'HYHUEHHOGLQJYDQGH9RRUXLWJDQJ
0XVHXPEHOHLGVSODQYDQ6WLFKWLQJ'H&UXTXLXV
Boven: “Voor meneer Piet. Omdat ik de machinekamer mocht zien en op de knoppen mocht drukken” (Robert, 6 jaar). Foto en enscenering: Edith van Putten
1
Voorwoord Het schrijven van een beleidsplan dat aan de museumeisen van deze tijd voldoet is een lastige en tijdrovende opgave, zeker voor een klein museum. Deze inspanning geeft aan, dat wij doordrongen zijn van het belang van een goed onderbouwd museumbeleid. Met gepaste trots presenteren wij u hierbij dan ook het museumbeleidsplan 2003-2008 van Stichting De Cruquius. Wij zijn van mening dat het een “dijk van een plan” is geworden, dat onze visie voor de komende vijf jaar onderbouwt en richting geeft aan het realiseren van onze doelen. Voor alles is dit plan bedoeld om de ambities van alle betrokkenen bij Museum De Cruquius te bundelen zodat het museum zijn middelen en mogelijkheden zo efficiënt mogelijk kan inzetten om de gestelde doelen te behalen. Daarnaast is het beleidsplan een instrument om ons enthousiasme, de museumidentiteit, de beleidsvisie en het ambitieniveau uit te dragen en naar derden te legitimeren. Tot besluit spreken wij onze erkentelijkheid uit voor de welwillende medewerking die bestuur en directeur van Stichting De Cruquius voor de totstandkoming van dit beleidsplan hebben gekregen van onze museumvrijwilligers, van bestuurders en ambtenaren van de Gemeente Haarlemmermeer, Stichting Meerhistorie, het Historisch Museum Haarlemmermeer en van de Stichting Museaal & Historisch Perspectief Noord-Holland.
drs. R. van Gaalen
drs. G.J.G. Wilmink
(voorzitter Stichting De Cruquius)
(directeur Museum De Cruquius)
Ingekleurde ansichtkaart uit 1907. Collectie Museum De Cruquius
2
Samenvatting Het eerste hoofdstuk belicht de voorgeschiedenis en achtergronden van het revolutionaire besluit om het Haarlemmermeer op stoomkracht te bemalen: hiermee deed de industriële samenleving zijn intrede in ons land. Voormalig stoomgemaal De Cruquius markeert als geen ander deze monumentale gebeurtenis. Het hoofdstuk beschrijft de bedrijfsperiode met respectievelijk de musealisering van het stoomgemaal en de hydraulische herinbewegingstelling van de grote stoommachine en het besluit met de achterliggende motivatie voor dit museumbeleidsplan. Hoofdstuk twee positioneert Museum De Cruquius in zijn netwerk, de ambitie om nieuwe samenwerkingsverbanden aan te gaan, vermeldt de statutaire doelstelling met de -in 2003 geplandebijstelling en werkt de vernieuwde museummissie uit in vijf speerpunten. Het derde hoofdstuk omschrijft de omvang en samenstelling van de (kern)collectie, onderscheidt deelcollecties en vermeldt maatregelen voor beheer en behoud en voor de ontsluiting van collectie, documentatie en van ongeschreven kennis. Het hoofdstuk introduceert verder een integrale wetenschappelijke benadering van het museum als onderdeel van een industrieelarcheologische site. Hoofdstuk vier analyseert doelgroepen, museumdynamiek en beeldvorming van De Cruquius. Het hoofdstuk vat kort de publieksbenadering samen en vervolgt met een strategie waarmee wij de komende jaren middels publieksonderzoek en een industrieelarcheologische uitwerking van de museumthema’s, verbeteringen willen aanbrengen in marketing en PR, in presentatie en educatie. Het vijfde hoofdstuk behandelt de bedrijfsvoering: het schetst de samenstelling, aansturing, taakverdeling en deskundigheidsverbetering van het vrijwilligersteam. Vervolgens komen ARBO, gebruiksvergunningen aan de orde en tevens wordt de noodzaak voor formatiegroei benadrukt: alleen zo kan het museum de professionele kwaliteit van zijn taken en dienstverlening voortzetten en verbeteren. Het hoofdstuk beschrijft verder de wijze waarop de stichting zijn inkomsten genereert en hoe die financiële armslag vergroot zal moeten worden; hierin is de commerciële exploitatie van de multifunctionele Waterschapszaal een belangrijke speerpunt. Dit laatste hoofdstuk besluit met de financiering van verschillende projecten: hiervoor moet een strategie worden ontwikkeld die een professionelere werving en relatiebeheer van sponsors en subsidiegevers beoogt. Het beleidsplan heeft vier bijlagen: een planning met kostenraming over de beleidsperiode, de stichtingsstatuten, een communicatiematrix en een meerjarenbegroting.
Stoomgemaal De Cruquius in bedrijf (circa 1920). Collectie Museum De Cruquius
3
+RRIGVWXN,QOHLGLQJ 1.1. Stoomgemaal De Cruquius in zijn tijd Museum De Cruquius is gehuisvest in een voormalig stoomgemaal uit 1848, genoemd naar Nicolaas Samuelsz. Cruquius (1678-1754): een gerenommeerd waterbouwkundige en cartograaf die in 1742 een ontwerp maakte voor de droogmaking van het Haarlemmermeer. Het hart van het neogotische monument is de imposante Cornwallmachine, die met zijn cilinderdiameter van 3,66 meter de grootste stoommachine ter wereld is. Getuige de Beemster, Wormer en Schermer moet een droogmaking e als het Haarlemmermeer al in de 17 eeuw technisch haalbaar zijn geweest. Talloze ontwerpen werden gemaakt, maar bij de besturen van Amsterdam, Haarlem en Leiden ontbrak de politieke eensgezindheid voor een dergelijk groot project. Na de stormvloed van 1836 keerde het tij: Nederland was met een krachtig centraal gezag onder leiding van Koning Willem I uit de Franse Tijd herrezen en nam in 1839, na het gevoelige verlies van België het prestigieuze besluit voor de droogmaking van het Haarlemmermeer op stoomkracht. Een vliegende storm op het Deze "Deltawerken Haarlemmermeer (F. Houttuyn 1755) van de negentiende Collectie Museum De Cruquius eeuw" slokten een kwart van de Rijksbegroting op, braken met de Leeghwater’s droogmakingplan voor het Haarlemmermeer traditie van Vondel’s "Wintvorst" en waren een (1635, herdruk). Collectie Museum De Cruquius gedurfde technologische onderneming: maar bovenal markeren ze de doorbraak van de industriële samenleving in Nederland. Het optimisme van de Vooruitgang uit zich in de Neogotiek en deze bouwstijl typeert dan ook de drie stoomgemalen die de Haarlemmermeer van 1849 tot 1852 leegpompten en de nieuwe polder bemaalden. De Cruquius is als enige in vrijwel oorspronkelijke staat gebleven; door zijn opvallende architectuur en zijn ligging hoog op de ringdijk stond deze “kathedraal van de techniek” tot ver in de twintigste eeuw als een baken van de Vooruitgang in het vlakke polderland. 1.2. Een bewogen verleden Toen het Haarlemmermeer in 1852 droog viel werd de infrastructuur voor de graanschuur van Nederland aangelegd. Al spoedig vereiste “Graan voor Visch” een regelmatiger bemaling: om De Cruquius de benodigde extra capaciteit te geven, verrezen rond 1860 zijvleugels aan het ketelhuis waarin vier stoomketels werden bijgeplaatst. Bij de laatste modernisering van De Cruquius in 1888 werden alle tien Cornwallketels vervangen door zes stoomketels van het z.g.n. Lancashiretype. De Cruquius werd in 1912 reservegemaal en in 1932 stelde het bestuur van de Haarlemmermeerpolder het stoomgemaal buiten dienst. Na de ceremoniële laatste pompslag op 10 juni 1933 werden de stoomketels verschroot. Om De Cruquius voor sloop te behoeden richtte het Koninklijk Instituut Voor Ingenieurs (KIVI) in 1934 Stichting De Cruquius -de rechtspersoon van het gelijknamige museum- op. In 1936 telde Museum De Cruquius zijn eerste 1.156 bezoekers. Tijdens de Duitse bezetting, waarbij de doorstroomkoker onder de oostelijke zijvleugel onderduikers huisvestte, liep het bezoekersaantal terug tot 17 in 1945. Uit: “Zandvoortsche Courant” (1936)
