(hoog)begaafdheidsprotocol September 2013
Protocol (hoog) begaafdheid pagina
1. Inleiding
3
2. Achtergrondinformatie en doelgroep 2.1 Achtergrondinformatie 2.2 Omschrijving van de doelgroep
4 4 4
3. Signalering 3.1 Signalering bij instroom 3.2 Signalering tijdens de schoolloopbaan
6 6 6
4. Diagnosticeren 4.1 Schooldiagnose 4.2 Extern onderzoek
7 7 8
5. Begeleiding 5.1 Specifiek leerstofaanbod groep 1 en 2 5.2 Groep 3 tot en met 8 5.3 Verdieping- en verbredingmateriaal 5.4 Plusgroepen 5.5 Spaanse les 5.6 Vervroegd doorstromen/ versnellen 5.7 Evaluatie en handelingsplan 5.8 Beoordeling van het werk 5.9 Begeleiding van onderpresteerders
10 10 10 11 11 11 11 12 12 12
6. Schoolbeleid
13
7. Schoolontwikkeling
14
8. Stappenplan bij vermoeden (hoog)begaafdheid
15
9. Literatuur
17
Bijlagen
2
1. Inleiding Ieder kind heeft recht op passend (adaptief) onderwijs. Dit uitgangspunt betekent dat binnen het onderwijs ruimte en middelen moeten zijn om zwakke leerlingen op te vangen en (hoog)begaafde kinderen hun mogelijkheden moeten kunnen ontwikkelen. In dit protocol geven we aan op welke wijze wij binnen ons onderwijs aansluiten op de specifieke vragen van leerlingen met een ontwikkelingsvoorsprong. In hoofdstuk 2 leest u een beschrijving van de doelgroep waarop we ons richten. Hoofdstuk 3 vermeldt de signalering en de middelen die wij daarvoor gebruiken. Bij voldoende signalen wordt in hoofdstuk 4 aangegeven hoe we de signalen omzetten in een diagnose. Dit kan een schooldiagnose zijn en in sommige gevallen is een extern onderzoek gewenst. Hoofdstuk 5 beschrijft de extra begeleiding van (hoog)begaafde kinderen op onze school. Wat zijn de mogelijkheden, waar liggen onze grenzen. Hoofdstuk 6, het schoolbeleid, geeft aan welke keuzes we op dit gebied hebben gemaakt.
Opgesteld oktober 2011 Aangepast mei 2013 Op cbs ’t Honk wordt al deels gewerkt volgens dit protocol, de invoering van dit protocol gebeurt stapsgewijs.
3
2. Achtergrondinformatie en doelgroep In dit hoofdstuk wordt aangegeven wat we onder hoogbegaafdheid verstaan en waarop onze visie is gebaseerd. 2.1. Achtergrondinformatie Hoogbegaafdheid is niet alleen een kwestie van een hoog IQ en komt niet vanzelfsprekend tot ontwikkeling. Er moet een zekere dynamiek zijn tussen hoogbegaafdheidfactoren, persoonlijkheidskenmerken en omgevingsfactoren om tot prestaties op hoogbegaafd niveau te kunnen komen. Niet-cognitieve aanlegfactoren als stressbestendigheid, motivatie om te presteren, werk- en leerstrategieën, faalangst en controle zijn sterk meebepalend voor het uiteindelijke niveau waarop hoogbegaafdheid tot uiting komt. Gezin, school en vrienden kunnen zowel een positieve als een negatieve invloed hebben op de ontwikkeling van een kind en het tot uiting komen van (hoog)begaafdheid. Strikt genomen voldoet slechts een heel kleine groep leerlingen, ongeveer 2,5%, aan de criteria van hoogbegaafdheid. Uit de schoolpraktijk blijkt echter, dat 15%van alle kinderen behoefte zou hebben aan een aangepast onderwijsaanbod. Het gaat dan om kinderen die uitblinken in een bepaald vakgebied. We spreken in dat geval van begaafde leerlingen. Deze begaafde leerlingen ervaren echter vaak dezelfde problemen als hoogbegaafde leerlingen. Dit protocol (hoog)begaafdheid richt zich niet alleen op de relatief kleine groep hoogbegaafde kinderen, maar ook op begaafde kinderen. Dit zijn de kinderen die in een bepaald vakgebied gedurende een langere periode A-scores behalen op de CITO-toetsen en zeer goede resultaten op methodegebonden toetsen. Van deze groep leerlingen mag worden verwacht dat zij ook met weinig instructie zelfstandig de leerstof in een bepaald vakgebied kunnen doorlopen. Daarnaast is er de groep kinderen, die minder goed presteren, maar waarvan we het vermoeden hebben dat ze ‘onderpresteren’. 2.2. Omschrijving van de doelgroep De doelgroep: • kinderen met een IQ van 130 of hoger, mits er onderzoek heeft plaatsgevonden • kinderen die bij CITO-toetsen gedurende langere periode A-scores behalen in een bepaald vakgebied. • kinderen die goede resultaten behalen in de groep en weinig of geen fouten maken in methodegebonden toetsen. • kinderen, die weinig instructiebehoefte hebben en zelfstandig kunnen werken. • kinderen die nauwelijks behoefte aan herhaling hebben en weinig behoefte aan oefenstof om zich nieuwe kennis en vaardigheden eigen te maken. • kinderen die een hoog werktempo en een hoge mate van concentratie hebben. • kinderen die minder goed presteren, maar waarvan we het vermoeden hebben dat ze ‘onderpresteren’.
4
De school kan op grond van bovenstaande criteria besluiten dat een leerling tot de doelgroep behoort. In dit protocol gebruiken we voor deze doelgroep de term (hoog)begaafdheid. Bij kleuters hanteren we de term ontwikkelingsvoorsprong, omdat daar (hoog)begaafdheid nog moeilijk is vast te stellen.
5
3. Signalering Het streven is om het schoolaanbod zoveel mogelijk aan te laten sluiten bij de mogelijkheden van de leerling. Op grond van een vroegtijdige signalering kan er vervolgens een plan van aanpak worden gemaakt, waardoor er preventief kan worden gewerkt. Hierdoor voorkomen we dat er in hogere groepen problemen ontstaan. Een systematische aanpak geeft eenduidigheid in het begeleidingstraject. 3.1. Signalering bij instroom: 1) Het intakegesprek 2) Informatie peuterspeelzaal 3) Signalering door ouders 3.2. Signalering tijdens de schoolloopbaan: 1) Groep 1 en 2: In januari/ februari en in juni vindt de voortgangsbespreking plaats. Tijdens deze voortgangsbespreking worden de gegevens van het leerlingenvolgsysteem ‘KIJK’ besproken en is er naast leerlingen met een D/E score op hun CITO-toetsen, ook aandacht voor leerlingen met A-scores op de CITO-toetsen. Samen met de intern begeleider wordt besloten, op grond van deze informatie, of het zinvol is de ontwikkeling van de betreffende leerling nader in kaart te brengen. Vanaf groep 2 zetten we bij vermoedens van een ontwikkelingsvoorsprong het 10stappenplan ( zie hoofdstuk 8) in. Aan het eind van elk schooljaar wordt door de leerkracht het SiDi R protocol ( bijlage 6) afgenomen. In SiDi R wordt inzicht gegeven in de diverse aspecten en persoonlijkheidskenmerken en intelligenties van kinderen, waarbij tevens de rol van creativiteit in het handelen en in de prestaties wordt meegerekend. 2) Groep 3 t/m 8: Gedurende ieder schooljaar vanaf groep 1, vinden er twee voortgangsbesprekingen plaats tussen de leerkracht en IB. De voortgangsbesprekingen vinden plaat in januari/ februari en in juni. Ook de evaluatie van de groepsplannen en het opstellen van nieuwe groepsplannen worden twee keer per jaar besproken. Tijdens deze overleggen worden de leervorderingen van de kinderen besproken aan de hand van resultaten op methodegebonden toetsen en CITO-toetsen. Wanneer kinderen gedurende langere periode A-scores behalen behoren zij in principe tot de doelgroep ‘begaafde leerlingen’. Aan het eind van elk schooljaar worden alle kinderen gescreend aan de hand van de lijst (hoog)begaafdheid, het SiDi R protocol. 3) Signaleren van onderpresteerders: Wanneer er een vermoeden is van onderpresteren kan er door de leerkracht gebruik worden gemaakt van de signaleringslijst ‘onderpresteren’ (bijlage 7). De resultaten worden besproken met de intern begeleider, waarna de leerling op de subteam vergadering of op het clusteroverleg wordt besproken.
