2_^T2UdUb
DgUU[Ub[U^cdbQQd$'! 2beccU\dU\ ""("!'" VQh ""# %#() gggR_^TRUdUb\UUV]Y\YUeRUX_cd]QcdUb0RR\fRU l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
:HWJHYLQJEHOHLGHQPLOLHXDVSHFWHQ YDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
$XWHXUV (VPHUDOGD%RUJRHLQGUHGDFWLH 6WHIDDQ&ODH\V %DUW0DUWHQV -RKDQ1LHPHJHHUV
,QKRXG
,1/(,',1*
-85,',6&+.$'(5 2.1 EUROPEES NIVEAU ................................................................................................................................... 4 $OJHPHQHFRPPXQDXWDLUHVWUDWHJLHRSYODNYDQDIYDOEHKHHU 'H(XURSHVHYHUSDNNLQJVULFKWOLMQ5LFKWOLMQ(* 2.2 BELGIË: FEDERAAL NIVEAU ................................................................................................................... 13 (FRWDNVZHWJHYLQJ 'H.DGHUZHWLQ]DNHHFRORJLVFKHSURGXFWQRUPHULQJ 2.3 GEWESTELIJK NIVEAU ............................................................................................................................ 17 +HWLQWHUUHJLRQDDOVDPHQZHUNLQJVDNNRRUGRYHUYHUSDNNLQJVDIYDOHQKHW9ODDPV YHUSDNNLQJVGHFUHHW 'HHUNHQQLQJYDQ)2673OXVDOVHUNHQGHDIYDOEHKHHUVRUJDQLVDWLH +HW8LWYRHULQJVSODQ+XLVKRXGHOLMNH$IYDOVWRIIHQ 2.4 GEMEENTELIJK NIVEAU: HET GEMEENTELIJK MILIEUCONVENANT ......................................................... 20 2.5 2.5. JURIDISCH KADER: BESLUIT ............................................................................................................ 21
/(9(16&<&/86$1$/<6(9$1'5$1.9(53$..,1*(1 3.1 3.2
INLEIDING .............................................................................................................................................. 23 OVERZICHT VAN RECENTE LCA’S INZAKE DRANKVERPAKKINGEN DIE DE BELGISCHE SITUATIE WEERGEVEN ....................................................................................................................................................... 25 /HYHQVF\FOXVDQDO\VHYDQPHONYHUSDNNLQJHQWRHJHSDVWRS%HOJLsHQ'XLWVODQG%HOJLs 9HUJHOLMNHQGHOHYHQVF\FOXVDQDO\VHYDQYHUSDNNLQJVDOWHUQDWLHYHQYRRUZLMQ%HOJLs 0LOLHXEDODQVYDQNRUWF\FOLVFKH39&YHUSDNNLQJHQ(LQGUDSSRUW6WXGLHXLWJHYRHUGLQRSGUDFKW YDQ29$0%HOJLs 2YHULJH/&$VWXGLHVLQ%HOJLs 3.3 OVERZICHT VAN BUITENLANDSE LCA’S INZAKE DRANKVERPAKKINGEN .............................................. 29 2QHZD\&RQWDLQHUV5HWXUQDEOH&RQWDLQHUV$6WXG\RIWKH*HUPDQ3DFNDJLQJ5HJXODWLRQ (IIHFWVDQG&RXQWHUDUJXPHQWV=ZLWVHUODQG /LIH&\FOH$VVHVVPHQWRIHQYLURQPHQWDOLPSDFWVRI)LQQLVKEHYHUDJHSDFNDJLQJV\VWHPV )LQODQG (FREDODQFHVIRUSROLF\PDNLQJLQWKHGRPDLQRISDFNDJLQJ%HOJLs /LIH&\FOH$VVHVVPHQWRI3DFNDJLQJ6\VWHPVIRU%HHUDQG6RIW'ULQNV'HQHPDUNHQ gNRELODQ]HQIUGLH9HUSDFNXQJVV\VWHPH.DUWRQYHUSDFNXQJ*LHEHO .DUWRQYHUSDFNXQJ%ORFN XQG0HKUZHJJODVIODVFKHQPLWOLWHU)OOYROXPHQ]XU9HUSDFNXQJXQG'LVWULEXWLRQYRQ)ULVFKPLOFK± $EVFKOXEHULFKW'XLWVODQG gNRELODQ]IU*HWUlQNHYHUSDFNXQJHQ,, 3.4 BESLUIT ................................................................................................................................................. 39
$$1%(9(/,1*(1 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
OP EUROPEES NIVEAU ............................................................................................................................ 41 OP FEDERAAL NIVEAU ............................................................................................................................ 42 OP GEWESTELIJK NIVEAU ....................................................................................................................... 43 OP LOKAAL NIVEAU ............................................................................................................................... 43 DE BEDRIJFSWERELD.............................................................................................................................. 44 DE CONSUMENT ..................................................................................................................................... 44
/,7(5$7885/,-67
2
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
,QOHLGLQJ De discussie over de milieueffecten van drankverpakkingen heeft de voorbije jaren al menige tongen beroerd en al vele liters inkt doen vloeien. De ecotaks op drankverpakkingen en de ingrijpende veranderingen die daardoor dreigden te ontstaan in eenieders levenswijze en in de economie zullen daaraan wellicht niet vreemd zijn. Met de oprichting van FOST-Plus en het verschijnen van de blauwe zak leek de discussie wat overgewaaid. Iedereen sloeg ijverig aan het sorteren, en een uiteindelijke ‘de facto’-keuze voor selectieve inzameling en recyclage lijkt gemaakt. De Vlaming koopt zijn drank in wegwerpverpakking en voelt zichzelf zeer milieubewust wanneer hij zijn afval in de juiste zak stopt. Toch schuilt er meer achter al dat recyclagegeweld. Velen voelen zich niet zo gelukkig met de huidige gang van zaken. De milieubeweging blijft erop wijzen dat ondanks (of misschien eerder ten gevolge van) de veralgemeende selectieve inzameling de totale afvalberg in Vlaanderen torenhoog blijft. Brouwers en (fris)drankproducenten die in de jaren '93-'94 naar aanleiding van de ecotakswetgeving fors geïnvesteerd hebben in retourverpakkingen zien hun installaties onderbenut. Ook de gemeenten en intercommunales laten van zich horen. Naar aanleiding van de nieuwe erkenning van FOST-plus kwam de onvrede over de dictaten van FOST-Plus aan het adres van de gemeenten over inzamelwijze en financiering duidelijk aan de oppervlakte. Eén intercommunale trok zelfs naar de rechter om de nieuwe erkenning aan te vechten. Daarnaast zien we dat het op het vlak van hergebruik niet al kommer en kwel is. Sommige retoursystemen houden goed stand of breiden zelfs uit, zoals de wijnen bij Colruyt. Ook ontstaan hier en daar interessante kleinschalige initiatieven. Toch missen die laatste dikwijls de nodige schaalgrootte om echt door te breken en is er vooralsnog te weinig openheid bij de (groot)distributie en bij de gevestigde merken om hergebruik meer kansen te geven. In voorliggend rapport, dat voortbouwt op een onderzoeksopdracht van de Limburgse afvalintercommunale Regionale Milieuzorg, wordt achtereenvolgens het wettelijk kader en een overzicht van levenscyclusanalyses van de milieuprestaties van de verschillende verpakkingssystemen voorgesteld.
3
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
-XULGLVFKNDGHU In dit hoofdstuk wordt eerst een overzicht gegeven van de Europese beleidsontwikkeling met betrekking tot het afvalbeheer in het algemeen en (drank)verpakkingen in het bijzonder. Vervolgens wordt ingegaan op het federale beleid en tenslotte komen het gewestelijk en gemeentelijk niveau aan bod.
(XURSHHVQLYHDX 2.1.1 Algemene communautaire strategie op vlak van afvalbeheer De Europese strategie op vlak van afvalbeheer, kreeg voor het eerst degelijk vorm in 19891 en werd herzien in 19962. Bij de herziening van 1996 werd de afvalbeheershiërarchie bevestigd die in het beleidsstuk van 1989 werd vastgelegd: "afvalpreventie blijft de eerste prioriteit, gevolgd door terugwinning en in laatste instantie de veilige verwijdering van afvalstoffen." +HWGRFXPHQWVWHOWYHUGHU • Wat het SUHYHQWLHEHJLQVHO betreft, moeten met name volgende maatregelen worden uitgewerkt: de bevordering van schone technologieën en producten, (…) de bevordering van hergebruik- en recyclingsystemen, het passend gebruik van economische instrumenten, milieubalansen, milieu-auditsystemen, levenscyclusanalyses en acties gericht op de voorlichting en educatie van de consument, alsmede de ontwikkeling van het systeem van milieukeuren. • Wat het WHUXJZLQQLQJEHJLQVHO betreft, is de Commissie de mening toegedaan dat voor zover dit uit milieuoogpunt aanvaardbaar is - in het algemeen de voorkeur moet worden gegeven aan de terugwinning van materialen boven de terugwinning van energie. Dit hangt samen met het feit dat de terugwinning van materialen méér dan de terugwinning van energie bijdraagt tot afvalpreventie. • Wat de GHILQLWLHYH YHUZLMGHULQJ betreft, moet in het bijzonder verbranding zonder terugwinning van energie zoveel mogelijk worden vermeden. Ongecontroleerd storten en vervuilde locaties zijn twee problemen die specifieke en doortastende maatregelen op verschillende niveaus noodzakelijk maken." De herziening van de Communautaire Strategie op vlak van afvalbeheer werd in 1997 bevestigd door een resolutie van de Europese Ministerraad. Ook de Raad ondersteunde - tot zolang het tegendeel niet is bewezen - de afvalbeheershiërarchie die hergebruik en recyclage voorrang geeft op energierecuperatie en eindverwijdering. De resolutie richtte zich tot de Commissie en lidstaten voor het opnemen van volgende taken: 7DNHQYDQGH(XURSHVH&RPPLVVLH • Ontwikkeling van gemeenschappelijke normen voor het benutten en behandelen van afval, in het bijzonder met betrekking tot afval als energiebron; • Ontwikkeling van een gemeenschappelijke methodologie voor levenscyclusanalyse en ecobalansen met de bedoeling toekomstige afvalbeheersprioriteiten te kunnen vastleggen; • Ontwikkeling van voorstellen betreffende de regulering van speciale afvalstromen; • Opzetten van betrouwbare datasysteem in samenwerking met het Europees Milieu Agentschap en de lidstaten. 7DNHQYDQGHOLGVWDWHQ • Uitwerken van kwantitatieve doelstellingen met betrekking tot afvalpreventie, hergebruik en nuttige toepassing; • Bevorderen van schone technologieën. 1
$&RPPRQ6WUDWHJ\RQ:DVWH0DQDJHPHQW, SEC(89), OJ No L207. &RPPXQLFDWLRQ IURP WKH &RPPLVVLRQ RQ WKH 5HYLHZ RI WKH &RPPXQLW\ 6WUDWHJ\ IRU :DVWH 0DQDJHPHQW, COM(96)399 final. 2
4
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
2.1.2 De Europese verpakkingsrichtlijn (Richtlijn 94/62/EG) '(5,&+7/,-1 De Europese verpakkingrichtlijn3 van december 1994 (Richtlijn 94/62/EG) kwam er nadat verschillende lidstaten - bij afwezigheid van een sterke Europese wetgeving rond verpakkingen4 - een sterk van elkaar verschillende nationale wetgeving rond verpakkingen uitwerkten. Er was de Belgische ecotaks op verpakkingen, de Franse “Eco-emballages”, de Duitse “Verpackungsverordnung” en “Duales System Deutschland” (DSD), enz… De Verpakkingrichtlijn werd uitgewerkt als een antwoord op de verschillende nationale initiatieven en trachtte een harmonisatie te bereiken in de wetgeving met betrekking tot verpakkingen binnen de Unie. Het is dus een harmonisatierichtlijn die valt onder art. 95 (oud Art. 100a) van het Europese Verdrag.
Inzake Richtlijnen die een impact hebben op het milieu is de vraag welke verdragsgrondslag wordt genomen zeer belangrijk. Volgende artikels uit het Europese Verdrag zijn daarbij essentieel: Art. 95 (oud Art. 100a) en Art. 174 - 176 (oud Art. 130r, s en t). Art. 174 – 176 beogen de milieubescherming. Richtlijnen die vallen onder Art. 175 zijn minimumrichtlijnen, d.w.z. dat ze een minimum gemeenschappelijk beschermingsniveau bepalen en striktere maatregelen vanwege de Lidstaten toestaan. Art. 95 beoogt de harmonisatie van de “interne markt”. Richtlijnen die vallen onder Art. 95 zijn harmonisatierichtlijnen, d.w.z. dat deze Richtlijnen de verschillen in wetgeving tussen de Lidstaten trachten op te heffen, opdat deze niet langer de interne markt zouden verhinderen. Dit heeft voor gevolg dat Lidstaten, behalve onder strikte voorwaarden, geen verdergaande maatregelen mogen treffen. Lid 4 en 5 van Art. 95 bepalen de voorwaarden onder dewelke lidstaten toelating kunnen krijgen om omwille van milieuredenen strengere nationale normen te hanteren dan Europees werd vastgelegd. Beslissingen van de Commissie of van het Hof van Justitie, genomen na de ratificatie van dit verdrag, moeten daarmee rekening houden. Art. 95, lid 4: ZDQQHHUHHQOLGVWDDWKHWQDGDWGH5DDGRIGH&RPPLVVLHHHQKDUPRQLVDWLHPDDWUHJHO KHHIWJHQRPHQQRRG]DNHOLMNDFKWQDWLRQDOHEHSDOLQJHQWHKDQGKDYHQGLHKXQUHFKWYDDUGLJLQJYLQGHQ LQJHZLFKWLJHHLVHQDOVEHGRHOGLQDUWLNHOH[$UW RIYHUEDQGKRXGHQPHWGHEHVFKHUPLQJYDQ KHW PLOLHX RI KHW DUEHLGVPLOLHX JHHIW KLM ]RZHO YDQ GLH EHSDOLQJHQ DOV YDQ GH UHGHQHQ YRRU KHW KDQGKDYHQHUYDQNHQQLVDDQGH&RPPLVVLH Art. 95, lid 5: ZDQQHHUHHQOLGVWDDWKHWQDKHWQHPHQYDQHHQKDUPRQLVDWLHPDDWUHJHOGRRUGH5DDGRI GH &RPPLVVLH QRRG]DNHOLMN DFKW QDWLRQDOH EHSDOLQJHQ WH WUHIIHQ GLH JHEDVHHUG ]LMQ RS QLHXZH ZHWHQVFKDSSHOLMNH JHJHYHQV GLH YHUEDQG KRXGHQ PHW GH EHVFKHUPLQJ YDQ KHW PLOLHX RI KHW DUEHLGVPLOLHX YDQZHJH HHQ VSHFLILHN SUREOHHP GDW ]LFK LQ GH OLGVWDDW KHHIW DDQJHGLHQG QDGDW GH KDUPRQLVDWLHPDDWUHJHOLVJHQRPHQVWHOWKLMGH&RPPLVVLHYRRUWVRQYHUPLQGHUGOLGLQNHQQLVYDQ GHYRRUJHQRPHQEHSDOLQJHQHQGHUHGHQHQYRRUKHWYDVWVWHOOHQHUYDQ De interpretatie van dit artikel is cruciaal van de verdere milieuwetgeving in het algemeen en voor de afvalwetgeving in het bijzonder. Afvalwetgeving impliceert immers vaak productnormen, die, gezien hun impact op de markt, eerder onder artikel 95 vallen dan onder artikel 175. 3
Richtlijn van de Raad betreffende Verpakkingen en Verpakkingsafval, 94/62/EG, OJ L365. De Richtlijn 85/339/EEG betreffende verpakkingen voor vloeibare levensmiddelen (die stelde dat de Lidstaten programma’s moesten opstellen die er op gericht zijn de hoeveelheden en/of het volume van verpakkingen van vloeibare levensmiddelen in het definitief te verwijderen huisvuil te verminderen) viel te zwak uit en was niet van die aard dat de nationale initiatieven op dit domein geharmoniseerd konden worden. 4
5
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
Volgens de verpakkingsrichtlijn moeten de Lidstaten maatregelen treffen inzake preventie, vb. onder de vorm van nationale programma’s (art. 4). Preventie wordt gedefinieerd als YHUPLQGHULQJ YDQ GH KRHYHHOKHLGHQGHVFKDGHOLMNKHLGYRRUKHWPLOLHXYDQPDWHULDOHQHQVWRIIHQJHEUXLNWLQYHUSDNNLQJHQ YHUSDNNLQJVDIYDOHQYDQGHYHUSDNNLQJHQKHWYHUSDNNLQJVDIYDORSKHWQLYHDXYDQKHWSURGXFWLHSURFHV HQ LQ GH IDVH YDQ KHW LQ GH KDQGHO EUHQJHQ GH GLVWULEXWLH KHW JHEUXLN HQ GH YHUZLMGHULQJ LQ KHW ELM]RQGHU GRRU GH RQWZLNNHOLQJ YDQ ³VFKRQH´ SURGXFWHQ HQ WHFKQRORJLH. Verder PRJHQ de Lidstaten, “RYHUHHQNRPVWLJKHW9HUGUDJ” systemen bevorderen voor het hergebruik van verpakkingen (art. 5). Terwijl de Richtlijn vaag blijft wanneer het gaat om de bevordering van preventie en hergebruik, zijn de bepalingen met betrekking tot terugwinning en recyclage veel gedetailleerder. Zo legt de richtlijn elke lidstaat op tegen uiterlijk 2001 minimum de helft en maximum 65 gewichtsprocent van het verpakkingsafval terug te winnen (hergebruik, materiaalrecyclage of energierecuperatie). Minstens 25% en maximum 45% moet worden gerecycleerd. Binnen elke materiaalsoort (papier, karton, kunststoffen, metalen, laminaatverpakking) moet minstens 15% worden gerecycleerd. Zoals gezegd steunt de Verpakkingsrichtlijn op Artikel 95 (oud Art. 100a) van het Europese Verdrag. Toch kunnen Lidstaten, volgens Art. 6 (lid 6) van de Verpakkingsrichtlijn, programma’s opstellen die de opgegeven quota overschrijden op voorwaarde dat: 1) zij over voldoende recyclage- en terugwinningscapaciteit beschikken; 2) de programma’s geen aanleiding geven tot verstoringen van de interne markt en 3) de programma’s de naleving van de Richtlijn in andere Lidstaten niet bemoeilijkt5. De Richtlijn voorziet daarnaast ook in een reeks essentiële vereisten waaraan de verpakkingen moeten voldoen. Inzake deze “essentiële vereisten” werd de zgn. “new approach” toegepast. Dit heeft voor gevolg dat de in de richtlijn vaag omschreven essentiële vereisten verder gespecifieerd moesten worden door het Europese normalisatie- en standaardisatiebureau, CEN, die hiervoor een mandaat kreeg. Een belangrijk deel van de verantwoordelijkheid werd hierdoor in handen gelegd van de technische comités van de CEN en haar lidorganisaties (de nationale normalisatie-instellingen, zoals het Belgisch Instituut voor Normalisatie, het BIN). Zodra Europese standaarden aangenomen zijn en gepubliceerd in het Europese Publicatieblad, wordt verondersteld dat aan de essentiële vereisten is voldaan wanneer een verpakking in overeenstemming is met de desbetreffende normen. Vanaf dan wordt de bewijslast omgedraaid: als een lidstaat vermoedt dat een bedrijf niet voldoet aan de essentiële eisen uit de Richtlijn (maar wel aan de CEN normen), moet zij dit zelf kunnen bewijzen. Dit maakt het voor de Lidstaten quasi onmogelijk om preventie, hergebruik, enz… strenger te definiëren. De essentiële vereisten worden omschreven in bijlage II van de Verpakkingsrichtlijn: 1. Eisen betreffende de vervaardiging en de samenstelling van verpakking • Verpakking moet zodanig worden vervaardigd dat volume en gewicht van de verpakking worden beperkt tot de minimale hoeveelheid die nodig is om het vereiste niveau van veiligheid, hygiëne en aanvaardbaarheid voor het verpakte product en voor de consument te handhaven. • Verpakking moet zodanig worden ontworpen, vervaardigd en in de handel gebracht dat hergebruik of terugwinning, met inbegrip van recycling, mogelijk is en dat het milieueffect bij het verwijderen van verpakkingsafval of reststoffen van afvalbeheerverrichtingen zoveel mogelijk wordt beperkt. • Verpakking moet zodanig worden vervaardigd dat de aanwezigheid van schadelijke en andere gevaarlijke stoffen en materialen dan bestanddeel van verpakkingsmateriaal of van de verpakkingscomponenten tot een minimum wordt beperkt in emissies, as of percolaat, wanneer verpakkingen of reststoffen van beheersoperaties of verpakkingsafval verbrand of gestort worden. 2. Eisen betreffende het hergebruik van verpakking. Aan de volgende eisen moet gelijktijdig worden voldaan: • De fysieke eigenschappen en kenmerken van de verpakking moeten onder normaal te verwachten gebruiksvoorwaarden een aantal omlopen mogelijk maken; 5
De maximale percentages waren er gekomen op voorstel van het Belgische voorzitterschap, omdat bepaalde Lidstaten negatieve ervaringen hadden opgedaan met het Duitse DSD-systeem. Zo werden daar wel hoge percentages bereikt, maar, bij gebrek aan voldoende recyclagecapaciteit in Duitsland, werden de afvalstoffen (al dan niet illegaal) uitgevoerd naar andere Lidstaten. 6
llll l l l l l l l l l l l l l l l
• •
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
gebruikte verpakking moet kunnen worden verwerkt in overeenstemming met de gezondheids- en veiligheidsvoorschriften voor de arbeidskrachten; er moet worden voldaan aan de specifieke eisen ten aanzien van terugwinbare verpakkingen wanneer de verpakking niet langer wordt gebruikt en derhalve afval is geworden.
