..■■-.
^^rmf
..;,*:.!;.:■;:;...■
^^tf*
Éiliili
I Nog velen zijn er.... die uit gewoonte den geheelen borstel ■ onverschillig of deze klein of groot is • met tandpasta „beleggen". Dat is echter verspilling! Want de kwaliteit van Medinos capillair-actieve tandcream is zóó voor treffelijk, dat zeer weinig ervan reeds voldoende is. Denk daaraan, nu Medinos slechts beperkt verkrijgbaar isl (Leege tube inleveren).
Medinos
ABDIJSIROOP
capillair-aciieve tandcream - 65 en 35 Ct. KUrUrUnH«:^ Fabrikaat der Medinos Laboratoria
M 166
Versch ersehenen Igik. *•••*
n^n NIEUWE VOORRAAD hetere kwaliteit! De bekende Andrelon Shampoo van bétere kwaliteit (dus beslist alkalivrij!) is weer te koop. U weet nog hoe goed zij was. U weet niet hoe lang zij weer voorhanden zal zijn. Neem wat zakjes in huis, bijvoorbeeld twaalf! Per zakje: 20 cent.
Srav-'on "ode.
i -*# «se
''■$» #*,
ZUINIG STOKEN
tTÏ .w
%:^ ■
Een vlot geschreven en rijk geïllustreerde handleiding voor huisgebruik en voor stokers in kantoorgebouwen xioot G. DE CLERCQ, stooktechnisch adviseur f 1.50.- ZAKENWERELD REEKS No. 4 VERKRIJGBAAR IN DEN BOEKHANDEL N.V. NEDERLANDSCHE UITGEVERIJ „OPBOUW" Paulus Potterrtr. 4 - AmsterJam-Z. - Tel. 98149 - Giro 78676
Verantwoordelijk redacteur Louis Thijssen. Voorburg; verantwoordelijk voor de advertenties R. M. A Ausems Amsterdam Tliteeefst^r NV Ned. Uitgeverö „Opbouw", Amsterdain-Z. Druk van drukkerij Elsevier, Amsterdam. Verschünt 1 x per weTk.' l^onneme^t Yoo?IflderLd ƒ6.50 per jaar; losse nummers ƒ0.15. Volledige gegevens op blz. 23. P. 1083/4. CINEMA &> THEATER — 23ste Jaargang — No. 13 — 26 Maart 1943
»
„MIJN VRIENDIN JOSEFINE" s
MJJN VRIENDIN JOSEFINE rff Meine Freundin Jose/ine een TOBIS-Film. Draaiboek: Curt J. Braun, naar een ontwerp van Johanna Sibelius. — Camera: Bruno Stephan er Erich Nitschmann. — Decors: Wilhelm Depenau en Arthur Nortmänn. — Muziek: Leo Leux en Friedrich Schröder. — Geluid: Eugren Hrich. — Costuums: Annemarie HHes. —Montage: Ilse Voigt. — Productieleiding: Dr. Herbert Engelsing. Regie: HANS H. ZERLETT. Rol verdeeling: Josefine Hilda Krahl Milander Paul Hubschmid Bianka Terry Fita Benkhnff Bauer Hans Leibelt Mcvr. Bauer Olga Limburg Marianne Gerda Maria Ferno
Mannequins, modeparades, een rijke vrijgezellenwoning, het cabaret voor en achter de schermen, ondeugende liedjes, amoureuze situaties, intieme eetpartijen, het is een wereldje zonder zorgen, dat deze luchtige film u biedt. Hilde Krahl is er een arm maar nijver meisje in, dat zich eerst door voor rijker doorgaande verwanten laat uitbuiten en dan uit de baten van een eigen modehuis de aan den grond geraakte verwanten weer vlot maakt. Paul Hubschmid, een nieuwe jeune premier der Duitsche film, breekt de harten van vele dames als eigenaar van een andere modesalon en wint na talrijke misverstanden het hart der vrouwelijke concurrent. Fita Benkhoff speelt zijn liefdes- en levenswijze vriendin, waaraan wij de vereerriging der twee jonge menschen danken. Op haar rekening komen ook de ondeugende liedjes, die onder andere handelen over aantrekkelijke vrouwspersonen als Helena van Troje en Madame de Pompadour. In overeenstemming met de eischen van het genre, wordt er veel, vlug en snedig in de film gesproken, waarbij voor den zooveelsten keer blijkt, welk een onuitputtelijk commentaar op de liefde mogelijk is. Er wordt ook nog in gewerkt, in de eerste plaats schijnbaar, door de figureerende ateliermeisjes der beide modehuizen, in de tweede plaats achter de schermen, door de Duitsche modenij verheid, welke er een keur van modellen in toont. Het verhaal heeft aardige vondsten, met hier
en daar een misstap. Dat laatste is als het ondeugende wat al te plastisch, al te duidelijk wordt; bijvoorbeeld in de ontkleedpartij tijdelis een feest ten huize der uitbuitende verwanten. Is het niet juist het prikkelende der pikanterie, dat alles bij aanduidingen blij ft . . . ? Het nieuwe modehuis Josefine (zooals Hilde Krahl in de film heet) wordt gefinancierd door den modekoning Milander (Hubschmid). Geen van beiden heeft eenig idee van deze financieele relatie; zij blijven in elkaar tegenstanders op leven en dood zien. Fita Benkhoff, alias de zingende actrice Bianca Terry, heeft deze eigenaardige samenwerking tusschen concurrenten op listige wijze tot stand gebracht. Zij voelt vriendschap voorJosefine en strekt elegant-moederlijke zorgen uit over den verwenden Milander. Die moet een lesje hebben van een vrouw. Een lesje, waarbij eindelijk eens „nee" gezegd wordt op zijn beproefde, van systeem getuigende verleidingspogingen. Josefine zegt „nee". Dat is voldoende voor de oudere vriendin om hier werkelijk liefde te bespeuren. En in het gemoed van den voorheen nooit afgewezen man zaait Josefine's weerstrevende antwoord voor den eersten keer ook ernstiger gevoelens. Maar wanneer zijn beiden rijp om met serieuze bedoelingen de armen voor elkaar te openen ? Bianca Terry berekent juist, dat dit het geval zal zijn als.Milander's jalouzie — hij is jaloersch op den onbekende, die Josefine's modesalon finan-
KLEINKUNST-ARTISTEN OP ZESWEEKSCHE TOURNEE
„SUCCESSEN-PROGRAMMA" cieel heeft mogelijk gemaakt — op het toppunt zal zijn gekomen. Als Josefine zelf het aanschouwen der innerlijke kwellingen van den geliefde niet langer uit kan houden. Dit moment is de climax der film en tevens haar einde. Ge hebt dus al geraden, dat zij met een omhelzing eindigt, waarvoor Milanders huisknecht vaderlijk glimlachend het veld ruimt. Nu vilt u nog weten, wat ik denk van den nieuwen jeune-premier Hubschmid, die opvallend lang van gestalte is en een kosmopolitische garderobe draagt? Ik zeg het lekker niet. Ik vermijd liever bij voorbaat conflicten met de duizenden lezeressen van dit blad, vermoedelijk zonder meer, voor zoover die hem aardig zullen vinden. P. BEISHUIZEN
Linksboven: Josefine (Hilde Krahl) schuwt het water niet, noch het indiscrete oog der camera. . . . — Linksonder: Bianca Terry (fita Benkhoff) en Milander (Paul Hubschmid) maken hün entree o-p het feest van Josefine's (Hilde Krahl) uitbuitende familie. ■— Onder: Een onderhoud tusschen Josefine (Hilde Krahl) en Bianca (Fita Benkhoff). (FotoTobis)
Boven: Fita Benkhoff toont zich in „Mijn Vriendin Josefine" een wezen van bewonderenswaardige, vrouwelijke listigheid en een goed vriendin. — Onder: Het lot ivil, dat zij eerst moeten scheiden om hereenigd te worden (Hilde Krahl en Paul Hubschmid).
%
Het is een opmerkelijk feit, dat de provincie op het gebied van goede kleinkunst niet meer zoo stiefmoederlijk bedeeld wordt als vóór den oorlog. Over de oorzaken van dit verschijnsel, waarover in dit blad reeds eerder werd geschreven, zal ik hier niet verder uitweiden. Meppel, „Drentsch Rotterdam", krijgt als kleine provincieplaats ruimschoots zijn deel mee van dezen verbindenden overvloed en nu volgde na een rijk winterprogramma als klap op de vuurpijl: de première van de Cabaret-revue „Successenprogramma", waarmede een dertigtal artisten een zesweeksche tournee door ons land maakt, eer een smakelijke, gezonde en lichtverteerbare avondkost dan een copieus souper met weelderige gangen. ben première blijft een première met al den aankleve en fouten daarvan. Bepaald een hinderlijke stoornis was het feit, dat de microfoon soms ingeschakeld bleef, waardoor enkele malen het praatje van den conferencier met een „reportageflits" van achter het doek gemengd werd I En het was natuurlijk de vroolijke Jos Windt, dien tot driemaal toe het doek voor zijn neus werd dichtgehaald, hoewel zijn nummer nauwelijks begonnen was! Met een quasi-radeloos schouderophalend „Ze willen me weg hebben" was hij de situatie volkomen meester. Ik ben er van overtuigd, dat deze en andere kleine, deels technische fouten spoedig verholpen zijn; bij een première schijnen ze nu eenmaal onvermijdelijk. Het radio- en dansorkest „De Georgiens" zette den avond direct goed in met enkele frisch gespeelde nummers. De leider Dick van der Kraan heeft zijn twaalf „jongens" in de hand, speelt zelf niet onverdienstelijk (al zie ik hem liever met zijn dirigeerstok dan jongleerend met diverse instrumenten, maar dit schijnt nu eenmaal bij de voostelling te hooren) en geeft hun ook voldoende gelegenheid hun individueele prestaties te vertoonen. Den conferencier Johnny Pirns zie ik gaarne eens terug, maar dan een beetje minder arrogant en met origineeler moppen. Na de pauze waren deze gelukkig aanmerkelijk beter en toen wist hij het Drentsche publiek zelfs tot zingen te bewegen (en hoe!) al gaat dit dan ook gemakkelijker dan men het in „Holland" wel eens wil laten voorkomen! Hij zal er goed aan doen het eerste liedje van zijn repertoire te schrappen en het te vervangen door een, waarvan „het" moraal (zoo-
als hij het uitdrukte) beter verantwoord is. Een Hawaian-ensemble ontbrak ook thans niet. De „Mauna Kea llawaians" alias „Het Stille Zuidzeetrio" kan zich met de beste krachten op dit gebied in den lande meten. De „Nederlandsche" llawaianlifdjes. speciaal het leutige „Meisje van Volendam", verdienen vermelding. Al was het instrumentale gedeelte beter verzorgd dan het vocale (het „krijgslied" leed aan gebrek aan sterkte en voordracht) toch hebben ook deze imitatiezonen van den Pacific bewezen iets goeds in hun muzikale mars te hebben. Moet ik eigenlijk nog wel iets vertellen van Jos. Windt? Fantastisch blijft het wat deze rasimitator naar voren brengt. Zijn nabootsing van de brandweer bijvoorbeeld was wel bijzonder echt, maar ook de andere nummers (ik denk aan de opera, de Bandy-creatie en andere imitaties) blijven een wonder. Tenslotte waren er dan „De drie Adlers", de mondaccordeonvirtuozen, na de pauze versterkt met twee man; deze primeur voor Nederland der „Vijf Adlers" viel Meppel ook ten deel! Binnenkort gaan ze op tournee naar België. Als men ziet en hoort wat deze artisten presteeren op hun mondorgels (dit volkswoord benadert nog het beste de voorstelling, die men zich van eenige dezer abnormaal groote instrumenten, sommige zelfs met een drietal „klavieren" moet maken) grenst aan het wonderbaarlijke. Al met al een programma, dat met recht „succes" voor zijn naam kan schrijven1). TOM VOS1) Voortgaand succes zal echter afhankelijk zyn van trouw aan het gegeven reclame-woordl Men rapporteert ons, dat in Baarn het gezelschap verre van compleet optrad, vergeleken met de op de affiches aangekondigden. Voor de niet-aanwezige „Georgiens" moest zelfs een orkestje „geïmproviseerd" worden.... dat merkwaardigerwijze reeds als „inlegvel" op de affiches was vermeld. Wij wezen op soortgelijke euvelen reeds eerder. — Red.
^r'.TO |p
CINEMA fi^ THEATER — (nr. 14)
2
3
f ^
'W
fefii JTSa mi* Ui\ ' "^Efcj' mmr ««»
«Mi Boren: De drie Adlers bespelen virtuoos de mondharmonica, — Onder: Het Stille Zuidzee-trio alias de Manna Kea Hatvaians. (Foto's C.N.F.)
■
'JtF
^
.
LiJ
H
a&
*
(nr. 14) — CINEMA & THEATER . *!
^".
"
"
■■■-
:.
