorden of aan de vijand uit te leveren. In de psalmen staat hoe Israël in Babel Edom tegenover God aanklaagt vanwege wat er gebeurd is, als ze zeggen: Reken Here, de kinderen Edoms de dag van Jeruzalem toe; hun die zeiden: Breekt af, breekt af, tot de grond ermee! (Psalm 137:7) Dat was dan ook de reden dat God Edom volkomen heeft vernietigd (vers 10). De vervulling van deze profetie had al voor de vaststelling van de canon van de Bijbel 142
Jeremia 43:10
104
plaatsgevonden. Edom was toen al als volk verdwenen waardoor de profetie van Obadja als vervuld en afgedaan had kunnen worden beschouwd toen de omvang van de Bijbel werd bepaald. Dit is niet gebeurd, de leden van het concilie van Nicea erkenden ook deze profetie van Obadja als een profetie, als een woord van God wat ons iets kan leren over Hem. Ezechiël Profetie tegen Moab: Zo zegt de Here HERE: omdat Moab en Seir gezegd hebben; zie, het huis van Juda is als alle andere volken, daarom, zie Ik zal de berghellingen van Moab doen blootliggen, zodat er geen steden meer zijn. (Ezechiël 25:8-11) Hier is een volk dat, vanwege iets dat het heeft gezegd over Israël, zal worden verwoest. De beschuldiging van Moab, trof niet alleen Israël maar ook God zelf. Door te zeggen dat het huis van Juda, is als alle andere volken, zeiden ze dat ook de God van Juda is als de goden van alle andere volken. Ze loochenden daarmee God. Dit liet Hij zich niet zeggen: de steden van Moab zullen er niet meer zijn. De bergen zullen er kaal en verlaten bijliggen, geen steden en geen landbouw zullen er meer zijn. God trekt zich het commentaar van Moab tegen Israël aan. Profetie tegen de Ammonieten: Hoort het woord van de Here HERE omdat u ha! geroepen hebt over mijn heiligdom, toen het ontwijd werd, en over het land van Israël, toen het verwoest werd, en over het huis van Juda toen het in ballingschap ging, daarom, zie Ik geef u aan de stammen van het Oosten ten eigendom. (Ezechiël 25:1-7) Ook hier is weer een volk dat om zijn houding en om wat zij over Israël heeft gezegd, wordt geoordeeld. ‘Omdat u 'ha!' geroepen hebt over Mijn heiligdom.’Omdat zij zich hebben verheugd over de verwoesting van de tempel wordt het volk van Ammon in ballingschap gevoerd naar het Oosten en zal daar niet meer uit terugkeren. Hier blijkt dus dat het verstandig is op te letten wat we als natie over Israël zeggen. Het was aan Israël zelf te danken dat ze in ballingschap werden afgevoerd. Toch nam God het niet dat een ander volk (dat waarschijnlijk zelf niet veel beter was) Israël met woorden veroordeelde. Profetie tegen Egypte: ‘Haken ga Ik slaan in uw kaken, de vissen van uw Nijlarmen zal ik aan uw schubben doen vastkleven; dan zal Ik u ophalen uit uw Nijlarmen met al de vissen van uw Nijlarmen, die aan uw schubben vastkleven; en Ik zal u neerwerpen in de woestijn, u met al de vissen van uw Nijlarmen. Op het open veld zult u neervallen; u zult niet opgeraapt noch weggehaald worden; aan het gedierte der aarde en aan het gevogelte van de hemel geef Ik u tot spijs. En alle inwoners van Egypte zullen weten dat Ik de HERE ben, want zij zijn voor het huis Israëls een rietstaf; grijpt dit u met de hand vast, dan knakt u en rijt hun allen de schouder open; leunen zij op u, dan breekt u en brengt hun aller heup aan het wankelen. Daarom, zo zegt de Here HERE zie, Ik breng een zwaard over u, Ik ga mens en dier uit u uitroeien, zodat het land Egypte wordt tot een woestenij en een puinhoop en zij zullen weten dat Ik de HERE ben (...) Ik zal de Egyptenaren onder de volken verstrooien en hen verspreiden over de landen. Want zo zegt de Here HERE: na verloop van veertig jaar zal Ik de Egyptenaren bijeen verzamelen uit de volken, in wier land zij verstrooid zijn. En ik zal een keer brengen in het lot der Egyptenaren en hen doen terug keren naar het land 105