3. Eisen betreffende de terugwinning van verpakking • Terugwinning in de vorm van recycling van materialen Verpakking moet zodanig worden vervaardigd dat een bepaald gewichtspercentage van de gebruikte materialen opnieuw kan worden toegevoegd aan het productieproces van verhandelbare producten, met inachtneming van de in de Europese Gemeenschap geldende regels. Dit percentage kan variëren naar gelang het soort materiaal waaruit de verpakking bestaat. • Terugwinning in de vorm van energie Verpakkingsafval dat wordt verwerkt met het oog op energieterugwinning dient met het oog op een optimale terugwinning op zijn minst een zekere calorische onderwaarde te hebben. • Terugwinning in de vorm van compost Verpakkingsafval dat wordt verwerkt met het oog op compostering moet zodanig biologisch afbreekbaar zijn dat het de gescheiden inzameling en het composteringsproces of de composteringsactiviteit waarin het wordt ingebracht niet hindert. • Biologisch afbreekbare verpakking Biologisch afbreekbaar verpakkingsafval moet zodanig fysisch, chemisch, thermisch of biologisch afbreekbaar zijn dat het grootste deel van de resulterende compost uiteindelijk uiteenvalt in kooldioxide, biomassa en water. '(9(53$..,1*61250(19$1&(1 Het mandaat voor de uitwerking van de hoger genoemde “essentiële vereisten” uit de verpakkingsrichtlijn verkreeg de CEN uiteindelijk in maart ’96. Vijf normen moesten worden uitgewerkt. Deze hadden betrekking op: • Voorwaarden voor afvalpreventie bij de productie en samenstelling van het verpakkingsmateriaal (EN 13428); • Voorwaarden voor herbruikbaar verpakkingsmateriaal (EN 13429); • Voorwaarden voor recycleerbaar verpakkingsmateriaal (EN 13430); • Voorwaarden voor energierecuperatie (EN 13431); • Voorwaarden voor recuperatie door compostering en briodegradatie (EN 13432). De CEN heeft daarbovenop nog een zesde, overkoepelende norm (EN 13427) gecreëerd, die fungeert als instrument voor het leggen van de relatie tussen de vijf gemandateerde normen. Het mandaat stelde o.a. dat de normen opgesteld moesten worden in samenwerking met diverse maatschappelijke belangengroepen, waaronder ook vertegenwoordigers van consumentenorganisaties en de milieubeweging. Momenteel zijn de normen op CEN-niveau goedgekeurd. Vanuit milieuoogpunt zijn ze echter ondermaats en dreigen ze, eens ze geaccepteerd worden door de Europese Commissie, het Europese Verpakkingsbeleid uit te hollen. Overigens beantwoorden ze op een aantal punten niet aan het mandaat dat CEN had gekregen (waaronder de vereiste dat o.m. milieuorganisaties betrokken zouden worden bij het proces). De resultaten zijn eerder op te vatten als normen voor managementsystemen. Er zijn nauwelijks meetbare of kwantificeerbare vereisten. Producenten moeten enkel aantonen dat ze getracht hebben de hoeveelheid verpakkingsmateriaal te minimaliseren, rekening houdende met een niet-limitatieve lijst randvoorwaarden zoals veiligheid, productbescherming, maar ook bvb. De marketing. In dit laatste geval zal het moeilijk zijn om op een objectieve manier te bewijzen dat een bepaalde vormgeving, vanuit marketingoogpunt, absoluut noodzakelijk is. Bronreductie wordt in de norm ook zodanig gedefinieerd dat dit in hoofdzaak neerkomt op kwantitatieve preventie. Kwalitatieve preventie, in de verpakkingsrichtlijn zelf al vrij eng geïnterpreteerd als het voorkomen van gevaarlijke stoffen, wordt slechts in de marge behandeld.
7
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
Wat betreft de norm voor hergebruik van verpakkingsmateriaal, voorzag het mandaat dat deze een minimum aantal trips moest garanderen. Dit is niet gebeurd. Bovendien aanvaardt de norm het zogenaamde hybride systeem waarbij gebruik gemaakt wordt van een herbruikbare verpakking die de consument zelf moet bijvullen met wegwerp-navulverpakkingen. Ook de norm voor de recycleerbaarheid van verpakkingsmateriaal blinkt uit in vaagheid. Zo stelt deze norm dat de producent moet aantonen dat hij gepoogd heeft het verpakkingsmateriaal dusdanig te ontwerpen zodat een “zeker percentage” gerecycleerd kan worden met “bekende en relevante” recyclagetechnologieën. Nergens wordt aangegeven wat bedoeld wordt met “een zeker percentage” of “bekende en relevante” technologieën. Technologieën waarvan men verwacht dat ze binnen “een zekere periode” beschikbaar zullen zijn, komen ook in aanmerking. BBL vindt dat een verpakkingsmateriaal enkel als recycleerbaar beschouwd zou mogen worden indien de noodzakelijke technologieën op het moment van het op de markt brengen van het product effectief bestaan, functioneren én commercieel beschikbaar zijn. De norm voor terugwinning via energierecuperatie stelt wel een kwantitatieve doelstelling voorop, maar hier zijn de voorwaarden niet streng genoeg. Zo is al sprake van recuperatie zodra men tot een nuloperatie komt, m.a.w. indien men evenveel energie moet toevoegen om tot de nodige temperatuur te komen als dat men energie recupereert. Bij de berekening van deze zgn. FDORULILF JDLQ wordt evenwel geen rekening gehouden met eventuele warmteverliezen. In de bijlage van deze norm blijkt trouwens dat preventie absoluut geen grote voorkeur heeft bij CEN en dat ze de afvalbeheershiërarchie aan hun laars lappen. Zo wordt gesteld dat tijdens het energierecuperatieproces het gehalte aan zware metalen grotendeels geconcentreerd wordt in het vaste residu, wat ertoe leidt dat ze gemakkelijk gerecupereerd en veilig verwerkt (gestort) kunnen worden, aldus CEN. Ook de norm voor terugwinning door compostering en biodegradatie bevat kwantitatieve doelstellingen. De limietwaarden voor zware metalen in het verpakkingsmateriaal zijn echter hoog en nergens worden testmethodes voorgesteld om na te gaan of de limietwaarden bereikt worden. Er zijn ook geen normen voor organische polluenten. De vraag is nu of de normen al dan niet in het Europese Staatsblad gepubliceerd zullen worden. België, die zich al, via het BIN, tijdens de stemming binnen CEN had onthouden, heeft een procedure van formele tegenkanting tegen de normen ingezet, en werd hierbij gevolgd door Denemarken. Het is nu af te wachten wat de reactie van de Europese Commissie zal zijn. In het verleden heeft het directoraat-generaal Leefmilieu van de Europese Commissie (DG ENV) overigens al een aantal keren haar ongenoegen geuit over de voorstellen van de CEN. +(5=,(1,1*9(53$..,1*5,&+7/,-1 De Europese verpakkingsrichtlijn (94/62/EEG) - die doelstellingen oplegt inzake de terugwinning en recyclage van verpakkingsafval - wordt momenteel door Europa herzien. De herziening van de recyclage- en terugwinningsdoelstellingen - die rond moet zijn tegen uiterlijk eind 2001 - was reeds in de richtlijn ingebouwd. De nieuwe doelstellingen zouden dan bereikt moeten zijn tegen 2006. Om deze timing te halen, had de Commissie nog voor december 2000 met een voorstel moeten opdagen. De Commissie is echter nog niet verder geraakt dan het opstellen van discussienota’s en het organiseren van een overleg met de verschillende betrokken partijen. In een eerste discussietekst die de afvaleenheid van de Commissie voorlegde op de specialistenvergaderingen met vertegenwoordigers van alle lidstaten, werd voorgesteld om de huidige 25-45% recyclage doelstelling aan te scherpen tot een 75% hergebruik- en recyclagedoelstelling. De uitbreiding daarbij van de recyclagedoelstelling naar hergebruik is nieuw. De huidige richtlijn voorziet in geen enkele doelstelling ten aanzien van het hergebruik. In die discussietekst wordt ook voorgesteld om de minimumdoelstelling voor elke materiaalsoort op te trekken van 15 tot 45%. In elk geval werden de maximumdoelstellingen, alsook de doelstellingen inzake nuttige toepassing (terugwinning), geschrapt. Deze laatste doelstelling kon immers worden gerealiseerd door middel van verbranding met energierecuperatie, waardoor materiaalrecyclage werd ondermijnd. Ook de gecombineerde recyclage-hergebruik-doelstelling kan onder bepaalde voorwaarden positief zijn.
8
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
Toch wordt daarbij nog niet tegemoet gekomen aan verschillende leemtes en tekorten in de huidige verpakkingrichtlijn. Zo ontbreekt een gemeenschappelijk beleidskader met instrumenten die het mogelijk maken om bijvoorbeeld systemen van hergebruik te stimuleren. Minimumquota en taxatiesystemen die in verschillende lidstaten reeds worden toegepast, zullen zonder een gemeenschappelijk Europees kader tot marktverstoringen blijven leiden (cf. ingebrekestellingen van Duitse Verpakkingsordonantie en Deense verplichting tot hervulbare verpakkingen, zie verder). De invoering van een specifieke doelstelling inzake hervulbare drankverpakkingen en een Europese ecotaks op drankverpakkingen om hergebruik te bevorderen, zijn maatregelen die onder meer bepleit worden door het "European Reuse Platform". Dit platform werd ter gelegenheid van de herziening van de verpakkingrichtlijn opgericht en groepeert verschillende federaties van drank(flessen)producenten, milieu- en vakorganisaties. Ten behoeve van een breder overleg met de verschillende "stakeholders" werd in december 1999 door het Directoraat Generaal Leefmilieu van de Europese Commissie een discussietekst6 opgesteld. In deze tekst wordt een overzicht gegeven van de wetgeving ten aanzien van drankverpakkingen in de verschillende Europese lidstaten en de mate waarin en de wijze waarop de verpakkingsrichtlijn in de verschillende lidstaten werd omgezet. Op basis van de gemaakte analyse worden in de discussietekst door DG ENV, twee opties naar voren geschoven voor aanscherping van de recyclagedoelstellingen in de tweede vijfjaarlijkse periode die midden 2006 ten einde loopt. Een eerste optie houdt in dat minstens 90 % van (het gewicht van) alle op de markt gebrachte verpakkingen wordt "teruggewonnen" (inclusief verbranding met energierecuperatie), waarbij van elk verpakkingsmateriaal minstens 60% moet worden gerecycleerd. Voornamelijk voor kunststofverpakkingen betekent dit een hele uitdaging. Deze eerste optie kan ook een verschuiving naar verbranding met energierecuperatie inhouden, wat verdere inspanningen op vlak van materiaalrecyclage kan hypothekeren. In de tweede optie die in de discussietekst wordt voorgesteld, worden alle "terugwinningdoelstellingen" geschrapt. Deze optie voorziet in de recyclage van minstens 60% van (het gewicht van) alle op de markt gebrachte verpakkingen, waarbij voor de volgende verpakkingsmaterialen volgende specifieke minimale recyclagepercentages gelden: • • • •
75% voor glas; 65% voor papier en karton; 55% voor metalen; 20% voor plastic, exclusief via mechanische recyclage.
Uit het overleg met de verschillende stakeholders dat eind december 1999 plaatsvond, haalde de verpakkingsindustrie scherp uit naar de Europese Commissie. De industrie verzet zich tegen de in de twee uitgetekende opties aangehouden recyclage- en terugwinningpercentages. Deze zouden onvoldoende gefundeerd en "onrealistisch" zijn, terwijl de gedifferentieerde recyclagepercentages per materiaalsoort de reikwijdte van de herziening sterk te boven zou gaan. Ook pleit de industrie voor een vervaging van de afvalbeheershiërarchie. Het Europees Milieubureau (EEB) van zijn kant vroeg de opname in de richtlijn van een verplichting tot het stimuleren van hergebruiksystemen voor verpakkingen, waarvoor verschillende instrumenten zoals ecotaksen, statiegeldsystemen, minimum quota,…- toegelaten zouden worden. Het EEB vroeg tevens om specifieke hergebruikdoelstellingen op te nemen. De milieuorganisaties pleiten verder ook voor het optrekken van de recyclagedoelstelling voor het resterend kunststofafval. Een studie uitgevoerd door het Öko-institut in opdracht van het EEB toont aan dat de recyclage van kunststofafval wel degelijk milieuvriendelijker is dan de verbranding ervan met energierecuperatie. Dit terwijl praktijkvoorbeelden uit het buitenland (Duitsland) aantonen dat een veel hogere recyclagegraad wel degelijk realiseerbaar is. De Commissie heeft nu beslist nog een voorafgaande studie te laten uitvoeren naar de kosten en baten van de invoering van een doelstelling voor herbruikbare verpakkingen en het optrekken van de 6
DG ENV, 1999. Discussion Paper on the revision of the packaging and packaging waste directive 94/62/EC. 1/12/1999. 9
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
doelstellingen inzake recyclage. Nieuw is dat voor de eerste maal ook doelstellingen inzake hergebruik worden onderzocht. Een casestudy die een wegwerp PET drankverpakking vergelijkt met een wegwerp glazen verpakking, een hervulbare PET verpakking en een hervulbare glazen verpakking moet meer duidelijkheid verschaffen. De studie zal verder de kritische factoren voor recyclage onderzoeken waaronder de “technische en economische grenzen” voor recyclage, de afzetmarkt voor gerecycleerde producten en de maatschappelijke aanvaarding. Deze studie zal vermoedelijk pas rond december 2000 af zijn. Naar verwachting zal de herziening van de verpakkingsrichtlijn ten vroegste tegen juni 2002 voltooid worden. De huidige doelstellingen lopen af in juni 2001, zodat een verlenging met één jaar noodzakelijk zal zijn om een juridisch vacuüm te vermijden. In het laatste werkdocument7 van het Directoraat-generaal Leefmilieu van de Europese Commissie (DG ENV) worden concrete doelstellingen voor hergebruik voorgesteld: tenminste 20 % voor drankverpakkingen en 80 % voor transportverpakking (kratten, paletten, enz…). Om de vijf jaar zouden deze percentages aangepast moeten worden, aldus het voorstel. DG ENV dringt trouwens aan op een veel bredere herziening van de verpakkingsrichtlijn teneinde ook meer duidelijkheid te scheppen in de definities, de afvalbeheershiërarchie en de producentenverantwoordelijkheid. Tevens wil DG ENV stimuli inbouwen om statiegeldsystemen te bevorderen. 72(3$66,1* De vraag stelt zich nu in hoeverre een lidstaat binnen zijn grondgebied verdergaande maatregelen kan opleggen ten aanzien van het beheer van verpakkingen dan deze die opgelegd worden door de verpakkingrichtlijn. Deze vraag valt niet gemakkelijk beantwoorden. Eén en ander hangt af van het uiteindelijk resultaat van twee ingebrekestellingprocedures die tegen verdergaande nationale maatregelen werden opgestart. •
3URFHGXUHVWHJHQ'HHQVYHUERGRSZHJZHUSYHUSDNNLQJHQYRRUELHUHQIULVGUDQNHQ
In 1981 voerde Denemarken al een verplichting in voor producenten van bieren en frisdranken om deze dranken enkel op de markt te brengen in herbruikbare verpakkingen. Dit verbod op wegwerpverpakkingen voor bier en frisdranken werd toen door de Europese Commissie bekritiseerd. Na klachten vanwege de Commissie over het feit dat voor een deelname aan het enig Deens statiegeld-hervul systeem, een certificaat van het Deense nationaal bureau voor de milieubescherming noodzakelijk was, werd vanaf 1984 een uitzondering ingevoerd: kleine hoeveelheden mochten op de markt worden gebracht in niet goedgekeurde types verpakkingen, met uitzondering van metaalverpakkingen. De Commissie nam daar geen genoegen mee en startte een ingebrekestellingprocedure op tegen Denemarken wegens de schending van artikel 30 (nu art. 28) van het Gemeenschapsverdrag omtrent het vrije verkeer van goederen binnen de Unie. Het Europees Hof van Justitie besliste echter in 19898 dat het hergebruik-, statiegeld- annex terugnamesysteem in overeenstemming was met artikel 30 EG. Het systeem werd beschouwd als een dwingende vereiste die de toepassing van artikel 30 EG kan beperken. Nationale maatregelen van milieubescherming die het vrije verkeer van goederen belemmeren, zijn verantwoord, indien de maatregel in verhouding staat tot het beoogde doel (evenredigheid) én indien hetzelfde doel niet met minder handelsbelemmerende maatregelen bereikt kan worden9. Het is opvallend dat het Hof het opzetten van een systeem dat het hergebruik van verpakkingen beoogt te verzekeren, als doel stelde, en niet zozeer het hergebruik zelf. M.a.w. het Hof wou, bij gebrek aan een harmonisatierichtlijn, niet oordelen of hergebruik dan wel recyclage vooropgesteld moest worden10. In 1994 verschijnt de Verpakkingsrichtlijn. In 1996 informeert Denemarken de Europese Commissie over het feit dat het hergebruiksysteem zou blijven bestaan, inclusief de ban op metaalverpakkingen.
