Ironische en Iconische Oorlogs-verhalen De erfenis van Siegfried Sassoon’s oorlogsliteratuur door Andrew Niemeijer
We bevinden ons midden in het herdenkingsjaar 1914-2014: het is precies 100 jaar geleden dat de Eerste Wereld Oorlog uitbrak. Dit is in de Nederlandse media al redelijk zichtbaar waar men trouw bericht doet over deze allesvernietigende oorlog, die honderd jaar oude littekens heeft achtergelaten. In Groot-Brittannië worden deze littekens soms ruw opengemaakt. Er is daar meer aan de hand, dan louter ceremoniële afspraken, kransleggingen en documentaires op TV. Zo is er een fikse polemiek ontstaan tussen het rechts en links in Groot-Brittannië. De Engelse dichter Siegfried Sassoon speelt hier, postuum, een belangrijke rol in. Zoals Sassoon dat ook al deed tijdens de oorlog, in 1917. Siegfried Sassoon wordt nog immer door beide kampen van het debat ingezet: hij is én fel pacifistische poëet én bloeddorstig, vaderlandslievend strijder. Een middenweg bestaat niet. Terwijl dat nu juist de aardigheid van Sassoon is: zowel in de oorlogsjaren als tijdens dit herinneringsjaar is de Engelse dichter voor geen kamp te vangen.
De Britse poëten van de Grote Oorlog (Sassoon, Graves, Owen) domineren de literatuurwetenschap over deze periode en hun invloed op de cultuurgeschiedenis van het eiland is aanzienlijk. Er wordt inmiddels zelfs beweerd: ‘teaching poetry just is war poetry’. Britse leerlingen krijgen de zogenaamde War Poets met de paplepel ingegoten.i De poëzie van deze oorlogsdichters laat een eenzijdige en kritische oorlogservaring zien. Het zijn zogenaamde ‘combat gnostics’, soldaten die de oorlog uit eigen ervaring kennen: veteranen.ii Maar er is meer aan de hand. Dit jaar is het precies 100 jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak, een feit dat ook in Nederland niet onopgemerkt gebleven is. Maar, aldus Titia Ketelaar in de NRC van 10 februari 2014, De Britten weten nauwelijks wat ze herdenken: er bestaat in Groot Brittannië een eenzijdig beeld van De Groote Oorlog. Waar deze Nederlandse krant naar verwijst is een verhit publiek debat dat is losgebarsten in
het Verenigd Koninkrijk, meteen tijdens het eerste weekend van dit voor hen zo belangrijke herdenkingsjaar (1914-2014).iii
De centrale vraag is na al die jaren nog steeds niet beantwoord: wie begon de oorlog en dus: wie is er schuldig? Aan de ene kant in deze polemiek, onder aanvoering van Richard Evans, hoogleraar Geschiedenis in Cambridge, staan zij die ervan overtuigd zijn dat Europa zich als collectief, onwetend, in het verderf stortte, als ware het een slaapwandelaar.iv Kort door de bocht: de leiders van de grote mogendheden, het Verenigd Koninkrijk incluis, stortten zich willens en wetens in een kettingreactie van oorlogsverklaringen na de moord op Franz Ferdinand in Sarajevo. De Britse generaals van die tijd waren ezels die de traditionele manier van oorlogsvoeren niet wilden loslaten: de manschappen werden van de ene catastrofale slag (Somme) naar de andere (Aras) als lammeren naar de slachtbank geleid.
