Vier e n T w i n t i g s t e J a a r g a n g . Bé
•i
No. 14.
31 Juli 1921.
IHDISeMBOUWKUNDIQ iTiiseMRIFT ssu
•
M ORGAAN M i DE.R EENK3ING | "
VAH
• •
DUWKUHDIdEHl BlNEDmLAND5CH=IMD£| Uitgeefster ^^ De Vcrccniging van Bouwkundigen in Ved -Indiê.
Redacteur W . DE HAAN.
Gedrukt bit t G. K O L F F 6 Co., Batavia —Weltevreden,
Hoofd v/d Uitvoerenden Dienst Gemeentewerken Batavia. Ad). Directeur.
IBaaaBBBBBBBBBBBBHBBI
Contributie lidmaatschap Architecten . . . . . . . „ „ Opzichters en b u i t e n g e w o n e leden. O. Opzichters . . . . . . Abonnements prijs f 2 0 . — p e r jaar, bij tusschenkomst v a n d e n boekhandel Losse nummers. . ƒ 1.— p e r stuk. Platen . . . .
42.— 's jaar 36.— n 30.— » 25,— 0.50 p fol.vel Voor advertenties zich te wenden tot de N . V . N e d . Ind. Publiciteits-bureau te Soerabaja. INHOUD: OFFICIEEL GEDEELTE. — Advies. — Uitgaven van de Vereeniging. — Correspondentie, — JVlededeelingen H B. — Mutaties ledenlijst enz. — Mededeelingen van den Penningmeester. — Ingekomen stukken. - Uit het V. v. L. REDACTIONEEL GEDEELTE. — Grepen uit de leer der bouwconstructies. — Het beoordeelen van natuursteen voor bouwwerken. — Het eindexamen P J. S. 192L — N. V. De Indische technische boekhandel. — Tabaksloodsbranden. — De niveileeringsvoorstellen. — Voorlichtingscommissie technisch onderwijs. — Verslag omtrent de oeloe-oeloeregeling in het Pemali-Tjomal gebied. — Gedachtenwisseling. — Wetenswaardig allerlei. — Nieuwe uitgaven. — Boekenstal. — Regeling rechtstoestand ambtenaren. — Mutaties technisch personeel — Inhoud technische tijdschriften. — Advertenties.
FFICIEEL
GEDEELTE • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • < • • • • • • • • • • • • • • • • • •
••••i
:
ADVIES.
j • • • • • • • • • • • • •
Inzendingen van eenigen omvang moeten uiterlijk negen dagen vóór den versctiijndag door den redacteur ontvangen zijn. Kleine mededeelingen kunnen nog twee dagen later ingezonden worden. De plaatsing is echter ook nog afhankelijk van de overige copie, zoodat opname, zelfs bij tijdige inzending, nooit gegarandeerd kan worden. De redactie omvat: alle bijdragen voor het tijdschrift en de correspondentie daarover. De administratie omvat: opgave en opzegging van abonnementen, betalen van abonnementsgelden, verkoop van alle uitgaven der Vereeniging en de correspondentie over voorgaande onderwerpen. Corr. omtrent vereenigingszaken (uitwendige dienst) te richten tot den len secr. S. Kaïlola, Tjilatjap. Correspondentie omtrent lidmaatschaps-(uitgezonderd contributie) en afdeelingszaken (inwendige dienst) te richten tot den 2en Secretaris Moh. ENOCH Tjiandjoer. Contributie alsmede correspondentie daarover te zenuen aan den penningmeester H.A. Th. DERKS Bandoeng
Oosteinde 29. Adresveranderingen te melden aan de Administratie ' « n het tijdschrift, Weltevreden, Djocja weg.
ï
UITGAVEN VAN DE VEREENIGING.
|
•
* Bij de administratie van het tijdschrift zijn te krijgen de volgende uitgaven:
Rekenplaten voor het berekenen van vlakke gewapend beton platen; 2 st. per stel f 0.50 Nieuwe grafiek voor het bepalen van de spanningen in gewapend beton-platen „ 0.25 Platen ijzeren goedangs A'dam met grafische berekening; 5 st. per stel. . . . „ 1.25 Ranglijstenboekje 1919 1920 idem.
voor abonné's
„ 1.50 .
.
. „ 1.—
De prijzen zijn opgegeven exclusief porto. De uitgaven worden uitsluitend onder rembours verzonden.
276
I
CORRESPONDENTIE.
?
Wij h e b b e n o n z e a b o n n e ' s e e n ingevuld postwisself o r m u l i e r toegezonden e n verzoeken beleefd d a a r v a n voor d e toezending v a n h e t n o g verschuldigde a b o n n e m e n t s g e l d g e b r u i k t e willen m a k e n .
••*••••••••«
MEDEDEELINGEN H. B. «•««*••«•••«•««••«••••••*••»•*«••««•.
• • • • • » • • • • • • • •
BESTUURWIJZIGING.
Wegens vertrek naar Nederland, heeft. E n g e l zijn functie neergelegd, K a i 1 o 1 o t e T j i 1 a t j a p is in zijn plaats getreden. Ieder neme hiervan goede n o t a ; alle correspondentie betreffende het 1ste Secretariaat te richten tot K a i 1 o 1 a, T j i 1 a t j a p . Het H . B. is zeer onvoltallig, terwijl ook nog te wachten staat 't spoedig aftreden van den voorzitter. Waar het thans geldt, de aanvulling: met minstens v i e r leden, acht het H . B. het noodig, dat de vereeniging zelve hare vertrouwensmannen aanwijst. Wij roepen U op, vóór 20 Augustus a.s. namen van leden te noemen, die een H . B. lidmaatschap willen aanvaarden, en tevens een functie op zich kunnen nemen. Men onderschatte de ernst van deze a a n g e l e g e n h e i d niet, e r h a n g t v a n af, d e g o e d e v o o r t gang van ons vereenigingswerk
JAARBOEKJE.
16 en 17 Juli j.l. vergaderde het D . B. ter bespreking gewijzigde samenstelling van ,,Het advies op 't rapport eenvormige wedderegeling". Besproken werd tevens de samenstelling van het ranglijstenboekje. Ter A. V. werd D j a j o e s m a n te Semarang opgedragen dit boekje persklaar te maken, tot heden werd hieraan n i e t s gedaan. Wie van de leden wil dit werkje op zich nemen en voltooien? Zendt ons Uw antwoord omgaand!
PROF. KLOPPER'S OORDEEL OVER DE REDE-DE KEZIJER.
Het H. B. vestigde den aandacht van Prof. Ir. J. K l o p p e r , Rector-Magnificus der Technische Hoogescbool te Bandoeng op de rede, uitgesproken door het lid de Keijzer op de Openbare Vergadering, welke op 12 Juli j.l. in Soerabaja is gehouden. (Zie het I. B. T. van 30 Juli j.l) Tevens verzocht het H. B. den Hoogleeraar wel zijn oordeel te willen uitspreken over de in deze rede aangegeven lijnen voor de ontwikkeling van het Technisch Onderwijs h. 1.1., het één en ander in verband met de eindvoorstellen der Technisch Onderwijs Commissie. Van P r o f . K l o p p e r mocht het H. B. het op pagina 277 afgedrukte schrijven ontvangen. #•»•••»»*••<•#•»••
MUTATIES LEDENLIJST ENZ. •••••••••••••
A. LEDEN. B ij g e k o m e n. K. H . L. Tupang Opz B. O. W. R. Astradiningrat Tijd. 0 . 0 . B.O.W.
A. Besse
Soerabaja. Serang.
A f g e vrallen. Bk. Opz. B.O.W.
Pekalongam
B. BUITENGEWONE LEDEN. G e ene. C. ABONNE'S J. O. W. ü n g e r e r A. Keijner L. H . W. Schmid
Afgevallen. Opz. Gew. werken
Kertosono.
B ij g e k o m e n. Bodja. Tegal.
GEVRAAGDE ADRESSEN. R. Aroe Palakka Ond. Opz. B.O.W. laatst Weltevreden. J. C. de Boer Bouwkundige „ Lawang. J. A. Hoogendoorn » , » Medan. Th. C. Geway Soemenep. De administratie van het I. B. T. houdt zich ten zeerste aanbevolen, indien een der lezers het adresvan bovengenoemde personen kan opgeven. Een centsverhuiskaart is voldoende. ••*•*•»•<•*•*•*»*•<••*•»•••••»••••••»•••••«•••••»
MEDEDEELINGEN VAN DEN PENNINGMEESTER. RECTIFICATIE. K a s s t a a t I. B. T. N o . 13 b l z . 2 5 7 . Ontvang stenzij de
kolom „totaal 2e kw: 21," onderaan staat f 160.— lees f 250.—
Uitgavenzijde
kolom „begr. 1921" 4e getal staat f 9000.— moet zijn f 900.— idem 15e getal van boven staat f 776.— moet zijn f 775, H. D.
277 •••••••••l*4t>>••••••>•••
INGEKOMEN STUKKEN.
UIT HET V. V. L.
I
»•<>»••<>••*••
#<•••>•••>**»• PROF. KLOPPER'S OORDEEL OVER DE REDE DE KEIJZER.
Het Verbond van Vereenigingen van Landsdienaren verzond aan den landvoogd het volgende rekest:
Technische Hoogschool Rector-Magnificus.
Geeft met verschuldigdon eerbied te kennen, het verbond van vereenigingen van landsdienaren: Bandoeng,
16 Juli 1912.
Aan het Hoofdbestuur der Vereeniging van Bouwlcundigen in Ned.-Indië, Secretaris de heer F. ENGEL, Javahotel, Weltevreden. Mijne Heeren, In antwoord op het schrijven van Uw Hoofdbestuur •van 14 dr., No. 351, waarin mijn oordeel gevraagd -wordt over de denkbeelden, vervat in de rede — de Keijzer, meen ik voor de mij geboden gelegenheid, mij te uiten over het zoo belangrijke vraagstuk van het Technisch Onderwijs hier te lande, vooralsnog te moeten bedanken. Het toeval wil. dat juist dezer dagen zal worden geïnstalleerd de commissie van voorlichting inzake technisch onderwijs, waarvan ik lid zal zijn, het schijnt aangewezen de besprekingen in die Commissie, waarin ook Uwe Vereeniging vertegenwoordigd is, af te wachten, alvorens een oordeel naar buiten te geven. Wel verzeker ik gaarne, dat de groote lijnen der in boven genoemde rede aanbevolen organisatie mijn volle instemming hebben. De rector-magnificus der Technische Hoogeschool, (w.g.) J. KLOPPER.
I. dat zoowel in de dagbladen als in de vakpers opnieuw geruchten opduiken van ophanden zijnde wijziging van den duuitetoeslag. Dat het verbondsbestuur het gewenscht acht, d e leden van de aangesloten vereenigingen te dien aanzien nauwkeurig in te lichten. H. dat mede in verband met punt 1 de onrust onder de vereenigingen met betrekking tot hPt tweede gedeelte van de nivelleeringsvoorstellen met den d a g grooter wordt. Dat een mededeeling vooraf aan de betrokkenen omtrent deze aangelegenheid een uitgesproken wensch van de aangesloten vereenigingen is Redenen waarom het verbond zich tot Uwe Excellentie wendt met eerbiedig verzoek: I. Wel te willen mededeelen, of het standpunt van de Regeering ten opzichte van den duurtetoeslag onveranderd is gebleven en in het ontkennend geval geen wijziging aanhangig te maken vóórdat door Uwe Excellentie aan het Verbondsbestuur gelegenheid is gegeven, de nieuwe regeeringsinzichten onder de aangesloten Vereenigingen te verspreiden. II Het tweede gedeelte van de nivelleeringsvoorstellen, alvorens deze in den Volksraad in behandeling te geven, ter mededeeling aan de aangesloten Vereenigingen, het verbondsbestuur in afschrift te willen doen toekomen.
REDACTIONEEL GEDEELTE. \ GREPEN UIT DE LEER DER BOUW\ CONSTRUCTIES.
| \
HOOFDSTUK II § 4.
STEENEN PIJLERS. f.%mmsmm^QQ^1,^ duidelp zal zijn, neemt '^ in pijlers de druk in de horizontale lagen steeds toe, naarmate men die doorsneden lager aanneemt. Is de pijler onbelast dan zal de druk in zoo'n horizontaal vlak gelijk worden aan het eigen gewicht van het boven dit beschouwde vlak aanwezige pijlerlichaam. Wordt b. V. beschouwd een gemetselde prisraatische pijler met horizontale doorsnede F en hoogte h, terwijl het s, g. van het metselwerk •gelijk g IS, dan zal de druk op het ondersteuflingsvlak worden: D = F x h x g. Aangezien deze druk gelijkmatig verdeeld wordt over een vlak F, zal de normale spanning daar ter plaatse volgeus formule (1) gelijk worden aan: (13). F - ^«• Gaat men nu eens na hoeveel de normaal druk en de normaal spanning zullen zijn in een ander horizontaal vlak, b. v. op een afstand hi van boven, dan zal men hiervoor op de zelfde wijze vinden: D = F x b x g.
De grootste spanning zal voorkomen in de laagste doorsnede. De waarde hiervan, waarvoor wi.i vonden h x g (zie formule 13) mag uiteraard niet grooter worden dan de toe te laten spanning t van het metselwerk. Dus hg < td, waaruit wij vinden voor de maximum hoogte
tot pijler
mag worden ••d
g
opgetrokken . (14.)
Is de pijler echter belast dan komt deze belasting nog in meerdering bij de boven reeds gevonden waarden voor D. Moet b. v. dezelfde pijler als boven reeds beschouwd, nog bovendien een last P dragen, dan is in het oudersteuningsvlak: D = F x h X 2 x p waaruit: D P cr = y = hg + -pr (15). Voor een doorsnede op een afstand bj van boven vindt men op dezelfde wijze D, = F X b, X g + P. P en cr^ = h^ g -^ p . De grootste spanning zal weer voorkomen in het ondersteunigsvlak. Aangezien deze de maximum toe te laten spanning t^ voor het metselwerk niet mag overschrijden, moet dus
hg + ^ 1 r.,
278
Vraagstuk jo. Tot welke maximumhoogte mag men een gemetselden prismatischen pijler optrekken,, welke een doorsnede heeft van 1 M2, terwijl op een belasting van 25 ton moet worden gerekend en voor het metselwerk gegeven is s. g.. gelijk 1.6 en ta gelijk 5 Kg./cM2? En tot welke hoogte als td voor den ondergrond bedroeg 3 Kg/cM2? Vergelijk hiermede vraagstuk 25 op bladzijde 211.
waaruit voor de maximum hoogte, tot welke de pijler mag worden opgetrokken gevonden wordt: hmax
—
td-
(16)
g F Eveneens is nu hieruit te vinden de doorsnede F, welke men minstens aan den pijler moet geven n.l. (17) td
hg
V o o r b e e l d ÜO. Hoe groot is de normaalspanning in het ondervlak van een pri^matischen gemetselden pijler met hoogte 10 Meter als s g . voor het metselwerk gelyk 1.6?
Vraagstuk ji. Een pijler van beton hoog 6 Meter met cirkelvormige doorsnede moet een last dragen groot 25 ton.
Oplossing. Volgens formule (13) i s : ^ = h X g = 10 M. X 1600 K.g./M.3 = 16000 K.g./M.2 of 1.6 K.g./c.M.2 V o o r b e e l d 21. Tot welke hoogte mag een onbelaste prismatische pijler worden getrokken als s.g. voor het metselwerk gelijk 1.6 en ta gelijk 4 K.g./c.M.2?
Gevraagd: Hoe groot moet hiervari het grondvlak genomen worden als s. g. beton gelijk 2.2,, td beton gelijk 1 Kg./cM2, terwijl td voor den bouwgrond 12 Kg./cM2 bedraagt? (? Red.)
Oplossing. Volgens formule (14) is: td 4 K.g./c.M.2 h„ax = — = — -, = 25 Meter. • "" g 1.6 K.g./d.M3 V o o r b e e l d 22. Een prismatische pijler van breuksteen metselwerk, hoog 6 Meter moet een last dragen groot 70 ton. Gevraagd: Hoe groot moet het grondvlak minstens genomen worden als s.g. breuksteenmetselwerk gelijk 2,5 en td gelijk 5 K.g./c.M.^?
Bij beschouwing van formule (17) zal men tot de conclusie komen, dat wanneer de pijlerhoogte aanzienlijk wordt, de doorsnede F zeer groot zal moeten worden aangenomen. De noemer van het 2de lid (td — hg) wordt bij toename van h steeds kleiner en dus F grooter. Om dit zooveel mogelijk tegemoet te komen,, wykt men van den prismatischen vorm af, en gaat over tot den vorm van de afgeknotte pyramide. Dit is mogelijk, omdat de druk op hooger gelegen horizontale vlakken geringer is dan op langere vlakken, zoodat de eerstgenoemden een kleinere doorsnede eischen^ Bij metselwerk neemt men meestal een helling op 20 en bij natuursteen bekleeding 1 op 10. En ander middel is den pijler te laten bestaan uit verschillende prismatische deelen, dus een vorm, zooals aangegeven is in figuur 14. Dit levert dan tevens materiaalbesparing op.