7
DG ENV – Waste Management Unit, 2000. Working document on the revision of the packaging directive 94/62/EC. Explanatory elements for an orientation debate. 15/9/2000. 8 Europese Commissie tegen Denemarken, HvJ 302/86 (1989). 9 Voor de volledigheid dient wel opgemerkt dat de Deense verplichting om enkel de door de Deense overheid goedgekeurde types van flessen te gebruiken, wél onevenredig geacht werd. 10 Lavrysen, (L.), 1DWLRQDOH EHOHLGVUXLPWH ELM GH RP]HWWLQJ YDQ (XURSHVH PLOLHXULFKWOLMQHQ LQ]DNH SURGXFWQRUPHQGent, Centrum voor Milieurecht, UG, p. 13. 10
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
De Commissie kon hiermee niet akkoord gaan. Niet het hergebruik bleek voor haar van belang, wel het feit dat het technisch mogelijk moet zijn om verpakkingsafval te recycleren. In antwoord op de Commissie liet Denmarken een levenscyclusanalyse uitvoeren, die moest aantonen dat hervulbare flessen veruit de meest milieuvriendelijke optie zijn. Dat kon de Commissie echter niet overtuigen. In juni 1998 versterkte de Commissie haar visie in een tweede ingebrekestelling waarin zij stelde geen significante verschillen te merken in de milieu-impact van de geëvalueerde verpakkingssystemen voor frisdranken. Bovendien meende de Commissie dat zowel de aluminium, glazen en kunststof verpakkingen voor bier en frisdrank kunnen beantwoorden aan de verplichtingen van de Europese verpakkingrichtlijn. De ingebrekestellingprocedure is momenteel nog steeds lopende en zal vermoedelijk door het Europees Hof van Justitie worden beslecht. Denemarken bereidt momenteel een alternatieve wetgeving11 voor die een dermate hoge materiaaltaks voor aluminium blikjes oplegt dat het feitelijk verbod kan gehandhaafd blijven, zonder formeel in gebreke te zijn met de Europese wetgeving. •
,QJHEUHNHVWHOOLQJSURFHGXUHWHJHQ'XLWVHYHUSDNNLQJVYHURUGHQLQJ
De huidige Duitse wetgeving inzake het beheer van verpakking en verpakkingsafval werd in 1991 ingevoerd door middel van de zogenaamde 9HUSDFNXQJVYHURUGQXQJ. Deze verordening maakte de producenten en distributeurs verantwoordelijk voor de verwijdering van de verpakking in de eindfase. Met betrekking tot de verkoopsverpakkingen werden ambitieuze doelstellingen ingevoerd voor hergebruik en recyclage. Zo moesten tegen begin 1999 75% van de glazen verpakkingen, 70% van de metalen verpakkingen, 70% van de papier/karton verpakkingen en 60% van de laminaatverpakkingen worden gerecycleerd of hergebruikt. Van de kunststofverpakkingen moet 60% gerecycleerd worden. Bovendien moet voor de verpakking van bier, mineraal water, fruitsap en wijn het aandeel hervulbare flessen op minstens 72% blijven. Het minimum quotum voor melk in hervulbare flessen of polyethyleen zakken bedraagt 20%. Individuele verpakkingsverantwoordelijken kunnen hun recyclageverplichtingen "overdragen" aan het Duales System Deutschland (DSD) die - naar analogie van de FOST-Plus constructie bij ons - voor hun rekening de inzameling en recyclage organiseert. In 1995 startte de Commissie een ingebrekestellingprocedure tegen Duitsland. Ook hier achtte de Commissie de quota voor hervulbare flessen in strijd met artikel 30 (vrij verkeer van goederen binnen interne markt) van het gemeenschapsverdrag. In hun antwoord van april 1996, verdedigde de Duitse regering het quotasysteem als zijnde in overeenstemming met het Gemeenschapsverdrag. Duitsland vond het systeem vanuit milieuoogpunt gerechtvaardigd. Om de superioriteit op milieuvlak van hervulbare flessen te bewijzen, werd een levenscyclusanalyse, uitgevoerd door het Duitse ministerie voor leefmilieu, toegevoegd. In de zomer van 1998 trachtte de Commissie met Duitsland tot een vergelijk te komen. De Commissie suggereerde dat het quotasysteem overeind kon blijven op voorwaarde dat dranken die wettelijk verplicht afgevuld moeten worden op de plaats van productie vrijgesteld zouden worden. Dit zou betrekking hebben op mineraalwaters, die juist de grootste bijdrage leveren tot het bereiken van het 72% quotum (momenteel wordt ongeveer 90% van alle mineraalwater in Duitsland verkocht in hervulbare flessen). Om die reden werd het aanbod van de Commissie door het Duits milieuministerie niet aanvaard. In oktober 1998 besliste de Commissie dan de ingebrekestellingprocedure tegen Duitsland verder te zetten. $1'(5((8523(6(/$1'(1 Naast het gecontesteerd Duits quotumsysteem dat een minimumaandeel hervulbare verpakkingen oplegt voor op de markt gebracht bier, mineraal water, fruitsap en wijnen het Deens verbod op wegwerpverpakkingen voor bier en frisdranken bestaan er tal van andere instrumenten om hervulbare verpakkingen te stimuleren, die juridisch niet (kunnen) aangevochten worden. Zo bestaat ook in Denemarken een taks op alle primaire verpakkingen (niet enkel drankverpakkingen). In Oostenrijk 11 12
ENDS Daily, 17/08/2000 'HQPDUNWRWD[SDFNDJLQJE\JUHHQLPSDFWV Deze wetgeving werd in 1998 geammendeerd. 11
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
moet een minimum aandeel van de drankverpakking respectievelijk worden hergebruikt, gerecycleerd en gerecupereerd door verbranding. In Finland is er een taks op wegwerpverpakkingen voor dranken en ook in Noorwegen is er een ecotaks op drankverpakkingen. In Portugal is er een verplichting voor het aanbieden van hervulbare drankverpakkingen voor handelaars. Onderstaande tabel13 geeft een overzicht van de economische instrumenten die met betrekking tot verpakkingen ingezet worden in verschillende Europese lidstaten: Duitsland
Verpakkingen Dranken, onderhoudsproducten, niet-herbruikbare Verven Wegwerpbaar vaatwerk Oostenrijk Verpakkingen Herbruikbare PET-flessen van meer dan 5 liter Denemarken Bieren en limonades Niet-herbruikbare zakken Drankverpakkingen Finland Bieren, limonades en minerale waters Frankrijk Italië Nederland Noorwegen
Verpakkingen Zakken met lagen en polyethyleen Plastic one-wayfles (spuitwaters en limonades) Drankverpakkingen
Zweden
Herbruikbare PET-flessen Aluminium blikjes
Heffingen per DSD-materiaal Statiegeld Plaatselijke taksen Heffingen per ARA-materiaal Statiegeld Verplicht statiegeld Taksen Taksen Taksen (behalve systeem terugname en/of statiegeld Heffingen ecoverpakkingen Taksen Statiegeld Taksen (behalve systeem terugname voor bieren limonades) Statiegeld Statiegeld
met
met en
De resultaten van het stimulerend beleid in deze landen ten aanzien van hervulbare verpakkingen liegen er niet om. Zo lezen we in een verslag van de Europese Commissie aan de Raad en het Europees Parlement het volgende14: “:DQQHHU ZH NLMNHQ QDDU GH EHVFKLNEDUH FLMIHUV RYHU KHW KHUJHEUXLN YDQ YHUSDNNLQJVPDWHULDDO LQ GH OLGVWDWHQ NXQQHQ GH YROJHQGH FRQFOXVLHV ZRUGHQ JHWURNNHQ *HPLGGHOG ZRUGW LQ GH (8 RQJHYHHU HHQ GHUGH YDQ GH YHUSDNNLQJHQ YRRU IULVGUDQN PLQHUDDOZDWHUHQZLMQKHUJHEUXLNW+HUJHEUXLNV\VWHPHQ]LMQHFKWHULQGHQRRUGHOLMNHOLGVWDWHQRSYHHO JURWHUHVFKDDOEHVFKLNEDDUGDQLQGH]XLGHOLMNHOLGVWDWHQ%LMKHWKHUJHEUXLNYDQYHUSDNNLQJVPDWHULDOHQ JDDW KHW YRRUDO RP JODV DOOH GUDQNHQ HQ 3(7 PLQHUDDOZDWHU HQ IULVGUDQNHQ 'H KRRJVWH SHUFHQWDJHV YRRU KHUJHEUXLN ZRUGHQ JHKDDOG LQ GH VHFWRU PLQHUDDOZDWHU LQ 'HQHPDUNHQ )LQODQG 2RVWHQULMN'XLWVODQGHQ=ZHGHQZDDUKHWKHUJHEUXLNLQGHEXXUWNRPWYDQRI]HOIVKRJHUOLJWGDQ YDQ KHW JHERWWHOGH YROXPH JODV HQ 3(7 ,Q GH DQGHUH OLGVWDWHQ OLJW KHW KHUJHEUXLNSHUFHQWDJH GDDUHQWHJHQ HUJ ODDJ 2RVWHQULMN HQ )LQODQG KDOHQ HHQ KHHO KRRJ KHUJHEUXLNSHUFHQWDJH LQ GH ZLMQVHFWRU PDDU RRN =ZHGHQ HQ 3RUWXJDO KDOHQ LQ GH]H VHFWRU HHQ EHKRRUOLMN KRRJ KHUJHEUXLNSHUFHQWDJH YDQ PHHU GDQ ,Q GH IULVGUDQNVHFWRU ZRUGW LQ 2RVWHQULMN 'XLWVODQG =ZHGHQ )LQODQG HQ 3RUWXJDO HHQ GHUGH WRW WZHH GHUGH YDQ GH JOD]HQ YHUSDNNLQJHQ KHUJHEUXLNW 'HQHPDUNHQ NRPW ERYHQ GH WHUZLMO KHW KHUJHEUXLN LQ GH DQGHUH ODQGHQ ZDDUYRRU JHJHYHQV EHVFKLNEDDU]LMQQLHWKRJHUGDQ±OLJW)LQODQGHQ=ZHGHQKDOHQRRNYRRUIULVGUDQNLQ3(7 YHUSDNNLQJHHQDDQ]LHQOLMNKHUJHEUXLNSHUFHQWDJH.”
13
Brussels Instituut voor Milieubeheer (BIM), bijdrage aan studienamiddag preventie, IVC, Brussel, 22 september 2000 14
Europese Commissie, “9HUVODJ YDQ GH &RPPLVVLH DDQ GH 5DDG HQ KHW (XURSHHV 3DUOHPHQW ± 7XVVHQWLMGV YHUVODJ RYHUHHQNRPVWLJ DUWLNHO OLG RQGHU D YDQ 5LFKWOLMQ (* EHWUHIIHQGH YHUSDNNLQJHQYHUSDNNLQJVDIYDO”, COM (1999) 596 definitief, Brussel, 19/11/1999. 12
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
(8523((61,9($8%(6/8,7 Het opzetten van een nationaal, regionaal of lokaal afvalbeleid dat verder gaat dan wat door het Europees milieubeleid wordt opgelegd, kan door de Europese Commissie of het Europees Hof van Justitie worden gedwarsboomd als zijnde strijdig met het vrij verkeer van goederen binnen de interne markt. Eén en ander hangt ook af van de jurisprudentie die zal voortvloeien uit een aantal ingebrekestellingprocedures die momenteel lopen tegen vedergaande nationale verpakkingswetgevingen. Van belang is ook de manier waarop het artikel 95 (ex Art. 100a) juridisch geïnterpreteerd wordt. De lopende herziening van de Europese verpakkingsrichtlijn kan eventueel meer klaarheid scheppen indien een wijziging van de richtlijn een duidelijk kader zou aangeven met beleidsinstrumenten die lidstaten kunnen inzetten om bijvoorbeeld hergebruik te stimuleren. Problemen met Europa kunnen zich vooral voordoen indien een lidstaat een verdergaande productnormering (productquota, verbod op bepaalde producten,…) instelt. Juist ten aanzien van productnormen wordt veel belang gehecht aan uniformiteit en harmonisatie. Producten zijn immers vrij transporteerbaar binnen Europa. Het inzetten van sociale (vb. convenanten) of financiële (ecotaksen of subsidies) beleidsinstrumenten, is moeilijker door Europa aan te vechten. Zo werd bijvoorbeeld de Finse ecotaks (die resulteerde in een aandeel van 95% hervulbare flessen) niet door de Europese Commissie gecontesteerd.
%HOJLsIHGHUDDOQLYHDX 2.2.1 Ecotakswetgeving Van de staatshervorming 1993 werd gebruik gemaakt om enkele milieutaksen – in beginsel althans in te voeren. De samenhang met de staatshervorming is ook het gevolg van de beslissing om de milieutaksen in te stellen als "gewestelijke belastingen”, die op federaal vlak worden ingesteld en waarvan de netto-opbrengst aan de gewesten wordt toegekend in functie van het bevolkingscijfer. De gewesten hebben zich ertoe verbonden om de eventuele opbrengst aan te wenden voor extra taken op milieugebied15. Het Boek III "Milieutaksen" van de federale wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur (B.S. 20.07.1993) voorzag in de invoering van een ecotaks op bepaalde wegwerp drankverpakkingen. De milieutaks wordt in de wet omschreven als een taks die gelijkgesteld is met accijnzen welke wordt geheven op een in het verbruik gebracht product, wegens de schade die het aan het milieu geacht wordt toe te kennen (DUW) Het voornaamste kenmerk van de milieutaks is dat het een stimuleringsinstrument is16. Het basismechanisme bestaat erin de relatieve prijzen te wijzigen om verbruikers en producenten ertoe aan te zetten hun economische keuzes te heroriënteren17. Het doel bestaat erin de gedragspatronen van de producenten en van de consumenten te wijzigen en milieuvriendelijker te maken, waarbij het bedrag van de taks moet volstaan om het gebruik of verbruik van milieubelastende producten aanzienlijk te verminderen en/of om de productie en verbruikspatronen om te buigen naar producten die aanvaardbaar zijn op het gebied van het milieu en inzake het behoud van de natuurlijke hulpbronnen18. De wet van 16 juli 1993 werd echter gewijzigd door de wet van 7 maart 1996 (B.S. 30.03.1996) die de belastingplichtigen (producenten en invoerders van wegwerpverpakkingen) van ecotaks vrijstelde indien voor de verschillende verpakkingsmaterialen bepaalde in de tijd toenemende 15
DE PUE, E, LAVRYSEN, L., STRYCKERS, P., Milieuzakboekje 1999. Leidraad voor de milieuwetgeving in Vlaanderen. Kluwer Rechtswetenschappen België, 13e herwerkte editie 1999-2000. 16 Gedr. St. Kamer 897/17-92/93; Verslag van de Commissie voor de Financiën, blz. 7 en 15, punt 6.2. 17 Gedr. St. Kamer 897/17-92/93; Verslag van de Commissie voor de Financiën, blz. 7. 18 Gedr. St. Kamer 897/1-92/93, Toelichting, blz. 73. 13
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
recyclagedoelstellingen werden behaald. Hierdoor kwam de nadruk volledig te liggen op de inzameling van materialen voor recyclage in plaats van op het hergebruik dat meer past in de geest van de Wet. In 1997 werden nog enkele kleine aanpassingen doorgevoerd. De bepalingen in de ecotakswet met betrekking tot drankverpakkingen worden hieronder weergegeven (Hoofdstuk II, art. 370 - 373). $UWLNHOgeeft een opsomming van wat als dranken beschouwd moeten worden. $UWLNHO bepaalt dat op alle drankverpakkingen, per verpakking een milieutaks van 15 BEF geheven wordt. Drankverpakkingen hoofdzakelijk vervaardigd uit hout, aardewerk, porselein of kristal worden sinds november 1997 van de milieutaks vrijgesteld19. $UWLNHO Voorwaarden om vrijgesteld te worden van deze milieutaks zijn: •
• •
De natuurlijke of rechtspersoon die dranken in aan milieutaks onderworpen verpakkingen op de markt brengt moet het bewijs leveren dat de verpakking herbruikbaar is. Dit wil zeggen dat ze minstens zevenmaal opnieuw gevuld kan worden en dat de verpakkingen die via het statiegeldsysteem werden teruggenomen inderdaad ook opnieuw gebruikt worden. Er moet statiegeld vastgesteld worden (minimum 7 BEF voor verpakkingen van meer dan 50 cl en 3,5 BEF voor verpakkingen van minder dan of gelijk aan 50 cl) Op de verpakking moet een duidelijk zichtbaar kenteken voorkomen dat duidelijk maakt dat het om een herbruikbare verpakking gaat.
$UWLNHO Wanneer de verpakking niet voldoet aan deze voorwaarden kan ze, voor een gegeven kalenderjaar, toch genieten van een vrijstelling van de milieutaks wanneer aan twee voorwaarden voldaan wordt: •
Met betrekking tot de FDWHJRULHsQ GUDQNHQ: te bereiken hergebruikpercentages (d.i. gewichtspercentage in hergebruikverpakking ten opzichte van de totale hoeveelheid op de markt gebrachte drank per categorie). Het hergebruikpercentage dat in 1998 moet bereikt worden om te genieten van de vrijstelling van de milieutaks is 60% voor spuitwater en cola en 95% voor bier. Voor de verpakkingen van andere limonades is een meer ingewikkelde berekening uitgewerkt van de te behalen hergebruikpercentages.
•
Met betrekking tot PDWHULDOHQ: te bereiken recyclagepercentages voor de resterende wegwerpverpakkingen (d.i. gewichtspercentage gerecycleerde verpakkingen ten opzichte van de totale hoeveelheid op de markt gebrachte eenmalige verpakkingen). Voor de niet-hergebruikte verpakkingen die in het verbruik worden gebracht moeten recyclagepercentages van 80% voor glas, 70% voor plastic en 80% voor metaal bereikt worden. Die tweede voorwaarde kan op twee manieren ingevuld worden: ofwel organiseert de belastingplichtige de inzameling en recyclage zelf, ofwel moet de belastingplichtige aangesloten zijn bij een door de Gewesten erkende organisatie die zelf aan die voorwaarden voldoet.
29(5*$1*6%(3$/,1* Door de wet van 7 maart 199620 tot wijziging van de ecotakswet is er met betrekking tot art. 373 een overgangsbepaling (art. 373, §4) ingebouwd. Tot en met 2000 wordt enkel een recyclageverplichting opgelegd, en dit voor vier verschillende materiaalsoorten. De verplichte hergebruikpercentages treden dus pas vanaf 1 januari 2001 in werking.
glas metalen synthetische materialen
1996 55 40 20
1997 62 47,5 30
1998 67 58 43
1999 73 64 56
2000 80 80 70
19
VERHOOSEL, G., Recente ontwikkelingen in wetgeving en rechtspraak inzake ecotaks: En de boer hij ploegde voort. In: Milieu- en energierecht, 98-1, januari 1998, blz. 23-32. 20 B.S. 30.03.96 14
llll l l l l l l l l l l l l l l l
drankkartons
l
l
l
20
l
l
l
30
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
43
56
70
Deze overgangsbepaling werd o.m. ingevoerd omdat er geen eenduidige berekeningswijze opgesteld is die moet toelaten om de hergebruikpercentages te berekenen en te evalueren. Wanneer de belastingplichtige de doelstellingen inzake recyclage niet realiseert, verliest hij de vrijstelling van milieutaks en wordt hem een administratieve boete opgelegd van ten minste 100.000 F. Voor de handhaving van de wet moeten de gewesten jaarlijks per materiaalsoort de gerealiseerde recyclagepercentages mededelen aan de administratie Douane en Accijnzen van het Ministerie van Financiën (art.373§4). In 1996 bleken de recyclagedoelstellingen gehaald. Voor 1997 en 1998 werden evenwel geen gegevens door de Gewesten overgemaakt. In de wet is echter geen termijn vermeld voor het overmaken van deze gegevens aan Douane en Accijnzen. Het is onduidelijk wat de administratie kan ondernemen bij ontstentenis van deze cijfers. Op basis van gegevens uit het Jaarverslag 1998 van FOST-Plus, kan wel worden afgeleid dat de recyclagedoelstelling voor 1998 op zijn minst voor drankkartons niet gehaald werd, zodat deze verpakkingen in principe sinds 1999 aan een ecotaks hadden moeten onderworpen zijn. In plaats van de vereiste 43% werd slechts 38,3% gerecycleerd (FOST-Plus, 1999). In 1999 verbeterde het cijfer, maar de vereiste 56 % werd nog steeds net niet gehaald (54 %) (FOST-Plus, 2000). De overgangsbepaling loopt tot 31 december 2000. Als er geen wetswijzigingen doorgevoerd worden vervalt op 31 december deze §4 en valt men terug op artikel 373, §1 en §2 (zie hoger)! Dit betekent dat dranken in wegwerpverpakkingen slechts vrijstelling genieten als naast een vrij hoog recyclagepercentage, de drankcategorie waar men onder valt ook voor een bepaald minimumpercentage in hervulbare verpakkingen wordt aangeboden. Het is echter wel opvallend dat voor de verpakkingen van wijn en melk geen hergebruikpercentages zijn opgenomen, maar dat dit enkel gebeurd is voor spuitwater, cola, bier en limonades (art. 373, §1). Er zijn nu echter plannen om de wet opnieuw te wijzigen en de taks weer uit te stellen. Daarvoor worden nu vooral door de liberale partijen argumenten gezocht in het Lambermont-akkoord dat tijdens de ministerraad van 17 oktober 2000 werd gesloten. In dat akkoord werd besloten de financieringswet te herzien zodat de gewesten voor een groot stuk fiscale autonomie kunnen opbouwen en zelf belastingen kunnen heffen. Er werd onder meer besloten de zogenaamde gewestelijke belastingen te regionaliseren. Gewestelijke belastingen zijn onder meer het kijk- en luistergeld en de verkeersbelasting. Zij worden federaal geïnd, maar de opbrengst ervan vloeit terug naar de gewesten. Volgens de bijzondere financieringswet van 16 januari 1989 moeten ook « milieutaksen » tot de gewestelijke belastingen gerekend worden. Afgesproken werd dat de regionalisering van de gewestbelastingen zou gebeuren via een bijzondere wet die in werking zal treden op 1 januari 2002. Sommigen pleiten om die reden voor een verlenging van de in de wet voor drankverpakkingen ingebouwde “overgangsperiode” met één jaar. $55(67(19$1+(7$5%,75$*(+2),19(5%$1'0(7'((&27$.6:(7*(9,1* Het Arbitragehof heeft reeds een tiental arresten geveld over de milieutaksen. over milieutaksen te vinden. De belangrijkste hiervan zijn de arresten met de nummers van 3/95 t/m 10/95 dewelke allemaal dateren van 2 februari 1995. De verschillende arresten behandelen de volgende onderwerpen: wegwerpfototoestellen, bestrijdingsmiddelen, wegwerpscheerapparaten, papier en karton, drankverpakkingen (3x) en batterijen. De drie arresten met betrekking tot drankverpakking handelden over PVC-verpakkingen (7/95), de datum van inwerkingtreding van de ecotakswet voor bepaalde soorten drankverpakkingen (9/95) en de tarieven voor verschillende volumes verpakking (10/95). In het arrest 7/95 wordt het discriminatoire karakter van de ecotakswet aangevochten. De PVCdrankverpakkingen werden eerder aan de wet onderworpen dan andere drankverpakkingen. Het Hof oordeelde echter dat de keuze om bepaalde drankverpakkingen aan de milieutaks te onderwerpen en 21
TIJDSCHRIFT VOOR MILIEURECHT (TMR), vierde jaargang, mei-juni 1995/3, blz. 209-250. 15
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
andere nog niet, niet discriminatoir is. Het hof oordeelde ook dat het gelijkheidsbeginsel niet geschonden werd. Alle PVC-producerende bedrijven (zowel binnen- als buitenlandse) werden hierdoor getroffen. In het arrest 10/95 sprak het Hof zich uit voor een gediversifieerde taksering van drankverpakkingen afhankelijk van hun volume. De verzoekende partijen meenden, ten onrechte, dat de kleinere verpakkingen het voorwerp zijn van discriminatie omdat zij overdreven zwaar zouden worden belast in het licht van het criterium van volume. Het Hof oordeelde dat de wetgever in het algemeen beoogd heeft om alle wegwerpverpakkingen te elimineren en vermits de kleinere verpakkingen verhoudingsgewijs zwaarder worden belast, zal de consument eerder geneigd zijn grotere verpakkingen te kopen, welke minder schade veroorzaken aan het milieu.