■'
;
-,'.:>^v
■.'>■'.,
;
^
^j^mmwwmwï* In de niéuwe-uitgebrachte film „Preludium" heeft hij zichzelf overtroffen. Het is een rolprent geworden van een zóó volkomen gaafheid, en getuigend van een zóó zuiver kunstenaarsschap, als men zelden op het witte doek weerspiegeld ziet. Dit wil niet zeggen dat de film technisch geheel zonder gebreken is. doch uit een oogpunt van artisticiteit is zij van onbetwistbare waarde. Eens te meer wordt hierdoor bewezen, dat ook de kleinere taalgebieden in Europa hun rechten op een eigen filmproductie mogen doen gelden. Onwillekeurig denken wij bij dit opvallende goede werk uit Praag aan ons eigen land. Is het het niet beschamend, dat wij Nederlanders hier niets, maar dan ook totaal niets tegenover kunnen stellen? En hoe lang nog. . . . ? Doch terzake I „Preludium" is de eenvoudige historie van een eenvoudig gezin. De man is requisiteur in den stadsschouwburg en met zijn jonge, mooie vrouw en hun twee kinderen bewoont hij een étage in een Praagsche huurkazerne. Door haar eenzaamheid en in een oogenblik van zwakte begaat de vrouw een misstap; zij bedriegt haar echtgenoot met een ander, maar is zelf sterk ge-
„PRELUDIUM" Nu, reeds betrekkelijk laat in het filmseizoen, worden in ons land kort na elkander, weer eenige Tsjechische films uitgebracht. Zoo langzamerhand zijn de Nederlandsche bioscoopbezoekers dus in staat zich een algemeenen indruk te vormen van hetgeen de filmvervaardigers in Bohemen en Moravië presteeren, en velen zullen mèt mij tot de conclusie gekomen zijn, dat de Tsjechische productie even wispelturig is als de barometer in de maanden, waarin een aantal specimina van haar kunnen op het Nederlandsche witte doek verschijnt. Den eenen keer is men geneigd vast te stellen, dat de sfeer van deze films door een tè kwistig gebruikte sentimentaliteit den Nederlander tóch niet ligt, en een volgende film is plotseling weer zoo simplistisch en natuurlijk als wij ons maar wenschen kunnen. Eigenaardig is het, dat men getrouw bij elke Tsjechische rolprent weer leest, dat Frantisek Cäp de regie voerde. Deze voor ons onbekende grootheid moet wel een man met sterk wisselende opvattingen zijn. Immers, welhaast elke filmregisseur houdt er een eigen stijl op na, dien men in de door hem vervaardigde films kan terugvinden. Frantisek Cap verrast ons echter telkenmale opnieuw door wéér andere technieken en andere opvattingen te zien te geven.
noeg om al gauw aan haar ongeoorloofde verhouding een eind te maken en van haar dwaalspoor terug te keeren. Haar man weet van het geheele geval niets af, door den achterklap in de huurkazerne en door intriges van kwaadsprekende buurvrouwen worden hem op zekeren dag door een anoniemen brief de oogen geopend. Een goede vriend praat het hem echter uit het hoofd: hij moet geen geloof hechten aan een anoniemen brief en zijn vrouw eens wat meer verwennen. Gerustgesteld gaat hij naar huis en neemt een cadeautje voor haar, een nieuwe hoed, mee. Dien avond gaan ze samen uit, doch in het restaurant, waar zij zich zoeken te amuseeren, ontwaart zij plotseling den ander en zij vlucht de straat op. Buiten bekent zij haar man, dat de anonieme brief op waarheid berustte. Hij is door deze mededeeling verpletterd. Er is voor hem slechts één oplossing. Ondanks, haar herhaalde verzekering, dat ,,al het andere" voorbij is en dat zij alleen hem liefheeft, zal hij zich laten scheiden van de vrouw, die hem bedrogen heeft. Zij zullen ieder één van de kinderen bij zich nemen. Peppi blijft bij haar vader en Paul bij zijn moeder. De vrouw is wanhopig door dit besluit van
haar echtgenoot. Van alles, wat zij liefheeft moet zij door één enkelen misstap afstand doen. Haar man blijft ongevoelig voor het oprechte berouw, dat zij toont. Een vreeselijke tijd voor beiden breekt aan. Dat de kinderen de dupe worden beseffen zg beiden. Een tweestrijd woedt in het hart van den vader en het is tenslotte slechts een kleinigheid, die hem zijn houding doet wijzigen. Door het geopende venster dringen, als hij in gedachten verzonken is, de tonen van een orgel uit een nabijgelegen kapel tot hem door. . Het is een prélude. . . ., de zachte melodie zwelt aan tot een machtig lied van liefde, grootmoedigheid en vergiffenis. De man begrijpt de wenk, die uit het Godshuis tot hem komt, en mèt de hereeniging keert het geluk in het gezin terug. Dit zeer simpele gegeven, dat reeds ontelbare malen de basis voor een scénario vormde, wordt in „Preludium" wel met bijzondere delicatesse behandeld. Het schouwburgbedrij f, waarin de man als requisiteur werkzaam is, vormt een kleurrijken en dankbaren achtergrond. Dit kan te meer het geval zijn, daar ook zijn moeder er werkt als vestiaire-juffrouw en de kinderen hun grootmoeder vaak om raad komen vragen. Die kinderrollen zijn waarlijk voortreffelijk en vooral het spel van het meisje doet verwachten, dat zij zich tot een groot actrice zal ontwikkelen. Men bespare mij overigens het releveeren van alle moeilijke Tsjechische namen; ik heb al gezegd, dat het spel van de acteurs en actrices in deze film een volkomen afgerond geheel vormt. Misschien zal het sommige lezeressen nog interesseeren, dat het „echtpaar" uit deze film ook inderdaad een.... echtpaar is! Zooals bij meer Lucerna-films, blijkt ook hier het muzikale gedeelte van de geluidsstrook uiterst suggestief. Het camerawerk en de bouw kunnen daarentegen niet vlekkeloos genoemd worden, doch wie zou deze relatief slechts bijkomstige factpren van belang achten, als een film zoo boeiend en gaaf van spel is als deze? L. J. CAPIT.
„PRELUDIUM" en vergeef ons onze schulden") (Präludium) Regie: FRANTISEK CAP Rolverdeelingr : Karl Weigant Zdenek Stepanek Magda Weigant Jirina Stepnicltova Peppi, haar dochter Nafasa Tanska Paul, haar zoon Miroslav Cerveny Magda's moeder Terezie Brzkova Toni Jan Pivec Een LUCERNA-Film der Odéon („ ...
Boven: Ah zij toegeeft, hem bedrogen te hebben, ig de breuk tusschen de beide echtelieden onvermijdelijk. — Daaronder, van boven naar beneden: Paul en Peppi vinden het vreeselijk; Paul klaagt grootmoeder zijn nood; Peppi geeft Paul een wijze zusterlijke raad. — Rechts: De achterklap in de huurkazerne. — Daarnaast: De wanhopige Karl wordt door zijn collega Toni opgebeurd. (Foto't Odeon) CINEMA &■ THEATER
(nr. 14)
4
6
'
—-T^T
LOSEIimJMMWTZBEIlG DANSTEN IN ONS LAND Het toeval heeft gewild, dat twee avonden achtereen — en dat zoowel in den Haag als aansluitend in Amsterdam — de danskunst uit Duitschland, dat in het reveil van den modernen solo-dans in de laatste kwarteeuw ver aan de spits staat, in onze schouwburgen hoogtij hield. Daarbij was dan aan Lore Jentsch een soort van voorafgaande Johannes de Dooper-rol beschoren en zij danste, als men het zoo mag zeggen, aan den „vooravond" van 's werelds onbetwist grootsten danser Harald Kreutzberg, die voor een vollen schouwburg triomfen vierde, terwijl wij bij Lore Jentsch met een handjevol getrouwen om het danspodium heenzaten. Gelukkig ,,hijten" ze elkaar niet en zullen ook wel nooit partners worden. Nog afgezien van het feit, dat Kreutzberg — na successievelijk met Yvonne Georgy, Ruth Page en Ilse Meudtner de wereld rondgedanst te hebben — zich wel voorgoed in de koninklijke beslotenheid van den solo-dans teruggetrokken schijnt te hebben. Terwijl Lore Jentsch, als de dansende Brunhilde, die zij ook uiterlijk is, in de zelfbewuste strijdlustigheid der voortdurend eenzamen op het tooneel staat. Lore Jentsoh laat zich blijkbaar maar door één ding leiden, en dat is door de muziek, vooral wanneer die gespeeld wordt met den zoo glashelderen, lieflijken aanslag als van den haar begeleidenden vader, prof. Arthur Jentsch. Maar zij danst ook volledig, naar den Nietzschiaanschen eisoh der z.g. Duitsche school, „aus dem Geiste der Musik". Teveel zelfs naar mijn smaak. Als Lore Jentsoh een suite „In märkischer Seelandschaft" danst, dan wordt het bij alle schoonheid van mouvement een uittedkenen van de muziek in de gebarentaal van den dans: edele en zuivere gebarentaal vaak. Maar haar dans maakt daardoor alle muziek tot programma-muziek (en liet de Zesde van Beethoven ooit de diepere indrukken achter van de Negende, of de Vijfde?) en het geheele rijk van den uit eigen scheppingskracht geboren dans, die in de drift van het lichaam baan breekt, blijft daardoor gesloten. Men geniet, in de zooeven genoemde suite, van de reine en klare illustratie der natuur, van het water, den wind, de hitte van den middag in een loom en verdroomd dansen — van den schrik voor den optrekkenden donder en van de mildheid van den daarop volgenden regen. Het dansend lichaam is daarbij een „instrument", dat de piano begeleidt: niet omgekeerd. Mooie en ook vaak oorspronkelijk gevonden slotgebaren, als het Narzissisch motief voor den waterspiegel en het tot stilte geluwde slot van „Windstille" sluiten deze „genrestukjes" af. Maar grijpt zij hooger — in
de „Valse Triste" van Sibelius b.v.—dan blijkt ondanks de noblesse van het tragische, dat Lore Jentsch vertolkt, de muziek toah altijd nog mooier dan de „verklanking" daarvan in het dansende lichaam. Kleiner werk, als de Noorsche volksmelodieën, slaagde daardoor met zijn gebaar vol ingehouden en plotseling uitschietende levensvreugde gaver, en — in merkwaardige schijnbare tegenspraak — grooter. Het zuiverst leerde men Lore Jentsch kennen in haar inderdaad groot geconcipieerde „Penthesileia", den dans van de stervende koningin der Amazonen, waarvoor zij de „Anregung" vond bij het gelijknamige en hier (in tegenstelling met Duitschland) ten onrechte nooit gespeelde drama van Heinrich von Kleist. Indien ook ■ deze dans toch nog teveel „op muziek gespeeld" en te weinig in de zuiver innerlijk bezielde verbeeldingsdrift was opgeheven, dan sprak hier anderzijds toch volledig de noblesse — tragisch, sober en bovenal kuisch — die het waarmerk van haar vestaalsche manier van dansen is. Maar op gevaar af misverstaan te worden, zou ik willen zeggen, dat kuischheid nimmer de hoogste eisch mag zijn voor den dans, die zoozeer uit de zinnen geboren en met de zinnen genoten wordt. Vol&sdzns, uit de levende lust der feestvierenden ontstaan, is niet bepaald kuisch — en waren Argentina of Palucca het? Is Kreutzberg het, of zelfs Wigman? Het rhythme der groote, innerlijke driften houdt nimmer stand voor de deuren der ingetogenheid, waartegen zij juist storm loopen. Zoo koud als het vuur van Vesta, zoo warm is de wijn van Dionusos. En de zon van Hellas, die de God is van den Dans, maakte nymphen tot bacchanten. Geen wonder dan odk, dat de „Spanische Volksweisen" van Lore Jentsch kleine, lieflijke, maar naast het dansklavier geslagen „anecdoten" bleven, waarbij een Spaansche zich op de lippen gebeten zou hebben. En het sterkst sprak dit in de bekende tango van Albeniz, vooral omdat die nog geen vierentwintig uur later door Harald Kreutzberg (als zijn beroemde „Tango um Mitternacht") tot zulk geheel ander, glorend en grandioos leven werd gebracht! Men pleegt Harald Kreutzberg tegenwoordig te verwijten, dat hij minder „danst" dan wel geraffineerde fantastische pantomimes en gebarende monologen ten tooneele voert. Ik voor mij heb er vrede mee, wat het odk is! Wanneer gedanste gestalten — in haar rijkste scala van nachtdonkeren ernst tot den klaarsten humor van den lichten dag — u zóó in de herinnering gegrift worden, dat gij er maanden en rois-
(nr. 14) — CINEMA & THEATER -
'
/
wmmmmmm
^^w^mmwm^ ^ Links: De gelukkige verzoening tusschen Sabine (Tini Opscholtens) en den schoonzoon (Just Chaulet).
Harald Kreutzberg in de bijzonder suggestieve „Henkerstans", die ook een plaats vond in het overigens nogal luchtige programma, dat hij in ons land danste. (Foto Stafl-Enkelmann)
schien jaren later nog op kunt teruggrijpen om ze in uwe verbeelding te herzien en opnieuw te doorleven, dan — zou ik zeggen — is een kunstenaar te groot voor de critiek der zwaarlijvigen in de zaal! Ik heb een slecht geheugen, maar als ik Kreutzberg, die minder dan één keer per jaar in ons land danst, erop betrap dat hij een detail aan het prachtige costuum van zijn „Landknecht" heeft veranderd of dat hij een motief van zijn handen uit „Tango um Mitternacht" bezig is (e wijzigen, dan bewijst dat alleen het weergaloos levend gebleven trefzekere gebaar, waarmee deze danser het woord „dansen" een geheel andere en diepere beteekenis gegeven heeft dan „aus dem Geist der Musik" of welken „Geist" ook geboren. Er is maar één „Geist", dien hij als een spook volledig heeft overwonnen en afgeschud — en dat is de „Geist der Schwere", naar aanleiding waarvan Nietzsche, die ook Kreutzberg's levensfilosoof is, de schoonste en diepste woorden over de danskunst heeft geschreven. In de volle kracht van zijn leven is Kreutzberg thans van een klassieke, mannelijke grootheid, waarvan men het beeld zou willen vasthouden, eens en voor alle tijden. Daar zijn en blijven die puur uit den gloed van een hevig geëmotionneerd innerlijk geboren dansen, waaraan men tooh waarachtig geen „pantomime" kan verwijten, zooals zijn „Klage", met dien magistralen inzet der dof, geweldig en verbeten op elkaar hamerende vuisten en in het slot dat in een stommen schreeuw hoog uitgrijpen zijner handen in de tooneelgordijnen achter hem. Daar is de visioenaire grootheid van zijn „Landknecht", als reeds bij donker, open doek dat zware schrijden van den gevaarlijken Vagebond opklinkt en hij, de armen breed langs 't lustig lijf, loopt langs 's beeren wegen: een gebaar, waarin de dans bij wederom donker tooneel ook weer versterft.
