International Accounting Standards – Bespreking en toepassing van de IAS/IFRS-normen Oefeningen Hoofdstuk 1
De internationale rapporteringsstandaarden: op weg naar een wereldwijde regelgever?
Beantwoord de volgende vragen: 1
Op welke bedrijven zijn de internationale rapporteringsnormen verplicht van toepassing in de Europese Unie?
2
Uit welke organen bestaat de hele organisatie rond de IASB en wat is hun functie?
3
Via welk mechanisme worden de internationale rapporteringsnormen van toepassing binnen de Europese Unie?
4
Via welk proces worden internationale rapporteringsnormen opgesteld?
Hoofdstuk 2
Raamwerk voor de opstelling en presentatie van jaarrekeningen
Beantwoord de volgende vragen: 1
De doelstelling van een jaarrekening wordt in het conceptueel accountingraamwerk omschreven als het verstrekken van informatie over een onderneming die nuttig is voor een breed publiek voor het nemen van economische beslissingen. Welke kwalitatieve karakteristieken zijn bepalend voor het nut van informatie in de jaarrekening volgens de IASB?
2
Welke opnamecriteria zijn er voorzien in het conceptueel accountingraamwerk? M.a.w. wanneer moeten elementen worden opgenomen in de jaarrekening volgens de IASB?
IAS – oefeningenpakket
© UDB 2009
1/27
Hoofdstuk 3
Presentatie van de jaarrekening
1
Uit welke vijf componenten, bepaald in IAS 1, moet een jaarrekening opgesteld volgens de internationale standaarden bestaan?
2
Volgens IAS 7 moet de kasstromenstaat een overzicht geven van de kasstromen ingedeeld volgens drie soorten activiteiten. Welke zijn deze? Geef per activiteit een drietal voorbeelden van kasstromen.
3
Veronderstel dat je net bent aangesteld als junior financieel analist bij Fortis. Je eerste opdracht bestaat in het uitvoeren van een kasstroomanalyse met opsplitsing in kasstroom uit operationele activiteiten (volgens de indirecte methode), investeringsactiviteiten en financieringsactiviteiten van onderneming Cash. De balans en resultatenrekening van onderneming Cash zien er als volgt uit.
ACTIVA Materiële vaste activa Financiële vaste activa Voorraden Vorderingen op ten hoogste 1 jaar Liquide middelen
20x0 110 000
20x1 130 000
40 000
45 000
20 000 30 000
Totaal
Balans (in €) PASSIVA Kapitaal
20x0 50 000
20x1 50 000
Reserves
15 000
15 000
25 000 32 000
Overgedragen winst Schulden op meer dan 1 jaar
5000 125 000
7000 143 000
5000
3000
10 000
20 000
205 000
235 000
Schulden op ten hoogste 1 jaar (Handelsschulden) Totaal
205 000
235 000
Verkopen Min: Kost van de verkochte goederen Min: Afschrijvingen Min: Financiële kosten Min: Belastingen Nettowinst van het boekjaar
IAS – oefeningenpakket
Resultatenrekening (in €) 20x0 20x1 250 000 300 000 150 000 205 000 15 000 4500 40 250 40 250
20 000 5000 35 000 35 000
© UDB 2009
2/27
Hoofdstuk 4
Materiële vaste activa
1
Geef aan of de volgende kosten betreffende een materieel vast actief in de kostprijs opgenomen worden of als last opgenomen worden op het ogenblik waarop ze zich voordoen: a reserveonderdelen voor een bepaalde machine; b lonen van arbeiders die het productiepark onderhouden; c kosten van nieuwe investeringen om de verspreiding van schadelijke uitlaatgassen ten gevolge van de productie te vermijden, en tegemoet te komen aan de nieuwe milieunormen; d kosten van grondige inspecties; e exploitatieverliezen in de periode nadat het actief in gebruik werd genomen; f belastingen betaald bij aankoop van een materieel vast actief; g middelen voor onderhoud van het productiepark; h personeelkosten voor het bedienen van een materieel actief dat gebruikt wordt in het productieproces; i transportkosten om een aangekocht actief naar de juiste plaats te krijgen; j kosten van een vervangingsonderdeel van een machine; k invoerrechten betaald bij aankoop van een materieel actief.
2
Onderneming Montova nv produceert mountainbikes. De onderneming ruilt twee oude machines met een totale boekwaarde van € 2 000 voor een nieuwe machine. Aan welke waarde wordt de nieuwe machine bij eerste opname in de balans geboekt, onder elk van de volgende veronderstellingen? a
De reële waarde van de twee oude machines wordt geschat op € 12 750, de reële waarde van de nieuwe machine op € 12 500.
b De entiteitsgebonden waarde van het deel van de bedrijfsactiviteiten waarop de transactie invloed heeft, wijzigt niet. c
De reële waarde van de twee oude machines samen is € 13 000, de reële waarde van de nieuwe machine kan niet betrouwbaar bepaald worden.
d De samenstelling van de kasstromen verandert niet significant relatief tot de reële waarde van de geruilde activa. e
De reële waarde van de twee oude machines kan niet bepaald worden, de reële waarde van de nieuwe machine wordt op € 11 750 geschat.
f
Noch de reële waarde van de oude, noch de reële waarde van de nieuwe machine kan betrouwbaar bepaald worden.
IAS – oefeningenpakket
© UDB 2009
3/27
3
Onderneming Perkament nv produceert papierwaren. De onderneming koopt een nieuwe machine met een kostprijs van € 48 000. De onderneming betaalt € 38 000 contant en betaalt de komende twee jaar telkens een schijf van € 5 250. Boek in het journaal: a de aankoop van het activum; b de betaling van de eerste schijf in het volgende boekjaar.
4
Onderneming TexCo nv is gespecialiseerd in de productie van broeken. Vlak voor het verzenden worden alle broeken gestreken en gelabeld. Voor het strijken worden gespecialiseerde industriële strijkmachines gebruikt. Bij aanvang van 20x3 schaft de onderneming een compleet nieuw park van strijkmachines aan voor een totale kostprijs van € 65 000 (€ 1 500 kosten van transport en nietterugbetaalbare belastingen inclusief). De betaling gebeurt contant. De onderneming schat de gebruiksduur van de machine op 5 jaar en de restwaarde op € 0. Bovendien verwacht de onderneming de economische voordelen uit de aanschaf van de strijkmachines evenredig gespreid over de gebruiksduur te realiseren. Na eerste opname in de balans worden de strijkmachines gewaardeerd volgens het herwaarderingsmodel. Twee jaar na aanschaf (begin 20x5) wordt de reële waarde van de strijkmachines op € 39 000 geschat. Herwaarderingreserves worden naar de ingehouden winsten overgeschreven voor het volgens IAS 16 maximaal mogelijke bedrag. Gevraagd: Geef in het journaal alle nodige boekingen voor dit actief tot en met 31/12/20x5.