Tegenstanders van deze kijk beweren zeggen dat de Britse culturele geschiedenis via satirische T.V. programma’s en toneelstukken als ‘Blackadder’ en ‘Oh What A Lovely War’ een eenzijdig beeld van de oorlog propageert. The War Poets worden er ook van beschuldigd dit verkeerde en eenzijdige beeld nog steeds te bevestigen. Sterker nog, in het artikel waar deze controverse mee begon, speelt de dichter Siegfried Sassoon een centrale rol. Interessant is, dat de aanhangers van dit kamp worden aangevoerd door niemand minder dan de Britse Minister van Onderwijs, Michael Gove. Op 2 januari 2014 verscheen er van hem een artikel in The Daily Mail, getiteld Why does the Left insist on belitteling true British heroes?v In één klap slaagt Gove erin om de voor en tegenstanders in linkse en rechtse hokjes te plaatsen. Om zijn argumenten kracht bij te zetten, citeert de minister van Onderwijs Professor Nigel Biggar, auteur van Was Britain Right To Go To War In 1914? Biggar betoogt in zijn artikel onomwonden dat GrootBrittannië gedwongen werd om op 4 augustus 1914 de oorlog te verklaren aan Duitsland, als reactie op de ontembare en niet te stoppen oorlogsmachine in dat land, die inherent is aan de aard van de Pruisische geest: agressief en totalitair. Omdat Biggar aanvoelt dat dit waarschijnlijk een controversieel standpunt is in het
Engeland van 2014, haalt hij er een van de allergrootste helden van het eiland bij om zijn argumenten te ondersteunen: Siegfried Sassoon.vi
Sassoon is één van de beroemdste oorlogsdichters in het Verenigd Koninkrijk, die met zijn vlammende pen in de jaren van de oorlog vanaf 1916 na de slag om de Somme zorgde, voor de meest satirische gedichten. Hij toonde de verschrikkelijke realiteit van de oorlog in zijn dichtkunst en deinsde er niet voor terug om de schuldigen aan te wijzen: vaders, politici en priesters: de gevestigde orde. Het culmineerde in zijn beruchte en beroemde open brief aan The Times, die op 16 januari 1917 op de voorpagina werd gepubliceerd: zijn openlijke protest tegen de oorlog. Ver na de oorlog – die Sassoon wonderwel overleeft – laat hij vooral via proza van zich horen. In 1929 schrijft hij de inmiddels tot de canon van de 20e eeuw behorende Memoirs of a Fox-Hunting Man, Memoirs of an Infantry Officer en Sherston’s Progress, een trilogie die hem voorgoed op de kaart zet als groot literator en vooral, anti-oorlogsschrijver. Biggar en Minister Gove met hem, vallen Sassoon’ s beroemde protest tegen de oorlog uit 1917 openlijk aan en dat na bijna 100 jaar. Sterker nog: Biggar en Gove verwikkelen Sassoon postuum in het polemiek tussen ‘rechts’ en ‘links’, door te stellen dat Sassoon, in de laatste dagen van Wereldoorlog II, spijt kreeg van zijn roekeloze actie in 1917: ‘Siegfried Sassoon himself admitted in 1945 that “in the light of subsequent events it is difficult to believe that a peace negotiated in 1917 would have been permanent.”vii In 1945, na de meest destructieve oorlog die de mensheid ooit gezien had, was het inderdaad moeilijk te geloven dat een vrede, getekend in 1917, stand zou hebben gehouden.
Wat is de waarheid over Sassoon? Was hij een pacifistische dichter die later in zijn leven spijt kreeg over zijn opvattingen tijdens de oorlog? Heeft Jay Winter, de cultuurhistoricus gelijk wanneer hij betoogt dat Groot-Brittannië in de ban is geraakt van een ‘quasi-pacifistische’ oorlogsretoriek, die op de eerste plaats gevoed wordt door de War Poets, Sassoon voorop? Volgens Winter heeft deze anti-oorlogscultuur zijn weerslag gekregen op de manier waarop oorlog voorgesteld wordt, verbeeld en herdacht, binnen de specifiek nationale context van
Groot Brittannië. De War Poets zijn hiervoor direct, dan wel indirect verantwoordelijk.viii Het is op z’n minst opmerkelijk dat Biggar en Gove aan het begin van het herinneringsjaar 2014 een enorme maatschappelijke discussie teweegbrengen, waar Siegfried Sassoon postuum een zeer belangrijke rol in speelt. De invloed van de dichter Sassoon blijkt nog steeds aanzienlijk.