loopt. Daar is de nieuwe dans der vier seizoenen „aus einem alten Kalender", en welk een requisiet wordt daar de'driehoekshoed, waaruit hij alle vreugde des jaren aalt! Daar is zijn „Tango um Mitternacht", op Albeniz: van bezeten wildheid zich plotseling intoomend, met het onvergetelijk spel van zijn handen als witte vogels tegen het grijs-zwarte, Spaansche costuum afsteikend — zijn begin, met dat angzaam, diep doorbuigen in de pal gesloten dijen — zijn einde, met de eene hand dwars voor 't lichaam openvallend, de andere recht uitgestrekt, met op de slotmaat dat even felle knippen der vingers. Dat alles is dansen, recht uit de diepten van alle menschelijk gevoel, gedragen in het schoonste en oorspronkelijkste riiythme, dat het lichaam er, schijnbaar achteloos Van verten tot verten gaand, is deze Godmaar in uiterst raffinement, voor wist te verlaten gezel in één wild moment gepakt: vinden. Dat is dansen van een meester! een dans als een vloek — en de vloek van Wat Kreutzberg kenmerkt, is juist dat een man, die tot moorden in staat is, zelfs hij alles in een spel van licht en donker al bidt hij om de vergeving daarvoor. beheerscht. Want deze man, die als man Daar is zijn aloude „Zeremoniemeister", uitdrukkingsvormen heeft gevonden van thans op muziek van den onnavolgbaren een zwaarte en een oerkracht, die men Fritz Wilckens (met wien een twee-eenheid vroeger in den dans voor onmogelijk had hem nu al zooveel jaren bindt en die hem gehouden, kent tevens alle stadia van den thans ook weer met meestal eigen compovederlichten, spotzieken humor: de blijdsities begeleidde) gewijzigd: een dans van schap, de onnoozelheid, de zelfverrassing, een dusdanige hooghartige verfijning en de ondertoon van het tragische, dat „licht" hieratische statigheid, dat hij daardoor gegeworden is en humor, die mw den avond baren vindt, die werelden openen, tot en te voren bij Lore Jentsch bijvoorbeeld zoo met het pijnlijk fronsen van zijn eene volledig en smartelijk miste. wenkbrauw, waarin hij, den nachtblauwen Wie durft als danser — in die „Mittagsmantel omhooggeheven, dezen dans einpause", waarin hij de arme zwerver in digt. Een dans (oorspronkelijk uit Gozzi's de gedaante van een tot leven komenden Oostersche opera „Turandot"), waarvoor vogelverschrikker is — op het tooneel zijn eens zelfs een schouwburgzaal in Tokio, brood op te eten om dan met de kruimels, — waar men anders uit ingetogenheiid en als een tweede Franciscus, zijn aandoenlijk eerbied voor eigen hooge danscultuur, die verhaal met de vogeltjes te houden? Wie Japan heeft, nimmer reageert — ineens in vond, in „Dummes Gespenst", ooit deze donderend applaus losbarstte. obsedeerende plastiek eener hersenschim: Daar is, zooveel lichter, de onnavolghet lichaam verborgen in een wolkige balbaar-schalksche Tijl Eulenspiegel, toonlon, waaronder kleine dribbelbeentjes zich beeld van Nedersaksischen humor en spreiden, terwijl het angstig-aartsdomme Kreutzberg qua ras zoo verwant: de dans masker tot oneindige hoogte boven dit met de gele pelerine, die hem beurte„ectoplasma" uitgeschroefd wordt, zonder lings de rok van een oud wijf, het schortje zich daarvan los te maken? van een liefdeszieke jonkvrouw, de mantel En ja, humor, kernigen en levendigen van een hurkend kaboutertje, de schamele 'humor moet men ook hebben om zoo'n sierdracht van een hompelenden bedelaar is, lijk niemendalletje als het slotnummer terwijl Tijl tusschendoor altijd weer in het „Aergerliche Nachricht" te bisseeren schallend gelach van zijn pirouetten uit- " met een leeg sigarettendoosje, waarmee breekt en met den mantel goochelt door de hij, zoo niet het hart van allen, dan tooh lucht, die hij ermee betooverd had. van alle mannen raakte! Daar is wederom China's quintessens: Het was, als zoo altijd bij Kreutzberg, die droomend zich neervleiende Li Tai Pe, jammer dat het voorbij was — jammer dat die dichter van wijn en sterren, zoo dronhet niet ééns zoo lang duurde, al danste hij ken en zoo wijs! Daar is de zware „Henmeer dan menige solo-danseres. Het was kerstanz", waarbij de handen practisch niet weer op de toppen van zijn kunst: groot, loskomen van de knieën en het lichaam diep, blij en frisch. Moge het in de kostkolossale, doemdreigende gebaren van bare, korte jaren van een danser niet nóg nadering maakt, terwijl een baan van vuurweer vier seizoenen duren voor wij hem rood bloed hem over den kalen beulsschedel terugzien! HENRIK SCHÖLTE CINEMA &> THEATER — (nr. 14)
■
-
■
6
licht gechargeerde typeeringen en zijn Erich Stiebel is dan ook een allervermakelijkste tooneelfiguur geworden, iemand wiens eerste opkomst reeds een verrassing is en die, door zijn oorspronkelijke persoonlijkheid, de centrale figuur blijft. Naast hem noemen we onmiddellijk Gusta Chrispijn-Mulder, die de stijf hoofdige, maar niettemin verstandige schoonmoeder zoo geloofwaardig weet te houden, dat men het pretentielooze stukje amusement nog dikwijls als gedegen blijspel ziet. Van de overige medewerkenden is ditmaal minder te zeggen. Het blijven de gebruikelijke kluchtspelfiguren: Tine Opscholtens als de zich vast liegende Sabine, Just Chaulet in de niet zeer dankbare rol van den schoonzoon (den echten en daarom meestal afwezigen) en Willy de Vos-Dunselman als de trouwe vriendin, geschapen om getuige te zijn van alle perikelen en om zich aan het slot te verloven met den pseudoechtgenoot van haar boezemvriendin. M. SYBR. KOOPS.
WITTEBROODSWEKEN BIJ HET NOORDHOLLANDSCH TOONEEL
/
Vroegere generaties hadden het voorrecht, den verloren gewaanden, maar stilletjes rijk geworden oom uit Amerika, kwaadaardige schoonmoeders, schoonvaders die het achter de ellebogen hadden en onschuldig verdachte schoonzoons op de planken te zien. Stukken als die van Kadelburg en van Schwartz, om slechts een tweetal van de meest illustere te noemen, zijn er nog om van den bloei van de Duitsche klucht te getuigen. Paul Helwig, de schrijver van „Wittebroodsweken", waarvan thans alom in den lande de verfilming wordt vertoond onder den titel „Mein Mann darf es nicht wissen" („Eén schoonzoon te veel"), is ongetwijfeld een leerling van de genoemde heksenmeesters. Ook in zijn blijspel wandelt een booze schoonmoeder rond, al blijkt deze aan het slot voldoende gezond verstand te bezitten, om de situatie lachend te aanvaarden. Sabine Senden, haar dochter, is heimelijk getrouwd met Willy Ulbrich, een jongmensch dat door de oude vrouw voor een monster wordt gehouden, omdat hij haar enkele malen, niet zonder grond, grof heeft bejegend. Natuurlijk moet Sabine haar moeder wel op de hoogte brengen van haar trouwplannen en van de daarop aansluitende plechtigheid; zij kan het rustig doen, omdat mama 's mans naam niet weet en in een „Kurort" vertoeft gedurende den verlovingstijd. Bij het zenden van foto's en verliefde beschrijvingen staat het meisje even voor een moeilijkheid, maar een toevallig aangewaaide kennis, de filosofeerende colporteur in hondenliteratuur dr. Erich Stiebel, verklaart zich gaarne bereid, als mikpunt voor een camera te dienen. Zoo wil dus het geval, dat Sabine haar moeder schrijft met Willy te trouwen, terwijl de oude mevrouw Senden het portret en de subjectieve persoonsbeschrijving van den zonderlingen geleerde onder oogen krijgt. Later zal Sabine haar wel op de hoogte brengen van het kleine leugentje om bestwil. Maar van uitstel, gemengd met angst („Mein Mann darf es nicht wissen"!) komt afstel en mama staat reeds voor de deur van het jonge gezin, als ze van de waarheid nog niets vermoedt. Toevallig is de merkwaardige filosoof op dat moment te gast bij Sabine. De verwikkelingen laten zich raden. Men is midden. in een klucht van den ouden stempel aangeland, een klucht die zich bezwaarlijk laat navertellen. 7
(ar. 14) — CINEMA 6* THEATER
Paul Helwig is echter een auteur van dezen tijd, iemand die zijn vak verstaat bovendien en zoo heeft hij van dit veelgebruikte en misbruikte gegeven nog wel iets aardigs weten te maken. Vooral het eerste bedrijf met zijn amüsanten dialoog, met de kostelijk gevonden verschijning van den linkschen, maar toch zoo geslepen dr. Stiebel, mag sterk genoemd worden. Hierna daalt de kwaliteit van het blijspel aanmerkelijk, om tenslotte geheel in de klucht uit te monden. Het stuk is geschikt, om ons verlangend te doen uitzien naar een sterker, origineeler gegeven, door dezen schrijver uitgesponnen. Bij Jan C. de Vos en zijn gezelschap, het Noordhollandsch Tooneel, is zoo'n luchtig geval in goede handen. De Vos heeft gevoel voor Rechts: Gusta Chrispijn-Mulder en Sheila Clarijs. — Onder: V.l.n.r. Sheila Clarijs, Tini Opscholtens, Gusta Chrispijn-Mulder, Just Chaulet, Willy de Vos-Dunselman en Jan C. de Vos, (f oio's Peferkamf)
SUCCESSEN EN BELOFTEN VAN
IRENE VON MEYENDORFF Zij stamt uit een Duitsdh-Baltische officiersfamilie. In het jaar 1918 verlieten haar ouders haar geboortestad en vestigden zich in Duitschland. Irene was toen twee jaar. In Bremen bezocht zij de school. Daar werd 'het idee in haar wakker tooneelspeelster te worden. Zij ontdekte echter al gauw, dat dat niet zoo maar één, twee, drie gaat. Zij smeedde toen een tweede plan: f ilmregisseuse wilde zij worden. Den gewonen weg volgen, namelijk de tooneelschoo» oezoeken en alle theorie leeren, die daarmede samenhangt, dat duurde haar te lang. Zij wilde dadelijk practisch werkzaam zijn. Zij leerde goed fotografeeren en door louter toeval kreeg zij een baantje als fotografe bij de Ufa. Daarna was Irene eenigen tijd werkzaam bij de costuum-afdeeling, een afdeeling, die haar zeer interesseerde. Hier werd zij op zekeren dag „ontdekt". Haar filmdebuut vond plaats in „Die letzen Vier von Santa Cruz". Kort daarop werd zij geëngageerd door deTobis-filmmaatschappij,
waarvoor zij verschillende filmrollen heeft vervuld. Wij noemen slechts „Fahrendes Volk", „Twee vrouwen", „Dossier Libussa" en „Dansmeisjes". Ook is zij opgetreden in de film „Wien de goden liefhebben", een film van het leven van Mozart, die wij in Cinema & Theater nr. 12 uitvoerig hebben besproken. Dat Irene von Meyendorff nog een veelbelovende loopbaan voor zich heeft, is niet te veel gezegd. Op het oogenblik bijvoorbeeld zijn de opnamen in vollen gang van een film, waarin zij een belangrijke roJ zal vervullen. Deze film is getiteld „Opfergang", een gekleurde Ufa-film van Veit Harlan, waaraan behalve Irene ook Kristina Söderbaum en Carl Raddatz medewerken. Voltooid is „Einmal der liebe Herrgott sein", een film in een geheel ander genre en met een geheel andere rolverdeeling. Hierin spelen Hans Moser, Irene von Meyendorff en Ivan Petrovich de hoofdrollen en in ons land zal deze rolprent „Een nacht portier" heeten.
ß
■
Linksonder: De filmcamera staat gereed voor een buitenopname, Irene von Meyendorff wacht tot het werk gaat beginnen. — Linksboven: In een pauze tusschen de opnamen smaakt een koele dronk. — Onder: Na een vermoeienden filmdag is het heerlijk 's morgen» wat langer in bed te blijrrn met een mooi boek. Doch de telefoon laat Irene geen rust..,. (Foto's ToiU)
IRENE VON MEYENDORFI (fOrO TOB/S)
üvi'K-i /;
;'/"-
CINEMA & THEATER — (nr. 14) .
■
8
'
(..-■■-■
... § ï*~~ë~
ïiikrffa'^üi'ifai'raff
,.
'"*- "•'':- "-•-'r'""iitiiiiiiiiÜiMil
■
»
CIRCUS-ROMANTIEK door C. H. FEENSTRA
Met vier groote en drie kleine wagens was het circus het stadje binnen getrokken en had een plaatsje gezocht op de paardenmarkt, die zoo heette, omdat er in lang* vervlogen dagen wel eens paarden waren verkocht. En de circusmenschen, rap van handen, bouwden in korten tijd een tent op, die er mocht zijn. Toen dat alles gebeurd was ging de stadsomroeper met zijn trom door het stadje en galmde met luider stemme, dat hedenavond de openingsvoorstelling zou worden gehouden, een wereldprogramma tegen populaire prijzen. „Zullen we vanavond eens een kijkje gaan nemen?" vroeg Rijkens aan zijn _ vriend den architect en wees met zijn duim naar den omroeper, die juist voor café „Het Zwaantje" het nieuws'opdreunde. De architect keek eens over de beschermende gordijntjes, nam daarna een teug uit zijn bierglas en schudde somber zijn hoofd. „Ik naar een circus? Beste Rijkens, nooit en te nimmer!" „Wat, ik dacht dat je je vroeger altijd zoo voor de paardensport interesseerde ? Ik meende dat jij een liefhebber zou zijn. Er . zijn paarden ook. Ik heb tenminste iets gelezen over zes Arabische hengsten en enkele hoogeschoolrijdsters ..." „Juist", zei de architect, „die hoogeschoolrijdsters, dat is het 'm juist. Neen Rijkens, mij zie je niet weer in een circus, hoe schitterend de dressuur ook mag zijn en hoe groot mijn liefhebberij voor de paardensport overigens ook is." „Ik begrijp je niet", vond Rijkens. „We hebben hier al zoo weinig in ons stadje en *• nu is er een circus, een behoorlijk circus zelfs, met goede artisten, paarden, gezelligheid, romantiek.... „Romantiek", lachte de architect smalend. „Het mocht wat! Als je nog even tijd hebt, zal ik je eens vertellen, waarom ik voor eens en voor altijd heb besloten, nooit weer naar een circus te gaan." „Tijd genoeg", antwoordde Rijkens. „Waar vind je met dit weer en op dit uur van den dag een betere plaats dan achter een verkwikkend glas bier. Kom over de brug met je verhaal." „Nu dan", begon de architect, „mijn afkeer van circus-romantiek dateert uit den tijd, toen ik nog als volontair werkte in een klein plaatsje in het midden van het land. Ik verveelde me er doorgaans gruwelijk. Er was geen ander vermaak dan een theater, dat wel goed was, maar waar uitsluitend opera's en klassieke stukken werden opgevoerd. De gelegenheid om je eens flink te amuseeren, iets waaraan elke jongeman van zoo'n goeie twintig jaar wel eens behoefte heeft, ontbrak geheel. Op zekeren dag verspreidde zidi het CINEMA <^ THEATER — (nr. 14) 10
nieuwtje, dat een beroemd circus het stadje een week lang met zijn bezoek zou vereeren. Je kunt begrijpen, dat dit nieuws in het stadje een groote vreugde verwekte. Mijn vrienden en ik verheugden ons tenminste al dagen tevoren op het feest en toen dan ook de openingsvoorstelling plaats vond, was de tent tot den nok toe gevuld. Ik had een loge-plaats en wachtte in spanning op de dingen, die gingen gebeuren. Als glansnummer van het programma werd vermeld het optreden van twee paardrijdsters, de beide zusters Lilian en Greta. Dit optreden was als laatste nummer bewaard en toen de muziek begon te spelen reden de zusters op haar witte schimmels de arena binnen, met een warm applaus begroet, f Het waren twee slanke meisjes, onberispelijk figuur en negentien en twintig jaar oud. In haar rij-costuum zagen ze er zeer bekoorlijk uit. Nooit heb ik zulk prachtig blond haar gezien. In diepe golven hing het om haar gezicht, waaruit donkerblauwe oogen coquet naar het publiek zagen. Zij begonnen haar toeren, dezelfde die ik reeds verscheidene malen eerder had gezien. Staan en dansen op een los zadel, opstaan met gekruiste beenen en voltigeeren op 'het ongezadelde paard. Maar die zekerheid en bewonderenswaardige élégance zag ik nergens! Mijn jeugdige rijdershart kwam in vuur en vlam en toen de zusters, onder luide toejuichingen van het publiek, de arena verlieten, was ik op de jongste verliefd. Mijn pogingen om Wij nog dienzelfden avond aan de moedige paardrijdsters voor te stellen en haar mijn bewondering uit te spreken, mislukten. Den volgenden morgen stuurde ik de jongste van de twee een.