IAS – oefeningenpakket
© UDB 2009
4/27
Hoofdstuk 5
Materiële vaste activa: bijzondere toepassingen
1
Hoe frequent moet men voor volgende activa onderzoeken of het actief een bijzondere waardevermindering ondergaan heeft? a goodwill verworven in een bedrijfscombinatie; b een machine met een gebruiksduur van 10 jaar; c extern aangekochte auteursrechten met een gebruiksduur van 20 jaar. d een merknaam verkregen in een bedrijfscombinatie. De gebruiksduur is onbepaald.
2
Onderneming BAZAR nv is werkzaam in de distributiesector. Eind 20x4 blijkt dat de boekwaarde van de nettoactiva van de onderneming hoger is dan haar marktkapitalisatie. De boekwaarde van de gebouwen bedraagt € 325 000, de reële waarde min de verkoopkosten € 300 000, en de bedrijfswaarde € 100 000. Na eerste opname worden de gebouwen gewaardeerd volgens het kostprijsmodel. Gevraagd: a Geven deze feiten aanleiding tot het boeken waardeverminderingsverlies? Verklaar je antwoord. b Indien ja, geef de nodige journaalposten.
3
een
bijzonder
Onderneming DecoTex nv produceert stoffen voor binnenhuisdecoratie. Eind 20x3 blijkt dat er een sterke economische crisis in één van haar belangrijkste afzetmarkten is. De boekwaarde van haar weefgetouwen bedraagt € 980 000, de reële waarde min de verkoopkosten € 890 000, en de bedrijfswaarde slechts € 200 000. Na eerste opname worden de weefgetouwen gewaardeerd volgens het herwaarderingsmodel. Ten gevolge van herwaarderingen in vorige perioden bestaat er een herwaarderingsreserve ter waarde van € 50 000. Gevraagd: a Geven deze feiten aanleiding tot het boeken waardeverminderingsverlies? Verklaar je antwoord. b Indien ja, geef de nodige journaalposten.
4
van
van
een
bijzonder
Onderneming BelFlax nv neemt per 1 januari 20x1 een aantal nieuwe machines in gebruik met een aanschaffingswaarde van € 670 000. De geschatte gebruiksduur is 10 jaar, en de restwaarde € 0. De machines worden lineair afgeschreven. Bijna twee jaar na de aankoop, eind 20x3, wordt de realiseerbare waarde van de machines op € 450 000 geschat, waar de boekwaarde € 536 000 (= € 670 000 – [2 × 67 000]) is. De onderneming boekt dan ook een bijzonder waardeverminderingsverlies ter waarde van € 86 000, en boekt datzelfde jaar nog een afschrijving ter waarde van € 56 250 (= 450 000/ 8, i.e. nieuwe boekwaarde gedeeld door resterende levensduur). Een jaar later blijkt uit interne rapportering dat de economische prestaties van de weefgetouwen duidelijk beter zijn dan
IAS – oefeningenpakket
© UDB 2009
5/27
verwacht. De reële waarde min de verkoopkosten wordt nu op € 320 000 geschat en de bedrijfswaarde op € 520 000. Gevraagd: Geef de journaalposten die noodzakelijk zijn naar aanleiding van deze vaststelling?
5
Stel onderneming DecoTex nv (lessee) sluit op 01/01/20x1 een leaseovereenkomst met onderneming WeaveTech nv (lessor) af voor 7 jaar, voor een actief dat WeaveTech nv zelf heeft geproduceerd. De lease vangt effectief aan op 01/01/20x1. Verder geldt het volgende: 1 Op het eind van elk van de volgende zeven jaren (31/12) is er een leasebetaling van € 56 486,73 2 De reële waarde van het geleasede actief bedraagt op 01/01/20x1 € 300 000. 3 De lease kan niet hernieuwd worden en op 01/01/20x8 komt de lessor terug in bezit van het actief. 4 Onderneming DecoTex nv (lessee) maakt gebruik van de rechtlijnige afschrijvingsmethode voor het afschrijven van gelijkaardige activa in eigendom. 5 Het geleasede actief heeft een verwachte economische gebruiksduur van acht jaar. 6 De marginale rentevoet bedraagt 10 %. 7 Het geleasede actief heeft een ongegarandeerde restwaarde van € 30 000 op het einde van de zeven jaren van de lease. Gevraagd: Geef de nodige journaalposten voor de boekingen bij de lessee: a op het tijdstip van het aangaan van de leaseovereenkomst; b per 31/12/20x1.
6
Hernemen we bovenstaand voorbeeld van de lease tussen DecoTex nv (de lessee) en WeaveTech nv (de lessor). Stel nu dat: 1 de reële waarde van het geleasede actief op 01/01/20x1 € 280 627,77 (i.p.v. € 300 000 in vorige oefening) bedraagt; 2 op 01/01/20x1 het actief in de boeken van WeaveTech nv (de lessor) staat voor een bedrag van € 245 000; 3 de andere gegevens identiek zijn als in voorgaande oefening. Gevraagd: Geef de nodige journaalposten in de boekhouding van WeaveTech nv (de lessor): a op het tijdstip van het aangaan van de leaseovereenkomst; b bij ontvangst van de eerste leasebetaling op 31/12/20x1.
IAS – oefeningenpakket
© UDB 2009
6/27
Hoofdstuk 6
Immateriële activa
1
Moeten we uitgaven voor het intern genereren van een immaterieel actief activeren of als last opnemen wanneer ze zich voordoen? Bespreek.
2
Als een immaterieel actief afgeschreven wordt, worden deze afschrijvingen geactiveerd of als last opgenomen op het ogenblik dat ze zich voordoen? Bespreek.