6
4. Diagnosticeren Wanneer we vermoeden, door signalering, dat een leerling (hoog)begaafd is, volgen we de volgende stappen: 4.1 Schooldiagnose 1) Het oudergesprek: Hierbij zijn aanwezig: De ouder(s), de IB-er en de leerkracht. Voor het gesprek wordt gebruik gemaakt van het oudergespreksformulier uit SIDI-R (bijlage 5). Tijdens het gesprek bespreken we de ontwikkeling van de leerling in de thuissituatie. In het gesprek komen de volgende onderwerpen aan de orde: - Hobby’s - Interesses - Vroege ontwikkeling - Zelfbeeld - Werkhouding - Plezier in school - Vrijetijdsbesteding Van dit gesprek wordt een verslag gemaakt en in ParnasSys gezet. 2) Observatie van de leerling Door het invullen van een observatielijst uit SIDI (bijlage 4A groep 1 en 2 en 4B groep 3 t/m 8) kunnen we met enige zekerheid vaststellen of we met een begaafde leerling te maken hebben. 3) Didactische gegevens Om de prestaties in beeld te krijgen, kijken we naar het volgende: -CITO-toetsen van het leerlingvolgsysteem -Resultaten van de methodegebonden toetsen. 4) Doortoetsen Wanneer we verdere gegevens nodig hebben van het beheersingsniveau, kunnen we doortoetsen. Groep 1 en 2: CITO Taal CITO Rekenen Toetsen Veilig Leren Lezen (bij voldoende letterkennis, actief en passief). Groep 3 t/m 8: CITO Taal CITO Rekenen CITO Begrijpend lezen m.u.v. groep 3 CITO Technisch Lezen CITO DMT Zolang de leerling een A score haalt, gaan we door met toetsen op een hoger niveau. 7
5) De leerlingenvragenlijst Wanneer uit bovenstaande acties blijkt dat we met een (hoog)begaafde leerling hebben te maken, wordt hem/haar een leerlingenvragenlijst voorgelegd (bijlage 6). En daarna wordt er een kort gesprek hierover gevoerd. Ook laten we de M.I. Roos invullen door het kind en de ouders, om te kijken waar de sterke en zwakke kanten van de leerling liggen. 6) Gegevens over de sociaal-emotionele ontwikkeling De gegevens van het leerlingvolgsysteem geven een zinvolle aanvulling op eerder verzamelde schoolgegevens. Denk bij deze kinderen aan een negatief zelfbeeld of faalangst. 7) Signaleren van onderpresteerders Relatieve onderpresteerders lijken heel sterk op gemiddelde leerlingen. Absolute onderpresteerders functioneren onder het niveau van de groep. Kenmerken onderpresteerders: • Zij hebben vaak ongewone interesses (zie keuze van een project of werkstuk). Meestal hebben zij de nodige voorkennis. • Ze maken vaak onnodig fouten in werk van te laag niveau. Ook kunnen zij een slechte werkhouding hebben. • Ze hebben vaak geen duidelijk foutenpatroon. Soms is een opdracht foutloos, een andere keer zwaar onvoldoende. • Er kan sprake zijn van een neerwaartse prestatielijn. • Naast een grote verbale vaardigheid zijn deze kinderen zeer nieuwsgierig en energiek in het ontdekken van nieuwe zaken. Het onderpresteren van een kind kan worden nagegaan in een gesprek met de ouders. Hierbij wordt duidelijk, of er een discrepantie bestaat tussen de school- en thuissituatie. Is het familiair? Bij dit gesprek zijn de IB-er, ouder(s) en de leerkracht aanwezig. Ook bij toetsen kan worden onder gepresteerd. Bij twijfel kan worden besloten om over te gaan tot extern onderzoek. 4.2 Extern onderzoek. Soms wordt er gekozen voor extern onderzoek. Een leerling kan worden aangemeld wanneer: • Gedacht wordt aan vervroegd doorstromen. • Sprake is van bijkomende problemen (bijv. dyslexie) • Sprake is van vermoedelijk onderpresteren. • Sprake is van tegenstrijdige informatie. • Sprake is van gedragsproblemen. • Sprake is van handelingsverlegenheid van de school.
Binnen de mogelijkheden van de school en hetgeen er geboden kan worden, zal gekeken worden naar de aanbevelingen uit het onderzoek. 8
Dit onderzoek wordt in overleg met de schoolbegeleider van het RPCZ, de leerkracht, de ouders en de IB aangevraagd en bekostigd door de school. In overige gevallen bekostigen de ouders het onderzoek.
9
5. Begeleiding Wanneer op grond van signalering en diagnose is vastgesteld dat er sprake is van (hoog)begaafdheid, wordt afgesproken dat een leerling in aanmerking kan komen voor specifiek leerstofaanbod. Dit gebeurt tijdens een voortgangsbespreking. 5.1. Specifiek leerstofaanbod Groep 1 en 2 In de groepen 1 en 2 zijn andere maatregelen nodig om het leerstofaanbod aan te passen, dan in de groepen 3 t/m 8. We maken een keuze tussen het aanbieden van verdiepingsmateriaal of het vervroegd doorstromen naar een hogere groep. Hierbij spelen de volgende zaken een rol: • Hoe groot is de voorsprong? • Op welke gebieden is er een ontwikkelingsvoorsprong? Alleen op cognitief gebied, of ook op motorisch, sociaal of emotioneel gebied? • Wat kunnen we het kind met een ontwikkelingsvoorsprong nog bieden? • Hoe kunnen we het onderwijs in de groep zo organiseren, dat het kind niet tekort wordt gedaan? • Hoe is de taak- werkhouding van het kind? Bij het zoeken naar verdiepingsmateriaal willen we ons in het aanbod richten op de hele ontwikkeling van de kleuter: cognitie, motoriek, fantasie, sociale en emotionele ontwikkeling en de schoolse vaardigheden. In de kleutergroepen is vaak voldoende materiaal aanwezig dat zich leent voor een verdiepend leerstofaanbod. Aansluitend bij de methode ‘Schatkist’ kunnen verrijkende en verdiepende opdrachten aangeboden worden. Materialen en opdrachten die gericht zijn op het (voorbereidend) lezen en rekenen bieden voldoende uitdaging. De methode ‘Compact en Rijk’ is een goede aanvulling voor kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong. Ons leerlingvolgsysteem ‘KIJK’ is gericht op de ontwikkeling van het kind en geeft aan welk materiaal ingezet kan worden: ‘KIJK en DOE’. De aangeboden activiteiten sluiten aan bij de ontwikkeling van het kind en bij wat bekend is uit de diagnose. Na de periode van verdieping volgt een evaluatie met de ouders, waarin we met elkaar nagaan of we het kind in groep 1 en 2 nog voldoende kunnen bieden, of dat het verstandig is de leerling vervroegd door te laten stromen naar groep 3. 5.2. Groep 3 t/m 8 In groep 3 t/m 8 wordt op grond van het didactische niveau van een leerling, een besluit genomen. Vanuit het groepsoverzicht worden de leerlingen geclusterd, waarbij ook de onderwijsbehoefte meeweegt. In de groepsplannen wordt beschreven hoe, wanneer en waaraan de leerlingen werken. Deze begaafde leerlingen zijn in staat om met een minimum aan instructie ( verkort), of zonder instructie, zich de leerstof eigen te maken. Ook is een minimum aan oefenstof voldoende om te komen tot hetzelfde beheersingsniveau als begaafde leerlingen. In de tijd die overblijft krijgt de leerling verdieping- en verbredingmateriaal aangeboden door de groepsleerkracht. De leerlingen krijgen opdrachten of projecten die aansluiten bij onderwerpen van de leerstof in de groep. Deze projecten of opdrachten voeren de leerlingen met een grote mate van zelfstandigheid uit en worden in verschillende vormen gepresenteerd aan de groep. Op deze manier zijn ze
10
van meerwaarde voor alle leerlingen. De hoogbegaafde leerlingen blijven betrokken bij de groep en houden contact. In sommige gevallen kan besloten worden, om voor enkele vakken in een versneld tempo door de leerstof te gaan, om toe te werken naar een vervroegde doorstroming naar een volgende groep. Deze leerlingen werken één keer per week in de plusgroep. 5.3 Verdieping- en verbredingmateriaal Bij verdiepen wordt er binnen het reguliere programma dieper op de leerstof ingegaan. Te denken valt aan steropdrachten, plusopdrachten en dergelijke. Naast verdiepingsopdrachten in de reguliere methode zijn er speciale verdiepingsmaterialen ontwikkeld. Doel van dit materiaal is: uitdagende opdrachten aanbieden die van hoger niveau zijn dan de opdrachten in de reguliere methode en aansluiten bij de informatiebehoefte van de leerling. De vaardigheden die geleerd worden liggen binnen hetzelfde vakgebied. Bij verbreden vallen de leerdoelen buiten de reguliere leerstof; speciale ICTprogramma’s worden ingezet en het betreft taken die aansturen op zelfstandig samenwerkend leren en zelfverantwoordelijk leren. 5.4 Plusgroepen In de plusgroep krijgen de leerlingen samen met andere gesignaleerde leerlingen les van een leerkracht buiten de klas. Elke week komen deze leerlingen bij elkaar in een aparte groep om aan een eigen programma te werken. Bij deze lessen worden ook de (project)lessen uit de ‘Pittige Plustorens’ ingezet. De leerkracht van de plusgroep bewaakt het leerproces van de leerlingen en geeft bijzonderheden door aan de groepsleerkracht. De leerlingen kunnen ook buiten de plusgroep aan de opdrachten werken, dit gaat altijd in overleg met de groepsleerkracht. Deze (project)lessen worden afgesloten met een evaluatie en een beoordeling, in samenspraak van de leerkracht met de leerling. Dit is op het rapport terug te zien. 5.5 Spaanse les Leerlingen van de plusgroep, die nog meer uitdaging nodig hebben, krijgen vanaf groep 6 Spaanse les. De leerkracht bepaalt dit per schooljaar in overleg met de IB en de leerling. Deze lessen worden verzorgd door Corina Phaff, docent Spaans. De basis van deze lessen is de methode van de Wereldschool ‘Juan y Rosa’. De lessen worden aangevuld met grammatica en extra oefeningen. Vanaf het schooljaar 2013/ 2014 wordt de beoordeling van de toetsen vermeld op het rapport. De leerlingen krijgen een uur per week les. Omdat deze lessen Spaans niet opgenomen zijn in het basisschoolpakket wordt van de ouders wordt een ( vrijwillige) bijdrage gevraagd van € 50,- .