prachtige bouquet rozen, met op een kaartje enkele woorden, die mijn gevoelens vertolkten. Den tweeden avond zat ik weer op mijn loge-plaats en wachtte vol spanning op het laatste nummer van het programma. Eindelijk verschenen de beide artisten met hetzelfde enthousiasme ontvangen als den eersten avond. Tot mijn onbeschrijflijke vreugde zag ik dat Lilian één der rozen uit mijn bouquet in het haar had gestoken.' Den volgenden morgen stuurde ik haar opnieuw bloemen en voegde er weer een kaartje bij, waarin ik haar verzocht eens nader met haar kennis te mogen maken. En weer droeg ze dien avond een van mijn bloemen, doch het antwoord, waarnaar ik zoo zeer verlangde, bleef uit. Het werd het oude liedje: hoe moeilijker iets te veroveren is, hoe begeerlijker het schijnt. Ik zond Lilian alle zeven dagen bloemen en geschenken, ja zelfs waagde ik mij aan enkele gedichten, die ik na afloop van de voorstelling schreef. Alles scheen tevergeefs. lederen avond wachtte ik bij de uitgang van de arena, waarlangs zij moest passeeren en steeds wierp ze me een steelsch lachje toe, wanneer ze me bemerkte. Maar daar bleef het dan ook bij. Van enkele stalknechts kreeg ik met weinig woorden en veel geld gedaan, dat ik Lilian, schijnbaar toevallig, na haar sprong over het paard zou mogen opvangen. : Vol ongeduld wachtte ik op dit oogenblik, dat me een der grootste momenten uit mijn leven scheen. De rest van het programma, dat ik overigens al uit mijn hoofd kende, ging als een schim aan me voorbij. Eindelijk: Lilian en Greta. Schetterende fanfares. Daar had je ze. Ik keek allereerst naar de bloem. Anjers waren het ditmaal geweest. Vroolijk had ze er weer eentje in heur haar gestoken. Ik juichte overluid mee met het publiek en verkeerde in den waan, dat ze uitsluitend voor mij optraden. Eindelijk was het moment daar, waar„Zullen tve vanavond eens een kijkje gaan nemen?" (Teekening Eline van Eykern) '■
naar ik den geheelen dag had uitgezien. Bij haar laatsten sprong over den verdwijnenden schimmel ving ik Lilian op in mijn armen. Een seconde rustte ze aan mijn borst. Een moment, om nooit te vergeten. Toen maakte zij zich los uit mijn armen en verdween met een glimlach. Een daverend applaus vergezelde haar. Overdag doolde ik meermalen langs de tent en de woonwagens, in de hoop Lilian aan te treffen, doch ik ontmoette haar nooit. De stalknechten en helpers, die ik passeerde, ginnegaipten en wezen mij lachend na. Maar ik liet ze lachen. Eens komt de dag der overwinning .. . dacht ik en spoedde mij naar de bloemenwinkel, waar ik de zooveelste TJöS bloemen bestelde. Toen kwam de afscheidsavond. Voor de laatste maal zou ik haar kunnen bewonderen. Voor het laatst betrok ik mijn logeplaatsje en keek met weemoed toe, hoe de meisjes bogen voor het publiek en steeds werden teruggeroepen, terwijl er geen einde kwam aan de bloemen en de geschenken, de door een stalknecht in de arena werden gedragen. Eindelijk kwam odk mijn geschenk. Een kussen van zwart fluweel, omgeven door rozen en viooltjes en in het midden een klein gouden hangertje, dat ik in gedachten reeds had zien hangen om Lilian's hals. Dien middag had ik het van mijn laatste centen gekocht Dadelijk raadde ze, aan wien ze dit cadeau had te danken. Ze knikte met haar hoofdje in mijn richting. Opgewonden kwam ik thuis. „De laatste avond", zei mijn hospita, die yan mijn verliefdheid geen vermoeden had
VAN VROUW TOT VROUW Het onvoorbereide Schouwburgbezoek. Ai! Wat ben ik begonnen mijn man van deze schrijfsels te vertellen! Kunt u zich ten naastebij voorstellen hoe hij mij plaagt met mijn schrijfneigingen? Maak ik plannen om schouwburgwaarts te tijgen, dan kondigt hij bij den maaltijd plechtig aan: „Moeder gaat stof verzamelen", en dan volgt er een woordspeling op stofzuiger of zoo iets, zoo maar, waar mijn dochtertjes bij zitten. Enfin, die kinderen vinden het natuurlijk ,,interessant" een moeder te hebben, die schrijft; het ongelukkige is alleen maar, dat zij, als zij kans zien, mijn producten ook lezen. Wat mijn man natuurlijk ook doet. U kunt zich niet voorstellen hoe hinderlijk dat is, dat gevoel, dat hetgeen je schrijft gelezen wordt. _U meent misschien, dat dit toch juist de bedoeling is, als je je jennevruchten naar een tijdschrift stuurt, maar eerlijk gezegd heb ik daar nooit aan gedacht, wanneer ik mijn ontboezemingen aan het papier toevertrouwde. Ik herinner mij, hoe er een schok door mij heen ging toen ik, nu weer al een poos geleden, in een restaurant een kopje koffie nam en daar ineens iemand (nog wel een mannelijk iemand) ontwaarde met „Cinema & Theater" voor zich. Natuurlijk gluurde ik net zoo lang, tot ik had gezien wat hij las ... . mijn stukje nota bene! ' Óch, dat laat je weer los. Wat kunnen eigen• lijk die vreemde'menschen je schelen (lijk ik niet op Multatuli met zijn „Publiek, ik veracht u!). Maar dat mijn dochtertjes en mijn man mijn overdenkingen onder oogen krijgen — zie je, dat
11 (nr. 14)
CINEMA jS» THEATER
U VOELT ZICH DOOR VERKOUDHEID ELLENDIG . Voorheen kocht V een doosje Potter's. De grondstoffenschaarschte maakt levering fm thans onmogelijk. Heb echter vertrouwen • want... ■
POTTER'S LINIA komt terug ! FIRMA H. TEN
HERKEI .
HILVERSUM
en me wellicht reeds voor een dwaas versleet. „Inderdaad, de laatste avond", beaamde ik. „Maar u beseft niet, juffrouw van Diggelen, wat deze laatste avond voor mij beteekent", voegde ik er geheimzinnig aan toe en stapte met opgeheven hoofd naar mijn kamer, mijn hospita in stomme verbazing achterlatend. Stellig — ik was er van overtuigd — zou Lilian niet vertrekken, zonder voor mij een boodschap achter te laten. Den nacht bracht ik slapeloos door. Tegen den morgen viel maakt mij verlegen.,. Het remt mij", zou mijn vriendin, de psychologe, zeggen. Dat doet het ook. Ik schrijf heelemaal niet meer zoo prettig, wat mij voor de pen komt ... als je voortdurend het gevoel hebt, dat je huisgenooten het zien .... Maar alles heeft zijn lichtzijde. Eén goed ding is, dat . . . mijn man vaker mee naar den schouwburg gaat dan vroeger onder het motto: „Ik wil toch wel eens zien wat mijn vrouwtje inspireert en hoe zij zich laat inspireeren!" Zoo ging hij dezer dagen ook weer eens mee naar een historisch stuk. Zie je, zoo iets trekt hem, „dan weet je tenminste, dat het niet zoo'n flauw, inhoudloos niemendalletje is", vond hij. Helaas trof het al heel ongelukkig. Het stuk werd niet in onzen gewonen schouwburg opgevoerd, maar in een zaal, waar gewoonlijk concerten worden gegevqn. Voor muziek is de acoustiek uitstekend, maar voor tooneel ... je hebt werkelijk de grootste moeite de spelers te verstaan. De een spreekt natuurlijk duidelijker dan de ander, maar je kon heel goed merken, dat het niet aan de acteurs lag . . .- heele brokstukken van zinnen gingen verloren., • Hetgeen bepaald op mijn mans zenuwen werkte. THad ik het stuk jiu maar gelezen!", mopperde 'hij telkens.'Maar' met den besten wil had hij'dat niet kunnen doen ; 'althans. voor zoover ik weet, was het niet in druk en niet in den handel verschenen. Wat is het toch eigenlijk vreemd, dat wij over het algemeen een schouwburgbezoek zoo slecht voorbereiden! De schouwburgliefhebber meent meestal zóó zonder voorafgaande lezing en studie, in zijn geheel alles in zich te kunnen opnemen. Nu ja, een enkele maal, als het een klassiek stuk
ik in slaap en zou waarschijnlijk hebben doorgeslapen, als ik niet door het geklop van mijn hospita gewekt was. „Een pakje voor u", zei juffrouw van Diggelen en stak me door de deuropening een klein pakje toe. In één sprong was ik bij de deur en nam het pakje aan. Een klein pakje was het en het woog licht. Zou het van Lilian zijn? Het rook naar viooltjes en hyacinthen, het was zonder twijfel van haar. Zenuwachtig opende ik het pakje en vond .. .het gouden hangertje, dat ik haar den vorigen avond ten gé-., schenke had gegeven. Er was een kaartje ' bij. Met kloppend hart las ik: „Mijn hartelijke dank voor de mooie bloemen en geschenken, waarmee u mij heel veel plezier hebt gedaan. Het hangertje kan ik echter onmogelijk gebruiken en ben daarom zoo vrij het u hierbij terug te zenden.". Ik was sprakeloos. Een vrouw, die geen gouden hangertje kon gebruiken, leek mij een wereldwonder. Toen viel mijn blik op de andere zijde van het kaartje en als door i den bliksem getroffen bleef ik zitten. Er stonden slechts een paar woorden op, maar ze maakten mij eerst kpud, daarna warm van schrik en ontsteltenis. Zij ontnamen mij alle hoop en verklaarden mij tevens, wat ik tot dusver niet had kunnen begrijpen " „Arme kerel!", zei Rijkens, terwijl hij zijn vriend medelijdend gade sloeg. „Ik begrijp het, ze was natuurlijk al verloofd". „Nee", antwoordde de architect, „Het was even anders . .." Hij dronk bedachtzaam zijn glas leeg en veegde zich zijn lippen af. „De jonge paardrijdster was ... een paardrijder!" betreft, slaat hij misschien eerst eens een boekje open, maar gewoonlijk vertrouwt hij dan op hetgeen hij zich uit zijn schooljaren herinnert er. dat is gewoonlijk niet veel. Uit het bovenstaande hoort u zeker de leerende stem van mijn oer-degelijken man! Die schat begrijpt heelemaal niet, dat heel veel schouwburgbezoekers juist niet willen weten, hoe een tooneel- ■ stuk in elkaar zit en vooral niet hoe het afloopt, omdat ^de spanning er dan uit gaat. Ze beschouwen een comedie eenvoudig als een verteld verhaal ! En ze willen ook niet vóór een tweeden keer een stuk zien. dat ze al „kennen". Eigenlijk staan kleine kinderen toch dichterbij het jiiiste.'tooneelgenot dan de meeste volwassenen. Kleine kinderen vinden het immers heerlijk te luisteren.naar het vertellen van een sprookje, dat ze al lang kennen . . . juist omdat ze het kennen, genieten, zij er van. Ze weten wät er-volgt en verheugen zich, op de wijze,, waarop het dezen keer zal worden verteld. En hebben primitieve volken niet. hun vaste .'tooneels'pelen, die telkens en telkens weer worden opgevoerd? En hadden wij in de middeleeuwen niet de mysterie-spelen, waarvan■ ieder ook-den afloop kende? Op dit alles wees mijn man mij en ik breng het trouw over. Hij heeft misschien toch w?l 'gelijk,"dat het niet gek is vooral een klassiek tooneelstuk te lezen alvorens het te gaan zien, er althans iets over te lezen of iets te weten te komen over den auteur ! 1) SCHOUWBURGBEZOEKSTER. ï) Een „Geschiedenis van drama en theater in Europa", van drs. J. W. van Gittert, is thans ter perse als deel 6 en 7 onzer „Theater-reeks". Dit boek zal den man van Schouwburgbezoekster zeker weitom zijn, wanneer hii zich voor een opvoering voorbereidt! — Red.
■
De titel van de nieuwe Italiaansche film „Onlichtbare Ketenen" doet ons alreeds vermoeden, dat-onze Zuideuropeesche leveranciers ook thans weer rijkelijk gebruik hebben gemaakt van de hun zoo vertrouwde elementen romantiek en pathos. Sommige nuchtere Nederlanders zullen door dit vermoeden wellicht een weinig argwanend tegenover dit nieuwe product uit Cinecittä staan. Men kan zich echter bij voorbaat gerustgesteld weten. „Onzichtbare ketenen" is een nogal Amerikaansch-aandoende rolprent, die een in oorsprong ongetwijfeld pretentieus gegeven tamelijk pretentie-loos weergeeft. Het gegeven is pretentieus door de verscheidenheid van karakters en de gezochtheid van de intrigue. De goede en slechte en gewone karakters worden ons echter zonder meer in forsche figuren op het witte doek voor oogen getooverd. De film geeft feiten; het hoe en het waarom laat zij voor den toeschouwerzelf over. Deze methode heeft aan den eenen kant het voordeel, dat het publiek, omdat het zelf tot het wezen der intrigue wil doordringen, geprikkeld wordt zijn fantasie in te schakelen en dus spoediger geboeid zal worden. Aan den anderen kant treedt het bezwaar op, dat de weergave der handeling zelf wel wat al te simpel en dus te nuchter wordt in verhouding tot de allicht romantische uitspinsels van 's toeschouwers brein. Het is de verdienste van den regisseur Mario Matoli, dat hij, bij volledige uitbuiting van den eerstgenoemden factor, dit bezwaar vrijwel geheel heeft weten te bezweren, hetgeen echter niet wegneemt, dat men zich af en toe moeilijk onttrekken kan aan den indruk, dat deze film „op een koopje" vervaardigd is. Doch dat is weer een ander
Links boven: Alida Valli als Elena Salvagni. — Daaronder: Enrico Leü in een twijfelachtig milieu temidden van zijn „vrienden". — Links onder: Een vertrouwelijk onderhoud tusschen den vriend des huizes (Carlo Camfdnini) en Elena. — Midden boven: De notaris leest het testament voor. — Rechts boven: Carlo Ninchi als Ir. Carlo Danieli. — Daaronder: Mevrouw Salvagni (Giuditta Rissone) amuseert zich. — Rechts onder: Ir. Danieli haalt Elena af of het politiehurean. (Foto't Sonora)
■*>:'.