3
Beantwoord volgende vragen voor elk van de hieronder vermelde immateriële activa (a, b en c): • Worden de immateriële activa afgeschreven en/ of getest voor bijzondere waardeverminderingen? • Als de immateriële activa afgeschreven worden, volgens welke methode moeten deze worden afgeschreven? • Als immateriële activa op bijzondere waardeverminderingen worden getest, hoe frequent moeten die worden getest?
a
Een extern verworven licentie met een geschatte gebruiksduur van 10 jaar. We kennen het patroon volgens hetwelk we de toekomstige economische voordelen uit deze licentie verwachten te gebruiken niet.
b Een extern verworven licentie met een geschatte gebruiksduur van 10 jaar. We verwachten dat we de toekomstige economische voordelen uit deze licentie evenredig over de volgende 10 jaren zullen verbruiken. c
Een merknaam die we verworven in een bedrijfscombinatie, en die we afzonderlijk als een immaterieel actief in de balans boekten. We weten niet of de periode waarover de merknaam een netto-instroom aan middelen zal genereren beperkt is.
IAS – oefeningenpakket
© UDB 2009
7/27
Hoofdstuk 7
Voorraden en onderhanden projecten in opdracht van derden
Opgave 1 a
Stel dat een bedrijf handelt in lasapparaten. De cijfers qua aankopen en verkopen waren voor het eerste kwartaal van het boekjaar als volgt: Aankopen 10 januari 25 eenheden aan € 600 7 februari 40 eenheden aan € 630 9 maart 30 eenheden aan € 680 Verkopen: 27 februari 30 eenheden aan € 980 24 maart 40 eenheden aan € 980 Bereken wat de toegestane voorraadwaardering(en) volgens IAS 2 is (zijn), en dat in de veronderstelling dat er geen beginvoorraad is.
b
Stel dat op het einde van het kwartaal blijkt dat in de eindvoorraad 10 lasapparaten zitten, die kleine technische mankementen vertonen, en slechts verkocht kunnen worden aan € 500. Hoe moet dit in de boekhouding worden verwerkt?
c
Stel dat het bedrijf van oordeel is dat ze zelf voldoende expertise in huis heeft om de lasapparaten te produceren, en zelf met de productie zou kunnen starten. Hoewel ze een theoretische capaciteit van 1 000 stuks per jaar vooropstelt, zou omwille van onderhoudswerken slechts een 950-tal apparaten effectief worden afgewerkt. De kosten die ze hierbij oplopen zou, zijn als volgt: Directe materiaalkosten per eenheid Directe arbeidskosten per eenheid Totale variabele indirecte productiekosten/jaar Totale vaste indirecte productiekosten/jaar Totale extra administratiekosten/jaar
€ 130 € 210 € 247 000 € 228 000 € 15 000
Bereken de kostprijs van 1 lasapparaat aan de hand van deze gegevens, indien er wordt van uitgegaan dat de beoogde output wordt bereikt. d
Heeft de onder c/ bekomen kostprijs enige impact op de voorraadwaardering?
e
Stel dat de normale productie niet wordt bereikt, en dat slechts 850 lasapparaten worden geproduceerd. Dit heeft wel tot gevolg dat de variabele indirecte productiekosten slechts € 229 500 zouden bedragen. Welke implicatie heeft dit voor de kostprijs van een lasapparaat?
Opgave 2 Welke kosten maken GEEN deel uit van de voorraadkost volgens IAS 2? > aankoopprijs van goederen; > ontvangen kortingen op de aankoopprijs van grond- en hulpstoffen; > invoerrechten;
IAS – oefeningenpakket
© UDB 2009
8/27
> > > > > > > > > > > > > > > > > > > > > > > > >
algemene administratie- en beleidskosten; transportverzekering; productontwikkeling; commissiekosten; opslagkosten die noodzakelijk zijn in het productieproces; productiematerialen; productiearbeid; tewerkstellingskosten verbonden met directe arbeid (bv. pensioenkosten); normale hoeveelheden van verspild materiaal; opslagkosten, die niet noodzakelijk zijn in het productieproces; audit en consultantiekosten; salariskosten van toezichthoudend personeel; onderzoekskosten naar nieuwe producten; huur, onderhoud, verwarming en verlichting van de fabrieken; toegerekende intrestlasten; garantiekosten; afschrijving van productiemachines en –gebouwen; uitlaadkosten; abnormale hoeveelheden van verspild materiaal en arbeid; verkoopkosten; lonen van het verkoopspersoneel; vervoerskosten tussen twee opslagplaatsen; verplaatsingskosten van kopers; de vervoerskosten van voorraad naar de klanten; huur van een machine voor de productie van één bepaald product.
Opgave 3 a
Een producent van drukpersen verkoopt aan drukkerij PRINT een drukpers voor € 220 000. De levering dient te gebeuren op 1 oktober x2, en zal ongeveer 20 maanden in beslag nemen. Om aan de levering tijdig te kunnen voldoen, wordt dan ook gestart in februari x1. De totale kostprijs voor de drukpers is € 170 000. De kosten zijn gelijkmatig gespreid over alle maanden. Welke winsten moeten er in x1 worden opgenomen?
b
Stel dat de klant in X1 al een voorschot heeft betaald van € 10 000. Wat is dan de impact op de winsten berekend onder a/?
c
Stel dat de onderneming daarnaast al materiaal heeft aangekocht en betaald in x1 voor € 5 000, maar waarbij het materiaal betreft dat pas zal worden gebruikt in de laatste maand van de productie. Wat is dan de impact op de winsten berekend onder a/?
d
Stel dat de onderneming in x1 extra kosten heeft opgelopen doordat de door haar aangekochte grond- en hulpstoffen defecten vertoonden. De onderneming gaat de klant deze extra kosten voorleggen, en hoopt deze zo te recupereren. Wat is dan de impact op de winsten berekend onder a/?
IAS – oefeningenpakket
© UDB 2009
9/27
e
Stel dat de onderneming bij de afsluiting van x1 vermoedt dat ze door de gewijzigde milieuwetgeving nieuwe technologieën zal moeten integreren om de drukpers wettelijk aanvaard te maken, en berekent dat ze in totaal een verlies zal lijden van € 10 000. Wat is dan de impact op de winsten berekend onder a/?
f
De onderneming stelt voorop dat ze in x3 op zoek zal moeten gaan naar vers kapitaal. Ze stelt haar boekhouder dan ook voor om de opname van winsten zo lang mogelijk uit te stellen, en verwijst daarbij naar haar Belgische concurrent, die deze methode ook toepast. Mag de boekhouder op deze eis ingaan volgens IAS 11?