5.6 Vervroegd doorstromen/versnellen Wanneer blijkt dat bovengenoemde maatregelen niet voldoende zijn en er duidelijk sprake is van een grote didactische voorsprong kan vervroegd doorstromen (versnelling) worden overwogen. Onder vervroegd doorstromen verstaan we dat een leerling eerder dan de gebruikelijke leeftijd doorstroomt naar een volgend leerjaar.
11
Ter ondersteuning van het besluit wordt de versnellingswenselijkheidslijst ingevuld (bijlage 8). Criteria voor vervroegd doorstromen: • Didactische voorsprong is groter dan 1 jaar. • Wanneer er extra risicofactoren zijn moet specifieke begeleiding gegarandeerd zijn. Bijvoorbeeld bij negatief zelfbeeld, faalangst, onvoldoende werk-en leer strategieën, of een gediagnosticeerde leer-en of gedragsstoornis. Als dit nodig blijkt, wordt een besluit tot vervroegd doorstromen altijd genomen in overleg met de deskundige die de stoornis heeft geconstateerd. • Houding van de leerling: hoe een leerling zelf aankijkt tegen vervroegd doorstromen kan een rol spelen in de besluitvorming. • Houding van de ouders: samen met de ouders wordt bekeken hoe de vervroegde doorstroming kan worden begeleid. • Heerst in de ontvangende groep het juiste pedagogisch klimaat. Een beslissing tot vervroegd doorstromen wordt zeer goed afgewogen en gebeurt in overleg met ouders, leerkrachten, IB en het kind zelf. Bij het uiteindelijke besluit zijn de huidige groepsleerkracht, de toekomstige groepsleerkracht, de intern begeleider en de directie betrokken. Als de leerling is doorgestroomd zullen de vorderingen en het welzijn van de leerling regelmatig worden geëvalueerd. Vervroegd doorstromen kan maar eenmaal plaatsvinden. 5.7 Evaluatie en groepsplan(handelings)plan De gemaakte keuzes worden vastgelegd in het leerlingvolgsysteem. In de groepsplannen worden de lessen en evaluaties beschreven en teruggekoppeld naar de ouders. Regelmatig wordt met de betrokken leerling gesproken door de leerkracht en/of intern begeleider. 5.8 De beoordeling van het werk Aan het verdieping- en verbredingwerk worden duidelijke eisen gesteld. De leerkracht bespreekt met de leerling aan welke eisen de opdrachten moeten voldoen. Ook op het rapport wordt dit vermeld. 5.9 Begeleiding van onderpresteerders Door vroege signalering willen we voorkomen dat leerlingen gaan onderpresteren. Deze leerlingen raken gedemotiveerd door de reguliere leerstof. Het heeft geen zin om van hen te verwachten dat zij eerst betere prestaties leveren of hun werkhouding gaan aanpassen voordat zij een ander onderwijsaanbod krijgen. Wanneer blijkt dat een leerling onder presteert wordt een plan van aanpak opgesteld met als doel de motivatie te verhogen en de werkhouding te verbeteren. .
12
6. Schoolbeleid Onze school streeft ernaar rekening te houden met verschillen tussen leerlingen en wil het onderwijsaanbod daarop afstemmen. Leerlingen voor wie het gemiddelde leerstofaanbod te gemakkelijk is en die meer uitdaging nodig hebben willen we tijdig signaleren en diagnosticeren. Op grond van gestandaardiseerde formulieren en volgens de omschreven stappen kan worden besloten om een leerling te laten versnellen en/of uitdaging aan te bieden door middel van extra lesstof. Samengevat zijn dit onze belangrijkste beleidspunten: • We willen ons richten op begaafde en hoogbegaafde leerlingen, volgens vastgestelde criteria. • We streven naar vroege signalering en hanteren een aantal vaste informatiemomenten en -bronnen. • Door vroege signalering en begeleiding willen we onderpresteren voorkomen. • In veel gevallen is schooldiagnose voldoende om vast te stellen of een leerling binnen de doelgroep valt. • Vervroegde doorstroming gebeurt zo vroeg mogelijk in de schoolloopbaan. een besluit hiertoe wordt zeer goed afgewogen en gebeurt in overleg met alle betrokkenen. • Gemaakte keuzes worden vastgelegd in ons leerlingvolgsysteem ( ParnasSys) en zijn terug te zien in de groepsplannen. • Verdieping- en verbredingopdrachten en Spaans worden beoordeeld. Deze beoordelingen worden aan het rapport toegevoegd..
13
7.Schoolontwikkeling Augustus 2011 cbs ‘t Honk: Afspraken: 1) Aan het einde van elk schooljaar wordt het SIDI R protocol ( screeningslijst (hoog)begaafde leerlingen) door de groepsleerkracht ingevuld voor alle leerlingen. Bij leerlingen die uit dit protocol naar voren komen als (hoog)begaafd wordt ook naar de CITO scores gekeken. 2. Nieuwe leerlingen, die voor de plusgroep in aanmerking komen worden ingebracht in de leerlingbespreking tijdens het clusteroverleg of in voortgangsbespreking. 3. Na een besluit tot deelname aan de plusgroep worden betreffende ouders in kennis gesteld. 4. In de plusgroep krijgen de leerlingen één keer per week les van een leerkracht, dit wordt in de formatie opgenomen. 5. In ontwikkeling is de realisatie van een doorgaande lijn in de aangeboden extra leerstof/ verrijkingsstof.
14
8. Stappenplan bij vermoeden (hoog)begaafdheid Wanneer er vermoedens zijn van een ontwikkelingsvoorsprong of van (hoog)begaafdheid wordt aan de hand van het 10-stappenplan in kaart gebracht of de vermoedens juist zijn. Er wordt gestart met het signaleringstraject, gevolgd door het diagnostisch traject. 10-stappenplan bij vermoeden van (hoog)begaafdheid Start het signaleringstraject. Stap 1: Verzamel de beschikbare informatie: a) het door de ouders ingevulde vragenformulier bij intake (bijlage 1). b) CITO-gegevens: voor welke vakken heeft het kind A-scores behaald over langere periode? Stap 2: Vul de signaleringslijst “hoogbegaafdheid op school” in (bijlage 2). Stap 3: Bepaal aan de hand van de criteria in het HB-protocol (hoofdstuk 2.2.) en de verzamelde informatie of deze leerling tot de doelgroep behoort. Stap 4: Breng deze leerling in, in de eerstvolgende leerling- en voortgangsbespreking en licht de inbreng toe aan de hand van stap 1 t/m 3. Wordt het vermoeden van ontwikkelingsvoorsprong of (hoog)begaafdheid door de collega’s bevestigd of zijn er tegenstrijdige gegevens? Ga dan door met het vervolg van het signaleringstraject: Stap 5: Breng ouders op de hoogte van het vermoeden van een ontwikkelingsvoorsprong. Vraag hen de ‘signaleringslijst voor ouders bij vermoeden van een ontwikkelingsvoorsprong’ in te vullen (bijlage 3A: groep 1 en 2/ bijlage 3B: groep 3 t/m 8). Stap 6: Vul de digitale observatielijst van SIDI in. Met de IB-er wordt de SIDI-vragenlijst en de door de ouders ingevulde signaleringslijst besproken. Bevestigt de verzamelde informatie het vermoeden van een ontwikkelingsvoorsprong? Stap 7: De ouders worden uitgenodigd voor een gesprek. Bij dit gesprek zijn aanwezig: de IB-er en de groepsleerkracht. Voor het gesprek wordt gebruik gemaakt van het oudergespreksformulier (bijlage 5).