ONZICHTBARE KETENEN chapiter, dat gedeeltelijk buiten de competentie van den regisseur valt. Het, zooals gezegd nogal pretentieuze scenario diene voorloopig ter illustratie van het hierboven beweerde. Dr. Silvagni, presidentcommissaris van een groote ijzerindustrie, is in een hotel te Rome plotseling overleden. Door deze tijding diep getroffen, neemt de directeur, ir. Carlo Danieli, op zich de echtgenoote en de dochter van den overledene van het droeve nieuws op de hoogte te brengen. De reacties van moeder en dochter, die hij afzonderlijk van elkaar aantreft, zijn echter tamelijk onverschillig en deze houding verandert niet, als zij uit Silvagni's testament vernomen hebben, dat zijn geestelijk leven in zijn huwelijk zeer eenzaam is geweest. De dochter Elena rechtvaardigt zich tegenover den huisvriend Cesare Tani door te zeggen dat ook zij, tusschen een geheel in zijn zaken opgaanden vader en een moeder die zich volkomen aan het society-leven wijdde, altijd eenzaam is geweest. Tani laat haar dan een cassette zien, welke hij in een lade van het bureau van Dr. Silvagni gevonden heeft, en die allerlei herinneringen aan Elena's jeugd bevat. Door deze stomme getuigen vindt Elena haar vader terug en zij krijgt groote spijt over haar houding. In een van de papieren vindt zij een naam, Enrico Leti, die extra aangestreept is. Zij verneemt, dat dit de naam is van een onechten zoon van Dr. Silvagni. Elena wil de toekomst voor Enrico veilig stellen en verzoekt ir. Danieli hem hiertoe in de fabriek in dienst te nemen. Zy verzwijgt hem echter dat de jongen een halfbroer van haar is. Nogal verwonderd door Elena's verzoek laat DaCINEMA <&• THEATER — (nr. 14) 12
iäJpÄ
nieli een onderzoek instellen en ervaart, dat de jongen een onguur element is, en wegens diefstal in de gevangenis verblijft. Door zijn bemoeiingen wordt hij in vrijheid gesteld en krijgt een baantje in de fabriek, waar hij echter allesbehalve voldoet. Intusschen heeft Elena zijn moeder, een arme naaister, opgezocht en poogt haar op onopvallende wijze financieel te steunen. Dan ontmoeten Elena en ir. Danieli elkaar in den trein naar Napels. Zij is nu op weg naar Capri; hij moet voor zaken in Napels zijn. Door haar overmoedige houding laat hij zich verleiden tot een korte vacantie op het eiland. Daar worden beiden zich bewust van hun liefde voor elkaar, doch de veel oudere ir. Danieli wil niet aan zijn gevoelens toegeven en vertrekt zonder afscheid van haar te nemen. In de fabriek gaat het heelemaal niet goed met Enrico en Danieli heeft grooten lust den jongen te ontslaan. Doch Elena, die intusschen in Milaan is teruggekeerd, verdedigt den jongen harstochtelijk en komt hierdoor tegenover Danieli in een kwaad daglicht te staan. Enrico wordt uit de fabriek gejaagd. Door de elkaar snel opvolgende gebeurtenissen uit zijn evenwicht gebracht en omdat hij de houding van Elena, wier beweegredenen hij niet kent, verkeerd uitlegt, lokt hij haar door middel van een valsche uitnoodiging van zijn moeder in zijn woning, om haar geld af te persen. Zijn jaloersche geliefde geeft hem echter aan. Bij het naderen der politie probeert hij via het dak te ontkomen. Hij struikelt en valt te pletter. Elena, die met eenige verdachte personen in Enrico's woning gevonden wordt, is gearresteerd. Danieli bevrijdt haar, doch verlaat haar direct. 13 (nr. 14) — CINEMA
& T ff EATER
Weer is het Tani, die den ingenieur de waarheid vertelt en de beide jonge menschen tot elkaar brengt. Men ziet dus: pretenties heeft dit scenario vele: er zit „Moralpredigt" in, in den vorm van de piëteit jegens den overleden vader, voorts romantiek, in de ontluikende liefde tusschen het jonge meisje en den zooveel ouderen man, en tenslotte een zekere sentimentaliteit, welke het best tot uiting komt in de verhouding tusschen de slovende moeder en den niet-deugenden zoon. En toch zijn al deze facetten, vooral voor een Italiaansche film, merkwaardig vlak gehouden. Men moet ze zélf ontdekken, de pathos kan niet met lepels vol van het witte doek geschept worden. Op één uitzondering na zijn de figuren duidelijk en overtuigend geschetst. Die uitzondering is de vriend des huizes Cesare Tani, wiens positie duister blijft. Dat hij een „vriend des huizes" is, moeten wij maar raden. Een tooneelschrijver zou hier met terzijde's gewerkt hebben. De auteur van het scenario voor „Onzichtbare ketenen" creëerde echter een keurig gekleeden heer, die opduikt als dat te pas komt, om te vertellen wat de camera niet zien kan en om misverstanden uit den weg te ruimen. Gelukkig blijft het bij dat eene zwakke punt en daarom zal deze film haar weg in de Nederlandsche theaters wel weer vinden. Een slechte beurt maken de Italianen er niet mee en het is niet hun schuld, dat wij bij de introductie even pijnlijk getroffen worden als wij lezen welke Duitsche acteurs hun stemmen aan hun zuidelijke collega's gaven. Want helaas is deze film wéér na-gesynchroniseerd. ! L. J. CAPIT.
ONZICHTBARE KETENEN Een Film der SONORA Regie: Mario Matoli. — Muziek: Carlo Inrocenzi. — Camera: Anchise Brizzi, Rolverdeelingr; Elena Salvagni Ir. Carlo Danieli Enrico Leti Matilda Cesare Tani Amelia
Alida Valli . Carlo Ninchi Andrea Checchi Giuditta Rissone Carlo Campanini Jone Morino
■
Linkshoven: Na den brand van de oude Opera in 1781 vierde La Guimard haar triomfen in het ineuwe gebouw op de Boulevard de la Porte St. Martin. — Rechtsonder: La Guimard, beroemdste danseres van haar tijd. — Rechts: De meest besproken vrouw van het 18de eeuwsche Parijs: La Guimard. (Foto's Archief I. v. Rhijn)
LA GUIMARD DANSERES EN VROUW VAN DE WERELD WERD IN 1743 GEBOREN Drie decennia lang heeft zij het achttiendeeeirwsche Parijs verbaasd; èn met haar kunst, èn met haar extravagant privé-leven. Waarmee het meest ? De onwillekeurig gestelde vraag is nogal sarcastisch ; het antwoord behoeft dat niet te zijn. De Lichtstad heeft terdege weten te erkennen, dat La Guimard een der grootste danseressen van haar eeuw was. Zij was dertien jaar, toen ze als leerlinge toetrad tot het Ballet van de Opera, vijftien, toen ze voor het eerst op de planken optrad, zeventien toen haar naam voor het eerst in een politierapport werd genoemd, en negentien jaar toen ze tot eerste danseres werd benoemd.... Toen zij twintig jaar oud was, droeg Parijs haar op de handen. Toen zij drie jaar later een arm brak, werd in de Notre Dame voor de genezing van haar gebroken lichaamsdeel een mis gelezen. Toen zij 25 jaar oud was, liet zij zich van het geld harer bewonderaars een eigen Theater bouwen. Tegelijk verdeelde zij een deel van dat geld persoonlijk onder de armen. In 1760 wist heel Parijs plotseling te vertellen, dat haar faillissement nabij was. mitsgaders dat harer bewonderaars. De voorstellingen in haar Schouwburgje hielden op. Maar enkele dagen later werden zij hervat ; op een raadselachtige wijze was de zes-en-twintigjarige La Guimard weer in het bezit van .geld gekomen.... Weer geschiedde het daarna, dat zij in geldnood was. Op een morgen verscheen een karos voor haar deur; een vreemdeling stapte uit, en bood haar buigend een groot bedrag aan. Zij nam het aan, doch was ten hoogste gebelgd, toen zij den volgenden dag moest vernemen, dat de vreemdeling haar wenschte te huwen. La Guimard verzocht daarop aan de Parij sehe politie om den Vorst -T- want het was een vorst — uit het land te zetten. Waarop de vreemdeling in-
derdaad vertrok, doch met medeneming van de danseres, die hij eenvoudig geschaakt had.... De Prince de Soubise, de beschermer van Mile. Guimard, hoorde van het geval en ging den vreemdeling dadelijk achterna met een heel gezelschap vrienden en helpers. Het werd een dolle rit. Vlak bij de grens overviel de Prins den vreemden vorst. Het kwam tot een bloedig duel, waarbij de vorst werd gewond. Doch de Prins en zijn vrienden voerden de danseres triomfantelijk terug naar de lichtstad. Zij was nog geen dertig jaar oud, toen zij in de rue de la Chaussée-d'Antin een paleisje liet bouwen, om haar hooge gasten te ontvangen, en ook haar andere genoodigden. Want zij had zich tot levensregel gemaakt drie soupers per week te geven; één voor _de ,,grands seigneurs" van het Hof, een tweede 'voor auteurs, musici en geleerden en een derde: voor intieme vrienden en vriendinnen. En zij danste! Mme. Lebrun zeide van haar: . . . ,,haar dans was als een vluchtige schets, zij maakte slechts heel kleine passen, maar deed dat met zoodanig gracieuze bewegingen, dat het publiek haar boven iedere andere danseres verkoos. . . " Zij was een verpersoonlijking van vrouwelijke gratie en charme (ofschooni zij nogal mager was). I"Tt haar houdingen streefde zij naar een uiterste elegance en een uiterste harmonie. Alle ingewikkelde passen en moeilijke standen wees zij af. Wel was haar dansen snel, exact, muzikaal verantwoord en vol wilskracht. Wat zij met haar armen en haar kleine handen deed, was af. Zij had een zekere manier over zich, om van langzame rustpassen plotseling gepassionneerd in een onstuiritig élan over te gaan; dit gaf spanning en afwisseling. Met enkele simpele gebaren kon zij — ajs
weinig anderen — een stemming of een sentiment weergeven. En dat was noodzakelijk in die balletten en ballet-pantomimes, waarin zij op het podium van de Académie Royale de Musique schitterde. Edmond de Goncourt noemt in zijn — een halve eeuw geleden verschenen — boek-over de groote danseres een tachtigtal balletten, waarin zij tusschen 1762 en 1788 als' eerste danseres is opgetreden. Of zij maken deel uit van opera's, of het zijn op zichzelf staande balletten. Onder de librettisten treft men J. J. Rousseau, de la Motte en Marmontel aan; onder de componisten Rameau, Gluck, Grétry, Piccini, onder de choreografen Gaetan Vestris en Noverre. Het achttiende-eeuwsche classicisme vierde in al die vertooningen hoogtij. De namen zeggen het al: Castor et Pollux, Hippolyte et Ariele, Daphnis et Alciinadure, Jason et Médée, Orphée, Pénélope, La Toison d'Or, enz. . . . Pompeus en hoogdravend waren ze dikwijls; zwierig waren ze altijd. Zwjerig was de aankleeding, waren ook de costuums van La Guimard. Met nauwgezette zorg liet zij ze maken; die costuums, waarin zij o.a. mythologische figuren of begrippen als „de vreugde" of „het carnaval" moest verbeelden, en waaraan „gewerkt" werd met guirlandes, draperieën, lijfjes vanluipaardvel, veel Italiaansch gaas, pauweveeren, rozenbladen en schelpenversieringen. ... In het jaar 1779 moest de Opera alleen voor costuums van La Guimard het destijds formidabele bedrag van 300.000 livres betalen! Voor een andere danseres was dit nog nimmer geschied, maar voor La Guimard geschiedde het, omdat ze zoo langzamerhand alles naar haar handje was gaan zetten. In haar salon werd de Opera bestuurd, en niet in het kantoor van den directeur! Ja, intrigues waren haar nu eenmaal niet
Wl] SPRAKEN MET:
ERNST VAN 'T HOFF
vreemd. Met het Hof en met de Overheid en in négligé met de Kerk kreeg zij het telkens weer om het een of ander aan de stok. Zij had niet weinig vijanden. Als zij echter iets over haar rond vertelden, konden zij op een antwoord rekenen, en zij konden er ook van op aan, dat dat antwoord vol esprit zou zijn. Hoe weerde zij zich niet, "toen er een nieuw operagebouw opgericht moest worden na dien noodlottigen brand in de oude Opera, die deel uitmaakte van het Palais Royal (een brand, waarbij Mile. Guimard ternauwernood gered kon worden) Zij had vele ondeugden, maar was toch niet deugdeloos. Zoolang zij geld had, heeft zij groote sommen aan de armen gegeven. (Booze tongen mompelden over haar slechte geweten. . .) Eén van haar deugden was, dat zij- gaarne kunstenaars aan het werk zette. Zoo kon het geschieden, dat zij bij de inrichting van haar paleis in de rue de la Chaussée-d'Antin op een morgen het talent van een huisschilder ontdekte. Zij hielp den jongeman vooruit en stelde hem in staat om lessen op de Academie te gaan volgen. Die jongeman werd later de beroemde schilder David.... Ook Fragonard heeft haar geschilderd. , In het leven van vele mannen heeft zij een rol gespeeld. Haar eerste liefde was een danser; haar laatste was het ook. Wat den laatste betrof; hij heette Despréaux en hij was 31 jaar oud, toen La Guimard in 1789 met hem in het huwelijk trad, een jaar, nadat ze in het Ballet „La Toison d'Or" afscheid had genomen van het tooneel, en drie jaar nadat ze om geld te maken haar Paleisje op grootsche en geruchtmakende wijze had verloot. Zevenentwintig jaar lang leefde zij daarna nog aan de zijde van haar echtgenoot; zevenentwintig jaren van rust en stilte na een tumultueus leven! De Goncourt vertelt een aandoenlijk verhaal van La Guimard op hoogen ouderdom ; hoe zij een klein poppentheatertje had, waarin zij met haar vingers de eens zoo toegejuichte passen van haar voornaamste balletten maakte. J. VAN RHIJN.
CINEMA d^ THEATER — (nr. 14) 14 15 (nr. 14) — CINEMA *» THEATER
De menschen met radio en gramofoon kenden reeds lang Van 't Hoff en zijn muzikale virtuozen, al was het ook alleen van hooren spelen. Maar de liefhebbers van amusements- en dansmuziek zonder radiotoestel kenden hem ten hoogste van hooren zeggen. Want hem en zijn model-ensemble zien spelen had tot voor kort nog niemand (buiten eenige luxe restaurant-dancings, waar hij eenigen tijd speelde). Dezen winter heeft Van 't Hoff de microfoon van den omroep voor een tijdje vaarwel gezegd om een tournee door alle deelen van het land te maken. Eindelijk konden zijn radio-vrienden hem eens in levenden lijve aanschouwen en kregen de menseben zonder toestel gelegenheid eens van zijn muziek te genieten. Nu hij zóó voor het voetlicht getreden is, hebben wij hem eens aangesproken: „Meneer Van 't Hoff, om met een geijkte vraag te beginnen: hoe is u begonnen en hoe is het verder gegaan?" „De tijd, dien ik als musicus achter me heb, doet mij altijd aan een zigzaglijn denken. De ouverture, pardon, het begin van mijn carrière was nog „rechtlijnig". Na de H.B.S. naar de muziekschool in Haarlem — mijn geboorteplaats — en van daar op het conservatorium in de hoofdstad. Dertien jaar geleden deed ik mijn voetlichtdebuut. ... in Zwitserland met een Hollandsch dansorkest je. Den eersten tijd bleef ik met landgenooten werken, maar toen werd ik globetrotter en speelde op „internationale basis" met Belgen, Italianen, Amerikanen en andere landslui. Ik zwierf als pianist en orkestleider door driekwart van Europa en ook stak ik „den grooten vijver" een paar maal over naar de nieuwe wereld, die ik „bespeelde" van Nieuw-York tot en met Frisco. Ik reisde en trok zoo een jaar of tien en kwam, na nog een tijdje in een der vroegere radioorkesten te hebben gewerkt, via Parijs weer in het land, waar ik begonnen was: Zwitserland. Daar speelde ik bij den bekenden Belgischen trompettist Robert de Kers, toen de oorlog ontbrandde. Haast je, rep je ging het naar Nederland, waar ik met mijn solistenorkest begon."