Siegfried Sassoon, geboren in 1886, leidt tot het uitbreken van WWI een relatief oppervlakkig leven. Een leven dat hij omschrijft in zijn autobiografische ‘Memoirs of a Fox-Hunting Man’. De titel verklapt veel, dit is een man die het zich kan permitteren zijn leven vullen met zijn hobby, de vossenjacht. Sassoon geniet een klassiek beschermde opvoeding in het hart van de Engelse ‘countryside’, die past bij een iemand van goede komaf met een relatief goed gevulde beurs. School is geen prioriteit in zijn leven, hij gaat vrij laat naar de basisschool en ook het einde van zijn schoolcarrière is niet volledig: hij verlaat de universiteit van Cambridge zonder diploma. Deze onbezorgde en bevoorrechte tijd kenmerkt biograaf van Sassoon, Jean Moorcroft Wilson, als idyllisch. Sassoon is een kind van zijn tijd en klasse: Engeland is alleenheerser op de wereld, op economisch, cultureel en militair gebied. Sassoon verklaart reeds op jonge leeftijd dichter te willen worden. Al in 1906 resulteert dit in een eerste publicatie, Poems genaamd. Frisheid en originaliteit ontbreken nog totaal. Hij blijft schrijven, maar pas in 1913 vertoont hij zich in de vermaarde literaire kringen van Londen.ix Zijn eerste uitgever, T.W.H. Crosland, typeert de Sassoon van 1913 zeer treffend. Sassoon leidt een te comfortabel leven: ‘het leven zou een Prometheusiaanse strijd moeten zijn met rampspoed en onrecht.’x Met andere woorden, die oorlog die nog moest komen, zou voor Sassoon een zeer positieve ervaring zijn, die zijn gedichten alleen maar beter kon maken.
In juli 1914 bereiken de internationale verhoudingen in Europa een kookpunt. Tot dan toe had Siegfried Sassoon nauwelijks besef van het buitenland. Voor hem was de wereld een stabiele en vredelievende plek geweest, waar je naar hartenlust kon gaan jagen op vossen of gedichten kon schrijven in de Engelse zon. Nu dreigde Duitsland een einde te maken aan zijn Elysium. Op 31 juni 1914, vier dagen
voordat Engeland de oorlog verklaarde aan Duitsland, nam hij dienst in het Engelse leger. Het is opmerkelijk, dat de man die zich later tegen zo openlijk tegen de oorlog zou uitspreken, zich bij de allereersten bevond die wilden meevechten: nog voor de oorlog überhaupt verklaard was.xi Sassoon is een kind van zijn tijd. Hij verschilt niet van zijn omgeving: mensen waren hartstochtelijk met de oorlog bezig. Patriotisme vierde hoogtij, er werd massaal aangemeld bij het leger en iedereen was ervan overtuigd dat het pleit nog voor de kerst beslecht zou zijn. Siegfried Sassoon’s meest belangrijke gedicht uit deze tijd is ‘Absolution’. Het is een gedicht waarin hij het gevecht en de dood die erop volgt verheerlijkt : ‘War is our scourge; yet war has made us wise, And, fighting for our freedom we are free.’ De oorlog wordt als purificatie gezien, door te vechten wordt de verteller wijs, door te sterven wordt hij vrij. In zijn gedichtenbundel The Great Huntsman dat twee jaar later wordt uitgegeven, geeft hij zelf toe dat ‘Absolution’ een uiting van de tijdsgeest was, zo anders dan zijn latere oorlogs-poëzie: ‘Mensen voelden zich zo wanneer ze dienst namen in 1914 en 1915. Niemand voelt dit wanneer ze terugkeren.’xii Aldus Sassoon in 1917.