15
De ouders worden op de hoogte gesteld van het Protocol HB en de mogelijkheden die op dat moment binnen school worden geboden. Hen wordt toestemming gevraagd om het diagnostisch traject in te gaan. Stap 8: Start het diagnostisch traject. a) didactische gegevens aanvullen met resultaten uit methodegebonden toetsen. b) doortoetsen Om zicht te krijgen op het didactische niveau van de leerling, wordt tijdens de CITOafnames bij een A-score ook de volgende CITO-toets afgenomen. Bij het behalen van een A-score op de volgende toets is er een voorsprong van een half jaar en kan er worden gesproken van begaafdheid. Groep 1 en 2: Bij A-scores op de CITO-toetsen rekenen en/of taal voor kleuters wordt een volgende toets afgenomen. Deze toetsgegevens kunnen worden aangevuld met de toetsen van de herfstsignalering (auditieve synthese/ auditieve analyse/ letterkennis) en de CITOtoets technisch lezen. c) leerling-vragenlijst in laten vullen (bijlage 6). Deze vragenlijst is vooral geschikt voor leerlingen vanaf groep 5. Houd met jongere leerlingen een gesprekje. d) gegevens over de sociaal-emotionele ontwikkeling, leerlingvolgsysteem KIJK. e) signalen van onderpresteerders (bijlage 7). Vul de signaleringslijst onderpresteren in en breng met de ouders nog nadrukkelijker in kaart hoe de voorschoolse ontwikkeling is verlopen, of er een discrepantie is tussen het functioneren op school en thuis en of er begaafdheid voorkomt bij andere familieleden. Stap 9: Definitieve conclusie: • De leerling presteert op begaafd niveau en kan gebruik maken van één van de leerlijnen. • Er zijn te veel twijfels. De leerling blijft het reguliere leerstofaanbod in de klas volgen. • Bij bijkomende leerproblemen, bij vermoeden van onderpresteren, bij tegenstrijdige informatie en/of bij gedragsproblemen kan worden besloten tot extern onderzoek op kosten van de ouders. Stap 10: De conclusies worden besproken in de eerstvolgende leerling-bespreking, voortgangsbespreking of subteam vergadering en toegelicht aan de ouders en aan de leerling. Wanneer er sprake is van ontwikkelingsvoorsprong of (hoog)begaafdheid worden met de ouders ook afspraken gemaakt over het specifieke leerstofaanbod.
16
9. Literatuur Gerven, E. van (2009). Handboek hoogbegaafdheid. Assen: koninklijke Van Gorcum Gerven, E. van en S. Drent (2000). Een doorgaande lijn voor hoogbegaafde leerlingen. Een praktische gids voor de basisschool. Utrecht: Lemma. Gerven, E. van, Kuipers, J., Drent, S., Guyt, B., Bruin-de Boer, A. de (2004). Attent op talent. Assen: koninklijke Van Gorcum Lammers van Toorenburg, W. (2005). Hoogbegaafd, nou en?. Amsterdam: Samsara
17
Bijlagen bijlage 1: vragenlijst bij aanmelding/ ontwikkeling van het kind Globale indruk: (spontaan/ zelfverzekerd/ driftig/ teruggetrokken/ aandachtvragend/ verlegen/ overactief/ rustig) .. Bevalling:. Ontwikkeling van het kind: (taal/praten/motoriek/kruipen/ lopen).... ... .. Gezondheid:.. .. Medicijngebruik: .... Allergieën: .. . Dieet: ... Het kind is onder behandeling van een specialist:.. Onderzoek en begeleiding: Het kind heeft onderzoek/ begeleiding (gehad) van: 0 logopedist 0 Ithaka 0 RPCZ 0 fysiotherapeut 0 Emergis 0 anders, nl. .... Het kind heeft onderzoek ondergaan m.b.t. : 0 schoolrijpheid/weerbaarheid 0 taal / leesontwikkeling 0 rekenontwikkeling 0 algemene ontwikkeling 0 anders .... Spraak/taalontwikkeling: 0heeft interesse in letters en lezen: .... 0 spreekt duidelijk:. .. 0 in de familie komen spraak/taalproblemen en/of dyslexie voor:. ... Geheugen: (onthouden van namen, kleuren, versjes, enz.) . .. Denkontwikkeling/ betrokkenheid:
18
0 is nieuwsgierig en ondernemend:.. 0 kan omgaan met uitdagende taken: .... 0 stelt veel vragen: .. 0 bedenkt “creatieve” oplossingen: ... 0 kan intensief en geconcentreerd met iets bezig zijn:... . .. Sociaal-emotionele ontwikkeling: 0 aansluiting met leeftijdsgenoten .. Belangstelling van het kind: ... ... ...
19
Bijlage 2a: Signaleringslijst hoogbegaafdheid op school. Invullen J(ja) of N(nee) Groep 1 en 2 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17
Logische denken Gebruikt moeilijke woorden en zinnen Adequaat woordgebruik Letterkennis Kan al een eenvoudig boekje lezen Overziet hoeveelheden telt tot 10 Sterk geheugen Rijke fantasie Sterke concentratie Heeft zelfvertrouwen Heeft positief beeld eigen mogelijkheden Opgenomen in de groep Is empatisch Komt op voor zichzelf Is zelfstandig Is taakgericht Is een doorzetter
Groep 3 t/m 8 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17
Is snel van begrip Heeft grote of diepgaande interesse is in denken creatief en inventief Ongewoon grote woordenschat Hoog denk niveau Grote parate kennis is geestelijk vroegrijp Begrijpt de leerstof snel Uit zich goed Heeft zelfvertrouwen Heeft positief beeld eigen mogelijkheden opgenomen in de groep kan samenwerken komt op voor zichzelf is betrokken is een doorzetter is taakgericht
20
Bijlage 2b: Kenmerken van hoogbegaafdheid op school Groep 1 en 2 Een peuter / kleuter met een sterke ontwikkelingsvoorsprong is een leerling die kan opvallen door één of meer van de volgende kenmerken:
Een hoge score op kleutertoetsen / ontwikkeling van functies Een taalgebruik boven leeftijdsniveau Een sterk geheugen Een specifieke, gedurende lange tijd, interesse op een bepaald terrein Bedenkt creatieve oplossingen voor bepaalde problemen Leert zichzelf lezen/ rekenen en / of tellen Is nieuwsgierig , stelt vragen, is opmerkzaam, observeert Is betrokken, neemt initiatieven Is onderzoekend, experimenteert, bouwt, ontwerpt Heeft een rijke fantasie, groot voorstellingsvermogen Sterke concentratie Oorspronkelijke humor Onafhankelijkheid, kan alleen spelen en werken :Logische denken, ziet relaties,verbanden, grotere patronen Is gevoelig, empatisch, zorgzaam
Groep 3 t/m 8 Een (hoog) begaafde leerling is een leerling die kan opvallen door één of meer van de onderstaande kenmerken:
Een hoge score in leerlingvolgsysteem en op toetsen Een taalgebruik boven leeftijdsniveau Een sterk geheugen Goed gebruik kunnen maken van informatie Snel kunnen denken Snel problemen kunnen oplossen, hoofd- en bijzaken kunnen scheiden Een specifieke, gedurende lange tijd, interesse op een bepaald terrein Bedenk creatieve oplossingen voor bepaalde problemen Een vermoeden van onderpesten Opvallend gedrag
21
Bijlage 3a: Signaleringslijst voor ouders bij vermoeden van een ontwikkelingsvoorsprong groep 1 en 2 Taalvaardigheden • Een taalgebruik boven leeftijdsniveau • Houd van boeken, woordspelletjes en verhalen • Heeft ruime woordenschat • Heeft zichzelf leren lezen
Rekenvaardigheden/ ruimtelijk inzicht • Heeft zichzelf leren tellen • Heeft zichzelf leren rekenen • Wil weten hoe het werkt • Houdt van puzzels, lego, constructiemateriaal • Houd van rekenspelletjes, tel-spelletjes, aftelversjes
Overige intellectuele vaardigheden • Een sterk geheugen • Specifieke interesse op een bepaald terrein, gedurende lange tijd • Is nieuwsgierig, stelt vragen, is opmerkzaam, observeert • Logisch denken, ziet relaties, verbanden, grotere patronen • Bedenkt creatieve oplossingen voor bepaalde problemen • Is onderzoekend, experimenteert, bouwt, ontwerpt • Kan aandachtig luisteren • Heeft een rijke fantasie, groot voorstellingsvermogen • Houdt van memory en puzzels, waarbij je iets moet onthouden • Sterke concentratie • Oorspronkelijke humor Tekenvaardigheden/ spelvaardigheden • Tekent beter dan je volgens de leeftijd zal verwachten • Houdt van tekeningen, illustraties • Speelt op een creatieve wijze met speelgoed • Speelt graag met speelgoed • Heeft één favoriet speelgoed
Taakgerichte vaardigheden • werkt netjes en precies • werkt snel • is zelfstandig • onafhankelijk, kan alleen spelen en werken • verveelt zich bijna nooit
22
De onderstaande items duiden niet op een ontwikkelingsvoorsprong op cognitief terrein. Het komt voor dat kinderen met een grote voorsprong op cognitief en intellectueel terrein een zwakke ontwikkeling hebben op bijv. het motorische vlak. Onderstaande punten geven wel informatie over het ‘totale’ kind.
