IBM InfoSphere Master Data Management Versie 11 Release 0
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
GI13-2653-00
IBM InfoSphere Master Data Management Versie 11 Release 0
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
GI13-2653-00
Note Before using this information and the product that it supports, read the information in “Notices and trademarks” op pagina 77.
Edition Notice This edition applies to version 11.0 of IBM InfoSphere Master Data Management and to all subsequent releases and modifications until otherwise indicated in new editions. © Copyright IBM Nederland B.V. 1995, 2013. © Copyright IBM Corporation 1995, 2013.
Inhoudsopgave Tabellen. . . . . . . . . . . . . . . v Hoofdstuk 1. Werken met InfoSphere MDM Inspector . . . . . . . . . . . . 1 Termen en begrippen . . . . . . . . . . ID's die gebruikt worden in de software . . . Recordtypen, records, entiteiten en entiteitstypen Kenmerken . . . . . . . . . . . . . Drempels . . . . . . . . . . . . . Het verschil tussen een activeringsrecord en een glue-record . . . . . . . . . . . . .
. 1 . 1 2 . 3 . 4 . 4
Hoofdstuk 2. Aan de slag . . . . . . . 7 Hoofdstuk 3. Zoekopdrachten naar entiteiten, records en koppelingen . . . . . 9 Zoeken naar Entiteiten . . . . . . . . . . . 9 Zoeken naar records . . . . . . . . . . . . 9 Records ophalen op bron-ID . . . . . . . . . 9 Records ophalen op EID . . . . . . . . . . 10 Relaties bekijken. . . . . . . . . . . . 10 Relaties uit zoekopdrachten naar records bekijken 11 Records inspecteren vanuit een zoekopdracht naar entiteiten . . . . . . . . . . . . 11 Kenmerken inspecteren . . . . . . . . . 11 Koppelingsgegevens weergeven . . . . . . 12 Taken inspecteren . . . . . . . . . . . 14 Zoeken naar koppelingen. . . . . . . . . . 15
Hoofdstuk 4. Gegevensbeheer
. . . . 19
Gebruik van de tab Gegevensbeheer . . . . . . 19 Taken toewijzen met behulp van bulktoewijzing 19 Tags . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Relatiekenmerken wissen . . . . Relaties instellen op niet-wijzigbaar Records en entiteiten toevoegen . Wolken in de Relatieweergave . . . Records in de wolk bekijken . . .
. . . . door engine . . . . . . . . . . . .
. 30 30 . 30 . 31 . 31
Hoofdstuk 7. Hiërarchieën . . . . . . 33 Navigeren op het tabblad Hiërarchie . . . . . Hiërarchie bekijken . . . . . . . . . . Wolken bekijken in een hiërarchieview . . . Het af te beelden type hiërarchie wijzigen . . Een knooppunt onder een ander bovenliggend knooppunt plaatsen . . . . . . . . . Knooppunten verwijderen uit bovenliggende items . . . . . . . . . . . . . . Weergeven in nieuwe boom . . . . . . . Pad naar de hoofdmap bekijken . . . . . Zoeken met het tabblad Hiërarchie . . . . .
. . . .
33 33 34 34
. 34 . . . .
34 35 35 35
Hoofdstuk 8. Gegevensproblemen oplossen . . . . . . . . . . . . . . . 37 Typen identificatietaken . . . . . . . . Aangepaste taken . . . . . . . . . . Typen relatietaken . . . . . . . . . . Identificatietaken: Definitie en levenscyclus . Zoeken naar identificatietaken . . . . . Scherm Identificatietaken zoeken . . . . . Zoekcriteria . . . . . . . . . . . Zoekresultaten . . . . . . . . . . Zoeken naar aangepaste taken . . . . . Scherm Aangepaste taken zoeken . . . . . Zoekresultaten . . . . . . . . . . Zoeken naar relatietaken . . . . . . . Scherm Relatietaak zoeken . . . . . . . Zoekresultaten . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . . . . .
38 41 41 42 43 43 43 45 45 45 46 46 47 47
Hoofdstuk 5. Postvak IN . . . . . . . 23 Werken met het postvak IN . . . . . . Taken in het postvak IN bekijken op basis tags . . . . . . . . . . . . . Kolommen sorteren in het postvak IN . Taken inspecteren vanuit het postvak IN Taken van ander personen bekijken . . Taken toewijzen vanuit het postvak IN . Tags toevoegen aan taken. . . . . . Tags verwijderen uit taken . . . . .
. . van . . . . . . . . . . . . . .
. 23 . . . . . . .
23 24 24 25 25 25 26
Hoofdstuk 6. Relaties . . . . . . . . 27 Relatiecategorieën . . . . . Typen relaties tussen entiteiten Relaties inspecteren. . . . Relaties definiëren . . . . Relaties wissen . . . . . Relatiekenmerken bekijken . Relatiekenmerken toevoegen. Relatiekenmerken bewerken . © Copyright IBM Corp. 1995, 2013
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
. . . . . . . .
27 28 28 28 29 29 29 30
Hoofdstuk 9. Taken bekijken . . . . . 49 Gegevens bekijken over identificatietaak. . . Recordraster . . . . . . . . . . . Recordkenmerken . . . . . . . . . Details toevoegen/bekijken/bewerken . . Kenmerken toevoegen/bewerken/wissen . Wijzigingen toepassen op alle records . . Commentaar toevoegen . . . . . . . Kenmerkhistorie bekijken op entiteitniveau . De status van een kenmerk wijzigen . . . Kenmerkhistorie bekijken op recordniveau . Nagaan of er regels zijn . . . . . . . Records vergelijken vanuit een zoekopdracht naar records . . . . . . . . . . . Records vergelijken vanuit een zoekopdracht naar entiteiten . . . . . . . . . . Notities toevoegen en bekijken . . . . . Gegevens bekijken over aangepaste taak. . . Recordraster . . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
. . . . . . . . . . .
49 49 49 50 50 52 52 52 53 53 54
.
. 55
. . . .
. . . .
56 56 56 57
iii
Raster met recordkenmerken Commentaar toevoegen . .
. .
. .
Hoofdstuk 10. Taken oplossen
. .
. .
. .
. .
65
Hoofdstuk 11. Records toevoegen . . . 75
. . . . 59
Werkstroom Oplossing Identificatietaak . . . . . Oplossen van taken met controle-ID . . . . . Taken van het type Mogelijke Koppeling oplossen . . . . . . . . . . . . . . . . Taken van het type Mogelijk Duplicaat oplossen Kenmerkwaarden verplaatsen naar overgebleven records . . . . . . . . . . . . . . . Taken van het type Mogelijke Overschrijving oplossen . . . . . . . . . . . . . . . Taken exporteren . . . . . . . . . . . Importeren van grote taken . . . . . . . . Records toevoegen aan taken . . . . . . . De volgende taak ophalen . . . . . . . . Identificatietaken maken . . . . . . . . . Een samenvoeging vastleggen . . . . . . . Een premerge bekijken . . . . . . . . . Het samenvoegen vooraf annuleren . . . . . Samenvoeging van records opheffen . . . . .
iv
63 64
Naar eigen entiteit verplaatsen . . . . . . . Aangepaste taken oplossen . . . . . . . . . Aangepaste taken oplossen . . . . . . . . Relatietaken . . . . . . . . . . . . . . Taken van het type Ongeldige Verwijzing oplossen . . . . . . . . . . . . . . . . Taken van het type Veelvoudige Relatie oplossen Taken van het type Relatie Maken oplossen . . Taken van het type Ontbrekende Relatie oplossen
. 57 . 57
59 63
65 66 66 67 68 68 69 69 69 70
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Records toevoegen . . . . . . . . . Records wissen / wissen ongedaan maken . Wissen van records opheffen . . . .
. . .
. . .
70 71 71 71 71 72 72 72
. 75 . 75 . 75
Notices and trademarks . . . . . . . 77 Contacting IBM . . . . . . . . . . . 81 Trefwoordenregister . . . . . . . . . 83
Tabellen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Raster Koppelingsgegevens . . . . Raster met zoekresultaat EID. . . . Tabblad Hiërarchie . . . . . . . Voorbeeld van Mogelijke Overschrijving Voorbeeld van Mogelijk Duplicaat . . Voorbeeld van Mogelijke Koppeling . Voorbeeld van Identificatie Controleren Raster voor kenmerkhistorie . . . .
© Copyright IBM Corp. 1995, 2013
. . .
. . .
. .
. .
.
.
. 12 . 15 . 33 39 . 39 . 40 40 . 53
9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
Raster voor kenmerkhistorie . Taak Identificatie Controleren Taak Mogelijke Koppeling. . Taak Mogelijk Duplicaat . . Taak Mogelijke Overschrijving IBM resources. . . . . . Providing feedback to IBM .
. . . . . . .
. . . . . . .
. . . . . . .
. . . . . . .
. . . . . . .
. . . . . . .
54 59 60 61 62 81 81
v
vi
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 1. Werken met InfoSphere MDM Inspector InfoSphere MDM Inspector is een platform voor gegevensonderhoud waarin gegevensoplossing, relatiebeheer en gegevensbeheer zijn geïntegreerd. Deze software is gebaseerd op het uitgangspunt dat een goed begrip van de relaties tussen gegevens een uitstekende steun is bij het beheren van gegevens en het oplossen van problemen - bijvoorbeeld duplicate en onnauwkeurige gegevens. Door het enorme volume aan gegevens dat op meerdere bronsystemen is opgeslagen en de dynamische aard van die gegevens, komen veel organisaties in de problemen wat betreft de betrouwbaarheid en profilering van gegevens. De software en de bijbehorende toepassingen stellen u in staat om gegevens te combineren, te vergelijken en na te kijken, en uiteindelijk om mogelijke problemen met gegevens op te lossen. De software is ontworpen voor het opslaan en beheren van gegevens van meerdere bronnen en gebruikt algoritmen voor het vergelijken van de records en kenmerken die zich erin bevinden om mogelijke problemen met gegevens vast te stellen. InfoSphere MDM Inspector stelt problemen met de kwaliteit van de gegevens vast zodat u de betrokken records na kunt kijken, de relaties tussen gegevens kunt beheren en de noodzakelijke correcties aan kunt brengen.
Termen en begrippen Een goed begrip van de volgende termen en concepten kan nuttig zijn bij het gebruik van InfoSphere MDM Inspector. Voor aanvullende terminologie raadpleegt u het document Glossary.
ID's die gebruikt worden in de software De software geeft elk record een unieke identificatie, zodat het selecteren, beoordelen, toewijzen van een score en koppelen op een nauwkeurige manier kan plaatsvinden. De software maakt gebruik van zowel de unieke identificatiesleutels die door het bronsysteem worden verstrekt als een set sleutels die door de software wordt toegewezen. Het gaat om de volgende ID's: Bron-ID Dit nummer wordt toegewezen door het bronsysteem waarvan het record afkomstig is en vormt een identificatie van de bron voor de software. Deze identificatie wordt door de software niet alleen gebruikt ten behoeve van synchronisatie, maar ondersteunt ook het bijwerken van records. De gebruiker kan het Bron-ID binnen Inspector zien en kan zoekopdrachten uitvoeren op het specifieke ID-nummer. In de database wordt dit het SrcRecno genoemd. Ondernemings-ID Dit identificatienummer duidt records van dezelfde persoon of hetzelfde object aan, binnen dezelfde bron of verspreid over meerdere bronnen. Het wordt door de software toegewezen en kan door meer dan één record worden gebruikt. In de database wordt dit het EntRecno genoemd. Als er sprake is van Ondernemings-ID's, zijn er nog drie andere termen die u tegen zou kunnen komen: eenvoudig EID, singleton en niet-eenvoudig EID.
© Copyright IBM Corp. 1995, 2013
1
Een eenvoudig EID, ook wel singleton genoemd, is een ondernemings-ID (Enterprise ID, EID) dat aan slechts één record is gekoppeld. Als het ondernemings-ID (EntRecno) van een record in de database gelijk is aan het Lid-ID (MemRecno), dan kan dat erop wijzen dat er slechts één record in een entiteit is. Daarom is er sprake van een "eenvoudig EID". Is het EntRecno niet gelijk aan het MemRecno, dan is het record onderdeel (of is onderdeel geweest) van een koppeling van meerdere records. Een niet-eenvoudig EID wordt door meerdere records gemeenschappelijk gebruikt (records die zijn gekoppeld).
Recordtypen, records, entiteiten en entiteitstypen Recordtype De software kan worden geconfigureerd voor gebruik in diverse soorten bedrijven, bijvoorbeeld de gezondheidszorg, detailhandel en in banken. De gegevens die binnen een organisatie worden beheerd, zijn bepalend voor het recordtype. Recordtypen kunnen worden gekoppeld aan specifieke algoritmen die perfect (moeten) aansluiten bij de eisen aan gegevens. Voorbeelden van recordtypen zijn: Persoon, Provider, Gast en Organisatie. Afhankelijk van het pakket van eisen kan een organisatie een groot aantal recordtypen en de bijbehorende algoritmen implementeren (bijvoorbeeld Persoon en Zorgverlener bij een zorginstelling of Organisatie en Contactpersonen in een commerciële omgeving). Record Een record is een set demografische gegevens die samen één persoon of één object (bijvoorbeeld een auto, een machineonderdeel of een organisatie) vertegenwoordigen. Een recordobject vertegenwoordigt datgene wat volgens een enkel bronsysteem wáár is voor een bepaalde persoon of een bepaald ding. Het is mogelijk dat een entiteit op verschillende bronsystemen meerdere records heeft. Opmerking: Dankzij de flexibiliteit van de software is het mogelijk om recordtypen/records te configureren voor andere dingen dan gegevens die met mensen te maken hebben. De software kan bijvoorbeeld worden geconfigureerd voor gebruik in een machineproductieomgeving of in een magazijn. Omwille van de bondigheid worden er in deze publicatie meestal recordtypen/records genoemd die op mensen slaan. Entiteit Een entiteit wordt gedefinieerd als "iets dat bestaat in de vorm van een specifieke en afzonderlijke eenheid". In het kader van identiteitenbeheer is een entiteit een logische relatie tussen twee of meer records. Entiteiten worden binnen de software aangegeven als records die hetzelfde Ondernemings-ID hebben. Een entiteit wordt ook wel een "koppelingsset" genoemd. Binnen een entiteit of "koppelingsset" kan er een onbeperkt aantal records aanwezig zijn. Entiteitstype Met een entiteitstype kunt u onderscheid maken tussen de manier waarop records worden bekeken en gekoppeld binnen de software. Elk entiteitstype heeft een specifieke algoritmeconfiguratie. Hieronder vindt u enkele voorbeelden van de manier waarop entiteiten kunnen worden geconfigureerd:
2
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
v Identiteit — een individu. Records van een entiteit van het type Identiteit (meerdere records die dezelfde persoon vertegenwoordigen) worden gekoppeld op basis van gelijkenis en hebben hetzelfde OndernemingsID. v Huishouden — meerdere individuen die horen bij dezelfde fysieke locatie en die gemeenschappelijke kenmerken voor huisadres en telefoonnummer hebben (bijvoorbeeld records voor gezinnen en voor anderen die een huishouden delen). Records van een entiteit van het type Huishouden maken gebruik van een gemeenschappelijk ondernemings-ID, net als voor een entiteit van het type Identiteit. v Organisatie — meerdere individuen die zijn gekoppeld aan een enkele organisatie (bijvoorbeeld werknemers van een bedrijf of studenten aan een universiteit). Records van een entiteit van het type Organisatie maken eveneens gebruik van een gemeenschappelijk ondernemings-ID. Pivotrecord/entiteit Een pivotrecord/entiteit is datgene waarmee de zoekopdracht is gestart. U kunt een pivotrecord/entiteit te allen tijde wijzigen door hem naar een nieuwe view te verplaatsen, of door in de Relatieweergave te dubbelklikken op een ander item.
Kenmerken Kenmerken: Kenmerken (Engels: attributes) vormen het equivalent van puzzelstukjes die, na te zijn samengebracht, een compleet beeld van een record vormen. In de software verschaffen kenmerken demografische informatie over een record. Voorbeeld van recordkenmerken zijn naam, telefoonnummer, Burger Service Nummer en/of andere identificatienummers, of geboortedatum voor individuele personen. In geval van objecten kan het bijvoorbeeld gaan om bedrijfsnaam, locatie, onderdeelnummer of onderdeelfabrikant. Als geheel geven kenmerken een definitie van een record (bijvoorbeeld Jan Modaal, Burgerlaan 21, 1068 GR Amsterdam). Extra kenmerken: De meeste kenmerken die in de database zijn opgeslagen, zijn kopieën van de kenmerkwaarden die in een bronsysteem zijn opgeslagen. Extra kenmerken zijn recordkenmerken die uitsluitend in de database zijn opgeslagen en worden onderhouden. In normale implementaties is het zo dat de kenmerken van een record niet meer kunnen worden gewijzigd als dat record eenmaal is samengevoegd of logisch is gewist. Bovendien kunnen kenmerken die een schaduwstatus hebben, niet worden gewijzigd. Als een kenmerk echter is gedefinieerd als "gestuurd" (Engels: "controlled") en dus onafhankelijk is van een bronsysteem, is de gebruikelijke kenmerkvalidatie niet van toepassing en is het wél toegestaan om het kenmerk te wijzigen. Extra kenmerken worden hoofdzakelijk gebruikt in het kader van pogingen om gegevens te verbeteren. Maar ook klanten buiten de sfeer van gegevensverbetering kunnen kenmerken aanwijzen die specifiek zijn voor de software en die niet zijn opgeslagen op een bronsysteem. Extern: In de meeste gevallen wordt er van de gegevens op de bronnen die met de software communiceren, een kopie opgeslagen in de database. Er kunnen echter situaties zijn waarin gegevens misschien wel nuttig zijn voor het herzien van records, maar (om uiteenlopende redenen) niet vereist zijn voor vergelijking. Het kan ook Hoofdstuk 1. InfoSphere MDM Inspector
3
zijn dat er geen toestemming is gegeven om die gegevens op te slaan in een andere database dan de oorspronkelijke bron. De software heeft de mogelijkheid om dergelijke gegevens op te halen uit externe bronnen en ze tijdelijk af te beelden in de toepassingen. Deze externe kenmerken worden niet opgeslagen in de database en worden niet opgenomen in het afleidings-, vergelijkings- en koppelingsproces. Bovendien kunnen deze kenmerken niet worden aangepast met behulp van een toepassing. Voorbeelden van externe kenmerken zijn een kredietwaardigheidsscore of een kredietlimiet.
Drempels Drempelwaarden zijn scoreniveaus die bepalen hoe records in de software worden beheerd. Bij het evalueren van uw gegevens door het IBM®-projectteam worden de meest effectieve instellingen van drempelwaarden bepaald voor het koppelen van records en het genereren van taken. De drempelwaarden worden ingesteld voor een optimale balans tussen de hoeveelheid administratief werk dat vereist is voor het oplossen van problemen met records en de doelen van uw organisatie op het gebied van het lopende recordbeheer. Er worden drempels op drie niveaus ingesteld: 1. Drempel voor automatisch koppelen: Deze drempelwaarde wordt ingesteld bij een vergelijking waarbij er een hoge waarschijnlijkheid bestaat dat de records dezelfde persoon aangeven. Boven deze drempel kan uw organisatie er op vertrouwen dat de operationele server de records elektronisch kan koppelen door er een gemeenschappelijk ondernemings-ID aan toe te wijzen zonder verdere controle. 2. Drempel voor administratieve controle: Administratieve controle is de drempelwaarde waarop een taak kan worden aangemaakt. Als een record bij vergelijking onder de drempel voor automatisch koppelen maar boven de drempel voor administratieve controle valt, kan het record een taak genereren. Voor records die bij vergelijking onder de drempel voor administratieve controle vallen is het dermate onwaarschijnlijk dat ze dezelfde persoon betreffen, dat het aanmaken van een taak van weinig waarde is. Records die onder de drempel voor administratieve controle vallen, worden nog wel bijgehouden in de database voor controle en voor lopende vergelijkingen. 3. Drempelwaarde voor mogelijke overschrijving: Drempelwaarden voor overschrijven worden ingesteld op een negatief getal. Telkens als een record wordt vergeleken door de operationele server, wordt de eerste vergelijking uitgevoerd met zichzelf. Een record dat met zichzelf wordt vergeleken, levert een hoge vergelijkingsscore op. Een lage of negatieve score geeft aan dat er twee of meer sets van demografische gegevens worden toegepast op één record. Als de vergelijking een negatieve score oplevert, wordt dat record in een taak voor mogelijke overschrijving geplaatst. Verdere vergelijking van dit record met andere records in de database vindt alleen plaats als het overschrijvingsprobleem is opgelost. (Taken voor mogelijke overschrijvingen worden later in dit hoofdstuk uitgebreid besproken.)
Het verschil tussen een activeringsrecord en een glue-record Twee termen die tijdens de training en binnen de documentatie worden gebruikt, zijn activeringsrecord en glue-record. Activeringsrecord: Nadat er een zoekopdracht naar taken is gestart in een toepassing, worden de resultaten in real-time gegenereerd (op het moment dat de zoekopdracht wordt ge-
4
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
start). Het record of de criteria die worden gebruikt voor het vergelijken met andere records (kandidaten) wordt het activeringsrecord genoemd (dat wil zeggen het record dat de vergelijking activeert). Als er zoekresultaten voor een taak worden afgebeeld, heeft het activeringsrecord meestal een hogere score dan de andere records. De score is hoger omdat het activeringsrecord tijdens het vergelijkingsproces met zichzelf wordt vergeleken. De andere records die worden geretourneerd, krijgen vergelijkingsscores op basis van de vergelijking met het activeringsrecord. Het pictogram voor het activeringsrecord wordt op het scherm voor taakoplossing afgebeeld zodat de gebruiker een snelle indruk heeft. Een record wordt ook beschouwd als activeringsrecord als een update op dat record een overeenkomst oplevert die resulteert in het ontstaan van een taak. Glue-record: De term glue-record Deze term wordt gebruikt voor het beschrijven van het record in een koppelingsset waaraan alle andere records in de set zijn gekoppeld. Met andere woorden: het record dat de koppelingsset bijeenbrengt. Als u bijvoorbeeld de volgende records hebt: 1. Koen Modaal, geboren = 10-24-1950, tel = 602-555-6060 2. Koen Quinten Modaal, 10-24-1970, 602-555-6060 3. Koen Quinten, 10-24-1970, 602-554-3232 Tijdens een vergelijking zou record 1 waarschijnlijk worden gekoppeld aan record 2 en record 3 aan record 2; record 1 zou echter waarschijnlijk niet worden gekoppeld aan record 3. Daarom is record 2 het glue-record voor de entiteit.
Hoofdstuk 1. InfoSphere MDM Inspector
5
6
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 2. Aan de slag Met Inspector kunt u zoeken naar entiteiten en records, kunt u met relaties en hiërarchieën werken en kunt u taken nakijken en oplossen.
Voordat u begint InfoSphere MDM Inspector moet zijn geïnstalleerd en geconfigureerd. Raadpleeg voor meer informatie de IBM InfoSphere Master Data Management Installation Guide for Standard and Advanced Editions.
Over deze taak Om Inspector te kunnen gaan gebruiken, moet u weten hoe u toegang krijgt tot de toepassing.