Oplossing. Volgens formule (17) moet het ondersteuningsvlak minstens groot zijn: P 70000 K.g. ^ td — hg ° 5 Kg/cM2 - 6 M X 2500 K.g./M3. 70000 K.g. °" 50000 Kg/M2 — 15000 K.g./M2. ^ _ 7 0 0 0 0 _ K ^ ^ ,^ ^2 35000 K.g./M2
wmm
Y' I I
Voor een vierkante pijler zouden de afmetingen der zyden dus moeten bedragen VS = 1.41 cM. of rond 1.50 M.
7 a'^f/A-j/2anr?i
V o o r b e e l d 23. Hoe groot wordt in het vorige voorbeeld de spanning in het ondersteuningsvlak?
ny /A
Oplossing. Volgens formule (15) is, <7 = hg +
-^ r
6 M X 2500 K.g./M3
70000 K.G. '•2,.zh M2.
= 15000 K.2./M2 4- 31111 K.g./M^. = 46111 K.g/M2 of 4.6 K.g./cM».
no
+
Zij de hoogte van het bovenste gedeelte hij dan zal voor een belasting P van den pijler als (gegeven is een toe te laten di uk van het materiaal td en een s. g. geUJk g) volgens formule (17) een doorsnede Fi uoodig zqn groot F -
P
279 Voor het 2de gedeelte met een hoogte h2 wordt db doorsnede F2 uit dezelfde formule (17) gevonden. De belasting hierop is gelijk P vermeerderd met het gev?icht van het bovengelegen pijler lichaam, zijnde Fi hi g. Dus de totale belasting i s P + F, hi g. Dientengevolge wordt: F2 =
P + Fihig td — h2g
Op deze wijze voortgaande kan men voor elk der deelen de benoodigde doorsnede vinden. In figuur 14a is een grafiek de groote van de in elke horizontale doorsnede ontstane drukspanning aangegeven. Op de overgangsvlakken is de t j bereikt en wordt door vergrooting van het daaronder gelegen deel dezelfde druk over eeu grooter oppervlak verdeeld zoodat daardoor de drukspanning kleiner wordt. Vandaar de gebroken l^n. Men kan wat materiaalbesparing betreft nog verder gaan, er is nog materiaal teveel aanwezig, zooals blijkt uit fig. 14a. Niet alle horizontale vlakken zijn op hun voordeeligst belast. De spanningen z^n meest kleiner dan td met uitzondering van die in de vlakken CF, BG en AH, waar juist een spanning gelijk t j bereikt is. De overige vlakken kunnen dus nog verkleind worden en wel zooveel als noodig is om de spanning daarin ook gelijk td te krijgen. Wanneer wij al deze doorsneden gaan bepalen, voor het in figuur 14 gegeven voorbeeld, dan zal de pijler tenslotte een vorm krijgen als aangegeven is in figuur 14 door de vloeiende puntstreep lijn gaan door A, B e n C . De daarbij behoorende spanningen worden dan voorgesteld in figuur I4a door den rechthoek KLMN. Bij dezen pijler is dus in alle horizontale doorsneden de normaalspanning gelijk. Men noemt zoo'n pijler een lichaam van gelijken weerstand tegen druk. Teneinde geen verkeerd begrip te krijgen zij hier nog vermeld dat de pijler alleen voor de last P van gelijken weerstand tegen druk is. 2oodra de last een andere waarde krijgt is het lichaam niet meer van gelijke weerstand. V o o r b e e l d 24. Een vierkante pijler van breuksteenmetselwerk moet op een hoogte van 12 Meter een last kunnen dragen groot 40 ton. Gevraagd: de afmetingen van den pijler als deze geconstrueerd aal worden uit eenige prismatische deelen met verschillende doorsneden en voor het metselwerk gegeven is td gelijk 5 Kg./cM^, en s. g. gelijk 2,5. Voor den ondergrond is td gelyk 7 Kg./cM2. Oplossing. • Aangezien de t j voor den ondergrond grooter is dan die voor het metselwerk hebben wi,i dus alleen rekening te houden met deze laatste. Stel dat we den pijler laten bestaan uit drie deelen welke bv. van bovenaf resp. een hoogte krijgen van 6, 4 en 2 Mtr. De doorsnede dezer 3 deelen vinden we zooals boven aangegeven door toepassing van formule (17).
40000 Kg. t -big. ~ 5 Kg./cM2—6 M X i^500.Kg./M3 40000 Kg. 40000 M2 = — 50000 Kg./M2—15000Kg./M2 —35000 1,14 M2 De zijde wordt dus V 1»^* = ^.067 M. of rond 1,10 M. De doorsnede van het 2de gedeelte wordt nu gevonden u i t : _40000 -t-6 X ',t0^X2500 58150 ^ ~ 50000 — 4 X ^500 ~ 40000 ~ 1,45 M2 derhalve de zijde groot V 1,45 = 1,204 M. of rond 1,20 M. De doorsnede van het derde gedeelte vindt men uit _ 58150 4- 4 X 1,202x2500 ^ 72550 ^ ^ 500Ü0 — 2 X 2500 ~ 45000 1,61 M2 Dus de zijde van dit gedeelte V I16I = 1,268 of rond 1.30 M. Werd de geheele pijler met een gelijke doorsnede geconstrueerd, dan zou de F moeten bedragen 40.000 40.000 ^ "° 50.000 — 12 X 2500 ° ' 20.000 In dat geval zou dus noodig zijn in het geheel 2 X 12 = 24 M^ metselwerk. In het geval we den pijler laten bestaan uit de boven uitgerekende drie gedeelten is aan materiaal noodig: 1,10^ X 6 +• 1.202 X 4 - f 1.302 X 2 = 16.6 M3 W e hebben dus zooals bltjkt een -besparing gekregen van rond 30 pCt. aan materiaal, wat belangiijk is. F,=
Vraagstuk j2. Een uit breuksteen te metselen pijler moet op een hoogte van 10 Meter een druk op kunn3n nemen, groot 100 ton. Gevraagd: De afmetingen van op den pijler, wanneer de doorsnede moet bestaan uit een rechthoek met twee halve cirkels aansluitende tegen iwee overstaande zijden. van den rechthoek. Verder is gegeven, s. g. metselwerk gelijk 2, 5 ; td metselwerk gelijk 5 Kg/3M2. en td ondergrond gelijk 6 Kg,/cM2, Vraagstuk jy Een pijler hoog 6 Meter moet een druk opnemen groot 80 ton. De doorsnede moet bestaan uit een rechthoek met twee rechthoekig gelijkbeenige driehoeken aansluitende met de schuine zijden tegen 2 overstaande zijden van den rechthoek, terwijl de kanten van den pijler onder een helling 1 op 20 worden opgetrokken. Voor het overbrengen van den druk op den ondergrond wordt een laag stampbeton aangebracht ter dikte van 1,50 Meter. Gevraagd: De afmetingen van den pyler en van de betonlaag als, td metselwerk gelijk 5 Kg./cM2; td beton gelijk 10 Kg/cM»; tj ondergrond gelijk 2 Kg./cM2; g_ g_ breuksteen metselwerk gelijk 2. 5 ; s.g. beton gelijk 2.2. Laagste waterstand is 0.50 Meter boven bovenkant beton. (Wordt
vervolgd).
280 »##—»#»•»••>••••••••••• ••«•••«••«4
••»«*••••••••
HET BEOORDEELEN VAN NATUURSTEEN VOOR BOUWWERKEN.
••«•••••*••••••**••»
3P Java komen tot nog toe feitelijk maar enkele gesteenten voor die regelmatig geëxploiteerd worden, nl. verschillende andesiet en lavasoorten, trachiet, en zandsteen, maar tientallen andere worden slechts opsteenslag verwerkt of waaronder zeer zeker enkele die een prachtig figuur als bouwsteen zouden maken. Andere worden pas gevonden bij uiten doorgravingen of ook als men zich speciaal op het zoeken en daarbij kennen van gesteenten toelegt en daarvoor liefhebberij heeft. Graniet, bazalt, porphyr, andesiet, trachiet en lava zijn stollingsproducten van gloeiend vloeiende massa's door de vulkanen of in stroomen, öf als asch uitgeworpen ; het ztjn allen z. g. n. primaire gesteenten; zacdsteen kalksteen, kleischiefer, en tuf zijn secundaire gesteenten, door verweering en wegvoeren van de plaats van vorming ontstaan. Marmer behoort tot de metamoiphische gesteenten, omdat het uit kalksteen onder hoogen druk en door groote warmte gevormd is. Een gemeenschappelijke eigenschap van alle bovengenoemde gesteenten is de korrelige structuur, die soms eerst waargenomen kan worden door gebruik te maken van eeu 6 tot 10 maiige vergrooting. Maar de korrels op zich zelf kunnen veel van elkander verschillen, nl. kristallijn of onregelmatig van vorm zi^jn, terwijl het cement, dat de enkelvoudige korrels samenbindt, van zeer grooten invloed op de vastheid van het gesteente is. Dit cement kan bestaan uit kiezelzuur, wanneer het gesteente gewoonlijk zeer goed bestand is tegen de werking van het weer, uit koolzure kalk, dat al een minder goede verbinding vormt en eindelijk klei en leem, die slechts geringe vastheid aan het gesteente geven.
Men moet verder onderscheid maken tusschen het cement dat de korrels onderling verbindt en dat welke de ruimte tusschen de korrels opvult. In figuur 1 is dit vergroot voorgesteld. De aanrakingsvlakken der korrels K.K. worden verbonden door het contactcement 3, terwijl de ruimten opgevuld worden door het poriencement / . De vastheid van een zandsteensoort hangt nu in de eerste plaats af van de scheikundige samenstelling van het contactcement, waardoor de benamingen kleizandsteen, mergelzandsteen
van oudsher burgerrecht hebben gekregen. Bestaat bijv: een zandsteensoort uit leemhoudend poriencement maar wordt de verbinding der korrels gevormd door kiezelzuur als contactcement, dan zal een dergelijke steen vast kunnen zijn en goed bestand tegen weersinvloeden. Hier volgen enkele eigenschappen van de meest gebruikte steensoorten, voor zoover het Ned. O. Indië betreft. G r a n i e t : indien het daarin voorkomende veldspaat klein van kristal en friscb, samengaande met een hoog kwartsgehalte, eveneens in kleine kristallen, en geen ijzerkies (pyiiet) voorkomt, dan zal deze steen voor alle soorten bouwwerken uitstekend te gebruiken zijn en goed glad te bewerker; maar zijn de veldt^paatkristallen groot en verweerd, dus een begin van splijting vertoonende, dan is er kans dat de verweering verder gaat en de steen het niet lang uithoudt, bijv: als steenslag. Groote hoeveelheden pyriet zijn hoogst nadeelig door spoedigp verweering en uiteen vallen, hetgeen gekenmerkt wordt door een bruine verkleuring van de oppervlakte. A n d e s i e t e n en p o r p h y r e n : hoe kleiner de kii>tallen des te harder zal het gesteente zijn en tevens fraaier te bewerken. Komen iu den steen echter grootere of kleinere witte plekken voor-, die met een mes weggekrast kunnen worden, dan is dit een bewijs dat een begin van verweet ing is ingetreden, die voortdurend doorwoekert. Ook hier is een gehalte aan pyriet van zeer nadeeligen invloed. Dat pyriet kan men bij gebruikmaking van geringe vergrooting steeds in het gesteente vinden door de helder gele kleur der kristalplaatjes, die aan goud doen denken en hierdoor reeds veel teleurstelling hebben veroorzaakte T r a c h i e t : gewoonlijk in uitgestrekte lagen van zeer gelijkvormige structuur en kristallijn korrelig voorkomend, heeft het een licht gele tot lichtroode kleur, bevat hoogst zelden pyriet, soms een weinig glimmer; de gunstige eigenschappen werden reeds door vele architecten erkend en breidt de toepassing zich regelmatig uit. Een ongunstige eigenschap is het als groote (witte) sanidin. kristallen of veel glimmer voorkomt, waardoor verweering spoedig intreedt. Alleen zwaveligzuurdampen uit rookgassen werken op dezen steen nadeelig in, zooals bewezen wordt door de verweering van vele buitensteenen, van den Keulschen dom, die van trachiet is gebouwd. B a z a l t : een bizonder moeilijk te bewerken steen door de schelpvormige onregelmatige breuk en groote hardheid. Anders juist door de zeer fijnkorrelige structuur zeer geschikt voor polijsten. In Europa lijdt dit materiaal aan een ziekte „Zonnebrand", waardoor aan de oppervlakte witte plekken ontstaan als begin van verweering, die eenmaal begonnen den steen binnen betrekkelijk korten tijd geheel uiteen doet vallen.
281 L a v a s o o r t e n : hoe dichter, dus hoe geringers het aantal holruimten, des te beter en harder. Dan is het gesteente ook zoo goed als niet poreus, neemt geen water op. De zoogenoemde „molensteenlava" in Banjoemas voorkomende is zeker wel de beste soort van allen, zoodat dit materiaal groote toepassing vindt bij verschillende groote waterwerken. Daar de oppervlakte bovendien bij afslijten steeds stroef blijft, is het een prachtmateriaal voor afdekkingen van kademuren en traptreden. Z a n d s t e e n : op de cementeerende bindmiddelen werd hierboven reeds gewezen; later zal een eenvoudige manier aangegeven worden om zand- en kalksteenen op zachtheid te keuren. Zoowel bij zand- als bij kalksteen is het voorkomen van dikke lagen, banken, voor de gelijkvormigheid van het materiaal van voordeel; hoe dunner de lagen des te meer kans bestaat er voor het aanwezig zijn van schadelijke bindmiddelen: kleigallen. Marmer moet geUikvormig van zuiver kristallijne structuur zijn, zonder aderen van kalkspaat (wit) of ijzeroxyde (bruin) daar hierdoor de vastheid totaal verbroken wordt en bij geringe belasting, ook onder het b:)werken, de platen stukspriugen. Indien marmer te zacht is, zal een druppel inkt op de gepolijste oppervlakte gebracht, onmiddellijk indringen en niet meer verwijderd kunnen worden. Heeft kalksteen of zandsteen by het doorslaan een aardachtigen reuk dan is dit reeds een bewijs van geringere hardheid, daar het contacccemeut in dat geval voor een groot deel uit leem of klei bestaat. Tuffen worden hier alleen als tras voor toeslag in mortel, nooit als bouwsteen gebruikt, daar de kwaliteit te zacht is, anders dan in Duitschland, waar juist sedert de middeneeuwen tufsteen gebroken en zeer veel in Nederland als bouwsteen is toegepast. Voor zoover bekend, komt alleen in het 'Madioensche een tufsteen soort voor die kan wedijveren met die van den Rijn, zelfs een veel fraaiere kleur heeft, nl: lichtgeel, terwijl die uit Duitschland bijna steeds grauw is. De goede kwaliteit van tras hangt geheel en al af van het oindmiddel en den ouderdom der lagen. Is het bindmiddel leem of klei dan is de waarde als toeslagstof zoo goed als niets; kwarts en kalkspaat zijn hier op de juiste plaats. Te jonge tuf en die welke in het eerste stadium van verweeren verkeert, deugen niet; de juiste kwaliteit wordt aangetroffen in tuffen die niet te jong zijn en geen begin van verweering vertoonen.
Het onderzoek der gesteenten omvat het bepalen van de druk- en trekvastheid en de eigenschappen die invloed op de verweering uitoefenen. Hiertoe behooren: de mineralogische samenstelling en structuur; de poreusheid en bet vermogen om water op te nemen; het zacht worden in water, al dan niet onder druk; in Europa de weerstand tegen bevriezen. Trek-, druk-, buig- en afschuifvastheid kunnen niet met eenvoudige middelen worden bepaald, zoodat dit moet geschieden in inrichtingen, die met de daartoe dienende werktuigen zijn uitgerust, zooals het laboratorium der B. O. W. te
Weltevreden en de Technische Hoogeschool te Bandoeng, waar verschillende dynamometers, constructie J. A m s l e r u n d S o h n te Schaffh a u s e n 1), voor dit doel zijn opgesteld. De ter onderzoek genomen steenen worden ruw ongeveer op maat gekloofd, daarna in zuivere vierkante blokken van 28 cM zijde
gezaagd, verfolgens door 3 zaagsneden in de breedte en 5 in de hoogte, eindelijk in de lengte verdeeld in 48 even groote parallellepipedums. Steeds worden twee blokken, zoo dicht mogelijk naast elkander uit de groeve, tegelijk in bewerking genomen, waarvan één proefsteenen geeft volgens fig. 2 gezaagd dus in
de richting van het groefleger en het tweede volgens fig: 3, dus loodrecht op de richting van het groefleger. Om vergissingen te voorkomen worden alle stukken gemerkt als in de figuur voorgesteld, het eene blok met roode, het andere 1) In een volgend nummer zullen wij vau deze dynamometer een toekening en beschrijving geven. Red.