Motorische vaardigheden • Houdt van rennen, stoeien en sporten • Is handig met knutselen, plakken en knippen • Moet vaak ‘even iets vasthouden’
Sociaal-emotionele vaardigheden • Is betrokken, neemt initiatieven • Is gevoelig, empatisch, zorgzaam • Speelt veel met andere kinderen • Gaat leuk met andere kinderen om • Toont zelfvertrouwen • Uit zich goed (wat er in hem omgaat) • Is niet gauw van slag • Heeft leidersrol bij het spelen • Zoekt contact met oudere kinderen • Speelt graag alleen • Heeft realistisch beeld van eigen mogelijkheden
23
Bijlage 3 B: Signaleringslijst voor ouders bij vermoeden van een ontwikkelingsvoorsprong groep 3 t/m 8 Leeraspecten • Is snel van begrip • Heeft een grote (algemene) interesse • Heeft een adequaat woordgebruik • Heeft een ongewoon grote woordenschat • Heeft grote parate kennis • Is geestelijk vroegrijp • Heeft een scherp opmerkingsvermogen • Heeft hoog leertempo
•
Heeft een goed geheugen
Zelfbeeldaspecten • Uit zich goed • Heeft zelfvertrouwen • Heeft positief beeld van eigen mogelijkheden Omgangsaspecten • Is opgenomen in de groep • Heeft zelfvertrouwen • Heeft positief beeld van eigen mogelijkheden Werkhoudingsaspecten • Is betrokken • Is taakgericht • Is een doorzetter Plezier in school • Gaat met plezier naar school • Is thuis met moeilijker leerstof bezig • Heeft regelmatig hoofdpijn of buikpijn Vrijetijdsbesteding • Heeft meer dan twee buitenschoolse activiteiten • Kan zichzelf goed vermaken • Beleeft hobby’s positief • Televisiekijken: informatieve programma’s, quiz, andere spelletjes • Buiten spelen: kinderen zijn ouder of jonger • Leidinggevend of volgend in spel
24
Bijlage 4a Observatie groep 1-2 Deze lijst vult u in m.b.v het computerprogramma. In deze vragenlijst wordt uw oordeel gevraagd. Uit twee tegengestelde uitspraken kiest u die uitspraak die het meest van toepassing is. Wat u niet direct kunt invullen laat u open. Bij twijfel kiest u een 3.
Naam: Geboortedatum: School/instantie: Leerkracht:
Groep: Datum afname: Leeftijd : jaar, Nationaliteit/taal:
1. Vindt leren leuk 2. Kan goed met lego en ander constructie materiaal werken 3 . Heeft uitgesproken mening 4. Toont zelfvertrouwen 5. Heeft veel vriendjes 6. Toont doorzettingsvermogen 7. Zet zich in om het goed te doen 8. Heeft humor 9. Een specifieke interesse op een bepaald terrein 10. Heeft ruime woordenschat 11. Kan logische denken, ziet relaties, verbanden, grotere patronen 12. Werkt snel 13. Heeft een sterke concentratie 14. Heeft een rijke fantasie, groot voorstellingsvermogen 15. Moet vaak even iets vasthouden 16. Is bijna alle ontwikkelingsgebieden geïnteresseerd 17. Uit zich goed 18. Overziet hoeveelheden 19. Is nieuwsgierig, stelt vragen, is opmerkzaam, observeert 20. Kan zijn of haar gevoelens onder woorden brengen 21. Heeft een taalgebruik boven leeftijdsniveau 22. Bedenkt creatieve dingen voor bepaalde problemen 23. Werkt netjes en precies 24. Is handig met knutselen, knippen en plakken 25. Gaat graag naar school 26. Tekent beter dan je op grond van leeftijd zou verwachten 27. Kan eenvoudige rekensommen oplossen 28. Is zelfstandig 29. Is onderzoekend, experimenterend
maand
5 4 3 2 1 Vindt leren niet leuk Kan niet goed met constructiemateriaal 5 4 3 2 1 werken 5 4 3 2 1 Heeft geen uitgesproken mening 5 4 3 2 1 Is onzeker 5 4 3 2 1 Heeft weinig vriendjes 5 4 3 2 1 Geeft snel op 5 4 3 2 1 Zet zich weinig in om het goed te doen 5 4 3 2 1 Heeft weinig humor 5 4 3 2 1 Toont weinig interesse 5 4 3 2 1 Heeft beperkte woordenschat 5 4 3 2 1 Heeft veel tijd nodig om iets te begrijpen 5 4 3 2 1 Werkt langzaam 5 4 3 2 1 Heeft een zwakke concentratie 5 4 3 2 1 Heeft weinig fantasie 5 4 3 2 1 Raakt nauwelijks voorwerpen aan 5 4 3 2 1 Heeft beperkte interesse in de ontwikkelingsgebieden 5 4 3 2 1 Uit zich niet over wat er in hem omgaat 5 4 3 2 1 Heeft weinig besef van hoeveelheden 5 4 3 2 1 Is niet nieuwsgierig en stelt weinig vragen. 5 4 3 2 1 Kan gevoelens niet onder woorden brengen 5 4 3 2 1 Heeft beperkt taalgebruik. 5 4 3 2 1 Is niet creatief in het oplossen van problemen 5 4 3 2 1 Werkt slordig en onnauwkeurig 5 4 3 2 1 Is onhandig met knutselen 5 4 3 2 1 Gaat niet graag naar school 5 4 3 2 1 Tekent onder leeftijdsniveau 5 4 3 2 1 Kan nog niet rekenen 5 4 3 2 1 Vraagt veel hulp 5 4 3 2 1 Is passief
25
bouwt, ontwerpt 30. Heeft een goede luisterhouding 31. Verveelt zich bijna nooit 32. Kent reeds enige letters 33. Heeft een sterk geheugen 34. Beweegt veel 35. Kan zich in anderen verplaatsen 36. Heeft een realistisch beeld van eigen mogelijkheden 37. Kan zich goed concentreren op een opdracht 38. Is trots op prestaties 39. Zoekt contact met leeftijdgenoten 40. Kan eenvoudige woorden lezen 41. Is gevoelig, zorgzaam 42. Speelt veel met anderen 43. Kan aandachtig luisteren 44. Kan hoeveelheden overzien 45. Maakt voor zijn leeftijd moeilijke puzzels 46. Houdt van memory en puzzels 47. Onafhankelijk, kan alleen spelen en werken 48. Kiest gevarieerde werkjes 49. Toont brede interesse 50. Houdt van rennen, stoeien en sporten 51. Neemt initiatieven 52. Gaat leuk met kinderen om 53. Kan goed tellen 54. Speelt graag alleen 55. Is niet gauw van slag 56. Toont initiatieven 57. Voelt zich betrokken bij wat er in de groep gebeurt 58. Heeft interesse in de uitleg 59. Heeft een leidersrol in de groep 60. Begrijpt veel dingen snel
Heeft een slechte luisterhouding Verveelt zich regelmatig Kent nog geen letters Heeft moeite met onthouden Is een stilzitter Kan zich moeilijk in anderen verplaatsen 5 4 3 2 1 Heeft geen reële verwachtingen van eigen kunnen 5 4 3 2 1 Is gauw afgeleid bij een opdracht 54321 54321 54321 54321 54321 54321
