Installatie-instructie Lucht-water monoblock warmtepomp EnviLine A/W Monoblock ODU Monoblock 5s ODU Monoblock 7s ODU Monoblock 9s ODU Monoblock 13t ODU Monoblock 17t
6 720 817 806 (2015/08)
6 720 809 169-00.2I
Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1
Toelichting bij de symbolen en veiligheidsaanwijzingen . . . . 3 1.1 Uitleg van de symbolen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 1.2 Algemene veiligheidsinstructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3
2
Leveringsomvang . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
3
Algemeen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 3.1 Specificaties betreffende warmtepomp . . . . . . . . . . . . . 5 3.2 Gebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 3.3 Minimale installatievolume en uitvoering van de cvinstallatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 3.4 Typeplaat . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 3.5 Transport en opslag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 3.6 Werkingsprincipe . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 3.7 Automatisch ontdooien . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
4
Technische instructies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 4.1 1-fase buitenunit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 4.2 3-fase buitenunit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 4.3 Koudemiddelcircuit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 4.4 Componenten van de buitenunit . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
5
Afmetingen, minimale afstanden en leidingaansluitingen . 5.1 Afmetingen van de buitenunitmodellen 5-9s . . . . . . . 5.2 Afmetingen van de buitenunits 13-17t . . . . . . . . . . . . 5.3 Aanwijzingen voor het plaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.4 Leidingaansluitingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
6
Voorschriften . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
7
Installatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.1 Opstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.2 Checklist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.3 Waterkwaliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.4 CV-installatie spoelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.5 Aansluiting van de buitenunit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7.6 Vullen cv-installatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
18 18 18 18 18 18 19
8
Elektrische aansluiting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8.1 CAN-BUS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8.2 Omgang met printplaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8.3 Aansluiting van de buitenunit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8.4 Elektrisch schema voor omvormer, 1-/3-fase . . . . . . . 8.5 Elektrisch schema voor I/O-modulekaart . . . . . . . . . .
19 20 20 20 22 23
9
Zijplaten en deksel aan de buitenunit monteren . . . . . . . . . 24
12 Verwarmingskabel monteren (accessoire) . . . . . . . . . . . . . . 27
11 11 13 14 16
10 Milieubescherming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
11 Inspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 11.1 Verdamper . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 2
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
Toelichting bij de symbolen en veiligheidsaanwijzingen 1
Toelichting bij de symbolen en veiligheidsaanwijzingen
1.1
Uitleg van de symbolen
Waarschuwing Veiligheidsinstructies in de tekst worden aangegeven met een gevarendriehoek. Het signaalwoord voor de waarschuwing geeft het soort en de ernst van de gevolgen aan indien de maatregelen ter voorkoming van het gevaar niet worden nageleefd. De volgende signaalwoorden zijn vastgelegd en kunnen in dit document worden gebruikt: • OPMERKING betekent dat materiële schade kan ontstaan. • VOORZICHTIG betekent dat licht tot middelzwaar lichamelijk letsel kan optreden. • WAARSCHUWING betekent dat zwaar tot levensgevaarlijk lichamelijk letsel kan optreden. • GEVAAR betekent dat zwaar tot levensgevaarlijk lichamelijk letsel zal optreden. Belangrijke informatie Belangrijke informatie zonder gevaar voor mens of materialen wordt met het nevenstaande symbool gemarkeerd. Aanvullende symbolen Symbool ▶ • –
Betekenis Handeling Verwijzing naar een andere plaats in het document Opsomming Opsomming (2e niveau)
Tabel 1
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
1.2
1
Algemene veiligheidsinstructies
Deze installatie-instructie is bedoeld voor installateurs van cv-installaties en elektrotechniek. ▶ Lees de installatie-instructies (buitenunit, regelaar enzovoort) voor de installatie. ▶ Houd de veiligheids- en waarschuwingsinstructies aan. ▶ Houd de nationale en regionale voorschriften, technische regels en richtlijnen aan. ▶ Documenteer uitgevoerde werkzaamheden. Bedoeld gebruik De warmtepomp mag alleen in gesloten cv-installaties voor privégebruik worden toegepast. Ieder ander gebruik komt niet overeen met de voorschriften. Daaruit resulterende schade valt niet onder de fabrieksgarantie. Installatie, inbedrijfstelling en onderhoud Installatie, inbedrijfstelling en onderhoud mogen alleen door een erkend installateur worden uitgevoerd. ▶ Gebruik alleen originele reserve-onderdelen. Elektrotechnische werkzaamheden Elektrotechnische werkzaamheden mogen alleen door elektrotechnici worden uitgevoerd. ▶ Voor elektrotechnische werkzaamheden: – Schakel de netspanning over alle polen uit en borg deze tegen herinschakelen. – Controleer de afwezigheid van elektrische spanning. ▶ Houd de aansluitschema's van de overige installatiedelen ook aan. Overdracht aan de eigenaar Leg bij de overdracht aan de gebruiker het gebruik en bediening van de cv-installatie uit. ▶ Leg de bediening uit. Ga daarbij in het bijzonder in op alle veiligheidsrelevante handelingen. ▶ Wijs erop, dat ombouw of reparatie alleen door een erkend installateur mag worden uitgevoerd. ▶ Wijs op de noodzaak tot inspectie en onderhoud voor een veilige en milieuvriendelijke werking. ▶ Geef de installatie- en gebruikersinstructies aan de eigenaar in bewaring.
3
2 2
Leveringsomvang Leveringsomvang
1
2
3
6 720 807 773-02.2I
Afb. 1 [1] [2] [3]
4
Leveringsomvang Buitenunit Stelpoten Deksel en zijplaten
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
Algemeen 3
3 een volledige ontdooifunctie te waarborgen. Dit is afhankelijk van het beschikbare vloeroppervlak.
Algemeen
Deze handleiding werd in het Zweeds opgesteld, handleidingen in alle andere talen zijn vertalingen van de originele handleiding. De installatie mag alleen door gekwalificeerd opgeleid vakpersoneel worden uitgevoerd. De installateur moet de ter plaatse geldende bepalingen en voorschriften en ook de instructies uit de installatie- en gebruikersinstructie aanhouden.
3.1
Specificaties betreffende warmtepomp
De buitenunit ODU Monoblock 5-17 is bedoeld voor opstelling buitenshuis en aansluiting op binnenshuis geplaatste binnenunits van het type IDU Monoblock 5-17 T/TS/B/E. Mogelijke combinaties: Binnenunits 5-9 T/TS of 5-9B/E 5-9 T/TS of 5-9 B/E 5-9 T/TS of 5-9 B/E 13-17 T/TS of 13-17 B/E 13-17 T/TS of 13-17 B/E
Buitenunits 5s 7s 9s 13t 17t
Tabel 2 De binnenunits IDU Monoblock T/TS beschikken over een geïntegreerde elektrische bijverwarming. De binnenunits IDU Monoblock E beschikken over een geïntegreerde elektrische bijverwarming. De binnenunits IDU Monoblock B zijn bedoeld voor bivalent gebruik in combinatie met een elektrische dan wel een olie- of gasgestookte bijverwarming.
