1 | P a g i n a
Ornithologisch Jaarverslag 2009
Redactioneel Dat lijkt wel wat op Spanje. De voorkant bedoel ik. Zo’n onvergetelijke Grijze Wouw die je dreigend aankijkt met zijn rode ogen. Alblasserwaardse vogelaars zijn helaas zo trots dat ze zich daartoe nooit zullen vernederen: een vakantiekiekje op de voorkant van hùn jaarverslag! Nee, ik weet dat het nationalistisch klinkt, maar deze plaat is toch echt in de Alblasserwaard geschoten. Bleskensgraaf, 22 mei 2009. Zegt me niks, zie ik u denken. Mij wel. Dankzij een nog maar kort in gebruik genomen technisch opstekertje kon bijna de hele Vogelwerkgroep Alblasserwaard deze waarneming meemaken. Vijfendertig minuten lang is de vogel ter plaatse geweest. Nog nooit hebben zoveel DBA‐ ers haastig hun weg gezocht naar de Alblasserwaard. En ik denk dat er ook nog nooit zoveel teleurgesteld weer heengingen. De vogel was gevlogen. Dankzij een Zwarte Kraai. Dit jaarverslag staat bol van vogelnieuws uit de Alblasserwaard. Als redactie zijn we er trots op dat we weer een schitterend nummer aan u kunnen presenteren. 2009 was een bewogen jaar, wat alleen al uit de voorkant blijkt. En ik verzeker u: ook de rest van dit nummer loont de moeite! Aan bod komen onder meer de broedvogels uit diverse hoeken van het gebied, watervogels in de historische winter van 2009/2010, vogels ringen in ons gebied, Spotvogels in de schijnwerper, trekvogels en hun mysteries en ook nu een determinatiebijdrage met een heikel onderwerp. En zoals nooit ontbreken mag, worden ook van dit jaar alle zeldzaamheden netjes gedocumenteerd. Ik zou zeggen: hulde aan alle mensen die op enigerlei wijze geholpen hebben dit nummer tot stand te brengen. Allen hartelijk bedankt! Enne, tot bij de Groene Bijeneters! Anthonie Stip Hoofdredacteur Ornithologisch Jaarverslag COLOFON Redactie: Jan Andeweg, Pieter Bieren en Anthonie Stip. Inleveradres kopij:
[email protected] Oplage: 50 exemplaren Het ornithologisch jaarverslag is een uitgave van de Vogelwerkgroep Alblasserwaard, wat onderdeel is van de Natuur‐ en Vogelwacht Alblasserwaard (NVWA). Het ornithologisch jaarverslag verschijnt doorgaands in mei.
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie. Overname van artikelen is toegestaan, mits met uitdrukkelijke bronvermelding. Foto’s mogen niet overgenomen worden. © NVWA, juni 2010
2 | P a g i n a
Ornithologisch Jaarverslag 2009
Inhoudsopgave Redactioneel............................................................................................................................................ 2 Broedvogels in de Boezems van Kinderdijk in 2009................................................................................ 4 Broedvogels van het Alblasserbos in 2009.............................................................................................. 9 Hoe is het in 2009 met de weidevogels gegaan? .................................................................................. 13 Spotvogel Hippolais icterina, soort van het jaar 2009 .......................................................................... 15 Ringwerk in de Alblasserwaard in 2009 ................................................................................................ 28 Watervogeltellingen 2009 – 2010 ......................................................................................................... 31 (on) Verklaarbare vogeltrekfenomenen over telpost Kinderdijk .......................................................... 40 Zeldzaamheden in het jaar 2009........................................................................................................... 43
3 | P a g i n a
Ornithologisch Jaarverslag 2009
Broedvogels in de Boezems van Kinderdijk in 2009 door Ad Kooij Dit artikel gaat in op de resultaten van de broedvogeltellingen van 2009 in de Boezems van Kinderdijk. Na een algemene inleiding worden de resultaten per soort kort besproken. Tot slot wordt in tabelvorm een overzicht gegeven van de broedvogels van de afgelopen vijf jaren. Dit jaar konden alle geplande tellingen worden uitgevoerd en ook de weersomstandigheden waren goed tot redelijk. Als reserveteller heeft een van de jongere vogelaars zich beschikbaar gesteld in de persoon van Corné Stam: welkom! Tabel 1: Inventarisatieschema Hoge boezem van de Overwaard (HBO) en Hoge Boezem van de Nederwaard (HBN).
Datum HBO Overwaard 1 4‐april ad / jan 2 10‐apr adri / anthonie 3 18‐apr gerben / piet 4 2‐mei pieter / jurie 5 16‐mei ad / jan 6 23‐mei adri / anthonie 7 30‐mei gerben / piet 8 10‐jun pieter / jurie 9 20‐jun ad / jan 10 4‐jul adri / anthonie
Route 1 2 3 1 4 2 3 1 4 2
Datum HBN 4‐apr 11‐apr 18‐apr 1‐mei 16‐mei 23‐mei 30‐mei 5‐jun 20‐jun 4‐jul
Nederwaard gerben / piet pieter / jurie ad / jan adri / anthonie gerben / piet pieter / jurie ad / jan adri / anthonie gerben / piet pieter / jurie
Route 1 2 3 1 2 3 1 2 3 1
Zon op 07.21 07.05 06.34 06.06 05.42 05.33 05.26 05.21 05.19 05.27
De tellingen zijn niet evenredig over de maanden verdeeld. Het inventarisatie‐schema komt tot stand door de meest optimale periode voor de te verwachtte soorten te kiezen. Voor enkele soorten kan eerder begonnen worden. De geldige periode voor deze soorten is zo lang dat dit niet zinvol is, gezien de resultaten en de afwezigheid of het niet mogen meetellen van andere soorten. Eenmaal is de Overwaard vanuit boot geteld. Alle andere tellingen zijn te voet gedaan waarbij verschillende routes zijn gelopen, om zo de trefkans voor het gehele gebied zo evenredig mogelijk te houden. De Nederwaard is alle keren vanuit de boot geteld en ook daar zijn verschillende route`s gevaren in verband met de trefkans. In de Overwaard mochten we gebruik maken van de boot van dhr. Bakker en in de Nederwaard van de boot van dhr. Rijsdijk. Beide heren willen we weer dank zeggen voor het beschikbaar stellen van de boten. Ook dhr. A.Stam wordt bedankt voor de toestemming voor het opslaan van de zwarte sternvlonders. Ook zijn boot kon weer gebruikt worden om deze vlonders te plaatsen en later 4 | P a g i n a
weer te verwijderen. Het weer was tijdens de tellingen goed tot redelijk. Gelukkig hoefde ditmaal geen telling door weeromstandigheden afgelast te worden. Het wordt eentonig, maar ook dit jaar waren er weer verschillende drijftillen die voor problemen zorgden. Hoewel er al vaak over gesproken is, is een oplossing nog niet voorhanden. Hoewel dit de nodige kosten met zich meebrengt is het toch zaak om zo snel mogelijk de tillen weer vast te zetten. Hierdoor kunnen ze niet steeds verder afkalven, waardoor het areaal riet steeds kleiner wordt. In de zuidoosthoek van de HBO is een groot deel van het riet gemaaid. De hergroei was zeer slecht en wat er nog wilde groeien werd door de Grauwe ganzen afgegraasd. Gevolg: veel kale plekken en een zeer ‘dun’ rietveld. Ook de hoeveelheid riet wat blijft liggen, komt de kwaliteit van het rietveld niet ten goede. Handmatig afvoeren is een dure optie; in de HBO zou een proef met branden kunnen worden uitgevoerd. Ook zou eens geïnformeerd kunnen
Ornithologisch Jaarverslag 2009
worden bij andere rietbeherende instanties, hoe men daar met deze problemen om gaat. In september is er overleg geweest met enkele mensen van het Waterschap Rivierenland. Door wisseling van functies was het vorige overleg al weer een tijd geleden. Naast Ad Kooij was ook Pieter Bieren, de WetlandWacht van het gebied aanwezig. Pieter is een tussenpersoon tussen Vogelbescherming Nederland, het Waterschap Rivierenland en de Natuur‐ en Vogelwacht “de Alblasserwaard” (NVWA). Daar Pieter één van onze vaste tellers is, weet hij precies wat er speelt in het terrein. Verder bezoekt hij ook geregeld op andere tijden het gebied, waardoor hij een brede kijk heeft op de ontwikkelingen. Veel zaken zijn tijdens dit overleg besproken, waarbij de belangrijkste wel waren: ‐ De steeds verdere achteruitgang van het rietareaal en de kwaliteit van het riet. ‐ De zeer sterk wisselende waterstanden waardoor er een sterke stroming ontstaat die nadelig is voor de rietoevers. ‐ De illegale betreding, waartegen de NVWA graag bebording zou zien geplaatst worden, maar hiervan is het Waterschap niet zo`n voorstander. Vanuit de provincie zijn hierover overigens ook vragen gekomen. ‐ Het ganzenprobleem, wat het Waterschap niet ziet als een taak waarin zij het voortouw moeten nemen. Zoals boven al vermeld, het probleem van de drijftillen. ‐ Verder is het maairegiem en het snoeien van houtopstanden iets wat de aandacht vraagt. Het overleg zal in de toekomst weer regelmatig worden gehouden. Komend voorjaar of komende zomer zal met de nieuwe mensen van het Waterschap een vaartocht door het gebied worden gehouden, waarbij ter plaatse (in het veld) de problemen worden bekeken. Al met al kunnen we op een geslaagde bijeenkomst terugzien. Veldwaarnemingen Doordat er tegenwoordig bijna jaarrond getrekteld wordt, in het voorjaar bij de vogelkijkhut en in het najaar bij de parkeerplaats van de Overwaard, worden er zeer veel waarnemingen in het gebied gedaan. Voor uitgebreide gegevens kan men www.waarneming.nl raadplegen en verderop in 5 | P a g i n a
deze uitgave worden ook veel waarnemingen vermeld. Toch hier alvast wat leuke waarnemingen. De zeldzaamste was de Blauwvleugeltaling die door enkele personen weer werd waargenomen. De witvleugelstern was ook dit jaar weer een deel van de tijd aanwezig en ook een witwangstern kon worden bewonderd. Een Nachtegaal werd zingend waargenomen in het struikgewas bij het oude gemaal van de Overwaard, een Cetti`s zanger werd in het najaar regelmatig gehoord en ook werden kortstondig twee bladkoninkjes gezien bij de trektelpost. Soortbespreking Dodaars: In de Overwaard werd enkele malen een roepend exemplaar gehoord. Helaas bleven vervolg waarnemingen tijdens het broedseizoen uit. Roerdomp: Het blijft een probleemvogel. Slechts eenmaal werd een overvliegend exemplaar in de broedtijd waargenomen. Na het broedseizoen is er echter weer regelmatig een waargenomen op de trektelpost bij de Overwaard. Purperreiger: Tijdens een inspannende telling op de ochtend van 6 juni werden 103 nesten gevonden. Vooral in het achterste gedeelte, maar ook in de boezem van Lekkerland werden gelukkig weer enkele nesten in het nu overjarige riet aangetroffen. De nesten zaten zeer verspreid, wat een behoorlijke extra inspanning van de tellers vergde. Het is een lager aantal dan in 2008, maar ook nu zullen alle nesten wel niet gevonden zijn. Het totaalaantal fluctueert rond een niveau van circa 110 broedparen. Voor uitgebreide informatie over de gezenderde vogel(s)zie http://www.vogelbescherming.nl/purperreiger Grauwe Gans: Het aantal broedparen van de Grauwe gans neemt nog steeds toe. In de Overwaard van 85 naar 115 en in de Nederwaard van twee naar zes paar. Ook dit jaar waren weer enkele honderden niet broedende vogels aanwezig. Opvallend was dat een deel van de broedvogels van de Overwaard vrij snel met hun jongen via het Achterwaterschap naar het oosten trokken. Ze foerageerden daar op de kades en bij onraad zochten ze veiligheid op het Achterwaterschap. Mogelijk dat het aantal te groot is geworden om in de directe omgeving van de Hoge Boezem te blijven. De vogels van de Ornithologisch Jaarverslag 2009
Nederwaard blijven sowieso niet in hun gebied, maar vertrekken direct naar Polder Blokweer en het Nieuwe waterschap. Brandgans: In de Overwaard kwam dit jaar één paar brandganzen tot broeden. Later in het seizoen werd het ouderpaar met zeven jongen gezien Krakeend: Deze eend is één van de succesvolste eenden van dit moment. Landelijk stijgt het aantal broedparen flink en ook in het boezemgebied neemt het aantal broedparen nog steeds toe. In totaal steeg het aantal paren van vijf naar elf. Bruine Kiekendief: Dachten we dat het maximale aantal broedparen van deze roofvogel de laatste jaren bereikt was (al jaren vijf broedpaar), dit jaar kwamen echter zes paar in het gebied tot broeden. Tijdens de purperreigertelling zijn weer enkele nesten met jongen gevonden. Later in het seizoen waren de jongen te zien bovenin de vlierstruiken, wachtend op één van de oudervogels met voer. Porseleinhoen: Kwamen we vorig jaar op een topaantal van zeven roepende vogels, ditmaal bleef het bij één, mogelijk twee exemplaren. Hoewel de vogels meestal maar zeer kort actief roepen, zijn er zoveel bezoeken gebracht in de goede tijd dat er niet veel gemist kan zijn. Waterral: De Waterral was dit jaar beduidend schaarser. In de Overwaard ging de stand van acht naar drie paar en in de Nederwaard van vijf naar drie. In totaal dus een halvering van de stand. Zou dit het gevolg zijn van de strengere winter van 2008/2009? Kokmeeuw : Zowel in de Over‐ als in de Nederwaard kwamen kokmeeuwen tot broeden. Alle nesten lagen op kunststofvlonders die uitgelegd worden voor de zwarte sterns. In de Overwaard waren twee nesten en in de Nederwaard elf nesten. Zwarte stern: Het gaat steeds minder goed met de zwarte sterns in de Overwaard. Dit jaar kwamen ze helemaal niet tot broedden. Alleen in de Lekkerlandse boezem en in de Nederwaard ging het beter. In de Overwaard bleven dit jaar de plompen‐ en waterlelievelden weg. Wat de oorzaak is hiervan is, is niet bekend. Door het ontbreken van plompenvelden lagen de vlonders volledig in de wind, wat ze vermoedelijk onaantrekkelijk maakte voor de sterns. In de Lekkerlandse boezem waren vijf vlonders bezet. Helaas werd de hoeveelheid nestmateriaal 6 | P a g i n a
steeds minder, waardoor het eindresultaat tegenviel. Ransuil: Langs de oostgrens van de Nederwaard werd enkele malen een jagende ransuil gezien, maar of de vogel in het gebied gebroed heeft is niet zeker. Waarschijnlijker is dat de vogels uit de Overwaard kwamen, want daar werd tijdens de purperreigertelling een nest gevonden met drie jongen. Het nest en de waarnemingsplaats vielen binnen de voor de ransuil geldende fusieafstand van 1000 meter. Boerenzwaluw: Behalve in de schuur bij Stam, waar weer twee nesten bezet waren, werd er dit jaar ook een nest gemaakt in de waterdoorlaat van het Wisboomgemaal. Winterkoning: Een standvogel als de Winterkoning is gevoelig voor strengere winterse omstandigheden. Dit blijkt ook wel uit de aantallen. De stand liep terug van 57 paar in 2008 naar 37 paar in 2009. De sterkste terugval deed zich voor in de Overwaard. Blauwborst: De Blauwborst laat in beide gebieden een sterke stijging zien. In de Overwaard gaat de soort van acht naar veertien paar en in de Nederwaard van vijf naar twaalf paar, wat meer dan een verdubbeling is. In de Nederwaard zijn nog nooit zoveel paren vastgesteld. Voor de Overwaard is het hopelijk de weg terug naar het aantal van 2006, toen twintig paar genoteerd konden worden. Rietzanger / Kleine Karekiet / Snor: Deze drie Afrikatrekkers laten, in totaal, een toename zien van het aantal broedparen. Alleen loopt dat niet synchroon. In de Overwaard gaat de Rietzanger van 18 naar 26 paar en in de Nederwaard van elf naar zeventien. In beide gevallen een stijging van ongeveer 50%. De Kleine karekiet gaat in de Nederwaard van 57 naar 73 paar, maar in de Overwaard zakt hij van 68 naar 65 en is zo weer op het niveau van 2005. De Snor blijft in beide gebieden op hetzelfde aantal, namelijk acht paar in de Overwaard en zes paar in de Nederwaard. Uit tabel 2 is af te lezen dat 42 soorten dit jaar in de Overwaard zijn genoteerd als broedvogel, volgens de SOVON‐richtlijnen. Het totaal aantal paren komt uit op 582. Grootste ‘leveranciers’ zijn Purperreiger, Grauwe gans en Kleine karekiet, met in totaal 273 paar. In de Nederwaard kwamen in 2009 46 soorten tot broeden (zie tabel 3), met een totaal aantal Ornithologisch Jaarverslag 2009
van 383 paar. Ook hier enkele Rode lijst soorten ‘molenwerf’‐terrein. Als de plannen voor dit die, voor zover aanwezig, vrij constant zijn in terrein doorgaan, dan is het daar voor deze soort aantal. Dit jaar was er weer een Spotvogel, die en andere soorten voorbij! zingend werd waargenomen op het toekomstige Tabel 2: Het aantal broedparen van de afgelopen vijf jaren in de HBO.