282
met zwarte cijfers. Door het verdeelen ontstaan 6 groepen elk van 8 monsters die dezelfde richting van het gioefleger hebben; 4 van deze stukken worden na drogen tot constant gewicht beproefd, de 4 andere na verzadigen met water. De nog niet volgens de snijlijn S.S., doorgezaagde monsters, die dus 2 8 X ^ X 4 cM. meten, worden voor de buigproeven gebruikt. Zij worden hiertoe in den dynamometer op 23 cM. ondersteund en op de breede kant juist in het midden der ondersteuning de druk toegepast. Voor deze proef worden 20 stukken gebruikt en wel 10 volgens het groefleger en 10 haaks daarop, steeds de helft na drogen bij ongeveer 5G°C en bekoelen, de andere helft na verzadigen met water. Indien P de voor het breken benoodigde druk voorstelt, 1 de afstand van de beide steunpunten b de breedte en h de hoogte van den steen is, dan wordt de breukvastheid of weerstand tegen V
Fig. 4.
•
bij verbrijzelen plaats heeft. Neemt men voor het bepalen van dezen weerstand tegen druk geen teerlingen van 6 cm. zijde doch de boven reeds beschreven uit een blok gezaagde prismas dan wordt Kd = / X -\- B ^ ^ ^ \ ^^^,
waarin K =
breukbelasting in Kg./cM^; « en /3 twee constanten, die van den aard van het te onderzoeken materiaal afhankelijk zijn; f = doorsnede van het prisma in cM^; h = hoogte in cM, en u = de omtrek van de gedrukte doorsnede in cM. De afschuivende kracht wordt bepaald aan proef blokjes van 5 cM. breedte en 3 cM. dikte met een stalen stempel met een snede ter breedte van 2 mM. Indien ? de uitgeoefende druk, en f de doorsnede, dan wordt de afschuivende kracht
/
A
r1;
1
: ^r^ '-^^
i\ 1
, als P den druk voorstelt, waar-
f
>
3 P1
Voor het bepalen van de drukvastheid of weerstand tegen druk zijn teerlingen van 6 cM. zijde noodig, ook weer aan den druk in twee richtingen te onderwerpen en nat en droog. Is de zijde = f, dan wordt de drukvastheid Kd =
gleuven worden gezaagd, waarin de stalen keggen (4 X ^ ™*'-) ^" ^^ eigenlijke diepere gleuven die een breukvlak van 40 X 40 raM. vormen. Het zagen geschiedt met diamantzagen, nl. zaagbladen, waarin kleine zwarte
>
9
e
^
V 1
A*
i ''^../pr-jr:.^
K'
diamanten gevat zijn. Op de in fig. Aa voorgestelde manier worden telkens 6 monsters van volkomen gelijke afmetingen verkregen. De volgende onderzoekingen, behalve die omtrent hardheid en weerstand tegen afslijten, kunnen met eenvoudige hulpmiddelen bepaald vforden. Het soortelijk gewicht. Het eenvoudigst is blokjes te vervaardigen in kubus of prisma-vorm met zuiver evenwijdige zijden en dan door meting lengte, breedte en dikte te bepalen ; Fig. 4a.
K, =
. Ook hier f komen voor elk groefleger 10 blokjes ter beproeving. Voor het bepalen der trekvastheid zijn prisma's van 125 x 70 x 40 mM. noodig, die inkepingen krijgen als in fig: 4 voorgesteld. De op trek belaste doorsnede wordt hierdoor4X4 = 16 cM2. De inkepingen a dienen voor het inplaatsen van stalen keggen, in een stalen raam gevat, dat weder in den dynamometer wordt opgehangen. De trekvastheid volgt uit de formule Kt =
, waarin P = de uitge-
oefende trekkracht, f —de doorsnede = 16 cM^, Alle boven genoemde onderzoekingen worden met den dynamometer uitgevoerd, behooren dus in een daartoe ingericht laboratorium thuis. Fig: Aa geeft de manier aan hoe in de steenmonsters, die op trekvastheid belast worden
daarna zuiver wegen, waaruit het soortelijk gewicht s.g. = -^,
waarin Q = het gewicht
en V = het berekende volume. Voor het wegen moeten de monsters tot constant gewicht bij 500 C worden gedroogd en afgekoeld in een of andere droog-inrichting (exsiccator). Moeten steensoorten worden onderzocht die snel water opzuigen, ook die, welke veel onregelmatige kanten vertoonen en niet tot regelmatige figuren bekapt mogen worden, dan wordt de bij 50° gedroogde steen na wegen eenige malen in gesmolten paraffine gedompeld, zoodat een laagje van ongeveer 1 m.M. dikte gevormd wordt.
283
een bekerglas te leggen en uit een in-j^ cM^.
De verzadigingscoëfficient S is het getal dat aanduidt welk gedeelte van het poriënvolume van een steen onder gewonen druk door water gevuld wordt. Hiervoor dienen de getallen gevonden bij de proeven onder verminderden en onder verhoogden druk, die tot 150 afmosfeer kan bedragen. Is Wc de in het laatste en We de in het eerste geval opgenomen hoeveelheid W water, dan is de verzadigingscoëfficient S =—rr^-
verdeelde buret langzaam water te laten toevloeien tot een vooraf aangegeven merkteeken, tot waar het volume zuiver bepaald is. Het verschil tusschen deze twee volumina = volume geparaffineerden steen. Wij krijgen dus. G G waarV = Vg - Vp en s.g. = ^ V^-V g •p in: Vg = het verbruikte volume water.
Deze bepalingen zijn vooral in Europa van belang waar de steen aan vorst is blootgesteld, als men weet dat het water gedurende het 1 -van zijn volume uitzet. Hoe meer bevriezen 10 water de steen heeft opgenomen, hoe grooter de kans op stukvriezen. De graad van verweeken wordt bepaald door de
Een van de belangrijkste bepalingen is die van de poreusheid, het water opzuigend vermogen: de verzadigingscoëfficient. De poreusheidscoëfficient is de verhouding van de poriën in den steen tot het volume en wordt bepaald door het soortelijk volume van den tot poeder gestampten steen te vergelijken met het boven gevonden s.g. van den steen. Indien c het soortelijk gewicht van het steenpoeder en d dat van den poreuzen steen, dan
formule V=—^^—waarin
Het toegevoegde volume aan paraffine wordt DU bepaald door het verschil in gewicht tusschen den zuiveren en den met paraffine bekleeden fteen te deelen door het s.g. van paraffine - 0.93. Vn = ' ' = -TTTCTT- Daama wordt het P 0.9» 0.93 totaalvolume bepaald doorsteen + paraffine in
is de poreusheidscoëfficient P = -^
. o Het s.g. van steenpoeder wordt bepaald door een zekere hoeveelheid, bijv. 20 gram na drogen bij 50" O en afkoelen te wegen in een z.g.n. pyknometer, een fleschje van dun glas met gering gewicht en zeer dun uitloopenden hals, waarin een ingeslepen stop met haarfijne opening. Eerst wordt de waterinhoud van den pyknometer zuiver gewogen, daarna het steenpoeder er in gedaan, weder gewogen om het zuivere gewicht te vinden eifyJan weder geheel met water gevuld. Is Gs = het gewicht van het steenpoeder, Gw = het gewicht van het water in den pyknometer en G = gewicht van poeder H- water in den pyknometer dan vindt men o = volume van het steenpoeder
^ Gw+Gs-GHet water opzuigend vermogen wordt bepaald door steenstukken na drogen bij 50" G bekoelen in de exsiccator zoo lang geheel door water bedekt te laten liggen, dat geen water meer wordt opgenomen hetgeen uit twee achtereenvolgende wegingen met tusschenruimte van 1 uur blijkt. Zachte steenen zijn spoedig verzadigd, bijv: zandsteen reeds na 3 uur gewoonlijk, maar bij de hardere, vastere steensoorten, graniet, bazalt, andesiet, enz. kan dit drie en meer dagen duren. Het verschil tusschen de twee wegingen vertegenwoordigt het opgenomen water. Soms wordt nog een wateropname uitgevoerd onder zeer langzaam toevoegen van water, zoodat de steen gedurende langen tijd gelegenheid heeft van onder af water op te zuigen; ook wordt de steen onder vermindering van luchtdruk met water verzadigd of onder vermeerdering van druk met water volgeperst. Dit laatste voornamelijk voor steen van waterwerken die onder een hoog niveau komen te liggen.
Wc
Ka' de drukvastheid
van den steen volgezogen met water en Kd die van den volkomen drogen steen. De wyze waarop water door een steen wordt opgezogen, nl. de ligging der poriën en hare onderlinge verbinding, van grooten invloed op de vastheid van het gesteente, kan aangetoond worden door de lucht uit de poriën door drukvermindering te verwijderen en de steenen daarna bloot te stellen aan een druk van 100 tot 150 atmosfeer, terwijl zij zich in een donker gekleurde oplossing van een aniline kleurstof bevinden. De kleurstof dringt zoodoende in den steen door, waarna hiervan slijpplaatjes worden vervaardigd, die onder den microskoop duidelijk het indringen van de kleurstof laten zien. Men ziet dan duidelijk of en hoe de poriën samenhangen, of er fijne dan wel breede kanalen in den steen zijn. De maat van doordringen van de kleurstof in den steen geeft verder een middel aan om de vastheid te beoordeelen en ook de vermoedelijke werking der vorst. In water weekbaar zijn zulke gesteenten, die geheel of voor een gedeelde uit stoffen bestaan welker samenhang op adhesie berust, zooalsdit bijv: het geval is bij klei-en leemachtige en aardkalkachtige bindmiddelen der zandsteenen, mergelkalk- en kleischiefersoorten. Niet in water weekbaar zijn daarentegen steenen met kristallijne bindmiddelen, wier samenhang geheel od cohesie berust. Hiertoe behooren de zandsteenen wier korrels door kiezelzuur zijn gebonden en de kalksteensoorten met kalkspaat. Daar het vorenstaande van veel belang is voor de beoordeeling van een of anderen gevonden werksteen, en de cijfers uit bovenstaande formule's alleen verkregen kunnen worden door drukproeven met den dynamometer, is het volgende middel toe te passen, doch alleen van praktisch belang. Er worden wigvormige stukken van den te onderzoeken steen vervaardigd, volgens figuur 5, ter breedte van 3 tot 4 cM; hierbij moet het gebruik van hamer en beitel zooveel mogelijk vermeden worden, doch den juisten vorm bereikt door schuren en slijpen. De scherpe hoek moet ongeveer 20° bedragen. De helft van deze monsters, minstens 6 stuks, worden gedurende 4 dagen onder water bewaard, waarna men be-
284
proeft, bij den scherpen kant beginnend, kleine stukken van den steen te breken. De liooste van het laatste breukvlak h, waarvan men dus met de vingers niets meer kan breken, wordt zuiver gemeten. Hetzelfde wordt bü de droog bewaarde monsters gedaan. Als maat voor den verweekingsg:raad dient het quotient b: bi waarin b de hoogte van de breukvlakte van den drogen en bi die van den natten steen.
als hardheid van gietijzer 1000 gewichtseenheden en vindt dan daardoor de volgende hardheidswaarden: Sklerometer Mohs'sche Gem eenheden hardheidsgraden Staaf ijzer 948 5 platina 375 4-4.5 roodkoper 301 2.5-3 Zilver 208 2.5-3 Goud 167 2.5-3 bismuth 52 2.5 tin 27 2 lood 16 1.5 •
Is men in twijfel of het contactcement van een zandsteen uit kiezelzuur of kalkspaat bestaat, dan druppelt men op de oppervlakte een weinig zoutzuur: gasbelletjes duiden op koolzuurontwikkeling van kalkspaat, dat uit kalk en koolzuur bestaat. Voor bouwwerken in zeewater mogen dergelijke zandsteenen niet gebruikt worden, daar het contactcement op den duur door zeewater wordt opgelost. Ten laatste moet nog de weerstand tegen afslijten worden onderzocht, indien de steen als steenslag of straatsteen zal worden gebruikt. Hiertoe dienen slijpschijven van gietijzer, die met een bepaalde snelheid ronddraaien en met een bepaalde hoeveelheid slijppoeder worden bedeeld (carborundum of tripel). De belasting van den steen bedraagt gedurende dit schuren 30 Kgr., de stukken hebben 6 cM. zijde. Daar deze wijze van afschuren echter niet overeenkomt met de wijze waarop bijv. straatsteenen afslijten, gebruikt men tegenwoordig gewoonlijk een zandstraal onder hoogen druk (3 tot 5 atm. die gedurende bepaalden tijd tegen het steenoppervlak blaast. Hierdoor worden eerst de zachtere gedeelten van den steen aangetast en weggeblazen, zoodat dammetjes van de hardere deelen overblijven, die langzamerhand eveneens afbrokkelen. Deze wijze van afslijten komt meer overeen met die door karren en wagens veroorzaakt, want ook hier worden eerst de zachtste deelen fijngemalen en later de hardere overgebleven deelen afgebroken. Soms wordt naar de hardheid van de oppervlakte voor bepaalde doeleinden gevraagd, waartoe de Sklerometer dient. Een diamant, die met verschillende gewichten belast kan worden wordt met bepaalde snelheid over het oppervlak van den steen bewogen en nagegaan onder welke belasting een duidelijke kras wordt verkregen. Daar voor deze proef alleen gesteenten van volkomen homogene samenstelling, zonder korrelige structuur gebruikt kunnen worden, zal zij zelden genomen worden, Om de met dit toestel gevonden hardheid met die van de Moh'sche hardheidsschaal, die vóór de toepassing van den zeer zuivsr werkenden Sklerometer steeds werd gebruikt, neemt men
•
Be w e r k i n g en t o e p a s s i n g t e n o p z i c h t e v a n g r o e f l e g e r en splijtbaarheid. Daar in het navolgende herhaaldelijk sprake zal zijn van bewerkingen en plaatsing volgens het groefleger en loodrecht op het groefleger, zal dit kortheidshalve met = gr en _!_ gr worden aangeduid. Onder groefleger verstaat men de min of meer parallelle structuur van het gesteente en wel in hoofdzaak van de sedimentgesteenten die in min of meer horizontale lagen zijn afgezet. Dat die lagen door latere werkingen verbogen, opgeheven, soms loodrecht staan, doet tot deze zaak minder af. De lagen zijn soms duidelijk te zien, soms komen zij pas te voorschijn als men een blok splijt. De groeflegers ontstaan: d) door wisselende korrelgrootte in evenwijdige lagen; b) door laagswijze vaster of minder vaste cementeering; c) door verschillende bindmiddelen in op elkander liggende lagen; d) door inlagering van dunne lagen klei, leem, mergel, ijzeroker, enz. enz., e) door evenwijdig voorkomende nesten van schelpen, holten door uitlooging. Van den vorm der op elkander liggende lagen hangt het af of een gesteente al dan niet in regelmatige lagen splijtbaar zal zijn en daarmede hangt nauw samen het gebruik dat men van den steen kan maken. Steeds zal een gesteente gemakkelijker splijten als het met water verzadigd is. Op deze eigenschap berust een verdeeling in 7 splijtingsklassen, waarbij in de eerste klasse steenen worden opgenomen die even veel of even weinig splijten na een verblijf van minstens 6 dagen onder water, terwyl in de 7e klasse steenen worden gerangschikt, die zelfs geheel droog het splijten in zeer dunne lagen veroorlooven. Voor deze proeven worden handstukken van ongeveer 10 X 'O X ^0 cM. gebruikt, die met een 1 Kgr. zwaren beitel met 2 cM. breede snede worden bewerkt. Fig. 6.
*
Een eigenaardig groefleger wordt soms aangetroffen (fig: 6) indien de verschillende lagen kegvormig door elkander gelegen zijn. Dit geeft in vele gevallen wel een zeer levendige teeke-
285 ning aan vlak geschuurde gesteenten (bijv: aan den gevel van het Nillmij gebouw te Bandoeng, waar trachiet deze lagen fraai vertoont, maar de bewerking is zeer lastig en moet met overleg geschieden om geen fouten te maken. Fig: 7 geeft een voorstellmg van de verschillende bewerkingen:
Voor de kantsteenen is de bewerking volgens ƒ alleen toelaatbaar. Haak, of sleutelsteenen (fig. 9) mogen alleen volgens a geplaatst worden, b ew c zijn af te keuren, maar beter is het voor deze soort steenen materiaal te gebruiken dat veel mindar groefleger vertoont. Over het algemeen mogen gedrukte bouw-
Fin. 7.
O.
c^
/
la: groefleger rechthoekig ten opzichte van het muurvlak en evenwijdig aan de lagen; Ib: groefleger rechthoekig ten opzichte vanhet muurvlak en evenwijdig aan de metselvoegen; Ie: groefleger schuin ten opzichte van het muurvlak, eveneens ten opzichte van de lagen en de metselvoegen-, ld: groefleger evenwijdig aan de muurvlakte, z. g. D. op lager gestelde steenen. De afwerking der steenen moet zooveel mogelijk volgens Ta geschieden; Ib kan in vele gevallen nog toegelaten worden, maar Ic en ld zijn totaal af te keuren. Alleen moet 7d gebruikt worden als friesbekleeding, wanneer daarop beeldhouwwerk wordt aangebracht, want in dat geval zouden la, b Qn c niet aan het doel beantwoorden.