4
2000
1996
1992
1988
1984
1980
1976
1972
1968
1964
1960
1956
1952
1948
1944
1940
1936
Bezoekersaantallen van Museum De Cruquius sinds 1936
Achterstallig onderhoud noopte in de jaren vijftig tot ingrijpende restauraties, waarna de ketelhuizen werden ingericht met een tentoonstelling over polderbemaling in Nederland door de eeuwen heen. De Rijksoverheid wees in 1973 het voormalige stoomgemaal aan als "jong rijksmonument" en sinds de jaren negentig staat De Cruquius in de top 100 van Nederlandse rijksmonumenten. Internationale erkenning volgde in 1991, toen de "$PHULFDQ$VVRFLDWLRQRI0HFKDQLFDO(QJLQHHUV" de prestigieuze ",QWHUQDWLRQDO0HFKDQLFDO(QJLQHHULQJ /DQGPDUN" aan De Cruquius toekende. In de jaren tachtig werd begonnen om de grote stoommachine weer mechanisch beweegbaar te Restauratie van de westgevel tussen 1956 en 1959. krijgen. In de jaren negentig Collectie Museum De Cruquius onderging het gebouw een tweede omvangrijke restauratie. Daarop startte het project "De Cruquius in Beweging" met als doel: de hydraulische Herinbewegingstelling en een ondergrondse nieuwbouw met facilitaire museumruimtes en een pompkamer voor de hydraulica. Tijdens het jubileumjaar "150 jaar Haarlemmermeer" werd op 4 juni 2002 de museale Herinbewegingstelling door de Kroonprins feestelijk in gebruik genomen. 1.3. Aanleiding voor het museumbeleidsplan Met De Cruquius weer in beweging eindigde het beleidsplan 1998-2002. Het beleid voor 2003-2008 stelt nieuwe doelen: introductie Kroonprins Willem-Alexander stelt op 4 juni 2002 officieel De Cruquius weer van een wetenschappelijke benadering, kapitalisering van “De Cruquius in Beweging”, voortgang van museale professionalisering en een nieuwe in beweging. Foto: Ton van Houten uitdaging voor de vrijwilligers van de Stoomploeg om de technische expertise vast te houden. Het beleidsplan zet deze ambities over een periode van vijf jaar uit zodat het museum zijn middelen gericht kan inzetten en nieuwe vrijwilligers kan werven. Een externe reden voor een nieuw museumbeleidsplan is het Museumregister. In 2003 vervalt onze status van “voorlopig geregistreerd museum”; om de kwalificatie van “Geregistreerd Museum” te verwerven moet Museum De Cruquius onder meer een beleidsplan hebben dat volgens de richtlijnen van de Stichting Het Nederlands Museumregister is opgesteld.
5
Hoofdstuk 2: museumdefinities, positionering en beleid 2.1. Definities en samenwerkingsverbanden In 1974 stelde het International Council Of Museums (ICOM) de museumdefinitie op: (HQPXVHXPLVHHQSHUPDQHQWHLQVWHOOLQJLQGLHQVWYDQGHJHPHHQVFKDSHQKDDURQWZLNNHOLQJ WRHJDQNHOLMNYRRUKHWSXEOLHNQLHWJHULFKWRSKHWPDNHQYDQZLQVWGLHGHPDWHULsOHJHWXLJHQLVVHQYDQ GHPHQVHQ]LMQRPJHYLQJYHUZHUIWEHKRXGWZHWHQVFKDSSHOLMNRQGHU]RHNWSUHVHQWHHUWHQKLHURYHU LQIRUPHHUWYRRUGRHOHLQGHQYDQVWXGLHHGXFDWLHHQJHQRHJHQ Met het lidmaatschap van de Nederlandse Museum Vereniging (NMV) onderschrijft het bestuur van Stichting De Cruquius deze definitie en is het tevens gehouden aan de Gedraglijn voor Museale Beroepsethiek (herziene versie 1999). De directeur is verder ICOM-lid van de sectie regionale en industriële musea. Het museum is aangesloten bij de koepelorganisaties voor industrieel erfgoed STABIEN (STichting service- en AdviesBureau Industrieel Erfgoed Nederland), FIEN (stichting Federatie Industrieel Erfgoed Nederland), ERIH (European Route of Industrial Heritage) en zoekt verder toenadering tot CIME (Centrum voor Industrieel en Materieel Erfgoed) en BOEI (maatschappij tot Behoud, Ontwikkeling en Exploitatie van Industrieel Erfgoed). Verder neemt Museum De Cruquius actief deel aan het netwerk van de Nederlandse Gemalen Stichting en onderhoudt het nauwe banden met het Waterschap Groot-Haarlemmermeer (WGH). De directeur vertegenwoordigt het museum bij internationale (ICOM, Kewbridge Steam Museum in Groot-Brittannië, Duna Múzeum in Hongarije), nationale (diverse technische musea), provinciale (Stichting Museaal & Historisch Perspectief Noord-Holland), regionale (Stichting Musea Zuid-Kennemerland, Stoommachinemuseum Medemblik, Stoomgemaal Halfweg, Molen van Sloten), gemeentelijke (Museumplatform Haarlemmermeer, Platform Kunst en Cultuur Haarlemmermeer) en locale (Kunstfort Vijfhuizen, Groene Golf, Dorpsraad Cruquius) samenwerkingsverbanden. Ook streeft Museum De Cruquius de komende jaren actief naar medewerking van HBOinstellingen voor (cultuur)educatie en universitaire vakgroepen waar interdisciplinair onderzoek wordt gedaan naar industrieel erfgoed. Het museum wordt (financieel) ondersteund door een structurele subsidie van de Gemeente Haarlemmermeer, schenkingen van particulieren, bedrijven en fondsen en door de De Nederlandse Maagd verdrijft Neptunus. “Vereniging van Vrienden van De Cruquius”.
Gedenkpenning uit 1853 van de droogmaking van de Haarlemmermeer, door S.C. Elion naar ontwerp van N. Pieneman. Collectie Museum De Cruquius
2.2. Museummissie en visie De missie van Museum De Cruquius wordt verwoord in de 1 stichtingsstatuten : +HWGRHOYDQGHVWLFKWLQJLVKHWEHYRUGHUHQYDQGHEHODQJVWHOOLQJYRRUGH JHVFKLHGHQLVHQRQWZLNNHOLQJYDQGHZDWHUVWDDWLQ1HGHUODQGLQKHWELM]RQGHUPHWEHWUHNNLQJWRWKHW SROGHUZH]HQHQGHGDDUELMEHKRUHQGHEHPDOLQJVV\VWHPHQ]XONVRQGHUPHHUGRRUKHWLQVWDQG KRXGHQDOVWHFKQLVFKPRQXPHQWYDQKHWYRRUPDOLJSROGHUJHPDDO'H&UXTXLXVHQKHWH[SORLWHUHQ YDQHHQPXVHXPPHWELMEHKRUHQGHUHFUHDWLHYHYRRU]LHQLQJHQHQKHWYHUULFKWHQYDQKHWJHHQYHUGHU WRWGDWGRHOGLHQVWLJLV(wijziging van de statuten van Stichting De Cruquius, gedeponeerd 29 maart 1979) Op 17 december 2002 besloot het stichtingsbestuur om bovenstaande doelstelling te wijzigen in: +HWGRHOYDQGHVWLFKWLQJLVKHWEHYRUGHUHQYDQGHEHODQJVWHOOLQJYRRUGHJHVFKLHGHQLVHQ RQWZLNNHOLQJYDQGHZDWHUVWDDWLQ1HGHUODQGLQKHWELM]RQGHUPHWEHWUHNNLQJWRWKHWSROGHUZH]HQHQ GHGDDUELMEHKRUHQGHEHPDOLQJVV\VWHPHQ]XONVRQGHUPHHUGRRUKHWLQVWDQGKRXGHQDOV LQGXVWULHHODUFKHRORJLVFKPRQXPHQWYDQKHWYRRUPDOLJHVWRRPJHPDDO'H&UXTXLXVHQKHW H[SORLWHUHQYDQHHQPXVHXPPHWELMEHKRUHQGHUHFUHDWLHYHYRRU]LHQLQJHQHQKHWYHUULFKWHQYDQ KHWJHHQYHUGHUWRWGDWGRHOGLHQVWLJLV(statuten van Stichting De Cruquius, te deponeren eind 2003). De bijgestelde missie wordt de komende vijf jaar uitgewerkt in vijf doelstellingen: 1. Rijksmonument, museumtuin en collectie worden integraal benaderd vanuit de industriële 2 archeologie ; het gebouw dient zichtbaar te worden en te blijven als baken van de Vooruitgang in het landschap 1
Bijlage 2 bevat de integrale weergave van de statuten van Stichting De Cruquius “,QGXVWULsOHDUFKHRORJLH, de studie die zich richt op de inventarisatie, documentatie en waar nodig het behoud van industriële monumenten. Hieronder vallen alle materiële getuigen van voorbije fasen in de ontwikkeling van bedrijf en techniek. […] Het specifieke Nederlandse aspect komt tot uitdrukking in de grote aandacht voor ontginning, inpoldering en bemaling.” [bron: Winkler Prins Ecyclopedie 1991; p150-151]. Omdat de term “archeologie” verwarring wekt, wordt de industriële archeologie tegenwoordig ook wel aangeduid met het diffuse begrip “studie van industrieel erfgoed”. 2
6
2. 3. 4. 5.