Fuut Dodaars Roerdomp Blauwe Reiger Purperreiger Knobbelzwaan Grauwe Gans Brandgans Canadese Gans Nijlgans Bergeend Krakeend Smient Wilde Eend Slobeend Tafeleend Kuifeend Bruine Kiekendief Fazant Waterral Porseleinhoen Waterhoen Meerkoet Kievit Kokmeeuw Zwarte Stern Holenduif Houtduif Koekoek
2005 17 1 1 2 73 1 56 0 3 3 1 1 0 46 0 0 2 3 5 7 0 10 11 1 6 4 6 2
2006 18 0 1 0 86 1 63 1 9 4 1 2 0 37 0 1 4 3 1 6 1 17 10 8 8 4 3 3
2007 24 0 0 1 115 0 73 2 7 9 0 4 1 31 0 1 3 3 3 6 1 13 13 5 6 7 9 2
2008 11 1 1 0 113 0 85 2 10 6 0 4 0 29 1 0 3 3 5 8 0 14 13 2 2 0 7 3 2
2009 13 1 0 1 103 0 115 1 7 5 0 8 0 38 0 0 2 4 5 4 0 10 8 0 2 5 6 1 2
Ransuil IJsvogel Gr. Bonte Specht Boerenzwaluw Winterkoning Heggenmus Blauwborst Merel Snor Rietzanger Bosrietzanger Kleine Karekiet Grote Karekiet Braamsluiper Grasmus Tuinfluiter Zwartkop Tjiftjaf Fitis Baardman Pimpelmees Koolmees Buidelmees Ekster Gaai Zwarte Kraai Huismus Kneu Rietgors
2005 1 0 0 27 6 18 11 8 9 2 63 0 1 0 5 2 7 17 4 7 11 1 5 1 12 1 15
2006 0 1 2 29 7 20 13 8 21 0 119 0 0 1 7 3 5 19 5 5 6 0 7 5 10 0 20
2007 0 1 0 2 47 5 15 13 7 18 3 85 1 0 1 5 1 10 24 2 6 9 1 8 1 3 5 0 18
2008 1 1 0 2 37 5 8 12 8 18 6 68 0 0 0 9 3 11 30 4 4 9 0 9 0 3 7 0 22
2009 1 0 0 3 21 4 14 12 8 26 3 65 0 0 0 10 1 10 26 3 7 11 0 8 0 2 4 0 20
Waterral © Leonard Sloots 7 | P a g i n a
Ornithologisch Jaarverslag 2009
Tabel 3: Het aantal broedparen van de afgelopen vijf jaar in de HBN. Fuut Woudaap Roerdomp Knobbelzwaan Nijlgans Canada Gans Grauwe Gans Wilde Eend Tafeleend Kuifeend Krakeend Bruine Kiekendief Fazant Waterral Porseleinhoen Waterhoen Meerkoet Kokmeeuw Zwarte Stern Holenduif Houtduif Turkse Tortel Koekoek Gr. Bonte Specht Winterkoning Heggenmus Blauwborst
2005 10 1 1 2 2 25 2 0 1 2 4 4 1 16 15 0 18 3 8 6 1 2 25 6 5
2006 14 1 0 2 1 3 27 0 0 4 2 2 3 5 23 18 1 24 5 8 4 2 0 15 7 7
2007 10 0 0 1 1 3 1 22 1 2 3 2 3 3 0 21 15 6 29 3 9 6 2 0 26 8 8
2008 9 0 0 1 2 4 2 35 0 1 1 2 3 5 7 14 16 10 35 3 5 3 1 0 20 10 5
2009 10 0 0 1 2 6 6 29 0 0 3 2 4 3 1 12 14 11 28 4 5 2 1 0 16 13 12
Merel Zanglijster Sprinkhaanzanger Snor Rietzanger Bosrietzanger Kleine Karekiet Braamsluiper Tuinfluiter Spotvogel Zwartkop Tjiftjaf Fitis Baardmannetje Pimpelmees Koolmees Gaai Ekster Kauw Zwarte Kraai Spreeuw Huismus Vink Groenling Putter Kneu Rietgors
2005 9 0 1 4 10 0 81 0 2 4 5 19 2 5 10 1 2 2 1 6 1 0 12
2006 12 1 3 3 13 3 61 1 3 1 3 7 14 4 5 14 1 5 1 2 1 8 4 1 19
2007 10 2 2 5 15 1 76 0 2 0 5 7 21 5 6 10 1 7 0 2 0 9 1 3 0 0 15
2008 11 1 1 6 11 2 57 0 5 0 5 10 15 4 6 10 1 8 0 2 0 7 1 2 1 1 14
2009 10 0 1 6 17 1 73 1 4 1 3 10 11 4 6 11 1 4 1 2 1 8 3 1 0 0 18
De purperreigertellers © Johan Clements
8 | P a g i n a
Ornithologisch Jaarverslag 2009
Broedvogels van het Alblasserbos in 2009 door Jan Schoonderwoerd Er werden in dit seizoen vijf soorten minder en 85 broedparen minder dan in 2008 vastgesteld. Iets minder dus dan vorig broedseizoen. Van de 49 soorten van 2008 zijn er negen gelijk gebleven in voorkomen, dertien zijn in meerdere of mindere mate toegenomen en van 28 soorten is het aantal broedparen afgenomen of is de soort dit jaar niet als broedvogel aangetroffen. In enkele delen is behoorlijk gedund, wat op zich noodzakelijk werk is. Misschien is het toch een van de oorzaken van het matigere jaar, ook al omdat de werkzaamheden (misschien onbedoeld) soms tot in het broedseizoen doorgingen. Vogels houden nou eenmaal niet zo van motorgeronk. Soortbespreking Knobbelzwaan (4 paar): Blijkbaar kwamen dit jaar dezelfde paren tot broeden als vorig jaar: het aantal en de verdeling zijn namelijk exact hetzelfde. Nijlgans (5 paar): Gelijk aantal ten opzichte van 2008, zij het in een iets andere verdeling. Het broedsucces was niet echt hoog; het paar in Oud‐Alblas leverde in ieder geval geen jongen op. Wilde eend (93 paar): Evenals de twee voorgaande soorten hetzelfde aantal broedparen als vorig seizoen met ook bijna dezelfde verdeling. Krakeend (1 paar): Broedvogel in de Grote Nes, vorig jaar broedde daar drie paar van deze soort. In Oud‐Alblas werd meerdere keren een vrouw Krakeend samen met een vrouw Wilde eend gezien. Soepeend (2 paar) : Het voorkomen van deze bastaard is na vier jaar (2002 t/m 2005) met tot wel tien paar, de laatste vier jaar weer gezakt naar één á twee paar. Buizerd (6 paar): Drie minder paren dan vorig jaar. Oud‐Alblas handhaafde de stand op drie, Papendrecht ging van vijf naar drie paar. In Grote nes werden dit keer niet genoeg waarnemingen verzameld voor een geldig territorium. Van één nest (in Oud‐Alblas) is bekend dat er slechts één jong is uitgevlogen, wat een mager resultaat is. Sperwer (1 paar): De laatste vijf jaar worden steeds minder Sperwers geteld. Dit jaar was de soort alleen in Oud‐Alblas als broedvogel aanwezig. In de Grote nes wel broedverdacht geval, maar ook hier niet genoeg waarnemingen voor een broedgeval.
9 | P a g i n a
Boomvalk ( 2 paar): Voor het derde jaar op rij een gelijk aantal broedpaar op dezelfde locaties. Fazant ( 42 paar): Deze van oorsprong ver oostelijke exoot handhaaft ook dit jaar de in 2008 ingezette toename en blijft vrijwel op dezelfde stand als vorig jaar. Waterhoen (9 paar): Twee paar minder van deze landelijk toch algemene broedvogel. Uiteraard is de soort in bosgebieden een stuk minder algemeen. Meerkoet (32 paar): Door het geheel ontbreken van deze soort in Grote nes en Kortland, telden we dit jaar zeven paar minder van dit lid van de rallenfamilie. Holenduif (9 paar): In Papendrecht een toename van vier naar zeven paar; Oud‐Alblas moest het echter met twee paar minder doen, maar de totaalstand is toch één paar hoger dan vorig jaar. Houtduif (54 paar): Hetzelfde aantal als vorig jaar en ook de verdeling over de verschillende delen van het bos is nagenoeg hetzelfde. Het valt op dat deze soort jaarlijks nogal fluctueert, de Holenduif kent wat minder fluctuaties. Witte kwikstaart (1 paar): De laatste acht jaar een bijna jaarlijkse broedvogel en dan altijd in Papendrecht. Enkel begin jaren negentig heeft hij twee jaar in de Grote nes gebroed. Bosuil (2 paar): Een bijna jaarlijkse broedvogel in de doorgeschoten griend in het gedeelte Papendrecht. Dit jaar werd de Bosuil na een jaar afwezigheid ook in Oud‐Alblas gesignaleerd. Groene specht (4 paar): Eén paar minder dan in 2008. De stand in Oud‐Alblas zakte van vier paar in 2007 (een topjaar tot op heden) terug naar één paar. De stand in de andere delen bleef gelijk. Grote bonte specht (26 paar): Er werden weer twee paar meer gezien dan vorig seizoen. Al sinds het begin van de tellingen in 1984 vertoont Ornithologisch Jaarverslag 2009
deze soort een opgaande lijn; voornamelijk Oud‐ Alblas schijnt één van de betere biotopen voor deze soort te zijn. Meer dan zestig procent van het totaal broedt in dit deel. De beschikbaarheid van dood hout speelt hierin waarschijnlijk een belangrijke rol. Winterkoning (101 paar): Na de vrij strenge winter van 2008/2009 is de stand toch ruim 20 procent gekelderd, van 130 paar naar de genoemde 101. Evengoed is het nog steeds de talrijkste broedvogel van het bos. Heggenmus (8 paar): Toch weer bijna hetzelfde aantal van deze stiekeme zanger, ondanks dat er in Oud‐Alblas vier minder waren dan vorig jaar. In Kortland en de Grote nes zaten er dit jaar echter wat meer. Roodborst (15 paar): De 27 broedparen van het topjaar 2006 worden lang niet meer gehaald: de laatste drie jaar zakt de stand van deze soort weer in tot het niveau van eind jaren negentig. Gekraagde roodstaart (1 paar): Voor het derde achtereenvolgende jaar broedde deze soort nagenoeg op dezelfde stek, in Oud‐Alblas. Merel (62 paar): De stand van de Merel blijft met wat schommelingen in de diverse delen van het bos op vrijwel dezelfde stand als vorig jaar. Zanglijster (23 paar): Na de dip van vorig seizoen zit deze lijster weer op het niveau van de jaren daarvoor. Deze stijging komt bijna geheel voor rekening van gedeelte Papendrecht. Bosrietzanger (6 paar) : Twee paar zit de laatste vier jaar standaard in een stuk ruigte nabij de snelweg in Oud‐Alblas. In Papendrecht dit jaar vier paar, in Grote nes lieten ze dit jaar verstek gaan. Kleine karekiet (8 paar): Een soort die de eerste
10 | P a g i n a
jaren na aanplant van het bos vooral in Grote nes vrij snel toenam: van vijf paar in 1990 (het eerste jaar van de inventarisatie van dit gedeelte), naar het hoogtepunt van 21 in 1995. In de daarop volgende jaren daalde de stand (ook wel door de achteruitgang van de rietkraag, en verstoring) toch vrij snel naar de huidige vier paar. In Oud‐Alblas werden in 1989 twaalf paar vastgesteld, waarna hij door het verdwijnen van geschikt biotoop (er groeide nogal wat riet langs de sloten) in 2007 geleidelijk als broedvogel verdwenen was. In Papendrecht bleef het meestentijds bij één of twee paar. De laatste jaren neemt hij in het laatstgenoemde gedeelte enigszins toe. Dit komt door aanleg van een waterpartij, omzoomd door een rietkraag. Spotvogel (1 paar): Alleen in Papendrecht werd nog een broedpaar geteld. Dit is het trieste restant van de 29 paren in 1990. Er was toen uiteraard wel meer biotoop voor deze soort, maar het illustreert wel de teruggang van deze Rode lijstsoort. Tuinfluiter (35 paar): Vijf paar meer dan in het vorige jaar. De soort kruipt de laatste jaren langzaam omhoog; de laatst vergelijkbare stand was in 1997 met 38 paren. De hoogste stand bereikte hij in 1991 met 47 paren. Zwartkop (66 paar): Na het succes van 2008 (81 paar, de hoogste score tot nu toe) kwam dit seizoen de stand vijftien paar lager uit. Papendrecht had acht paar minder, de Grote nes zes minder en in Oud‐Alblas kwamen er merkwaardig genoeg bijna evenveel als vorig jaar tot broeden. Tjiftjaf (55 paar): Ook deze soort bleef 10 paar achter bij vorig jaar. Kortland en de Grote nes herbergden de helft minder paren dan vorig broedseizoen. De stand ging respectievelijk van vier naar twee en van twaalf naar zes paar. Fitis (14 paar): Deze soort boert flink achteruit: vorig jaar werden nog 21 paar geteld! Sinds de aanplant van het bos is de stand nog niet zo laag geweest. Landelijk doet de soort het redelijk; hij heeft dan ook wat dichtere struwelen nodig dan in het bos voor handen zijn. Staartmees (6 paar): Pingpongballetjes met staart Ornithologisch Jaarverslag 2009
worden ze ook wel genoemd. Vijf paren bouwden hun nest in het gedeelte Papendrecht en één paar in Oud‐Alblas Matkop (7 paar): Deze als gevoelig op de rode lijst staande soort broedt jaarlijks, zij het met bescheiden aantallen in de wat vochtigere delen van het bos. De meeste broeden doorgaans in Papendrecht. De trend is toch nog steeds stijgende.
Pimpelmees (22 paar): In de grafiek hierboven is goed te zien dat vooral de laatste tien jaar de stand gestadig stijgt. Deze mees heeft voor het vierde jaar op rij ongeveer hetzelfde aantal broedparen. Koolmees (50 paar): Voor de Koolmees geldt in feite hetzelfde als voor de Pimpelmees: ook hier zien we dat de laatste jaren de stand stabiliseert op zo’n vijftig paar. Boomkruiper (17 paar): De Boomkruiper volgt zo ongeveer de lijn van de Pimpelmees en ook hier zijn al drie jaar bijna exact hetzelfde aantal broedparen. Wielewaal (6 paar): Deze geel‐zwarte zanger (een kwetsbare rode lijst soort) doet het nog beter als vorig seizoen. Er kwam nog een stel meer tot broeden dit jaar, wat de hoogste stand tot nog toe is. In Oud‐Alblas zaten twee van deze jodelaars. In Papendrecht evenals vorig jaar vier paartjes. Gaai (15 paar): Ook voor deze soort de afgelopen vier jaar een bijna gelijk blijvende stand van tussen de vijftien en
zeventien broedpaar: zo’n zestig procent daarvan broedt in Oud‐Alblas. Ekster (7 paar): Opmerkelijk is dat in Oud‐Alblas de stand terugvalt van negen naar drie paar. Het was in 2008 dan ook echt een uitschieter, want meestal zitten hier tussen de drie en vijf paar. In de overige delen bleef de stand precies gelijk aan die van vorig jaar. Zwarte kraai (28 paar): Het aantal van deze alleseter is alleen in Kortland met twee paar toegenomen, in de andere delen is het aantal broedparen gelijk gebleven Kauw (5 paar): Ook dit jaar alleen broedvogel in gedeelte Papendrecht. Spreeuw (13 paar): Uitsluitend broedvogel in gedeelte Papendrecht. Favoriet is daar de oude doorgeschoten griend, met zijn vele holtes. Dit jaar zijn er wel aanzienlijk minder dan verleden jaar, toen er 22 paar zaten. Groenling (1 paar): Evenals vorig jaar een toevallig broedpaar in Oud‐Alblas Putter (1 paar): Na vier jaar afwezigheid weer een broedpaar in Papendrecht, waar hij tot vier jaar geleden toch met één of twee paar een bijna jaarlijkse broedvogel was, tot zelfs wel zes in 2003. Verder heeft hij jaren geleden alleen in Grote nes gebroed. Vink (36 paar): De Vinkenstand blijft op hetzelfde niveau als vorig jaar, na een jarenlange steeds maar stijgende lijn zien we de laatste jaren de lijn weer enigszins dalen.
11 | P a g i n a
Ornithologisch Jaarverslag 2009
Tabel 4: Aantal broedparen in de verschillende Alblasserbossen in 2009. OA = Oud Alblas, PA = Papendrecht, GN = Grote Nes, KL = Kortland, TOT = Totaal.
Knobbelzwaan Nijlgans Wilde eend Krakeend Soepeend Buizerd Sperwer Boomvalk Fazant Waterhoen Meerkoet Holenduif Houtduif Bosuil Groene specht Grote bonte specht Winterkoning Heggenmus Roodborst Gekraagde roodstaart Witte kwikstaart Merel Zanglijster
OA PA GN 3 0 1 4 0 23 57 6 0 0 1 2 0 0 3 3 0 1 0 0 1 1 0 11 26 2 5 3 0 6 26 0 2 7 0 29 17 5 1 1 0 1 2 1 16 7 2 37 48 11 3 2 1 6 9 0 1 0 0 0 1 0 30 24 3 7 13 2
KL TOT 1 4 0 5 7 93 0 1 0 2 0 6 0 1 0 2 3 42 1 9 0 32 0 9 3 54 0 2 0 4 1 26 5 101 2 8 0 15 0 1 0 1 5 62 1 23
Bosrietzanger Spotvogel Kleine karekiet Tuinfluiter Zwartkop Tjiftjaf Fitis Staartmees Matkop Pimpelmees Koolmees Boomkruiper Wielewaal Vlaamse gaai Ekster Kauw Zwarte kraai Spreeuw Groenling Putter Vink
OA 2 0 0 15 33 21 3 1 3 7 18 8 2 9 3 0 9 0 1 0 16
PA 4 0 4 13 22 26 10 5 3 12 28 7 4 4 2 5 16 13 0 1 16
Totaal
337 449 68
48
902
Soorten
36
20
44
38
GN 0 1 4 4 7 6 1 0 1 1 2 1 0 1 1 0 2 0 0 0 2 24
KL TOT 0 6 0 1 0 8 3 35 4 66 2 55 0 14 0 6 0 7 2 22 2 50 1 17 0 6 1 15 1 7 0 5 1 28 0 13 0 1 0 1 2 36
Steltkluut op een plas‐dras © Leonard Sloots 12 | P a g i n a
Ornithologisch Jaarverslag 2009
Hoe is het in 2009 met de weidevogels gegaan? door Jan Andeweg Bedrijven en vrijwilligers De 40 actieve vrijwilligers hebben op 90 agrarische bedrijven meegeholpen met het opsporen en zo nodig beschermen van de nesten van de weidevogels. Vier vrijwilligers begonnen in 2009 met nesten zoeken en vijf vrijwilligers zijn gestopt. Van 102 bedrijven werden legselgegevens ontvangen en verwerkt in de database. Van 19 bedrijven werden geen nestgegevens ontvangen of zijn geen nesten gevonden.Van 12 nieuwe bedrijven werden nestgegevens ontvangen. De totale oppervlakte kwam uit op 3.774 ha; waarvan 3.444 ha grasland, 311 ha maïsland en 19 ha graan en overig land. Polders en hectares afgezocht land In 38 polders werden weidevogelnesten gevonden en geregistreerd. Uit polder Molenaarsgraaf werden van 365 ha de nestgegevens ontvangen. Uit polder Streefkerk van 356 ha. En polder Noordzijde van Noordeloos eindigde met 341 ha afgezocht land op de derde plaats. In Nieuw‐Lekkerland waren op 262 ha agrariërs met weidevogelbescherming actief. Nestgegevens werden ontvangen van polders; Brandwijk 196 ha, Peursum 141 ha, Bleskensgraaf 132 ha, Den Beemd 174 ha, Groottewaard (Noordeloos) 172 ha, Lage Giessen 124 ha, Binnentiendwegs (Giessenburg) 121 ha. Van nog 27 polders werden nestgegevens ontvangen met een oppervlakte < 100 ha. Activiteiten vrijwilligers Veertig vrijwilligers hebben actief gezocht naar weidevogelnesten. 26 vrijwilligers waren actief op 1 bedrijf, 3 op 2 bedrijven, 2 op 3 bedrijven, 1 op 4 bedrijven, 3 op 5 bedrijven, 4 op 6 bedrijven en 1 op meer dan 6 bedrijven. Vijf vrijwilligers zoeken geen nesten maar zijn actief als alarmteller. Eén vrijwilliger beheert het materiaal: markeerstokken, nestbeschermers en sleepslanglichters. 7 vrijwilligers registreren legselgegevens op bedrijfsniveau in de database. Eén vrijwilliger onder‐ houdt de database op groepsniveau en voert van bedrijven ook nestgegevens in. Vier vrijwilligers zijn actief als 13 | P a g i n a
mentor en nemen beginners mee het veld in om kennis over te dragen. Een viertal clusterhoofden onderhoudt contacten met agrariërs in hun cluster en verzamelen na afloop van het seizoen de legselgegevens. Er is een 'harde kern' van zo'n acht ervaren vrijwilligers die ondersteunende hand‐ en spandiensten verlenen. En waar te allen tijde een beroep op gedaan kan worden. Resultaten 2009 Van 13 soorten werden in totaal 2194 nesten gevonden. Van 1844 nesten (84%) is de afloop (uit, niet uit) geregistreerd.1405 nesten (76.2%) zijn genoteerd als uit en 439 nesten (23,8%) als niet uit. Verliesoorzaken: predatie 195 nesten (10,6%), beweiding 7 nesten (0,4%), werkzaamheden 37 nesten (2%), verlaten 100 nesten (5,4%), overig 6 nesten (0,3%), onbekend 94 nesten (5,1%). We gaan er van uit dat een groot deel van de 94 nesten met verliesoorzaak 'onbekend' ook predatie betreft. Opgeteld betreft predatie en 'onbekend' 289 nesten (15,7%). De som van predatie en 'onbekend' in 2008 bedraagt 302 nesten (14,6%). De predatie van 2000 tot en met 2009 is gemiddeld 11,8%. De 10,6% predatie in 2009 is wat lager dan het 10‐jarig gemiddelde. In de waard schommelt de predatie van weidevogelnesten tussen de 10 en 20%. In muizenarme jaren is de predatie van weidevogelnesten hoger dan in muizenrijke jaren. Dichtheden in 2009 voor de Alblasserwaard De dichtheid van de broedparen per 100 ha (bouwland, grasland en overig land, totaal 3.774 ha) en gecorrigeerd voor vervolglegsels was voor de Grutto 8,8 (2008: 12,4), Kievit 24,9 (2008: 30), Scholekster 2,7 (2008: 2,4), Tureluur 2,1 (2008: 2,2) en Slobeend 0,55 (2008: 0,87). De dichtheid was voor alle soorten lager dan in 2008 en wordt negatief beïnvloed doordat op 19 bedrijven geen nesten werden gevonden of geen nestgegevens werden ingezameld. De dichtheid op bouwland en overig land (totaal 330 ha) van de broedparen/100 ha was voor de Grutto 2,4 (2008: 5,8), Kievit 193,3 (2008: 217) en voor de Ornithologisch Jaarverslag 2009
Scholekster 13,3 (2008: 12,4). De dichtheid van de broedparen/100 ha op 3.444 ha grasland was voor de Grutto 9,4 (2008: 12,9), Kievit 8,7 (2008: 15), Scholekster 1,7 (2008: 1,6), Tureluur 2,3 (2008: 2,4) en voor de Slobeend 0,48 (2008: 0,9). Duidelijk is dat bouwland en vooral maïsland een grote aantrekkingskracht heeft op kieviten en scholeksters om er te gaan broeden. En op het grasland gaan weer veel grotere aantallen grutto's, tureluurs en slobeenden een nest maken. Scholekster © Leonard Sloots Soorten per bedrijf Van 102 bedrijven werden legselgegevens ontvangen. Op 14 bedrijven werden de nesten van 1 soort gevonden, 28 bedrijven vonden nesten van 2 soorten, 28 bedrijven vonden nesten van 3 soorten en op 32 bedrijven werden de nesten van minimaal 4 soorten aangetroffen en geregistreerd. Nesten van meerkoeten, knobbelzwanen, ganzen en wilde eenden worden meestal niet geregistreerd. Op 89% van de bedrijven werden nesten van Kievit gevonden. Gruttonesten waren op driekwart van de bedrijven aanwezig. Op tweederde van de bedrijven werd het broeden van de Scholekster vastgesteld. Het nest van de Tureluur werd op 37% van de bedrijven gevonden. Slobeendennesten werden op 16% en zomertalingnesten op 4% van de bedrijven aangetroffen. Een nest van de Graspieper werd op 3% van de bedrijven gevonden en het nest van de Kuifeend, Visdief en Veldleeuwerik werd ontdekt op 1% van de bedrijven. Broedende graspiepers en veldleeuweriken zijn op veel meer bedrijven aanwezig. Maar het vinden van de nesten van deze soorten is meestal een stuk lastiger. De geluksfactor speelt bij het vinden van een graspieper‐ en veldleeuweriknest vaak een grote rol. Ook het traceren van het nest van 14 | P a g i n a
Slobeend, Kuifeend en Zomertaling wordt vaak als tijdrovend en daardoor als lastig ervaren. Aantalsontwikkeling bepaald met BMP‐ monitoring In het voorjaar van 2006 en 2009 is de weidevogelstand bepaald met behulp van een onafhankelijke BMP‐monitoring. Met deze methode is het mogelijk om betrouwbare gegevens te verzamelen over de aantallen broedparen. De BMP‐monitoring is gericht op de aantallen broedparen en niet op de aantallen nesten. Om vervolglegsels zo veel als mogelijk uit te sluiten werden de landelijke standaardregels in acht genomen. In de gebieden van Benschop Rentmeesters die zowel in de Alblasserwaard als in de Vijfheerenlanden liggen zijn in 2009 op 3798 hectare 2183 broedparen geteld die geldig zijn voor de PSAN. De dichtheid van 57,5 broedparen per 100 ha betekent een afname van 5 à 6 procent per jaar in het PSAN‐gebied van Benschop Rentmeesters. De dichtheden per soort en per 100 hectare (tussen haakjes de dichtheid in 2006) zijn: Graspieper 0,9 (2,9), Grutto 10,9 (12,4), Kievit 35,8 (41,7), Krakeend 0,7 (1,0), Kuifeend 0,8 (0,7), Scholekster 4,8 (5,3), Slobeend 0,6 (0,8), Tureluur 2,0 (2,3), Veldleeuwerik 0,8 (1,5) en overig 0,2 (0,2). Opvallend is de onverklaarbare afname in dichtheid van de Graspieper en de Veldleeuwerik. Wat ook opvalt, is dat de dichtheid die is bepaald door de BMP‐ monitoring hoger is dan dan de dichtheid die is berekend met het aantal gevonden nesten. De oorzaak van dit verschil zou kunnen zijn dat niet alle nesten gevonden worden. Of dat niet alle aanwezig vogels overgaan tot het leggen van eieren. Gegevens van de BMP‐monitoring in het PSAN‐gebied van Den Hâneker waren op het moment van schrijven van dit verslag, helaas, nog niet beschikbaar. Is er toekomst voor de weidevogels? In de gebiedsvisie Alblasserwaard‐ Vijfheerenlanden “Samen werken aan een duurzame toekomst” die eind 2009 van de pers is gerold staan in hoofdstuk drie een aantal projecten beschreven. Het eerst beschreven project heeft als titel: “Verbetering van het landschap, versterking van de natuur.” “Actie: een initiatiefgroep wil binnen anderhalf jaar tot een breed gedragen uitvoeringsplan met een Ornithologisch Jaarverslag 2009
langjarige financieringsregeling komen. Het initiatief mikt op de volgende doelen binnen 10 jaar: ‐ gerealiseerde ecologische verbindingen (bijvoorbeeld Kinderdijk‐Zouweboezem); ‐ stabiele weidevogelpopulatie; ‐ minder opgaand bos en beplanting; meer hakhout (met onderhoudssubsidie); ‐ 50% van de slootkanten ondergebracht in agrarisch natuurbeheer; ‐ monitoren en evalueren van natuur en landschap;
‐ verbeterde ecologische waterkwaliteit. Voor samenwerking uit te nodigen partijen zijn in ieder geval: de overheden, agrariërs, overige grondgebruikers; natuurbeherende organisaties, natuur‐ en vogelwachten, Den Hâneker, vrijwilligers. Als eerste stap wil de projectgroep tot een uitvoeringsplan komen.” Er is een visie en een project dat oproept tot actie. En er zijn nog weidevogels die terugkeren uit de overwinteringsgebieden om hier te gaan broeden, maar de tijd dringt.