Patros, naar hun land van herkomst. En daar zullen zij een onbeduidend koninkrijk zijn(...) Ik zal hen klein maken, zodat zij niet heersen over de volken. (Ezechiël 29:4-16) Egypte, dat in de oudheid een politieke en militaire wereldmacht is geweest, wordt door God veroordeeld, omdat het een verbond met Israël had en dit niet was nagekomen. God verwoest het land, bepaalt dat het een onbeduidend volk zal zijn, en niet meer over andere volken zou heersen. Afgelopen is het met de dynastieën, de duizenden jaren oude cultuur. Ze hebben zich tegenover Gods volk misdragen. Nooit zullen ze meer heersen over andere volken. Dat deze profetie is uitgekomen blijkt uit de geschiedenis van Egypte, ze zijn vanaf die tijd tot op de dag van vandaag een onbeduidend volk gebleven, Wat de meeste tijd een onderdeel was van een ander rijk. Aan de andere kant hebben Egypte en Assur ook een bijzondere positie verworven omdat Israël er een tijd heeft gewoond. Van de Egyptenaren zegt God, dat Israël hen niet mag verafschuwen omdat ze een vreemdeling zijn geweest in hun land143. De derde generatie van Egyptenaren die in Israël wonen, mogen in de gemeente van God komen. Dit in tegenstelling tot andere volkeren. Zowel Egypte als Assur zullen een bijzondere plaats hebben tijdens het duizendjarige rijk, zo bleek in het vorige hoofdstuk. Profetie tegen de Filistijnen: Zo zegt de Here Here: omdat de Filistijnen wraakzuchtig gehandeld hebben door met bitter leedvermaak wraak te nemen en in eeuwigdurende vijandschap te verdelgen, daarom, zo zegt de Here Here: zie Ik strek mijn hand uit tegen de Filistijnen. Ik zal die Kretenzen uitroeien en zelfs het overblijfsel aan het strand der zee te gronde richten: Ik zal geduchte wraak aan hen oefenen met grimmige straffen. En zij zullen weten, dat Ik de Here ben, wanneer Ik mijn wraak over hen breng. (Ezechiël 25:15-17) Profetie tegen Tyrus: Omdat Tyrus van Jeruzalem gezegd heeft: ha! verbroken is zij, die deur der volken; naar mijn kant staat zij open; nu zij vernield is, dreig ik volop; daarom zo zegt de Here HERE: zie Ik zàl u, Tyrus! Vele volken stuw Ik tegen u op, zoals de zee haar golven opstuwt. (Ezechiël 26: 2-3) Dit zijn verschillende voorbeelden waaruit blijkt dat God het opneemt voor zijn volk. Zelfs als ze zich misdragen hebben. Wie daarom rekening houdt met God, doet er ook verstandig aan rekening te houden met Israël. God is tegenover Israël als een vader die de minder goede eigenschappen van zijn kind ook wel ziet maar het niet verdraagt als anderen het daarom veroordelen: Vervolgens zeide tot mij de engel die met mij sprak: predik: zo zegt de Here der heerscharen: Ik ben voor Jeruzalem en voor Sion in grote ijver ontbrand, maar Ik ben zeer toornig op de overmoedige volken, die, terwijl Ik maar een weinig vertoornd was, meehielpen ten kwade. (Zacharia 1:14-15) Het grote oordeel over de mensen die zich tegen Israël en zijn God zullen misdragen, zal komen aan het einde van deze tijd. En aan het einde van het duizendjarige vrederijk: als al de volken over de breedte van de aarde de legerplaats van de heiligen zullen omsingelen en vuur uit de 143
Deuteronomium 23:7
106
hemel hen zal verteren. Al eerder is de tekst uit Zacharia (12:2-3) aangehaald waar God zegt dat Hij Jeruzalem tot een schaal der bedwelming voor alle volken in het rond zal maken.God zegt dan ook dat het tegen Juda zal het gaan bij de belegering van Jeruzalem. En dat Hij Jeruzalem tot een steen zal maken die alle natiën moeten heffen. Waarvan allen die hem heffen zich ernstig zullen verwonden. En dat alle volkeren van de aarde zich daar zullen verzamelen. Laten we oppassen ons niet aan die steen te stoten. Israël is echt geen volk van ‘brave heiligen’, net zomin als de Nederlanders of Engelsen dat zijn. En Nederlanders en Engelsen verdragen het ook erg slecht als de hele wereld zich met hun denkt te moeten bemoeien. Laten we voor Israël bidden en het oordelen overlaten aan Hem die daar het recht toe heeft.