Daarom is het een vereischte dat op de borderellen, die op elke teekening van steenbouwwerk moeten voorkomen juist aangegeven wordt hoe de steen te'n slotte bij den bouw zal worden geplaatst en moet de leverancier daarop zeer goed letten. Zoowel bij oude als nieuwe bouwwerken wordt tegen deze handelwijze zeer dikwijls gezopdigd; bij oude bouwwerken vooral in zandsteen en muschelkalk wreekt dit tegen het groefleger stellen zich door voortijdige verweering. Van dezen algemeenen regel mag bij gewelven een uitzondering worden gemaakt (fig. 8). Hier geldt als regel dat bij steenen, die aan sterke splijting onderhevig zijn, de stukken zoodanig bewerkt moeten worden dat de middellijn van den kegashoek evenwijdig loopt aan het groefleger, om den daarop rustenden druk zoo voordeelig mogelijk op te vangen (steen a); toegelaten kan nog worden een plaatsing volgens b maar totaal verkeerd zijn c Bn. d; het ongunstigst is d geplaatst daar de ver weering juist in de richting van den grootsten druk werkt.
onderdeelen nooit = gr. geplaatst worden, maar steeds _L daarop, bijv. kolommen, balconstijlen ; maar de voetstukken van kolommen met keelvormige versieringen moeten juist weder = gr. worden bewerkt. Lijsten, of horizontaal geplaatst Fig. 9. ' ' ' t
-
^
\
1
\
"•-
1 1
£*'
\r-
'\
l \
V
öf als afdekkingen van muren toegepast, worden = gr. bewerkt; een uitzondering maken soms de afdekkingen van bogen bij Gothische gebouwen, als daarop z.g.n. krabben zijn aangebracht. Pinakels worden opgebouwd uit steenen = gr. terwijl bij fialen met krabben óp zorgvuldige afwatering gelet moet worden. Afdekkingen van pilasters (fig, 10) bewerkt men beter volgens 6 dan volgens a. De bewerking bij b is ook beter omdat het water bij den druiper n geen gelegenheid heeft in den steen te dringen, hetgeen bij a wel het geval is.
Fig.
10.
•n^
Bij de keuring van steenen op de bouwplaats geheel en al bewerkt aangevoerd moet dus in de eerste plaats terdege gelet worden op de afwerking volgens het groefleger in elk afzonderlijk geval. Dan ook op de kwaliteit, die
286
volgens de hier aangegeven regels voor de praktijk in voldoende naate bepaald kan worden. Men kan nog gebruik maken van een eenvoudig middel om de „gezondheid" van den steen te bepalen, door daarop met een licht veerenden hamer te slaan. Geeft dit een helderen klank, dan is de steen „gezond" en bevat geen haarscheuren of groefleger gebreken, is niet verweerd; is de klank dof, dan is er kans dat de verweering reeds inwendig is begonnen en scheuren en slecht groefleger aanwezig zijn. Steenen, waarin veel pyriet (kenbaar als goud glinsterende puntjes of blaadjes) zi,in steeds af te keuren, daar dit pyriet aan de lucht blootgesteld spoedig verweert en roestvlekken aan de oppervlakte doet ontstaan. :
I
:
EINDEXAMEN P. J. S. 1921.
NEDERLANDSCH.
!
b
a. b.
1.
2.
Een regelmatige driezijdige pyramide heeft opstaande ribben, die anderhalf maal zoo groot zijn als de ribben van het grondvlak. Bereken de hoeken, die de opstaande ribben maken met de opstaande zijvlakken.
3.
Van uit een punt, P. ziet men den top van een berg onder een hoek van 35". Van uit een punt Q, dat 482 meter dichter bij den voet van den berg gelegen is, ziet men den top onder een hoek van 54°. Bereken de hoogte van den berg.
MEETKUNDE.
1.
BOUWMATERIALEN. Tijd. 3 . uur.
A. B. BI. C. D. Dl. E.
2.
3.
4.
KENNIS VAN WERKTUIGEN. Tijd 21/2 uur.
a.
Vraag I. Beantwoord één der twee volgende vragen : Schets de bemetseling van een horizontale ketel met ééi vuur. Geef duidelijk aan welk materiaal gebruikt wordt. Geef de eischen voor de ketelbemetseling.
N B. Van het stel vragen B. en B . l . benevena van D. en D 1 behoeft telkens slechts één vraag beantwoord te worden.
Als a en b scherpe hoeken zyn en gegeven is: sin. a, = v^ en COJJ. b. =-^r bereken dan o 17, de waarde van tg {\ + b).
I.
Beantwoord in een opstel de volgende vragen: In welken vorm komt het hout in den handel en hoe worden de prezen berekend? Welke veranderingen ondergaat kalk vanaf het breken uit de kalkrotsen tot en met het versteenen in luchtkalkmortel ? Hoe wordt cement gekeurd ? Hoe wordt uit ruwijzer en smeedijzer staal verkregen ? Hoe keurt men loodmenie? Welke werkzaamheden moeten achtereenvolgens worden verricht om goed schilderwerk (binnenwerk) te verkrijgen? Geef een overzicht van de hier te lande meest voorkomende pansoorten benevens van de afmetingen en het vormen daarvan.
Vraag II. Beantwoord een der beide vragen: Geef een schets van de stoomhei van Lacour, Geef een schets van een diafragma pomp. Vraag III. Leid af de formule voor een WestontakeJ. Gevraagd de kracht K als gegeven zijn: Straal kleine schyf 10 c.M. „ groote „ 11 „ weerstandscoëfficient = 1.1 Last = 2000 Kg. Gevraagd tevens het nuttig effect te berekenen.
DRIEHOEKSMETING. Tijd 3 uur.
Tijd. 2 h uur
Maak een opstel over één der volgend» onderwerper: 1. Naar Semarang: 2. Een fietstochtje. 3. De suikerfabriek 4. Een voetbalwedstrijd. II. Geef een korte verklaring van: 1. botje bij botje leggen 2. den dans ontspringen 3. een ongelikte beer 4. plagiaat plegen 5. schaakmat zetten 6. een beunhaas 7. een klaplooper 8. een boekenwurm 9. een galgemaal 10. een handlanger.
Welke toestellen treden in werking wan. neer de waterstand in een ketel te laag wordt? Schets die toestellen.
5.
Tijd 3 uur.
Als a, b, en c, gegeven lijnen zijn, construeer dan de lijn x, voorgesteld door de vergelijking: c. 1/(aa2 —2bc) X= z 2a In een cirkeJ, waarvan de middellijn 85 C.M. is, heeft men een driehoek beschreven, waarvan de hoogte 45 c.M. is. Het kleinste der stukken, waarin de basis door de hoogtelijn verdeeld wordt, is 24 c.M. lang. Bereken den afstand van het middelpunt van den cirkel tot de basis van den driehoek. De lijn, die den hoek A van driehoek A. B. C. middendoor deelt, snijdt B. C. in P. en den omgeschreven cirkel van ddehoek A.B.C, in Q. Bewijs, dat Q.B. middelevenredig is tusfcchen Q. P. eu Q. A. Grond- en bovenvlak van een lichaam liggen in evenwijdige vlakken. Het grondvlak is een rechthoek met zijden van 6 en 8 meter. De opstaande zijvlakken zijn trapeziums en maken hoeken van 60° met het grondvlak. De afstand der evenwijdige vlakken is 3 meter. Bereken den inhoud van het lichaam. Het grondvlak eener vierzijdige pyramide is een rechthoek met zijden van 12 en 30 c.M. Een opstaande ribbe staat loodrecht op het grondvlak en is 16 c.M. lang. Bereken het zijdelingsch oppervlak van dit lichaam. (Wordt vervolgd).
l'LAAI V.
INDISCH BoüwKUNbic •IUDSCHRIH. f •
^
':f^:
D]CKJAKA[^]A
•: E:irNDE:xAmE:H.-:)92:)r
'•.ÖOUWKUMDE::'
CriiiHSticé
:7yo: ö.uuq^-
\
PLAAT VI
WDISCH BOUWKUNDIG TIIDSCHRIFT.
/é> r g /SfTygTVig^/
4"
K/VOO/=/='(/^/
/R£yTS~Jjc9y/^/fi.
//^z)
Q£r
<s(Ei\x//x(=>cirso e>er[c)rN /r /ydc>/^^i.
//7£0^. qc r
•^
I .Ji^o
Av A
'".V-i OJfi
r
Q^
- ^
^
R
r
E
4'
qf/rc^^v^rv
^ ^ D 5uuQ^
i_X
C.
^
a/^/=f^qfwA/=^c/^/^c/v^oh/x.4^J///ony^per/??',
^
287
1 •
N.V. DE INDISCHE TECHNISCHE BOEKHANDEL.
: !
i
DE NIVELLEERINGSVOORSTELLEN.
\
• • ^^^««•••.••*•••••••#•••*•••••••••••••••••••«••••••••••••••••••••••••••••
^^^^•••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••^••••••••••••
Teneinde den technisch-wetenschappelijken boekhandel hier te lande daadwerkelijk te bevorderen, is opgericht de N.V. I n d i s c h e T e c h n i s c h e B o e k h a n d e l , waarvan commissarissen zijn de heeren K. A. R. B o s s c h a van Malabar, ir.M. H. Da m m e, en ir.J. Klopper, de rector-magnificus der Technische Hoogeschool. Hoewel deze zaak zich ook beschikbaar stelt voor leveringen — zij levert tegen den in Holland geldenden prijs, terwijl eventueele winst wordt gestort in een bibliotheekfonds ten dienste der Technische Hoogeschool — stelt zij zich geheel onafhankelijk van bestelling, beschikbaar voor het geven van inlichtingen op bibliografisch gebied. De nauwe samenwerking met de hoogeschool maakt het haar gemakkelijk de beste voorlichting terzake te verkrijgen en te verschaffen. Door hare relaties naar buiten blijft zü gemakkelijk op de hoogte van alle nieuw-uitkomende werken; binnenkort zal ze uit alle ervoor in aanmerking komende landen geregeld de bibliografieën ontvangen; de meeste ontvangt ze reeds. Ook over de tijdschrift-litteratuur heeft ze, vooral uit Amerika, afdoende documentatie te harer beschikking; uitstekend verzorgd als op dit gebied Amerika is, krijgt zij maandelijks opgave van al wat in de in Amerika en Engeland verschijnende periodieken is opgenomen. Lezers van dit tijdschrift worden uitgenoodigd van de diensten van den I n d i s c h e n T e c h n i s c h e n B o e k h a n d e l gebruik te maken. j
TABAKSLOODSBRANDEN.
:
\
i
»•••*••«••••••••»•••••••»•••••••••••••••••••»•••»•••••••»•••»•••••••••••
Is het volgende misschien iets voor onze lezers om daarmede proeven te nemen ter beteugeling van de tabaksloodsbranden en waarvoor door HH. tabakkers een flinke premie is uitgeloofd? Hier wordt gedoeld op de Duitsche „Lehmschindeldaken" het best te vertalen door: daken ingedekt met sirappen van leem. Brandproeven hebben uitgewezen dat die leem sirappen brandgevaar door opwerpen van in petroleum gedrukte lappen beter keeren dan pannen ; ook beter dan de met gepatenteerde middelen tegen brandgevaar beschermde stroodaken. De leem sirappen worden op stroodaken gewoon op rengs gelegd, twee elkander dekkende. De sirappen zijn ongebrand, de leem fs alleen in de zon in den vorm gedroogd, evenals men tegenwoordig leemen muren en geheele leemen huizen opbouwt. Daar een eisch voor een tabaksloods een koele bedekking is, zou de bestaande uit kadjang matten behouden kunnen blijven, deze alleen beschermd door leem sirappen. Een nadeel zal mischien zijn dat de nu gevolgde gebinten-constructiegewijzigd zal moeten worden door de zwaardere bedekking, maar als brandgevaar verminderd, wellicht 'oorkomen wordt, zijn die meerdere kosten toch wel te overkomen. M.
Uit de M e m o r i e v a n t o e l i c h t i n g ontleenen wij de volgende belangrijke punten De daarin vastgelegde beginselen van de Regeering zullen voor de komende vereenlgingsactie ongetwijfeld belangstelling eischen.
A. S c h e i d i n g v a n i m p o r t - e n i n h e e m sche krachten. Scherpe scheiding werd gemaakt tusschen de betrekkingen, die nu en in de naaste toekomst nog in hoofdzaak vervuld zullen worden door uit Nederland uitgezonden krachten en de ambten, welke geheel of grootendeels worden vervuld door h. t. 1. opgeleid en aangeworven personeel. Hierbij werd tevens aangenomen, dat de wedden der inheemsche krachten worden bepaald naar de levensstandaard en daarmede evenwijdig loopende loonstandaard h. t. i. terwijl die voor de uitheemsche afhankelijk werd gesteld van de salarissen in Nederland uitbetaald. B. S y s t e e m van b e v o r d e r i n g in sub a l t e r n en r a n g . Het stelsel om aan de betrekking in subalternen rang (niet keuze-ambten) bepaalde bezoldiging toe te kennen afhankelijk van vac a t u r e s , werd meer en meer verlaten en is thans als algemeene regel aangenomen een systeem van bevordering n a a r d i e n s t t i j d door toekenning van regelmatige verhoogingen of benoeming tot hoogere betrekkingen-geheel onafhankelijk van vacatures na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijnen; op deze bevordering kan een ieder, die aan de gestelde eischen voldoet zonder meer stellig rekenen. Aan dit stelsel ligt ten grondslag den wensch om de betrokkenen een r e g e l m a t i g e bevordering te verzekeren en ook een behoorlijk eindsalaris en pensioen. Een bezwaar van dit stelsel, dat dit verslappend zal werken op den werklust en toewijding, dacht men te kunnen ondervangen door deze z. g. automatische bevordering te beperken tot de subalterne rangen, zoodat de hoogere ambten van die automatische bevordering zijn uitgesloten. Bovendien is gedacht de regelmatige weddeverhoogingen alleen toe te kennen ingeval van „voldoende gesckïkiketdsAs mede ijwenge en trouwe plichtsbetrachting" en zal nog voor de twee laatste verhoogingen bovendien den eisch gesteld worden van „gebleken volledige geschiktheid". C. G r o n d s l a g e n b e z o l d i g i n g s r e g e ling. 1. Als maatstaf voor de aan te leggen standaar ds chaalhezolding moet in de eerste plaats worden gezocht in de verschillende bevoegdheidseischen voor het bekleeden der onderscheiden ambten en in verband hiermede in den aard en den duur der opleiding. 2. De aanvangs- en eindhezoldtging wordt voor alle groepen gelijk genomen en de differentiatie der bezoldiging verband houdende met langere opleidingstijd is te leggen in de
288 termijnen na afloop waarvan het automatisch bereiicbaar eindinkomen wordt verkregen. 3. Meerdere bevoegdheden worden als regel niet nog eens afzonderlijk gehonoreerd, alleen als de dienst inderdaad hiervan voordeel trekt kan dit naar evenredigheid hooger worden beloond. 4. Voor de subalterne rangen heeft steeds een tijdvak van 20 jaren dienst in de betrekking zelf als normale diensttgd gegolden voor de toekenning van het hoogste inkomer:, zoodat eerst na 20 jaar dienst het pensioen over de hoogste bezoldiging verdiend kan worden, 5. R^gflmatigc' iveddeverhoogingen. Hiermede is rekening gehouden dat in de eerste jaren, waarin gewoonlijk de gezinsvorming begint, de uitgaven snel toenemen. Later treedt de toeneming der uitgaven voor studie van kinderen meer naar voren als een reden om het bedrag der verhoogingen grooter te doen zijn dan in de eerste jaren. Onvoldoende wordt geacht de beperking van de verhooging, die na 1 jaar dienst wordt toegekend tot 1 enkele. Ook beantwoorden de weddeverhoogingen tot hooge bedragen om de 2 of 3 jaren niet aan de behoefte. Algemeen wordt dan ook het stelsel aanvaard, waarbij de eerste 3 of 4 verhoogingen om het jaar worden verleend, waarbij de thans gebruikelijke bedragen hierbij dan wat kleiner worden genomen. Is op deze wijze na eenige jaren een behoorlijk salaris bereikt en de behoefte aan spoediger verhooging minder geworden, dan kan de periodiciteit der verhoogingen wat langer worden genomen. De eerste / jaarlyksche verhooging zal daarom worden gevolgd door een gelijk aantal 2 jaarlijksche, waarvan de bedragen iets hooger worden genomen, terwijl voor de laatste verhoogingen- wanneer een ruim inkomen zal zijn bereikt-zonder bezwaar de thans nagenoeg algemeen voorgeschreven termijn van 3 jaar kan worden behouden. In verband hiermede zijn voor de academisch opgeleiden aangenomen vier 1 jaarlijksche verhoogingen van f 50.— vier 2 jaarlijksche verhoogingen van f 75.— en twee 3 jaarlijksche verhoogingen van f 100.— aanvangsbezoldiging f 500.— eindbezoldiging f 1200.— 6. AN diensttijd geldig voor de toekenning van de weddeverhoogingen wordt hierbij beschouwd de werkelijke voor pensioen tellende diensttijd, waardoor ook de tijd op wachtgeld of buiten werkelijken dienst doorgebracht kan mede tellen, echter telkens niet langer dan 1 jaar. Buitenlandsch verlof zal tot ten hoogste twee jaar voor de helft in aanmerking worden gebracht als diensttijd geldig voor toekenning van weddeverhoogingen. 7. Met de toekenning van voortijdige weddeverhoogingen ter belooning van buitengewone geschiktheid en uitmuntende plichtsbetrachting wenscht de Regeering te breken 8. Medetellen van tijd in anderen dan die van den Lande doorgebracht voorpracttjk voor de toekenning van weddeverhooging.