Worden dit onze nieuwe weidevogels? © Anthonie Stip
Spotvogel Hippolais icterina, soort van het jaar 2009 door Arie‐Willem van de Wal en Pieter Bieren Hoewel Spotvogels in de Alblasserwaard niet zeldzaam zijn, is de soort allesbehalve talrijk. Reden genoeg om deze spottende zanger te verkiezen tot ‘soort van het jaar 2009’. Een overzicht van de vele waarnemingen maakt langzaam duidelijk, waar de Spotvogels zich ophouden en waar je ze komend seizoen moet gaan opzoeken om de meesterlijke imitaties van deze Afrika‐ganger te gaan beluisteren. Uiteraard komt dit verslag tot stand dankzij de vele waarnemers die de nodige moeite en fietstochten daarvoor ondernomen hebben. Daarvoor dank! maar hij is feller gekleurd dan de Kleine Karekiet Beschrijving De Spotvogel behoort tot de insectenetende en is ietwat groter en kleurrijker dan de Fitis. zangers en is een groengele vogel met een formaat van een karekiet. De bovenzijde van de Zang Spotvogel is grijsgroen van kleur, de onderzijde Spotvogel, de naam zegt het al ‘spot’vogel; spot is lichtgeel en ook heeft de Spotvogel een dunne met de zang van andere vogels. Hij imiteert ze lichte streep boven het oog (wenkbrauwstreep). meesterlijk. Hij kan tientallen vogelsoorten Verder vormen randen op vleugeldekveren een imiteren zoals: Kleine Karekiet, Rietzanger Putter lichte baan. Aan de poten is niet veel te zien, ze en Merel. Toch heeft de zang een eigen typische zijn wat grijzig van kleur. De Spotvogel kan klank.De Spotvogel zingt bijna altijd vanuit de verward worden met Kleine Karekiet of Fitis, struiken en laat zich niet makkelijk zien. Ook 15 | P a g i n a
Ornithologisch Jaarverslag 2009
zingt de vogel luide tonen die worden afgewisseld door laag en hoog.Dhr. Jac P. Thijsse schreef eens: 'de Spotvogel galmt den heelen dag een opgewonden lied met snelle loopjes, telkens herhaald in hooge scherpe, haast snerpende tonen, die door geen enkelen anderen vogel zoo worden voortgebracht'. De Spotvogel komt voor in tuinen maar ook in halfopen gebieden met loofhout en in niet te dichte bossen. Hij heeft voorkeur voor vochtige gebieden maar de Spotvogel is niet heel
De Spotvogel is verder een echte zomergast die arriveert in mei en via een zuid‐oostelijke trekbaan over Midden‐Europa binnenkomt. Hij vertrekt uiterlijk september weer naar Afrika. Een Spotvogel in de winter is onmogelijk! De uiterste waarnemingsdata in de Alblasserwaard zijn als vroegste 24 april 2005 en als laatste 18 september 1993.
16 | P a g i n a
kieskeurig. Vaak leven en broeden ze ook op boerenerven en boomgaarden met houtsingels. Ook worden Spotvogels aangetroffen in woonwijken bij huizen en industrieterreinen mits er voldoende beplanting aan loofhout is met een rijke ondergroei. Dat de lage delen van Nederland, het zogenoemde ‘groene hart’ een belangrijk deel van het verspreidingsgebied vormen, is goed te zien in de blokjes op de onderstaande kaart van 2009 (bron: waarneming.nl)
Waarnemingen 2009 Dankzij het feit dat veel waarnemers alert geweest zijn op Spotvogels werden er in totaal maarliefst 220 waarnemingen doorgegeven. Het overgrote deel daarvan kwam binnen via de website alblas.waarneming.nl. Het mooie daarvan is dat de exacte locaties te zien zijn zoals in onderstaande kaart van de gehele Alblasserwaard. Alle waarnemingen zijn weergegeven in lichtgekleurde balletjes.
Ornithologisch Jaarverslag 2009
Zoals in een normaal seizoen werden met mei op de kalender meteen de eerste exemplaren waargenomen. Het grootste deel van de waarnemingen komt verder ook uit de maand mei met op 23 mei zelfs 29 waarnemingen op 12 verschillende locaties!! Heel kort door de bocht kunnen we dus al stellen dat de Alblasserwaard in ieder geval 12 territoria van Spotvogel heeft gehad in 2009. Ook in juni ligt het aantal waarnemingen nog op een hoog peil met 82 doorgegeven Spotvogels. Op 1 juni wordt in de Zouweboezem een paartje gezien dat bezig is met nestbouw. Verder wordt vanaf juni op veel locaties gemeld dat de zingende vogels al langer aanwezig zijn op dezelfde plek. Met het verder vorderen van het broedseizoen worden in juli en augustus nog zo'n 30 Spotvogels waargenomen en het aantal meldingen neemt geleidelijk af om te eindigen in een laatste waarneming op 29 augustus.
17 | P a g i n a
Hiermee vallen alle waarnemingen tussen 1 mei – 31 augustus en daarmee wordt meteen benadrukt dat de Spotvogel een absolute zomervogel is die slechts gedurende ongeveer 4 maanden aangetroffen kan worden. Zangpieken Op het moment dat de Spotvogels aankomen op hun broedplaatsen na de nachtelijke trek, zullen ze de eerstvolgende dagen fanatiek zingen. Op dat moment zijn de vogels gemakkelijk op te merken. Als ze in de loop van het seizoen stiller worden en meer bezig zijn met voeren en jongen grootbrengen, wordt het moeilijker om Spotvogels te vinden. De waarnemingen die doorgegeven zijn, bestaan vrijwel allemaal uit zingende exemplaren. Als al die zingende Spotvogels per weeknummer uitgezet worden in een grafiek, krijg je een verloop zoals onderstaande figuur.
Ornithologisch Jaarverslag 2009
neemt af, er worden meer vogels op roep gedetermineerd die fourageren of onder de noemer ‘ter plaatse’. Na half juli vallen grotere gaten in de grafiek en gaat het om enkelingen, die zich als laatste voorbereiden op de terugtrek.
Verloop zangwaarnemingen Spotvogel Hippolais icterina 1 mei (week19) t/m 29 augustus (week36) 60
50
40
Met enige fantasie zijn twee pieken te onderscheiden in week 21 en 23. De piek in week 21 is veruit de grootste en daaronder vallen ook twee dagen met bijzonder veel waarnemingen, te weten donderdag 21 mei en zaterdag 23 mei. Op deze twee dagen is er flink ‘gezocht’ naar Spotvogels in de Alblasserwaard en dat wordt zo goed duidelijk. Deze zangpiek is niet anders dan het gestaag toenemen van het aantal waarnemingen door de aankomst van steeds meer Spotvogels op nieuwe locaties. Daarna valt de piek in de laatste meiweek wat terug, dit heeft mogelijk te maken met factoren in het weer of de activiteiten van waarnemers. In de eerste week van juni ligt het aantal waarnemingen weer iets hoger. Een groot deel hiervan zijn vogels van eerder bezette locaties waar als Spotvogels in mei zijn opgemerkt. Deze locaties worden dus gecontroleerd op blijvende aanwezigheid. Toch worden op deze manier ook nog enkele nieuw bezette territoria ontdekt en doorgegeven. Vooral in het midden van de Alblasserwaard rond Brandwijk duiken nieuwe territoria op.Vanaf half juni ligt het aantal waarnemingen vrij constant op gemiddeld zo’n 15 per week. Het aandeel zingende exemplaren 18 | P a g i n a
Week 36
Week 35
Week 34
Week 30
Week 29
Week 28
Week 27
Week 26
Week 25
Week 24
Week 23
Week 22
Week 21
Week 20
Week 19
0
Week 33
10
Week 32
20
Verspreiding Binnen de Alblasserwaard vormen tuinen en erfbeplanting van boerderijen het belangrijkste biotoop waarin de Spotvogel aangetroffen wordt. In al te open polders ontbreken Spotvogels, hoewel in sommige gevallen één boerderij met flinke erfbeplanting genoeg kan zijn. Daar waar meer boerderijen of enkele huizen met tuinen bijeen staan, wordt de kans al een stuk groter. Weelderig groeiend loofhout in zowel boom‐ als struiklaag is een vereiste voor deze soort, om mogelijkheid te bieden voldoende te kunnen foerageren. Een gesloten bos, zoals bijvoorbeeld de verschillende locaties van het Alblasserbos, zijn te dicht begroeid en hebben te weinig ondergroei. Daarentegen vormen de aaneengesloten tuinen bij lintbebouwing een prima biotoop met voldoende variatie en openheid. Zo kan het gebeuren dat je letterlijk een Spotvogel in je achtertuin hebt broeden. Ook verspreide bosschages langs het Achterwaterschap, waaronder de grotere rustige eendenkooien zijn goed bezet. Plantsoenen rondom sportvelden, volkstuinen of randen van dorpen zijn eveneens bekend geworden broedplekken.Omdat het grootste deel van de waarnemingen in het westelijk deel van de Alblasserwaard gedaan is, hieronder een focus op dit deel waarin bovengenoemde elementen duidelijk uitspringen.
Week 31
30
Ornithologisch Jaarverslag 2009
Vermoedelijk hebben Spotvogels binnen hun territorium een behoorlijke spreiding in hun bewegingsruimte en zangposten want binnen de clusters die je op de kaart kunt onderscheiden zit soms tussen onderlinge stippen best een behoorlijke afstand. Naarmate de dichtheid toeneemt, zal ook de geschiktheid van het biotoop toenemen en dus kunnen Spotvogels dan dichter op elkaar zitten zonder elkaar in de weg te zitten. Bijvoorbeeld in het Kooiwijk te Oud‐Alblas zie je dan een bijna onafgebroken reeks aan stippen ontstaan, hoewel het misschien maar om 2 territoria gaat. De grote leegte in het oostelijk deel van de Alblasserwaard komt niet door een gebrek aan zingende Spotvogels, maar veelmeer door het feit dat er geen vogelaars wonen. Er is geen speciale ronde gemaakt om dit deel grondig te doorzoeken op Spotvogels. Wellicht is dat voor een volgende soort van het jaar wel leuk voor het totaaloverzicht. Opmerkingen Het jaar 2009 was geen opvallend jaar qua Spotvogels. Zowel de aankomstdata als de aantallen zijn overeenkomstig andere jaren, zo is de indruk. Qua aantal lijkt de soort wel licht af te 19 | P a g i n a
nemen, op langere termijn gezien. In de checklist broedvogels van de Alblasserwaard t/m 1999 wordt de Spotvogel onder broedvogel in vrij groot aantal geschaard. Dit betekent een aantal broedpaar tussen 50 en 200. Hoewel dat aantal van 50 natuurlijk nog wel gehaald wordt, gaat de soort toch meer naar de ondergrens van deze categorie als broedvogel. Bij de inschatting van het aantal broedparen, is het oostelijk deel van de Alblasserwaard wel een moeilijk onderdeel. Spotvogels zijn daar wellicht nog talrijker dan in het westelijk deel, maar nauwelijks doorgegeven. Duidelijke redenen voor afname zijn er niet, zelfs de Atlas van de Nederlandse broedvogels 1998‐2000 noemt die niet. Binnen de Alblasserwaard speelt biotoopverandering wel een rol. Het aandeel houtige beplanting nabij de lintbebouwing en rondom boerderijen neemt op veel plaatsen zienderogen af. Daar waar dit niet voorgevallen is, lijken ook Spotvogels nog relatief in grotere aantallen voor te komen. Gezien de ontwikkelingen in en rondom de Alblasserwaard, is het interessant om te weten hoe de verspreidingskaart van 2019 eruit zal zien. Misschien moeten we de Spotvogel tegen die tijd nog eens ‘soort van het jaar’ kiezen. Ornithologisch Jaarverslag 2009
Rietganzen in de Alblasserwaard Beschrijving van enkele westelijke Taigarietganzen anser fabalis fabalis in onze regio
door Albert de Jong Inleiding Wie het prachtige vogelboek van de ornitholoog H. Schlegel uit 1868 naslaat, treft daarin een plaat aan waarop een rietganzenkop is afgebeeld. 1 Het betreft een bruine kop met daaraan een lange, voornamelijk gele snavel met een platte ondersnavel en een uitstekende nagel aan het uiteinde. Tot voor kort hebben veel ganzenwaarnemers, met zo’n geelbekkige afbeelding in hun achterhoofd, de Taigarietgans Anser fabalis onderscheiden van de Toendrarietgans Anser serrirostris. Recent onderzoek wijst echter niet alleen uit dat de morfologische variatie in Toendra‐ en Taigarietganzen enorm is. 2 Ook lijkt het er op dat deze twee soorten ten onrechte de soortstatus hebben gekregen. Aan het begin van dit artikel wil ik maar kort op de genoemde problematiek ingaan, hoewel die op de achtergrond een belangrijke rol speelt. De hoofdmoot van de tekst bestaat uit de beschrijving van drie zekere gevallen van de westelijke Taigarietgans Anser fabalis fabalis die de Alblasserwaard heeft. Als regionale ganzenkijkers lopen we elke winter kans om één of meerdere van deze vogels aan te treffen en dan is het zaak om deze goed te documenteren. Verder wordt in dit artikel kort aandacht besteed aan het voorkomen van de Toendra‐ en Taigarietgans in de Alblasserwaard. Over Toendra‐ en Taigarietganzen Zoals al gezegd, bestaat er in het rietganzencomplex uit een enorme geografische variatie. Dat wil zeggen dat de lichaamsgrootte en andere morfologische eigenschappen van rietganzen, zoals snavellengte, afhangen van de plek waar ze vandaan komen. 3 Op dit moment is het rietganzencomplex verdeeld in drie soorten: de Kleine rietgans Anser brachyrhynchus die op basis van mtDNA en morfologische kenmerken zich heel duidelijk onderscheidt van de andere twee soorten: de Taigarietgans Anser fabalis en Toendrarietgans Anser serrirostris. 4 De Kleine rietgans laat ik in dit 24‐1‐09 Paartje Toendrarietganzen, polder Sliedrecht Foto: AJ artikel daarom verder buiten beschouwing. De Toendrarietgans broedt in de noordelijke toendrazone van Siberië. Van deze soort worden tegenwoordig twee ondersoorten onderscheiden: de westelijke Anser serrirostris rossicus en de oostelijke Anser serrirostris serrirostris. De eerstgenoemde overwintert vooral in West‐Europa en de laatste jaren in steeds groter wordende aantallen in Nederland. 5 In Oost‐Azië overwintert serrirostris, die broedt in het uiterste oosten van Siberië. Taigarietganzen komen voor in de zuidelijkere taigazone van Siberië. Deze soort wordt doorgaans onderverdeeld in drie ondersoorten. De meest westelijke is Anser fabalis fabalis, die broedt in Noord‐ Scandinavië tot aan het Oeralgebergte in 1
Zie het prachtige boek van Schlegel 1868. Deels in te zien via www.pbase.com/eriksanders/the_schlegel. Ruokonen e.a. 2008, p. 554. 3 Sangster & Oreel 1996, p. 311. 4 Voor een samenvatting van de taxanomische historie tot 1996, zie Sangster & Oreel 1996. Dit artikel is de onderbouwing geweest voor de split van het CSNA tot twee soorten grote rietganzen. 5 Voor de herkomst van toendrarietgans in Nederland, zie o.a. Burgers e.a. 1991. Voor aantalgegevens in Nederland, zie Van den Bergh 1999 en http://www.sovon.nl/soorten.asp?euring=1574&lang=nl 2
20 | P a g i n a
Ornithologisch Jaarverslag 2009
West‐Siberie. Oostelijker daarvan komen achtereenvolgens de ondersoorten johanseni en middendorffi voor. 6 Wel moet opgemerkt worden dat de status van johanseni onzeker is. 7 Van deze (onder)soorten zijn alleen de westelijke Toendrarietgans rossicus en westelijke Taigarietgans Anser fabalis fabalis met zekerheid vastgesteld in Nederland. 8 In het vervolg van dit artikel bedoel ik met Taigarietgans dus de westelijke ondersoort fabalis, met Toendrarietgans de westelijke ondersoort rossicus. Herkenning van de Taigarietgans Zowel Toendra‐ als Taigarietganzen vallen in groepen Kolganzen Anser albifrons albifrons op door hun grootte en lichte dekveerranden. In vlucht zijn ze te onderscheiden van andere ganzen door hun zware, donkere koppen. Het zijn zwijgzame ganzen, die een variabele roep hebben. Van Taigarietgans is bekend dat ze een diepe, tweelettergrepige roep heeft: ‘gang‐gang’, Toendrarietganzen roepen een drielettergrepig snaterend ‘ajajak’. 9 De trompetachtige roep van een zekere Taigarietgans heb ik eenmaal gehoord in de winter van ‘08/’09 nabij Empel (NB). Het ging om een solitaire vogel tussen de kolganzen. Het is echter de vraag of het geluid gemakkelijk opgemerkt kan worden tussen de Toendrarietganzen. Hierna zijn de belangrijkste veldkenmerken gegeven. Hierbij is gebruik gemaakt van de determinatieliteratuur die op dit moment beschikbaar is. • Het belangrijkste voor de determinatie is het letten op de grootte van de gans. Taigarietganzen benaderen de grootte van Grauwe gans Anser anser. Alleen sommige grote mannetjes (genten) van de toendrarietgans benaderen de grootte van Taigarietgans. De Taigarietgans heeft een dunne, lange hals en een langgerekt lichaam, waardoor een zwaanachtig profiel ontstaat. Verder hebben Toendrarietganzen een sterker contrast tussen de donkere kop en lichtere hals dan taigarietganzen. • De Toendrarietgans heeft doorgaans een vooral zwarte snavel met een kleine oranje bandje achter de nagel. De Taigarietgans heeft doorgaans meer geel dan zwart op de gemiddeld langere snavel. Echter, deze kleurverdeling geldt niet als heel betrouwbaar kenmerk. Zowel Toendra‐ als Taigarietganzen variëren daarvoor teveel in snavelkleur. 10 Het kenmerk van de snavelkleur moet dus met voorzichtigheid en in combinatie met de andere kenmerken gebruikt worden. Het witte kolletje dat vaak als kenmerk van taigarietgans is aangevoerd, komt ook regelmatig voor bij toendrarietganzen en geldt dus niet als kenmerk. 11 • Naast de snavelkleur is de vorm van de snavel een aandachtspunt. Alleen op korte afstand is te zien dat de ondersnavel van Taigarietgans niet zo sterk gebogen is en soms ogenschijnlijk in de bovensnavel verdwijnt. Taigarietgans heeft doorgaans een langwerpig ovalen ‘grimas’ of grijnsplek, terwijl de ondersnavel van de Toendrarietgans doorgaans sterker gebogen is waardoor een opvallendere grimas ontstaat. 12 Ter verduidelijking is figuur 1 gegeven, waarin twee typische rietganskoppen zijn weergegeven.