Opmerkelijk en van groot belang is deze opmerking van Sassoon. Die geeft aan dat wanneer de dichter terugkijkt op het begin van zijn oorlogs-oeuvre, hij zich op dat moment schaamt voor zijn gevoelens in 1915 en het noodzakelijk acht deze te relativeren. Later zal blijken dat dit niet de enige keer is dat Sassoon terugkomt op gedichten, gevoelens en opvattingen die hem eerder bezighielden. In 1930 is het weer anders. In zijn autobiografische Memoirs of an Infantry Officer, schrijft Sassoon dat hij bij aankomst op het westelijke front op bijna masochistische wijze verlangt naar de ontberingen van de oorlog.xiii Deze tweede terugblik van Sassoon op zijn gevoelens die tot het gedicht ‘Absolution’ inspireerden, bewijst hoe moeilijk het is Sassoon, en wellicht elke veteraan, vast te pinnen op één waarheid, op één vaste mening over de oorlog. In haar baanbrekende boek Authoring War (2011), betoogt Kate McLoughlin: ‘de schrijver, geconfronteerd met oorlog, beeldt een overgave uit, alsof de oorlog het schrijven gekaapt heeft en zichzelf de taak oplegt zich uit te drukken.’xiv Het werpt een nieuw en belangrijk licht op de manier waarop we kijken naar literatuur over oorlog. Sassoon wil over zijn oorlog
schrijven, moet er over schrijven en het resultaat is meteen zijn beste werk: rijp voor de canon. Echter, het grote gevecht met zijn eigen oeuvre – de ene keer verwerpt hij zijn oorlogsverhalen en de andere keer hemelt hij ze op – toont aan dat de schrijver geen controle heeft over het onderwerp, alsof de oorlog zichzelf schrijft.
Het is eind juni 1916, en Sassoon bevindt zich aan de vooravond van de bloedigste slag die het Britse leger ooit gekend heeft: de slag om de Somme. In nog geen dag tijd zouden in het zonnetje van 1 juli 1916 bijna 60.000 geallieerde soldaten sneuvelen. Anticiperen op grote veldslagen zoals deze, had een enorm polariserend effect op Sassoon. Aan de ene kant verachtte hij de nutteloosheid van de veldslag die zou komen maar aan de andere kant verwelkomde hij die en hoopte hij dat hij zijn plaats zou veroveren in het heetst van de strijd. Het probleem van Sassoon en vele soldaten met hem, is precies dit: de futiliteit van de dood vol houden, wanneer je eigen dood aanstaande is. Sassoon kon op deze momenten, vlak voor een slag, zeer kritische gedichten schrijven, die enkele dagen later gevolgd konden worden door de meest heroïsche. Neem het gedicht ‘Before Battle’. Hierin omschrijft Sassoon één van de avonden voor de zogenaamde big push. Het is kalm, bijna sprookjesachtig mooi, en terwijl de vogels hun avondlied in het maanlicht zingen, bidt de spreker in het gedicht tot de natuur zelf om hem te helpen de nacht en de daaropvolgende slag door te komen: ‘oh bear me safe through dark, you low-voiced streams.’ In het zicht van het aanstaande gevecht en de mogelijke dood lacht de spreker de angst weg: “I have no need to pray That fear might pass away; I scorn the growl and rumble of the fight.”xv De spreker zet zichzelf neer als heroïsche strijder die de dood lachend tegemoet gaat, zonder wroeging of angst.
Als de eerste gruwelijke dagen van de slag om de Somme voorbij zijn, blijkt dat Sassoon inderdaad hulp heeft gekregen van de ‘low-voiced streams, stars and shadows’: hij belandt in een veldhospitaal met dysenterie. Hij schrijft ‘Died of Wounds’, een gedicht dat hij baseert op een soldaat die naast hem ligt en stervende is. De soldaat kermt het uit, zijn koortsdromen herinneren Sassoon aan zijn eigen
ervaring in de hel van rottende lijken en modder die hij zelf ook net had doorstaan: ‘The ward grew dark; but he was still complaining And calling out for “Dickie”. “Curse the Wood! It’s time to go. O Christ, and what’s the good? We’ll never take it, and it’s always raining.” I wondered where he’d been; then heard him shout, “They snipe like hell! O Dickie, don’t go out”…. I fell asleep. …Next morning he was dead; And some Slight Wound lay smiling on the bed.’xvi Een ware nachtmerrie: de hel van de Somme, die zowel een herinnering in de vorm van bloed als een wond op het bed van de gestorven soldaat achterlaat als een wond in de ziel van Sassoon.