Bij de geldeiyke waardeering der voorpractijk wordt onderscheid gemaakt naar gelang de betrokkene werkzaam is geweest op.: a. het gebied van den betrokken dienst of hetgeen als zoodanig kan worden aangemerkt. b. aanverwant gebied. c. een gebied, dat met dat van den betrokken dienst geenerlei verwantschap toont. Binnen de keerkringen zal de voorpractijk voor zooverre a betreft geheel en de aanverwante practijk b voor de helft medetellen voor de weddeverhoogingen, terwijl de practijk bedoeld onder c. voor een vierde zal worden medegeteld. üe medetelling van de voorpractijk zal echter worden beperkt, zoodanig, dat de laatste twee weddeverhoogingen (zie sub 5) in 's Lands dienst moet worden verkregen. Medetelling van practyk buiten de tropen zal worden geregeld als boven, doch zal dit slechts voor 9/10 als tropenpractijk worden aangemerkt. 9. Bezoldiging in de hoogere rangeti Hierbij is ook rekening gehouden met bezoldiging naar diensttijd. Bevordering tot een der hoogere ambten wordt als regel eerst gemaakt nadat in een der lagere groepen een bezoldiging wordt genoten hooger dan de aanvangswedden verbonden aan de betrekking van genoemde groepen, waardoor practisch bevordering van groep 1 naar groep 2 en van 2 naar 3 enz. den betrokkene een voorsprong geeft van onderscheidenlijk 3 en 6 jaren dienst op hunne in groep 1 achtergebleven collega's. Doordat echter het eindinkomen voor de hoogere groepen hooger gesteld is, mootets deze laatste eenzelfden tijd langer doordienen om het pensioen over de hoogste bezoldiging deelachtig te worden. De bezoldiging voor de hoogste rangen loopen daardoor practisch parallel aan die van in subalternen rang; de marge daartnsschcn blijft steeds dezelfde. Bij dit stelsel doet het er-wat betreft het bedrag der maandwedde-weinig toe of iemand na 5 of 18 jaar dienst van groep 1 naar groep 2 bevordering maakt; het bedrag der maandwedde blijft dezelfde, terwijl de termijnen gedurende welke gediend moet worden om met pensioen over de hoogste bezoldiging 's Lands dienst te verlaten, ook gcli/k zijn. De verhoogingen aan de eerste groep (standaardgroep) toegekend, worden beschouwd als een belooning voor den diensttijd en daarmede gepaard gaande toeneming in ervaring, voorts als een tegemoetkoming in de vermeerdering der gezinsbehoeften, de verhoogingen, die in de promotie-betrekkingen boven de standaard bezoldiging wordt toegekend, draagt het karakter van een compensatie voor de toeneming der werkzaamheden, bevoegdheid, verantwoordelijkheid, enz, welke de hooge betrekkingen medebrengen. Hierin ligt dus het beginsel, dat bevordering In rang steeds gepaard moet gaan met verhooging van bezoldiging en hierdoor tevens bereikt, dat de bevorderde blijvend een hoogere bezoldiging geniet dan zijne in de laagste groep achter gebleven tijdgenooten, doch daarnaast minstens ook eenzelfden tijd als deze moeten doordienen om het hoogste inkomen van het hoogere ambt deelachtig te worden. Het verschil in bezoldiging blijft aldus steeds op het zelfde peil en de totale diensttijd ter bereiking van de eindbezoldiging in de groepen evenlang-
289 *««••«•« » * • • • » • « « • « « * « * • • • • • » * « * « • • • * • * • • • • • • * *
•••*•••«•••••
i VOORLICHTINGSCOMMISSIE TECHI NISCH ONDERWIJS. *)
! :
*„...............•..........^.........-.~.•••••••.•••••••••-'•••••-
Door den directeur van Onderwijs en Eeredienst werd Zondag j . 1. geïnstalleerd de door de Regeering ingestelde commissie van voorlichting voor het techniscli onderwijs. Zooals men zich herinneren zal werd tot voorzitter aangewezen de heer S i r k ? , inspecteur van het ambachts-en nijverheidsonderwijs, terwijl aJs leden werden benoemd de heeren ir. M.H. D a m m e, J. D o g t e r o m , ir. J. J. A. de G r o o t, prof. ir, J. K l o p p e r , ir. W. A. van der Me u i e n , P. A. J, Mo o j e n , ir. H.F. S t r e i f f . ir. J. van der W a e r d e n . Bij de installatie der commissie sprak mr. C r e u t z b e r g de volgende rede uit. Mijne Heeren, Het heeft de Regeering behaagd eene „Commissie van voorlichting inzake het technischen arabachtsonderwtis" in te stellen, welke tot taak heeft voeling te houden met de diensten en lichamen, die hun personeel van de verschillende vakscholen betrekken, en de directeur van Onderwijs en Eeredienst van raad en A oorlichting te dienen inzake de inrichting van het technisch- eri ambachtsonderwijs in zijn verschillende geledingen. Allerlei omstandigheden zijn oorzaak, dat ik mij eerst thans het genoegen heb kunnen verschaffen ten Uwen overstaan mijn oprechten dank te betuigen aan de onderscheiden diensttakken en vereenigingen voor hun medewerking bij de samenstelling der Commissie verleend en voorts niet minder aan U-zelf voor de bereidwilligheid, waarmede U de uitnoodiging, om in de Commissie zitting te nemen, wel hebt willen aanvaarden. Het zij mij vergund door een enkele terugblik in de geschiedenis van het tecnisch onderwijs het doel van de instelling Uwer Commissie nader te belichten. Gelijk U niet onbekend zal zijn, werd in 191é de bemoeienis niet het ambachtsonderwijs voor Inlanders waaronder dat van de openbare ambachtssolen voor Inlanders te Batavia, Semarang en Soerabaja, de openbare huisvlijtschool te Ngawi en de particuliere ambachtsscholen voor Inlanders, van het departement van Onderwijs overgebracht naar dat van Landbouw, Nijverheid en Handel. Ging men daartoe destijds over op grond van de overweging, dat de geheele opleiding van Inlanders in industriëele richting aan de zorgen van het departement, dat de belangen der Nijverheid behartigde, diende te worden toevertrouwd, naderhand rees twijfel, of de verdeeling van het ambachtsonderwijs tusschen de departementen, naar gelang dat onderwijs al dan niet uitsluitend voor Inlanders bestemd is, wel juist en aan het belang van dat onderwijs bevorderlijk kon worden geacht. De levering toch van de technische werkkrachten, waaraan Staat en maatschappij behoefte hebben, is een taak, waarvan een juiste en redelijke behartiging eischt, dat zij bij voortduring gezien wordt in het kader van een organisch geheel, waarin de toekang zoo goed als de ingenieur zijn plaats heeft. De leidende gedachten, waardoor de vorming dier werkkrachten naar hoeveelheid zoowel *) Boer. Handelsblad van 20 Juli.
als hoedanigheid beheerscht wordt, behooren uit één centrum te komen. Bovendien eischt een goede organisatie van de opleiding van technisch onderwijzend personeel, hetwelk voor de lagere inrichtingen ten deele uit de hoogere betrokken kan en moet worden, eenheid van beheer. Dat dit beheer door het Onderwijsdepartement gevoerd dient te worden, valt moeilijk te betwisten. Want hoezeer andere departementen aanspraak op mede-zeggenschap outleenen aan hun deskundigheid —ieder op eigen territoor — wat de behoefte aan werkkrachten van onderscheiden opleiding en de algemeene inrichting der leerplannen betreft, het bezit van dte deskundigheid vergoedt niet het gemis daarvan op het gebied van onderwijs organisatie, welke een vak op zichzelf is. Wat men op dit gebied moet doen en laten om voor de onderwijsinstellingen naar den hoogst mogelijken graad van doelmatigheid te streven, weet men nu eenmaal alleen krachtens de ervaring van den met onverdeelde aandacht daarop gerichten, dagelijkschen arbeid. En het behoort tot de goede tradities van het Departement van Onderwijs—uwe Commissie is er het levende voorbeeld van — bij de inrichting van alles, wat vakonderwijs is, voorlichting te zoeken bij en rekening te houden met menschen en inzichten van zijn deskundige „afnemers". Deze overwegingen voerde tot het Koniniyk besluit van 11 Maart j.l. No. 31 {Staatsblad No. 327), waarbij het Inlandsch vakonderwijs weer naar het Departement van Onderwijs terugkeerde. Deze overwegingen verscherpten echter tevens het inzicht in de onvolgroeidheid van het technisch- en ambachtsonderwijs, mede een gevolg der tevoren bestaande organisate-versnippering, zoomede in de veelsoortigheid der belangen, die daarbij om behartiging vragen. Meer dan ooit rees de behoefte aan een blijvenden waarborg, dat de organisatie van bedoeld onderwijs zich op de meest doeltreffende wijze zou blijven aanpassen bij de veelsoortige behoeften van Staat en maatschappij aan technische werkkrachten. Er diende te worden aangestuurd op een „permanent" georganiseerd overleg „met de afnemers". *) Het zou ondenkbaar zijn, het niet uit te spreken, dat op dit gebied reeds waardevolle arbeid is verricht door de Technisch-Onderwijs Commissie, welke in verband met de destijds in Nederland beraamde stichting van een Technische Hoogeschool hier te lande, bij Gouvernementbesluit van 6 Maar 1918 No. 32 werd ingesteld en waarvan behalve Uw voorzitter twee der thans aanwezigen, de heeren Dam me en S t r e i f f , leden waren. Hare opdracht was de Regeering van raad te dienen inzake de meest doeltreffende wijze van voorziening in de behoefte aan verdergaand technisch onderwijs in Nederlandsch-Indië dan destijds verkrijgbaar was, met verlof om, ook voor zoover zulks niet rechtstreeks door de behandeling van dit onderwerp noodzakelijk werd gemaakt, het bestaande technisch onderwijs in al zijn geledingen in beschouwing te nemen. Van deze vrijheid heeft de Commissie gebruik gemaakt en wij danken haar dan ook een eind•) Deze o. i. juiste opvatting is door de samenstelling van deze commissie wel onvoldoende tot uiting gebracht! Eed. I. B T.
290
verslag, waarin zij een geraamte geeft voor het gehewie technische onderwij?, dat zal moeten bestaan uit: a. Een zeer groot aantal ambachtsscholen voor Inlanders met als regel een tweejarigen leergang, aansluitende op geen lager niveau dan door het einde van de Inlandsche school der 2e klasse wordt aangegeven; b. meerdere vakscholen voor bouw- en werktuigkundigen met driejarigen leergang, aansluitende bij de vijfde klasse eener Europeesche lagere, Hollandsch-Chineesche of Hollandsch-Iülandsche school; c. meerdere openbare technische scholen met vierjarigen leergang van het bestaande type, met splitsing van den by de inrichtingen bestaanden cursus tot opleiding van bouwkundigen in een leergang tot opleiding van waterstaats- en spoorwegopzichters en in een leergang tot vorming van bouwkundige opzichters. Daarboven staat dan de ingenieursopleiding, waarbij de Commissie zich voorstelde een hoogeren en lageren graad verkrijgbaar te stellen. Wij danken der Commissie tevens een minderheidsrapport, waarin bepleit werd de invoering tusschen de technische scholen, die opleiden voor opzichter, en het technisch hooger onderwijs van een middelbare technische school met drie of vierjarigen curcus, aansluitende aan het M. U. L. O., w e l k v o o r s t el d o o r de R e g e e r i n g r e e d s w e r d overg e n o m e « . *) Daarmede achte deze Commissie haar taak afgeloopen. Wèl waren er nog punten de middelbare technische school betreffende, ten aanzien waarvan bij de Regeering dadelijke behoefte aan voorlichting bestond, t.w.: 1. de vraag, of er behalve splitsing van de opleiding in een voor bouwkundigen en een voor werktuigkundigen nog verdere differentiatie van opleiding noodig of gewenscht is: 2. of de duur der opleiding drie of vier jaar zou moeten bedragen; 3. hoe eene aansluiting tusschen de bestaande technische scholen, al dan niet met handhaving van haar tegenwoordige inrichting, en de nieuwe school zou zijn te regelen; 4. de plaats harer vestiging, zoomede 5. de vaststelling in hoofdtrekken van het leerplan. Maar de Commissie was eenstemmig van oordeel, dat dergelijke zaken voor zoover Commissoriale behandeling nuttig zou zijn, doelmatiger door een Commissie van gewijzigde samenstelling beoordeeld zouden kunnen worden. En een permanent karakter ten behoeve van blijvend overleg werd haar bij haar instelling niet toegekend. Zij werd dan ook bij Gouvernementsbesluit van 23 November a. p. No. 52 onder dankbetuiging ontbonden. Met haar verderstrekkende wenschen, wendt de Regeering zich thans tot U. Zij hoopt in ü te vinden, voor het ambachtsnijverheid-, lager•) Spatieering van ons, gelijk de lezer weet bepleitte de V. V. B. ook die oplossing. Bed. I. B T.
en middelbaar technisch onderwijs het orgaan voor het door haar gezochte georganiseerde overleg met wie bij dat onderwijs-belang hebben. Een uitnoodiging om allereerst de genoemde punten, met de middelbare technische school verband houdende, onder de oogen te zien zal U weldra bereiken. Ik moge eindigen met den wensch, dat het Uwe Commissie onder leiding van haar bekwamen en op haar arbeidsterrein zeer ervaren voorzitter gegeven zijn, in nauwe en aangename samenwerking met het Onderwijsdepartement vruchtbare bijdragen te leveren voor den verderen uitbouw van ons lager- en middelbaar technisch onderwijs en daardoor tevens te bevorderen den, economischen vooruitgang van Indië. En hiermede verklaar ik Uwe Commissie geïnstalleerd. De voorzitter der Commissie, de heer Sirks, antwoordde hierop in het kort. « • • • • • • • • • — •••••»• ••• ••
••••••#••••••—»•
VERSLAG OMTRENT DE OELOE-OELOE REGELING IN HET PEMALl' TJOMAL GEBIED. Vervolg van blz. 2^2. 1. Is de oeloe-oeloeregeling voor het algemeen belang werkelijk van groot nut? Antwoord. a. b. c. d. e. f. 2. a. b. c. d. f. 3. heid
Patih Pemalang Ja. Wedana Brebes, Ja. Ass. Wedana Boelakamba, Ja. s. Opzichter Brebes, Ja. s. Opzichter Petaroekan, Ja. Ass. Wedana Losari, Ja. Waaraan kunt U dat toeschrijven? Antwoord. Billijke waterverstrekking. BilUike waterverstrekking. Nooit klachten ontvangen. Iedereen krijgt gelijke rechten. Zonder oeloe-oeloe's beroerde toestand. Bestaat door die oeloeregeling mogelijktot willekeur van de dessa?
Antwoord. a. neen, de dessa politie heeft niets te maken met de waterverstrekking. b. neen, d. neen, e. neen ƒ. neen. 4. Is de waterverstrekking thans voor lederen sawahbezitter (individueel dan wel communaal bezit) zeer billijk? Antwoord. a. Ja, b. Ja, c. Ja, d. Ja, e. Ja, ƒ. Ja. 5. Is u bekend met streken waar de oeloeoeloe-regeling zooals tegenwoordig, nog niet is ingevoerd? Antwoord. a. Ja in bergstreken, b. Jd, c. Ja, d. Ja, e. ineen ƒ. Ja. 6. Hoe geschiedt daar de regeling en hoe werkt die voor de bevolking?
291 Antwoord. a. Door de dessa oeloe-oeloe doch aangezien er altijd genoeg water is, hoort men nooit eenige klachten van de bevolking omtrent onbillijkheden in de waterverstrekking d. w. z. in bergstreken. b. Door de dessa oeloe-oeloe's, minder billijk. c. Door dessa oeloe-oeloe's, zeer onbillijk. d. Door dessa oeloe-oeloe's, onrechtvaardig. e. onbekend. /. Door dessa oeloe-oeloe's, zeer beroerde toestand. 7. Wat acht u beter voor de bevolking; de tegenwoordige oeloe-oeloe-regeling of de oude dessa oeloe-oeloe-regeling? a. c. e. }.
De De De De
Antwoord. tegenwoordige, b. De tegenwoordige, tegenwoordige, d. De tegenwoordige. tegenwoordige is het best. tegenwoordige.
8. Ia een behoorlijk onderhoud der tertiaire leidingen zooals thans geschiedt, ook hetaanbrengen der bamboe aftapkokers en merkteekens van nuttigen aard voor de bevolking? Antwoord. a. Ja. b. Ja. c. Ja. d. Ja. e. Ja. f. Ja. 9. Is het onderhoud bovengenoemd(8) niet te zwaar voor de bevolking? Antwoord. a. neen (in het begin mopperden ze wel doch later niet meer). è. . neen, c. neen, d. neen, e. neen, f. neen. 10. Is de invoering der tjangoks ook gewenscht voor de bevolking? Antwoord. a. Ja, è. Ja, c. Ja, d. Ja, e. Ja, f. Ja. 11. Is die gewenschtheid ook gevoeld door de bevolking? Antwoord. a. Ja, b. Ja, c. Ja, d. Ja, e. Ja, f. Ja. 12. Als u inziet, dat de oeloe-oeloeregeling voor de bevolking werkelijk van nut is, acht u het dan nog mogelijk, dat iemand, die de oeloe-oeloeregeling werkelijk heeft bestudeerd, nog tegen die oeloe-oeloe-regeling kan zijn? Antwoord, a. natuurlijk niet, b. neen, c. neen, d. neen, e. neen, f. neen. 13. Zijn de oeloe-oeloe's steeds vrijwillig gekozen door de dessa menschen? Antwoord. a. Ja en ook wel met geheime verkiezing evenals bij de dessahoofden-verkiezing. ö. Ja, c. Ja. d. Ja, e. Ja, nooit gedwongen, f. Ja. 14. Indien in de waterverstekking onregelmatigheden voorkomen, kunnen deze door de oeloe-oeloe's worden tegengegaan?