3.2
Gebruik
De warmtepomp mag alleen in gesloten tapwater-verwarmingssystemen conform EN 12828 worden ingebouwd. Ander gebruik is niet conform de bedoeling. Daaruit resulterende schade valt niet onder de fabrieksgarantie.
3.3
Minimale installatievolume en uitvoering van de cvinstallatie Om overmatig veel start/stop-cycli, een onvolledige ontdooiing en onnodige alarmen te voorkomen, moet in de installatie voldoende energie worden opgeslagen. De energie wordt enerzijds in de waterhoeveelheid van de cv-installatie en anderzijds in de installatiecomponenten (radiatoren) en in de betonnen vloer (vloerverwarming) opgeslagen.
Omdat de eisen voor verschillende warmtepompinstallaties sterk variëren, wordt over het algemeen geen minimum installatievolume opgegeven. In plaats daarvan gelden voor alle warmtepompinstallaties de volgende voorwaarden: Ongemengde vloerverwarmingsinstallatie zonder buffervat: Om de warmtepomp- en ontdooifunctie te waarborgen, moet minimaal 22 m2 verwarmbaar vloeroppervlak beschikbaar zijn. Verder moet in de grootste ruimte (referentieruimte) een kamerthermostaat zijn geïnstalleerd. De door de kamerthermostaat gemeten kamertemperatuur wordt meegenomen bij de berekening van de aanvoertemperatuur (principe weersafhankelijke regeling met kamerinvloed). Alle zonekranen van de referentieruimte moeten volledig zijn geopend. Onder bepaalde omstandigheden kan de elektrische bijverwarming worden ingeschakeld, om
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
Ongemende radiatorinstallatie zonder buffervat: Om de buitenunit en ontdooifunctie te waarborgen, moeten minimaal 4 radiatoren met elk minimaal 500 W vermogen aanwezig zijn. Let erop, dat de thermostaatkranen van deze radiatoren geheel zijn geopend. Wanneer aan deze voorwaarde binnen een woonzone kan worden voldaan, wordt een kamerthermostaat voor deze referentieruimte geadviseerd, zodat met de gemeten kamertemperatuur bij de berekening van de aanvoertemperatuur rekening kan worden gehouden. Onder bepaalde omstandigheden kan de elektrische bijverwarming worden ingeschakeld, om een volledige ontdooifunctie te waarborgen. Dit is afhankelijk van het beschikbare radiatoroppervlak. CV-installatie met een ongemengd cv-circuit (radiatoren) en een gemengd cv-circuit zonder buffervat Om de buitenunit en ontdooifunctie te waarborgen, moet de ongemengde groep minimaal 4 radiatoren met elk minimaal 500 W vermogen bevatten. Let erop, dat de thermostaatkranen van deze radiatoren geheel zijn geopend. Onder bepaalde omstandigheden kan de elektrische bijverwarming worden ingeschakeld, om een volledige ontdooifunctie te waarborgen. Dit is afhankelijk van het beschikbare radiatoroppervlak. Bijzonderheden Wanneer beide cv-circuits verschillende bedrijfstijden hebben, dan moet elk cv-circuit afzonderlijk de warmtepompfunctie kunnen waarborgen. Let er dan op dat minimaal 4 radiatorventielen van de ongemengde cv-groep volledig zijn geopend en voor de gemengde cv-groep (vloer) minimaal 22 m2 vloeroppervlak ter beschikking staat. In dit geval worden in de referentieruimten van beide cv-circuits kamerthermostaten geadviseerd, zodat met de gemeten kamertemperatuur bij de berekening van de aanvoertemperatuur rekening kan worden gehouden. Onder bepaalde omstandigheden kan de elektrische bijverwarming worden ingeschakeld, om een volledige ontdooifunctie te waarborgen. Wanneer beide cv-circuits identieke bedrijfstijden hebben, heeft het gemengde cv-circuit geen minimaal oppervlak nodig, omdat met de 4 constant doorstroomde radiatoren de warmtepompfunctie wordt gewaarborgd. Plaatsing van een kamerthermostaat in de zone van de geopende radiatoren wordt geadviseerd, zodat de buitenunit de aanvoertemperatuur automatisch aanpast. Alleen gemengde cv-circuits (geldt ook voor cv-circuit met ventilatorconvector) Om te waarborgen dat voldoende energie voor de ontdooifunctie beschikbaar is, is een buffervat met minimaal 50 liter nodig.
3.4
Typeplaat
Het typeplaatje bevindt zich op de achterzijde van de buitenunit. Het bevat gegevens over het vermogen, het artikel- en serienummer en de productiedatum van de buitenunit.
3.5
Transport en opslag
De buitenunit moet altijd rechtop worden getransporteerd en opgeslagen. Hij mag tijdelijk worden gekanteld (max. 45 °), maar niet plat worden neergelegd. De buitenunit niet bij temperaturen onder – 20 °C transporteren of opslaan. De buitenunit is voor het dragen voorzien van riemgrepen.
3.6
Werkingsprincipe
De functie is gebaseerd op een vraaggestuurde regeling van het compressorvermogen met bijschakelen van de geïntegreerde/externe bijverwarming via de binnenunit. De bedieningseenheid HMC300 stuurt de buitenunit aan conform de ingestelde stooklijn. Als de buitenunit de warmtevraag van het huis niet alleen aankan, start de binnenunit automatisch de elektrische bijverwarming, die samen met de buitenunit de gewenste temperatuur in huis en eventueel de boiler genereert.
5
4
Technische instructies
CV- en warmwaterbedrijf bij uitgeschakelde buitenunit Bij buitentemperaturen onder –20 °C wordt de buitenunit automatisch uitgeschakeld en kan er geen cv-water worden geproduceerd. In dit geval neemt de bijverwarming van de binnenunit automatisch het cv- en warmwaterbedrijf over.
3.7
Automatisch ontdooien
Het ontdooien verloopt al naar gelang de omgevingsomstandigheden op verschillende manieren. Bij buitentemperaturen boven +5 °C draait de ventilator van de buitenunit op volle toeren, terwijl de compressorsnelheid tot aan het einde van het ontdooiproces wordt beperkt. Zo kan de cv-werking tijdens het ontdooien worden voortgezet (ontdooien tijdens bedrijf). Bij buitentemperaturen onder +5 °C wordt het ontdooien in de buitenunit omgeschakeld en door middel van kringloopinversie geregeld. Daarbij wordt de stroomrichting in de koudekringloop tijdens het ontijzen via een 4-wegklep omgekeerd. Tijdens het ontdooien door middel van kringloopinversie wordt het gecomprimeerde gas uit de compressor naar de verdamper geleid, zodat het ijs daar dooit. Daarbij koelt de cv-installatie licht af. De duur van het ontijzingsproces wordt bepaald door de mate van verijzing en de actuele buitentemperatuur.