2.2.2 De Kaderwet inzake ecologische productnormering In het hoofdstuk “Duurzame ontwikkeling en leefmilieu” van het federale regeringsprogramma 19951999 werd aangekondigd dat de Regering “een actief milieugericht productbeleid” zal voeren “ter aanmoediging van duurzame productie- en consumptiewijzen”. Meer in het bijzonder is er sprake van “beperking van milieuonvriendelijke producten” door het gebruik van verschillende beleidsinstrumenten (waaronder de wetgeving inzake productnormen). De Wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid is daarvoor een essentieel instrument (Kaderwet inzake ecologische productnormering, WEP). Hoofdstuk V van de WEP behandelt de verpakkingsproblematiek. Hiermee wou de federale overheid eindelijk (bijna 2,5 jaar na het verstrijken van de deadline) tegemoet komen aan haar verantwoordelijkheid inzake de omzetting van de Europese Verpakkingsrichtlijn, m.n. voor wat betreft het gedeelte over de productnormen voor verpakkingen22. Artikel 10 bepaalt dat het op de markt brengen van producten in verpakkingen die niet herbruikbaar zijn, noch vatbaar voor nuttige toepassing, verboden zijn. Dit artikel treedt echter pas in werking zodra per KB een datum van inwerkingtreding wordt vastgelegd. Artikel 11 tot 14 van de WEP beschrijven de essentiële eisen waaraan verpakkingen moeten voldoen. Deze zijn grotendeels overgenomen uit de Verpakkingsrichtlijn (zie eerder). Een bijkomende vereiste is de “VWDQGVWLOO”-verplichting uit Art. 11, §2: “2QYHUPLQGHUGGHEHSDOLQJHQYDQLVppQLHGHUGLHLQ QLHWKHUEUXLNEDUHYHUSDNNLQJHQYHUSDNWHSURGXFWHQRSGHPDUNWEUHQJWYHUSOLFKWHUYRRUWH]RUJHQGDW YRRU HHQ ]HOIGH YHUSDNNLQJVPDWHULDDO GH YHUKRXGLQJ WXVVHQ KHW JHZLFKW YDQ GH YHUSDNNLQJ HQ KHW JHZLFKW YDQ KHW SURGXFW GDW LQ GH]H YHUSDNNLQJ RS GH PDUNW ZRUGW JHEUDFKW QLHW WRHQHHPW WHQ RS]LFKWHYDQGHYHUKRXGLQJGLHEHVWRQGRSGHGDWXPYDQLQZHUNLQJWUHGLQJYDQGH]HZHW´ Via KB kunnen wel afwijkingen toegestaan worden op dit VWDQGVWLOO principe. Via deze Wet Ecologische Productnormering wordt er een wettelijk kader gecreëerd voor de federale overheid om een preventieve koers te varen in het milieubeleid. De wet wil, zo zegt zij zelf, productnormen vaststellen ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid en een duurzaam productie- en consumptiepatroon bevorderen. Doordat de W.E.P. een kaderwet is bevat hij een aantal principes die op 2 manieren concreet kunnen ingevuld worden, hetzij per KB, hetzij aan de hand van een sectorale overeenkomst tussen overheid en industrie.
22
Het gedeelte dat betrekking heeft op het beheer van verpakkingsafval is een gewestelijke bevoegdheid, die zich van die taak gekweten hebben via het Interregionale Samenwerkingsakkoord van 30 mei 1996 (zie verder). 16
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
*HZHVWHOLMNQLYHDX 2.3.1 Het interregionaal samenwerkingsakkoord over verpakkingsafval en het Vlaams verpakkingsdecreet ,1/(,',1* De verplichtingen opgelegd door de Europese Verpakkingsrichtlijn werden in ons land omgezet door het Interregionaal samenwerkingsakkoord met betrekking tot verpakkingsafval. Het doel van dit samenwerkingsakkoord is o.a.: • • •
het voorkomen en het verminderen van de productie of van de schadelijkheid van verpakkingsafval het waarborgen dat het aandeel van de herbruikbare verpakkingen voor dezelfde goederen die in de handel zijn gebracht, niet vermindert in vergelijking tot het voorgaande jaar het bevorderen van het hergebruik en het bevorderen en zo nodig opleggen van de nuttige toepassing.
Dit samenwerkingsakkoord werd in Vlaamse wetgeving omgezet door het Vlaams decreet van 21/1/1997 tot goedkeuring van het samenwerkingsakkoord betreffende de preventie en beheer van verpakkingsafval (B.S. 05.03.1997). Op 13 juli 1996 hebben de Belgische autoriteiten in het kader van de procedure van Richtlijn 83/189/EG van de Raad een ontwerp van samenwerkingsovereenkomst inzake preventie en beheer van verpakkingsafval (notificatie 96/240/B) aangemeld. In dit samenwerkingsakkoord zijn de door België aangemelde maatregelen verdergaand dan in artikel 6, lid 1, onder b) van Richtlijn 94/62/EG vastgelegde taakstellingen inzake terugwinning en recycling. Om te zorgen voor de samenhang tussen de verschillende, door de lidstaten gekozen, strategieën wordt door artikel 6, lid 6 van de Richtlijn een controleprocedure ingevoerd. Hiermee wil men verhinderen dat de taakstellingen ingevoerd door de ene lidstaat de naleving van de richtlijn door een andere lidstaat bemoeilijken of verstoringen van de interne markt veroorzaken (zie eerder). Op grond van die procedure dient de Commissie van de Europese Gemeenschappen deze voorgestelde maatregelen na een passende controle te verwerpen of te bevestigen. Binnen het samenwerkingsakkoord werd voor 1998 een 45% recycling en 70% terugwinningdoelstelling23 opgelegd. Voor 1999 werd dit opgetrokken tot 50% recycling en 80% terugwinning. De Verpakkingsrichtlijn vereist minimum 25 % en maximum 45 % recyclage en 50 % 65 % terugwinning. De Commissie concludeerde op 15 september 1999 dat: “LQ KHW OLFKW YDQ GH GRRU %HOJLs YHUVWUHNWH LQIRUPDWLHHQKHWUHVXOWDDWYDQKHWRYHUOHJPHWGH/LGVWDWHQGDWGHGRRU%HOJLsRYHUHHQNRPVWLJDUWLNHO OLGYDQ5LFKWOLMQ(*DDQJHPHOGHPDDWUHJHOHQPRHWHQZRUGHQEHYHVWLJG”. 7(58*1$0(3/,&+7 Artikel 6 van het samenwerkingsakkoord bepaalt dat elke verpakkingsverantwoordelijke onderworpen is aan de terugnameplicht, die de verpakkingsverantwoordelijke in staat moet stellen om aan bepaalde quota voor recyclage en nuttige toepassing te voldoen (1999: recyclage 50%; nuttige toepassing 80%). Daarenboven dient voor elke soort van verpakkingsmateriaal een recyclagepercentage van minimaal 15% te worden bereikt. Artikel 36 bepaalt nog dat kleinhandelaars die verpakkingsverantwoordelijke zijn, slechts onderworpen zijn aan deze terugnameplicht en de informatieverplichting (art. 17 verpakkingsdecreet) drie jaar na de inwerkingtreding van het samenwerkingsakkoord, dus in principe op 5 maart 2000.
23
Het percentage van de totale nuttige toepassing is de som van de bereikte percentages van recyclage, organische recyclage en terugwinning van energie. 17
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
Om aan deze terugnameplicht te voldoen kan de verpakkingsverantwoordelijke zelf zijn plicht vervullen of een overeenkomst afsluiten met een rechtspersoon van publiek- of privaatrecht of een erkend organisme belasten met de uitvoering van de terugnameplicht. In de praktijk werd bijvoorbeeld vanuit de privé-sector FOST-Plus opgericht om aan deze terugnameplicht te voldoen. FOST-Plus promoot, coördineert en financiert de selectieve inzameling van huishoudelijk verpakkingsafval en staat in voor de recyclage of de nuttige toepassing van de ingezamelde verpakkingen. Er worden drie groepen ingezameld: flessen en bokalen in glas, papierkarton en PMD. FOST-Plus staat onder controle van het Interregionaal Verpakkingscomité (IVC). %(*5,33(1.$'(5 Een probleem dat bij dit samenwerkingsakkoord kan rijzen, is de definiëring van de begrippen recyclage, hergebruik, nuttige toepassing.... Het komt erop neer dat wanneer verschillende concepten of begrippen expliciet gedefinieerd worden, één concept een ander niet mag overlappen tenzij de wetgever dit uitdrukkelijk bepaalt. In de Europese richtlijn wordt het begrip “preventie” afzonderlijk bepaald en dus mogen andere afzonderlijk bepaalde begrippen zoals “hergebruik” en “recyclage” niet als preventie beschouwd worden. Als deze theorie de weerspiegeling is van de mening van de Europese wetgever dan komt het preventieplan van het samenwerkingsakkoord op de helling te staan want het beschouwt recyclage en hergebruik als preventiemaatregelen. In de “Waste Management Strategy” mededeling van 30 juni 1996 worden hergebruik en recyclage vermeld onder de hoofding “preventie” waardoor bovenstaande theorie ook hier niet gevolgd wordt. ,17(55(*,21$/(9(53$..,1*6&200,66,(,9& Deze wordt door de 3 Gewesten opgericht als een gemeenschappelijke instelling die rechtspersoonlijkheid heeft. Ze wordt belast met taken van bestuur, toezicht en advies in het kader van het samenwerkingsakkoord. +$1'+$9,1* Het toezicht op dit verpakkingsdecreet wordt uitgeoefend door de leden van het permanent secretariaat van de Interregionale Verpakkingscommissie en door de ambtenaren van elke bevoegde gewestelijke administratie (OVAM voor het Vlaamse Gewest) onverminderd de bevoegdheden van de officieren van de gerechtelijke politie. In het decreet bestaan naast 2 administratieve sancties (schorsing en intrekking van de erkenning en administratieve geldboete) ook de klassieke strafbepalingen (gevangenisstraf en geldboete). Deze laatste kunnen enkel door de strafrechter uitgesproken worden. 9(53$..,1*6'(&5((7%(6/8,7 Het uiteindelijke doel van het verpakkingsdecreet is het kwantitatief doen dalen van het afval om zo te kunnen voldoen aan de Europese verpakkingsrichtlijn. Een belangrijk instrument dat door dit decreet ingevoerd wordt, is de terugnameplicht. De opgelegde percentages voor nuttige toepassing en recyclage kennen een stijging in het decreet waardoor het te storten en te verbranden afval moet afnemen. De terugnameplicht is ook een goede stimulans voor de verpakkingsverantwoordelijke omdat hij de kosten van de terugnameplicht kan beperken door de hoeveelheid verpakkingsafval te beperken.
2.3.2 De erkenning van FOST-Plus als erkende afvalbeheersorganisatie Op 23 december 1998 verlengde de Interregionale Verpakkingscommissie (IVC) de proeferkenning van FOST-Plus voor vijf jaar24. De erkenning kadert in het intergewestelijk samenwerkingsakkoord rond het beheer van verpakkingsafval waarmee de drie gewesten in ons land invulling proberen te geven aan de Europese richtlijn rond verpakkingsafval (zie hoger). FOST-Plus heeft deze erkenning
24
Besluit van de Interregionale Verpakkingscommissie tot erkenning van de vereniging zonder winstoogmerk FOST-Plus, Martinus V-straat 40, 1200 Brussel, als organisme voor verpakkingsafval; B.S.: 27 maart 1999, blz. 10048-10063. 18
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
nodig om in de plaats van de bedrijven die verpakkingen op de markt brengen de verplichtingen uit te voeren inzake terugname en recyclage. De erkenningvoorwaarden werden - ten opzichte van de voorlopige erkenning waarover FOST-Plus reeds beschikte - op verschillende punten drastisch bijgestuurd. Zo werd de ophaling van papier en karton tot voor kort voor de helft gefinancierd door FOST-Plus. In de nieuwe erkenningvoorwaarden, die in werking traden vanaf januari 1999, wordt dat beperkt tot 25%25. In de nieuwe erkenning worden gemeenten ook mee verantwoordelijk gesteld voor een te hoge verontreinigingsgraad van het PMDafval, die nochtans het gevolg is van de complexe scheidingsregels die FOST-Plus zelf oplegt. Die verpakkingen die trouwens niet met de blauwe zak van FOST-Plus mee genomen mogen worden, worden nog steeds op kosten van de gemeenschap ingezameld en verwerkt. FOST-Plus draait slechts op voor (een deel van) de verpakkingen die selectief worden ingezameld en gerecycleerd (tot de recyclagedoelstellingen zijn bereikt). Van een volledige producentenverantwoordelijkheid waarbij de volledige kost van de inzameling, ook van het deel dat met het restvuil meegaat, ten laste van de producent valt, is dus geen sprake. Tenslotte worden ook de mogelijkheden voor intercommunales om een ander - beter op preventie afgestemd - inzamelbeleid op te zetten, beknot. Zo mogen intercommunales wel de standaardkostprijs voor een blauwe zak (5 BEF) verhogen, maar moeten de extra inkomsten die dat met zich meebrengt in mindering worden gebracht van de vergoedingen van FOST-Plus aan de intercommunales.
2.3.3 Het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001 :(77(/,-..$'(5 Lidstaten van de Europese Unie zijn verplicht een plan op te stellen inzake het beheer van afvalstoffen op grond van Richtlijn 75/442/EEG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 91/456/EEG. Met het opstellen van dit Uitvoeringsplan voldoet België voor het gewest Vlaanderen aan deze verplichting voor de verwijdering van huishoudelijk en vergelijkbaar bedrijfsafval. De procedure voor de totstandkoming van het Uitvoeringsplan is vastgesteld in de artikelen 35 en 36 van het decreet van 2 juli 1981, gewijzigd bij decreet van 20 april 1994. Het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen (UHA) geeft een vervolg aan het Afvalstoffenplan 1991-1999 en geeft uitvoering aan het beleid inzake het beheer van afvalstoffen zoals vastgelegd in het Vlaamse milieubeleidsplan 1997-2002. '2(/67(//,1*(1(1$&7,(6 De doelstelling die hier van belang is, is preventie. Ook hergebruik van goederen dat de verlenging van de levensduur van het product garandeert, hoort bij deze preventieve benadering. Onder preventie verstaat men hier: “KHWYRRUNRPHQRIYHUPLQGHUHQYDQGHSURGXFWLHYDQDIYDOVWRIIHQHQGH VFKDGHOLMNKHLGHUYDQGRRUUHGXFWLHDDQGHEURQGRRUKHUJHEUXLN"26. In dit plan wordt de rol van de gemeenten en intercommunales in het kader van het subsidiariteitsbeginsel sterk benadrukt. Naast het belang dat men in dit plan hecht aan de sensibilisering van de bevolking worden ook juridische en economische middelen voorzien. De taakstellingen die in dit plan worden vooropgesteld, gelden als een minimum. Het doel is om zo maximaal mogelijk aan preventie te doen. De totale preventie moet in 2001 6% en in 2006 10% bedragen ten opzichte van 1995. Wat het verpakkingsafval betreft zou men dan moeten komen tot 13% (42000 ton) in 2001 en 19% (91000 ton) in 200627. Om deze doelstelling te behalen werden ook op het vlak van verpakkingsafval een aantal acties vastgelegd. Het Uitvoeringsplan vermeldt ze als volgt28: 3UHYHQWLHYDQYHUSDNNLQJHQ • gewestelijke invulling van het samenwerkingsakkoord betreffende de preventie en het beheer van verpakkingsafval:
25
Erkenningsbesluit FOST-Plus, artikel 6§4. OVAM, Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001, blz.126. 27 Op.cit., Tabel 3.1. blz. 128. 28 Op.cit., blz. 131. 26
19
llll l l l l l l l l l l l l l l l
• • • •
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
De verpakkingsindustrie neemt stappen om de hoeveelheid verpakkingsafval in 2001 conform de taakstelling voor preventie te reduceren en legt hiertoe jaarlijks een preventieplan voor aan de OVAM. De OVAM dringt er bij de federale overheid op aan om in het doelgroepenoverleg tussen federale overheid en bedrijfsleven het gebruik van onder meer statiegeldverpakkingen te stimuleren. De OVAM dringt er bij de gemeenten en intercommunales op aan dat het hergebruik via de inzameling van gave flessen wordt aangemoedigd. Dit kan bijvoorbeeld door socio-culturele verenigingen in te zetten in een inzamelronde van gave flessen bij de horeca. Verpakkingsafval verminderen bij winkeliers. Door het NCMV wordt een sensibiliseringsactie opgestart om het verpakkingsafval te verminderen (vb. gebruik van eenmalige draagtassen). In overleg met de winkeliers in de gemeente gaat het NCMV de mogelijkheid na om de beschikbaarheid van statiegeldverpakkingen te vergroten.
Om deze taakstelling te bereiken worden in het Uitvoeringsplan een aantal instrumenten naar voren geschoven29. Deze instrumenten die ook van toepassing zijn of kunnen zijn op drankverpakking worden hierna kort weergegeven: • • • • • •
uitwerken van een milieubeleidovereenkomst opvolging van een resultaatgerichte milieuconvenant voorbeeldfunctie van de overheid retributie op containerpark bij het aanbieden van grote hoeveelheden verpakkingen (bvb drankverpakking) informatieverspreiding rond preventie sensibiliseringscampagne rond afval
Om het overzicht op de genomen maatregelen en de resultaten (en hun evolutie) te behouden moet o.a. door de intercommunales jaarlijks voor 1 maart een actieplan overgemaakt worden aan de OVAM. Ook de OVAM stelt jaarlijks, voor 30 juni, een tussentijds voortgangs- en evaluatierapport op. Naast de preventie wordt er in het Uitvoeringsplan Huishoudelijke Afvalstoffen 1997-2001 ook aandacht besteed aan de recuperatie (vb. recyclage) en de verwijdering (verbranden of storten).
*HPHHQWHOLMNQLYHDXKHWJHPHHQWHOLMNPLOLHXFRQYHQDQW Het gemeentelijk milieuconvenant is een overeenkomst tussen het Vlaams Gewest en een gemeente en heeft tot doel het gemeentelijk milieubeleid te onderbouwen en gemeenten aan te zetten tot het nemen van initiatieven die verder gaan dan hun wettelijk opgelegde taak. De sterkte van het milieuconvenant is dat het op een concrete manier aan bestaande lokale problemen tegemoet komt. Via een financiële tussenkomst van het Vlaamse Gewest kunnen de gemeenten deze problemen nu daadwerkelijk aanpakken. Het tweede gemeentelijk milieuconvenant 1997-1999 werd door de meeste Vlaamse steden en gemeenten (294 van de 308) ondertekend. Het aantal opties die naast de basisovereenkomst ondertekend werden, verschilt sterk van gemeente tot gemeente. In het gemeentelijk milieuconvenant 1997-1999 neemt het thema afval een belangrijke plaats in. Zowel in de basisovereenkomst als in de opties 4 (organisatie van de selectieve inzameling van huishoudelijke afvalstoffen), 5 (kringloopcentra) en 7 (duurzaam gemeentelijk beleid) worden maatregelen en/of resultaten inzake afval opgesomd. In de opties 4 en 7 worden resultaatsverbintenissen opgelegd inzake de ingezamelde hoeveelheid restafval: in 1999 moet deze hoeveelheid afgenomen zijn tot 150 kg/inw. Daar tegenover staat een financiële vergoeding per inwoner.
29
Op.cit. blz. 134-136. 20
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
Het gemeentelijk milieuconvenant 1997-1999 werd door de Vlaamse regering op 22/12/99 gewijzigd en verlengd in het gemeentelijk milieuconvenant 2000-2001. Daarbij werd - voor wat het afvalaspect betreft - alles eenvoudiger, duidelijker en administratief minder omslachtig. $)9$/35(9(17,(,1+(7*(0((17(/,-.0,/,(8&219(1$17 Vermits men veel belang hecht aan de voorkoming van afvalstoffen wordt dit uitgewerkt in de basisovereenkomst (art.5). Artikel 5, §1 stelt dat “'H JHPHHQWH HU ]LFK WRH YHUELQGW GH EHYRONLQJ WH VHQVLELOLVHUHQ YRRU HHQ DDQNRRS HQ FRQVXPSWLHJHGUDJ GDW KXLVKRXGHOLMNH DIYDOVWRIIHQ YRRUNRPW HQHU]LMGV HQ YRRU GH VHOHFWLHYH LQ]DPHOLQJ DQGHU]LMGV 'H JHPHHQWH ]DO KLHUWRH RS UHJHOPDWLJH WLMGVWLSSHQ YLD GH KDDU JHsLJHQGH NDQDOHQ GH EHYRONLQJ YDQ LQLWLDWLHYHQ WHU ]DNH RS GH KRRJWH EUHQJHQ HYHQDOV YDQ GH EHUHLNWHLQ]DPHOUHVXOWDWHQPHWLQEHJULSYDQGHYHUZHUNLQJVZLM]HQ.” Artikel 5, §2 van het gemeentelijk milieuconvenant legt de verplichting op aan de gemeenten om selectieve inzameling te organiseren van huishoudelijke afvalstoffen. Deze selectieve inzameling moet omvatten 1) de bouw en het uitbaten of laten uitbaten van containerparken, alleen of in samenwerking met andere gemeenten, 2) de selectieve inzameling van klein en gevaarlijk afval en 3) de selectieve inzameling ofwel van composteerbaar afval ofwel van de droge recycleerbare materialen. De aandacht voor afvalpreventie in het gemeentelijk milieuconvenant blijkt niet alleen uit het artikel 5 van de basisovereenkomst. In sommige optionele overeenkomsten worden de gemeenten ook onrechtstreeks tot afvalpreventie aangezet. Zo voorzien optie 4 en 7 slechts in een bijkomende vergoeding indien de genomen maatregelen leiden tot een reductie van de restfractie aan huishoudelijke afvalstoffen (inclusief het niet recupereerbaar grofvuil en gemeentevuil) in de ondertekenende gemeente tot maximum 150 kg per inwoner in 1999. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor het ophalen van huishoudelijke afvalstoffen en moeten hiervoor dus een beleid uitstippelen. Door de ondertekening van het gemeentelijk milieuconvenant verbinden zij zich er ook toe om, overeenkomstig artikel 5 van de basisovereenkomst, preventie te stimuleren. De gemeenten hebben de mogelijkheid om een eigen afvalpreventiebeleid op poten te zetten en het samenwerkingsakkoord verpakkingsafval bepaalt in artikel 13, §1 6° dat het erkende organisme (vb. FOST-Plus) zich moet aanpassen aan de modaliteiten van inzameling bepaald door de rechtspersonen van publiekrecht voor hun grondgebied verantwoordelijk voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen.
