KAN
U I T E E N H O O G WA A R D I G
DEM
E E N B E TRO UWBA A R STRO OM MO D E L WO R D E N A FG E L E I D ?
Hydrografische bewerkingen met digitale hoogtemodellen Digitale hoogtemodellen (DHM) worden in talloze onderzoeksdomeinen aangewend, van kartografie, ruimtelijke planning en landschapsarchitectuur tot geomorfologie en statistiek. Daarnaast zijn DHM’s bijzonder interessant voor hydrografische toepassingen, zoals het berekenen van stroommodellen. In het verleden werden in dit verband reeds tal van regionale studies uitgevoerd, echter grootschalige toepassingen zijn schaars. In dit artikel worden twee hoogwaardige hoogtemodellen aangewend voor het afleiden van stroommodellen. Een concreet gebied in het hart van West-Vlaanderen (België) dient daarbij als studiezone. De stroommodellen worden onderling met elkaar vergeleken en getoetst aan de Vlaamse Hydrografische Atlas.
52 et digitaal hoogtemodel (DHM) of digital elevation model (DEM) wordt door Moore [et al., 1993] gedefinieerd als een geordende reeks van getallen die de ruimtelijke distributie van de hoogte ten opzichte van een bepaald niveau weergeeft. In deze vorm gaat het dus om een digitale (discontinue) representatie van de continue veranderingen van het reliëf in de ruimte [Burrough, 1986]. De twee voornaamste gegevensmodellen zijn het TIN (Triangular Irregular Network, waarbij een virtueel oppervlak wordt bekomen door middel van onregelmatige driehoeken) en de veldbenadering met rastergeometrie. Deze laatste wordt opgebouwd uit een regelmatig of onregelmatig grid van cellen (pixels), waarbij elke cel een hoogtewaarde bevat. Omwille van hun eenvoudige structuur (elke cel grenst aan acht buurcellen) zijn ze uiterst geschikt voor de beschrijving van continue fenomenen, zoals het topografisch oppervlak [De Maeyer et al., 2004]. De vorm van dit oppervlak bepaalt enerzijds de ligging van stromen en wordt anderzijds ook hervormd door de erosieve kracht van deze stromen. Deze wisselwerking geeft het belang aan van digitale hoogtemodellen in de hydrografie [Olivera et al., 2002].
H
DHM Vlaanderen In het kader van een integraal waterbeleid voor Vlaanderen zocht het Waterbouwkundig Laboratorium en de Vlaamse Milieumaatschappij (voorheen AMINAL, afdeling Water) in de jaren negentig naar structurele oplossingen. Het werd al gauw duidelijk dat een nauwkeurige hoogtebepaling van het terrein essentieel is voor het afbakenen van potentieel overstroombare gebieden en het bepalen van overstromingsdiepten. Deze hoogtegegevens werden aanGEO-INFO 2007-2
Lic. W. Kellens, wetenschappelijk medewerker Universiteit Gent. Co-auteurs: dr. M. Brondeel, docent aan de Hogeschool Sint-Lucas te Gent, lic. W. Vanneuville, onderzoeker Waterbeheer, en prof.dr. Ph. De Maeyer, professor aan de Universiteit Gent.
gebracht onder de vorm van Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen. Het Agentschap voor Geografische Informatie Vlaanderen (AGIV, voorheen OC GISVlaanderen) werd belast met de projectcoördinatie, de kwaliteitscontrole en de aanmaak van DHM-producten. In een periode van slechts vijf jaar (2001-2005) werd Vlaanderens topografie opgemeten met behulp van laseraltimetrie (95% van het oppervlak) en fotogrammetrie (enkel stedelijke gebieden). Laseraltimetrie is een techniek waarbij vanuit een vliegtuig laserpulsen naar het aardoppervlak worden uitgezonden. Uit de reflectietijd van elke puls kan de verticale afstand worden berekend tussen een gegeven punt op het topografisch oppervlak en het vliegtuig. Met behulp van de GPScoördinaten kan vervolgens de hoogte van het punt worden bepaald ten opzichte van een bepaald referentieniveau. De techniek laat toe om duizenden laserpulsen per seconde uit te zenden, wat resulteert in hoge puntendichtheden (na filtering bedraagt deze 1 punt per 20 m2). De standaardafwijking per punt schommelt tussen 0,15 m en 0,20 m, afhankelijk van de bodembedekking [N.N., 2003].