4
Technische instructies
Werkbereik van de buitenunit zonder bijverwarming
T1 [°C] 60 55 50 45 35 30 25 20 15 10 -30
-20
-10
0
10
6 720 809 169-07.4T
Afb. 2
20
30
40
T2 [°C]
Buitenunit zonder bijverwarming
[T1] Maximale aanvoertemperatuur [T2] Buitentemperatuur
6
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
Technische instructies 4.1
4
1-fase buitenunit
Eénfasig Bedrijf lucht/water Verwarmen Verwarmingsvermogen bij A +2/W351) Modulatiebereik bij A +2/W351) COP bij A +2/W352) 60% invertervermogen Warmtevermogen bij A +2/W352) 60% invertervermogen Verwarmingsvermogen bij A +7/W351) Warmtevermogen bij A +7/W352) 40% invertervermogen COP bij A +7/W352) 40% invertervermogen Warmtevermogen bij A-7W352) 100% invertervermogen COP bij A-7/W352) 100% invertervermogen Opgenomen vermogen bij A-7/W352) 100% invertervermogen Koelen Koelvermogen bij A35/W71) EER bij A35/W71) Koelvermogen bij A35/W181) EER bij A35/W181) Gegevens voor de elektrische installatie Stroomvoorziening Beveiligingsklasse Zekeringsgrootte wanneer de buitenunit direct via de huisaansluiting wordt gevoed3) Maximaal opgenomen vermogen Cv-systeem Nominaal debiet Interne drukafname Lucht- en geluidsniveau Max. motorvermogen van de ventilator (DC-transformator) Maximale luchtstroom Geluidsdrukniveau op 1 m afstand4) Geluidsvermogensniveau4) Geluidsvermogensniveau "Silent mode" 4) Max. geluidsdrukniveau op 1 m afstand Maximaal geluidsvermogensniveau Algemene gegevens Koudemiddel5) Hoeveelheid koelmiddel Maximale temperatuur van de aanvoer, alleen buitenunit Gewicht Afmetingen (B × H × D)
Eenheid
5s
7s
9s
kW kW
4 2-4 3,89 2,79 5 2,03 4,57 4,61 2,89 1,59
6 2-6 4,13 3,90 7 2,96 4,84 6,18 2,82 2,19
8 3-8 4,23 5,04 9 3,32 4,93 8,43 2,96 2,85
4,12 3,09 5,86 4,23
4,83 3,12 6,71 3,65
6,32 2,9 9,25 3,64
A kW
230 V 1N AC, 50 Hz IP X4 10 2,3
230 V 1N AC, 50 Hz IP X4 16 3,2
230 V 1N AC, 50 Hz IP X4 16 3,6
m3/h kPa
1,15 9,7
1,19 7,8
1,55 10,5
W m3/h dB(A) dB(A) dB(A) dB(A) dB(A)
180 4500 40 53 50 52 65
180 4500 40 53 50 52 65
180 4500 40 53 50 52 65
R410A 1,70 62 67
R410A 1,75 62 71 930x1370x440
R410A 2,35 62 75
kW kW kW kW kW kW kW
kg °C kg mm
Tabel 3 buitenunit 1) Vermogensaanduiding conform EN 14511 2) Vermogensaanduiding conform EN 14825 3) Zekeringsklasse gLoder C 4) Geluidsvermogensniveau conform EN 12102 (40% A7/W35) 5) GWP100 = 1980
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
7
4 4.2
Technische instructies 3-fase buitenunit
Driefasig Bedrijf lucht/water Verwarmen Verwarmingsvermogen bij A +2/W351) Modulatiebereik bij A +2/W351) COP bij A +2/W352) 60% invertervermogen Warmtevermogen bij A +2/W352) 60% invertervermogen Verwarmingsvermogen bij A +7/W351) Warmtevermogen bij A +7/W352) 40% invertervermogen COP bij A +7/W352) 40% invertervermogen Warmtevermogen bij A-7W352) 100% invertervermogen COP bij A-7/W352) 100% invertervermogen Opgenomen vermogen bij A-7/W352) 100% invertervermogen Gegevens voor de elektrische installatie Koelvermogen bij A35/W71) EER bij A35/W71) Koelvermogen bij A35/W181) EER bij A35/W181) Koelen Stroomvoorziening Beveiligingsklasse Zekeringgrootte3) Maximaal opgenomen vermogen Cv-systeem Nominaal debiet Interne drukafname Lucht- en geluidsniveau Max. motorvermogen van de ventilator (DC-transformator) Maximale luchtstroom Geluidsdrukniveau op 1 m afstand4) Geluidsvermogensniveau4) Geluidsvermogensniveau "Silent mode" 4) Max. geluidsdrukniveau op 1 m afstand Maximaal geluidsvermogensniveau Algemene gegevens Koudemiddel5) Hoeveelheid koelmiddel Maximale temperatuur van de aanvoer, alleen buitenunit Afmetingen (B × H × D) Gewicht
Eenheid
13t
17t
kW kW
11 5,5-11 4,05 7,11 13 5,11 4,90 10,99 2,85 3,86
14 5,5-14 4,03 7,42 17 4,80 4,82 12,45 2,55 4,88
8,86 2,72 11,12 3,23
10,17 2,91 11,92 3,28
kW kW kW kW kW kW kW
400 V 3N AC, 50 Hz IP X4 A kW
13 7,2
13 7,2
m3/h kPa
2,23 15,8
2,92 22,9
W m3/h dB(A) dB(A) dB(A) dB(A) dB(A)
280 7300 40 53 50 53 67
40 53 50 54 68 R410A
kg °C mm kg
3,3
4,0 62 1200x1680x580
130
132
Tabel 4 buitenunit 1) Vermogensaanduiding conform EN 14511 2) Vermogensaanduiding conform EN 14825 3) Zekeringsklasse gLoder C 4) Geluidsvermogensniveau conform EN 12102 (40% A7/W35) 5) GWP100 = 1980
8
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
Technische instructies 4.3
4
Koudemiddelcircuit TT
TR1 TR6
EL1
TT
MR1 JR1 PS
EC1
TC3 TT
PT
ER1
PL3
TR5
JR0
TT
PT
M VR4
TL2 TT
TR4
VR1
VR0
M
M
TT
TR3 TT
TA4 TT
6 720 807 773-14.2I
Afb. 3
Koudemiddelcircuit
[EC1] Warmtewisselaar (condensator) [EL1] Verdamper [ER1] Compressor [JR0] Lage-druk-voeler [JR1] Hoge-druk-voeler [MR1]Hoge-druk-schakelaar [PL3] Ventilator [TA4] Temperatuursensor opvangkuip [TC3] Temperatuursensor primaire uitgang [TL2] Temperatuursensor luchtingang [TR1] Temperatuursensor compressor [TR3] Temperatuursensor condensatorretourleiding (vloeistof), verwarmingsmodus [TR4] Temperatuursensor retourleiding verdamper (vloeistof), koeling [TR5] Temperatuursensor zuiggas [TR6] Temperatuursensor stookgas [VR0] Elektronisch expansieventiel 1 (condensator) [VR1] Elektronisch expansieventiel 2 (verdamper) [VR4] 4-wegklep
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
9
4 4.4
Technische instructies Componenten van de buitenunit
1 2 3
6
5
4 6 720 809 169-013.3T
Afb. 4 [1] [2] [3] [4] [5] [6]
Componenten van de buitenunit Elektronisch expansieventiel VR0 Elektronisch expansieventiel VR1 4-wegklep Drukbewaking/druksensor Compressor Omvormer Beschrijving geldt voor alle maten.