-XULGLVFKNDGHUEHVOXLW Het voorkomingsbeginsel, waaronder men ook het promoten van herbruikbare verpakkingen kan rekenen, heeft een beleidsbasis op zowel Vlaams, federaal als Europees vlak. Op het Vlaamse niveau is er het samenwerkingsakkoord verpakkingsafval van 21 januari 1997. Artikel 3, §1 1° en 2° vermelden o.m. als doel van dit samenwerkingsakkoord “KHW YRRUNRPHQ HQ KHW YHUPLQGHUHQ YDQ GH SURGXFWLH YDQ YHUSDNNLQJVDIYDO” en “KHW ZDDUERUJHQ GDW KHW DDQGHHO YDQ GH KHUEUXLNEDUHYHUSDNNLQJHQYRRUGH]HOIGHJRHGHUHQQLHWYHUPLQGHUWLQYHUJHOLMNLQJWRWKHWYRRUJDDQGH MDDUHQKHWZDDUERUJHQGDWKHWWRWDOHJHZLFKWYDQGHHHQPDOLJHYHUSDNNLQJHQYRRUGH]HOIGHJRHGHUHQ GLHLQGHKDQGHO]LMQJHEUDFKWYHUPLQGHUWLQYHUJHOLMNLQJWRWKHWYRRUJDDQGHMDDU”. Uit de geest van de wet over de milieutaksen van 20 juli 1993 kan men ook duidelijk afleiden dat hergebruik prioritair is en recyclage pas op de tweede plaats komt. Dit kunnen we afleiden uit de definitie van milieutaks die zegt dat het gaat om een “taks die gelijkgesteld is met accijnzen welke wordt geheven op een in het verbruik gebracht product, wegens de schade die het aan het milieu geacht wordt te berokkenen” én het artikel 372 van diezelfde wet die verpakkingen die effectief hergebruikt worden, vrijstelt van een milieutaks.
21
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
Artikel 5 van de Richtlijn 94/62/EG bepaalt dan weer dat de lidstaten systemen van hergebruik van verpakkingen, die geschikt zijn om te worden hergebruikt zonder schade toe te brengen aan het leefmilieu, mogen bevorderen. In de richtlijn wordt in artikel 4 ook duidelijk de voorkeur gegeven aan preventie.
22
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
/HYHQVF\FOXVDQDO\VHYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ ,QOHLGLQJ In een poging om de discussie inzake de drankverpakkingen te objectiveren, werd door de verschillende, bij de problematiek betrokken actoren, beroep gedaan op het instrument levenscyclusevaluatie (LCA of OLIHF\FOHDVVHVVPHQW). Voordeel van de LCA is dat het de impact van een product in een ruim kader evalueert: deze methodiek streeft ernaar om alle effecten gedurende de volledige levensloop van een product ("van wieg tot graf") in kaart te brengen. De LCA zou zijn oorsprong kennen in het opstellen van energiebalansen in de jaren ’70. De eerste initiatieven, waarbij ook aandacht werd besteed aan afval en emissies, werden genomen door het US Environmental Protection Agency. In 1993 werd door SETAC (Society of Environmental Toxicology and Chemistry) voor het eerst een poging ondernomen om te komen tot standaardisering van de LCA methodiek. Intussen werd ook door ISO een reeks standaarden ontwikkeld (ISO 14040 – 14043)30. Over het algemeen wordt nu naar ISO verwezen voor een algemene beschrijving van deze methodiek31. ISO definieert de LCA als een techniek voor het evalueren van de potentiële milieu-impacten verbonden aan een product (of dienst), door het verrichten van een inventarisatie van relevante in- en outputs van grondstof- tot afvalfase, door vervolgens de potentiële milieuimpacten, geassocieerd met deze in- en outputs te evalueren en de resultaten van deze inventarisatie en impactevaluatie te interpreteren in functie van de doelstellingen van de studie32. De LCA bestaat dus uit vier fasen: • doelbepaling; • inventarisatie (LCI, OLIHF\FOHLQYHQWRU\); • impact evaluatie (LCIA, OLIHF\FOHLPSDFWDVVHVVPHQW); • interpretatie. Hieronder volgt een beknopte beschrijving van elk van deze fasen. Uit deze beschrijving moet ook duidelijk worden waarom LCA's elkaar soms tegenspreken. In de loop van een LCA-onderzoek moet men immers verschillende keren subjectieve keuzes maken. Een goede LCA zal zich dan ook kenmerken door transparantie en dus duidelijk aangeven welke keuzes of aannames gemaakt werden en deze motiveren. De resultaten van een LCA dienen ook steeds in verband gebracht te worden met deze keuzes. Tijdens de GRHOEHSDOLQJVIDVH worden een aantal beslissingen genomen die het onderwerp van analyse en het verdere verloop van de LCA vastleggen. De reden van de uitvoering van de LCA wordt aangegeven, m.a.w. er wordt weergegeven waartoe de resultaten van het onderzoek gebruikt zullen worden (productverbetering, marketing, beleid…). Tevens wordt weergegeven wie de LCA uitvoert of laat uitvoeren en wie betrokken wordt bij de keuzes die gemaakt moeten worden. Tijdens de doelbepalingsfase wordt ook bepaald of de LCA al dan niet volledig uitgevoerd zal worden (zo word(t)(en) (gedeelten van) een LPSDFWDVVHVVPHQW niet steeds verricht). Belangrijk is ook de beschrijving van de functionele eenheid. De functionele eenheid omschrijft de centrale functie, die een product vervult en geeft aan hoeveel er van deze functie in beschouwing wordt genomen (vb. het verpakken van 1 liter van een bepaalde drank). Bij vergelijking tussen verschillende systemen moet dan telkens van dezelfde functionele eenheid worden vertrokken. 30
ISO 14040: 1997(E) ; ISO 14041: 1998(E) ; ISO/DIS 14042 (1998) ; ISO/DIS 14043 (1998). ISO voorziet immers de internationale standaarden. Toch dient opgemerkt dat ISO vaak wordt bekritiseerd omwille van vaagheid en onduidelijkheid, wat overigens ook geldt voor andere standaarden binnen de ISO 14000 reeks. 32 Vrij vertaald uit: ISO 14040: 1997(E). 31
23
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
De LQYHQWDULVDWLH kan omschreven worden als het identificeren en het kwantificeren van de input (energie en materialen) van, en de output (afval en emissies) naar het milieu en dit over de volledige levensloop van het product. Vertrekkende van de functionele eenheid worden eerst alle deelstappen van de levenscyclus geïdentificeerd, gaande van de winning van de grondstoffen tot de afvalverwerking (het bepalen van de procesboom). Hierbij moeten belangrijke keuzes gemaakt worden: welke processen worden al dan niet in rekening gebracht? Bij vele processen worden hulpstoffen gebruikt, die zelf ook weer deel uitmaken van een andere procesboom. Voor dit "afbakenen van de systeemgrenzen" bestaan wel enkele richtlijnen, maar over het algemeen is dit een vrij subjectieve keuze (die vaak ook afhankelijk is van de beschikbaarheid van gegevens). Eens de procesboom is afgebakend, kunnen in- en uitgaande stofstroomgegevens verzameld worden. De oorsprong van de data kan het resultaat sterk beïnvloeden, dus moet steeds duidelijk worden aangegeven welke gegevens gebruikt zijn. Wanneer een proces verschillende economisch waardevolle producten levert, past men toerekeningsregels toe (allocatie). Zo wordt berekend welk aandeel van de grondstoffen en afval- en emissiestromen aan de functionele eenheid moet worden toegeschreven. Ook in het geval van hergebruik en recyclage past men allocatieregels toe. Allocatie kan gebeuren op basis van massa of op basis van de economische waarde (of een combinatie). De wijze waarop gealloceerd wordt, zal uiteraard effect hebben op het resultaat van de LCA. De inventarisatiefase wordt afgesloten met het opstellen van een ingreeptabel (aggregatie). Een dergelijke tabel geeft het totale gebruik van grondstoffen en energie en van alle emissies naar de omgeving weer, uitgedrukt per functionele eenheid. Tijdens de LPSDFWHYDOXDWLH worden de gegevens uit de inventarisatiefase nu vertaald naar potentiële effecten op de omgeving. We onderscheiden verschillende stappen: •
selectie en definitie van de impactcategorieën (vb. klimaatwijziging, stratosferische ozonaantasting, smogvorming, verzuring, vermesting,…) en de gebruikte methodes/modellen. Vb. om een idee te krijgen op het effect op de klimaatwijziging worden de broeikasgasemissies (CO2, CH4,…) uit de inventarisatie vermenigvuldigd met hun respectievelijke classificatiefactor "GWP", de JOREDO ZDUPLQJ SRWHQWLDO. De GWP is voor verschillende emissiegassen gepubliceerd door het IPCC (,QWHUJRYHUQPHQWDO3DQHORQ&OLPDW&KDQJH).
•
Voor klimaatwijziging is de methode vrij vast. Dit geldt echter niet voor andere impactcategorieën zoals vb. humane of ecotoxiciteit. De resultaten van de LCA kunnen dus ook sterk beïnvloed worden door de keuze van de LPSDFWHYDOXDWLH methodes.
•
classificatie: het toewijzen van de resultaten uit de inventarisatie (grondstoffen, energie, emissies) aan elk van de impactcategorieën.
•
karakterisatie: het berekenen van de effecten op elk van de impactcategorieën (meestal door vermenigvuldiging met de respectievelijke classificatiefactoren).
ISO beschouwt de volgende elementen als "optioneel": • • •
•
normalisatie: berekenen van het relatieve belang van het resultaat (per impactcategorie) ten opzichte van een referentiewaarde (vb. verhouding van het resultaat voor een bepaalde impactcategorie tot de jaarlijkse bijdrage van een gemiddelde Europeaan); Rangschikken; weging: het toekennen van weegfactoren laat toe het relatieve belang van de verschillende impactcategorieën tegenover elkaar af te wegen en op die manier een uitspraak te doen betreffende de globale milieu-impact van een product. Er bestaan verschillende methodes om weegfactoren toe te kennen. Weegfactoren weerspiegelen steeds waarden en zijn daarom steeds van subjectieve aard. De wijze waarop de keuze werd bepaald, moet daarom transparant zijn. Verder stelt ISO dat men de resultaten vóór de weging óók moet weergeven; kwaliteitsbeoordeling van de data.
De LQWHUSUHWDWLHIDVH tenslotte is de fase waarin een synthese wordt gemaakt van de bevindingen van de inventarisatie en de LPSDFW HYDOXDWLH in relatie tot de doelbepaling. Bij vele LCA’s wordt ook een 24
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
gevoeligheidsanalyse uitgewerkt. Hierbij worden enkele aannames gewijzigd zodat men een idee krijgt van de impact ervan op het eindresultaat. Zoals uit bovenstaande blijkt, heeft de LCA nog verschillende beperkingen: • • • •
Doordat verschillende keuzes gemaakt moeten worden, bevat de LCA verschillende subjectieve elementen. Men pleit dan ook voor een zo ruim mogelijke betrokkenheid van alle belanghebbenden in het geval dat LCA’s voor vb. beleidsdoelstellingen worden gemaakt. Modellen voor impact evaluatie zijn vaak nog gebrekkig en zijn zelf ook onderhevig aan bepaalde aannames. LCA studies richten zich op globale en regionale milieuproblemen. De resultaten zijn vaak irrelevant voor een lokale situatie. Beschikbaarheid en toegankelijkheid tot relevante data zijn vaak beperkt.
2YHU]LFKW YDQ UHFHQWH /&$¶V LQ]DNH GUDQNYHUSDNNLQJHQ GLH GH %HOJLVFKHVLWXDWLHZHHUJHYHQ 3.2.1 Levenscyclusanalyse van Duitsland. %HOJLs
melkverpakkingen
toegepast
op
België
en
Referentie Nollet, G., 1993. /HYHQVF\FOXVDQDO\VH YDQ PHONYHUSDNNLQJHQ WRHJHSDVW RS %HOJLs HQ 'XLWVODQG Universiteit Antwerpen, faculteit toegepaste economische wetenschappen, Antwerpen, 125 p.
Onderzochte verpakkingssystemen Functionele eenheid: de consumptie van 1000 liter melk • lichtgewicht retourfles in bruin glas (1l; 340 gram); • retourfles in doorschijnend glas (1l; 600 gram); • retourfles in polycarbonaat (1l; 70 gram); • eenmalige HDPE-fles (1l; 23 gram); • eenmalig drankkarton (1l; 27,2 gram) – samenstelling: 20,1 g karton; 1,4 gram aluminium; 5,7 g LDPE. Hypothesen • Omloopfrequentie bruine glazen fles: 20 keer; klassieke glazen fles 25 keer; PC-fles 40 keer • Afstand van zuivelfabriek tot verkooppunt: 40 km • bruine glazen fles: na gebruik (20 omlopen): 74,8 % recyclage; 25,2 % storten • doorschijnende glazen fles: na gebruik (25 omlopen): 56,2 % recyclage; 43,8 % storten • HDPE-fles: 47% recyclage, 11% storten, 42% verbranding • Drankkarton: 80% verbranden, 20% storten. Inventarisatiegegevens opgenomen in de vergelijking • Grondstoffenverbruik • Energiedragerverbruik • Energieverbruik • Emissies naar lucht: stof, CO, HC, NOx, N2O, SO2, HCl, HF, Pb, CO2 • Waterverbruik • Emissies naar water: opgeloste stoffen, BOD, COD • Emissies naar bodem: afval gestort, recyclageafval, procesafval, verbrandingsresten. Onderzochte impactcategorieën • Broeikaseffect (tijdshorizon van 20 jaar) • Verzuring • Humane toxiciteit 25
llll l l l l l l l l l l l l l l l
• •
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
Waterverbruik volume niet-gerecycleerd afval
Resultaten bruine glazen glazen fles fles retour retour 24.7 31.1
PC-fles retour
HDPE-fles eenmalig 27.6
Broeikaseffect (kg 20.5 CO2) Verzuring (g SO2) 110.1 152.7 96.9 212.1 Humane toxiciteit (g 163.6 217.4 114.9 244.8 lichaamsgewicht*) Energieverbruik (MJ) 360 433 381 1589 Waterverbruik (l) 602 602 600 130 Niet-gerecycleerd afval 2465 5709 n.b. 9942 (cm³) * gram lichaamsgewicht juist blootgesteld aan toxicologisch aanvaardbare grens
Drankkarton 36.9 404.3 476.9 1460 1928 9742
Besluit De polycarbonaatfles scoort voor bijna alle effecten best. Alleen voor het energieverbruik scoort de bruine glazen fles van 340 g beter. Voor alle andere effecten neemt diezelfde fles de tweede plaats in. De derde plaats komt gemiddeld toe aan de glazen fles van 600 g, die nochtans voor het broeikaseffect op de vierde plaats komt. Gemiddeld komt de HDPE-fles op de vierde plaats. Het drankkarton veroorzaakt de grootste milieueffecten van de vijf verpakkingsalternatieven. De studie komt tot volgende rangschikking: 1. polycarbonaatfles van 70 g, omloopfrequentie 40; 2. bruine glazen fles van 340 g, omloopfrequentie 20; 3. heldere glazen fles van 600 g, omloopfrequentie 25, 4. HDPE-fles van 23 g, omloopfrequentie 1; 5. Drankkarton van 27,2 g, omloopfrequentie 1. Opmerking De meeste cijfergegevens zijn afkomstig van de LCA ‘Oekobilanz von Packstoffen Stand 1990’ van het Zwitserse milieuministerie BUWAL en voor wat de PC-fles betreft van ‘Environmental effects of package systems for fresh milk’ van het Centrum voor milieukunde Leiden. Er moet wel opgemerkt worden dat de hypothesen inzake de verwerking van het verpakkingsafval inmiddels achterhaald zijn.
3.2.2 Vergelijkende levenscyclusanalyse van verpakkingsalternatieven voor wijn. %HOJLs Referentie Ceuterick, D., D. Huybrechts, 1994. 9HUJHOLMNHQGHOHYHQVF\FOXVDQDO\VHYDQYHUSDNNLQJVDOWHUQDWLHYHQ YRRUZLMQ Vito, afdeling energie, 42 p. + bijlagen. Onderzochte verpakkingssystemen Functionele eenheid: 1000 flessen wijn van 75 cl. • Hervulbare glazen fles (met statiegeld) bij 75% retour en 10 omlopen; • Hervulbare glazen fles (met statiegeld) bij 75% retour en 5 omlopen; • Hervulbare glazen fles (met statiegeld) bij 60% retour en 10 omlopen; • Hervulbare glazen fles (met statiegeld) bij 60% retour en 5 omlopen; • Eenmalige glazen fles (met statiegeld) bij 75% retour en inzameling via Colruyt; • Eenmalige glazen fles (met statiegeld) bij 60% retour en inzameling via Colruyt; • Eenmalige glazen fles bij 55% retour en inzameling via een collectief inzamelcircuit (glasbakken).
26
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
Hypothesen Het inzamelpercentage bij een collectief inzamelcircuit bedraagt 55%. Dit was destijds (tijdens de studie) het reële inzamelpercentage in België. Criteria opgenomen in de vergelijking (inventarisatie en impact evaluatie): • Verbruik van elektriciteit en fossiele brandstoffen (MJ) • Verbruik van anorganische grondstoffen (kg) • Verbruik van water (kg) • Emissie van gassen die bijdragen tot het broeikaseffect (g CO2-equivalenten) • Emissie van gassen die bijdragen tot de vorming van fotochemische oxidantia (g C2H4equivalenten) • Emissie van gassen die bijdragen tot de verzuring (in g SO2-equivalenten) • Watervervuiling uitgedrukt als eenheden verontreinigd water (EVW, in m³) • Ontstaan van productieafval (in g) • Finaal gestort consumptieafval (in g) • Het ontstaan van radioactief afval (in g) Resultaten 9HUSDNNHQ YDQ OLWHUZLMQ *HOHYHUGHHQHUJLH Elektriciteit (MJ) Foss. brandst. (MJ) *URQGVWYHUEUXLN Foss. brandst. (MJ) Anorg. grondst. (kg) Water (kg) 0LOLHXSUREOHPHQ Broeikaseffect (kg CO2 eq.) Ozonafbraak (g CFK-11 eq.) Fotochem. Oxid. (kg C2H4 eq.) Verzuring (kg SO2 eq.) Watervervuiling (m³ EVW) Productie afval (kg) Gestort consumptieafval (kg) Radioactief afval (g)
Eenmalig; 55% inzameling glasbol 721 4680 6220 63,1 317 511 0 0,926 2,91 91,1 21,9 180 23,2
Eenmalig; 75 % inzameling Colruyt 721 4660 6200 63,1 317 509 0 0,924 2,9 91,1 21,9 108 23,2
Eenmalig; 60% inzameling Colruyt 721 4670 6210 63,1 317 511 0 0,925 2,91 91,1 21,9 160 23,2
Meermalig; 75% retour 10 trips
Meermalig; 60% retour 10 trips
Meermalig; 75% retour 5 trips
Meermalig; 60% retour 5 trips
263 1720 2310 19,7 548 191 0 0,350 1,1 39,3 8,2 49,5 8,43
362 2360 3150 29,1 504 260 0 0,475 1,49 50,7 11,2 79,2 11,6
310 2010 2700 23,9 561 222 0 0,409 1,27 45,4 9,65 49,5 9,95
385 2500 3350 31,1 510 275 0 0,504 1,57 54,7 11,9 79,2 12,4
Om een vergelijking en rangschikking van de alternatieven mogelijk te maken, werd een evaluatiesessie georganiseerd. Teneinde de uiteenlopende preferenties (weegfactoren) voor de verschillende impactcategorieën (verzuring, broeikaseffect,…) te kennen, gebeurde de evaluatie onafhankelijk door twee groepen, enerzijds de opdrachtgever (Colruyt NV) en anderzijds de milieubeweging (Bond Beter Leefmilieu). Aan de hand van een multicriteria-analyse kon vervolgens een rangschikking van verpakkingsalternatieven gemaakt worden. Voor beide groepen (met nochtans afwijkende weegfactoren) bleek de finale rangschikking uiteindelijk dezelfde. Besluit Gaande van laagste naar de hoogste milieubelasting werd het volgende beeld verkregen: • hervulbare fles bij 75 % retour en 10 omlopen; • hervulbare fles bij 75 % retour en 5 omlopen; • hervulbare fles bij 60 % retour en 10 omlopen; • hervulbare fles bij 60 % retour en 5 omlopen; • éénmalige fles bij 75 % retour en inzameling via Colruyt; • éénmalige fles bij 60 % retour en inzameling via Colruyt; • éénmalige fles bij 55 % retour en inzameling via een collectief inzamelcircuit. Opmerking Colruyt is na het beëindigen van de studie ook effectief overgeschakeld naar retourflessen voor wijn. Wel moet worden opgemerkt dat de hypothese betreffende het inzamelpercentage inmiddels achterhaald is. Het recyclagepercentage voor glas lag in 1998 op 75 % (FOST-Plus, 1999). 27
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
3.2.3 Milieubalans van kortcyclische PVC-verpakkingen. uitgevoerd in opdracht van OVAM. %HOJLs
Eindrapport.