DTM10.000 De topografische kaarten van het Nationaal Geografisch Instituut (NGI) van België bevatten naast een uitgebreide hoeveelheid aan topografische gegevens ook informatie over het reliëf (hoogtepunten en hoogtelijnen). Deze hoogte-informatie wordt ter beschikking gesteld in de vorm van twee digitale hoogtemodellen: het DTED (Digital Terrain Elevation Data) en het DTM10.000 (Digital Terrain Model). Het DTED-hoogtemodel behoort tot een internationale niveau II-standaard, die overeenkomt met een puntendichtheid van 1 punt per 900 m2 en een nauwkeurigheid van 3,8 m in Laag-België. In 2001 begon het NGI met de aanmaak van het DTM10.000 met als doel een landsdekkend digitaal hoogtemodel te krijgen met een hogere puntendichtheid en nauwkeurigheid dan het DTED. Er worden vier verschillende technieken aangewend voor de realisatie van dit project: (I) digitale fotogrammetrie, (II) laseraltimetrie, (III) terreinmetingen en (IV) digitalisatie van hoogtelijnen. De belangrijkste opnametechnieken voor het DTM10.000 zijn fotogrammetrie (type I) en digitalisatie van hoogtelijnen (type IV). De nauwkeurigheid van type I bedraagt gemiddeld 0,6 m tot 1,5 m, van type IV is deze afhankelijk van de kwaliteit
van de hoogtelijnen, het hoogtelijneninterval en de hellingsfactor [Roovers en Beyen, 2004].
DEM in de hydrografie Hydrografische studies kunnen in een GIS op een automatische wijze worden uitgevoerd, uitgaande van een digitaal hoogtemodel. Bij het bepalen van een stroommodel - een model waarop de ligging van waterlopen zijn aangegeven kunnen drie stappen worden onderscheiden: het verwijderen van depressies, het bepalen van stroomrichting en -accumulatie en tot slot het invoeren van een drempelwaarde.
Verwijderen van depressies Depressies of pits in een dataset zijn groepen van cellen die volledig omringd zijn door cellen met een grotere hoogtewaarde. Ze kunnen van natuurlijke aard zijn (met als typevoorbeeld zoutmeren zoals het Great Salt Lake in de Verenigde Staten) maar meestal ontstaan ze kunstmatig door fouten of onnauwkeurigheden in de gegevens van het DHM [Shamsi, 2005]. Depressies in een hoogtemodel vormen voor hydrografische toepassingen een groot probleem aangezien zij de continuïteit van een waterlopennetwerk verhinderen. Zij moeten dus ‘verwijderd’ worden, hetzij manueel, hetzij automatisch. Zoals fig. 2 aantoont, kunnen depressies zowel door onderschatting (A-boven) als overschatting (B-onder) van punten worden veroorzaakt. Het verwijderen van depressies betekent dan concreet: verhogen van de cellen die tot de depressie behoren (A) of verlagen van de omliggende cellen (B).