Procedure Na afloop van de installatie op IBM WebSphere Application Server opent u een browser en geeft u de volgende opdracht op: http:/<<WAS-host>>:<<WAS-poort>>/ inspector
© Copyright IBM Corp. 1995, 2013
7
8
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 3. Zoekopdrachten naar entiteiten, records en koppelingen Met de functie Zoeken kunt u zoeken naar Huishouden, Identiteit, Organisatie, of aangepaste geconfigureerde entiteiten, records of koppelingen; u kunt ze daarnaast inspecteren. Om een entiteit, record of koppeling te zoeken, volgt u de stappen die van toepassing zijn op de implementatie van uw recordtype. Wees erop bedacht dat de kenmerken configureerbaar zijn, en dat de zoekcriteria die in deze voorbeelden worden gebruikt daarom af kunnen wijken van degene die in uw organisatie worden gebruikt. De criteria die in deze procedures worden gebruikt, vertegenwoordigen kenmerken van recordtypen. Overleg met uw supervisor of toepassingsbeheerder om na te gaan welke criteria en combinaties precies vereist zijn.
Tips voor zoeken: v Hoe meer gegevens u gebruikt, hoe beter (accurater) de resultaten zijn. v Jokertekens zijn niet geldig. v Het gebruik van onbeperkte regels voor naamgeving houdt in dat het algoritme rekening houdt met hoofdletters, streepjes, transposities in namen, voorvoegsels, achtervoegsels en apostroffen. v Het algoritme houdt rekening met het gebruik van roepnamen (bv. Jan in plaats van Johannes).
Zoeken naar Entiteiten Over deze taak Procedure 1. In InfoSphere MDM Inspector klikt u bovenaan het scherm op Zoeken. 2. Selecteer een type entiteit en klik op Doorgaan. 3. In het vak Zoeken selecteert u de optie Zoeken naar. Opmerking: De velden in het vak Zoeken kunnen er iets anders uitzien, afhankelijk van het type entiteit dat u zoekt.
Zoeken naar records Procedure 1. In InfoSphere MDM Inspector klikt u bovenaan het scherm op Zoeken. 2. Selecteer een type entiteit in de vervolgkeuzelijst en klik op Doorgaan. 3. Selecteer het vakje Records terugzenden in plaats van entiteiten. 4. Vul in het vak Zoeken zoveel gegevens in als nodig is en klik op Zoeken.
Records ophalen op bron-ID Het ophalen van records op bron-ID is vooral handig als u probeert een gewist record op te halen.
© Copyright IBM Corp. 1995, 2013
9
Over deze taak Als het nodig is om een record op te halen dat al gewist is, kunt u dat record ophalen met behulp van het bron-ID.
Procedure 1. In InfoSphere MDM Inspector klikt u bovenaan het scherm op Zoeken. 2. Selecteer een type entiteit en klik op Doorgaan. 3. Selecteer de optie Ophalen uit source-ID. a. Om alle records op te nemen die gekoppeld zijn aan dit bron-ID selecteert u Alle gekoppelde records retourneren. b. Selecteer een broncode in de lijst. c. Typ een bron-ID. 4. Klik op Ophalen.
Records ophalen op EID Met behulp van het ondernemings-ID (Enterprise ID, EID) kunt u records ophalen.
Over deze taak Volg deze procedure om records op te halen op basis van EID.
Procedure 1. In InfoSphere MDM Inspector klikt u bovenaan het scherm op Zoeken. 2. Selecteer een type entiteit en klik op Doorgaan. 3. In het vak Zoeken selecteert u de optie Ophalen op EID. 4. Typ het EID en klik op Ophalen. 5. Klik op Controleren.
Resultaten Als u op Inspecteren klikt, wordt de tab Kenmerken afgebeeld. Nadat u entiteiten of records hebt opgehaald, kunt u de subtabs gebruiken om de entiteiten en records te bekijken en om ermee te werken. Binnen elke tab kunt u de kolommen sorteren voor alle kolommen met onderstreepte kolomkop.
Relaties bekijken U kunt relaties bekijken via de zoekresultaten van records en entiteiten.
Over deze taak Nadat u een zoekopdracht naar records of entiteiten hebt uitgevoerd, kunt u relaties bekijken.
Procedure Om relaties te bekijken vanuit een zoekopdracht naar entiteiten: 1. Ga naar de zoekresultaten, selecteer een entiteit en klik op het pictogram Inspecteren. 2. Klik op de subtab Relaties. De view Relatie wordt geopend. De entiteiten worden afgebeeld in de vorm van rechthoeken.
10
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Om relaties te bekijken vanuit een zoekopdracht naar records: 3. Ga naar de zoekresultaten, selecteer een record en klik op het pictogram Inspecteren. 4. Klik op de subtab Entiteiten. De view Relatie wordt geopend. De records worden afgebeeld in de vorm van ovalen.
Relaties uit zoekopdrachten naar records bekijken Procedure 1. Ga naar de Zoekresultaten, selecteer een record en klik op het pictogram Inspecteren. 2. Klik op de subtab Entiteiten. De view Relatie wordt geopend. Opmerking: Records worden als ovalen afgebeeld in de view Relatie. Meer informatie over relaties vindt u in Hoofdstuk 6, “Relaties”, op pagina 27
Records inspecteren vanuit een zoekopdracht naar entiteiten Zodra een zoekopdracht naar entiteiten voltooid is, kunt u de records inspecteren vanuit de zoekresultaten.
Over deze taak Als u records wilt inspecteren, gaat u als volgt te werk:
Procedure 1. Ga naar het venster Zoekresultaten, selecteer een entiteit waar u mee wilt werken en klik op het pictogram Inspecteren. 2. Klik op de subtab Records.
Resultaten Er wordt een lijst van records voor de geselecteerde entiteit geopend. In deze lijst kunt u een bepaald record selecteren en bijvoorbeeld de relaties van dat record of de koppelingsdetails bekijken.
Kenmerken inspecteren In de resultaten van een zoekopdracht naar entiteiten of records kunt u kenmerken inspecteren. Dat doet u op de subtab Kenmerken. Op diezelfde subtak Kenmerken is ook de kenmerkhistorie beschikbaar.
Procedure Ga naar het venster Zoekresultaten, selecteer een entiteit of record waar u mee wilt werken en klik op het pictogram Inspecteren. v Standaard wordt de subtab Kenmerken geopend. Als u hebt gezocht naar entiteiten, wordt er op de subtab Kenmerken een lijst van kenmerken en waarden afgebeeld. Klik op het pictogram Kenmerkhistorie om de historie voor het geselecteerde kenmerk te bekijken. v Als u alleen naar records hebt gezocht, wordt de subtab Kenmerken afgebeeld, met de mogelijkheid om kenmerken toe te voegen, te bewerken en te wissen. Informatie over het toevoegen, bewerken en wissen van kenmerken vindt u in Hoofdstuk 9, “Taken bekijken”, op pagina 49. Hoofdstuk 3. Zoekopdrachten naar entiteiten, records en koppelingen
11
Koppelingsgegevens weergeven Procedure 1. Ga naar het venster Zoekresultaten, selecteer een record of entiteit waar u mee wilt werken en klik op Inspecteren. 2. Klik op de tab Koppelingsgegevens om het raster te openen. 3. Gebruik het filterpictogram rechts bovenin het tabblad Kenmerkhistorie om grote subsets van resultaten te filteren. a. Geef in het voorgrondvenster Filter Selecteren de informatie op waarop u wilt filteren. De velden zijn hoofdlettergevoelig. b. Klik op Filteren. c. U kunt de Koppelingsgegevens resetten naar de oorspronkelijke resultaten door op het pictogram Filteren opnieuw instellen te klikken. 4. Om het resultaat te sorteren, klikt u op het pictogram Sorteren. a. In het voorgrondvenster voor het sorteren selecteert u de primaire sorteersleutel uit de kolomkoppen die worden afgebeeld in het menu Sorteren op. b. Selecteer een secundaire sorteersleutel uit de kolomkoppen in de lijst Daarna op.
Resultaten In de volgende tabel ziet u een beschrijving van elke kolom die wordt afgebeeld in het raster Koppelingsgegevens. Tabel 1. Raster Koppelingsgegevens
12
Waarde
Beschrijving
Vorige EID
Dit veld is ingevuld als het EID om bepaalde redenen is gewijzigd na het maken ervan.
Bron:ID
Het ID van het bronsysteem. U kunt op het veld met het bron-ID klikken om het ledenrecord te bekijken.
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Tabel 1. Raster Koppelingsgegevens (vervolg) Waarde
Beschrijving
Type
Geeft het type koppeling aan. De toewijzing van het type koppeling aan records kan veranderen bij het doorlopen van de koppelingscyclus. Aan records worden de volgende typen toegewezen op basis van de methode waarin ze zijn gekoppeld, de bron waarvan ze afkomstig zijn, en het stadium van het samenvoegingsproces waarin het record verkeert. AutoLink-MS: Records die worden vergeleken vanuit meerdere bronnen boven de drempel voor automatisch koppelen, en een algemeen ondernemings-ID is toegewezen door de software. AutoLink-SS: Records die worden vergeleken vanuit dezelfde bron boven de drempel voor automatisch koppelen, en een algemeen ondernemings-ID is toegewezen door de software. (InfoSphere MDM Workbench kent een optie waarmee u automatische koppelingen met dezelfde bron kunt uitschakelen. Als u deze optie uitschakelt voor uw implementatie, worden koppelingen van dit type mogelijk niet afgebeeld.) AutoUnlink: Een voorheen automatisch gekoppeld record dat als gevolg van nieuwe informatie niet langer onder de drempel voor automatisch koppelen valt vergeleken met een ander record en automatisch ontkoppeld is door de software. Als het ontkoppelde record bij vergelijking boven de drempel voor administratieve controle valt, kan het in een taak worden geplaatst. Wissen: Een gebruiker heeft het record logisch verwijderd waardoor de software het niet meer in de algoritmische vergelijking meeneemt. ManuLink-MS: Een gebruiker heeft records uit meerdere bronnen handmatig gekoppeld. ManuLink-SS: Een gebruiker heeft records handmatig gekoppeld vanuit dezelfde bron. ManuUnlink: Een gebruiker heeft records die voorheen een gemeenschappelijk ondernemings-ID hadden, handmatig ontkoppeld. Samenvoegen: Dit geeft aan of de software een bericht voor samenvoegen heeft ontvangen van het bronsysteem. NoChange: Een gebruiker van InfoSphere MDM Inspector werkt de werkstroomstatus bij, maar verandert het ondernemings-ID niet. Premerge: Een gebruiker van InfoSphere MDM Inspector heeft een record opgelost door twee records samen te voegen tot één record. Als de software het bericht voor samenvoegen van de bron ontvangt, wordt dit record ingesteld op "Samenvoegen". Verwijderen ongedaan maken: Een gebruiker van InfoSphere MDM Inspector heeft het record geactiveerd nadat het was gewist. UnMerge: Een eerder samengevoegd record dat nu gesplitst is. U kunt sorteren door op de kolomkop Type te klikken. Het sorteerpictogram geeft aan of de resultaten in oplopende (pijl naar beneden) of aflopende (pijl omhoog) staan.
Hoofdstuk 3. Zoekopdrachten naar entiteiten, records en koppelingen
13
Tabel 1. Raster Koppelingsgegevens (vervolg) Waarde
Beschrijving
Status
De status van de koppeling. Dit zijn opties die tijdens de implementatie op maat gemaakt kunnen worden. Het zijn: Niet-onderzocht: Deze koppeling is nog niet onderzocht. Onderzocht-OK: Deze koppeling is gecontroleerd en bevestigd door een gebruiker van InfoSphere MDM Inspector. Onderzocht-fout: Deze koppeling is door een gebruiker van InfoSphere MDM Inspector gecontroleerd en bevestigd als onjuist.
Eigenaar
De eigenaar of persoon die aan een taak werkt. Aanvankelijk wordt “mdmadin” toegewezen als eigenaar van een taak. Zodra u gaat werken aan een taak, wordt uw gebruikersnaam toegewezen aan de taak totdat deze is opgelost. Automatisch gekoppelde records krijgen standaard “mdmadmin” als eigenaar. Opmerking: De standaardnaam van de eigenaar kan worden geconfigureerd voor een andere gebruikersnaam dan “mdmadmin.”
Taakstatus
De taakstatus. Dit zijn aangepaste opties, en het zou hier kunnen gaan om Niet-onderzocht, Opgelost of Uitgesteld.
Toegewezen EID
Het ondernemings-ID dat oorspronkelijk is toegewezen door de software.
Toegewezen bron-ID
Het oorspronkelijke door het bronsysteem toegewezen ID.
Score
Dit getal is de vergelijkingsscore die is toegewezen door de software. De waarde geeft de waarschijnlijkheid aan dat dit dezelfde persoon is.
Laatst gewijzigd
De datum waarop deze koppeling voor het laatst is bijgewerkt in de database. Als deze is geconfigureerd, wordt de tijd van de gebeurtenis (de tijd dat de koppeling is aangepast) mogelijk ook afgebeeld in dit veld. U kunt sorteren door op de kolom Laatst gewijzigd te klikken. Het sorteerpictogram geeft aan of de resultaten in oplopende (pijl naar beneden) of aflopende (pijl omhoog) staan.
Gemaakt
De datum waarop de koppeling is gemaakt (gezien) in de database. Als deze is geconfigureerd, wordt de tijd van de gebeurtenis mogelijk ook afgebeeld in dit veld.
Entiteitstype
Dit veld bevat het type entiteit van het record. Bijvoorbeeld Identiteit, Huishouden, Organisatie.
Taken inspecteren Het inspecteren van identificatietaken maakt deel uit van het taakoplossingsproces. U inspecteert een taak om vast te stellen hoe u die taak kunt oplossen.
Over deze taak U inspecteert een taak als volgt.
Procedure 1. Ga naar de Zoekresultaten, selecteer een record en klik op het pictogram Taken. 2. Inspecteer de taak door een van de volgende handelingen uit te voeren: v Selecteer een taak in het voorgrondvenster Takenlijst en klik op Inspecteren.
14
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
v Ga naar de lijst met Zoekresultaten, selecteer een record of entiteit en klik op het pictogram Inspecteren. 3. Klik op de subtab Taken. 4. Selecteer een taak en klik op Taak inspecteren. Meer informatie over taken vindt u in Hoofdstuk 10, “Taken oplossen”, op pagina 59.
Zoeken naar koppelingen Koppelingen zijn twee of meer records die hetzelfde Ondernemings-ID hebben. Koppelingen kunnen handmatig zijn gemaakt als resultaat van het oplossen van een taak voor Potentiële koppeling. Ze kunnen ook automatisch zijn gemaakt als records worden vergeleken en ze boven de drempel voor automatisch koppelen uitkomen.
Over deze taak Met deze procedure zoekt u naar records met koppelingen.
Procedure 1. In InfoSphere MDM Inspector klikt u bovenaan het scherm op Zoeken. 2. Selecteer een type entiteit in de vervolgkeuzelijst en klik op Doorgaan. 3. Selecteer Koppelingen zoeken. 4. Geef de zoekcriteria op. 5. Klik op Zoeken.
Resultaten In het raster met zoekresultaat voor EID ziet u alle koppelingen die voldoen aan uw zoekcriterium. Klik op een van de onderstreepte kolomkoppen om de resultaten te sorteren op die kolom. Om bijvoorbeeld te sorteren op oplopende EID-volgorde, klikt u op Vorige EID. U ziet de volgende gegevens in het raster: Tabel 2. Raster met zoekresultaat EID Waarde
Beschrijving
Vorige EID
Dit veld is ingevuld als het EID om bepaalde redenen is gewijzigd na het maken ervan. Een record zonder waarde in dit veld geeft aan dat het record een niet-overblijvend record is van een samenvoeging of een premerge.
Bron-ID
Het ID van het bronsysteem.
Hoofdstuk 3. Zoekopdrachten naar entiteiten, records en koppelingen
15
Tabel 2. Raster met zoekresultaat EID (vervolg) Waarde
Beschrijving
Type
Geeft het type koppeling aan. De toewijzing van het type koppeling aan records kan veranderen bij het doorlopen van de koppelingscyclus. Aan records worden de volgende typen toegewezen op basis van de methode waarin ze zijn gekoppeld, de bron waarvan ze afkomstig zijn, en het stadium van het samenvoegingsproces waarin het record verkeert. AutoLink-MS: Records die worden vergeleken vanuit meerdere bronnen boven de drempel voor automatisch koppelen, en een algemeen ondernemings-ID is toegewezen door de software. AutoLink-SS: Records die worden vergeleken vanuit dezelfde bron boven de drempel voor automatisch koppelen, en een algemeen ondernemings-ID is toegewezen door de software. (InfoSphere MDM Workbench kent een optie waarmee u automatische koppelingen met dezelfde bron kunt uitschakelen. Als u deze optie uitschakelt voor uw implementatie, worden koppelingen van dit type niet afgebeeld.) AutoUnlink: Een voorheen automatisch gekoppeld record dat als gevolg van nieuwe informatie niet langer onder de drempel voor automatisch koppelen valt vergeleken met een ander record en automatisch ontkoppeld is door de software. Als het ontkoppelde record bij vergelijking boven de drempel voor administratieve controle valt, kan het in een taak worden geplaatst. Wissen: Een gebruiker heeft het record logisch verwijderd waardoor de software het niet meer in de algoritmische vergelijking meeneemt. ManuLink-MS: Een gebruiker van InfoSphere MDM Inspector heeft records uit meerdere bronnen handmatig gekoppeld. ManuLink-SS: Een gebruiker van InfoSphere MDM Inspector heeft records handmatig gekoppeld vanuit dezelfde bron. ManuUnlink: Een gebruiker van InfoSphere MDM Inspector heeft records die voorheen een gemeenschappelijk ondernemings-ID hadden handmatig ontkoppeld. Samenvoegen: Dit geeft aan dat de software een bericht voor samenvoegen heeft ontvangen van het bronsysteem. NoChange: Een gebruiker van InfoSphere MDM Inspector werkt de werkstroomstatus bij, maar heeft het ondernemings-ID niet gewijzigd. Premerge: Een gebruiker van InfoSphere MDM Inspector heeft een record opgelost door twee records samen te voegen. Als de software het bericht voor samenvoegen van de bron ontvangt, wordt dit record ingesteld op "Samenvoegen". Verwijderen ongedaan maken: Een gebruiker van InfoSphere MDM Inspector heeft het record geactiveerd nadat het was gewist. UnMerge: Een eerder samengevoegd record dat nu gesplitst is. U kunt sorteren door op de kolomkop Type te klikken. Het sorteerpictogram geeft aan of de resultaten in oplopende (pijl naar beneden) of aflopende (pijl omhoog) staan.
16
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Tabel 2. Raster met zoekresultaat EID (vervolg) Waarde
Beschrijving
Status
De status van de koppeling. Dit zijn aangepaste opties. Meestal hebben alle implementaties deze opties: Niet-onderzocht: Is van toepassing als deze koppeling niet is onderzocht. Onderzocht-OK: Van toepassing als deze koppeling is gecontroleerd en bevestigd door een gebruiker van InfoSphere MDM Inspector. Onderzocht-fout: Van toepassing als deze koppeling is gecontroleerd en bevestigd als incorrect, door een gebruiker van InfoSphere MDM Inspector.
Eigenaar
De eigenaar of persoon die aan een taak werkt. Aanvankelijk wordt “mdmadin” toegewezen als eigenaar van een taak. Zodra u gaat werken aan een taak, wordt uw gebruikersnaam toegewezen aan de taak totdat deze is opgelost. Automatisch gekoppelde records krijgen standaard “mdmadmin” als eigenaar.
Taakstatus
De taakstatus. Dit zijn aangepaste opties, en het zou hier kunnen gaan om Niet-onderzocht, Opgelost of Uitgesteld.
Toegewezen EID
Het ondernemings-ID dat oorspronkelijk is toegewezen door de software. Voor alle koppelingen van het type niet-samenvoegen (zoals automatisch koppelen), gaat u naar het scherm Koppelingsgegevens als u op het pictogram voor controleren klikt.
Toegewezen bron-ID
Het oorspronkelijke door het bronsysteem toegewezen ID. Als het record een niet-overblijvend record is van een samenvoeging of premerge, wordt het oorspronkelijke bron-ID in dit veld afgebeeld. Als u op het pictogram voor controleren klikt, gaat u naar het kenmerk
Score
Deze vergelijkingsscore is toegewezen door de software, en geeft de waarschijnlijkheid aan dat dit record dezelfde persoon betreft.
Laatst gewijzigd
De datum waarop deze koppeling voor het laatst is bijgewerkt in de database. Als deze is geconfigureerd, wordt de tijd van de gebeurtenis mogelijk ook afgebeeld in dit veld. U kunt sorteren door op de kolom Laatst gewijzigd te klikken. Het sorteerpictogram geeft aan of de resultaten in oplopende (pijl naar beneden) of aflopende (pijl omhoog) staan.
Gemaakt
De datum waarop de koppeling is gemaakt (gezien) in de database. Als deze is geconfigureerd, wordt de tijd van de gebeurtenis mogelijk ook afgebeeld in dit veld.
Hoofdstuk 3. Zoekopdrachten naar entiteiten, records en koppelingen
17
18
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 4. Gegevensbeheer Binnen InfoSphere MDM Inspector bestaan er twee rollen: datasteward en gegevensbeheerder. De gegevensbeheerder is verantwoordelijk voor het projectmanagement van een implementatie van gegevensintegratie of mastergegevensbeheer binnen een onderneming. De gegevensbeheerder richt zich op de verwachtingen van de diverse betrokkenen, op het team van datastewards en op het welslagen van het project uit het oogpunt van tijd en kosten. De gegevensbeheerder kan tags maken, bewerken en wissen en kan regels toewijzen om de tags te definiëren. Dit stelt de gegevensbeheerder in staat om de toewijzing van taken aan gebruikers en groepen te besturen, zodat het hele proces soepel verloopt. Een datasteward is belast met het onderhoud en de implementatie van het beleid inzake gegevensbeheer zoals dat door het bedrijf is opgesteld. Nadat u zich hebt aangemeld bij InfoSphere MDM Inspector, ziet u meteen het postvak IN. Als u de rol van gegevensbeheerder hebt, ziet u bovenaan het scherm een knop Gegevensbeheer.
Gebruik van de tab Gegevensbeheer Op deze tab kunt u via Gegevensbeheer tags maken en wijzigen; regels die deze tags definiëren toevoegen, wissen en wijzigen en werken met de functie Bulktoewijzing.
Over deze taak v Klik op de knop Gegevensbeheer. Het tabblad Gegevensbeheer wordt geopend. Het tabblad Gegevensbeheer heeft twee subtabs: Bulktoewijzing en Tags.
Taken toewijzen met behulp van bulktoewijzing Met Bulktoewijzing kunt u een complete zoekopdracht uitvoeren naar alle problemen met een bepaald(e) taaktype, status, bron, type entiteit, begin- of einddatum, of minimum/maximumscore (of een combinatie van opties) en kunt u alle, geen of bepaalde taken toewijzen aan een specifieke gebruiker of groep.
Over deze taak Als u taken zoekt via bulktoewijzing kunt u ook zoeken op tags die in een eerder stadium zijn gedefinieerd.
Procedure 1. Klik op Gegevensbeheer. Standaard wordt dan het tabblad Bulktoewijzing geopend. 2. Vul in het vak Zoeken van taken voor Bulktoewijzing voor zover nodig de velden in en klik op Taken Zoeken. 3. In de zoekresultaten wordt aangegeven hoeveel taken er overeenkomen met de opgegeven criteria, alsmede het aantal gevonden tags.
© Copyright IBM Corp. 1995, 2013
19
4. Ijs het aantal Tags aan. Het voorgrondvenster Aantal Taken op Tagtype wordt geopend. 5. Selecteer bovenin de zoekresultaten een optie voor de bulktoewijzing. a. Alle - Met deze optie worden alle taken in de zoekresultaten geselecteerd. b. Geen - Er wordt geen enkele taak geselecteerd. c. Bereik - Klik op deze optie om een bereik van taaknummers op te geven. a. Nadat u de toe te wijzen taken hebt geselecteerd, klikt u op Actie. b. Selecteer de actie en de persoon of groep aan wie u de taken wilt toewijzen. Klik vervolgens op Toepassen.