6
Voor een korte inleiding op het voorkomen van rietganzen in Europa, zie Barthel, P.H. 1989, p. 16‐17. Zie Roselaar 1977 en Burgers e.a. 1991. Recent heeft het CSNA de ondersoort middendorffi de soortstatus gegeven op basis van het onderzoek van Ruokonen 2008. Echter is de bewijslast voor deze split in dit onderzoek niet voldoende. 8 L.M.J. van den Berg noemt in een aantal artikelen in Mourik 2004‐3, 2004‐1 2003‐3 wel aantallen van serrirostris, johanseni en middendorffi. De artikelen zijn te vinden via http://www.vogelwerkgroepnijmegen.nl/de mourik.html 9 Zie Kist 1956. p. 199 en Heinicke 2004, p. 537. Via de website xenocanto is de roep van een solitaire taigarietgans te horen. Zie: http://www.xeno‐canto.org/europe/recording.php?XC=25713. 10 Burgers 1991, p. 310 11 Kist 1956, p. 191 noemt het witte kolletje als kenmerk. Recentere artikelen die ingaan op de determinatie, noemen het kenmerk niet meer, o.a. Oates 1997 en Heinicke 2004. 12 Heinicke 2004, p. 15. 7
21 | P a g i n a
Ornithologisch Jaarverslag 2009
Zelfs als we deze kenmerken combineren, is in veel gevallen nog steeds niet de precieze (onder)soort vast te stellen. Via waarneming.nl en op dutchbirding.nl is al enige tijd een stevige discussie gaande over de herkenning van grote Rietganzen. 13 Veelal gebeurt dit aan de hand van digitaal fotomateriaal dat gemaakt is met digiscoping. Eén van de voorlopige conclusies uit deze discussie is dat alleen de extremen van Toendra‐ en Taigarietgans met zekerheid op naam gebracht kunnen worden. Het ontbreekt namelijk nog steeds aan een hard ‐diagnostisch‐ kenmerk dat in het veld bruikbaar is. De determinatie moet gebeuren aan de hand van de genoemde, relatieve kenmerken die sterk afhangen van de inschatting van de waarnemer. Het is daarom van belang wat langer naar groepen Rietganzen te kijken. Daarbij moet ook worden gelet op de leeftijd van de ganzen (1e winter of volwassen) en gekeken worden of er sprake is van familieverbanden. Onderzoek in Duitsland liet zien dat kleine familiegroepjes Taigarietganzen zich vaak aan de rand van de groep Toendrarietganzen bewegen. 14 Hetzelfde geldt voor de gevallen die hierna besproken worden. Ook in de Alblasserwaard ging het om vogels die aan de rand van de groep ganzen foerageerden. Taigarietganzen in de Alblasserwaard Ook voor de split van het CSNA in 1996 is er door waarnemers onderscheid gemaakt tussen de twee typen rietganzen. 15 In archief van de vogelwerkgroep van de Alblasserwaard zijn van de periode 1987 ‐ 2009 34 meldingen van één of meerdere Taigarietganzen te vinden. In totaal gaat het om 69 vogels. Enkele waarnemingen daarvan zijn door meerdere waarnemers gedaan. Opvallend is wel de waarneming van 25 exemplaren in polder Molenaarsgraaf op 19 januari 1987 door Arie Ouwerkerk en Piet van Meerkerk (AO, PM). De meldingen van daarna betreffen tot maximaal drie vogels per waarneming. Vanaf 2001 zijn er in elke winter, op die van ‘07/’08 na, meldingen geweest van taigarietgans in de Alblasserwaard. Maar waarschijnlijk zegt dit meer over de waarnemerintensiteit dan over de werkelijke aantallen. Daarbij komt de voortschrijdende kennis op het gebied van de determinatie van de soort. Ik beschrijf hierna drie gevallen van taigarietganzen die in de afgelopen paar jaar gezien zijn in de Alblasserwaard. Het gaat om twee waarnemingen die zijn gedocumenteerd aan de hand van foto’s en een goede beschrijving en om één waarneming waarbij alleen de foto eveneens geen twijfel over
13
De discussie op waarneming.nl is te vinden via http://forum.waarneming.nl/smf/index.php/topic,99209.0.html. Op dutchbirding.nl in de fotogalerij ‘determinatie’, o.a. via: http://www.dutchbirding.nl/gallery.php?p=pic&gal=8 14 Heinicke 2004, p. 16. 15 Informatie over deze split, zie Sangster & Oreel 1996.
22 | P a g i n a
Ornithologisch Jaarverslag 2009
laat. De aanwezigheid van goede foto’s was doorslaggevend bij de keuze van de waarnemingen. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat andere Alblasserwaardse meldingen geen Taigarietganzen betroffen. 7‐8 november 2005 – polder Zevenhoven, Bleskensgraaf Deze karakteristieke Taigarietgans werd op korte afstand waargenomen door Leonard Sloots (LS) en Gerben en Eldert van Wijk (GW, EW). Op 8 november werd de vogel opnieuw in dezelfde polder waargenomen. LS heeft de vogel gefotografeerd met behulp van digiscoping. De vogel foerageerde in grasland. De vroege waarnemingsdatum pleit voor een taigarietgans van westelijke afkomst. Zweedse overwinteraars arriveren al in oktober op hun overwinteringplaats. Toendrarietganzen verblijven dan vooral nog in de voormalige Sovjet‐Unie. 16 GROOTTE & BOUW Dit betreft een grote rietgans met een duidelijk langgerekt lichaam en lange hals. Deze structuur is typisch voor taigarietgans. KOP & HALS Die indruk wordt versterkt door de uitstekende borst, die overgaat in een lange, gebogen hals. Boven de snavelbasis is een minimaal, wit vlekje te zien. De bruine kop contrasteert niet met de hals. De hals wordt lichter aan de basis, overgaand in een lichtergrijze buik. BOVENDELEN & VLEUGELS Het betreft een volwassen vogel, wat te zien is aan de wittige randen van de vierkante dekveren. Bij een eerstejaars vogel zouden die dekveren ronder zijn en donkerdere randen hebben. De handpennen steken even ver uit als de staart. Alle overige vleugelveren bruin met duidelijk witte rand. ONDERDELEN Lichtgrijze borst met donkerdere, bruine flanken. Witte flankstreep, anaalstreek en onderstaart.
Foto: LS NAAKTE DELEN De snavel is vanaf de basis tot voor de nagel bijna volledig oranje, op een klein stukje aan de basis van de bovensnavel na. De bovensnavel (culmen) loopt vanaf de kop in een rechte lijn naar de zwarte nagel. De grotendeels oranje ondersnavel loopt van de basis in een rechte lijn naar de
16
Hearn 2004, p. 6
23 | P a g i n a
Ornithologisch Jaarverslag 2009
snavelpunt en is dus niet sterk gebogen. De grijnsplek is dus nauwelijks aanwezig. De snavellengte is relatief lang. De poten zijn niet zichtbaar. 17 oktober 2006 – polder Langenbroek, Brandwijk De volgende Taigarietgans kan eveneens de boeken in als zeker. De bekende rietganzenkijker Theo Bakker bevestigde de determinatie. Deze gans werd in combinatie met een ook aanwezige Roodhalsgans Branta ruficollis ’s middags doorgegeven via het belsysteem van de vogelwerkgroep. De vogel foerageerde aan de rand van een groep kolganzen in het grasland vlak langs de Geerweg, direct naast plas‐dras Langenbroek. Door in ieder geval Leonard Sloots, Jan Schoonderwoerd, Ruben Vlot, Jorrit Vlot en Albert de Jong werd deze gans waargenomen (LS, JS, RV, JV en AJ). Tijdens de waarneming is de vogel door AJ uitgebreid beschreven. Deze erg vroege najaarswaarneming pleit eveneens voor westelijke afkomst. Foto: LS Foto: AJ GROOTTE & BOUW Deze gans had de grootte van zeker anderhalf keer een kolgans. Het betreft daarom waarschijnlijk een gent. Het langgerekte lichaam in combinatie met de vaak gestrekte hals geeft de vogel een zwaanachtig voorkomen. KOP & HALS De lange, slanke hals steekt ver uit de borst. De kop is volledig donker chocoladebruin, geleidelijk overgaand in de grijsbruine keel‐ en borstpartij. BOVENDELEN & VLEUGELS Deze vogel lijkt nog in actieve vleugeldekveerrui te zijn; de lengte van deze veren verschilt zichtbaar, wat betekent dat nog niet alle veren volgroeid zijn. Alle dekverenveren zijn adulttype, dat wil zeggen: rechthoekig met lichte randen. De handpennen van deze vogel steken voorbij de staart. ONDERDELEN De grijsbruine buik is ongetekend. Deze gans heeft duidelijke, donkere flankbandering en een witte flankstreep. NAAKTE DELEN De poten zijn helder oranje. Opvallend is de typische, lange snavel. De bovensnavel loopt in een rechte lijn van de basis naar de snavelpunt. De ondersnavel is plat en lijkt in de bovensnavel te verdwijnen, waardoor er geen grijnsplek zichtbaar is. Hierdoor ontstaat een hoekige snavelvorm. Het oranje op de bovensnavel is te vinden tussen de nagel en het neusgat en loopt daar onderdoor naar de snavelbasis. 30 januari 2009 ‐ polder Het Middenblok, Hardinxveld‐Giessendam Deze vogel dook op in een gemixte groep met daarin Toendrarietganzen, Kolganzen, Brandganzen Branta berniclans en een paartje Roodhalsganzen. De vogel werd tot zeker 1 februari door verschillende waarnemers in deze omgeving gezien. Er zouden zelfs drie Taigarietganzen in de groep aanwezig zijn geweest (waarneming.nl). Het betrof een solitaire vogel, die zich afzijdig hield van de andere ganzen en aan de rand van de groep foerageerde. 24 | P a g i n a
Ornithologisch Jaarverslag 2009
Foto: AJ
GROOTTE & BOUW De gans was ongeveer van gelijke grootte als de ook aanwezige toendrarietganzen en betreft waarschijnlijk een vrouw. In directe vergelijking was de vogel eleganter gebouwd. KOP & HALS Tussen de kop en hals is nauwelijks contrast op te merken. De vogel heeft een slankere, maar geen langere hals dan toendrarietgans. Net boven de snavelbasis is een klein, wit vlekje aanwezig. BOVENDELEN & VLEUGELS Hoewel de leeftijdsbepaling van rietganzen na de jaarwisseling lastiger wordt, betreft dit waarschijnlijk een adulte vogel; alle vleugeldekveren zijn adulttype. De handpennen van de vogel steken voorbij de staart. ONDERDELEN De buik is lichtgrijs, de flankbandering donkergrijs. Tussen de vleugel en de flank is een helder witte flankstreep zichtbaar. NAAKTE DELEN De pootkleur van deze vogel is helder oranje. Het grootste gedeelte van de snavel was oranje. Deze kleur loopt vanaf de snavelbasis tot aan de nagel op zowel de onder‐ als bovensnavel. De bovenrandvan de snavel is tot aan de nagel zwart. De ondersnavel is nauwelijks gebogen, waardoor er nauwelijks een grijnsplek te zien is. Toendrarietganzen in de Alblasserwaard De Alblasserwaard is in de winter een belangrijk foerageergebied voor tienduizenden ganzen. Het betreffen vooral Kolganzen en Brandganzen. Ze komen af op de eiwitrijke graslanden. Meestal bevinden zich maar enkele toendrarietganzen in deze groepen. Dit is niet zo verwonderlijk; de Toendrarietgans is een typische akkergans, die voornamelijk foerageert op akkers waar aardappels en suikerbieten op geteeld zijn. 17 Deze akkerbouw is niet te vinden in de Alblasserwaard. Gegevens uit het waarnemingenarchief laten zien dat de afgelopen dertig jaar gemiddeld 13 rietganzen per waarneming gezien werden. 18 Voor 1990 werd een enkele keer een waarneming gedaan van meer dan honderd vogels. Daarna bleven de aantallen onder de veertig schommelen en beperkte het jaargemiddelde zich tussen 1990 en 1999 tot 27 vogels. 19 Na de eeuwwisseling ging het 17
Burgers e.a. 1991, p. 307. [Σ= n= 218,⎯X = 12,9] in de periode 19‐2‐1977 tot en met 27‐12‐2008 (Bron: archief vogelwerkgroep NVWA). 19 [ Σ= 243, n= 38,⎯X = 27] in de periode 1990 tot en met 1999 (Bron: archief vogelwerkgroep NVWA). 18
25 | P a g i n a
Ornithologisch Jaarverslag 2009
jaargemiddelde iets omhoog en groeide het aantal geregistreerde waarnemingen per jaar. De omschrijving in de checklist van de vogelwerkgroep (editie 1999, RED.)‘overwinteraar in vrij klein tot vrij groot aantal’ laat gelukkig wat ruimte, want de afgelopen twee winters (‘08/’09) en (‘09/’10) overwinterden er zelfs meer dan honderd typsiche Toendrarietganzen in polder Sliedrecht. Deze vogels sloten zich af en toe aan bij groepen van andere ganzensoorten, maar gedroegen zich opvallend plaatstrouw. De Toendrarietganzen vermengden zich regelmatig met Kleine zwanen Cygnus columbianus bewickii. Waarschijnlijk betreft deze groep een deel van de vogels die deze winter in de Brabantse Biesbosch verbleven. De aantallen namen daar in januari 2010 af, terwijl juist in de Alblasserwaard in die maand de hoogste aantallen voor deze winter werden genoteerd. De precieze uitwisseling tussen de twee gebieden is niet met zekerheid vastgesteld. Wel fotografeerde ik in februari 2008 een Toendrarietganzenpaartje in de Kievitswaard, Brabantse Biesbosch, dat ik hoogstwaarschijnlijk opnieuw fotografeerde in januari 2009 in polder Wijngaarden (figuur 2). Op basis van de vorm en kleurverdeling van de snavel Figuur 2 AJ lijkt het hier om dezelfde vogel te gaan. Besluit Met dit artikel is maar een tipje van de sluier opgelicht. De geografische variatie in Toendra‐ en Taigarietganzen blijft stof voor voortdurende discussie. In feite kan alleen met tot nu toe ontbrekend, grootschalig ringonderzoek in de broedgebieden van beide (onder)soorten inzicht geven in hun voorkomen in West‐Europa. Daarnaast zou dat ringwerk een schat aan informatie over de soortvariatie kunnen opleveren. De op dit moment bekende kenmerken zijn immers niet afdoende om de variatie in beide (onder)soorten te ondervangen. Rietganswaarnemers zullen zich dus voorlopig in veel gevallen moeten neerleggen bij het feit dat van veel rietganzen de geografische afkomst niet met zekerheid te bepalen is. Alleen met karakteristieke Taiga‐ of Toendravogels zullen de meeste waarnemers geen problemen hebben. Met behulp van de hierboven genoemde kenmerken is het alleen mogelijk om, met enige ervaring, karakteristieke taigarietganzen te determineren. Onontbeerlijk blijft een uitgebreide beschrijving, het liefst aangevuld met foto’s. Aan de hand daarvan kan er achteraf gediscussieerd worden. Mocht er in de toekomst meer inzicht in het rietganzencomplex komen, dan is het zaak om de goed gedocumenteerde waarnemingen weer uit het stof te halen voor een volgend artikel. Maar dat lijkt op dit moment nog ver weg. Ik hoop de ganzenwaarnemers in ieder geval te hebben aangemoedigd om in het veld de rietganzen eens goed te bestuderen en documenteren.