IAS – oefeningenpakket
© UDB 2009
10/27
Hoofdstuk 9 Voorzieningen, voorwaardelijke verplichtingen en voorwaardelijke activa Opgave 1 Moet er in de volgende gevallen een voorziening worden aangelegd? Zo ja, voor welk bedrag? a
Een onderneming is actief in de ontwikkeling van spraaktechnologie. Ongeveer 5 jaar geleden heeft ze een licentie aangekocht voor het gebruik van software. Omwille van de technologische veroudering blijkt de licentie, met een boekwaarde van € 30 000, op balansdatum slechts een realiseerbare waarde te hebben van € 24 000.
b Een onderneming produceert plastieken speelgoed, en verkoopt haar hele productie aan een aantal grote klanten. Een van die klanten is in x5 verwikkeld in een schandaal rond boekhoudfraude. De onderneming heeft op de klant nog een uitstaande vordering van € 10 000, maar voorziet dat ze door de huidige ontwikkelingen dit bedrag niet meer zal kunnen innen.
c
Een onderneming heeft in november x1 handelsgoederen gekocht voor het bedrag van € 7 000. De leverancier heeft echter door een reorganisatie van de activiteiten, vertraging opgelopen voor de facturering. De onderneming voorziet dan ook dat ze de factuur pas bij het begin van volgend boekjaar zal ontvangen.
d Een onderneming ontvangt tweemaal per jaar een factuur van de watermaatschappij, met name in februari en in augustus. In november x2 was er echter een kleine breuk in de waterleiding, waardoor er water is weggespoeld. De onderneming voorziet dan ook dat het bedrag van de factuur van februari x3 iets hoger zal liggen dan anders.
e
Een handelaar verkoopt walkmans. Hij heeft echter al opgemerkt dat nogal wat mensen weigerachtig staan tot de aankoop ervan, gezien de regelmaat van defecten aan deze apparaten. Daarom voorziet hij in het verkoopscontract telkens een volledige garantie op de arbeidsuren, en dit gedurende 2 jaar. Zijn stunt lijkt te werken, want jaarlijks worden een 5 000-tal walkmans verkocht. Uit het verleden blijkt dat 60 % van de verkochte artikelen nooit worden teruggebracht, en dat aan de overige 40 % een gemiddelde kost van € 2/stuk is verbonden.
f
Een immobiliënkantoor beheert de eigendom van haar klanten, ook wat betreft het onderhoud en de herstellingen. Volgens de meest recente wetgeving moet ze de liften in de gebouwen van haar klanten jaarlijks laten controleren en onderhouden. Dat kost haar alles samen zo’n € 50 000 per jaar.
IAS – oefeningenpakket
© UDB 2009
11/27
Wanneer ze echter klachten ontvangt van haar klanten, voorziet ze in een bijkomend onderhoud. Jaarlijks blijkt dit gemiddeld toch een kost van € 3 000 te bedragen.
g Een onderneming sluit een leasecontract af voor een winkel voor 20 jaar, met de mogelijkheid tot verlenging. In het contract is bepaald dat de onderneming de verplichting heeft om de winkels terug te brengen in hun originele staat aan het einde van de leasetermijn. Dit houdt in dat ze alle schade aan het gebouw moet herstellen. Als het beleid hieraan niet tegemoet komt, moet ze een boete betalen, die berekend wordt als een redelijk bedrag dat aan een derde moet betaald om deze werken uit te voeren.
h Een pretpark beslist om tot een aanzienlijke uitbreiding over te gaan. Daarmee brengt ze echter ernstige schade toe aan de habitat van een aantal wilde dieren. Deze dieren zijn zeldzaam geworden, maar worden niet wettelijk beschermd. Om de schade van de habitat te herstellen, wordt een kost geraamd van € 100 000. Het pretpark heeft de reputatie zich steeds in te zetten voor het leefmilieu. Zo is het een grote sponsor van het World Wildlife Fund.
i
Een onderneming heeft als activiteit het verven van kleding. Bij deze activiteiten gebeurt het wel eens dat de vijvers in de buurt sterk worden vervuild. In het verleden heeft de ververij nooit enige kost gedragen voor de schoonmaak. Ze heeft de reputatie om weinig belang aan het milieu te hechten, en enkel tussen te komen als ze daartoe wettelijk verplicht is. In november x1 heeft ze opnieuw een vervuiling veroorzaakt. De kosten van de schade worden geraamd op € 30 000, maar ze kan niet worden verplicht tot een tussenkomst hierin.
j
Een onderneming is wettelijk verplicht om jaarlijks een bodemtest te laten doorvoeren, omdat ze behoort tot de risicogroep van vervuilers. Dergelijke bodemtest kostte tot nog toe € 5 000, maar door technische ontwikkelingen is deze kost nu gedaald tot € 4 000. Er is nog onderzoek lopende, waardoor het in de toekomst mogelijk zal zijn een dergelijke test te laten uitvoeren voor € 3 000.
IAS – oefeningenpakket
© UDB 2009
12/27
Opgave 2 Stel dat door een klant een proces wordt aangespannen tegen een producent van verwarmingsinstallaties. De klant beweert namelijk dat een fabricagefout in zijn installatie er de oorzaak van is dat zijn hele bedrijf in vlammen is opgegaan. Het juridische advies is dat de onderneming deze hangende rechtszaak zal verliezen, en de kosten worden geschat op € 70 000, te betalen binnen twee jaar. De verplichting wordt opgenomen op een verdisconteerde basis. De passende disconteringsvoet is 4 %. Bij het begin van het tweede jaar trekt de tegenpartij echter plots haar klacht in, nadat onderzoek de oorzaak meent te wijten aan brandstichting. Maak de nodige boekingen voor deze situatie.
Opgave 3 Een onderneming produceert speelgoedcomputers aan € 10. In maart x1 sluit de onderneming een verkoopcontract af met een klant. Hierbij wordt overeengekomen dat er binnen vier maanden 100 000 stuks zullen worden geleverd. Gezien de grote bestelling, wordt de verkoopprijs vastgesteld met een kleine winstmarge, met name € 11. Door een tekort van bepaalde onderdelen, loopt de productiekost echter op tot € 12. Moet er in de volgende gevallen een voorziening worden aangelegd? Zo ja, voor welk bedrag? a
Tussen de onderneming en haar klant is er overeengekomen dat als de bestelling niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, een schadevergoeding van € 11 500 betaald moet worden.
b Tussen de onderneming en haar klant is er overeengekomen dat als de bestelling niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, een schadevergoeding van € 13 000 betaald moet worden. c
Het contract kan zowel door de onderneming als door haar klant worden geannuleerd zonder dat er aan de andere partij een vergoeding moet worden betaald.