Taken zoeken bij bulktoewijzing Procedure 1. Klik op de tab Gegevensbeheer. Standaard wordt dan het tabblad Bulktoewijzing geopend. 2. Vul in het vak Zoeken van taken voor Bulktoewijzing voor zover nodig de velden in en klik op Taken Zoeken. 3. In de zoekresultaten wordt aangegeven hoeveel taken er overeenkomen met de opgegeven criteria, alsmede het aantal gevonden tags. 4. Houd de muisaanwijzer boven het aantal tags. Het voorgrondvenster Aantal Taken op Tagtype wordt geopend. 5. Selecteer bovenin de zoekresultaten een optie voor de bulktoewijzing. a. Alle - Met deze optie worden alle taken in de zoekresultaten geselecteerd. b. Geen - Er wordt geen enkele taak geselecteerd. c. Bereik - Klik op deze optie om een bereik van taaknummers op te geven. 6. Nadat u de toe te wijzen taken hebt geselecteerd, klikt u op Actie. 7. Selecteer de actie en de persoon of groep aan wie u de taken wilt toewijzen. Klik vervolgens op Toepassen. 8. De bulktoewijzing wordt uitgevoerd.
Tags Tags worden gebruikt voor het categoriseren van taken. Ze worden gemaakt door een gegevensbeheerder en worden samengesteld uit een naam en een criterium dat de toepassing ervan bepaalt. Tags vormen een krachtig middel voor het ordenen en plannen van taakoplossing binnen de operationele server. Als er bijvoorbeeld taken met hoge prioriteit zijn die moeten worden opgelost voor andere taken, kan de gegevensbeheerder een tag "hoge prioriteit" maken. Als er dan een zoekopdracht wordt gestart, kan de datasteward de tag "hoge prioriteit" selecteren, zodat er alleen taken worden gevonden die aan de criteria voldoen. Op die manier worden de taken met een hoge prioriteit dus het eerst opgelost. Vanaf het tabblad Tags in Data Manager kunt u tags toevoegen, wissen, klonen, resetten en bewerken.
Tags toevoegen Een gegevensbeheerder kan tags toevoegen als ondersteuning van het categoriseren van taken bij een zoekopdracht naar taken.
20
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Procedure 1. 2. 3. 4.
Klik op Gegevensbeheer. Klik op de subtab Tags. Klik op de subtab Tags op het pictogram Tag toevoegen. Geef in het veld Tagnaam een naam op voor de tag die u toevoegt.
5. Klik in het veld Type Entiteit op de lijst en selecteer een type entiteit. 6. Als u geen regels voor de tag wilt toevoegen, klikt u op Opslaan.
Regels definiëren Bij het toevoegen van een tag hebt u de mogelijkheid om tagregels aan die tag toe te voegen. Het is ook mogelijk om een bestaande tag te bewerken en er nieuwe regels in op te nemen. Tagregels worden gebruikt om de taggegevens verder te filteren.
Procedure 1. Ga naar het gedeelte Tagregels van het vak Tagdetails en klik op Nieuwe regel toevoegen. Het vak Regeldefinitie wordt geopend. 2. Ga naar het veld Type regel en selecteer een type in de keuzelijst. 3. Afhankelijk van het geselecteerde Type regel wordt het vak Regeldefinitie uitgebreid met extra velden om in te vullen. In dit voorbeeld is Taaktype geselecteerd. 4. Vul de extra velden in en klik op OK. 5. Klik op Opslaan. 6. Nadat er eenmaal regels zijn gedefinieerd, wordt het veld Gebruiken actief in het gedeelte Tagregels. Selecteer in het keuzemenu de optie Alleen activeringsrecords of de optie Aanverwante records. De standaardoptie is Alleen activeringsrecords. 7. Houd de muisaanwijzer boven de link Aantal regels om de regel te bekijken die aan een bepaalde tag is gekoppeld. Opmerking: Nadat er een regel aan een tag is gekoppeld, kan het type entiteit niet meer worden gewijzigd.
Tags resetten Als u een tag reset, analyseert het systeem elke taak om te bepalen of de geselecteerde tag al dan niet van toepassing is. Gebruik deze functie als de regels voor de tag zijn gewijzigd sinds het moment dat de tag oorspronkelijk is gemaakt.
Procedure 1. Ga naar het tabblad Tags en klik op het pictogram Resetten voor de tag die u wilt resetten. 2. Klik op Ja om het resetten te bevestigen.
Tags klonen Als u een tag wilt maken die lijkt op een bestaande tag, kunt u die bestaande tag klonen.
Procedure 1. Ga naar het tabblad Tags en klik op het pictogram Klonen. Het vak Tagdetails wordt geopend. 2. Breng de gewenste wijzigingen aan in de velden, zoals Tagnaam. Hoofdstuk 4. Gegevensbeheer
21
3. Optioneel: Klik op de link Nieuwe regel toevoegen om regels toe te voegen. 4. Klik op Opslaan.
22
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 5. Postvak IN In het postvak IN ziet u een lijst van identificatietaken die zijn toegewezen aan de gebruiker die is aangemeld. Als u zich aanmeldt bij InfoSphere MDM Inspector, komt u rechtstreeks in het postvak IN; hier ziet u alle open (niet-opgeloste) taken die aan u zijn toegewezen. In het postvak IN kunt u het volgende doen: v Weergave op tags gebruiken (als die zijn gedefinieerd) v Taken per eigenaar bekijken. Naast de aan u toegewezen taken kunt u alleen andere taken vanuit het postvak IN bekijken als deze zijn toegewezen aan een groep waartoe u behoort. Eigenaars worden in de lijst aan categorieën toegewezen voor Groepen, Actieve gebruikers, Inactieve gebruikers en Gewiste gebruikers. Als u in de operationele server geen gebruikers hebt gemarkeerd als inactief of gewist, worden die categorieën niet afgebeeld. v Taken sorteren op kolommen. v De presentatie van de taken in het postvak IN filteren. v Taken selecteren die aan uw groep zijn toegewezen en deze rechtstreeks aan uzelf of aan een ander groepslid toewijzen. v Taken direct inspecteren en beginnen met het proces voor oplossen. v Tags toevoegen aan taken en ze ervan verwijderen. Met behulp van het postvak IN kunt u onmiddellijk zien welke taken direct aandacht vereisen en kunt u uw werk dienovereenkomstig plannen.
Werken met het postvak IN Over deze taak Als u zich aanmeldt bij InfoSphere MDM Inspector, is het eerste scherm dat u ziet het postvak IN. Gebruikers kunnen rechtstreeks actie ondernemen op de taken in hun postvak IN en deze filteren. Gebruikers kunnen nog steeds naar taken zoeken op het scherm Oplossen zoals in vorige versies van InfoSphere MDM Inspector. Meer informatie over het zoeken naar taken vindt u bij Hoofdstuk 8, “Gegevensproblemen oplossen”, op pagina 37.
Taken in het postvak IN bekijken op basis van tags U kunt tags gebruiken om de lijst van taken die wordt afgebeeld in het postvak IN te filteren.
Over deze taak Alleen tags die zijn toegevoegd, worden afgebeeld in het vak Snelweergave.
Procedure 1. Klik in het Postvak IN op een tag in gedeelte Snelweergave. De taken die aan de criteria van de tags voldoen, worden afgebeeld in de Takenlijst van het postvak IN. © Copyright IBM Corp. 1995, 2013
23
2. Klik in de Snelweergave op Alle taken om terug te keren naar de ongefilterde lijst.
Kolommen sorteren in het postvak IN Binnen het postvak IN kunt u de kolommen sorteren op taaktype, op taakstatus, op taakdatum, op bron-ID en op type entiteit.
Over deze taak Met deze procedure kunt u kolommen sorteren.
Procedure 1. Open het postvak IN. 2. Klik op de kop van de kolom waarop u wilt sorteren. Opmerking: Het is niet mogelijk om te sorteren op de kolom Score.
Taken inspecteren vanuit het postvak IN Bij het inspecteren van taken vanuit het postvak IN kunt u een bepaalde taak oproepen en het taakoplossingsproces starten.
Over deze taak Volg deze procedure om de taakgegevens op te roepen.
Procedure 1. Klik op het pictogram Inspecteren voor de taak die u wilt inspecteren. 2. In het scherm van de taak kunt u de taak bekijken en oplossen. Verwante taken: “Taken van het type Mogelijke Overschrijving oplossen” op pagina 65 Om een taak van het type Mogelijke Overschrijving op te lossen, moeten er specifieke handelingen worden uitgevoerd om de juiste informatie te reconstrueren met een Bron-ID. Het is belangrijk dat u de beschikbare informatie goed bestudeert om vast te stellen welke gegevens moeten aan welke persoon moeten worden gekoppeld. “Taken van het type Mogelijk Duplicaat oplossen” op pagina 64 “Taken van het type Mogelijke Koppeling oplossen” op pagina 63 Dit type taak wordt gegenereerd als er twee of meer records op verschillende bronnen zijn die zo veel gemeenschappelijke kenmerken hebben dat er wellicht sprake is van dezelfde persoon. “Oplossen van taken met controle-ID” op pagina 63 Over waar u het taakpictogram ziet, kunt taken binnen de toepassing oplossen.
Het postvak IN filteren Met de filteroptie kunt u ervoor zorgen dat er slechts een subset van het postvak IN wordt afgebeeld. U kunt onder meer filteren op taaktype, taakstatus, bronsysteem en type entiteit.
Over deze taak Volg deze procedure om het postvak IN te filteren.
24
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Procedure 1. Klik in het postvak IN op het pictogram Filter voor postvak IN. Het tekstvak Postvak IN filteren wordt geopend. 2. In het vak Filter voor postvak IN typt u de gewenste zoekcriteria en/of selecteert u een of meer tags aan de rechterkant van het vak, indien beschikbaar. 3. Klik op Postvak IN filteren. 4. Om terug te keren naar het ongefilterde postvak IN klikt u op het pictogram Filter verwijderen.
Taken van ander personen bekijken U kunt vanuit het postvak IN alleen taken van andere gebruikers bekijken als deze zijn toegewezen aan een groep waartoe u behoort.
Over deze taak Met deze procedure kunt u taken bekijken die niet aan u zijn toegewezen. v Ga naar het postvak IN, klik op de lijst Eigenaar en selecteer een gebruiker of een groep. Alle taken die zijn toegewezen aan de geselecteerde gebruiker of groep worden afgebeeld in het postvak IN.
Taken toewijzen vanuit het postvak IN Vanuit het postvak IN is het heel gemakkelijk om een taak toe te wijzen aan een andere gebruiker. Datastewards kunnen alleen taken toewijzen aan een groepen waartoe ze zelf behoren, of aan andere gebruikers die lid zijn van diezelfde groepen.
Over deze taak Datastewards kunnen alleen taken toewijzen aan een groepen waartoe ze zelf behoren, of aan andere gebruikers die lid zijn van diezelfde groepen.
Procedure 1. In het postvak IN kunt u de taken selecteren die u aan een gebruiker of groep wilt toewijzen. 2. Selecteer de taken en klik op Actie. 3. Klik op de lijst Selecteer een actie en selecteer Groep toewijzen of Gebruiker toewijzen. Alleen de gebruikers die zijn gemarkeerd als actief (status A) in de operationele server worden afgebeeld. 4. Klik op Toepassen.
Tags toevoegen aan taken Procedure 1. In het postvak IN kunt u de taken selecteren waaraan u de tag wilt toevoegen door op het desbetreffende selectievakje te klikken, of door een van de opties boven de takenlijst (Alle, Geen, Pagina) te selecteren. 2. Klik op de keuzelijst Selecteer een actie en selecteer Tag toevoegen. 3. Selecteer in de keuzelijst een Tag en klik op Toepassen. De tag die is toegevoegd, wordt nu afgebeeld in de Snelweergave aan de linkerkant van het postvak IN. Hoofdstuk 5. Postvak IN
25
Tags verwijderen uit taken Procedure 1. Klik in het Postvak IN op de tag die u wilt verwijderen uit het gedeelte Snelweergave. 2. Selecteer de taak of taken waarmee u wilt werken. 3. Klik op Actie en selecteer Tag verwijderen in het keuzemenu. 4. Selecteer in de keuzelijst een tag en klik op Toepassen. De tag wordt verwijderd uit de geselecteerde taken.
26
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 6. Relaties Datastewards en gegevensbeheerder zijn in staat om relaties tussen verschillende soorten gegevens te bekijken, te beheren en tot stand te brengen. Relaties zijn nauw geïntegreerd met het oplossingsproces, zodat datastewards erop kunnen vertrouwen dat de relaties die ze beheren, gebaseerd zijn op een enkele betrouwbare weergave van de gegevens. Deze integratie is voor datastewards bovendien gunstig omdat er kan worden gewaarschuwd wanneer de records die bij de relaties betrokken zijn, kwaliteitsproblemen vertonen. Datastewards kunnen navigeren tussen relaties en oplossingen om er zeker van te zijn dat ze beslissingen nemen op basis van de best mogelijke gegevens. Binnen de relaties die moeten worden beheerd, kunnen er twee hoofdcategorieën worden onderscheiden: v Reflexief, peer-to-peer – een voorbeeld van dit type relatie is een groep van drie verschillende entiteiten. Een ander voorbeeld is een traditionele Identiteit die vertegenwoordigd is in twee of meer entiteiten. v Niet-reflexief – deze categorie kent twee standaard subtypen: – Ouder-kind (bovenliggend-onderliggend) - zoals in een hiërarchie. – Relevante volgorde - zoals een persoon binnen een organisatie.
Typen relaties tussen entiteiten v Familierelatie - alle relevante records kunnen afkomstig zijn van dezelfde of verschillende bronnen en moetenhetzelfde recordtype hebben, maar kunnen relaties met positionele relevantie hebben. Voorbeeld: Er zijn vier records: Volwassen man, Volwassen vrouw, Jongen en Meisje. Tussen hen zijn er zes verschillende relaties mogelijk. v Koppeling tussen ongelijken - dit is een klassieke relatie van veel entiteiten met veel entiteiten, omdat een persoon weinig of veel relaties kan hebben met organisaties en omdat een organisatie weinig of veel relaties kan hebben met personen. v Relatie tussen gelijken - dit zijn groepen entiteiten zonder positionele context in hun relatie. Het is een doeltreffende manier om een groep of een verzameling entiteiten tot stand te brengen. Binnen InfoSphere MDM Inspector kunnen de gebruikers de relaties bekijken en taken nakijken en oplossen.
Relatiecategorieën Binnen de relaties die moeten worden beheerd, kunnen er twee hoofdcategorieën worden onderscheiden: v Reflexief, peer-to-peer – een voorbeeld van dit type relatie is een groep van drie verschillende entiteiten. Een ander voorbeeld is een traditionele Identiteit die vertegenwoordigd is in twee of meer entiteiten. v Niet-reflexief – deze categorie kent twee standaard subtypen: – Ouder-kind (bovenliggend-onderliggend) - zoals in een hiërarchie. – Relevante volgorde - zoals een persoon binnen een organisatie. © Copyright IBM Corp. 1995, 2013
27
Typen relaties tussen entiteiten v Familierelatie - alle relevante records kunnen afkomstig zijn van dezelfde of verschillende bronnen en moetenhetzelfde recordtype hebben, maar kunnen relaties met positionele relevantie hebben. Voorbeeld: Er zijn vier records: Volwassen man, Volwassen vrouw, Jongen en Meisje. Tussen hen zijn er zes verschillende relaties mogelijk. v Koppeling tussen ongelijken - dit is een klassieke relatie van veel entiteiten met veel entiteiten, omdat een persoon weinig of veel relaties kan hebben met organisaties en omdat een organisatie weinig of veel relaties kan hebben met personen. v Relatie tussen gelijken - dit zijn groepen entiteiten zonder positionele context in hun relatie. Het is een doeltreffende manier om een groep of een verzameling entiteiten tot stand te brengen. Binnen InfoSphere MDM Inspector kunnen de gebruikers de relaties bekijken en taken nakijken en oplossen.
Relaties inspecteren Als u een relatie inspecteert, wordt er een diagram afgebeeld met de relatie tussen de entiteiten of records.
Over deze taak U inspecteert een relatie als volgt.
Procedure 1. Ga naar de zoekresultaten, selecteer een record of entiteit en klik op het pictogram Inspecteren. 2. Klik, als u naar entiteiten zoekt, op de subtab Relaties, of als u naar records zoekt, op de subtab Entiteiten. Als u het diagram met relaties bekijkt, kunt u met de tools in de hoek linksboven in het diagram binnen de relatieweergave werken. Als u met de rechtermuisknop op een entiteit in het diagram klikt, verschijnt er een menu met de volgende opties: v Inspecteren – Kies deze optie om de details van de entiteit op te roepen. v Het item verdraaien – Kies deze optie om de focus te verleggen naar een andere entiteit in de relatieweergave. v Records controleren – Kies deze optie om de records van de afgebeelde entiteit op te roepen. v Naar midden verplaatsen – Kies deze optie om de entiteit of het record (weer) in het midden van het diagram te plaatsen. Deze optie is vooral handig als er een of meer entiteiten met meerdere relaties worden afgebeeld.
Relaties definiëren Als u de relatieweergave open hebt, kunt u nieuwe relaties tussen definiëren tussen entiteiten of records die al worden weergegeven, of kunt u entiteiten en records toevoegen aan de weergave.
Over deze taak U kunt als volgt een entiteit en relatie aan de view toevoegen.
28
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Procedure 1. Klik in de view Relaties op Zoeken. 2. Vul in het vak Zoeken de noodzakelijke informatie in en klik op Zoeken. 3. Ga naar de Zoekresultaten, selecteer de entiteit die moet worden toegevoegd aan de Relatieweergave en klik op het pictogram Toevoegen. 4. Klik op Sluiten om de Zoekresultaten te sluiten en terug te keren naar de Relatieweergave. De toegevoegde entiteit wordt blauw afgebeeld. 5. Ga naar het vak Tools in de Relatieweergave en klik op het pictogram om naar de tekenwerkstand te gaan. 6. Klik op de entiteit en sleep de muisaanwijzer naar de entiteit waarmee u een relatie wilt definiëren. 7. Selecteer een Relatietype. Als u probeert een relatie te definiëren die ongeldig is, wordt een foutbericht afgebeeld. Opmerking: In het venster Beschikbare Relaties worden alleen de typen relaties afgebeeld die u al geconfigureerd hebt. Typen relaties worden gedefinieerd met behulp van de Workbench.
Relaties wissen Procedure 1. Klik in de Relatieweergave met de rechtermuisknop op de relatie die u wilt wissen. 2. Klik op Relatie wissen. 3. Klik in het bevestigingsvenster op Ja om de relatie daadwerkelijk te wissen. Opmerking: De relatie wordt in real-time gewist.
Relatiekenmerken bekijken Procedure 1. Klik in de Relatieweergave met de rechtermuisknop op een relatie en selecteer Relatie inspecteren. 2. Het tabblad Kenmerken wordt geopend. Daarop ziet u een lijst met kenmerken die voor de geselecteerde relatie zijn geconfigureerd. In deze view kunt u relatiekenmerken toevoegen, wijzigen en wissen.
Relatiekenmerken toevoegen Met behulp van het pictogram Kenmerken Toevoegen kunt u relatiekenmerken toevoegen aan de lijst van kenmerken.
Procedure 1. Klik in de Relatieweergave met de rechter muisknop op een relatie en selecteer Relatie inspecteren. 2. Ga naar het tabblad Kenmerken en klik op het pictogram Kenmerken toevoegen. 3. Ga naar het voorgrondvenster Kenmerk toevoegen, selecteer een kenmerk in de keuzelijst Beschikbare kenmerken en klik op Toevoegen. 4. Ga naar het vak Bewerken, voeg de kenmerkwaarde toe en klik op Bijwerken. Hoofdstuk 6. Relaties
29
5. Klik op Opslaan om het relatiekenmerk op te slaan.
Relatiekenmerken bewerken Procedure Klik in de Relatieweergave met de rechter muisknop op een relatie en selecteer Relatie inspecteren.
Resultaten Het tabblad Kenmerken wordt geopend. Daarop ziet u een lijst met kenmerken die voor de geselecteerde relatie zijn geconfigureerd.
Relatiekenmerken wissen Procedure Klik in de Relatieweergave met de rechter muisknop op een relatie en selecteer Relatie inspecteren.
Resultaten Het tabblad Kenmerken wordt geopend. Daarop ziet u een lijst met kenmerken die voor de geselecteerde relatie zijn geconfigureerd.
Relaties instellen op niet-wijzigbaar door engine Afhankelijk van deze instelling wist de engine al dan niet een relatie als die niet strookt met de onderliggende gegevens.
Procedure 1. Klik in de Relatieweergave met de rechtermuisknop op de relatie die u wilt wijzigen. 2. De optie Wijzigbaar door engine is geselecteerd - dit geeft aan dat het kan worden gewijzigd door de engine. Klik op deze optie om de relatie nietwijzigbaar te maken.
Records en entiteiten toevoegen Bij het bekijken van relaties kunt u records aan de bestaande entiteit toevoegen. Dat doet u door eerst een zoekopdracht naar een record uit te voeren en vervolgens de records te selecteren die u aan de relatie toe wilt voegen.
Procedure 1. Klik op Zoeken. 2. Vul de velden in zoals nodig, en klik op Zoeken. 3. Klik op het pictogram Inspecteren voor de entiteit waaraan u een record wilt toevoegen. 4. Klik voor de geselecteerde entiteit op de subtab Relaties. 5. Klik in de Relatieweergave op de knop Zoeken. 6. Ga naar het kader Zoeken en voer de vereiste velden in. 7. Klik op het vakje Records terugzenden in plaats van entiteiten en klik vervolgens op Zoeken.
30
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
8. Ga naar de Zoekresultaten en klik op het groene plusteken om het desbetreffende record toe te voegen aan de Relatieweergave. Het nieuwe record wordt nu in blauw afgebeeld in de Relatieweergave. 9. Klik op de knop Bewerken om een lijn te trekken waarmee u de relatie aangeeft. 10. Klik op het record en sleep de muisaanwijzer naar de entiteit waaraan u het record wilt toevoegen. 11. Klik in het bevestigingsvenster van de Inspector op Ja.
Resultaten Het record wordt toegevoegd aan de entiteit en wordt afgebeeld in de vorm van een stippellijn. Opmerking: In een niet-groepsomgeving wordt het record verwijderd uit de oude entiteit op het moment dat het aan een nieuwe entiteit wordt toegevoegd. Als het record een singleton-entiteit was, wordt die singleton-entiteit van het systeem verwijderd, maar nog wel afgebeeld in de weergave.
Records verwijderen uit entiteiten: Procedure 1. Klik met de rechter muisknop op de stippellijn tussen record en entiteit en selecteer Record uit entiteit verwijderen. 2. Klik in het vak Relatie verwijderen op Ja om het wissen te bevestigen.
Resultaten Er wordt een waarschuwing afgebeeld. Het record wordt in real-time uit de entiteit verwijderd. Opmerking: Het is niet mogelijk om een record te verwijderen uit een singletonentiteit.
Wolken in de Relatieweergave Als het aantal relaties van een bepaald type groter is dan een drempelwaarde die tijdens de configuratie is ingesteld, wordt er in de Relatieweergave een wolk afgebeeld.
Records in de wolk bekijken Als het aantal relaties van een bepaald type groter is dan een drempelwaarde die tijdens de configuratie is ingesteld, wordt er in de Relatieweergave een wolk afgebeeld.