Sporen van de bedrijfsvoering van het stoomgemaal dienen het (sfeer)beeld te bepalen van de tentoonstellingsruimten; de opstelling van de vaste presentatie wordt hiermee vervlochten Door de professionalisering van museumeducatie en door de inzet van moderne presentatiemiddelen willen wij meer dan 25.000 bezoekers trekken Er wordt een haalbaarheidsonderzoek gedaan om de oudst bewaard gebleven stoommachine van Nederland (Arkelse Dam uit 1826) weer onder stoom te brengen Om de museale professionaliteit te kunnen waarborgen en uit te bouwen, streven wij naar formatie-uitbreiding en naar een bedrijfsmatiger inzet van middelen
7
Hoofdstuk 3: Vermogen om te laten zien .HUQHQGHHOFROOHFWLHV $VWDWXVNHUQFROOHFWLH Het begrip “kerncollectie” verwijst naar collectiestukken die onmisbaar zijn om de missie van Stichting De Cruquius te verbeelden. Het voormalige stoomgemaal is een industrieel complex: stoommachine, resterende oude bedrijfsinventaris en rijksmonument vormen één geheel dat de primaire bestaansreden is van Stichting De Cruquius. Deze industrieelarcheologische site, ingericht met een museumpresentatie over polderbemaling door de eeuwen heen, is van nationaal cultuurhistorisch belang en is daarom een A-status object in de Collectie Nederland. Het voormalige bedrijfsterrein van De Cruquius omvat de huidige museumtuin, die formeel geen onderdeel is van het rijksmonument. Als voormalig bedrijfsterrein is de tuin echter een essentieel onderdeel van de industrieelarcheologische site en verdient dus een wettelijk beschermde status. Om het rijksmonument effectief als landschappelijk baken te kunnen behouden -en de museummissie goed te kunnen verbeelden- dient het voormalige bedrijfsterrein zichtbaar te worden gemaakt door de vaartkanten, windsingels, beplanting en oude zichtlijnen te herstellen. Behalve de beoogde wettelijke bescherming en restauratie, dient er de komende jaren te worden gewerkt aan een draagvlak bij de overheid voor historisch verantwoord beheer en behoud van de directe omgeving van de museumtuin in relatie tot streek- en bestemmingsplannen. Een collectiestuk dat tevens in de Collectie Nederland naar onze mening een A-status heeft, is de enig resterende stoommachine van het rivierboezemgemaal “de Arkelse Dam” uit 1826; het gemaal stond in de provincie Zuid-Holland bij het dorp Arkel. Deze dubbelwerkende balansstoommachine werd in de jaren vijftig in Museum De Cruquius opgesteld; het is de oudste nog bestaande stoommachine van ons land en wij hebben de ambitie om deze weer onder stoom te brengen. In 2003 beginnen wij met een voorstudie voor het project “De Arkelse Dam onder stoom”: onderdeel hiervan is een advies van het Instituut Collectie Nederland (ICN) en een onderzoek naar de technische en financiële haalbaarheid. Valt het vooronderzoek positief uit, dan wordt zo mogelijk in 2005 het project Stoommachine van “ de Arkelse Dam” (bouwer: Cockerill, “de Arkelse Dam onder stoom” gestart. Seraing bij Luik in 1826). Foto Maarten Brinkgreve
2YHULJHREMHFWHQYDQGHNHUQFROOHFWLH De resterende kerncollectie van het museum omvat een kleine 70 objecten. Deze behoren tot de deelverzamelingen: 'HRQWZLNNHOLQJYDQVWRRPEHPDOLQJ Deze deelcollectie omvat een studiemodel van stoomgemaal “De Leeghwater” (circa 1840) en een instructiemodel voor de bediening van de grote machine (vermoedelijk 1847): beide zijn naar onze mening Astatus objecten. Verder omvat deze deelcollectie een tweedimensionale doorsnede (circa 1934) die de werking van stoomgemaal De Cruquius verduidelijkt en een ketelfront -in 1995 opgesteld- naar het Lancashire-type dat van 1888 tot 1934 in De Cruquius stond. Ook omvat de deelverzameling objecten van stoombemaling in het Studiemodel voor het stoomgemaal “ Leeghwater” (1842) Collectie Museum De Cruquius algemeen: de oudste nog bestaande centrifugaalpomp (Gwyne & Smith uit 1879) van Nederland; onderdelen van de stoommachine van het gemaal “Steenen Hoek” uit 1865 en vier studiemodellen (circa 1955) die de ontwikkeling van de stoommachine tonen.
Notitie in het postboek van stoomgemaal De Cruquius (briefnummer 297, ingekomen op 19 augustus 1851). Collectie Museum De Cruquius
8
Verder omvat de deelcollectie een exemplaar van het Droogmakingbesluit 1847; twee postboeken van Stoomgemaal De Cruquius (periode 1848 tot 1900); vijftien historische fotodrukken (waaronder Reuffel, circa 1900), enkele antiquarische publicaties en een gietijzeren grenspaal uit 1912. De deelcollectie wordt ondersteund door documentatie: ruim 100 naslagwerken, kopieën van bouwtekeningen van De Cruquius met zijn dienstwoningen, oude prenten, circa 100 foto’s van restauratiewerkzaamheden aan het gebouw en circa 300 foto’s van de werkzaamheden voor de Herinbewegingstelling en de ondergrondse nieuwbouw. 'HRQWZLNNHOLQJYDQSROGHUEHPDOLQJLQ1HGHUODQGGRRUGHHHXZHQKHHQ Het topstuk van deze deelcollectie, dat ons inziens tevens A-statusobject is in de Collectie Nederland, is een molenmodel met een prototype van Blanken’s vereenvoudigd systeem (circa 1820). Verder omvat deze deelcollectie een grote kaart van het Haarlemmermeer door Bolzius in 1687; een houten tonvijzel met drievoudige spoed en een herdruk (circa 1740) van Leeghwater’s droogmakingplan voor het Haarlemmermeer uit 1630. Educatieve objecten in deze deelverzameling zijn verder: een metalen watermaquette van de Nederlandse inzending voor de Wereldtentoonstelling in New York in 1939 en een kunststof watermaquette (eind jaren zeventig); een poldermaquette; vijf molenmodellen; een maquette van een tolpompgemaal en een model van een kettingrosmolen (beide in depot); twee schepradmodellen; e een open vijzelmodel met drievoudige spoed; een model van een 19 eeuwse schutsluis en een model van een paviljoenspoon. 0HPRUDELOLDHQ:DWHUVFKDS*URRW+DDUOHPPHUPHHU Molenmodel (circa 1820) met Deze deelcollectie is verwant aan de kerncollectie, maar de objecten Blanken’s meervoudige stelsel. zijn niet onmisbaar voor de verbeelding van het museumthema. Het betreft Collectie Museum De Cruquius hier objecten over de geschiedenis van waterschappen, met de nadruk op het WGH en tien memorabilia (herdenkingsobjecten) van jubilea van de Haarlemmermeerpolder. Deze deelcollectie omvat enkele objecten en wordt ondersteund door educatieve voorwerpen (twee opgezette muskusratten) en documentatie (enkele topografische kaarten en circa 30 publicaties). (LJHQGRPHQKHUNRPVW Het neogotische stoomgemaal met zijn bedrijfsinventaris werd in 1934 door het Bestuur van de Haarlemmermeerpolder tot 2012 in erfpacht gegeven aan Stichting De Cruquius. In 1997 werd de museumtuin uitgebreid met een perceel, waarvoor de stichting aan het WGH jaarlijks het symbolische bedrag van ¼EHWDDOW+HW:*+ZHHVEHJLQ6WLFKWLQJ'H&UXTXLXVDDQDOVKRRIGSDFKWHUHQ stelde een “versterfconstructie” in voor de gebruikers van twee volkstuintjes. Met de fusie van het WGH met het Hoogheemraadschap Rijnland in 2005 neemt de laatste deze verplichtingen over. In bruikleen voor onbepaalde tijd zijn verder: een model van een vrachtschip omstreeks 1800 (collectie Maritiem Museum “Prins Hendrik”, Rotterdam), een model (gebouwd omstreeks 1830) van een dubbelwerkende balansstoommachine (collectie Museum Boerhaave, Leiden) en een diorama met een opgezette muskusrat (eigendom WGH). &ROOHFWLHUHJLVWUDWLHGRFXPHQWDWLHHQRQGHU]RHN Vóór 2004 dient de basisregistratie van alle collectiestukken -met digitale foto’s- te zijn voltooid. Genoemde gegevens worden, conform de richtlijnen van ICOM-CIDOC (,&20&RPPLWWHHIRU 'RFXPHQWDWLRQRI0XVHXPV) en de Nederlandse vertaling van de AAT ($UWVDQG$UFKLWHFWXUH7KHVDXUXV), ingevoerd in het museumregistratieprogramma ADLIB. Hiervoor wordt een -in 2002 toegekendeprojectsubsidie voor 312 uur registratiewerk van de provincie NoordHolland benut. De bibliotheek en alle beelddocumenten dienen voor 2005 een vergelijkbare basisregistratie te hebben ondergaan: hieruit wordt een database samengesteld waarmee het publiek gegevens over collectie en documentatie via www.MuseumDeCruquius.nl kan opvragen. Doel hiervan is, om Museum De Cruquius virtueel onderdeel te maken van de “Collectie Haarlemmermeer” en aan te sluiten bij het kennisnetwerk van Jubileumpenning over het tijdvak 1849musea, oudheidkundige verenigingen, archieven, bibliotheken en scholen. Voor 1933. Collectie Museum De Cruquius de ontsluiting van de (foto)documentatie wordt samenwerking gezocht met vrijwilligers van de Archiefdienst voor Kennemerland en de Stichting Meerhistorie. Een andere belangrijke taak is het vastleggen van -vaak specialistische- kennis van personen die bij Museum De Cruquius betrokken zijn (geweest). Het voornemen is om hiervoor in 2006 een interviewproject “oral history” op te starten.