„Uw orkest geniet veel populariteit bij de vrienden van lichte muziek. Wilt u eens vertellen hoe u te werk gaat om het publiek voor uw muziek te winnen ?" „Ik heb mij de medewerking verzekerd van zonder uitzondering virtuozen op hun instrument, allen solisten, die het vak van A tot Z beheerschen. Daardoor kan ik elk nummer volkomen tot zijn recht laten komen. Veel tijd reserveer ik voor de afwerking, het samenspel, dat tot in de kleinste nootjes moet kloppen. Dat is wel het geheim van het succes. Nummer één is bij ons het arrangement, de inkleeding van de nummers. Een knap arrangeur weet aan onze soort muziek een eigen karakter, dat doorslaggevend is voor het succes, en een maximumeffect te geven. Gelukkig zijn er onder mijn eigen menschen verdienstelijke arrangeurs : de componist-guitarist Vlig. Koulman en Smit, die het orkest precies kennen en hun arrangementen daardoor speciaal voor onze bezetting kunnen schrijven. Aan onze vocalisten Maria Zamorra — u kent haar natuurlijk van „Aurora", haar tangos en andere Zuidelijke zangen —, Annie Meeuwis en Jan de Vries danken wij voor een goed deel onze successen als amusementsorkest. Veel van hun liedjes zijn al schlagers geworden!" „En uw repertoire?" „Bij voorkeur werk van Nederlandsche componisten of buitenlandsche liedjes met Hollandschen tekst. Ook den liefhebbers van dansmuziek wil ik hun deel geven. Op onze tournee kreeg de „muzikale comedie" bovendien een goede beurt. ..." „En tot slot nog: Uw plannen?" „Ik ga uitbreiden. De zeventien solisten worden er vijfentwintig. Ik verwacht een nog grootere bezetting, nog meer mogelijkheden." Van 't Hoff kijkt op zijn horloge: „Het spijt me; ik heb geen tijd meer. Het klokje van optreden slaat! Tot ziens!" Tot ziens en veel succes met nog heel veel nieuwe schlagers, die u het Nederlapdsche publiek zult bieden 1 C. J. RENDERING.
Ernst van 't Hoff (midden achter den vleugel) en zijn solisten-orkest. — Links de vier Samoa's, rechts Maria Zamorra, Anhie Meeuwis en Jan de Vries. (foto CM.FJJ. v. i. Meer)
sa OP KOMST IS . . . .
De mysterieuze dokter Van Gendt is verrast over het plan tot aanleg van een karpervijver. V.l.n.r.: Ludzer Eringa, Anton Roemer, Myra Ward en Lize van der PollHamakers. f"'0'' C.N.F./No,ke)
„SPÄTE LIEBE" met PAULA WESSELY l'aula Wessely laat maar af en toe iets van zich hooren. Dat is aan den eenen kant jammer. Haast elk wederzien met haar was tot nu toe een gedenkwaardige gebeurtenis. Deze, in den traditioneelen zin niet mooie vrouw, belichaamt voor ons al de warmte, al de menschelijkheid, die de oude, door cultuur en levenskunst gelouterde stad Weenen maar op kan brengen. Aan den anderen kant getuigt het van wijs inzicht, dat Paula Wessely slechts af en toe het centrum bezet van het contrastrijke schimmenspel : film! Want kwaliteit, die veelvuldig geboden wordt, verwent de menschen. De kwaliteit blijft dezelfde, men geniet er echter steeds minder van. Ik heb Paula Wessely in goede en minder goede films gezien. Ook al waren zij minder goed, dan had dat weinig met Paula Wessely te maken. Geen middelmatige regie, geen middelmatig verhaal wist tot nu toe de natuurlijke gevoeligheid, dat breed en diep genuanceerde temperament, die beweeglijke vitaliteit van het rijpe Wessely-talent te doen verstarren. Van Paula Wessely gaat een haast magische invloed uit, zoowel op het door haar zoo geliefde tooneel als in het filmbeeld. Haar groote technische scholing heeft niet tot het gemanierde, het aangeleerde geleid. Zij bleef zichzelve, de spontane Weensche. een symbool der in het zich geven compromis-looze vrouwelijkheid. Wien-film heeft niet lang geleden een nieuwe Wessely-film voltooid, waarvan wij, met dit alles in gedachten, gespannen verwachtingen mogen hebben. Het is de door Gustav Ucicky geregis-
seerde rolprent „Späte Liebe", met Paula Wesely en haar echtgenoot Attila Hörbiger in de hoofdrollen. De film behandelt de geschiedenis van een huwelijk, dat, van de zijde der vrouw, uit berekening werd gesloten. Het geld van den man moet de middelen verschaffen een zieke zuster genezing in Davos te doen vinden. Berekening wreekt zich. De vrouw ondervindt den band al spoedig als knellende boeien. Het boersche, luidruchtige, primitieve van den echtgenoot in strijd met haar naar verfijnder genieting hakende natuur. Zij ontmoet, tijdens een periode van inkwartiering in het kleine stadje, een officier, die heeft, wat de echtgenoot mist. De echtgenoot gunt haar op zijn joviale wijze de vriendschap met den anderen man. Zij komt daardoor steeds verder van hem af te staan, ziet zelfs in de crisisperiode van hun huwelijk geen anderen uitweg meer dan de scheiding. Dan verraadt zich door een kleinigheid, dat de echtgenoot, zonder dat zij het wist, belangrijke offers heeft gebracht om de zieke zuster, welke vanuit Davos in Parijs terecht kwam en hier een bedenkelijk leven leidt, van den ondergang te redden. Zijn niets terugvragende trouw aan een zaak, die zij volkomen de hare dacht, doet nieuwe gevoelens ontvlammen. Het is een late liefde, die in haar opbloeit. Een liefde, welke het goede vóór de tekortkomingen neemt. Voor zoover wij nu reeds kunnen beoordeelen, schenkt deze inhoud Paula Wessely vele mogelijkheden. Het naar buiten uitbeelden van een subtiel, gecompliceerd ziels-proces, is een kolfje naar haar .... kunnen! P. B.
Linksboven: Hei groote moment uit het leven van een rroute behoeft niet altijd een gelukkig moment te sijn (v.l.n.r. Paula Wessely, Inge List, Attilla Hörbiger). — In den cirkel: Inge List als de zieke zuster, die genezing gaat zoeken in Davos. — Linksonder: De bruid (Paula Wessely) staat voor de tafel met geschenken en begrypt niet, dat zij op dit alles recht heeft.... — Rechtsonder: De echtgenoot (Ättilla Hörbiger) bereidt zijn vrouw (Paula Wessely) weer eens een van die kinderlijke, gulle verrassingen, (Foto'i Wien-FilmINatge)
„ALS DE KLOK WAARSCHUWT Een vroolyk mysterie van een spook, dat geen spook is; van een Friesche stins, die weinig Friesch is; van een programma, dat geen gevoel voor stijl heeft, en van een auteur, die broers ~— Kqn De recensent van een griezelhistorie heeft het aan één kant gemakkelijk: hij behoeft „het verhaaltje" niet te vertellen, want dan zou hij de spanning voor hen, die het stuk gaan zien, ontnemen. Anderzijds heeft hij het moeilijk, want zijn lezers willen tóch weten, waarover het gaat en hoe het afloopt. Het nieuwste, dezen winter geschreven en thans reeds op de planken gekomen Nederlandsche stuk „Als de klok waarschuwt....", dat „een vroolijk mysterie in vijf tafereelen" is, loopt goed af en gaat over een spook, waarvan ik alleen wil vertellen, dat het géén spook is — zou er trouwens een hedendaagsche Fries zijn, die zijn spreekwoordelijke nuchterheid tegenover een spook verliest; en zou er een vroegertijdsche Fries zijn, die zijn ook toen al spreekwoordelijke nuchterheid na zijn dood in een spookbestaan verloochent? En tóch spookt het op de oude Stins, die is betrokken door den ronden Delfshavenschen zeeman, kapitein Brouwer, den rijkgeworden waschvrouws-zoon, die zich tegenover de „domestieken" geenszins gedraagt als gewenscht wordt door zijn uit alle macht en met veel Fransche woorden „stand" ophoudende eega, en die het beter kan vinden met zijn lieftallige dochter, die luistert naar den on-Nederlandschen naam Babette en nu freule moet spelen (alweer: volgens mevrouw Brouwer).
99 •
eersten avond dat hij het slot bewoont, inderdaad gaat spoken.... Zooals ik zei: „het verhaaltje" zal ik niet vertellen. Genoeg zij te constateeren, dat de metamorfose van het spook tot niet-spook naar den eisch langzaam gaat — waardoor echter de eerste bedrijven wat gerekt worden — doch op het goede oogenblik eindigt, namelijk in het eerste tafereel na de pauze, in Babette's slaapkamer; dat na deze materialisatie van het spook het geheim, waaróm hij spookte, nog tot het laatst van het slot-tafereel geheim blijft en daar leidt tot een bevestiging van 's kapiteins in zijn algemeenheid zeker aanvechtbare meening, dat men niets tegen dokters behoeft te hebben behalve dat zij dokters zijn (of zich zoo noemen) ; dat de klok weer twee maal tien uur slaat en eenmaal gewaand, maar een maal echt voor den dood „waarschuwt"; dat 's kapiteins liefde (?) voor visschen — dokter van Gent daarentegen houdt van honden — en vooral zijn daaruit geboren plan voor den aanleg van een karpervijver het spook achter het spook nattigheid doet voelen (en ons en passant leert, dat karpers zoogdieren zijn) ; en dat de ontvoerd, gewaande Babette tenslotte verloofd raakt, waarbij ik geen nader signalement van „hem" zal geven, omdat de verloofde in te nauwe relatie staat met het spook.
•
Het slot is eenige jaren onbewoond geweest, sinds Jonker Frans stierf, nadat zijn zoons Kasper en Feddo (een on-echte zoon en, in tegenstelling tot zijn halfbroer, een zeer onedel mensch) plotseling en spoorloos zijn verdwenen. Alleen de oude huisbewaarder Sinne woont nog in het poortgebouw, en de meid Wietske is in Brouwer's dienst gekomen; alle andere meisjes van het dorp wenschten niet in het geheimzinnige slot te dienen. Want die verdwijning van des jonkers beide zoons was geheimzinnig genoeg; en bovendien waren er dooden gevallen, nadat de Friesche staartklok tien uren in den avond had geslagen en een der gewichten was neergevallen. . . . Het is Sinne, die hiervan méér weet, maar er weinig over loslaat, en dien de nieuwbakken slotheer dus verdenkt, wanneer het, reeds den
Men trekke uit deze vage aanduidingen gerust de conclusie, dat dit nieuwe Nederlandsche stuk een behoorlijk gebouwd tooneelmysterie is, ä la „De Spooktrein", met een vaak humoristischen dialoog en een aardige dosis spanning, en dat het nog langen tijd op het repertoire zal blijven. Maar . . . een Friesch stuk is het niet! Zelfs degene, die — op de bij het Amsterdamsche Theaterbedrijf blijkbaar traditie wordende stuntelige wijze —■ „de beschrijving van het stuk" voor het programma leverde, is zoowel in het land als in de taal verdwaald. Hij schreef o.a. den volgenden onbegrijpelijken zin-met-twee-onderwerpen: „Deze stilgeworden Stinsen en staten met lieflijke vijvers en gulden wingerd, ver van de routen van het snelverkeer, diep weggedoken in de verzonken deelen van Friesland, ligt de verdroomde stins, als wachter der eeuwen". Reeds de vraag, of een slot kan wegduiken in het vlak-
De rgkgewórden zeeman gedraagt sich, volgen* zijn stijve echtgenoote, te joviaal tegenover het personeel. V.l.n.r.: Anton Roemer, May Vollenga en Lize van der PollHamakers.
17 (nr. 14) — CINEMA & THEATER
' LÊ&fiiitaJiAÉAiMiÉÉSi
'-^
■ ■
^■.