10
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
Afmetingen, minimale afstanden en leidingaansluitingen Afmetingen, minimale afstanden en leidingaansluitingen
5.1
Afmetingen van de buitenunitmodellen 5-9s
75,5
352
404,5
1371
5
5
99,2 835,7 6 720 809 169-12.4T
Afb. 5
Afmetingen en aansluitingen van de buitenunits 5-9s
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
11
5
Afmetingen, minimale afstanden en leidingaansluitingen
ø
10
,5
440
478,25
583
930
510
6 720 809 169-23.2T
Afb. 6
12
Afmetingen van de buitenunits 5-9s, bovenaanzicht
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
Afmetingen, minimale afstanden en leidingaansluitingen Afmetingen van de buitenunits 13-17t
72
400,5
380
1692
5.2
5
132 976 6 720 809 169-18.3T
Afb. 7
Afmetingen en aansluitingen van de buitenunits 13-17t, achterzijde
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
13
5
Afmetingen, minimale afstanden en leidingaansluitingen
523,6 ø
10
,5
548
656
1122
680 6 720 809 169-24.2T
Afb. 8
Afmetingen van de buitenunits 13-17t, bovenaanzicht
5.3
Aanwijzingen voor het plaatsen
• Buitenunit buiten op een vlakke, stabiele ondergrond plaatsen. Voor de montage van de zijplaten moet de buitenunit recht staan. • Buitenunit zo verankeren dat hij niet kan kantelen ( afb. 9). • Houd bij het plaatsen rekening met het lawaai dat de buitenunit produceert en probeer geluidsoverlast voor de buren zoveel mogelijk te voorkomen. • De buitenunit bij voorkeur niet plaatsen in de nabijheid van lawaaigevoelige ruimten. • De buitenunit niet in hoeken plaatsen die aan 3 zijden door muren zijn omgeven ( afb. 10). • De buitenunit moet vrij staan, zodat de lucht ongehinderd door de verdamper kan stromen ( afb. 11). • Stel de buitenunit zodanig op, dat er geen koude lucht circulatie ontstaat. • Stel de buitenunit bij voorkeur niet zodanig op, dat de voorkant direct in de hoofdwindrichting wijst. • Condensaat via een vorstvrije afvoer, die indien nodig met een verwarmingskabel is uitgerust, van de buitenunit wegleiden. Zorg voor voldoende verval van de afvoer, zodat er geen water in de leiding blijft staan. • Stel de buitenunit zodanig op, dat geen sneeuw of water vanaf het dak daarop terecht komt. Wanneer deze opstelling niet kan worden voorkomen, dan moet een beschermdak worden gemonteerd. OPMERKING: Storingen bij plaatsing op een hellend vlak! Indien de buitenunit niet recht staat, wordt de afvoer van condensaat en de juiste werking nadelig beïnvloed.
VOORZICHTIG: Beknellings- en verwondingsgevaar! De buitenunit kan kantelen, als hij niet juist verankerd wordt. ▶ De voet van de buitenunit met geschikte schroeven bevestigen aan de vloer. Als de buitenunit onder een beschermende overkapping wordt geplaatst, moet erop worden gelet dat er genoeg ruimte moet zijn om het isolatiemateriaal van de buitenunit naar boven toe te verwijderen. ▶ Bij de modellen 5-9 een afstand van minimaal 500 mm tussen het dak en de buitenunit aanhouden. ▶ Bij de modellen 13-17 een afstand van minimaal 600 mm tussen het dak en de buitenunit aanhouden. ▶ Indien het dak afneembaar is voor alle modellen een afstand van 400 mm tot de buitenunit aanhouden. Plaatsing in hoeken naast woningen of op door muren omgeven locaties kan leiden tot meer geluidsoverlast en sterke verontreiniging van de verdamper ( afb. 10).
Bij vrijstaande buitenunits (niet in de nabijheid van gebouwen): ▶ Buitenunit zo installeren dat de ventilatorzijde naar het zuiden wijst.
▶ Waarborg dat de helling van de buitenunit zowel in lengte- als in dwarsrichting niet meer is dan 1%.
14
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
Afmetingen, minimale afstanden en leidingaansluitingen
5
A A B
B
B
6 720 810 160-10.2T
6 720 810 160-11.2T
Afb. 9 [A] [B]
Afb. 10 Plaatsing op een door muren omgeven locatie vermijden.
Afmetingen in mm 4 stuks M10 X 120 mm (niet bij levering inbegrepen) Draagkrachtige, vlakke ondergrond, bijvoorbeeld een betonfundering
H ≥ 1200
≥ 6000
≥ 2000
≥ 2000
≥ 400
6 720 807 773-12.2I
Afb. 11 Minimale afstand buitenunit - omgeving (mm)
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
15
5
Afmetingen, minimale afstanden en leidingaansluitingen 5.4
Leidingaansluitingen OPMERKING: Gevaar voor storingen door verontreinigingen in de leidingen! Eventuele verontreinigingen in de leidingen zorgen ervoor dat de warmtewisselaar (condensator) in de buitenunit verstopt raakt. ▶ Om drukverliezen tot een minimum te beperken, verbindingsplaatsen in de leiding van het primaire circuit vermijden. ▶ Voor alle leidingen tussen de buitenunit en de binnenunit PEX-buizen gebruiken. OPMERKING: Gevaar voor storingen door verontreinigingen in de leidingen! Bij gebruik van andere materialen dan PEX moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan.
1
2
≥ 90 cm
1
3
6 720 810 161-10.2O
Afb. 12 Condensaatafvoer in grindbed Betonfundering Grind 300 mm Condensaatafvoerbuis 40 mm Kiezelbed
Het condensaat kan ofwel in een grindbed of in een stenen behuizing ( afb. 12) dan wel een regenpijp ( hoofdstuk 12) worden geleid. Schade door vorst! Als het condensaat bevriest en niet van de buitenunit kan worden weggeleid, kan de verdamper beschadigd raken. De installatie van een verwarmingskabel wordt ten zeerste aangeraden. ▶ Bij mogelijke ijsvorming in de condensafvoerbuis een verwarmingskabel installeren. ▶ Bij het leiden van de afvoer naar een grindbed resp. een stenen behuizing altijd een verwarmingskabel in de condensafvoerbuis installeren.
16
OPMERKING: Materiële schade door vorst en uv-straling! Bij langdurige stroomuitval kan het water in de leidingen bevriezen. Door uv-straling kan de isolatie broos worden en na enige tijd openbreken. ▶ UV- en vochtbestendige isolatie gebruiken. ▶ Alle warmtevoerende leidingen moeten van een geschikte warmte-isolatie conform de geldende voorschriften worden voorzien. ▶ Aftappingen monteren, zodat water uit de leidingen van en naar de buitenunit bij langdurig uitschakeling en vorstgevaar kan worden afgetapt.