Antwoord. a. Ja, h. Ja, c. Ja, d. Ja^ e. Ja, f. Ja. 15. Doen de oeloe-oeloe's geregeld hun plicht en behartigen zij ook goed de belangen van de bevolking? Antwoord. a. Ja, b. over het algemeen wei, c. Ja, d. Ja, e. Ja, /. Ja. 16. Worden klachten door de bevolking voorgebracht tegen de oeloe-oeloe's direct behandeld?
a. b. c. d. e. /.
Antwoord. Ja en direct de noodige maatregelen Ja en direct de noodige maatregelen Ja en direct de noodige maatregelen Ja en direct de noodige maatregelen Ja en direct de noodige maatregelen Ja en direct de noodige maatregelen
getroffen. getroffen. getroffen. getroffen. genomen. getroffen.
17. Hoe is uw meening omtrent het toezicht van de oeloe-oeloe's; d. w. z. vindt u het beter, dat zij onder toezicht werken van de Irrigatie of van Bestuursambtenaren en waarom?
a. beter b. beter c. kerd. d. kerd. e. vloed f. kerd.
And wourd. Onder de Irrigatie en zelfs gewenscht; toezicht verzekerd. Onder de Irrigatie en zelfs gewenscht; toezicht verzekerd. Onder de Iirigatie, beter toezicht verzeOnder de Irrigatie, beter toezicht verzeOnder de Irrigatie, andere onder den invan het dessabestuur. Onder de Irrigatie, beter toezicht verze-
18. Zou er zonder volle medewerking van de bestuursambtenaren, sprake zijn van slagen van de oeloe-oeloe regeling en wel hoofdzakelijk bij den opzet hiervan.? Antwoord. a. neen, b. neen. c, neen, d. neen, e. onmogelijk, f. neen. 18. Is u volkomen tevreden over de heele oeloe-oeloeregeling ? Antwoord. a. Ja, b, Ja, c. Ja, d. Ja, e. Ja. /. Ja. 20. Is u bekend, dat de kleine man bij minder richtige waterverstrekking zich tot den oeloe-oeloe wendt met de bedoeling, dat deze de voorgebrachte bezwaren bij den Irrigatie Opzichter voor zou brengen? Antwoord. a. neen, b neen c neen d. neen, alleen als de oeloe-oeloe niet af kan handelen, dan komt hij bij zijn meerderen, e. neen, f, neen. 21. Zijn u gevallen bekend, waarbij de oeloe-oeloe en lager Irrigatie personeel worden gepasseerd en men zich met klachten, rechtstreeks tot bestuurambtenaren wendt?
292
Antwoord. a. Ja, maar direct verwezen naar hen, waar zii moeten wezen. b. Ja, en direct naar de Irrigatie verwezen. c. Ja, ea direct naar de Irrigatie verwezen. d. Ja, waarop de zaken direct bij mij worden voorgebracht. e. Ja, waarop de zaken by mij worden voorgebracht. f. Ja, en direct verwezen naar de Irrigatie; waar de oeloe-oeloe — regeling nog niet is ingevoerd mijn oppassers er op uitgestuurd, 22. Wat betreft de oeloe-oeloe betaling, wat vindt u beter in nature of in geld en waarom ? Antwoord. a. in geld, omdat in padi moeilijk is te innen, omdat het zelf door de oeloe-oeloe's worden geïnd of door de bevolking zelf bij de oeloe-oeloe's te bezorgen; knoeierijen en moeilijkheden niet te voorkomen. b. in geld en te storten bij de Irrigatie of bestuursdienst, bezwaren in padi omdat knoeierijen niet zijn uitgesloten en ook voor de oeloe-oeloe's soms onbillijk. c. in geld en te storten bij den Irrigatie of bestuursdienst; bezwaren in padi omdat knoeierijen niet zijn uitgesloten en ook voor de oeloe-oeloe's soms onbillijk. d. in geld en te storten bij den Irrigatie of bestuursdienst; bezwaren in padi, omdat knoeierijen niet zijn uitgesloten en ook voor de oeloe-oeloe soms onbillijk. e. in geld ter voorkoming van knoeierijen ten opzichte van de bevolking. ƒ. in geld ter voorkoming van knoeierijen en onregelmatigheden. 23. Is de heffing van f 1.— per bouw in verband met de draagkracht van de bevolking niet te zwaar? Antwoord. a, neen, b. neen, c. neen, d. neen, e. neen,y. neen. 24. Hebt u ooit klachten ontvangen van de bevolking tegen oeloe-oeloe gelden? a. neen, b, neen, c. neen, d. neen, e. neen,/, neen. 25. Heeft de bevolking ooit gemopperd tegen de betaling omdat zij voor de oeloe-oeloe's bestemd is? Antwoord, o. neen, b. Ja, bij enkelen maar direct het verkeerde aan het verstand gebracht, c. neen, d. neen, e. neen, / . neen. 26.
Heeft de bevolking ooit bij u geklaagd, vrij wil zijn van het onderhoud der terleidingen, omdat zij reeds oeloe-oeloe heeft betaald?
Antwoord, a. neen, b. neen, c, Ja bij enkele, maar worden direct geverbaliseerd, d. neen, e. neen,/neen. D. Verder heb ik ook als tani gekleed gesproken met den Mantri Landbouw van Brebes genaamd M. Prawidisastra. Deze ambtenaar
vertelde mij, dat hij niets te maken heeft met de oeloe-oeloe's, doch zooveel weet hij toch wel, dat de oeloe-oeloe's zijn aangesteld om de be. langen der bevolking te behartigen en dat die oeloe-oeloe's ook hun taak naar behooren hebben verricht. Dit wordt door hem toegeschreven aan het feit, hetgeen hij zelf heeft meegemaakt en wel n.m. in streken, waar de oeloe-oeloe dessa's nog niet zijn ingevoerd, dikwijls onregelmatigheden en onbillijkheden in de waterverstrekking voor kwamen en dat verder de machtigen in de dessa steeds den baas speelden. Doch hier in Brebes, welke zijn standplaats is en waar die oeloe-oeloeregeling is ingevoerd kwamen dergelijke gevallen niet meer voor nu is de bevolking dan ook volkomen ingenomen met d ie oeloe-oeloe-regeling. Ook in het bestrijden der hama's en muizenplaag verleenen die oeloe-oeloe's steeds hun medewerking aan de dessa's. (Opgemerkt wordt, dat die Mantrie Landbouw iemand is, die door den Landbouw — leeraar van Palimanan naar Brebes is gestuurd ter bestrijding der muizen- en boorderplaag in het Brebescbe en dat hij onder controle werkt van den Assistent Resident te Brebes). Ik heb hier een persoon genomen, die persoonlijk geen belang heeft bij de oeloe-oeloe's, doch aangezien ik het noodig acht, om ook de opinie te kennen van menschen.die eenigszins met de waterverstrekking hebben te maken en dikwijls in contact met de Irrigatie komen, zoo heb ik dan ook de meening van den Mantri Landbouw omtrent de oeloeoeloe-regeling tovens in dit verslag opgenomen, E. Ter onderzoek van de raeening van de meer gegoede tani's in de dessa ben ik gegaan naar den grootsten Javaanschen grondbezitter in de dessa Losari (mischien ook van heel Java wijl zijn individueel bezit in het onderdistrict Losari alleen is ± 555 bouw, niet mede gerekende zijn sawahbezit in andere streken en ook van de sawah's, welke door hem voor eenigen tftd zijn gehuurd) genaamd Hadji Doelgani, dezelfde persoon, die volgens hem zelf in 1917 een request tot den Gouverneur Generaal heeft ingediend omtrent de bezwaren tegen de oeloeoeloe-regeling. De antwoorden van de verschillende vragen door mij aan hem gesteld zijn de volgende; (bij dezen Hadji heb ik mij gekleed als gegoeden Javaan en aan hem voorgesteld ook als grootgrondbezitter van 200 bouw sawah's n.m. in het Madioensche, waarom hij dan ook, mij het volste vertrouwen heeft geschonken, terwijl ik hem bovendien heb vereerd als: a de grootste sawahbezitter van heel Java; l> een heel bezadigd man; c de oudste en verstandigste in de dessa en dus ook volkomen op hoogte van de oeloe-oeloe-regeling). „Indertijd n.m. ongeveer in 1917 heb ik en eenige andere personen in het onderdistrict Losari een request ingediend aan den Gouverneur Generaal, waarvan de inhoud hoofdzakelijk slechts het verzoek tot handhaving van de oude betaling voor de oeloe-oeloe's bedoeld en wel in padi; respectievelijk 25 katie per bouw, wat in waarde in dien tijd nog gelijk is aan ƒ 0.625 de 25 katie's, (toen was de prijs nog f 2.50 per datjin 1 datjin = 100 katie's).
293 Door het Bestuur echter werd vastgesteld, dat ik ƒ 1.— per bouw moet betalen; het was dan ook hierdoor, dat ik mij tot den Gouverneur Generaal heb gewend om handhaving van de oude betaling. Aan mijn verzoek kon echter niet worden voldaan en omdat eenige menschen, die mede het request hebben geteekend (hij was feitelijk de hoofdpersoon en bewerker van het geheele request en daarop beroemt hij zich) afvallig begonnen te worden d. w. z. toch de gulden per bouw betalen willen, vond ik het maar het veistandigst om ook te betalen, want betaalt men niet dan wordt men nog gestraft ook en bovendien dat heen en weer loopen naar het onderdislrictsboofd vind ik zoo vervelend. Voor mij is dat thans heel anders geworden, want / 1.— betaling per bouw voor de oeloeoeloe'd is, nu ja, u kunt zeggen niet te veel, want als u vergelijkt de oude prijzen met de tegenwoordige padi prijzen is die f 1 — per bouw beslist minder dan 25 katie's per bouw; buiten kost nu de padi tot zelfs f 9.— per daijin en dus, indien we 25 katie's per bouw moeien betalen is deze beslist veel meer dan f 1.— per bouw. Thans heb ik dan ook absoluut geen bezwaren meer tegen die heffing van f 1.— per bouw en ook, omdat het toch eenmaal de wil is van de regeering. Nu wat betieft de oeloe-oeloe's zelve; die oeloe-oeloe's zijn in mijn oogen alleen goed, wanneer zij werkf^lijk hun plicht doen, dus de Irrigatie ambtenaren, onder wiens toezicht din oeloeoeloe's werken, moeten die oeloe-oeloe's goed controleeren. Voor mij is dat feitelijk bezwaarlijk, want ik kan nu door die controle niet meer doen zooals vroeger, doch zooals u begrijpt, ook zeker bi.i u, heb ik die oeloe-oeloe's toch nog altijd volkomen in mijn macht, want de verstrekking van water voor mijn velden wordt door de oeloe-oeloe's nog steeds beter verzorgd dan voor de andere velden. Behalve dat alles, ben ik ook volkomen tevreden met de oeloe-oeloe's als zij maar behoorlijk zorg dragen voor de bevloeiing der velden. Bovendien hebben we nu recht om de oeloeoeloe's aan te klagen en ook te ontslaan, indien ze niet behoorlijk hun werk verrichten, want die oeloe-oeloe's zijn door ons gekozen en dus ook door ons aangesteld. Verder zie ik nu toch ook in, dat de waterverstrekking thans voor ons allen zeer billijk is, vooral als u vergelijkt met de vroegere toestanden. Wat is nu echter bij mij het geval, ik heb hier nog dikwijls gebrek aan water en dan denk ik maar, dat die oeloe-oeloe's toch overbodig zijn; het gebrek aan water ligt echter niet in de oeloe-oeloeregeliug doch dat komt van de bovengelegen streken, en nu kan ik niet meer alles doen, zooals vroeger, en vooral, toen de Irrigatie nog niet behtond. Toen was de machtige in de dessa natuurlijk de baas. Omtrent het onderhoud der tertiaire leidingen, d- w. z. dat iedere sawah bezitter verplicht is zi.in aandeel in het onderhoud der tertiaire leidingen, vastgesteld door de Irrigatie behoorlijk te verzorgen, vindt ik zeer billijk. Ook de bamboeaftapkokers blijken op den duur te voldoen, want hierdoor worden de tertiaire leidingen niet voortdurend beschadigd en ook l^rijgt u voor de velden een meer vaste geregelde Waterverstrekking. Wat betreft de tjangoks, hiervoor kan ik u nog niet alles precies uitleg-
gen, want tot nu toe zie ik nog niet genoeg het nut van die tjangoks. Nogmaals verzeker ik u, dat ik niet meer tegen de heffing ben van J 1.— per bouw en ook niet meer tegen de heele oeloe-oeloe-regeling. Want ik begrijp nu wel, dat met de tegenwoordige padi prijzen die f 1.— wel te betalen is en de waterverstrekking voor de velden toch wel billijk is geregeld, en dan nog ook, het is toch eenmaal de wil van de regeeringen hierbij leggen wij ons neer. Expresselijk heb ik hem niet gevraagd of hij bekend is met het request aan de GouverneurGeneraal van eenige sawahbezitters in Indramajoe tot opheffing van de oeloe-oeloe-tegeling, aangezien hij anders niet alles zou loslaten over zijn inzichten tegenover de oeloe-oeloe-regeling. Ook blijkens het feit, dat de tegenwoordige Assistent Wedana van Losari, welke nu reeds ± XVi jaar op die plaats zit en nooit eenige klachten meer van de/-en Hadji ontvangt omtrent watergebrek of bezwaren tegen oeloe-oeloe gelden, is dit wel een bewijs (ook door dien zelfden Assistent-Wedana bevestigd) dat die Hadji nu toch zeker wel tevreden is over de waterregeling middels aanstelling dier oeloe-oeloe's en over de heffing van de oeloe-oeloe-gelden. (Verder kon die Assistent-Wedana mij verklaren dat hij in zijn ressort dessa's heeft, waar de oeloe-oeloe regeling nog niet is ingevoerd, terwijl de Irrigatie bevloeiing reeds gereed is (Tjisenggaroeng gebied). In die dessa's nu n. m. de dessa's Limbangan, Karangdempel en Prabaklor komen dikwijls klachten voor omtrent de waterverstrekking en dat hij dikwijls zijn oppasser heeft moeten uitsturen om met den Irrigatie mandoer samen de waterkwesties in die dessa's te regelen, terwijl in de streken in zi^jn ressort waar die oeloe-oeloe-regeling is ingevoerd, nooit eenige klachten van de dessamenschen zijn binnengekomen omtrent de waterkwestie's). Veel kan ik nog neerschrijven over kleine bijzonderheden omtrent de opvattingen van de bevolking tegenover ae oeloe-oeloe-regeling doch de meest noodige om te doen zien, dat die regeling kan leiden tot de meeste billijke waterverdeeling heb ik m. i. met het bovenstaande reeds gegeven. Het ware gewenscht in alle Irrigatieafdeelingen voor de technisch bevloeide gebieden een dergelijke regeling in te voeren. Be Sectie-Opzichter, HOENGOEDIA.
Indrama/oe, 26 Nov. 1920. ••••••••••••••••••••»•••«•••••••••
* • • * • • • • • • • « • « • « »••««••«
GEDACHTENWISSELING.
I
,••••««« ••••»••»••••••••*••••*••••••••••»•••>•»•••••»•»•••••••••••••••»•
PRIJSVRAGEN.
Het artikel van de hand van collega Soetikno in het I. B. T. No. 11 van 15 dezer, geeft mij aanleiding tot het volgende voorstel. Door vrijwillige bijdragen kan een fonds worden gevormd, waaruit de uitgaven aan prijzen kunnen worden geput. Studieboeken als prijs zijn niet aan te bevelen, aangezien het mogelijk is, dat de prijswinner reeds in het bezit is van die boeken. Beter ware het, geldprijzen beschikbaar te stellen, met eervolle vermelding in het I. B. T.