Bepalen van stroomrichting en -accumulatie In een tweede fase worden de stroomrichtingen en stroomaccumulaties berekend. Fig. 3 verduidelijkt wat er precies gebeurt. Een algoritme scant als het ware alle cellen en ver-
Fig. 1. Blokdiagram van (een deel van) het studiegebied, met aanduiding van de waterlopen; gegevens hoogtemodel: Nationaal Geografisch Instituut, waterlopen: Vlaamse Hydrografische Atlas; eigen verwerking. GEO-INFO 2007-2
53
Fig. 2. De mogelijke oorzaken van depressies in datasets schematisch weergegeven [naar Martz en Garbrecht, 2003].
gelijkt elke celwaarde met de waarden van de acht omliggende buren. Water stroomt van hoog naar laag en zal daarbij steeds de steilst mogelijke helling verkiezen. Dit komt erop neer dat het algoritme naar lager gelegen buurcellen zoekt (A) en per cel een richting aangeeft met de steilste hellingafwaartse gradiënt (B). Het resultaat van het algoritme is een matrix waarop niet langer hoogtes zijn afgebeeld, maar wel (mogelijke) stroomrichtingen. Vervolgens kan hieruit een geaccumuleerd stroommodel worden berekend (C). Hierbij wordt het aantal aangrenzende en niet-aangrenzende cellen geteld dat draineert naar een individuele cel van de matrix. De individuele cel zelf wordt niet meegeteld in het algoritme [Shamsi, 2005].
GIS
Invoeren van drempelwaarde
54
Het geaccumuleerde stroommodel uit fig. 3-C komt in werkelijkheid niet overeen met een hydrografisch netwerk. Zowel de stromen als het drainerende landoppervlak worden voorgesteld. Een stroom zal echter pas ontstaan wanneer zijn geaccumuleerd oppervlak voldoende groot is of, in matrixtermen, wanneer er voldoende aantal cellen in één cel (uitvloeicel) uitmondt. Door een drempelwaarde voor dit aantal cellen in te voeren, kunnen stromen gedefinieerd worden. Hier schuilt echter het gevaar dat deze waarde vrij arbitrair is en bovendien niet gelijk hoeft te zijn voor alle stromen van het gebied [Olivera et al., 2002].
Het studiegebied Als studiegebied werd de Handzamevallei nabij Diksmuide (West-Vlaanderen) gekozen. Deze vallei werd gevormd door de Handzamevaart die als de Krekebeek ontspringt ten oosten van Kortemark. De Krekebeek-Handzamevaart wordt
GEO-INFO 2007-2
langs zijn traject door tientallen beken en zijbeken gevoed, om uiteindelijk nabij Diksmuide in de IJzer uit te monden. De oppervlakte van het stroomgebied bedraagt ruim 17.000 ha, wat overeenkomt met 12% van het IJzerbekken. Het studiegebied heeft een oppervlakte van 24.000 ha en een terreinhoogte die variëert van minder dan 3m in de vallei (centraal in het gebied) tot meer dan 50m op het plateau van Wijnendale (in het noorden van het gebied). De keuze van dit studiegebied berust niet louter op geomorfologische basis; het laat immers ook een vergelijking toe tussen twee opnametechnieken, zijnde laseraltimetrie (DHM Vlaanderen) en digitalisatie van hoogtelijnen (DTM10.000).
Fig. 3. Stroomidentificatie op een digitaal hoogtemodel. (A) het D8-algoritme onderzoekt de acht buren van elke cel in de DHM matrix; (B) stroomrichting per cel; (C) aantal cellen dat accumuleert per cel; bron: [Shamsi, 2005].
Voor deze studie viel de keuze op twee GIS-pakketten die beide een belangrijke plaats innemen op de GISmarkt: Idrisi Kilimanjaro en ArcGIS 9. Idrisi is een rastergeoriënteerd GIS dat meer dan tweehonderd modules bevat voor de analyse van rastermodellen, van eenvoudige tot complexe kaartalgebra, statistische bewerkingen, filters, interpolatiemethoden en hydrografische bewerkingen. ESRI’s ArcGIS is in hoofdzaak een vectorgeoriënteerd GIS maar met een uitbreiding - Spatial Analyst - kunnen ook rasterbewerkingen worden uitgevoerd. Om de hoogtemodellen uit deze test voor te bereiden, werd gebruik gemaakt van een derde pakket: Surfer. Hiermee werd een uniforme puntenverdeling van de hoogtemodellen gerealiseerd, namelijk een regelmatig grid met een puntendichtheid van 1 punt per 25 m2. Vervolgens werden deze grids in de GIS-pakketten geïmporteerd.