4
[1] [2] [3] [4]
▶ Een voor het gebruik buitenshuis geschikte deeltjesfilter in de retourleiding naar de buitenunit direct op de warmtewisselaar monteren ([2], afb. 13). ▶ Het deeltjesfilter evenals de overige aansluitingen isoleren. ▶ De aansluiting op de buitenunit uitvoeren met een trillingsdempende slang die geschikt is voor gebruik buitenshuis en eveneens isoleren.
Om lekkages te vermijden uitsluitend materiaal (leidingen en verbindingen) van de dezelfde PEX-leverancier gebruiken.
Om de installatie te vereenvoudigen en om onderbrekingen van de isolatie te voorkomen verdient het gebruik van geïsoleerde AluPEX-leidingen aanbeveling. PEX- en AluPEX-leidingen dempen tevens trillingen en de geluidsoverbrenging op de cv-installatie. Meer informatie over de leidingen tussen de buitenunit en de binnenunit is te vinden in de installatie-instructie van de binnenunit. Alle warmtetransporterende leidingen moeten van een geschikte warmte-isolatie conform de geldende voorschriften worden voorzien. Isoleer bij toepassing in koelbedrijf de aansluitingen en leidingen tegen condensvorming. Legadvies voor leidingen in het primaire circuit: ▶ Voor de afmetingen van de leidingen ( installatie-instructie van de binnenunit).
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
Afmetingen, minimale afstanden en leidingaansluitingen ▶ Doorlopende AluPEX-leidingen van de buitenunit tot aan de binnenunit leggen.
Uitgangsvermogen van de buitenunit (kW) 5 7 9 13 17
5
▶ Alle warmtevoerende leidingen moeten van een geschikte warmteisolatie conform de geldende voorschriften worden voorzien. ▶ Muurdoorvoer afdichten.
AX20 AX25 Binnen-Ø15 Binnen-Ø 18 Delta warm(mm) (mm) tegeleider Nominaal de- Maximale drukafna1) (K) biet (l/s) me (kPa) Maximale leidinglengte PEX (m) 5 0,32 68 28 60 5 0,33 55 14 33 5 0,43 40 8 21 5 0,62 56 14 5 0,81 18
AX32 Binnen-Ø 26 (mm)
AX40 Binnen-Ø 33 (mm)
60 60 60 15
60 60
Tabel 5 Leidingafmetingen en maximale leidinglengtes bij aansluiting van de buitenunit op de binnenunit IDU Monoblock T/TS 1) voor leidingen en modules tussen de binnenunit en buitenunit.
Uitgangsvermogen van de buitenunit (kW) 5 7 9 13 17
AX20 AX25 Binnen-Ø 15 Binnen-Ø 18 Delta warm(mm) (mm) tegeleider Nominaal de- Maximale drukafna(K) biet (l/s) me (kPa)1) Maximale leidinglengte PEX (m)2) 7 0,32 50 17 42 7 0,32 52 17 44 7 0,32 54 45 7 0,56 40 7 0,58 40
AX32 Binnen-Ø 26 (mm)
AX40 Binnen-Ø 33 (mm)
60 60 60 60 60
60 60
Tabel 6 Leidingafmetingen en maximale leidinglengtes bij aansluiting van de buitenunit op de binnenunit voor bivalente toepassing IDU Monoblock B 1) voor leidingen en modules tussen de binnenunit en buitenunit. 2) Bij het berekenen van de leidinglengtes is rekening gehouden met het plaatsen van een 3-wegomschakelventiel in de installatie.
Uitgangsvermogen van de buitenunit (kW) 5 7 9 13 17
AX20 AX25 Binnen-Ø 15 Binnen-Ø 18 Delta warm(mm) (mm) tegeleider Nominaal de- Maximale drukafna(K) biet (l/s) me (kPa)1) Maximale leidinglengte PEX (m)2) 5 0,32 55 18 46 5 0,34 57 17 43 5 0,43 44 21 5 0,63 34 5 0,82 10
AX32 Binnen-Ø 26 (mm)
AX40 Binnen-Ø 33 (mm)
60 60 60 48 223)
60 603)
Tabel 7 Leidingafmetingen en maximale leidinglengtes bij aansluiting van de buitenunit op de binnenunit met geïntegreerde elektrische bijverwarming IDU Monoblock E 1) voor leidingen en modules tussen de binnenunit en buitenunit. 2) Bij het berekenen van de leidinglengtes is doorgaans rekening gehouden met het plaatsen van een 3-wegomschakelventiel in de installatie. 3) Deze leidinglengte geldt, indien in de installatie geen 3-wegomschakelventiel is geplaatst.
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
17
6 6
Voorschriften Voorschriften
Bij de installatie en inbedrijfname van de warmtepomp moeten de besluiten, richtlijnen, technische reglementen, normen en voorschriften nauwkeurig gerespecteerd worden in hun huidige versie. • NEN 14511 (warmtepompen met elektrisch aangedreven compressor voor verwarmen, eisen aan toestellen voor ruimteverwarming en voor verwarmen van warm water). • NEN 378 (veiligheidstechnische en milieurelevante eisen aan koelinstallaties en warmtepompen). • NEN 1010 (veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties). • F-gassen verordening • Eventuele lokale voorschriften zoals bouw- en brandvoorschriften. • CE-markering. • De CE markering geeft aan dat de apparaten die in deze handleiding worden beschreven, voldoen aan de volgende richtlijnen: – Europese Richtlijn 2004-108 van het Europees Parlement en de Raad van Europa over elektromagnetische compatibiliteit. – Europese Richtlijn 2006-95 van het Europees Parlement en de Raad van Europa over laagspanning. – Europese Richtlijn 1997-23 van het Europees Parlement en de Raad van Europa over over de druk van apparatuur. – Europese richtlijn 2007-1494 van de Commissie van 17 december 2007 tot vaststelling, overeenkomstig richtlijn 2006-842 van het Europees Parlement en de Raad van Europa, van de vorm van etiketten en aanvullende etiketteringseisen betreffende producten en apparatuur die bepaalde gefluoresceerde broeikasgassen bevatten. – Europese richtlijn 2006-842 van het Europees Parlement en de Raad van Europa van 17 mei 2006 over bepaalde gefluoresceerde broeikasgassen (PB van 14 juni 2006). • EN 12828 (cv-systemen in gebouwen - ontwerp van tapwater-verwar ingsinstallaties). • EN 60335 (veiligheid van elektrische apparatuur voor huishoudelijk gebruik en soortgelijke doeleinden). – Deel 1 (algemene eisen). – deel 2 -40 (bijzondere eisen voor elektrisch aangedreven warmtepompen, airconditioning en kamerontvochtigers).
7
Installatie De installatie mag alleen door een erkende installateur worden uitgevoerd. De installateur moet de geldende regels, voorschriften en instructies in de installatie- en gebruikersinstructie respecteren.
7.1
Opstellen
▶ Voer de verpakking af overeenkomstig de instructies daarop vermeld. ▶ Pak de meegeleverde accessoire uit.