Studie
Referentie De Baere, V., D. Huybrechts en G. Wouters, 1994. 0LOLHXEDODQVYDQNRUWF\FOLVFKH39&YHUSDNNLQJHQ (LQGUDSSRUW6WXGLHXLWJHYRHUGLQRSGUDFKWYDQ29$0Vito, afdeling Energie, Mol, 153 p. + figuren en tabellen. Onderzochte verpakkingssystemen Functionele eenheid: verpakken van 1.000 liter niet-bruisend mineraalwater in flessen van 1 of 1,5 liter • meermalige glazen fles van 1 liter (30 trips) • eenmalige PET-fles van 1,5 liter • eenmalige PVC-fles van 1,5 liter Hypothesen • Glazen fles: 30 trips • Transportafstand bottelarij - distributiecentra: 212 km (op basis van cijfers SPADEL) Criteria opgenomen in de vergelijking (inventarisatie – en impact evaluatie): • Totaal verbruik fossiele grondstoffen • Verbruik van anorganische grondstoffen • Verbruik van proceswater • Broeikaseffect • Fotochemische smogvorming • Verzuring • Eutrofiëring • COD • Radioactief afval • Productieafval • Finaal gestort consumptieafval • Eenheden verontreinigde lucht • Eenheden verontreinigd water • Dioxines Resultaten 9HUSDNNHQ YDQ OLWHU PLQHUDDOZDWHU *URQGVWYHUEUXLN Foss. grondst. - totaal (MJ) Foss. grondst. – energie (MJ) Foss. grondst. – materiaal (MJ) Anorg. grondst. (kg) Water (kg) 0LOLHXSUREOHPHQ Broeikaseffect (kg CO2 eq.) Ozonafbraak (g CFK-11 eq.) Fotochem. Oxid. (g C2H4 eq.) Verzuring (g SO2 eq.) Eutrofiëring (g PO4 eq) COD (g) Productie afval (kg) Gestort consumptieafval (kg) Radioactief afval (g) 7R[LFLWHLW Luchtverontreiniging (m³ EVL) Waterverontreiniging (m³ EVW) Dioxines (ng TEQ) – productie Dioxines (ng TEQ) – verbranding Dioxines (ng TEQ) – energie
glazen fles 1.780 1.780 0 26,7 2.110 168 0 260 995 126 245 12,5 5,68 3,72 306.000 246 137 0 9,62
PET fles 2.610 1.880 736 0,18 402 191 0 333 761 93,7 65,3 4,45 10 3,54 216.000 27,3 n.b. 2.930 8,03
PVC fles 1.970 1.240 724 11,6 521 116 0 206 1060 83,1 46 3,07 11,2 3,22 232.000 60 1,07 3.280 3,12
28
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
Besluit De studie besluit geen argumenten te kunnen aanleveren om voor 1 van de drie alternatieve verpakkingswijzen te kiezen. Geen enkel type fles scoort best voor alle beschouwde effectscores. Tussen de twee kunststofflessen (PET en PVC) zijn een aantal significante verschillen aantoonbaar. Zo scoort de PVC-fles het best op het gebied van verbruik van fossiele grondstoffen en de direct daaraan gerelateerde milieueffecten (broeikaseffect, fotochemische smogvorming) en is de PET-fles beter op het gebied van verzuring, anorganisch grondstoffenverbruik, consumptieafval en dioxines. Glas is een volwaardig alternatief indien het aantal trips (percentage hergebruik) voldoende hoog is. Onder de hier beschouwde omstandigheden situeert dit “break-even” punt zich tussen de 25 en de 30 trips. Het bepalen van een absolute rangorde is bijgevolg enkel mogelijk wanneer de milieuimpactcategorieën onderling afgewogen worden naar belangrijkheid. Deze afweging (evaluatie) maakte geen deel uit van de studie. Opmerking Deze studie werd onderworpen aan een peer-review door Nederlandse deskundigen. (Ref. Lindeijer, E.W. en Reijnders, L., 1995. /&$ 3HHU 5HYLHZ YDQ GH VWXGLH ³0LOLHXEDODQV YDQ NRUWF\FOLVFKH 39& YHUSDNNLQJHQ´XLWJHYRHUGGRRU9LWR IVAM Environmental Research, Amsterdam (NL), 93 p.). Daarin wordt o.m. gesteld dat "er op drie punten niet consequent is omgegaan met het bepalen welke processen wel, en welke processen niet meegenomen moeten worden in de vergelijking (de keuze van de systeemgrenzen). Hierdoor is de glazen fles benadeeld." Het gaat om 1) verpakkingen en doppen die niet werden meegenomen; 2) energieterugwinning bij verbranding die wel werd meegerekend maar materiaalterugwinning bij recyclage niet en 3) productie van stoom en HCl die bij productie van PVC werden beperkt, resp. niet toegerekend aan de productketen van PVC.
3.2.4 Overige LCA-studies in België Ook een studie die werd uitgevoerd in opdracht van toenmalig minister van leefmilieu Santkin kwam tot de conclusie dat herbruikbare verpakkingen te verkiezen zijn in vergelijking met éénmalige verpakkingen33.
2YHU]LFKWYDQEXLWHQODQGVH/&$¶VLQ]DNHGUDQNYHUSDNNLQJHQ 3.3.1 One-way Containers/Returnable Containers; A Study of the German Packaging Regulation; Effects and Counterarguments. =ZLWVHUODQG Referentie Bischoff, E., 1993. 2QHZD\ &RQWDLQHUV5HWXUQDEOH &RQWDLQHUV $ 6WXG\ RI WKH *HUPDQ 3DFNDJLQJ 5HJXODWLRQ(IIHFWVDQG&RXQWHUDUJXPHQWV. Le Mont-Pélerin (CH). • • • •
in opdracht van 25 industriële groepen met inachtname van de vrijwel volledige levenscyclus één van de eerste studies die ook REF-PET beschouwt met transportafstand 250 km, wat groter is dan in een gemiddelde Belgische situatie
Onderzochte verpakkingssystemen Verpakkingssystemen Hervulbare glazen fles Eenmalige glazen fles
Bier 33 cl 33 cl
Soft drinks 100 cl
33
S.G.P. Consultants, 1994. (WXGHUHODWLYHjODQRUPDOLVDWLRQpFRORJLTXHGHVHPEDOODJHVHQ%HOJLTXH 5DSSRUWILQDO S.G.P. Consultants in opdracht van Federaal minister van Leefmilieu Santkin.
29
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
Stalen blik Hervulbare PET-fles Eenmalige PET-fles
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
33 cl 150 cl 150 cl
Hypothesen • transportafstand 250 km • hervulbare glazen fles: retourpercentage 95% • eenmalige verpakkingen: verschillende recyclagepercentages Inventarisatiegegevens • Verbruikte energie (MJ) • Volume afval (cm³) • Luchtvervuiling (m³) • Watervervuiling (dm³) Resultaten 1. 330 liter bier in verpakkingen van 0,33 l hervulbare glazen fles 95% retour Verbruikte energie (MJ) 766 Volume afval (cm³) 7.068 Luchtvervuiling (m³) 21.919 Watervervuiling (dm³) 1.968
2. 1000 liter spuitwater, limonade of cola hervulbare glazen fles (1l) 95% retour Verbruikte energie (MJ) 1.208 Volume afval (cm³) 9.094 Luchtvervuiling (m³) 39.311 Watervervuiling (dm³) 2.552
eenmalige glazen fles 80% recyclage 2.017 24.935 54.786 2.603
hervulbare PETfles (1,5l) - 95% retour 859 3.829 22.075 2.153
stalen blik 80% recyclage 1.173 11.953 23.089 4.493
eenmalige PET-fles 70% recyclage 2.035 12.584 34.297 2.913
eenmalige PET-fles 20% recyclage 3.117 22.621 43.079 4.930
3. 1000 l (fris)drank
Verbruikte energie (MJ) Volume afval (cm³) Luchtvervuiling (m³) Watervervuiling (dm³)
hervulbare PET-fles (1,5l) - 95% retour 859 3.829 22.075 2.153
eenmalige PET-fles 70% recyclage 2.035 12.584 34.297 2.913
eenmalige PET-fles 100% verbranding 2.800 7.519 50.245 6.365
Besluit Voor bier is de KHUYXOEDUHJOD]HQIOHV de beste keus. Voor cola, limonade en water vormt de KHUYXOEDUH 3(7IOHV de beste keus, zelfs indien er bij de eenmalige PET-fles 100% recyclage zou bereikt worden. De uitkomst van de hervulbare glazen fles ten opzichte van de éénmalige PET-fles is afhankelijk van het recyclagepercentage van de eenmalige PET-fles. De hervulbare glazen fles scoort beter voor alle vier de beschouwde criteria indien slechts 20% wordt gerecycleerd maar scoort voor het onderdeel luchtvervuiling slechter wanneer 70% van de PET-flessen worden gerecycleerd.
30
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
Hergebruik scoort voor alle criteria beter dan verbranding. Zelfs met energierecuperatie scoort verbranding op het vlak van energiebalans het slechtste van de drie. Recyclage scoort beter dan verbranding, behalve voor de impactcategorie "afval". Opmerking Bij bier is zelfs rekening gehouden met zeer optimistische recyclagecijfers.
3.3.2 Life Cycle Assessment of environmental impacts of Finnish beverage packaging systems. )LQODQG Referentie Mälkki et al., 1995. /LIH&\FOH$VVHVVPHQWRIHQYLURQPHQWDOLPSDFWVRI)LQQLVKEHYHUDJHSDFNDJLQJ EHYHUDJHFDUWRQVYHUVXVJODVVUHXVHERWWOHHelsinki. )81&7,21(/(((1+(,' De functionele eenheid voor alle scenario’s is: 1000 l consumptie van drank. 21'(5=2&+7(9(53$..,1*66<67(0(1 Vier verschillende types van verpakkingssystemen voor bier werden met elkaar vergeleken: • 0,33 l hervulbare glazen flessen (35 trips; 236 g; bevat 55 % gerecycleerd glas; gefabriceerd en gerecycleerd in Finland); • 0,33 l éénmalige glazen flessen (190 g; 89 % selectief opgehaald, bevat 95 % gerecycleerd glas; gefabriceerd en gerecycleerd in Finland); • 0,5 l aluminium blik (19,8 g; 90 % selectief opgehaald, bevat 90 % gerecycleerd materiaal; gefabriceerd en gerecycleerd in Zweden); • 0,33 l aluminium blik (14,95 g; 90 % selectief opgehaald, bevat 90 % gerecycleerd materiaal; gefabriceerd en gerecycleerd in Zweden); • 0,33 l aluminium blik (14,95 g; 75 % selectief opgehaald, bevat 75 % gerecycleerd materiaal; gefabriceerd en gerecycleerd in Zweden); • 0.33 l stalen blik (32,9 g; 90 % selectief opgehaald, bevat 90 % gerecycleerd materiaal; gefabriceerd en gerecycleerd in Centraal Europa); • 1 l hervulbare glazen flessen (30 trips; 557 g; bevat 31 % gerecycleerd materiaal; gefabriceerd en gerecycleerd in Finland); • 1 l hervulbare PET flessen (20 trips; 85 g; bevat geen gerecycleerd materiaal; gefabriceerd in Finland). Opmerking: • Alle glazen flessen bestaan uit bruin glas; • Consumptie vindt plaats in Finland. Hypothesen Trips, % gerecycleerd materiaal, enz.: zie onderzochte verpakkingssystemen. Criteria opgenomen in de vergelijking: Het accent van de studie ligt op de inventarisatiefase. Een impact evaluatie werd uitgevoerd, maar heeft, aldus de auteurs, eerder een demonstratieve waarde. Tenslotte werden verschillende weegmethodes toegepast. Stofstromen die werden opgenomen voor de beoordeling van de resultaten uit de inventarisatie zijn: • SO2 • NOX • CO2 • CO 31
llll l l l l l l l l l l l l l l l
• • • • • • • • • • • •
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
CH4 N2O VOS (vluchtige organische stoffen) TSP (total suspended particles) Luchtemissies zware metalen Wateremissies zware metalen BOD COD N wateremissies P wateremissies Verpakkingsafval Totaal vast afval
De volgende tabel geeft de bestudeerde impactcategorieën weer, samen met de toegepaste methode. Impactcategorie Niet hernieuwbare energiebronnen Hernieuwbare energiebronnen Broeikaseffect
Methode Maximaal effect Maximaal effect Global warming potential (GWP20, GWP500 Verzuring Maximal effect – minimal effect Eutrofiëring P-limited N-limited N-limited + NOx(lucht) Smogvorming NOx, CH4, CO, VOS Aantasting van de ozonlaag Max. effect Toxische effecten (uitgezonderd de impact in de Critical body weight, air werkomgeving) Eenheid vervuilde lucht Critical air volume Critical body weight, water Units of polluted water Critical water volume
GWP100,
Verschillende weegmethodes zijn toegepast: • Schaltegger & Sturm (Zwitserse methode) • Effect category (lange termijn): gebaseerd op genormaliseerde emissiewaarden en Zweedse politieke doelstellingen op lange termijn; • Effect category (korte termijn): idem maar gebaseerd op Zweedse politieke doelstellingen op korte termijn; • Ecoscarcity (Zwitserse methode); • Idem, maar voor de Zweedse situatie; • Tellus (monetaire methode); • EPS (Environmental Priority Strategies in product design). %(6/8,7 De auteurs kunnen op basis van de studie geen duidelijke voorkeur geven aan één van de onderzochte verpakkingssystemen. Men benadrukt het belang van de geografische en operationele context bij het interpreteren van de resultaten van de LCA. Aangezien er voor aluminium een groot verschil is in energiegebruik wanneer gebruik gemaakt wordt van primair dan wel gerecycleerde grondstof, heeft het % gerecycleerd materiaal een belangrijk effect op het resultaat. Voor glazen flessen is vooral de transportafstand van groot belang.
32
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
3.3.3 Life-cycle assessment for drinks packaging systems 'XLWVODQG Referentie Schmitz, (S.) et al., 1996. /LIHF\FOH DVVHVVPHQW IRU GULQNV SDFNDJLQJ V\VWHPV Umweltbundesamt, Berlin (D). Onderzochte verpakkingssystemen Functionele eenheid: de verpakking nodig om 1000 liter melk te verpakken in 1-liter verpakkingen en om 1000 liter bier te verpakken in 0,5 liter verpakkingen. Melkverpakkingen (1liter) brikverpakking kartonverpakking (driehoekige top) hervulbare glazen fles PE-zak
Bierverpakkingen (0,5 liter) hervulbare glazen fles eenmalige glazen fles stalen blik met alu lip alu blik
Hypothesen Er zijn verschillende scenario’s berekend. In het hoofdscenario zijn volgende hypothesen gemaakt. • Aantal trips hervulbare melkfles: 25 • Aantal trips hervulbare bierfles: 50 • Transportafstand: 100 km Criteria opgenomen in de vergelijking (impactcategorieën): • Verbruik van natuurlijke rijkdommen • Broeikaseffect • Aantasting ozonlaag • Humane toxiciteit • Directe schade aan organismen en ecosystemen • Vorming van fotochemische oxidanten • Verzuring • Vermesting • Landgebruik • Geluidshinder Besluit Besluiten met betrekking tot melkverpakkingen: • 9HUJHOLMNLQJKHUYXOEDUHIOHV±EULNYHUSDNNLQJ De hervulbare fles heeft duidelijke milieuvoordelen ten opzichte van de brikverpakking. • 9HUJHOLMNLQJKHUYXOEDUHIOHV±GUDQNNDUWRQGULHKRHNLJHWRS Het systeem met hervulbare flessen veroorzaakt minder milieueffecten dan de drankkartons met driehoekige top. • 9HUJHOLMNLQJKHUYXOEDUHIOHV±3(]DN Het verpakkingssysteem met PE zak blijkt op milieugebied tenminste evenwaardig te zijn ten opzichte van het systeem met hervulbare flessen. Besluiten met betrekking tot bierverpakkingen: • 9HUJHOLMNLQJKHUYXOEDUHIOHV±HHQPDOLJHIOHV Het verpakkingssysteem met hervulbare flessen is duidelijk voordeliger dan het systeem met éénmalige flessen. • 9HUJHOLMNLQJKHUYXOEDUHIOHV±DOXEOLN De resultaten tonen een duidelijk voordeel van het verpakkingssysteem met hervulbare flessen tegenover het systeem in aluminium blikken. • 9HUJHOLMNLQJKHUYXOEDUHIOHV±VWDOHQEOLN De keuze voor de hervulbare fles ten opzichte van het stalen blikje is vanuit milieuoogpunt verdedigbaar.
33
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
Sensitiviteitsanalyse Sensitiviteitsanalyse melkverpakkingen • UHWRXUWULSVLQSODDWVYDQ Ook bij 18 trips blijkt het systeem met hervulbare flessen superieur tegenover het systeem met brikverpakkingen. • NPGLVWULEXWLHDIVWDQGLQSODDWVYDQNP Het systeem met hervulbare flessen is nog steeds voordeliger. Indien de distributie via het wegtransport gebeurt, schuiven de transportgerelateerde items slechts lichtjes op ten voordele van het éénmalig verpakkingssysteem. Het is niet duidelijk bij welke afstanden de keuze van het verpakkingssysteem zou omslaan naar het wegwerptype. • $IYDOYHUZLMGHULQJYROJHQVGH9HUSDNNLQJVYHURUGHQLQJYDQ Indien men alle bovenvernoemde impactcategorieën in overweging neemt, ziet men dat, ook al voldoet men aan alle quota van de verpakkingsverordening van 1995 (meer selectieve inzameling), het systeem met hervulbare flessen nog steeds resulteert in een relatief geringere milieuschade. Het systeem met brikverpakkingen gaat er relatief ook op vooruit. Sensitiviteitsanalyse bierverpakkingen • UHWRXUWULSVLQSODDWVYDQ Ook bij 30 trips is het systeem met hervulbare flessen nog steeds gunstiger dan beide andere systemen. • NPGLVWULEXWLHDIVWDQGLQSODDWVYDQ Bij 600 km distributieafstand kan nog steeds een globaal milieuvoordeel voor de herbruikbare systemen vastgesteld worden. • NPGLVWULEXWLHDIVWDQGLQSODDWVYDQ Bij een transportafstand van 1000 km kan voor geen van beide systemen een significant voordeel vastgesteld worden. • $IYDOYHUZLMGHULQJYROJHQVGH9HUSDNNLQJVYHURUGHQLQJYDQ Ook indien men voldoet aan alle quota van de verpakkingsverordening van 1995 blijft het verpakkingssysteem met hervulbare flessen voordeliger.
Algemeen besluit In het geval van melk is het duidelijk dat het statiegeldsysteem met hervulbare flessen op milieuvlak gunstiger is in vergelijking met drankkartons (zowel brikverpakking als drankkartons met driehoekige top). De PE zak scoort op milieuvlak tenminste even goed als het systeem met de hervulbare flessen. In het geval van bier is het systeem met hervulbare flessen duidelijk beter in vergelijking met alle eenmalige systemen die bestudeerd zijn in deze studie. Een sensitiviteitsstudie maakt duidelijk dat bij de meeste wijzigingen van de aannames, m.n. het aantal trips (melk: 25 – 18, bier 50 –30), de transportafstanden (melk: 100 – 200 km, bier 100-600 km) en het afvalverwijderingsscenario (status-quo 1992 ten opzichte van de Verpakkingsverordening van 1995), het milieuvoordeel uit de hoofdstudie wel kan verminderen, maar toch merkbaar blijft. Enkel bij een toename van de transportafstand voor bier tot 1000 km kan er voor geen van de verpakkingssystemen nog een duidelijk voordeel ten opzichte van elkaar vastgesteld worden. Opmerking De randvoorwaarden in deze studie zijn in grote mate vergelijkbaar met de Belgische situatie.
3.3.4 Eco-balances for policy-making in the domain of packaging %HOJLs Referentie Anonymus, 1997. (FREDODQFHVIRUSROLF\PDNLQJLQWKHGRPDLQRISDFNDJLQJDQGSDFNDJLQJZDVWH Brussel, Récherche Développement & Consulting en Coopers & Lybrand, 106 p. Deze studie is niet zozeer een LCA maar wel een methode om levenscyclusanalyses te gebruiken als beleidsinstrument (waarbij onder andere het geval van de drankverpakkingen onderzocht is). In essentie gaat het erom niet één eindwaarde te bekijken maar wel een set van waarden die gebruikt 34
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
zijn om tot een besluit te komen. Dit maakt het mogelijk de verschillende gevallen te analyseren op hun bijzonderheden en de validiteit van de besluiten in te schatten: algemeen geldend of slechts onder bepaalde voorwaarden.