107
TOT SLOT. Het ziet er naar uit dat veel van de dingen die hier genoemd zijn, binnenkort vervuld zullen worden. Het fysieke en ook al een luikend geestelijk herstel van Israël, nemen als voorbode een belangrijke plaats in, in de vervulling van de profetieën over de wederkomst van Christus. Het is jammer dat juist in vele kerken de wederkomst van de Messias zo weinig meer wordt verwacht waarmee ze de profetie van Petrus in vervulling doen gaan als hij zegt: Dit vooral moet u weten, dat er in de laatste dagen spotters met spotternij zullen komen, die naar hun eigen begeerten wandelen, en zeggen: waar blijft de belofte van zijn komst? Want sedert de vaderen ontslapen zijn blijft alles zó, als het van het begin der schepping af geweest is. (2Petrus 3:3-4) Ook veel Joden verwachten de komst van de Messias en het vrederijk spoedig. Dit bleek onder andere als de vliegtuigen binnenkwamen met Russische Joden op het vliegveld ‘Ben Goerion’in Tel Aviv. Regelmatig werden zij toen welkom geheten door orthodoxe Joden die Psalm 24 stonden te zingen: Heft, poorten, uw hoofden omhoog, en verheft ze al oude ingangen, opdat de Koning der ere inga. Wie is hij toch, de Koning der ere? De Here der heerscharen. Hij is de Koning der ere. (Psalm 24:9-10) Het lijkt allemaal misschien niet zo bijzonder; we zijn zo gewend geraakt aan het bestaan van Israël en de spanningen in het Midden Oosten dat het nuchter beschouwd misschien moeilijk is om er de hand van God achter te zien. Toch is het al een wonder op zichzelf dat dit volk (nog) bestaat en dat veel van de in deze studie aangehaalde teksten onafhankelijk van elkaar zijn geschreven over een periode van meer dan 1500 jaar. Waarvan de oudste meer dan 3500 jaar oud zijn. Rationeel gezien kunnen we vaststellen dat dit volk uniek is. Duidelijk is aan Israël te zien hoe de strijd van God en de slang plaats vindt. Een strijd die is begonnen in de begintijd in de hof van Eden en door zal gaan tot in de eindtijd tijdens de grote verdrukking. Deze strijd heeft het volk veel gekost maar zal het ook veel opleveren. Omdat het Gods volk is om de wereld te laten zien dat Hij trouw is en dat er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde komt waarvan God zegt dat het goed is.