294. De inzendingen onder een motto zijn niet voor verberging van valsche scliaamte, zooals door collega S. betoogd, maar zijn noodzakelijk voor onpartijdigheid der commissieleden, bij de beoordeeling. 1) Ten einde de gelden uit dit fonds niet te veel aan te spreken, komt het mij billijk voor, dat elke inzender b. v. ƒ 5.— bijdraagt, waarmede tevens hoogere prijzen kunnen worden uitgeloofd. De Redactie is niet erg optimistisch gestemd, omtrent het te verwachten resultaat van prijsvragen en noemt als voorbeeld hiervan de uitgeschreven prijsvraag voor een omslag voor de bibliotheek-nummers. N. h. V. gaat deze vergelijking een weinig mank, 2) want voor deze prijsvraag is geen technische kennis noodig en zou het b. v, voor reclameteekenaars en schilders een peulschilletje zijn, een behoorlijk ontwerp in te zenden. 3) De meesten onzer achten zich hiervoor niet geschikt en laten dit over aan de enkelen, die met meer artistieke gaven zijn bedeeld. ledere B. O. W. ambtenaar echter is in staat een ontwerp van een gebouw te maken en behoeven constructiefouten althans, zich hierbij niet voor te doen. De moeilijkheid is de practische indeeling van het gebouw, het vinden van mooie dakvormen (hetgeen echter niet mag leiden tot ingewikkelde • en dus kostbare construkties) en de juiste verhoudingen van de vertrekken op zich zelf en in haar geheel. Uit de aanzichten blijkt dan het schoonheidsgevoel van den ontwerper. Aan deze eischen, uitgezonderd de laatste, kan voldaan worden, door veel te zien en veel zelf te ontwerpen. Door het uitschrijven van prijsvragen en het publiceeren hiervan in het I. B. T. kri,igen ook de andere leden bij de irrigatie, wegenaanleg, enz. ontwerpen van gebouwen onder de oogen, waarmede zij hun voordeel kunnen doen. Ook het aantal abonné's zal hierdoor stijgen. Zooals ik reeds hiervoren schreef, zouden de gelden voor de prijzen gevonden moeten worden uit vrijwillige bijdragen en de inleggelden bij inzending van een project. Slechts met volle medewerking van onze Vereeniging is er kana van slagen en zou zij met een flinke bijdrage het goede voorbeeld kunnen geven. De penningmeester gelieve per post-kwitantie te beschikken over ƒ 25.— als vrijwillige bijdrage voor meergenoemd fonds. De verdere uitwerking van mi.in voorstel kan met gerustheid aan ons H.B. worden overgelaten. F . AüGENSTEIN.
Kediri, 24 Juni 1921. Slaagt dit, in de prijsvraag-geschiedenis, bijzondere voorstel dan bekennen wij eerlijk niets van de psyche onzer leden te begrijpen. Er spreekt echter zooveel enthousiasme en goede wil uit, dat wij den moed vinden in het volgend nummer met een eenvoudig plannetje voor den dag te komen. 1) Juist. 2) Als alle vergelijkingen. 3) Een bouwkundig teekenaar moet het ook kunnen. Red
Onze delegente penningmeester zal met genoegen over de bijdrage beschikken en alle leden een postwisselformulier aanbieden voor de toezending van een kleine storting voor de vorming van bovenbedoeld fonds. Red. • • DE M. T. S. er».
Naar aanleiding van Uw naschrift bij „Midd. Techn. School v/d Bouwkunde te Utrecht," blz. 272 I. B. T., meen ik te moeten opkomen tegen Uwe uitspraak, dat een bevoorrechting van oudleerlingen eener Hollandsche M. T. S., zooals dat bij de S.S. plaats heeft, niet mag voorkomen. Waar alleen een goede schoolopleiding de waarborgen kan geven voor de zoo noodige algemeene ontwikkeling en goede theoretische ondergrond, ligt een hoogere appreciatie van de aldus gevormde technici voor de hand. De gevolgen, die voorkomen uit het ,klaarstoomen" van candidaten voor de examens Bouwk. Opz., Opz. R. W., Polderopz. Zeeland enz. zijn overbekend. Ik denk hierbij aan de speciale curcussen van het instituut „ N e d e r l a n d " e. a. Deze laatste opleidingsmethode is m.i.een ongewenschte concurrentie voor de M, T. scholen, die alleen kan worden opgeheven, door aan het diploma M, T. S. voordeelen te verbinden, die opwegen tegen het, met minder moeite en kosten verkrijgen der andere diploma's, waarbij de candidaten de serieuze studie van vele belangrijke vakken misloopen. (Een deel der Stat. Berekeningen, Gew. Beton, Wiskunde, Aesthetiea, enz). In het op blz. 243 en volgende ontwikkelde P. V. A„ dat grootendeels een opleiding wenscht, zooals de scholen te Utrecht en Leeuwarden die geven, zijn de samenstellers klaarblijkeUik overtuigd van het groote voordeel eener dergelijke opleiding; ook het diploma heeft dus meer waarde en er kan dus niets tegen zijn voor het bezit daarvan een toelage toe te kennen. F . WiEKSMA. J R .
Bouwkundige te Bandoeng, (oud-leerling M. T. S. Leeuwarden). Onderschrift. Wij zuuden kunnen volstaan met de opmerking „Lees het naschrift nog eens kalm over", maar aangezien de geachte inzender een punt aanroert buiten de zaak staande en willicht ook anderen onze opmerking hebben misverstaan, meenen wij beter te doen iets uitvoeriger te zijn. Uitdrukkelijk stellen wij op den voorgrond het voor het corps technische ambtenaren van den Waterstaat van belang te achten, dat daarin de abituriënten van de M. T. scholen worden opgenomen, óók dat niemand meer dan v?ij overtuigd kan zijn van het nut eener verbeterde opleiding. Wij kunnen echter niet toestaan dat een nieuwe groep technische ambtenaren wordt ingeschoven tusschen het huidige corps en de z. g. hoogere technici en dat zal onvermijdelp het gevolg zijn van de bevoordeeling als men van plan is bij de S. S. en N. I. S. toe staan. Hierop de aandacht te vestigen was ons doel.
295 De lagere appreciatie van het Hollaudsche opzichters-diploma bedoelde daarom geen vergelping met de opleiding der M. T. S. ers, maar een ernstige waarschuwing om te waken tegen elke kleineering of achteruitstelling van deze belangrijke groep van technici.
) )
)
t
i
té
?an
wij
11
de 1
Ernstig moeten wij opkomen tegen de geringschattende wijze waarop door den Heer Wiersma het instituut „Nederland" in het debat wordt gemengd en wtj verzoeken den geachten inzender alsnog de z.g. „ g e v o l g e n " van die opleidingsmethode te willen mededeelen. Dit Instituut pleegt geen ongewenschte concurentie, integendeel! geeft het een noodzakelijke aanvulling op het Technisch onderwijs. Nog sh chts enkele jaren geleden was in Nederland nergens een behoorlijke schoolopleiding te verkrijgen voor a.s. opzichters of teekenaars. Door het afloopen van verschillende cursussen, welke alle- a idem zooveel- per uur werden berekend, moest de a.s. opzichter of teekenaar de vereischte kennis opdoen. De wijze, waarop die kennis moest worden verkregen kennen wi,] allen; moeizamer dan het afloopen van een curs-us eener M. T. S. was hij zeker en in vele gevallen kostbaarder ook, vooral voor hen die op het platte land woonden. Slechts enkelen bereikten door stalen wil en taaie volharding hetgeen zij wenschten. Het correspondentie-onderwijs bracht een belangrijke verbetering. Overal kon men de studie volgen, verhuizingen en overplaatsingen veroorzaakten geen oponthoud, terwijl het kostbare reizen verviel. Velen die anders niet aan studeeren konden denken, konden zich nu ontwikkelen en honderden hebben daardoor hun toekomst aan dit onderwijs te danken. Het instituut „ N e d e r l a n d " is de beste inrichting op dit gebied en heeft zich in de jaren ontwikkeld tot een inrichting met een klinkenden naam. De 1500 leerlingen die daar een cursus volgen zijn daarvoor het beste bewijs. De geringschatting voor de opleiding en het HoUandsche opzichters-diploma heeft de Heer Wiersma gemeen met allen die het geluk hadden een afgeronde schoolopleiding te kunnen volgen. De Heer Wiersma vergeet ook, dat op de abituriënten eener school nog niet de selectie heeft plaats gehad van de praktijk des levens. Het eindiploma halen van een of andere school is geen buitengewone taak; doch de bezitter van het HoUandsche opzichtersdiploma heeft getoond wilskracht en energie te bezitter, eigenschappen die in vele gevallen meer waard zijn dan wat schoolwijsheid. • • Even voor het ter perse gaan van dit nummer ontvingen we van den Heer N ij l a n d , T e g a l het volgende schrijven, In verband met Uw nafchrift op het artikel betreffende de M.T.S. te Utrecht in het I.B.T. d. d. 15 Juli 1.1. wensch ik U het navolgende mede te deelen. Uit de overdruk uit het Stbl. 1 en 2 October '20 No. 191 zien we n.l. uit 2 — 4e alinea 1), 1) Deze luiden ; «• om benoemd te worden tot opzichter bij den Waterstaat en 's Lands burgelijke openbare werken in Nederlandsch-Indië, personen, die met voldoenden uitslag het
dat van een lagere appreciatie voor de huidige HoUandsche opzichters diploma's en een negative uitspraak voor de bezitters daarvan tot de lagere technici te rekenen, momenteel bij de HoUandsche en Indifche Waterstaatsdiensten nog geen sprake is. Zelfs blijkt uit bovengenoemde overdruk het tegendeel. Voorts kan ik U mede deelen dat de bezitters van het M.T.S. diploma niet direct worden toegelaten tot de betrekking van Technisch Ambtenaar (vroeger opzichter) in Holland, maar moeten zij zich eerst onderwerpen aan het vergelijkend examen voor Technisch Ambtenaar van den Rijks Waterstaat. Zooals bekend is, wordt van de geslaagden een klein percentage aangesteld. Nu doet zich het verschijnsel voor dat van de aangestelde Technische Ambtenaren een zeer klein gedeelte bezitters zijn van de M.T.S. diploma's, terwijl er toch veel M.T.S. bezitters aan het R.W. examen deel nemen. In de voorwaarden der benoembaarheid tot Technisch Ambtenaar v/d Rijks Waterstaat in Holland staat wel dat ook bezitters van het M.T.S. diploma benoembaar zijn, maar de ondervinding leert anders. Een paar vrienden van me, ook bezitters van het M.T.S. diploma, de eene had zelfs 2 diploma's daarvan, n.l. één voor bouwkunde en één voor wateibouwkunde, badden elk voor zich zelf den Minister van "Waterstaat per verzoek.'chrift gevraagd om benoemd te worden tot Technisch Ambtenaar R.W., op grond van genoemde bepaling in de „voorwaarden enz". Als antwoord daarop kregen ze van den Minister van Waterstaat ten antwoord dat zij zich eerst moesten onderwerpen aan het vergelijkend examen voor T.A.R.W. Uit dit schrijven b l p t dat wij ons onnoodig ongerust hebben gemaakt en het diploma Rijks Water.^taat gelukkig nog zijn goeden naam heeft behouden. Every cloud has a silver lining^ Red. (vervolg noot 1) examen hebben afgelegd voor technisch ambtenaar bij den Rijkswaterstaat in Nederland ; h om benoemd te worden tot opzichter voor de Landsgebouwen in Nederlandsch-Indië. personen, die in het bezit zijn van een door de Maatschappij tot bevordering der bouwkunst uitgereikt diploma van bouwkundig opzichter In tijdelyken dienst kunnen voor bedoelde betrekkingen ook worden uitgezonden personen, in het bezit zijn van een diploma van eene middelbare technische school.
WETENSWAARDIG ALLERLEI. BETONPALEN VAN 60 M. LENGTE. Gewapende betonpalen van 60 (zestig) meter lengte werden volgens een beschrijving in „ E n g i n e e r " toegepast bij den bouw van een brug in Zweden. De 900 meter lange brug is geheel in beton opgebouwd met spanningen van 15 meter. De waterdiepte bedraagt gemiddeld 18 meter. De palen, die uit betonbuizen van 0.9 tot 1.2 meter middellijn bestaan, werden in een droogdok samengesteld en drijvend naar de bouwplaats vervoerd. Ingeramd werden zij met gebruikmaking van waterspoeling en een bijzonder zwaren ram met een gewicht van 10 ton; de rambok was op vier pramen van gewapend beton opgesteld, die gemakkellijk vertuid konden worden. Na inrammeer op behoorlijke diepte werden d e b u i s palen met beton volgestort.
296 BRUGVERSTERKING VAN GROOTEN OMVANG Een ijzeren spoorwegbrug van 3 kilometer lengte moet de bestaande, door het vermeerderde transport te licht geconstrueerde, vervangen in de lijn P e k i n g H a n k a u over de Hoangho-rivier. De kosten worden op 20 miljoen dollars geschat, indien ten minste door verbreeding der beslaande pijlers voor de nieuwe brug daarvan gebruik kan gemaakt worden. Anders worden de kosten met eenige miljoenen dollars hooger. Eng. News Record.
KOLOSSALE BOORBUIZEN. Deze worden volgens „ E n g i n e e r " door een Engelsch walswerk aangemaakt voor een zeer diepe boring naar petroleum. Deze buizen, die voor waterspoeling zijn ingericht en dus de plaats vervangen van boorstangen, krijgen een lengte van 35 meter bij middellijnen die van 60 tot 40 mM. afnemen. Zij zijn hol gewalst met een opening van 25 mm. Voor dit bizondere werk werden speciaal walsen geconstrueerd, die men later met kleine verandering nog denkt te kunnen gebruiken voor het walsen van zware stoom en waterpijpen voor zeer hoogen druk.
«^....•.•.......•..••.••••••••••^•••••••••••••••••^•••^•••••••••^
NIEUWE UITGAVEN.
:
;»^...»..^.»».»»»M»»«» •••••••••«•••»••••••*•••••••'••••••* ••••••*•***•
BEKNOPT O V E R Z I C H T B E T R E F F E N D E ORGANISATIE EN UITVOERING DER P E S T B E S T R I J DING3MAATREGELEN. Bovenstaand werkje—eene uitgave van den Dienst der Pestbestrijding — behandelt in klein bestek de pestbestrijdingsmaatregelen en de organisatie daarvan. In eene korte inleiding wordt het wezen der pestziekte uiteengezet. Het boekje is op aanvraag verkrijgbaar bij het Hoofd van den Pestbestrijdingsdienst te Semarang.
JAARVERSLAG 1920 VAN DE V E R E E N I G I N G KOLONIAAL INSTITUUT AMSTERDAM. In dank ontvingen wij het tiende jaarverslag van bovengenoemde vereeniging. de H.
••••••••»••••»»•••••••**•
BOEKENSTAL. •••**« •••••«•
•••«««••'
AANGEBODEN: ZWIERS „ „ RHENÊ SPIERS Dr. H. DE VRIES
Landmeten en waterpassen f 1.50 Houtconstructies . . . . „ 7.50 Yzerconstructies . . . . „ 6.00 The orders of Architecture „ 10.— Beschrijvende meetkunde met atlas deel II (gebogen oppervlakken en ruimte krommen.) „ 7.50 P. W. SCHARROO Elementaire berekeningen van bouw en water bouwkundige constructies. . . „ 7.50 BERNOULLI Vademecum 10.— PLASSCHAERT Landmeten en waterpassen „ 1.50 Alle werken zijn ingebonden en onbeschadigd Te bevragen bij: W. DE HAAN Weltevreden, Djocjaweg.
•»•#•»•«»•»•»»»»»»•—••••••••»••••••»•••••••»*••*••••>»»
I :
REGELING RECHTSTOESTAND AMBTENAREN.
• i
Aanvulling op vragenseries 11—13. Zie aanvulling idem 1—10. Serie 1 1 . Artikel 31 vervallen. Artikel 74. (1). Onverminderd het in artikel 7 bepaalde kan, enz. b. wanneer enz. en die straf nog niet voor tenuitvoerlegging vatbaar is, enz. Artikel 77. (2). Tenzij overeenkomstig het verzoek enz. is ingekomen, tenzij dringende redenen van openbaar belang afwijking van dezen regel vorderen. Artikel 78. (1) Vervallen „en dit laatste door het bevoegd gezag is verklaard". (2) Aan enz. verleend, tenzij dringende redenen van openbaar belang afwijking van dezen regel vorderen. Artikel 80. (1) g. Kennelijke onbekwaamheid, enz., tijdens de waarneming van het ambt ontstaan. (3). Behalve in het geval onder e van het eerste lid bedoeld, wordt een ontslag op grond van dit artikel steeds eervol verleend, enz. Artikel 81. (2). In geval van ontslag volgens dit artikel is het in de artikelen 52 tot en met 56 voor het daar bedoelde ontslag bepaalde mede vantoepassing. (Slotbepaling van Titel I I : Bijzondere bepalingen.) Nieuw artikel 82. (1). De bepalingen van dezen titel of sommige daarvan vinden niet toepassing op ambtenaren, ten aanzien van wie een algemeene maatregel van bestuur of een uit kracht daarvan gegeven voorschrift om bijzondere redenen van openbaar belang hare toepasselijkheid uitsluit. (2). Indien het eerste lid van dit artikel toepassing vindt, kunnen ten aanzien van de betrokken ambtenaren bij of krachtens algemeenen maatregel van bestuur de vereischte regelen worden gegeven.