5 4 3 2 1 Staat onverschillig ten opzichte van geleverde prestaties 5 4 3 2 1 Zoekt contact met jongere kinderen 5 4 3 2 1 Kan nog niet lezen 5 4 3 2 1 Staat onverschillig tegenover anderen 5 4 3 2 1 Speelt veel alleen 5 4 3 2 1 Wendt zich snel tot iets anders 5 4 3 2 1 Kan nog geen hoeveelheden overzien 5 4 3 2 1 Maakt voor zijn leeftijd simpele puzzels 5 4 3 2 1 Is niet geïnteresseerd in geheugenspelletjes heeft veel ondersteuning nodig 5 4 3 2 1 Kiest eenzijdige werkjes 5 4 3 2 1 Heeft beperkte belangstelling 5 4 3 2 1 Houdt niet van rennen, stoeien en sporten 5 4 3 2 1 Is afwachtend 5 4 3 2 1 Gaat niet leuk met kinderen om 5 4 3 2 1 Kan nog niet tellen 5 4 3 2 1 Speelt niet graag alleen 5 4 3 2 1 Is gauw van slag 5 4 3 2 1 Toont weinig initiatief 5 4 3 2 1 Voelt zich niet betrokken bij de groep 5 4 3 2 1 Heeft geen interesse in de uitleg 5 4 3 2 1 Heeft geen leidersrol in de groep 5 4 3 2 1 Heeft veel uitleg nodig
26
Bijlage 4B: Observatie groep 3 t/m 8 Deze lijst vult u in m.b.v het computerprogramma. In deze vragenlijst wordt uw oordeel gevraagd. Uit twee tegengestelde uitspraken kiest u die uitspraak die het meest van toepassing is. Wat u niet direct kunt invullen laat u open. Bij twijfel kiest u een 3. 1. Toont interesse voor de behandelde onderwerpen in de klas 2. Kan lang en geconcentreerd aan een taak blijven werken 3. Pakt in zijn/haar eentje moeilijke problemen aan 4. Zet zich in om schoolwerk goed te doen 5. Is leergierig: diepgaande e/o brede interesses; is geboeid door moeilijke e/o ongewone onderwerpen; stelt vragen die dieper of verder gaan dan de gewone lesstof, zoekt zelf informatie op 6. Kan goed zelfstandig werken aan een opdracht 7. Is opgenomen in de groep 8. Luistert aandachtig als de leerkracht iets uitlegt of voordoet 9. Werkt snel 10.Begrijpt veel dingen snel (met weinig uitleg) en goed; ziet bv. goed ongewone en oorzaak-gevolg verbanden; heeft snel regels en principes, overeenkomsten en verschillen door, heeft scherpzinnig oordeelsvermogen en weet veel uit boeken en films te halen 11.Vraagt niet onnodig aandacht tijdens het werken 12.Maakt eerst een afgesproken taak af en begint daarna aan een zelfgekozen taak 13.Leert gemakkelijk, kan soms leerstappen overslaan, heeft weinig herhaling nodig en leert van eigen fouten 14.Werkt geconcentreerd aan een opdracht 15.Besteedt veel aandacht aan werk dat mee naar huis gaat
5 4 3 2 1 Toont geen interesse voor de behandelde onderwerpen in de klas 5 4 3 2 1 Kan niet lang de aandacht bij een taak houden en is snel afgeleid. 5 4 3 2 1 Doet bij een kleine moeilijkheid al een beroep op anderen 5 4 3 2 1 Zet zich niet in om het schoolwerk goed te doen. 5 4 3 2 1 Toont geen interesse buiten de gewone lesstof om.
16.Past kennis in nieuwe situaties toe
5 4 3 2 1 Kennis blijft beperkt tot reproduceren
17.Komt met initiatieven 18.Gaat goed/ leuk met andere kinderen om
5 4 3 2 1 Is teruggetrokken
5 4 3 2 1 Heeft veel begeleiding nodig 5 4 3 2 1 Staat buiten de groep 5 4 3 2 1 Wendt zich snel tot iets anders 5 4 3 2 1 Werkt langzaam 5 4 3 2 1 Heeft veel tijd en uitleg nodig om iets te begrijpen of ergens uit te halen.
5 4 3 2 1 Vraagt onnodig aandacht tijdens het werken. 5 4 3 2 1 Begint met een zelfgekozen taak en stelt wat gedaan moet worden zo lang mogelijk uit. 5 4 3 2 1 Leert, moeilijk kan geen leerstappen overslaan, heeft veel herhaling nodig
5 4 3 2 1 Houdt de aandacht onvoldoende bij het werk. 5 4 3 2 1 Doet weinig aan werk dat mee naar huis gaat.
5 4 3 2 1 Gaat niet goed/leuk met kinderen om
27
19.Is een doorzetter
5 4 3 2 1 Geeft snel op
20.Staat kritisch ten opzichte van het geleverde werk
5 4 3 2 1 Is gauw tevreden met het geleverde werk.
21.Zet zich in om een bepaald ideaal na te streven 22.Heeft een hekel aan routinematig werk en herhalingsopdrachten 23.Leert gemakkelijk 24.Toont zelfvertrouwen 25.Uit zich over wat in hem/haar omgaat 26.Levert verzorgd werk af 27.Heeft interesse voor de uitleg en de oplossingswijze van een probleem 28.Neemt op een scherpzinnige manier waar 29.Heeft een leidersrol in de groep 30.Gaat graag naar school 31.Stelt reële eisen aan zichzelf 32.Trekt zich minder goede resultaten aan 33.Heeft het gestelde werk royaal binnen de tijd klaar 34.Is bij de les betrokken 35.Is uit zichzelf door het werk op school geboeid 36.Beschikt een brede belangstelling, kan over veel dingen meepraten 37.Zoekt contact met oudere kinderen 38.Zoekt naar informatie in de bibliotheek/ documentatiecentrum om meer te weten te komen over een bepaald onderwerp 39.Staat kritisch tegenover beweringen 40.Neemt met plezier werk mee naar huis 41.Heeft een positief beeld van de eigen mogelijkheden 42.Heeft een uitgesproken mening 43.Gaat graag naar school, vindt het daar leuk en voelt zich thuis
5 4 3 2 1 Heeft geen ambities
44.Is blij met goede resultaten
5 4 3 2 1 Staat onverschillig tegenover goede resultaten. 5 4 3 2 1 Is snel jaloers op andere kinderen
45.Is niet afgunstig op andere kinderen. 46.Heeft goed geheugen 47.Werkt in regelmatig tempo 48.Wil alles weten en is volhardend in het doorvragen, stelt ‘waarom’ vragen 49.Kan goed met de leerkracht
5 4 3 2 1 Heeft geen hekel aan deze opdrachten 5 4 3 2 1 Heeft moeite met leren 5 4 3 2 1 Is onzeker 5 4 3 2 1 Uit zich niet over wat er in hem/haar omgaat 5 4 3 2 1 Levert vaak slordig werk af 5 4 3 2 1 Is alleen in de uitkomst geïnteresseerd 5 4 3 2 1 Neemt op een ‘normale’ manier waar 5 4 3 2 1 Heeft geen leidersrol in de groep 5 4 3 2 1 Gaat niet graag naar school 5 4 3 2 1 Stelt geen/nauwelijks eisen aan zichzelf 5 4 3 2 1 Krijgt het werk met moeite of niet binnen de gestelde tijd af 5 4 3 2 1 Is met andere dingen bezig 5 4 3 2 1 Doet het werk omdat het moet of om beloond te worden. 5 4 3 2 1 Toont een beperkte belangstelling en is niet breed geïnteresseerd 5 4 3 2 1 Zoekt contact met jonge kinderen 5 4 3 2 1 Is niet vanuit zichzelf geïnteresseerd in een bepaald onderwerp om naar de bibliotheek te gaan of in een documentatiecentrum te zoeken. 5 4 3 2 1 Neemt beweringen van anderen gemakkelijk aan. 5 4 3 2 1 Vindt het vervelend om werk mee naar huis te nemen . 5 4 3 2 1 Heeft een negatieve dunk van de eigen mogelijkheden 5 4 3 2 1 Heeft geen eigen mening 5 4 3 2 1 Gaat liever niet naar school, heeft er een hekel aan, voelt zich er niet thuis.