■
—T ke Friesche land, zélfs wegduiken in bovendien nog verzonken deelen van het „heitelan (terwijl de Leeuwardensche Oldehove uit het venster te zien is. . . .), is een studie op zichzelf waard, waarbij wellicht de verzonken draad uit geciteerden zin weer te voorschijn kan komen. Neen, die zin is niet Nederlandsch en dit stuk is niet Friesch. Integendeel, de paar Friezen, die er in voorkomen en die tegenover de op de stins gekomen „Hollanders" staan, zijn er óf niet van te onderscheiden, of zij geven een weinig acceptabel beeld van de Friezen. Men zal mij als Groninger — en, naar den volksmond, dus als Friezen-hater(!) — er niet van verdenken een oratio pro domo te houden, als ik beweer die schurken zelfs zeer ón-Friesch te vinden. Trouwens, er wordt eenmaal, blijkbaar als verontschuldiging, in het stuk gezegd, dat lieden als de schurk, van wien op dat oogenblik sprake is, in Friesland niet talrijk zijn. Liever had ik dus gezien, óf dat dit spel, ook al is het geïnspireerd op een reeks geheimzinnige gebeurtenissen, die in het midden der vorige eeuw op een Friesche stins plaatsgegrepen zouden hebben, geografisch onbepaald ware gebleven (zeker, nu het in het heden speelt), óf dat het streek- en ras-eigen betere gestalte had verkregen. Het Friesch-Groningsch-Hollandsche brabbeltaaltje van Wietske ware dan óf overbodig geweest óf had het Groningsche accent kunnen missen. Dat dit stuk „in het heden" speelt, is overigens niet juist: het speelt in een oorlog-loos heden met, primo, een kast vol flesschen drank en eiken dag méér dan één glaasje — een overdaad, die den lachlust zoowel als het watertanden opwekt; met, secundo, niet-ingeleverde en niet-verborgen revolvers en geweren annex munitie bij de vleet; met, tertio, eenige opmerkingen, die het haast niet doen gelooven, dat zij in den winter i942-'43 werden neergeschreven, die in het gegeven verband ongemotiveerd en ontactisch herinneren aan een helaas van oorlogsgeweld vervuld heden; die een toch al luidruch-
tige zaal nóg luidruchtiger maken, en die dus beter geschrapt kunnen worden. Louis de Bree heeft het geval bevredigend geregisseerd, goed geassisteerd door decor-ontwerper Bruckmann1), maar heeft — uiteraard, zou ik, en ditmaal het woord in zijn ware beteekenis gebruikend, willen zeggen — het weinige Friesch misschien nog meer naar den achtergrond gedrongen dan noodig ware. Bovendien zette hij de speienden soms wel wat al te ver uit elkaar, hetgeen den nog niet meesterlijken bouw van dit spel des te meer doet opvallen. Het tempo der eerste bedrijven zal hij nog wel kunnen opvoeren. Zijn eigen rol van Lolke, den tot huisknecht gepromoveerden bootsman, zet de zaal herhaaldelijk in gullen lach, maar hij zou met minder nadrukkelijk gebaar zeker hetzelfde bereiken. Anton Roemer vindt een kolfje naar zijn hand in den rondborstigen zeeman, die ook als slotheer zijn scheepstaal en -manieren niet vergeet, en de tekst met tal van goedgekozen scheepsbeelden maakt hem dit gemakkelijk. Lize van der Poll-Hamakers typeert goed zijn stijve en ingetogen echtgenoote; dat zij niet aannemelijk weet te maken, dat ziilk een naar hart en'afkomst eenvoudige zeeman zulk een vrouw kon kiezen, is een der foutjes van het stuk. Myra Ward komt pas in de scène in haar boudoir tot een werkelijke gestalte van Babette, die in de eerste bedrijven wat onwennig over de planken slentert. Caroline van Dommelen is een even trouwhartige als excentrieke douairière van Sminia, Ludzer Eringa de even excentrieke als hartelooze dokter van Gendt. Beide: dankbare en goed gespeelde rollen. De gaafste rol is zeker die van den luguberstillen Sinne, waartoe Jan van Ees zich onherkenbaar, maar voortreffelijk grimeert; een verrassende creatie van dezen, in ander genre beter bekenden acteur. Whn Hoddes, een der jongsten van het Am-
sterdamsche gezelschap, verrast eveneens als het spook, of, zooals de kapitein hem noemt, den verstekeling; en May Vollenga tenslotte zet de rij van dienstbodenrollen met het reeds gememoreerde brabbeltaaltje als Wietske voort op bevredigende wijze. Het Amsterdamsche Zondagmiddagpubliek, dat bij de premières den schouwburg tot de laatste plaats bevolkt, was — behalve zeer luidruchtig — zeer gul met applaus, vooral toen „ie auteur" ten tooneele.... verschenen! En daarmede werd het voor het laatste mysterie van dezen middag geplaatst, omdat als auteur van het stuk „R. C. H. Feenstra" was vermeld, hoewel het stuk stamt van de broers R. en C. H. Feenstra. Het zinnetje uit het programma, beginnend -met: „De auteur, zelf Fries van geboorte, heeft..." moet men derhalve in het meervoud lezen ! Eerstgenoemde kent men nog wel van den „ Avro-kaleidoscoop"; de andere en de langste van het tweetal is als schrijver van korte verhalen bekend. Men komt hem in dit nummer van „Cinema & Theater" in die kwaliteit tegen, en het valt te verwachten, dat wij hem met zijn broer nog wel vaker op de planken zullen tegenkomen, „Als de klok waarschuwt. .. ." geeft reeds van een zekere tooneeltechniek en dialoogvaardigheid, benevens van het vermogen een ingewikkelde intrige logisch af te wikkelen, blijk, zoodat wij op dat weerzien hopen. Misschien durven zij een werkelijk „in het heden" of althans een werkelijk „in het verleden" spelend, maar echt Friesch stuk aan? JOH. T. HULSEKAMP. 1) Dat de zoo belangrijke staartklok in het uiterste hoekje van het tooneel weggestopt werd, zal wel technische noodzaak zijn geweest; nu viel het althans de linkerhelft van de zaal niet op, dat de klok niet kon waarschuwen, omdat zij.... niet liep. Het programma, waarin het drukfoutenduiveltje danig spookte (als ik ook den ongelukkigen geciteerden zin op zijn br-eden rug schuif), sprak terecht van een staatklokl
Dr. niPd. Iliuli Prätorins oü net Deutsches 1 neater Het met de noodige Sherlock Holmes-achtige geheimzinnigheid omweven geval van den blijmoedigen dokter Hiob Prätorius is een der laatste, maar ook een der beste bijdragen van den zoo bij uitstek kundigen Curt Götz voor het moderne blijspel-repertoire geweest. Het bezit naast zijn bekenden sprankelenden en altijd f risschen dialoog vóór alles „hart" : alsof het een portret bedoelde te zijn van een of anderen alom beminden medicus, dien wij allen wel hadden willen leeren kennen (zonder daarvoor persé ziek te zijn natuurlijk). Geen wonder dan ook, dat deze „geschiedenis zonder politiek" in korten tijd reeds door twee onzer beste tooneelgezelschappen, door Cees Laseur in Amsterdam en door het Residentie Tooneel in Den Haag, gespeeld werd. Het laatste heeft het, onder den titel „Dokter Job", trouwens nog steeds en met succes op zijn repertoire. liet Deutsches Theater gaf ons het stuk thans in zijn blijkbaar volledigsten vorm, namelijk met een kleinen proloog in een loge d'avant-scène erbij, en monteerde het op groot tooneel — dus met een heele collegezaal van jonge mannelijke en vrouwelijke studenten, die dr. Prätorius met aanstekelijke blijmoedigheid zoowel aan den angst voor den dood als voor de wonderen des levens went, en met een daar opvolgende ziekenzaal, waar temidden der andere bedden het kleine meisje Jacky haar ontroerend scènetje te spelen krijgt. Jacky was in deze voorstelling „echt" een kind en maar weinig ouder dan de vijf jaar, die
zij verondersteld wordt te tellen. Gespeeld door de kleine Leonie von Horsten was het een der charmantste momenten van den avond. Overigens werd de herinnering aan den dokter Prätorius van Paul Steenbergen niet verdrongen door den weliswaar opgewekt, maar toch ook nogal geforceerd speienden Joachim Ernst, vooral in het voorspel als Sherlock Holmes. Meer voldoening schonk Hans Gerlach als dr. Watson, een der bescheiden en rustige acteurs van het gezelschap. Was Mimi Boesnach reeds een hartveroverenpe pseudo-Spaansche in het alleraardigste bedrij f bij Prätorius thuis, in de gedaante van Eva Kreszinsky, die geacht werd uit Halle an der Saale te komen en dus „sächselte" op een manier, die het Duitsche publiek om de haverklap lachkrampen bezorgde, werd ook in deze voorstelling de Violetta een groot succes. De knecht, wiens verhaal eigenlijk het grootste gedeelte van het stuk in beeld brengt en die daarop voor den eereraad nog eens een der origineelst gevonden „moordverhalen" te doen krijgt, die ooit een schrijver ingevallen zijn, was door de regie volkomen „levenloos" gehouden, als een met zijn armen slap voor zich uit loopend, uit het graf herrezen spook. Men kan hem ook gevaarlijker, geheimzinniger, minder „sullig" denken (en zoo speelde Johan de Meester hem destijds). Maar niettemin was de partij bij Max Adelhütte, die altijd zorgvuldig typeert en nog onlangs in „Kabale und Liebe" de korte „revolutionaire" scène tot een hoogtepunt maakte, in goede handen. Dat Michael Arco zich als de humorloore dr. Dagobert niet de kans liet ontnemen om weer met een dwaze grime ten tooneele te verschijnen en zich een allergekst hiklachje aan te meten, was wel te verwachten. Men vraagt zich eiken keer opnieuw af wat deze intelligente typeur er nu weer „op gevonden" heeft. De regie van dr. Hannes Razum viel te loven, vooral aan het slot van het college en de scène voor den eereraad (zijn regie is blijkbaar altijd
het beste in de „groote" scènes), evenals het tooneelbeeld van Isolde Schwarz, die naar den modernen Duitschen trant geschilderde achtergrondprojectie in plaats van stijve decorstukken had gekozen. Een geestig voordoek (krantenpagina) mét half Duitsche, half Nederlandsche sensatie verhalen zorgde voor het juiste kader voor dit verhaal, waarin met den dood gespot wordt op een wijze, dat het een triomf des levens beduidt. HENRIK SCHÖLTE.
Rusl lijdons liet jonrnaal De secretaris-generaal van het departement van Volksvoorlichting en Kunsten heeft bepaald, dat het bij filmvoorstellingen aan het publiek is verboden, tijdens de vertooning van het journaal of de journalen de zaal, waar de filmvoorstelling wordt gegeven, te betreden of te verlaten. Overtreding van dit verbod wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste 500 gulden. De ondernemêïs van zalen, waar filmvoorstellingen worden gegeven, moeten op een voor het publiek goed zichtbare wijze aankondiging doen van bovenstaand verbod. Deze beschikking trad op 27 Maart j.1. onmiddellijk in werking.
EEN NIEUWE FILM OP NEDERLANDSCHEN BODEM. Dezer dagen zal de productiegroep Eduard Kubat in de Holland-Ateliers beginnen met de opnamen voor de nieuwe Terra-film „Die goldene Spinne", onder regie van Erich Engels. De medespelenden zijn Otto Gebühr, Kirsten Heiberg, Jutta Freybe, Ivan Petrovitch, Maly Delschaft, Rolf Weih, Hermann Brix en Josef Sieber. Het draaiboek werd vervaardigd door Wolf Neumeister met medewerking van Dr. Ulrich Vogel. De cameraman is E. W. Fiedler, terwijl Franz Grothe de muziek componeerde.
w U kunt weer
Andrélon gelaatspoeder
Houd ze droog. Uw Santétabletjes!
krijgen ! Neem wat van die luxe doozen met microscopisch-fijn vermalen poeder in voorraad. U kunt nóóit weten... Per luxe doos van 45 cent af.
Zoodra U 'n nieuw zakje Santètabletjes in huis hebt, doe ze dan in 'n goedsluitend blikje of fleschje. Er mag géén vocht bijkomen, anders vervloeien ze en zijn ze niet meer zoo gemakkelijk in 't gebruik!
Mocht U onverhoopt géén Andrélon Celaatspoeder kunnen krijgen, schrgf dan s.v.p. een kaartje aan: Andrélon • Bodegraven. .
Het beste theesurrogaat ooit vervaardigd!
Niet zóó... maar zóó... want de kwaliteit van de sterk geconcentreerde Medinos capillair-actieve tandcream is zóó voortreffelijk, dat er maar héél weinig van noodig is. Er zijn nog velen die uit gewoonte den geheelen borstel - groot of klein met tandpasta „beleggen", maar dät is overdaad.Wees daarom zuinig met Medinos, want deze voortreffelijke tandcream is niet meer onbeperkt verkrijgbaar! (Leege tube inleveren).
Medinos cap/7/air-acf/eve fanc/cream - 65 en 35 et. Nederlandsch Fabrlltoat der Medinos Laboratoria
QINEMA, & THEATER — (nr. 14) 18
■Baaa^—
.
.
19 (nr. 14) — CINEMA &- THEATER
'_
,_
■
.
__
M 165
krijgen. Ik schrijf graag hoorspelen die met water te maken hebben, dan kan ik in de „waterkamer" gaan knoeien. Stel u voor: epn geheel steenen kamer met een bad, met planken, buizen, stangen, kranen, sproeiers en knoppen en een aparte microfoon, waarin je waterstralen kunt laten klateren, sissen, sproeien, kletteren, sproedelen en de hemel weet wat al nietl Eldorado! door Willem W. Waterman De Nederlandsche Omroep is deze week weer eens uit haar slof geschoten. Ieder levend organisme heeft periodiek opflakkeringen van génie — mogelijk zijn dit ook toevallige samenloopen van gunstige omstandigheden. De Radio maakt hierop geen uitzondering. In het onderhavige geval was het de reportage van de Begrafenis van Mgr. A. F. Diepen, Bisschop van 's-Hertogenbosch. Geen urenlange reportage, met bombarie aangekondigd en met zestien microfoons en ettelijke kilometers kabel uitgevoerd. Slechts een meesterstukje van volkomen beheerscht werk. En een bewijs te meer voor de oude cultureele stelling, dat het zuiver essentieele, mits perfect uitgevoerd, het grootste effect sorteert. Zooals journalisten en schrijvers dikwijls hun beste werk baren, met een stompje potlood krabbelend op een enveloppe op een tafelpunt, terwijl de persen op het punt staan om te gaan draaien... . zoo was deze reportage, snel geprojecteerd, snel uitgevoerd van een zeldzame intuïtieve raakheid.
Overigens ben ik iets voorzichtiger geworden met het decreteeren van microfoongeluiden, sinds ik voor eenigen tijd een luisterspel schreef over drie vrienden op een kamer waarvan er één de hik kreeg — een formidabele hik; een ,,moord"-hik. De eerste aanduiding van wat er boven mijn hoofd hing kwam in den vorm van een telegram, dat informeerde, hoe ik voor den duivel dacht, dat ik een acteur een toonladder in ES kon laten hikken. Ik seinde terug dat hij eenvoudig een toonladder in ES moest hikken, en dat zooiets volkomen uitvoerbaar was. Er kwam een telegram terug dat ik dan in Hilversum maar eens moest komen voor-hikken. Ik zeg u: ik hèb het gepresteerd, maar het totale honorarium is verdwenen aan keelverzachtende tabletjes. . . .