12‐1‐2010 toendrarietganzen, polder Sliedrecht Foto AJ
26 | P a g i n a
Ornithologisch Jaarverslag 2009
Literatuur Barthel, P.H. (1989). Die Bestimmung von Gänsen der Gattung Anser. Limicola 3 (1), p. 1‐31. van den Bergh, L.M.J. (1999). In: Madsen, J., G. Cracknell & T. Fox (ed.) Goose populations of the Western Parlearctic: a review of status and distribution. Wetlands International Publication, n. 48. Burgers, J. e.a. (1991) . Origins and systematics of two types of the bean goose anser fabalis (Latham, 1787) wintering in The Netherlands. Ardea, 79 (2), 307‐316 Hearn, R. D. (2004). Bean goose Anser fabalis in Britain and Ireland 1960/61 – 1999/2000. Waterbird Review Series, The Wildfowl & Wetlands Trust / Joint Nature Conservation Committee, Slimbridge. Heinicke, T. (2004). Neue Erkenntnisse zum Auftreten der Waldsaatgans in Mecklenburg‐Vorpommern. Orn. Rundbrief Meckl.‐ Vorp.( Bd. 45, H. 1), 3‐18. Kist, J. (1956). Het voorkomen van de rassen van de Rietgans anser fabalis in Nederland. Ardea 44 (3), 188‐206. Oates, J. (1997). Identification of Taiga Bean Goose and Tundra Bean Goose. Birding World 10 (11), 421‐426. Roselaar, C.S. (1977). De geografische variatie van de rietgans. Watervogels, 2, 61‐68. Ruokonen, M. e.a. (2008). Taxanomy of the bean goose‐pink‐footed goose. Molecular Phylogenetics and Evolution ( 48), 554‐562. Sangster, G. & G. J. Oreel (1996). Progress in taxanomy of Taiga and Tundra Bean Geese. Dutch Birding, 18 (6), 310‐316. Schlegel, H. (1868). Natuurlijke historie van Nederland: De Vogels. Amsterdam: Funke.
Kleine zwanen © Leonard Sloots
27 | P a g i n a
Ornithologisch Jaarverslag 2009
Ringwerk in de Alblasserwaard in 2009 door Roel Meijer Het beschermen van vogels is onmogelijk als de claims niet onderbouwd kunnen worden met harde gegevens. Een deel van de benodigde informatie is afkomstig van wetenschappelijk onderzoek dat gebaseerd is op vogels die individueel herkenbaar zijn omdat ze geringd zijn. Ook in de Alblasserwaard wordt een bijdrage geleverd aan dat ringwerk. Het ringen van vogels is ruim 100 jaar geleden Geringde vogels gestart met als doel inzicht te krijgen in de Net als de afgelopen jaren zijn ook in 2009 vogeltrek. Sindsdien zijn er vele belangrijke enkele honderden vogels voorzien van een ring toepassingen bijgekomen. De laatste tientallen van het Vogeltrekstation (zie tabel 1). Veel jaren richt de aandacht zich in het bijzonder op aandacht is daarbij besteedt aan het ringen van reproductie (hoeveel jongen komen er groot), Kerkuilen en Visdieven. Op deze soorten zal in de overleving (welk deel van de (broed)populatie volgende paragrafen wat verder worden leeft nog na 1,2,3…jaar) en dispersie (waar gaan ingegaan. Verder zijn er voor het eerst redelijk de vogels zich vestigen). Recente ontwikkelingen wat Boerenzwaluws geringd. De Alblasserdamse zijn o.a. het in detail volgen van trekbewegingen kolonies waar in 2008 164 Oeverzwaluws met behulp van satellietzenders. Dit is in konden worden geringd, zijn inmiddels weer Nederland o.a. gebeurd bij de Purperreiger; één bijna allemaal verdwenen. Wel leverden de van de vogels (Gerrit) was afkomstig van de vangsten van dat jaar een tweetal kolonie in Kinderdijk. De resultaten van al dit terugmeldingen op, namelijk een vogel die op 1 werk zijn van toenemend belang voor juni 2009 werd teruggevangen in een kolonie natuurbescherming. langs de Waal in Gameren (Gld) en – van veel verder weg – een terugvangst op 13 april door een ringer op Malta. Kerkuil De winter van 2008/’09 bracht voor het eerst sinds vele jaren weer redelijk wat ijs en sneeuw in de Alblasserwaard. Omdat Kerkuilen slechts een kleine vetvoorraad aan kunnen leggen, kunnen ze niet lang zonder voedsel. Perioden waarin hun belangrijkste prooidieren, muizen, onder de grond of onder de sneeuw blijven, zijn dan ook dodelijk. De teruggang bleef echter beperkt (bron: Kerkuilenwerkgroep 20 Alblasserwaard ), vermoedelijk omdat het sneeuwdek niet al te dik was. Er konden in totaal 22 jonge Kerkuilen worden geringd in 6 nesten. Het totaal aantal Kerkuilen dat sinds 1999 in de waard is geringd, kwam daarmee op 112, te weten 18 oude en 94 jonge vogels. 20
Een jonge Oeverzwaluw (let op de lichte randen van de veren) in een mistnet. ©Roel Meijer
28 | P a g i n a
Noot van de redactie: door omstandigheden is er van de Kerkuilenwerkgroep geen artikel met broedresultaten van Kerkuilen in 2009. Uit persoonlijke communicatie blijkt echter dat de kerkuilenstand redelijk stabiel bleef in vergelijking met 2008. Een exact aantal is momenteel niet voorhanden.
Ornithologisch Jaarverslag 2009
geringd in de Brabantse Biesbosch en in 2007 een nest met 6 jongen had in Bleskensgraaf. Visdief De visdiefkolonies op het Nieuwland, het industrieterrein in aanleg rond de grens van Alblasserdam en Papendrecht telden in 2009 meer broedparen dan de voorgaande jaren. In 2007 waren er bij elkaar 80 nesten, in 2008 waren het er 95 en in 2009 werd zelfs de honderd overschreden met 106 paar. Een nogal onverwachte ontwikkeling, want het industriegebied wordt steeds verder bebouwd en de oppervlakte braakliggend terrein wordt daarmee steeds kleiner. Ook groeien de onbebouwde delen steeds verder dicht met struiken en vooral met riet. Behalve op het Een jonge Kerkuil met hier en daar nog wat dons. Nieuwland broedden er 2 paartjes op een © Roel Meijer braakliggend deel van een bouwterrein langs de Alblas (Langesteeg) ten oosten van Van de oude vogels zijn er 9 aangetroffen bij de Alblasserdam.Was het aantal bezette nesten een controle van de nestkasten, de andere 9 zijn dikke meevaller, het broedsucces was uitgezet in 1999 (6 afkomstig uit Friesland) en bedroevend. Er werden incl. de Langesteeg 67 2008 (3 gerevalideerde vogels). Vooral de laatste jongen geringd, ofwel gemiddeld 0,62 kuikens drie jaar zijn er flink wat Kerkuilen geringd (85 per nest. In 2008 werden er niet minder dan 190 van de 112) en daarmee begint ook het aantal jongen geringd, wat neerkomt op een terugmeldingen langzamerhand op te lopen. In gemiddelde van precies 2 jongen/nest. Een en tabel 2 zijn alle recente opgaven van in de ander betekent een teruggang met bijna 70%. Alblasserwaard geringde en/of teruggemelde Kerkuilen samengevat. Wat meteen opvalt is dat de meeste vogels sneuvelen als verkeersslachtoffer en dat dat vooral gebeurt in het eerste halfjaar na het ringen. Ook valt op dat de afstand vanaf de ringplaats vaak niet meer dan enkele tientallen kilometers bedraagt. Deze indrukken zijn in overeenstemming met het landelijke beeld. Kerkuilen jagen vaak in wegbermen, daar zitten immers veel muizen. Ze vliegen daarbij vrij laag, ook als ze de weg oversteken en vooral de onervaren jonge vogels vallen daarbij regelmatig als verkeerslachtoffer. Jonge Visdieven kunnen zich uitstekend Vanzelfsprekend is de kans dat een dode Kerkuil die langs een weg ligt, wordt gevonden, ook nog verstoppen. ©Jannie Meijer eens veel groter dan een vogel die ergens in het veld sterft. Dat alles draagt bij aan het hoge De oorzaak van dit zeer matige resultaat is niet bekend, maar er zijn aanwijzingen dat er percentage verkeerslachtoffers. Kerkuilen kunnen wel vrij ver wegtrekken of ‐ roofdieren actief zijn geweest. In vergelijking zwerven, zelfs tot in Spanje toe, Dat zijn echter met eerdere jaren werden er veel nesten de uitzonderingen, de meeste vogels blijven in voortijdig in de steek gelaten en ook werden er ons land of komen niet veel verder dan (net over veel meer dode aangevreten jongen gevonden. de grens in) België of Duitsland. Interessant ten Ook was het opvallend dat veel jongen, daartoe slotte is een Kerkuil die in 2004 als kuiken is aangemoedigd door de oude vogels, op stap 29 | P a g i n a
Ornithologisch Jaarverslag 2009
gingen naar andere plekken op het industrieterrein. Dat ze daarvoor soms honderden meters over de verharde en vrij druk bereden weg moesten afleggen, was kennelijk geen belemmering. Dit gedrag is in voorgaande jaren niet waargenomen. Niet uit te sluiten is dat er (ook) problemen waren met de aanvoer van voldoende voedsel. Er werden volop visjes aangevoerd, maar het kan zijn dat die net als in andere Nederlandse kolonies te klein waren. Het aantal terugmeldingen van als kuiken geringde Visdieven blijft vooralsnog beperkt tot een tweetal verkeersslachtoffers elders uit de Alblasserwaard. Dat kan ook haast niet anders, want de Visdieven trekken kort na de broedtijd naar de kust van Afrika om er de winter door te brengen. Het merendeel van de jonge vogels blijft daar om pas in het tweede jaar terug te keren om te broeden. Tot die tijd is de kans op terugmeldingen erg klein. Een aanzienlijk grotere Nieuw Terug‐ Soort geringd vangst volwassen pullus totaal Kleine plevier 1 6 7 ‐ Kievit ‐ 5 5 ‐ Visdief 5 67 72 3 Turkse tortel 3 ‐ 3 ‐ Kerkuil ‐ 22 22 ‐ Steenuil ‐ 2 2 ‐ Veldleeuwerik 2 ‐ 2 ‐ Boerenzwaluw 3 83 86 ‐ Koolmees 5 ‐ 5 4 Kauw 3 ‐ 3 ‐ Huismus 5 ‐ 5 ‐ Totaal 27 185 212 7
kans op terugmeldingen is er bij het vangen van oude vogels. Van de 5 volwassen sterns die in 2009 werden gevangen, waren er 2 al geringd. Een Visdief die in 2009 op de Langesteeg broedde, was in april 2007 geringd in Zeebrugge (België), vermoedelijk op doortrek naar Nederland. Dat Visdieven behoorlijk oud kunnen worden bleek uit de terugvangst van een vogel die in 1996 bij Rotterdam was geringd en in 2009 op het Nieuwland broedde. De inmiddels 13 jaar oude ring was zo gesleten dat hij vervangen moest worden. Dankzegging Het voert te ver om de tientallen personen op te sommen die het ringwerk mogelijk hebben gemaakt. De terreineigenaren en agrariërs die toestemming gaven hun vogels te ringen en alle helpers bij het ringen worden hartelijk bedankt.
afstand Plaats dagen oorzaak (km) ALBW geringd Gassel (NB) 62 1667 slechte conditie Leusden (U) 54 151 verkeerslachtoffer Apeldoorn (Gld) 95 183 verkeerslachtoffer Lingewaal (Gld) 12 125 verkeerslachtoffer Lingewaal (Gld) 16 251 verkeerslachtoffer Brabantse Biesbosch 11 93 verdronken Streefkerk 3 197 verkeerslachtoffer Elders geringd broedvogel Brabantse Biesbosch 15 1116 Bleskensgraaf Tabel 2: Terugmeldingen geringde Kerkuilen
Tabel 1: Geringde vogels in de Alblasserwaard in 2009
30 | P a g i n a
Ornithologisch Jaarverslag 2009
Watervogeltellingen 2009 – 2010 door Jan Schoonderwoerd Net als ieder jaar werden ook dit seizoen gedurende de maanden september t/m april, ongeveer halverwege de maand, de (water)vogels die de polders van de Alblasserwaard bevolkten, geteld. In dit artikel de verslaglegging van de resultaten. er heel de ochtend motsneeuw viel, met als Weersomstandigheden Eerst wat over de weersomstandigheden tijdens resultaat alweer een laagje sneeuw. Zaterdag 13 de tellingen (een echte Hollander begint maart, geheel bewolkt met af en toe wat lichte tenslotte met het weer). Zaterdag 12 september regen, de temperatuur schommelde rond de 5 á liep de temperatuur op tot ± 19 graden en was 6 graden, bij een matige noordwestenwind. het half‐ tot zwaar bewolkt bij een zwakke Zondag 14 maart, zo ongeveer hetzelfde noordenwind. Zondag 13 september was het weertype, af en toe regen, en wind uit dezelfde ietwat frisser, zwaar bewolkt en wat neerslag. richting. Zaterdag 17 oktober kende een temperatuur tot 14 graden, licht bewolkt, en ook weer een zwak September noordenwindje. Zondag 18 oktober ongeveer Vijf tellers gingen deze maand het veld in, wat dezelfde temperatuur, half tot zwaar bewolkt, resulteerde in ruim 4967 vogels verdeeld over 63 de wind was gedraaid naar de zuidwesthoek. soorten. Daaronder nog zomervogels als Kleine Zaterdag 14 november, temperatuur tot 15 Karekiet en Fitis, maar ook doortrekkers. Zo graden en zwaarbewolkt, waar enige neerslag uit verbleven in de Hoge Boezem Overwaard (HBO) voortkwam, dit alles bij een matige 5 Paapjes en 4 Tapuiten; 77 en 40 zuidwestenwind. Zondag 15 november was zo Boerenzwaluwen foerageerden respectievelijk ongeveer hetzelfde verhaal. November was boven polder Oud‐Alblas en Binnentiedsweg. overigens zeer zacht, sommige planten bloeiden Langs het waterschap Oud‐Alblas zaten 12 Witte bijvoorbeeld langer. En sommige dieren waren Kwikstaarten. En ook alweer een Slechtvalk, langer actief. December was aan de koude kant, uitkijkend over zijn jachtterrein vanaf een mast vooral de tweede helft van de maand, met veel in polder Oud‐Alblas. Er werden nog maar weinig sneeuw, plaatselijk (vooral in het noorden) tot Grote Zilverreigers geteld: 3 in Oud‐Alblas en wel 40 cm. Maar dat kwam allemaal dus net na verder nog één in polder Langerak. de tellingen. Zaterdag 12 december, temperatuur van 3 tot 7 graden, half‐ tot zwaar Oktober bewolkt. De wind kwam uit het noodoosten. De enige Roerdomp werd gezien in de HBO. Hier Zondag 13 december, daalde de temperatuur al en in het aangrenzende waterschap verbleven tot ‐4 tot overdag maximaal +3 graden, het was ook de meeste van de 77 Futen (31 stuks). half bewolkt en de wind kwam uit dezelfde Slechts 26 Grote Zilverreigers werden gezien, noordoosthoek. Januari was de koudste sinds veel minder dan vorig jaar oktober: toen er 66 dertien jaar. De telling viel echter net in een werden geteld. De meesten (8) zaten in polder dooiperiode, tot vorst kwam het dan ook vrijwel Bleskensgraaf. Hetzelfde geldt voor de Blauwe niet, de sneeuwlaag was daardoor grotendeels Reiger, vorig jaar 316 nu werden “slechts” 138 verdwenen. Zaterdag 16 januari, temperatuur exemplaren van deze soort gezien. van +1 tot+3 graden, geheel bewolkt en een Waarschijnlijk een gevolg van de vorige vrij matige zuidoostenwind. Op zondag 17 januari koude winter. Van de Knobbelzwanen werd ook steeg de temperatuur zelfs tot 7 graden, was het bijna de helft minder als de vorige oktober zwaarbewolkt bij een zwakke westenwind. telling gezien. Dit geldt overigens voor alle Zaterdag 13 februari was een grijze dag, een tellingen dit seizoen. Door een plotselinge kou‐ koude, gelukkig wel zwakke, noordoosten wind, inval begin oktober, kwamen in de tweede week temperaturen van 1 á 2 graden en af en toe viel van oktober veel Kolganzen Nederland binnen. er wat motsneeuw. Zondag 14 februari was een Een flink aantal betrok ook in de Waard weer herhaling van de vorige dag, met dat verschil dat hun winterkwartieren, of trokken nog iets verder 31 | P a g i n a
Ornithologisch Jaarverslag 2009
naar de Delta. Het gros (4.236) verbleef in polder Bleskensgraaf en Langebroek, verder nog enkele in Oud‐Alblas en polder Wijngaarden. De Grauwe Ganzen vertoefden zoals gewoonlijk in de noordwesthoek van de Waard, de Overwaard en omgeving. Een groep van 23 Grote Canadese Ganzen werd gezien in polder Oud‐Alblas. In polder Hardinxveld 68 exemplaren van deze soort. Nog betrekkelijk weinig Smienten deze maand, ongeveer duizend minder dan vorig jaar oktober. De meeste (386) van de 1493 getelde vogels zaten in polder Langerak. Het aantal Wilde Eenden (1.345) is maar mondjesmaat ook veel minder dan vorige oktober (3.059). Bijna alle van de toch al weinige Kuifeenden zwommen in de HBO. 66 roofvogels werden opgemerkt, meest Buizerds maar ook 20 Torenvalken en een Bruine Kiekendief die in de HBO verbleef. Polder Nieuw‐Lekkerland herbergde twee Scholeksters, evenals 34 Wulpen; er werden nog 35 wulpen in polder Bleskensgraaf waargenomen. De enige IJsvogel werd gezien in de HBO. Een Grote gele kwikstaart werd in polder Kortland gezien bij de ijsbaan. En verder nog 7 waarschijnlijk doortrekkende Tjiftjaffen, waarvan 5 in de HBO,
32 | P a g i n a
waar ook 15 Baardmannen werden gezien. Bij elkaar opgeteld deze oktobertelling 14.783 vogels verdeeld over 61 soorten.