7.2
4. Aansluiting tussen de buitenunit en de binnenunit tot stand brengen (installatie-instructie van de binnenunit). 5. CAN-BUS-leiding tussen de buiten- en de binnenunit aansluiten (hoofdstuk 8.1). 6. Voeding van de buitenunit aansluiten (hoofdstuk 8). 7. Zijplaten en deksel van de buitenunit monteren (hoofdstuk 9).
7.3
Waterkwaliteit
Warmtepompen werken bij lage temperaturen net als andere cv-installaties waardoor de thermische ontgassing minder effectief is en het resterende zuurstofgehalte hoger is dan bij elektrische/olie-/ gasverwarmingen. Daardoor is de cv-installatie bij agressief water gevoeliger voor corrosie. Uitsluitend additieven voor het verhogen van de pH-waarde gebruiken en het water schoon houden. De aanbevolen pH-waarde is 7,5 – 9.
7.4
CV-installatie spoelen OPMERKING: Schade aan de installatie door resten in de leidingen! Resten en deeltjes in de cv-installatie beïnvloeden de doorstroming en veroorzaken storingen. ▶ Spoel de installatie om vuil te verwijderen.
De warmtepomp is een onderdeel van de cv-installatie. Storingen in de warmtepomp kunnen door slechte waterkwaliteit in de cv-installatie of door constante zuurstoftoevoer ontstaan. Door zuurstof worden corrosieproducten gevormd in de vorm van magnetiet en afzettingen. Magnetiet heeft een slijpende werking, die in pompen, ventielen en componenten met turbulente stroming tot uiting komt, bijv. in de platenwisselaar in de binnenunit. Bij cv-installaties, die regelmatig moeten worden gevuld, of waarvan het cv-water bij het nemen van monsters geen helder water bevat, moeten voor de montage van de buitenunit maatregelen worden genomen, bijv. installatie van een filter en een ontluchter.
7.5
Aansluiting van de buitenunit OPMERKING: Materiële schade door een te hoog aandraaimoment! Indien aansluitingen te vast worden aangedraaid, kan de warmtewisselaar beschadigd raken. ▶ Bij de montage van aansluitingen een draaimoment van maximaal 150 Nm gebruiken. Korte leidingen buitenshuis voorkomen warmteverlies. Het gebruik van voorgeïsoleerde leidingen verdient aanbeveling.
Checklist Elke installatie is individueel verschillend. De volgende checklist bevat een algemene beschrijving van de aanbevolen installatiestappen.
1. Buitenunit buiten op een stabiele ondergrond plaatsen (hoofdstuk 5.3) en verankeren. 2. Aan- en afvoerende leidingen van de buitenunit monteren (hoofdstuk 7.5). 3. Condensafvoerbuis en eventuele verwarmingskabel monteren (hoofdstuk 12).
18
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
Elektrische aansluiting
8 Als de aansluiting niet goed afdicht, kan de verbinding met een draaimoment van max. 150°Nm vastgedraaid worden. Als de aansluiting dan nog steeds niet dicht is, is de afdichting of de afdichtende leiding wellicht beschadigd.
7.6
Vullen cv-installatie
CV-systeem eerst uitspoelen. Wanneer een boiler op het systeem is aangesloten, moet deze met water worden gevuld. Vul daarna het cv-systeem. Een volledige instructie voor het vullen van de cv-installatie is te vinden in de installatie-instructie van de binnenunit.
3
1 <50V
230V / 400V
2 6 720 809 169-10.5T
Afb. 13 Aansluitingen. [1] [2] [3]
Aansluiting condensafvoerbuis Ingang primair circuit (retourleiding van de binnenunit) DN25 Uitgang van het primair circuit (aanvoerleiding naar de binnenunit) DN25
De volgende aansluitingen op de buitenunit uitvoeren: ▶ Leidingen conform hoofdstuk 5.4 gebruiken. ▶ 32-mm-kunststofbuis van de condensaataansluiting naar een afvoer leggen. Zie voor het aansluiten de verwarmingskabel hoofdstuk 12. ▶ Leiding voor primair circuit aansluiten ( [2], afb. 13). ▶ Leiding voor de uitgang van het primaire circuit naar de binnenunit aansluiten ( [3], afb. 13). ▶ Aansluitingen van de leidingen van het primaire circuit met een aandraaimoment van 120 Nm. De kracht naar beneden richten (zie afb.) om een zijwaartse belasting van de condensator te vermijden.
8
Elektrische aansluiting GEVAAR: Gevaar voor elektrische schokken! De buitenunit bevat spanningvoerende onderdelen en de warmtepompcondensator moet na het onderbreken van de stroomtoevoer ontladen worden. ▶ Verbinding van de installatie met het stroomnet verbreken. ▶ Vijf minuten wachten alvorens werkzaamheden aan de elektrische installatie uit te voeren. OPMERKING: Schade aan de installatie bij inschakelen zonder water. Wanneer de installatie voor het vullen van water wordt ingeschakeld, kunnen componenten van de cv-installatie oververhit raken. ▶ Boiler en cv-installatie voor het inschakelen van de cv-installatie vullen tot de juiste druk. De elektrische aansluiting van de buitenunit moet op een veilige wijze kunnen worden onderbroken. ▶ Installeer, wanneer de voedingsspanning van de buitenunit niet via de binnenunit wordt verzorgd, een afzonderlijke veiligheidsschakelaar, die deze compleet spanningsloos schakelt. Bij een gescheiden voeding is voor elke voedingskabel een afzonderlijke veiligheidsschakelaar nodig.
▶ Gebruik aderdiameters en kabeltypen conform de betreffende zekeringen en de installatiewijze. ▶ Sluit de buitenunit aan conform het aansluitschema. Er mogen geen andere verbruikers worden aangesloten. ▶ Bij vervangen van de printplaat de kleurcodering respecteren.
<50V
230V / 400V
6 720 809 169-19.2I
Afb. 14 Aansluitingen vastdraaien
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
19
8 8.1
Elektrische aansluiting CAN-BUS OPMERKING: Verkeerde werking door storingen! Krachtstroomkabels (230/400 V) in de nabijheid van een communicatiekabel kunnen functiestoringen van de binnenunit veroorzaken. ▶ Afgeschermde CAN-BUS-kabel gescheiden installeren van netkabels. Minimale afstand 100 mm. Een gemeenschappelijke installatie met sensorkabels is wel toegestaan. OPMERKING: Installatiestoring bij het verwarren van de 12-V- en CAN-BUS-aansluitingen! De communicatiecircuits zijn niet bedoeld voor een contactspanning van 12 V. ▶ Waarborgen dat de vier kabels op de betreffende gemarkeerde aansluitingen op de printplaat zijn aangesloten.