108
Christus · 8; 19; 20; 23; 26; 29; 30; 34; 36; 39; 42; 49; 54; 61; 63; 72; 73; 76; 77; 78; 79; 85; 86; 87; 97 Claudius · 49 Cupido · 22
1 1Koningen · 29; 33; 35; 47; 68 1Korinthe · 16; 21; 42; 79 1Kronieken · 24; 35
D 2
Dag van de Here · 4 Daniël · 4; 29; 51; 65; 66; 82 David · 2; 4; 16; 29; 30; 32; 34; 35; 36; 37; 63; 65; 74; 82; 86; 90; 91 Demonen · 47 Deuteronomium · 27; 30; 43; 46; 50; 52; 62; 75; 88; 95
2Koningen · 47; 52; 70; 89 2Korinte · 85; 89 A Abraham · 2; 3; 4; 7; 8; 20; 21; 22; 24; 25; 28; 32; 33; 34; 41; 42; 46; 60; 61; 66; 90; 91 Adam · 3; 8; 9; 11; 12; 13; 14; 15; 17; 18; 19; 20; 21; 42; 78; 81; 90 Allerhoogste · 8; 10; 35 Amalek · 26; 27 Amorieten · 27; 41; 46 Antisemitisme · 26 Aphrodite · 22 Arabieren · 6; 33; 55; 77 Ark · 68 Assimilatie · 28 Astarte · 22
E Edom · 22; 93; 94 Egypte · 5; 22; 26; 27; 28; 33; 37; 41; 42; 43; 46; 53; 54; 55; 64; 65; 66; 67; 72; 73; 74; 94; 95 Elie Wiesel · 63 Engel van de Here · 8; 9 Eufraat · 24; 33 Europa · 26 Eva · 8; 9; 11; 12; 13; 17; 18; 19; 20; 21; 26 Ezau · 22; 24; 27; 93 Ezechiël · 10; 36; 38; 40; 44; 55; 60; 61; 62; 63; 73; 74; 76; 77; 79; 94; 95
B F
Baäl Peor · 28 Baälpriesters · 68 Baäls · 27 Babel · 22; 28; 29; 37; 48; 52; 53; 54; 67; 74; 77; 94 Babylonische ballingschap · 50; 51; 52 Basan · 29; 30 Betlehem · 42 Bileam · 28 bruid · 8; 9; 14; 40; 49; 70; 79
Filippensen · 87 G Gabriël · 35; 36; 85; 91 Geest · 14; 29; 38; 39; 45; 62; 63; 80 Genesis · 6; 7; 8; 9; 11; 12; 13; 15; 17; 18; 19; 22; 23; 24; 25; 26; 27; 30; 32; 33; 41; 66; 67; 74; 76; 91 Gethsémane · 70 Gideon · 29; 90 Gog · 60; 61; 76 Golgotha · 30 Gomorra · 46; 66
C Chaim Potok · 55 Chaldeeën · 22; 24; 41; 51 Cham · 24
109
Johannes · 4; 8; 14; 30; 39; 40; 45; 55; 58; 66; 71; 76; 79; 80; 82; 86; 87; 88; 89 Jom-Kippoer · 3; 5 Jozua · 8; 29; 44; 46; 52; 66 Juda · 38; 39; 40; 47; 51; 52; 53; 65; 69; 71; 93; 94; 96
H Hagar · 8 Haman · 26 Handelingen · 44; 49; 64; 85 Haran · 24 Heilige Geest · 38; 39; 45 Hemel · 87; 88 Hitler · 26 Horus · 22 Hosea · 34; 36; 48; 49; 64; 74
K Kaïn · 14; 81 Kanaän · 24; 25; 46; 47; 66; 72 Karmel · 68 Kolossenzen · 8; 20; 29; 73 Kores · 51 Kruistochten · 5
I Isaäk · 22; 24; 25; 33; 46; 61 Isis · 22 Islam · 5; 28 Ismaël · 8; 25 Israël · 1; 2; 3; 4; 5; 6; 7; 13; 19; 20; 21; 22; 23; 24; 25; 26; 27; 28; 29; 30; 32; 33; 34; 35; 37; 38; 39; 40; 41; 42; 43; 44; 45; 46; 47; 48; 49; 50; 51; 52; 53; 54; 55; 57; 58; 59; 60; 61; 62; 63; 64; 65; 66; 68; 69; 71; 72; 74; 76; 77; 78; 85; 88; 90; 91; 92; 93; 94; 95; 96; 97