Over deze taak Volg deze procedure om het wolken te bekijken in de relatieweergave.
Procedure 1. Ga naar de view Relatie en dubbelklik op de wolk. U ziet dat er een nummer bij de wolkentiteit wordt afgebeeld. In het raster wordt hetzelfde aantal entiteiten weergegeven als het aantal in de afbeelding van de wolkentiteit. Dit aantal Hoofdstuk 6. Relaties
31
kan worden geconfigureerd. Als er meer dan één pagina in het raster wordt afgebeeld, kunt u vooruit of achteruit gaan met behulp van pijlen bovenaan het raster. 2. In het raster Wolkentiteiten kunt u op het pictogram Toevoegen klikken. De entiteit die u toevoegt, wordt uit de wolk gehaald en de relatie tussen die entiteit en de wolk wordt afgebeeld in de view Relatie.
32
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 7. Hiërarchieën Hiërarchie is een systeem voor het classificeren en ordenen van objecten zoals organisaties, personen of widgets, waarbij elk object van het systeem (behalve het bovenste element) ondergeschikt is aan een ander object. Binnen deze software is een hiërarchie een relatie tussen twee of meer entiteiten van hetzelfde type op grond van een ouder/kind-ID in één of beide betrokken records. Een record moet binnen een bepaald type hiërarchie altijd precies één ouder (bovenliggend item) hebben. In vergelijking met de relatieweergave kunt u in de hiërarchieweergave dezelfde relaties zien in een boomstructuur. De gebruiker kan objecten tussen de hiërarchieën verslepen en relaties een ander bovenliggend niveau geven.
Navigeren op het tabblad Hiërarchie Het tabblad Hiërarchie is beschikbaar nadat u een entiteit hebt gezocht en geïnspecteerd. Klik op de tab Hiërarchie om de onderstaande informatie af te beelden. Tabel 3. Tabblad Hiërarchie Gedeelte
Beschrijving
Hiërarchiestructuur
Dit gedeelte van het tabblad bevat hiërarchische structuur (boomstructuur). In dit gedeelte kunt u knooppunten verslepen om ze onder een ander bovenliggend knooppunt te plaatsen en kunt u de boomstructuur anders onderen.
Geselecteerd item in boomstructuur
In dit gedeelte ziet u het item dat is geselecteerd voor weergave.
Onderliggende Dit gedeelte bevat de lijst van onderliggende items binnen de afgebeelde items hiërarchie. Het aantal onderliggende items dat wordt afgebeeld, is gelijk aan het aantal dat tussen haakjes in de boomstructuur staat. Tabblad Zoeken
Op dit tabblad kunt u een zoekopdracht uitvoeren en een entiteit toevoegen aan de hiërarchische weergave.
Type hiërarchie U kunt het type af te beelden hiërarchie wijzigen met behulp van de vervolgkeuzelijst. De hiërarchietypen worden geconfigureerd in Workbench.
Het formaat van de hiërarchieweergave kan in beide richtingen worden aangepast, zodat u alle informatie gemakkelijk kunt zien.
Hiërarchie bekijken Procedure 1. Ga naar Inspector en klik bovenaan het scherm op Zoeken. 2. Op het tabblad Zoeken selecteert u Organisatie in de vervolgkeuzelijst en klikt u vervolgens op Doorgaan. 3. Typ de nodige gegevens in het zoekformulier en klik daarna op Zoeken. 4. In de zoekresultaten klikt u op Inspecteren voor de entiteit waarvoor u de boomstructuur met de hiërarchie wilt zien. © Copyright IBM Corp. 1995, 2013
33
5. Klik op de tab Hiërarchieën. Het tabblad Hiërarchie wordt afgebeeld met gegevens van de op dit moment geselecteerde entiteit.
Resultaten Bij het bovenste knooppunt ziet u een cijfer tussen haakjes: (12). Dit geeft aan dat er 12 onderliggende items zijn voor het geselecteerde knooppunt; deze worden eronder opgesomd - en daarnaast op het tabblad Details. Op het tabblad Details kunt u "Gaan naar" een ander knooppunt of dit bekijken.
Wolken bekijken in een hiërarchieview Als een bovenliggend item een groot aantal onderliggende items heeft, wordt er een wolk afgebeeld op het knooppunt, met tussen haakjes het aantal onderliggende items.
Procedure 1. Klik op het knooppunt waarbij de wolk wordt afgebeeld. 2. De onderliggende items voor dat knooppunt worden afgebeeld in de lijst met details.
Het af te beelden type hiërarchie wijzigen De hiërarchietypen worden geconfigureerd in Workbench. Er is geen maximum voor het aantal hiërarchietypen dat kan worden geconfigureerd.
Procedure 1. Ga naar de tab Hiërarchie, klik op de keuzelijst Type Hiërarchie en selecteer een type. 2. Klik op Bekijken.
Een knooppunt onder een ander bovenliggend knooppunt plaatsen Procedure 1. Op het tabblad Hiërarchie kunt u de hiërarchische structuur voor de geselecteerde entiteit bekijken. 2. Sleep de organisatie die u wilt verplaatsen naar het "nieuwe" bovenliggende knooppunt. 3. Klik in het bevestigingsvenster van de Inspector op Ja om de verplaatsing te voltooien. Het geselecteerde knooppunt komt onder een ander bovenliggend knooppunt terecht.
Knooppunten verwijderen uit bovenliggende items Procedure 1. In de boomstructuur klikt u met de rechter muisknop op het knooppunt dat u wilt verwijderen en klikt u vervolgens op Verwijderen uit bovenliggend item. 2. Klik in het bevestigingsvenster van de Inspector op Ja om het geselecteerde knooppunt daadwerkelijk te verwijderen. Het knooppunt wordt verwijderd en de boomstructuur wordt vernieuwd.
34
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Weergeven in nieuwe boom Over deze taak v In de boomstructuur klikt u met de rechtermuisknop op het knooppunt dat u wilt bekijken in de eigen boomstructuur, en klikt u vervolgens op Weergeven in nieuwe boomstructuur. Het knooppunt wordt in zijn eigen boomstructuur afgebeeld. U kunt deze boomstructuur onafhankelijk van de oorspronkelijke structuur doorbladeren.
Pad naar de hoofdmap bekijken Over deze taak Aan de hand van onderstaande stappen kunt u de structuur vanaf het geselecteerde knooppunt tot aan het bovenste niveau, oftewel de hoofdmap, bekijken. v In de boomstructuur klikt u met de rechter muisknop op het knooppunt dat u wilt bekijken en klikt u vervolgens op Pad naar hoofdmap weergeven. Het pad naar de hoofdmap voor het geselecteerde knooppunt wordt afgebeeld onder de oorspronkelijke structuur. Deze view is van het type alleen-lezen.
Zoeken met het tabblad Hiërarchie Binnen hiërarchieën kunt u zoeken naar andere entiteiten en deze toevoegen aan de hiërarchie waaraan u werkt.
Procedure 1. In de view Hiërarchie klikt u op de tab Zoeken. 2. Typ de gewenste informatie en klik op Zoeken. 3. Klik op het pictogram Toevoegen voor de entiteit die u aan een hiërarchieview wilt toevoegen. De organisatie wordt toegevoegd aan een nieuwe boomstructuur. 4. Klik op de toegevoegde organisatie en sleep deze naar de oorspronkelijke boomstructuur. 5. Klik op Ja om de verplaatsing te bevestigen. De organisatie wordt toegevoegd aan de oorspronkelijke boomstructuur.
Hoofdstuk 7. Hiërarchieën
35
36
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 8. Gegevensproblemen oplossen InfoSphere MDM Inspector is een webtoepassing waarmee problemen met de kwaliteit van de gegevens kunnen worden opgelost middels een zogenoemd "taakmodel". Dankzij de flexibiliteit van InfoSphere MDM Inspector kunt u het beheer van taken en de werkbelasting aanpassen door zoekparameters voor taken te definiëren. U kunt er bijvoorbeeld voor kiezen om aan bepaalde typen taken te werken, of taken die in een bepaalde periode zijn gedefinieerd, taken die afkomstig zijn uit bepaalde bronnen, taken die binnen een bepaalde drempel of score blijven, of een combinatie van deze parameters. Bepaalde opties op het scherm Taak Zoeken kunnen afzonderlijk worden gebruikt (ID's zoals Bedrijfs- of Bron-ID), terwijl andere in combinatie kunnen worden gebruikt (eigenaren en typen taken). Welke combinaties er gebruikt kunnen worden, is afhankelijk van de configuratie. Uw supervisor kan u informeren over de invoer die bij zoekopdrachten minimaal vereist is en over de mogelijke combinaties. Op de schermen Taak Zoeken zijn er gebieden die voor elk recordtype gelijk zijn: Zoekcriteria (bijvoorbeeld Eigenaar, Type taak, ID's, Taakscore en Periodes) en Zoekresultaten. Er kunnen echter ook gebieden beschikbaar zijn die specifiek betrekking hebben op een bepaald recordtype, zoals Prioritering voor providers. De velden op de afzonderlijke schermen Taak Zoeken worden in dit hoofdstuk besproken voor zover van toepassing op hun specifieke recordtype. Ook hier geldt weer dat u de mogelijkheid hebt om te zoeken op een combinatie van parameters. Als u bijvoorbeeld alle taken Mogelijke Duplicaten van een bepaalde bron wilt bekijken, moet u criteria opgeven in de velden Taakstatus en Bron. Nadat er een zoekopdracht naar taken is gestart, worden de taken in real-time gegenereerd (op het moment dat de zoekopdracht wordt ingediend). De processtroom ziet er als volgt uit: 1. Er worden zoekcriteria ingevoerd op het scherm Taak Zoeken, bijvoorbeeld het type taak en de status. 2. De operationele server retourneert een lijst van records die aan de criteria voldoen en beeldt die records af in het gedeelte Zoekresultaten van het scherm Taak Zoeken. 3. Als u in de lijst met zoekresultaten een record selecteert, wordt dat record het zogenoemde activeringsrecord. De operationele server vergelijkt de kenmerken van dat record ten opzichte van andere kandidaten. 4. De records die bij de vergelijking met het activeringsrecord boven de drempel voor administratieve controle scoren en onder de drempel voor automatisch koppelen blijven, worden opgenomen in de view Taakoverzicht. Taken van het type Identificatie Controleren (lage of negatieve scores) en Mogelijke overschrijving (negatieve scores) worden mogelijk ook geretourneerd. Als er zoekresultaten voor taken worden afgebeeld, heeft het activeringsrecord meestal een hogere score dan de andere geretourneerde records. De score is hoger omdat het activeringsrecord tijdens het zoek- en vergelijkingsproces met zichzelf wordt vergeleken. De andere bijbehorende records krijgen vergelijkingsscores op basis van de vergelijking met het activeringsrecord.
© Copyright IBM Corp. 1995, 2013
37
Terwijl er informatie wordt ingevoerd in uw bronsystemen, vergelijkt de operationele server die nieuwe informatie voortdurend met de bestaande records. Daarbij worden mogelijke gegevensproblemen opgespoord en op basis daar van worden er koppelings-, duplicaat-, ID- en overschrijvingstaken gemaakt. Deze taken richten zich niet alleen op interne duplicaten (meer dan één record per record binnen een enkel bronsysteem dat onder de drempel voor automatisch koppelen scoort), maar ook op bedrijfskoppelingen (over meerdere systemen) die samenhangen met interne duplicaten. Wanneer er een taak is opgehaald, kunt u gaan werken aan een oplossing, zoals gedefinieerd in het werkstroomproces. Om naar het scherm Taken Oplossen te gaan, klikt u op een willekeurig scherm op Oplossen of gebruikt u het postvak IN. Verwante taken: “Oplossen van taken met controle-ID” op pagina 63 Over waar u het taakpictogram ziet, kunt taken binnen de toepassing oplossen. “Relatietaken” op pagina 71
Typen identificatietaken Records die bij vergelijking boven de drempel voor overschrijving of tussen de drempel voor administratieve controle en de drempel voor automatisch koppelen scoren, zijn de records met gegevensproblemen die handmatig moeten worden gecontroleerd en opgelost. Een record kan natuurlijk verschillende gegevensproblemen hebben, maar in de software is een record nooit het activeringsrecord voor meer dan één type taak. De toewijzing wordt gebaseerd op een hiërarchie van de taaktypen, dat wil zeggen: bepaalde gegevensproblemen worden beschouwd als ernstiger dan andere en moeten dus ook eerder worden opgelost. Van hoog naar laag luidt de hiërarchie als volgt: v Mogelijke Overschrijving v Mogelijk Duplicaat v Mogelijke Koppeling v Identificatie Controleren Soms kunnen er door het bijwerken van de gegevens van een record nieuwe, ernstigere gegevensproblemen ontstaan. Als dit gebeurt, wordt het record "gepromoveerd" naar een hoger taaktype (zie de bespreking verderop in dit hoofdstuk). Bij het bijwerken kan het gegevensprobleem natuurlijk ook worden opgelost, in welk geval de taak wordt verwijderd. Taak Mogelijke Overschrijving: De operationele software detecteert overschrijvingen door het vergelijken van bijgewerkte demografische gegevens die bij een enkel Bron-ID horen. Als bepaalde gegevenselementen, zoals naam, Burger Service Nummer, of telefoonnummer, volkomen verschillend zijn, markeert de software deze records als Mogelijke Overschrijvingen. De scores voor Mogelijke Overschrijvingen hebben een negatieve waarde, want in die score komen niet de overeenkomsten binnen de gegevens naar voren, maar de de verschillen. Een hoge negatieve score is een signaal dat de meest actuele informatie waarschijnlijk niet hoort bij het oorspronkelijke record van het desbetreffende Bron-ID. In het onderstaande voorbeeld is het duidelijk dat twee personen abusievelijk hetzelfde Bron-ID hebben.
38
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Tabel 4. Voorbeeld van Mogelijke Overschrijving Bron
Bron-ID
Score
Naam
BSN
Geslacht
SYS A
895688
-4.0
Okkeloen, Bertina
482-89-9182
V
0202384798
05-01-60
SYS A
895688
-4.0
Modaal, Koen
428-89-1822
M
0569484749
12-03-81
Telefoon DOB
Taak Mogelijk Duplicaat: Als twee of meer records uit dezelfde bron bij vergelijking boven de drempel voor administratieve controle en onder de drempel voor automatisch koppelen scoren, maakt de software een taak Mogelijk Duplicaat. Dit betekent dat een bepaald record mogelijk een duplicaat is van een ander record. Een taak Mogelijk Duplicaat kan een onbeperkt aantal records uit dezelfde bron bevatten. Een voorbeeld van de manier waarop dit kan gebeuren is wanneer Koen Modaal in het ziekenhuis een onderzoek moet ondergaan en in Bronsysteem A wordt ingevoerd als Coen Modaal, BSN 482-89-1822. Een paar maanden later komt hij weer in het ziekenhuis. Bij de intake wordt er in Bronsysteem A per ongeluk gezocht op Koen Modaal, BSN 422-89-1822. Omdat er geen exacte match wordt gevonden, wordt er in Bron A een nieuw record gemaakt voor Koen Modaal. Een vergelijking door de software brengt aan het licht dat de twee records opvallend veel overeenkomstige kenmerken hebben en op basis daarvan wordt er een taak Mogelijk Duplicaat gemaakt. In het volgende voorbeeld ziet u deze twee records zoals ze zijn ingevoerd (vet = gelijke gegevens). Tabel 5. Voorbeeld van Mogelijk Duplicaat Bron
Bron-ID
Score
Naam
BSN
Geslacht
SYS A
895677
15.0
Coen Modaal
422-89-1822
M
0569384648
12-03-81
SYS A
895688
15.0
Koen Modaal
482-89-1822
M
0569384648
12-03-81
Telefoon DOB
Let in het bovenstaande voorbeeld op het verschil tussen "Coen" en "Koen". Het algoritme houdt rekening met fonetische overeenkomsten, zodat er in dit geval sprake is van een match. De software kan op deze manier ook roepnamen met elkaar in verband brengen, bijvoorbeeld "Willem", "Wil" en "Bill". Taak Mogelijke Koppeling: Als twee of meer records bij vergelijking boven de drempel voor administratieve controle en onder de drempel voor automatisch koppelen scoren, en die records afkomstig zijn uit verschillende bronnen, wordt een taak van het type Mogelijke Koppeling gemaakt. Dit betekent dat er een mogelijk verband bestaat tussen een bepaald record en een ander record. Een taak Mogelijke Koppeling kan een onbeperkt aantal records uit meerdere bron bevatten. Als we teruggaan naar het bovenstaande voorbeeld, zou Coen Modaal bij zijn eerste bezoek zijn ingeschreven in Bronsysteem A en bij een tweede bezoek al Koen Modaal zijn ingeschreven in Bronsysteem B. Bij vergelijking zou naar voren komen dat er zeer waarschijnlijk sprake is van één en dezelfde persoon en zou er dus een taak Mogelijke Koppeling worden gemaakt.
Hoofdstuk 8. Gegevensproblemen oplossen
39
Tabel 6. Voorbeeld van Mogelijke Koppeling Bron
Bron-ID
Score
Naam
BSN
Geslacht
SYS B
895677
15.0
Coen Modaal
482-89-1822
M
0569384648
12-03-81
SYS A
895688
15.0
Koen Modaal
422-89-1822
M
0569384648
12-03-81
Telefoon DOB
Opmerking: De software maakt onderscheid tussen Mogelijke Duplicaten en Mogelijke Koppelingen omdat een duplicaat binnen een enkel bronsysteem in de meeste gevallen een hogere prioriteit krijgt dan een duplicaat tussen verschillende systemen in een organisatie. Taak Identificatie Controleren: De software detecteert unieke ID's (bijvoorbeeld Burger Service Nummers) door records te vergelijken en duplicaten van die ID's op te sporen. Bijvoorbeeld: als de software twee records met hetzelfde Burger Service Nummer detecteert, moeten die records dezelfde kenmerken hebben. Als andere kenmerken dan de identificatie erop duiden dat er sprake is van twee verschillende personen en de vergelijkingsscore onder de drempel voor administratieve controle valt, wordt er een taak Identificatie Controleren gemaakt. Review ID-taken hebben een lagere of negatieve score. Taken van het type Identificatie Controleren zijn niet de uitkomst van een vergelijking, maar van het opsporen van gegevens die niet gemeenschappelijk gebruikt zouden mogen worden. Tabel 7. Voorbeeld van Identificatie Controleren
40
Geslacht Telefoon
Bron
Bron-ID
Score
Naam
BSN
SYS A
895688
2
Okkeloen, Bertina
482-89-1822 V
020-7834287 12-03-81
SYS A
123456
2
Koen Modaal
482-89-1822 M
089-8923847 12-03-81
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
DOB
Verwante taken: “Taken van het type Mogelijk Duplicaat oplossen” op pagina 64 “Taken van het type Mogelijke Koppeling oplossen” op pagina 63 Dit type taak wordt gegenereerd als er twee of meer records op verschillende bronnen zijn die zo veel gemeenschappelijke kenmerken hebben dat er wellicht sprake is van dezelfde persoon. “Taken van het type Mogelijke Overschrijving oplossen” op pagina 65 Om een taak van het type Mogelijke Overschrijving op te lossen, moeten er specifieke handelingen worden uitgevoerd om de juiste informatie te reconstrueren met een Bron-ID. Het is belangrijk dat u de beschikbare informatie goed bestudeert om vast te stellen welke gegevens moeten aan welke persoon moeten worden gekoppeld. “Oplossen van taken met controle-ID” op pagina 63 Over waar u het taakpictogram ziet, kunt taken binnen de toepassing oplossen.
Aangepaste taken Aangepaste taken maken het voor een organisatie mogelijk om voor het evalueren van hun gegevens extra criteria te hanteren en om in het systeem een taak in te voegen die bij het oplossen kan worden gebruikt door een datasteward. Bijvoorbeeld: in een bepaalde implementatie kan worden verlangd dat alle records een thuisadres en een telefoonnummer hebben of dat elke vermelding van een nieuwe leverancier een financiële goedkeuringsprocedure moet ondergaan. Door een taak "thuisadres ontbreekt" of "goedkeuring ontbreekt" te definiëren, wordt het voor datastewards mogelijk om de juiste informatie toe te voegen en de taken op te lossen. Aangepaste taken worden buiten de InfoSphere MDM-database gedefinieerd en worden vervolgens met behulp van een ETL-tool zoals Clover geïmporteerd in de InfoSphere MDM-database. Het model Aangepaste Taak maakt het voor leden mogelijk om in meerdere aangepaste taken te worden betrokken. Bovendien kan een lid tegelijkertijd zowel in een aangepaste taak als in een enkele vooraf gedefinieerde taak betrokken zijn. Verwante informatie: Werken met CloverETL in Workbench
Typen relatietaken Relatietaken zijn vastgelegde gebeurtenissen binnen de operationele server die aangeven dat de operationele server voor een of meer relaties een mogelijk probleem met de gegevenskwaliteit heeft gedetecteerd. Veelvoudigheidsrelatie: Dit een een type taak waarin een bepaalde entiteit de beperkingen inzake veelvoudigheid voor een bepaald type relatie heeft overschreden. Bijvoorbeeld: een persoon heeft twee managers, terwijl de veelvoudigheidsregel een relatie van 1-opvelen aangeeft. Relatie maken: Dit type taak wordt gegenereerd wanneer een bepaalde entiteit een relatie heeft die er volgens de operationele server niet zou moeten zijn (op grond van de Hoofdstuk 8. Gegevensproblemen oplossen
41
aanmaakregels). Dit gebeurt als de gebruiker een relatie heeft gemarkeerd als "handmatig beheerd". De operationele server wil die relatie wissen, maar dat kan niet omdat de relatie handmatig wordt beheerd. Dit type taak kan ook worden gegenereerd als een gebruiker handmatig een relatie definieert, of handmatig een relatie wist die door de operationele server is gemaakt. Ongeldige verwijzing: Dit type taak wordt gegenereerd wanneer een bepaalde entiteit (conform zijn gegevens- en aanmaakregels) een relatie met een andere entiteit wil hebben, maar de doelentiteit niet aanwezig is binnen de operationele server. Ontbrekende relatie: Dit type taak wordt gegenereerd wanneer een bepaalde entiteit op grond van de beperkingen van het relatietype, een relatie zou moeten hebben, maar dit niet het geval is. Bijvoorbeeld: binnen de operationele server zou van iedere patiënt kunnen worden verlangd dat deze minimaal één zorgverlener heeft. Is er een patiënt zonder zorgverlener, dan wordt er een taak van het type Ontbrekende Relatie gegenereerd. Verwante taken: “Taken van het type Ongeldige Verwijzing oplossen” op pagina 71 “Taken van het type Ontbrekende Relatie oplossen” op pagina 72 “Taken van het type Veelvoudige Relatie oplossen” op pagina 72
Identificatietaken: Definitie en levenscyclus Als u naar een taak zoekt, wordt er aan de hand van de zoekcriteria een activeringsrecord of “trigger” gemaakt. Vervolgens wordt dat activeringsrecord vergeleken met andere records in de database. Het vergelijkingsproces verloopt als volgt: 1. Het record wordt eerst met zichzelf vergeleken om een probleem met Mogelijke Overschrijving uit te sluiten. Als de vergelijkingsscore onder de drempelwaarde voor mogelijke overschrijving valt, wordt het record in een taak Mogelijke Overschrijving geplaatst en wordt er geen vergelijking meer uitgevoerd totdat de overschrijving opgelost is. 2. Als er geen Mogelijke Overschrijving wordt geconstateerd, wordt het record vergeleken met de andere records. Als die records bij vergelijking: a. onder de drempel voor administratieve controle scoren, wordt er geen taak gedefinieerd. b. boven de drempel voor automatisch koppelen scoren, worden de records automatisch gekoppeld en worden er gemeenschappelijke OndernemingsID's aan toegekend. c. boven de drempel voor administratieve controle en onder de drempel voor automatisch koppelen scoren, worden de records in een taak geplaatst. Het bovenstaande proces vindt in real-time plaats, dus de taken worden dynamisch gedefinieerd. Een uitzondering op het automatisch definiëren van taken treedt op wanneer een bepaalde taak al eerder is opgehaald en de taakstatus ervan is ingesteld op Uitgesteld. Uitgestelde taken worden als set opgeslagen in de database totdat ze zijn opgelost. Als gevolg van het automatisch definiëren en het automatisch promoveren van taken, kunnen taken die u al eerder hebt bekeken, de volgende keer dat u ze ophaalt
42
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
andere records bevatten. De informatie op de bronsystemen wordt voortdurend geëvalueerd, en af en toe leidt die nieuwe informatie tot een van de volgende scenario's: v Met de nieuwe informatie wordt de taak helemaal opgelost; of v Met de nieuwe informatie wordt een probleem met één van de records in de taak opgelost, zodat dat record wegvalt ui de taakset; of v De nieuwe informatie leidt ertoe dat een ander record ook wordt opgenomen in de taakset; of v De nieuwe informatie leidt tot een nieuwe gegevensfout, waardoor een bepaald record in de hiërarchie wordt gepromoveerd. Als er naar taken wordt gezocht, bevatten de gevonden resultaten records als verwante entiteiten. Een goed begrip van het bovenbeschreven proces kan u helpen bij het nakijken van records en het oplossen van taken.