De buitenunit en de binnenunit worden via een communicatiekabel, de CAN-BUS, met elkaar verbonden. Als verlengkabel buiten de buitenunit is een LIYCY-kabel (TP) 2 x 2 x 0,75 (of gelijkwaardig) geschikt. Als alternatief kunnen voor het buitengebruik toegelaten twisted-pair-kabels met een minimale doorsnede van 0,75 mm2 worden gebruikt. Daarbij de afscherming aan slechts één zijde aan de behuizing aarden. De maximale kabellengte is 30 m. De verbinding tussen de printplaten wordt via vier aders uitgevoerd, die ook de 12 V spanning tussen de printplaten verbinden. Op de printplaten bevindt zich een markering voor de 12 V- en voor de CAN-BUS-aansluiting. De schakelaar Term dient ervoor, het begin en het einde van CAN-BUSlussen te markeren. De kaart van de I/O-module in de buitenunit moet afgesloten worden.
6 720 614 366-24.1I
Afb. 16 Armband De schade is meestal latent. Een printplaat kan bij de inbedrijfstelling optimaal functioneren en problemen treden vaak pas later op. Opgeladen objecten zijn alleen in de nabijheid van de elektronica een probleem. Houd een veiligheidsafstand aan van minimaal een meter tot schuimrubber, beschermfolie en ander verpakkingsmateriaal, bekledingsstukken van kunstvezel (bijv. fleece truien) en dergelijke, voordat u met de werkzaamheden begint. Een goede ESD-beveiliging bij het werken met elektronica biedt een op de aarde aangesloten geaarde armband. Deze armband moet gedragen worden, voordat de afgeschermde metaalzak/verpakking wordt geopend, of voordat een gemonteerde printplaat wordt blootgelegd. De armband moet gedragen worden, tot de printplaat weer in de afgeschermde verpakking wordt gedaan of in een gesloten schakelkast is aangesloten. Ook vervangen printplaten, die moeten worden teruggegeven, moeten op deze wijze worden behandeld.
8.3
Aansluiting van de buitenunit Tussen de binnenunit en de buitenunit wordt een CANBUS-signaalkabel met minimaal 4 x 0,75 mm2 en een lengte van maximaal 30 m gelegd.
▶ Riem (klittenband) losmaken. ▶ Deksel van de aansluitdoos verwijderen. ▶ Kabels door de kabelkanalen leiden ([1] en [2], afb. 17 en 18). Indien nodig trekveren gebruiken. ▶ Kabels conform het elektrische schema aansluiten. ▶ Indien nodig alle kabelbevestigingen nog eens aandraaien. ▶ Deksel weer op de aansluitdoos plaatsen. ▶ Riem weer aanbrengen. Fabrieksaansluiting Aansluiting bij installatie/accessoire 6 720 809 169-22.1I
Afb. 15 CAN-BUS-afsluiting
8.2
Omgang met printplaten
Printplaten met besturingselektronica zijn zeer gevoelig voor elektrostatische ontladingen (ESD - ElectroStatic Discharge). Om schade aan de componenten te voorkomen, is daarom bijzondere voorzichtigheid geboden. VOORZICHTIG: Schade door elektrostatische oplading! ▶ Bij het omgaan met niet ingekapselde printplaten een geaarde armband dragen.
20
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
Elektrische aansluiting
8
2
1 6 720 809 169-17.3I
Afb. 17 Kabelkanalen aan de achterzijde van de buitenunit [1] [2]
Kabelkanaal voor netspanning Kabelkanaal voor CAN-BUS
A
1
2 B
6 720 809 169-11.3I
Afb. 18 Kabelkanalen aan de aansluitdoos van de buitenunit [1] [2] [A] [B]
Kabelkanaal voor CAN-BUS Kabelkanaal voor netspanning 3-fase buitenunit 1-fase buitenunit
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
21
8 8.4
Elektrische aansluiting Elektrisch schema voor omvormer, 1-/3-fase
1
2 3 4
5
2 3 4 6 720 809 169-20.2I
Afb. 19 Spanningsvoorziening voor de omvormer [1] Netspanning 230 V ~1N (5–9 kW) [2] Omvormer [3] MOD-BUS naar de I/O-modulekaart ([2] afb. 20) [4] Spanningsvoorziening van de I/O-modulekaart ([1] afb. 20) [5] Netspanning 400 V ~3N (13–17kW) [ER1] Compressor [MR1]Hogedrukpressostaat
22
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
Elektrische aansluiting 8.5
8
Elektrisch schema voor I/O-modulekaart
2 3
1
6 720 809 169-21.2I
Afb. 20 Elektrisch schema voor I/O-modulekaart [JR0] Druksensor laag [JR1] Druksensor omhoog [PL3] Ventilator, PWM-signaal [TA4] Temperatuursensor opvangkuip [TC3] Temperatuursensor primaire uitgang [TL2] Temperatuursensor luchtaanzuiging [TR1] Temperatuursensor compressor [TR3] Temperatuursensor condensatorretourleiding [TR4] Temperatuursensor retourleiding verdamper (koelmodus) [TR5] Temperatuursensor zuiggas [TR6] Temperatuursensor stookgas [VR0] Elektronisch expansieventiel 1 [VR1] Elektronisch expansieventiel 2 [EA0] Verwarming voor opvangkuip
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
[EA1] Verwarmingskabel (accessoire) [F50] Zekering, 6,3 A [PL3] Ventilator [SSM]Motorbeveiliging in de ventilator [VR4] 4-wegklep [1] Bedrijfsspanning, 230 V~ ([4] afb. 19) [2] MOD-BUS van de omvormer ([3] afb. 19) [3] CAN-BUS van de installatiemodule in de binnenunit [P=1] ODU Monoblock 5s 1 N~ [P=2] ODU Monoblock 7s 1 N~ [P=3] ODU Monoblock 9s 1 N~ [P=4] ODU Monoblock 13t 3 N~ [P=5] ODU Monoblock 17t 3 N~ [A=0] is standaard
23
9 9
Zijplaten en deksel aan de buitenunit monteren Zijplaten en deksel aan de buitenunit monteren Zijplaten en deksel handvast vastschroeven. ▶ Met de hand vastdraaien!
2
1
4
3A
3B 5 6 7
6 720 809 169-09.4I
Afb. 21 Zijplaten en deksel monteren
24
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
Milieubescherming 10
Werkzaamheden aan het koelmiddelcircuit mogen alleen door daartoe bevoegde vakmensen worden uitgevoerd.
Milieubescherming
Milieubescherming is een ondernemingsprincipe van de Bosch-groep. Kwaliteit van de producten, rendement en milieubescherming zijn voor ons gelijkwaardige doelstellingen. Wetten en voorschriften op het gebied van de milieubescherming worden strikt aangehouden. Ter bescherming van het milieu gebruiken wij, rekening houdend met bedrijfseconomische gezichtspunten, de best mogelijke techniek en materialen. Verpakking De verpakking is voorzien van landspecifieke instructies voor de afvalverwijdering, die een optimale recycling moeten waarborgen. Alle verpakkingsmaterialen zijn milieuvriendelijk en herbruikbaar. Oude apparaten Oude apparaten bevatten herbruikbare materialen, die als zodanig moeten worden afgevoerd. De componenten kunnen eenvoudig van elkaar worden gescheiden, kunststoffen zijn als zodanig gemarkeerd. Daardoor kunnen de afzonderlijke componenten gescheiden, hergebruikt, verbrand of op andere wijze worden afgevoerd.