Critici zoals Arthur E. Lane en Paul Fussel hebben de tegenstellingen in zijn gedichten en proza toegeschreven aan zowel het grote verschil tussen zijn idyllische opvoeding en de oorlog als aan de enorme contrasten tijdens de oorlog zelf, zoals tussen dood en leven, vriend en vijand, zichtbaarheid en onzichtbaarheid, kennis van de realiteit van de loopgraven en de brieven aan het thuisfront.xvii Het meest recente wetenschappelijk werk over oorlogsliteratuur van McLoughlin wijst erop dat er meer aan de hand is met oorlogsvertellingen in de brede zin van het woord en Sassoon’s oeuvre in het bijzonder, dan louter individuele biografische invloeden en psychologische gevolgen daarvan. De oorlog is een schrijver an sich en bedient zich, volgens haar, van verschillende literaire stijlmiddelen om zich te tonen aan de lezer. Om deze theorie te onderbouwen, ontwikkelt McLoughlin drie belangrijke stijlmiddelen die onderdeel zijn van oorlogsverhalen: de Gelopotois; een ‘lachmaker’, de Parrhestiastes; een ‘waarheidsverteller’ en ‘Logorrhea’; ‘ongecontroleerde uitbarstingen’.xviii Kort gezegd is Sassoon er na de slag om de Somme vooral op uit om in zijn poëzie en in mindere mate in zijn latere proza het ware en eerlijke verhaal over de oorlog te vertellen. Hij creëert daarbij dus waarheidsvertellers als spreker in zijn gedichten, die zich ontvouwen als zogenaamde Gelotopois, lach-makers dus. Eén van de meest kenmerkende elementen van Sassoon’s sprekers is hun ironie. Het feit dat Sassoon zijn oorlogsgedichten op latere leeftijd nuanceert, of in zijn autobiografisch proza zelfs ten dele herschrijft duidt erop dat ook Loggorrhea
aanwezig is in zijn dichtkunst: ongecontroleerde uitbarstingen van woede jegens de oorlog. Zijn gedichten ‘Died of Wounds’, ‘The Road’ en ‘Distant Song’ laten zijn oorlogszone zien: ‘wegen van karresporen, vol stenen en modder, en dode paarden met opgezwollen buiken en stijve poten, dode mannen met bebloede vingers, veldhospitalen met schreeuwende soldaten, grijze loopgraven, volgelopen kraters en versplinterde bossen’. Zijn ironie, wapen van de Gelatopois, is weergaloos, zoals een van zijn meest satirische gedichten uit deze tijd, ‘Does it Matter’, laat zien: ‘Do they matter? – those dreams from the pit?... You can drink and forget and be glad, And people won’t say that you’re mad; For they’ll know that you’ve fought for your country And no one will worry a bit.’xix De ironie druipt er van af. Het geeft toch niets als je nachtmerries hebt als soldaat, zolang je kan drinken; je omgeving zal je gekte vergeven omdat je voor je vaderland vocht. Niets aan de hand dus. Deze poëtische uitbarstingen van satire worden steeds heftiger. In februari 1917 bereidt Sassoon zich onder erbarmelijke omstandigheden voor op de slag om Arras. Zijn stemmingen wisselden nu steeds meer, van heroïsch op het ene moment tot cynisch het andere. Wanneer met een hoofdwond in het ziekenhuis belandt, is hij dichtbij krankzinnigheid. Nachtmerries, schuldgevoelens, wroeging jegens zijn medesoldaten, haat jegens de thuisblijvers. Zijn razernij leidt tot zijn meest beruchte en beroemde teksten, ironisch genoeg nog bekender en zeker controversiëler dan zijn beste gedicht: ‘I am making this statement as an act of wilful defiance of military authority, because I believe that the War is being deliberately prolonged by those who have the power to end it.’xx Een oorlog die met opzet wordt verlengd, door diegenen die de macht hebben haar te beëindigen: een directe aanval van een gerenommeerde officier van het Britse leger en bovendien beroemd dichter op de establishment van 1917.