ArcGIS en Idrisi bezitten analoge modules voor hydrografische bewerkingen. In beide pakketten dient te gebruiker het stappenplan te volgen dat eerder werd uiteengezet. Tabel 1 geeft een overzicht van deze stappen met de bijhorende modules uit ArcGIS en Idrisi. Met de Vlaamse Hydrografische Atlas als referentie werd de drempelwaarde (stap 3) gelijk gesteld aan 500 cellen.
Tabel 1. Overzicht van de toegepaste hydrografische modules van ArcGIS en Idrisi.
Stap
ArcGIS 9
Idrisi
1. verwijderen van depressies
fill
pit removal
2. berekenen van stroomrichting en -accumulatie
flow direction flow accumulation
runoff
3. invoeren van drempelwaarde
reclassify
reclass
Resultaten In een eerste fase worden de beide hoogtemodellen met elkaar vergeleken. Zoals men intuïtief kon verwachten, blijkt het DHM Vlaanderen het microreliëf gevoelig beter weer te geven dan het hoogtemodel van het NGI. Fig. 4 stelt de IJzervallei voor ten noordwesten van Diksmuide. Hier mondt de Handzamevaart in de IJzer uit. In het DHM Vlaanderen kunnen beide stromen duidelijk worden herkend, evenals tientallen percelen in een netwerk van grachten. Het DTM10.000 geeft deze differentiatie niet weer. Het interval van de hoogtelijnen bedraagt 1,25 m, wat onvoldoende is om het microreliëf
Fig. 4. Vergelijking tussen het DHM Vlaanderen en het DTM10.000 op resolutie 5 x 5 m2 (omgeving Diksmuide), bron: AGIV, NGI, eigen bewerking.
in de IJzervallei te kunnen weergeven. Er is daarnaast een tweede nadeel verbonden aan het hoogtemodel van het Nationaal Geografisch Instituut. Fig. 5 stelt een profieldoorsnede voor door de IJzervallei. Het DHM Vlaanderen (bruine lijn) geeft het reliëf van deze structuren duidelijk weer: enkele wegen, de Molenbeek, de gekanaliseerde Handzamevaart en het spoorwegtalud. Het DTM10.000 (groene lijn) geeft het reliëf van de grote structuren goed weer, maar kan het microreliëf in het centrale deel van de vallei niet voorstellen. Door het beperkt voorkomen van hoogtelijnen in de vallei wordt een constante hoogte gecreëerd bij interpolatie (het bepalen van hoogtewaarden tussen hoogtelijnen). De constante hoogte in de vallei van 3,75m komt immers overeen met de waarde van de laagste hoogtelijn in dat gebied. Uit de vergelijking tussen de hoogtemodellen komt een aantal verschillen naar voren dat een invloed kan hebben op hydrografische toepassingen. In een volgende fase worden depressies uit de hoogtemodellen verwijderd zodat stroommodellen kunnen worden berekend. Zoals eerder werd aangegeven, kan dit op twee manieren gebeuren: hetzij door de depressies op te vullen, hetzij door hun omringende cellen te verlagen. De ‘fill’-module uit ArcGIS laat reeds vermoeden welke methode er zal worden toegepast. Alle depressies in het hoogtemodel worden inderdaad opgevuld, en steeds tot aan het uitvloeipunt (dit is de laagste cel van de omringende cellen). Het algoritme dat Idrisi volgt staat hier lijnrecht tegenover. Pit removal zal immers vanuit de depressie een stroompad creëren. Om het pad verder te zetten, zal het daarbij systematisch celwaardes verlagen. Fig. 6 geeft het verschil in methode aan met een concreet voorbeeld uit het DTM10.000. De depressie centraal in het beeld wordt door ArcGIS (B) opgevuld tot aan de laagste randcel. Idrisi (A) laat de depressie onaangeroerd maar verlaagt bepaalde cellen van de rand om zo een stroompad te realiseren. Beide methodes resulteren in sterk afwijkende hoogtemodellen. Men kan verwachten dat ook dit een sterke invloed zal hebben op de hydrografie.