Zoeken naar identificatietaken Procedure 1. Klik op Oplossen bovenaan het scherm. 2. Ga naar het vak voor het selecteren van een type taak, selecteer Identificatietaken van recordtype en selecteer een recordtype in de vervolgkeuzelijst. 3. Klik op Doorgaan. 4. In het vak Taak zoeken geeft u de benodigde gegevens op en klikt u op Zoeken naar taken.
Scherm Identificatietaken zoeken Hieronder worden de inhoud en de werking van het scherm Taak Zoeken beschreven. Het scherm ziet er altijd hetzelfde uit, ongeacht het aangevraagde type entiteit.
Zoekcriteria Eigenaar: Op het moment dat er een taak wordt gedefinieerd, wordt "mdmadmin" toegewezen als de eigenaar. Vorige eigenaar: In de keuzelijst kunt u de vorige eigenaar selecteren van de taken die u wilt ophalen. Elke keer dat Inspector de toewijzing van een taak wijzigt (vanuit het postvak IN), wordt de vorige eigenaar ingesteld op de huidige eigenaar van de taak. Dit maakt deel uit van de desbetreffende toewijzing. Type taak: In de keuzelijst Type taak kunt u de zoekopdracht beperken tot een bepaald type. v Alle taaktypen v Mogelijk Duplicaat v Mogelijke Koppeling v Mogelijke Overschrijving v Identificatie Controleren Taakstatus: In deze keuzelijst ziet u de beschikbare opties voor de taakstatus. De taakstatus geeft aan op welk punt de taak zich bevindt in het controle- en oplossingsproces. Het zou daarbij kunnen gaan om: Hoofdstuk 8. Gegevensproblemen oplossen
43
v Uitgesteld: Dit betekent dat u de taak hebt nagekeken, maar dat er nog extra controle nodig is, bijvoorbeeld door het record of andere informatie te raadplegen. Door op deze categorie te zoeken, krijgt een supervisor snel een beeld van de punten waarop hij of zij de medewerkers moet helpen bij het oplossen van problemen met de gegevens. Het taakmodel dat in de software wordt gebruikt, zorgt ervoor dat er dynamische taken worden gemaakt; dit houdt in dat er vergelijkingen worden uitgevoerd en taken worden gemaakt op het moment dat u een zoekopdracht naar een taak uitvoert. Als de taakstatus echter is ingesteld op Uitgesteld, worden de records in de taak als een set vastgehouden in de database totdat oplossing heeft plaatsgevonden. v Opgelost: Dit betekent dat de taak gecontroleerd en opgelost is. v Niet onderzocht: Dit betekent dat de taak nog niet is bekeken. Zo lang de taak de status Niet Onderzocht heeft, krijgt de taak geen andere eigenaar (tenzij de eigenaar handmatig wordt gewijzigd). v Vervallen: Dit betekent dat er in de InfoSphere MDM Workbench een vervaldatum voor de taak is opgegeven en dat de taak gedurende het opgegeven aantal dagen niet is "aangeraakt". Bronsysteem: Omdat records op meerdere bronsystemen opgeslagen kunnen zijn, hebt u de mogelijkheid om taken op te halen van een enkel bronsysteem of van elke willekeurige bron die in de database staat. Wilt u taken van alle bronnen ophalen, laat dit veld dan leeg. Wilt u taken selecteren die een of meer records van een bepaalde bron hebben, dan kunt u die bron selecteren in de keuzelijst. Als u bijvoorbeeld alle taken voor controle-ID in bron A wilt ophalen, selecteer dan dat taaktype in de vervolgkeuzelijst en selecteer vervolgens Bron A in de vervolgkeuzelijst Bronsysteem. Bron-ID: bij het ophalen van een taak die is gekoppeld aan een specifiek record, geeft u het bron-ID samen met de passende bron op. Als u een bron-ID opgeeft, moet u de bron aangeven. Entiteitstype: Met het type entiteit kunt u onderscheid maken tussen de manier waarop records worden bekeken en gekoppeld binnen de software. Voorbeelden van typen entiteit zijn: v Identiteit—een individu. Records in een entiteit voor identiteit (meerdere records die dezelfde persoon vertegenwoordigen) worden gekoppeld op basis van gelijkenis. v Huishouden-meerdere individuen die horen bij dezelfde fysieke locatie en die gemeenschappelijke kenmerken voor huisadres en telefoonnummer hebben (bv. records voor gezinnen en voor anderen die een huishouden delen). Records voor een entiteit voor huishoudens maken gebruik van een gemeenschappelijk ondernemings-ID. Bij het zoeken naar records in Inspector selecteert u een type entiteit (bv. Identiteit of Huishouden). U kunt slechts 1 type entiteit tegelijk bekijken en bewerken. Ondernemings-ID: U kunt een taak ophalen door alleen het nummer van het ondernemings-ID van een record in te voeren. Begindatum: Als u in dit veld klikt, wordt er een kalender afgebeeld waarin u een begindatum kunt selecteren. Einddatum: Als u in dit veld klikt, wordt er een kalender afgebeeld waarin u een einddatum kunt selecteren.
44
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Opmerking: De datumnotatie kan worden gewijzigd in het bestand inspector.properties. Min score: Geef een minimumscore op. (U kunt niet 0 gebruiken in de zoekopdracht.) Max score: Geef een maximumscore op. (U kunt niet 0 gebruiken in de zoekopdracht.) Zoekvak voor tags: Als er tags aanwezig zijn, worden die in dit vak afgebeeld. Selecteer de vakjes van bepaalde tags om de zoekresultaten te beperken tot taken die die tags bevatten. Taken doorzoeken: Als u op Taken Doorzoeken klikt, wordt er een lijst afgebeeld met records uit de database die voldoen aan de opgegeven criteria. De lijst wordt afgebeeld in het gedeelte Zoekresultaten onderaan het scherm Taken Oplossen. Verwante informatie: Taken
Zoekresultaten In dit gebied ziet u taaksets (een vooraf opgegeven maximum aantal) die voldoen aan de geselecteerde criteria en die aanvankelijk zijn herkend als mogelijke taakrecords. Slechts één record uit de set wordt afgebeeld: het activeringsrecord. Met de schuifbalk kunt u door alle gevonden informatie bladeren. Nadat u een bepaalde taak hebt geselecteerd, worden alle bij die taak behorende records afgebeeld op het scherm Zoekresultaten. Met de knoppen bovenaan het scherm Zoekresultaten kunt respectievelijk naar de volgende taak gaan, naar een vorige taak gaan, of naar het begin of eind van de lijst van taken gaan. Bovendien kunt u de zoekresultaten afdrukken door op het desbetreffende pictogram te klikken. Opmerking: Als er meerdere pagina's met resultaten zijn, wordt de hele lijst afgedrukt, op welke pagina u op dat moment ook staat.
Zoeken naar aangepaste taken Procedure 1. Klik bovenaan het scherm op Oplossen. 2. Ga naar het vak Type taak selecteren, selecteer Aangepaste taken en klik op Doorgaan. 3. Ga naar het vak Zoeken naar aangepaste taak, geef de benodigde gegevens op en klik op Taken zoeken.
Scherm Aangepaste taken zoeken Hieronder wordt beschreven wat er te zien is op het scherm Aangepaste taken zoeken. Eigenaar: Op het moment dat er een taak wordt gedefinieerd, wordt "mdmadmin" toegewezen als de eigenaar. Vorige eigenaar: In de keuzelijst kunt u de vorige eigenaar selecteren van de taken die u wilt ophalen. Elke keer dat Inspector de toewijzing van een taak wijzigt (vanHoofdstuk 8. Gegevensproblemen oplossen
45
uit het postvak IN), wordt de vorige eigenaar ingesteld op de huidige eigenaar van de taak. Dit maakt deel uit van de desbetreffende toewijzing. Type taak: In de keuzelijst Type taak kunt u de zoekopdracht beperken tot een bepaald type. Taakstatus: In deze keuzelijst ziet u de beschikbare opties voor de taakstatus. De taakstatus geeft aan op welk punt de taak zich bevindt in het controle- en oplossingsproces. Het zou daarbij kunnen gaan om: v Uitgesteld: Dit betekent dat u de taak hebt nagekeken, maar dat er nog extra controle nodig is, bijvoorbeeld door het record of andere informatie te raadplegen. Door op deze categorie te zoeken, krijgt een supervisor snel een beeld van de punten waarop hij of zij de medewerkers moet helpen bij het oplossen van problemen met de gegevens. v Opgelost: Dit betekent dat de taak gecontroleerd en opgelost is. v Niet onderzocht: Dit betekent dat de taak nog niet is bekeken. Zo lang de taak de status Niet Onderzocht heeft, krijgt de taak geen andere eigenaar (tenzij de eigenaar handmatig wordt gewijzigd). v Vervallen: Dit betekent dat er in de InfoSphere MDM Workbench een vervaldatum voor de taak is opgegeven en dat de taak gedurende het opgegeven aantal dagen niet is "aangeraakt". Bronsysteem: Omdat records op meerdere bronsystemen opgeslagen kunnen zijn, hebt u de mogelijkheid om taken op te halen van een enkel bronsysteem of van elke willekeurige bron die in de InfoSphere MDM-database staat. Wilt u taken van alle bronnen ophalen, laat dit veld dan leeg. Wilt u taken selecteren die een of meer records van een bepaalde bron hebben, dan kunt u die bron selecteren in de keuzelijst. Begindatum: Als u in dit veld klikt, wordt er een kalender afgebeeld waarin u een begindatum kunt selecteren. Einddatum: Als u in dit veld klikt, wordt er een kalender afgebeeld waarin u een einddatum kunt selecteren. Zoekvak voor tags: Als er tags aanwezig zijn, worden die in dit vak afgebeeld. Selecteer de vakjes van bepaalde tags om de zoekresultaten te beperken tot taken die die tags bevatten. Taken doorzoeken: Als u op Taken Doorzoeken klikt, wordt er een lijst afgebeeld met records uit de InfoSphere MDM-database die voldoen aan de opgegeven criteria. De lijst wordt afgebeeld in het gedeelte Zoekresultaten onderaan het scherm Taken Oplossen.
Zoekresultaten De resultaten van een zoekopdracht naar aangepaste taken worden afgebeeld in het zoekresultatenraster. Met de schuifbalk kunt u door alle gevonden informatie bladeren.
Zoeken naar relatietaken Procedure 1. Klik bovenaan het scherm op Oplossen. 2. Op het scherm Oplossen selecteert u Relatietaken en klikt u op Doorgaan.
46
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
3. In het zoekveld Relatietaak geeft u de gegevens op; vervolgens klikt u op Zoeken naar taken.
Scherm Relatietaak zoeken Hieronder worden de inhoud en de werking van het scherm Relatietaak Zoeken beschreven. Eigenaar: Op het moment dat er een taak wordt gedefinieerd, wordt "mdmadmin" toegewezen als de eigenaar. Taaktype selecteren: In de keuzelijst Type taak selecteren kunt u de zoekopdracht beperken tot een bepaald type. v Alle taaktypen v Ongeldige verwijzing v Ontbrekende relatie v Meervoudige relatie v Aanmaak van relatie Taakstatus: (ook Werkstroomstatus genoemd). In deze keuzelijst ziet u de beschikbare opties voor de taakstatus. De taakstatus geeft aan op welk punt de taak zich bevindt in het controle- en oplossingsproces. De opties voor de taakstatus kunnen zijn: v Alle taakstatussen: Hiermee worden taken met elke status opgehaald. v Uitgesteld: Zoals in het vorige gedeelte aangegeven, betekent dit dat u de taak hebt nagekeken, maar dat er nog extra controle nodig is. v ManuLink as Equals: Op dit moment niet geïmplementeerd v ManuLink as Parent: Op dit moment niet geïmplementeerd v Opgelost: De taak is gecontroleerd en opgelost. v Niet onderzocht: De taak is nog niet is bekeken. Relatietype: Typen relaties worden gedefinieerd met behulp van de Workbenchclient. Deze typen zouden kunnen zijn: v Alle relatietypen: Hiermee worden alle soorten relaties opgehaald. v Baas: Hiermee worden er alleen taken opgehaald die het relatietype "Baas" hebben. v Eigenaar: Hiermee worden er alleen taken opgehaald die het relatietype "Eigenaar" hebben. Begindatum: Als u in dit veld klikt, wordt er een kalender afgebeeld waarin u een begindatum kunt selecteren. Einddatum: Als u in dit veld klikt, wordt er een kalender afgebeeld waarin u een einddatum kunt selecteren.
Zoekresultaten In de resultaten voor relatietaken wordt aangegeven hoeveel vooraf geconfigureerde taken overeenkomen met de opgegeven criteria. Er wordt slechts één record van de taak afgebeeld. U kunt de taak nu gaan bekijken en oplossen.
Hoofdstuk 8. Gegevensproblemen oplossen
47
48
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 9. Taken bekijken InfoSphere MDM Inspector beschikt over meerdere opties voor het bekijken van taken en records, om u terzijde te staan bij het bepalen van de oplossing van taken. De informatie die wordt afgebeeld in zowel het recordraster als het raster met recordkenmerken voor identificatietaken en aangepaste taken kan worden gebruikt om u te helpen een volledig beeld van een record te krijgen. De opties die u ter beschikking staan voor hulp worden in dit hoofdstuk besproken. De functionaliteit voor het oplossen van taken wordt besproken in Hoofdstuk 10, “Taken oplossen”, op pagina 59.
Gegevens bekijken over identificatietaak In de volgende subsecties vindt u uitleg over het record voor een identificatietaak en de rasters voor recordkenmerken als u taken en records ophaalt om ermee te werken.
Recordraster De rijen met taakrecords worden eerst gesorteerd op Ondernemings-ID en daarbinnen op score. Als u aan het werk gaat en taken begint op te lossen, is het recordraster de plaats waar u de overgebleven Ondernemings- en Bron-ID's selecteert en waar u de juiste taakstatus aangeeft. In het recordraster kunt u de weergave tevens uitvouwen en samenvouwen. Bovendien kunt u in het recordraster de selectievakjes Toevoegen/Verwijderen één voor één selecteren om het raster met recordkenmerken te filteren, en kunt u op het eerste selectievakje klikken om alle records in het kenmerkraster af te beelden of te verbergen.
Recordkenmerken In de recordkenmerken ziet u de bekende, ongefilterde kenmerken van elk record dat in het recordraster wordt afgebeeld. De typen kenmerken worden langs de linkerkant van de kenmerkkolom afgebeeld, en elke kolomkop bevat het Bron-ID van het record. Hoeveel records er standaard worden afgebeeld, is vastgelegd in het bestand inspector.properties. Het selectievakje helemaal links op het scherm kan worden gebruikt om elk record in het bovenste gedeelte van het scherm af te beelden of te verbergen. In de Recordkenmerken onderaan het scherm kunt u op de X naast de naam van het record klikken om dat record uit de weergave te verwijderen. Met deze weergave kunt u over de hele linie een beeld krijgen van de kenmerkwaarden van een record en kunt u vaststellen of het bij de records in de taak daadwerkelijk om dezelfde persoon gaat. Wanneer u de kenmerkwaarden tussen de records vergelijkt, kunt u de overeenkomsten en verschillen geaccentueerd laten afbeelden. Gelijkenissen: Kenmerkwaarden die identiek zijn, worden tegen een groene achtergrond afgebeeld. © Copyright IBM Corp. 1995, 2013
49
Verschillen: Waarden die niet identiek zijn, worden tegen een rode achtergrond afgebeeld.
Details toevoegen/bekijken/bewerken Boven het recordraster ziet u een regel met de Taakstatus, het Type entiteit, Commentaar en een optie voor het toevoegen, bekijken of bewerken van details.
Over deze taak v Vanaf deze regel klikt u op het pictogram Bewerken/toevoegen/bekijken. Het scherm wordt uitgevouwen, zodat u wijzigingen kunt aanbrengen. U kunt als volgt de taakstatus wijzigen voor alleen het activeringsrecord:
Procedure 1. Klik in het keuzemenu op het veld Huidige status. 2. Selecteer een taakstatus. 3. Klik op Opslaan. Verwante taken: “Oplossen van taken met controle-ID” op pagina 63 Over waar u het taakpictogram ziet, kunt taken binnen de toepassing oplossen. “Taken van het type Mogelijke Koppeling oplossen” op pagina 63 Dit type taak wordt gegenereerd als er twee of meer records op verschillende bronnen zijn die zo veel gemeenschappelijke kenmerken hebben dat er wellicht sprake is van dezelfde persoon. “Taken van het type Mogelijk Duplicaat oplossen” op pagina 64
Kenmerken toevoegen/bewerken/wissen Vanuit een record kunt u kenmerken toevoegen, bewerken en wissen. Het toevoegen van kenmerken is mogelijk in het raster Details Record (als u bezig bent met het inspecteren van kenmerken tijdens het uitvoeren van een taak) en in het raster met zoekresultaten (als u naar records zoekt, in plaats van entiteiten).
Procedure 1. Klik op Zoeken bovenaan het scherm. 2. Selecteer in de keuzelijst een type entiteit en klik op Doorgaan. 3. Klik in het veld Zoeken op het vakje Records terugzenden in plaats van entiteiten. 4. Typ zo veel informatie als nodig is en klik op Zoeken. De Zoekresultaten worden geopend. 5. Selecteer een record en klik op Inspecteren. Het tabblad Kenmerken wordt geopend. 6. Klik bovenaan het raster op Kenmerk toevoegen. 7. Selecteer in de keuzelijst een kenmerk dat u wilt toevoegen en klik op Toevoegen. 8. Vul in het vak Bewerken de velden in die aan het kenmerk moeten worden toegevoegd en klik vervolgens op Bijwerken. 9. Ga naar het tabblad Kenmerken en klik op Opslaan om het kenmerk toe te voegen. Als u het tabblad Kenmerken sluit zonder dat u op Opslaan hebt geklikt, gaan uw wijzigingen verloren.
50
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Kenmerken toevoegen Het toevoegen van kenmerken is mogelijk in het raster Details Record (als u bezig bent met het inspecteren van kenmerken tijdens het uitvoeren van een taak) en in het raster met zoekresultaten (als u naar records zoekt, in plaats van entiteiten).
Procedure 1. Klik op Zoeken bovenaan de pagina. 2. Selecteer in de keuzelijst een type entiteit en klik op Doorgaan. 3. Klik in het veld Zoeken op het vakje Records terugzenden in plaats van entiteiten. 4. Typ zo veel informatie als nodig is en klik op Zoeken. De Zoekresultaten worden geopend. 5. Selecteer een record en klik op Inspecteren. Het tabblad Kenmerken wordt geopend. 6. Klik bovenaan het raster op Kenmerk toevoegen. 7. Selecteer in de keuzelijst een kenmerk dat u wilt toevoegen en klik op Toevoegen. 8. Vul in het vak Bewerken de velden in die aan het kenmerk moeten worden toegevoegd en klik vervolgens op Bijwerken. 9. Ga naar het tabblad Kenmerken en klik op Opslaan om het kenmerk toe te voegen. Als u het tabblad Kenmerken sluit zonder dat u op Opslaan hebt geklikt, gaan uw wijzigingen verloren.
Kenmerken bewerken Kenmerken kunnen alleen worden bewerkt door gebruikers met lees/ schrijftoegang.
Procedure 1. Klik op Zoeken bovenaan het scherm. 2. Selecteer in de keuzelijst een type entiteit en klik op Doorgaan. 3. Klik in het veld Zoeken op het vakje Records terugzenden in plaats van entiteiten 4. Typ zo veel informatie als nodig is en klik op Zoeken. De zoekresultaten worden geopend. 5. Selecteer een record waarvan u de kenmerken wilt bewerken en klik op Inspecteren. Het tabblad Kenmerken wordt geopend. 6. Klik op het pictogram Bewerken van het kenmerk dat u wilt bewerken. 7. In het venster Locatie Bewerken brengt u de gewenste wijzigingen aan en klikt u op Bijwerken. Klik op Annuleren om het venster te sluiten zonder wijzigingen aan te brengen. 8. Klik op het tabblad Kenmerken op Opslaan.Als u het tabblad Kenmerken sluit zonder dat u op Opslaan hebt geklikt, gaan uw wijzigingen verloren.
Recordkenmerken wissen Procedure 1. Ga naar het tabblad Kenmerken en klik bij het kenmerk dat u wilt wissen op het pictogram Kenmerk wissen.
Hoofdstuk 9. Taken bekijken
51
2. Het pictogram Verwijderen ongedaan maken verschijnt. Klik op Opslaan om het wissen te voltooien.Het kenmerk wordt pas gewijzigd of gewist op het moment dat u op Opslaan klikt.
Wijzigingen toepassen op alle records Procedure 1. Klik op het selectievakje Toepassen op alle records. 2. Klik op Opslaan.
Commentaar toevoegen Procedure 1. Ga naar het veld Commentaar en typ de tekst die u als commentaar aan het record wilt toevoegen. 2. Klik op Toevoegen. Het commentaar wordt bij het record afgebeeld. 3. Om commentaar te verwijderen, klikt u op Verwijderen.
Resultaten Als u klaar bent met het aanbrengen van wijzigingen, kunt u nogmaals op het pictogram Toevoegen/Bekijken/Bewerken klikken om de informatie te verbergen. Opmerking: U kunt commentaar alleen verwijderen als het nog niet is opgeslagen. Commentaar wordt aan de taak gekoppeld en wordt, wanneer de taak is opgelost, verwijderd als onderdeel van de taak.