9
De rode draad van bovenstaande werkzaamheden is de industriële archeologie: met deze interdisciplinaire benadering willen wij de samenhang van de diverse kennis- en informatiebronnen (kenmerkend voor een vroeg-industriële site als De Cruquius en ons museumthema) expliciteren, analyseren en inzichtelijk maken. Om wetenschappelijk onderzoek naar (Museum) De Cruquius in de periode 1849-2002 te promoten, wordt toenadering gezocht tot samenwerkingsverbanden en universitaire vakgroepen die onderzoek doen naar industrieel erfgoed in Nederland. Als het museum erin slaagt om een hechte samenwerking te realiseren, is het streven om de eerste bevindingen van wetenschappelijk onderzoek in het najaar van 2004 te publiceren in een feestbundel ter gelegenheid van het 70-jarig bestaan van Stichting De Cruquius. Bovendien kan het museum zo een wetenschappelijke basis geven aan een masterplan in het voorjaar van 2005 voor de tweede fase van de herinrichting van de vaste presentatie. %HKRXGHQEHKHHU Omdat De Cruquius als gemaal werd gebouwd, is lekkage en vochtdoorslag door de muren van de ketelhuizen een historisch probleem: de ernstigste overlast wordt bestreden met harsinjecties of met vochtschermen die daarna worden weggepleisterd. De dikke muren, de goede dakisolatie en het grote volume van de tentoonstellingsruimten hebben echter een behoorlijke bufferwerking tegen fluctuaties in temperatuur en relatieve luchtvochtigheid gedurende de seizoenen. De pieken en dalen in temperatuur en relatieve luchtvochtigheid zijn relatief beperkt en zullen nog verder verminderen als de cv-installaties en hun procesbesturing in de zomer van 2003 zijn verbeterd. Verder zijn bouwplannen in de directe omgeving een potentiële bedreiging voor de zichtbaarheid van het rijksmonument annex museum. Een integrale benadering van het rijksmonument, zijn directe omgeving en de museale functies met de industriële archeologie is de meest geschikte focus om de cultuurhistorische waarden van deze unieke vroeg-industriële site (tevens een van ’s werelds eerste industrieeltechnische musea) onder de aandacht te brengen van diverse overheden. Medio 2004 wordt de laatste fase van de Herinbewegingstelling voltooid: het betreft hier de aanleg van een waterinlaat door de Ringdijk (najaar 2003), restauratie van een sluisdeur van de oostelijke doorstroomkoker (idem), reconstructie van de doorvoerkasten van twee balansarmen en het weer gangbaar maken van het “klossenwerk” (kleppenbediening) van de grote stoommachine. Het beheer van het rijksmonument wordt conform de richtlijnen van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg uitgevoerd. Het reguliere onderhoud is gericht op de instandhouding van het gebouw: consolidatie, onderhoud van het hydraulische aandrijfsysteem van de machine, bestrijding van de vochtproblematiek in het gebouw en controle van het waterpeil op de houten fundatievoet. Een punt van zorg is duivenoverlast. Duivenwering (aangebracht in 2002) en wegvangen zijn onvoldoende effectief gebleken; wellicht kunnen weer Restauratie van een sluisdeur door roofvogels worden uitgezet met hulp van valkeniers of de Werkgroep vrijwilligers van de Stoomploeg Roofvogels van de Vogelbescherming. Restauraties volgen het beleid dat in de jaren negentig werd ingezet: conservering en het (weer) zichtbaar maken van sporen die de periodisering van de bedrijfsperiode van het stoomgemaal aanschouwelijk maken. Het betreft dan primair: restauratie van kolendeuren en authentieke beglazing van spitsboogvensters en het (gedeeltelijk) vrijleggen van stookvloeren en ketelfundamenten. Het behoud en beheer van de museumcollectie volgt de richtlijnen van het ICN en richt zich met name op de collectiestukken in de vaste presentatie. Museum De Cruquius ontbeert de ruimte en de middelen om een geklimatiseerd depot in te richten, maar depotcollectie is er nauwelijks: een ongelakte berkenhouten kast in het directiekantoor bevat circa 10 collectiestukken (memorabilia en (beeld)documenten) en de museumbibliotheek. Overige documentatie is ondergebracht bij het Gemeentearchief te Hoofddorp en in een verwarmd poldergemaal bij Halfweg zijn drie educatieve molenmodellen en een model van een kettingmolen opgeslagen. De museumnota 2003 in wording van de Gemeente Haarlemmermeer, voorziet onder meer in realisatie van een Watermaquette van de Nederlandse professioneel beheerd intermuseaal depot met formatie voor een collectie- inzending voor de Wereldtentoonstelling beheerder. Gezien onze depot- en opslagproblematiek juicht Museum De in New York (1939). Collectie Museum De Cruquius (in 2003 i n bruikleen Cruquius dit beleidsvoornemen toe. gegeven aan een museumsponsor)
10
Tijdens de restauratie van de spitsboogramen in zaal 1 werden in 2002 UV-folies aangebracht: deze maatregel zal tevens worden genomen bij de restauratie van de spitsboogvensters in het Ketelhuis en de Waterschapszaal. Het monumentale karakter van de spitsboogramen laat geen lichtremmende folies of gordijnen toe; wel kunnen vitrines gedurende sluitingstijd worden geblindeerd. In 2003 bracht de Stichting Museaal & Historisch Perspectief Noord-Holland een conserveringsadvies uit over de tentoonstellingsruimten. Onderdeel van dit advies is, om in 2003 een subsidieaanvraag in te dienen voor vijf dataloggers, zodat het klimaatverloop in alle tentoonstellingsruimten nauwkeurig kan worden vastgelegd. Op basis van deze integrale meetgegevens moet er eind 2004 een conserveringsplan verschijnen, zodat behoud en beheer goed kunnen worden geïntegreerd in het masterplan dat begin 2005 verschijnt voor de tweede fase van de herinrichting van de vaste presentatie. &ROOHFWLHYRUPLQJ Selectie vindt in principe “aan de voordeur plaats” door de directeur. Een object wordt aan de museumcollectie toegevoegd indien het een hiaat in de kerncollectie vult. Betreft het daarbij voorwaardelijke schenkingen of objecten met praktische, financiële of museumethische bezwaren, dan neemt het stichtingsbestuur een verwervingsbesluit op voordracht van de directeur. Het passieve acquisitiebeleid beperkt actieve collectievorming tot aankoop of bruikleenneming van kerncollectieobjecten die direct in de vaste presentatie ingebracht kunnen worden en tot antiquarische documenten met collectiestatus voor de kerncollectie. Doublures worden in principe niet verzameld. Omdat er in de loop der jaren terughoudend is verzameld ontbreekt de noodzaak voor een ontzamelingsbeleid: indien afstoting wenselijk is neemt het bestuur hierover een besluit. Voor documenten geldt dat aanwinsten een informatielacune in de archieven en de bibliotheek moeten vullen. Om beperkte uitleen aan onderzoekers mogelijk te maken, worden er voor de bibliotheek maximaal drie identieke exemplaren verzameld.