5 4 3 2 1 Heeft moeite met onthouden 5 4 3 2 1 Werkt in wisselend tempo 5 4 3 2 1 Is geen doorvrager 54321 Kan niet zo goed met de leerkracht
28
opschieten 50.Voelt zich betrokken bij wat op school speelt. 51.Begint regelmatig uit eigen interesse aan een taak en werkt dan intensief en met een goed resultaat. 52.Kan zelfstandig doorwerken aan een opdracht. 53.Let op als de leerkracht iets uitlegt of voordoet. 54.Doet wat een leerkracht vraagt 55.Begint uit zichzelf aan een taak 56.Past zich soepel aan in nieuwe situaties. 57.Zet zich in om een goed resultaat te behalen. 58.Heeft geen gedragsproblemen in de groep. 59.Spreekt in goed opgebouwde zinnen toont daarbij een ruime woordenschat . 60.Ziet verbanden die de meeste kinderen niet zien 61.Wordt geboeid door complexe opgaven 62.Heeft realistische beeld van eigen mogelijkheden ( weet wat het aankan) 63.Vindt leren leuk 64.Staat open voor ideeën van anderen 65.Geeft opbouwende kritiek 66.Heeft zelfvertrouwen en is niet vaak bang om het schoolwerk niet goed te doen. 67.Presteert op maximaal niveau
5 4 3 2 1 opschieten. Voelt zich niet betrokken bij wat in de 5 4 3 2 1 klas op school speelt. Begint niet gauw uit eigen interesse aan een taak of probleem en werkt niet 5 4 3 2 1 intensief voor een goed resultaat Heeft begeleiding nodig om aan een 5 4 3 2 1 opdracht te blijven werken. Let niet op of is afgeleid als er opgelet 5 4 3 2 1 moet worden. Doet niet of onder protest wat de 5 4 3 2 1 leerkracht vraagt. 54321 Heeft aansporing nodig 5 4 3 2 1 Past zich in nieuwe situaties moeilijk aan. 5 4 3 2 1 Toont weinig inzet om een goed resultaat te behalen 5 4 3 2 1 Heeft voortdurend gedragsproblemen in de groep 5 4 3 2 1 Heeft een beperkte woordenschat 5 4 3 2 1 Ziet geen verbanden 5 4 3 2 1 Heeft een hekel aan complexe opgaven 5 4 3 2 1 Heeft een te negatief of te positief 5 4 3 2 1 beeld van eigen mogelijkheden 5 4 3 2 1 Vindt leren niet leuk 5 4 3 2 1 Toont geen belangstelling voor ideeën van anderen Geeft afbrekende kritiek naar anderen 5 4 3 2 1 Heeft weinig zelfvertrouwen en is vaak bang/onzeker om het schoolwerk goed 5 4 3 2 1 te doen. Rnds of at Presteer onder maximaal niveau ( er zit 5 4 3 2 1 meer in) T Verveelt zich regelmatig op school
68.Is altijd bezig en verveelt zich niet 69.Is gelijkmatig geïnteresseerd in (bijna) alle schoolwerk 70.Voelt zich gemakkelijk en prettig in de omgang met klasgenoten 71.Staat positief tegenover het schoolklimaat.
5 4 3 2 1 Heeft eenzijdige belangstelling voor een onderwerp (wisselend) of heeft 5 4 3 2 1 andere interesses buiten school. Voelt zich ongemakkelijk en onprettig in de omgang met klasgenoten. Staat overwegend negatief of wisselend tegenover het schoolklimaat
29
Bijlage 5
Samenvatting van het gesprek met ouders Naam leerling: Geboortedatum: Invuldatum: Naam leerkracht:
Hieronder kunt u in uw eigen woorden de gegevens van de ouders noteren. Het gaat om een indicatie van een ontwikkelingsvoorsprong, niet om de vaststelling ervan.
Taalvaardigheid: MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM.. MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM.. MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM.. Rekenvaardigheid: MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM.. MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM. MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM.. Overige intellectuele vaardigheden: MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM.. MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM.. MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM.. Tekenvaardigheden: MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM.. MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM.. MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM.. Taakgerichte vaardigheden: MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM.. MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM.. MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM.. Motorische vaardigheden: MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM.. MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM.. MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM.. Sociaal emotioneel vaardigheden: MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM.. MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM.. MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM..
30
Bijlage 6: Het SiDi R protocol is een excel bestand en is te vinden in de digitale versie van ons hoogbegaafdheidsprotocol.
31
Bijlage 7
Signaleringslijst onderpresteren Invullen bij vermoeden van onderpresteren Naam leerling: Geboortedatum: invuldatum: * * * * *
* *
1. 2. 3. 4.
Lage test-/toetsresultaten. Presteert op of onder niveau in lezen, taal of rekenen. Dagelijks schoolwerk niet of slecht af. Inclusief huiswerk. Superieur in begrijpen en onthouden (eventueel selectief) van begrippen. 5. Grote kloof in kwaliteit tussen schriftelijk en verbaal werk. 6. Grote feitelijke kennis. 7. Grote fantasie, creativiteit verbeelding, is inventief. 8. Voortdurend ontevreden met geleverd werk, ook in expressievakken. 9. Probeert nieuwe activiteiten te vermijden, is perfectionistisch, wil mislukkingen voorkomen. 10. Toont initiatief in het voortzetten van eigen keuze projecten. 11. Heeft breed interessegebied en mogelijke speciale deskundigheid op een bepaald gebied. 12. Toont negatieve zelfwaardering door terugtrekken of agressief gedrag, negatieve zelfproject op anderen. 13. Functioneert niet gemakkelijk en/of constructief in een groep, doet niet graag mee aan groepsactiviteiten. 14. Geeft blijk van scherpzinnige, sensitieve gevoeligheid en waarneming van problemen ten opzichte van zichzelf, anderen, levensvraagstukken, waaruit blijkt dat hij/zij vooruit is. 15. Heeft onrealistische zelfverwachting, te hoog of te laag. 16. Geen voldoening over leerstofaanbod, houdt niet van instampen, geheugenwerk. 17. Is gemakkelijk afleidbaar, kan zich moeilijk concentreren op een taak. 18. Onverschillige of negatieve houding tegenover school. 19. Biedt weerstand tegen pogingen van de leerkracht om hem/haar te motiveren. 20. Heeft moeilijkheden in vriendschaprelaties, in het sluiten van vriendschappen. 21. Lijkt lui, zich te vervelen, is met andere dingen bezig, maar weet bij navraag toch waar de les over gaat.
SCORE (bij 10 aangekruiste vakjes, inclusief de * vakjes is er zeer waarschijnlijk sprake van onderpresteren) Aantal aangekruiste items: ______ Aantal aangekruiste items met een *: ______
32
Sprake van onderpresteren: *)Invullen wat van toepassing is
ja/nee*
33
Bijlage 8 Versnellingswenselijkheidslijst 1. Algemene informatie
1A. Leerlinginformatie Naam: MMMMMMMMMM/ Geboortedatum: MMMMM...
1B. Schoolinformatie Betrokkenen bij de beslissing om eventueel te versnellen (namen invullen) 0 directeur MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM. 0 ouder/verzorger MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM. 0 huidige leerkracht MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM.. 0 ontvangende leerkracht MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM 0 andere betrokkenen MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM
1pt 1pt 1pt 1pt 1pt
Score item 1A: ( 0-5) 2. Capaciteiten en Vaardigheden
2A. Schoolprestaties en vaardigheden boven gemiddeld Lezen 2 Taal 2 Rekenen 2 Wereldoriëntatie 2 Creatieve vakken 2 Sport 2 Leiderschap 2
gemiddeld 1 1 1 1 1 1 1
onder gemiddeld 0 0 0 0 0 0 0 Score item 2A: ( 0-14)
2B. Schoolevaluaties Vragenlijsten Geef hieronder aan welke vragenlijst(en) en/of toets(en) bij de leerling zijn afgenomen tot nu toe, en in welke groep dat is gebeurd O SchoolVragenLijst, in groep_____ O Andere vragenlijst of toets, nl______________________in groep______ Cito-toetsen² toets Ordenen
score
toets Leesttechniek & tempo
score
toets SVS Werkwoorden
Ruimte en Tijd
Lezen met Begrip -SBR
Taalschaal
Taal voor Kleuters
Lezen met Begrip -SVR
Woordenschattoets
score
34
toets Tweetaligheid
Toetsen Begrijpend Lezen
Leeswoordenschat
Begrippentoets
Luisteren
Rekenen - Wiskunde
DMT
SVS – Niet - Werkwoorden
Wereldoriëntatie
Entreetoets
Score: aantal A’s x 12 / aantal afgenomen toetsen =_______________ (bijvoorbeeld: 4 keer een A en 2 keer een B: 4 x 12 = 48 / 6(aantal toetsen) = 8) Score item 2B: (0-12) ²Sommige toetsen worden op meerdere momenten afgenomen. De bedoeling is de score van de laatst afgenomen cito – toets te vermelden, mits deze op het geïndiceerde moment is afgenomen. Als er is doorgetoetst (bijvoorbeeld een toets van midden groep 3 is afgenomen in groep 2) dan wordt deze score niet meegenomen in de berekening (een eventuele B – score zou dan namelijk geen goede indicatie zijn voor de vaardigheden van deze leerling).