TOELICHTING. De ontworpen wet put de materie geenszins uit. Dat is volkomen waar. Toch zou de wetgever de zelfbeperking, die hij zich tegenover de locale gezagsdragers heeft op te leggen, uit het oog verliezen, indien hij hen onherroepelijk aan alle dwingende bepalingen eener uitvoerige ambtenarenwet onderwierp. De gelegenheid behoort open te blijven, enkele voorschriften, die in de praotijk ten aanzien van een bepaalde categorie ambtenaren drukkend blijken, naar de bijzondere eischen van den localen dienst geheel of ten deele ter zijde te stellen. Wie kan garandeeren, dat het voor de ambtenaren in het algemeen geschreven materieele recht de zelfbesturende lichamen en hunne ambtenaren nimmer in een uiterst lastig parket zou kunnen brengen, indien niet, zoo noodig, een bepaalde groep van ambtenaren aan de werking van een of meer zijner voorschriften kon worden onttrokken ? Te meer pest het hier deze vraag te stellen, omdat de lagere bestuurslichamen uiteraard niet een definitief oordeel over de draagkracht van die bepalingen kunnen vellen, voordat deze eenigen tijd hebben gegolden De practijk zou wel eens, op het onverwachtst, bezwaren aan den dag kunnen brengen. Om deze reden acht de Regeering het noodig bmnen strikte grenzen de mogelijkheid van afwijking te scheppen Voor die opvatting heeft hij trouwens nog andere gronden. Met absolute zekerheid valt namelijk thans ook niet te zeggen, dat de voorschriften van het gemeene materieele recht zonder eenige uitzondering voor iedeie soort van Rijksambtenaren gehandhaafd kunnen worden. Gesteld, dat om bijzondere redenen een bepaling voor zekere groep van ambtenaren niet blijkt te passen, dan moet de vereischte voorziening kunnen worden getroffen. Men denke b.v. aan de groote groep der Rijkswerklieden en aan het niet minder talrijke personeel der P.T.T Voor deze belangrijke categorieën van Rijksambtenaren zijn of worden eerstdaags nieuwe regelingen hunner rechtspositie afgekondigd (K.B. van 20 Juni 1918 No. 29, zgn. D P.T.T. 1918). Deze na lange voorbereiding tot stand gekomen, speciale statuten bevatten misschion een of meer voorschriften, die tegen de wetsvoordracht ingaan, maar aan den anderen kant het belang van het algemeen en van de betrokkenen beter dienen dan het materieele recht van het ontwerp. Hoe dit echter zij, op dit oogenblik handelde men overijld, als men niet de mogelijkheid van afwijking openhield.
297
-18.
het
dit het ing. gen.) titel arabaatregel egeven penbaar
uit. de
De bevoegdheid om een of meer der voorschriften <art- 10-81) ter zijde te stellen mag natuurlijk niet willekeurig worden uitgeoefend. Het gebruik van die macht is daarom aan de aanwezigheid van speciale gronden gebonden Dat de ambtenaren, met wie bij de vaststelling van uitvoeringsvoorschriften ingevolge art. 134 (oud art. 132 zie serie 12) overleg wordt gepleegd, tegen ongemotiveerde toepassing van art. 82 zullen waken, ligt in de rede; zij zullen het bevoegd gezag er op wijzen, dat alleen om bijzondere redenen van algemeen belang van den inhoud van dat artikel mag worden afgeweken. Volkomen afdoende is deze waarborg zeker niet misbruik van art. 82 is niettemin volstrekt uitgesloten. Elke beslissing, t.a.v. een bepaald ambtenaar getroffen, kan immers aan 's rechters oordeel onderworpen worden (nieuwe artt. 83 en 108, verg. oud 100 en 101 zie, serie 12). Onrechtmatige besluiten worden vernietigd (nieuw art. 114, onder h, verg. oud 111 en 112, zie serie 12). Dat zij op een algemeenen maatregel van bestuur of een uit kracht daarvan gegeven voorschrift berusten, kan ze niet voor nietigverklaring behoeden. De rechter toetst wettelijke regelen van lager orde aan de wet. Gesteld dus al, dat de Regeering de strekking van art. 82 miskende, de ambtenaar vindt in het beroep op den rechter in ieder geval het middel om tot eerbiediging van de wet te dwingen, want de rechter beslist in laatste instantie, of een bijzondere reden tot afwijking, gelijk dit artikel vordert, inder daat bestaat. Vg, hierna op art. 108. Nu het ontslag in beginsel aan de aanwezigheid van een der in de wet erkende redenen van ontslag wordt gebonden, diende hel ontwerp tevens een nieuw principe op te stellen. Een ambtenaar kan zijn vak tot volle tevredenheid van zijne chefs vervullen en toch kan hij mogelijk niet dan tot schade voor den dienst op zijnen post gehandhaafd worden, (omgang ondergeschikten, geprikkeldheid, overspanning). Voor dergelijke, zij het zeldzame gevallen doet art. 81 de oplossing aan de hand. Artikel 31. De vereischte voorschriften omtrent het pensioen moet de nieuwe pensioenwet brengen. Alle pensioenbepalingen zijn daarom uit het ontwerp der Staatscommissie geschrapt. Artikel 77 en 78. Het slot van deze beide artikelen is met een onmisbare beperking aangevuld. Indien een tijdelijk ambtenaar tot het verrichten van bepaalde werkzaamheden is aangesteld, eindigt, tenzij hij tegen het tegendeel blijkt, zijne dienstbetrekking met het oogenblik, waarop de arbeid verricht is. Een nadere verklaring van het bevoegde gezag, dat de werkzaamheden zijn afgeloopen, is overbodig. Indien zij geëischt werd, zou zij bovendien, bepaaldelijk met het oog op losse ambtenaren (art. 13), tot noodeloozen omslag aanleiding geven. Artikel 82. De rechter zal, als de toepassing van de hier bedoelde voorschriften tot een geding aanleiding geeft, zoowel het bestaan, als de gegrondheid van „bijzondere redenen van openbaar belang" beoordeelen. (Wordt vervolgd.) ••••••••••••••••••••••••••
««••«•••*••••••••••«*«•«•••••••••
: MUTATIES TECHNISCH PERSONEEL. binnen g te nog elijlf van uitzongehanddere btecote denke en aan Voor hunner No. inisoorlang dienen dit •ijld, hield.
• » • • • • • • • • • » • •'
•«•««»«••*•«•*•••*•«•*'
•••••*»••••••••••»•••
B. O. W. Benoemd: tot Ingenieur H. Birket Smith, ambtenaar van buitenlandsch verlof terugverwacht, laatstelijk die betrekking bekleed hebbende; tot architect, de tijdelijk waarnemend Architect F. Ch. F. Beem, K. J. D. Cornelisz den Dekker, en F . H . van Schuylenburch; tot onderopzichter, de tijdelijk onderopzichter Raden Mas Moestadjap; tot tijdelijk onderopzichter Th. A. Deighton, F, L. Vincentie, en Raden Mas Moeljono; tot Ingenieur, de uitgezonden ambtenaar J. O. de Kat; tot onderopzichter, de tijdelijk onderopzichter Raöen Tjajadi; tot tijdelijk onderopzichter Mas Soemani. Tijdelijk werkzaamgesteld: als opzichter, met de titel van opzichter 2de klasse de uitgezonden ambtenaar P. Schmeiszer; als teekenaar, de uitgezonden ambtenaar, J. van den Huik.
Tijdelijk belast: met de waarneming der betrekking van Architect de opzichter 1ste klasse F. W. Burki; de opzichters 2e klasse J. A. Havenstroom en A. C. Rhemrev. Indienstgesteld: op maandgeld A. K. Wilson. Toegevoegd: aan het Hoofd der 4de Waterstaatsafdeeling, ten einde bij den algemeenen dienst te worden werkzaamgesteld, de tijdelijk opzichter 2de klasse P. Schmeiszer; aan den Resident van Sumatra's Westkust, met aanwijzing van Padang als standplaats, de Architect C- P. Rosenquist; aan den Gouverneur van Celebes en Onderhoorigheden, met aanwijzing van Makasser als standplaats, de Architect C. A. Dunki J a c o b s ; aan den Resident van Riouw en Onderhoorigheden ten einde als eerstaanwezend waterstaatsambtenaar in diens gewest op te treden, de tijdelijke waarnemend Architect J. A Leyder Havenstroom; aan den Resident van Benkoelen in het belang van den wegaanleg Kroë-Liwa-Moearadoea voorzooveel betreft het gedeelte gelegen in gemeld gewest, de tijdelijk onderopzichter Mas Soemani; aan het Hoofd der bevloeiingswerken in de residentie Batavia (met uitzondering van de afdeeling Krawang) en der werken voor verbetering van den wateraanen afvoer ter hoofdplaats Batavia, de Ingenieur J. O. de Kat; aan het Hoofd der 2de Waterstaatsafdeeling teneinde op diens kantoor te worden werkzaamgesteld, de tijdelijk teekenaar J. van den H u r k ; aan het Hoofd der Irrigatieafdeeling Tjimanoek, de opzichter 3de klasse Raden Donr) I s k a n d a r ; aan het Hoofd der Irrigatieafdeeling Serang, de opzichter 3de klasse E, Meijer; aan den Hoofdingenieur-titulair F. Th. Engel, dienstdoend Inspecteur voor de verkeerswegen op de Buitenbezittingen voor zooveel betreft de residentie Sumatra's Westkunst, voor den wegaanleg Tapan-Moeara Sako Soengei Penoeh (residentien Sumatra's Westkust en Djambi) de opzichter 3de klasse Soetan Mohamad Saldien; aan den Resident van Benkoelen, de onderopzichter Tan Soeij; aan den Resident der Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo, de tijdelijk onderopzichter Th A. Deighton; aan het Hoofd der Irrigatieafdeeling Tjimanoek met aanwijzing van Palimanan als standplaats, de Ingenieur H. W. Dumont; de tijdelijk onderopzichter F. L. Vincentie; aan het Hoofd der Irrigatieafdeeling Pemali-Tjomal, met aanwijzing van Pekalongan als standplaats, de Ingenieur H. Birket Smith ; aan het Hoofd der 2de Waterstaatsafdeeling ten behoeve van den Algemeenen dienst, de maandgelder A, K. Wilson; aan den tijdelijk Directeur van de haven van Tjilatjap in het belang van de assaineering van genoemde plaats, de tijdelijk onderopzichter Raden Mas Moeljono. aan het Hoofd der Sidordjo- en Watoedakonwerken, de onderopzichter W. D. Creutzberg; Bepaald : dat het ontslag uit de betrekking van den ingenieur der 2e klasse bij den Waterstaat en 's Lands Burgerlijke Openbare Werken, G. P. Groeneweg, wordt beschouwd te zijn verleend eervol. Ontslagen: op verzoek, wegens volbrachten diensttijd, eervol uit 's Lands dienst, de hoofdingenieur Ie klasse bij den Waterstaat en 's Lands Burgerlijke Openbare Werken, J. J. S. van Leeuwen, met bepaling, dat dit ontslag zal ingaan op een nader door den Directeur der B. O. W. te bepalen dag in de maand October 1921; op verzoek, wegens overgang in localen dienst, gerekend van 30 Juni 1921, eervol uit 's Lands dienst, de ingenieur C. J. E v e r s ; op verzoek, gerekend van 2 Juli 1921, wegens volbrachten diensttijd, eervol en met aanspraak op pensioen uit 's Lands dienst, de tijdelijk waarnemend Architect K. L. Horst. Ontheven: met ingang van 31 Juli 1921, wegens ongeschiktheid, eervol uit zijne betrekking, de tijdelijk teekenaar Th. W. Wijn and.
298 S.S.
Benoemd: bij den dienst der Staatsspoor en Tramwegen tijdelijk tot ingenieur, G.J. Post van der Burg. Tijdelijk benoemd: tot ingenieur G. Jedliczka, J. Cohn, M. Leipniker en H. C. Jacobsen, daartoe ter bescliikking gesteld van den Gouverneur Generaal van Nederlandscb Indië; tot Ingenieur R. H. Kronberg, daartoe ter beschikgesteld van den Gouverneur Generaal van Nederlandsch Indië. Benoetnd: tot gegradueerd ambtenaar H. H. E. A. Lange, a m b tenaar van buitenlandsch. verlof teruggekeerd, laatstelijk t. w. gegradueerd ambtenaar 1ste klasse. Benoemd: tot opzichter 2de klasse E. F. Wiggers, thans op maandgeld werkzaam; tot opzichter 2de klasse Chatib en A. A. Koning, thans, op maandgeld werkzaam; tot ingenieur \V. P. Kruijswijk, daartoe ter beschikking gesteld van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-lndië. Tijdelijk benoemd: tot ingeneur A. Frühwirth daartoe ter beschikking gesteld van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-lndië. Aangewezen: gerekend van 1 Juni 1921 als Hoofd van den Dienst van Opname en Aanleg de hoofdingenieur H. P. E. de Vogel, thans geplaatst bij den Dienst van Lijnaanleg. Geplaatst: bij den Dienst van Weg en Werken de benoemde ingenieur W. P. Kruijswijk; bij den Dienst van Lijnaanleg de benoemde opzichters 2de klasse Chatib en A. A. Koning; bij den Dienst van Opname de tijdelijk benoemde ingenieur A. Frühwirth; bij den Dienst van Opname en Aanleg de tijdelijk benoemile ingenieur G. Jedliczka; bij den Dienst van Constructie en Bruggenbouw de tijfielijk benoemde ingenieur J. Cohn; bij den Dienst van Weg en Werken de tijdelijk benoemde ingen.eur M. Leipniker; bij den Dienst van Traktie en Materieel de tijdelijk benoemd ingenieur H. C. Jacobsen, de tijdelijk benoemde werkineester C. W. Krausse; bij den Dienst van Traktie en Materieel de tijdelijk benoemde ingenieur R. H. Kronberg: bij den Admistratieven Dienst (Afd. Personeele Zaken te Weltevreden) de benoemde gegradueerd ambtenaar H H. E. A. Lange. Ontslagen: op verzoek wegens overgang in particulieren dienst met ingang van den 5den Augustus 1921 eervol uit 's Lands dienst de opzichter 2de klasse H. G. J. ten Bosch. Ontslag 671:
Ontslagen: Op verzoek, met ingang van 30 Juni 1921, eervol uit 's Lands dienst, de opzichter 3e klasse bij den gewestelijken en plaatselijken geniedienst van de 4e militaire afdeeling op Java te Tjilatjap, P. E. Th. von Winckelmann. Geplaatst: bij het korps genietroepen te Tjimahi, de kapitein genie, van verlof uit Nederland terug verwacht wordende, M. Th. van Staveren. — De eerste luitenant bij de genie N . J . C . Tiere, is van het korps genietroepen te Tjimahi naar Bandoeng overgeplaatst. — De overplaatsing van den opzichter der derde klasse der genie P. E. Th. von Winckelman van Tjilatjap naar Koetaradja, is in getrokken.
j INHOUD TECHNISCHE TIJDSCHRIFTEN.: De Bondsstem No 4 — Aan de deur wordt niet gekocht, e n z — W a t ons ontbreekt — Ingezonden stukken: De organisatie der Technici — Geen vakaetie, toch succes — Uit ouzen bond — Van de afdeelingen Bouwstoffen No 5— Een en ander over den Microscoop, — f roefvak r a n gewapend beton te 's-Gravenhage. (slot) — Gcdachtenwisseling Verfwerk en ververs. — De berekening van een muurdragenden balk Technisch Weekblad No. 17.- Mededeelingen B B. — Aank Verg. en Excursies —Jaarverslagen —Rekening en verantwoording van de Bondskas 1920 — Onze werkloozenkas — Gemeenschappelijk veralag van de Federatievergadering.— Examen voor Bouw. Opz enz, — Afdeelingnieuws—Ledenlijst. Technisch Weekblad No 18— Mededeelingen B B, —Aank. Verg en Exeursies. — Om niet op te sollieiteeren — Ingezonden — Uit het Dagboek van een Technisch a nbtenaar — Afdeelingnieuws — Ledenlijst — Technisch gedeelte; Het rijshout als bouwstof. Schade door statische electneiteit. Gewapend beton (vervolg) Over de toepas'iing van kleine een-phase Wisselstroommotoren met kortsluit-anker Ouderzoek van Surinaamsch hout Proefbelasting en onderzoek van een gewapend beton gebouw Boekbespreking.
DE GEMEENTERAAD VAN TANDJOENGBALAI roept hierbij sollicitanten o p voor d e b e t r e k k i n g van D i r e c t e u r v a n G e m e e n t e w e r k e n . I n l i c h t i n g e n te bekom e n bij den S e c r e t a r i s O p a a n b i e d i n g e n n a ultimo A u g u s t u s a . s . zal geen acht worden geslagen. De Voorzitter, A . YOUiMG.
op verzoek wegens overgang in dienst der Gemeente Bandoeng eervol uit 's Lands dienst de o p zichter 2de klasse O. Schilling, met bepaling dat het ontslag gerekend wordt op den 19Jen April 1921 te zijn ingegaan. GENIE. Geplaatst: bij den gewestelijken en plaatselijken geniedienst van de 2e militaire afdeeling op Java te Salatiga, de opzichter 2e klasse (burgerlijk ambtenaar) der genie, van verlof uit Nederland terug verwacht wordende, H. J. Laan. Overgeplaatst: bij den gewestelijken en plaatselijken geniedienst van de Ie militaire af
Correspondentielessen en privaatlessen aangeboden in: STATICA BETONBOUW WISKUNDE Brieven onder No. 4511 aan Ned.Ind. Publiciteitsbureau, Soerabaia.