GEO-INFO 2007-2
55
56
Na de voltooiing van pit removal en fill zijn de hoogtemodellen geschikt voor het afleiden van stroommodellen. Fig. 7 en fig. 8 geven elk een uitvergroting van het gebied weer, telkens volgens vier verschillende situaties: (a) berekend door Idrisi op DHM Vlaanderen, (b) berekend door ArcGIS op DHM Vlaanderen, (c) berekend door Idrisi op DTM10.000 en (d) berekend door ArcGIS op DTM10.000. Fig. 7 is een uitvergroting van het oosten van het studiegebied. De onderlinge verschillen (tussen a, b, c en d) zijn beperkt, en de overeenkomsten met de Vlaamse Hydrografische Atlas (fig. 9-A) zijn vrij groot. De stroommodellen in fig. 8-a, -b, -c, -d verschillen echter in grote mate van elkaar. Bovendien komen zij geen van allen overeen met de situatie zoals voorgesteld door VHA in fig. 9-B. De verklaring is niet eenduidig maar schuilt in een samenspel van meerdere factoren. Er is het microreliëf, de complexiteit van het waternetwerk en de invloed van de mens (gekanaliseerde en bedijkte vaarten) waardoor het natuurlijke karakter van de waterhuishouding grotendeels verloren is gegaan. Elk van deze factoren belemmert de werking van stroomalgoritmes. Tot slot blijkt uit fig. 8 ook de invloed van de de algoritmes fill en pit removal. Er zijn immers
GEO-INFO 2007-2
Fig. 5. Profieldoorsnede van de Handzamevallei nabij Diksmuide, bron: eigen onderzoek.
opvallende verschillen vast te stellen tussen (a) en (c), en tussen (b) en (d), terwijl deze koppels toch uit hetzelfde hoogtemodel zijn afgeleid.
Conclusie
Fig. 6. Detailbeeld van het DTM10.000 nadat depressies werden verwijderd, in A door Idrisi Kilimanjaro, in B door ArcGIS; bron: Nationaal Geografisch Instituut, eigen bewerking.
Ondanks de verschillende nauwkeurigheid van de hoogtemodellen kan niet gesproken worden van een overeenkomstig verschil in de kwaliteit van de stroommodellen. Wanneer de stroommodellen vergeleken worden met de Vlaamse Hydrografische Atlas, dan blijken zij in het oosten van het gebied (met een zeker reliëf) vrij betrouwbare resultaten te geven. In het vlakke westen wordt het resultaat daarentegen uiterst onbetrouwbaar. De morfologie van het terrein werd als een mogelijke oorzaak naar voren geschoven. Daarnaast werd aangetoond dat de GIS-pakketten een verschillend
algoritme gebruiken bij het verwijderen van depressies uit een hoogtemodel. Dit heeft een duidelijke invloed in de berekening van de stroomkaart. Algemeen kan men stellen dat het automatisch afleiden van stroomkaarten uit hoogwaardige DEM’s een operatie is die niet zonder de tussenkomst van de gebruiker mag gebeuren, in het bijzonder in gebieden waar ■ het reliëf weinig uitgesproken is.
Fig. 7. Detail uit het oosten van het studiegebied.