Zijn protest wordt voorgelezen in het Britse parlement en gepubliceerd in The Times. Velen zagen er hoogverraad in, maar door getouwtrek van zijn goede vriend en collega dichter Robert Graves belandt Siegfried Sassoon in het ziekenhuis Craiglockheart in Edinburgh, in plaats van de gevangenis. Dit
ziekenhuis is het decor van een van de beroemdste en belangrijkste literaire ontmoetingen in de Britse literatuur: die tussen Siegfried Sassoon en Wilfred Owen. De invloed van deze ontmoeting op de oorlogsliteratuur van WOI en zijn receptie sindsdien kan moeilijk onderschat worden. Sassoon’s invloed op Owen was groot. Het was Sassoon die Owen aanspoorde te dichten over de oorlog, het was Sassoon die zijn eerste oorlogsgedichten las, en corrigeerde. Wilfred Owen wordt gezien als de allergrootste en meest getalenteerde poëet die WWI gekend heeft. Robert Graves had grote ambities voor het illustere drietal; Graves, Sassoon en Owen. De drie dichters zouden nieuwe poëzie gaan schrijven, gebaseerd op het idee dat no truth unfitting was als onderwerp van poëzie. Het had een groot effect op de ontwikkeling naar het Modernisme, maar het zouden niet deze drie dichters zijn die de vaandeldragers van de nieuwe poëzie zouden worden: Wilfred Owen overleefde de oorlog niet.
Siegfried Sassoon zit niet stil tijdens zijn periode in Craiglockheart. Hij schrijft vele van zijn beste gedichten, waaronder ‘Does it Matter’, ‘Glory of Women’ en ‘Counter Attack’. Hij is op het hoogtepunt van zijn roem, zijn naam staat onlosmakelijk verbonden met pacifistische groeperingen en denkers als de Garsington Pacifisten en de filosoof Bertrand Russel. Het ene na het andere kritische oorlogsgedicht van Sassoon wordt gepubliceerd in de kranten. Zijn gedichtenbundel The Old Huntsman gaat in herdruk en zijn nieuwe bundel Counter Attack is onderweg. En toch; dit boegbeeld van de anti-oorlog beweging en de pacifistische denkers besluit terug te keren naar diezelfde oorlog. Hij kon het niet meer verdragen, enerzijds te protesteren tegen de oorlog en anderzijds de manschappen voor wie hij verantwoordelijk was aan hun lot over te laten. Het is belangrijk om op te merken dat Sassoon niet tegen oorlog is, hij is geen pacifist. Sterker nog, bij zijn terugkomst aan het front, via Ierland, Palestina en later naar het vertrouwde Westelijke Front, bewijst Sassoon vrijwel direct zijn oude bijnaam Mad Jack meer dan waard te zijn. Hij leidt zijn manschappen liefdevol en gedecideerd door de vele aanvallen en tegenaanvallen rondom Ieper, zijn eigen leven meermaals in de waagschaal leggend. Sassoon is een buitengewoon geliefd luitenant. Tijdens een verkenningstocht door niemandsland wordt hij in zijn hoofd
geraakt, zijn laatste en bijna fatale verwonding. Ondanks het feit dat het een zeer ernstige verwonding is, gaan zijn eerste gedachtes uit naar zijn manschappen: Sassoon wil zo snel mogelijk bij ze terugkeren.xxi De oorlog is echter ten einde voor Siegfried Sassoon. Zijn protest tegen de oorlog in 1917 heeft Sassoon niet minder gewelddadig gemaakt. Hij geeft zich bij terugkeer fanatiek over aan het oorlogsgeweld. Dit komt zijn soldaten ten goede: voor hen had zijn protest immers geen enkel nut, de oorlog hield er niet mee op, ze hadden hem nodig als leider op het slagveld. Maar voor hen was het protest bedoeld. Sassoon’s poëzie uit de jaren na de oorlog vlamt nog wel eens zoals wanneer hij in 1927 in Ieper de Menenpoort passeert. Deze poort is opgericht ter nagedachtenis aan de bijna 55000 gevallen soldaten rondom Ieper wiens lichamen nooit gevonden zijn. Sassoon noemde deze poort in zijn gedicht ‘On Passing the New Menin Gate’ een ‘sepulchre of crime’, een hypocriet herdenkingsmonument voor de ‘unherioc Dead who fed the guns’ in de tot moerassen verworden Ieperboog: ‘the world’s worst wound’.xxii Veel schrijft Sassoon niet meer. Pas in 1929, in het kielzog van Erich Maria Remarque’s Im Westen Nichts Neues publiceert Sassoon Memoires of a Fox-Hunting Man en diens latere vervolgen. Het boek levert hem meteen veel, zo niet meer faam op dan tijdens de jaren 1917-1918.