November De Dodaars is altijd al een schaarse wintergast geweest, deze keer vier exemplaren, wat één meer is dan het gemiddelde van de laatste tien jaar. Drie exemplaren in Hoge Boezem Overwaard en het aangrenzende waterschap, en de vierde in polder Streefkerk. Begin jaren tachtig lag het gemiddelde op acht per maand, het hoogste aantal ooit was in maart 1982 met 30 exemplaren. 23% van het aantal Futen bevond zich op de plasjes van Slingeland. Flinke aantallen Aalscholvers deze telling, 325 exemplaren, het hoogste aantal ooit. In november worden gewoonlijk de hoogste aantallen bereikt. De meeste (bijna de helft) van deze vissers werden gezien in Liesveld (83) en de Avelingen (68). De laatste jaren neemt deze soort nogal toe: van 1990 tot 2000 lag het maandelijks gemiddelde op 70, de laatste 10 jaar is dat gestegen tot ruim 148. Er werden 91 Grote Zilverreigers gezien, het maximale aantal van deze winter. Onder andere 15 ex in polder
Ornithologisch Jaarverslag 2009
Bleskensgraaf en 20 in polder Streefkerk. Bijna 30 procent het totaal in de provincie Zuid Holland (311) verbleef dus in de Waard. De aantallen van seizoen 2007/2008 (ruim 100) halen we de laatste twee jaar niet meer. Langs de Geerweg in polder Bleskensgraaf werd de zeldzame Koereiger opgemerkt, die vanzelfsprekend op veel belangstelling kon rekenen, en daar nog een paar weken in die omstreken heeft rond gezworven. Grote groepen Knobbelzwanen werden her en der gezien, gebieden met meer dan 200 vogels waren polder Molenaarsgraaf en rond Giessenburg. De eerste Kleine Zwanen zijn blijkbaar net aangekomen; een groepje van 9 exemplaren werd waargenomen in polder Bleskensgraaf. Er werden voor november extreme aantallen Kolganzen geteld: 20.483 om precies te zijn. In de provincie Zuid‐Holland werden er 25.598 geteld; 80% zat dus in de Alblasserwaard. Het gemiddelde voor november ligt de laatste tien jaar op 8.600. Dit seizoen bijna drie keer zoveel dus. Het merendeel (ruim 17.000) werd in polder Streefkerk en Bleskensgraaf gezien, waarvan de meeste (9550) deze keer in Streefkerk. Een grote groep van 140 Grote Canadese Ganzen verbleef in polder Hardinxveld; goed voor 44% van het totaal van deze maand. Tevens werden ruim 12.500 eenden gezien, verdeeld over 9 soorten incl. Soepeenden. Talrijkst is de Smient met 6.572 vogels, de helft minder dan vorige telling in november 2008. De Hoge boezem Kinderdijk, meestal goed voor een paar duizend Smienten, leverden dit maal slechts 476 vogels op, tegen 5.000 in november vorig jaar. Dit gebied leverde ook veruit de meeste Krakeenden: 305 van de 454 genoteerde vogels. 81% (288) van de 344 Wintertalingen bevond zich in en rond het plas‐ drasgebied in polder Langebroek. De soort neemt sinds de afname eind jaren tachtig de laatste vijf jaar weer aanzienlijk toe. In polder Streefkerk werd de enige Pijlstaart van dit seizoen gezien. De karige aantallen van Tafel‐ en Kuifeend blijven de laatste 33 | P a g i n a
jaren, zij het op een laag niveau, toch enigszins stabiel. Bijna de helft van de Kuifeenden (190) verbleef in de HBO. De Tafeleend werd slechts in vier gebieden met één of enkele exemplaren gezien. De roofvogels waren vertegenwoordigd met vijf soorten en 87 exemplaren. 92% bestond uit Buizerd en Torenvalk: resp. 51 en 29 vogels. Vergeleken met vorig jaar blijven de aantallen van deze soorten behoorlijk achter. Een Bruine Kiekendief werd aangetroffen in de Hoge boezem van de Kinderdijk. Een Slechtvalk trachtte zijn prooi te verschalken in polder Oud‐ Alblas. Meerkoeten waren voor november met ongeveer de gemiddelde aantallen aanwezig. Voor de Waterhoen was dat allemaal een ietsje minder. Een Bosuil hield zich op in polder Streefkerk en in de Avelingen zaten twee IJsvogels. Vier groene Spechten werden gezien, waarvan drie in polder Streefkerk. Tenslotte is de waarneming van 24 Goudhaantjes in polder Binnentiendwegs het vermelden waard. Verdeeld over 71 soorten werden er 49.422 vogels geteld. December Deze telling werden 89 Grote Zilverreigers gezien, wat vrijwel gelijk is aan de vorige telling. De grootste concentratie zat in polder Bleskensgraaf en Streefkerk met resp. 19 en 14 exemplaren. Polder Streefkerk had ook de meeste Blauwe reigers (38). Er werden 1589 Knobbelzwanen geteld; het merendeel van deze vogels (45%) werd geteld in de polders Giessenburg (387) en Molenaarsgraaf (337). Kleine Zwanen zijn aanzienlijk talrijker dan de vorige maand, maar onder het aantal van december 2008. Meer dan de helft van de in de
Ornithologisch Jaarverslag 2009
provincie aanwezige vogels (812) bevond zich in de Waard. In 7 telgebieden waren Kleine Zwanen aanwezig, maar de grootste groepen bevonden zich in Polder Wijngaarden en Polder Sliedrecht (167) en Polder Langerak (123). Slechts één Wilde Zwaan en wel in polder Binnentiendwegs. In vier telgebieden werden 14 Zwarte Zwanen opgemerkt, waarvan 8 in polder Molenaarsgraaf. Daarnaast waren er zowat 3.000 Kolganzen minder dan vorige maand, maar wel 6.000 meer dan vorig jaar december, toen veel van de aanwezige vogels blijkbaar waren doorgetrokken naar de Delta. Maar met 17.912 vogels werd er toch een flinke massa ganzen geteld. In 12 van de 19 telgebieden waren Kolganzen aanwezig. 95% hiervan zat in drie gebieden: polder Bleskensgraaf (8.940) polder Streefkerk (5.500) en polder Binnentiendwegs (2.700) Het gros van de Grauwe Ganzen zat zoals altijd in de noordwesthoek van de waard, in en rond het boezemgebied in Kinderdijk. Er werden ook een paar honderd Brandganzen gezien, waarvan 350 in polder Bleskensgraaf. In de andere vier gebieden slechts enkele tientallen. Het aantal Grote Canadese Ganzen is ongeveer gelijk aan vorige telling. 16 telgebieden registreerden Nijlganzen, soms in flinke groepen zoals bijvoorbeeld 156 in polder Wijngaarden. De enige Indische Gans werd gezien in polder Streefkerk. Een Sneeuwgans werd gemeld in polder Binnentiendwegs. Het aantal Smienten (6.638) is ongeveer gelijk aan vorige telling in november, dus nog steeds wat mager. Vorig jaar december werden er nog 9.027 geteld. In drie gebieden zaten net over de 1000 exemplaren en in de overige 11 gebieden enkele tientallen tot enkele 100en. Ten opzichte van de vorige maand ruim 150 Krakeenden minder (296). De meeste (132) bevonden zich in Slingeland. Het aantal van de overal aanwezige Wilde eend (5.575) ligt deze maand met ruim 600 vogels boven het
34 | P a g i n a
gemiddelde van de laatste tien jaar (4.941). Gerekend over 10 jaar daarvoor (tussen 1990 en 2000) was het gemiddelde voor december nog lager (3.566). Deze keer veel Kuifeenden: 721. Voor dergelijke aantallen moeten we terug naar de jaren ‘80. Ruim de helft hiervan komt voor rekening van de Avelingen, waar een groep van 380 werd geteld. Deze telling zes soorten roofvogels en 97 exemplaren, naast Buizerd en Torenvalk die de hoofdmoot vormen, werd in polder Kortebroek de toch wel zeldzame Blauwe Kiekendief opgemerkt. Een Slechtvalk was aanwezig in polder Streefkerk. Het Waterhoen zit aan het gemiddelde aantal voor december. In sommige gebieden was de soort met flinke aantallen aanwezig, zoals in Giessenburg en Goudriaan waar 154 exemplaren van deze rallensoort werden geteld. In slechts 10 telgebieden in de provincie werden meer dan 50 ex gemeld. Er werden voor december ook vrij veel Meerkoeten geteld: 1.000 meer dan het gemiddelde van 2000 tot 2010. Het grootste aantal (743) werd geteld in Liesveld, maar ook grote groepen in polder Streefkerk en rond Giessenburg. Vijf winterse Scholeksters werden in Streefkerk waargenomen. In slechts 3 telgebieden werden Kieviten gezien (351) daarvan zat 77% in gebied Wijngaarden‐Sliedrecht. De meeuwen waren in ‘gewone’ aantallen aanwezig, en er werd nog wel één Kleine Mantelmeeuw gezien. Zes exemplaren van de steeds algemener wordende Groene Specht werden waargenomen. Leuk is een clubje van acht Goudhaantjes in Slingeland. Exoten hadden we ook weer: drie Muskuseenden in de omstreken van Giessenburg en acht Zwarthalszwanen in Liesveld. Deze telling in totaal 49.780 vogels in 74 soorten. Januari
Ornithologisch Jaarverslag 2009
Er was weinig open water in de Waard deze midwintertelling. Het binnenwater was gedurende deze telling zo goed als allemaal dichtgevroren. Er werd dan ook weinig waterwild geteld. Zo werden er slechts zeven
Futen gezien, het laagste aantal ooit. Toch zaten er nog wel 55 Grote Zilverreigers, een 12 tal verbleef in de nabijheid van een nog open liggend slootje in Langebroek. En verder nog 11 in polder Streefkerk. In de overige 10 gebieden waar ze werden gezien in groepen van 1 tot 8 vogels. Een slaapplaatstelling een week later bij de eendenkooi Oud‐Alblas leverde slechts vier exemplaren op. Een grote groep van ruim 200 van deze vogels had zijn toevlucht gezocht in de Biesbosch waar nog wel open water voorhanden was. Blauwe reigers zaten voornamelijk geconcentreerd rond voederplaatsen en enkele open stukken water. 75 werden geteld bij een voederplaats in de bebouwde kom van Alblasserdam en 39 langs de Ammerse kade bij een visverwerkend bedrijf. De grootste groepen Knobbelzwanen zaten weer rond Molenaarsgraaf en Giessenburg: 314 en 333 exemplaren. In nog vijf andere telgebieden kwamen ze ruim boven de honderd. Ditmaal topaantallen Kleine Zwanen (1.674), en in de gehele provincie werden 1.991 van deze vogels gemeld, dus verreweg de meeste (84%) verbleven in de vooral westelijke helft van de Waard. Nooit eerder werd dit aantal gehaald; het tot nog toe hoogst waargenomen aantal was in januari 2008 (1.146). De grootste concentraties bevonden zich in polder Langerak (331), polder Wijngaarden (325) en polder 35 | P a g i n a
Bleskensgraaf (289). Meestal tussen de Kleine Zwanen werden nog 16 Wilde Zwanen gezien: 7 bij Giessenburg, 5 in polder Bleskensgraaf en 4 in het oosten, bij Hoogblokland. Doordat de sneeuwlaag nagenoeg verdwenen was in tegenstelling tot grote delen van het land, vonden de ganzen hier een gedekte tafel waar ze massaal op af kwamen. Deze telling stond dan ook geheel in het teken van de ganzen. 64% van het totaal aantal getelde vogels waren ganzen! Verdeeld over 8 soorten (incl. Soepgans) kwam de teller op ± 57.000 exemplaren. Om met de Kolgans te beginnen: de grootste groep bevond zich in telgebied 1236 bij Hoogblokland (6.330). Daarnaast bijna 6.000 bij Giessenburg en 4.350 in polder Streefkerk (hier is op zondag geteld dus die aantallen kunnen niet zonder meer bij elkaar opgeteld worden). Drie telgebieden, te weten de polders Binnentiendwegs, Nieuw‐Lekkerland en Langerak zaten ruim boven de 3.000 Kolganzen. Opgeteld waren het ruim 28.000 Kolganzen, wat neerkomt op 41% van de aanwezige kollen in de provincie. Dit is het hoogste aantal sinds januari 2006, maar nog geen record. Dat ligt voor deze maand op 40.326 en werd bereikt in januari 1982. Van de Grauwe Gans werden min of meer gemiddelde aantallen gemeld, alleen zaten de meeste (635) deze keer in polder Streefkerk. Wel extreem was het aantal Brandganzen. Daarvan werden er 6.450 in polder Nieuw‐Lekkerland geteld, waar zich die dag overigens ruim 10.000 ganzen bevonden. Ook nog eens 6.000 Brandganzen werden in polder Bleskensgraaf‐ Brandwijk geteld, evenals 3.400 bij Giessenburg‐ Goudriaan, in welke polder ook zo’n 10.000 ganzen werden geteld. Tot slot werd de laatste grote groep van 2.000 in polder Kortland geteld. Echt een massa ganzen zat de volgende dag (zondag) in polder Streefkerk: 10.480 brandjes om precies te zijn. Met nog vijf andere soorten werden er ruim 15.000 ganzen in deze polder geteld! Met aftrek van wat dubbeltellingen komen we op ± 25.000 Brandganzen. Het gemiddelde voor januari van de laatste 15 jaar is Ornithologisch Jaarverslag 2009
ongeveer 2.350, met een uitschieter tot 9.300 in januari 2006. Een overschrijding dus van bijna elf maal het gemiddelde! Kleine rietgans met Kolganzen © Leonard Sloots Dat mag uitzonderlijk genoemd worden. Tussen al dat ganzengeweld werden nog een aantal andere ganzensoorten gezien, zoals een bovengemiddeld aantal van 800 Nijlganzen waarvan 223 bij Molenaarsgraaf. In drie andere telgebieden was de soort met meer dan honderd vogels aanwezig, waaronder polder Nieuw‐ Lekkerland met 161 exemplaren. Van de Grote Canadese Gans, een soort waarvan het aantal sinds de laatste tien jaar alleen maar toeneemt, werden 572 exemplaren gespot, het merendeel in de polders Nieuw‐Lekkerland (148) en Molenaarsgraaf (203). Het gemiddelde voor januari is tussen 2000 en 2010 ruim 154; voor die tijd werden ze nauwelijks gezien. In 7 gebieden werden in totaal 120 Toendrarietganzen opgemerkt. Drie Kleine Rietganzen zaten in polder Molenaarsgraaf. Tussen alle Kol‐ en Brandganzen in polder Nieuw‐Lekkerland werden twee Roodhalsganzen opgemerkt. Diezelfde middag werden er ook twee in polder Kortland gezien, wat waarschijnlijk om verschillende exemplaren ging, daar beide duo’s ’s middags gelijktijdig werden waargenomen op de beide locaties. 36 | P a g i n a
Hemelsbreed is het tussen deze twee plekken nog geen twee kilometer, wat deze waarneming des te uitzonderlijker maakt. Er was weinig open water, dus waren er ook weinig Smienten in de polder: de enige groep van enige omvang (2.300) bevond zich in polder Streefkerk. Vrijwel alles bevindt zich tijdens zulk vorstweer op de Lek: vanaf Kinderdijk tot Groot‐Ammers werden tijdens een speciale telling circa 22.000 Smienten geteld. Van de Krakeend werden toch nog 105 exemplaren gezien, waarvan 40 in polder Blokweer en 38 in polder Nieuw‐Lekkerland. De Wilde Eend was met ongeveer gemiddelde aantallen vertegenwoordigd. Van de overige eendensoorten worden slechts enkelingen genoteerd. Er werden 125 roofvogels gezien, in zeven soorten. Een Bruine en een Blauwe Kiekendief in de boezems van Kinderdijk, verder nog twee Blauwe kieken in polder Streefkerk en één in Nieuw‐Lekkerland. De enige Havik bevond zich in polder Streefkerk, de enige Slechtvalk bij Giessenburg. In 15 telgebieden werden in totaal 89 Buizerds, en in 12 gebieden in totaal 26 Torenvalken geteld. Het aantal Waterhoen en Meerkoeten blijft 100 á 200 onder het gemiddelde voor januari. De Kok‐ en Storm‐ meeuw staan deze maand beide in de provinciale top 10 van de meest getelde watervogels: resp. op plaats 5 en 8. De Alblasserwaard pikte daar niet zoveel van mee: Ornithologisch Jaarverslag 2009
van beide soorten werden ruim 1100 vogels gemeld. Zoals gewoonlijk zat er weer een Bosuil in polder Streefkerk. 108 van de 130 Roeken zaten in telgebied Giessenburg‐Goudriaan. Er werden 10 Veldleeuweriken en 12 Graspiepers, veelal foeragerend langs de wegbermen, aangetroffen in drie telgebieden. De Graspiepers bevonden zich alle in polder Nieuw‐Lekkerland. De Zwarte mees is zeldzaam deze winter. Een groepje van vier was echter aanwezig in Slingeland. Concluderend kunnen we zeggen dat we deze maand topaantallen vogels geteld hebben: 89.677 exemplaren verdeeld over 71 soorten!
Februari Nog steeds was er veel ijs in de sloten en vaarten. Dus ook deze keer werden nog weinig futen gezien: in drie gebieden werden er welgeteld 9 aangetroffen. Nog minder Grote Zilverreigers dan in januari: in zeven telgebieden waren ze aanwezig met ten hoogste 5 vogels. Er werden ongeveer 600 Knobbelzwanen minder geteld dan in januari, maar het aantal kwam nog net wel aan het gemiddelde van de laatste 10 jaar. Het kan echter nog minder: in februari 1993 kwamen we niet verder dan 28; het hoogste aantal was in januari 2006 met 2.068 vogels. Het aantal Kleine zwanen is minder afgenomen. Er werden er 170 minder geteld dan vorige maand. Wel zaten ze minder verspreid: zaten ze in januari nog in 13 telgebieden, nu waren ze met 1.479 in 5 telgebieden aanwezig. Het gros verbleef in twee telgebieden rond Molenaars‐ graaf (634) en polder Langerak (421). In deze gebieden zaten ook de enige Wilde Zwanen, resp.4 en 2 exemplaren. De Zwarte Zwaan wordt tegenwoordig elke telling wel gezien. Ditmaal 10 exemplaren van deze toch wel mooie exoot. Het aantal ganzen is teruggezakt tot bijna 30.000, wat niettemin nog een flinke massa is. Dit keer werden bijna evenveel Kol‐ als Brandganzen geteld. Polder Oud‐Alblas noordzijde zat deze keer vol met ganzen (ruim 10.000 in totaal): 37 | P a g i n a
4.600 Kolganzen en 5.060 Brandganzen, nog aangevuld met 410 Grauwe Ganzen. En uiteraard veel ganzen in polder Bleskensgraaf: 4.582 Kollen en 3.800 Brandjes. De polders Hardinx‐ veld en Binnentiendwegs waren goed voor ruim 7.000 ganzen: hier 3.800 Kolganzen en 3.200 Brandganzen. Nog altijd werden veel Grote Canadese Ganzen gezien (527), en ook ditmaal de grootste groep in de polders rond Molenaars‐ graaf (186). Verder nog 143 exemplaren in polder Wijngaarden, en in de rest van de zeven gebieden niet meer dan enkele tientallen. Leuk waren de vier Kleine Rietganzen die in polder Nieuw‐Lekkerland foerageerden. In tien tel‐ gebieden verbleven 690 Nijlganzen waarvan onder andere 200 in polder Molenaarsgraaf. In polder Nieuw‐Lekkerland verbleven 193 van deze exoten. In de overige telgebieden drie gebieden met 70 à 80 exemplaren en vijf met ten hoogste 20 exemplaren. Door het weg‐ smeltende ijs waren er weer wat meer Smien‐ ten. In januari zeven telgebieden met deze fluit‐ eendjes, nu waren ze in 13 gebieden aanwezig. De Wintertaling was nog dun gezaaid: 45 ex in polder Nieuw‐Lekkerland en 8 ex in polder Streefkerk.
De Wilde eend was min of meer met normale aantallen aanwezig. Het gemiddelde voor februari staat op 4.900 over de laatste tien jaar.De toch al schaarse Tafel‐ en Kuifeend zijn opvallend schaars deze telling: in slechts vijf gebieden enkele exemplaren. In de Alblas bij Alblasserdam verbleven twee Grote Zaagbekken. Deze telling 117 roofvogels in 6 soorten, waar‐ onder 3 Blauwe Kiekendieven. Twee daarvan zaten in polder Oud‐Alblas en één in Kortebroek, Ornithologisch Jaarverslag 2009
waar ook een Havik werd gezien. Een Bruine Kiekendief verbleef in de boezem bij Kinderdij. De Buizerd deed het met 85 exemplaren niet slecht. Het langjarig gemiddelde voor februari staat op 40, voor de laatste 10 jaar is deze 73. De Torenvalk bleef met 23 vogels enigszins onder het langjarig gemiddelde van 28. De Sperwer wordt spaarzamelijk gezien. De laatste tien jaar is deze soort met name met de watervogeltellingen licht afgenomen. Vòòr 2000 lag het gemiddelde hoger dan daarna. Uiteraard werden er weinig steltlopers gezien. Alleen zeven Wulpen zagen het zitten tussen al dat ijs: zes in polder Nw.lekkerland en één in polder Wijngaarden. In deze winterse omstandigheden laten de meeuwen de polders grotendeels met rust, enkele honderden werden er geteld: ca. 2.700 Kokmeeuwen en ca. 1.600 Stormmeeuwen. Onder ‘normale’ omstandig‐ heden liggen de aantallen rond de 4.300. Dit keer werden er twee Bosuilen gezien in polder Streefkerk.In polder Hardinxveld werd een IJsvogel gezien. Er is er dus in ieder geval één die de winter tot hier toe heeft doorstaan. De Zwarte Mezen van Slingeland warem nog steeds aanwezig, alleen nu met acht exemplaren. Deze telling werden 73 soorten opgetekend, vertegenwoordigd door 54.096 vogels.