Kenmerkhistorie bekijken op entiteitniveau Procedure 1. Klik op Zoeken. 2. Selecteer in de keuzelijst een type entiteit en klik op Doorgaan. 3. Vul in het vak Zoeken zo veel informatie in als nodig is. 4. Klik op Zoeken. 5. Selecteer een entiteit en klik op Controleren. Het tabblad Kenmerken wordt geopend. 6. Klik op de tab Kenmerkhistorie. 7. Gebruik het filterpictogram rechts bovenin de tab Kenmerkhistorie om grote subsets van resultaten filteren. a. In het voorgrondvenster Filter selecteren geeft u de informatie op waarop u wilt filteren. De velden zijn hoofdlettergevoelig. b. Klik op Filteren. c. U kunt de kenmerkhistorie terugzetten naar de oorspronkelijke resultaten door op het pictogram Filteren opnieuw instellen te klikken 8. Om het resultaat te sorteren, klikt u op het pictogram Sorteren. a. In het voorgrondvenster voor het sorteren selecteert u de primaire sorteersleutel uit de kolomkoppen die worden afgebeeld in het menu Sorteren op. b. Selecteer een secundaire sorteersleutel uit de kolomkoppen in de lijst Daarna op.
52
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Resultaten Tabel 8. Raster voor kenmerkhistorie Kenmerk
Beschrijving
Bron:ID
In deze kolom ziet u het ID voor het bronsysteem van het kenmerk.
Kenmerk
In deze kolom ziet u het kenmerk waarvoor u de historie bekijkt. U kunt de kenmerken sorteren door op de kolomkop Kenmerk te klikken. Het sorteerpictogram geeft aan of de resultaten in oplopende (pijl naar beneden) of aflopende (pijl omhoog) staan.
Waarde
In deze kolom ziet u de werkelijke waarde van het kenmerk.
Aanmaaktijd
De datum waarop deze kenmerkwaarde is gemaakt (gezien) in de InfoSphere MDM-database van het bronsysteem.
Tijdstip van wijziging
In deze kolom ziet u de datum en tijd waarop het geselecteerde kenmerk is gewijzigd. U kunt sorteren door op de kolom Tijdstip van wijziging te klikken. Het sorteerpictogram geeft aan of de resultaten in oplopende (pijl naar beneden) of aflopende (pijl omhoog) staan.
Tijdstip van het aanmaken van de gebeurtenis
De datum waarop deze kenmerkwaarde is ingevoerd in het bronsysteem. Deze informatie is ontvangen via gegevensupdates die afkomstig zijn van het bronsysteem.
Status
In deze kolom ziet u de status van het kenmerk, A=Actief, I=Inactief, D=Gewist.
Als u tijdens de taakoplossing kenmerken toevoegt of wijzigt, gaan de nieuwe waarden over naar een "schaduw"-status in plaats van actief (voor niet-operationele kenmerken die door de server worden bestuurd). Schaduw geeft een kenmerk aan dat in de software is bijgewerkt maar waarvoor nog niet is bevestigd dat het is bijgewerkt in het bronsysteem. De waarde Schaduw wordt Actief als er door de software een updatebericht van het bronsysteem is ontvangen. De waarde Schaduw wordt nooit op het scherm afgebeeld.
De status van een kenmerk wijzigen Procedure 1. Ga naar de subtab Kenmerkhistorie en klik op de keuzelijst in de kolom Status. 2. Selecteer een status (A=Actief, D=Gewist, I=Inactief, S=Schaduw). Nadat u de status hebt gewijzigd, wordt de regel van het kenmerk contrasterend afgebeeld, om aan te geven dat u uw wijzigingen moet opslaan. 3. Klik op Opslaan. In het raster Kenmerkstatus is te zien dat de statuswijziging van kracht is.
Kenmerkhistorie bekijken op recordniveau Procedure 1. 2. 3. 4.
Klik op Zoeken. Selecteer in de keuzelijst een type entiteit en klik op Doorgaan. Selecteer het vakje Records terugzenden in plaats van entiteiten. Typ zo veel informatie als nodig is en klik op Zoeken. De zoekresultaten worden geopend.
5. Selecteer een record en klik op Inspecteren. Het tabblad Kenmerken wordt geopend. Hoofdstuk 9. Taken bekijken
53
6. Klik op het pictogram Kenmerkhistorie voor het kenmerk waarover u meer informatie wenst. Het raster Kenmerkhistorie wordt geopend. 7. Gebruik het filterpictogram rechts bovenin de tab Kenmerkhistorie om grote subsets van resultaten filteren. a. In het voorgrondvenster Filter selecteren geeft u de informatie op waarop u wilt filteren. De velden zijn hoofdlettergevoelig. b. Klik op Filteren. c. U kunt de kenmerkhistorie terugzetten naar de oorspronkelijke resultaten door op het pictogram Filteren opnieuw instellen te klikken 8. Om het resultaat te sorteren, klikt u op het pictogram Sorteren. a. In het voorgrondvenster voor het sorteren selecteert u de primaire sorteersleutel uit de kolomkoppen die worden afgebeeld in het menu Sorteren op. b. Selecteer een secundaire sorteersleutel uit de kolomkoppen in de lijst Daarna op.
Resultaten Tabel 9. Raster voor kenmerkhistorie Velden
Beschrijving
Kenmerk
In deze kolom ziet u het kenmerk waarvoor u de historie bekijkt. U kunt de kenmerken sorteren door op de kolomkop Kenmerk te klikken. Het sorteerpictogram geeft aan of de resultaten in oplopende (pijl naar beneden) of aflopende (pijl omhoog) staan.
Waarde
In deze kolom ziet u de werkelijke waarde van het kenmerk.
Aanmaaktijd
De datum waarop deze kenmerkwaarde is gemaakt (gezien) in de InfoSphere MDM-database van het bronsysteem.
Tijdstip van wijziging
In deze kolom ziet u de datum en tijd waarop het geselecteerde kenmerk is gewijzigd. U kunt sorteren door op de kolom Tijdstip van wijziging te klikken. Het sorteerpictogram geeft aan of de resultaten in oplopende (pijl naar beneden) of aflopende (pijl omhoog) staan.
Tijdstip van het aanmaken van de gebeurtenis
De datum waarop deze kenmerkwaarde is ingevoerd in het bronsysteem. Deze informatie is ontvangen via gegevensupdates die afkomstig zijn van het bronsysteem.
Status
In deze kolom ziet u de status van het kenmerk, A=Actief, I=Inactief, D=Gewist.
Nagaan of er regels zijn De software past identiek- en niet-identiekregels toe om records op te sporen die bij interactie met de gebruikers zijn aangemerkt als identiek of niet identiek, bij wijze van historische tracering. Deze informatie kan van belang zijn om te bepalen of een taak is opgelost.
Over deze taak Een niet-identiekregel wordt toegepast als records waaraan oorspronkelijk hetzelfde Enterprise-ID is toegewezen, toch niet identiek blijken te zijn. Bijvoorbeeld: de software wijst hetzelfde Enterprise-ID toe aan twee records die bij vergelijking boven de drempel voor automatisch koppelen scoren. Nadat u "Record A" en "Record B" hebt gecontroleerd, stelt u echter vast dat ze helemaal niet identiek zijn. U wijst aan "Record B" een nieuw Enterprise-ID toe en stelt de werkstroomstatus in om aan te geven dat deze records niet identiek zijn. De software definieert nu een niet-
54
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
identiekregel tussen de twee records. Als gevolg daarvan kunt u zien dat de records ooit hetzelfde Enterprise-ID hebben gehad, maar dat er nu verschillende ID's aan zijn toegewezen (zoals het hoort). Een niet-identiekregel wordt alleen toegepast als er een nieuw Enterprise-ID wordt toegewezen. U wordt aangeraden de taakstatus in te stellen om aan te geven dat het niet om hetzelfde lid (member) gaat, hoewel de werkstroomstatus niet van invloed is op het toepassen van regels. De taakstatus is van belang als u twee leden in een taak hebt die beide een verschillend Enterprise-ID hebben. Als u de taakstatus van beide instelt op Opgelost en het Enterprise-ID verschillend laat, is het gevolg dat er een niet-identiekregel tussen de twee leden wordt aangebracht. Als later wordt vastgesteld dat de twee leden wel degelijk identiek zijn (en de Enterprise-ID's handmatig worden gewijzigd in hetzelfde ID en de taakstatus dienovereenkomstig wordt gewijzigd) dan verandert de regel in een identiekregel. Een identiekregel wordt toegepast als aan twee leden hetzelfde Enterprise-ID is toegewezen. Er wordt geen identiekregel toegepast wanneer de Enterprise-ID's worden toegewezen als gevolg van automatisch koppelen. Als er een regel aan een lidrecord is gekoppeld, wordt het pictogram Regels afgebeeld, zoals in het volgende voorbeeld. De regel afbeelden:
Procedure 1. Ga naar het scherm Zoekresultaten Records of Taakoplossing en kijk of er ergens in het raster een pictogram Regels staat. 2. Klik op het pictogram Regels. De regels voor het geselecteerde record worden afgebeeld, met het Bron:ID en het type regel. Opmerking: Een andere manier om regels te bekijken, is het record te inspecteren en vervolgens op de tab Regels te klikken.
Records vergelijken vanuit een zoekopdracht naar records De functie Leden Vergelijken kan u helpen een beeld te krijgen van de verschillen tussen geselecteerde records en de scores die eraan zijn toegekend. Deze functie ontleedt de afzonderlijke kenmerken die bepalend waren voor de algehele vergelijkingsscore.
Procedure 1. Voer een zoekopdracht naar records uit. 2. Ga naar de Zoekresultaten, selecteer een record en klik op het pictogram Inspecteren. 3. Ga naar het tabblad Kenmerken en klik op het pictogram Vergelijken. Het tabblad Records vergelijken wordt geopend. Het record dat u geselecteerd hebt, wordt afgebeeld op de eerste rij van de Recordgegevens. 4. Klik in de tweede rij op de knop Zoeken. Het scherm Zoeken wordt geopend. 5. Vul de gewenste velden in en klik op Zoeken. 6. Ga naar de Zoekresultaten en klik op het pictogram Toevoegen voor het record dat u wilt toevoegen aan het scherm Records vergelijken. 7. (Optioneel) U kunt op het pictogram Valideren klikken om te controleren of de combinatie src:id geldig is. Hoofdstuk 9. Taken bekijken
55
8. Klik op Vergelijken. Het raster Records vergelijken wordt geopend.
Resultaten In dit raster ziet u de resultaten van het vergelijkingsalgoritme. Welke kenmerken er bij de vergelijking zijn gebruikt en welk in dit raster worden afgebeeld, is afhankelijk van de gegevensitems die voor de afzonderlijke records zijn opgeslagen, alsmede van de kenmerkconfiguratie en de implementatie van lidtypen binnen uw organisatie.
Records vergelijken vanuit een zoekopdracht naar entiteiten De vergelijkingsfunctie is beschikbaar vanuit het zoeken naar records en naar entiteiten.
Procedure 1. Voer een zoekopdracht naar entiteiten uit. 2. Klik in zoekresultaten op het pictogram Inspecteren bij de entiteit die u wilt bekijken. 3. Klik op de subtab Records. 4. In het raster met entiteitrecords klikt u op het vakje Vergelijken voor de twee records die u wilt vergelijken en klikt u daarna op het pictogram Vergelijken. Opmerking: Selecteer niet meer dan twee te vergelijken records. Als u er meer dan 2 selecteert, verschijnt er een foutbericht.
Resultaten In dit raster ziet u de resultaten van het vergelijkingsalgoritme. Welke kenmerken er bij de vergelijking zijn gebruikt en welk in dit raster worden afgebeeld, is afhankelijk van de gegevensitems die voor de afzonderlijke records zijn opgeslagen, alsmede van de kenmerkconfiguratie en de implementatie van lidtypen binnen uw organisatie.
Notities toevoegen en bekijken Bij het nakijken van kenmerken kan het nodig zijn een herinnering toe te voegen om extra informatie op te zoeken, of om bepaalde informatie over het record beschikbaar te maken voor collega's op uw afdeling. Ook het bekijken van andere notities kan u helpen bij het nakijken van het record.
Procedure 1. Ga bij het bekijken van de records naar de tab Kenmerken en klik op het pictogram Notities bovenaan het scherm. 2. Ga naar Notities, typ de tekst van uw notitie in het veld Details en klik vervolgens op Toevoegen. De notitie die u voor het record hebt toegevoegd, wordt onder het veld Details afgebeeld en omvat, naast de aanmaakdatum en -tijd, informatie over de gebruiker die de notitie heeft gemaakt.
Gegevens bekijken over aangepaste taak In de volgende subsecties wordt uitgelegd wat u te zien krijgt op het scherm voor aangepaste taken wanneer u taken ophaalt.
56
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Recordraster U zult merken dat het recordraster voor aangepaste taken er anders uitziet dan het recordraster voor Identificatietaken. De rijen met taakrecords zijn gerangschikt op Bron-ID. Net als bij het oplossen van identificatietaken kunt u de weergave van het recordraster uitvouwen en samenvouwen. In het recordraster kunt u tevens de selectievakjes Toevoegen/Verwijderen één voor één selecteren om het raster met recordkenmerken te filteren, en kunt u op het eerste selectievakje klikken om alle records in het kenmerkraster af te beelden of te verbergen.
Raster met recordkenmerken In de recordkenmerken ziet u de bekende, ongefilterde kenmerken van elk record dat in het recordraster wordt afgebeeld. De labels van de kenmerken worden langs de linkerkant van de kenmerkkolom afgebeeld, en elke kolomkop bevat het BronID van het record. Standaard worden er vijf records afgebeeld, maar dit aantal kan worden geconfigureerd in de InfoSphere MDM Workbench. Het selectievakje helemaal links op het scherm kan worden gebruikt om elk record in het bovenste gedeelte van het scherm af te beelden of te verbergen. In de Recordkenmerken onderaan het scherm kunt u op de X naast de naam van het record klikken om dat record uit de weergave te verwijderen. Binnen het raster met recordkenmerken voor aangepaste taken kan één van de rijen worden geaccentueerd. Dit geeft aan waar de inconsistentie zit die de oorzaak is van de taak. In het bovenstaande voorbeeld is de licentie van de organisatie verlopen en wordt de rij van het desbetreffende kenmerk dus geaccentueerd.
Commentaar toevoegen Procedure 1. Ga naar het veld Commentaar en typ de tekst die u als commentaar aan het record wilt toevoegen. 2. Klik op Toevoegen. Het commentaar wordt bij het record afgebeeld. 3. Om commentaar te verwijderen, klikt u op Verwijderen.
Resultaten Als u klaar bent met het aanbrengen van wijzigingen, kunt u nogmaals op het pictogram Toevoegen/Bekijken/Bewerken klikken om de informatie te verbergen. Opmerking: U kunt commentaar alleen verwijderen als het nog niet is opgeslagen. Commentaar wordt aan de taak gekoppeld en wordt, wanneer de taak is opgelost, verwijderd als onderdeel van de taak.
Hoofdstuk 9. Taken bekijken
57
58
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 10. Taken oplossen Afhankelijk van de specifieke gegevensproblemen en het beleid van uw organisatie kan bij de oplossing van taken vereist zijn dat waarden en status van kenmerken worden gewijzigd, kenmerken logisch worden gewist, ondernemings-ID's en/of bron-ID's (opnieuw) worden toegewezen, records worden gemarkeerd als verouderd, en zelfs dat er records worden toegevoegd aan de database. Opmerking: Elke organisatie definieert een proces voor werkstroom en oplossing van taken dat het beste past bij de eigen behoeften en vereisten. Omdat elke organisatie uniek is, wordt de specifieke werkstroom voor het oplossen van taken niet besproken in deze handleiding; er wordt echter wel een algemene werkstroom gepresenteerd. De instructies in dit hoofdstuk dekken het algemene gebruik van Inspector om bepaalde gewenste resultaten te behalen.
Werkstroom Oplossing Identificatietaak Als u een identificatietaak hebt nagekeken en tot de conclusie bent gekomen dat de records wel of niet hetzelfde record vertegenwoordigen, moet u bepalen welke stappen u moet ondernemen om de taak op te lossen. In de volgende paragrafen worden vindt u een beschrijving van algemene werkstromen die voor het oplossen van taken gebruikmaken van de functies die in dit hoofdstuk worden beschreven. De werkstromen zijn alleen bedoeld als voorbeelden van het oplossen van taken. Nogmaals: deze werkstroom en de gebruikte functies zijn wellicht niet van toepassing op uw organisatie. Uw supervisor kan u meer vertellen over de processen die bij u worden gebruikt. Taak Identificatie Controleren oplossen: Dit type taak geeft aan dat de betrokken records hetzelfde ID hebben, terwijl dat ID normaalgesproken uniek zou moeten zijn. In het onderstaande voorbeeld zien we dat de records hetzelfde Burger Service Nummer (BSN) hebben, maar uit de andere kenmerken blijkt dat het niet om één en dezelfde persoon gaat. Tabel 10. Taak Identificatie Controleren Record 1
Record 2
Bron A Bron-ID: 124355
Bron A Bron-ID: 8955688
Naam: Franca Kraakman
Naam: Fons Dropsloot
BSN: 482-89-1822
BSN: 482-89-1822
Telefoon: 034-9347834
Telefoon: 054-2348783
GebDatum: 05-01-62
GebDatum: 12-10-59
Geslacht: V
Geslacht: M
Beroep: Kraamverzorgster
Beroep: Ontwerper
Adres: Akerstraat 21
Adres: Boomsloot 73c
1056 GE Amsterdam
8374 FD Hoorn
Werkgever: De Kraamkamer bv
Werkgever: Overdevest Ontwerp
© Copyright IBM Corp. 1995, 2013
59
Om deze taak op te lossen, kan de volgende werkstroom worden gebruikt: 1. Bepaal welk record het incorrecte ID heeft. Bekijk alle kenmerkgegevens voor elke record van de taak. 2. Corrigeer het ID. Controleer of de correcte ID's actief zijn voor de toepasselijke records. 3. Wijzig de taakstatus van elk record om aan te geven dat de taak is nagezien en opgelost. Opmerking: Om er achter te komen welk record de juiste identificatie heeft, is het goed om de records in het bronsysteem en andere beschikbare informatie te onderzoeken. Taak Mogelijke Koppeling oplossen: Dit type taak wordt gegenereerd als er twee of meer records op verschillende bronnen zijn die zo veel gemeenschappelijke kenmerken hebben dat er wellicht sprake is van dezelfde persoon. In het volgende voorbeeld zien we dat de twee records vergelijkbare namen en Burger Service Nummers hebben, en dat de geboortedatum, het adres, het telefoonnummer, het beroep, het geslacht en de werkgever identiek zijn. Tabel 11. Taak Mogelijke Koppeling Record 1
Record 2
Bron A Bron-ID: 895677
Bron B Bron-ID: 895688
Naam: Jan de Vries
Naam: J.L. de Vries
BSN: 482-89-1822
BSN: 422-89-1822
Telefoon: 037-8923789
Telefoon: 037-8923789
GebDatum: 12-03-50
GebDatum: 12-03-50
Geslacht: M
Geslacht: M
Beroep: Marktkoopman
Beroep: Marktkoopman
Adres: Rijnstaete 487f
Adres: Rijnstaete 478f
8724 GF Landsbroek
8724 GF Landsbroek
Werkgever: Zelfstandige
Werkgever: Zelfstandige
Als na het controleren van alle kenmerken van deze records blijkt dat de records inderdaad dezelfde persoon vertegenwoordigen, dan kan de volgende werkstroom worden gebruikt om de taak op te lossen in Inspector. 1. Maak de gewenste wijzigingen in de kenmerken - bijvoorbeeld de BSN's en adressen in het voorbeeld hierboven. 2. Wijs een algemeen nummer voor ondernemings-ID toe aan de records. 3. Wijzig de taakstatus van elk record om aan te geven dat de taak is nagezien en dat de records dezelfde persoon betreffen. Als u de controle blijkt dat het bij deze records niet om dezelfde persoon gaat: 1. Wijs ondernemings-ID's toe aan de records. 2. Wijzig de taakstatus van elk record om aan te geven dat de taak is nagezien en dat de records niet dezelfde persoon betreffen.
60
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Opmerking: Om er achter te komen of het record dezelfde persoon vertegenwoordigt, is het goed om de records in het bronsysteem en andere beschikbare informatie te onderzoeken. Mogelijk duplicaat - taak oplossen: De taak Mogelijk Duplicaat wordt gegenereerd als twee of meer records uit dezelfde bron feitelijk hetzelfde record lijken te zijn. In dit voorbeeld worden er verschillende Bron-ID's toegewezen. De namen en Burger Service Nummers zijn echter vergelijkbaar en de andere kenmerkwaarden zijn identiek. Tabel 12. Taak Mogelijk Duplicaat Record 1
Record 2
Bron A Bron-ID: 895677
Bron A Bron-ID: 895688
Naam: Jan de Vries
Naam: J.L. de Vries
BSN: 482-89-1822
BSN: 472-89-1822
Telefoon: 037-8923789
Telefoon: 037-8923789
GebDatum: 12-03-50
GebDatum: 12-03-50
Geslacht: M
Geslacht: M
Beroep: Marktkoopman
Beroep: Marktkoopman
Adres: Rijnstaete 487f
Adres: Rijnstaete 487f
8724 GF Landsbroek
8724 GF Landsbroek
Werkgever: Zelfstandige
Werkgever: Zelfstandige
Als na controle van de records blijkt dat het inderdaad om hetzelfde record gaat: 1. Kies welk van de twee records het overblijvende record is en welke als verouderd gaat worden aangemerkt. 2. Voor het overblijvende record wijst u een Overgebleven record-ID toe. 3. Wijs hetzelfde Overgebleven record-ID toe aan het verouderde record. 4. Wijzig de werkstroomstatus van elk record om aan te geven dat de taak is nagezien en dat de records dezelfde sectie betreffen. 5. Breng de gewenste wijzigingen aan in de kenmerkwaarden en -status. Opmerking: Als u tijdens het oplossen van een taak Mogelijk Duplicaat kenmerken wijzigt, zorg er dan voor dat u de kenmerken in het overgebleven record wijzigt. In bepaalde implementaties worden wijzigingen die via Inspector zijn aangebracht in kenmerken namelijk niet overgenomen in het record dat op de bron is opgeslagen. Voor instructies ten aanzien van dit proces kunt u het beste contact opnemen met de supervisor. Als u vaststelt dat de records niet hetzelfde zijn: 1. Controleer of beide records geen algemeen bron-ID en ondernemings-ID gemeenschappelijk gebruiken. 2. Wijzig de werkstroomstatus van elk record om aan te geven dat de taak is nagezien en dat de records niet dezelfde sectie betreffen. Opmerking: Om er achter te komen of het record dezelfde persoon vertegenwoordigt, is het goed om de records in het bronsysteem en andere beschikbare informatie te onderzoeken. Hoofdstuk 10. Taken oplossen
61
Mogelijke overschrijving - taak oplossen: De taak Mogelijke Overschrijving is de ernstigste van de vier gegevensproblemen. Als deze taak wordt gegenereerd, zijn de kenmerken van een bepaald record overschreven door de kenmerken van een ander record op hetzelfde bronsysteem. Op basis van de volgende informatie valt moeilijk te ontkennen dat hier sprake is van twee verschillende personen. Tabel 13. Taak Mogelijke Overschrijving Record 1
Record 2
Bron A Bron-ID: 770125
Bron A Bron-ID: 770125
Naam: Jan de Vries
Naam: Sandra Oude Sogtoen
BSN: 482-89-1822
BSN: 589-74-6891
Telefoon: 037-8923789
Telefoon: 018-9837843
GebDatum: 12-03-50
GebDatum: 10-02-64
Geslacht: M
Geslacht: V
Beroep: Marktkoopman
Beroep: Radioloog
Adres: Rijnstaete 487f
Adres: Achterlangs 21
8724 GF Landsbroek
3847 TY Rensmeer
Werkgever: Zelfstandige
Werkgever: Medisch Centrum Rensmeer
De werkstroom voor deze taak zou er als volgt uitzien: 1. Bepaal welke gegevens toebehoren aan de sectie die oorspronkelijk aan het bron-ID is toegewezen. In het algemeen zijn de meest recente gegevens van toepassing op de sectie die de oorspronkelijke sectie heeft overschreven 2. Stel de status van het correcte kenmerk in voor de oorspronkelijke sectie: meest recente = Actief, ouder = Inactief, en degene die niet correct zijn voor de oorspronkelijke persoon = Gewist. 3. Zoek in het bronsysteem naar een record van de sectie die de oorspronkelijke sectie heeft overschreven. Als een record aanwezig is, werk dat dan bij met de meest recente gegevens. Als een record niet bestaat, maakt u er een in het bronsysteem. 4. Wijzig de taakstatus om aan te geven dat de taak is nagezien en opgelost. Opmerking: Om er achter te komen wat de juiste gegevens zijn die bij het record horen, is het goed om de records in het bronsysteem en andere beschikbare informatie te onderzoeken. Houd ook rekening met het volgende. Als u een bepaald gegevensprobleem voor een record hebt opgelost, wordt er een nieuwe vergelijking uitgevoerd. Bij die vergelijking kan er weer een gegevensprobleem van een ander type naar voren komen. Gebruik de volgende procedure om records te bewerken en taken op te lossen. Ga ook hier weer na wat de specifieke eisen en processen binnen uw organisatie zijn. Opmerking: Let er op dat als u met taken werkt, en de automatische timeout wordt geactiveerd, uw werk niet in de InfoSphere MDM-database wordt opgeslagen als u uw sessie niet verlengt.