IAS – oefeningenpakket
© UDB 2009
13/27
Hoofdstuk 10
Personeelsbeloningen
Oefening 1 Opgave: De onderneming ABX heeft een vastgelegd doelplan voor zijn werknemers. Jaarlijks gebeurt er een actuariële waardering van het pensioenplan. Hieronder wordt de informatie opgenomen die de actuarissen van ABX hebben opgemaakt. De gemiddelde resterende diensttijd van de werknemers van ABX is op 31.12.2005 nog 10 jaar. 31.12.2005 31.12.2006 (000 €) (000 €) Actuariële waarde van de toekomstige pensioenvoordelen 1 500 Reële waarde van de pensioenactiva of -beleggingen 1 500 De kost als gevolg van de arbeidsprestaties in 2006 Bedrag van de stortingen aan het pensioenplan in 2006 Voordelen uitbetaald aan gepensioneerden in 2006 Gecumuleerde niet erkende actuariële winsten per 1.1.2006 200 Verwachte beleggingsreturn op de beleggingen op 1.1.2006 12 % Discontovoet voor de pensioenberekeningen op 1.1.2006 10 %
1 750 1 650 160 85 125
Gevraagd: Geef op basis van de informatie die je uit het verslag van de actuarissen haalt, zoveel mogelijk de samenstelling van de totale pensioenkost weer en het bedrag dat op de balans zal verschijnen m.b.t. de toegekende pensioenvoordelen. Hou er rekening mee dat de onderneming de corridor approach gebruikt en als afschrijvingstermijn van de actuariële resultaten de gemiddelde resterende diensttijd van de personeelsleden neemt.
Oefening 2 Opgave: De onderstaande uitspraken hebben betrekking op de waardering van de pensioenvoordelen die door de werkgever toegekend aan zijn personeel volgens IAS 19 Personeelsbeloningen (de nettopensioenactiva is de reële waarde van de pensioenactiva, verminderd met de huidige waarde van de pensioenschuld): (i) (ii)
de nettopensioenactiva stijgen wanneer de disconteringsvoet toeneemt en als alle andere elementen constant blijven; de nettopensioenactiva dalen wanneer de beurswaarde van de aandelen daalt en als andere elementen constant blijven;
IAS – oefeningenpakket
© UDB 2009
14/27
(iii)
wanneer de voorwaarden van het pensioenplan worden gewijzigd om onmiddellijk verhoogde voordelen uit te betalen aan de gepensioneerden, dan zal de kost van deze bijkomende voordelen erkend worden in de winst- en verliesrekening over een periode die gelijk is aan de gemiddelde verwachte levensduur van de gepensioneerde leden.
Gevraagd: Welke van de uitspraken is correct? a b c d
(i) en (ii) alleen (i) en (iii) alleen (ii) en (iii) alleen alle drie
Oefening 3 Opgave: Tijdens het boekjaar 2006 betaalde de werkgever bijdragen aan het pensioenplan van zijn werknemers. Op de balans van de werkgever vinden we per 31.12.2005 een nettopensioenschuld van € 60 miljoen. Tijdens het boekjaar 2006 gebeurt het volgende: > de onderneming sluit een afdeling, door het feit dat de werknemers van die afdeling ontslagen worden, ontstaat er een winst in het pensioenplan van € 4 miljoen; > de kost als gevolg van de dienstprestaties geleverd in 2006 bedraagt € 8 miljoen; > de verwachte beleggingsreturn voor de pensioenactiva werd voor 2006 op € 6 miljoen geraamd; > de intrestkost voor het jaar 2006 was berekend op € 4 miljoen; > op de winst- en verliesrekening van 2006 werden geen actuariële verliezen of winsten erkend. De nettopensioenschuld die we aantreffen op de balans van de werkgever per 31.12.2006 bedraagt € 65 miljoen voor de incorporatie van de actuariële winsten of verliezen ontstaan in dit jaar. Gevraagd: Wat is het bedrag van de actuariële winst of het actuariële verlies per 31.12.2006? a b c d
een verlies van € 1 miljoen; een winst van € 1 miljoen; een verlies van € 3 miljoen; een winst van € 3 miljoen.
IAS – oefeningenpakket
© UDB 2009
15/27
Hoofdstuk 12
De opname van opbrengsten
Oefeningen op de opname van opbrengsten
Opgave 1 Bereken de opbrengsten in de volgende gevallen: a
Een meubelverkoper heeft in maart x1 facturen naar de klanten verzonden voor een totaal bedrag van € 18 500. Dit bedrag is inclusief 21 % btw, en houdt ook rekening met een handelskorting van 3 %, die aan elke klant werd toegestaan.
b Een meubelverkoper verkoopt de auto van één van haar vertegenwoordigers voor € 12 000, inclusief 21 % btw. c
Een schoonmaakbedrijf sluit met een meubelverkoper een contract af voor de duur van 18 maanden. Dit contract gaat in vanaf maart x1 en bedraagt € 4 500.
d Een waterdistributiemaatschappij heeft in totaal te factureren bedragen van € 12 000. Deze facturen bestaan voor drie vierde uit de vergoeding van het waterverbruik. De rest betreft allerlei belastingen die worden aangerekend aan haar klanten. e
Een krantenwinkel aan de kust verkoopt als nevenactiviteit treinreizen naar het Verenigd Koninkrijk. Hij krijgt daarvoor een commissie van 3 % op de gerealiseerde verkoop. In augustus x1 werden in totaal 30 reizen van € 500 verkocht.