Maart Mede door al dat ijs zijn er bijna geen Dodaarzen gezien deze winter. Slechts één kwam er deze maand op de lijst (in de boezem van Kinderdijk). Het langjarig gemiddelde voor maart staat op 3,3. Dit komt vooral door het veel hogere gemiddelde van 7 in de jaren tachtig van de vorige eeuw. In de jaren negentig daalde dat tot 1, in de jaren tot 2010 steeg dit weer tot 2,1. Deze trend geldt overigens voor bijna alle maanden. Na het smelten van het ijs was de Fuut weer redelijk op peil. Na al deze winterperikelen werd er toch nog weer een Roerdomp gezien in de HBO. Er zijn nog 71 Grote zilverreigers geteld, wat voor maart vrij veel is. Het hoogste tot nu toe was 50 in maart 2008, en in 2009 kwamen we niet verder dan 35. De meeste verbleven in de polders bij Giessenburg‐Goudriaan (26) en Streefkerk (13). In de overige tien 38 | P a g i n a
gebieden zaten er tot maximaal 6. De Blauwe reiger kwam op exact hetzelfde aantal als vorige maand (119). In drie gebieden verbleven nog Kleine Zwanen: 88 bij Giessenburg‐Goudriaan, 23 in polder Bleskensgraaf en nog 9 bij Wijngaarden. In de meeste jaren komt het aantal Kleine Zwanen in maart niet boven de 100 exemplaren. Uitzonderingen zijn maart 2005 en 2006 met een aantal tot zelfs boven de 400, en nu dus 120. Meestentijds is de Wilde zwaan in maart al vertrokken, maar deze keer zaten er in twee gebieden nog 7 Wilde Zwanen. De bijna 5.000 Kolganzen zaten grotendeels in 3 gebieden: Giessenburg‐Goudriaan (1100), polder Bleskensgraaf (1313) en polder Oud‐Alblas nz (1500). Het gemiddelde ligt de laatste 15 jaar op 2.100, dus er zaten er best nog veel voor maart. Het aantal Grauwe Ganzen is voor maart hoger dan ooit. Het gros zit zoals gewoonlijk in de westhoek van de waard, maar nu ook in 7 gebieden meer oostelijk in de waard. In 15 van de 18 getelde gebieden was hij aanwezig. Als we bijvoorbeeld naar maart 2002 kijken, toen de Grauwe gans in vijf gebieden uitsluitend in de West‐Alblasserwaard werd gezien, is de toename van deze soort wel erg duidelijk. Er waren nog maar weinig Brandganzen: 220 in polder Bleskensgraaf en 80 in polder Oud‐Alblas nz. Nu ik dit stuk in april zit te schrijven, worden er nog regelmatig enkele duizenden in Langebroek en polder Bleskensgraaf gezien. Opvallend! Heel de winter werd er wel ergens in de waard een Rotgans gezien maar nooit tijdens één van de tellingen. Ditmaal werd er toch één opgemerkt, en wel in Slingeland. Nijlganzen zijn deze winter rijk vertegenwoordigd: deze maand ook weer vrij hoge aantallen, in 14 gebieden
Ornithologisch Jaarverslag 2009
zaten veelal enkele tientallen. Het gemiddeld aantal voor maart de afgelopen vijf jaar ligt op 360. Met nu een totaal van 515 exemplaren zitten we dus royaal boven het gemiddelde! Het aantal Canadese ganzen is in tegenstelling tot de vorige maanden duidelijk minder. 276 werden er geteld, 254 hiervan hielden verblijf in de Hoge Boezem van de Overwaard. Met 18 Bergeenden in polder Bleskensgraaf en 14 in polder Streefkerk plus nog 7 in vier andere telgebieden was deze soort voor de Waard vrij talrijk. Vanwege de ijsrijke winter werden tijdens de maarttelling (nu alles weer ijsvrij is) de hoogste aantallen Smienten in de polder geteld. Vrijwel gelijke aantallen als de vorige drie jaar in maart. Echter: 43% van het totaal bevond zich in polder Streefkerk (3.895 ex). Er waren opvallend weinig Slobeenden, slechts vier in drie gebieden. Hetzelfde geldt ook weer voor de Tafel‐ en Kuifeend, de meeste van deze soorten zwommen rond in Slingeland. Daar werd trouwens ook het enige Nonnetje gezien dat deze winter tijdens een telling werd genoteerd. 104 roofvogels verdeeld over 5 soorten kwamen op de telformulieren. Daaronder een Blauwe kiek in Langebroek en twee Haviken in Kortebroek. Min of meer normale aantallen van Waterhoen en Meerkoet werden gezien. Veel Waterhoentjes zaten in telgebied Giessenburg‐Goudriaan (132); de overige gebieden kwamen niet verder dan enkele tientallen. In ditzelfde gebied zat ook de grootste groep Meerkoeten (647). Het telgebied bij Molenaarsgraaf zat ruim boven de 400. Met uitzondering van telgebied Streefkerk met ruim 300 exemplaren, waren in de overige gebieden slechts enkele tot niet meer dan 200 van deze zwart‐witte bleshoenders aanwezig. De maarttelling staat altijd in het teken van de terugkerende weidevogels. Als gevolg van de nog late winter zijn een paar soorten wat later dan gewoonlijk. Van de Kievit die de vorige twee maanden uiteraard geheel ontbrak (onder “normale” omstandigheden is hij iedere maand wel aanwezig) kwamen er zo’n 1800 op de telformulieren. Het leeuwendeel kwam voor rekening van Giessenburg‐Goudriaan en 39 | P a g i n a
Streefkerk met beide ruim boven de 500 vogels. De Scholekster was met 150 exemplaren nog wat magertjes vertegenwoordigd. Vorig jaar waren er twee keer zoveel. Voor de Grutto geldt hetzelfde: van het aantal van 2.643 in de gehele provincie Zuid‐Holland zat nog geen 4% in de Alblasserwaard. Waren er vorig jaar maart ruim 600 Grutto’s, dit jaar werden in zeven gebieden slechts 104 vogels geteld. Twee gebieden herbergden zowat 40 Grutto’s, maar in de rest slechts een enkeling en in Langebroek zaten er bijvoorbeeld maar elf. Wulpen waren er wel meer dan vorig jaar: vier gebieden leverden 91 Wulpen op. Vorige maart kwamen we niet verder dan zes exemplaren. Tureluurs waren nog erg schaars: Streefkerk en polder Nieuw‐ Lekkerland herbergden 6 exemplaren. De vijf Watersnippen vertoefden in de boezem van de Overwaard. Van de meeuwen bleef het totaalaantal 3.700 onder dat van vorig jaar maart. De Kleine Mantelmeeuw begint rond deze tijd uiteraard pas terug te komen. De Grote Mantelmeeuw was maar met een derde van het aantal van de vorige maarttelling aanwezig. Slechts een kwart van het aantal Zilvermeeuwen van de vorige maarttelling werd nu gezien. Deze soort was voor de eeuwwisseling veel talrijker dan tegenwoordig. Voor het jaar 2000 telden we veelal meer dan 100 vogels. Zoals bijvoorbeeld in maart 1998 toen er 342 werden geteld. De hoogste score in die tijd was in november 1996 met 690 vogels. Niet iedereen telt ze natuurlijk, maar deze keer werden vooral in één gebied veel Houtduiven gezien (675) waarvan 344 in telgebied Giessenburg‐Goudriaan. Waar overig‐ ens ook 58 van de 99 Turkse Tortels zaten. In dit gebied ook 163 Roeken en slechts 12 in de resterende telgebieden. Het noemen waard zijn de 6 (!) Roodborsttapuiten in polder Streefkerk. Van de Tjiftjaf zijn er vermoedelijk wel meer aanwezig geweest maar één werd toch opgemerkt in Nieuw‐Lekkerland. Van de acht Zwarte Mezen in Slingeland was er nog één aanwezig. Deze laatste telling werden 81 soorten genoteerd, vertegenwoordigd door 43.059 vogels. Over alle tellingen dit seizoen werden 108 verschillende soorten gerapporteerd.
Ornithologisch Jaarverslag 2009
(on) Verklaarbare vogeltrekfenomenen over telpost Kinderdijk Een eerste artikel in een artikelenserie over spectaculaire trek over telpost Kinderdijk (ZH) Adri Clements In 2006 waren het de lijsters, in 2008 de alleen overdag, en zijn dus sterk gebonden aan roofvogels, in 2009 de Veldleeuweriken en de hoeveelheid licht per dag. Houtduiven. Allemaal hoge, vaak onverwachte aantallen. Neem bijvoorbeeld de Veld‐ Factoren om te trekken leeuweriken halverwege oktober 2009. Als Het is wel duidelijk welke factoren er bepalend vanuit het niets kwamen ze opzetten, in kunnen zijn om als vogel te gaan trekken. Maar groepen van 90‐110 exemplaren. Het oude dan… wannéér ga je als vogel nou op de wieken? dagrecord stond meer dan 3000 exemplaren. Daarvoor zijn blijkbaar andere factoren voor Wie had ooit gedacht, zeker gezien de nodig. De allereerste factor is het komend achteruitgang van de Veldleeuwerik, dat het gebrek aan voedsel. Toch is al het voedsel niet in nieuwe dagrecord (8165) meer dan een één keer op, afhankelijk van de voedselbron verdubbeling zou zijn van het oude? In dit duurt dit enkele dagen tot enkele weken voordat artikel wordt een begin gemaakt aan een serie al het voedsel echt op is. Een tweede factor is artikelen over deze spectaculaire trek. In eerste het weer, waardoor de vogels onverhoopt toch instantie wordt alleen de najaarstrek eerder wegtrekken dan dat het voedsel op is. onderzocht. Dit artikel is met name bedoeld om Bijvoorbeeld een heldere nacht met ‘goede’ een beeld te schetsen van de spektakels die wind, waarin het voor vogels aangenaam is om trektellen met zich mee kan brengen. weg te trekken. Het tegenovergestelde kan ook: een koude‐inval, waardoor Trektellers weten Vogeltrek ‐ de basis erover mee te praten, het weer is op een telpost Allereerst zullen we terug moeten naar de basis één van de meest bepalende factoren waardoor van vogeltrek. Waarom trekken vogels eigenlijk? ‘het vliegt’, of het een ‘slechte dag’ wordt. Waarom trekken andere vogels niet? De Stel je voor: je bent een vogel, en je voelt: grootste drive voor een vogel om te gaan binnen nu en 2 weken moet ik echt hier weg, trekken is: overleven. In principe draait alles in anders heb ik niks meer te eten en ga ik dood. Er het leven van een vogel om overleven. De ene is één probleem: de regen komt met bakken uit soort beschikt over de (genetische) eigenschap de lucht en het waait uit het zuidwesten, precies om bij temperatuursveranderingen ten gevolge vanuit de richting waar je heen moet vliegen. van seizoenswisseling over te gaan op ander Wat de meeste vogels doen: zo lang mogelijk voedsel, terwijl een andere soort juist heel sterk afwachten tot het wat beter weer wordt, en dan afhankelijk is van die ene muizen of gaan vliegen. Vanaf de grond is dit ook duidelijk muggensoort. Een logische gevolgtrekking is te zien, na enkele dagen met slecht weer en vervolgens dat wanneer een soort niet meer vervolgens enkele ‘mooiweerdagen’, dan vliegt over voldoende voedsel kan beschikken, de het bijna altijd wel goed. Om te gaan trekken kan vogel zou doodgaan wanneer ie op dezelfde plek de weersfactor twee kanten op slaan: of het zou blijven. Om toch in leven te blijven kiest een wordt op het juiste moment mooi weer met vogel dan de bekende eieren voor z’n geld, en juiste wind, zodat de vogels gaan vliegen, of de vliegt naar gebieden waar nog wel het kou valt ongenadig hard in. In het laatste geval benodigde voedsel voor handen is. Temperatuur zit er niets anders op dan zo snel mogelijk en voedsel liggen dus heel dicht bij elkaar als de wegtrekken naar warmere oorden, en onderweg drempel om wel of niet te gaan trekken. Een her en der nog een graantje meepikken. derde, minder bekende factor is de daglengte, ofwel hoeveel uur per dag het ‘licht’ is. Hoe Kinderdijk verder het najaar vordert, hoe minder licht er Nu wat meer to the point. Het onderwerp van artikel gaat over bijzondere per dag beschikbaar is. Veel soorten foerageren dit
40 | P a g i n a
Ornithologisch Jaarverslag 2009
trektelfenomenen over telpost Kinderdijk in de laatste jaren. Deze soorten kenmerken zich het meest door het feit dat de soorten in een (relatief) hoog aantal doortrekken als je het vergelijkt met andere telposten in de regio. Soorten waar het om gaat zijn als volgt: 1. Houtduif 2. Veldleeuwerik 3. Buidelmees 4. Vink (2008) 5. Ganzen
Brandganzen
Gaai
Kramsvogel 41 | P a g i n a
In de artikelen die in deze serie zullen volgen, zullen enkele kenmerkende soorten onder de loep worden genomen. In de rest van dit artikel wordt door middel van foto’s een impressie gegeven van het trektellen op telpost Kinderdijk, en dan gericht op de overtrekkende soorten. Soms gaat het om groepen, soms ook om individuen. Die impressie is nodig voor hen die het fenomeen vogeltrek niet kennen, maar is zeker ook vermakelijk voor doorgewinterde trektellers. Kijk maar mee!
Smienten
Blauwe reiger
Ornithologisch Jaarverslag 2009
Kleine zwanen
Kieviten en Goudplevieren Tot slot. Alle gebruikte foto’s in dit artikel zijn van de auteur. En: dit artikel wordt zeker vervolgd! 42 | P a g i n a
Ornithologisch Jaarverslag 2009
Zeldzaamheden in het jaar 2009 Arie Kolders
De taak om de zeldzame soorten van het jaar 2009 te beschrijven, heb ik weer op mij genomen. Het is altijd weer leuk om te zien welke soorten er dat jaar in de Alblasserwaard ontdekt zijn. Sommige soorten uit 2009 vergeet je of kun je je zelfs niet meer herinneren. Tijdens het schrijven zie je dan ineens een Hop staan, die langsvloog bij Ameide, Zouweboezem. Als je dit dan zo ziet staan dan denk je bij jezelf “Oja, deze hadden we ook nog!” In het jaar 2009 is er weer veel gevogeld, waardoor de zeldzame soorten ook dit jaar niet onopgemerkt bleven. Door de vele uren in het veld werd dit allemaal mogelijk gemaakt. Zo keerde de Blauwvleugeltaling in 2009 weer terug. Dit fraaie eendje werd maar door een klein clubje mensen gezien. Een groepje van 4 Geoorde futen werden in het achterwaterschap gevonden, maar de absolute klapper van 2009 is toch wel de GRIJZE WOUW. Deze soort was `helaas’ maar voor een klein groepje mensen twitchbaar. Een nieuw jaar, dat betekent voor veel vogelaars om weer een nieuwe jaarlijst te starten. 1 januari is dan ook een uitgelezen datum om zoveel mogelijk soorten te scoren, om deze dan weer aan hun lijst te kunnen toevoegen. Zo beginnen we dit jaar met een overvliegende Rotgans nabij Gors Landhoeve, op 1 januari tussen een groep brandganzen. Op dezelfde datum werden ook nog 2 Bokjes gevonden. De eerste was een invallende vogel bij Gors landhoeve en de tweede vogel werd gevonden in polder Giessendam. Verder nog op 4 januari een langsvliegend exemplaar bij Alblasserdam en op 11 januari één bij Wijngaarden. Een Kleine Bonte Specht passeerde de Hoge Boezem van de Oeverwaard. De twee bekende Boomklevers van Park Huis Kinderdijk waren weer present in de maanden januari en februari. Later is een van de vogels dood gevonden, zeer waarschijnlijk een vogel die slachtoffer is geworden van het koude weer. Tevens was er hier voor een langere periode een Appelvink te bewonderen; er zijn dit jaar redelijk 43 | P a g i n a
wat appelvinken gezien/gevonden in de Alblasserwaard. Het zijn er te veel om ze allemaal afzonderlijk van elkaar te behandelen. Het gaat om vijftien verschillende vogels, die zowel ter plaatse als overvliegend werden gezien. Op 5 Januari werd er nog een Goudvink gehoord bij Park Huis Kinderdijk. Tussen 7 januari 2009 en 9 maart werden er regelmatig Roodhalsganzen doorgegeven. Het ging om tenminste 4‐5 exemplaren die rondzwierven in de omgeving van Polder Langenbroek en Polder Giessendam. Later in de periode van 22 november 2009 tot 17 januari 2010 verbleven er ook tenminste 4‐5 exemplaren, die in dezelfde polders als hierboven beschreven staan. Op 12 januari werd er een Velduil gezien tussen de bekende ransuilen van de Zijdebrug. Het was dit jaar maar een mager jaar voor Pestvogels. Er willen nog wel eens groepjes pestvogels gevonden worden, die dan voor een aantal dagen blijven zitten. In 2009 waren het alleen maar overvliegende vogels. Zo werd er op 10 januari 1 opgemerkt die over de Lek vloog en op dezelfde dag passeerde er een in Nieuw‐ Lekkerland. Echt zeldzaam zijn ze ook niet te noemen, maar schaars zijn ze zeker de Middelste Zaagbek. Zo ook dit vrouwtje dat een dag aanwezig was op de Lek nabij Ameide. Een andere zeldzame ganzensoort is de Taigarietgans. Op dutchbirding.nl is er een uitgebreide discussie omtrent de herkenning van de Taigarietgans. Dit blijkt nog erg lastig te zijn. Veel Toendra’s worden vaak ten onrechte uitgescholden voor Taigarietganzen. Hieronder een stukje van Arnoud B. van den Berg over Taiga’s: “Ik denk dat we tot de slotsom kunnen komen dat er in Nederland vele 10.000en Toendra's met zekerheid zijn te determineren en slechts een handvol duidelijke Taiga's en dat een aantal groter dan dat van de duidelijke Taiga's vooralsnog ondetermineerbaar blijft. Concludeer hieruit zelf maar. De eerste echt goed gedocumenteerde Taigarietgans werd gevonden in Polder Sliedrecht op 18 januari en werd hier tot tenminste 1 februari gezien. In de maand januari verbleef er in Polder Nieuw‐ Lekkerland een Casarca tussen een groep nijlganzen. Tjaa, de status van deze vogel vul je Ornithologisch Jaarverslag 2009
zelf maar in… Zeldzame soorten keren vaak weer terug naar de plek waar ze ontdekt zijn; denk hierbij aan de Ringsnavelmeeuw van Tiel, de Buffelkopeend van Barendrecht. Zo keerde de Blauwvleugeltaling van de Hoge Boezem ook weer terug. Deze verbleef er slechts op 30 en 31 januari. Vaak breekt er in deze tijd van het jaar de “komkommaartijd” aan. Het is gewoon niet zo interessant in de polders en we hopen dat zo snel mogelijk dat het voorjaar weer aanbreekt. Er zijn dit jaar redelijk wat Kerkuilen door gegeven. Dit blijft toch altijd een leuke soort om te zien. De eerste die werd doorgegeven op 6 februari was jagend aanwezig nabij Bleskensgraaf. Verder op 16 maart nabij Giessenburg, 20 mei De Donkse Laagte, 29 mei een roepend exemplaar in Nieuw‐Lekkerland, 13 juni Oud‐Alblas, 4 juli in polder Ameide, 6 september één in Papendrecht, 9 september in Polder Sliedrecht, Vanaf 30 september was het bekende geval van Wijngaarden aanwezig. Met de schemering lieten zich dan 3‐4 vogels mooi bekijken. En als laatste hing er in oktober een aantal dagen één rond in Sliedrecht.