62
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Oplossen van taken met controle-ID Over waar u het taakpictogram ziet, kunt taken binnen de toepassing oplossen.
Over deze taak Informatie over het zoeken naar taken vindt u in Hoofdstuk 8, “Gegevensproblemen oplossen”, op pagina 37.
Procedure 1. Klik in de Zoekresultaten op het pictogram Controleren bij de taak die u wilt oplossen. 2. Op het scherm ID controleren kunt u op het pictogram Details bekijken/ toevoegen/wijzigen klikken voor meer informatie. Meer informatie over het vak Details bekijken/toevoegen/bewerken vindt u in “Details toevoegen/bekijken/bewerken” op pagina 50. 3. In het raster Record klikt u op het pictogram Inspecteren uiterst rechts in de rij om het tabblad met kenmerken voor het record af te beelden. 4. In het tabblad Kenmerken klikt u op het pictogram Kenmerk bewerken voor het gewenste kenmerk. 5. Maak in het vak Kenmerk bewerken de gewenste wijzigingen en klik op Bijwerken. 6. Klik op Opslaan. 7. Wijzig de status in de kolom Taakstatus in Opgelost. 8. Klik op Opslaan. 9. Klik op Tabblad sluiten. Verwante onderwerpen: “Typen identificatietaken” op pagina 38 Records die bij vergelijking boven de drempel voor overschrijving of tussen de drempel voor administratieve controle en de drempel voor automatisch koppelen scoren, zijn de records met gegevensproblemen die handmatig moeten worden gecontroleerd en opgelost. Hoofdstuk 8, “Gegevensproblemen oplossen”, op pagina 37 Verwante taken: “Taken inspecteren vanuit het postvak IN” op pagina 24 Bij het inspecteren van taken vanuit het postvak IN kunt u een bepaalde taak oproepen en het taakoplossingsproces starten. “Details toevoegen/bekijken/bewerken” op pagina 50 Boven het recordraster ziet u een regel met de Taakstatus, het Type entiteit, Commentaar en een optie voor het toevoegen, bekijken of bewerken van details.
Taken van het type Mogelijke Koppeling oplossen Dit type taak wordt gegenereerd als er twee of meer records op verschillende bronnen zijn die zo veel gemeenschappelijke kenmerken hebben dat er wellicht sprake is van dezelfde persoon.
Procedure 1. Klik in de Zoekresultaten op het pictogram Controleren voor de taak die u wilt oplossen. 2. Op het scherm Mogelijke koppeling kunt u op het pictogram Details bekijken/toevoegen/bewerken klikken voor meer informatie. Meer informatie Hoofdstuk 10. Taken oplossen
63
over het vak Details bekijken/toevoegen/bewerken vindt u in “Details toevoegen/bekijken/bewerken” op pagina 50. 3. Ga naar het Recordraster en klik op het record dat u wilt "koppelen", sleep het naar de overgebleven entiteit en zet het neer zodra het groen wordt. De Taakstatus verandert automatisch in Opgelost. Opmerking: "Opgelost" is de standaard taakstatus. De standaardwaarde kan worden gewijzigd in het bestand inspector.properties. Verwante onderwerpen: “Typen identificatietaken” op pagina 38 Records die bij vergelijking boven de drempel voor overschrijving of tussen de drempel voor administratieve controle en de drempel voor automatisch koppelen scoren, zijn de records met gegevensproblemen die handmatig moeten worden gecontroleerd en opgelost. Verwante taken: “Taken inspecteren vanuit het postvak IN” op pagina 24 Bij het inspecteren van taken vanuit het postvak IN kunt u een bepaalde taak oproepen en het taakoplossingsproces starten. “Details toevoegen/bekijken/bewerken” op pagina 50 Boven het recordraster ziet u een regel met de Taakstatus, het Type entiteit, Commentaar en een optie voor het toevoegen, bekijken of bewerken van details.
Taken van het type Mogelijk Duplicaat oplossen Procedure 1. Klik in de Zoekresultaten op het pictogram Controleren bij de taak die u wilt oplossen. 2. Op het scherm Mogelijk duplicaat kunt u op het pictogram Details bekijken/ toevoegen/bewerken klikken voor meer informatie. 3. Ga naar het recordraster en selecteer het record waar u mee wilt werken. Sleep dat record naar het overgebleven record. Opmerking: Wanneer u het record versleept, ziet u dat het "overgebleven record" groen wordt. Zodra u dit groen ziet, kunt u het record neerzetten om de taak op te lossen.
Resultaten De Taakstatus verandert automatisch in Opgelost.
64
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Verwante onderwerpen: “Typen identificatietaken” op pagina 38 Records die bij vergelijking boven de drempel voor overschrijving of tussen de drempel voor administratieve controle en de drempel voor automatisch koppelen scoren, zijn de records met gegevensproblemen die handmatig moeten worden gecontroleerd en opgelost. Verwante taken: “Taken inspecteren vanuit het postvak IN” op pagina 24 Bij het inspecteren van taken vanuit het postvak IN kunt u een bepaalde taak oproepen en het taakoplossingsproces starten. “Details toevoegen/bekijken/bewerken” op pagina 50 Boven het recordraster ziet u een regel met de Taakstatus, het Type entiteit, Commentaar en een optie voor het toevoegen, bekijken of bewerken van details.
Kenmerkwaarden verplaatsen naar overgebleven records Als het oplossen van een taak ertoe leidt dat een record wordt gemarkeerd als Verouderd, is het mogelijk om de kenmerkwaarden van dat verouderde record indien nodig te verplaatsen naar het overgebleven record.
Procedure 1. Ga naar het raster Taakrecords en versleep het "verouderde" record naar het overgebleven record. 2. Klik op het potloodpictogram om de overgebleven kenmerken te selecteren. De Tabel samenvoeging kenmerken wordt geopend. 3. Klik op de pijltjes in de kolommen met kenmerken om ze te verplaatsen naar de kolom Huidige waarden. Zodra alle overgebleven kenmerken zijn geselecteerd, klikt u op Opslaan.
Taken van het type Mogelijke Overschrijving oplossen Om een taak van het type Mogelijke Overschrijving op te lossen, moeten er specifieke handelingen worden uitgevoerd om de juiste informatie te reconstrueren met een Bron-ID. Het is belangrijk dat u de beschikbare informatie goed bestudeert om vast te stellen welke gegevens moeten aan welke persoon moeten worden gekoppeld.
Over deze taak Overschrijvingstaken hebben een negatieve score. Hoe groter die negatieve score (bijvoorbeeld -3.0 ten opzichte van -1.0), hoe kleiner de kans dat de nieuwe informatie van toepassing is op het oorspronkelijke record waaraan het Bron-ID is toegewezen. Met andere woorden: de meest recente gegevens zijn waarschijnlijk van toepassing op de meest recente persoon aan wie het ID is toegewezen.
Procedure 1. Haal de overschrijvingstaak op met behulp van de zoekprocedure voor taken. 2. Bestudeer de informatie in het raster Recordkenmerken. 3. Op het scherm Mogelijke overschrijving kunt u op het pictogram Details bekijken/toevoegen/bewerken klikken voor meer informatie. Meer informatie over het vak Details bekijken/toevoegen/bewerken vindt u in “Details toevoegen/bekijken/bewerken” op pagina 50. 4. Klik op het pictogram Kenmerkhistorie om de Kenmerkhistorie op te roepen en bestudeer de historische gegevens. Hoofdstuk 10. Taken oplossen
65
5. Met de pijltjes in de kolommen Waarden vóór overschrijving en Waarden na overschrijving kunt u de waarden verplaatsen naar de kolom Huidige waarde. 6. Als u van gedachten verandert, klikt u op het pictogram Ongedaan maken (voor een enkel kenmerk) of Alles ongedaan maken om de oorspronkelijke waarden weer te herstellen. 7. Wijzig de status in de kolom Taakstatus in Opgelost. 8. Klik op Opslaan om de wijzigingen op te slaan in de database. Opmerking: In de procedures kan zijn vastgelegd dat er bepaalde kenmerken of andere externe gegevens moeten worden geraadpleegd om de juiste gegevens aan het juiste record te koppelen. Verwante onderwerpen: “Typen identificatietaken” op pagina 38 Records die bij vergelijking boven de drempel voor overschrijving of tussen de drempel voor administratieve controle en de drempel voor automatisch koppelen scoren, zijn de records met gegevensproblemen die handmatig moeten worden gecontroleerd en opgelost. Verwante taken: “Taken inspecteren vanuit het postvak IN” op pagina 24 Bij het inspecteren van taken vanuit het postvak IN kunt u een bepaalde taak oproepen en het taakoplossingsproces starten.
Taken exporteren Taken van het type Mogelijk Duplicaat, Mogelijke Koppeling en Identificatie Controleren kunnen vanuit het scherm Taakoplossing worden geëxporteerd naar een extern spreadsheet. Hierdoor wordt het mogelijk dat de gebruiker ook buiten InfoSphere MDM Inspector met de taak werkt. Dit is vooral handig als het gaat om grote taken, zoals taken van het type Mogelijke Koppeling met duizenden records.
Procedure 1. Voer Identificatietaak zoeken uit. 2. Ga naar de Zoekresultaten, selecteer een taak en klik op het pictogram Inspecteren. 3. Klik in het scherm Taakoplossing op Exporteren . 4. Ga naar het vak Taak exporteren en selecteer een teken dat moet fungeren als scheidingsteken. De standaardwaarde is een komma. 5. Klik op Exporteren. 6. Het venster Bestand downloaden wordt geopend. Klik op Openen om de taak te exporteren. 7. De taak wordt geëxporteerd naar een CSV-bestand. Sla het bestand op.
Importeren van grote taken Als een taak is geëxporteerd en buiten InfoSphere MDM Inspector is opgelost, kunt u de taak weer in Inspector importeren om het probleem binnen de toepassing op te lossen.
66
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Over deze taak Opmerking: Houd de tijdsduur tussen exporteren en importeren kort. Hoe langer het interval is, hoe groter de kans dat de gegevens worden veranderd door andere gebruikers van het systeem - wat mogelijk resulteert in een fout tijdens het importeerproces.
Procedure 1. Klik op Oplossen. 2. Klik op het pictogram Importeren rechtsboven. Het venster Taak importeren voor oplossing wordt geopend. 3. Selecteer in de vervolgkeuzelijst de Taakstatus en het Type entiteit. 4. In het veld CSV-scheidingsteken is een komma momenteel het enige geldige teken. 5. In het veld Selecteer bestand om te importeren klikt u op Bladeren. Het scherm Bestand uploaden wordt geopend. 6. Selecteer het te importeren CSV-bestand en klik op Openen. 7. Klik op Taak importeren. Het venster Importeren is voltooid wordt geopend. hierin wordt vermeld wat er is verwerkt, wat is opgelost en wat niet is opgelost.
Resultaten Opmerking: Als u het geëxporteerde CSV-bestand hebt gewijzigd met Microsoft Excel, wordt het door Excel standaard binair opgeslagen, waardoor het niet meer kan worden geïmporteerd in Inspector. Gebruik daarom de optie Opslaan als < Overige indelingen en selecteer de .CSV-indeling. Opmerking: De taakgerelateerde gegevens in het CSV-bestand worden niet gecontroleerd tijdens het importeren. Bovendien zijn gebruikers, die zijn gemachtigd voor het oplossen van taken, in staat taken te importeren om op te lossen met deze optie. Opmerking: Als in het te importeren bestand een of meer recordkenmerken zijn gewijzigd, worden deze wijzigingen genegeerd. Alleen de taakgerelateerde gegevenswijzigingen worden bevestigd na het importeren in Inspector. Als er rijen zijn die u niet wilt oplossen, verwijdert u deze uit het CSV-bestand voordat u begint met importeren. Doorgaans worden alleen wijzigingen aangebracht in de kolom supentrecno van het CSV-bestand.
Records toevoegen aan taken Procedure 1. Ga naar hetPostvak IN of de Zoekresultaten taken en klik op het pictogram Inspecteren voor de geselecteerde taak. 2. Klik rechtsboven op het scherm op het pictogram Record toevoegen aan taak. 3. Ga naar het voorgrondvenster Zoeken, voer de vereiste informatie in en klik op Zoeken. 4. Ga naar de Zoekresultaten in het voorgrondvenster en klik op Toevoegen om het desbetreffende record toe te voegen aan de taak die u aan het inspecteren bent.
Hoofdstuk 10. Taken oplossen
67
Resultaten De taak wordt afgebeeld met het toegevoegde record. Opmerking: U kunt een record alleen aan een taak toevoegen als het nog niet is toegewezen aan een taak.
De volgende taak ophalen Bij het oplossen van taken vanuit het postvak IN hebt u nu de mogelijkheid om de opgeloste taak op te slaan en meteen de volgende taak op te halen.
Over deze taak Er zijn twee mogelijkheden om de volgende taak op te halen:
Procedure 1. Nadat u een taak hebt opgelost, klikt u bovenaan het scherm Taakoplossing op het pictogram Opslaan & Volgende taak. De volgende taak van het raster Zoekresultaten wordt geopend. Of 2. Bij het werken met taken vanuit het postvak IN lost u de taak op via het scherm Taakoplossing en klikt u op Opslaan. 3. In het vak Taak is opgeslagen klikt u op het pictogram Volgende taak. De volgende taak uit het postvak IN wordt geopend.
Identificatietaken maken Af en toe wordt er informatie beschikbaar gesteld die niet kan of mag worden opgeslagen in de database. Deze informatie kan extra inzicht bieden in de records die in de software wel gekoppeld (gelinkt) hadden moeten worden, maar waarbij dat niet is gebeurd.
Over deze taak Hoewel dit zelden voorkomt, is het voor procesdoeleinden van belang dat u de koppelingsrelatie Inspector definieert en volgt. U kunt de desbetreffende relatie beheren met behulp van een taak die u zelf definieert.
Procedure 1. Voer een zoekopdracht naar records uit. 2. Klik in de Zoekresultaten op het pictogram Inspecteren voor het record dat u wilt bekijken. Controleer of er in de kolom Taken geen pictogram staat dat aangeeft dat er geen taken aan het geselecteerde record zijn toegewezen.
3. 4. 5. 6. 7.
68
Opmerking: Er kunnen alleen taken worden gedefinieerd voor records waarvoor nog geen taak bestaat. Klik op de tab Taken. Klik op het pictogram Taak maken. Klik in Een te maken taaktype selecteren op de vervolgkeuzelijst om een beschikbaar taaktype te selecteren. Selecteer een Entiteitstype in de lijst. Klik op Maken.
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Opmerking: De gebruiker kan alleen de volgende taken maken: Mogelijk duplicaat, Mogelijke koppeling en Identificatie controleren. Taken van het type Mogelijke Overschrijving kunnen niet worden gemaakt. Het scherm Taakoplossing wordt geopend. U ziet dat het record waarvoor u de taak hebt gemaakt, het activeringsrecord (trigger) wordt. 8. Klik op het pictogram Record toevoegen aan taak. 9. In het vak Zoeken geeft u de benodigde gegevens op en klikt u op Zoeken. 10. Klik in de Zoekresultaten op het pictogram Toevoegen. Het record wordt toegevoegd aan de taak die u hebt gemaakt. Opmerking: Er wordt ook een taak gemaakt als u er geen extra lid aan hebt toegevoegd. Als er een taak met een enkel lid wordt gemaakt, stel dan de status in op Opgelost en klik op Opslaan om de taak te verwijderen. 11. Klik op Opslaan.
Een samenvoeging vastleggen Als een taak Potentieel Duplicaat wordt opgelost, leidt dit er meestal toe dat er een samenvoegingsverzoek naar het bronsysteem wordt gestuurd. Als het bronsysteem niet beschikbaar is of de operationele server niet is geconfigureerd met uitgaande brokers, kan het nodig zijn om de samenvoeging handmatig vast te leggen.
Procedure 1. Zoek op Bron-ID naar het niet-overblijvende record. 2. Controleer of de pictogrammen Samenvoeging annuleren en Samenvoeging vastleggen worden afgebeeld in het zoekresultaat. 3. Klik op het pictogram Samenvoeging vastleggen. Het venster Bevestiging Inspector wordt geopend. 4. Klik op Ja om het samenvoegen te voltooien. 5. Als het samenvoegen lukt, worden de desbetreffende pictogrammen niet meer afgebeeld in de zoekresultaten. Alleen het pictogram Samenvoeging opheffen wordt dan nog afgebeeld.
Een premerge bekijken Over deze taak Met deze procedure kunt u de verouderde en overgebleven records zien in de status voordat ze worden samengevoegd.
Procedure 1. Zoek op Bron-ID naar het niet-overblijvende record. 2. Klik in de zoekresultaten op het pictogram Inspecteren.
Resultaten U ziet het overgebleven record in een premergevenster.
Het samenvoegen vooraf annuleren Bij het oplossen van mogelijke duplicaten, kan het gebeuren dat het verkeerde overblijvende record wordt geselecteerd of dat twee records die niet echt duplicaten zijn, worden gekoppeld, waarbij wordt aangegeven dat die records moeten worden samengevoegd. In beide gevallen is het mogelijk om het samenvoegen op tijd te annuleren. Hoofdstuk 10. Taken oplossen
69
Over deze taak Opmerking: Als u het samenvoegen met behulp van Inspector annuleert, wordt het bronsysteem NIET gewaarschuwd dat een samenvoeging die mogelijk al wordt uitgevoerd, moet worden stopgezet.
Procedure 1. Zoek op Bron-ID naar het niet-overblijvende record. 2. Controleer of het pictogram Samenvoeging annuleren wordt afgebeeld in het zoekresultaat. 3. Klik op het pictogram Samenvoeging annuleren. Het venster Bevestiging Inspector wordt geopend. 4. Klik op Ja om het samenvoegen te annuleren. Opmerking: Als u opdracht hebt gegeven om het samenvoegen te annuleren, kan er een vertraging optreden bij het zoeken op Bron-ID. Wacht minimaal 10 seconden voordat u zoekt naar het Bron-ID van een samenvoeging die u zojuist hebt geannuleerd.
Samenvoeging van records opheffen Met deze procedure kunt u de samenvoeging van records van dezelfde bron opheffen.
Procedure 1. Klik op Zoeken. 2. Selecteer een type entiteit en klik op Controleren. 3. Selecteer de optie ID ophalen uit bron-ID. 4. 5. 6. 7.
Selecteer een broncode in de vervolgkeuzelijst. Ga naar het veld Bron-ID, typ het ID en klik op Ophalen. Klik op het pictogram Samenvoeging opheffen aan de rechterkant. Klik op Ja om het opheffen van de samenvoeging te bevestigen. Opmerking: Als u probeert een taak te inspecteren die onderdeel uitmaakt van een een samenvoeging vooraf en het "oude" tabblad te voorschijn komt, sluit u dat tabblad en klikt u nogmaals op het pictogram Controleren om het nieuwe tabblad te openen.
Naar eigen entiteit verplaatsen Deze functie wordt gebruikt als een record per ongeluk op de verkeerde plaats is neergezet. Bijvoorbeeld: een gebruiker heeft records gekoppeld, terwijl het de bedoeling was dat ze zouden worden samengevoegd.
Procedure 1. Ga tijdens het oplossen van een taak naar het raster Record en klik op het pictogram Verplaatsen naar eigen entiteit. 2. De entiteit die verplaatst is, wordt in het raster afgebeeld als Nieuw, met de taakstatus Opgelost. 3. Klik op Opslaan.
70
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Aangepaste taken oplossen Nadat u de Aangepaste Taken hebt doorgenomen, moet u bepalen wat er moet gebeuren om ze op te lossen.
Over deze taak Opmerking: Elke Aangepaste Taak is anders, en de oplossingsprocedure verschilt per implementatie. Mocht u vragen hebben, stel die dan gerust aan de beheerder.
Aangepaste taken oplossen Procedure 1. Voer een zoekopdracht naar aangepaste taken uit. 2. Klik in de Zoekresultaten op Inspecteren voor de taak die u wilt oplossen. 3. Klik op het scherm Aangepaste taak op het pictogram Details toevoegen/ bekijken/bewerken. 4. Bestudeer de beschrijving. Hierin wordt uitgelegd wat het probleem is en wat moet worden aangepast. Er kan bijvoorbeeld een postcode ontbreken. 5. Klik in het raster Recordkenmerken op het pictogram Bewerken voor het kenmerk dat u wilt bewerken. In dit voorbeeld wordt het kenmerk Adres bijgewerkt. 6. Typ de Postcode en klik op Bijwerken. 7. Ga naar het veld Huidige status en selecteer Opgelost in de keuzelijst. 8. Klik op Opslaan.
Relatietaken Over deze taak Zoals beschreven in Hoofdstuk 8, “Gegevensproblemen oplossen”, op pagina 37 zijn relatietaken geïntroduceerd in versie 8.1 van InfoSphere MDM Inspector. Verwante onderwerpen: Hoofdstuk 8, “Gegevensproblemen oplossen”, op pagina 37
Taken van het type Ongeldige Verwijzing oplossen Procedure 1. Zoek naar relatietaken van het type Ongeldige verwijzing. 2. Klik in de Zoekresultaten op het pictogram Controleren voor de taak die u wilt oplossen. Het taaktabblad wordt geopend. Het is verdeeld in drie secties: Overzicht, Mogelijke problemen en Oplossingsraster. 3. Ga naar het gedeelte Overzicht en klik op de link Relatietype, zoals te zien in het bovenstaande voorbeeld. In het voorgrondvenster Relatietype worden de aanmaakregels voor het type taak afgebeeld. Dit helpt u een beeld te krijgen van de overtreding waarvan in de geselecteerde taak sprake is. 4. In het gedeelte Mogelijke problemen moet de gebruiker elk probleem regel voor regel bestuderen. De eerste rijen van de Mogelijke Problemen het het oplossingsraster zijn gearceerd. De eerste rij van het oplossingsraster is het kenmerk dat wordt genoemd Hoofdstuk 10. Taken oplossen
71
in het raster Mogelijke Problemen. Hierdoor weet de gebruiker welk kenmerk er wellicht moet worden bijgewerkt op de taak op te lossen. 5. Klik in het oplossingsraster op het pictogram Inspecteren. Het tabblad Kenmerken wordt geopend. 6. Klik op het pictogram Bewerken voor het kenmerk dat u moet bijwerken. 7. Typ de noodzakelijke gegevens in het vak Bewerken en klik vervolgens op Bijwerken. 8. Klik op Opslaan. 9. Wijzig de taakstatus in Opgelost en klik op Opslaan. Verwante onderwerpen: “Typen relatietaken” op pagina 41 Relatietaken zijn vastgelegde gebeurtenissen binnen de operationele server die aangeven dat de operationele server voor een of meer relaties een mogelijk probleem met de gegevenskwaliteit heeft gedetecteerd.