Onderzochte verpakkingssystemen Vijf scenario’s: 1. 1 kg huishoudelijke verpakkingen: recycleren of verbranden met energierecuperatie 2. 1 kg industriële verpakkingen: recycleren of verbranden met energierecuperatie 3. 1 liter drank: 15 verschillende verpakkingssystemen +HUJHEUXLN glas 0,2-0,25 l glas 1 l PET1,5 l
HHQPDOLJ staal 0,25 - 0,5 l alu 0,25 - 0,5 l glas 0,25 - 0,5 l PET 0,25 - 0,5 l PVC 0,25 - 0,5 l HDPE 0,25 - 0,5 l drankkarton 0,25 - 0,5 l glas 1 - 1,5 l PET 1 - 1,5 l PVC 1 - 1,5 l drankkarton 1 - 1,5 l
4. 1m³ verpakt product: verschillende industriële verpakkingssystemen: kartonnen dozen of HDPE kratten 5. 1m² oppervlakte: verschillende tertiaire industriële verpakkingen: eenmalige of retourpaletten. Hypothesen De parameters zijn gebruikt in twee combinaties: een optimistisch en een pessimistisch scenario (inzake diverse parameters zoals efficiëntie van selectieve inzameling, e.d.).
Criteria opgenomen in de vergelijking: • Uitputting energievoorraden • Verzuring • Aantasting ozonlaag • Broeikaseffect • Gevaarlijk afval • Huishoudelijk vast afval • Inert afval • Mijnafval • Radioactief afval • Vorming van fotochemische oxidantia • Vermesting • Humane toxiciteit • Ecotoxiciteit Besluit De studie kon sommige product- of verpakkingswijzen onderscheiden die onder bepaalde omstandigheden te verkiezen zijn. Voor grote verpakkingen konden volgende besluiten getrokken worden: • herbruikbaar PET heeft zowel in het optimistische als het pessimistische scenario bij voldoende hoog aantal trips en bij voldoende lage transportafstand de laagste impact; 35
llll l l l l l l l l l l l l l l l
• • •
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
in het optimistische scenario hebben herbruikbaar glas en drankkartons eveneens een relatief lage impact; zowel herbruikbaar als eenmalig PET zijn in alle gevallen beter dan wegwerpglas; in alle gevallen zijn de verschillen tussen de opties relatief gering zodat een substantiële verbetering van de milieukwaliteit niet kan bereikt worden door van het ene naar het andere systeem over te schakelen.
Voor kleine verpakkingen konden volgende besluiten getrokken worden: • drankkartons zijn in het optimistische scenario voorwaardelijk de optie met laagste impact voor alle aspecten behalve gevaarlijk afval, huishoudelijk vast afval en mijnafval; • herbruikbaar glas en niet herbruikbaar PET hebben in het optimistische scenario eveneens een relatief lage impact voor alle aspecten behalve verzuring en radioactief afval; • de overige besluiten zijn dezelfde als bij grote verpakkingen. Voor transportverpakkingen konden volgende besluiten getrokken worden: • In beide scenario’s maar weliswaar afhankelijk van de voorwaarden, hebben herbruikbare HDPE-kratten een lagere impact voor bijna alle impactcategorieën dan eenmalige kartonnen verpakkingen; • In beide scenario’s hebben retourpaletten een geringere impact dan eenmalige paletten De studie paste de LCA-methodiek toe op Duitsland en Portugal en bracht geen afwijkende conclusies aan het licht tegenover de hierboven genoemde algemene besluiten. Sommige parameters werden evenwel niet regionaal gediversifieerd. De studie beveelt aan om het beleid vooral op Europees niveau vast te leggen.
3.3.5 Life Cycle Assessment of Packaging Systems for Beer and Soft Drinks 'HQHPDUNHQ Referentie Ekvall, T. et al., 1998. /LIH&\FOH$VVHVVPHQWRI3DFNDJLQJ6\VWHPVIRU%HHUDQG6RIW'ULQNV0DLQ UHSRUW Ministry of Environment and Energy, Danish Environmental Protection Agency, Kopenhagen (DK), 382 p. Onderzochte verpakkingssystemen Verpakkingssystemen hervulbare glazen fles eenmalige glazen fles alu blik stalen blik hervulbare PET-fles eenmalige PET-fles
Bier 33 cl groen glas 33 cl groen glas 33 cl en 50 cl 33 cl en 50 cl
soft drinks 25 cl helder glas 33 cl helder glas 33 cl en 50 cl 33 cl en 50 cl 50 cl en 150 cl 50 cl en 150 cl
Hypothesen: • Terugname met statiegeld geldt voor alle systemen (zowel wegwerp als hergebruik) • de hervulbare verpakkingen worden voor 98,5% teruggebracht en de eenmalige verpakkingen voor 90%. Criteria opgenomen in de vergelijking (impactcategorieën): • energiegebruik • verbruik van natuurlijke rijkdommen (petroleum, steenkool, ligniet, natuurlijk gas, aluminium, ijzer, mangaan, tin) • broeikaseffect • fotochemische ozonvorming • verzuring • vermesting • afval (hoeveelheid niet-gevaarlijk en gevaarlijk afval, slakken, as en radioactief afval) 36
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
Resultaten In de vergelijkende tabellen is de bijdrage tot de belangrijkste milieu-impacten gerangschikt van 1 tot 4, waarbij 1 de laagste impact betekent. Milieuvergelijking van 33cl bierverpakkingen Milieu-impact hervulbare Eenmalige glazen fles glazen fles broeikaseffect 1-2 2-4 fotochemische 1-2 2-4 ozonvorming verzuring 1-2 3-4 vermesting 1-2 3-4
Milieuvergelijking van 33cl soft drinkverpakkingen Milieu-impact hervulbare Eenmalige PET-fles PET-fles broeikaseffect 1 2-4 fotochemische 1-3 4 ozonvorming verzuring 1-2 4 vermesting 1-2 2-4
alu blik
stalen blik
1-3 1-3
3-4 3-4
1-2 1-2
3-4 3-4
alu blik
stalen blik
2-3 1-2
3-4 2-3
1-2 1-3
3 3-4
Besluit “De milieu-impact van KHUYXOEDUHJOD]HQIOHVVHQ en KHUYXOEDUH3(7IOHVVHQ is over het algemeen geringer dan overeenkomstige HHQPDOLJHIOHVVHQ en VWDOHQEOLNNHQ. “ De resultaten voor DOXPLQLXP EOLNNHQ zijn gevoelig voor randvoorwaarden inzake het type van elektriciteitsproductie. Indien de PDUJLQDOH elektriciteitsopwekking hoofdzakelijk gebaseerd is op fossiele brandstoffen zoals steenkool, zal het aluminium blik slechter scoren. Indien de PDUJLQDOH elektriciteitsopwekking hoofdzakelijk gebaseerd is op nucleaire energie, is het milieuverschil tussen hervulbare flessen en aluminium blikken niet langer significant. Aluminium blikken veroorzaken wel kernafval, hetgeen niet het geval is bij hervulbare flessen. Opmerking We wijzen erop dat bij de uitgangspunten is uitgegaan van een inzamelsysteem met statiegeld, ook bij de eenmalige verpakkingen. Dit is de enige manier om de vooropgestelde 90% van de verpakkingen terug in te zamelen. Aangezien deze voorwaarde in Vlaanderen niet vervuld is en vele verpakkingen bijgevolg niet gerecycleerd worden, gaat een grotere hoeveelheid grondstoffen en energie verloren bij éénmalige verpakkingen. Met name voor aluminium blikken zal dit de milieubalans ongetwijfeld in negatieve zin doen overhellen. Voor het overige kunnen we de Deense conclusie overnemen, nl. dat hervulbare (glazen dan wel PET-) flessen beter scoren dan de behandelde wegwerpverpakkingen.
3.3.6 Ökobilanzen für die Verpackungssysteme Kartonverpackung (Giebel), Kartonverpackung (Block) und Mehrwegglasflaschen mit 1 liter Füllvolumen zur Verpackung und Distribution von Frischmilch – Abschlußbericht 'XLWVODQG Referentie Heyde, M. en J. Bez, 1999. gNRELODQ]HQ IU GLH 9HUSDFNXQJVV\VWHPH .DUWRQYHUSDFNXQJ *LHEHO .DUWRQYHUSDFNXQJ %ORFN XQG 0HKUZHJJODVIODVFKHQ PLW OLWHU )OOYROXPHQ ]XU 9HUSDFNXQJ XQG 37
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
'LVWULEXWLRQ YRQ )ULVFKPLOFK $EVFKOXEHULFKW Fraunhofer - Institut Verfahrenstechnik und Verpackung IVV, München. Onderzochte verpakkingssystemen en hypothesen Functionele eenheid: verpakken van 1000 liter verse melk. • Hervulbare fles (1l) • Brikverpakking (1l) • Drankkarton (driehoekige top) (1l) De studie wijst erop dat zich de jongste jaren heel wat ontwikkelingen hebben voorgedaan op het vlak van zowel methodologie van LCA’s als de afvalsituatie in Duitsland). Besluit Het eenduidig en voor alle criteria naar voor schuiven van een verpakkingssysteem voor verse melk (retour dan wel éénmalig) laat zich op het vlak van de aparte werkcategorieën uit de voorliggende resultaten niet afleiden. Opmerking In deze studie worden een aantal criteria niet mee opgenomen in de vergelijking: • Landverbruik • Humane en ecotoxiciteit • Vorming van fotochemische oxidantia • Geluidshinder
3.3.7 Ökobilanz für Getränkeverpackungen II 'XLWVODQG Referentie Plinke, (E.), 2000, gNRELODQ]IU*HWUlQNHYHUSDFNXQJHQ,,, Berlin, Umweltbundesamt. Hypothesen en onderzochte verpakkingssystemen De keuze van de verpakkingstypes en -systemen is gebaseerd op de marktrelevantie (marktaandeel > 5 %) in Duitsland voor het referentiejaar 1996. 28 verschillende systemen werden onderzocht. Er werd ook rekening gehouden met de doppen (alu, PP,…). Het aantal trips varieert afhankelijk van o.a. het type glas (wit, groen,..; gewicht; …).
Mineraalwater
Drank zonder koolzuurgas
Herbruikbaar
-
Eenmalig
-
Herbruikbaar
Eenmalig
-
CO2 houdende frisdrank Herbruikbaar
-
Geanalyseerd verpakkingssysteem Gewone kleinhandel Verkoop voor onmiddellijk verbruik (vb. horeca,…) Glas: 0,7 l / 0,75 l - Glas: 0,25 l PET: 1,5 l Glas: 1 l Drankkarton: 1 l Glas: 1 l / 0,7 l (smalle flessenhals Glas: 1 l / 0,75 l (brede flessenhals) Glas: 0,75 l (smalle flessenhals) Glas: 1 l / 0,75 l (brede flessenhals) Drankkarton: 1 l Glas: 0,7 l PET: 1 l / 1,5 l
Glas: 0,33 l
Glas: 0,33 l
38
llll l l l l l l l l l l l l l l l
Wijn
l
l
l
l
l
l
Eenmalig
-
Glas: 1 l
Herbruikbaar Eenmalig
-
Glas: 1 l Glas: 1 l / 0,75 l Drankkarton: 1 l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
-
Glas: 0,33 l Stalen blik: 0,33 l Alu blik: 0,33 l
Impactcategorieën • Vorming van fotochemische oxidantia • Eutrofiëring (terrestrisch en aquatisch) • Verzuring • Humane en ecotoxiciteit • Landgebruik • broeikaseffect Besluit • Wat de hergebruik verpakkingssystemen betreft, is voor mineraal water en CO2-houdende frisdranken PET gunstiger dan glas. • Voor mineraalwater, dranken zonder koolzuurgas en wijn is met de toegepaste impact evaluatie methode geen belangrijk milieuvoor- of -nadeel aan te tonen voor de bestaande herbruikbaar glas systemen en de éénmalige drankkartons. • Voor koolzuurhoudende dranken blijken de wegwerpverpakkingsystemen (zowel voor glas, stalen en alu blikjes) vanuit milieuoogpunt beduidend ongunstiger dan vergelijkbare hergebruiksystemen. • Transport is een factor die de resultaten van de LCA sterk kan beïnvloeden. Opmerking De impact evaluatie werd verricht inclusief normalisatie en evaluatie. Dit laatste gebeurde op basis van een methode van de Umweltbundesamt en is niet louter gebaseerd op objectieve gegevens maar ook op waardeoordelen van de Umweltbundesamt.
%HVOXLW In dit literatuuroverzicht zijn de resultaten van verschillende vergelijkende levenscyclusanalyses weergegeven. De studies die de Belgische situatie weergeven (met de typische transportafstanden voor distributie tot maximaal 100 à 200 km) komen op één na tot het besluit dat hervulbare drankverpakkingen te verkiezen zijn boven eenmalige. • Studie melkverpakkingen (1993): duidelijke voorkeur voor hervulbare fles; polycarbonaatfles beste keus; • Wijn (1994): duidelijke voorkeur voor hervulbare glazen fles; • Drankverpakkingen (1994): hervulbare verpakkingen zijn te verkiezen boven eenmalige; • Mineraalwater (1994): geen duidelijke voorkeur tussen eenmalige PVC fles, eenmalige HDPE fles en hervulbare glazen fles, mede omdat de studie geen gewicht toekent aan de verschillende impactcategorieën. In de peer-review die over deze studie gemaakt is, is er bovendien op gewezen dat sommige processen niet meegenomen waren in de vergelijking en dat hierdoor de glazen fles benadeeld is. Samengevat kan besloten worden dat hervulbare verpakkingssystemen te verkiezen zijn, zowel voor melk, wijn als water. Daarenboven zijn verschillende studies uit andere Europese landen aan een analyse onderworpen. De besluiten van deze studies variëren van neutraal tot een uitgesproken voorkeur ten opzichte van hervulbare verpakkingen. Een overzicht: • Zwitserse studie (1993): duidelijke voorkeur voor hervulbare verpakkingen: REF PET fles voor frisdranken, glas voor bier; • Finse studie (1995): geen significante verschillen tussen eenmalige en hervulbare drankverpakkingen. Toch heeft de Finse overheid gekozen voor milieutaksen, waardoor hervulbare verpakkingen sterk gestimuleerd worden. Voor wat de interpretatie van de 39
llll l l l l l l l l l l l l l l l
• • • • •
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
resultaten betreft moeten we er rekening mee houden dat de transportafstanden in het dichtbevolkte België veel korter zijn. Duitse studie (1996): duidelijk milieuvoordeel voor hervulbare flessen voor bier en melk; Europese studie (1997): voor grote verpakkingen (1-1,5 l) onderscheidt de studie een voorkeur voor hervulbare REF PET flessen. Voor kleine verpakkingen (0,25 - 0,5 l) is er geen eenduidige conclusie maar wel een tendens in de richting van het drankkarton. Deense studie (1998): duidelijk milieuvoordeel voor hervulbare flessen voor bier en frisdrank; Duitse studie (1999): geen duidelijke voorkeur tussen twee soorten drankkarton en hervulbare glazen fles voor het verpakken van melk. Duitse studie (2000): voor koolzuurhoudende dranken en mineraalwater een duidelijke voorkeur voor hergebruik; retour PET scoort beter dan retourglas; geen duidelijke voorkeur in het geval van overige dranken zonder koolzuurgas en wijn.
Intussen zijn de LCA’s over de Belgische situatie enigszins achterhaald. De voorbije jaren zijn er in België grote inspanningen geleverd om het systeem van selectieve inzameling en recyclage van eenmalige drankverpakkingen uit te bouwen. Toch leren we uit sensitiviteitsanalyses (vb. BUWAL 1996) dat een verhoogde recyclagegraad de uiteindelijke conclusies niet ingrijpend beïnvloedt. Immers, met een systeem van selectieve inzameling gaat ook een toename van nieuwe milieuverstoringen gepaard die de milieuwinst afzwakt. Veeleer blijken de transportafstand en het aantal retourtrips van hervulbare verpakkingen van doorslaggevend belang te zijn voor de uiteindelijke score. In de Vlaamse context, met een markt van 5,6 miljoen mensen op nauwelijks 1350 km², met het dichtste wegen- en spoorwegennet ter wereld en met de aanwezigheid van verschillende brouwerijen, melkerijen en frisdrankproductiecentra zijn de voorwaarden voor een retoursysteem (transportafstand, bereikbaarheid) in het algemeen gunstiger dan in de beschouwde Europese landen. Op basis van de resultaten van de beschouwde studies kunnen we dus besluiten dat een verpakkingssysteem met hervulbare flessen op milieugebied te verkiezen is.
40
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
$DQEHYHOLQJHQ In hoofdstuk 3 van dit cahier zagen we dat het vanuit milieu-oogpunt wel degelijk de moeite loont om hervulbare verpakkingen te bevorderen. Natuurlijk gaat dat niet in alle gevallen op. Voor dranken die over grote afstanden worden aangevoerd, kunnen eenmalige verpakkingen een betere milieuscore halen dan retour. Maar dat zijn uitzonderingen op de regel. Onder gemiddelde omstandigheden, als de transportafstand tot de plaats waar lege retourverpakkingen terug worden afgevuld niet te groot is en het aantal retourtrips per verpakking voldoende hoog, scoort hergebruik beter dan wegwerp. Voor de meeste producten in ons dichtbevolkte landje wordt hieraan ruimschoots voldaan. De uitzonderingen op de regel mogen er dan ook niet toe leiden dat de regel zelf in vraag wordt gesteld. Het kind (de afvalbeheershiërarchie die stelt dat hergebruik de verkiezen is boven materiaalrecuperatie) mag niet met het badwater worden weggegooid. De uitzonderingssituaties waarin – omwille van de lange transportafstanden - toch milieuvoordeel te halen is met wegwerpverpakkingen, worden ook maar mogelijk gemaakt door de kunstmatig laag gehouden transportprijzen die lang niet alle kosten weerspiegelen. In gans Europa wordt slechts 30% van de externe kosten aan de weggebruikers doorgerekend. Het gaat dan om kosten veroorzaakt door luchtverontreiniging, de daardoor aangerichte schade aan gebouwen en gewassen, de schade aan de volksgezondheid, kosten veroorzaakt door geluidshinder (met daaraan gekoppelde waardevermindering van woningen),… Mochten al deze kosten weerspiegeld worden in de prijs, dan zou het transport veel duurder uitvallen en zou een regionale logistiek terug concurrentiëler zijn. Niet alleen omwille van het milieuvoordeel, maar ook omwille van de positieve regionale tewerkstellingeffecten die samengaan met hervulbare verpakkingssystemen, moet de overheid veel meer werk maken van het stimuleren van retourverpakkingen. De overheid moet een beleid op poten zetten dat retourverpakkingen financieel aantrekkelijk maakt voor zowel de industrie, de handel als de consument. In hoofdstuk 2 zagen we dat het de Europese lidstaten wel degelijk toekomt om met respect voor de Europese regelgeving hervulbare verpakkingen te stimuleren. Een stimulerend beleid t.a;v. hervulbare verpakkingen strookt bovendien perfect met de federale, gewestelijke en (boven)lokale beleidsengagementen inzake afvalpreventie. In dit hoofdstuk formuleren we concrete aanbevelingen op de verschillende beleidsniveaus om hervulbare verpakkingen de kans en plaats te geven die ze verdienen.
2S(XURSHHVQLYHDX Op Europees niveau wordt momenteel gewerkt aan een herziening van de zogenaamde verpakkingsrichtlijn. De evaluatie van de richtlijn – meer bepaald van de recyclage- en terugwinningdoelstellingen – was reeds ingebouwd in de richtlijn zelf en zou uiterlijk tegen eind 2001 moeten leiden tot nieuwe bindende recuperatiedoelstellingen voor de Europese lidstaten. Dit herzieningsproces moeten worden aangegrepen om: • duidelijke en voldoende hoge hergebruikpercentages voor verschillende productgroepen in de verpakkingsrichtlijn in te voeren; • in de verpakkingsrichtlijn een instrumentenkader aan te reiken waar de lidstaten gebruik van kunnen maken om in overeenstemming met de Europese vrije marktregels, het gebruik wegwerpverpakkingen te ontmoedigen of te verbieden (vb. productieverbod, quotasysteem, ecotaks); • de recyclagepercentages per materiaalsoort voor wegwerpverpakkingen drastisch te verhogen met het oog op een milieuvriendelijker verwerking van wegwerpverpakkingen en het afbouwen van storten en verbranden; • de verpakkingsproducenten de volledige financiële verantwoordelijkheid te laten dragen voor hun producten in de afvalfase. Ook de kosten voor inzameling en verwerking van niet selectief ingezamelde verpakkingen en verpakkingen in het zwerfvuil moeten doorgerekend worden aan de producenten. 41
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
Het is niet wenselijk dat de Europese Commissie de CEN-normen, die de essentiële specificaties uit de verpakkingsrichtlijn verder moeten concretiseren, zou aanvaarden. Deze normen hadden moeten aangeven hoe verpakkingen voorkomen kunnen worden (preventie), wanneer er sprake kan zijn van hergebruik, recycleerbare verpakkingen, enz. De invulling die CEN (het Europees Comité voor Normalisatie) daaraan heeft gegeven is ondermaats. De uitgewerkte normen zijn eerder op te vatten als normen voor managementsystemen en er zijn nauwelijks meetbare of kwantificeerbare vereisten (zoals vb. een minimum aantal trips bij hergebruik). Bij de herziening van de verpakkingsrichtlijn moeten dergelijke eisen in de Richtlijn zelf opgenomen worden en niet overgelaten aan standaardisatie-instellingen zoals CEN, die te sterk door de industrie zijn beïnvloed. Wel zou aan CEN gevraagd moeten worden om WHFKQLVFKH SURGXFWVWDQGDDUGHQ YRRU KHUYXOEDUH IOHVVHQ HQ ERNDOHQ uit te werken. Dergelijke standaarden moeten lidstaten toelaten om afwijkende formaten (vb. financieel) te ontmoedigen. Zo’n aanpak zou de terugname van dergelijke standaardflessen en een statiegeldsysteem vergemakkelijken.