2C. Professionele evaluaties Is de leerling onderzocht door een psycholoog / pedagoog?
NeeMMM6pt Ja
Wanneer vond het onderzoek plaats?____________________ Wat was de reden van onderzoek?_______________________ Een groep overslaan werd
AangeradenMMMMMMMMM...M. 12pt AfgeradenMMMMMMMMMMMM..0pt Geen uitspraak over gedaan MMMM6pt
Score item 2C: (0-12) 2D. Intelligentie Op een individuele intelligentie test, afgenomen in de afgelopen drie jaar, behaalde de leerling de volgende (totaal) IQ scores (a.u.b. omcirkelen): Naam van de test: MMMMMMM. Er is geen IQ test afgenomenMM..MMMMMMMMMMMMMMM. 8pt Gemiddeld (85-114)MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM 0pt Boven gemiddeld (115-129MMMMMMMMMMMMMMMMMMM 4pt Hoog (130-144)MMMMM..MMMMMMMMMMMMMMMMMM. 8pt Zeer hoog (145+)MMMMMM.MMMMMMMMMMMMMMMM. 12pt Was er een significant verschil tussen het verbale en performale IQ? O Nee O Ja: VIQ=________ is hoger dan PIQ=___________ O Ja: PIQ=________ is hoger dan VIQ=___________
35
Score item 2D: (0-12)
Capaciteiten en Vaardigheden Tel de itemscores 2A t/m 2D bij elkaar op, om te komen tot de capaciteiten en vaardigheidsscore.
Score deel 2 (2A t/m 2D) :
Een subtotaal lager dan 27 (max.= 50) indiceert te weinig capaciteiten en/of vaardigheden om een versnelling te doen slagen. Er kan echter sprake zijn van onderpresteren. Om daar meer duidelijkheid over te kringen is verder (psychologisch) onderzoek gewenst. Als dat al heeft plaatsgevonden en er geen versnelling is aangeraden, dan wordt geadviseerd niet te versnellen. Bij een score van 27 of hoger, kan overgegaan worden tot het invullen van de rest van het formulier.
36
3. Specifieke factoren De leerling heeft een broer en/of zus, en komt na een eventuele versnelling in dezelfde groep als broer en/of zusMMMMMMMMM.. De leerling heeft broer(s) en/of zus(sen), maar komt na een eventuele versnelling niet in dezelfde groepMMMMMMMMMMMMMMMM. De leerling is enig kindMMMMMMMMMMM..MMMMMMMMM.
0pt 1pt 1pt
De groep waarmee eventueel versneld wordt is een gecombineerde groepMMMMMMMMMMMMMMMMMM. Is geen gecombineerde groepMMMM. MMMMMMMMMMMMM
1pt 0pt
Na de eventuele versnelling gaat de leerlingen naar groep 2 of 3MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM..M. M. groep 4,5 of 6MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM groep 7 of 8MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM..
2pt 1pt 0pt
Leerling past het best in het volgende profiel: O succesvolle leerling O uitdagende leerling O onderduikende leerling O drop-out O leerling met leer - en/of gedragsproblemen O zelfstandige leerling Heeft de leerling een gediagnosticeerd leerprobleem (bijv. dyslexie, dyscalculie)? O NeeMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM. O Ja, namelijkMMM..MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM
2pt 0pt
De leerlingMM O gebruikt medicatie, die gericht is op het verbeteren van gedrag of sociaal-emotioneel functioneren, nl MMMMMMMMMMMMMMM.. O gebruikt medicatie, die als bijwerking van invloed kan zijn op het functioneren, nlMMM MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM O heeft een gediagnosticeerd lichamelijk probleem dat zijn of haar functioneren op school kan beïnvloeden, nlMMMMMMMMMMMM O heeft speciale onderwijskundige begeleiding (gehad), nlMMMMM. MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM
37
O neemt deel aan aangepast programma voor (hoog)begaafde leerlingen. O is reeds versneld in een of meerdere vakken, nlMMMMMMMMM O is vervroegd naar groep 3 gegaan O heeft reeds een groep overgeslagen, nl. groep MMM..
O is nooit versneld/gedoubleerd en is jarig tussen 1 okt. en 1 janM..M. O is nooit versneld/gedoubleerd en is jarig tussen 1 jan. en 1 juliM..M.. O is nooit versneld/gedoubleerd en is jarig tussen 1`juli en 1 oktMMM
2pt 1pt 0pt
O heeft een jaar extra gekleuterdMMMMMMMMMMMMMMMM. O is een keer blijven zitten, nl. in groepMMMMMMMMMMMMM.. . O is groot voor zijn/haar leeftijdMMMMMMMMMMMMMMMMM..
0pt 0pt 1pt
Alternatieven voor versnelling die op school mogelijk zijn: O versnelling binnen één of enkele vakkenMMMMMMMMMMMM.. O compacting en verrijking, nlMMMMMMMMMMMMMMMMMM.
0pt 0pt
O verrijking (extra stof zonder compacting van de reguliere stof), nlMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM..MMMMM..
1 pt
O anders, nlMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM.MMMM. O geen van bovenstaande alternatieven zijn mogelijkMMMMMMM..
2pt
Score deel 3: (0-11) 4. Attitude en ondersteuning Hoe staan de onderstaande personen tegenover een eventuele versnelling? (omcirkel het getal dat van toepassing is). Als de houding onbekend is, wordt “1” (neutraal) gescoord.
Leerling zelf Ouder(s) School algemeen Leerkracht huidige groep Ontvangende leerkracht Ander(en), namelijk*:
positief 2 2 2 2 2 2
neutraal 1 1 1 1 1 1
negatief 0 0 0 0 0 0
38
Score deel 4: (0-12) ____________________
•
Indien geen anderen bij het proces zijn betrokken, scoor 1
5. Samenvatting en Planning
Leerling informatie Naam leerling: MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM.. School: MMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMMM.. Huidige Groep: MM.. Voorgestelde groep: MMM..
Datum van invullen Geboortedatum leerling Leeftijd leerling
Jaar ____ ____ ____
Maand _______ _______ _______
Dag _______ _______ _______
Scores versnellingswenselijkheid 1. Algemene informatie:
_____ (2-7)
2A.Prestaties en Vaardigheden op school
_____ (0-14)
2B.Testresultaten
_____ (0-12)
2C.Professionele evaluaties
_____ (0-12)
2D.Intelligentie
_____ (0-12)
3. Specifieke factoren:
_____ (0-11)
4. Attitude en Ondersteuning
_____ (0-12)
Totaalscores:
_____ (29-80)
Interpretatie van de totaalscore: > 67 versnelling in de vorm van het overslaan van een groep wordt sterk
39
aangeraden 54-67 het overslaan van een groep wordt aangeraden 41-54 het overslaan van een groep kan worden overwogen, maar er wordt aangeraden eventuele alternatieven goed te bestuderen < 41 het overslaan van een groep wordt afgeraden
40
Bijlage 9 Schema vervroegde doorstroming Primaire criteria I: • is de leerling hoogbegaafd? • Is er sprake van een brede didactische voorsprong? • Hebben er al eerder aanpassingen in de leerstof plaatsgevonden? NEE: vervroegde doorstroming is geen verstandig besluit JA: Primaire criteria II: • Zijn er risicofactoren die een mogelijke belemmering kunnen vormen? • Is er sprake van een gediagnosticeerde leer- en/of gedragsstoornis JA: vervroegde doorstroming alléén bij voldoende begeleidingsmogelijkheden NEE: Secundaire criteria I: • Gaat het om een ‘vroege’ leerling? • Is de leerling al eerder vervroegd doorgestroomd? JA: U gaat alleen verder als er geen andere opties zijn. NEE: Secundaire criteria II: • Hoe staan de ouders t.o.v. vervroegde doorstroming? • Wat is de mening van de leerling? NEGATIEF: U houdt rekening met strategische aandachtspunten bij de realisatie van uw plannen.
POSITIEF: Schoolgebonden criteria: • Kunt u voldoende begeleiding verzorgen? • Is het pedagogisch klimaat van de ontvangende groep goed? NEE: Besluit: Tot op dit punt is aan alle criteria voldaan. De situatie van de school mag geen belemmering vormen. U optimaliseert de situatie en overweegt uw besluit opnieuw. In het minst gunstige geval moet u eerlijk zeggen dat u de leerling niet kunt bieden wat hij nodig heeft. JA: Besluit: vervroegde doorstroming lijkt een goede optie. U begint met de voorbereidingen.
41
42
Bijlage 10: MI Roos
43