11
Hoofdstuk 4: De publieksfunctie
4.1. Presentatiebeleid 4.1.1. Vaste presentatie De tijdbalk in de huidige vaste presentatie is de ontwikkeling van wateropvoerwerktuigen door de eeuwen heen. Bij de herinrichting dient de chronologie zich te richten op de oorzaken van die technologische ontwikkelingen: de wisselwerking tussen mens (sociaal-economische factoren) en natuur (de relatieve stand van de zeespiegel). De dynamiek van de Herinbewegingstelling en de moderniseringen van de vaste presentatie ten spijt, zijn de technieken van kennisoverdracht niet optimaal. Ruim de helft van het huidige publiek bezoekt de huidige tentoonstelling dan ook met een groepsrondleiding: om individuele bezoekers ook een interessant museumbezoek te bieden worden in 2005 alternatieven (bijvoorbeeld “audiotours” met gesproken tekst en achtergrondgeluiden van een stoomgemaal in bedrijf) ingevoerd. Behalve dat het museum hiermee voor individuele bezoekers aantrekkelijker wordt, ontlast dit ook het team van rondleiders in de drukke (vakantie)maanden. De gefaseerde uitvoering van eerder geplande ideeën voor herinrichting van de vaste presentatie (2005 en later) stelt daarom belevingscommunicatie centraal: identificatie met het verleden, beleving van de authentieke sfeer en de bedrijfsgeschiedenis van het stoomgemaal en het gebruik van moderne museumeducatie (gebaseerd op de pedagogische uitgangspunten van “Meervoudige Het centrale ketelhuis rond 1900: stookvloeren en ketelfundamenten Intelligentie” en “Omgevingseducatie”). werden na 1934 toegedekt met een zandpakket met klinkerbestrating. Qua vormgeving en opstelling dient de vaste Collectie Museum De Cruquius presentatie te worden vervlochten met -weer bloot te leggen- stookvloeren, ketelfundamenten en (spui) leidingen. Dit zijn de sporen die bezoekers een goed beeld geven van de moderniseringen in het stoomgemaal tussen 1848 en 1934. Zo nodig wordt dit sfeerbeeld versterkt door een maquette die de diverse droogmakingplannen verbeeldt, door tableaux-vivants, (projecties van) “living history”, geuren en achtergrondgeluiden en door replica’s van bijvoorbeeld een ketelbatterij en een stoomketel. De tuin dient een verlengstuk te zijn van de museumexploitatie met zijn vaste presentatie. Ook dient de zichtbaarheid van de monumentale architectuur van het stoomgemaal vanuit de tuin te worden verbeterd, waarbij maximaal behoud van de oorspronkelijke landschapselementen voorop staat. In 2004 dient er een tuinplan te verschijnen dat geleidelijk kan worden uitgevoerd. Belangrijke elementen in dit ontwerp zijn verder: verbetering van de visuele relatie tussen de het stoomgemaal en de voormalige opzichterwoning (thans Theehuis Cruquius), herstel van de oorspronkelijke beschoeiing van de Kruisvaart en een goede bewegwijzering en een ruime parkeergelegenheid voor touringcars en auto’s. Ook dient de tuin plaats te bieden aan educatieve activiteiten en moeten er verkeersvoorzieningen komen die de veiligheid van fietsers en voetgangers op de Cruquiusdijk vergroten. De relatie tussen de museumpresentatie en omgeving dient verder te worden versterkt door een glazen wand aan te brengen in het kozijn van één stel kolendeuren, zodat voorbijgangers op de Cruquiusdijk een blik kunnen werpen op een tableau-vivant (bijvoorbeeld een stoker die de vuurgang volschept). De relatie met de Ringvaart -destijds aanvoerroute van steenkool voor De Cruquius- kan worden versterkt, door ter hoogte van het museum een kolenschuit af te meren met bijvoorbeeld een presentatie over steenkool. Hiermee zou ook de beperkte tentoonstellingsruimte in het museum kunnen worden vergroot. Een geïntegreerd tentoonstellingsbeleid, een nieuw tuinontwerp en meer inkomsten uit de exploitatie van het Theehuis zijn een voorwaarde om Museum De Cruquius te onderscheiden van thematisch verwante instellingen in de regio als “Molen van Sloten” en “Stoomgemaal Halfweg”. Ook
12
wordt het museum zo beter afgestemd op de interesse van het publiek dat de grote landelijke voorlichtingscentra over waterbeheersing bezoekt: Neeltje Jans, het Poldermuseum Nieuw Land en het Watermuseum Arnhem (in oprichting). 4.1.2. Wisseltentoonstellingen De mogelijkheden voor wisselexposities zijn momenteel beperkt tot één zaal: de “Waterschapszaal”. Door het multifunctionele karakter van deze ruimte moeten tentoonstellingen kleinschalig en snel verplaatsbaar zijn zodat vooral “platte” tentoonstellingsvormen en kleine thema’s zich hiervoor lenen. Het ketelhuis dient in de laatste fase van de herinrichting van de presentatie ook plaats te bieden aan wisselexposities: hiervoor dient de watermaquette te worden verplaatst naar zaal I. Als onderzoek uitwijst dat het project “de Arkelse Dam onder stoom” haalbaar is, wordt de vrijgekomen ruimte in het ketelhuis tijdelijk ingericht als werkplaats zodat het publiek de voortgang van dit restauratieproject kan volgen. De productie van wisseltentoonstellingen in eigen beheer is pas aan de orde als er zicht is op voldoende formatie en middelen. Doel is, om twee wisselexposities per jaar in te richten waarvan er één in eigen beheer wordt gemaakt. 4.2. Doelgroepen, marketing en PR Afgaande op een publieksonderzoek (Letty Ranshuysen, 1997) dat Museum De Cruquius en alle musea in het aangrenzende Zuid-Kennemerland omvat, woont zo’n 60% van de bezoekers aan musea als De Cruquius in Zuid-Kennemerland: hiervan is 62% herhalingsbezoek. Deze doelgroep is overwegend lager opgeleid, wil vaak een rondleiding en bestaat voor 60% uit vrouwen met jonge kinderen. De doelgroep leest De Telegraaf (40%), het Haarlems Dagblad (35%) of een andere regionale krant (55%) ter voorbereiding op hun bezoek aan een museum als De Cruquius. Meestal combineert deze doelgroep een klein museum als De Cruquius met een recreatieve activiteit. Een goede bereikbaarheid per auto, entreeprijs, kindvriendelijkheid en persoonlijke service zijn voor hun de belangrijkste afwegingen om een klein museum als De Cruquius te bezoeken: 65% komt voor het museum, niet voor wisseltentoonstellingen. Uit de administratie van Museum De Cruquius blijkt 3 verder, dat 15% van ons bezoekerscijfer bestaat uit vakantiegasten in de regio (overwegend jonge gezinnen en verder 33% senioren) en dat 25% van onze bezoekers in het buitenland woont. Museum De Cruquius leent zich voor een breed publiek: het thema is oer-Hollands, sociaal en straalt de grootsheid en de romantiek van het stoomtijdperk uit zodat het voldoende laagdrempelig is voor een breed publiek. Anderzijds heeft het onderwerp voldoende cognitieve diepgang en maatschappelijk nut voor een meer intellectueel ingesteld publiek. Om het museum toegankelijk te maken voor een breed publiek moet deze gelaagdheid in de vaste tentoonstelling tot uitdrukking komen. De communicatiemix in bijlage 3 geeft een analyse van de (gecombineerde) middelen waarmee het museum zijn doelgroepen benadert. Hierbij valt te denken aan persberichten en artikelen in regionale en locale media, landelijke en regionale advertenties, de website www.MuseumDeCruquius.nl en museumfolders. Advertenties richten zich met name op doelgroepen in de regio met veel vrije tijd: senioren en jonge gezinnen. Onze tweetalige website trekt een algemeen publiek uit binnen- en buitenland; de goed verzorgde site registreert dagelijks circa 35 bezoeken en is informatief, aantrekkelijk vormgegeven, toont veel animaties en een kleine 10% van de bezoekers boekt per e-mail een rondleiding. De website bevat veel specialistische -en hoogwaardige- informatie over de ontwikkeling van de stoomtechnologie en over de techniek van de Cruquiusmachine en zijn hydraulische aandrijving: deze invalshoek dient de komende jaren te worden aangevuld met actuele museuminformatie, museumeducatie, een online-bestelformulier voor artikelen in de museumwinkel en een database met collectiegegevens. Vóór alles dient de website mensen echter te prikkelen tot een museumbezoek. Folders worden met name uitgezet bij VVV’s, “ De Cruquiuszegel” werd door TPG post uitgegeven als campings, hotels en pensions in de regio. Een vieronderdeel van de serie “ Industrieel Erfgoed” . Aanleiding voor jarig experiment is een campagne waar de toerist zijn deze serie was het jubileum “ 150 jaar Haarlemmermeer” in eindbestemming voor een uitstapje kan plannen bij 2002. Collectie Museum De Cruquius een van 20 infozuilen die in de driehoek Amsterdam, Hoofddorp en het recreatiegebied Spaarnwoude staan opgesteld. Door free publicity rond de Herinbewegingstelling, het Koninklijk bezoek, de Floriade, de Cruquiuszegel van TPG en activiteiten rondom de jubileumviering “150 jaar Haarlemmermeer” nam in 2002 de naamsbekendheid enorm toe en steeg het bezoekerscijfer met 20% naar ruim 25.000. Als 3