2SIHGHUDDOQLYHDX Op federaal niveau zijn volgende punten essentieel: • Een FRUUHFWH WRHSDVVLQJ YDQ GH HFRWDNVZHW of de vervanging ervan door een gelijkwaardig instrument dat hervulbare verpakking nog in dezelfde of sterkere mate bevordert. Wat dit laatste betreft kan gedacht worden aan verplichte quota die per drankcategorie het minimumaandeel hervulbare verpakkingen aangeven of aan de combinatie van ecotaksen met ecobonussen, bijvoorbeeld onder de vorm van verlaagde accijnzen voor dranken in hervulbare verpakkingen (voor water, limonade en andere alcoholvrije dranken loopt de accijns op tot 3 BEF/l; voor wijn bedraagt de accijns minstens 19 BEF/l). De ecotakswet werd al genoeg uitgehold en afgezwakt. Nu bepaalde verpakkingsmaterialen niet langer de – in de tijd toenemende recyclagepercentages halen om van vrijstelling te kunnen genieten, kan de toepassing van de ecotaks voor deze verpakkingen niet langer uitblijven. Dat wil zeggen dat drankkartons met terugwerkende kracht vanaf begin 1999 aan de in de wet voorziene ecotaks van 15 BEF per in de handel gebracht product, onderworpen moeten worden. Immers, in 1998 werd minder dan 43% van de op de markt gebrachte drankkartons gerecycleerd. Voor andere wegwerpverpakkingen moet overeenkomstig de wet de ecotaks vanaf begin 2001 van toepassing worden. • De invoering van een DDQYXOOHQGH WDNV YRRU YHUSDNNLQJV PDWHULDOHQ (niet alleen drankverpakkingen). Totnogtoe beoogde de ecotaks voor drankverpakkingen enkel een regulerend effect ten aanzien van het verpakkingssysteem (hervulbare versus wegwerpverpakkingen) en spitste ze zich enkel toe op drankverpakkingen. Nochtans is ook de milieu-impact van de verschillende verpakkingsmaterialen die in hervulbare of wegwerpverpakkingen worden gebruikt, sterk verschillend. Een taks per type en hoeveelheid verpakkingsmateriaal maakt het mogelijk die diverse milieueffecten in de marktprijzen door te rekenen. Zulke “materialentaks” hoeft natuurlijk niet beperkt te blijven tot de toepassing in verpakkingen. De invoering van een dergelijke taks mag wel geen aanleiding geven tot uitstel van de regulerende taks in functie van het verpakkingssysteem (hergebruik versus éénmalig). • De handhaving van de bepalingen ten aanzien van de PLOLHXHWLNHWWHULQJ. De vermelding “vrijgesteld van ecotaks” moet verwijderd worden op die verpakkingsmaterialen die niet langer de recyclagedoelstellingen halen om van ecotaks te worden vrijgesteld (voorlopig alvast de drankkartons). • (Samen met de gewesten) een herziening van het intergewestelijk verpakkingsakkoord met het oog op: o de invoering van hogere recyclagedoelstellingen per type verpakkingsmateriaal afgestemd op de recyclagedoelstellingen uit de ecotakswet; o de opname van hergebruikdoelstellingen per drankcategorie; o de invoering van een volledige producentenverantwoordelijkheid die erop neerkomt dat producenten de volledige financiële verantwoordelijkheid dragen voor hun producten in de afvalfase (ook in restafval, zwerfvuil en gemeentevuil), terwijl de controle- en regiefunctie voor het opzetten van systemen van selectieve inzameling en –verwerking bij de overheid ligt; o een grotere vrijheid voor lokale overheden om systemen van selectieve inzameling en verwerking op te zetten die beter aansluiten bij een afvalpreventiebeleid (zie verder); gemeenten en intercommunales zouden dan ook de mogelijkheid moeten krijgen hun 42
llll l l l l l l l l l l l l l l l
•
•
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
contract met FOST-Plus in die zin te wijzigen. Deze gemeenten moeten van FOST-Plus een redelijke prijs krijgen voor hun (op alternatieve wijze) selectief ingezameld afval. o de invoering van een bepaling die stelt dat extra inkomsten ten gevolge van een hogere prijszetting op de recipiënten van verpakkingsafval, de gemeenten ten goede komen. o duidelijker communicatie over de betekenis van het « groene punt ». Samen met de gewesten te komen tot een interregionaal samenwerkingsakkoord waarin afspraken worden gemaakt inzake het terugvloeien van de opbrengsten van de verpakkingstaksen. Deze opbrengsten dienen in eerste instantie te worden aangewend voor een (verhoogde) investeringsaftrek en investeringssteun voor: o opslagruimte voor leeggoed; o afvulmachines voor botteling in hervulbare verpakkingen; o uitbouw van decentrale distributieplatforms voor dranken; o automatische ontvangstinstallaties voor leeggoed; o apparatuur voor detectie en sortering vreemde flessen; o flessenspoelmachines; o detectiesystemen voor controle op kwaliteit en zuiverheid van flessen. Het invoeren en promoten van een groen label systeem voor groothandel, kleinhandel en de gespecialiseerde drankenhandel voor vestigingen die aan bepaalde minimumcriteria inzake hervulbare verpakkingen voldoen.
2SJHZHVWHOLMNQLYHDX De gewestelijke overheden dienen: • Mee te werken aan de herziening van het intergewestelijk verpakkingsakkoord (zie hoger). • Mee te werken aan het interregionaal akkoord inzake herbesteding van de middelen die voortkomen uit de taks (verhoogde investeringssteun en –aftrek). • Lokale overheden die een systeem van selectieve inzameling en -verwerking opzetten dat beter strookt met een afvalpreventiebeleid, daartoe de mogelijkheid bieden en ze aanmoedigen. • Afvalpreventie en milieuzorg op te nemen in de leerplannen van alle onderwijsnetten en in de eindtermen te vertalen. Alle door derden aangeboden educatieve pakketten moeten centraal aan kwaliteitscontrole onderworpen worden. • Hervulbare verpakkingen in de eigen diensten te promoten (voorbeeldfunctie). • Het voorzien in het subsidieprogramma van OVAM van financiële steun voor het plaatsen van drankautomaten met hervulbare flesjes en voor mobiele spoelinstallaties. • De verplichting tot het gebruik van herbruikbare bekers op te nemen in de sectorale milieuvergunningsvoorwaarden voor vergunningsplichtige evenementen of festiviteiten (wijziging VLAREM II). • Ter concretisering van de aanvaardingsplicht voor verpakkingsmateriaal van huishoudelijke oorsprong, grootdistributiezaken te verplichten op de eigen terreinen of in de eigen gebouwen de nodige daartoe geschikte recipiënten te plaatsen voor het in ontvangst nemen van wegwerpverpakkingen die door de consument worden teruggebracht of achtergelaten (wijziging Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en –beheer). • Het opzetten van sensibiliseringscampanges ter promotie van hervulbare verpakkingen. • Specifieke ondersteunende en begeleidende maatregelen te treffen voor de sector van de thuisbezorging en de gespecialiseerde drankhandels: o Leveren van steun aan starters (onder meer via het Vlaams Instituut Zelfstandig Ondernemen); o Opzetten van (bij)scholingscursussen op vlak van marketing, e-commerce, digitale bestellingen, automatische betalingssystemen,…
2SORNDDOQLYHDX De lokale overheden dienen: • Een inzamelsysteem op te zetten dat afvalvoorkoming maximaal ondersteunt. In plaats van te kiezen voor het “sleutel op de deur” inzamelsysteem van FOST-Plus, doen gemeenten er beter aan een beleid te voeren op het vlak van selectieve inzameling dat complementair is met het afvalvoorkomingsbeleid. Daarbij kunnen andere inzamelsystemen (brengmethode i.p.v. 43
llll l l l l l l l l l l l l l l l
• •
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
haalmethode), een andere (lagere) inzamelfrequentie, een andere (duurdere) prijszetting, de inzameling van andere fracties (vb. de gemengde kunststoffractie i.p.v. de huidige P-fractie) hun plaats krijgen. Een politiereglement af te vaardigen dat het gebruik van herbruikbare bekers op festivals en grote evenementen verplicht; Te investeren in uitleendiensten voor herbruikbare bekers en mobiele spoelinstallaties.
'HEHGULMIVZHUHOG Aan de verpakkingsindustrie, producenten van levensmiddelen en handelaars wordt gevraagd om hergebruiksystemen te ontwikkelen en toe te passen. • De verpakkingsindustrie dient verder te investeren in de ontwikkeling van gebruiksvriendelijke, veilige en compacte retourverpakkingen. Verschillende systemen zijn reeds beschikbaar en worden toegepast op kleine schaal of in het buitenland, zoals de hervulbare PET-fles en de polycarbonaatfles. • Producenten van levensmiddelen worden opgeroepen om hun producten (ook) in retourverpakking op de markt te brengen. • De distributiesector en drankhandelaars dienen ervoor te zorgen dat er van elke productcategorie minstens één alternatief in retourverpakking beschikbaar is in de winkel. De grootdistributie moet systematisch werk maken van de plaatsing van automatische ontvangstinstallaties voor leeggoed. • Verpakkingsindustrie, levensmiddelenproducenten en grootdistributie dienen (waar mogelijk gezamenlijke) publiciteitscampagnes op te zetten voor het stimuleren van herbruikbare verpakkingen.
'HFRQVXPHQW Aan de consument wordt gevraagd om milieubewust te consumeren om onder meer te kiezen voor herbruikbare verpakkingen.
44
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
/LWHUDWXXUOLMVW A common strategy on waste management, SEC (89), OJ No L207. Anonymus, 1994. (WXGHUHODWLYHjODQRUPDOLVDWLRQpFRORJLTXHGHVHPEDOODJHVHQ%HOJLTXH 5DSSRUW ILQDO S.G.P. Consultants in opdracht van Federaal minister van Leefmilieu Santkin. Anonymus, 1996. gNRLQYHQWDUHIU9HUSDFNXQJHQ%DQGXQG%DQG. Bundesamt für Umwelt, Wald und Landschaft (BUWAL). Bern. Anonymus, 1997, (FREDODQFHVIRUSROLF\PDNLQJLQWKHGRPDLQRISDFNDJLQJDQGSDFNDJLQJZDVWH Brussel, Récherche Développement & Consulting en Coopers & Lybrand. Bischoff, (E.), 1993. 2QHZD\ &RQWDLQHUV5HWXUQDEOH &RQWDLQHUV $ 6WXG\ RI WKH *HUPDQ 3DFNDJLQJ 5HJXODWLRQ(IIHFWVDQG&RXQWHUDUJXPHQWV. Le Mont-Pélerin. Ceuterick, (D.), Huybrechts, (D.), 1994. YHUSDNNLQJVDOWHUQDWLHYHQYRRUZLMQ Vito, Mol.
9HUJHOLMNHQGH
OHYHQVF\FOXVDQDO\VH
YDQ
Communication from the Commission on the review of the community strategy for waste management, COM (96) 399 final. De Cock, K., 1999. 'H NDGHUZHW YDQ GHFHPEHU LQ]DNH HFRORJLVFKH SURGXFWQRUPHULQJ :(3 JHDQDO\VHHUGYDQXLWGHLQYDOVKRHNYDQGHYHUSDNNLQJHQMilieu- en Energierecht, nummer 99-8, augustus 1999, blz.210-255. De Cupere, (B.) et al., 1993. (FREDODQVHQ YDQ YHUSDNNLQJHQ V\QWKHVH YDQ LQIRUPDWLHEURQQHQ Brussels Instituut voor het Milieubeheer, Brussel. De Baere, (V.), Huybrechts, (D.) en Wouters, (G.), 1994. 0LOLHXEDODQV YDQ NRUWF\FOLVFKH 39& YHUSDNNLQJHQ(LQGUDSSRUW6WXGLHXLWJHYRHUGLQRSGUDFKWYDQ29$0Vito, Mol. De Pue, E, Lavrysen, L., Strycjers, P.,1999. 0LOLHX]DNERHNMH/HLGUDDGYRRUGHPLOLHXZHWJHYLQJ LQ9ODDQGHUHQKluwer Rechtswetenschappen België, Brussel. DG ENV, 1999. 'LVFXVVLRQ 3DSHU RQ WKH UHYLVLRQ RI WKH SDFNDJLQJ DQG SDFNDJLQJ ZDVWH GLUHFWLYH (&1/12/1999. DG ENV – Waste Management Unit, 2000. :RUNLQJ GRFXPHQW RQ WKH UHYLVLRQ RI WKH SDFNDJLQJ GLUHFWLYH(&([SODQDWRU\HOHPHQWVIRUDQRULHQWDWLRQGHEDWH 15/9/2000. Ekvall, (T.) et al., 1998. /LIH&\FOH$VVHVVPHQWRI3DFNDJLQJ6\VWHPVIRU%HHUDQG6RIW'ULQNV0DLQ UHSRUWMinistry of Environment and Energy, Danish Environmental Protection Agency, Kopenhagen. EN 13427 – Packaging – requirements for the use of European Standards in the field of packaging and packaging waste. EN 13428 – Packaging – requirements specific to manufacturing and composition – prevention by source reduction. EN 13429 – Packaging – reuse EN 13430 – Packaging – requirements for packaging recoverable by material recycling. EN 13431 – Packaging – Requirements for packaging recoverable in the form of energy recovery, including specification of minimum inferior calorific value.
45
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
Europese Commissie tegen Denemarken, HvJ 302/86 (1989). Europese Commissie, DG ENV5HYLVLRQRIWKHSDFNDJLQJDQGSDFNDJLQJZDVWH'LUHFWLYH(& 'LVFXVVLRQSDSHUIRUVWDNHKROGHUVPHHWLQJ Europese Commissie, 1999. 9HUVODJYDQGH&RPPLVVLHDDQGH5DDGHQKHW(XURSHHV3DUOHPHQW± 7XVVHQWLMGV YHUVODJ RYHUHHQNRPVWLJ DUWLNHO OLG RQGHU D YDQ 5LFKWOLMQ (* EHWUHIIHQGH YHUSDNNLQJHQYHUSDNNLQJVDIYDO&20Brussel, 19/11/1999. FOST-Plus, 1999. -DDUYHUVODJBrussel. FOST-Plus, 2000. -DDUYHUVODJBrussel. Gebers, B., Jenseit, W., Wollny,V., 1998. $QDO\VLV RI 0HWKRGRORJLHV IRU (FREDODQFHV IRU SDFNDJLQJ DQG3DFNDJLQJ:DVWH. Öko-Institut, Darmstadt. Gedr. St. Kamer 897/17 – 92/93. Gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur ; B.S. 20 juli 1993. Heyde, M. en J. Bez, 1999. gNRELODQ]HQ IU GLH 9HUSDFNXQJVV\VWHPH .DUWRQYHUSDFNXQJ *LHEHO .DUWRQYHUSDFNXQJ %ORFN XQG 0HKUZHJJODVIODVFKHQ PLW OLWHU )OOYROXPHQ ]XU 9HUSDFNXQJ XQG 'LVWULEXWLRQ YRQ )ULVFKPLOFK $EVFKOXEHULFKW Fraunhofer - Institut Verfahrenstechnik und Verpackung IVV, München. Interregionale Verpakkingscommissie, 1998. %HVOXLW YDQ GHFHPEHU YDQ GH ,QWHUUHJLRQDOH 9HUSDNNLQJVFRPPLVVLHWRWHUNHQQLQJYDQGHYHUHQLJLQJ]RQGHUZLQVWRRJPHUN)2673OXV0DUWLQXV9 VWUDDW%UXVVHODOVRUJDQLVPHYRRUYHUSDNNLQJVDIYDO Interregionale Verpakkingscommissie, 1999. %HVOXLWYDQGH,QWHUUHJLRQDOH9HUSDNNLQJVFRPPLVVLHWRW HUNHQQLQJYDQGHYHUHQLJLQJ]RQGHUZLQVWRRJPHUN)2673OXV ; B.S. 27 maart 1999. ISO 14040:1997(E) IUDPHZRUN
- (QYLURQPHQWDO PDQDJHPHQW ± /LIH F\FOH DVVHVVPHQW ± 3ULQFLSOHV DQG
ISO 14041:1998(E) - (QYLURQPHQWDOPDQDJHPHQW±/LIHF\FOHDVVHVVPHQW±*RDODQGVFRSHGHILQLWLRQ DQGLQYHQWRU\DQDO\VLV. ISO / DIS14042 (1998) - (QYLURQPHQWDO PDQDJHPHQW ± /LIH F\FOH DVVHVVPHQW ± /LIH F\FOH LPSDFW DVVHVVPHQW ISO / DIS14043 (1998) - (QYLURQPHQWDOPDQDJHPHQW±/LIHF\FOHDVVHVVPHQW±,QWHUSUHWDWLRQ Lavrysen, L. 1DWLRQDOH EHOHLGVUXLPWH ELM GH RP]HWWLQJ YDQ (XURSHVH PLOLHXULFKWOLMQHQ LQ]DNH SURGXFWQRUPHQCentrum voor Milieurecht, Gent. Lavrysen, L. 9HUSDNNLQJHQ Verpakkingsmanager aan VUB.
HQ
PLOLHX
MXULGLVFKH
DVSHFWHQ,
Cursus
voor
opleiding
Lindeijer, E.W. en Reijnders, L., 1995. /&$3HHU5HYLHZYDQGHVWXGLH³0LOLHXEDODQVYDQNRUWF\FOLVFKH 39&YHUSDNNLQJHQ´XLWJHYRHUGGRRU9LWR IVAM, Amsterdam. Mölkki, H., et al., 1995. /LIH &\FOH $VVHVVPHQW RI HQYLURQPHQWDO LPSDFWV RI )LQQLVK EHYHUDJH SDFNDJLQJEHYHUDJHFDUWRQVYHUVXVJODVVUHXVHERWWOHHelsinki. Nollet, G., 1993. /HYHQVF\FOXVDQDO\VH YDQ PHONYHUSDNNLQJHQ WRHJHSDVW RS %HOJLs HQ 'XLWVODQG Universiteit Antwerpen, faculteit toegepaste economische wetenschappen, Antwerpen. Opvolgingscommissie betreffende de milieutaksen, -DDUYHUVODJ. 46
llll l l l l l l l l l l l l l l l
l
l
l
l
l
l
0LOLHXDVSHFWHQYDQGUDQNYHUSDNNLQJHQ
Opvolgingscommissie betreffende de milieutaksen, -DDUYHUVODJ. Opvolgingscommissie betreffende de milieutaksen, -DDUYHUVODJ. Opvolgingscommissie betreffende de milieutaksen , -DDUYHUVODJ. OVAM. 8LWYRHULQJVSODQKXLVKRXGHOLMNHDIYDOVWRIIHQ. Mechelen. Plinke, E. 2000. gNRELODQ]IU*HWUlQNHYHUSDFNXQJHQ,,, Umweltbundesamt, Berlin. Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakkingen en verpakkingsafval. Richtlijn 85/339/EEG betreffende verpakkingen voor vloeibare levensmiddelen Schmitz, S. et al., 1996. /LIHF\FOH DVVHVVPHQW IRU GULQNV SDFNDJLQJ V\VWHPV Umweltbundesamt, Berlin. Verhoosel, G., 1998. 5HFHQWH RQWZLNNHOLQJHQ LQ ZHWJHYLQJ HQ UHFKWVSUDDN LQ]DNH HFRWDNV (Q GH ERHUKLMSORHJGHYRRUWIn : Milieu- en energierecht, 98 – 1, januari 1998, blz. 23 – 32. Vlaamse Parlement, 1981. 'HFUHHW YDQ MXOL EHWUHIIHQGH GH YRRUNRPLQJ HQ KHW EHKHHU YDQ DIYDOVWRIIHQ; B.S., 25 juli 1981 (herhaaldelijk gewijzigd). Vlaamse Parlement, 1997. 'HFUHHW YDQ MDQXDUL WRW JRHGNHXULQJ YDQ KHW VDPHQZHUNLQJVDNNRRUG EHWUHIIHQGH GHSUHYHQWLHHQKHWEHKHHUYDQYHUSDNNLQJVDIYDO; B.S. 5 maart 1997. Vlaamse Regering, 1996. *HPHHQWHOLMNPLOLHXFRQYHQDQW, december 1996. Vlaamse Regering, 1997. %HVOXLWYDQGH9ODDPVH5HJHULQJWRWYDVWVWHOOLQJYDQKHW9ODDPV5HJOHPHQW LQ]DNHDIYDOYRRUNRPLQJHQEHKHHU9/$5($ YDQGHFHPEHU; B.S., 16 april 1998.
47