Dit wordt een roerige tijd voor Sassoon. Hij is nog steeds een vat vol tegenstellingen. De Jood die Katholiek werd. Homoseksueel (relatie met Stephen Tennant) en heteroseksueel (relatie met Hester Gatty). Sociaal zeer aanwezig en vurig, passief levend als een kluizenaar.xxiii Veranderlijk als altijd. De aanloop naar de WWII is belangrijk, er dreigt weer een grote oorlog uit te breken. Sassoon trouwt met Hester Gatty en koopt dankzij een flinke erfenis het landgoed Heytesbury. Daar leidt hij een relatief kalm leven, flink verwijderd van de sociale drukte van Londen, hoewel hij deze rust afwisselt met het vele literaire bezoek dat hij krijgt en zijn lezingen en artikelen. In 1936 wordt zijn zoon George geboren. Het is in deze periode dat hij opnieuw aan een autobiografie begint, die zijn hele leven beslaat. Het is net alsof hij weer terug is bij het begin, zijn jeugd in Weirleigh, terwijl de wereld om hem heen in de ban is van de opkomst van het
Nazisme en Hitler. Op de momenten dat Sassoon zich in het publiek laat zien, is dat nog steeds op bijeenkomsten van pacifisten. Aan een van zijn beste vrienden schrijft hij na afloop van een van die bijeenkomsten op ironische wijze: ‘Generaal Goering heeft nog geen ‘Bedankt!’ gezegd, maar hij is mij zonder twijfel dankbaar.’xxiv
Sassoon vertoont steeds meer escapisme, verlangt steeds meer terug naar zijn jeugd, of de tijd die niet die tijd is waarin hij leeft: “The modern world is rather awful isn’t it – but one can contrive to evade the shindy by escaping into one’s own world.”xxv Alsof hij niet zonder die tijd kan, alsof hij er nog steeds in vast zit. Het is deze Sassoon die Biggar citeert. Biggar toont hiermee niet alleen aan dat hij zijn waarheden uit de context van de persoon selecteert, Sassoon meende wat hij zij, maar was net zo goed ook tegen de oorlog, maar ook dat de beroemde Engelse dichter en veteraan van WWI twijfelde aan zijn ‘vorige ik’. Een ik, die in staat was eigenhandig een Duitse loopgraaf te veroveren, manschappen nacht in nacht uit door niemandsland te leiden én een publiek protest tegen de oorlog te publiceren. Sassoon was niet altijd de baas over zijn eigen emoties, hij was geen lineair persoon met één mening en één rotsvast geloof. Met andere woorden, Sassoon schreef niet over de oorlog, de oorlog ‘schreef Sassoon’. Er spelen dus verschillende elementen door elkaar in de gedichten van Sassoon, die allen samen de kern van zijn creatie vormen. Sassoon is geen pacifist, terwijl hij antioorlogsgedichten schreef. Sassoon was niet tegen oorlog, maar protesteerde er wel tegen, via zijn protest, maar vooral via zijn proza en poëzie. En deze iconische creaties, onlosmakelijk deel van de Britse literaire canon en geschiedenis waren niet alleen voor Sassoon zijn zegen en zijn vloek, maar misschien ook wel voor alle Britten die door de oorlog werden, en nog steeds worden verscheurd. i
Bewering van de redacteur van de Times Literary Supplement, uit: Mark Rawlinson, Oxford Handbook of British and Irish War Poetry, ‘Wilfred Owen’, (Oxford, OUP, 2007), p. 114. ii Jams Campbell, ‘Combat Gnosticism: The Ideology of First World War Criticism’, New Literary History 30 (1999): 203-215. iii Titia Ketelaar, ‘De Britten weten nauwelijks wat ze herdenken’, NRC Handelsblad 10 februari 2014.