Het gebied in de stedendriehoek Haarlem, Amsterdam en Leiden met de kust- en bollenstreek
13
Museum De Cruquius meer publiek wil trekken moet het museum regelmatig de publiciteit blijven zoeken: hiervoor zijn extra activiteiten nodig zoals wisseltentoonstellingen, evenementen en educatieve programma’s. Hiervoor is meer formatie nodig. Om in de grillige beleveniseconomie met zijn concurrerende vrijetijdsmarkt en overladen schoolprogramma’s meer bezoekers te trekken, dient het museum zich te profileren als een cultuurhistorisch en educatief verantwoorde belevenis: een “tijdcapsule” die de bezoeker even terugzet in de tijd. Het thema van de droge voeten alléén -hoe belangrijk ook- is voor promotie niet spetterend genoeg. Een industrieelarcheologische site als De Cruquius heeft bovendien aanzienlijk meer te bieden dan techniek en watermanagement alleen: sociaal-historische, politieke, geografische en architectonische invalshoeken komen in de huidige tentoonstelling onvoldoende aan bod, terwijl juist deze aspecten de menselijke maat verbeelden. Persoonlijke identificatie met het verleden moet in de tweede fase van de herinrichting, waarvan de start in 2005 is gepland, tevens worden bevorderd door interactieve tentoonstellingstechnieken te introduceren die meerdere zintuigen aanspreken en zo de inhoud van de vaste presentatie beter overbrengen. Het museum is door zijn gunstige ligging t.o.v. het (snel)wegennetwerk in de Randstad goed per auto en per openbaar vervoer bereikbaar. Geplande aanleg van fietspaden, -bruggen en -routes in de directe omgeving van het museum zullen de bereikbaarheid voor toeristen uit Amsterdam, Haarlem en Zandvoort verder verbeteren. Ideeën van de gemeente Heemstede voor een recreatiepark aan de overzijde van de Ringvaart zouden de omgeving van het museum aantrekkelijker kunnen maken en de historische ontwikkeling van het oude en nieuwe land rondom het voormalige stoomgemaal inzichtelijk kunnen maken. De in 2003 vernieuwde museumsteiger tenslotte, maakt het museum weer uitstekend bereikbaar voor grote gezelschappen op rondvaartboten uit de regio. 4.3. Educatie en activiteiten Stoomgemaal De Cruquius zou een schepping van Jules Verne geweest kunnen zijn: beide zijn exponenten van het vroeg-industriële stoomtijdperk met zijn Vooruitgangsidealen. Het markante museumthema en de bijzondere architectuur van De Cruquius zijn (inter)nationaal bekend van geschiedenisboekjes, plaatjes en folders. Met dit aansprekende imago kan Museum De Cruquius zich heel goed als “tijdmachine” profileren, die de bezoeker laat kennismaken met het hoogtepunt van het stoomtijdperk in Nederland. Het museumthema “de strijd tegen het water” is oerHollands, heeft vele invalshoeken en kan goed worden verbeeld. Voor leerlingen in de Haarlemmermeer geldt bovendien, dat De Cruquius de bestbewaarde bakermat is van hun directe leefomgeving. Omdat scholen hun schaarse tijd en middelen over een groeiend cultuurhistorisch aanbod moeten verdelen moeten inhoud, vormgeving en begeleiding van museumeducatie professioneel zijn. Docenten verwachten bovendien dat een museumbezoek in hun schoolprogramma kan worden ingebed: daarom moeten er museumlessen worden ontwikkeld die leerlingen in de klas voorbereiden op een museumbezoek. In het museum kan Het Stoompracticum staat gereed voor de opening op 1 maart 2003. Foto Nicole Post die kennis dan actief worden toegepast met praktische werkopdrachten en speurtochten. Een voorbeeld hiervan is het Stoompracticum: een Jules Verne-achtig leskabinet met tien stoommachientjes die wateropvoerwerktuigjes aandrijven. Op basis Onder: het Stoompracticum in bedrijf. hiervan kunnen nieuwe activiteiten worden ontwikkeld zoals een Foto Jos van Rooijen geurentocht, een verkleedkist met rollenspel, een modelpolder in de tuin en met themaroutes die De Cruquius verbindt met cultuurhistorische bezienswaardigheden in de omgeving. Om deze activiteiten toegankelijk te maken voor het basisonderwijs, het voortgezet en het speciaal onderwijs dienen er per leeftijdsgroep lesbrieven en speurtochten te worden ontwikkeld. Hiermee kan het museum zich op termijn ook profileren als buitenschoolse activiteit. Het studiehuis vergt door zijn individuele opzet een eigen aanpak. Hiervoor dienen opdrachtensets, een “scriptiemap” en aparte lesbrieven te worden ontwikkeld die (Haarlemmermeerse) jongeren prikkelen tot zelfstandig speurwerk naar diverse thema’s: zoals de inrichting van hun leefomgeving, natuur en techniek, architectuurgeschiedenis en locale genealogie. In 2003 zijn contacten gelegd met docenten van middelbare scholen en VMBO, die de komende jaren in diverse projecten zullen resulteren.
14
Voor een meer algemeen publiek zijn ANWB-fietstochten beschikbaar; verder dienen er nieuwe fietsroutes en arrangementen te worden ontwikkeld in samenwerking met bezoekerscentrum “Groene Golf” , Kunstfort Vijfhuizen, Historisch Museum Haarlemmermeer, speeltuin “Linnaeushof” en heemtuin “De Heimanshof”, met regionale en lokale natuurverenigingen en met andere bezienswaardigheden in de omgeving. 4.4. Publicaties Door de beperkte formatie is er weinig tijd voor wetenschappelijk onderzoek in eigen beheer. Industrieelarcheologisch onderzoek, resulterend in afstudeerscripties en artikelen, zal daarom vooral worden verricht in samenwerking met universitaire docenten en studenten van archeologische vakgroepen, onder begeleiding van de directeur. Hiervoor bouwt de directeur de komende jaren een netwerk op. Doel is, om een gesubsidieerd inventarisatieproject op te starten dat de basis legt voor de herinrichting van de tentoonstelling, verder wetenschappelijk onderzoek en voor een publicatie ter gelegenheid van het 70-jarige bestaan van Stichting De Cruquius in 2004. 4.5. Gastvrijheid en overige publieksactiviteiten De receptionisten en rondleiders hebben de afgelopen jaren museumcursussen gevolgd voor “klantvriendelijkheid” en “rondleiden”. Op basis van deze kennis kunnen nieuwe vrijwilligers intern worden opgeleid; zo nodig kunnen vrijwilligers extern aanvullende cursussen volgen. In 2004 krijgen vrijwilligers, die de multifunctionele (tentoonstellings)ombouw van de Waterschapszaal verzorgen, een cursus aangeboden die hun leert om objecten en tentoonstellingsmaterialen te hanteren. In 2003 hebben enkele vrijwilligers het certificaat “EHBObasisvaardigheden” behaald. EHBO is onderdeel van een groter programma voor bedrijfshulpverlening (BHV) dat medewerkers, publiek, gebouwinrichting en veiligheidsmaatregelen omvat. Met dit programma werd in 2002 reeds een begin gemaakt: zo werd er door de brandweer een nieuwe gebruiksvergunning verleend en werd er een ARBO-advies uitgebracht over de vernieuwde December 2002: vrijwilligers van de receptie museumpresentatie en de Herinbewegingstelling. Eind 2006 moet volgen de cursus EHBO-basisvaardigheden driekwart van de medewerkers met een publieksfunctie het basiscertificaat EHBO hebben behaald en dient het museum een volledig uitgewerkt BHV-plan operationeel te hebben. De gastvrijheid is tevens gebaat bij een restyling van de museumentree. Begin 2003 werd de eerste fase (herinrichting van de museumwinkel en uitbreiding van het assortiment) afgerond; begin 2004 komen de resterende delen van de entree (receptie, verlichting, plafonds en meubilair) aan de beurt. De schoonmaak werd in 2003 vaker uitbesteed aan een schoonmaakbedrijf: de vrijwilligers -waarvan er enkele op leeftijd zijn- worden zo minder zwaar belast met fysiek inspannend werk.