11
10
Inspectie GEVAAR: Gevaar voor elektrische schokken! De buitenunit bevat spanningvoerende onderdelen en de condensatoren moeten na het onderbreken van de stroomtoevoer ontladen worden. ▶ Verbinding van de installatie met het stroomnet verbreken. ▶ Vijf minuten wachten alvorens werkzaamheden aan de elektrische installatie uit te voeren. GEVAAR: Gevaar voor het vrijkomen van giftige gassen! Het koelmiddelcircuit bevat stoffen die bij contact met lucht of open vuur in giftige gassen kunnen worden omgezet. Deze gassen kunnen al in een lage concentratie leiden tot een ademhalingsstilstand. ▶ Bij lekkages van het koelmiddelcircuit de ruimte direct verlaten en grondig ventileren. ▶ Lekkages binnen het koelmiddelcircuit direct door een gekwalificeerd technicus laten verhelpen. OPMERKING: Storingen door beschadiging! De elektronische expansieventielen zijn erg stootgevoelig. ▶ Het expansieventiel in ieder geval beschermen tegen slagen en stoten. OPMERKING: Vervormingen door warmte! Bij te hoge temperaturen vervormt het isolatiemateriaal (EPP) in de buitenunit. ▶ Voor soldeerwerkzaamheden zo veel mogelijk isolatiemateriaal (EPP) verwijderen. ▶ Bij soldeerwerkzaamheden in de binnenunit het isolatiemateriaal met vlamvertragende of vochtige doeken beschermen.
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
▶ Gebruik alleen originele onderdelen! ▶ Reserve-onderdelen uit de lijst met reserve-onderdelen bestellen. ▶ Vervang verwijderde afdichtingen en O-ringen door nieuwe onderdelen. Bij een inspectie moeten de hierna beschreven werkzaamheden worden uitgevoerd. Actieve alarmen weergeven ▶ Alarmprotocol controleren. Functietest ▶ Functietest uitvoeren. ( installatie-instructie van de binnenunit). Stroomkabel installeren ▶ Controleer de stroomkabel op mechanische beschadiging. Vervang beschadigde kabels. Meetwaarden van temperatuursensoren Voor op de buitenunit aangesloten temperatuursensors en temperatuursensors in de buitenunit (TA4, TC3, TL2, TR1, TR3, TR4, TR5, TR6) gelden de meetwaarden uit tab. en 8 – 10. °C –40 –35 –30 –25 –20 –15 –10 –5 0
T... 154300 111700 81700 60400 45100 33950 25800 19770 15280
°C 5 10 15 20 25 30 35 40 45
T... 11900 9330 7370 5870 4700 3790 3070 2510 2055
T... 1696 1405 1170 980 824 696 590 503 430
°C 50 55 60 65 70 75 80 85 90
Tabel 8 Sensor TA4, TL2, TR4, TR5 °C – 20 – 15 – 10 –5 0 5 10
96358 72510 55054 42162 32556 25339 19872
°C 15 20 25 30 35 40 45
15699 12488 10001 8060 6536 5331 4372
°C 50 55 60 65 70 75 80
3605 2989 2490 2084 1753 1480 1256
°C 85 90 – – – – –
1070 915 – – – – –
31540 25030 20000 16090 13030 10610 8697
°C 50 55 60 65 70 75 80
6899 5937 4943 4137 3478 2938 2492
°C 85 90 95 100 105 110 115
2123 1816 1559 1344 1162 1009 879
Tabel 9 Sensor TC3, TR3 °C – 20 – 15 – 10 –5 0 5 10
198500 148600 112400 85790 66050 51220 40040
°C 15 20 25 30 35 40 45
Tabel 10 Sensor TR1, TR6
25
11 11.1
Inspectie Verdamper
Stof of vuil op de verdamper of de aluminiumribben moet worden verwijderd. WAARSCHUWING: De dunne aluminium lamellen zijn gevoelig en kunnen gemakkelijk beschadigd raken. ▶ Droog de lamellen nooit direct af met een doek. ▶ Gebruik geen harde objecten. ▶ Draag bij het schoonmaken veiligheidshandschoenen, om de handen tegen snijwonden te beschermen. ▶ Gebruik geen hoge waterdruk. Schade aan de installatie door gebruik van verkeerde reinigingsmiddelen! ▶ Gebruik geen zuur- of chloorhoudende of basische reinigingsmiddelen of schurende reinigingsmiddelen. ▶ Geen sterk basische reinigingsmiddelen gebruiken, bijvoorbeeld natriumhydroxide. Reinigen verdamper: ▶ Buitenunit via de hoofdschakelaar (AAN/UIT) uitschakelen. ▶ Spoelmiddeloplossing op de verdamperribben sproeien. ▶ Spoel het spoelmiddel af met water. In enkele regio´s mag het spoelmiddel niet in het grindbed terecht komen. Als de condensafvoerbuis uitmondt in een grindbed: ▶ Een flexibele condensafvoerbuis voor het reinigen van de afvoerbuis verwijderen. ▶ Het spoelmiddel opvangen in een geschikt reservoir. ▶ Condensafvoerbuis na het schoonmaken weer aansluiten. 11.1.1 Sneeuw en ijs In bepaalde geografische regio's of bij veel sneeuwval kan sneeuw zich ophopen aan de achterzijde en op het dak van de buitenunit. Verwijder de sneeuw om te voorkomen dat daardoor ijsvorming optreedt. ▶ Sneeuw behoedzaam van de ribben vegen. ▶ Maak het dak vrij van sneeuw. ▶ IJs kan met warm water worden afgespoeld.
26
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
Verwarmingskabel monteren (accessoire) 12
12
Verwarmingskabel monteren (accessoire) Doorgaans moet voor een vorstvrije afvoer van condenswater een verwarmingskabel (accessoire) worden geïnstalleerd, die voor het ontijzen van de condensaataansluiting buiten de buitenunit wordt gebruikt.
C B A
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
6720 809 864-01.1I
27
12
Verwarmingskabel monteren (accessoire)
1
2 6720 809 864-02.1I
28
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
Verwarmingskabel monteren (accessoire)
12
3
A
A
4 6720 809 864-03.1I
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
29
12
Verwarmingskabel monteren (accessoire)
A
C 5
A
6 6720 809 864-04.1I
30
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
Verwarmingskabel monteren (accessoire)
12
A
C
A
7
N 1 N 1
A 8 6720 809 864-05.1I
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
31
12
Verwarmingskabel monteren (accessoire)
C
B
B
C
9
10 6720 809 864-06.1I
32
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
Verwarmingskabel monteren (accessoire)
12
11
C 12 6720 809 864-07.1I
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
33
12 Notities
34
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
12 Notities
ODU Monoblock 5-17 • 6 720 817 806 (2015/08)
35
Nefit is een merk van Bosch Thermotechniek B.V. Bosch Thermotechniek B.V., Postbus 3, 7400 AA Deventer SupportLine: 0570 602 206 Consumentenlijn: 0570 602 500 Internet: www.nefit.nl