Opgave 2 Een handelaar in professionele aircosystemen heeft al enige tijd last van de economische crisis. Daardoor zijn de kleinere ondernemingen duidelijk minder geneigd om een zware investering in dit ‘luxeproduct’ uit te voeren. De handelaar beslist daarom zijn systemen te verkopen op afbetaling. Meer specifiek biedt de handelaar de mogelijkheid aan haar klanten om een aircosysteem dat contant wordt verkocht tegen € 8 000, in vijf jaar af te betalen in vijf gelijke delen van € 2 000. Maak de boekingen voor deze verkoop. Opgave 3 Bepaal in de volgende situaties wanneer de opbrengsten moeten worden opgenomen in de winst- en verliesrekening: a
een constructeur van grasmaaiers levert enkele machines aan een klant die verwacht om een overheidscontract te kunnen tekenen in verband met het
IAS – oefeningenpakket
© UDB 2009
16/27
maaien van de bermen van de autosnelweg. Het contract stelt dat de klant het recht heeft om de grasmaaiers terug te brengen als de bestelling van de overheid niet doorgaat. b Een producent van kaas levert wekelijks aan een heleboel winkels, maar stelt zich daarbij bereid om onverkochte voorraad terug te nemen. Deze hoeveelheid verschilt van week tot week. c
Een producent van drukpersen verkoopt zijn machines. Omdat de installatie een nogal ingewikkelde en tijdsrovende procedure is, is de koper bereid hiervoor een aanzienlijk bedrag te betalen. De producent gaat akkoord, en maakt een verkoopprijs inclusief installatiekosten.
d Een producent verkoopt en levert een gans machinepark aan een autoconstructeur, en behoudt daarbij de titel tot het hele bedrag is betaald. e
Een klant koopt een computer, maar vermits hij geen geld heeft om te betalen, vraagt hij de verkoper de computer tot de week nadien aan de kant te zetten.
f
Een onderneming levert een tractor aan een trouwe klant, en geeft een garantie gedurende twee jaar, zoals gebruikelijk is binnen de sector.
g Een onderneming levert een tractor aan een trouwe klant, en geeft een garantie gedurende drie jaar, daar waar dit gebruikelijk een periode van twee jaar betreft. Oefeningen op winst per aandeel
Opgave 1: het gewogen aantal aandelen in omloop In onderneming VLAS hebben we tijdens boekjaar 20x2 de volgende wijzigingen in het aantal uitstaande aandelen. Bij het begin van het boekjaar zijn er 10 000 aandelen in omloop. In de maand maart beslist de Algemene Vergadering op voorstel van de Raad van Bestuur om een bonusuitgifte te doen, waarbij aan elke aandeelhouder voor 4 aandelen één nieuw extra aandeel wordt toegekend. De middelen van de onderneming veranderen niet door deze bonusuitgifte. Deze bonusuitgifte gebeurt per 01.04.20x2. Op 01.11.20x2 beslist de onderneming VLAS om 1 000 aandelen terug in te kopen tegen de marktwaarde van de aandelen. Gevraagd: Bereken het gewogen aantal aandelen in omloop.
Opgave2: uitgifte van aandelen tegen een lagere waarde dan de marktprijs In het jaar 20x5 geeft onderneming TEX voor vijf uitstaande aandelen één nieuw aandeel bij een uitoefenprijs van € 10, de marktwaarde van de aandelen op dat moment is € 25. De uitgifte en volledige uitoefening grijpen plaats op 01.03.20x5. Het
IAS – oefeningenpakket
© UDB 2009
17/27
aantal uitstaande aandelen vlak voor de uitgifte is 500. De winst voor de volgende opeenvolgende boekjaren is € 1 600 in 20x4, € 2 000 in 20x5 en € 2 400 in 20x6. Gevraagd: Bereken de winst per aandeel voor de jaren 20x4, 20x5 en 20x6.
Opgave 3: het verwateringseffect van optieplannen toegekend aan het topmanagement Onderneming CAPSI heeft in het boekjaar 20x6 een winst gerealiseerd van € 600 000 die volledig toekomt aan de gewone aandeelhouders. In het jaar 20x6 zijn er 300 000 aandelen in omloop. De gewone winst per aandeel in 20x6 voor onderneming CAPSI is € 2 per aandeel (= 600 000/300 000). Tijdens het boekjaar 20x6 zijn er ook 100 000 opties op aandelen uitstaande waarbij de uitoefenprijs van de opties voor het jaar 20x6 € 10 per aandeel is, terwijl de marktprijs € 15 per aandeel is. Gevraagd: Bereken de winst per aandeel en de verwaterde winst per aandeel.
IAS – oefeningenpakket
© UDB 2009
18/27
Hoofdstuk 13 1
Consolidatie
Op 01/07/20x3 verwerft M 60 % van de aandelen in D voor € 11 000. Het resultaat van D wordt gelijkelijk verworven over het jaar. Op 31/12/20x3 wordt de geconsolideerde jaarrekening MD opgesteld volgens de internationale accountingstandaarden. Bij verwerving blijkt een meerwaarde op de gebouwen van € 3 000 en op de voorraad van € 1 800. De gebouwen worden lineair over 10 jaar afgeschreven. In oktober verkoopt D tegen contante betaling handelsgoederen aan M voor € 400, inclusief een winst van € 120. De goederen bevinden zich op 31/12/20x3 nog in de voorraad bij M. Onderstaande jaarrekeningen zijn voor resultaatbestemming. BALANS 31/12/20x3
M Actief Materiële Vaste Activa Financiële Vaste Activa Voorraden Liquide middelen
2 000 11 000 1 000 6 000 20 000
D 1 000 1 000 12 000 14 000
M Passief Kapitaal Reserves Winst v/h boekjaar Schulden ≤ 1 jaar
D
10 000 3 000 2 000 5 000 20 000
8 000 2 000 1 200 2 800 14 000
Opbrengsten
M
D
Bedrijfsopbrengsten Financiële Opbrengsten
10 000 1 000
8 000
11 000
8 000
RESULTATENREKENING 20x3
Kosten
M
Bedrijfskosten Financiële kosten Winst
8 000 1 000 2 000 11 000
D 6 000 800 1 200 8 000
Resultaatbestemming M: 1 500 reserveren, 500 uitkeren Resultaatbestemming D: 1 200 reserveren
Gevraagd: Bepaal de consolidatieboekingen over het boekjaar 20x3 en stel per 31/12/20x3 de geconsolideerde balans en de geconsolideerde resultatenrekening na resultaattoewijzing op.