15
Hoofdstuk 5: Bedrijfsvoering 5.1. Personeel en organisatie Het bestuur van Stichting De Cruquius heeft een directeur in dienst, die als enige betaalde kracht met hulp van drie vrijwilligerscoördinatoren een team van ruim 60 toegewijde en deskundige vrijwilligers aanstuurt. De museumexploitatie wordt door de vrijwilligers gedragen; zij zijn ingedeeld in drie groepen die elk onder supervisie staan van een coördinator die uit hun midden is aangewezen. De “Stoomploeg” werkt aan de planning en uitvoering van alle (bouw)technische werkzaamheden; de groep bestaat uit vrijwilligers met diepgaande (vak)technische expertise. De “Receptie” begeleidt gedurende het openingsseizoen 7 dagen per week bezoekers, waakt over de orde en netheid van publieksruimten en verkoopt entreebewijzen en artikelen uit de museumwinkel; de achtergrond van deze groep is zeer divers. De “Rondleiders” zijn op afroep inzetbaar voor groepsreserveringen in vier talen en hebben overwegend een civieltechnische of pedagogische Zonder vrijwilligers blijft Museum De Cruquius niet in achtergrond. Naast bovenstaande groepen verrichten beweging. Foto Koen Suyk/ANP enkele vrijwilligers onder leiding van de directeur taken voor museumeducatie, de (financiële) administratie, dienstroosters, collectiebeheer, tuinonderhoud en de website www.MuseumDeCruquius.nl. Het behoud van sterkte en kwaliteit van het vrijwilligersteam en het “esprit de corps” zijn van levensbelang voor het museum en vallen onder de verantwoordelijkheid van de directeur. Door gerichte werving groeit het aantal vrijwilligers: als deze ontwikkeling zich doorzet telt het museum in 2008 ongeveer 80 vrijwilligers, hetgeen de “span of control” van de directeur nog vergroot. Om effectief leiding te kunnen blijven geven is meer formatie nodig. De museumreceptie leent zich als ontmoetingsplek voor stagiaires van inburgeringtrajecten: in 2003 heeft het NOVA-College te Hoofddorp hier twee stagiaires geplaatst. Deze sociaal-maatschappelijke functie is goed inpasbaar in onze vrijwilligersorganisatie, zodat het museum hier graag aan blijft meewerken. Het karakter van een vrijwilligersorganisatie maakt, dat het moeilijk is om een professionele dienstverlening te continueren terwijl de concurrentie van professionele vrijetijdsbestedingen en recreatiemogelijkheden groeit. Ook worden de samenwerkingsverbanden -vaak een voorwaarde voor subsidie- steeds ingewikkelder, stellen subsidiegevers en sponsoren meer gedetailleerde eisen en zijn de toegangskanalen naar de diffuse publieksmarkt steeds moeilijker te vinden. Om het museum te laten voortbestaan moet er formatieruimte komen zodat het personeel zich in deze -en andereonderwerpen kan verdiepen. Door het groeiende vrijwilligersbestand en de beoogde formatiegroei is uitbreiding van kantoor- en opslagruimten noodzakelijk. Het museum oriënteert zich daarom op structurele oplossingen zoals nieuwbouw of ruimte in het naastgelegen Theehuis; zo nodig wordt er tijdelijk een kantoorunit in de museumtuin geplaatst. Het museum ontvangt van de gemeente Haarlemmermeer een structurele subsidie en vult dit aan met eigen inkomsten uit entreegelden, de museumwinkel, exploitatie van de multifunctionele Waterschapszaal, de verhuur van het Theehuis Cruquius en met fondsenwerving en donaties van particulieren en de Vriendenvereniging. De inkomsten zijn echter ontoereikend om de formatie te kunnen uitbreiden. In 2003 komt de Gemeente Haarlemmermeer met een museumnota die drie speerpunten heeft: formatie-uitbreiding voor musea, een professioneel beheerd gemeentelijk museumdepot en een platform voor museale presentaties. Om op het succes van 2002 te kunnen voortbouwen, dient de formatie-uitbreiding binnen afzienbare tijd een feit te zijn: anders is de kans voor lange tijd verkeken dat Museum De Cruquius -bakermat van de gemeente Haarlemmermeer- verder kan professionaliseren en tot een publiekstrekker van formaat kan uitgroeien. Naar verluidt wil de gemeente in het voorjaar van 2004 de structurele museumsubsidie verhogen zodat de formatie met twee FTE’s kan groeien. Met formatieuitbreiding van een (parttime) beheerder en een fulltime publieksmedewerker kan het museum collectiebeheer, marketing en promotie, educatie en wisseltentoonstellingen professioneler gestalte geven, jaarlijks ruim 25.000 bezoekers trekken, zich als buitenschoolse activiteit ontwikkelen en zou de wintersluiting van november tot maart kunnen vervallen. In het najaar van 2003 werd de multifunctionele Waterschapszaal “Huis der Gemeente”. De inrichting van de zaal werd hiervoor aangepast: het museum heeft hiermee een representatieve ruimte voor wisseltentoonstellingen en voor exploitatie van trouwerijen, recepties en diners, symposia,
16
vergaderingen en bedrijfspresentaties. In samenwerking met schouwburg De Meerse te Hoofddorp en muziekgezelschappen in de Haarlemmermeer wordt medio 2003 een plan ontwikkeld om de Waterschapszaal na museumsluitingstijd 10 tot 15 keer te benutten als podium voor kamermuziek. Met deze “Cruquiusconcerten” willen wij meer hoger opgeleiden stimuleren tot een (herhalings)bezoek aan het museum. Een evaluatie in het voorjaar van 2004 moet uitwijzen of het muziekpodium voldoende draagvlak heeft om voor onbepaalde tijd te worden voortgezet. 5.2. Financiën Om de ambities in dit beleidsplan te kunnen realiseren, is een financiële strategie nodig. Het museum ontvangt van de Gemeente Haarlemmermeer een geïndexeerde structurele subsidie en genereert verder inkomsten uit entreegelden, rondleidingen, de museumwinkel, de verhuur van het Theehuis Cruquius en uit de exploitatie van de Waterschapszaal. Laatstgenoemd initiatief is veelbelovend, maar legt tevens een grote druk op de vrijwilligers: in het voorjaar van 2004 wordt besloten of de exploitatie van de Waterschapszaal kan worden geprofessionaliseerd. Het verhuurcontract van het Theehuis wordt in 2004 herzien. Behalve meer structurele (formatie)subsidie van de Gemeente Haarlemmermeer, zijn er additionele middelen nodig om projecten te Multifunctionaliteit: de Waterschapszaal realiseren. Voor dit laatste doel wordt er een werkgroep gevormd die de tijdens een bedrijfspresentatie middelen bijeen moet brengen voor “industrieelarcheologisch onderzoek en publicaties”, “haalbaarheidsonderzoek Arkelse Dam”, “Herinrichting tweede fase” en “de Arkelse Dam onder stoom”. De strategie is, dat realisatie van het voorgaande project de basis legt voor het volgende: eind 2004 verschijnt een sponsorplan dat de opzet en uitvoering van sponsoring (benadering en werving, netwerkonderhoud en sponsorprojecten) onderling afstemt. Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4:
Planning 2003-2008 met urenraming en begroting Statuten van Stichting De Cruquius (gedeponeerd in 1979, kopie) Communicatiematrix Uitgaven 2002 en begrotingen 2003 en 2004
17
Bijlage 1: planning, personeel en kosten 2003-2008 Toelichting op de tabel (vet: punten van de beleidsvisie) -gezien de looptijd van het beleidsplan, zijn aanvangs- en einddata niet exact: afwijkingen zijn met name in na 2004 waarschijnlijk -de tabel vermeldt alleen werkzaamheden voor projecten in het beleidsplan. Bestuurlijke activiteiten (netwerken, sponsoring) en reguliere museale taken (bezetting, exploitatie Waterschapszaal, regulier (tuin)onderhoud en deskundigheidsbevordering) worden niet in onderstaande tabel vermeld. -urenraming: totaal aantal uren/aantal uren dat uitbesteed wordt -kostenraming: geschatte totaalkosten ex BTW in EURO (eigen middelen/externe middelen) 3URMHFW(deelactiviteit)
$DQYDQJ (LQGH
8UHQUDPLQJ .RVWHQUDPLQJ
Formuleren Museumbeleidsplan 2003-2008 Procedure Museumregister Elke december: evaluatie beleid en voortgang
10-2002 09-2003 12-2003
08-2003 01-2004 12-2008
250 60 25
Afronding project Herinbewegingstelling Klossenwerk Cruquiusmachine: vitrine Klossenwerk Cruquiusmachine: meebewegen Boezeminlaat Restauratie van meest oostelijke sluisdeur Reconstructie westelijke balansarmdoorvoerkast Reconstructie oostelijke balansarmdoorvoerkast Remake wisselexpositie Waterschap
01-2003 01-2003 10-2003 09-2003 09-2002 07-2004 11-2004 08-2003
03-2004 05-2003 03-2004 03-2004 09-2003 10-2004 02-2005 09-2003
2000/40 400
Initiëren van/participeren in werkgroepen & verbanden industriële archeologie en (internationale) projecten met thematisch verwante musea
01-2003
12- 2008
Procedure starten voor wettelijke bescherming museumtuin als v.m. bedrijfsterrein Wetenschappelijke studie naar museumthema
09-2004 01-2003
12-2008
Wetenschappelijke onderbouwing voor e masterplan 2 fase herinrichting Advies ICN omtrent A-statuscollectie Basisregistratie collectie/indexering AAT Basisregistratie collectie en (bibliotheek)documentatie Masterplan conservering Collectiedatabase op www.MuseumDeCruquius.nl Project Oral History Restauratie beglazing Waterschapszaal en Ketelhuis Restauratie kolendeuren (idem)
01-2004
01-2005
10-2003 08-2003 09-2003
02-2004 01-2004 12-2003
03-2004
12-2004 01-2006
06-2006 08-2003
12-2008 11-2005
12-2005
03-2006
Integraal tuinontwerp met parkeerplan Reconstructie beschoeiing Kruisvaart door WGH Verkeersvoorzieningen Cruquiusdijk Herstel westoever Kruisvaart i.s.m. provincie, gemeente en WGH Uitbaggeren Kruisvaart en herstel beschoeiing door WGH
03-2004 03-2004 10-2003 01-2004
07-2004 12-2004 03-2004 04-2004
10-2004
12-2004
-
1.500
400/50 600 350 350 50
25.000
100/312 312
0/15.000 8.000
0/60
1.000 10.000
500,-
9LVLHSXQWHQHQKXQXLWZHUNLQJ
2QGHU]RHNLQYHQWDULVDWLHHQ EHKRXG
18
20.000 20/40
Gefaseerde uitvoering tuinplan
7ZHHGHIDVHKHULQULFKWLQJYDVWH SUHVHQWDWLH
Verbouwing Waterschapszaal (tot trouwlocatie en multifunctionele ruimte) e Formuleren masterplan 2 fase herinrichting Verplaatsen Watermaquette VWDUW IDVH KHULQULFKWLQJ e Uitvoering 2 fase herinrichting (‘s winters) 3UHVHQWDWLHHGXFDWLHWEYEH]RHNHUVJURHL Uitwerking PR/marketingplan Opzetten publieksonderzoek voor seizoen 2004 Speurtochten 3-15 jarigen Realisatie Stoompracticum Realisatie verkleedkist met rollenspel Materiaal Studiehuis Initiëren scholennetwerk en educatiebeleid I.s.m. derden omgevings-thematochten maken Educatie/tentoonstellingscommunicatieplan (te e integreren in masterplan 2 fase herinrichting) Voorbereiding wisselexpositie 2004 Idem 2005 Idem 2006: “De Arkelse Dam onder stoom” Idem 2007 ³'H$UNHOVH'DPRQGHUVWRRP´ Advies ICN over museumetiek van “de Arkelse Dam onder stoom” Technische haalbaarheidsstudie Financiële haalbaarheid restauratie en exploitatie Vrijleggen stookvloeren en ketelfundamenten in het Ketelhuis (tbv werkplaats) Besluit (no) go “De Arkelse Dam onder stoom”
)RUPDWLHHQEHGULMIVPDWLJHULQ]HW
Verbetering cv en procesbesturing Meer ruimte voor kantoren, educatie en opslag Opzetten publieksonderzoek 2005 e 2 fase verbetering entree en museumwinkel Afstemming exploitatie Waterschapszaal en contract met Theehuis Cruquius Proef met 10 Cruquiusconcerten en evaluatie BHV-cursus voor vrijwilligers met publiektaken Deskundigheidsbevordering behoud & beheer en klantvriendelijkheidstraining Formatiegroei publieksmedewerker/plv. directeur Idem voor collectiebeheerder )RUPXOHUHQEHOHLGVSODQ
01-2005
Na 2008
?
08-2003
09-2003
0/100
0/30.000
11-2004 11-2005
03-2005 12-2005
200 100/40
Pm Pm
11-2005
03-2008
?
?
11-2004 01-2004 05-2003 01-2003 09-2003 09-2003 03-2004 03-2004 07-2004
12-2004 03-2004 10-2003 03-2003 03-2004 03-2004 03-2005 12-2008 11-2004
40 20
11-2003 11-2004 11-2005 11-2006
03-2004 03-2005 03-2006 03-2007
10-2003
02-2004
08-2004
12-2004
01-2006
06-2006
12-2004
11-2005
05-2003 05-2004 01-2004 11-2003 05-2004
08-2003 ? 03-2004 03-2004 12-2008
10-2003 01-2003 11-2004
05-2004 12-2008 12-2008
500 1.000
01-2003 01-2003
04-2004 04-2004
40.000 30.000
08-2008
01-2009
19
40/120 80/40 /80
10.000 3.000 3.000
80 2.500 3.000 3.500 4.000
50/150
5.000
200/25 ? 20 100
5.000 150.000
100
5.000,-
Bijlage 2 Statuten van Stichting De Cruquius, gedeponeerd 18-03-1979 (kopie)
20
In de bestuursvergadering van 17 december 2002 stelde het Stichtingsbestuur onderstaande wijziging in de statutaire doelstelling vast:
+HWGRHOYDQGHVWLFKWLQJLVKHWEHYRUGHUHQYDQ GHEHODQJVWHOOLQJYRRUGHJHVFKLHGHQLVHQ RQWZLNNHOLQJYDQGHZDWHUVWDDWLQ1HGHUODQGLQ KHWELM]RQGHUPHWEHWUHNNLQJWRWKHWSROGHUZH]HQ HQGHGDDUELMEHKRUHQGHEHPDOLQJVV\VWHPHQ ]XONVRQGHUPHHUGRRUKHWLQVWDQGKRXGHQDOV LQGXVWULHHODUFKHRORJLVFKPRQXPHQWYDQKHW YRRUPDOLJHVWRRPJHPDDO'H&UXTXLXVHQKHW H[SORLWHUHQYDQHHQPXVHXPPHWELMEHKRUHQGH UHFUHDWLHYHYRRU]LHQLQJHQHQKHWYHUULFKWHQYDQ KHWJHHQYHUGHUWRWGDWGRHOGLHQVWLJLV De bijgestelde statutaire doelstelling wordt eind 2003 gedeponeerd.
21
Bijlage 3 Communicatiematrix
22
Bijlage 4 Uitgaven 2002 en begrotingen 2003 en 2004
23