Literatuur • Burrough, P.A., Principles of Geographical Information Systems for Land Resources Assessment. Clarendon Press, Oxford, 1986 • Garbrecht, J., L. Martz, P. Starks, Technological Advances in Automated Land Surface Parameterization from Digital Elevation Models. In: Lyon, J., (Ed.). GIS for Water Resources and Watershed Management. CRC Press, USA, 2003. pp. 207-217 • De Maeyer, Ph., B.M. De Vliegher, M. Brondeel, De Spiegel van de Wereld, Fundamenten van de Cartografie. Academia Press, Gent, 2004. 374 p. • Moore, D. et al., Modelling the spatial variability of hydrological processes using GIS. In: HydroGIS 93: Application of GIS in Hydrology and water resources Management, Proceedings of Vienne Conference. IAHS publicatie nr. 211-1993, pp. 161-169 • N.N., 2003, Het Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen. Nieuwsbrief GIS-Vlaanderen, nr. 16 - december 2003, pp. 5-21
Fig. 8. Detail uit het westen van het studiegebied.
57
Fig. 9. Detailfragmenten uit de Vlaamse Hydrografische Atlas.
GEO-INFO 2007-2
• Olivera, F., J. Furnans, D. Maidment, D. Djokic, Z. Ye, Drainage Systems. In: Maidment, D., (Ed.). Arc Hydro: GIS for Water Resources. ESRI, USA 2002, pp. 55-86 • Roovers, S., J. Beyen, Putting The Pieces Together: Composing a Nationwide DEM-cover of Belgium. In: International Archives of Photogrammetry and Remote Sensing, vol. XXXV, deel B4, Istanbul 2004, pp. 532-537 • Shamsi, U.M., GIS Applications for Water, Waste-water and Stormwater Systems. Taylor & Francis, London 2005, 413 p.
Samenvatting Hydrografische bewerkingen met digitale hoogtemodellen Een digitaal hoogtemodel geeft een representatie van het topografisch oppervlak en kan als dusdanig aangewend worden om stroommodellen op automatische wijze, met behulp van geografische informatiesystemen, af te leiden. In het onderzoek werden twee hoogwaardige hoogtemodellen gebruikt: het Digitaal Hoogtemodel Vlaanderen en het hoogtemodel van het Nationaal Geografisch Instituut (DTM10.000). Met behulp van GIS werden meerdere stroommodellen berekend voor een studiegebied in de provincie West-Vlaanderen. Er werd aangetoond dat kwaliteit van de modellen sterk bepaald wordt door de morfologie van het terrein, en dat de tussenkomst van een gebruiker derhalve steeds gewenst is.
58
Summary
HB A HB Adviesbureau dviesbureau bv bv tte eA Alkmaar lkmaar iiss e een en jjong on g en dynamisch e nd ynamisch adviesadvies- en en iingenieursbureau ngenieursbureau werkzaam de en de noordelijke werkzaam in in d e rrandstand andstand e nd en oordelijke provincies. provincies. Haar Haar activiteiten activiteiten laten laten zich zi ch drie onderdelen; ssamenvatten amenvatten in in d rie o nderdelen; milieukundig milieukundig advies, ccivieltechnisch ivieltechnisch advies advies en en advies, llandmeetkunde. andmeetkunde. Onze Onze opdrachtgevers opdrachtgevers zijn zijn de de overheden, o verheden, waterschappen, waterschappen, rijkswaterstaat, rijkswaterstaat, woningbouwverenigingen, w oningbouwverenigingen, architectenbureaus, a rchitectenbureaus, bouwbouw- en en aannemingsbedrijven, aannemingsbedrijven, projectontwikkelaars, projectontwikkelaars, d e iindustrie ndustrie e np articulieren. de en particulieren.