2
Op 1/1/20x2 neemt onderneming M een deelneming van 60 % in onderneming D. M heeft echter een expliciet contract met onderneming Z tot gezamenlijke controle van D. De jaarrekeningen van M en D zien er op 31/12/20x2 vóór winstbestemming als volgt uit:
IAS – oefeningenpakket
© UDB 2009
19/27
BALANS 31/12/20x2
M Actief Materiële Vaste Activa Financiële Vaste Activa Voorraden Vorderingen Liquide middelen
250 150* 160 100 60 720
D 200 160 150 50 560
Passief Kapitaal Reserves Resultaat v/h boekjaar Schulden > 1 jaar Schulden ≤ 1 jaar
M
D
400 100 80 40 100 720
100 100 60 100 200 560
* = aanschaffingsprijs deelneming in onderneming D
RESULTATENREKENING jaar 20x2
Kosten Kosten verkochte goederen Diensten & div. goederen Bezoldigingen Afschrijvingen Intrest Belastingen Winst
D
Opbrengsten
M
D
50 20 30 50 10 80 80
40 20 10 30 20 60 60
Omzet Uitzonderlijke opbrengsten
320
210 30
320
240
320
240
M
Verder heeft D op 31/12/20x2 aan M een machine verkocht voor € 120. De boekwaarde van deze machine op het ogenblik van de verkoop was € 90. De machine was aangeschaft op 1/1/20x1 en werd lineair afgeschreven over vijf jaar met restwaarde nul. M zal deze machine voor de resterende levensduur lineair afschrijven met restwaarde nul. M en D hebben deze transactie al verwerkt in de hierboven weergegeven jaarrekeningen. Bij D wordt beslist om de volledige winst te reserveren. M gaat de helft van haar winst uitkeren aan de aandeelhouders en de helft reserveren. Gevraagd: Stel per 31/12/20x2 de geconsolideerde balans en de geconsolideerde resultatenrekening na resultaatbestemming van de groep MD op volgens de proportionele consolidatiemethode.
IAS – oefeningenpakket
© UDB 2009
20/27
3
Op 31/12/20x0 neemt M een deelneming van 30 % in onderneming D voor € 60. Onderstaande balansen zijn voor resultaatbestemming.
20x0 Balans M op 31/12/20x0 FVA
Balans D op 31/12/20x0 Kapitaal Reserves Resultaat
60
100 50 50
Het resultaat van D wordt volledig gereserveerd. 20x1 Balans M op 31/12/20x1 FVA
Balans D op 31/12/20x1 Kapitaal Reserves Resultaat
60
100 100 90
Het resultaat van D wordt volledig gereserveerd. 20x2 Balans M op 31/12/20x2 FVA
Balans D op 31/12/20x2 Kapitaal Reserves Resultaat
60
100 190 60
D keert € 30 uit en reserveert de overige € 30. 20x3 Balans M op 31/12/20x3 FVA
Balans D op 31/12/20x3 Kapitaal 100 Reserves 220 Resultaat 40
60
Het resultaat van D wordt volledig gereserveerd.
Gevraagd: Geef de nodige boekingen met betrekking tot de geconsolideerde jaarrekening van M en D in 20x0, 20x1, 20x2 en 20x3 volgens IAS 28.
IAS – oefeningenpakket
© UDB 2009
21/27
Hoofdstuk 14
Aanvullende informatie (disclosure)
Opgave 1 De auditor van het bedrijf Suplex, een keten van voedingsbedrijven, stelt bij de controle op de jaarrekening van 20x1 de volgende elementen vast voor de datum dat de balans zal goedgekeurd worden. De balansdatum is 31.12.20x1 en de datum waarop de jaarrekening zal vrijgegeven worden is 31.3.20x2. a tussen 31.12.20x1 en de dag van vandaag (15.03.20x2) hebben de bestuurders van de onderneming Suplex drie contracten afgesloten voor de verkoop van bruine bonen aan drie supermarktketens; b de bestuurders hebben de aankoop van een vrachtwagen goedgekeurd per 01.05.20x2; c een klant die op 31.12.20x1 de onderneming een bedrag van € 10 000 verschuldigd was, wordt op 17 januari 20x2 failliet verklaard; d een brand op 4 januari 20x2 vernietigt de voorraad vleesconserven in het magazijn; e de onderneming Suplex ontvangt op 13.02.20x2 een brief van de verzekeringsmaatschappij waarin wordt meegedeeld dat het niet duidelijk is of onderneming Suplex wel verzekerd is voor het verlies van voorraad door brand. Gevraagd: Welke van de bovenstaande punten is relevant voor de jaarrekening van 20x1 en op welke manier zal men er rekening mee houden als men IAS 10 volgt?
Opgave2 De organisatiestructuur van het bedrijf Tradex is opgebouwd op basis van geografische segmenten. Het topmanagement van het bedrijf volgt de prestaties van het bedrijf op de voet door de cijfers uit de diverse geografische segmenten te analyseren. De geografische segmenten leveren onderling niet aan elkaar. De geografische segmenten die rechtstreeks rapporteren aan het top management zijn de volgende:
Scandinavië Benelux Frankrijk Duitsland Spanje Rusland Centraal-Europa Italië Totaal
IAS – oefeningenpakket
Segmentopbrengsten 300 100 200 250 80 400 350 90 1 770
Segmentresultaat 60 10 30 40 (5) 100 80 5 320
© UDB 2009
Segmentactiva 900 400 600 750 200 1 300 1 000 230 5 380
22/27
Gevraagd: Welke van de geografische segmenten die intern in de onderneming gebruikt worden, komen in aanmerking voor afzonderlijke rapportering in de toelichting bij de balans en resultatenrekening?
Opgave 3 Tijdens het nakijken van de jaarrekening die afgesloten werd op 31.12.2005, werden in februari 2006 de volgende elementen vastgesteld. De jaarrekening wordt normaal goedgekeurd voor publicatie op 28.02.2006. a De interne controle dienst van de onderneming ontdekt een fraude, een werknemer heeft voor € 1 miljoen goederen vervreemd van de onderneming over de voorbije jaren en is nu onvindbaar. b Op balansdatum waren de gebouwen van het hoofdkantoor gewaardeerd tegen € 12 miljoen in de boeken van de onderneming. Een rapport van een taxatiedeskundige, begin februari, meldt nu dat de waarde met € 2 miljoen gedaald is ten gevolge van een stijging van de rentevoet in de afgelopen maand. c In januari was er een scherpe daling van de waarde van de Australische dollar. De onderneming heeft een contract afgesloten met een klant in Australië. Het verlies op de waarde van dit contract wordt nu geraamd op € 500 000. Alle bovenstaande bedragen zijn materieel. Gevraagd: Hoe moeten deze gebeurtenissen verwerkt worden in de jaarrekening van 20x1?