Jan de Vries maakte op zijn eentje groote keet over het feit, dat ik het bestaan heb hem in een kolom druks tóch de Adonis van het orkest te noemen. Hij jaagt op mij. Eergisteren joeg ik op Frans Wouters met het snoode oogmerk hem voor een interview te vangen, toen ik werd gewaarschuwd voor de brieschende nadering van voormelden Jan de Vries. Ik heb er nu genoeg van. Met listen en lagen heb ik een foto van dezen jongeman te pakken gekregen en druk die hierbij af als Radio-foto van de Week. Zijn er lezeressen, die per brief aan de redactie willen helpen dezen Appel-van-Paris-achtige kwestie op te lossen ? Hij zingt overigens voortreffelijk. De menschen, die dag-in dag-uit hun leven in de buurt van microfoons doorbrengen en in studio's zwalken, zijn aan vreemde tafereelen gewend. Maar de man die op bezoek is, en onverwacht komt binnenloopen, moet toch wel vreeselij k raar staan te kijken, als hij middeh in de luisterspelstudio een keurig betegelde badkuip ziet staan, halfgevuld met water, waarnaast een man in hemdsmouwen op een kruk zit, met één roeispaan in de hand en een koptelefoon op, die als een wilde met die eene spaan zit te roeien . . . alsmaar roeien. Hij komt natuurlijk niet vooruit en hij spat zich deerlijk nat, maar hij kijkt niet op of om en roeit stoer door. Het is zaak om den ietwat beangstigden bezoeker uit te leggen, dat deze man alleen maar de beste wijze probeert te vinden, om het geluid van een roeiboot door den luidspreker zoo „echt" mogelijk te
Jan de Vrie», de bekende refreinzanger van Dick Willebrandts. Van alle zijden bereiken mij enthousiaste berichten over de Omroep-Kleuterklas. Het schijnt dat „Tante Jet" in alle kringen der bevolking een doorslaand succes heeft. Nu is zooiets met een kleuterklas een moeilijk geval. Het is natuurlijk altijd mogelijk, dat alle Nederlandsche moeders gefascineerd naar Tante Jet's kleuterklas luisteren — desnoods met tranen in de oogen, maar dat hun kleuters zelf zich intusschen stierlijk vervelen. Ik bedoel: wie zal het contróleeren ? Ik heb ernstig geprobeerd, me in de geestesgesteldheid van een kleuter te verplaatsen, en zoo eenig peil te trekken.... Nee. Ik ga hier niet op door. Onbetwistbaar feit is, dat Tante Jet's Kleuterklas een zeer groot succes is. Men luistert graag en goed. Tante Jet (die volgens door mij ontvangen informaties een voorbeeld van vrouwelijke charme is — ik zal mij daar ijlings persoonlijk van gaan overtuigen) schijnt de kostbare gave te bezitten, de radio-kleuterklas te bezielen, en in haar uitzen.... een man, die met volledige overgave met één roeispaan in een badkuip roeit.... (FotSt NU. OmrJ
ding een ongewoon krachtige atmosfeer van warmte en ongedwongenheid te leggen. . . . Het is wel een ietwat zonderlinge figuur dat uitgerekend ik heet loop voor een kleuterklas. Uitgerekend een kleuterklas.... Maar. zoovele enthousiaste kreten over de klas bereiken mijn oor, dat ik slechts zeggen kan: „Hier is een prima uitzending.... Een eerste klas uitzending, die bijval geniet van iedereen. . . . ongeacht leeftijd of die-eeuwig-weer-als-een-boeman-opduikendepolitieke-instelling.... Laat de Omroep deze Kleuterklas in' eere houden! Vooral niet in gaan roeren of veranderen! Tante Jet bewijst, dat zij het kan. . . . Laat dat zoo blijven. Na deze loftuitingen aan het adres van den Omroep, welke pluimen verdiend zijn: . . . een opmerking. Ik ken vele menschen en hoor vele dingen. En in alle opmerkingen, den Omroep betreffende, komt steeds weer, welhaast als een muziekmotief, de opmerking naar voren: „Je hebt nooit rust als je luistert. ... Je hebt nog niet iets aanstaan of je zit nog niet in je stoel of... . pats! Het programma verandert weer". En deze opmerking is gegrond. Er bestaat een oude controverse tusschen de menschen die praten over „Elck wat Wils" en de andere menschen die praten over „Elck wat Wils". Het is zeer zeker minder juist, het vioolconcert van Beethoven, études van Chopin, Frans Wouters, Toti dal Monte en eeVi voordracht over kersenteelt met een langen stok door elkaar te roeren. Hoe vreemd het moge klinken.... op die manier is niemand tevreden; Er is een scherpe scheiding tusschen de klassen van menschen, die elk van dit soort programma's wenschen. Deze klassen overlappen elkaar bijna niet! De FransWouters en Willebrandts-enthousiasten fronsen de wenkbrauwen over Concerto-Grosso's en ontdooien pas weer in de buurt van Anitra's Tanz. Neem het andere uiterste. Kondig aan, dat om den anderen dag over Hilversum II klassieke en amusementsmuziek wordt gegeven. Dit heeft b.v. het voordeel, dat automatisch om den anderen Zondag klassieke en amusementsmuziek komt.... Wat is nu het psychologisch effect? Dat zelfs de grootste botterik in den lande na twee weken weet, wat voor soort muziek hij op welken dag kan verwachten. Dat kan hij op zijn vingers uittellen. En. . . . zoo is nu eenmaal de luisteraar. . . . Hij wordt totaal niet boos, als hij graag Haydn had gehoord.... maar het is de Atausementsdag. Hij wéét, dat hij den volgenden dag zijn hart kan ophalen. Dit is het grondbeginsel: Als men van tevoren weet, wat er gaat komen, stelt men zich daar o^ in. Maar iedereen wordt geïrriteerd, als hij op een hap en een snap nu eens een uurtje dit hoort en bots daarop iets krijgt wat hij totaal niet lust, zoodat hij zijn toestel moet afzetten. Lange periodes van homogene programma's .... volgens een afwisselend systeem,'dat zoo eenvoudig is, dat een kind het kan onthouden .... Geen mensch houdt ervan, elk kwartier een luistergids te moeten gebruiken als geheimschriftsleutel op een codesysteem. Ik ga weer op jacht naar Frans Wouters. Hij is te vangen als een snoek op zolder, zooals de geijkte term luidt, maar ik hoop hem te strikken voor een interview de volgende week.
EEN VASTENAVONDSPEL NAAR GOETHE. Zes werken van Goethe heeft de Duitsche dichter Hans Schwartz verbonden door middel van een verhaal in jambischen dichtmaat. Zoo is een soort vastenavondspel ontstaan, dat in Leipzig voor het eerst is opgevoerd. Dit spel omvat Goethe's „Satros oder der vergötterte Waldteufel", „Das Jahrmarktsfest von Glundersweilern", „Die Kunst, die Spröden zu fangen", „Hanswursts Hochzeit", „Das Festnachtsspiel von Pater Bry" en „Concerto dramatico". Hans Schüler heeft het geheel geënsceneerd. De muziek is door Victor Schwinghemmer samengesteld uit composities van Beethoven en uit oude volksliedjes. CJN&MA & THEATER — (nr. 14) 20 V
_
TIVOLI-THEATER - AMSTERDAM BRENGT DE PREMIÈRE voor NEDERLAND van de Tsjechische film
(En vergeef ons onze schulden) met ZDENEK STEPANECK en JIRINA STEPN1CKOVA
EEN ODEOH-TEÄNSIT
FILM
ODEON FILMVERHUURKANTOOR N.V. Emmastraat 31 DEN HAAG
HOMMERSOM EN TOSCANI brengen U In
BROADWAY PALACE (REMBRANDTPLEIN, AMSTERDAM) „De vreugdebron van Amsterdam
cérf HENVO'S REVUE TWEE ORKESTEN 1. 2.
R.yu.- .n Amuf«m.nUorkMl o.l.v. C. VAN DISSELDORP Attracti«-orkM» rmn GRAZIOSO
56 Medewerkenden: o.a. Elly Rexon en Harry van Westen Dag. aanvang 2 uur
ram
M..P.W..I»
ONZICHTBARE KETENEN (Unsichtbare Ketten) met AÜDA VALLI en CARLO NINCHI EEN
SONORA-FILM
Mevrouw de Secretaresse (Geliebte Weit)
„
MUZIEKSCHOOL A. ZWAAG
METROPOLE PALACE en PASSAGE THEATER - DEN HAAG brengen gelijktijdig vanaf 2 April de Hongaarsche film (Vision am See) met PAUL JAVOR en ELISABETH SIMOR ODEON FILMVERHUURKANTOOR N.V. Emnkstraat 31 DEN HAAG
21 (nr. 14) — CINEMA &• THEATER
ScKolen te Amsterdam - Den Haag Haarlem - Allcmaar en Langenaijk
CLUBLESSEN voor alle muziekinstrumenten vanaf f 2.50 per maand
Schriftelijke lessen door het ieheele land f 3.00 p. maand. Alle InltdiHntfen:
JAC. VAN LENNEPKADE 15 AMSTERDAM - West — TEL. 80940
RAADSEL-VARIÉTÉ
*
x
s
?
s
n <m$%7r>^
Oplossingen der onderstaande opgaven' zende men — liefst op een briefkaart Redactie
—
uiterlijk
„Cinema
&
15
April
Theater",
a.s.
aan
den
„Raadsel-regisseur",
Paulus Potterstraat
4,
PRODENT
Amsterdam-Z.
Op de adreszijde te vermelden: „Raadselvariété 15 April". Onder de inzenders van ten minste twee der drie opgaven worden verloot:
een
hoofdprijs
van
ƒ 2.50
en
xüaaki over uw gezondheid!
vijf troostprijzen van ƒ 1.-.
FILMSTER.MOZAIK-RAADSEL De mozaiksteenen vormen in juiste voleorde achter elkaar geplaatst de
namen van «wee tooneelspelers
\77^ Q £7| ITH 7
n ! r^i w\ r^~i
KAMRAADSEL Horizontaal: x, naam van een tooneelspcler. Verticaal: t. donker, 2. keervers, 3.
VERBINDINGSRAADSEL
jongrensnaam, 4. betrekking, 5. vorderen. ' handig. De te gebruiken letters: a, b, c c, d, eeeeeeeeee, f, g, h, iiiiiii, k k, 1, n n n n n, r r r r, s s », t t t t, u u, v.
^7J \7r^ (17J
Tusschen elk der volgende woorden moet een woord worden ingevuld, zoodat met het voorafgaande en het volgende woord een nieuw begrip gevormd wordt. Bij juiste invulling vormen de
eerste letters van de ingevulde woorden den naam van een filmster. «re en boven lastig aard dom binnen ademen ga moede elk maal midden zicht maal lijn
rn
OPLOSSINGEN
PRIJSWINNAARS
FI FH In de
..THEATERREEKS'
van 25 Maart (no. 1 1) Hekwerkraadstl: Horizontaal: 8. Hilde von Stolz. — Verticaal: i. Geschoold; 2. helling; 3. kreek; 4. wol; 5. Cesar; 6. gedogen; 7. voorzomer. Ofera-raadse .7 Parsi f al -Tannhäuser. Letter-raadsel: Maria Holst.
U brengt de verzorging van uw gebit, tevens de zorg Voor uw gezondheid op een hooger plan, door *8 morgens en 's avonds (maar voorkl 's avonds) te poetsen met Prodent, de eenige tandpasta met het dispergon tegen tandsteen. Wie Prodent gebruikt bewijst zichzelf een dienst: hij koopt gezondheid per tube.
Hoojd-prijs: W. P. te Apeldoorn. Troostfrijzen: J. A. C. R. te Bilthoven; H. t. B. te Tilburg; P. B. te Amsterdam; J. R. te Delft; J. v. d. B. te Amsterdam.
door
Abdijsiroop zal de vastzittende slijm dadelijk doen loskomen, de ontstoken slijmvliezen verzachten en weldra zal de hoest van Uw kind verdwenen zijnl
.AKKER'S
ABDIJSIROOP ''il/l
DEUTSCHESlïHEATER
PRODENT
HOITOTOZEN
„Eine grandiose Aufführung — ein gewaltiger Erfolg —"
de heerlijk schuimende tandpasta
ELlERb
verscheen
„DORP IN ONRUST"
Grijp dadelijk in. Bedenk, dat het verwaarloozen van een hoest ernstige gevolgen kan hebben. Begin daarom vandaag nog Uw kind Abdijsiroop te geven.
die Oper
KEES SPIERINGS
99
IS JL Y"
HAAG -LANGE POTEN 43 •TEL.115281 "GOUD
- ZILVER'. JUWEELEN
ANTIEK - MODERN - TAXATIE
von ERMANNO WOLF-FERRARI 1.)
(Nieuwe Amsterdamsche Courant) „ ... Intendant Dr. Nufer hat wiederum ein Meisterwerk von Massenregie und sprühender Handlung .... geschaffen ... ."
P 158
N.V. PRODENTA
2.) (De Telegraaf)
In dit fraai verzorgde boekte vindl U hel volledige onlangs bekroonde ontroerende tooneelspel, tezamen met de novelle, waaruit het ontstond. Het boekje is geïllustreerd met vijf teekenlngen van Karel Thote en voorzien van «n Inleiding van Spierings' tooneelverk. Prijs f 1,25 Verkrijgbaar'lo den boekhandel en bl) de N.V. NEDERLANDSCHE UITGEVERIJ „OPBOUW" Paulu« Potterrtr. 4, Amsterdam (Z), TeL 98U5. Portgiro 78676
„ ... Flotte Regie, luxuriöse Ausstattung und märchenhafte Lichteffekte trugen das ihre dazu bei, um die Aufführung zu einer Kunsttat von Bedeuting zu machen.,.." 3.) (Haagsche Courant) „ .. . die Darstellung des Werkes stand auf der ganzen Linie auf einem vortrefflichen Niveau. Für die Massenregie Dr. Nufers kann man nur das höchste Lob haben ...." 4.) (Nieuwe Rotterdamsche Courant) „ .. .Eine Regie von enormer Meisterhaftigkeit " Ab 18, März: Ab 10. April: Ab 15. April:
Ab 25. April:
„Dr. med. Hieb Prälorius" von Curt Götz „Die lustigen Weiber von Windsor" komische Oper von Otto Nicolai als Erstaufführung „Die Königin Isabella" Schauspiel, von Hans Rehberg „Was ihr wollt" Lustspiel von W. Shakespeare
CINEMA & THEATER
(nr. 14) 22
Aan de Administratie van CINEMA & THEATER Paulus Potterstraat 4 - Amsterdam Zuid Mijne Heeren, Elke week wil Ik op de hoogte blijven van nieuwe films, tooneelstukken, opera's enz. Noteert u mij dus, op de gebruikelijke voorwaarden, als abonné voor toezending per post/per bezorger ä 12% ct. per nummer*). Het abonnementsgeld wordt betaald met ƒ6.50 per jaar*/ ƒ3.25 per halfjaar*/ƒ 1.62% per kwartaal* en voldaan bij aanbieding van uw kwitantie. Naam ^(jreg
, Handteekenlng
te Datum
-
Verzenden in enveloppe als brief of geplakt op een briefkaart. *) Doorhalen wat niet van toepassing is. _________
23 (nr. 14) — CINEMA <&• THEATER
Het weekblad „CINEMA & THEATER" verschijnt des Vrijdags. Hoofdredacteur: Louis Thijssen, Voorburg (Z.-H.): plaatsvervanger: Joh. T. Hulsekamp, Amsterdam. — Chef-van-dienst der redactie: R. H. J. Ptaff, Amsterdam. — Redacteur: L. J. Capit, Amsterdam. — Uitgave der N.V. Nederlandsche Uitgeverij „Opbouw", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-Zuid. Alle bijdragen, foto's, teekenlngen en redactioneele correspondentie, zonder vermelding van persoonsnamen, te richten aan de Redactie, abonnementsopgave en andere administratieve correspondentie aan de Administratie van Het Weekblad Cinema & Theater .Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-Zuid. Telefoon: 98145, 21511, 21424. — Postgiro no 78676. — Prijs der losse nummers 15 cents. Abonnementsprijs voor Nederland franco per post ƒ 6.50 per jaar, ƒ 3.Z5 per half jaar, / 1.62% per kwartaal, bij vooruitbetaling; in plaatsen waar bezorgers zijn gevestigd, desgewenscht 12% cents per week b« bezorging in de week na verschijning. Abonnementen worden stil. zwtfgend telkens voor dezelfde periode verlengd, indien niet twee weken vóór afloop schriftelijk opzegging is ontvangen. — Nadruk alleen toegestaan voor korte gedeelten, mits met bronvermelding. — Bij ongevraagde bijdragen siuite men retourporto in.
■
-
U BENT NIET DE EENIGE.
die .,Cinema en Theater" zoo'n aardig blad vindt! Wilt U er daarom van verzekerd zijn, dat U het blad elke week ontvangt,
NEEMT DAN EEN ABONNEMENT! Vult de bon In, die op de vorige bladzijde onderaan staat afgedrukt.
; o.ou per jaar, losse nummers ƒ0.15. Volledige gegevens op blz. 23. P. 1083/4. CINEMA &• THEATER — t^tu Jaargang — No. 14 — i Afril 1943
.
■*.*■*.
^—■^,..
.
^
...
_
.
.