Taken van het type Veelvoudige Relatie oplossen Procedure 1. Zoek naar taken van het type Veelvoudige relatie. 2. Klik in de Zoekresultaten op het pictogram Controleren voor de taak die u wilt oplossen. 3. Klik in het overzichtsraster op de link Relatietype als u de aanmaakregels wilt bekijken. Opmerking: Een (D) in het overzicht geeft aan dat de taak is gemaakt op basis van gegevens (Data). Een (M) geeft aan dat het een handmatige (Manuele) taak is. Verwante onderwerpen: “Typen relatietaken” op pagina 41 Relatietaken zijn vastgelegde gebeurtenissen binnen de operationele server die aangeven dat de operationele server voor een of meer relaties een mogelijk probleem met de gegevenskwaliteit heeft gedetecteerd.
Taken van het type Relatie Maken oplossen Procedure 1. Zoek naar het taaktype Relatie maken. 2. Klik in de Zoekresultaten op het pictogram Controleren voor de taak die u wilt oplossen.
Resultaten Het taaktabblad Relatie maken wordt geopend.
Taken van het type Ontbrekende Relatie oplossen Procedure 1. Zoek naar taken van het type Ontbrekende relatie. 2. Klik in de Zoekresultaten op het pictogram Inspecteren voor de taak die u wilt oplossen. 3. Klik in het Overzichtsraster op de link Relatietype als u de aanmaakregels wilt bekijken.
72
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
4. Om de taak op te lossen, definieert u een relatie. Voor het voorgaande voorbeeld kunt u een relatie maken waarbij General Electric eigenaar is van een andere organisatie. 5. Wijzig de taakstatus in Opgelost en klik op Opslaan. Verwante onderwerpen: “Typen relatietaken” op pagina 41 Relatietaken zijn vastgelegde gebeurtenissen binnen de operationele server die aangeven dat de operationele server voor een of meer relaties een mogelijk probleem met de gegevenskwaliteit heeft gedetecteerd.
Hoofdstuk 10. Taken oplossen
73
74
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Hoofdstuk 11. Records toevoegen Met InfoSphere MDM Inspector kunt u records toevoegen aan de operationele server.
Over deze taak Standaard is de optie voor het afbeelden van het tabblad Record Toevoegen uitgeschakeld. Om de tab Record toevoegen af te beelden, dient u dit eerst te configureren in InfoSphere MDM Workbench. Als u een record wilt toevoegen aan een bronsysteem, volgt u deze procedure. Als er een nieuw record through deze functie wordt toegevoegd, krijgt het een bron-ID dat alleen geldig is voor de InfoSphere MDM-database. Met deze functie wordt het nieuwe record niet toegevoegd aan een bronsysteem en is het bovendien niet mogelijk om het ID van een bronsysteem te gebruiken als Bron-ID.
Records toevoegen Procedure 1. Klik op Record toevoegen. 2. Selecteer in de keuzelijst het Type record en klik op Doorgaan. 3. Selecteer de opslaglocatie (of bron) voor het record in de desbetreffende keuzelijst en klik op Doorgaan. Opmerking: Wanneer u een opslaglocatie voor het nieuwe record selecteert, wordt het ID toegekend door de software; dit is niet zichtbaar op het bronsysteem.
Records wissen / wissen ongedaan maken Over deze taak Opmerking: Als een record wordt gewist, wordt het verwijderd uit het matchingsen vergelijkingsproces, maar wordt het niet fysiek uit de database verwijderd.
Procedure 1. Klik op Zoeken. 2. Selecteer een type entiteit in de vervolgkeuzelijst en klik op Doorgaan. 3. Vul in het vak Zoeken zo veel informatie in als nodig is. 4. Selecteer het vakje Records terugzenden in plaats van entiteiten. 5. Klik in de Zoekresultaten op de rode X aan de rechterkant van het raster. 6. Klik in het bevestigingsvenster op Ja om het record te wissen. 7. U keert terug naar het zoekresultatenraster. Daarin wordt het gewiste record geaccentueerd en wordt het woord GEWIST in rode letters afgebeeld.
Wissen van records opheffen Procedure 1. Om een gewist item te herstellen, klikt u op het pictogram Ongedaan maken. © Copyright IBM Corp. 1995, 2013
75
2. Klik in het bevestigingsvenster op Ja om het wissen van het record ongedaan te maken.
Resultaten Het record wordt hersteld en u keert terug naar de Zoekresultaten. Als u een record eenmaal hebt gewist, kan het alleen worden teruggehaald door een zoekopdracht op het bron-ID uit te voeren op het tabblad Zoeken.
76
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Notices and trademarks This information was developed for products and services offered in the U.S.A.
Notices This information was developed for products and services offered in the U.S.A. IBM may not offer the products, services, or features discussed in this document in other countries. Consult your local IBM representative for information on the products and services currently available in your area. Any reference to an IBM product, program, or service is not intended to state or imply that only that IBM product, program, or service may be used. Any functionally equivalent product, program, or service that does not infringe any IBM intellectual property right may be used instead. However, it is the user's responsibility to evaluate and verify the operation of any non-IBM product, program, or service. IBM may have patents or pending patent applications covering subject matter described in this document. The furnishing of this document does not grant you any license to these patents. You can send license inquiries, in writing, to: IBM Director of Licensing IBM Corporation North Castle Drive Armonk, NY 10504-1785 U.S.A. For license inquiries regarding double-byte character set (DBCS) information, contact the IBM Intellectual Property Department in your country or send inquiries, in writing, to: Intellectual Property Licensing Legal and Intellectual Property Law IBM Japan Ltd. 1623-14, Shimotsuruma, Yamato-shi Kanagawa 242-8502 Japan The following paragraph does not apply to the United Kingdom or any other country where such provisions are inconsistent with local law: INTERNATIONAL BUSINESS MACHINES CORPORATION PROVIDES THIS PUBLICATION "AS IS" WITHOUT WARRANTY OF ANY KIND, EITHER EXPRESS OR IMPLIED, INCLUDING, BUT NOT LIMITED TO, THE IMPLIED WARRANTIES OF NONINFRINGEMENT, MERCHANTABILITY OR FITNESS FOR A PARTICULAR PURPOSE. Some states do not allow disclaimer of express or implied warranties in certain transactions, therefore, this statement may not apply to you. This information could include technical inaccuracies or typographical errors. Changes are periodically made to the information herein; these changes will be incorporated in new editions of the publication. IBM may make improvements and/or changes in the product(s) and/or the program(s) described in this publication at any time without notice.
© Copyright IBM Corp. 1995, 2013
77
Any references in this information to non-IBM Web sites are provided for convenience only and do not in any manner serve as an endorsement of those Web sites. The materials at those Web sites are not part of the materials for this IBM product and use of those Web sites is at your own risk. IBM may use or distribute any of the information you supply in any way it believes appropriate without incurring any obligation to you. Licensees of this program who wish to have information about it for the purpose of enabling: (i) the exchange of information between independently created programs and other programs (including this one) and (ii) the mutual use of the information which has been exchanged, should contact: IBM Corporation J46A/G4 555 Bailey Avenue San Jose, CA 95141-1003 U.S.A. Such information may be available, subject to appropriate terms and conditions, including in some cases, payment of a fee. The licensed program described in this document and all licensed material available for it are provided by IBM under terms of the IBM Customer Agreement, IBM International Program License Agreement or any equivalent agreement between us. Any performance data contained herein was determined in a controlled environment. Therefore, the results obtained in other operating environments may vary significantly. Some measurements may have been made on development-level systems and there is no guarantee that these measurements will be the same on generally available systems. Furthermore, some measurements may have been estimated through extrapolation. Actual results may vary. Users of this document should verify the applicable data for their specific environment. Information concerning non-IBM products was obtained from the suppliers of those products, their published announcements or other publicly available sources. IBM has not tested those products and cannot confirm the accuracy of performance, compatibility or any other claims related to non-IBM products. Questions on the capabilities of non-IBM products should be addressed to the suppliers of those products. All statements regarding IBM's future direction or intent are subject to change or withdrawal without notice, and represent goals and objectives only. This information is for planning purposes only. The information herein is subject to change before the products described become available. This information contains examples of data and reports used in daily business operations. To illustrate them as completely as possible, the examples include the names of individuals, companies, brands, and products. All of these names are fictitious and any similarity to the names and addresses used by an actual business enterprise is entirely coincidental. COPYRIGHT LICENSE:
78
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
This information contains sample application programs in source language, which illustrate programming techniques on various operating platforms. You may copy, modify, and distribute these sample programs in any form without payment to IBM, for the purposes of developing, using, marketing or distributing application programs conforming to the application programming interface for the operating platform for which the sample programs are written. These examples have not been thoroughly tested under all conditions. IBM, therefore, cannot guarantee or imply reliability, serviceability, or function of these programs. The sample programs are provided "AS IS", without warranty of any kind. IBM shall not be liable for any damages arising out of your use of the sample programs. Each copy or any portion of these sample programs or any derivative work, must include a copyright notice as follows: © (your company name) (year). Portions of this code are derived from IBM Corp. Sample Programs. © Copyright IBM Corp. _enter the year or years_. All rights reserved. If you are viewing this information softcopy, the photographs and color illustrations may not appear.
Trademarks IBM, the IBM logo, and ibm.com are trademarks or registered trademarks of International Business Machines Corp., registered in many jurisdictions worldwide. Other product and service names might be trademarks of IBM or other companies. A current list of IBM trademarks is available on the web at "Copyright and trademark information" at www.ibm.com/legal/copytrade.shtml. The following terms are trademarks or registered trademarks of other companies: Adobe, the Adobe logo, PostScript, and the PostScript logo are either registered trademarks or trademarks of Adobe Systems Incorporated in the United States, and/or other countries. IT Infrastructure Library is a registered trademark of the Central Computer and Telecommunications Agency which is now part of the Office of Government Commerce. Intel, Intel logo, Intel Inside, Intel Inside logo, Intel Centrino, Intel Centrino logo, Celeron, Intel Xeon, Intel SpeedStep, Itanium, and Pentium are trademarks or registered trademarks of Intel Corporation or its subsidiaries in the United States and other countries. Linux is a registered trademark of Linus Torvalds in the United States, other countries, or both. Microsoft, Windows, Windows NT, and the Windows logo are trademarks of Microsoft Corporation in the United States, other countries, or both. ITIL is a registered trademark, and a registered community trademark of The Minister for the Cabinet Office, and is registered in the U.S. Patent and Trademark Office. UNIX is a registered trademark of The Open Group in the United States and other countries. Notices and trademarks
79
Java™ and all Java-based trademarks and logos are trademarks or registered trademarks of Oracle and/or its affiliates. Cell Broadband Engine is a trademark of Sony Computer Entertainment, Inc. in the United States, other countries, or both and is used under license therefrom. Linear Tape-Open, LTO, the LTO Logo, Ultrium, and the Ultrium logo are trademarks of HP, IBM Corp. and Quantum in the U.S. and other countries.
80
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Contacting IBM You can contact IBM for customer support, software services, product information, and general information. You also can provide feedback to IBM about products and documentation. The following table lists resources for customer support, software services, training, and product and solutions information. Tabel 14. IBM resources Resource
Description and location
Product documentation for InfoSphere MDM You can search and browse across all the InfoSphere MDM documents at http:// pic.dhe.ibm.com/infocenter/mdm/v11r0/ index.jsp. Product documentation for InfoSphere MDM You can search and browse across all the Custom Domain Hub, including InfoSphere InfoSphere MDM Custom Domain Hub MDM Reference Data Management documents at http://pic.dhe.ibm.com/ infocenter/mih/v11r0/index.jsp. IBM Support Portal
You can customize support information by choosing the products and the topics that interest you at www.ibm.com/support/.
Software services
You can find information about software, IT, and business consulting services, on the solutions site at www.ibm.com/ businesssolutions/.
My IBM
You can manage links to IBM web sites and information that meet your specific technical support needs by creating an account on the My IBM site at www.ibm.com/account/.
Training and certification
You can learn about technical training and education services designed for individuals, companies, and public organizations to acquire, maintain, and optimize their IT skills at www.ibm.com/software/swtraining/.
IBM representatives
You can contact an IBM representative to learn about solutions at www.ibm.com/ connect/ibm/us/en/.
Providing feedback The following table describes how to provide feedback to IBM about products and product documentation. Tabel 15. Providing feedback to IBM Type of feedback
Action
Product feedback
You can provide general product feedback through the Consumability Survey at www.ibm.com/software/ucd/ consumability/.
© Copyright IBM Corp. 1995, 2013
81
Tabel 15. Providing feedback to IBM (vervolg) Type of feedback
Action
Documentation feedback
To comment on the information center, click the Feedback link on the top right side of any topic in the information center. You can also send comments about PDF file books, the information center, or any other documentation in the following ways: v Online reader comment form: www.ibm.com/software/data/rcf/ v E-mail:
[email protected]
82
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Trefwoordenregister A
D
I
aangepaste taken 41 aangepaste taken oplossen 71 recordkenmerken 57 recordraster 57 zoeken 45 aangepaste taken oplossen activeringsrecords 4 alle relatietypen 47 alle taakstatussen 47
details identificatietaken 50 drempel voor administratieve controle 4 drempel voor automatisch koppelen 4 drempelwaarde voor mogelijke overschrijving 4 drempelwaarden administratieve controle 4 automatisch koppelen 4 mogelijke overschrijving 4
familierelatie 28 filteren postvak IN 24
ID's 1 bron-ID 1 ondernemings-ID 1 identificatietaken details 50 recordraster 49 typen van 38 zoeken 43 identificatietaken, definitie en levenscyclus 42 identiteit, entiteit 2, 43 importeren van taken 67 inleiding Inspector 1 inleiding 1 inspecteren kenmerken 11 records vanuit een zoekopdracht naar entiteiten 11 relaties 28 taken 14 Inspector, basisbegrippen activeringsrecord 4 automatisch koppelen, drempelwaarde 4 bron-ID 1 drempel voor administratieve controle 4 drempelwaarde voor mogelijke overschrijving 4 entiteiten 2 entiteitstypen 2 glue-record 4 ID's 1 kenmerken 3 ondernemings-ID 1 pivotrecord/entiteit 2 records 2 termen en begrippen 1
G
K
71
B baas 47 begindatum zoekactie naar relatietaken 47 zoeken naar identificatietaken 43 bekijken gegevens over aangepaste taken 56 hiërarchieën 33 kenmerkhistorie op entiteitniveau 52 kenmerkhistorie op recordniveau 53 knooppunten in nieuwe boomstructuren 35 koppelingsgegevens 12 notities 56 pad naar hoofdmap 35 records in wolken 31 relatiekenmerken 29 relaties vanuit een zoekopdracht naar entiteiten 10 relaties vanuit een zoekopdracht naar records 11 taakgegevens 49 wolken in een hiërarchieview 34 bron-ID records ophalen 10 zoeken naar identificatietaken 43 bronsysteem begindatum zoekactie naar aangepaste taken 45 zoekactie naar aangepaste taken 45 begindatum 45 zoeken naar identificatietaken 43 bulktoewijzing 19 taken zoeken 19, 20
C categorieën relaties 27 customer support contacting 81
© Copyright IBM Corp. 1995, 2013
E EID records ophalen 10 eigenaar 47 zoekactie naar aangepaste taken 45 zoekactie naar relatietaken 47 zoeken naar identificatietaken 43 einddatum zoekactie naar aangepaste taken 45 zoekactie naar relatietaken 47 zoeken naar identificatietaken 43 entiteiten 2 records verplaatsen naar 70 toevoegen aan weergaven 28 zoeken 9 entiteiten toevoegen aan weergaven 28 entiteitstypen 2 huishouden 43 identiteit 43 zoeken naar identificatietaken 43
F
glue-records
4
H hiërarchie, tabblad navigeren 33 zoeken 35 hiërarchieën bekijken 33 hiërarchieview wolken bekijken 34 huishouden, entiteit 2 huishouden, entiteiten 43
kenmerken 3 bewerken 51 extern 3 extra 3 inspecteren 11 toevoegen 50, 51 wissen 51 kenmerken bewerken 51 kenmerken toevoegen 50, 51 kenmerkhistorie, bekijken op entiteitniveau 52 kenmerkhistorie, bekijken op recordniveau 53 kenmerkstatus, wijzigen 53 kenmerkwaarden, verplaatsen naar overgebleven records 65
83
kenmerkwaarden verplaatsen naar overgebleven records 65 klonen tags 21 knooppunten bekijken in nieuwe boomstructuren 35 nieuwe bovenliggende maken 34 verwijderen uit bovenliggende items 34 knooppunten verwijderen uit bovenliggende items 34 koppelingsgegevens, bekijken 12
L leden Inspector, basisbegrippen recordtypen 2 lidtypen 2 legal notices 77
P pad naar hoofdmap bekijken 35 pivotrecord/entiteit 2 postvak IN hoe filteren 24 kolommen sorteren in 24 tags toevoegen 25 tags verwijderen 26 taken controleren vanuit 24 taken toewijzen vanuit 25 weergave op tags 23 werken met 23
R
M maken taken 68 manulink as equals 47 manulink as parent 47 max score zoeken naar identificatietaken min score zoeken naar identificatietaken
43 43
N nagaan of er regels zijn 54 navigeren op het tabblad hiërarchie 35 navigeren op het tabblad Hiërarchie 33 niet onderzocht 47 niet onderzochte taken 43, 45 niet-wijzigbare relaties 30 nieuwe bovenliggende knooppunten maken 34 notities, toevoegen en bekijken 56 notities toevoegen 56
O ondernemings-ID 1 zoeken naar identificatietaken 43 opgeloste taken 43, 45, 47 oplossen aangepaste taken 71 identificatietaken 59 relatietaken 71 taken van het type Mogelijke koppeling 63 taken van het type ongeldige verwijzing 71 taken van het type ontbrekende relatie 72 taken van het type relatie maken 72 taken van het type veelvoudige relatie 72 taken van type overschrijven 65
84
oplossen (vervolg) taken voor controle van ID 63 organisatie, entiteit 2 overgebleven records, kenmerkwaarden verplaatsen naar 65
record zoeken bekijken van relaties 11 recordkenmerken 49, 57 recordkenmerken wissen 51 recordraster 49, 57 records 2 inspecteren 11 ophalen op bron-ID 10 ophalen op EID 10 samenvoeging opheffen 70 toevoegen 75 toevoegen aan entiteiten 30 vergelijken 55 vergelijken vanuit zoekopdracht naar entiteiten 56 verplaatsen naar eigen entiteit 70 verwijderen uit entiteiten 31 wissen 75 wissen opheffen 75 records 75 zoeken 9 records, toevoegen 67 records ophalen op bron-ID 10 records ophalen op EID 10 records toevoegen 75 records toevoegen aan entiteiten 30 records toevoegen aan taken 67 records verplaatsen naar eigen entiteit 70 records verwijderen uit entiteiten 31 records wissen 75 recordtypen, lidtypen 2 regels maken 21 regels, controleren 54 relatiekenmerken bewerken 30 relatiekenmerken toevoegen 29 relatiekenmerken wissen 30 relaties categorieën 27 entiteit naar entiteit 28 inspecteren 28 instellen op niet-wijzigbaar 30
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
relaties (vervolg) kenmerken, bekijken 29 kenmerken bekijken 29 kenmerken bewerken 30 kenmerken toevoegen 29 kenmerken wissen 30 maken 28 wissen 29 relaties definiëren 28 relaties instellen op niet-wijzigbaar relaties tussen gelijken 28 relaties tussen ongelijken 28 relaties wissen 29 relatietaken oplossen 71 typen 41 zoeken 46 relatietype zoekactie naar relatietaken 47 relatieweergave wolken 31
30
S samenvoeging van records opheffen 70 software services contacting 81 status van een kenmerk wijzigen 53 support customer 81
T taak identificatie controleren oplossen 59 taak oplossen mogelijke koppeling 60 mogelijke overschrijving 62 review van ID 59 taakstatus zoekactie naar aangepaste taken 45 zoekactie naar relatietaken 47 zoeken naar identificatietaken 43 taaktype identificatie 38 zoekactie naar aangepaste taken 45 zoeken naar identificatietaken 43 tabblad gegevensbeheer 19 bulktoewijzing 19 tags klonen 21 regels definiëren 21 resetten 21 toevoegen 21, 25 verwijderen 26 weergave op 23 zoeken op 43 taken 42 aangepaste 41, 45, 71 bekijken 49 bekijken, aangepast 56 exporteren 66 identificatie 43 importeren 67 inspecteren 14 maken 68
taken (vervolg) mogelijk duplicaat 38 mogelijke koppeling 38, 63 mogelijke overschrijving 38 ongeldige verwijzing 71 ontbrekende relatie 72 overschrijven 65 record toevoegen aan 67 recordkenmerken 49 relatie 71 relatie maken 72 review van ID 38, 63 tags toevoegen 25 tags verwijderen 26 veelvoudige relatie 72 volgende ophalen 68 taken doorzoeken tag doorzoeken 43 zoekactie naar aangepaste taken 45 zoeken naar identificatietaken 43 taken exporteren 66 taken van het type mogelijk duplicaat 38 taken van het type Mogelijke koppeling 38, 63 oplossing 60 taken van het type mogelijke overschrijving 38 oplossing 62 taken van het type ongeldige verwijzing 41 oplossen 71 taken van het type ontbrekende relatie 41 oplossen 72 taken van het type relatie maken 41 oplossen 72 taken van het type veelvoudige relatie 41 oplossen 72 taken van type overschrijven oplossen 65 taken voor controle van ID 38 oplossen 63 termen en begrippen 1 trademarks list of 77
U uitgestelde taken
43, 45, 47
W werkstroom oplossing identificatietaak 59 wissen van records opheffen 75 wolken records bekijken in 31 wolken in de relatieweergave 31
Z zoekactie naar aangepaste taken 45 bronsysteem 45 eigenaar 45 einddatum 45 resultaten 46 taak doorzoeken 45 taakstatus 45 type 45 vorige eigenaar 45 zoekactie naar relatietaken 47 begindatum 47 eigenaar 47 einddatum 47 relatietype 47 resultaten 47 taakstatus 47 taaktype selecteren 47 zoeken naar entiteiten 9 bekijken van relaties 10 records inspecteren 11 subtabs 10 zoeken naar identificatietaken 43 begindatum 43 bron-ID 43 bronsysteem 43 eigenaar 43 einddatum 43 entiteitstype 43 max score 43 min score 43 ondernemings-ID 43 resultaten 45 taakstatus 43 taken doorzoeken 43 type 43 vorige eigenaar 43 zoeken naar records 9 zoeken naar relatietaken 46 zoekresultaat zoekactie naar aangepaste taken 46 zoekactie naar relatietaken 47 zoeken naar identificatietaken 45
V vergelijken records 55 records vanuit zoekopdracht naar entiteiten 56 vervallen taken 43, 45 volgende taak, ophalen 68 volgende taak ophalen 68 vorige eigenaar zoekactie naar aangepaste taken 45 zoeken naar identificatietaken 43
Trefwoordenregister
85
86
IBM InfoSphere MDM Inspector Gebruikershandleiding
Gedrukt in Nederland
GI13-2653-00