44 | P a g i n a
Rotgans, Polder Langenbroek © Albert de Jong Vanaf 7 februari was er een Rotgans te bewonderen in Polder Langenbroek e.o. Deze gans verbleef bijna de hele winterperiode, als laatst werd hij gezien op 1 maart ook in Polder Langenbroek. Algemeen zijn ze ook niet: de Patrijs. Via Hendrik‐Jan van Dijk werd op 8 februari een groep van 12 doorgegeven bij Hoornaar. Dit is toch zeker uniek. Vaak zijn het enkele exemplaren die gezien worden, zo werd er op 27 februari en 1 maart een roepende vogel doorgegeven nabij Gorinchem. Op 27 maart werden nog maar twee vogels gezien bij Hoornaar, later in het jaar op 27 november werden er weer 21 doorgegeven. Verder werden er nog 3 exemplaren doorgegeven bij Lexmond op 5 juli en op 18 juli één in Polder Ottoland. Op 20 september werd er nog een unieke groep van 10 vogels gezien in Gorinchem. Het voorjaar breekt weer aan, te zien aan de Grutto’s die je regelmatig ziet, de kortere nachten en de zingende zanglijsters en merels in de achtertuin. Ook qua zeldzaamheden begint het weer leuk te worden, “lees maar verder”. Kraanvogels, hoeveel je er ook gezien hebt, het blijft altijd een indrukwekend schouwspel: een groep roepende Kraanvogels. Op 1 maart vloog er een mooie groep van 34 exemplaren over Giessenburg en op 7 maart een overvliegende vogel bij Tienhoven.
Ornithologisch Jaarverslag 2009
Een Rode Wouw werd gezien en mooi gefotografeerd op 16 maart, deze vogel vloog over Polder Nieuwland. In een strenge winterperiode zijn ze lang niet zo zeldzaam: het Bokje. Ditzelfde geldt ook voor de Houtsnip. Overal worden ze gezien soms zelf in de achtertuinen. Op 17 maart werd er een vogel ter plaatse gezien in Polder Blokland. Op 21 maart werden twee schaarse/zeldzame soorten gezien in de Alblasserwaard. Het gaat hier om een Geelgors wat toch wel een zeldzame soort is in De Waard met maar aan aantal gevallen. De andere is niet eens zo zeldzaam, maar het gaat hier wel om een vroeg geval de Buidelmees. Deze werd ontdekt door de trektellers op Kinderdijk. De Cetti’s zanger is al lang de zeldzaamheid niet meer die hij vroeger was. Zelfs strenge winters weet de Cetti’s te doorstaan. Op 31 maart werd de eerste ontdekt in de Griend van Hardinxveld‐Giessendam. Dit bleek een long‐ stayer te zijn en bleef hier tot tenminste 9 mei. Maart werd afgesloten met een stoere Reuzenstern die langs Telpost Kinderdijk vloog en de waarnemers verbluft achterliet. In de maand april zijn er redelijk wat Beflijsters gezien, de eerste die langs vloog was op 1 april in Polder Nieuw‐Lekkerland. Op 8 en 11 april vlogen er in totaal 3 beflijster over Polder Nieuw‐Lekkerland. Verder op 16 april een overvliegende vogel over Telpost Kinderdijk, 25 april 2 exemplaren over Telpost Kinderdijk en als
Draaihals, Zijdebrug © Arie Kolders laatste een kortstondige ter plaatse beflijster ook bij Telpost Kinderdijk. Nog een Casarca passeerde op 5 april Alblasserdam Polder Grote Nes. Verschillende Rode‐ en Zwarte Wouwen werden gezien. 10 april was waarschijnlijk een dag dat er veel rode wouwen op doortrek waren; zo werd er een vogel gezien die over de Lek vloog ter hoogte van Nieuw‐Lekkerland, nog een exemplaar over Alblasserdam, 2 over Telpost Kinderdijk. Op 11 april vloog er nog een vogel over Oud‐alblas. De eerste Zwarte Wouw werd gezien op 6 april over Nieuw‐Lekkerland, gevolgd door twee overvliegende exemplaar over Telpost Kinderdijk en als laatste nog een exemplaar over Nieuw‐Lekkerland. Wat zijn ze toch mooi, Geoorde futen! Corne had het geluk om op 9 april vier mooie adulte Geoorde futen
Geoorde Fuut, Achterwaterschap © Adri Clements
45 | P a g i n a
Ornithologisch Jaarverslag 2009
te vinden in het achterwaterschap. Dit zijn wel momenten die nog lang in het geheugen blijven. Drie verschillende Nachtegalen werden gezien, de bekendste is wel de vogel van Alblasserdam. Je kon zowel overdag als ‘s nachts van zijn zangconcert genieten. De andere twee nachtegalen waren te horen bij de plek van de Cetti’s zanger langs de A15 in de Griend van Hardinxveld Giessendam. Een andere druk bezochte soort is de Draaihals van de zijdebrug. Hij bleef hier maar één dag, maar liet zich wel super bekijken en fotograferen. In het jaar 2009 zijn er in totaal 3 verschillende draaihalzen gezien, wat voor Alblasserwaardse begrippen veel is. “Helaas, helaas” was deze Hop op 18 april een langsvliegende vogel en werd niet ter plaatse gevonden. In hoeverre is dit helaas, het is al leuk als de Alblasserwaard weer eens een Hop mocht krijgen. Hopelijk is de volgende een vogel die lang blijft zitten en door iedereen bewonderd kan worden. De Biesbosch is rijk bezet met Kleine Zilverreigers en in de Alblasserwaard is het een zeldzaamheid. Hoe zal dit toch komen? Het is maar een klein stukje vliegen, misschien vinden ze de Biesbosch mooier? Op 18 april vloog er een vogel over de Zouweboezem. Nog een Velduil vloog op 19 april over Alblasserdam in Polder Blokweer. Een paartje Krooneend werd gezien bij de Avelingen op 20 april. Er konden geen ringen worden vastgesteld. Wat moet je hier nou mee? Regelmatig worden er krooneenden door gegeven, in de omgeving van Gorinchem. Misschien wilde of toch een escape, we zullen het nooit weten. In totaal passeerden er in april 3 Grauwe Kiekendieven. De eerste op 23 april langs de Donk, de andere 2 vlogen allebei op 26 april langs Giessen‐Oudekerk en Oud‐alblas. Op 29 april werd er een Cetti’s zanger midden in Sliedrecht gevonden. Dit is langs een drukke weg waar veel mensen komen. Het kan dus overal, hij is maar een dag gehoord, latere zoekacties leverende niks op. Twee roepende Porseleinhoenders werden gehoord op 30 april in de Hoge Boezem van de Oeverwaard. Ze zeggen wel eens “Je bent zo doof als een Kwartel” maar als er een gaat roepen dan valt het niet te missen, dat je dan met een Kwartel te maken hebt. Op 30 april werd er in de polders 46 | P a g i n a
van Giessenburg een opgestoten door een maaiende trekker. We starten mei met een aantal overvliegende Rode‐ en Zwarte Wouwen. De eerste Rode wouw kwam langs op 2 mei over Ameide, gevolgd door één exemplaar die over Brandwijk vloog en nog een over Polder Blokweer Alblasserdam. Ook op 2 mei vloog er een Zwarte wouw langs Telpost Kinderdijk. 12 mei zaten er zelfs 2 ter plaatse in Polder Nieuw‐Lekkerland, 14 mei vloog er een vogel over Schelluinen. Op 1 juni vloog er één over Oud‐Alblas en één over Gorinchem en als laatste één op 6 juli weer over Polder Nieuw‐Lekkerland. In Polder Noordeloos zaten op 7 mei 2 roepende Kwartels, gevolgd door nog een roepende vogel bij de Donkse Laagte en als laatste nog een roepende vogel nabij Giessendam op 17 juni. Leuk is het groepje van 4 Rosse Grutto’s die op 8 mei over Telpost Kinderdijk vlogen. Nu we toch in het steltloper‐ rijtje zitten, de schitterende Stelkluut die op 9 en 10 mei verbleef in het bekende plas/dras gebied Polder Langenbroek trok door zijn aanwezigheid veel bekijks. En op 13 juni zat er nog één in de plas/dras van Oud‐Alblas, later op de dag werden er nog twee gevonden, alweer op plas/dras Langenbroek. Dit is door de jaren heen een leuke plek voor zeldzame steltlopers. De enige Temmincks Strandloper van dit jaar verbleef van 12 tot 14 mei op plas/dras Langenbroek. Twee schitterende adult zomerkleed Witwangsterns verbleven van 12 mei t/m 23 mei in de omgeving van de Boezems van Kinderdijk. De Witvleugelstern maakte het groepje moerassterns compleet. Soms waren de drie moerassterns in één kijkerbeeld te zien wat je niet vaak meer mee zal maken. De Witvleugelstern verbleef voor een lange periode in de HBO. Van 12 mei tot en met 11 juli. Hij foerageerde de meeste tijd op de plas bij de nieuwe kijkhut. Tijdens de ontdekking was de vogel in volledig zomerkleed en naar mate het later in de tijd werd ruide de vogel naar winterkleed. Vorig jaar verbleef er ook al voor een lange periode een Witvleugelstern in de HBO, maybe dit jaar ook? Ornithologisch Jaarverslag 2009
Witvleugelstern, Hoge Boezem van de Nederwaard © Hans Gebuis. Vaak hoor je ze eerst voordat je ze te zien krijgt. Maar als je er dan een hoort zingen is het wel meteen duidelijk dat je te maken hebt met een Grote Karekiet. Dit was ook het geval bij de vogel van het Achterwaterschap nabij de eendenkooi van Streefkerk die daar bijna altijd luidzingend gehoord kon worden. De vogel werd ontdekt 14 mei en bleef tot en met 25 mei. Tjaaa….. als laatste, hier moet ik toch echt weer even voor slikken. Zit je lekker vakantie te vieren op Texel, komt er een piep dat er een Grijze Wouw wordt gezien in Polder Bleskensgraaf. 7 minuten van je huis vandaan (met zo’n soort nog sneller). Het betreft hier de eerste voor de Alblasserwaard en terecht de beste soort van dit jaar. De ontdekkers: “geniet er maar van”. Maar ontdek in het vervolg wel zo iets als wij gewoon thuis zijn☺ Met een Grauwe Kiekendief gaan we de maand juni in. Het ging hier om een doortrekker op 17 juni over Polder Nieuw‐Lekkerland. 47 | P a g i n a
Vanaf 8 juli t/m 19 juli waren er 2‐3 Kleine Zilverreigers aanwezig op Gors Landhoeve. De Bonte Vliegenvanger is ook geen alledaagse verschijning in De Waard. Op 13 juli was er één vogel aanwezig in de achtertuin van Arie‐Willem, later in het jaar gingen het zelfs om 3 vogels. De enige Krombekstrandloper van dit jaar bevond zich op 29 juli in plas dras Langenbroek. Twee overvliegende Casarca werden waargenomen, op 1 augustus en op 3 augustus een exemplaar over Telpost Kinderdijk. We maken nu even een flinke stap naar 20 augustus. Alweer een Draaihals en nu in Polder Bleskensgraaf. Wat zijn het toch gave vogels. Op 25 augustus werd “de” of “een” vogel gezien in een van de achtertuinen in Bleskensgraaf. Een aantal dagen later op 29 augustus werd er een Draaihals doortrekkend gezien op Telpost Kinderdijk. Gaat het hier om dezelfde, of weer een andere vogel? Een Grauwe Kiekendief passeerde op 22 augustus Telpost Kinderdijk en op 13 september weer één langs Telpost Kinderdijk. Op 22 augustus werd er een Kwak gevonden in de Avelingen. Een goed gebied voor deze soort, Ornithologisch Jaarverslag 2009
maar zal er ooit weer een populatie gaan vestigen? De tijd zal het leren. En op 27 augustus werd er nog een overvliegende vogel waargenomen over de Lek nabij Langerak. Bij de vorige Hop zeiden we al, dat het mooi zou zijn als er weer eens één ter plaatse zou komen. Maar het gaat hier weer om een overvliegende vogel en wel op 24 augustus in Giessen‐Oudekerk. En als laatste een doortrekkende Zwarte Ooievaar op 29 augustus boven Telpost Kinderdijk.
plaatse op 7 september op het bedrijventerrein van Schelluinen. Het is een mooi ruig stukje, wie weet wat het allemaal nog gaat opleveren. Een doortrekkende Europese Kanarie werd gezien op 19 september die over Sliedrecht vloog. Tevens op 19 september een doortrekkende Rosse Grutto over Telpost Kinderdijk. Er zijn dit jaar redelijk wat Velduilen gezien in De Waard. Nu weer een ter plaatse vogel op 20 september in Polder Brandwijk. Een overtrekkende Zilverplevier werd roepend gehoord over het
Grijze Wouw, Polder Bleskensgraaf © Hans Gebuis. Met een Noordse Stern gaan we de maand september in. Zo nu en dan willen groepjes wel eens het binnenland in gaan. Op 3 september vloog er een adulte vogel langs Telpost Kinderdijk. Het is rond deze tijd van het jaar goed opletten tussen de groepjes Gele Kwikstaarten op eventuele Noordse Kwikstaarten en Engelse Kwikstaarten. De enige van dit jaar dook op in één van de paardenweitjes van Giessendam. Twee Duinpiepers die ter plaatse zitten, komt nou ook niet vaak voor. Deze twee Duinpiepers zaten ter
NVWA gebouw dit was tijdens de open dag op 26 september. Ook op 26 september werd er weer een Cetti’s Zanger gehoord en ditmaal in de Hoge Boezem van de Overwaard. Deze heeft er tot het einde van het jaar gezeten. Ik zag via waarneming.nl dat de vogel tijdens het schrijven van dit artikel (4 maart 2010) weer is waargenomen. We vliegen de maand oktober in met een Zilverplevier die op 1 oktober over Telpost Kinderdijk vloog. Er is al het een en ander over de Krooneend gezegd vooral over de status van deze eenden. Zeldzame eenden blijven altijd een beetje dubieus. Ditmaal werden 2 vogels gezien
48 | P a g i n a
Ornithologisch Jaarverslag 2009
nabij Kinderdijk Hoge Boezem van de Overwaard. Op 4 oktober werd er een Rosse Grutto gezien in een onder gelopen weiland van Polder Kortenbroek Steefkerk. En op 27 oktober nog een doortrekkende vogel langs Telpost Kinderdijk. Een luid roepende Grote Pieper vloog op 7 oktober langs Telpost Kinderdijk. Dit betrof tevens de 3e voor de Telpost. Een doortrekkende roepende Goudvink werd gehoord op 10 oktober langs Telpost Kinderdijk. Op 10,13 en 27 oktober werden er in totaal 3 Beflijster gezien allemaal langs Telpost Kinderdijk.
Woensdag 14 oktober 2009 zal voor de twee aanwezige tellers een dag zijn om nooit meer te vergeten. Vele records werden deze dag verbroken. Het was voor de andere tellers haast onwaarschijnlijk dat dit mogelijk was op Telpost Kinderdijk, terwijl het elders veel minder was. Maar het blijft voor ons tweeën (Jaap en Arie) onbegrijpelijk waarom er niet meer tellers aanwezig waren want wij konden het niet bij houden. Ik heb de tekst welke die dag geschreven is op www.trektellen.nl maar in het verslag opgenomen: “Beste najaarsdag ooit, grenst tegen het
Beflijster, Telpost Kinderdijk © Arie‐Willem van der Wal. 10 oktober bleek voor de Telpost een goede dag te worden, want even later kwam er een mooie juveniele Roodpootvalk langs zetten. Een paartje Middelste Zaagbekken werd langs vliegend gezien boven de Lek t.h. van Telpost Kinderdijk. Een nieuwe zangpost van Cetti’s zanger werd gevonden op 14‐15 oktober in Polder Ottoland. Oktober kreeg nog twee Rode Wouwen. De eerste op 15 oktober boven Giessen‐Oudekerk en de tweede vogel werd gezien op 17 oktober boven Gors Landhoeve.
onwaarschijnlijke aan. Na de "Big Harrier Day" van 13 sept '08 is een tweede stap gezet richting de "Big Starling Day". Verhaal van de tellers: 'Ganzen in gemengde groepen, vaak erg hoog. Beste half uur voor o.a. vink, veldleeuw, zang, kol van 10u tot 10u30. Veldleeuwerik geregeld in groepen van 100+, Spreeuw o.a. groep van 25.000 om 8u29 (geen slaaptrek, de slaapspreeuwen waren een half uur eerder vertrokken). In het begin van de ochtend vloog alles vrij laag, later erg hoog. Er blijven weinig soorten over die niet extreem goed vlogen, dit zijn de dagrecords: Kolgans, was 2256 nu 2852; Veldleeuwerik, was 3718 nu 5843; Witte kwikstaart, was 67 nu 95; Heggenmus, was 28
49 | P a g i n a
Ornithologisch Jaarverslag 2009
nu 35; Merel, was 37nu 61; Zanglijster, was 759 nu 1867; Baardman, was 12 nu 24; Staartmees, was 22 nu 97; Boomkruiper, was 1 nu 3; Ekster, was 25 nu 36; Spreeuw, was 23158 nu 36141; Rietgors, was 69 nu 136. 12 dagrecords in totaal! Veel soorten 2e dag. Tijdens deze telling is de 150.000e vogel gepasseerd, de 200.000e net niet. Hoe bizar! En nu maar brainstormen waarom het híer zo extreem vloog, en enkele km's verder weg bijna niets... Ook voor ons een groot raadsel”. Na een supergoede telling op Telpost Kinderdijk werden de dag erna twee Bladkoningen gevonden ook op Telpost Kinderdijk. Zeer waarschijnlijk is er toch een aanvoer geweest met tjiffen en dus ook deze bladkoninkjes. Op 21 oktober vloog er een Velduil langs Telpost Kinderdijk. En op de 27ste vloog er nog één langs. De laatste van dit jaar vloog boven Polder Nieuw‐Lekkerland op 23 december. Eén van de Zeearenden van de Biesbosch wilde even zo vriendelijk zijn om een bezoekje te brengen aan Sliedrecht. We sluiten oktober af met twee overvliegende Kraanvogels over Telpost Kinderdijk.
Koereiger, Polder Bleskensgraaf © Jorrit Vlot Op 14 november werd er een Koereiger gevonden in de polders van Bleskensgraaf, deze werd voor het laatst gezien op 13 december, een echte longstayer dus. Op 5 december werd tijdens een slaapplaatstelling een Koereiger 50 | P a g i n a
gevonden tussen de Grote Zilverreigers. Zeer waarschijnlijk zal dit dezelfde Koereiger zijn, die in polder Bleskensgraaf rond huist. En op 12 december werd er nog één gezien in Polder Sliedrecht. Misschien ook wel dezelfde vogel die even aan een uitstapje toe was. Op dezelfde datum als dat de Koereiger werd gevonden werden 2 overvliegende Kraanvogels gezien boven Hoornaar. Een juveniele Dwerggans werd gevonden in Polder Het Broek, foeragerend tussen een grote groep Kolganzen. Er is al het een en ander over de Taigarietganzen gezegd, 3 zekere taiga’s zijn gezien in Polder Brandwijk op 21 november. Gelijkertijd werd er een IJsgors overvliegend gehoord boven Giessendam. We gaan de laatste maand al weer in van 2009. Zo werd er in Polder Het Broek een adulte Sneeuwgans gevonden tussen de Kolganzen. 14 december werd door een groep alarmerende ganzen een stoere Zeearend opgepikt die op ongeveer 30 meter boven de waarnemers vloog. In totaal 2 Pestvogels vlogen op 18 december boven Nieuw‐Lekkerland. Eén van de hoogte punten van het trektelseizoen is toch wel de langsvliegende Klapekster op 19 december. Op 21 december vloog er nog een roepende IJsgors langs Telpost Kinderdijk. En we sluiten dit verslag af met een Rotgans die werd gevonden in Polder Langenbroek. Al schrijvend is het zo weer een aardige lijst geworden, waaruit blijkt dat er dicht bij huis in de Alblasserwaard genoeg te zien en te beleven is. Ook de telpost levert ieder jaar weer de nodige leuke soorten op. Wie weet welke klapper ons 2010 oplevert! Ornithologisch Jaarverslag 2009
51 | P a g i n a
BESTELLEN VAN GEDRUKTE EXEMPLAREN (€ 7,50) kan door het versturen van een email naar:
[email protected] Met daarin vermeld ‐ naam en adres ‐ het aantal exemplaren KOPIJ AANLEVEREN VIA
[email protected] Ornithologisch Jaarverslag 2009
ORNITHOLOGISCH JAARVERSLAG 2010 VOGELWERKGROEP ALBLASSERWAARD
52 | P a g i n a
Ornithologisch Jaarverslag 2009