L Laban · 25 Lapide · 63 Leviathan · 20 Leviticus · 19; 44 Loofhuttenfeest · 37; 71 Lucas · 35; 36; 45; 49; 72; 89; 90; 91 Lucifer · 10; 11; 12; 14 Luther · 22
J Jabbok · 8 Jafet · 24; 76 Jakob · 8; 24; 25; 27; 33; 35; 36; 37; 38; 46; 61; 65; 91 Jeremia · 13; 32; 37; 38; 40; 48; 50; 51; 53; 54; 65; 91; 93 Jericho · 8; 46 Jerobeam · 47 Jeruzalem · 4; 25; 36; 37; 38; 40; 48; 51; 52; 53; 61; 67; 69; 70; 71; 72; 73; 75; 76; 88; 89; 90; 94; 95; 96 Jesaja · 10; 11; 20; 35; 36; 38; 39; 40; 48; 53; 62; 71; 72; 74; 75; 77; 79; 86; 91 Jezus · 4; 5; 8; 9; 14; 15; 16; 18; 19; 20; 21; 23; 29; 30; 35; 36; 37; 38; 39; 42; 44; 45; 46; 48; 57; 58; 59; 60; 63; 64; 65; 67; 68; 69; 70; 71; 72; 73; 74; 75; 76; 78; 79; 80; 81; 82; 83; 84; 85; 86; 87; 88; 89; 90; 91 Job · 15; 21; 64; 65; 89 Joden · 2; 3; 4; 5; 6; 7; 14; 26; 27; 28; 29; 30; 33; 35; 36; 42; 48; 49; 51; 52; 53; 54; 55; 60; 61; 62; 63; 78; 90; 97 Joël · 79
M Madonna · 22 Maria · 23; 35 Mattheüs · 44; 66; 87 Melchisedek · 8 Messias · 3; 4; 5; 20; 23; 26; 35; 36; 37; 38; 40; 52; 55; 63; 77; 97 Middeleeuwen · 28 Midden-Oosten · 4; 5; 33; 69; 77 Midjanieten · 28 Moslims · 77 Mozes · 4; 14; 19; 22; 27; 28; 29; 36; 42; 43; 47; 52; 64; 81; 88 N Napoleon · 3 Nazoreeër · 70 NBG · 40; 59 Nebukadnessar · 37; 62; 77; 93 Nieuw verbond · 2; 32; 37; 38; 66
110
Salomo · 13; 29; 33; 77 Sara · 33 Satan · 22; 72; 89 Schepping · 7 Sem · 22; 24 Semiramis · 22; 23 Sinai · 38 Slavernij · 41; 42; 43; 49 Sodom · 46; 66 Statenvertaling · 5 Steven Lightel · 54
Nieuwe Testament · 9; 19; 37; 38; 48; 79; 85; 86 Nijl · 26; 65 Nimrod · 22; 74 Noach · 21; 22; 24; 66; 67; 76; 90 Noorderland · 53; 54 O Obadja · 79; 93; 94 Olijf · 5 Openbaring · 6; 10; 20; 23; 26; 37; 39; 40; 48; 54; 55; 57; 58; 59; 60; 61; 65; 66; 67; 68; 69; 70; 71; 72; 74; 75; 76; 77; 79; 82; 85; 86; 88; 89; 90
T Tammuz · 22 Terach · 24; 25 Theodor Herzl · 6; 55 Thora · 14; 41; 85 Tigris · 24 Tweede Wereldoorlog · 5; 63 Tweestammenrijk · 51; 63
P Pandora · 11 Paulus · 5; 8; 15; 19; 20; 21; 38; 39; 42; 45; 49; 57; 58; 62; 79; 82; 85; 87; 89; 90 Perzen · 26; 77 Petrus · 30; 40; 45; 57; 86; 97 Pilatus · 21; 82; 87 Psalmen · 7
V Venus · 22 Verbond · 2; 38 Verenigde Naties · 26; 69 Verlosser · 3; 21; 23; 38; 66
R Romeinen · 4; 5; 11; 15; 19; 24; 33; 35; 38; 39; 45; 50; 70; 73; 77; 78; 83 Rusland · 54
Z Zaad · 18; 20; 22; 24; 26; 29; 30; 54 Zacharia · 37; 53; 65; 69; 70; 71; 96
S Salem · 8
111