IAS – oefeningenpakket
© UDB 2009
23/27
Hoofdstuk 15
Special topics
Transacties gebaseerd op aandelenwaarde
Opgave 1 Het bedrijf Tysco kent aandelenopties aan zijn personeelsleden toe op 01.01.x1. Elk personeelslid heeft recht op 10 opties als hij/zij in dienst blijft van het bedrijf de komende drie jaar. Op de datum van toekenning van de opties schat men dat ongeveer 20 % van de personeelsleden de onderneming verlaten zal hebben in de komende periode van twee jaar. De reële waarde van de optie op datum van toekenning is € 20. Onderneming Tysco kent deze opties toe aan de 100 personeelsleden die in dienst zijn op 01.01.x1. In de loop van x1 verlaten vier werknemers de onderneming en het bedrijf herziet zijn schatting m.b.t. het personeelsverloop. Men schat dat 15 % van de werknemers de onderneming zullen verlaten. Tijdens het tweede jaar verlaten twee werknemers de onderneming en de onderneming herziet zijn schatting m.b.t. het personeelsverloop en stelt deze assumptie nu gelijk aan 12 %. Op het einde van het derde jaar hebben zes werknemers het bedrijf verlaten. De werknemers die op het einde van jaar drie nog in het bedrijf zijn, hebben hun aandelenopties definitief verworven. Gevraagd: Bereken de kost voor de onderneming in x1, x2 en x3 m.b.t. het toekennen van deze aandelenopties aan het personeel. Wat is de creditzijde van de boeking van deze kost in de boeken van de onderneming Tysco?
Opgave 2 Bij het begin van jaar 1, kent een onderneming aan twintig topmanagers 1 000 aandelenopties toe. De topmanagers verwerven deze aandelen op twee voorwaarden. Ten eerste moet de topmanager de komende drie jaar bij de onderneming blijven. Ten tweede kan de aandelenoptie pas uitgevoerd worden wanneer de marktwaarde van de aandelen gestegen is van € 100 in het begin van jaar 1 tot boven € 130 op het einde van jaar drie. Als de marktwaarde van het aandeel boven de € 130 komt op het einde van jaar drie, dan kan de topmanager deze optie uitoefenen in de vijf daaropvolgende jaren. De onderneming gebruikt voor de waardebepaling van de optie een binomiaal optieprijsmodel, dat zowel rekening houdt met de situatie waarbij de waarde van het aandeel op het einde van jaar drie meer dan € 130 zal bedragen, als die waarbij de waarde op het einde van jaar drie minder dan € 130 zal bedragen. Dit model raamt de waarde van de opties op € 48 per optie. De topmanagers worden in aandelen uitbetaald. Op het einde van jaar 1, raamt het bedrijf het verloop van de topmanagers op 2 %. In jaar 2 verlaat één topmanager het bedrijf en de onderneming behoudt haar raming
IAS – oefeningenpakket
© UDB 2009
24/27
voor het verloop van topmanagers. In de loop van het derde jaar verlaten twee topmanagers de onderneming Gevraagd: Bereken de personeelskost verbonden met de aandelenopties voor elk van de jaren dat een kost moet geboekt worden. Welke rekening wordt gecrediteerd als de personeelskostenrekening gedebiteerd wordt?
Opgave 3 Een onderneming kent 100 aandelenopties toe aan de 200 personeelsleden op voorwaarde dat zij twee jaar in dienst blijven van de onderneming. Op het einde van het tweede jaar zijn de aandelen opties definitief verworven en de personeelsleden kunnen de opties uitvoeren in de twee daaropvolgende jaren. Bij het uitvoeren van de opties gebeurt de uitbetaling in liquide middelen en het bedrag van de liquide middelen wordt bepaald aan de hand van de intrinsieke waarde van de optie op datum van uitvoering van de optie. De reële waarde van de optie en de intrinsieke waarde van de optie worden hieronder voorgesteld. Jaar
Reële waarde
1 2 3
31 36
Intrinsieke waarde
30 40
Op het einde van het eerste jaar verlaten 10 werknemers de onderneming en het bedrijf verwacht dat in het komende jaar 15 werknemers de onderneming zullen verlaten. In het tweede jaar verlaten 16 werknemers de onderneming en op het einde van het tweede jaar voeren 74 werknemers hun opties uit. De overige 100 werknemers voeren hun optie uit in het derde jaar. Gevraagd: Bereken de personeelskost van de toekenning van deze aandelenopties en bereken het bedrag dat aan schuld moet erkend worden als gevolg van deze transactie gebaseerd op aandelenwaarde.
IAS – oefeningenpakket
© UDB 2009
25/27
Wisselkoerswijzigingen Opgave 1 Een bedrijf uit Antwerpen verkoopt op 12 maart 20x6 goederen aan een Amerikaanse onderneming. Het factuurbedrag bedraagt 2 500 USD. De klant krijgt uitstel van betaling tot 12 mei 20x6. Gevraagd: a Boek bovenstaande transactie in de boekhouding van de Belgische onderneming, en dat in de assumptie dat het boekjaar loopt van 1 januari tot 31 december. b
Boek bovenstaande transactie in de boekhouding van de Belgische onderneming, en dat in de assumptie dat het boekjaar loopt van 1 mei tot 31 april. De wisselkoersen zijn als volgt: op 12 maart: 1 EUR = 1,17 USD op 31 april: 1 EUR = 1,31 USD op 12 mei: 1 EUR = 1,25 USD
Opgave 2 Een Belgische onderneming gaat op 14 mei x1 over tot de aankoop van handelsgoederen ter waarde van 20 000 Britse Pond. Om zich te beschermen tegen de wisselkoersrisico’s, gaat ze tegelijkertijd ook een lening aan voor hetzelfde bedrag bij een Zwitserse bank. De wisselkoers bedraagt 1 EUR = 0,6824 GBP = 1,5592 CHF. Op 30 juni x1 moet de handelsschuld worden afgelost. Op dat moment bedraagt de wisselkoers 1 EUR = 0,6299 GBP = 1,5905 CHF. Gevraagd: Is de onderneming erin geslaagd zich door het afsluiten van leningen in buitenlandse munten te beschermen tegen wisselkoersrisico’s?
IAS – oefeningenpakket
© UDB 2009
26/27
Industriespecifieke standaarden
Beantwoord de volgende vragen: 1
Welke twee methoden gebruiken bedrijven om de kosten van hun exploratie en evaluatie van minerale hulpbronnen te verwerken in hun jaarrekening?
2
Wat is een biologisch actief volgens de bepalingen van IAS 41?
3
Wat is een agrarisch product volgens de bepalingen van IAS 41?
4
Welke waarderingsmethode stel IAS 41 voor agrarische producten en biologische activa voor?
IAS – oefeningenpakket
© UDB 2009
27/27