iv
Christopher Clark, Slaapwandelaars. Hoe Europa in 1914 ten oorlog trok (De Bezige Bij Antwerpen en Bookmakers: 2013). v Michael Gove, ‘Why does the Left insist on belittling true British heroes?’, The Daily Mail 2 januari 2014. vi Nigel Biggar, ‘Was Britain Right To Go To War In 1914?’, Standpoint Magazine, September 2013. vii Nigel Biggar, ‘Was Britain Right To Go To War In 1914?’, Standpoint Magazine, September 2013, p. 4 viii Jay Winter, tijdens zijn rede getiteld Writing War in het Vredespaleis ter gelegenheid van de Huizinga Conferentie Cultures of War and Peace, op 17 juni 2013. ix Jean Moorcroft Wilson, Siegfried Sassoon, the making of a War Poet. A Biography 1886-1918 (Duckworth, London, 1999), p. 1-165. x Max Egremont, Siegfried Sassoon, a biography (Picador, London, 2005), p. xi Jean Moorcroft Wilson, Siegfried Sassoon, the making of a War Poet. A Biography 1886-1918 (Duckworth, London, 1999), p. 165-179. xii Siegfried Sassoon, The War Poems, (Faber and Faber, London, 1983), p. 15. Vertaling Andrew Niemeijer. xiii Siegfried Sassoon, Memoirs of an Infantry Officer, (Penguin Books, New York, 2013), p. 151-153 xiv Kate McLoughlin, Authoring War: The Literary Representation of War from the Iliad to Iraq, (Cambridge University Press, Cambridge, 2011), p 5. Vertaling Andrew Niemeijer xv Siegfried Sassoon, The War Poems, (Faber and Faber, London, 1983), p. 39. xvi Siegfried Sassoon, The War Poems, (Faber and Faber, London, 1983), p. 41. xvii Arthur E. Lane, An Adequate Response: The War Poetry of Wilfred Owen and Siegfried Sassoon, ( Detroit, Wayne State University Press, 1972) p. 107-110. En: xvii Paul Fussel, The Great War and Modern Memory, (London-New York, Oxford University Press, 1975) , p. 90-94. xviii Kate McLoughlin, Authoring War: The Literary Representation of War from the Iliad to Iraq, (Cambridge University Press, Cambridge, 2011), p 23-31 en 178. xix Siegfried Sassoon, The War Poems, (Faber and Faber, London, 1983), p. 41, 51, 64, 91. xx The Sassoon Papers, Strong Room (Spec Misc H7), The Imperial War Museum, London. Sassoon publiceerde ook een versie in zijn Memoirs of an Infantry Officer, p. 215 xxi Jean Moorcroft Wilson, Siegfried Sassoon, the making of a War Poet. A Biography 1886-1918 (Duckworth, London, 1999), p. 486-488. xxii Siegfried Sassoon, The War Poems, (Faber and Faber, London, 1983), p. 153. xxiii Jean Moorcroft Wilson, Siegfried Sassoon, the Journey from the Trenches. A Biography 1918-1967. (Routledge, New York, 2003), p. 175-308 xxiv Siegfried Sassoon, Letters to Max Beerbohm & a few answers, ed. Rupert HartDavies (Faber and Faber, London, 1986), p. 32 Vertaling Andrew Niemeijer xxv Siegfried Sassoon, Letters to Max Beerbohm & a few answers, ed. Rupert HartDavies (Faber and Faber, London, 1986), p. 24.