Ten g Ten gevolge evolge van van de de u uitbreiding itbreiding en en verbreding verbreding van van onze o n ze w erkzaamheden en en werkgebied werkgebied zijn zijn wij wij op op zoek zoek naar n a ar : werkzaamheden
((Aankomend) Aankomend) P Projectleider rojectleider m m/v /v De D e ffunctie unctie Als projectleider A ls ((aankomend) aankomend) p rojectleider verzorg verzorg je je de de dagelijkse dagelijkse planning van van de de werken werken en en de de inzet inzet vvan an d em eetploegen. planning de meetploegen. JJe e sstuurt tuurt d em eetploegen e nd ew erkvoorbereiding aan. aan . de meetploegen en de werkvoorbereiding JJe eo nderhoudt n auwe contacten contacten met met d eo pdrachtgevers o ve r onderhoudt nauwe de opdrachtgevers over de vvoortgang oortgang van va n d ew erkzaamheden en en verzorgt verzorgt de de de de werkzaamheden administratieve afhandeling afhandeling van van de de projecten. projecten. administratieve D aarnaast verzorg verzorg jje ee en d eel vvan an d ew erkvoorbereiding en en Daarnaast een deel de werkvoorbereiding verwerking van van uitgevoerde uitgevoerde metingen. metingen. verwerking J ouw p rofiel Jouw profiel JJe eh eb t e en rrelevante elevante m bo/hbo o pleiding met met rruime uime kkennis e n n is e n hebt een mbo/hbo opleiding en ervaring op op het h et g ebied van van bouwbouw- en en landmeten. landmeten. ervaring gebied JJe eh ebt kkennis enn i s e ne rvaring m et A utoCad. hebt en ervaring met AutoCad. beschikt over goede en JJe eb eschikt o ve r g oede ccommunicatieve ommunicatieve e n ssociale o ci a l e vaardigheden. vaardigheden. bent en denkt JJe eb ent zzelfstandig, elfstandig, sstressbestendig tressbestendig e n jje ed enkt iin n o p l o ssi n g e n . oplossingen. E en kklantgerichte lantgerichte o pstelling en en een een flexibele flexibele instelling instelling Een opstelling complementeren jouw jouw profiel. profiel. complementeren Inlichtingen Inlichtingen
Hydrographic applications of digital terrain models. A digital terrain model is a representation of the topographic surface. One of its applications is the automatic generation of flow models using geographic information systems (GIS). In this research, two high-quality terrain models were used: the Flanders Digital Terrain Model and the DTM of the National Geographic Institute (DTM 10.000). Using GIS, various flow models were generated for the study area in the province of West-Flanders. It was proven, that the quality of the models is strongly determined by terrain morphology, thus requiring user intervention.
Voor opnemen Voor iinlichtingen nlichtingen over over deze deze functie functie kun kun je je contact contact o pnemen met de heer Sander Terwee afdeling Landmeten) me t d eh ee r S ander T erwee ((hoofd hoofd a fdeling L andmeten) bereikbaar tijdens tijdens kantooruren kantooruren onder onder bereikbaar telefoonnummer 072 072 5 07 4 95 0o 6 5 39 70 5 1 1. telefoonnummer 507 49 50 off 0 06 53 970 511. On s h agelnieuw kantoor kantoor te te Alkmaar Alkmaar zorgt, zorgt, ssamen amen m et d e Ons hagelnieuw met de informele en en collegiale collegiale werksfeer, werksfeer, voor voor een een prettige prettige informele werkomgeving. In In ons ons bedrijf bedrijf bepaal bepaal jij jij je je eigen eigen weg. weg. Wij Wij werkomgeving. bieden je je de de ruimte, ruimte, jij jij toont toont d e iinitiatieven. nitiatieven. Uiteraard Uiteraard hoort h o o rt h i er bieden de hier een passende passende salariëring salariëring en en goed goed secundair secundair een arbeidsvoorwaardenpakket bij. b i j. arbeidsvoorwaardenpakket Als jje e jje e iin nh et p rofiel h erkent e nd e ffunctie unctie vvoor oor jjou ou e en Als het profiel herkent en de een nieuwe uitdaging uitdaging betekent betekent dan dan kun kun je je jouw jouw sollicitatie sollicitatie met met nieuwe curriculum vitae vitae sturen sturen naar: naar: curriculum HB Adviesbureau Adviesbureau bv bv HB Postbus 9 230 Postbus 9230 1800 GE GE A LKMAAR 1800 ALKMAAR
LINDERS
GEO-INFO 2007-2
[email protected] [email protected] h ttp://www.hbadvies.nl http://www.hbadvies.nl